Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het...

40
Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied In opdracht van de coöperatieve vereniging agrarisch natuurbeheer Collectief Rivierenland Arno van der Kruis i.s.m. Brord Sloot, 11 maart 2015

Transcript of Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het...

Page 1: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016

voor agrarisch natuurbeheer

in het rivierengebied

In opdracht van de coöperatieve vereniging agrarisch natuurbeheer Collectief Rivierenland

Arno van der Kruis i.s.m. Brord Sloot, 11 maart 2015

Page 2: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 2

Beheerstrategie 2016

voor agrarisch natuurbeheer

in het rivierengebied

In opdracht van de coöperatieve vereniging agrarisch natuurbeheer Collectief Rivierenland

Arno van der Kruis i.s.m. Brord Sloot

INHOUD Pagina

1. Inleiding 3

2. De leefgebieden in het rivierengebied 4

a. Soorten leefgebieden 4

b. Kansrijke gebieden 4

c. Goed beheer 7

3. Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer 11

a. Huidige spreiding en aard van het beheer 11

b. Effectiviteit van het beheer 11

c. Kwaliteitsverbetering 14

4. Een strategie voor effectief beheer 16

a. Realisme 16

b. Kansen per leefgebied 17

c. Het gebiedsproces 22

5. Voorintekening en gebiedsaanvraag 25 a. Voorbereiding 25

b. Voorlichting 25

c. Voorintekening 26

d. Gebiedsaanvraag 26

Bijlagen

A. Afkortingen voor leefgebieden, deelgebieden en doelsoorten 27

B. Kansrijke deelgebieden met doelsoorten 28

C. Matrix van doelsoorten en modelbeheerpakketten voor het rivierengebied 31

D. Lopende contracten in de deelgebieden 33

E. Beheerpakketten ANLb2016 38

Page 3: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 3

1. Inleiding

In de beheerstrategie geeft het collectief aan hoe de doelen en de spelregels uit het

natuurbeheerplan worden vertaald naar een gebiedseigen invulling. Er wordt gekeken waar de

verschillende leefgebieden liggen en welke doelsoorten daar leven. Voor de belangrijke

doelsoorten wordt een optimale inrichting en beheer beschreven. De optimale situatie wordt

vergeleken met de actuele situatie en het lopende beheer. Daaruit volgen de hoofdlijnen voor

de transitie van het agrarisch natuurbeheer voor de lange en de korte termijn.

Page 4: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 4

2. De leefgebieden in het rivierengebied

a. Soorten leefgebieden

In het rivierengebied worden 3 hoofdtypen leefgebied onderscheiden. Open grasland, natte

dooradering en droge dooradering. Open akkerland komt in het gebied niet op een grote

schaal voor en de doelsoorten van dit leefgebied zijn maar in beperkte mate aanwezig. Binnen

het leefgebied droge dooradering wordt echter wel aandacht besteed aan soorten akkervogels

die in hun leefgebied een combinatie van opgaande elementen en akkers of akkerranden nodig

hebben.

Het leefgebied open grasland heeft in het rivierengebied twee verschijningsvormen. Het open

natte grasland in de kommen is het leefgebied van de weidevogels. De graslanden in de

uiterwaarden kunnen ook leefgebied zijn voor weidevogels, maar de omstandigheden zijn

meestal niet ideaal voor de instandhouding van vitale populaties. In een aantal uiterwaarden

komt de kwartelkoning voor en de provincie Gelderland zet in deze gebieden in op deze

doelsoort.

[weidevogelgrasland en kwartelkoninggrasland]

Grote delen van het rivierengebied zijn doorsneden met sloten, weteringen en andere wateren.

Deze vormen gezamenlijk een natte dooradering van het gebied. De kwalitatief

hoogwaardige delen, waar doelsoorten als bittervoorn en grote modderkruiper voorkomen,

zijn nu begrenst in het natuurbeheerplan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met

sloten en oevervegetaties en gebieden met poelen in een kleinschalig cultuurlandschap met

droge dooradering.

[schone sloten en oevervegetaties en poelen in kleinschalig cultuurlandschap]

Delen van relatief hoog gelegen gronden van het rivierengebied worden gerekend tot het

leefgebied met droge dooradering. Het is een relatief kleinschalig landschap met opgaande

landschapselementen. Deze bevinden zich vooral op de oeverwallen langs de rivieren, de

Linge en de Rijnstrangen, maar ook op de stuwwal van Nijmegen en de stuifduinen in het

Land van Maas en Waal. Op een aantal plaatsen profiteren akkervogels van de combinatie van

akkers en opgaande beplantingen.

[ kleinschalig oeverwallandschap en kleinschalig akkervogellandschap]

De leefgebieden zijn begrensd in het ontwerp natuurbeheerplan van provincie Gelderland. De

begrenzingen zijn bepaald op basis van gegevens over het voorkomen van doelsoorten. De

begrenzingen kunnen worden aangepast als blijkt dat in andere gebieden ook goede kansen

zijn voor het ontwikkelen of in stand houden van leefgebied voor specifieke doelsoorten. In

de gebiedsaanvraag van het collectief worden de begrenzingen van het vastgestelde

natuurbeleidsplan gehanteerd. De vaststelling vindt plaats in april 2015.

b. Kansen per leefgebied

Verspreid door het rivierengebied liggen agrarische gebieden waar doelsoorten leven. Een

gebied wordt kansrijk genoemd als de kwaliteit van het landschap voldoet aan de eisen die de

doelsoorten aan hun leefomgeving stellen. Het zijn meestal die gebieden waar het landschap

Page 5: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 5

en de natuurlijke omstandigheden grenzen stellen aan de agrarische productie. Bijvoorbeeld

de hoge waterstanden in de komgebieden, de periodieke overstromingen in de uiterwaarden,

de kleinschaligheid van het historisch gegroeide landschap, de nabijheid van natuurgebieden.

Bijlage B geeft een overzicht van de kansrijke gebieden. Het overzicht wordt hier kort

samengevat.

Open grasland

Er zijn 10 kansrijke weidevogelgebieden. Die liggen in komgebieden (8) en in de

uiterwaarden langs de Nederrijn (2). In 5 gebieden in de uiterwaarden zijn de omstandigheden

geschikt voor de kwartelkoning. Voornamelijk langs de Nederrijn (4) en een gebied langs de

Waal bij Waardenburg – Hurwenen.

Natte dooradering

De 8 weidevogelgebieden in de kommen zijn ook begrensd als natte dooradering, vanwege de

aanwezigheid van de doelsoorten van schone sloten en oevervegetaties. Verspreid in het

gebied zijn meer of minder uitgebreide waterstelsels begrensd als natte dooradering, met

name in de Tieler- en Culemborgerwaarden, de Rijnstrangen en het Land van Maas en Waal.

Kleinere begrensde waterstelsels zijn Lingezegen, Ooijpolder – Duffelt en de Capreton.

4 gebieden met natte dooradering in het oostelijk deel van het rivierengebied zijn ook geschikt

voor doelsoorten van poelen in een kleinschalig landschap. Het gaat daarbij vooral om de

kamsalamander en de rugstreeppad.

Page 6: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 6

Droge dooradering

Er worden 14 grotere en kleinere gebieden onderscheiden met droge dooradering. De meeste

gebieden liggen op de oeverwallen. Enkele gebieden liggen op de stuwwal bij Nijmegen en

op het stuifduinencomplex in het Land van Maas en Waal.

In 8 gebieden met droge dooradering zijn plaatselijk de omstandigheden gunstig voor

doelsoorten van het kleinschalig akkerlandschap.

Diverse gebieden zijn zowel voor natte als voor droge dooradering begrensd. Dit staat ook

wel bekend onder de term ‘groenblauwe dooradering’. Doelsoorten als kamsalamander en

rugstreeppad zijn specifiek van deze combinatie afhankelijk.

Binnen de begrenzing van kansrijke gebieden zijn er grote verschillen in het voorkomen van

het aantal doelsoorten en de dichtheden van de populaties. Gebieden met veel doelsoorten in

hoge dichtheden zijn kansrijker dan gebieden met weinig soorten in lage dichtheden.

Agrarische gebieden in de buurt van natuurterreinen zijn kansrijker. Op basis van de kennis

over de verspreiding van doelsoorten kunnen de prioriteiten worden bepaald bij de inzet van

middelen voor agrarisch natuurbeheer.

Page 7: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 7

c. Goed beheer

In bijlage 6 van het ontwerp natuurbeheerplan worden voor deelgebieden in het

rivierengebied doelsoorten genoemd per leefgebied. In bijlage A van deze notitie worden deze

soorten genoemd. In bijlage B wordt een overzicht gegeven van de verspreiding van deze

doelsoorten over de leefgebieden en de deelgebieden.

Vanwege de vernieuwing van het subsidiestelsel Agrarisch Natuur- en LandschapsBeheer

(ANLB) zijn in opdracht van het IPO/provincies en het ministerie van Economische Zaken

soortenfiches van de doelsoorten gemaakt. Daarin worden de eigenschappen van de soort

beschreven, de eisen die de soort stelt aan zijn leefgebied (in de vorm van terreinkenmerken)

en beheer- en inrichtingsmaatregelen. Dit vanuit de ecologische invalshoek. Deze eisen en

maatregelen zijn per stadium in de levensfase van de soort beschreven.

Op basis van de kennis over de doelsoorten heeft Landschapsbeheer Nederland bekeken

welke modelbeheerpakketten uit het stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer van

betekenis zijn voor de instandhouding van het leefgebied van de doelsoorten en wat het

relatieve belang van de verschillende vormen van beheer zijn. Deze matrix met de selectie van

de doelsoorten in het rivierengebied staat in bijlage C. Let op; de nummering van de

beheerpakketten wijkt af van de nummering van de ANLb 2016 (Bijlage E)!

