Bedieningshandleiding VLT AutomationDrive FC...

of 90 /90
MAKING MODERN LIVING POSSIBLE Bedieningshandleiding VLT ® AutomationDrive FC 301/302 0,25-75 kW www.danfoss.com/drives

Embed Size (px)

Transcript of Bedieningshandleiding VLT AutomationDrive FC...

  • MAKING MODERN LIVING POSSIBLE

    BedieningshandleidingVLT AutomationDrive FC 301/3020,25-75 kW

    www.danfoss.com/drives

  • Inhoud

    1 Inleiding 31.1 Doel van de handleiding 3

    1.2 Aanvullende hulpmiddelen 3

    1.3 Document- en softwareversie 3

    1.4 Productoverzicht 3

    1.5 Behuizingstypen en vermogensklassen 6

    1.6 Goedkeuringen en certificeringen 6

    1.7 Verwijderingsinstructie 6

    2 Veiligheid 72.1 Veiligheidssymbolen 7

    2.2 Gekwalificeerd personeel 7

    2.3 Veiligheidsmaatregelen 7

    3 Mechanische installatie 93.1 Uitpakken 9

    3.2 Installatieomgevingen 9

    3.3 Montage 10

    4 Elektrische installatie 114.1 Veiligheidsvoorschriften 11

    4.2 EMC-correcte installatie 11

    4.3 Aarding 11

    4.4 Bedradingsschema 12

    4.5 Toegang 14

    4.6 Motoraansluiting 14

    4.7 Aansluiting netvoeding 15

    4.8 Stuurkabels 15

    4.8.1 Stuurklemtypen 16

    4.8.2 Kabelaansluiting op stuurklemmen 17

    4.8.3 Motorwerking mogelijk maken (klem 27) 18

    4.8.4 Selectie spannings-/stroomingang (schakelaars) 18

    4.8.5 Veilige uitschakeling van het koppel (STO) 18

    4.8.6 Mechanische rembesturing 18

    4.8.7 RS-485 serile communicatie 19

    4.9 Installatiechecklist 20

    5 Inbedrijfstelling 215.1 Veiligheidsvoorschriften 21

    5.2 Spanning inschakelen 21

    Inhoud VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 1

  • 5.3 Werking lokaal bedieningspaneel 22

    5.4 Basisprogrammering 25

    5.4.1 Inbedrijfstelling met SmartStart 25

    5.4.2 Inbedrijfstelling via [Main Menu] 25

    5.4.3 Setup asynchrone motor 26

    5.4.4 Setup PM-motor in VVC+ 26

    5.4.5 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) 28

    5.5 De draairichting van de motor controleren 28

    5.6 De draairichting van de encoder controleren 29

    5.7 Test lokale bediening 29

    5.8 Systeem opstarten 30

    6 Voorbeelden toepassingssetup 31

    7 Diagnostiek en problemen verhelpen 377.1 Onderhoud en reparatie 37

    7.2 Statusmeldingen 37

    7.3 Waarschuwings- en alarmtypen 39

    7.4 Lijst met waarschuwingen en alarmen 40

    7.5 Probleem verhelpen 49

    8 Specificaties 528.1 Elektrische gegevens 52

    8.1.1 Netvoeding 3 x 200-240 V AC 52

    8.1.2 Netvoeding 3 x 380-500 V AC 54

    8.1.3 Netvoeding 3 x 525-600 V AC (alleen FC 302) 57

    8.1.4 Netvoeding 3 x 525-690 V AC (alleen FC 302) 60

    8.2 Netvoeding 63

    8.3 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens 63

    8.4 Omgevingscondities 64

    8.5 Kabelspecificaties 64

    8.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens 64

    8.7 Zekeringen en circuitbreakers 68

    8.8 Aanhaalmomenten voor aansluitingen 75

    8.9 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen 76

    9 Bijlage 789.1 Symbolen, afkortingen en conventies 78

    9.2 Opbouw parametermenu 78

    Trefwoordenregister 84

    Inhoud VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    2 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

  • 1 Inleiding

    1.1 Doel van de handleiding

    Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veiligeinstallatie en inbedrijfstelling van de frequentieomvormer.

    De bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruik doorgekwalificeerd personeel.Lees de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingenop om de frequentieomvormer op veilige en professionelewijze te gebruiken. Let hierbij met name op de veiligheids-instructies en algemene waarschuwingen. Bewaar dezebedieningshandleiding altijd in de buurt van de frequentie-omvormer.

    1.2 Aanvullende hulpmiddelen

    Er zijn andere hulpmiddelen beschikbaar om inzicht tekrijgen in geavanceerde functies van de frequentieom-vormer en de bijbehorende programmering.

    De VLT Programmeerhandleiding gaat dieper inop het gebruik van parameters en bevat veeltoepassingsvoorbeelden.

    De VLT Design Guide biedt gedetailleerdeinformatie over de mogelijkheden en functiesvoor het ontwerpen van motorregelsystemen.

    Instructies voor gebruik met optioneleapparatuur.

    Aanvullende documentatie en handleidingen zijnverkrijgbaar bij Danfoss. Zie www.danfoss.com/Busines-sAreas/DrivesSolutions/Documentations/VLT+Technical+Documentation.htm voor een overzicht.

    Openbaarmaking, vermenigvuldiging en verkoop van ditdocument en verspreiding van de inhoud ervan isverboden, tenzij expliciet toegestaan. Overtreders van ditverbod kunnen aansprakelijk worden gesteld voor schade.Alle rechten voorbehouden ten aanzien van octrooien,octrooirechten en gedeponeerde modellen. VLT is eengedeponeerd handelsmerk.

    1.3 Document- en softwareversie

    Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt.Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1toont de documentversie en de bijbehorende software-versie.

    Versie Opmerkingen Softwareversie

    MG33ANxx Vervangt MG33AMxx 6.72

    Tabel 1.1 Document- en softwareversie

    1.4 Productoverzicht

    1.4.1 Beoogd gebruik

    De frequentieomvormer is een elektronische motorregelaarvoor

    het regelen van het motortoerental op basis vanterugkoppeling van het systeem of externecommando's vanaf externe regelaars. Eenelektrisch aandrijfsysteem bestaat uit de frequen-tieomvormer, de motor en door de motoraangedreven apparatuur.

    bewaking van systeem- en motorstatus.De frequentieomvormer kan ook worden gebruikt voormotorbeveiliging.

    Afhankelijk van de configuratie kan de frequentieom-vormer worden gebruikt in zelfstandige toepassingen ofdeel uitmaken van een grotere toepassing of installatie.

    De frequentieomvormer mag worden gebruikt inresidentile, industrile en commercile omgevingenovereenkomstig lokale wetten en normen.

    LET OPIn een woonomgeving kan dit product radiostoringveroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn omaanvullende corrigerende maatregelen te treffen.

    Te voorzien onjuist gebruikGebruik de frequentieomvormer niet in toepassingen dieniet voldoen aan de gespecificeerde bedrijfsomstan-digheden en -omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan dein 8 Specificaties vermelde voorwaarden.

    Inleiding VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 3

    1 1

    http://www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Documentations/VLT+Technical+Documentation.htmhttp://www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Documentations/VLT+Technical+Documentation.htmhttp://www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Documentations/VLT+Technical+Documentation.htm

  • 1.4.2 Opengewerkte tekeningen

    1

    23

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    1213

    14

    8

    15

    16

    17

    18

    130B

    B492

    .10

    Afbeelding 1.1 Opengewerkte tekening behuizingstype A, IP 20

    1 Lokaal bedieningspaneel (LCP) 10 Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W)

    2 RS-485 serilebusaansluiting (+68, -69) 11 Relais 2 (01, 02, 03)

    3 Analoge I/O-connector 12 Relais 1 (04, 05, 06)

    4 LCP-ingangsstekker 13 Klemmen voor rem (-81, +82) en loadsharing (-88, +89)

    5 Analoge schakelaars (A53), (A54) 14 Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3)

    6 Connector kabelafscherming 15 USB-connector

    7 Ontkoppelingsplaat 16 Schakelaar afsluiting serile bus

    8 Aardklem (PE) 17 Digitale I/O en 24 V-voeding

    9 Aardklem voor afgeschermde kabel, en trekontlasting 18 Afdekking

    Tabel 1.2 Legenda bij Afbeelding 1.1

    Inleiding VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    4 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    11

  • 1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    12 13

    1617

    1819

    1415

    FAN MOUNTING

    QDF-30

    DC- DC+

    Remove jumper to activate Safe StopMax. 24 Volt !

    12 13 18 19 27 29 32 33 20

    61 6839 42 50 53 54

    0605

    0403

    0201

    130B

    B493

    .10

    Afbeelding 1.2 Opengewerkte tekening behuizingstype B en C, IP 55 en IP 66

    1 Lokaal bedieningspaneel (LCP) 11 Relais 2 (04, 05, 06)

    2 Afdekking 12 Hijsoog

    3 RS-485-serile bus aansluiting 13 Bevestigingssleuf

    4 Digitale I/O en 24 V-voeding 14 Aardklem (PE)

    5 Analoge I/O-connector 15 Connector kabelafscherming

    6 Connector kabelafscherming 16 Remklem (-81, +82)

    7 USB-connector 17 Loadsharingklem (DC-bus) (-88, +89)

    8 Schakelaar afsluiting serile bus 18 Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W)

    9 Analoge schakelaars (A53), (A54) 19 Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3)

    10 Relais 1 (01, 02, 03)

    Tabel 1.3 Legenda bij Afbeelding 1.2

    Inleiding VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 5

    1 1

  • 1.4.3 Blokschema van defrequentieomvormer

    Afbeelding 1.3 toont een blokschema van de internecomponenten van de frequentieomvormer. Zie Tabel 1.4voor de bijbehorende functies.

    Afbeelding 1.3 Blokschema frequentieomvormer

    Gebied Titel Functies

    1 Netingang Driefasenetvoeding naar de

    frequentieomvormer

    2 Gelijkrichter

    De gelijkrichterbrug zet deinkomende AC-stroom om inDC-stroom als voeding voorde omvormer

    3 DC-bus De DC-tussenkring verwerkt

    de DC-stroom

    4 DC-reactoren

    Filteren de DC-tussenkring-spanning

    Bieden beveiliging tegennettransinten

    Beperken de RMS-stroom Verhogen de arbeidsfactor

    naar het voedend net

    Beperken de harmonischenop de AC-ingang

    5 Condensatorbatterij

    Slaat de DC-spanning op Biedt tijdelijke bescherming

    bij kortstondige netonder-breking

    6 Omvormer

    Zet het DC-signaal om naareen geregelde pulsbreedtege-moduleerde AC-golfvorm vooreen gereguleerd variabeluitgangssignaal naar demotor.

    7 Uitgang naar motor

    Gereguleerd driefasiguitgangsvermogen naar demotor.

    Gebied Titel Functies

    8 Stuurcircuits

    Ingangsvermogen, interneprocessen, uitgangssignalenen motorstroom wordenbewaakt voor een efficintewerking en regeling.

    De gebruikersinterface enexterne commando's wordenbewaakt en uitgevoerd.

    Biedt mogelijkheden voorstatusuitgang en -regeling.

