BEDREIGDE DIEREN

32
BEDREIGDE DIEREN Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt

Transcript of BEDREIGDE DIEREN

Page 1: BEDREIGDE DIEREN

BEDREIGDE DIEREN

Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt

Page 2: BEDREIGDE DIEREN

COLOFON Tekst: Chris van der End en Olav Jansen Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, Flickr, Kids for Animals, WNF, IUCN, Green-peace, Unesco, natuurinformatie, picasaweb.

II

De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN. © Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2008

Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail: [email protected] http://www.cmo.nl

De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via [email protected].

Page 3: BEDREIGDE DIEREN

III

INHOUD Bedreigde diersoorten pag. 1 Drie voorbeelden: de das, de otter en de olifant pag. 5 De das pag. 5 De otter pag. 5 De olifant pag. 8 Waardoor worden de dieren in hun voortbestaan bedreigd? pag. 10 Jacht en handel pag. 10 Verdwijnend woongebied pag. 12 Fragmentatie pag. 13 Milieuverontreiniging pag. 15 Klimaatverandering pag. 15 Toerisme pag. 16 Oplossingen pag. 18 Fokprogramma’s pag. 19 Wildreservaten pag. 20 IUCN pag. 20 De ecologische hoofdstructuur (EHS) pag. 21 Aantekeningen pag. 25 Meer op internet pag. 27

Page 4: BEDREIGDE DIEREN

IV

Page 5: BEDREIGDE DIEREN

1

BEDREIGDE DIERSOORTEN: EEN OVERZICHT

Er zijn in de loop van de tijd miljoenen diersoorten uitgestorven. Een bekend voor-beeld is de dodo. De dodo was een vogel zonder vleugels, die op Mauritius, een onbe-woond eiland, leefde. Toen de Nederlanders het eiland rond 1600 ontdekten, begon-nen ze het bos te kappen. De dodo had geen plek meer om te wonen. Ook brachten de mensen honden mee. De dodo’s wisten niet dat mensen en honden gevaarlijk wa-ren en al hadden ze het geweten, ze konden niet wegvliegen. Zo waren ze een ge-makkelijke prooi.

Uitgestorven diersoorten zoals de dodo krijgen we nooit meer terug. Van bedreigde diersoorten zijn er nog maar zó weinig over, dat ze voorgoed verdwij-nen, tenzij we maatregelen nemen om dat te voor-komen. Bekende dieren die dreigen voorgoed te verdwijnen, zijn: de reuzenpanda, de olifant, de tijger en de gorilla. Maar er worden veel meer dier-soorten in hun voortbestaan bedreigd. Het aantal neushoorns en jachtluipaarden neemt af. Zee-schildpadden zijn misschien wel de meest bedreig-de soort, en verder wordt bijvoorbeeld zo’n elf pro-cent van de vogelsoorten van de wereld met uit-sterven bedreigd. Ook in Nederland kennen we bedreigde diersoor-ten. Van de 75 dagvlindersoorten die ooit in Neder-land dartelden, zijn er nog zestig over, waarvan twintig ernstig bedreigd. De otter en de das worden al heel lang in hun voortbestaan in Nederland bedreigd. De otter was zelfs helemaal uit het wild verdwe-nen. Nog niet zo lang geleden is hij teruggeplaatst in een natuurgebied dat speciaal voor hem een grondige opknapbeurt heeft gekregen. Het uitsterven van dieren is op zich niets nieuws. De hele evolutie (= ontwikkeling van het leven) is gebaseerd op het uitsterven van soorten, waar dan weer andere soorten voor in de plaats komen. De omgeving waarin dieren leven verandert voortdu-rend. Dat was ook al zo voordat er mensen op aar-de rondliepen. En de een zijn dood is de ander zijn brood: de veranderingen pakken verkeerd uit voor de ene soort, maar geven andere soorten juist de kans om te gedijen. Dit proces van uitsterven ging echter wel in een rustig tempo van enkele soorten per jaar. Ook voor de komst van de mens vonden er af en toe al rampen plaats, waardoor er veel meer soor-ten dieren ineens uitstierven.

Uitgestorven: de dodo

Uitgestorven: de dinosaurus

Page 6: BEDREIGDE DIEREN

2

Meteorietinslagen en vulkaanuitbarstingen zorg-den voor zoveel ‘puin’ in de lucht, dat er veel minder zonlicht tot de aarde doordrong. Planten hebben zonlicht nodig en stierven dus, en ver-volgens stierven de dieren die die planten aten ook. Een grote meteorietinslag heeft 251 miljoen jaar geleden op deze manier vermoedelijk het einde betekend van de dinosaurussen en de vliegende reptielen. Er is een groot verschil tussen het uitsterven van dinosaurussen en dat van de dodo: de dodo ver-dween door menselijk ingrijpen. Als we het heb-ben over bedreigde diersoorten gaat het altijd om een dreiging die uitgaat van mensen. Een van die bedreigingen is de jacht. Mensen jagen op dieren. De Noord-Amerikaanse bizon is hier bijna het slachtoffer van geworden. Vroeger bevolkte het dier de vlaktes van Noord-Amerika, in kuddes van vele duizenden exempla-ren. Na de komst van de blanken werd de bizon een geliefde prooi voor jagers, die de dieren soms zelfs vanuit langsrijdende treinen dood-schoten, puur voor de ‘lol’. Een veel grotere bedreiging dan deze jacht voor het plezier en voor voedsel, is de jacht uit winst-bejag. In het wild levende dieren worden door mensen gedood vanwege hun vacht of slagtan-den; niet omdat ze die vacht of slagtanden zelf nodig hebben, maar om ze te verkopen. Op pag. 10 gaan we dieper in op deze bedreiging. Je zou kunnen zeggen dat het doden van dieren op deze manier een directe bedreiging is voor het voortbestaan van veel diersoorten. De mens vormt echter ook op een indirecte manier een bedreiging. Hij vernietigt het woongebied van dieren. Om er zelf te gaan wonen bijvoorbeeld, of om andere redenen. In arme bosrijke delen van de wereld wordt veel bos gekapt, om die bo-men vervolgens te verkopen. De grond die zo vrijkomt, kan dan weer gebruikt worden om er gewassen op te telen. Op deze manier verdwij-nen grote stukken tropisch regenwoud, en daar-mee de dieren die er in leven. De orang-oetan dreigt op deze manier binnen twintig jaar uit te sterven. De bossen waar ze leven in Maleisië en Indonesië zijn voor het grootste deel verwoest. Op pag. 12 kijken we hier verder naar.