De beheerpakketten zijn als gevolg van de herziening van het stelsel Agrarisch Natuurbeheer

2016 (ANLb 2016)op een aantal onderdelen aangepast. Er is in oktober 2014 een concept

handreiking opgesteld door een werkgroep in opdracht van de Taakgroep Index. In die

handreiking wordt een overzicht gegeven van de wijzigingen en aanpassingen in de huidige

beheerpakketten en worden die pakketten uitgewerkt.

Met behulp van de soortenfiches, de matrix van toepasbare beheerpakketten per doelsoort en

de beschrijving van de pakketten kan een algemene beschrijving gegeven worden van de

belangrijkste beheereisen per leefgebied. In hoofdstuk 4.3 van het ontwerp natuurbeheerplan

worden per leefgebied criteria genoemd waar gebieden aan moeten voldoen om een

leefgebied te kunnen zijn voor de doelsoorten. Per leefgebied wordt nu beschreven wat

criteria zijn voor kansrijke leefgebieden en wat de minimale beheerinspanning moet zijn.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van de beschrijving in het ontwerp Natuurbeheerplan van de

provincie en de handreiking ‘Criteria voor agrarische leefgebieden en beheertypen’ van

Alterra.

Open grasland nat

Dit zijn open landschappen met overwegend grasland, waarvan een relevant deel uit vochtig

en kruidenrijk grasland bestaat. Vaak is dit leefgebied doorsneden met een fijnmazig netwerk

van lijnvormige wateren. Kansrijke gebieden voldoen aan de volgende criteria:

• De doelsoorten komen voor in voldoende aantallen. Er komen minimaal 10

broedparen van grutto per 100 ha voor óf minimaal 50 broedparen van de soorten

grutto, kievit, watersnip, wulp, scholekster, tureluur, slobeend en zomertaling samen

per 100 ha (Alterra). Het streefdoel is 25 broedparen van grutto per 100 ha of 100

broedparen van de soorten grutto, kievit, watersnip, wulp, scholekster, tureluur,

Page 8: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 8

slobeend en zomertaling samen per 100 ha. In het rivierengebied komen de kritische

doelsoorten zoals watersnip, slobeend, tureluur en zomertaling relatief weinig voor.

Daarom wordt voor de weidevogelgebieden de instapeis voor de niet-kritische

doelsoorten genomen. Deze is : Minimaal 30 broedparen van de soorten kievit,

scholekster, en wulp samen per 100 ha met een streefdoel van 60 broedparen.

• In het weidevogelgebied is minimaal 100 ha samenhangend beheerde oppervlakte

open weidevogelgebied aanwezig (het geheel van reservaten en agrarisch

natuurbeheer). Het beheerde gebied is zoveel mogelijk aaneengesloten, niet langgerekt

en heeft een zo kort mogelijke buitengrens. Beheerde percelen dienen in samenhang

met elkaar worden gezien en geïsoleerde gebieden met uitgesteld maaibeheer en/of

kruidenrijk grasland dienen vermeden te worden. Openheid van het landschap en rust

horen tot de belangrijkste kwaliteitskenmerken van goede weidevogelgebieden.

Binnen de verstoringsafstand komen broedende weidevogels duidelijk minder voor

dan zonder de storingsbron.

• In het broedseizoen moet er voldoende nat biotoop en hoog waterpeil aanwezig zijn.

In het rivierengebied dient minimaal 0,5% van de aangevraagde hectares open

grasland plas-dras te zijn. Er dient gestreefd te worden naar maximale

nestbescherming, maar niet meer dan 30% van de oppervlakte van de aangevraagde

hectares. Er is voldoende kuikenland met kruidenrijk grasland en grasland met een

rustperiode (minimaal 15% met een streven naar 25-40% van de oppervlakte). Deze

percelen worden zo mogelijk vernat en verschraald, zodat het gras niet te lang wordt.

Er wordt ook naar gestreefd om in het kader van blauwe diensten op 15% van de

slootlengte natuurvriendelijke oevers met moerasbegroeiing tot stand te brengen.

Tijdens het broedseizoen wordt een rustperiode gehanteerd, waarbij pas gemaaid

wordt op het moment dat de (meeste) jongen vliegvlug zijn. Een richtlijn is 1 april tot

15 juni, maar de precieze periode kan verschillen tussen ‘vroege’ en ‘late’ gebieden en

tussen jaren. Het beheerde gebied en het tussenliggend maïsland, riet en opgaande

landschapselementen worden tijdens deze periode niet bewerkt, gemaaid of gesnoeid.

• Het collectief stelt een beheerregisseur aan. Die coördineert het realiseren van alle

beheermaatregelen voor weidevogels. Deze zorgt ervoor dat de juiste maatregelen op

de voor weidevogels beste locaties worden ingezet en kan last-minute-beheer inzetten

om het broedsucces te verhogen.

Open grasland droog

Het open grasland droog bestaat uit de rijk gestructureerde hooilanden en ruigten in de

rivieruiterwaarden. Dit is leefgebied voor de kwartelkoning. Het broedgebied van deze soort

bestaat voornamelijk uit (doorgaans vochtige) graslanden op kleibodems. Ze moeten

kruidenrijk zijn en een niet te dichte, minimaal 20 cm hoge, vegetatie hebben. Daarnaast

komen op de zandigere delen van de oeverwallen in het buitendijkse gebied

glanshaverhooilanden of stroomdalgraslanden voor met soorten als karwij.

Het beheer wordt gericht op het in stand houden van leefgebied voor de kwartelkoning, met

de ontwikkeling en instandhouding van voldoende kruidenrijk of botanisch waardevol

grasland, glanshaverhooilanden of stroomdalgraslanden. Kansrijke gebieden voldoen aan de

volgende criteria:

Page 9: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 9

• De kwartelkoning is aanwezig. Streven is om de komende 6 jaar dit aantal in stand te

laten houden of groeien.

• Een gebied van voldoende openheid, omvang en connectiviteit.

• Optimaliseren broedgelegenheid voor de kwartelkoning door:

a. Voldoende graslanden met voldoende kruidenrijk hooiland om te kunnen

nestelen (dekking): voor de kwartelkoning is het gewenst om voldoende

kruidenrijke hooilandpercelen te hebben met uitgesteld maaibeheer.

b. Rustperiode tijdens broedseizoen : op basis van waargenomen roepplek

(broedgeval kwartelkoning) afspraken maken met grondgebruikers over

uitstellen van de maaidatum na 1 augustus.

• Optimaliseren foerageergelegenheid door: ontwikkeling voldoende kruidenrijk of

botanisch waardevol grasland, glanshaverhooilanden of stroomdalgraslanden.

Natte dooradering

Beheertype Lijnvormige wateren (combinatie van lijnvormige waterelementen met plas/dras

(of natte) oever). Dit beheertype is veelal een door mensenhanden gemaakte omgeving, maar

waarin wel ruimte is (zij het vaak beperkt) voor het optreden van natuurlijke processen en het

voorkomen van de daarbij behorende levensgemeenschappen. De waterkwaliteit moet

toereikend zijn. Er moeten verbindingen zijn met aanliggende gebieden. Natte

landschapselementen houden niet op bij de waterlijn, maar ook de oeverranden, bermen en

plas-dras zone zijn onderdeel van dit leefgebied en belangrijk voor de soorten die hier

voorkomen. Een kansrijk gebied moet aan de volgende criteria voldoen:

• In het gebied moet tenminste een van de doelsoorten voorkomen (bittervoorn, grote

modderkruiper). De bronpopulatie moet zich kunnen handhaven en het streefdoel is

dat de populaties zich uitbreiden.

• De barrières voor vismigratie worden opgeheven (in overleg met het Waterschap).

• Er worden passende beheerpakketten ingezet zoals natuurvriendelijke oever, rietzoom

en klein rietperceel en duurzaam slootbeheer. Daarnaast kunnen nat-droog gradiënten

gestimuleerd worden via de pakketten plas-dras, greppel plas-dras en hoog waterpeil.

• Onderhoud moet afgestemd worden op de habitateisen en levenscyclus van de

doelsoorten. Bij het maaien en baggeren zijn de frequentie, de timing, het ruimtelijk

patroon en de baggerapparatuur erg bepalend voor het voortbestaan van de

doelsoorten. Er zal kortom een speciaal onderhoudsplan met het Waterschap moeten

worden uitgewerkt.

Droge dooradering

Het leefgebied droge dooradering bestaat uit een netwerk van landschapselementen in de

vorm van opgaande begroeiing, korte vegetaties zoals struwelen en ruigten bestaande uit

bermen, randen en akker/graslandranden en poelen. Het beheer en de inrichting is dusdanig

dat deze op netwerk- en landschapsniveau voldoet aan de eisen die doelsoorten stellen. Veel

soorten hebben behoefte aan een gradiënt van hoge opgaande beplanting naar agrarisch

gebruikt land met hiertussen een struweelrijke zoom- en mantelvegetatie en een kruidenrijke

rand. De combinatie met natte dooradering zoals poelen maakt het habitat extra aantrekkelijk,

het gaat daarbij vooral om kleine poelen of plas-drassituaties, die de insecten beschikbaarheid

Page 10: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 10

in het gebied verhogen en als voortplantingswater dienen voor amfibieën. Deze combinatie

van natte en droge dooradering wordt hier verder aangeduid als groenblauwe dooradering.

Een kansrijk gebied voldoet aan de volgende criteria:

• Het voorkomen van doelsoorten. In bijlage A zijn de belangrijkste doelsoorten voor

het rivierengebied vermeld. De soorten van de droge dooradering worden aangevuld

met kamsalamander en rugstreeppad.

• Een gebied van voldoende omvang met de mogelijkheid tot het vormen van een

samenhangend netwerk en een zekere mate van robuustheid van groenblauwe

dooradering. Daarbij kunnen het bestaande landschap-, natuur en agrarisch

natuurbeheer elkaar versterken.

