Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

103

Transcript of Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Page 1: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 2: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Inhoudsopgave

Rood…………………………………………………………………………….Interpersoonlijk competent

Oranje…………………………………………………………………………Pedagogisch competent

Geel…………………………………………………………………………….Vakinhoudelijk Didactisch competent

Groen…………………………………………………………………………Organisatorisch competent

Blauw…………………………………………………………………………Competent in samenwerken met collega’s

Rood……………………………………………………………………………Competent in samenwerken met de omgeving

Oranje………………………………………………………………………….Competent in reflectie en ontwikkeling

Stage 2: Groep 1/2, De Regenboog Stage 1: Groep 5, Roomburg

Stage 3: Groep 8, De Dukdalf 1 Stage 4: Groep 3, De Triangel

Page 3: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

InleidingVoor u ligt mijn bekwaamheidsdossier dat ik in mijn eindstage heb opgebouwd. Ik zal me hieronder even kort voorstellen.

Mijn naam is Eline van Rens en ik ben 24 jaar. Ik ben geboren en getogen in Haastrecht. Na het volgen van een zesjarige VWO-opleiding aan het Coornhert Gymnasium te Gouda ben ik naar Leiden verhuisd om psychologie te studeren aan de Universiteit Leiden. In februari 2009 heb ik mijn Bachelor of Science titel behaald. Ik was erg geïnteresseerd in de ontwikkeling van het kind, daarom heb ik destijds de keuze gemaakt om een Master ‘Child and Adolecent psychology’ (ook wel onderwijs- en ontwikkelingspsychologie) te volgen. Na twee maanden studie begon er iets aan mij te knagen. De studie was erg breed en ik wist niet wat ik er precies mee zou willen. Voor mijn studie kwam ik vaak op basisscholen om onderzoek te doen. Door de bezoekjes kwam ik op het idee om aan de PABO te beginnen. Eerst wilde ik toch nog mijn Masteropleiding afmaken, maar toen mij ter ore kwam dat ik met mijn BSc-diploma ook een tweejarige deeltijdopleiding PABO kon volgen, heb ik de knoop doorgehakt.

Ik was erg blij met mijn keuze. Ik heb ontzettend veel geleerd op de PABO. Vooral het praktische gedeelte sprak mij erg aan, dat was wat ik miste op de universiteit. Ik heb zoveel dingen in de praktijk gezien waarvan ik slechts eens iets gehoord had tijdens mijn studie. Sova-trianingen die echt helpen, hoe remedial teachers te werk gaan, hoe de zorg binnen de school geregeld is, hoe handelingsplannen worden opgesteld, welke diagnoses er gesteld worden bij kinderen in de klas, etc. Ik werd continu gewezen op de theorie die ik bij psychologie geleerd heb.

Deze praktijkervaring heeft mij doen inzien dat ik toch nog erg graag mijn Master psychologie wil afmaken. Ik ben erg jong gaan studeren en ik ben in een te snelle vaart doorgegaan. In die tijd had ik geen idee wat ik wilde, ik wist alleen dat ik het interessant vond. Het idee dat ik niet wist wat ik met de studie kon benauwde me. De stap naar de PABO is een hele goede geweest. Ik heb erg veel geleerd over hoe het vak ‘kinderpsychologe’ in de praktijk wordt gebracht. Ik ben er hierdoor achtergekomen wat ik echt wil. Ik zou dolgraag bij een onderwijsadviesbureau willen werken later. Ik zou daarnaast misschien één dag in de week voor de klas willen staan, want dit vind ik wel echt heel leuk. Toch wil ik erg graag nog wat verdieping en daarom heb ik me ingeschreven om in september aan mijn Master Child and Adolecent psychology te beginnen. Ik denk dat deze twee studies een mooie combinatie zullen zijn met elkaar. Ik ben benieuwd wat de toekomst mij gaat brengen!

Page 4: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 5: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Versterken van het competentiegevoel van R.R. zit in de klas, maar kan maar moeilijk meekomen met de andere kinderen. Hij loopt achter op het gebied van lezen, rekenen en schrijven, maar ook op gebieden als tekenen en knutselen. Gymmen kan hij wel goed, hij is ook een goede voetballer. R. is een Marokkaans jongetje, hij heeft veel eergevoel. Wanneer hij naar zijn idee ergens in faalt, geeft hij het liever op. Hij stopt dus vaak voortijdig met taken, zodat hij niet het idee heeft dat hij faalt.Het concentratievermogen van R. is vrij klein. Hij is snel afgeleid en heeft erg veel energie. Hij loopt vaak doelloos door de klas en houdt zich daarbij niet aan afspraken. Hij luistert slecht, pas na een aantal keer waarschuwen komt hij terug. Toch ben ik nooit bang dat hij niet uiteindelijk doet wat ik wil, want als ik hem waarschuw, doet hij uiteindelijk wel altijd wat ik zeg. Het duurt dan wel even, maar hij geeft wel toe. Het kost veel energie om R. aan het werk te houden. Hij stoort de andere kinderen in de groep ook behoorlijk. Ik ben daarom op zoek gegaan naar manieren waarop ik R. wat meer vertrouwen in zichzelf kan geven en hem wat rustiger te laten worden.

TipsIk ben eerst te rade gegaan bij een collega, de juf van groep 3b. Zij zit al erg lang in het vak, dus zij zou vast wel een dergelijke situatie in de klas hebben meegemaakt. Dit bleek inderdaad het geval. Zij vertelde me dat zij ook een leerling heeft gehad met een zelfde soort probleem. Ze heeft voor mij wat informatie opgezocht waar zij toen iets aan heeft gehad. Deze tips had zij gekregen van de fysiotherapeut, die had onderzocht waarom dit kind zo druk was. Ik zal hier een beschrijving geven van de tips die ik van haar heb meegekregen:

Geef hem kleine taakjes om te doen, zodat hij even tussendoor zijn benen kan strekken. Bijvoorbeeld iets voor de juf achterin de klas leggen, of even iets naar een andere klas brengen.

Laat hem recht op zijn stoel zitten met zijn rug tegen de leuning en zijn voeten naast elkaar op de grond.

Oefen met je hand wat druk uit op zijn schouders wanneer hij op zijn stoel zit. Hier wordt een kind rustiger van.

Laat hem kleine overzichtelijke hoeveelheden werk doen, onderbroken door een klein ander taakje of een rustmoment.

Mijn ervaringen met de tipsHet eerste punt vond ik interessant om te horen. Ik wist meteen dat R. hier ook veel behoefte aan had, want vrijwel altijd wanneer ik iemand in de klas zou kiezen om iets voor mij weg te brengen of te doen, stond hij bijna te springen van enthousiasme om deze taak op zich te nemen. Jammer genoeg koos ik R. bijna nooit, aangezien ik hem hierin niet volledig vertrouwde. Ik wist immers dat hij op de gang zou gaan rennen, of de andere kinderen in de klas zou gaan storen. Als ik er zo over

Page 6: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

nadenk vind ik het best erg van mezelf dat ik R. hierin niet vertrouwde. Als ik hem al niet zou vertrouwen, hoe zou hij dan ooit zelfvertrouwen kunnen krijgen? Hij kan zichzelf op deze manier in ieder geval niet bewijzen. Ik besloot dus om hem juist de kans te geven en hem vaak voor dit soort taakjes te kiezen. Dit werkte erg goed. Hij nam zijn taak zeer serieus. Vaak liet ik hem ook dingen doen die eigenlijk helemaal niet nodig waren, zoals boekjes achterin de klas netjes rechtzetten of op kleur selecteren. R. had erg veel plezier in zijn taken. Ik combineerde dit punt vaak met punt 4, het geven van overzichtelijke hoeveelheden werk. Ik stelde dan als doel dat wanneer een rijtje van 4 sommen klaar was, hij naar mij toekwam en hij vervolgens van mij een klusje kreeg. We keken altijd de sommen samen even na. Ik reageerde erg enthousiast wanneer hij al zijn sommen gemaakt had en ook nog eens geen foutjes had gemaakt. Wanneer hij wel een foutje had gemaakt, deden we hem samen even over, zodat hij hem alsnog zelf goed had gemaakt. Ik benadrukte vaak hoe trots ik op hem was dat hij deze sommen kon maken. Vaak ging hij hierbij helemaal glimmen. Ik deed dit vooral omdat ik hem plezier in het leren wilde laten ervaren. Ik wilde dat hij in ging zien dat leren leuk kan zijn en dat het je goed doet wanneer je ervaart dat je iets kan.

Hetzelfde heb ik gedaan met het lezen. R. zei zelf altijd dat hij een hekel had aan lezen. Als ik niet naast hem ging zitten, ging hij ook niet lezen. Hij ging om zich heen kijken en vragen wanneer hij mocht stoppen. Ik heb een stoeltje gepakt en ben naast hem gaan zitten. Ik heb de opdracht weer overzichtelijk gemaakt. Hij las een regel, ik de volgende, vervolgens hij weer een, etc. Telkens wanneer hij een regel goed voorlas, gaven we een ‘high five’, waarbij hij weer een beetje ging glimmen. Vervolgens deed ik weer een regel, zodat hij even kon uitrusten en naar het voorbeeld kon kijken.

Ik denk dat het belangrijk is om kinderen in te laten zien dat leren leuk is. Op het schoolplein riep een collega dat zij een jongen in de klas had die lezen haatte, ze vertelde lachend dat ze hem iedere keer laat lezen wanneer hij straf heeft. Ik vind dit niet pedagogisch verantwoord wat zij doet. Wanneer een kind iets als straf krijgt, moet het wel niet leuk zijn. Wanneer je juist iemand wil stimuleren om meer te lezen, moet je het naar mijn idee al helemaal niet als straf geven, want dan gaat de leerling de activiteit ook echt als een straf ervaren, terwijl ik als leerkracht er juist voor wil zorgen dat leerlingen plezier ervaren in het leren.

Ik probeer hem te kalmeren.

Page 7: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Hier wijs ik de hoeveelheid werk aan.

Page 8: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 9: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 10: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 11: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 12: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 13: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 14: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 15: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

De klassenplattegrond verklaard vanuit de sociogram

Hierboven is de klassenplattegrond te zien. Hierbij is rekening gehouden met kinderen die graag met

elkaar werken, maar ook met de plaatsing van kinderen die wat meer begeleiding nodig hebben. Ik zal aan de hand van de sociogram vraag drie ( met wie werk je het liefst) uitleggen waarom de kinderen op deze manier in de klas zitten. Ik maak hierbij gebruik van de namen van de groepjes (deze namen hanteren wij in de klas).

HondenHet groepje achterin de klas is een rustige groep. De leerlingen van deze groep zijn in de sociogram ook allemaal met elkaar verbonden. Dit zijn stuk voor stuk serieuze werkers die goed zelfstandig kunnen werken. Een plek achterin de klas is dus gunstig voor hen, aangezien ze dan af en toe vast vooruit kunnen werken zonder de rest van de klas te storen.

ApenVoor het groepje links geldt bijna hetzelfde verhaal. Zij werken ook vaak vast wat voor. Er is iets vaker onrust in dit groepje. Deze kinderen kunnen iets minder goed met elkaar overweg. Ze hebben geen van allen elkaar gekozen. In de sociogram van de op één na leukste werkpartner (sociogram 4),

Page 16: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

hebben deze leerlingen elkaar wel allemaal gekozen. Dit laat zien dat deze kinderen wel goed met elkaar zouden kunnen werken, omdat ze wel aangeven dat ze dit fijn vinden.

GiraffenIn deze groep zitten leerlingen die net wat meer begeleiding nodig hebben dan anderen. Riyad en Bonno zitten het dichtst bij het bord, aangezien zij snel afgeleid zijn en druk kunnen zijn. Riyad heeft veel extra hulp nodig, dus hij zit dicht bij de juf. Ook de rest van deze groep is snel afgeleid. In de sociogram is te zien dat deze kinderen ook allemaal in de buitenste twee randen van de sociogram zitten. Deze kinderen worden weinig gekozen om mee te werken. Zelfs in de sociogram 4 (de op één na favoriete werkpartner) scoren deze leerlingen laag. Dit kan ook komen doordat twee van deze leerlingen ander werk krijgen (met meer begeleiding).

KonijnenMelissa en Lara zijn harde werkers. Het zijn leerlingen die ik bijna niet hoef te waarschuwen. Het zijn ook nog eens dikke vriendinnen, maar ze kletsen nooit onder de les. Ze helpen elkaar wel en zijn een echte steun voor elkaar. Ik vind dit een fijn duo om naast elkaar te hebben. Ze hebben een kalmerende werking op de groep. De jongens in de groep kunnen nog wel eens kletsen en lol trappen. De meiden doen hier dan niet echt aan mee. De jongens zitten met hun gezicht naar het bord. Aangezien Devin vaak extra begeleiding nodig heeft, is het voor hem belangrijk om het bord goed te kunnen zien. In de sociogram is te zien dat Milan heeft aangegeven graag met Devin te werken. Devin kiest zelf niet voor Milan, maar hij werkt vaak met de andere leerlingen die extra begeleiding nodig hebben.

Page 17: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Praatkaart en luisterkaartWanneer de leerlingen ruziënd het lokaal binnenkomen na het buitenspelen is het weleens lastig om met deze kinderen in gesprek te gaan. Ik had erg vaak te maken met leerlingen die erg overstuur waren en het moeilijk vonden om in die situatie te praten of naar iemand te luisteren. Om deze reden heb ik kaarten gemaakt die dit probleem wat makkelijker maken.

De praatkaart:Wie deze kaart vast heeft, mag praten over wat er is gebeurd. Op het sein van de juf geeft hij of zij de kaart weer over naar de ander.

De luisterkaart:Wie deze kaart vast heeft, moet luisteren naar degene die de praatkaart vast heeft. Wanneer de juf aangeeft dat er gewisseld mag worden, mag de ander praten.

Ik heb de kaarten niet vaak hoeven gebruiken, maar af en toe kan het erg handig zijn om deze kaarten achter de hand te hebben. Ik vind het namelijk erg belangrijk dat de leerlingen leren om goed naar elkaar te luisteren.

Page 18: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 19: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

| Mei, 2011

ELINE VAN RENS

Kind in the picture

Page 20: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

1. Inleiding

In iedere klas in voorgaande stages heb ik kinderen meegemaakt die niet goed meekwamen met de rest van de klas. Voor kinderen kan het als zeer frustrerend ervaren worden wanneer ze merken dat ze niet presteren naar de maat van de klas. Als leerkracht wil ik deze leerling graag de beste ondersteuning geven, zodat hij of zij optimaal kan functioneren. Dit blijkt echter nog wel eens lastig. Vooral wanneer het een drukke klas betreft, waar weinig ruimte overblijft voor individuele begeleiding. Voor deze opdracht krijg ik de kans om eens dieper op dit onderwerp in te gaan. Ik vind het erg leuk om zelf eens te leren wat ik als leerkracht kan doen om de ontwikkeling te stimuleren. Zelf heb ik de keuze gemaakt om volgend jaar Onderwijs en Ontwikkelingspsychologie te gaan studeren. Mijn interesse ligt op het gebied van het helpen van kinderen die niet goed mee kunnen komen in de klas. Ik vind het dan ook ontzettend leuk en interessant dat ik me voor deze opdracht eens mag gaan storten op één individuele leerling.