Meteorietinslag

Bizon met jong

Page 7: BEDREIGDE DIEREN

3

Mensen bedreigen het woongebied van veel die-ren ook op een andere manier. Ze vervuilen de lucht en het water met allerlei gevaarlijke stoffen, chemicaliën, die zich vervolgens over de aarde ver-spreiden. Ze tasten dus het woongebied niet recht-streeks aan, maar van een afstand, en ongewild. Niemand heeft er belang bij dat de zalm in Canada bedreigd wordt door zure regen of dat de zeehon-den en pinguïns op de Zuidpool het slachtoffer wor-den van pesticiden en DDT. Maar het gebeurt wel. Op pag. 15 gaan we dieper op dit onderwerp in. Er is nog zo’n indirecte bedreiging voor het woonge-bied van dieren: het broeikaseffect. Vooral door het gebruik van olie (beter gezegd: van stoffen die van die olie gemaakt worden) als energiebron komt er veel kooldioxide in de lucht die ervoor zorgt dat de warmte vanaf de aarde niet goed meer weg kan. De temperatuur op de aarde stijgt hierdoor. Deze stij-ging heeft dan weer allerlei gevolgen voor veel die-ren. Dit onderwerp bespreken we op pag. 15 en 16. Er is een organisatie die bijhoudt hoeveel dieren er wereldwijd worden bedreigd. Deze organisatie heet de IUCN, vrij vertaald: de Internationale Unie voor de Bescherming van de Natuur. In 1966 publiceerde de IUCN de eerste Rode Lijst, met daarop de namen van bedreigde diersoorten. Met de Rode Lijst wil de IUCN de mensen ook waarschuwen dat dieren hoognodig bescherming nodig hebben. Meer over de IUCN op pag. 20. Je kunt je de vraag stellen wat er mis is met het verschijnsel dat diersoorten verdwijnen; er zijn in de loop van de tijd zoveel diersoorten verdwenen. De meeste mensen zullen zich die vraag niet stel-len, omdat het verdwijnen van dieren spontaan het gevoel oproept van ‘dit moet niet gebeuren’. Het is natuurlijk een verarming als er een diersoort ver-dwijnt – zij komt tenslotte nooit meer terug - maar zijn er daarnaast nog duidelijke nadelen? Maakt het wel iets uit? De onderzoeker Norman Myers stelt: ‘Alle soorten spelen een rol in de kringlopen van een natuurlijk systeem, al is de ene groep wel belangrijker dan de andere. Het lijkt erop, dat sommige soorten een sleutelrol spelen bij de instandhouding van het evenwicht. Soms kan het verdwijnen van een soort een kettingreactie bij andere teweegbrengen. Het is niet te zeggen hoever we moeten gaan om soorten te beschermen’.

Norman Myers

Broeikaseffect

Page 8: BEDREIGDE DIEREN

4

Paul Ehrlich, hoogleraar aan de universiteit van Stanford vergelijkt in zijn boek ‘Extinction’ het ver-dwijnen van soorten op aarde met het verwijderen van schroeven uit een vliegtuig. ‘Stel, je verwijdert een aantal schroeven uit een vliegtuig, omdat je op de korte termijn wat geld met die schroeven kunt verdienen. Als je slechts enkele schroeven verwijdert, blijft het vliegtuig nog wel veilig. Maar als je er honderd uitneemt, dan ben je daar niet zeker van. Niemand zou dat risico durven nemen. Hoeveel soorten kunnen we onge-straft van ons Ruimteschip Aarde verwijderen?’ Op verschillende plekken in deze tekst gaan we dieper op dit onderwerp in. Op pag. 13 zal een be-langrijke oorzaak voor het teruglopen van de soor-tenrijkdom besproken worden: fragmentatie, het versnipperd raken van de natuur, inclusief de daar-in levende dieren, in kleine stukjes land. Vervol-gens zal op pag. 21 in de tekst over de ecologische hoofdstructuur (EHS) een poging geschetst worden om dit probleem tegen te gaan.

Paul Ehrlich

Ruimteschip Aarde

Vlinder

Page 9: BEDREIGDE DIEREN

5

DRIE VOORBEELDEN VAN BEDREIGDE DIERSOORTEN: DAS, OTTER EN OLIFANT

De das De das is een van de bedreigde diersoorten in Nederland. In de eerste helft van de vorige eeuw is op grote schaal jacht gemaakt op Nederlandse dassen. De stand daalde van meer dan 12.000 in 1900 naar ongeveer 1.200 in 1960. In 1947 is de das onder bescherming van de Jachtwet gebracht. Daarmee werd de dassenjacht stilgelegd. Al-leen in geval van schade verleende de overheid een speciale vergunning om dassen te doden. Daarvan werd tot 1960 echter zo gretig gebruik gemaakt, dat de overheid be-sloot om te stoppen met de verstrekking van dergelijke vergunningen. In 1980 waren er in heel Nederland nog steeds maar 1.200 dassen. Het groeiende autoverkeer zorg-de voor steeds meer verkeersslachtoffers en steeds meer leefgebied werd vernietigd.

In 1981 wordt de Vereniging Das en Boom op-gericht. Dit is inmiddels een stichting geworden en onderdeel van de Vereniging Nederlands Cul-tuurlandschap. De vereniging zorgt er onder an-dere voor dat er in heel Nederland zogenaamde dassentunnels worden aangelegd. Dassentun-nels verbinden op een veilige manier delen van het leefgebied van de das met elkaar. De das moest eerst een weg oversteken waar het ver-keer overheen raast, en de gevolgen laten zich raden. Een dassentunnel loopt onder zo’n druk-ke weg door. Dassen verplaatsen zich over kale stukken land, het liefst in de bescherming van houtwallen (= begroeide stukjes land op een verder kaal landschap) en heggen; Das en Boom zorgt ervoor dat er op veel plekken weer hout-wallen komen. Das en Boom plaatst ook dassen terug in gebieden die daarvoor geschikt zijn. Deze en andere maatregelen lijken te werken. In 2000 is door Vereniging Das en Boom een landelijke telling onder dassen uitgevoerd in op-dracht van de overheid; de medewerkers tellen zo’n 3.000 dassen. De otter De otter is het grootste zoetwaterroofdier van Nederland. Hij heeft een lang lichaam met een platte kop en kan met staart en al 120 centime-ter groot worden en tussen de vijf en twaalf kilo wegen. De vrouwtjes zijn vaak kleiner en lichter dan de mannetjes. De otter leeft vooral van vis. Verder eet hij amfibieën, kleine zoogdieren, vo-gels, kreeftachtigen en insecten. Per dag eet een volwassen otter één tot anderhalve kilo voedsel.

Das

Otter

Page 10: BEDREIGDE DIEREN

6

Geschat wordt dat er in het begin van de jaren veertig in de vorige eeuw circa 300 ot-ters leven in Nederland. In 1983 zijn dit er nog zo’n dertig tot vijftig en in 1988 ver-klaart men de otter voor uitgestorven in Nederland. Het uitsterven van de otter is veroorzaakt door een groot aantal menselijke activitei-ten. Voor 1942 mag er bijvoorbeeld gewoon op de otter gejaagd worden. Mensen vin-den de pels mooi, of zijn bang dat de otter alle vis zal opeten. In 1942 wordt de jacht verboden. Er komen echter andere problemen voor in de plaats. Er verschijnen hindernissen tus-sen de leefgebieden, zoals steden of wegen. Langs de oevers komen er steile muurtjes van hout of beton om ervoor te zorgen dat er geen zand meer van de oever afspoelt. Maar de dieren kunnen hierdoor moeilijk of helemaal niet meer uit het water komen. Het water raakt vervuild, zodat er minder voedsel is. Ook raken er veel otters verstrikt in visfuiken.