    Tabel 1.4 Legenda bij Afbeelding 1.3

    1.5 Behuizingstypen en vermogensklassen

    Zie 8.9 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen voor debehuizingstypen en vermogensklassen van de frequentie-omvormers.

    1.6 Goedkeuringen en certificeringen

    Tabel 1.5 Goedkeuringen en certificeringen

    Er zijn meer goedkeuringen en certificeringen beschikbaar.Neem contact op met de lokale Danfoss-partner. De T7-frequentieomvormers (525-690 V) zijn niet gecertificeerdvoor UL.

    De frequentieomvormer voldoet aan de eisen van UL 508Cten aanzien van het behoud van het thermische geheugen.Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de DesignGuide voor meer informatie.

    Zie ADN-conforme installatie in de Design Guide voorconformiteit met het Europees Verdrag inzake het interna-tionale vervoer van gevaarlijke goederen over debinnenwateren (ADN).

    1.7 Verwijderingsinstructie

    Apparatuur die elektrische componentenbevat, mag niet als huishoudelijk afvalworden afgevoerd.Voer dergelijke apparatuur apart afvolgens de geldende lokale voorschriften.

    Tabel 1.6 Verwijderingsinstructie

    Inleiding VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    6 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    11

  • 2 Veiligheid

    2.1 Veiligheidssymbolen

    De volgende symbolen worden gebruikt in dit document.

    WAARSCHUWINGGeeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kanleiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    VOORZICHTIGGeeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kanleiden tot licht of matig letsel. Kan tevens wordengebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak-tijken.

    LET OPGeeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties diekunnen leiden tot schade aan apparatuur ofeigendommen.

    2.2 Gekwalificeerd personeel

    Een probleemloze en veilige werking van de frequentieom-vormer is enkel mogelijk als de frequentieomvormer opcorrecte en betrouwbare wijze wordt vervoerd,opgeslagen, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuurmag uitsluitend worden genstalleerd of bediend doorgekwalificeerd personeel.

    Gekwalificeerd personeel is gedefinieerd als opgeleidemedewerkers, die bevoegd zijn om apparatuur, systemenen circuits te installeren, in bedrijf te stellen en teonderhouden overeenkomstig relevante wetten envoorschriften. Daarnaast moet het personeel bekend zijnmet de instructies en veiligheidsmaatregelen die in ditdocument staan beschreven.

    2.3 Veiligheidsmaatregelen

    WAARSCHUWINGHOGE SPANNING!Frequentieomvormers werken met een hoge spanningwanneer ze zijn aangesloten op de netvoeding.Installatie, opstarten en onderhoud mogen uitsluitendworden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.Wanneer de installatie, het opstarten en het onderhoudniet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeelkan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    WAARSCHUWINGONBEDOELDE START!Wanneer de frequentieomvormer is aangesloten op denetvoeding kan de motor op elk moment starten. Defrequentieomvormer, motor en alle aangedrevenapparatuur moeten bedrijfsklaar zijn. Wanneer deapparatuur niet bedrijfsklaar is op het moment dat defrequentieomvormer op de netvoeding wordtaangesloten, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letselof tot schade aan apparatuur of eigendommen.

    WAARSCHUWINGONTLADINGSTIJD!De frequentieomvormer bevat DC-tussenkringconden-satoren waarop spanning kan blijven staan, zelfswanneer de frequentieomvormer niet van spanningwordt voorzien. Om elektrische gevaren te vermijden,moet u de netvoeding, permanentmagneetmotoren enalle externe DC-tussenkringvoedingen inclusief backup-voedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar anderefrequentieomvormers afschakelen. Wacht tot decondensatoren volledig zijn ontladen voordat uonderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert. Devereiste wachttijd staat vermeld in Tabel 2.1. Als u deaangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemtvoordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamhedenuitvoert, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    Spanning [V] Minimale wachttijd [minuten]

    4 7 15

    200-240 0,25-3,7 kW 5,5-37 kW

    380-500 0,25-7,5 kW 11-75 kW

    525-600 0,75-7,5 kW 11-75 kW

    525-690 1,5-7,5 kW 11-75 kW

    Er kan hoge spanning aanwezig zijn, zelfs wanneer de waarschu-wingsleds uit zijn.

    Tabel 2.1 Ontladingstijd

    WAARSCHUWINGGEVAAR VOOR LEKSTROOM!De lekstromen zijn hoger dan 3,5 mA. Het is de verant-woordelijkheid van de gebruiker of erkende elektrischinstallateur om te zorgen voor een correcte aarding vande apparatuur. Een onjuiste aarding van de frequentie-omvormer kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    Veiligheid VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 7

    2 2

  • WAARSCHUWINGGEVAARLIJKE APPARATUUR!Draaiende assen en elektrische apparatuur kunnengevaarlijk zijn. Alle elektrische werkzaamheden moetenworden uitgevoerd overeenkomstig de nationale enlokale elektriciteitsvoorschriften. Installatie, opstarten enonderhoud mogen uitsluitend worden uitgevoerd doorgetraind en gekwalificeerd personeel. Het niet opvolgenvan de aanbevelingen kan leiden tot ernstig of dodelijkletsel.

    WAARSCHUWINGWINDMILLING!Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotorenkan leiden tot lichamelijk letsel en schade aanapparatuur. Zorg dat permanentmagneetmotoren zijngeblokkeerd om onbedoeld draaien te voorkomen.

    VOORZICHTIGPOTENTIEEL GEVAAR BIJ INTERNE FOUT!Er bestaat een kans op lichamelijk letsel wanneer defrequentieomvormer niet goed is gesloten. Controleervoordat u de spanning inschakelt of alle veiligheidsaf-dekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.

    Veiligheid VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    8 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    22

  • 3 Mechanische installatie

    3.1 Uitpakken

    3.1.1 Geleverde artikelen

    Welke artikelen precies worden geleverd, hangt af van deproductconfiguratie.

    Controleer of de geleverde artikelen en deinformatie op het typeplaatje overeenkomen metde orderbevestiging.

    Controleer de verpakking en frequentieomvormerop zichtbare schade die is veroorzaakt door eenonjuiste behandeling tijdens het vervoer. Dieneventuele schadeclaims in bij de vervoerder.Bewaar beschadigde onderdelen om de claim teonderbouwen.

    130B

    D60

    0.10

    CHASSIS/ IP20 Tamb.50 C/122 F

    VLT

    MADE IN DENMARK

    R

    P/N: 131X3537 S/N: 010122G430

    0.37kW/ 0.50HP

    IN: 3x200-240V 50/60Hz 2.2A

    OUT: 3x0-Vin 0-1000Hz 2.4Ao

    CAUTION:See manual for special condition/mains fusevoir manual de conditions speclales/fusibles

    WARNING:Stored charge, wait 4 min.Charge residuelle, attendez 4 min.

    * 1 3 1 X 3 5 3 7 0 1 0 1 2 2 G 4 3 0 *

    `

    Automation Drivewww.danfoss.com

    T/C: FC-302PK37T2E20H1BGXXXXSXXXXA6BKC4XXXD0

    Listed 76X1 E134261 Ind. Contr. Eq.

    o

    `

    12

    4

    5

    6

    7 8

    9

    10

    3

    Afbeelding 3.1 Typeplaatje product (voorbeeld)

    1 Typecode

    2 Bestelnummer

    3 Serienummer

    4 Vermogensklasse

    5Ingangsspanning, -frequentie en -stroom (bij lage/hogespanning)

    6Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom (bij lage/hogespanning)

    7 Type en IP-classificatie behuizing

    8 Maximale omgevingstemperatuur

    9 Certificeringen

    10 Ontladingstijd (waarschuwing)

    Tabel 3.1 Legenda bij Afbeelding 3.1

    LET OPVerwijder het typeplaatje niet van de frequentieom-vormer (verlies van garantie).

    3.1.2 Opslag

    Zorg dat aan de vereisten voor opslag wordt voldaan. Zie 8.4 Omgevingscondities voor meer informatie.

    3.2 Installatieomgevingen

    LET OPIn omgevingen met in de lucht aanwezige vloeistoffen,deeltjes of corrosieve gassen moet u ervoor zorgen datde IP/Type-klasse overeenkomt met de installatieom-geving. Als niet aan de omgevingsvereisten wordtvoldaan, kan dit de levensduur van de frequentieom-vormer bekorten. Zorg dat wordt voldaan aan de eisenten aanzien van luchtvochtigheid, temperatuur enhoogte.

    Trillingen en schokkenDe frequentieomvormer voldoet aan de vereisten diegelden wanneer de eenheid aan de wand of op de vloervan een productiehal is gemonteerd of in panelen die metbouten aan de wand of de vloer zijn bevestigd.

    Zie 8.4 Omgevingscondities voor gedetailleerde omgevings-specificaties.

    Mechanische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 9

    3 3

  • 3.3 Montage

    LET OPEen onjuiste montage kan leiden tot oververhitting enlagere prestaties.

    Koeling

    Zorg voor vrije ruimte boven en onder deeenheid in verband met luchtkoeling. ZieAfbeelding 3.2 voor de vereiste vrije ruimte.

    a

    a

    130B

    D52

    8.10

    Afbeelding 3.2 Vrije ruimte boven en onder voor luchtkoeling

    Behuizing A1-A5 B1-B4 C1, C3 C2, C4

    a [mm] 100 200 200 225

    Tabel 3.2 Vereisten minimale vrije ruimte voor luchtkoeling

    Hijsen

    Om een veilige hijsmethode te bepalen, moet uhet gewicht van de eenheid controleren; zie8.9 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.

    Verzeker u ervan dat het hijstoestel geschikt isvoor de taak.

    Regel indien nodig een takel, kraan ofvorkheftruck met het juiste vermogen om deeenheid te verplaatsen.

    Maak bij het hijsen gebruik van de hijsogen opde eenheid, indien aanwezig.

    Montage

    1. Verzeker u ervan dat de installatielocatie hetgewicht van de eenheid kan dragen. De frequen-tieomvormer is geschikt voor zij-aan-zij-installatie.

    2. Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij de motor.Houd de motorkabels zo kort mogelijk.

    3. Monteer de eenheid verticaal op een stevige,vlakke ondergrond of op de optioneleachterwand.

    4. Maak bij wandmontage gebruik van desleufvormige bevestigingsgaten, indien aanwezig.

    Montage met achterwand en rails

    130B

    D50

    4.10

    Afbeelding 3.3 Juiste montage met achterwand

    LET OPGebruik van de achterwand is vereist bij montage oprails.

    Mechanische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    10 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    33

  • 4 Elektrische installatie

    4.1 Veiligheidsvoorschriften

    Zie 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsvoorschriften.

    WAARSCHUWINGGENDUCEERDE SPANNING!Genduceerde spanning van de uitgangskabels vanmotoren die bij elkaar zijn geplaatst, kan de conden-satoren van de apparatuur opladen, zelfs wanneer deapparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout)Wanneer u de motoruitgangskabels niet van elkaargescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabelsgebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    VOORZICHTIGGEVAAR VOOR DC-STROOM!De frequentieomvormers kunnen een gelijkstroomveroorzaken in de beschermende aardgeleider. Bijgebruik van een reststroomapparaat of reststroom-monitor (RCD/RCM) als extra beveiliging mag uitsluitendeen RCD of RCM van het B-type worden gebruikt.