• De mogelijkheid voor het realiseren van een mozaïek van goed onderhouden

landschapselementen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar gebieden die zich

richten op doelsoorten in een mozaïek van opgaande begroeiing, struwelen, randen,

ruigten en kruidenrijke graslanden (zoals kerkuil, steenuil, grote lijster, laatvlieger).

En naar gebieden die zich richten op doelsoorten in een mozaïek van struwelen,

kruidenrijke akkers, ruigten en randen (akkervogels zoals patrijs en kneu)

• In gebieden met ontwikkelingsmogelijkheden voor kamsalamander of rugstreeppad

liggen in het mozaïek van landschapselementen poelen waar de amfibieën zich kunnen

voortplanten.

Page 11: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 11

3. Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer

a. Huidige spreiding en aard van het beheer

Voor de analyse van de spreiding en de aard van het beheer wordt hier uitgegaan van de

beschikbare gegevens. Er is een kaart met de lopende beschikkingen per 20-9-2014 voor

akkerbeheer, botanisch graslandbeheer, weidevogelbeheer en landschapsbeheer. Er is een

tabel met de gegevens over de aangevraagde en de lopende contracten per 4-8-2014. In

bijlage_D zijn detailkaarten opgenomen met de spreiding van de lopende contracten,

opgesplitst in weidevogelbeheer, botanisch graslandbeheer, akkerbeheer en landschapsbeheer.

De kaarten tonen de concentratie van weidevogelbeheer in afzonderlijke gebieden in de

kommen en uiterwaarden, vooral ten noorden van de Waal. Er vindt weinig akkerbeheer

plaats. Botanisch graslandbeheer vindt vooral plaats in de uiterwaarden en het

Rijnstrangengebied. Het meeste landschapsbeheer vindt plaats ten noorden van de Waal. Er

zijn concentraties op landgoederen en oeverwallen bij de Rijnstrangen, in de Betuwe en de

Tieler- en Culemborgerwaarden.

De aangevraagde en lopende contracten per 4-8-2014 zijn als volgt verdeeld:

Type beheer aangevraagd beschikt Totaal

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Botanisch grasland

Perceel 66 ha 491 ha 557 ha

Rand 41 ha 41 ha

Weidevogelgrasland 1107 ha(?) 222 ha 1.329 ha

Akkerbeheer

Perceel 19 ha 19 ha

Rand 4 ha 4 ha

Heggen, hagen, singels 2 km 45 km 47 km (+/- 10ha)

Knotbomen 94 st. 9.914 st. 10.008 stuks (+/- 10ha)

Hoogstambomen (oude contracten) 4.683 st. 4.683 stuks (+/- 50ha)

Hoogstamboomgaard 40 ha 40 ha

Poelen 1 st. 49 st. 50 stuks (+/- 2ha)

Bosjes (e.d.) 15 ha 15 ha

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uit deze tabel blijkt dat het grootste oppervlakte agrarisch natuurbeheer betrekking heeft op

weidevogelbeheer. Er worden ook veel botanische graslanden en graslandranden beheerd. Het

landschapsbeheer beslaat (deels omgerekend) circa 125 ha. Opvallend is het grote oppervlak

hoogstamboomgaard, het grote aantal knotbomen en de grote lengte knip- en scheerheg (33

van de 47 km). Er zijn heel weinig ‘natte’ landschapselementen (poel, rietzoom, natuuroever).

b. Effectiviteit van het beheer

Het is van belang om nu te beoordelen of de lopende contracten bijdragen aan de

instandhouding van het leefgebied van doelsoorten. In het natuurbeheerplan zijn de

Page 12: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 12

leefgebieden begrenst waar doelsoorten in voldoende dichtheden voorkomen. Binnen die

begrenzingen worden door het Collectief gebieden aangewezen die kansrijk zijn voor het in

stand houden van populaties.

Beheer buiten begrensde leefgebieden

In gebieden buiten de begrensde leefgebieden leven weinig doelsoorten en in lage aantallen.

Agrarisch natuur- en landschapsbeheer zal daar een geringe bijdrage leveren aan het behoud

en verbetering van populaties van doelsoorten. Lopende beheercontracten zijn hier niet

effectief.

De kaarten met de begrenzingen van de leefgebieden zijn door de provincie gemaakt op basis

van gegevens over de verspreiding van doelsoorten en de inschatting van de kansrijkheid van

gebieden om met agrarisch natuurbeheer de populaties van doelsoorten in stand te houden.

Nieuwe gegevens of nieuwe kansen kunnen aanleiding zijn om de begrenzingen te wijzigen.

Dat kan in principe elk jaar bij de vaststelling van het nieuwe natuurbeheerplan.

Beheer binnen begrensde leefgebieden

Contracten binnen begrensde leefgebieden dienen bij te dragen aan het leefgebied van de

doelsoorten. Het huidige beheer zal per contract en locatie bekeken moeten worden. Een

dergelijke analyse is nog niet gemaakt. Op basis van de nu beschikbare informatie wordt de

huidige situatie wordt per type leefgebied bekeken.

Leefgebied open grasland nat

De 10 gebieden die nu in het natuurbeheerplan zijn begrenst als open grasland nat zijn door de

provincie beoordeeld op basis van telgegevens van SOVON. De conclusie is dat de

uitgangssituatie in alle gebieden voldoende is voor voortzetting van het weidevogelbeheer. De

gegevens zijn nog niet bij het collectief bekend. Van twee gebieden kan nu met beschikbare

gegevens een globale analyse gemaakt worden.

Van het weidevogelgebied ‘Groote Lage Broek’ in de Bommelerwaard zijn de volgende

kengetallen bekend. Het begrensde gebied is 410 ha groot. In 2013 werd het aantal

broedparen weidevogels geschat op 225. Dat is circa 55 paar per 100 ha (kievit 25, grutto 12,

wulp 6, scholekster 5, tureluur 2, overig 5). Het is een weidevogelgebied met niet-kritische

weidevogels. Het aantal broedparen van kievit, scholekster en wulp samen is circa 36 per 100

ha. Dat is boven de instapeis van 30 paar. Het streefaantal is 60 paar.

Er zijn momenteel contracten afgesloten voor 91 ha legselbescherming, 5 ha kruidenrijk

grasland en 27,5 ha late maaidatum. Voor goed beheer zou men ook waterbeheer moeten doen

( 0,5% plas-dras (2 ha)). Het oppervlak kruidenrijk grasland met rustperiode moet groter

worden (15% (60 ha)). Dan is er minder noodzaak voor nestbescherming (maximaal 30% van

beheerde percelen (18 ha)).

Page 13: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 13

In de Duivense Broek zijn de volgende kengetallen bekend. In 3 kerngebieden met een totale

oppervlakte van 320 ha werden in 2014 in totaal 127 legsels van weidevogels geteld. Dat is

circa 40 per 100 ha (kievit 32, grutto 7). Er vindt nu vrijwillig legselbeheer plaats, maar nog

geen op weidevogels toegesneden graslandbeheer.

Het is noodzakelijk om per weidevogelgebied een samenhangend plan te maken voor

mozaïekbeheer op een voldoende groot oppervlak.

Leefgebied open grasland droog

In de gebieden die nu begrensd zijn als leefgebied open grasland droog lopen momenteel

diverse contracten voor weidevogelbeheer en botanisch graslandbeheer. Het beheer is niet

specifiek gericht op de kwartelkoning. Weidevogels en botanische graslanden zijn vanaf 2016

geen natuurdoelen meer in deze gebieden. Er zal een duidelijke keuze gemaakt moeten

worden voor beheer gericht op kwartelkoning. Daarin passen nog wel botanisch

graslandbeheer en graslandbeheer met een lange rustperiode (tot 1 augustus).

Het is momenteel niet duidelijk of het huidige beheer bijdraagt aan het leefgebied voor de

kwartelkoning. De criteria zijn zeer specifiek. Er moet echt maatwerk geleverd worden voor

een goed beheer en het beheerde gebied moet groot genoeg zijn. Er worden momenteel

maatwerkpakketten voorbereid. Dat is nodig omdat de vogels jaarlijks een andere broedplaats

hebben en de directe omgeving van de bloedplaats een aangepast beheer nodig heeft. De

Provincie werkt de maatwerkpakketten uit met inbreng van ervaringen van de Veluwe.

Per begrensd uiterwaardengebied zal een analyse van de situatie en de kansen voor

doeltreffend beheer gemaakt moeten worden.

Leefgebied natte dooradering

Momenteel zijn er geen contracten agrarisch natuurbeheer afgesloten in het rivierengebied die

bijdragen aan de natte dooradering, met uitzondering van een vijftigtal poelen. Het huidige

agrarisch natuur- en landschapsbeheer beheer levert dus nog geen effectieve bijdrage aan de

natte dooradering van schone sloten en oevervegetaties. De spreiding van de poelen en de

bijdrage aan het leefgebied voor de doelsoorten (kamsalamander, rugstreeppad) is nog niet

goed in beeld.

In het gebiedsproces wordt een eerste analyse gemaakt van de bijdrage van agrarisch

natuurbeheer aan de natte dooradering. Dit wordt in nauw overleg met de waterschappen

gedaan, die een groot aandeel hebben in het sloot- en waterbeheer. Het waterschap

Rivierenland heeft de afgelopen jaren subsidie verstrekt aan grondgebruikers voor het in stand

houden van bufferstroken langs watergangen. In het kader van het project Bloeiend Bedrijf

zijn ook enkele jaren verspreid in het gebied bloemrijke akkerranden langs watergangen

beheerd. De aanleg en het beheer van dergelijke bufferstroken langs watergangen worden in

de het provinciale natuurbeheerplan aangeduid als blauwe diensten.

Leefgebied droge dooradering

Page 14: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 14

Momenteel is circa 125 ha aan landschapselementen, verspreid door het gebied, onder

contract gebracht. Daarvan ligt een deel buiten het leefgebied voor droge dooradering. Het

zijn meestal enkelvoudige landschapselementen. Dat wil zeggen ofwel opgaande elementen

zoals heggen, struweelhagen, hoogstamboomgaarden of bosjes, ofwel randen met grasland- of

akkervegetatie.