In 1985 wordt de stichting Otterstation Nederland opgericht. Deze organisatie is be-doeld om het milieu te herstellen, de bestaande gebieden met veel water te behouden en nieuwe natte natuurgebieden te maken. De otter stelt hoge eisen aan zijn omge-ving: voldoende schoon water, voldoende voedsel, voldoende plekken waar hij zich schuil kan houden en zijn jongen verzorgen. Doordat de otter als één van de eerste diersoorten laat merken wanneer de kwaliteit van het milieu achteruitgaat, heeft hij de titel ‘Ambassadeur van het Zoetwatermilieu’ gekregen. Als de otter ergens weer kan leven, kunnen veel andere diersoorten en veel planten dat ook. Omdat het Rijk belang hecht aan een schoon milieu en de otter als graadmeter kan dienen, werd het ‘Herstelplan Leefgebieden Otter’ in werking gesteld. Er worden vijf aaneengesloten natuurgebieden in Noordwest-Overijssel en Zuidoost-Friesland aangewezen waar de otter de meeste kans zou hebben om te kunnen leven.

Page 11: BEDREIGDE DIEREN

7

Door allerlei maatregelen is het water in dit gebied weer schoon geworden. Ook worden er veel andere hindernis-sen voor de otter aangepakt. Er komen tunnels onder wegen en looprichels onder bruggen (otters zwemmen niet graag onder een brug door), die naast de otter ook nog door veel andere diersoorten gebruikt worden. De fuiken van vissers en muskusrattenvangers werden voorzien van een speciaal keernetje, een zogenaamde stopgrid, die ervoor zorgt dat de otter de fuik niet meer in kan zwemmen. De oevers van sommige wateren zijn natuurlijker ge-maakt, door de steile wanden weg te halen, de oever wat vlakker te maken en er planten te laten groeien. Waar dit niet kan, heeft men kleine hellingen gebouwd, zogenaamde FUP’s, wat staat voor Fauna Uittreed Plaats. Delen van het gebied worden voor mensen ver-boden, zodat de otters zich terug kunnen trekken als het ze te druk wordt. Uiteindelijk wordt het gebied goed genoeg bevonden om er opnieuw otters te laten leven. De vraag is nu nog welke otters men in het gebied wilde loslaten. De over-heid laat dit over aan de Stichting Otterstation Neder-land. De keuze is: of otters uit otterstations waar ze ge-fokt worden, of otters uit het wild. Het voordeel van de otters uit opvangcentra is dat ze makkelijk te verkrijgen zijn. Het nadeel is dat ze geen ervaringen hebben met het leven in het wild. Otters uit het wild hebben als na-deel dat ze zich niet zomaar laten vangen. Toch is hier voor gekozen. De otters moeten zo veel mogelijk lijken op de otters die eens in Nederland rondliepen. Daarom wordt het DNA onderzocht, het erfelijk materiaal dat elk levend wezen met zich meedraagt. Daaruit kan bijvoorbeeld de kleur van de ogen en van de vacht afgeleid worden. Een andere voorwaarde was dat de otters alleen uit grote en gezonde populaties gehaald mochten worden, omdat die populaties anders zelf in gevaar konden komen. Een po-pulatie is een groep dieren van een soort die op dit mo-ment op een bepaalde plaats wonen. Uit verschillende delen van Europa zijn drie vrouwtjes en vier mannetjes uitgekozen. In juli 2002 worden de otters in het gebied, de Weerribben, uitgezet. Het opnieuw invoeren van de otter in de Nederlandse natuur is niet onomstreden. Sommige otterexperts zijn van mening dat de soort ook zonder menselijk ingrijpen wel weer zou terugkeren in Nederland. Vlak over de grens van het noorden van Nederland leeft een gezonde otterpopulatie, en ook in Limburg zou de otter vanuit Duitsland wel weer in Nederland terugkeren als aan de voorwaarde, een goed natuurbeheer, zou worden vol-daan.

Page 12: BEDREIGDE DIEREN

8

Daar komt nog eens bij dat een aantal mensen er niet eens van overtuigd is dat de otter echt verdwenen was in Nederland; hij is zo moeilijk op te sporen dat het feit dat niemand meer otters waarnam geen overtuigend bewijs is, en in 1996 is in Harderwijk nog een otter doodgereden: waar kwam die dan vandaan? Aan deze kunstmatige herinvoering zouden ook een aantal nadelen verbonden zijn. Om te beginnen zouden de vanuit Letland of Tsjechië gehaalde otters zich op den duur weer mengen met de bestaande populaties in Duitsland. Men vreest nadelige gevolgen van deze ‘genetische’ vermenging van een populatie die wel van nature in dit deel van Europa voorkwam, met een waarbij dat niet het geval was. Bovendien zouden er bij het vangen van otters slachtoffers kunnen vallen onder de dieren, en men vond dat de situatie voor de otter in Nederland nog niet veilig genoeg was – het dier was niet voor niets (nagenoeg?) uitgestorven! De olifant De Afrikaanse olifant is het grootste en zwaarste dier dat op het land leeft. Hij kan wel 4 meter hoog worden en 7.000 kilo wegen. Zijn slagtanden kunnen meer dan 100 kilo wegen. Hij eet per dag tussen de 100 en 200 kilo groenvoer. Olifanten staan bekend om hun goede geheugen. Ze onthouden precies waar ze eten en drinken kunnen vin-den. Ze gebruiken soms generaties lang dezelfde routes en dezelfde plaatsen om te eten en te drinken (van de ene op de andere generatie doorgegeven).

Afrikaanse olifanten

Page 13: BEDREIGDE DIEREN

9

In de vorige ijstijd leven olifanten in vrijwel heel Afrika, bijna overal in Azië, en ook in Europa en Noord-Amerika. Honderd jaar geleden leven ze nog steeds in midden en zuidelijk Afrika en in zuidelijk Azië. Er zijn wel 300 verschillende soorten olifanten ge-weest. Nu zijn er nog maar twee: de Afrikaanse en de Aziatische. Inmiddels is hun leefgebied zeer beperkt: in en rondom beschermde parken in Afrika en in de laatste resten oerwoud in Azië, vooral in India. Het is moeilijk om te tellen hoeveel olifanten er nog leven, maar hun aantal in Afrika wordt geschat op zo’n 200.000 tot 300.000 en in Azië op 25.000 tot 30.000.

Het ivoor van de slagtanden van de olifant is altijd veel geld waard geweest. Mensen maakten er sieraden, beeldjes, toetsen voor de piano en biljartballen van. Zo’n 25 jaar geleden werden elk jaar bijna 100.000 olifanten doodgeschoten om hun slagtanden. Sinds die tijd is er veel verbeterd. Op een paar landen in Zuidelijk Afrika na is de han-del in ivoor verboden. Dat heeft vooral in het begin van de jaren negentig van de vori-ge eeuw goed geholpen. Ook doordat er nu mooie en stevige soorten plastic zijn, wordt er minder ivoor gebruikt. Evengoed heeft de olifant het niet gemakkelijk. On-danks het verbod op de internationale handel in ivoor wordt er nog steeds op olifanten gejaagd. Illegaal maar soms ook legaal in Afrikaanse landen waar veel olifanten voor-komen die schade aanrichten. Want het grootste probleem is ruimte. Olifanten hebben ruimte nodig, met veel groenvoer en water en die ruimte is er steeds minder. Olifan-ten leven daardoor vaak te dicht bij de mensen en dat loopt nogal eens verkeerd af. Olifanten vernielen, wanneer ze onderweg zijn, gebouwen en de oogst op het land en lopen ook wel eens een mens onder de voet. Daar maak je je niet populair mee.