Argumentatie Er is één leerling in het bijzonder waar ik graag wat meer van zou willen weten. Het is een meisje dat erg ijverig is, maar ook vrolijk en spraakzaam. Ze zoekt veel contact met de juf. Met haar schoolwerk gaat het niet altijd even voor de wind. Ze heeft veel moeite met lezen en ook andere vakken vindt ze lastig. Ik heb het idee dat ze ondanks haar vrolijke, enthousiaste karakter af en toe een beetje buiten de groep valt. Voor deze opdracht heb ik daarom gekozen om N. te volgen in haar ontwikkeling. N. is 6;9 jaar. Dit is slechts een korte schets van de informatie over N., later zal ik een uitgebreider omschrijving geven, wanneer ik meer informatie bestudeerd heb. Op basis van drie door mij geselecteerde ontwikkelingsgebieden, zal ik eerst onderzoek doen naar de normale ontwikkeling die kinderen door (horen te ) maken op deze leeftijd. Daarna ga ik met behulp van leerling-dossiers de ontwikkeling van N. in kaart proberen te brengen. Vervolgens ga ik een koppeling maken tussen de theorie en de praktijk. Wanneer de geschiedenis van de ontwikkeling van N. mij duidelijk is geworden, zal ik uitspraken doen over de verwachte ontwikkeling van N. in de toekomst. Tot slot kom ik tot het punt dat ik op basis van mijn opgedane kennis uitspraken kan doen over het creëren van een krachtige leeromgeving voor N.

motivatie voor de keuze van 3 ontwikkelingsgebieden In dit onderzoek ga ik dieper in op de sociaal-emotionele ontwikkeling de lichamelijke ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling van N.

N. is vaak op zichzelf. Ze speelt geen grote rol binnen de groep. Het is geen stil meisje en ik merk dat ze wel contact zoekt bij mij en de leerlingen, ze wordt wel geaccepteerd door de klas. Ze is vrolijk en af en toe wat aanhankelijk aan de juf. Ik vind dit een interessante situatie. Ik wil door middel van dit onderzoek dieper ingaan op de sociaal-emotionele ontwikkeling van N.

Daarnaast wil ik graag meer weten over de cognitieve ontwikkeling van kinderen in vergelijking tot N. N. ervaart problemen bij cognitieve handelingen. Hierbij wil ik in het bijzonder haar leesvaardigheid

Page 21: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

uitlichten. Het lezen gaat nog erg traag. Dat het lezen traag gaat komt vooral door het feit dat ze nog spellend leest en ook vaak hardop. Andere kinderen klagen vaak dat N. hardop leest, aangezien bijna alle andere kinderen in zichzelf kunnen lezen. Ik zou graag zelf willen leren hoe ik N. kan stimuleren in de ontwikkeling op dit gebied.

Tot slot vind ik het interessant om me te verdiepen in de morele ontwikkeling van kinderen van deze leeftijd en dit te vergelijken met N. N. is erg bezig met wat mag en wat niet en wat eerlijk is en wat niet. Ik weet nog weinig over morele ontwikkeling in het algemeen, dus ik vind het interessant om me hier in te verdiepen.Nog even samengevat mijn doelen voor dit onderzoek:

Ik wil inzicht krijgen op de relaties binnen de klas. Ik wil weten waarom N. een beetje buiten de groep valt en of ik hierbij als leerkracht moet ingrijpen en hoe.

Ik wil zelf graag leren hoe ik N. Kan stimuleren in de cognitieve ontwikkeling. Ik wil weten hoe N. in vergelijking tot de andere leerlingen functioneert op het gebied van

morele ontwikkeling.

2. De beschrijving van de ontwikkeling van kinderen t/m 7 jaar

Sociaal emotionele ontwikkelingIn de loop van hun ontwikkeling leren kinderen hoe ze zich in hun leefomgeving moeten gedragen. Tenslotte brengen we het grootste deel van ons leven door in aanwezigheid van anderen. Spelenderwijs leert een kind sociale vaardigheden; dit zijn de vaardigheden die het kind nodig heeft om deel te nemen aan het sociale verkeer.

Kinderen maken gebruik van sociale vergelijking. Sociale vergelijking is het verlangen om je eigengedrag, vermogens, expertise en meningen te beoordelen door ze te vergelijken met die van anderen.

Op zeven jarige leeftijd hebben de meeste kinderen een globaal, ongedifferentieerd beeld van zichzelf. Op alle verschillende gebieden is hun eigenwaarde dus hetzelfde.

VRIENDSCHAPIn de basisschooltijd verandert de manier waarop een kind tegen vriendschap aankijkt ingrijpend. Volgens ontwikkelingspsycholoog William Damon doorloopt de beleving van vriendschap in deze periode verschillende stadia (voor dit onderzoek zijn alleen stadium 1 en 2 van toepassing):

Stadium 1, 4-7 jaar: Vriendschap is gebaseerd op gedrag en interesses

Stadium 2, 8-10 jaar: Vriendschap is gebaseerd op vertrouwen

Kort besproken houdt dit in dat kinderen tot 7 jaar hun vrienden uitkiezen op basis van hobby’s of gezamenlijke bezigheden. Op deze leeftijd zien kinderen vrienden in termen van ´kosten´ en ´baten´. Vrienden zijn als een soort beloning : ze zijn dichtbij ze hebben interessant speelgoed en ze hebben dezelfde verwachtingen van speelactiviteiten, (Siegler, 2003). In dit stadium laten ze de

Page 22: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

karaktereigenschappen van anderen niet veel meewegen. In stadium 2 beschouwen kinderen vrienden als kinderen die er voor je zijn als je ze nodig hebt.

Tevens zijn er verschillen op te merken in de vriendschappen van meisjes en van jongens. Jongens begeven zich vaker in grote groepen en hebben een groter vriendennetwerk dan meisjes. Meisjes daarentegen verkeren meer in tweetallen. Ze vermijden daarbij statusverschillen.

ZELFBEELDHET ZELFBEELD WORDT GEDIFFERENTIEERDER IN DE MIDDENBOUW, MEDE OP BASIS VAN VERGELIJKING MET ANDEREN. KINDEREN WORDEN MEER BEWUST VAN EIGEN GEDRAG EN EFFECT VAN EIGEN GEDRAG OP ANDEREN. ER IS SPRAKE VAN EEN VERMINDERD EGOCENTRISME. HET KIND IS GERICHT OP RESPECT VAN ANDEREN EN OP GEMEENSCHAPPELIJK, GELDENDE REGELS. HET KIND VOELT EMOTIES AAN VAN ANDEREN.

Cognitieve ontwikkeling

LezenLezen is een visuele vaardigheid, zij het dat die wel systematisch samenhangt met spreekvaardigheid, omdat het bij beide uiteindelijk gaat om klanken die samen een taal vormen. Het kind moet zijn of haar ogen aandachtig gericht kunnen houden op iets recht voor hem of haar, maar tegelijkertijd uit zijn ooghoek ook al een blik werpen op wat zich daarnaast afspeelt. Daarnaast moet het van woorden die hij of zij hoort de afzonderlijke klanken weten te onderscheiden. Voordat een kind eraan toe is om zich alle vaardigheden eigen te maken die specifiek zijn voor het lezen, moeten zijn algemene taalontwikkeling en algemene verstandelijke ontwikkeling een bepaald niveau hebben bereikt.

1. In eerste plaats moet het kind over een zekere woordenschat beschikken. Het woord moet een voorstelling bij hem kunnen oproepen van iets wat niet concreet aanwezig is.

2. In tweede plaats moet een kind een zeker concentratievermogen hebben bereikt. 3. Ten derde zou men kunnen zeggen dat een kind in staat moet zijn zich aan strikte regels te

houden. 4. In de vierde plaats en het zorgt ervoor dat je de samenhang blijft ervaren tussen wat er

seconde na seconde gebeurt, (Kohnstamm, 2002).5. Voor het lezen is nog een vijfde punt belangrijk: het niveau van visuele discriminatie dat een

kind moet hebben bereikt. Elke letter heeft een combinatie van detaileigenschappen, die men tegelijkertijd moet kunnen laten doet het lezen op een bepaalde manier een beroep op het geheugen. Met name het kortetermijngeheugen (ook wel het werkgeheugen genoemd) is belangrijk. Het is in werking als je met iets bezig bent meewegen om de onderlinge verschillen te onderscheiden, (Kohnstamm, 2002)

Voor het lezen is ook visuele analyse en auditieve synthese erg belangrijk. Visuele analyse is een deelvaardigheid in het proces van het aanvankelijk lezen en spellen. Het kind leert om letters te herkennen in een woord. Auditieve synthese is een deelvaardigheid van het aanvankelijk lezen waarbij klanken of klankgroepen worden samengevoegd tot gesproken woorden. Auditieve synthese is niet zozeer een geheugenproces (hoewel klanken wel enige tijd in het werkgeheugen moeten worden vastgehouden), maar meer een herkenningsproces. Eind groep 3 behoren kinderen goed te

Page 23: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

kunnen synthetiseren en analyseren.Er zijn drie fases te onderscheiden op het gebied van het leren lezen:

1. Spellend lezen2. Herkennend lezen3. Begrijpend lezen

morele ontwikkelingJonge kinderen streven directe bevrediging van hun behoeften na en hebben nog weinig begrip van wat wel en niet mag, of wat wel of niet pijnlijk of vervelend is voor een ander. Volgens psychoanalytische theorie laten kinderen ongewenst gedrag achterwege uit angst voor liefdesverlies en uit angst voor kritiek of straf. Ouderlijke normen en waarden worden door het kind geïnternaliseerd, (Verhulst, 2005). Piaget heeft doormiddel van het testen van kinderen op hun morele gedrag een indeling gemaakt van het gedrag in verschillende stadia. Piaget maakte bij het bestuderen van de morele ontwikkeling gebruik van morele dilemma’s die hij kinderen voorlegde. De op deze testjes gebaseerde stadia lopen parallel aan de cognitieve ontwikkeling. De morele ontwikkeling is gekoppeld aan de afname van egocentrisme. De Amerikaan Kohlberg (zoals beschreven in Verhulst, 2005) heeft de morele ontwikkeling verder bestudeerd en ingedeeld in stadia. Volgens Kohlberg verloopt de morele ontwikkeling wetmatig in een zekere volgorde en is er sprake van een aangeboren gevoel van rechtvaardigheid. De volgende drie stadia worden door Kohlberg beschreven:

1. Preconventioneel stadiumDatgene wat het kind goed of slecht vindt is gebaseerd op de directe (lichamelijke) gevolgen zoals straf of beloning. Gedrag dat gevolgd wordt door straf is per definitie slecht, ongeacht de menselijke betekenis of waarde. Een kind dat iets per ongeluk breekt en gestraft wordt is slecht, terwijl het kind dat hetzelfde overkomt maar niet gestraft wordt, dat niet is.

2. Conventioneel stadiumIn dit stadium begint het kind te beseffen dat datgene wat beantwoordt aan de groepsnorm goed is, ongeacht de inhoud van deze norm. In dit stadium is er sprake van het ‘slaafs’ volgen van en loyaal zijn aan de gevestigde orde die actief gesteund en gerechtvaardigd wordt.

3. Postconventioneel stadiumIn dit stadium begint de eigen verantwoordelijkheid voor het naleven van algemene menselijke waarden gestalte te krijgen. Er wordt gepoogd morele waarden en principes te definiëren op wijzen die losstaan van de waarden opgelegd door autoriteiten of personen die bepaalde waarden huldigen. Het is het stadium van het zoeken naar ethische principes die het logisch verstand aanspreken en die consistent en algemeen toepasbaar zijn, (Verhulst, 2005).

Sociaal emotioneelOp sociaal gebied is er weinig documentatie te vinden van N. Er hebben zich niet echt problemen voorgedaan, dit is de reden waardoor er geen onderzoeken zijn gestart naar de sociaal emotionele ontwikkeling van N. Toch vind ik het interessant om deze kant wel eens onder de loep te nemen. N. is over het algemeen vrolijk en gezellig in de klas. Echter ze heeft geen hechte vriendschappen met andere kinderen in de klas. In onze klas zijn er veel meiden die in tweetallen verkeren. N. doet hier niet aan mee. Ze kiest niet gericht dezelfde kinderen om mee te spelen, maar ze dwarrelt overal een beetje doorheen. Ze geeft niet het idee ongelukkig te zijn. Ze zoekt veel aandacht bij de juf. Om haar sociale situatie in kaart te brengen heb ik een sociogram afgenomen in de klas. Aan de hand van deze

Page 24: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

sociogram wil ik kijken of ik aanpassingen in de klas zou moeten doen om de sociaal emotionele ontwikkeling van N. te stimuleren. Dit zal ik doen met behulp van het bestuderen van de theorie.

Cognitief

KleutersN. heeft in groep 2 veel extra begeleiding gehad voor taal, ze heeft sinds halverwege groep 2 logopedie voor fonemisch bewustzijn. N. heeft een oudere broer die vanwege taalproblemen op de basisschool drie jaar een rugzak heeft gehad vanuit cluster 2.N. heeft in het verleden moeite gehad met het verbaal kunnen uitdrukken. Dit was te wijten aan een te kleine woordenschat. In haar kleuterperiode is er een handelingsplan opgesteld met als doel een tiental woorden te kunnen verklaren na een periode van 8 weken. In die 8 weken zou haar woordenschat moeten groeien. Om dit doel te bereiken is er gebruik gemaakt van materiaal van ‘Veilig Leren Lezen’, bijvoorbeeld het spel ‘raden maar’, een leesboek en het reuzenboek van Veilig leren lezen. Na 8 weken is geconcludeerd dat het doel behaald is. N. heeft 9 van de 10 woorden juist benoemd en heeft haar woordenschat vergroot.

N. heeft onvoldoende scores op onderdelen van de risicoscreening taal/ lezen die in januari is afgenomen. Op de Cito taal voor kleuters (versie 2009) behaalde ze een B-score, met op het gebied van passieve woordenschat 12 van de 15 goed. Omdat er mogelijk lees- en spellingsproblemen kunnen komen, zal er een voorschotbenadering taal/ lezen worden gegeven.N. heeft twee keer per week logopedie vanwege articulatieproblemen en woordvindingsproblemen.Doel van het handelingsplan is als volgt, N. moet na deze periode het volgende kunnen:

minstens 9 letters herkennen en benoemen eenvoudige woordjes met die letters schrijven de beginklank van een woord horen en benoemen (auditief) mkm-woorden synthetiseren en analyseren

Om dit te bereiken zijn de volgende acties uitgezet: Herhalen van de letter van de week werken aan auditieve synthese en analyse, beginklank, schrijven van letters, benoemen van

klanken/letters e.d. met verschillende materialen.Het doel van het handelingsplan is grotendeels bereikt. N. heeft heel veel geleerd, maar analyse is nog moeilijk voor haar. Op de Cito taal voor kleuters E2 behaalde ze een A-score (was B in januari), dit is dus vooruit gegaan.

Groep 3Begin groep 3 is er een nieuw handelingsplan opgesteld voor N., naar aanleiding van de constatering van de logopediste dat N. na de zomervakantie veel letters weer is vergeten.Doel van het handelingsplan: “N. heeft een voldoende score op de onderdelen van de herfstsignalering van Veilig Leren Lezen(VVL) : letterkennis, woorden lezen en zinnen lezen.”