Er is nu nog weinig zicht op de feitelijke landschappelijke situatie waarin de

landschapselementen, die onder contract gebracht zijn, liggen. Het is van groot belang om ook

de overige landschapselementen en natuurterreinen in beeld te brengen om de samenhang van

het landschappelijk netwerk en de positie van de contractelementen te beoordelen. Het enige

gebied waar een gebiedsanalyse is gemaakt is het voorbeeldgebied landschapsontwikkeling

Ooijpolder. Daar is in een gebied van 500 ha een samenhangend netwerk van

landschapselementen en natuurterreinen tot stand gebracht met een ruimtebeslag van ruim

5%. Natuurmonitoring heeft daar aangetoond dat de aanleg en het beheer bijdragen aan de

versterking van diverse planten en diersoorten van het agrarisch cultuurlandschap (Effecten

van de groenblauwe dooradering in de Ooijpolder op de biodiversiteit, Stichting Bargerveen,

2014).

In de Handreiking van Alterra wordt een instapeis voor droge dooradering vermeld van 4%

aan landschapselementen in een gebied van ten minste 1000 ha, hetgeen neerkomt op 40 ha

landschapselementen. We kunnen dit criterium vertalen naar de huidige oppervlakte

landschapsbeheer onder contract in het rivierengebied. Met 125 ha aan landschapselementen

kan een gebied van slechts 3000 ha worden ingericht met een netwerk van

landschapselementen. De begrenzing van het leefgebied droge dooradering in het

rivierengebied omvat vele tienduizenden hectares.

Deze analyse maakt een aantal dingen duidelijk. Er is nu geen overzicht van de

landschappelijke structuren in het rivierengebied. Er is ook nauwelijks zicht op het aandeel

dat de landschapselementen die nu onder contract staan hebben in de ecologische structuur

van de groenblauwe dooradering. Een groot deel van de contracten zijn voor enkelvoudige

elementen die een beperkte bijdrage leveren aan het leefgebied van doelsoorten. En met het

huidige budget kan slechts een klein deel van het begrensde oppervlak droge (groenblauwe)

dooradering optimaal worden ingericht.

c. Kwaliteitsverbetering

Er moet nog veel informatie worden verzameld en geanalyseerd. Het is echter al wel duidelijk

dat voor alle typen leefgebieden een flinke kwaliteitsverbetering moet worden bereikt. Het

collectief kan met gebiedsanalyses de situatie in kaart brengen zodat keuzes voor de inzet van

middelen onderbouwd gemaakt kunnen worden. Voor de kwaliteitsverbetering bewandelt het

collectief twee sporen.

Spoor 1: Instapeisen voor samenhangend mozaïekbeheer

Het collectief hanteert instapeisen voor deelnemers voor samenhangend mozaïekbeheer. Men

kan alleen meedoen met de subsidieregeling als men een combinatie van beheertypen in een

Page 15: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 15

samenhangende structuur op eigen grond realiseert dat aansluit op natuur en landschap in de

omgeving. De term samenhangend mozaïekbeheer is tot nu toe alleen gebruikt in verband met

weidevogelbeheer. Het is evenwel ook van toepassing op het beheer in de andere

leefgebieden.

Spoor 2: Concentratie van maatregelen

Met de aanwijzing van de leefgebieden heeft de provincie een eerste selectie van kansrijke

gebieden gemaakt. Gebiedsanalyses kunnen aanleiding zijn om binnen de begrensde gebieden

kerngebieden aan te wijzen waar het beheer geconcentreerd wordt.

Bij het formuleren van de beheerstrategie wordt deze nieuwe beheerstandaard nader

uitgewerkt.

Page 16: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 16

4. Een strategie voor effectief beheer

a. Realisme

Vanwege de beperkte financiële middelen is het duidelijk dat met de subsidieregeling alleen

niet het totale begrensde leefgebied optimaal ingericht kan worden. Het is ook duidelijk dat

een zeer verspreide inzet van middelen over het hele gebied niet voldoende bijdraagt aan de

kwaliteit van de leefomgeving van doelsoorten. Daarom moet het collectief de keuze maken

voor het zo geconcentreerd mogelijk inzetten van de middelen in kansrijke gebieden.

Anderzijds leert de ervaring dat in kansrijke gebieden slechts een beperkt aantal

grondeigenaren bereid is om deel te nemen aan het agrarisch natuurbeheer. Deelname is

immers vrijwillig. Dat beperkt de slagkracht en het succes van het collectief. De ideale

leefomgeving is een ver verwijderd ideaal en het realiseren van verbeteringen binnen

kansrijke gebieden heeft tijd nodig.

De beheerstrategie is een mix van het nastreven van lange termijn doelen voor het

optimaliseren van leefgebieden op de meest kansrijke locaties en het benutten van kansen

voor kwaliteitsverbetering op de korte termijn bij het voortzetten van aflopende contracten

binnen de begrensde leefgebieden.

Het beschikbare budget is nog niet geheel in beeld. In 2016 lopen 762 contracten af met een

omzet van bijna €900.000. De indruk bestaat dat de contracten die in 2015 aflopen maar voor

een deel worden verlengd. De niet gebruikte omzet zou wellicht alsnog in 2016 kunnen

worden gebruikt. Aanvullende fondsen zijn nog niet goed in beeld.

Tabel: Overzicht van vrijkomende budgetten in het rivierengebied

Opvallend is de hoeveelheid aflopend botanisch graslandbeheer (227,9 ha, €266.481). Dit

beheer op perceelsniveau past grotendeels niet meer in de nieuwe doelstelling voor agrarisch

Page 17: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 17

natuurbeheer in het rivierengebied. De meeste contracten kunnen waarschijnlijk niet worden

voortgezet. Een (klein) deel kan misschien worden omgezet in beheer ten behoeve van het

leefgebied voor kwartelkoning.

b. De aanpak per leefgebied

Per leefgebied worden nu de twee sporen naar kwaliteitsverbetering gevolgd. In het eerste

spoor worden de instapeisen geformuleerd voor deelname aan de subsidieregeling. Die

worden zo concreet mogelijk gemaakt met beheerpakketten en percentages en/of

oppervlaktes. In het tweede spoor worden criteria geformuleerd voor het beperken van de

maatregelen in geselecteerde kerngebieden. De beheerpakketten zijn benoemd en genummerd

volgens de lijst beheerpakketten ANLb2016 (zie bijlage E)

Open grasland nat

Spoor 1: Instapeisen

Een agrarisch grondgebruiker met grond in een begrensd weidevogelgebied geeft aan hoeveel

grond hij beheert in het begrensde gebied. Op die grond voert hij een mozaïekbeheer uit met

de volgende beheerpakketten:

• Pakket 1 Grasland met rustperiode

• Pakket 2 Kuikenvelden

• Pakket 3 Pals-dras

• Pakket 4 Legselbeheer

• Pakket 5 Kruidenrijk grasland

• Pakket 6 Extensief beweid grasland

• Pakket 7 Ruige mest

• Pakket 8 Hoog waterpeil

Aan het toepassen van de pakketten zijn de volgende oppervlakte-eisen verbonden voor de in

gebruik zijnde grond binnen het weidevogelgebied:

• Pakket 1 en 5 samen op minimaal 15% van de grond.

• Pakket 3 op minimaal 0,5% van de grond.

• Pakket 4 op maximaal 30% van de grond.

• Pakket 2, 6, 7 en 8 is facultatief.

Een deelnemer kan op onderdelen afwijken van de instapeisen als er compensatie plaatsvindt

door aanliggende grondgebruikers en het hele beheermozaïek in het weidevogelgebied aan de

minimumeisen voldoet.

Spoor 2: Concentratie

Page 18: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 18

In 2016 wordt gestart met 10 weidevogelgebieden. In alle gebieden zijn bij de laatste telling

voldoende broedparen van weidevogels geteld om als kansrijk weidevogelgebied te worden

bestempeld. Elk jaar wordt per gebied bekeken of het beheerde gebied voldoende groot is en

de totale beheerinspanning voldoende intensief is om populaties in stand te houden. De

minimumeisen per gebied zijn:

• Ten minste 100 ha waar binnen mozaïekbeheer plaatsvindt

• Alle deelnemers maken met gebiedscoördinator plan voor mozaïekbeheer.

• Pakket 1 en 5 samen op minimaal 15% van de grond.

• Pakket 3 op minimaal 0,5% van de grond.

• Pakket 4 op maximaal 30% van de grond.

De ervaring leert dat in weidevogelgebieden waar vrijwilligers meewerken met het zoeken en

beschermen van nesten het weidevogelbeheer succesvoller verloopt. De vrijwilligersgroepen

zijn van cruciaal belang. De gebiedscoördinator zorgt voor een goede communicatie en

afstemming tussen het collectief, de deelnemende grondgebruikers en de vrijwilligers.

Open grasland droog ( beheer tbv. Kwartelkoning)

Een agrarisch grondgebruiker met grond in een begrensd leefgebied open grasland droog

geeft aan hoeveel grond hij beheert in het begrensde gebied.

Spoor 1: Instapeisen

• De beheereenheid bestaat uit kruidenrijk grasland.

• De beheereenheid is minimaal 4 ha groot.

• De beheereenheid is gelegen in de uiterwaarden van de grote rivieren

(buitendijks).

• Het grasland wordt beheerd als hooiland volgens pakket 13 b Botanisch

hooiland

• De aanvullende beheereis is een rustperiode van 1 april tot 15 juni.

• In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen en geen

beweiding plaats.

• Bij een geconstateerd broedgeval van kwartelkoning of wanneer opgroeiende

kuikens aanwezig zijn in de beheereenheid wordt de rustperiode verlengd

vanaf 15 juni tot datum x (zie hieronder bij “pakketten”) afhankelijk van het

moment van vestiging van de kwartelkoning.