Aziatische olifanten

Page 14: BEDREIGDE DIEREN

10

WAARDOOR WORDEN DE DIEREN IN HUN VOORTBESTAAN BEDREIGD?

Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor het feit dat dieren in hun voortbe-staan worden bedreigd. Deze oorzaken hebben één kenmerk gemeen: de mens. Zoals al eerder aangestipt: er heeft zich lang geleden, nog voordat er mensen op aarde rondliepen, een ramp (een meteorietinslag) voltrokken die tot gevolg had dat 90% van de dieren uitstierf. Momenteel is zich een andere ramp aan het voltrekken, en dit keer komt hij niet van buitenaf maar door het menselijk handelen.

Ook het verschijnsel milieuramp is overigens niet nieuw. Op Paaseiland, in de Grote Oceaan, heeft zich vermoedelijk op kleine schaal voltrokken wat nu in het groot gebeurt: de twee stammen op het eiland – de kort-oren en de lang-oren – beconcur-reerden elkaar met betrekking tot aantal en grootte van de metershoge stenen standbeelden op het ei-land (afbeeldingen van mensengezichten). Voor het vervoer van deze beelden, van de steengroeven naar het strand, gebruikt men boomstammen. Men gaat zo ver dat er op een gegeven moment geen boom meer over is op het eiland. En bomen waren nodig om huizen te bouwen en om boten van te maken. En die boten zijn weer nodig om vis te van-gen. Er volgt strijd als men erachter komt hoe de zaken ervoor staan, en deze strijd kost een groot deel van de bewoners het leven. Hopelijk laten we het met de aarde in zijn geheel zover niet komen. Jacht en handel De jacht is geen nieuw verschijnsel. In de loop van de eeuwen hebben jagers de leeuw uitgeroeid in Griekenland, de olifant in Noord-Afrika, de beer en de bever in Groot-Brittannië. Men jaagt om verschillende redenen op deze die-ren. Leeuwen, beren, wolven kunnen gevaarlijk zijn voor mensen, maar het is maar de vraag hoe be-langrijk deze reden is. Het vergroot ook je aanzien als je een tijger doodgeschoten hebt; het plezier en het nut vallen moeilijk te scheiden. Er werd en wordt ook vaak op dieren gejaagd omdat deze die-ren schadelijk zouden zijn; otters vangen teveel vis zodat er voor de vissers te weinig overblijft, de vos vangt kippen, evenals de bunzing; de tijger zou een gevaar vormen voor het vee. Ook hier gaat het feit dat je er eer mee inlegt een ‘schadelijk’ dier gedood te hebben een belangrijke rol spelen. Als eenmaal gezegd wordt dat een bepaald dier schadelijk is, wordt er zoveel mogelijk op gejaagd.

Beelden op het Paaseiland

Vos

Beer met jong

Page 15: BEDREIGDE DIEREN

11

In het geval van de walvis is het van begin af aan puur om de winst gegaan. En al sinds het aller-eerste begin van de walvisindustrie heeft men zich schuldig gemaakt aan overbevissing. Al in de 14e eeuw zijn de Basken de eerste op winst ge-richte walvisjagers. Ze roeien de walvissen uit in de Golf van Biskaje. De Britten en de Hollanders vangen de meeste walvissen weg rond Spitsber-gen en later in de buurt van Groenland en New Foundland. Als het Noordpoolgebied vrijwel is leeggevist, gaan de walvisjagers naar Antarctica, het Zuidpoolgebied. Het gevaar van overbevissing is nog steeds over-al aanwezig. 70 Procent van de vispopulaties in de wereld is overbevist. Op allerlei manieren rooft de mens de wereldzeeën leeg, waardoor het natuurlijk evenwicht zoek raakt. Grote vissoorten als haaien, roggen en tonijnen verdwijnen steeds meer en alleen kleine vissoorten blijven over. Met betrekking tot de landdieren is het tegen-woordig vooral de handel die een grote bedrei-ging vormt voor veel diersoorten. In derdewe-reldlanden valt er voor de bevolking vaak zeer veel te verdienen in de illegale jacht op allerlei diersoorten. Neem bijvoorbeeld de tijger. De waarde van de Siberische tijger varieert in 1995 tussen de 7.500 en 20.000 euro, niet alleen door zijn kostbare vacht, maar ook vanwege zijn bot-ten, ogen, snorharen, tanden, inwendige organen en voortplantingsorganen. Deze worden allemaal waardevol geacht in de gebruikelijke oosterse geneeskunst. Een ander voorbeeld is de neushoorn. Vanwege de handel in de hoorn van de neushoorn zijn vele neushoorns uit voorzorg van hun hoorn ontdaan door mensen die willen voorkomen dat deze die-ren anders doodgeschoten worden. Hoornloze neushoorns hebben voor stropers immers geen waarde meer. De handel is niet beperkt tot grote zoogdieren. In 1994 wordt in de traditionele Chinese genees-kunst het verbijsterende aantal van twintig mil-joen zeepaardjes gebruikt. Vanuit het besef dat op deze manier vele dier-soorten zouden kunnen verdwijnen, is er een po-ging gedaan de handel te beperken en te contro-leren. Het CITES-verdrag, dat sinds 1973 door ruim tachtig landen is ondertekend, verbiedt de internationale handel in ongeveer 600 bedreigde of kwetsbare planten en dieren.

Walvis

Walvisvaart

Neushoorn met jong

Zeepaardje

Page 16: BEDREIGDE DIEREN

12

Dit verdrag verbiedt zowel de jacht op dieren op de lijst, als de handel in producten die afkomstig zijn van deze dieren: slagtanden, tijgervloerkleedjes, schildpaddenscha-len, tasjes van krokodillenleer. De handel gaat echter gewoon door in landen die het verdrag niet hebben onderte-kend, en vaak ook, ondanks het verbod, in landen die dat wel hebben gedaan. De handel in bont, krokodillen- en slangenhuiden, hoorns van neushoorns, olifanten- en gorillapoten, ivoor, tropische vogelsoorten zoals papegaaien en parkieten, andere die-ren zoals vlinders en kikkers is niet tegen te houden. De vangst en verboden verkoop is immers moeilijk te controleren en zolang er mensen zijn die ergens veel geld voor over hebben, vindt men altijd wel een manier om de regels te ontduiken.

Verdwijnend woongebied Naast de handel en jacht is een belangrijke oorzaak ook het verdwijnen van het woongebied. Een woongebied of habitat is de speciale verblijfplaats van een dier- of plantensoort, waar alles aanwezig is wat hij nodig heeft om te kunnen voortbestaan. De habitat van een vis is de zee of de rivier; de habitat van een tijger het oerwoud. Een gezonde habitat is van levensbelang voor dieren. Ze verschaft lucht om te ade-men, water om te drinken en voedsel om te eten, en voldoende veiligheid om de jon-gen groot te brengen. Maar water en lucht worden vervuild en de kwaliteit van de woongebieden gaat achteruit. Verkwisting van de aardse natuurlijke bronnen veroor-zaakt een toenemende vernieling van de wereld. Omdat planten en dieren in een ui-terst gevoelig evenwicht leven met hun woongebied, vormt de verslechtering ervan een grote bedreiging voor hun overleven. Veel van de schade die in een habitat wordt aangericht, is te wijten aan de toenemende bevolkingsgroei.