    Overstroombeveiliging

    Aanvullende beschermende apparatuur zoalskortsluitbeveiliging of thermische motorbevei-liging tussen de frequentieomvormer en demotor is vereist voor toepassingen met meerderemotoren.

    Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien inkortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Alsdeze zekeringen niet in de fabriek zijnaangebracht, moeten ze door de installateurworden geplaatst. Zie de maximale zekering-grootte in 8.7 Zekeringen en circuitbreakers.

    Kabeltype en nominale waarden

    Alle kabels moeten voldoen aan de nationale enlokale voorschriften ten aanzien vandwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.

    Aanbeveling voor voedingskabels: koperdraad datbestand is tegen temperaturen van minimaal75 C.

    Zie 8.1 Elektrische gegevens en 8.5 Kabelspecificaties voor deaanbevolen kabelgroottes en -typen.

    4.2 EMC-correcte installatie

    Voor een EMC-correcte installatie moet u de instructies in 4.3 Aarding, 4.4 Bedradingsschema, 4.6 Motoraansluiting en 4.8 Stuurkabels volgen.

    4.3 Aarding

    WAARSCHUWINGGEVAAR VOOR LEKSTROOM!De lekstromen zijn hoger dan 3,5 mA. Het is de verant-woordelijkheid van de gebruiker of erkende elektrischinstallateur om te zorgen voor een correcte aarding vande apparatuur. Een onjuiste aarding van de frequentie-omvormer kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    Voor elektrische veiligheid

    Zorg voor een correcte aarding van de frequen-tieomvormer overeenkomstig de relevantenormen en richtlijnen.

    Gebruik een afzonderlijke aarddraad voor hetingangsvermogen, het motorvermogen en destuurkabels.

    Aard een frequentieomvormer niet aan eenandere zoals in een ringnetwerk.

    Houd de aarddraadverbindingen zo kort mogelijk. Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-

    brikant op.

    Minimale kabeldoorsnede: 10 mm (of 2 nominaleaarddraden die afzonderlijk zijn aangesloten).

    Voor een EMC-correcte installatie

    Zorg voor elektrisch contact tussen de kabelaf-scherming en de behuizing van defrequentieomvormer met behulp van metalenkabelwartels of de klemmen die op deapparatuur aanwezig zijn (zie Afbeelding 4.5 en Afbeelding 4.6).

    Gebruik sterk gevlochten draad (litzedraad, high-strand wire) om elektrische verstoringen tebeperken.

    Gebruik geen pigtails.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 11

    4 4

  • LET OPPOTENTIAALVEREFFENING!Elektrische storing kan de complete installatie verstoren wanneer de aardpotentiaal van de frequentieomvormer en hetsysteem niet overeenkomen. Om elektrische verstoringen te voorkomen, moet u tussen de systeemcomponentenvereffeningskabels installeren Aanbevolen kabeldoorsnede: 16 mm.

    4.4 Bedradingsschema

    130B

    D59

    9.10

    3-phasepowerinput

    DC bus Switch ModePower Supply

    Motor

    Analog Output

    Interface

    relay1

    relay2

    ON=TerminatedOFF=Open

    Brakeresistor

    91 (L1)92 (L2)93 (L3)

    PE

    88 (-)89 (+)

    50 (+10 V OUT)

    53 (A IN)

    54 (A IN)

    55 (COM A IN)0/4-20 mA

    12 (+24 V OUT)

    13 (+24 V OUT)

    37 (D IN)

    18 (D IN)

    20 (COM D IN)

    10 V DC15 mA 130/200 mA

    + - + -

    (U) 96(V) 97(W) 98(PE) 99

    (COM A OUT) 39

    (A OUT) 42

    (P RS-485) 68

    (N RS-485) 69

    (COM RS-485) 61

    0 V

    5V

    S801

    0/4-20 mA

    RS-485RS-485

    03

    +10 V DC0/-10 V DC -

    +10 V DC

    +10 V DC0/4-20 mA

    0/-10 V DC-

    240 V AC, 2 A

    24 V DC

    02

    01

    05

    04

    06

    24 V (NPN) 0 V (PNP)

    0 V (PNP)24 V (NPN)

    19 (D IN)

    24 V (NPN) 0 V (PNP)27

    24 V

    0 V

    (D IN/OUT)

    0 V (PNP)24 V (NPN)

    (D IN/OUT)

    0 V

    24 V29

    24 V (NPN) 0 V (PNP)

    0 V (PNP)24 V (NPN)

    33 (D IN)

    32 (D IN)

    12

    ON

    S201

    ON2

    1S202ON=0/4-20 mAOFF=0/-10 V DC - +10 V DC

    95

    P 5-00

    21 O

    N

    S801

    (R+) 82

    (R-) 81

    : Chassis

    : Ground

    **

    240 V AC, 2 A

    400 V AC, 2 A

    *

    *

    *

    Afbeelding 4.1 Eenvoudig bedradingsschema

    A = analoog, D = digitaal*Klem 37 (optioneel) wordt gebruikt voor veilige uitschakeling van het koppel (STO). Installatie-instructies voor de STO-functie vindt u in Bedieningshandleiding Veilige uitschakeling van het koppel voor Danfoss VLT-frequentieomvormers. Klem 37is niet beschikbaar in FC 301 (met uitzondering van behuizingstype A1). Relais 2 en klem 29 hebben geen functie in de FC301.**Sluit de kabelafscherming niet aan.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    12 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    44

  • 130B

    D52

    9.10

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    78

    PE

    UVW

    9

    L1L2L3PE

    10

    Afbeelding 4.2 EMC-correcte elektrische aansluiting

    1 PLC 6 Kabelwartel

    2 Frequentieomvormer 7 Motor, 3 fasen en aardverbinding (afgeschermd)

    3 Uitgangscontactor 8 Net, 3 fasen en versterkte aardverbinding (niet afgeschermd)

    4 Kabelklem 9 Stuurkabels (afgeschermd)

    5 Kabelisolatie (gestript) 10 Potentiaalvereffening min. 16 mm

    Tabel 4.1 Legenda bij Afbeelding 4.2

    LET OPEMC-STORINGEN!Gebruik afgeschermde kabels voor motor en stuurkabels en afzonderlijke kabels voor ingangsvermogen, motorkabelsen stuurkabels. Als voedings-, motor- en stuurkabels niet van elkaar worden gescheiden, kan dit resulteren inonbedoeld gedrag of lagere prestaties. De afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet minimaal 200 mmbedragen.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 13

    4 4

  • 4.5 Toegang

    Verwijder de afdekking met een schroevendraaier(zie Afbeelding 4.3) of door de bevestigings-schroeven los te draaien (zie Afbeelding 4.4).

    130B

    T248

    .10

    Afbeelding 4.3 Toegang tot bedrading voor IP 20- en IP 21-behuizingen

    130B

    T334

    .10

    Afbeelding 4.4 Toegang tot bedrading voor IP 55- en IP 66-behuizingen

    Raadpleeg Tabel 4.2 voordat u afdekkingen vastzet.

    Behuizing IP55 IP66

    A4/A5 2 2

    B1/B2 2,2 2,2

    C1/C2 2,2 2,2

    Geen schroeven om aan te halen voor A1/A2/A3/B3/B4/C3/C4.

    Tabel 4.2 Aanhaalmomenten voor afdekkingen [Nm]

    4.6 Motoraansluiting

    WAARSCHUWINGGENDUCEERDE SPANNING!Genduceerde spanning van de uitgangskabels vanmotoren die bij elkaar zijn geplaatst, kan de conden-satoren van de apparatuur opladen, zelfs wanneer deapparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout)Wanneer u de motoruitgangskabels niet van elkaargescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabelsgebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    Volg de nationale en lokale voorschriften tenaanzien van kabelgroottes op. Zie 8.1 Elektrischegegevens voor de maximale kabelgroottes.

    Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-brikant op.

    Onder aan eenheden van het type IP 21 (NEMA1/12) en hoger zijn uitbreekpoorten of toegangs-panelen aangebracht voor het aansluiten van demotorkabels.

    Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat(voor bijv. Dahlandermotor of sleepringmotor)aan tussen de frequentieomvormer en de motor.

    Procedure

    1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.

    2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem omeen mechanische bevestiging en elektrischcontact tussen de kabelafscherming en aarde teverkrijgen.

    3. Sluit de aardkabel aan op de dichtstbijzijndeaardklem overeenkomstig de aardingsinstructiesin 4.3 Aarding; zie Afbeelding 4.5.

    4. Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U),97 (V) en 98 (W); zie Afbeelding 4.5.

    5. Haal de klemmen aan overeenkomstig deinformatie in 8.8 Aanhaalmomenten voor aanslui-tingen.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    14 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    44

  • 130B

    D53

    1.10

    UV

    W

    9697

    98

    Afbeelding 4.5 Motoraansluiting

    Afbeelding 4.6 toont de aansluitingen voor netvoeding,motor en aarde voor basisfrequentieomvormers. Dewerkelijke configuratie hangt af van het type eenheid ende aanwezigheid van optionele apparatuur.

    95

    130B

    B920

    .10

    +DC BR- B

    MA

    IN

    S

    L1 L2 L391 92 93

    REL

    AY

    1

    REL

    AY

    2

    99

    - LC -

    U V W

    MOTOR

    99

    Afbeelding 4.6 Voorbeeld van bekabeling van motor,netvoeding en aarde

    4.7 Aansluiting netvoeding

    De kabelgrootte is afhankelijk van de ingangs-stroom van de frequentieomvormer. Zie8.1 Elektrische gegevens voor de maximalekabelgroottes.

    Volg de nationale en lokale voorschriften tenaanzien van kabelgroottes op.

    Procedure

    1. Sluit de 3-fasige netvoedingskabels aan op klemL1, L2 en L3 (zie Afbeelding 4.6).

    2. Afhankelijk van de configuratie van de apparatuurwordt het ingangsvermogen aangesloten op devoedingsingangsklemmen of de netschakelaar.

    3. Aard de kabel overeenkomstig de aardingsin-structies in 4.3 Aarding.

    4. Als de frequentieomvormer wordt gevoed via eengesoleerde netbron (IT-net of zwevendedriehoekschakeling) of TT/TN-S met n zijdegeaard (geaarde driehoekschakeling), moet uzorgen dat 14-50 RFI-filter is ingesteld op Uit omschade aan de tussenkring te voorkomen en deaardcapaciteitsstromen te beperken overeen-komstig IEC 61800-3.

    4.8 Stuurkabels

    Isoleer stuurkabels van hoogvermogencompo-nenten in de frequentieomvormer.

    Wanneer de frequentieomvormer op eenthermistor is aangesloten, moet u ervoor zorgendat de stuurkabels van de thermistorafgeschermd en versterkt/dubbel gesoleerd zijn.Een 24 V DC-voeding wordt aanbevolen.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 15

    4 4

  • 4.8.1 Stuurklemtypen

    Afbeelding 4.7 en Afbeelding 4.8 tonen de verwijderbareconnectoren van de frequentieomvormer. De functies enstandaardinstellingen van de klemmen worden in het kortbesproken in Tabel 4.3 en Tabel 4.4.