Indien in een (deel van de) beheereenheid de rustperiode wordt verlengd in verband met een

broedgeval, dan gelden voor die oppervlakte de voorwaarden en vergoedingen van het

maatwerkpakket Kwartelkoning (“last-minute”). Dit pakket wordt momenteel ontwikkeld

door het collectief Veluwe in samenwerking met de provincie Gelderland en SOVON

vogelonderzoek. Momenteel (maart 2015) geldt het onderstaande voorstel:

Aanvullende beheervoorschriften

Page 19: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 19

- In de periode tussen 15 juni en datum x (zie beschreven onder pakketten) wordt een

rustperiode gerealiseerd van ten minste n weken

- Deze rustperiode kan gelden voor een geheel perceel of een gedeelte van een perceel.

- De aanbevolen oppervlakte bedraagt ten minste 4-6 ha per roepplek. Uitgaande van de

roepplek als centrum van voorkomen, ligt de oppervlakte globaal in een straal van 250

meter rond de roepplek. Hierbij gelden rivierdijk, rivier, houtwallen en hagen, wegen

en afrasteringen als uiterste begrenzing. Per situatie wordt in overleg tussen Sovon en

gebiedscoördinator de gewenste oppervlakte voor het last minute beheer bepaald.

Pakketten

De broedperiode van de Kwartelkoning na de vestiging kennen we niet op de week

nauwkeurig. Daarom zijn er 3 periodes, als tijdsraam voor het last minute beheer

noodzakelijk:

- 5 weken, van 15 juni tot 20 juli voor vroege vestigingen

- 7 weken, van 15 juni tot 3 augustus voor gemiddelde vestigingen

- 9 weken, van 15 juni tot 17 augustus voor late vestigingen

Spoor 2: Concentratie

In de gebieden binnen de begrenzing van open grasland droog komen alleen graslanden in

aanmerking die kruidenrijk zijn en een open structuur hebben.

Natte dooradering

Leefgebied schone sloten en oevervegetaties

Gezien de grote verwevenheid van de agrarische beheerpakketten voor natte dooradering en

het slootbeheer van de Waterschappen is het logisch dat een intensief overleg en afstemming

van beheer moet plaatsvinden. Vanuit het agrarisch natuurbeheer is het van belang dat

maatregelen op populatieniveau van de doelsoorten worden genomen. Daar waar de soorten

voorkomen worden in het locale stroomgebied samenhangende maatregelen genomen. De

verspreiding van de bittervoorn heeft zijn zwaartepunt in de Rijnstrangen en diverse

komgebieden verspreid door het rivierengebied. Populatie van de grote modderkruiper komen

lokaal in de laaggelegen gebieden voor.

Het lijkt een logische keuze om maatregelen voor natte dooradering samen te laten vallen met

de locaties waar blauwe diensten van toepassing zijn. Daaronder vallen grote lengtes van de

grote weteringen en beken in het rivierengebied. Vanuit het natuurbeheer wordt prioriteit

gegeven aan de wateren met doelsoorten en vooral in combinatie met de status van SED- en

HEN-water en wateren die in ecologische verbindingszones liggen. Daarnaast kunnen

maatregelen voor natte dooradering ook bijdragen aan betere omstandigheden voor

weidevogels in kansrijke weidevogelgebieden.

De volgende pakketten zijn toepasbaar:

• Pakket 10 Natuurvriendelijke oever

Page 20: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 20

• Pakket 11 Rietzoom of klein rietperceel

• Pakket 12 Duurzaam slootbeheer

In een bufferstrook op agrarisch grond langs een watergang zijn randenpakketten toepasbaar:

• Pakket 13c Botanische weilandrand

• Pakket 13d Botanische hooilandrand

• Pakket 19 Kruidenrijke akkerrand

Aan de botanische pakketten is wel de voorwaarde verbonden dat in de rand geen

slootmaaisel of –bagger wordt gedeponeerd.

Op dit moment verkeert de afstemming met de Waterschappen nog in een pril stadium. Er

kunnen nu nog geen criteria geformuleerd worden voor toepassing van beheerpakketten. Eind

maart 2015 stelt het bestuur van Waterschap Rivierenland de beheertypen vast die worden

aangeboden aan grondgebruikers langs watergangen. Deze beheertypen zijn toepasbaar

binnen het begrensde gebied op de kaart ‘categorie water’ in het natuurbeheerplan 2016.

Waterschap Rijn en IJssel is ook voornemens beheertypen vast te stellen. De ambitie voor

2016 is nu niet hoog. Enerzijds door het ontbreken van middelen voor het beheer en

anderzijds vanwege het gebrek aan kennis over kansrijk beheer ten behoeve van de

doelsoorten.

poelen in kleinschalig cultuurlandschap

Voor het leefgebied van poelen in een kleinschalig cultuurlandschap kunnen wel criteria

worden geformuleerd. Het gaat hier vooral om de doelsoorten kamsalamander en

rugstreeppad. Deze soorten hebben poelen nodig voor de voortplanting en ze zijn gebaat bij

een goed gestructureerde droge dooradering.

Spoor 1: Instapeisen

Een agrarisch grondgebruiker heeft grond in een van de vier deelgebieden in het leefgebied

voor natte dooradering van het type ‘poelen in een kleinschalig cultuurlandschap’ (bijlage B).

De ligging bepaalt op welke doelsoorten het beheer wordt gericht. In alle deelgebieden komen

kamsalamanders voor. In de Rijnstrangen en de Ooijpolder-Duffelt komen ook

rugstreeppadden voor.

De aanwezigheid van poelen is essentieel. Deze poelen zijn functioneel voor de doelsoorten

als zij in een goed gestructureerde droge dooradering liggen. De instapeisen zijn:

• Er is ten minste 1 poel aanwezig (pakket 9).

• Elke poel ligt maximaal 400 meter verwijderd van een andere poel of overig water.

• De poel(en) is(zijn) opgenomen in een netwerk van landschapselementen van in

het leefgebied droge dooradering.

• De beheerpakketten uit de droge dooradering voldoen aan de instapeisen voor

droge dooradering (zie verder).

Het volgende pakket is toepasbaar:

Page 21: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 21

• Pakket 9 Poel en klein historisch water

Spoor 2: Concentratie

Het beheer voor natte dooradering in het leefgebied van poelen in een kleinschalig

cultuurlandschap is alleen mogelijk binnen begrensde gebieden. Er worden geen

kerngebieden geselecteerd. De instapeisen zijn echter hoog. Het effect is dat het beheer per

aanvraag robuust is en dat dit beheer is ingebed in een grotere ruimtelijke structuur. Een

aanvraag is een schakel in een grotere ketting. Er kan nergens een losse schakel worden

neergelegd. Het beheer concentreert zich in kettingen die samen een netwerk gaan vormen.

Droge dooradering

Spoor 1: Instapeisen

Een agrarisch grondgebruiker met grond in een begrensd gebied voor droge dooradering geeft

aan hoeveel grond hij beheert in het begrensde gebied. De ligging bepaald op welke

doelsoorten het beheer wordt gericht (bijlage B). In 8 deelgebieden behoren akkervogels tot

de doelsoorten (Dakk). Voor het grondgebied wordt een beheerplan gemaakt dat voldoet aan

de volgende criteria:

• Een lijnvormig landschapselement is, al dan niet samengesteld, ten minste 6 meter

(bij uitzondering 4 meter) breed en ten hoogste 18 meter breed.

• Landschapselementen zijn bij voorkeur samengesteld uit meerdere

beheerpakketten. Bij voorbeeld een opgaande begroeiing met een struweelrand,

een akkerrand of een graslandrand.

• De kruidenrijke akkerrand (pakket 19) is alleen opengesteld in deelgebieden met

akkervogels als doelsoorten (Dakk).

• Een lijnvormig landschapselement met een enkel beheerpakket is alleen toegestaan

langs een bestaande beplanting of langs de oever van een water(gang). Bij

voorbeeld een struweelrand langs een bos of een graslandrand langs een sloot.

• De totale oppervlakte aan landschapselementen van een aanvrager op een locatie is

bij voorkeur ten minste 5.000 m2.

• De landschapselementen van een aanvrager op een locatie vormen een

samenhangende structuur en grenzen op een of meerdere punten aan

landschapselementen of natuurterreinen in de omgeving. Het hoeft niet per

definitie een aaneengesloten structuur te vormen, als de onderbrekingen in de

structuur voor de doelsoorten passeerbaar zijn.

Een beheerder kan op onderdelen afwijken van de criteria als aantoonbaar is dat het beheer

passend is in het mozaïek van natuur- en landschapsbeheer van de aanliggende

grondgebruikers.

Voor het beheer worden de volgende pakketten opengesteld.

Lijnvormige beplantingen

Page 22: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 22

• Pakket 20 Lijnvormige beplanting

o Pakket 20 a Beheer eens in de 3 jaar (knotbomen)

o Pakket 20 e Beheer eens in de 15 jaar

• Pakket 22 Knip- en scheerheg

o Pakket 22 a Beheer jaarlijks

o Pakket 22 b Beheer eenmaal per 2/3 jaar

• Pakket 23 Struweelhaag

o Pakket 23 a Snoeicyclus 5-7 jaar

o Pakket 23 b Snoeicyclus > 12 jaar

Vlakvormige beplantingen

• Pakket 26 Half- en hoogstamboomgaard

o Pakket 26 a Hoogstamboomgaard

o Pakket 26 b Halfstamboomgaard bij historische boerderij

• Pakket 27 Hakhoutbosje

• Pakket 28 Griendje

• Pakket 29 Bosje

Randen

• Pakket 13 Botanisch grasland

o Pakket 13 a Botanisch weiland

o Pakket 13 b Botanisch hooiland

o Pakket 13 c Botanisch waardevolle weiderand

o Pakket 13 d Botanische hooilandrand

• Pakket 19 Kruidenrijke akkerrand

• Pakket 24 Struweelrand

Bij de randenpakketten zijn ook de vlakvormige pakketten 13 a en 13 b opgenomen.