Tijger

Page 17: BEDREIGDE DIEREN

13

In de Derde Wereld lijden 300 miljoen mensen aan ondervoeding, terwijl er 800 mil-joen gebrek aan voedsel hebben. Alleen om zelf in leven te blijven en om niet te ver-hongeren, vernietigen deze mensen hun woongebied steeds verder door bossen om te hakken, door teveel vee op de velden te laten grazen en door ongeschikte grond bouwrijp te maken. In de industriële wereld worden woongebieden vernield door ver-vuiling (milieuverontreiniging) en op winst gerichte exploitatie (golfterreinen, vakan-tieparken enzovoort). Fragmentatie Een probleem dat nauw verwant is aan het verdwijnen van woongebied is dat van de fragmentatie (= versnippering). Doordat we steeds meer natuur gebruiken voor be-woning, wegen, bedrijven, golfbanen enzovoorts, loopt niet alleen de omvang van de leefgebieden terug, ze worden ook versnipperd. Het feit dat stukjes natuur van elkaar gescheiden raken, heeft nadelige gevolgen. Zaden van planten blijken vaak niet ver genoeg door de wind meegenomen te worden om de afstand naar het dichtstbijgele-gen stuk natuur te overbruggen, waardoor de soortenrijkdom terugloopt. En wanneer het om wat voor reden dan ook (er kan bijvoorbeeld domweg sprake zijn van een te hete zomer) slecht gaat met een dier- of plantensoort, maakt deze versnippering het onmogelijk dat zo’n soort zich weer kan herstellen door ‘verse aanvoer’ van buitenaf: er kunnen van elders geen dieren of planten naar het geïsoleerde stukje natuur ko-

Om iets aan de fragmentatie te doen, wordt er bijvoorbeeld in Nederland maar ook op Europees niveau naar gestreefd om geïsoleerd geraakte stukken natuurgebied weer met elkaar te verbinden door middel van verbindingszones. Op de milieuconferentie in Rio de Janeiro in 1992 spreken meer dan 180 landen af om eraan te werken het teruglopen van de verscheidenheid aan soorten (planten en die-ren) een halt toe te roepen (Convention on Biological Diversity, afgekort CBD). Tien jaar later, op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg, stellen de wereldleiders een duidelijk omschreven doel op: ze verplichten zich om in 2010 het tempo waarmee de soortenrijkdom (met een duur woord: biodiversiteit) afneemt, aanzienlijk omlaag gebracht te hebben. Maar wat is dat, ‘aanzienlijk omlaag’? Om te kijken of het lukt, moet je het tempo wel kunnen meten. Daarom vraagt het CBD-secretariaat aan de Nederlandse wetenschap-per Ben ten Brink, werkzaam bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), om manieren te bedenken hoe je de daling van soortenrijkdom kunt meten.

Wildviaduct

Page 18: BEDREIGDE DIEREN

14

Ten Brink: “Mensen denken dan dat je moet kijken naar het aantal soorten en de afname daarvan. Maar verlies van biodiversiteit is niet alleen verlies van soorten, maar vooral een afname in aantal van véle soorten en een explosieve toename van énkele soor-ten, dus een grotere een-vormigheid. Daar moet je een maat, een manier om te meten, voor hebben.” Ten Brink stelt verschillende manieren om te meten voor, waarvan de twee belangrijkste zijn aan-genomen: de omvang van resterend natuurgebied de aantallen van soorten die voor bepaalde gebieden kenmerkend zijn. Het is nu dus mogelijk om duidelijk te toetsen hoe het staat met het verlies van soortenrijkdom. En dan komt de aap uit de mouw. Nu er een moge-lijkheid bestaat om op een eerlijke manier landen onderling te vergelijken, schrikken veel landen er-voor terug om mee te werken aan het in kaart bren-gen van de soortenrijkdom in hun land. Blijkbaar is het vooral aantrekkelijk om je in te zetten voor het behoud van de natuur elders, zolang dat maar bij mooie woorden en beloften voor je eigen land kan blijven. Het is overigens niet zo dat het teruglopen van de soortenrijkdom betekent dat er steeds minder dieren op aarde leven. Wat er vaak gebeurt is dat in een bepaald gebied een aantal soorten verdwijnt en dat er een andere soort voor in de plaats komt. De komst naar een bepaald gebied van een diersoort die van oudsher niet in dat gebied voortkomt, heeft soms tot gevolg dat de plaatselijke soorten verdwij-nen omdat ze verdrongen worden door een andere soort. Een bekend verhaal is dat van het konijn in Austra-lië. Konijnen komen aanvankelijk niet in dit land voor. Nadat hij meegereisd is op een schip en ont-snapt, wordt het konijn een van de meest voorko-mende soorten van Australië. Men spreekt nu zelfs van een konijnenplaag. Ook van andere soorten, van algen tot ratten, is bekend dat ze op de een of ande-re manier meereizen met de mens, en vervolgens de originele planten en dieren van een gebied aantas-ten. De Verenigde Naties schatten de jaarlijkse scha-de van deze indringers op tientallen miljarden dollars per jaar. De massale inval van vreemde dieren en planten is daarmee een probleem dat net zo serieus genomen moet worden als het broeikaseffect en an-dere menselijke aantastingen van de natuur.

Rechts: Ben ten Brink

1 2

Gorilla

Orang oetang met jong

Konijn

Page 19: BEDREIGDE DIEREN

15

Milieuverontreiniging Een aparte bespreking verdient het verschijnsel milieuverontreiniging. Het woongebied van een dier verdwijnt daardoor niet, maar ‘voldoet’ niet meer, meestal omdat het voedsel wordt aangetast. De laatste 50 jaar is milieu-verontreiniging een van de ernstigste proble-men geworden van de wereldgemeenschap. Vervuiling is de aanwezigheid van grote hoe-veelheden gevaarlijke chemicaliën. Ze worden door mensen gemaakt, en kunnen grote scha-de aanrichten aan onze planeet. Verontreini-ging kan zichtbaar zijn, zoals stookolie aan het zeeoppervlak, of meer verborgen, zoals de chemicaliën die voor de bestrijding van onkruid of insecten worden gebruikt. Vervuiling is de prijs die de wereld betaalt voor de snelle ont-wikkeling van landbouw en industrie, zonder dat er rekening wordt gehouden met de moge-lijke gevolgen hiervan voor het milieu. Vervui-ling komt over de hele wereld voor. In Noorwe-gen en Zweden doodt zure regen veel vissen, in de Noordzee vormt olie de bedreiging, en zelfs op de Zuidpool worden zeehonden en pin-guïns bedreigd door pesticiden en DDT. De gevolgen van het gebruik van pesticiden, onkruidbestrijdingsmiddelen die in de landbouw worden gebruikt, komen vaak pas veel later aan het licht, doordat het vergif zit ‘opgesloten’ in de voedselketen. Wormen eten met DDT vervuilde grond, vogels eten de met DDT ver-ontreinigde wormen en de torenvalk eet de met DDT verontreinigde vogels. Op deze ma-nier wordt de torenvalk bedreigd. Boeren ver-spreiden pesticiden over hun landbouwgrond om schadelijke insecten te weren, de met pes-ticiden behandelde zaden worden gegeten door duiven of veldmuizen. Soms eten ze er zoveel van dat zij sterven. Anderen blijven leven, maar houden kleine hoeveelheden van het gif in hun vet. De zaadeters worden dan buitge-maakt en opgegeten door roofvogels zoals de torenvalk. De valk vangt meer besmette mui-zen, waardoor er een hoeveelheid pesticide in zijn lichaam terechtkomt die hem óf het leven kost óf voortplanting onmogelijk maakt. Klimaatverandering In de uitlaatgassen van auto’s en in de rook van fabrieken zit onder andere kooldioxide, een stof die er volgens zeer veel wetenschappers voor zorgt dat de temperatuur op aarde stijgt.