Om dit doel te kunnen bereiken zijn de volgende acties uitgezet:

dagelijks verlengde en begeleide instructie tijdens de leesles

tijdens de RT werken met leerkrachtassistent VLL op de computer

preteachen nieuw woord

leesboekje VLL (o.a. maanboekjes)

De doelen van het handelingsplan zijn binnen de aangegeven tijd niet bereikt. Er wordt

Page 25: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

geconcludeerd dat er doorgegaan moet worden met uitbreiding leestijd, extra begeleiding RT en logopedie.Hieronder is een overzicht te zien van de toetsresultaten van N. halverwege groep 3 (kern 6 van VLL). Ze scoort Twijfelachtig op de leestekst, de lettertoets en veilig en vlot. Bij haar fonemendictee maakt ze daarentegen geen fouten en scoort ze dus een ‘uitmuntend’.

Hieronder volgt een overzicht van het veilig en vlot lezen gedurende groep 3. Per kern wordt er beoordeeld hoe N. presteert. Kern 5 is alleen niet getoetst. Op kern 6 en kern 1 weet ze een ‘twijfelachtig’ te scoren, de overige toetsen zijn onvoldoende.

Zelf heb ik een Drie minuten toets (DMT) afgenomen bij N. Deze toets is in de bijlage te zien. Bij deze toets heeft zij een D score behaald. Een D score houdt in: zwak tot matig. De groep die een D-score behaalt is de 15% ruim onder het gemiddelde scorende groep. Uit de test bleek dat N. nog erg spellend leest. Ze maakt veel fouten in de uitspraak van de letters (ze verwisselt klanken vaak).

Page 26: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

IntelligentieOnderstaande toetsen op het gebied van intelligentie kunnen misschien ook een bijdrage leveren aan het inzicht in de cognitieve ontwikkeling van N.

Naast het algemene IQ (totaal IQ of TIQ) worden in de meest gebruikte tests nog twee andere IQ's berekend: VIQ (verbaal IQ) en PIQ (performaal IQ). N. heeft een TIQ van 101. Er is bij N. echter sprake van een significant verschil tussen de factoren Verbaal begrip (het begrijpen en gebruiken van taal), en Perceptuele organisatie (110/88) (het begrijpen van de visuele waarneming) en tussen de factoren Perceptuele organisatie en Snelheid van verwerking (88/120) (de snelheid en de accuratesse waarmee de binnenkomende informatie in het brein wordt verwerkt). Wanneer dit verschil 15 punten of meer is, is er in statistisch opzicht sprake van een significant verschil. Dit wordt ook wel eens een V/P kloof genoemd, of een disharmonie.Een kind met dit profiel heeft hierdoor meer tijd en oefening nodig. Een lage score op het gebied van performaal IQ kan wel gevolgen met zich meebrengen. Dat snelle begrip van de betekenis van

ruimtelijk-visuele informatie heb je nodig bij het organiseren en plannen van je gedrag. Kinderen met deze verschillen in aanlegscores hebben daarom vaak moeite met soepel invoegen in sociale situaties, omdat het voor hen moeilijk is om de complexiteit van sociale situaties te overzien.

Hieronder volgt de conclusie van de logopediste na een aantal onderzoeken bij N.:

“N. heeft een TBQ van 108(= bovengemideld) voor taalbegrip en een WQ( woordquotient) van 100 (=normaal) en een ZQ

( zinsquotient) van 85 (=normaal) voor taalproduktie. Dit geeft wat geen aanleiding voor verder onderzoek op taalgebied. Het verschil tussen taalbegrip,108, en taalproduktie,ZQ 85, is echter wel redelijk groot. Ze verwoordt dus veel minder goed dan dat ze begrijpt.”

moreelOp moreel gebied zijn er geen testjes afgenomen bij N. Ik kan puur op het gebied van haar gedrag in de klas uitspraken doen over haar morele ontwikkeling. N. is erg begaan met de regels in de klas. Ze wijst mij er vaak op als iemand iets doet wat niet mag. Ook als haar onrecht aangedaan wordt is ze erg van slag. Ze spreekt diegene dan ook aan en wijst diegene dan op de regels in de klas. Ze houdt alles in de klas goed in de gaten, de regels zijn voor haar best belangrijk.

6. De koppeling van de door jou gevonden theorie met de praktijk

Sociaal emotioneelN. is een nakomer in het gezin. Ze heeft een oudere broer en zus die beiden al klaar zijn met school. Dit is af en toe wel aan N. te merken. Vanuit de theorie kan ik opmaken dat Kinderen van rond de 6 jaar leren door imitatie, (Marx, 2008). Bij N. is goed te merken dat zij haar oudere broer en zus imiteert. Ze heeft het veel over muziek waar zij ook van houden, bijvoorbeeld Jan Smit en Nick en

Page 27: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Simon. Op dit gebied sluit ze niet helemaal aan bij de interesses van haar leeftijdsgenootjes. Die zijn nog niet zoveel met muziek bezig. Aangezien kinderen hun vriendschappen in deze leeftijd nog grotendeels baseren op gedeelde interesses, zal zij naar mijn verwachtingen niet hoog scoren op vraag 1 van de sociogram. Deze vraag luidt: “Met wie speel je het liefst?” Ik heb de kinderen de vragen laten beantwoorden. Hieruit blijkt dat N. bij deze vraag slecht scoort, (zie bijlage). Ze komt terecht in de buitenste rand van de sociogram, wat inhoudt dat ze niet veel gekozen is door de kinderen. Het zou dus kunnen dat door andere interesses N. als minder aantrekkelijk wordt ervaren om mee te spelen. Op basis van observaties in de klas is wel te zien dat N. niet op een negatieve manier buiten de groep valt. Bij het ‘buitengesloten’(even puur gebaseerd op de sociogram) worden, gaat het om twee verschillende groepen. In de Engelstalige literatuur wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen ‘neglected’ en ‘rejected’ kinderen. Beiden staan buiten de groep, maar alleen de laatsten worden actief afgewezen; de eersten worden min of meer genegeerd. (Kohnstamm, 2002). Aan rejected kinderen hebben de anderen een hekel, de neglected kinderen blijken bij navraag best geaccepteerd te worden, maar hebben vriend noch vijand. Ze zijn wat minder sociaal ingesteld, maar eigenlijk niet extra verlegen. Het hoeft dan ook geen blijvende positie te zijn; in de loop van een schooljaar kunnen neglected kinderen aansluiting vinden, (Kohnstamm, 2002).

CognitiefVoordat een kind eraan toe is om zich alle vaardigheden eigen te maken die specifiek zijn voor het lezen, moeten zijn algemene taalontwikkeling en algemene verstandelijke ontwikkeling een bepaald niveau hebben bereikt.

1. In eerste plaats moet het kind over een zekere woordenschat beschikken. Het woord moet een voorstelling bij hem kunnen oproepen van iets wat niet concreet aanwezig is.

Uit het bestuderen van het dossier van N. is op te maken dat er bij de kleuters veel aan haar woordenschat is gewerkt. Uit een test bleek dat de woordenschat voldoende vooruit was gegaan om mee te kunnen komen in de klas.

2. In tweede plaats moet een kind een zeker concentratievermogen hebben bereikt.

Op dit gebied zou er nog wel een verbetering plaats kunnen vinden. In de klas is N. snel afgeleid. Ze heeft het nog nodig om hardop te lezen, omdat ze het nog niet in zichzelf kan. Ze ziet veel om zich heen gebeuren, en wanneer ik haar help, begint ze vaak midden in een zin over een ander onderwerp te praten.

3. Ten derde zou men kunnen zeggen dat een kind in staat moet zijn zich aan strikte regels te houden.

Op dit gebied zijn er ook geen problemen naar mijn mening. N. is erg ijverig en ze slaat dus niet zomaar woordjes over. Wanneer iets haar niet lukt, blijft ze het wel proberen.

4. In de vierde plaats doet het lezen op een bepaalde manier een beroep op het geheugen. Met name het kortetermijngeheugen (ook wel het werkgeheugen genoemd) is belangrijk. Het is

Page 28: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

in werking als je met iets bezig bent en het zorgt ervoor dat je de samenhang blijft ervaren tussen wat er seconde na seconde gebeurt, (Kohnstamm, 2002).

5. Voor het lezen is nog een vijfde punt belangrijk: het niveau van visuele discriminatie dat een kind moet hebben bereikt.

Hoewel bij de kleuters het fonemisch bewustzijn nog niet voldoende was, scoorde N. in groep 3 een ‘uitmuntend’ op haar fonemendictee. Hier is zij dus erg in vooruit gegaan. Echter op de lettertoets scoort ze een ‘twijfelachtig’.N. heeft af en toe nog wel moeite met de klanken van de letters. Ze kan vaak klanken als de ‘ou’ en de ‘ui’ niet onderscheiden. Dit is ook gebleken uit de DMT die ik bij haar afgenomen heb. Ze las tijdens deze toets nog vrij spellend en maakte fouten in de uitspraak van letters.

Op basis van deze bevindingen zou ik me wille spitsen op punt twee en punt vijf. Dit houdt in dat naar mijn idee de concentratie en de visuele discriminatie nog niet volledig op het punt zijn waar ze zouden moeten zijn.

moreelAan de hand van mijn observaties in de klas ga ik kijken in welk stadium van de theorie van Kohlberg ik N. in zou kunnen delen. Ik denk dat N. niet in te delen is in het preconventioneel stadium, want zij kan zelf al goed oordelen over wat goed of fout is. In haar perceptie hoeft er dus geen straf op fout gedrag te volgen, aangezien ze zelf kinderen aanspreekt op fout gedrag. Ze heeft al het vermogen om hier zelf over te oordelen zonder dat iemand anders dat voor haar doet. In het conventioneel stadium hoort N. naar mijn mening wel thuis. Ze is namelijk erg bezig met de groepsnorm, namelijk de regels in de klas. Wanneer iemand bijvoorbeeld een andere leerling wil helpen een som op te lossen, zou N. reageren dat diegene niet mag praten, omdat dat op dat moment de regel is in de klas. Ze is erg gesteld op de regels in de klas, maar ze kijkt niet verder of er misschien een uitzondering gemaakt mag worden om een bepaalde reden. Het stadium waar N. zich volgens de theorie van Kohlbereg in bevindt is het ‘Conventioneel stadium’.

7. De beschrijving van de verwachte ontwikkeling op basis van de gedane observaties in relatie tot de theorie.

Sociaal EmotioneelOp basis van de theorie die laat zien dat de manier waarop kinderen vriendschappen zullen kiezen nog sterk gaat veranderen naarmate ze ouder worden, en dat ‘neglected’ kinderen niet negatief buiten de groep vallen en een grote kans maken dat er nog veranderingen optreden op het gebied van hun positie binnen de groep. In het schema van Damon, zoals in de theorie beschreven, is te zien dat kinderen vanaf ongeveer hun achtste jaar hun vriendschappen meer gaan baseren op

Page 29: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

vertrouwen. Het is dus goed mogelijk dat de relaties binnen de groep dan heel anders liggen. In dit perspectief zou het interessant zijn om over twee jaar een zelfde sociogram af te nemen bij deze groep. Ik zou het interessant vinden om te bekijken of de relaties inderdaad veranderd zijn, omdat de kinderen volgens de theorie van Damon dan andere criteria hebben om vriendschappen op te baseren. Op basis van deze ideeën is het voor mij lastig om uitspraken te doen over de manier waarop N. zich op sociaal gebied zal ontwikkelen binnen de klas. Ik weet wel dat ik me nog geen zorgen hoef te maken om haar sociaal emotionele ontwikkeling, aangezien ze niet ‘rejected’ wordt door haar medeleerlingen. Ze is over het algemeen ook vrolijk en ze is niet bepaald teruggetrokken. Dit benadrukt nog eens dat ze niet ‘rejected’ wordt door haar klasgenoten.

CognitiefOp cognitief gebied zijn er wel enkele aanwijzingen dat er wat aanpassingen gedaan moeten worden om N. optimale begeleiding te kunnen bieden bij de ontwikkeling. De logopediste heeft geconcludeerd dat verder onderzoek op taalgebied niet nodig is. Het is echter wel zonde dat het verschil tussen taalbegrip en taalproductie zo groot is. Er gaat dus veel begrip verloren in het proces.

Toch ervaart N. op het gebied van lezen nog wat problemen, dus zal ik onderzoeken wat er op dit gebied nog verbeterd zou kunnen worden. Zoals hierboven beschreven, zal ik op zoek gaan naar manieren waarop ik de cognitieve ontwikkeling kan stimuleren. Op het gebied van concentratie kan er nog een en ander verbeteren en daarnaast op het gebied van visuele discriminatie.

Het TIQ van N. is gemiddeld, namelijk een score van 101. Met dit IQ zal N. prima kunnen functioneren op school. Wat echter opvalt is het verschil tussen het Verbale IQ en het Performale IQ zoals ik hierboven heb beschreven. Dit zou nog wel eens tot wat frustraties kunnen leiden bij N. zelf. Ze zal namelijk af en toe merken dat ze dingen minder goed kan visualiseren of kan begrijpen dan ze kan verwoorden. De opdracht moet als het ware in 'hapklare brokken' worden aangeboden, waar mogelijk met visuele steun.

Tot het achtste jaar blijft het discrimineren zich ontwikkelen bij kinderen. Niet alleen discrimineren kinderen beter bij het ouder worden, zij krijgen ook steeds meer begrip voor dat bij verschillende waarnemingsprikkels, ook a zijn de verschillen maar klein, verschillende reacties van hun kant worden verwacht, (Kohnstamm, 2002). Ik kan dus nog geen uitspraken doen of het discrimineren op dit niveau zal blijven steken, of dat N. nog een grote ontwikkeling door zal maken. Op dit gebied zal ik haar als leerkracht handvaten bieden waaraan zij zich kan optrekken.

MoreelAan de theorie van Kohlberg zijn geen leeftijden gekoppeld, aangezien de stadia enkel de volgorde van de ontwikkeling tonen. N. zit nu in het midden van de stadia. Als ik dit vergelijk met de rest van de klas is er geen reden om zorgen te maken over de ontwikkeling op dit gebied. De meeste kinderen zijn nog erg op de groepsregels gesteld en vinden het moeilijk om nuances aan te brengen. Bijna iedereen in de klas zou ik categoriseren in het conventioneel stadium. Ik denk dat dit stadium dus passend is bij deze leeftijd.

Page 30: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

8. Onderbouwde conclusies t.a.v. van de krachtige leeromgeving voor deze leerling.

Sociaal emotioneelNaar aanleiding van mijn conclusies op het gebied van de sociaal emotionele ontwikkeling, dat er op dit gebied geen extra aandacht vereist is. N. vind wel aansluiting en laat niet merken dat ze er last van heeft dat ze niet midden in de groep staat. Rekeninghoudend met de interesses van N. en de wijze waarop vrienden gekozen worden binnen de groep denk ik dat er nog veel zal gaan veranderen in de komende jaren.

CognitiefOp cognitief gebied zou ik wel wat aanbevelingen willen doen. Er worden op dit moment in de klas de volgende maatregelen genomen:

Een structuurbiedende aanpak (een logische stap-voor-stap benadering) en veel individuele begeleiding. Zo kan gedacht worden aan het werken met een voorbespreking, waarin het te maken werk kan worden voorbereid en zij op gang kan worden geholpen.

Een ‘kort lijntje’ met de leerkracht. Het is aan te raden na de klassikale instructie bij Nadine langs te gaan om te controleren of ze de instructie gehoord en begrepen heeft. Laat haar vertellen wat ze gaat doen en help haar eventueel op weg. Ook tijdens de uitvoering is het belangrijk bij haar langs te gaan.