De randenpakketten 13 c en 13 d hebben een te beperkte breedte tot 6 meter. Brede

randen en kleine perceeltjes grasland zijn in de droge dooradering mogelijk mits het

grasland bijdraagt aan de kwaliteit van het leefgebied van de doelsoorten.

Spoor 2: Concentratie

Het beheer voor droge dooradering is alleen mogelijk binnen begrensde gebieden. Er worden

geen kerngebieden geselecteerd. De instapeisen zijn echter hoog. Het effect is dat het beheer

per aanvraag robuust is en dat dit beheer is ingebed in een grotere ruimtelijke structuur. Een

aanvraag is een schakel in een grotere ketting. Er kan nergens een losse schakel worden

neergelegd. Het beheer concentreert zich in kettingen die samen een netwerk gaan vormen.

c. Het gebiedsproces

Het nieuwe Collectief Rivierenland staat voor een lastige klus. Het huidige agrarisch natuur-

en landschapsbeheer is te weinig samenhangend en levert te weinig natuurresultaat op. Dit

Page 23: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 23

moet worden omgebogen naar een in deelgebieden samenhangend beheer gericht op

specifieke doelsoorten. Het collectief start een gebiedsproces met doelen op lange en op korte

termijn.

Lange termijn

Het collectief stelt zich ten doel om goed gefundeerde keuzes te kunnen maken waar beheer

effectief is en met welke middelen dat moet worden uitgevoerd. Daarvoor is meer kennis

nodig van de natuur op het boerenland en het voorkomen van de doelsoorten. Het is ook van

groot belang om in deelgebieden de landschappelijke structuur te kennen. Dat is nodig om de

bijdrage van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer te kunnen bepalen. Die kennis is

verspreid aanwezig bij overheden (provincie, gemeentes), natuurorganisaties en lokale

groepen. Het collectief gaat de informatie verzamelen.

Een tweede doel is om meer deelnemers te krijgen aan agrarisch natuur- en landschapsbeheer

in kansrijke gebieden. Daarvoor is voorlichting nodig over het nieuwe subsidiestelsel en over

de mogelijkheden van grondgebruikers om het beheer te combineren met de bedrijfsvoering.

Een belangrijk aspect is de gebiedsgerichte benadering. Het beheer kan alleen effectief zijn

als er op gebiedsniveau samenhang is. Een deelnemer vormt een schakel in een ketting of

netwerk van mozaïekbeheer.

Het derde doel is het verkrijgen van meer middelen en mogelijkheden voor inrichting en

beheer. De financiële middelen zijn momenteel beperkt. Zo beperkt dat er geen

inrichtingsmaatregelen genomen kunnen worden. In overleg met overheden (gemeenten,

waterschappen) en terreinbeherende organisaties kunnen nieuwe wegen verkend worden.

Korte termijn

Het nieuwe collectief steekt in 2015 veel tijd en energie in de opbouw van een solide

organisatie. Daarnaast moeten ook de voorbereidingen worden getroffen voor het afsluiten

van de eerste contracten voor 2016. Het ontbreekt nu simpelweg aan tijd en middelen om

grote stappen te zetten in de transitie van het beheer.

Het collectief focust nu op de deelnemers met aflopende contracten. Voor die deelnemers en

voor hen die nog doorlopende contracten hebben, voelt het collectief een speciale

verantwoordelijkheid. Iedereen dient goed geïnformeerd te worden en goed te worden

begeleid naar een kwalitatief hoogwaardig beheer. Alle deelnemers worden per brief

geïnformeerd over de rol van het collectief in het nieuwe subsidiestelsel. Zij worden

uitgenodigd voor voorlichtingsavonden in de deelgebieden.

Tijdens de voorlichtingsavonden wordt uitgelegd onder welke voorwaarden aflopende

contracten kunnen worden vernieuwd en hoe bestaande contracten kunnen worden verbeterd

(uitgebreid). Tijdens de avond of op een later tijdstip kan men inschrijven voor een mogelijk

nieuw contract. De inschrijving bestaat uit het intekenen van de locaties van de

beheerpakketten en het noteren van lengtes en oppervlaktes per beheerpakket.

Het is van belang om bij de inschrijving goed te communiceren dat inschrijving niet

automatisch leidt tot een contract. Ten eerste moet de inschrijving beoordeeld worden op

Page 24: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 24

kwaliteit. Ten tweede moet bij ontoereikend budget een keuze gemaakt worden uit het totaal

aan inschrijvingen.

De kwaliteitsbeoordeling berust op de criteria uit de beheerstrategie. De criteria zijn concreet

en meetbaar. De beoordeling van de samenhangende structuur en de aansluiting op de

omgeving is niet eenduidig en heeft het karakter van een ‘best professional judgement’. Bij

onvoldoende kwaliteit wordt, indien mogelijk, een kwaliteitsverbetering voorgelegd aan de

aanvrager. In overleg wordt bepaald of een nieuwe verbeterde inschrijving wordt gedaan.

Bij ontoereikend budget worden de aanvragen gerangschikt op basis van twee criteria:

• Aanvragers met aflopende contracten (2013, 2014 en 2015) hebben de hoogste

prioriteit, daarna aanvragers met lopende contracten, daarna nieuwe deelnemers

zonder contract.

• Een grote oppervlakte beheer per aanvraag of groep van aanvragen van aan elkaar

grenzende grondgebruikers, gaat boven een kleinere oppervlakte. Daarbij wordt een

tweedeling gemaakt in perceelbeheer bij open grasland (nat en droog) en lijnvormige

elementen bij natte en droge dooradering. Voor beide typen stelt het collectief een

budget vast.

Het motief voor het eerste criterium is dat het collectief zorgvuldig wil omgaan met huidige

contractanten. Het collectief wil niet de ‘onbetrouwbare’ opvolger zijn van de overheid als

subsidiegever. Het tweede criterium geeft voorrang aan grote aanvragen, met als motief dat

een uitgebreid en robuust beheer op een locatie meer natuurresultaat oplevert.

Page 25: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 25

5. Voorintekening en gebiedsaanvraag

De beheerstrategie beschrijft de kwaliteiten van agrarisch natuur- en landschapsbeheer. En het

beschrijft de korte- en langetermijnstrategie om tot kwaliteitsverbetering te komen. De

beheerstrategie is de basis voor de gebiedsaanvraag. De gebiedsaanvraag is kwantitatief. Het

beschrijft in welke gebieden hoeveel van welke beheertypen onder contract worden gebracht

en voor welke prijs. De kwantificering berust op een raadpleging van potentiële deelnemers in

de streek en de voorintekening op beheerpakketten. In dit hoofdstuk worden enkele

belangrijke aspecten van die raadpleging uitgewerkt.

a. Voorbereiding

Het Collectief Rivierenland bereidt zich voor op de gebiedsaanvraag. Deze beheerstrategie is

de inhoudelijke basis. In dit document is vastgelegd in welke gebieden welke beheertypen

onder welke voorwaarden kunnen worden toegepast. Het bestuur van het Collectief stelt een

coördinator aan en enkele veldmedewerkers. Zij verzorgen de voorintekening en het opstellen

van de gebiedsaanvraag.

Ten behoeve van de voorintekening is door SCAN een tool ontwikkeld; SCAN-GIS. Deze

tool stelt de medewerkers een gedetailleerd kaartbeeld ter beschikking. De gewenste

beheereenheden kunnen worden ingetekend en alle benodigde gegevens kunnen worden

ingevuld en opgeslagen. SCAN biedt trainingssessies aan om de medewerkers te instrueren.

De SCAN-GIS werkt in een online-omgeving en het systeem is gekoppeld aan het

gegevensbestand van Dienst RVO (lopende contracten SN, SNL en PSAN). In de tool

worden tevens de provinciale kaarten geladen met betrekking tot de leefgebieden en het

Gelders Natuur Netwerk. Naar wens van het Collectief kunnen daar kaarten aan worden

toegevoegd.

In de tool kan worden ingesteld welke beheerpakketten in welke deelgebieden worden

opengesteld. Door de instelling vooraf kunnen foute keuzes voor pakketten tijdens de

voorintekening worden vermeden.

b. Voorlichting

Het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb2016) verschilt zowel

organisatorisch als inhoudelijk sterk van het oude stelsel. Het Collectief organiseert

voorlichtingsbijeenkomsten om de veranderingen te communiceren. Tot de doelgroep behoren

alle agrarisch grondgebruikers en zij die vrijwillig of professioneel betrokken zijn bij

agrarisch natuur- en landschapsbeheer.

De aankondigingen voor de voorlichtingsbijeenkomsten zullen breed worden verspreid in

lokale en provinciale media en via de agrarische natuurverenigingen. Mensen met een lopend

of aflopend contract voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer zullen zo mogelijk

persoonlijk worden uitgenodigd. Voor deze groep voelt het Collectief een speciale

verantwoordelijkheid.

Page 26: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 26

Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst wordt de stelselwijziging toegelicht. Tevens wordt

gedetailleerd beschreven in welke gebieden welke beheerpakketten onder welke voorwaarden

opengesteld worden. Ten slotte wordt gemeld wanneer de voorintekening plaatsvindt en hoe

het proces verder loopt; gebiedsaanvraag, provinciaal besluit, contracten, beheer, betalingen.

Belangrijk te melden dat voorintekening niet met zekerheid leidt tot een contract.

c. Voorintekening

De voorintekening wordt uitgevoerd met de SCAN-GIS tool. In een sessie met de

belangstellende wordt allereerst ingezoomd op de grond die men in gebruik heeft. Vanwege

de eisen voor mozaïekbeheer wordt eerst de landschappelijke context bekeken. Waar

bevinden zich natuurterreinen, watergangen, landschapselementen en percelen of randen met

agrarisch natuurbeheer? De nieuwe beheerpakketten dienen op die structuur aan te sluiten.