    23

    4

    1

    130B

    B921

    .11

    Afbeelding 4.7 Stuurklemposities

    12 13 18 19 27 29 32 33 20 37

    39 42 50 53 54 5561 68 69

    130B

    B931

    .101

    2 3

    Afbeelding 4.8 Klemnummers

    Connector 1 biedt vier programmeerbare digitaleingangsklemmen, twee extra digitale klemmendie te programmeren zijn als ingang of alsuitgang, een 24 V DC-voedingsklem en eengemeenschappelijke klem voor optionele, door deklant geleverde 24 V DC-spanning. De FC 302 enFC 301 (optioneel in een A1-behuizing) biedentevens een digitale ingang voor de STO-functie(veilige uitschakeling van het koppel).

    Connector 2 omvat de klemmen (+)68 en (-)69voor een RS-485-aansluiting voor serilecommunicatie.

    Connector 3 biedt twee analoge ingangen, nanaloge uitgang, 10 V DC-voedingsspanning engemeenschappelijke klemmen voor de ingangenen de uitgang.

    Connector 4 is een USB-poort die kan wordengebruikt voor de MCT 10 setupsoftware.

    Beschrijving klemmen

    Klem ParameterStandaard-instelling Beschrijving

    Digitale ingangen/uitgangen

    12, 13 - +24 V DC 24 V DC-voedings-spanning voor digitaleingangen en externetransductoren. Demaximale uitgangs-stroom bedraagt200 mA (130 mA voorFC 301) voor alle24 V-belastingen.

    18 5-10 [8] Start

    Digitale ingangen.

    19 5-11 [10] Omkeren

    32 5-14 [0] Niet inbedrijf

    33 5-15 [0] Niet inbedrijf

    27 5-12 [2] Vrijloopgenv.

    Voor digitale ingangof uitgang. Destandaardinstelling isIngang.

    29 5-13 [14] Jog

    20 - Common voor digitaleingangen en 0 V-potentiaal voor 24 V-voeding.

    37 - Veiligeuitschakelingvan hetkoppel (STO)

    Veilige ingang.Gebruikt voor veiligeuitschakeling van hetkoppel (STO).

    Analoge ingangen/uitgangen

    39 -

    Common vooranaloge uitgang

    42 6-50 [0] Niet inbedrijf

    Programmeerbareanaloge uitgang.0-20 mA of 4-20 mA

    bij maximaal 500 .50 - +10 V DC 10 V DC analoge

    voedingsspanningvoor potentiometer ofthermistor. Maximaal15 mA.

    53 6-1* Referentie Analoge ingang. Voorspanning of stroom.Schakelaar A53 enA54 worden ingesteldop mA of V.

    54 6-2* Terugkop-peling

    55 -

    Common vooranaloge ingang

    Tabel 4.3 Beschrijving klemmen Digitale ingangen/uitgangen,Analoge ingangen/uitgangen

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    16 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    44

  • Beschrijving klemmen

    Klem ParameterStandaard-instelling Beschrijving

    Serile communicatie

    61 -

    Gentegreerd RC-filtervoor kabelaf-scherming.UITSLUITEND voor hetaansluiten van deafscherming in gevalvan EMC-problemen.

    68 (+) 8-3* RS-485-interface. Er iseen stuurkaartscha-kelaar aanwezig voorgebruik als afsluit-weerstand.

    69 (-) 8-3*

    Relais

    01, 02, 03 5-40 [0][0] Niet inbedrijf

    Relaisuitgang metomschakelcontactVoor AC- en DC-spanning en resistieveof inductievebelastingen.

    04, 05, 06 5-40 [1] [0] Niet inbedrijf

    Tabel 4.4 Beschrijving klemmen Serile communicatie

    Extra klemmen:

    2 relaisuitgangen met omschakelcontact. Delocatie van de uitgangen hangt af van deconfiguratie van de frequentieomvormer.

    Klemmen op de ingebouwde optioneleapparatuur. Zie de handleiding die bij de appara-tuuroptie wordt geleverd.

    4.8.2 Kabelaansluiting op stuurklemmen

    Stuurklemconnectoren kunnen uit de frequentieomvormerworden getrokken. Dit maakt het installeren eenvoudig,zoals te zien is in Afbeelding 4.7.

    LET OPHoud stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden vanhoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.

    1. Open het contact door een kleine schroeven-draaier in de sleuf boven het contact te steken ende schroevendraaier iets omhoog te drukken.

    130B

    D54

    6.10

    2

    1

    10 m

    m

    2927 32191813

    12

    33

    Afbeelding 4.9 Stuurkabels aansluiten

    2. Steek de gestripte stuurkabel in het contact.

    3. Verwijder de schroevendraaier om de stuurkabelvast te zetten in het contact.

    4. Controleer of de kabel stevig in het contact isgeklemd. Loszittende stuurkabels kunnenstoringen in de apparatuur of een suboptimalewerking tot gevolg hebben.

    Zie 8.5 Kabelspecificaties voor de kabelgroottes voorstuurklemmen en 6 Voorbeelden toepassingssetup voortypische stuurkabelaansluitingen.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 17

    4 4

  • 4.8.3 Motorwerking mogelijk maken (klem27)

    Er kan een jumperkabel vereist zijn tussen klem 12 (of 13)en klem 27 om de frequentieomvormer te laten werkenwanneer de standaard fabrieksinstellingen wordengebruikt.

    Digitale ingangsklem 27 is ontworpen om eenextern vergrendelingssignaal van 24 V DC teontvangen. In veel toepassingen sluit degebruiker een extern vergrendelingsapparaat aanop klem 27.

    Wanneer geen vergrendelingsapparaat wordtgebruikt, moet u een jumper aansluiten tussenstuurklem 12 (aanbevolen) of 13 en klem 27. Ditzorgt voor een intern 24 V-signaal op klem 27.

    Wanneer de statusregel onder aan het LCP detekst AUTO EXTERN VRIJLOOP weergeeft,betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maardat er een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt.

    Wanneer in de fabriek genstalleerde optioneleapparatuur is aangesloten op klem 27 mag udeze aansluiting niet verwijderen.

    LET OPDe frequentieomvormer kan niet werken zonder eensignaal op klem 27, tenzij klem 27 opnieuw isgeprogrammeerd.

    4.8.4 Selectie spannings-/stroomingang(schakelaars)

    De analoge ingangsklemmen 53 en 54 kunnen wordeningesteld als ingangssignalen voor spanning (0-10 V) ofstroom (0/4-20 mA).

    Standaard parameterinstellingen: Klem 53: snelheidsreferentiesignaal in een

    regeling zonder terugkoppeling (zie 16-61 Klem 53schakelinstell.).

    Klem 54: terugkoppelingssignaal in een regelingmet terugkoppeling (zie 16-63 Klem 54 schakel-instell.).

    LET OPSchakel de voeding naar de frequentieomvormer afvoordat u een schakelaar omzet.

    1. Verwijder het lokale bedieningspaneel (zieAfbeelding 4.10).

    2. Verwijder alle optionele apparatuur die deschakelaars afdekt.

    3. Stel de schakelaars A53 en A54 in voor hetgewenste signaaltype. U = spanning, I = stroom.

    130B

    D53

    0.10

    12

    N

    O

    VLT

    BUSTER.OFF-ONA53 A54U- I U- I

    Afbeelding 4.10 Positie van de schakelaars voor klem 53 en 54

    4.8.5 Veilige uitschakeling van het koppel(STO)

    Om de STO-functie te gebruiken is extra bedrading voorde frequentieomvormer vereist; zie BedieningshandleidingVeilige uitschakeling van het koppel voor Danfoss VLT-frequentieomvormers voor meer informatie.

    4.8.6 Mechanische rembesturing

    Bij hijs-/dalingtoepassingen moet een elektromecha-nische rem kunnen worden bestuurd.

    De rem wordt bediend met behulp van eenrelaisuitgang of een digitale uitgang (klem 27 en29).

    De uitgang moet gesloten blijven (spanningsvrij)gedurende de periode dat de frequentieom-vormer de motor niet in stilstand kan houden,bijvoorbeeld wanneer de belasting te groot is.

    Selecteer Mech. rembest. [32] in parametergroep5-4* Relais voor toepassingen met een elektrome-chanische rem.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    18 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    44

  • Bij hijs-/dalingtoepassingen moet een elektromecha-nische rem kunnen worden bestuurd.

    De rem wordt vrijgegeven als de motorstroomhoger is dan de ingestelde waarde in 2-20 Stroombij vrijgave rem.

    De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-frequentie lager is dan de ingestelde waarde in2-21 Snelheid remactivering [TPM] of 2-22 Snelheidactivering rem [Hz], en alleen als de frequentieom-vormer een stopcommando uitvoert.

    Als de frequentieomvormer zich in de alarmmodus of eenoverspanningssituatie bevindt, wordt de mechanische remonmiddellijk gesloten.

    De frequentieomvormer is geen veiligheidsvoorziening. Hetis de verantwoordelijkheid van de systeemontwerper omveiligheidsvoorzieningen te integreren overeenkomstig derelevante nationale voorschriften voor kranen/hijsinrich-tingen.

    L1 L2 L3

    U V W

    02 01

    A1

    A2

    130B

    A90

    2.10

    DriveOutput

    relay

    Command Circuit220Vac

    MechanicalBrake

    ShaftMotor

    Frewheelingdiode

    Brake380Vac

    OutputContactorInput

    Power Circuit

    Afbeelding 4.11 De mechanische rem aansluiten op defrequentieomvormer

    4.8.7 RS-485 serile communicatie

    Sluit de RS-485-kabel voor serile communicatie aan opklem (+)68 en (-)69.

    Gebruik afgeschermde kabels voor serilecommunicatie (aanbevolen)

    Zie 4.3 Aarding voor de juiste aarding

    61

    68

    69

    +

    130B

    B489

    .10

    RS-485

    Afbeelding 4.12 Bedradingsschema voor serile communicatie

    Voor een eenvoudige serilecommunicatieconfiguratie steltu de volgende gegevens in:

    1. Type protocol in 8-30 Protocol

    2. Adres frequentieomvormer in 8-31 Adres

    3. Baudsnelheid in 8-32 Baudsnelheid

    In de frequentieomvormer zijn twee communica-tieprotocollen gentegreerd.

    Danfoss FC

    Modbus RTU

    De functies kunnen op afstand wordengeprogrammeerd met behulp van de protocol-software en de RS-485-aansluiting of viaparametergroep 8-** Communicatie en opties.

    Door het selecteren van een specifiek communi-catieprotocol worden diverse standaardparameterinstellingen automatisch aangepast aande specificaties voor het betreffende protocol.Daarnaast worden aanvullende, protocolspecifiekeparameters beschikbaar gemaakt.

    Voor andere communicatieprotocollen zijnoptiekaarten leverbaar die in de frequentieom-vormer moeten worden genstalleerd. Zie deoptiekaartdocumentatie voor installatie- enbedieningsinstructies.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 19

    4 4

  • 4.9 Installatiechecklist

    Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven inTabel 4.5. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.

    Inspecteren Beschrijving Hulpapparatuur Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, werkschakelaars of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn

    aan de voedende zijde van de frequentieomvormer of in de uitgang naar de motor. Zorg dat dezegeschikt zijn om bij volle snelheid te worden gebruikt.

    Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar defrequentieomvormer.

    Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor(en). Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden

    gedempt.

    Bekabeling Zorg dat de motorkabels en de stuurkabels van elkaar zijn gescheiden of in drie afzonderlijke metalenkabelgoten zijn geplaatst om hoogfrequente ruis tegen te gaan.

    Stuurkabels Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen. Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van voedings- en motorkabels om ruis te voorkomen. Controleer de spanningsbron van de signalen, indien nodig. Het gebruik van afgeschermde kabels of gedraaide paren wordt aanbevolen. Verzeker u ervan dat de

    afscherming correct is aangesloten.

    Vrije ruimte voorkoeling

    3.3 MontageControleer of de vrije ruimte boven en onder de eenheid voldoende is om te zorgen voor debenodigde luchtkoeling.

    Omgevingscondities Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan. Zekeringen encircuitbreakers

    Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers. Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers open

    staan.

    Aarding Controleer op goede aardverbindingen die stevig vastzitten en vrij van oxidatie zijn. Het aarden op een kabelgoot of het monteren van de achterwand op een metalen oppervlak is geen

    geschikte aarding.

    Bekabeling voor in-enuitgangsvermogen

    Controleer op loszittende aansluitingen. Controleer of de motor- en netvoedingskabels in afzonderlijke kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn

    afgeschermd.

    Binnenzijde paneel Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie. Controleer of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.

    Schakelaars Verzeker u ervan dat alle schakelaars en werkschakelaars in de juiste stand staan. Trilling Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, indien nodig.

    Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.

    Tabel 4.5 Installatiechecklist

    VOORZICHTIGPOTENTIEEL GEVAAR BIJ INTERNE FOUT!Er bestaat een kans op lichamelijk letsel wanneer de frequentieomvormer niet goed is gesloten. Controleer voordat ude spanning inschakelt of alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.

    Elektrische installatie VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    20 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    44

  • 5 Inbedrijfstelling

    5.1 Veiligheidsvoorschriften

    Zie 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsvoorschriften.

    WAARSCHUWINGHOGE SPANNING!Frequentieomvormers werken met een hoge spanningwanneer ze zijn aangesloten op de netvoeding.Installatie, opstarten en onderhoud mogen uitsluitendworden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.Wanneer de installatie, het opstarten en het onderhoudniet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeelkan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

    Voordat u de spanning inschakelt:1. Sluit de afdekking goed.

    2. Controleer of alle kabelwartels stevig zijnvastgezet.

    3. Verzeker u ervan dat het ingangsvermogen naarde eenheid is AFGESCHAKELD en vergrendeld.Vertrouw niet op de netschakelaars van defrequentieomvormer voor scheiding van hetingangsvermogen.

    4. Verzeker u ervan dat er geen spanning staat opde ingangsklemmen L1 (91), L2 (92) en L3 (93),fase naar fase en fase naar aarde.

    5. Verzeker u ervan dat er geen spanning staat opde uitgangsklemmen 96 (U), 97 (V) en 98 (W),fase naar fase en fase naar aarde.

    6. Controleer de elektrische geleiding door demotor door de ohmwaarden te meten op U-V(96-97), V-W (97-98) en W-U (98-96).

    7. Controleer op een juiste aarding van zowel defrequentieomvormer als de motor.

    8. Inspecteer de frequentieomvormer op losseklemaansluitingen.

    9. Verzeker u ervan dat de voedingsspanningovereenkomt met de spanning van de frequentie-omvormer en de motor.

    5.2 Spanning inschakelen

    WAARSCHUWINGONBEDOELDE START!Wanneer de frequentieomvormer is aangesloten op denetvoeding kan de motor op elk moment starten. Defrequentieomvormer, motor en alle aangedrevenapparatuur moeten bedrijfsklaar zijn. Wanneer deapparatuur niet bedrijfsklaar is op het moment dat defrequentieomvormer op de netvoeding wordtaangesloten, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letselof tot schade aan apparatuur of eigendommen.

    1. Verzeker u ervan dat de ingangsspanning isgebalanceerd binnen een marge van 3%. Als ditniet het geval is, moet u de onbalans van deingangsspanning corrigeren voor u verdergaat.Herhaal de procedure na de spanningscorrectie.

    2. Zorg dat de bekabeling van optionele apparatuur,indien aanwezig, geschikt is voor de installatie-toepassing.

    3. Zorg dat alle bedieningselementen in de UIT-stand staan. Paneeldeuren moeten zijn geslotenof de afdekking moet zijn gemonteerd.

    4. Schakel de spanning naar de eenheid in. Start defrequentieomvormer NOG NIET. Wanneer deeenheid met een netschakelaar is uitgerust, moetu deze in de AAN-stand zetten om de spanningnaar de frequentieomvormer in te schakelen.

    LET OPWanneer de statusregel onder aan het LCP de tekstAUTO EXTERN VRIJLOOP of Alarm 60, Ext. vergrendelingweergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is,maar dat er een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt.Zie 4.8.3 Motorwerking mogelijk maken (klem 27) voormeer informatie.

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 21

    5 5

  • 5.3 Werking lokaal bedieningspaneel

    5.3.1 Lokaal bedieningspaneel

    Het lokale bedieningspaneel (LCP) is het gecombineerdedisplay en toetsenbord aan de voorzijde van de eenheid.

    Het LCP biedt diverse gebruikersfuncties:

    Starten, stoppen en het regelen van de snelheidtijdens lokale bediening.

    Uitlezen van bedrijfsgegevens, status, waarschu-wingen en aanmaningen tot voorzichtigheid.

    Programmeren van functies van de frequentieom-vormer.

    Voer na een fout een handmatige reset uitwanneer de autoreset niet actief is.

    Er is ook een optioneel numeriek LCP (NLCP) leverbaar. HetNLCP werkt op vergelijkbare wijze als het LCP. Zie deProgrammeerhandleiding voor meer informatie over hetgebruik van het NLCP.

    LET OPInstalleer MCT 10 setupsoftware voor inbedrijfstelling viaeen pc. De software kan worden gedownload opwww.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Software-download (basisversie) of worden besteld (geavanceerdeversie, bestelnummer 130B1000).

    5.3.2 LCP-lay-out

    De functies van het LCP zijn onderverdeeld in vier groepen(zie Afbeelding 5.1).

    A. Display

    B. Displaymenutoetsen

    C. Navigatietoetsen en indicatielampjes (leds)

    D. Bedieningstoetsen en reset

    130B

    D59

    8.10

    Autoon

    ResetHandon

    O

    Status QuickMenuMainMenu

    AlarmLog

    Back

    CancelInfoOK

    Status 1(1)36.4 kW

    Auto Remote Ramping

    0.000

    On

    Alarm

    Warn.

    A

    7.83 A799 RPM

    B

    C

    D

    53.2 %

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    78

    9

    10

    11

    12

    13

    14

    15

    16

    17

    18 19 20 21

    Afbeelding 5.1 Lokaal bedieningspaneel (LCP)

    A. DisplayHet display wordt geactiveerd wanneer de frequentieom-vormer spanning krijgt van de netvoeding, een DC-aansluitklem of een externe 24 V DC-voeding.

    De informatie die op het LCP wordt weergegeven, kanvoor de gebruikerstoepassing worden aangepast. Selecteerde opties via [Quick Menu], Q3-13 Displayinstellingen.

    Display Parameternummer Standaardinstelling

    1 0-20 Snelh. [RPM]

    2 0-21 Motorstroom

    3 0-22 Vermogen [kW]

    4 0-23 Frequentie

    5 0-24 Referentie [%]

    Tabel 5.1 Legenda bij Afbeelding 5.1, display

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    22 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    55

    http://www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Softwaredownloadhttp://www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Softwaredownload

  • B. MenutoetsenMenutoetsen dienen om toegang te krijgen tot de parame-tersetup, te schakelen tussen statusuitleesmodi tijdensnormaal bedrijf en om foutloggegevens weer te geven.

    Toets Functie6 Status Geeft bedrijfsgegevens weer.

    7 Quick Menu Geeft toegang tot de parameters voor hetprogrammeren van de basisfuncties enbiedt uitgebreide toepassingsinstructies.

    8 Main Menu Biedt toegang tot alle programmeerbareparameters.

    9 Alarm Log Toont een overzicht van de actievewaarschuwingen, de laatste 10 alarmen ende onderhoudslog.

    Tabel 5.2 Legenda bij Afbeelding 5.1, menutoetsen

    C. Navigatietoetsen en indicatielampjes (leds)Navigatietoetsen worden gebruikt voor het programmerenvan functies en het verplaatsen van de displaycursor. Denavigatietoetsen dienen tevens om het motortoerental teregelen in de lokale bediening. In deze zone bevinden zichook drie statusindicatielampjes voor de frequentieom-vormer.

    Toets Functie

    10 Back Brengt u terug naar de vorige stap of lijst inde menustructuur.

    11 Cancel Annuleert uw laatste wijziging of commando,zolang de displaymodus niet is gewijzigd.

    12 Info Wanneer u hierop drukt, wordt eenbeschrijving van de geselecteerde functieweergegeven.

    13 Navigatie-toetsen

    Gebruik de vier navigatietoetsen om naarandere opties in het menu te gaan.

    14 OK Hiermee kunt u toegang krijgen tot parame-tergroepen of een selectie bevestigen.

    Tabel 5.3 Legenda bij Afbeelding 5.1, navigatietoetsen

    Indicator Lampje Functie

    15 On Groen Het On-lampje gaat brandenwanneer de frequentieomvormerspanning van een netvoeding, DC-aansluitklem of externe 24 V-voeding krijgt.

    16 Warn. Geel Wanneer er een waarschuwings-conditie optreedt, gaat het geleWarn.-lampje branden enverschijnt er een tekst op hetdisplay om het probleem aan tegeven.

    17 Alarm Rood Wanneer er een foutconditieoptreedt, gaat het rode Alarm-lampje knipperen en verschijnt ereen alarmmelding op het display.

    Tabel 5.4 Legenda bij Afbeelding 5.1, indicatielampjes (leds)

    D. Bedieningstoetsen en resetDe bedieningstoetsen bevinden zich onder aan het LCP.

    Toets Functie

    18 Hand On Start de frequentieomvormer in de lokalebediening.

    Een extern stopsignaal via eenstuuringang of serile communicatieonderdrukt de lokale handmodus.

    19 Off Stopt de motor maar schakelt de frequentie-omvormer niet af van de voeding.

    20 Auto On Zet het systeem in de externebedieningsmodus.

    Reageert op een extern startcommandovia stuurklemmen of serilecommunicatie.

    21 Reset Hiermee kunt u de frequentieomvormerhandmatig resetten nadat u een fout hebtopgeheven.

    Tabel 5.5 Legenda bij Afbeelding 5.1, bedieningstoetsenen reset

    LET OPHet contrast van het display kan worden aangepast door[Status] en de toets [] of [] gelijktijdig in te drukken.

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 23

    5 5

  • 5.3.3 Parameterinstellingen

    Om een toepassing goed te programmeren, moeten ervaak functies worden ingesteld in diverse gerelateerdeparameters. Zie 9.2 Opbouw parametermenuvoor meerinformatie over de toegang tot parameters en hetprogrammeren.