Preteaching, remedial teaching, verlengde instructie, kleine stapjes, meer tijd voor inoefening en herhaling.

Verbaliseren als strategie. Dit kan behulpzaam zijn bij het aanleren van performale vaardigheden. Schakel haar sterkere verbale kant in en laat haar veel verwoorden.

Bevorderen zelfvertrouwen. Het is belangrijk om Nadine zoveel mogelijk te bemoedigen en complimenten te geven. Bespreek met haar wat ze allemaal goed kan en weet en bespreek ook waaraan ze gaat werken (leerstofdoelen). Succeservaringen zullen haar goed doen. Waardeer niet alleen de resultaten, maar ook haar inzet.

Daarbij zou ik nog het volgende willen toevoegen:

Voorlezen. Ook wanneer kinderen zelf kunnen lezen, leren nog veel als je ze voorleest en er samen over praat. Ze horen je intonatie, je gevoelens, je tempo van voorlezen en ze vergroten zo hun woordenschat. Het verbinden van woord, beeld en situatie leert kinderen wat ze zien, hoe je dat noemt en hoe emoties en gedachten worden uitgedrukt in verschillende situaties, (Marx, 2008)

Proberen het werktempo op te voeren, bijvoorbeeld met een time timer, misschien dat ze zo haar aandacht er beter bij kan houden.

Een goede afwisseling in activiteiten. Ruimte voor ontspanning en beweging.

Adviezen naar aanleiding van een laag performaal IQ

Page 31: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Zeg dingen duidelijk. Het kan zijn dat ze figuurlijke uitdrukkingen niet begrijpt. Geef haar de tijd om het te verwerken. Geef wat er gaat gebeuren een verbale

inkleding. Leg kort van te voren uit wat er gaat gebeuren (bijvoorbeeld na de uitleg nog even bij haar langsgaan).

Geef haar niet te veel prikkels achter elkaar. Ze weet meer dan ze handelend kan, geef haar de tijd, anders kan ze zichzelf gaan

frustreren actief luisteren, positief stimuleren, zelfvertrouwen geven , thuis klusjes laten doen

MoreelAangezien het overgrote deel van de klas zich nog in het conventioneel stadium bevindt, kunnen er klassikale acties worden uitgevoerd om de morele ontwikkeling te stimuleren.

Hoe beter een kind in staat is zich in de gevoelens van een ander in te denken –een cognitieve eigenschap- en hoe meer dit zijn morele ontwikkeling ten goede komt. Leerkrachten kunnen de morele ontwikkeling stimuleren door te bevorderen dat een kind zich inleeft, zich verplaatst en zich indenkt. Dit is effectiever dan het uitleggen van goed en kwaad, (Kohnstamm, 2002). Door het sociaal perspectief te stimuleren sluit met dus aan bij een al aanwezige neiging tot empathie en wordt deze versterkt. Om de morele ontwikkeling te stimuleren is het goed om ruzies klassikaal uit te laten praten. Laat hierbij de kinderen goed naar elkaar luisteren en zich in elkaar verplaatsen. Als leerkracht kan je, om dit te sturen, vragen stellen. De leerkracht kan ook een ‘praatkaart’ en een ‘luisterkaart’ maken. De kinderen leren op deze manier luisteren naar elkaar en hebben zo meer informatie om zich in de ander te kunnen verplaatsen.

Feedback van je mentor.Feedback door Christa Abels:

Dit is een prima document. Het is een uitgebreid onderzoek, waarin de praktijk en theorie goed gekoppeld zijn. De ontwikkelingslijnen van het jonge kind zijn goed neergezet.

Voor het leren lezen zou je * kunnen toevoegen. Wat N. betreft zie ik veel herkenbare punten in het onderzoek terugkomen. Ik wil het dossier zeker bewaren en ga de tips die worden genoemd zeker gebruiken. De praat/luisterkaart is erg goed in de praktijk te gebruike

ReflectieVan deze opdracht heb ik erg veel geleerd. Ik heb gezien hoe handelingsplannen eruit zien, en welke toetsen er worden gebruikt op mijn stageschool. Op cognitief gebied was er erg veel informatie te vinden over N. Ik heb daarbij zelf nog een toets bij haar afgenomen, namelijk de DMT. Ik vond het erg leuk om eens te ervaren hoe het is om een toets af te nemen. Ik heb dit twee keer gedaan. Ik merkte dat het de tweede keer al veel soepeler ging. Ik had van de Remedial teacher wat instructies gekregen. Zij heeft mij verteld waar ik op moest letten bij het afnemen van een toets. Bijvoorbeeld dat ik in de instructie de nauwkeurigheid en de snelheid op een gelijkwaardige manier moest benadrukken. Ik moest N. goed in de gaten houden of ze niet afgeleid werd door omgevingsgeluiden. Mijn bevindingen uit de DMT kwamen goed overeen met het ontwikkelingsproces van N. Het beeld

Page 32: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

wat van haar geschetst wordt op het gebied van cognitieve ontwikkeling benadert dus goed de werkelijkheid. Het toetsen werkt als een goede weergave van de ontwikkeling.

Op sociaal gebied heb ik zelf een sociogram afgenomen en deze bestudeerd. Ik vond het erg leuk om een inzicht in de groepsrelaties te krijgen. Dit klopte wel een beetje met mijn verwachtingen. Ik vond het fijn om in de theorie te lezen dat er nog veel kan veranderen op sociaal gebied en dat N. niet in een risicopositie zit. Ik weet nu dat ik me niet veel zorgen hoef te maken wanneer een kind net iets buiten de groep valt in een sociogram, maar dat dit nog bij kan trekken.

Op moreel gebied heb ik vooral het gedrag van N. in de klas geobserveerd. De bevindingen voldeden wel een beetje aan mijn verwachtingen. Ik bespreek vaak ruzies in de klas, maar ik had er nog niet zo bij stil gestaan dat dit goed was voor de morele ontwikkeling. Als ik daar zo over nadenk is dat best logisch eigenlijk. Ik ga proberen in mijn klas nog meer te werken met de praat en luisterkaart (deze heb ik al gemaakt) en met groepsgesprekken over ruzies, waarbij de kinderen zich moeten inleven.

11. Evaluatie van deze opdracht

Ik vond dit een erg leerzame opdracht. Ik ben veel over N. te weten gekomen dat ik nu in de praktijk kan gebruiken. De opdracht nam erg veel tijd in. Ik heb eerst veel theorie bestudeerd, daarna ben ik testjes uit gaan voeren. Deze testjes heb ik vergeleken met gegevens uit het leerling-dossier. Ik vond het erg prettig dat mijn stageschool zo goed meewerkte, waardoor ik toegang had tot gegevens. Aan deze gegevens heb ik erg veel gehad.

12. Bronnenlijst

Kohnstamm, R. (2002) Kleine ontwikkelingspsychologie, deel II de Schoolleeftijd. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten

Marx, H., Marx, G., Pluut, J. (2008) Kijk, vergelijk en verrijk. De ontwikkeling van je kind van 0 tot 12 jaar. Spectrum, Utrecht

Siegler, R., Deloache, J. , Eisenberg, N. (2003) How children develop. Worth Publishers, New York

Verhulst, F.C. (2005) De ontwikkeling van het kind. Van Gorcum, Assen

Page 33: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

13. Bijlagen

Page 34: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 35: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 36: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 37: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Rust in de klas

Onrust in de klasOp een normale schooldag zijn er vaak drukke momenten in de klas. Bijvoorbeeld tijdens de lesovergangen, of gedurende een lange uitleg, of zelfstandig werkles. Kinderen moeten tegenwoordig veel prikkels verwerken. Het leven wordt steeds drukker met steeds meer verwachtingen. Hoe creëer ik als leerkracht rust, in een tijd met zo veel prikkels en doorlopend entertainment? Media en computerspelletjes vechten met korte, flitsende, vluchtige beelden om de aandacht van het kind. In de schaarse vrije tijd doet het kind vaak nog meer indrukken op. De vraag voor leerkrachten is: hoe blijft een kind bij zo veel prikkels nog bij zichzelf? In mijn zoektocht naar tips kwam ik bij het artikel: “Overprikkeling. Over het creëren van rustmomenten in de klas”, geschreven door José Kuijpers. Hieronder heb ik haar tips beschreven. Daaronder heb ik beschreven hoe ik deze tips in mijn lessen heb toegepast.

Wat kan de leerkracht doen?

Ik vraag mezelf vaak af wat ik eraan kan doen om de werksfeer in de klas optimaal te maken. Zelf ben ik van nature een redelijk druk persoon en ik merk aan de leerlingen dat ze ook altijd erg druk de klas in komen. Ik ben op zoek gegaan naar tips om de sfeer in de klas aangenaam te krijgen. Ik heb geprobeerd deze tips te gebruiken in mijn lessen.

1. Zorg ervoor dat je vroeg op school bent en neem ruim de tijd om van tevoren alles klaar te leggen. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat je later op de dag onverwachts nieuwe kleurpotloden moet zoeken of de lijmpotten moet bijvullen. Je begint dus veel rustiger aan de dag door ruimschoots op tijd aanwezig te zijn.

2. Drink thee of koffie in je eigen leslokaal, in plaats van in de drukke teamkamer. Wellicht zal je de sociale contacten missen, als je altijd in je eigen klas thee of koffie drinkt. Wissel de eigenklas dan af met de teamkamer.

3. Spreek met de directeur en je collega’s af dat u zo min mogelijk storingen in uw klas wenst. Het gebeurt nog steeds regelmatig dat een directeur of een collega onverwachts je klas binnenloopt met een bepaalde vraag, waarop je direct antwoord moet geven.

4. Bekijk eens rustig wat je eventueel van het dagprogramma weg kan laten of wat je kan doorschuiven naar de volgende dag of de volgende week.

5. Maak duidelijke regels en afspraken in de klas met de kinderen. Tevens zijn er duidelijke afspraken waar alle materialen liggen. Gebruik hier vaste plaatsen voor.

6. Neem afstand van de groep en observeer de kinderen.7. Praat zachtjes in de klas, waar dat nodig is en waar het kan. De kinderen moeten zich dan

concentreren en gericht luisteren om de instructie te kunnen volgen.8. Doe de tl-verlichting in uw klas uit9. Las een stilteles in. De kinderen mogen dan bij de activiteit (bijvoorbeeld het schrijven) niet

praten.

Page 38: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

10. Beschouw het eten en drinken in de kring als een rustmoment voor u en de kinderen, (Krijpers 2009)

Mijn ervaringen met deze punten1. Ik zorg dat ik altijd om kwart voor 8 in de klas ben. Om half 9 begint de les, dus dan heb ik

nog ruim de tijd om alles klaar te zetten. Ik maak dan ook altijd nog even en praatje met andere leerkrachten, omdat ik dat belangrijk vind.

2. Ik vind het wel belangrijk om een goed contact met het team te onderhouden. Ik haal daarom meestal thee of koffie in de teamkamer en maak daar even een praatje. Daarna ga ik terug naar mijn lokaal en drink ik daar rustig mijn thee of koffie op. Ik merk wel dat dit me veel rust geeft om even in stilte te zitten.

3. Op school hebben wij afspraken over de jarigen die langskomen met traktaties, dit gebeurt alleen in en eventueel iets na de pauze. Ik vind dit een fijne regel, want zo weet ik dat mijn lessen niet verstoord worden. Het gebeurt heel af en toe dat er iemand anders de les in komt, maar ik heb hier niet zoveel last van. Ik vraag zelf ook wel eens dingen aan andere collega’s tijdens de les en ik vind het juist zo fijn dat ze mij meteen willen helpen.

4. Ik heb mijn dagplanningen overzichtelijk ingedeeld. Ik heb veel dingen achter de hand, zoals spelletjes, filmpjes, voorleesboeken, etc. Ik weet dat ik deze activiteiten ook altijd nog kan schrappen als er iets onverwachts gebeurt waardoor de les erg lang duurt.

5. Waar ik mij altijd erg aan stoorde tijdens de les was het gebruik van de puntenslijper. Dit apparaat maakt een ontzettend hard geluid. Ik heb met de leerlingen de afspraak gemaakt dat de punten alleen in de pauze geslepen mogen worden. De schriften proberen we meestal allemaal voorin de klas te leggen, maar hier kan nog wel iets aan verbeterd worden.

6. Tijdens zelfstandig werklessen observeer ik de klas vaak. Ik probeer de leerlingen op zulke momenten ook feedback te geven op hun gedrag. Ik complimenteer dan vaak leerlingen die goed werken.

7. Op het zacht praten heb ik veel geoefend. Ik merk dat dit erg fijn werkt. De leerlingen worden er rustig van en ik probeer dit dan ook vaak toe te passen.

8. De tl-verlichting doe ik regelmatig uit. Op verschillende momenten vind ik het fijner om wat minder licht te hebben. Wanneer de leerlingen echter geconcentreerd moeten werken houd ik de lampen wel altijd aan. Ik wil dat ze dan voldoende licht hebben om alles goed te kunnen zien.

9. Ik maak meer gebruik van stilte momenten. Bijvoorbeeld 10 minuten op de timetimer. De leerlingen mogen dan tijdens een zelfstandig werkmoment niet praten. Ik vind een hele les wat veel voor groep 3. Daarbij vind ik het ook belangrijk dat leerlingen elkaar helpen.

10. Tijdens het eten en drinken lees ik eigenlijk altijd voor. Dit vind ik rustgevend moment. De leerlingen luisteren dan bijna altijd aandachtig.

Page 39: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Stiltespelletjes tijdens lessen of lesovergangen:

Er zijn verschillende oefeningen en spelletjes, die tot gevolg hebben dat de kinderen meer naar binnen keren en rust ervaren. Ik geef nu hiervan een aantal voorbeelden:

1. Laat de kinderen ontladen door even gek te doen (bijvoorbeeld door te dansen of te bewegen).

2. Laat de kinderen de ogen sluiten en laat ze luisteren naar de geluiden buiten de klas. Vervolgens naar de geluiden in de klas. En tot slot naar de geluiden in zichzelf.

3. Open de dag in een kring en laat de kinderen de ogen sluiten. Stel open vragen over het begin van de dag. Bijvoorbeeld:‘Stel je het moment voor dat je wakker werd.’ ‘Wat deed je als eerste toen je uit bed kwam?’ ‘Weet je nog wat je gegeten hebt vanmorgen?’ ‘Wat heb je allemaal gezien toen je naar school kwam?’ ‘Stel je het moment voor dat je de klas binnenkwam.’ ‘Voel hoe je op de stoel zit en kom met je aandacht in de klas.’ Enzovoort. Als u deze oefening voor de eerste keer doet, laat dan de kinderen het antwoord hardop zeggen. Later laat u het antwoord fluisteren. En nog later zeggen de kinderen het antwoord in hun hoofd.

4. Laat de kinderen een steentje uit een doosje kiezen. Tel langzaam en met zachte stem van een tot tien. Met de ogen gesloten leggen de kinderen bij iedere tel het steentje van de ene hand in de andere hand. In plaats van een steentje kunt u kiezen voor een kastanje of een schelpje. Verleng de concentratieboog van de kinderen door tot twintig te tellen.