Torenvalk

Milieuverontreiniging

Pinguïns op de Zuidpool

Uitlaatgas

Page 20: BEDREIGDE DIEREN

16

De warmte van de zon kan niet meer weg, doordat kooldioxide als een soort dak werkt. De klimaat-verandering die hier het gevolg van is, zal volgens een internationaal team van wetenschappers rampzalige gevolgen hebben: een kwart van alle dier- en plantensoorten zou in de komende vijftig jaar kunnen uitsterven. In het slechtste geval zou dat erop neer kunnen komen dat rond 2050 een miljoen soorten is verdwenen. Hiermee zou het broeikaseffect meer schade voor dieren aan-richten dan de vernietiging van de leefomgeving, tot nu toe de grootste boosdoener. De gemiddelde temperatuur op aarde zal tussen de 0,5 en 3 graden stijgen. De temperatuur wan-delt als het ware in de richting van de polen of naar hoger gelegen gebieden. Veel dieren zijn ge-wend aan een bepaalde temperatuur, en zullen dus moeten meeverhuizen met de warmte. Hun huidige woongebied wordt namelijk te warm. Niet alle dieren kunnen zich zo makkelijk verplaatsen. En als zo’n diersoort dan niet kan wennen aan de hogere temperatuur, zal ze uitsterven. In tegenstelling tot milieuverontreiniging zal het warmer worden van de aarde zich overal voor-doen, ook op plaatsen waar de mens niet of nau-welijks komt. De klimaatverandering zal verder natuurlijk ook gevolgen hebben voor de zeedieren. Er is nog niet zoveel bekend over het leven in de zeeën, maar men weet wel dat er koraalriffen zijn doodgegaan als gevolg van de stijging van de zee-watertemperatuur. En dat heeft natuurlijk weer gevolgen voor de dieren die bij zo’n rif leven. Het broeikaseffect zal van de aarde geen kale pla-neet maken. Beweeglijke soorten, die zich makke-lijk ergens anders kunnen vestigen, zoals mieren en andere insecten zullen overleven en de plaats innemen van de verdwenen diersoorten. In Nederland zullen de gevolgen wel meevallen, omdat we hier een gematigd klimaat hebben. Wel zullen dieren uit het zuiden naar Nederland trekken. Een voorbeeld is de tijgerspin, die zich onlangs in ons land heeft gevestigd. Toerisme Nog een invloed is toerisme. In de afgelopen 20 jaar heeft het bezoeken van, veelal arme, derde-wereldlanden door mensen uit rijkere landen een grote groei doorgemaakt. Dit is niet alleen maar nadelig voor de dieren in de armere landen. Toe-risten geven geld uit, het toerisme is een belang-rijke inkomstenbron voor de derdewereldlanden.

Tijgerspin

Page 21: BEDREIGDE DIEREN

17

Om ervoor te zorgen dat de toeris-ten blijven komen, is het van belang de natuur mooi te houden, en er-voor te zorgen dat er geen diersoor-ten verdwijnen. Hierdoor gaat het idee ‘natuurbehoud’ meer leven bij de bevolking. Toch zijn er ook nadelen. Grote aantallen toeristen beschadigen de plantengroei, en dat heeft ook weer negatieve gevolgen voor de dieren. Lelijke en grote hotels vormen een breuk met het natuurlijke land-schap, en vervuilen ook de omge-ving; golfparken gebruiken grond die anders bijvoorbeeld als weide-grond gebruikt zou kunnen worden.

Ter illustratie het volgende. Het Wereld Natuur Fonds informeert Nederlanders over foute souvenirs met de campagne ‘Kijken, kijken, niet kopen. Plant en dier te mooi voor een souvenir’. Foute souvenirs zijn souvenirs gemaakt van beschermde dieren en planten. Hiermee is de kennis van Nederlanders over foute souvenirs gegroeid, zo blijkt uit herhaald onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het Wereld Natuur Fonds. Toch kan de kennis die Nederlanders hebben over foute souvenirs nog aanzienlijk ver-beteren. In 2000 kan 34% van de Nederlanders uit zichzelf geen enkel fout souvenir noemen maar dat is in 2004 nog maar 14%. Relatief onbekende foute souvenirs zijn bijvoorbeeld schelpen. Slechts 12% van de Nederlanders noemt in 2004 grote schelpen op de vraag welke souvenirs van bedreig-de dieren en planten zij kennen (4% in 2000). Dat voorlichting nog altijd hard nodig is blijkt ook uit het feit dat de douane op Schip-hol nog steeds jaarlijks enkele duizenden beschermde dieren, planten of producten daarvan in beslag neemt.

Schelpen

Page 22: BEDREIGDE DIEREN

18

OPLOSSINGEN Eigenlijk zijn veel van de oplossingen van de genoemde problemen al wel duidelijk en soms ook al genoemd. Ze komen namelijk domweg neer op het bestrijden van het ge-noemde gevaar. De handel in bedreigde diersoorten moet aan banden worden gelegd, en zoals we zagen (pag. 11) wordt er ook al een poging in die richting ondernomen via het CITES-verdrag. Er moet worden geprobeerd het kappen van grote stukken tro-pisch regenwoud tegen te gaan. In Nederland raden natuurorganisaties het gebruik van houtsoorten aan, die niet afkomstig zijn van die regenwouden, maar al te veel re-sultaat heeft dit nog niet.

Je zou dus zeggen: hier ligt nog een mooie taak. Iets meer succes heeft het streven om de lucht, grond en water minder te vervuilen; de kwaliteit van het water in de rivieren in Europa neemt toe, en daardoor heeft de natuur kans gezien zich enigszins te herstellen – er wordt bijvoorbeeld weer zalm gezien in de Maas in Zuid-Limburg, een vissoort die jarenlang uit Ne-derland verdwenen was. In andere delen van de wereld gaat het vervuilen van de omgeving echter nog gewoon door. Er worden wel verdra-gen gesloten om over de hele wereld milieuver-ontreiniging tegen te gaan, maar die leveren nog niet al te veel op. Een probleem blijft dat arme landen geen geld hebben om maatregelen te nemen, en dat sommige rijke landen niet be-reid zijn iets van hun welvaart in te leveren voor een schoner milieu. De Verenigde Staten bijvoorbeeld werken niet erg mee bij het terug-dringen van het broeikaseffect door het terug-dringen van de CO2-uitstoot; zoals een deelne-mer aan de milieuconferentie in Rio de Janeiro in 1992 zei: “Groen blijft voor Bush in de eerste plaats de kleur van de Amerikaanse dollar”. En tenslotte: de nadelige gevolgen van het als-maar groeiende toerisme, vaak naar armere landen – die liggen veelal in de buurt van de evenaar – kunnen worden tegengegaan. En ook dat gebeurt al, het zogenaamde duurzaam toerisme houdt rekening met de nadelige gevol-gen van de stroom toeristen richting (w)arme landen. Maar ook hier valt nog veel te verbete-ren. In de afgelopen vijftig jaar zijn er verschillende pogingen ondernomen om de natuur en de soortenrijkdom te beschermen. We zetten er nu een aantal op een rij.