Vervolgens worden de wensen van de belangstellende geïnventariseerd. Deze wensen worden

vertaald in beheertypen en op kaart ingetekend. Het totaal aan beheer moet voldoen aan de

instapeisen. Als dat nog niet het geval is, dan dienen aanvullingen of wijzigingen te worden

aangebracht. Ten slotte worden de gegevens van de voorintekening geprint en ondertekend

door de belangstellende. Kleine aanvragen worden afgewezen indien de totale jaarlijkse

beheersubsidie kleiner is dan €200.

d. Gebiedsaanvraag

Na de voorintekening wordt door het Collectief de balans opgemaakt. Indien het totaal aan

aangevraagd beheer meer kost dan het beschikbare budget, dan wordt geselecteerd op grond

van twee criteria:

• Aanvragers met aflopende contracten hebben de hoogste prioriteit, daarna aanvragers

met lopende contracten, daarna nieuwe deelnemers zonder contract.

• Een grote oppervlakte beheer per aanvraag of groep van aanvragen van aan elkaar

grenzende grondgebruikers, gaat boven een kleinere oppervlakte. Daarbij wordt een

tweedeling gemaakt in perceelbeheer bij open grasland (nat en droog) en lijnvormige

elementen bij natte en droge dooradering. Voor beide typen stelt het collectief een

budget vast.

De geselecteerde aanvragen vormen de basis voor de gebiedsaanvraag.

Page 27: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 27

Bijlage A Afkortingen voor leefgebieden, deelgebieden en doelsoorten

Leefgebieden

Owei Open grasland nat - weidevogelgrasland

Okwa Open grasland droog - kwartelkoninggrasland

Nslo Natte dooradering – schone sloten en oevervegetaties

Npoe Natte dooradering – poelen en kleinschalig cultuurlandschap

Doev Droge dooradering – kleinschalig (oeverwal)landschap

Dakk Droge dooradering – kleinschalig akkervogellandschap

Deelgebieden

TIE Tieler- en Culemborgerwaarden

BET Betuwe

RIJN Rijnstrangen

OOIJ Ooijpolder-Duffelt

RIJK Rijk van Nijmegen

MAA Land van Maas en Waal

BOM Bommelerwaard

Doelsoorten

Open grasland Kievit kie

Grutto gru

Zomertaling zom

Slobeend slo

Kwartelkoning kwa

Natte dooradering Kamsalamander kam

Rugstreeppad rug

Bittervoorn bit

Grote modderkruiper gmk

Tureluur tur

Rosse vleermuis ros

Droge dooradering Steenuil ste

Kerkuil ker

Spotvogel spo

Grote lijster gro

Zomertortel zom

Patrijs pat

Keep kee

Kneu kne

Kramsvogel kra

Geelgors gee

Veldleeuwerik vel

Vliegend Hert vli

Page 28: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 28

Bijlage B Kansrijke deelgebieden met doelsoorten

Open grasland

Open grasland nat [weidevogelgrasland] Owei

TIE Heukelem Owei-TIE-1 niet-kritische soorten

Buren Owei-TIE-2 niet-kritische soorten

BET Maurik Owei-BET-3 niet-kritische soorten

Ommerenveld Owei-BET-4 niet-kritische soorten

Maurikse Waard Owei-BET-5 niet-kritische soorten

Ingense Waard Owei-BET-6 niet-kritische soorten

Eldikse Veld Owei-BET-7 niet-kritische soorten

Homoet Meilanden Owei-BET-8 niet-kritische soorten

RIJN Duivense Broek Owei-RIJN-10 niet-kritische soorten

BOM Groote Lage Broek Owei-BOM-9 niet-kritische soorten

Open grasland droog [kwartelkoninggrasland] Okwa

TIE Beusichem Okwa-TIE-1 kwa

BET Kesteren-Opheusden Okwa-BET-2 kwa

Randwijk Okwa-BET-3 kwa

Huissensewaard Okwa-BET-4 kwa

Waardenburg-Hurwenen* Okwa-BOM-5 kwa

* niet begrensd in het ontwerp natuurbeheerplan

Page 29: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 29

Natte dooradering

Natte dooradering [schone sloten en oevervegetaties] Nslo

TIE Heukelum Nslo-TIE-A bit

Buren Nslo-TIE-B bit

Linge Nslo-TIE-C bit

Diefdijk Nslo-TIE-D bit, gmk, kam

Nieuwe Graaf Nslo-TIE-E bit

Zuiderlingelinie Nslo-TIE-F bit, gmk, kam

BET Maurik Nslo-BET-G bit, gmk

Ommerenveld Nslo-BET-H bit

Eldikse Veld Nslo-BET-I bit

Homoet Meilanden Nslo-BET-J (?)

Lingezegen Nslo-BET-K bit, gmk, tur

RIJN Duivense Broek Nslo-RIJN-L bit, tur

Rijnstrangen Nslo-RIJN-M kam, rug, bit, gmk, ros, zom,

MAA Grote Wetering Nslo-MAA-N gmk, tur

Nieuwe Wetering Nslo-MAA-O (?)

Wijchen-Heumen Nslo-MAA-P kam, gmk

BOM Grote Lage Broek Nslo-BOM-Q bit, tur, slo

Capreton Nslo-BOM-R bit

Natte dooradering [poelen en kleinschalig cultuurlandschap] Npoe

RIJN Rijnstrangen Npoe-RIJN-A kam, rug

OOIJ Ooijpolder-Duffelt Npoe-OOIJ-B kam, tur, ros, rug

MAA Wijchen-Heumen Npoe-MAA-C kam, gmk

Ewijk Npoe-MAA-D kam

Page 30: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 30

Droge dooradering

Droge dooradering [kleinschalig oeverwallandschap] Doev

[kleinschalig akkervogellandschap] Dakk

TIE Beusichem Doev-TIE-a ker, ste, spo

Linge Doev-Dakk-TIE-b ker, ste, spo

BET Maurik-Lienden Doev-Dakk-BET-c ste, kra, kne

Randwijk-Hemmen Doev-Dakk-BET-d kra, spo, gee, pat, vel, gro, ste, kne

Lingezegen Doev-BET-e ste, kne, kra, spo, pat

RIJN Bingerden Doev-RIJN-f ste, ker,

Rijnstrangen Doev-Dakk-RIJN-g ste,ker,spo, kra, pat, vel, zom, gro

OOIJ Ooijpolder-Duffelt Doev-Dakk-OOIJ-h zom, gro, ker, ste, kee, kne, kra,

spo, gee, pat

RIJK Stuwwal Doev-Dakk-RIJK-i gee, kee, pat, vli, gro

Bekken van Groesbeek Doev-RIJK-j ker, ste, kee, gro, zom, pat, kra

MAA Heumen-Horssen Doev-MAA-k pat, spo, gro, ste

Oeverwal Waal Doev-MAA-l ste, ker, gro, kra

BOM Eiland van Alem Doev-Dakk-BOM-m pat, zom, kne

Bruchem Doev-Dakk-BOM-n (?)

Page 31: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 31

Bijlage C Matrix van doelsoorten en modelbeheerpakketten voor het

rivierengebied (N.B. pakketten wijken af van ANLb2016)

Matrix VHR-soorten en modelbeheerpakketten

Biotoop (in agrarisch gebied)

Verspreiding

1. Weidevogelgrasland met rustperiode

2. Weidevogelgrasland met voorweiden en rustperiode

3. Plas-dras

4. Legselbeheer

5. Kruidenrijk grasland

6. Extensief beweid grasland

7. Ruige mest

8. Greppel-plasdras

9. Hoog waterpeil

10. Poel en klein historisch water

11. Natuurvriendelijke oever

12. Rietzoom en klein rietperceel

13. Duurzaam slootbeheer

14. Bouwland met broedende akkervogels

15. Bouwland met overwinterende en doortrekkende

akkervogels

16. Bouwland voor hamsters

17. Kruidenrijke akker

18. Kruidenrijke akkerrand

19. Houtwal en -singel

20. Hoge houtwal met greppel

21. Holle weg en graft

22. Elzensingel

23. Knip- en scheerheg

24. Struweelhaag

25. Laan

26. Knotboom

27. Struweelrand

28. Bomenrij en sol boom

29. Bossingel

30. Hoogstamboomgaard

31. Hakhoutbosje

32. Griendje

33. Bosje

Aanvullende soortsspecifieke

beheersuggesties

Type leefgebied

Open grasland nat

grutto

Vochtige en natte (structuurrijke)

kruidenrijke (cultuur)graslanden in open

gebied.

verspreiding ++ + ++ + ++ + + + ++Vermijd individuele, geïsoleerd liggende percelen

kuikenland.

kievit

Vochtige (structuurrijke) kruidenrijke

graslanden en ook veel op bouwland, met

name op maïspercelen in graslandgebieden.

verspreiding + ++ ++ ++ ++ + ++ + ++ ++ + + ++ ++

veldleeuwerik

Open gras- en bouwlandgebieden met een

korte vegetatie; graanakkers, kruidenrijke

graslanden en heidevelden.

verspreiding + + + ++ + + + ++ ++ ++ ++ ++ Zorg voor kleine plekken zonder vegetatie (zwarte

grond, dan wel niet of half verharde

landbouwpaden).

zomertaling

Open graslandgebieden met drassige

graslanden met ondiepe, stilstaande

wateren, goed ontwikkelde oevervegetatie

en kruidenrijke percelen.

verspreiding ++ + + ++ + ++ ++ +Zorg voor in het broedseizoen verhoogd slootpeil

gecombineerd met kruidenrijk en laat gemaaid

grasland.

slobeend

Open grasland gebieden met veel sloten,

maar ook in moerassen. De aanwezigheid

van ondiep, stilstaand, eutroof water is

belangrijk.

verspreiding ++ ++ ++ + ++ + + ++ ++ + +Zorg voor in het broedseizoen verhoogd slootpeil

gecombineerd met kruidenrijk en laat gemaaid

grasland.