5. Geef (een aantal) kinderen een stressbal. De kinderen kunnen zelf die stressbal pakken als ze voelen dat ze veel moeten bewegen of onrustig en gespannen zijn, maar op dat moment niet van hun plaats kunnen en mogen lopen.De stressbal is door de kinderen eenvoudig zelf te maken. Per stressbal hebt u nodig: twee ballonnen, een boterhamzakje, parkietenzaad, een schaar en een lepel. Het kind vult het boterhamzakje met parkietenzaad. Het zakje wordt daarna gesloten, door het uiteinde dicht te draaien. Blijft er een los eindje over? Dan wordt dat om de inhoud van het zakje gevouwen. De ballon, waar het blaastuitje vanaf is geknipt, wordt om het boterhamzakje gedaan. De tweede ballon, waar ook hetblaastuitje vanaf is geknipt, wordt om de eerste ballon gevouwen, zodat tot slot geen opening van de ballon zichtbaar is.

6. Breng de kinderen in het hier en nu, door ze bewust te laten voelen hoe ze op hun stoel zitten. De kinderen worden rustig, doordat ze zich meer bewust zijn van hun eigen lichaam.

7. Laat de kinderen spanning ontladen, door ze met hun hielen een kuiltje in de grond te laten maken. Zowel het linker- als het rechterbeen komt aan de beurt. Laat na afloop de kinderen met gesloten ogen even navoelen hoe hun voeten voelen en laat ze dit ook verwoorden. Als u deze oefening voor de eerste keer doet, zult u merken dat de kinderen het vreemd vinden en wellicht niet veel bijzonders voelen bij hun voeten. Deze oefening vraagt om veel herhaling in de klas, de gymzaal of de speelzaal. Je zal dan merken, dat de kinderen later wel kunnen aangeven hoe hun voeten aanvoelen, na de oefening gedaan te hebben.

8. Laat de kinderen aan het eind van de speel- of de gymles op een mat (of op de grond) liggen. De kinderen liggen op hun rug en leggen hun handen op hun buik. Ze zijn zich bewust van hun buik onder hun handen. Vraag aan de kinderen wat ze waarnemen onder hun handen. Deze oefening kunt u ook in de klas doen, als de kinderen op hun stoel zitten. Bewustwording van ademhaling – in combinatie met rustige muziek – zorgt voor verstilling bij de kinderen.

9. Laat de kinderen een mandala tekenen of inkleuren. Door vanuit een centrum en binnen de cirkel te tekenen, komt het kind weer bij zichzelf.

10. Laat een voorwerp zien en vraag de kinderen met gesloten ogen het voorwerp nogmaals te ‘bekijken’. Vraag naar vorm en kleur. Laat daarna controleren of het klopt, (Krijpers, 2009).

Page 40: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Mijn ervaringen met de spellen

Punt 10 sprak mij het meest aan. Ik heb deze oefening meteen in de klas uitgeprobeerd. De oefening sloeg goed aan. De kinderen leren zich op deze manier concentreren op iets. Ik vind het zelf ook erg fijn om een paar minuten volledige stilte te hebben. Ik fluister dan de vragen. Alle leerlingen keren een beetje in zichzelf, omdat ze met hun ogen dicht zitten. Verderop in mijn dossier zal ik nog wat meer over mijn ervaringen met dit concentratiespel vertellen.

Verder heb ik alleen punt 1 uitgeprobeerd. Ik laat de leerlingen wel eens een liedje zingen, of een dansje doen op een liedje dat we hebben ingestudeerd. De leerlingen vinden dit altijd erg leuk. Ik vind het alleen wat lastig om daarna weer over te gaan tot een serieuze les waarbij de leerlingen zich moeten concentreren. Ik maak dus liever gebruik van spelletjes zoals punt 10.

Bron :

Krijpers, J. (2009) Overprikkeling. Over het creëren van rustmomenten in de klas. Praxisbulletin vol.26

Page 41: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 42: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Dictee analyse

Wij werken in de klas met de methode ‘veilig leren lezen’. Ik vind dit een zeer prettige methode om mee te werken. De methode biedt veel structuur voor de leerkracht en houdt rekening met het verschil in niveau van de leerlingen. De leerlingen zijn bij ons in drie groepen verdeeld, namelijk de A-groep (zonkinderen) de B-groep (maankinderen) en de C-groep (Stap voor stap). De methode geeft nauwkeurig aan welke groep wanneer welke stof kan behandelen. Door de afname van een dictee aan het begin van de les kan ik als leerkracht goed pijlen welke woorden de leerlingen nog moeilijk vonden. Af en toe zit er geen dictee bij de les in het boek. Ik heb zelf een dictee gemaakt waaruit ik wil pijlen welke woorden de leerlingen moeilijk vinden. Ik heb moeilijke woorden uit de voorgaande dagen uit deze kern gekozen. Ik heb ook verschillende woorden gekozen zoals o.a. ‘m-k-m-m-woorden’, woorden eindigend op een ‘i’, of woorden met een dubbele medeklinker. Onderstaand dictee heb ik bij de leerlingen afgenomen:

Uit de lucht valt een druppel water. Druppel

Ik vind dat schilderij erg mooi. Mooi

In de vloer zit een gleuf . Gleuf

Die struik in de tuin is erg mooi. Struik

Op de fles zit een kurk. Kurk

Er ligt een grote berg zand op het plein. Berg

Let jij wel goed op in het verkeer? Verkeer

Ik eet het liefst stroop op mijn pannenkoek. Stroop

Op het ijs bind ik mijn schaats onder. Schaats

Mijn vader is al het hout aan het hakken. Hakken

Het betrof een auditief dictee. Ik heb tussendoor de woorden niet laten zien op het bord. Ik heb er bewust voor gekozen om de leerlingen het dictee achteraf met een ander kleur potlood na te laten kijken. Dit heb ik gedaan, omdat ik wilde dat de leerlingen hun fouten zelf zouden kunnen opsporen en vervolgens goed konden zien wat er verbeterd werd aan het woord. Ik heb de woorden één voor één op het bord geschreven met een uitleg erbij. Ik heb vervolgens de schriftjes op laten halen en zelf een telling bijgehouden van het aantal fouten per woord. Hieronder is een overzicht van het aantal fouten per woord:

Page 43: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Woord in het dictee Aantal keer fout in een groep van 17 leerlingen

Druppel 9x

Mooi

Gleuf 4x

Struik

Kurk

Berg 1x

Verkeer 11x

Stroop 2x

Schaats 4x

Hakken 10x

Hieronder heb ik het visueel gemaakt in een foutengrafiek.

Druppel Mooi Gleuf Struik Kurk Berg Verkeer Stroop Schaats Hakken0

2

4

6

8

10

12

Aantal fout in dictee

Page 44: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Uit dit dictee is op te maken dat bij de woorden ‘druppel’, ‘verkeer’ en ‘hakken’ de meeste foutjes werden gemaakt. Deze woorden werden verkeerd geschreven door meer dan de helft van de leerlingen in de klas. Bij de woorden ‘druppel’ en ‘hakken’ werden er fouten gemaakt in de dubbele medeklinker. Hier kunnen de leerlingen dus wel wat extra hulp voor gebruiken. Bij het woord ‘verkeer’ gebruikten veel leerlingen de ‘f’ in plaats van de ‘v’. Ook werd de dubbele ‘e’ werd af en toe als een ‘i’ geschreven. Aangezien het woord ‘verkeer’ met zijn ‘v’ een weetwoord is, zal ik dit soort woorden niet gaan uitleggen, maar zoals in de methode gewoon stap voor stap behandelen.

Ik heb ervoor gekozen om nogmaals de dubbele medeklinker te behandelen in de volgende les.

In de volgende les heb ik het dictee iets aangepast. Ik wil meer oefenen met dubbele medeklinkers. We zullen het eerst hebben over lange en korte klinkers.

Daarna zal ik opnieuw een dictee afnemen met woorden met dubbele medeklinkers.

Hieronder een eventueel nieuw dictee:

BakkenVakkenMikkenLiggenHakkenKnoppenPotten

Later zal ik het nog meer aanpassen door dit dictee af te wisselen met woorden met slechts één medeklinker, om te achterhalen of de leerlingen echt het verschil weten tussen dubbele en enkele medeklinkers. Hieronder een voorbeeld:

BakkenPotenKappenLippenKopenPottenLopen

Wanneer dit duidelijk is bij de leerlingen, zijn naar mijn mening de woorden uit kern 11 goed aanwezig bij de leerlingen.

Page 45: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Toets om het niveau te metenDeze week heb ik me nog meer verdiept in het niveau van de leerlingen op het gebied van rekenen.

Toets 1

N. heeft veel moeite met rekenen. Ze rekent erg traag en ze heeft veel extra uitleg nodig. Ik hoop door deze toets een beter beeld te krijgen van haar niveau en een inzicht te krijgen waar ze precies moeite mee heeft.

Vraag Goed/Fout Opmerking1 2 Ze heeft haar rekenrek nodig.3 4 Ze telt op, maar weet de waarde van de plaats niet5 Ze begrijpt de som niet.6 Ze slaat vakjes over, ze telt niet systematisch (wel synchroon)7 Ze kent de waarde van de getallen niet.8 9 Ze heeft haar rekenrek nodig. Ze vraagt hoe je ‘18’ schrijft.

10 Deze vindt ze te moeilijk. Ik heb de som op het rek voorgedaan.11 12 Ze heeft haar rekenrek nodig.13 Ze heeft haar rekenrek nodig.14 Ze heeft haar rekenrek nodig.15 Ze heeft haar rekenrek nodig.16 17 18 Ze zet rondjes om drie-tallen19 20 Ze heeft haar rekenrek nodig.21 Ze weet niet hoe ze ‘40’ schrijft.22 23 24 25 Ze heeft haar rekenrek nodig.

Uit deze toets bleek dat N. veel behoefte heeft aan structuur. Ze kan nog niet goed optellen zonder haar rekenrek te gebruiken. Wij geven haar hier in de klas ook veel ruimte voor. Wat mij wel heel duidelijk opviel in deze toets was dat N. nog niet goed de waarde van de positie van de getallen kent. Vraag 7 was hier een duidelijk voorbeeld van. Deze vraag luidde:

Welke van onderstaande getallen is het meest?

27 16 71

Page 46: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Het antwoord van N. was 27. Zij vetelde daarbij dat die getallen bij elkaar opgeteld het meest waard zijn.

Dit antwoord deed mij al vermoeden dat zij geen besef had dat de plaats van een cijfer binnen het getal ook een betekenis heeft. Dit vermoeden werd nog verder op in de toets bevestigd. Ze heeft mij meerdere malen gevraagd hoe ze het getal moet schrijven. Ze vroeg bijvoorbeeld:

“Hoe schrijf ik 18, eerst de ‘1’, of eerst de ‘8’?”

Ik ben erover na gaan denken hoe ik N. het beste hierbij kan helpen. Ik ben op internet op zoek gegaan naar spellen waarbij ze de waarde van de getallen kan oefenen. Het is belangrijk dat ze deze waarden goed kent voordat ze moeilijkere sommen kan gaan maken.

Op internet vond ik een spel waarin ze goed de waarde van 10 kan leren inzien. In onze methode ‘De wereld in getallen’ wordt veel met eierdozen gewerkt. In een eierdoos passen precies 10 eieren. De leerlingen moeten na een tijdje rekenen met dichte eierdozen. Ze weten dan dat er 10 eieren inzitten. Ik wil N. echter nog niet meteen aan het rekenen met dichte eierdozen laten beginnen. Ik wil haar eerst goed de waarde van 10 laten ervaren. Om deze reden heb ik onderstaand spel op internet voor haar opgezocht. Het is een spel ontwikkeld door Univeristeit Utrecht, speciaal bedoeld om sommen te automatiseren. Hieronder is een voorbeeld van het spel te zien:

Tijdens de volgende rekenles zal ik N. deze oefening op de computer laten maken. Ik zal dit een paar keer met haar herhalen, zodat ze haar inzicht kan verbeteren.

Toets 2

Ik heb ook bij M. een rekentoets afgenomen. M. is een betere rekenaar dan N. en zij ging dan ook erg snel door de stof heen. Wat ik opmerkte bij M. was dat ze veel slordigheidsfoutjes maakte. Ik vond het niet nodig om haar toets te analyseren zoals ik bij N. heb gedaan. N. heeft slechts 4 vragen fout beantwoord en die fouten waren allemaal te wijten aan het slordig en snel willen werken. Om hier zeker van het zijn heb ik na afloop van de toets de sommen die niet goed waren nog een keer met haar doorgenomen. Ik heb haar gevraagd om nog eens goed naar de som te kijken. Zoals ik had verwacht loste ze de sommen op een juiste manier op. Dit wil echter niet zeggen dat ik haar in de les niet in de gaten hoef te houden op het gebied van rekenen. Ik wil er wel zeker van zijn dat ze secuur werkt. Tijdens de les zal ik dan ook tussendoor kijken of ze niet te makkelijk over de stof denkt. Om slordigheden te voorkomen wil ik altijd even dat de leerlingen hun werk laten zien voordat ze verder

Page 47: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

gaan met eventueel extra werk. Zo kan ik zicht houden op de kwaliteit van het werk dat ze leveren. Ik weet nu dat ik bij M. er extra alert op moet zijn. Ik zou het zonde vinden als zij onder haar niveau gaat presteren omdat ze niet secuur genoeg is.

Evaluatie

Ik heb in totaal twee kinderen getoetst deze week. De toets duurt een uur, dus het neemt veel van mijn kostbare tijd in beslag. Om die reden heb ik het bij slechts twee leerlingen gedaan. Ik vond het wel enorm leerzaam. Het liefst zou ik dit bij alle leerlingen willen doen, maar helaas heb ik daar geen tijd voor. Ik heb het lesprogramma bij kunnen stellen voor twee leerlignen om het maximale eruit te kunnen halen. Ik vind het erg belangrijk dat de kwaliteit van hun werk vooruit gaat en dat heb ik door deze opdracht wel kunnen bewerkstelligen. Ik ben erg trots op ze dat ze zo goed hun best doen.

Page 48: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 49: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

DagindelingOp advies van mijn mentor ben ik begonnen met het maken van een gedetailleerd tijdsplan voor het verloop van de dag. Af en toe zijn mijn lessen nog wat te lang of net wat te kort. Doormiddel van een tijdsplan kan ik proberen de lessen zo in te delen dat de lessen goed tot hun recht komen. Ik wil proberen de concentratieboog van de kinderen optimaal te benutten. Dit wil ik vooral doen door het afwisselen van taken.

Maandag 18 april is de eerste keer geweest dat ik mijn gehele dagplanning gedetailleerd heb opgeschreven. Ik heb van moment tot moment van tevoren uitgetypt hoe ik de dag ingedeeld heb. Achteraf zal ik de dagplanning evalueren om tot een betere planning te komen. Dit zal ik doen na iedere nieuwe planning.

Dagplanning dinsdag 19 april

08:30 Levensbeschouwing in de kring

09:00 Taal: 09:00 Woorddictee

09:10 Flitsen

09:15 Instructie

09:20 Werkblad

09:30 Lezen

10:00 Pauze

10:45 Rekenen: 10:45 Automatiseren

10:50 Uitleg sommen

11:00 Zelfstandig werken

11:25 Nabespreken (eventueel als de concentratie er is…)

11:30 Schrijven

12:00 Naar huis

13:15 Lezen met groep 7

14:00 Liedjes voor Pasen leren

14:20 Knutselopdracht

15:05 Opruimen en bidden

Page 50: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

15:15 Naar huis

Evaluatie dagplanning

Ik heb me niet goed aan mijn tijdsplanning gehouden. Vooral bij taal en rekenen ben ik af en toe wat te lang van stof. Ik moet volgende keer proberen om de tijd beter in de gaten te houden. Ik ben nu te lang doorgegaan met uitleggen, de kinderen hadden veel eerder aan het werk gekund. Voor de volgende keer houd ik mijn planning aan en ga ik nog beter proberen om op de tijd te letten. Pas dan kan ik zien of de planning die ik heb gemaakt werkt of niet.