De Maas

De dollar

Duurzaam toerisme

Page 23: BEDREIGDE DIEREN

19

Fokprogramma’s Dierentuinen leggen zich steeds meer toe op het fokken van met uitsterving bedreigde diersoorten. In 1964 was het percentage zeldzame dieren dat in gevangenschap werd geboren 36 procent, in 1987 was het al 75 procent. Het Przewalskipaard en de Arabische oryx (een hoefdier) zijn op deze manier bijvoorbeeld voor uitsterven behoed. Van de Californische condor waren er in 1991 nog 32 over in de dierentuinen van San Diego en Los Angeles. Milieugroepen verweten de dierentuinen dat ze de dieren vingen, maar toen er nog maar 23 over waren, besloot de vogelbeheerder van de die-rentuin van Los Angeles om ze voor uitsterven te behoeden door ze in gevangenschap de kans te ge-ven zich voort te planten. Het lukt niet bij alle dieren, de ene soort plant zich in gevangenschap beter voort dan de andere. Het is bijvoorbeeld uiterst moeilijk om panda’s en ijsberen te laten paren en hun jongen met succes groot te brengen in gevangenschap. Dierentuinen slagen er echter steeds beter in om de natuurlijke omstandig-heden na te bootsen, en mede door het gebruik van moderne technieken als kunstmatige inseminatie (zaad van het mannetje wordt kunstmatig bij het wijfje ingebracht), worden er in gevangenschap meer dieren geboren dan voorheen. In Europa werken dierentuinen samen met de zoge-naamde EEP’s, European Endangered Species Pro-grammes. Een EEP omvat zowel een stamboek als een fokprogramma voor een bedreigde diersoort. De Nederlandse dierentuin Artis werkt mee aan zo’n veertig EEP’s, onder andere aan die van de laag-landgorilla en van de Afrikaanse wilde hond. Het terugplaatsen van in gevangenschap geboren dieren is uiteraard het belangrijkste doel. Maar zo-lang die soort in zijn natuurlijke omgeving nog met uitsterven wordt bedreigd, is dat natuurlijk niet ver-antwoord. Je zou kunnen zeggen dat de soorten op deze manier ‘achter de hand gehouden worden’. En één voordeel heeft dit project al wel: de dierentui-nen hoeven de dieren die ze ‘tentoonstellen’ niet uit het gebied te halen waar ze toch al met uitsterven worden bedreigd. In een aantal gevallen is het al gelukt om dieren met succes weer terug te plaatsen: bij de Arabische oryx, de Europese wilde kat en de oehoe.

Arabische oryx

Californische condor

Oehoe

Page 24: BEDREIGDE DIEREN

20

Wildreservaten Wildreservaten zijn oorspronkelijk natuurreservaten die gericht zijn op het behoud van bepaalde soorten jachtwild. Tegenwoordig zijn zulke reservaten en nationale parken de enige overgebleven gebieden met echte wildernis. Ze zijn van groot belang voor het behoud van wilde dieren. Als de wereldbevol-king zich blijft uitbreiden, zullen wildreservaten en nationale parken op den duur de enige plaatsen zijn, waar we dieren in het wild kunnen zien. Wildreservaten leven tegenwoordig van het toeris-me. Het is van belang dat de reservaten geld ople-veren, omdat het ook geld kost om ze te beheren. Er moeten bijvoorbeeld wegen aangelegd worden, anders zouden de auto’s van toeristen de begroei-ing vernietigen. Er moet geld besteed worden aan het opsporen van stropers. Het is duidelijk dat na-tuurbescherming in landen, die zo arm zijn dat een groot deel van de eigen bevolking zich maar ter-nauwernood in leven weet te houden, vaak niet bo-venaan het lijstje staat. Om toch aan voldoende geld te komen, zoekt men zijn toevlucht tot maat-regelen die in rijke westerse landen vaak met enig argwaan worden bekeken. In landen als Zimbabwe en Zuid-Afrika zijn er door de beschermende maat-regelen nu weer zoveel olifanten, dat ze overlast veroorzaken. Daarom mogen rijke buitenlandse ja-gers ze afschieten. Ook de lokale bevolking mag dit doen om het vlees te kunnen eten. Dit lijkt op het eerste gezicht in strijd met het oude ideaal om deze dieren juist tegen zo’n soort lot te beschermen, maar aan de andere kant zou je kunnen zeggen: deze landen moeten ‘roeien met de riemen die ze hebben’. Wildreservaten en nationale parken komen het eerst in aanmerking voor het uitzetten van in ge-vangenschap geboren dieren. Kennis van dierenge-drag, opgedaan in dierentuinen, is hierbij van het grootste belang. Een voorbeeld: eieren van de zeld-zame trompetkraanvogel heeft men met succes la-ten uitbroeden door de Canadese kraanvogel, een verwante soort die algemener voorkomt. IUCN Er is een grote organisatie die bijhoudt hoeveel die-ren er wereldwijd worden bedreigd. Deze organisa-tie heet de IUCN, vrij vertaald: de Internationale Unie voor de Bescherming van de Natuur. Het be-kendst is de IUCN door de zogenaamde ‘Rode Lijst’. Hierop staan duizenden met uitsterven bedreigde diersoorten.

Trompetkraanvogel met jong

Zebra

Page 25: BEDREIGDE DIEREN

21

De organisatie heeft geen ‘gewone’ leden: de leden van de IUCN zijn andere organisaties die zich bezighouden met natuurbehoud. In Neder-land zijn bijvoorbeeld Natuurmonumenten, het Wereld Natuur Fonds, IVN, en de Waddenvere-niging lid van de NC-IUCN. Dit Nederlands Co-mité van de IUCN houdt bijvoorbeeld in de ga-ten wat de invloed is die Nederland (vooral: Ne-derlandse bedrijven) heeft op de natuur buiten Nederland. Met steun van de Nationale Postco-de Loterij worden natuurorganisaties geholpen bij de aankoop van stukken natuur buiten Ne-derland. De Mexicaanse wolf is een van de dieren op de Rode Lijst van Bedreigde Dieren. Er zijn nog maar ongeveer 200 Mexicaanse wolven over in de hele wereld. De meeste daarvan zijn onder-deel van een fokprogramma in gevangenschap in veertig dierentuinen en wildparken in de Ve-renigde Staten en Mexico. Het fokprogramma is erop gericht te voorkomen dat deze ondersoort van de wolf uitsterft. In maart 1998 worden de eerste Mexicaanse wolven uit het fokprogram-ma opnieuw uitgezet in het wild in het Apache National Forest in zuidoostelijk Arizona (USA). Twee oudere wolven worden later dat jaar nog vrijgelaten, 21 wolven worden uitgezet in 1999. Van de 34 uitgezette wolven zijn er vijf doodge-schoten, één verdween, vijf opnieuw in gevan-genschap geplaatst, en zijn er nog 22 vrij in het wild. De ecologische hoofdstructuur (EHS) Waarschijnlijk zullen al deze pogingen om een eind te maken aan bedreigingen zoals de ont-bossing onvoldoende zijn. Reservaten en fok-programma’s en allerhande kleine projecten lijken te weinig tegenwicht te bieden tegen de gevaren van de nog steeds groeiende wereld-bevolking, de toenemende ontbossing, het broeikaseffect, de milieuverontreiniging. Red-dingspogingen bieden een beetje de indruk van een natuur die met de rug tegen de muur staat en van daaruit nog wat laatste wanhopige pog-ingen doet om het tij te keren. Wat nodig lijkt, is dat er een echte keuze wordt gemaakt: staan we toe dat de natuur nog verder teruggedron-gen wordt in reservaten; vinden we het in orde dat er voor veel diersoorten in de natuur zelf geen plaats meer is en dat deze soorten alleen kunstmatig met fokprogramma’s ‘in leven’ worden gehouden?