    De programmeergegevens worden in de frequentieom-vormer zelf opgeslagen.

    De gegevens kunnen in het LCP-geheugenworden geladen bij wijze van back-up.

    Om gegevens naar een andere frequentieom-vormer over te zetten, sluit u het LCP aan op dieeenheid en download u de opgeslagen instel-lingen.

    Het herstellen van de fabrieksinstellingen heeftgeen gevolgen voor de opgeslagen gegevens inhet LCP-geheugen.

    5.3.4 Gegevens uploaden/downloadennaar/van het LCP

    1. Druk op [Off] om de motor te stoppen voordat ugegevens upload of download.

    2. Ga naar [Main Menu] 0-50 LCP kopiren en drukop [OK].

    3. Selecteer Alles naar LCP om gegevens naar hetLCP te uploaden of selecteer Alles vanaf LCP omgegevens vanaf het LCP te downloaden.

    4. Druk op [OK]. Een voortgangsbalkje geeft hetverloop van het upload- of downloadproces weer.

    5. Druk op [Hand On] of [Auto On] om terug tekeren naar normaal bedrijf.

    5.3.5 Parameterinstellingen wijzigen

    Wijzigingen weergevenVia [Quick Menu], Q5 Gemaakte wijz. kunt u alle parameter-instellingen zien die afwijken van de standaardinstellingen.

    De lijst toont alleen parameters die zijn gewijzigdin de huidige, te bewerken setup.

    Parameters die weer op de standaardwaarde zijningesteld, worden niet vermeld.

    De melding 'Leeg' geeft aan dat geen van deparameters is gewijzigd.

    Instellingen wijzigenParameterinstellingen kunnen worden geopend engewijzigd via [Quick Menu] of [Main Menu]. [Quick Menu]geeft alleen toegang tot een beperkt aantal parameters.

    1. Druk op [Quick Menu] of [Main Menu] op hetLCP.

    2. Gebruik [] [] om door de parametergroepen tenavigeren, druk op [OK] om een parametergroepte selecteren.

    3. Gebruik [] [] om door de parameters tenavigeren, druk op [OK] om een parameter teselecteren.

    4. Gebruik [] [] om de waarde van de geselec-teerde parameter te wijzigen.

    5. Gebruik [] [] om naar het vorige of volgendecijfer te gaan wanneer u bezig bent om decimaleparameter te wijzigen.

    6. Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.

    7. Druk twee keer op [Back] om naar 'Status' tegaan of druk n keer op [Main Menu] om naar'Main Menu' te gaan.

    5.3.6 Standaardinstellingen herstellen

    LET OPKans op verlies van programmering, motorgegevens,lokalisatie en bewakingsgegevens bij herstellen van destandaardinstellingen. Voorafgaand aan initialisatie kuntu een back-up creren door de gegevens te uploadennaar het LCP.

    Het herstellen van de standaard parameterinstellingen ismogelijk door de frequentieomvormer te initialiseren. Deinitialisatie kan via 14-22 Bedrijfsmodus (aanbevolen) ofhandmatig worden uitgevoerd.

    Bij initialisatie via 14-22 Bedrijfsmodus wordenomvormergegevens zoals bedrijfsuren, instel-lingen voor serile communicatie, instellingenvoor het persoonlijk menu, foutlog, alarmlog enandere bewakingsfuncties niet gewijzigd.

    Bij handmatige initialisatie worden alle motor-,programmeer-, lokalisatie- en bewakingsgegevensgewist en worden de fabrieksinstellingen hersteld.

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    24 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    55

  • Aanbevolen initialisatieprocedure, via14-22 Bedrijfsmodus

    1. Druk twee keer op [Main Menu] om toegang tekrijgen tot de parameters.

    2. Ga naar 14-22 Bedrijfsmodus en druk op [OK].

    3. Ga naar Initialisatie en druk op [OK].

    4. Schakel de spanning naar de eenheid af en wachttot het display uitgaat.

    5. Schakel de spanning naar de eenheid in.

    Tijdens het opstarten worden de standaard parameterin-stellingen hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langerduren dan normaal.

    6. Alarm 80 wordt weergegeven.

    7. Druk op [Reset] om terug te keren naar denormale bedieningsmodus.

    Procedure voor handmatige initialisatie

    1. Schakel de spanning naar de eenheid af en wachttot het display uitgaat.

    2. Houd [Status], [Main Menu] en [OK] gelijktijdigingedrukt terwijl u de spanning naar de eenheidinschakelt (ongeveer 5 s of totdat u eenklikgeluid hoort en de ventilator start).

    Tijdens het opstarten worden de fabrieksinstellingenhersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dannormaal.

    Bij een handmatige initialisatie worden de volgendegegevens van de frequentieomvormer niet gereset:

    15-00 Bedrijfsuren 15-03 Inschakelingen 15-04 x Overtemp. 15-05 x Overspann.

    5.4 Basisprogrammering

    5.4.1 Inbedrijfstelling met SmartStart

    De SmartStart-wizard maakt snelle configuratie vanelementaire motor- en toepassingsparameters mogelijk.

    Bij de eerste inschakeling of na een initialisatievan de frequentieomvormer start SmartStartautomatisch.

    Volg de instructies op het scherm op om deinbedrijfstelling van de frequentieomvormer tevoltooien. SmartStart kan altijd opnieuw wordengestart via [Quick Menu], Q4 SmartStart.

    Zie 5.4.2 Inbedrijfstelling via [Main Menu] of deProgrammeerhandleiding om de inbedrijfstellingzonder de SmartStart-wizard uit te voeren.

    LET OPBij de SmartStart-setup hebt u de motorgegevens nodig.De benodigde gegevens zijn gewoonlijk te vinden ophet motortypeplaatje.

    5.4.2 Inbedrijfstelling via [Main Menu]

    De aanbevolen parameterinstellingen zijn bedoeld vooropstart- en controledoeleinden. De toepassingsinstellingenkunnen variren.

    De gegevens moeten worden ingevoerd terwijl despanning is INGESCHAKELD, maar voordat de frequentie-omvormer in bedrijf wordt gesteld.

    1. Druk op [Main Menu] op het LCP.

    2. Gebruik de navigatietoetsen om naar parame-tergroep 0-** Bediening/display te gaan en drukop [OK].

    130B

    P066

    .10

    1107 tpm

    0-** Bediening/display

    1-** Belasting & motor

    2-** Remmen

    3-** Ref./Ramp.

    3,84 A 1 (1)

    Hoofdmenu

    Afbeelding 5.2 Main Menu

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 25

    5 5

  • 3. Gebruik de navigatietoetsen om naar parame-tergroep 0-0* Basisinstellingen te gaan en druk op[OK].

    0-**Operation / Display0.0%

    0-0* Basic Settings0-1* Set-up Operations0-2* LCP Display0-3* LCP Custom Readout

    0.00A 1(1)

    130B

    P087

    .10

    Afbeelding 5.3 Bediening/display

    4. Gebruik de navigatietoetsen om naar0-03 Regionale instellingen te gaan en druk op[OK].

    0-0*Basic Settings0.0%

    0-03 Regional Settings

    [0] International

    0.00A 1(1)

    130B

    P088

    .10

    Afbeelding 5.4 Basisinstellingen

    5. Gebruik de navigatietoetsen om Internationaal [0]of Noord-Amerika [1] te selecteren en druk op[OK]. (Hierdoor worden de standaardinstellingenvan een aantal basisparameters gewijzigd.)

    6. Druk op [Main Menu] op het LCP.

    7. Gebruik de navigatietoetsen om naar 0-01 Taal tegaan.

    8. Selecteer de gewenste taal en druk op [OK].

    9. Als er tussen de stuurklemmen 12 en 27 eenjumperkabel is aangebracht, moet u 5-12 Klem 27digitale ingang op de fabrieksinstelling latenstaan. Stel 5-12 Klem 27 digitale ingang in op Nietin bedrijf als dit niet het geval is. Voor frequentie-omvormers met een optionele bypass is geenjumperkabel vereist tussen de stuurklemmen 12en 27.

    10. 3-02 Minimumreferentie

    11. 3-03 Max. referentie

    12. 3-41 Ramp 1 aanlooptijd

    13. 3-42 Ramp 1 uitlooptijd

    14. 3-13 Referentieplaats. Gekoppeld Hand/Auto,Lokaal, Extern.

    5.4.3 Setup asynchrone motor

    Voer de motorgegevens in parameter 1-20 of 1-21 tot 1-25in. Deze informatie is te vinden op het motortypeplaatje.

    1. 1-20 Motorverm. [kW] of 1-21 Motorverm. [PK]

    2. 1-22 Motorspanning

    3. 1-23 Motorfrequentie

    4. 1-24 Motorstroom

    5. 1-25 Nom. motorsnelheid

    5.4.4 Setup PM-motor in VVC+

    Stappen voor eerste programmering

    1. Activeer het gebruik van een PM-motor door1-10 Motorconstructie in te stellen op PM, niet-uitspr. SPM [1].

    2. Stel 0-02 Eenh. motortoerental in op TPM [0].

    De motorgegevens programmerenNadat u in 1-10 Motorconstructie een PM-motor hebtgeselecteerd, zijn de PM-motorgerelateerde parameters inparametergroep 1-2*, 1-3* en 1-4* actief.De benodigde gegevens zijn te vinden op het motortype-plaatje en in het motordatablad.Programmeer de volgende parameters in de aangegevenvolgorde:

    1. 1-24 Motorstroom

    2. 1-26 Cont. nom. motorkoppel

    3. 1-25 Nom. motorsnelheid

    4. 1-39 Motorpolen

    5. 1-30 Statorweerstand (Rs)Voer de weerstand van de statorwikkeling in voorfase naar common (Rs). Wanneer enkel fase-naar-fasegegevens beschikbaar zijn, moet u de waardedelen door 2 om de waarde voor fase-common(sterpunt) te verkrijgen.

    6. 1-37 Inductantie d-as (Ld)Voer de directe asinductantie van de PM-motor invoor fase naar common.Wanneer enkel fase-naar-fasegegevensbeschikbaar zijn, moet u de waarde delen door 2om de waarde voor fase-common (sterpunt) teverkrijgen.

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    26 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    55

  • 7. 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPMVoer de tegen-EMK (fase-fase, rms-waarde) in vande PM-motor bij een mechanisch toerental van1000 tpm. Tegen-EMK is de spanning die dooreen PM-motor wordt gegenereerd wanneer ergeen omvormer is aangesloten en de as externwordt gedraaid. De tegen-EMK wordt in specifi-caties meestal vermeld voor het nominalemotortoerental of voor een motortoerental van1000 tpm, gemeten tussen twee fasen. Als dewaarde voor een motortoerental van 1000 tpmniet beschikbaar is, kunt u de juiste waarde alsvolgt berekenen: Stel, de tegen-EMK is 320 V bij1800 tpm. De waarde bij 1000 tpm kan dan alsvolgt worden berekend: Tegen-EMK = (spanning/tpm)*1000 = (320/1800)*1000 = 178. Dit is dewaarde die moet worden ingevoerd bij1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.

    Motorwerking testen

    1. Start de motor bij een laag toerental (100 tot 200tpm). Als de motor niet draait, moet u deinstallatie, algemene programmering en demotorgegevens controleren.