Hieronder is mijn dagplanning van maandag 9 mei te zien.

Dagplanning maandag 9 mei

08:30 Weekopening (kringgesprek)

09:00 Taal: 09:00 Woorddictee

09:10 Flitsen

09:15 Instructie

09:20 Werkblad

09:30 Lezen

10:00 Pauze

10:45 Rekenen: 10:45 Automatiseren

10:50 Uitleg sommen

11:00 Zelfstandig werken

11:25 Nabespreken (eventueel als de concentratie er is…)

11:30 Schrijven

12:00 Naar huis

13:15 Gym

14:00 Lezen

14:30 Tekenopdracht

15:05 Opruimen en bidden

Page 51: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

15:15 Naar huis

Evaluatie dagplanning

De weekopening liep voorspoedig, iedereen had over de vakantie kunnen vertellen voordat we weer met de les moesten beginnen. Precies om 9 uur konden we aan taal gaan beginnen. Ik vind het fijn om met het woorddictee te beginnen want dit schept rust in de klas. De kinderen zijn zo voor zichzelf aan de slag. De ingeplande tien minuten volstonden ook voor deze activiteit. Hierna volgde het flitsen. Ook dit ging goed op tijd. Tijdens mijn instructie kwam er een moeder de klas binnen dat er een luizencontrole gedaan moest worden bij de kinderen. Mijn planning werd dus in de war gegooid. Ik heb de kinderen die langzaam binnendruppelden terug van de controle zelfstandig aan het werk gezet. Het is me niet gelukt om alle kinderen het werk af te laten krijgen.

Het rekenen ging moeizaam. De kinderen waren vandaag wat druk en ze konden het niet opbrengen om lang geconcentreerd aan het werk te blijven. Halverwege het zelfstandig werken werd het voor de kinderen moeilijk om de concentratie vast te houden. Ik ga hier voor de volgende keer iets op verzinnen. Ik ga eens kijken naar spelletjes waar de kinderen rustig van worden.

Dagplanning maandag 16 mei

08:30 Weekopening (kringgesprek)

09:00 Taal: 09:00 Woorddictee

09:10 Flitsen

09:15 Instructie

09:20 Werkblad

09:30 Lezen

10:00 Pauze

10:45 Rekenen: 10:45 Automatiseren

10:50 Uitleg sommen

11:00 Zelfstandig werken

11:10 Concentratiespelletje

11:13 Verder met zelfstandig werken

11:25 Nabespreken (eventueel als de concentratie er is…)

11:30 Schrijven

12:00 Naar huis

Page 52: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

13:15 Gym

14:00 Lezen

14:30 Tekenopdracht

15:05 Opruimen en bidden

15:15 Naar huis

Evaluatie dagplanning

Het vreemde is dat de taalplanning altijd wat beter uit de verf komt dan de rekenplanning. Het concentratiespelletje ging goed en ik merkte ook dat de kinderen er iets rustiger van werden, maar het had niet de uitwerking op de klas die ik voor ogen had. Ik had gehoopt dat de kinderen na het spelletje geconcentreerd aan het werk konden gaan. Aangezien de sommen nog niet af waren, heb ik de leerlingen nog wat langer door laten werken, zodat ze meer dan een uur aan het rekenen zijn geweest. Zelf dacht ik dat het aan het moment van de dag zou liggen. Dit keer was mijn mentor er om mijn lessen te kunnen evalueren. Zij vertelde mij dat mijn rekenles in zijn totaal te lang duurt. Eigenlijk staat er op het rooster dat ze maar een half uur tot maximaal 3 kwartier bezig zijn met rekenen. Als ik er zo over nadenk, is dat eigenlijk heel logisch. De taalles bestaat uit verschillende disciplines, bijvoorbeeld een dictee, een stukje lezen, een bladzijde uit het werkboek maken, etc. Voor de kinderen is dit een afwisselende les. Ik zal voor de volgende keer de rekenles een stuk korter moeten maken en afwisselen met andere activiteiten voor de pauze. Ik zal in de ochtend meer moeten variëren in mijn lessen. Ik zal meer concentratiespelletjes met ze moeten doen en meer afwisselen in verschillende activiteiten. Ik heb nu bijvoorbeeld een half uur voor schrijven ingedeeld, maar dit is eigenlijk ook veel te lang. Het schrijven kan maximaal 10 minuten duren, daarna kunnen we nog wat anders doen in de klas. Naar aanleiding van deze ervaringen ga ik voor de volgende week weer een hele andere planning maken.

Dagplanning maandag 23 mei

08:30 Weekopening (kringgesprek)

09:00 Taal: 09:00 Woorddictee

09:10 Flitsen

09:15 Instructie

09:20 Werkblad

09:30 Lezen

10:00 Pauze

Page 53: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

10:40 Rekenen: 10:40 Automatiseren

10:45 Uitleg sommen

10:50 Zelfstandig werken

11:15 Concentratiespelletje

11:20 Schrijven

11:35 Spelletje vingers tellen (= ook rekenactiviteit

11:45 Filmpje rekenverhalen (purperpark)

12:00 Naar huis

13:15 Gym

14:00 Lezen

14:30 Tekenopdracht

15:05 Opruimen en bidden

15:15 Naar huis

Evaluatie dagplanning

Deze planning werkte erg goed. Ik merkte dat de afwisseling in de activiteiten ervoor zorgde dat de kinderen hun concentratie erbij konden houden. De kinderen waren een stuk rustiger. Hieronder is een impressie te zien van de dag:

Een Spelletje als opwarmertje

Page 54: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Uitleg van de stof

Zelfstandig werken met extra uitleg voor sommige kinderen (achterin zitten kinderen op de computer te weken).

Page 55: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Dagplanning maandag 6 juni

08:30 Weekopening (kringgesprek)

09:00 Taal: 09:00 Woorddictee

09:10 Instructie (lezen) Zonkinderen kunnen vast voor zichzelf aan de slag

09:20 Werkbladen

09:30 Flitsen

09:35 Lezen, Maan: pagina 16-18

09: 50 Voorlezen

09: 55 Galgje

10:00 Pauze

10:40 Rekenen: 10:40 Automatiseren

10:45 Uitleg sommen

10:50 Zelfstandig werken

11:15 Concentratiespelletje

11:20 Schrijven

11:35 Spelletje

11:45 Filmpje rekenverhalen/ voorlezen

12:00 Naar huis

13:15 Gym

14:00 Lezen

14:30 Tekenopdracht

15:05 Opruimen en bidden

15:15 Naar huis

Evaluatie

De weekopening is iets uitgelopen, waardoor ik 10 minuten later van start ben gegaan. Het woorddictee duurde wat te lang. Ik heb hier zeker een kwartier aan besteed, omdat ik het de kinderen zelf na wilde laten kijken.

Page 56: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Dagplanning dinsdag 14 juni

08:30 Weekopening (kringgesprek)

09:00 Taal: 09:00 Activeren ervaringen leerlingen

09:10 Interactief voorlezen kern 12

09:30 Vragen over de tekst:

- Sara wist zeker dat tante Fé een griezel was. Waarom dacht ze dat?

- Had Sara gelijk?- Als je iemand voor het eerst ziet, dan denk je vaak dat je weet

hoe die persoon is. Maar als je hem of haar beter leert kennen, dan is het toch meestal anders. Wie heeft zoiets wel eens meegemaakt?

09:40 Maankinderen: Pagina 43 van instructiekalender

09: 55 Galgje

10:00 Pauze

10:40 Rekenen: 10:40 Automatiseren

10:45 Uitleg sommen

10:50 Zelfstandig werken

11:15 Concentratiespelletje

11:20 Schrijven

11:35 Spelletje

11:45 Filmpje rekenverhalen/ voorlezen

12:00 Naar huis

13:15 Gym

14:00 Lezen

14:30 Tekenopdracht

15:05 Opruimen en bidden

15:15 Naar huis

Page 57: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Dagplanning woensdag15 juni

08:30 Weekopening (kringgesprek)

09:00 Taal: 09:00 lezen

09:20 Interactief voorlezen kern 12

09:30 Vragen over de tekst:

09:40 Maankinderen: Pagina 43 van instructiekalender

09: 55 Galgje

10:00 Pauze

10:40 Rekenen: 10:40 Automatiseren

http://www.fi.uu.nl/toepassingen/03219/toepassing_rekenweb.html

10:45 Uitleg sommen

10:50 Zelfstandig werken

11:15 Concentratiespelletje

11:20 Schrijven

11:35 Spelletje

11:45 Filmpje rekenverhalen/ voorlezen

12:00 Naar huis

Page 58: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Afwisselende lessenIk vind het belangrijk dat de leerlingen met elkaar leren samenwerken en kunnen ontspannen om vervolgens zich weer goed te kunnen concentreren, daarom probeer ik mijn lessen af en toe af te wisselen met wat spelletjes, liedjes filmpjes, enz. Hieronder doe ik verslag van mijn ervaringen met de spellen die ik heb uitgeprobeerd.

Een ‘samenwerk’-spelletje

Het spel wat ik in de klas regelmatig heb uitgevoerd is de volgende rekenoefening:

De klas is verdeeld in groepjes van 4/5 kinderen.Ik noem een getal tussen de 5 en de 20. De kinderen mogen in hun groepje steeds op hetzelfde moment een aantal vingers opsteken. Deze opgestoken vingers moeten samen het door mij genoemde getal vormen. Is dit niet goed, dat nemen alle kinderen hun vingers terug en proberen het opnieuw, net zo lang tot er precies het genoemde getal is behaald.

Later gaan we dit ook zonder erbij te praten proberen. Voor de eerste keer is het al moeilijk genoeg met praten erbij.

Page 59: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Evaluatie

Dit spel werkt goed in de klas. Ik heb het meerdere malen ingezet in de rekenles. De kinderen leren getallen te splitsen, maar ook te overleggen met elkaar. Ik vond het opmerkelijk hoe enthousiast de kinderen waren. Deze leerlingen houden veel van spelletjes. Wanneer er iets te winnen valt zijn ze vaak bloedserieus. Ik vond het mooi om te zien dat er binnen een groep altijd iemand is die de leiding op zich neemt, of die andere kinderen helpt met het nadenken over de som. De snelle rekenaars helpen de rekenaars die wat meer moeite hebben met de som. De kinderen leren op deze manier al vroeg samenwerken, dit vind ik positief. Ik bouw dit spelmoment af en toe in mijn lessen in. De kinderen zijn op een actieve manier met rekenen bezig in dit spel en ze leren ook te evalueren en te verwoorden wat ze gedaan hebben. Ik ga ze stuk voor stuk langs om ze te laten vertellen wat ze gedaan hebben.

Page 60: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Een concentratiespelletje

Het volgende spelletje doe ik regelmatig in de klas. Ik doe dit spel om de concentratie bij de kinderen terug te krijgen. Ik las een moment van stilte in met behulp van een spel wat iedereen een beetje tot rust brengt in de klas. Dit doe ik vaak tegen het einde van een rekenles of een andere les waar concentratie belangrijk is. Deze oefening gaat als volgt:

Ik laat een voorwerp zien en vraag de kinderen met gesloten ogen het voorwerp nogmaals te ‘bekijken’. Terwijl de kinderen met hun ogen dicht in stilte luisteren, vraag ik klassikaal enkele leerlingen naar de vorm en kleur van het object. Daarna controleren we of het klopt.

Evaluatie

Ik vind deze oefening een erg prettige toevoeging binnen een les. Het neemt zeer weinig tijd in beslag, het kan binnen een paar minuten uitgevoerd worden en het leent zich voor bijna ieder moment. De kinderen keren een beetje in zichzelf doordat ze met hun ogen dicht zitten en zich focussen op het beeld van het object. Ik probeer altijd fluisterend te vragen naar de kleuren en vormen, dit brengt nog meer rust in de groep. Wanneer de kinderen de ogen weer openen, zijn ze tot rust gekomen. Ze kunnen dan vaak weer rustig verder aan het werk. Deze minuten van rust zijn dan een toevoeging geweest, omdat er hierna veel meer geconcentreerd wordt dan wanneer ik deze oefening niet had gedaan. Ik vind het erg prettig werken met dergelijke oefeningen tussendoor. Veel leerlingen hebben behoefte aan een moment van rust in de groep.

Hierachter heb ik een artikel van Peter Seilberger toegevoegd, met als titel: “Spelen in Meervoud: MI-Spelletjes voor de onderbouw.”In dit artikel staan de spellen die ik altijd nog bij me heb in de klas om achter de hand te hebben. Ik heb meerdere spellen uitgeprobeerd in de klas ( alleen heb ik daar geen foto’s van). Hieronder zal ik beschrijven wat ik van de spellen vond.

Page 61: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Het spel ‘muzikantje’ was een geslaagd spel. De kinderen moeten geconcentreerd opletten op degene die de bewegingen voordoet, maar hebben daarbij ook de vrijheid om lekker een beetje te bewegen. Ze kunnen hun energie kwijt op die manier. De leerlingen vinden het ook erg leuk om even de gang op te mogen om vervolgens te raden wie de muzikant is. De klas was erg enthousiast. Dit vind ik een geschikt spel voor bijvoorbeeld het eind van de dag, als we nog een paar minuutjes overhebben. De kinderen worden wel druk van het bewegen, dus ik zou het niet zo snel voor een les doen.

Het spel ‘Hoe was het?’ hebben we ook gedaan in de klas. Het nadeel aan dit spelletje vind ik dat de rest van de klas die niet betrokken zijn bij het spel weinig te doen hebben. Deze kinderen gaan zich dan vervelen. Aangezien wij niet een hele grote klas hebben, was het nog wel goed te doen. Ik heb telkens één kind de gang op gestuurd en ongeveer zes kinderen voor de klas laten staan. Ik heb de overige kinderen in de klas om tips gevraagd hoe we de rij zouden kunnen veranderen, zodat iedereen betrokken was. Vervolgens heb ik zes andere kinderen gekozen enzovoort. Ik vond dit spel weinig toevoegen aan de les, ik zou het niet zo snel meer gebruiken.

Het spel ‘Wat hebben zij gemeen’ vind ik daarentegen een hele leuke om te gebruiken. De leerlingen leren goed op te letten en de hele klas doet eraan mee. Alle leerlingen vinden het leuk om gevraagd te worden om voor de klas te komen staan. De rest van de klas doet actief mee door te denken wat de kinderen voor de klas gemeen hebben. Ik heb er af en toe een taalspelletje van gemaakt door bijvoorbeeld kinderen met dezelfde eerste letter van de naam te kiezen, of dezelfde laatste letter van de naam. De leerlingen leren zo ook goed te luisteren. Dit spel zal ik vaker gaan gebruiken in lessen. Het is kort van duur, je kan als leerkracht zelf bepalen hoelang je een dergelijk spel wil laten duren, dat vind ik het ideale aan deze spellen.