Open grasland droog

kwartelkoning

Grootschalige open akkergebieden,

graslandgebieden in uiterwaarden en

ruigten.

verspreiding ++ ++ + + + + + + ++ ++ Maai en/of beweid pas na 1 augustus.

Natte dooradering

tureluur

Vochtige kruidenrijke en bloemrijke

graslanden met een structuurijke (hoge)

vegetatie, in combinatie met kale, slikkige

waterkanten.

verspreiding ++ + ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ Zorg voor in het broedseizoen verhoogd slootpeil

gecombineerd met kruidenrijk en laat gemaaid

grasland.

Grote modderkuiper

Kleine vegetatierijke wateren zoals

poldersloten met goede waterkwaliteit,

moerassen en meanders van

langzaamstromende rivieren en beken

verspreiding ++ ++ Schoon wateren gefaseerd in ruimte en tijd.

Bittervoorn

Relatief brede poldersloten met goed

ontwikkelde water- en oevervegetatie en

aanwezigheid van zoetwatermosselen.

verspreiding ++ ++Schoon wateren gefaseerd in ruimte en tijd en zorg

voor migratiemogelijkheden binnen het gebied en

naar buiten. Voorkom niet passeerbare barriëres.

kamsalamander

Poelen, geisoleerde wateren met goed

ontwikkelde water- en oevervegetatie

binnen 100 meter van struweel, ruige

vegetatie en bos.

verspreiding + ++ + ++ ++ ++ + + +Zorg voor combinatie van stilstaand water (visvrij)

met onderwatervegetatie en beplanting in de buurt,

wateren max 300 m uit elkaar, verbindingen nodig,

zo nodig amfibietunnels om wegen te passeren.

rugstreeppad

Pioneerhabitats zoals los zand in combinatie

met kleine ondiepe wateren, ook ondiepe

sloten.

verspreiding ++ + + + +Zorg voor een combinatie van ondiepe (snel

opwarmende) wateren met zandige grond in de buurt

voor overwintering.

Droge dooradering

grote lijster

Afwisseling van (oude) bomen, singels en

(randen van) bosjes in landschap van

graslanden en akkers.

verspreiding + ++ + ++ ++ ++ ++ ++ + ++ ++Zorg voor voldoende (oude) bomen met naast liggend

weiland.

kerkuil

Half open landschap met voorkeur voor

extensief gebruikt agrarisch gebied zoals

kruidenrijke percelen en perceelranden en

boomgaarden.

verspreiding + + ++ + + + + + ++ ++ ++ + + + + ++Plaats vooral ook nestkasten, maar niet in schuren

met boerenzwaluwen. Zorg voor muizenruiters, leg

takkenrillen aan en doe ditvooral binnen 800 meter

van een broedlocatie.

ransuil

Relatief open landschap, broedt in kleine

bosjes, houtwallen en bosranden

voornamelijk in oude nesten van ekster en

zwarte kraai.

verspreiding + + + + + + + + ++ ++ ++ + + + +Bevorderen muizenstand (muizenruiters, overhoekjes

etc.) werkt positief op voorkomen ransuil.

steenuil

Kenmerkende vogel van het kleinschalig

cultuurlandschap. Broedt vooral in

nestkasten, maar ook in holten van bomen,

nissen en zolders van schuren en stallen.

verspreiding + + + + ++ ++ + + ++ + ++ + + ++ +Hang waar mogelijk effectief een nestkast op, maar

zorg ook voor voedsel: takenrillen, muizenruiters etc.

Maak drinbkakken steenuil-proof.

spotvogelRelatief open cultuurlandschap met bosjes,

houtwallen, singels en/of boomgaarden.verspreiding ++ ++ + + + + + ++ ++ ++ + +

Zorg voor een relatief dichte vegetatie met een goed

insectenaanbod, singels of bosjes rond boomgaarden

hebben een positief effect op voorkomen van

(bestuivende) insecten.

zomertortel

Halfopen, beboste terreinen met

kruidenrijke akker- en graslanden. Broedt in

het agrarisch gebied vooral in hagen met

meidoorn en sleedoorn.

verspreiding ++ + + + ++ ++ ++ ++ ++ + + ++ Zorg voor aanwezigheid van oudere bomen.

kneu

Sstruwelen, houtwallen, (meidoorn/

sleedoorn) heggen, bomenrijen met een

struiklaag alsmede ruige vegetaties.

verspreiding + + ++ ++ + + ++ + ++ ++ + ++ ++ ++ + + + +Zorg voor een afwisseling van boom-, struik- en

kruidlaag.

kramsvogel

Relatief open bosrijk landschap in

bosranden, in bossen bij open plekken.

Broedt voornamelijk in (oude) bomen.

verspreiding + + ++ + ++ + + ++ + ++ ++ + ++

patrijs

Akkerland en grasland. Broedt voornamelijk

in ruige (kruidenrijke) randen of onder

houtwallen en hagen. Minder in intensief

(nat) veenweidegebied.

verspreiding + ++ ++ ++ + ++ ++ ++ ++ ++ + + +Leg vooral ruigten aan want dat draagt bij aan

draagkracht gebied voor patrijzen. Voer bij voorkeur

alleen maatregelen uit indien het gebied met (deels

aangepast) beheer minimaal 100 ha groot is.

geelgors

Akkers en combinatie van akkers en grasland

met overgangen naar heggen, houtwallen

en grazige wegbermen. In de winter vooral

op plekken met veel zaden (stoppels,

++ ++ ++ ++ ++ + + ++ ++ ++ + + + +Leg vooral akkerranden aan als wintervoedsel dicht

bij of langs beplanting.

keep Akkers langs bosranden. ++ + + + + +Leg vooral wintervoedselsituaties aan in randen van

percelen.

veldleeuwerik Open akkergebieden met stoppels. ++ ++ + +Zorg voor akkers met niet geoogste granen en

graslanden met enigszins gevarieerde vegetatie.

Type leefgebied waarin de soort voorkomt: De mate waarin het pakket bijdraagt aan de biotoop van de soort

= (mede) in open grasland + = een beperkte bijdrage aan de biotoop van de soort

= (mede) in open akkerland ++ = een grote bijdrage aan de biotoop van de soort

= (mede) in droge dooradering ++ = het beheerpakket is essentieel voor het met succes voorkomen van de soort

Page 32: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 32

Deelgebied

Zie bijlage A en B

Doelsoorten

Zie bijlage A en B

Primaire

beheerpakketten

Secundaire

beheerpakketten

Npoe-RIJN-A kam, rug 10,19,24,27 5,11,14,17,18,29,

31,33

Npoe-OOIJ-B kam, (tur), (ros), rug 10,19,24,27 5,11,14,17,18,29,

31,33

Npoe-MAA-C kam, (gmk) 10,19,24,27 5,11,29,31,33

Npoe-MAA-D kam 10,19,24,27 5,11,29,31,33

Doev-TIE-a Ker,ste,spo 5,17,18,19,20,24,

26,29,30,31

14,15,21,22,25,27

,28,32,33

Doev-Dakk-TIE-b Ker,ste,spo 5,17,18,19,20,24,

26,29,30,31

14,15,21,22,25,27

,28,32,33

Doev-Dakk-BET-c Ste,kra.kne 14,15,17,18,19,20

,22,24,25,26,27,2

8,29,30,33

5,23,31,32

Doev-Dakk-BET-d Kra,spo,gee,pat,vel,gr

o,ste,kne

5,14,15,17,18,19,

20,22,23,24,25,26

,27,28,29,30,31,3

3

21,32

Doev-BET-e Ste,kne,kra,spo,pat 5,14,15,17,18,19,

20,22,24,25,26,27

,28,29,30,31,33

23,32

Doev-RIJN-f Ste,ker, 5,17,18,24,26,30 14,15,19,20,21,25

,27,28,29,33

Doev-Dakk-RIJN-g Ste,ker,spo,kra,pat,vel

,zom,gro

5,14,15,17,18,19,

20,21,24,25,26,28

,29,30,31,33

22,27,32

Doev-Dakk-OOIJ-h Zom,gro,ker,ste,kee,k

ne,kra,spo,gee,pat

5,14,15,17,18,19,

20,22,23,24,25,26

,27,28,29,30,31,3

3

21,32

Doev-Dakk-RIJK-i Gee,kee,pat,vli,gro 5,14,15,17,18,19,

23,24,25,27,28,29

,31,33

20,21,30

Doev-RIJK-j Ker,ste,kee,gro,zom,p

at,kra

5,14,15,17,18,19,

24,25,26,28,29,30

,31,33

20,21,27,32

Doev-MAA-k Pat,spo,gro,ste 5,14,15,17,18,19,

20,24,25,26,28,29

,30,31,33

22,27,32

Doev-MAA-l Ste,ker,gro,kra 5,17,18,19,24,25,

26,28,29,30,31,33

14,15,20,21,27

Doev-Dakk-BOM-m Pat,zom.kne 5,14,15,17,18,19,

20,22,24,25,27,29

,33

23,31,32

Doev-Dakk-BOM-n (?)

Page 33: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 33

Bijlage D Lopende contracten in de deelgebieden

TIE

Page 34: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 34

BET-west

BET-oost

Page 35: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 35

RIJN

Page 36: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 36

OOIJ en RIJK

Page 37: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 37

MAA

BOM

Page 38: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 38

Bijlage E Beheerpakketten ANLb2016

Page 39: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 39

Page 40: Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het ...collectiefrivierenland.nl/wp-content/uploads/2015/03/Beheerstrategie-2016-voor...Effectiviteit van het beheer 11 c. Kwaliteitsverbetering

Beheerstrategie 2016 voor agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied

11 maart 2015 40