    2. Controleer of de startfunctie in 1-70 PM StartMode geschikt is voor de vereisten van detoepassing.

    RotordetectieDeze functie is de aanbevolen optie voor toepassingenwaarbij de motor start vanuit stilstand, zoals bij pompen oftransportbanden. Bij sommige motoren is een geluidhoorbaar wanneer de meetpuls wordt verzonden. Dit isniet schadelijk voor de motor.

    ParkerenDeze functie is de aanbevolen optie voor toepassingenwaarbij de motor al bij lage snelheid draait, zoals bijwindmilling in ventilatortoepassingen. 2-06 Parking Currenten 2-07 Parking Time kunnen worden gewijzigd. Verhoogde fabrieksinstelling van deze parameters voor toepas-singen met hoge massatraagheid.

    Start de motor op het nominale toerental. Controleer deVVC+ PM-instellingen als de toepassing niet goed werkt.Zie Tabel 5.6 voor aanbevelingen voor diverse toepas-singen.

    Toepassing Instellingen

    Toepassing met lagemassatraagheidILoad/IMotor < 5

    1-17 Voltage filter time const. moetworden verhoogd met een factor 5tot 101-14 Damping Gain moet wordengereduceerd1-66 Min. stroom bij lage snelh. moetworden gereduceerd (< 100%)

    Toepassing met lagemassatraagheid50>ILoad/IMotor > 5

    Handhaaf de berekende waarden

    Toepassingen met hogemassatraagheidILoad/IMotor > 50

    1-14 Damping Gain, 1-15 Low SpeedFilter Time Const. en 1-16 High SpeedFilter Time Const. moeten wordenverhoogd

    Hoge belasting bij laagtoerental< 30% (nominaaltoerental)

    1-17 Voltage filter time const. moetworden verhoogd1-66 Min. stroom bij lage snelh. moetworden verhoogd (>100%gedurende langere tijd kan leidentot oververhitting van de motor)

    Tabel 5.6 Aanbevelingen voor diverse toepassingen

    Verhoog 1-14 Damping Gain wanneer de motor bij eenbepaald toerental gaat oscilleren. Verhoog de waarde inkleine stappen. Een goede waarde voor deze parameterkan 10% of 100% hoger liggen dan de standaardwaarde;dit hangt af van de motor.

    Het startkoppel kan worden gewijzigd in 1-66 Min. stroombij lage snelh.. 100% geeft het nominale koppel alsstartkoppel.

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 27

    5 5

  • 5.4.5 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)

    LET OPAMA is niet relevant voor permanentmagneetmotoren.

    Automatische aanpassing motorgegevens (AMA) is eenprocedure om de compatibiliteit tussen de frequentieom-vormer en de motor te optimaliseren.

    De frequentieomvormer stelt een wiskundigmodel van de motor op voor het regelen van deuitgangsstroom van de motor. De procedure testtevens de ingangsfasebalans van het elektrischvermogen. Hierbij worden de motorkenmerkenvergeleken met de ingevoerde gegevens inparameter 1-20 tot 1-25.

    Tijdens het uitvoeren van de AMA draait demotoras niet en wordt geen schade toegebrachtaan de motor.

    Bij sommige motoren kan geen volledige versievan de test worden uitgevoerd. In dat gevalselecteert u Beperkte AMA insch. [2].

    Wanneer een uitgangsfilter op de motor isaangesloten, selecteert u Beperkte AMA insch.

    Raadpleeg 7.4 Lijst met waarschuwingen enalarmen wanneer er waarschuwingen of alarmenworden gegenereerd.

    Voor het beste resultaat moet de procedureworden uitgevoerd met een koude motor.

    Om een AMA uit te voeren1. Druk op [Main Menu] om toegang te krijgen tot

    de parameters.

    2. Ga naar parametergroep 1-** Belasting & motor endruk op [OK].

    3. Ga naar parametergroep 1-2* Motordata en drukop [OK].

    4. Ga naar 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)en druk op [OK].

    5. Selecteer Volledige AMA insch. [1] en druk op [OK].

    6. Volg de instructies op het scherm.

    7. De test wordt automatisch uitgevoerd en bijvoltooiing wordt een melding gegeven.

    5.5 De draairichting van de motorcontroleren

    Controleer de draairichting van de motor voordat u defrequentieomvormer opstart.

    1. Druk op [Hand On].

    2. Druk op [] voor een positieve snelheidsrefe-rentie.

    3. Controleer of de snelheid positief wordtweergegeven.

    Wanneer 1-06 Richting rechtsom is ingesteld op Normaal[0]* (standaard rechtsom):

    4a. Controleer of de motor rechtsom draait.

    5a. Controleer of de richtingspijl op het LCPrechtsom aangeeft.

    Wanneer 1-06 Richting rechtsom is ingesteld opGenverteerd [1] (linksom):

    4b. Controleer of de motor linksom draait.

    5b. Controleer of de richtingspijl op het LCPlinksom aangeeft.

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    28 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    55

  • 5.6 De draairichting van de encodercontroleren

    LET OPBij gebruik van een encoderoptie moet u de handleidingvoor de optie raadplegen.

    Controleer de draairichting van de encoder alleen als eenencoderterugkoppeling wordt gebruikt. Controleer dedraairichting van de encoder in een standaard regelingzonder terugkoppeling.

    1. Controleer of de encoderaansluiting overeenkomtmet Afbeelding 5.5:

    Afbeelding 5.5 Bedradingsschema

    2. Voer de terugkoppelingsbron voor de snelheids-PID in 7-00 Terugk.bron snelheids-PID in.

    3. Druk op [Hand On].

    4. Druk op [] voor een positief snelheidsreferentie(1-06 Richting rechtsom ingesteld op Normaal[0]*).

    5. Controleer in 16-57 Feedback [RPM] of deterugkoppeling positief is.

    LET OPAls de terugkoppeling negatief is, dan is de encoderaan-sluiting incorrect!

    5.7 Test lokale bediening

    WAARSCHUWINGMOTOR START!Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en alleaangesloten apparatuur startklaar zijn. Het is de verant-woordelijkheid van de gebruiker om te zorgen voor eenveilige werking onder alle omstandigheden. Wanneer uniet controleert of de motor, het systeem en alleaangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden totlichamelijk letsel of schade aan de apparatuur.

    1. Druk op [Hand On] om de frequentieomvormer tevoorzien van een lokaal startcommando.

    2. Laat de frequentieomvormer accelereren door via[] naar de volle snelheid te gaan. Door de cursorlinks van het decimaalteken te plaatsen, kunt uwijzigingen sneller invoeren.

    3. Let op eventuele acceleratieproblemen.

    4. Druk op [Off]. Let op eventuele deceleratiepro-blemen.

    Raadpleeg 7.5 Probleem verhelpen in geval van acceleratie-of deceleratieproblemen. Zie 7.4 Lijst met waarschuwingenen alarmen voor informatie over het resetten van defrequentieomvormer na een uitschakeling (trip).

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 29

    5 5

  • 5.8 Systeem opstarten

    Voor de procedure in deze sectie is het noodzakelijk datde bekabeling door de gebruiker en de programmeringzijn voltooid. Het wordt aanbevolen om de volgendeprocedure uit te voeren nadat de toepassingssetup isvoltooid.

    WAARSCHUWINGMOTOR START!Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en alleaangesloten apparatuur startklaar zijn. Het is de verant-woordelijkheid van de gebruiker om te zorgen voor eenveilige werking onder alle omstandigheden. Wanneer uniet controleert of de motor, het systeem en alleaangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden totlichamelijk letsel of schade aan de apparatuur.

    1. Druk op [Auto On].

    2. Schakel een extern startcommando in.

    3. Pas de snelheidsreferentie aan voor het volledigesnelheidsbereik.

    4. Schakel het externe startcommando uit.

    5. Controleer het geluids- en trillingsniveau van demotor om u ervan te verzekeren dat het systeemnaar behoren werkt.

    Raadpleeg 7.4 Lijst met waarschuwingen en alarmenwanneer er waarschuwingen of alarmen wordengegenereerd.

    Inbedrijfstelling VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    30 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    55

  • 6 Voorbeelden toepassingssetup

    De voorbeelden in deze sectie zijn bedoeld als een snellereferentie voor veelgebruikte toepassingen.

    De parameterinstellingen zijn gebaseerd op destandaard regionale instelling (geselecteerd in0-03 Regionale instellingen), tenzij andersaangegeven.

    De parameters die betrekking hebben op deklemmen en bijbehorende instellingen wordennaast de tekeningen weergegeven.

    Wanneer schakelinstellingen nodig zijn voor deanaloge klemmen A53 of A54 wordt dit ookaangegeven.

    LET OPBij gebruik van de optionele STO-functie kan eenjumperkabel vereist zijn tussen klem 12 (of 13) en klem37 om de frequentieomvormer te laten werken wanneerde standaard fabrieksinstellingen worden gebruikt.

    6.1 Toepassingsvoorbeelden

    6.1.1 AMA

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    130B

    B929

    .10 Functie Instelling

    1-29 Autom.aanpassingmotorgeg. (AMA)

    [1] VolledigeAMA insch.

    5-12 Klem 27digitale ingang

    [2]* Vrijloopgenv.

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:parametergroep 1-2* moetworden ingesteld op basis vande gegevens van het motorty-peplaatjeD IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.1 AMA, klem 27 aangesloten

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    130B

    B930

    .10 Functie Instelling

    1-29 Autom.aanpassingmotorgeg. (AMA)

    [1] VolledigeAMA insch.

    5-12 Klem 27digitale ingang

    [0] Niet inbedrijf

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:parametergroep 1-2* moetworden ingesteld op basis vande gegevens van het motorty-peplaatjeD IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.2 AMA, klem 27 niet aangesloten

    6.1.2 Toerental

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    A53

    U - I

    -10 - +10V

    +

    -

    130B

    B926

    .10 Functie Instelling

    6-10 Klem 53lage spanning 0,07 V*

    6-11 Klem 53hoge spanning

    10 V*

    6-14 Klem 53lage ref./terugkopp.waarde

    0 Hz

    6-15 Klem 53hoge ref./terugkopp.waarde

    50 Hz

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.3 Analoge snelheidsreferentie (spanning)

    Voorbeelden toepassingssetu... VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 31

    6 6

  • Parameters

    130B

    B927

    .10

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 VA IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    A53

    U - I

    4 - 20mA

    +

    -

    Functie Instelling

    6-12 Klem 53lage stroom

    4 mA*

    6-13 Klem 53hoge stroom

    20 mA*

    6-14 Klem 53lage ref./terugkopp.waarde

    0 Hz

    6-15 Klem 53hoge ref./terugkopp.waarde

    50 Hz

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.4 Analoge snelheidsreferentie (stroom)

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    A53

    U - I

    5k

    130B

    B683

    .10 Functie Instelling

    6-10 Klem 53lage spanning 0,07 V*

    6-11 Klem 53hoge spanning

    10 V*

    6-14 Klem 53lage ref./terugkopp.waarde

    0 Hz

    6-15 Klem 53hoge ref./terugkopp.waarde

    1500 Hz

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.5 Snelheidsreferentie (via een handmatigepotentiometer)

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    130B

    B804

    .10 Functie Instelling

    5-10 Klem 18digitale ingang

    [8] Start*

    5-12 Klem 27digitale ingang

    [19] Ref.vasthouden

    5-13 Klem 29digitale ingang

    [21] Snelh.omh.