Tot slot heb ik het spel ‘Verboden getal’ uitgeprobeerd in de klas. Ik had dit spel gekozen omdat het een spel is waar de hele klas tegelijk aan mee kan doen. Helaas vond ik dit spel wat saai. De leerlingen hadden snel door hoe het spel ging en het was moeilijk te horen of er iemand de fout in ging. De kinderen die het moeilijk vonden deden niet echt mee, waardoor we niet zo vaak de fout in gingen. Dit spel zal ik niet zo snel nog een keer doen in de les.

Page 62: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 63: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Verslag vergaderingMaandag 11 april

Ik heb op deze dag een vergadering bijgewoond over de activiteiten die er binnenkort aan zouden komen op school. Op dat moment was mijn mentor nog ziek en heb ik de informatie die voor onze klas belangrijk was opgeschreven. Ik heb daarbij vragen gesteld wanneer bepaalde formulieren ingevuld moesten worden, zoals bijvoorbeeld het aanmeldingsformulier van de avondvierdaagse.

De vergadering begon met het bespreken van het moederdagcadeau. De school had besloten om hier dit jaar niet aan mee te doen, aangezien dit niet in het lesrooster zou passen. Moederdag valt dit jaar in de laatste week van de meivakantie, maar voor de meivakantie zouden we nog bezig zijn rond het thema Pasen. Er ontstond wat discussie. Sommige collega’s hadden hier al wat ervaring mee, ze vertelden dat veel ouders dan zouden gaan klagen. Ik vond het moeilijk om me in deze discussie te mengen, ik had immers nog nooit ervaren hoe het was om Moederdag over te slaan. Ik had slechts één Moederdag meegemaakt op een basisschool en dat was vorig jaar. Toen hebben we met de kleuters mokken geknutseld en heb ik niemand horen klagen. Ik kon me wel enigszins voorstellen dat er bij mij in de klas ook wel moeders zouden komen klagen. Toch zou ik zelf ook niet kunnen bedenken wanneer die cadeaus gemaakt zouden moeten worden. We hadden namelijk een erg druk programma de laatste week voor de meivakantie. Er is uiteindelijk besloten het toch een jaar over te slaan. Ik vond dit persoonlijk wel jammer, want ik vind Moederdag een leuke dag. Ik vind het belangrijk dat de kinderen leren om af en toe hun waardering te uiten naar iemand. Daarentegen deel ik de mening met de meeste collega’s uit het team dat deze verantwoordelijkheid niet perse bij de school hoeft te liggen. De vaders kunnen uiteraard ook het initiatief nemen om de kinderen te helpen bij het maken of kopen van een cadeautje voor hun moeder. Echter wanneer er voldoende tijd beschikbaar was geweest had het maken van een Moederdagcadeautje helemaal niet ter discussie gestaan. Dan hadden we natuurlijk net als ieder jaar iets leuks met de kinderen gemaakt voor hun moeder.

Daarnaast werd er vergaderd over de avondvierdaagse. De avondvierdaagse zou worden geregeld door de overblijfmoeders. Verder hadden al veel ouders zich al opgegeven om een dagje mee te lopen. Er moesten echter ook wel enkele leden van het team meelopen. Voor de leerlingen is het toch leuk als er een juf of meester bij is. Mijn collega van groep 3b had zich al opgegeven, verder zouden er alleen ouders meelopen. Ik heb mezelf ook opgegeven om twee dagen mee te lopen.

Na het bespreken van bovenstaande onderwerpen is de vergadering gesloten.

Page 64: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Organiseren kleuterfeest6 juni 2011

Wanneer volgend jaar alle kinderen vanaf groep 4 op schoolreis zijn, wordt er voor de kleuters en groep 3 ook iets leuks georganiseerd, namelijk het kleuterfeest. Vandaag zijn wij bij elkaar gekomen om te brainstormen over het thema en de invulling van de dag. Bij deze vergadering zijn verschillende mensen aanwezig:

De juf van groep ½ Mijn mentor (juf van groep 3) Drie moeders van kleuters Ik

De juf van groep 1/2 leidt de vergadering. Ze vertelde dat er een poppenkaststuk is uitgekozen dat opgevoerd wordt op de dag zelf. Zij vond het een leuk idee als de hele dag in hetzelfde thema staat als dat van het poppenkaststuk. We hadden keuze uit een paar poppenkaststukken, maar al snel is er besloten om het stuk ‘De koe die geen gras lust’ te kiezen. We vonden het lastig om een goed thema te kiezen, aangezien we de inhoud van het stuk niet kenden. Uit de titel konden we niet opmaken of het slechts over een koe gaat, of over bijvoorbeeld boerderijdieren, of gewoon over alle dieren. Voor de zekerheid hebben we besloten om het thema ‘dieren’ te kiezen. Daar past deze poppenkastuitvoering dan in ieder geval bij. Daarbij is het een erg ruim thema waar veel mee gedaan kan worden.

Vervolgens zijn we gaan kijken hoe we de dag zouden kunnen invullen. Er werden ervaringen uitgewisseld van vorig jaar. Hier kon ik niet veel over zeggen, want ik heb niet meegemaakt hoe dat is gegaan. Er werd verteld dat de ‘heksensoep’ een groot succes was en dat er wellicht dit jaar ook iets dergelijks gemaakt kan worden, maar dan in het thema ‘dieren’. Dit onderwerp bracht ons op het onderwerp ‘eten’. We hebben gebrainstormd over wat leuk was om uit te delen. Ik heb wat ideeën geopperd, zoals berencakejes, of zelf berenkopjes maken van komkommers met tomaatjes, of fruit. Vorig jaar heb ik op mijn stage in groep 1/2 namelijk een berenweek georganiseerd. Ik had veel leuke spelletjes en hapjes met beren. Ook anderen kwamen met ideeën. Bijvoorbeeld cakejes met snuitjes maken.

Daarna hebben we het gehad over de invulling van de dag. De juf van groep 1/2 vertelde dat ze het wel prettig vond dat er ook een rustmoment in de dag was ingebouwd. In één lokaal zou er een soort kleine bioscoop gemaakt kunnen worden waar de kinderen een leuk filmpje over dieren kunnen kijken en lekker even wat kunnen drinken. Hier was iedereen het wel mee eens.

We hebben nog even kort ideeën met elkaar uitgewisseld over dingen die we kunnen doen op die dag. Daarna is de vergadering gesloten.

Page 65: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Informatie voor het leerlingvolgsysteemLeerlingvolgsysteem

Voor alle leerlingen op mijn stageschool wordt er gebruik gemaakt van een leerlingvolgsysteem. Hiermee worden de ontwikkelingen en vorderingen systematisch bijgehouden. Wanneer blijkt dat een kind uitval heeft op een bepaald gebied wordt hiervoor een handelingsplan opgesteld voor leerhulp.

Zelf heb ik me ook mogen verdiepen in een leerling. Ik heb hiervoor toegang gekregen tot het leerlingvolgsysteem. In dit systeem waren al enkele handelingsplannen te vinden voor deze leerling. Ik heb deze informatie gebruikt om een goed beeld te kunnen vormen van deze leerling. Er was nog geen informatie van haar te vinden van na de herfstvakantie van groep drie. Ik heb dus opnieuw testjes bij haar afgenomen en hier conclusies uit getrokken. Ik ben bij de remedial teacher te rade gegaan hoe ik dit het beste aan kon pakken. Zij heeft mij laten zien hoe ik de toetsen af moest nemen. Ze gaf me tips over wat ik het beste vooraf kon zeggen en waar ik op moest letten. Met deze tips ging het afnemen van de toets (de DMT) erg goed.

Mijn mentor heeft mijn verslag en conclusies gelezen. Ze vertelde dat ze de situatie herkende en dat ze de informatie graag wil hebben in haar leerlingvolgsysteem. Ik heb haar het bestand gegeven en dit verslag is nu opgeslagen in het bestand van de school. Ik vind het fijn dat ik een bijdrage heb kunnen leveren doormiddel van een onderzoek. Ik vond het erg leerzaam, ik merk dat wanneer ik me ergens goed in verdiep ik hier meteen de vruchten van kan plukken in de klas. Ik hoop dat ik dit soort onderzoeken nog vaker mag doen.

Page 66: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 67: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Verslag leerlingbespreking op SBO de Oostvogel te GoudaDinsdag 7 juni 2011

In onze klas zit een jongen (R.) die eigenlijk niet goed meer binnen de klas past. Omdat hij het niveau van de klas niet meer aankon, heeft hij apart werk gekregen voor rekenen, taal en lezen. Dit breekt hem op, omdat hij merkt dat hij anders is dan de andere leerlingen. Hij heeft veel trots, maar hij stelt zichzelf vaak teleur op het gebied van rekenen, taal en lezen. Er zijn veel handelingsplannen opgesteld om het niveau van R. te verhogen. Deze handelingsplannen hebben niet het gewenste resultaat gegeven. De situatie in de klas wordt voor R. steeds slechter. Hij is erg druk en probeert werken zoveel mogelijk te vermijden. Dit is de reden waarom wij aanvraag hebben gedaan voor een leerling-bespreking op het speciaal basisonderwijs. Vandaag gaan mijn mentor, de remedial teacher en ik naar een SBO-school om toelichting te geven op het dossier van R. Zijn dossier wordt vandaag besproken door een commissie. Wij mogen wat toelichtingen geven op de handelingsplannen door een schets te maken van de situatie in de klas. Daarbij kunnen we vragen beantwoorden die de commissie misschien nog heeft over de situatie.

SBO de Oostvogel is onderdeel van stiching de Groeiling, net als mijn stageschool. Door dit verband zijn wij verwezen naar deze SBO-school. R. zal hierna zelf mogen kiezen naar welke SBO-school in de omgeving hij wil gaan.

De Groeiling is een stichting voor katholiek en interconfessioneel basisonderwijs. Per 1 januari 2009 is De Groeiling een nieuwe organisatie in het (speciaal)basis-onderwijs in Gouda en omgeving, ontstaan uit een samengaan van de Stichting Regionaal Katholiek Schoolbestuur Gouda en de Stichting Rooms-katholiek basisonderwijs De Groene Waarden. De Groeiling vertegenwoordigt het katholiek onderwijs in tien gemeenten waarin vierentwintig scholen, een advies en begeleidingscentrum, zesduizend leerlingen en zeshonderd medewerkers zijn ondergebracht. De Groeiling biedt kwalitatief goed onderwijs, met oog voor individuele ontwikkeling van het kind.

Het gesprekOm een leerling op een SBO-school in te schrijven is een voortraject noodzakelijk. Dit traject loopt altijd via de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Het voortraject zal altijd eindigen met het wel of niet afgeven van een beschikking voor een speciale school voor basisonderwijs.

Van tevoren zijn de handelingsplannen ingestuurd. De commissie is deze middag aan het vergaderen over (o.a.) R. De commissie bestaat uit 9 leden. Ze hebben allen veel papieren met informatie over R. Ik vond dat dit heel secuur werd aangepakt. Iedereen in deze ruimte was goed voorbereid en was op de hoogte over de situatie. Ik vond het wel een beetje apart dat die mensen (voor mij vreemden) zoveel wisten over onze leerling, terwijl ze hem nog nooit gezien hadden.

Aanwezig waren:

Page 68: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

De directeur van de SBO-school Een psychologe Een stagaire Een secretaresse (notulist) De voorzitter van de commissie Twee ambulant begeleiders Twee leerkrachten van de SBO-school

De voorzitter gaf meteen ons het woord. Ze vroeg ons de situatie in de klas te schetsen. Dit hebben wij gedaan. Af en toe werd er een vraag gesteld door één van de aanwezigen. Bijvoorbeeld de vraag waarom R. niet nog een keer groep 3 over zou kunnen doen. Wij hebben toen aangegeven dat dit hoogstwaarschijnlijk geen optie is. R. heeft nog een zeer laag niveau, dus hij zal snel weer achter raken. Daarnaast kan hij niet goed op zijn plek blijven zitten. Hij loopt veel door de klas en kan zich niet goed concentreren. We vinden het ook heel erg dat hij er zelf ook onder lijdt. Hij voelt dat hij niet even goed presteert als de andere leerlingen en wij willen voorkomen dat dit hem opbreekt. Hij is nu nog best vrolijk, maar we willen absoluut niet dat hij zich slecht gaat voelen door zijn slechte resultaten. Hij zit duidelijk niet op zijn plek in het regulier basisonderwijs. Wij hebben ook aangegeven dat R. juist een talent heeft voor gym. Hij kan erg goed voetballen en dat is ook zijn passie. Wij proberen hem veel te prijzen, vooral ook met gym. Voor dit prijzen is hij erg gevoelig en dat is een positief iets.

Verder werd er door een medewerker van de SBO-school gevraagd in welke klas wij hem daar zouden plaatsen: groep 3 of groep 4. Deze vraag kon geen van ons beantwoorden, want wij hebben geen inzicht in het niveau van de kinderen op die school. Toen mijn mentor daarnaar vroeg, konden ze daar zelf eigenlijk ook geen antwoord op geven. Ze vertelden dat het niveau binnen de groepen zeer divers was. Zij zouden dat dan zelf in moeten schatten.

Vervolgens werd er nog wat doorgepraat over de motivatie van R. Mijn mentor vertelde over een vraag die ze eens in de klas had gesteld aan alle kinderen, deze vraag luidde: “Wat wilde je later worden toen je drie jaar was?” R. antwoordde hierop dat hij niks wilde worden, want dan zou hij ook niet naar school toe hoeven. Dit tekent een beetje hoe R. tegenover school staat. Hij vindt het echt niet leuk en hij vertelt dit ook vaak in de klas, af en toe roept hij het zelfs door de klas heen. Het is lastig om R. schoolwerk te laten doen, want vaak kijkt hij niet eens naar zijn boek. Hij kijkt veel om zich heen, of gaat liggen op zijn tafel. Hij is erg rommelig en doet vaak lang over het pakken van zijn spullen. Daarbij verzint hij vaak smoesjes om niet te hoeven werken. Hij gaat erg veel naar de wc en wil graag de klas uit om klusjes voor de juf te doen.

Na deze toevoeging bedankte de commissie ons voor onze aanwezigheid. Zij gingen nog even verder discussiëren over deze leerling. Toen wij weer eenmaal buiten stonden heeft onze remedial teacher mij uitgelegd dat zij wel vaker op dit soort gesprekken moet komen voor leerlingen van onze school. Ze vertelde dat dit overleg best snel was gegaan en dat ze er daarom wel bijna zeker van was dat R. toegelaten zou worden. Er was namelijk bijna geen twijfel bij de commissie.

Dit voelde goed voor ons drieën . We zijn alle drie erg begaan met R., omdat we erg veel met hem werken. Het zou voor hem erg fijn zijn als hij op zijn plek zou zitten op een dergelijke school. Hij zal hier niet gezien worden als een leerling die niet goed mee kan komen in de klas, maar hij is dan omringt door kinderen die ook zo hun moeilijkheden hebben. Hij zal hierdoor zichzelf ook meer gaan

Page 69: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

waarderen hoop ik. Dit vind ik een fijn idee. Toch weet ik zeker dat de klas hem ook wel erg zal gaan missen, want het is een vrolijk een sociaal kind.