Mexicaanse wolven

Giraffe

Page 26: BEDREIGDE DIEREN

22

Maken we van de natuur een soort museum waarin latere generaties misschien nog iets te-rug zullen kunnen vinden van hoe het ooit was? Of kiezen we voor een compleet andere koers? In 1992 werd in Nederland voor het eerst de term ecologische hoofdstructuur (EHS) ge-bruikt. Hiermee werd bedoeld: een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden. Zoals al eerder opgemerkt, is de fragmentatie of versnippering een groot probleem; door het feit dat de natuur in kleine brokjes versnipperd wordt, loopt de soortenrijkdom terug. De eco-logische hoofdstructuur is niet alleen bedoeld om die versnippering weer op te heffen, maar ook om natuurgebieden aan te wijzen die tot de EHS moeten gaan behoren. Om een voor-beeld te geven: in de toekomst moet een hert vanuit de Flevopolder via de Hoge Veluwe naar het Reichswald bij Nijmegen lopen (en zwem-men: tussen de Veluwezoom en het natuurge-bied Gelderse Poort stroomt de Rijn). Een aantal jaren later heeft ook binnen de Eu-ropese Unie het idee van een netwerk van on-derling verbonden natuurgebieden ingang ge-vonden. Binnen de Europese Unie waren al twee wetten op het gebied van natuur-bescherming van kracht: de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De vogelrichtlijn kwam voort uit een massaal protest tegen de slachtpartijen onder trekvo-gels (waaronder nogal wat soorten die ook in Nederland verbleven) in de landen rondom de Middellandse Zee. Het is natuurlijk ook moeilijk te verteren als vogelsoorten die in het ene land beschermd worden in het andere land in grote aantallen gedood worden om te worden opge-geten. Het protest mondde in 1979 uit in de ‘Richtlijn 79/409/EEG’ oftewel de Vogel-richtlijn. Deze wet is bedoeld voor de instand-houding van alle in het wild levende vogels in de Europese Unie. Later kwam er op dit gebied nog een tweede richtlijn bij: de Habitatrichtlijn, bedoeld voor de instandhouding van alle planten en dieren mi-nus de vogels, want die werden dus al be-schermd.

Ontwerp van een wildviaduct

Natuur in een museum

Trekvogels

Overzichtskaartje van Nederland met de ecologische hoofdstructuur

Page 27: BEDREIGDE DIEREN

23

De twee wetten houden voor de landen van de Europese Unie onder andere de verplichting in om natuurgebieden in hun land aan te wijzen. Dat deze wetten invloed hebben, blijkt als het Europese Hof van Justitie Spanje veroordeelt wegens het niet-nakomen van zijn ver-plichtingen onder de Vogelrichtlijn. Het ging om een gebied bij Santoña dat nota bene door Spanje niet eens was aangewezen als natuur-gebied, maar dat volgens het Hof wel bescher-mingsgebied had moeten worden. Intussen is de situatie bij Santoña flink verbeterd. Het idee van het netwerk wordt nu binnen de Europese Unie toegevoegd aan deze natuurge-bieden; er moet binnen het gebied van de EU een netwerk van onderling verbonden natuur-gebieden ontstaan: Natura 2000. Het netwerk is nog in opbouw. De landen van de Europese Unie moeten zelf natuurgebieden aanwijzen voor dit netwerk, en nog niet alle leden zijn daarmee klaar. Dit plan, Natura 2000, moet ervoor zorgen dat er in de Unie geen plant- of diersoorten meer uitsterven, en dat soorten die er slecht aan toe zijn zich kunnen herstel-len. Voor het plan zijn bepaalde soorten land-schap aangewezen waarvan men het belang-rijk vindt dat ze niet verdwijnen. Daarnaast zijn er ook gebieden aangewezen niet op grond van het landschap, maar op grond van het feit dat er in die gebieden planten en die-ren leven waarvan men het belangrijk vindt dat ze niet uitsterven. Al deze gebieden moeten op grond van dit plan voor het nageslacht bewaard blijven. Tot op heden zijn er in de Europese Unie voor dit plan meer dan 15.000 gebieden aangewezen, met een totale oppervlakte van meer dan 420.000 vierkante kilometer, meer dan een zevende van het grondgebied van de EU (een gebied dat 12½ keer zo groot als Nederland is). De Europese Commissie (zeg maar: de re-gering van de Europese Unie) heeft ervoor ge-zorgd dat er voor het plan voldoende geld be-schikbaar is. Het Natura 2000-plan is in de eerste plaats gericht op het beschermen van de natuur in de EU. Maar als dit lukt, kan het plan er ook voor zorgen dat mensen zich in de natuur kunnen ontspannen, en kunnen men-sen die in of vlakbij die natuurgebieden hotels of bungalowparken bouwen van het plan profi-teren.

Santoña

Natura 2000

Page 28: BEDREIGDE DIEREN

24

Zelfs de landbouw kan van het plan profiteren: in de verbindingszones kunnen geen industriegebieden komen, maar kunnen bijvoorbeeld wel gewassen geteeld worden. Er wordt inmiddels bekeken of het idee van een netwerk van onderling verbonden na-tuurgebieden over de hele wereld kan worden toegepast. Het idee is eenvoudig te be-grijpen voor politici en het publiek; het kan voorkomen dat er plant- en diersoorten uitsterven, het kan ook de gevolgen van klimaatverandering opvangen: dieren krijgen immers de kans om naar het noorden te trekken als het in het huidige leefgebied door het broeikaseffect te warm wordt. Binnen Nederland is verder sinds 2002 de Flora- en Faunawet van kracht. In deze wet worden diersoorten genoemd die beschermd moeten worden. Alle bedrijven (bijvoorbeeld als ze nieuwe woningen of bedrijven willen bouwen) en alle overheids-instanties die plannen hebben die gevolgen hebben voor de natuur, zijn verplicht om te laten onderzoeken wat de gevolgen zijn van die plannen voor de natuur in het ge-bied.

Panda’s

Page 29: BEDREIGDE DIEREN

25

AANTEKENINGEN

Page 30: BEDREIGDE DIEREN

26

Page 31: BEDREIGDE DIEREN

MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer informatie die je kan helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.

27

Page 32: BEDREIGDE DIEREN

SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/werkstuk.

De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail: [email protected] http://www.cmo.nl