    5-14 Klem 32digitale ingang

    [22] Snelh.omlaag

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.6 Snelheid omh./omlaag

    S t a r t ( 1 8 )

    F r e e z e r e f ( 2 7 )

    S p e e d u p ( 2 9 )

    S p e e d d o w n ( 3 2 )

    S p e e d

    R e f e r e n c e

    130B

    B840

    .10

    Afbeelding 6.1 Snelheid omh./omlaag

    Voorbeelden toepassingssetu... VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    32 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    66

  • 6.1.3 Start/Stop

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    130B

    B802

    .10 Functie Instelling

    5-10 Klem 18digitale ingang

    [8] Start*

    5-12 Klem 27digitale ingang

    [0] Niet inbedrijf

    5-19 Klem 37Veilige stop

    [1] AlarmVeilige stop

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:Wanneer 5-12 Klem 27 digitaleingang is ingesteld op Niet inbedrijf [0] is geen jumperkabelnaar 27 nodig.D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.7 Start-/stopcommando met Veilige Stop-optie

    130B

    B805

    .11

    Speed

    Start (18)

    Afbeelding 6.2 Start-/stopcommando met Veilige Stop

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    130B

    B803

    .10 Functie Instelling

    5-10 Klem 18digitale ingang

    [9] Pulsstart

    5-12 Klem 27digitale ingang

    [6] Stopgenverteerd

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:Wanneer 5-12 Klem 27 digitaleingang is ingesteld op Niet inbedrijf [0] is geen jumperkabelnaar 27 nodig.D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.8 Pulsstart/-stop

    Speed

    130B

    B806

    .10

    Latched Start (18)

    Stop Inverse (27)

    Afbeelding 6.3 Pulsstart/Stop genverteerd

    Voorbeelden toepassingssetu... VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 33

    6 6

  • Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    130B

    B934

    .10 Functie Instelling

    5-10 Klem 18digitale ingang

    [8] Start

    5-11 Klem 19digitale ingang

    [10]Omkeren*

    5-12 Klem 27digitale ingang

    [0] Niet inbedrijf

    5-14 Klem 32digitale ingang

    [16] Ingest.ref. bit 0

    5-15 Klem 33digitale ingang

    [17] Ingest.ref. bit 1

    3-10 Ingestelde ref. Ingest. ref. 0Ingest. ref. 1Ingest. ref. 2Ingest. ref. 3

    25%50%75%100%

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.9 Start/stop met omkeren en 4 vooraf ingesteldesnelheden

    6.1.4 Externe reset na alarm

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    130B

    B928

    .10 Functie Instelling

    5-11 Klem 19digitale ingang

    [1] Reset

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.10 Externe reset na alarm

    6.1.5 RS-485

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    R1R2

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    01

    02

    03

    04

    05

    06

    -

    616869

    RS-485

    +

    130B

    B685

    .10 Functie Instelling

    8-30 Protocol FC*

    8-31 Adres 1*

    8-32 Baudsnelheid

    9600*

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:Selecteer protocol, adres enbaudsnelheid in debovenstaande parameters.D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.11 RS-485-netwerkaansluiting

    Voorbeelden toepassingssetu... VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    34 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    66

  • 6.1.6 Motorthermistor

    VOORZICHTIGGebruik uitsluitend thermistors met versterkte ofdubbele isolatie om te voldoen aan de PELV-isolatiever-eisten.

    Parameters

    130B

    B686

    .12

    VLT

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 VA IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    A53

    U - I

    D IN 37

    Functie Instelling

    1-90 Therm.motorbeveiliging

    [2] Thermis-toruitsch.

    1-93 Thermis-torbron

    [1] Anal.ingang 53

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:Als enkel een waarschuwingnodig is, moet 1-90 Therm.motorbeveiliging wordeningesteld op Thermistorwaarsch.[1].D IN 37 is optioneel.

    Tabel 6.12 Motorthermistor

    6.1.7 SLC

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    R1R2

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    01

    02

    03

    04

    05

    0613

    0BB8

    39.1

    0 Functie Instelling

    4-30 Motorterug-koppelingsverliesfunctie

    [1] Waarschu-wing

    4-31 Motorterug-koppelingssnelh.fout

    100 tpm

    4-32 Motorterug-koppelingsverliestime-out

    5 s

    7-00 Terugk.bronsnelheids-PID

    [2] MCB 102

    17-11 Resolutie(PPO)

    1024*

    13-00 SL- control-lermodus

    [1] Aan

    13-01 Gebeurt.starten

    [19]Waarschu-wing

    13-02 Gebeurt.stoppen

    [44] ToetsReset

    13-10 Comparator-operand

    [21] Waarsch.nummer

    13-11 Comparator-operator

    [1] *

    13-12 Compara-torwaarde

    90

    13-51 SLController Event

    [22]Comparator 0

    13-52 SL-control-leractie

    [32] Dig.uitgang Alaag

    5-40 Functierelais [80] SL dig.uitgang A

    * = standaardwaarde

    Voorbeelden toepassingssetu... VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    MG33AN10 Rev. 2013-10-25 35

    6 6

  • Parameters Opmerkingen:

    Als de limiet van de terugkop-pelingsbewaking wordtoverschreden, wordtWaarschuwing 90 gegenereerd.De SLC bewaakt Waarschuwing90 en schakelt relais 1 inwanneer Waarschuwing 90TRUE wordt.Via externe apparatuur kanvervolgens worden aangegevendat er mogelijk onderhoudnodig is. Als de terugkoppe-lingsfout binnen 5 s weeronder de limiet zakt, blijft defrequentieomvormer werken enverdwijnt de waarschuwing.Relais 1 zal echter ingeschakeldblijven tot de [Reset]-toets ophet LCP wordt ingedrukt.

    Tabel 6.13 SLC gebruiken om een relais in te stellen

    6.1.8 Mechanische rembesturing

    Parameters

    FC

    +24 V

    +24 V

    D IN

    D IN

    D IN

    COM

    D IN

    D IN

    D IN

    D IN

    +10 V

    A IN

    A IN

    COM

    A OUT

    COM

    R1R2

    12

    13

    18

    19

    20

    27

    29

    32

    33

    37

    50

    53

    54

    55

    42

    39

    01

    02

    03

    04

    05

    06

    130B

    B841

    .10 Functie Instelling

    5-40 Functierelais[32] Mech.rembest.

    5-10 Klem 18digitale ingang

    [8] Start*

    5-11 Klem 19digitale ingang

    [11] Startomgekeerd

    1-71 Startver-traging

    0,2

    1-72 Startfunctie [5] VVC+/Fluxrechtsom

    1-76 Startstroom Im,n

    2-20 Stroom bijvrijgave rem

    Afhankelijkvan detoepassing

    2-21 Snelheidremactivering[TPM]

    De helft vande nominaleslip van demotor

    * = standaardwaarde

    Opmerkingen:

    Tabel 6.14 Mechanische rembesturing

    Start (18)

    Start reversing (19)

    Relay output

    Speed

    Time

    Current

    1-71 1-712-21 2-21

    1-76

    OpenClosed

    130B

    B842

    .10

    Afbeelding 6.4 Mechanische rembesturing

    Voorbeelden toepassingssetu... VLT AutomationDrive FC 301/302 Bedieningshandleiding

    36 MG33AN10 Rev. 2013-10-25

    66

  • 7 Diagnostiek en problemen verhelpen

    In dit hoofdstuk bevat onder meer richtlijnen vooronderhoud en reparatie, statusmeldingen, waarschuwingenen alarmen en elementaire foutopsporing.

    7.1 Onderhoud en reparatie

    Bij normale bedrijfscondities en belastingprofielen is defrequentieomvormer onderhoudsvrij gedurende zijnvolledige levensduur. Om uitval, gevaar en schade tevoorkomen, moet u de frequentieomvormer regelmatiginspecteren; de frequentie hiervan is afhankelijk van debedrijfscondities. Vervang versleten of beschadigdeonderdelen door originele reserveonderdelen of standaardonderdelen. Ga voor service en ondersteuning naarwww.danfoss.com/contact/sales_and_services/.

    VOORZICHTIGDOOR Danfoss GEAUTORISEERD PERSONEEL!Er bestaat een risico op lichamelijk letsel of schade aanapparatuur. Enkel door Danfoss geautoriseerd personeelmag reparaties en onderhoudswerkzaamhedenuitvoeren.

    7.2 Statusmeldingen

    Wanneer de frequentieomvormer in de statusmodus staat,worden automatisch statusmeldingen gegenereerd en opde onderste regel van het display weergegeven (zieAfbeelding 7.1).

    Status799RPM 7.83A 36.4kW

    0.000

    53.2%

    1(1)

    AutoHandO

    RemoteLocal

    RampingStopRunningJogging...Stand by

    130B

    B037

    .11

    1 2 3

    Afbeelding 7.1 Statusdisplay

    1 Bedieningsmodus (zie Tabel 7.2)

    2 Referentieplaats (zie Tabel 7.3)

    3 Bedrijfsstatus (zie Tabel 7.4)

    Tabel 7.1 Legenda bij Afbeelding 7.1

    Tabel 7.2 tot Tabel 7.4 beschrijven de statusmeldingen ophet display.

    Off De frequentieomvormer zal niet reageren opstuursignalen totdat [Auto On] of [Hand On]wordt ingedrukt.

    Auto on De frequentieomvormer wordt bestuurd viastuurklemmen en/of serile communicatie.

    De frequentieomvormer wordt bestuurd metbehulp van de navigatietoetsen op het LCP.De lokale modus kan worden onderdrukt viastopcommando's, resets na een alarm,omkering, DC-rem en andere signalen die opde stuurklemmen worden toegepast.

    Tabel 7.2 Bedrijfsmodus

    Extern De snelheidsreferentie wordt gegeven viaexterne signalen, serile communicatie ofinterne digitale referenties.

    Lokaal De frequentieomvormer wordt bestuurd via[Hand On] of referentiewaarden vanaf het LCP.

    Tabel 7.3 Referentieplaats

    AC-rem AC-rem werd geselecteerd in 2-10 Remfunctie.De AC-rem zorgt voor overmagnetisering vande motor om zo een gecontroleerdevertraging te realiseren.

    AMA klaar OK De automatische aanpassing van de motorge-gevens (AMA) werd met succes voltooid.

    AMA gereed AMA is klaar om te starten. Druk op [HandOn] om te starten.

    AMA actief Het AMA-proces is bezig.

    Remmen De remchopper is actief. Gegenereerdeenergie wordt geabsorbeerd door deremweerstand.

    Max. remmen De remchopper is actief. De in 2-12 Begrenzingremvermogen (kW) ingestelde vermogensbe-grenzing voor de remweerstand is bereikt.

    Vrijloop Vrijloop genv. werd geselecteerd alsfunctie voor een digitale ingang (parame-tergroep 5-1* Dig. ingangen). Debijbehorende klem is niet aangesloten.

    Vrijloop werd geactiveerd via serilecommunicatie.

    Di