Page 70: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Avondvierdaagse16 en 17 mei 2011

Dag 1

Om half 7 moesten we verzamelen op het plein ‘Klein Amerika’ te Gouda. Onze school had nummer 46 en stond dus bijna achteraan. Eenmaal aangekomen in de menigte duurde het wel even voordat ik onze school had gevonden. Er waren deze dag slechts ouders aanwezig, geen andere collega’s van het team (behalve dan de overblijfmoeders die het regelden). Ik zag al wat ouders van mijn klas staan en ben daar op afgegaan. Van mijn klas deden er in totaal 8 kinderen mee. Dat is ongeveer de helft van de groep. De kinderen reageerden erg enthousiast toen ze zagen dat ik er ook bij was. Vandaag liepen er drie ouders van kinderen uit mijn klas mee. We besloten een beetje met z’n allen te lopen en met elkaar op de kinderen te letten. Groep 3 mocht helemaal vooraan in de rij van onze school. Er

waren nog meer ouders aanwezig, die gingen niet meelopen, maar die zouden ergens aan de kant gaan staan zwaaien naar ons.

Na een lange tijd wachten was het dan eindelijk zover. We hadden liedjes ingestudeerd die we onderweg zouden gaan zingen. We liepen rustig vooruit met de hele stoet. De ouders en ik hadden allemaal wat lekkere dingetjes meegenomen voor de kinderen om te snoepen tussendoor. Vandaag liep ik met de

moeder van Robin H., de moeder van Devin, en de moeder van Lara. Ik vond het erg gezellig met deze moeders. We hebben 2 uur lang gelopen met elkaar. Ondertussen hebben we veel gepraat met elkaar. Ik vond het erg leuk om de ouders van de kinderen van mijn groep eens beter te leren kennen. Aan het begin van de les is er altijd maar weinig tijd om eens uitgebreid met iemand te praten.

De kinderen waren erg flink. Ze liepen erg goed door. Helaas moest er na een half uur al een meisje plassen. Dit was een beetje lastig, omdat je niet zomaar uit de groep kunt stappen, want dan zouden we de rest kwijt zijn. Gelukkig wist ik dat haar moeder meefietste, ik had haar al vaker langs de kant zien staan op de route. Gelukkig kwamen we haar snel weer tegen. Zij heeft haar dochter snel meegenomen naar de bosjes. Ik kon toen bij de groep blijven. De moeder is toen achter ons aangefietst en heeft haar dochter weer bij onze groep gebracht. Gelukkig is dat dus helemaal goed gekomen zo.

Page 71: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Dag 2

Aangezien we precies dezelfde verzamelplek hadden als gisteren, kon ik deze keer onze school in één keer vinden in de menigte. Deze keer liep de vader van Marit, de moeder van Lara, de moeder van Melissa en de moeder van Rinse mee. De andere ouders waren ook weer aanwezig, maar die zouden weer langs de kant gaan staan. Dit keer was ook mijn collega van groep 3b aanwezig, maar hun groep liep op een andere plaats in de rij dan mijn groep. Ik ben dus weer bij de ouders van mijn groep gebleven. Ik heb erg lang met de moeder van Lara en de moeder van Melissa gelopen. Ik vond het erg gezellig met hen. Met de moeder van het meisje in de groep dat vaak moet plassen had ik een afspraak gemaakt dat ze veel langs de route zou staan. Zoals wij al een beetje verwacht hadden, moest ze inderdaad na ongeveer 20 minuten al naar de wc (we hadden haar op het terrein tijdens het wachten wel voor de zekerheid naar de wc laten gaan). Ik zag haar moeder in de verte en ik seinde haar vast. Haar moeder kwam er weer snel aan en nam haar dochter weer mee naar de bosjes. Ik heb met de andere ouders afgesproken dat zij even op de andere kinderen wilden letten, zodat ik in de gaten kon houden of het andere meisje wat ging plassen wel terug kon komen. Ik ben dus even alleen achtergebleven en ben daarna met het meisje teruggerend naar onze plaats in de rij. Gelukkig is het ook deze keer weer goed afgelopen.

Evaluatie

Van tevoren vond ik het niet zo leuk dat er niemand uit ons team meeging op dinsdag. Achteraf denk ik juist dat dit goed is geweest voor mij. Ik vond het ontzettend gezellig met alle ouders. Omdat ik de enige juf was, kwamen alle kinderen meteen naar mij toe wanneer ze wat wilden vragen. De ouders waren allemaal erg aardig en ik had op deze manier echt een mogelijkheid om ze beter te leren kennen. De week erop in de klas was het dan ook erg leuk om deze ouders weer te zien. Ze kenden me nu een stuk beter en ik hen. Ik vond het dus een erg geslaagde ervaring.

Page 72: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Een relatie opbouwen met de oudersBij vorige stages heb ik het als lastig ervaren om een band op te kunnen bouwen met de ouders. Ten eerste was ik er maar één keer in de week, dus voor vragen en dergelijke keerden de ouders toch meestal naar mijn mentor. Daarbij liep ik vorig half jaar stage in een groep 8, waar de ouders vaak niet eens meer de klas in komen, omdat de leerlingen alleen naar school komen. De ouders zag ik dan slechts op de ouderavonden waar ik aanwezig mocht zijn.

Ik vond het leuk dat ik nu weer meer contact met de ouders kon hebben, aangezien de meeste ouders hun kind in groep drie nog wel naar school brengen.

Nadat ik twee dagen stage had gelopen, werd mijn mentor helaas ziek. Precies in deze periode waren er erg veel zieken in het team. Het was onmogelijk om voor iedere klas een invaller te vinden. Ik heb toen een aantal weken achter elkaar de groep overgenomen. Ik merkte dat ik door deze positie een stuk zekerder werd. De ouders kwamen ’s ochtends allemaal naar mij toe, omdat ik de enige in de klas was. Ik kon vragen nu veel beter beantwoorden, omdat ik me een stuk zekerder voelde. Ik heb veel ouders wel goed leren kennen op deze manier. Sommige ouders kwamen voor alle kleine dingen meteen naar me toe, terwijl anderen gewoon even een praatje kwamen maken.

Op een dag kwam er een moeder naar me toe met de vraag of ik eens met de beste vriend van haar zoontje wilde praten. Ze vond namelijk dat haar zoon erg veel rare woorden zei en ze had het idee dat deze woorden van zijn vriend (die ook bij ons in de klas zat) kwamen. Ik vond het een beetje een lastige situatie, want haar zoon zelf zegt even vaak vieze of rare woorden en toevallig weet ik dat hun thuissituatie niet zo goed is. Ik wilde dus niet meteen alle schuld schuiven op de vriend van haar zoon. Ik heb tegen haar gezegd dat ik er over na zou denken en hier morgen op zou terugkomen. Ik heb het toen ’s middags tijdens de pauze aan de andere leraren voorgelegd. Zij reageerden allemaal meteen zoals mijn eerste reactie ook was, ze vonden dat de moeder het niet moet afschuiven op de vriend van haar zoon, maar dat ze eerst alles thuis een beetje op orde moeten hebben. Ze adviseerden me dat ik het niet zo zwaar moest laten wegen. De jongens kunnen het erg goed vinden met elkaar in de klas, het zou jammer zijn als zij door geklaag van de ouders uit elkaar worden gedreven. Ik heb de jongens wel even bij me geroepen na de lessen. Ik heb even met ze gepraat over hoe het met ze ging. Ik kreeg niet het idee dat de jongens elkaar kwaad deden. Ik heb de moeder gezegd dat ik op het taalgebruik in de klas zou letten, zij was weer een beetje gerustgesteld.

Nu mijn mentor weer terug is merk ik nog steeds dat ik profijt heb van mijn periode alleen voor de klas. Vooral op het gebied van contact met ouders ben ik sterk gegroeid. Dit soort situaties was ik niet tegengekomen als de ouders me als ‘de stagiaire’ hadden gezien en altijd naar mijn mentor waren gegaan.

Ik merkte wel dat ouders voor heel erg veel dingen naar de juf toekomen. Zitplaatsen die gewisseld moeten worden, pijntjes waardoor de kinderen niet goed kunnen concentreren, etc. Terwijl als ik later naar de kinderen keer om er iets over te vragen, blijkt er vaak niks aan de hand te zijn. Ik reageer wel altijd serieus op de opmerkingen van de ouders. Ik let altijd even iets meer op wanneer de ouders ergens iets over gezegd hebben. Ik vind wel dat alle opmerkingen serieus genomen dienen te worden.

Page 73: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 74: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

POP Sterkte zwakte analyse

1. Interpersoonlijke competentie

Sterk Zwak

Ik ben positief ingesteld. Ik maak veel complimenten naar de leerlingen en ik beloon positief gedrag van de leerlingen.

Ik kan bang zijn om streng over te komen, waardoor ik af en toe niet consequent genoeg ben.

Ik toon interesse in de kinderen. Ik vind het moeilijk om ruzies op te lossen. De kinderen kunnen erg overstuur zijn.

Ik heb een rustige uitstraling, wat een rustige uitwerking heeft op de groep.

Ik heb onderzoek gedaan naar hoe ik het competentiegevoel van een bepaalde leerling kan vergroten.

Ik heb een sociogram afgenomen waardoor ik een beeld heb ontwikkeld van de onderlinge relaties in de klas.

Leerdoel

Ik wil leren hoe ik het competentiegevoel van leerlingen kan vergroten. Ik heb hiervoor de theorie bestudeerd, nu wil ik dit verder oefenen in de klas.

Ik wil bijdragen aan de morele ontwikkeling van kinderen door gebruik te maken van een ‘praatkaart’ en een ‘luisterkaart’ bij het oplossen van ruzies.

Page 75: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

2. Pedagogische competentie

Sterk Zwak

Ik heb onderzoek gedaan naar een individuele leerling. Ik heb daarbij conclusies getrokken hoe ik haar het beste kan stimuleren gedurende de lessen.

Ik moet duidelijker zijn in wat ik van de leerlingen verwacht.

Ik heb me verdiept in methodes om rust in de klas te creëren. Ik gebruik spelletjes om rust in de klas te creëren.

Ik moet consequent zijn op het gebied van regels die ik stel in de groep. Wanneer ik wil dat leerlingen de gipkaarten gebruiken, moet ik ook niet antwoorden op vingers. Dit doe ik nu nog teveel wel.

Ik doe spelletjes met de leerlingen om het samenwerkend spelen en leren te stimuleren.

Leerdoel

Ik wil mijn verwachtingen duidelijk laten merken aan de kinderen. Ik wil mijn verwachtingen van de les duidelijk voor mezelf hebben opgeschreven, zodat ik het zo ook over kan brengen op de leerlingen, zodat voor hen geen onduidelijkheid meer bestaat.

3. Vakinhoudelijke en didactische competentie

Sterk Zwak

Ik wissel verschillende werkvormen af om de concentratie van de leerlingen te behouden.

Ik werk al een beetje met de A, B en C-groep, maar ik moet beter in de gaten houden welke delen van de stof er precies behandeld moeten worden voor kinderen met extra werk.

Ik voer het werkprogramma gedifferentieerd uit. Ik deel de leerlingen in in een A, B en C-groep.

Ik doe voor iedere les onderzoek naar de beginsituatie van de leerlingen.

Page 76: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Leerdoel

Ik wil kunnen benoemen aan welke eisen je als leerkracht moet voldoen om aan een heterogene groep les te geven.

Ik wil me verdiepen in de ‘wegwijzer’ van het boek ‘De wereld in getallen’, zodat ik precies weet welke stof behandeld moet worden door leerlingen met extra werk.

4. Organisatorische competentie

Sterk Zwak

Ik maak gebruik van extra werk, computers en andere plaatsen in het lokaal om de leerlingen optimaal te kunnen laten werken.

Mijn tijdsplanning is nog niet altijd goed. Ik vergeet vaak op de tijd te letten, waardoor mijn lessen te lang worden.

Ik maak gedetailleerde dagplanningen, hier probeer ik mij zo goed mogelijk aan te houden.

Ik moet de leerlingen ook op de hoogte brengen van mijn tijdsplanning, bijvoorbeeld doormiddel van het gebruik van de time timer.

Ik heb spelletjes en andere dingen achter de hand voor wanneer een les even wat afwisseling nodig heeft.

Ik wil meer gebruik maken van de kaarten aan de wand die aangeven wat we aan het doen zijn (welke les).

Leerdoel

Ik wil leren hoe ik een dag zo gunstig mogelijk kan indelen. Ik wil hierbij experimenteren met verschillende werkvormen.

Ik wil gebruik gaan maken van de time timer om de leerlingen op de hoogte te stellen van de tijd van het zelfstandig werken.

Page 77: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Gestructureerde lessen

Een negatieve eigenschap waar ik veel worsteling mee heb gehad gedurende mijn stages is dat ik af en toe wat chaotisch was. Ik ben als persoon erg flexibel, ik deed dan ook vaak snel even dingetjes tussendoor, waardoor ik het vorige waar ik mee bezig was weer snel vergat. Ik vergat snel de tijd, omdat ik me op iets anders concentreerde. Ik kan wel erg netjes en gestructureerd werken, maar ik moet mezelf er echt even op wijzen af en toe. Mijn mentor adviseerde me om gedetailleerde dagplanningen te maken en een horloge te kopen, zodat ik mijn tijd goed in de gaten kon houden. Ik moest ook van tevoren al goed in mijn hoofd hebben wanneer de leerlingen hun boeken moesten pakken.

Ik ben een periode lang heel streng voor mezelf geweest. Ik dwong mezelf niet te snel te willen handelen, maar rustig na te denken wanneer ik ergens mee bezig was. Dit was af en toe best lastig in een klas vol met kinderen die dingen vragen. Ik heb met de leerlingen afgesproken dat zij blijven zitten op hun plek en dat ze hun rode kaartje zouden gebruiken voor als ze een vraag hadden. Zo kon ik op eigen gelegenheid naar hun toegaan en was ik er dus zeker van dat ik tijd en rust had op dat moment.

In het begin ging dit niet altijd even makkelijk. In een klas gebeuren er een hoop onverwachte dingen. Toch was het al een hele stap vooruit dat ik er zo sterk mee bezig was. Mijn tijdsplanning werd beter en ik probeerde vooral de rust in mezelf te bewaren. Ik vind het wel een overwinning dat ik op dit gebied mijn eigenschap onder controle kon houden. In het dagelijks leven heb ik er ook veel mee te maken, maar daar werk ik er ook aan. Helaas is het wat lastiger om heldere doelen te stellen voor mezelf in het dagelijks leven. Eigenschappen die mij helpen deze negatieve eigenschap te onderdrukken zijn mijn geduldigheid en mijn optimisme. Ik heb best al veel kunnen bereiken omdat ik altijd wel een mogelijkheid zie door mijn optimisme. Wanneer het een keer tegenzit, geef ik niet snel op. Dit heeft mij geholpen om te oefenen minder chaotisch te zijn. Ik heb lang moeten oefenen om een verbetering te zien. Ik ben erg geduldig (dit is ook een hele fijne eigenschap bij het helpen van leerlingen), ik ben in staat om lang te wachten tot ik resultaat zie.

Van mijn stagebegeleider kreeg ik te horen dat ik rust uitstraalde naar de klas. Ik vond het erg fijn om dit te horen, want dit betekent dat het chaotische er een beetje vanaf is op het moment. Ik blijf eraan werken, maar ik ben al erg blij hoever ik ben gekomen.

Page 78: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325

Beoordelingen

Page 79: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 80: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 81: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 82: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325
Page 83: Bekwaamheidsdossier Eline Van Rens, s1054325