Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

24
Handleiding voor de leerkracht wetenschappen van de 2 de en 3 de graad secundair onderwijs Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid

Transcript of Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

Page 1: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

Handleiding voor de leerkracht wetenschappen van de 2de en 3de graad secundair onderwijs

Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid

Page 2: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

2

INHOUDSTAFEL

1. INLEIDING 3

2. FYSISCHE BEGRIPPEN 4

2.1 De eerste wet van Newton 4

2.2 De tweede wet van Newton 4

2.3 De derde wet van Newton 4

2.4 Wet van behoud van energie 5

2.5 Wet van behoud van impuls 5

2.6 De wetten van de eenparig versnelde rechtlijnige beweging 6

3. FRONTALE BOTSING 8

3.1 Invloed van de massa 8

3.2 Invloed van de elasticiteit van de schok 11

3.3 Invloed van de kreukelzones van het voertuig 13

3.4 Invloed van de veiligheidsgordel 14

3.5 Voorbeelden van technologische innovaties

inzake bevestigingssystemen 15

3.6 Bumpers 17

3.7 De helmdracht 18

4. ANDERE AANRIJDINGEN 19

5. ENKELE VERKEERSVEILIGHEIDSSLOGANS

ONDER DE LOEP 20

5.1 Zonder veiligheidsgordel komt een botsing met 100 km/u

overeen met een val van de 12de verdieping 20

5.2 Bij een botsing ben je 15 keer zwaarder 22

Page 3: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

3

Verkeers- en mobiliteitseducatie verdient een plaats in het secundair onderwijs. Het feit dat dit thema is opgenomen in de vakoverschrijdende eindtermen voor het secundair onderwijs – gezondheidseducatie in de eerste graad en milieueducatie in de tweede en derde graad – bevestigt het belang ervan.

De adolescentie is een sleutelmoment in de ontwikkeling van de attitudes op vlak van verkeer en mobiliteit. De nood aan zelfstandigheid wordt groter, de verplaat-singswijzen veranderen. In deze levens-fase beginnen sommige jongeren ook ri-sicogedrag in het verkeer te vertonen. Dit risicogedrag wordt onder meer aangemoe-digd door onze huidige maatschappelijke context, waarin de nadruk ligt op snelheid en prestatiegerichtheid. De kennis van fy-sica kan leerlingen helpen om aan de druk van deze maatschappelijke ideaalbeelden te weerstaan, door wetenschappelijke ar-gumenten aan te reiken die hen het nut van beschermingsmiddelen zoals de helm of de veiligheidsgordel helpen begrijpen. Voorliggend document wil leerkrachten de nodige informatie geven over de verban-den tussen verkeersveiligheid en fysica.

Kiezen voor de meest geschikte verplaat-singswijze om een bepaald traject af te leggen, zich voorzichtig en preventief gedragen voor de eigen veiligheid en die van anderen, vergt een leerproces waar-voor ook andere vaardigheden nodig zijn. Daarom is het warm aanbevolen om de thema’s verkeersveiligheid en mobiliteit in samenwerking met andere leerkrach-ten (lichamelijke opvoeding, Nederlands, aardrijkskunde …) te behandelen.

1 INLEIDING

Page 4: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

4

2 FYSISCHE BEGRIPPEN

De fysische verschijnselen die in heel wat gevallen kunnen worden toegepast op de verkeersveiligheid kunnen wor-den verklaard door een beperkt aantal wetten uit de klassieke mechanica:

2.1 De eerste wet

van Newton

De wet van de traagheid of inertie zegt dat een voorwerp zijn bestaande toestand (rust of eenparige rechtlijnige beweging) behoudt zolang er geen uitwendige kracht wordt op uitgeoefend.

Moest de beweging van het voertuig niet gepaard gaan met wrijving (interne wrij-ving, wrijving tussen de band en de weg, aerodynamische weerstand), zou je vol-gens de eerste wet van Newton de motor kunnen uitschakelen zodra de kruissnel-heid bereikt is, om vervolgens in een rech-te lijn met constante snelheid verder koers te zetten naar de bestemming. Maar opge-past, om te vertragen, te versnellen, of te stoppen, moet je terug externe krachten uitoefenen die de kinetische energie kun-nen omzetten!

2.2 De tweede wet van Newton

De kracht F, nodig om een voorwerp met massa m een versnelling a mee te geven, is gelijk aan het product van m en a.

Ter herinnering: de versnelling van een lichaam is gelijk aan de verandering van snelheid (v) gedurende een bepaald inter-val in de tijd (t). In de wiskunde duiden we een verandering van grootheid aan met het Griekse symbool Δ. Om een versnel-ling te berekenen bekomen we dan de vol-gende formule:

10

0

( )

( )

v vva

t t t

De alom gekende formule F = m*g is een bijzonder geval van de tweede wet van Newton. Op de aarde zijn alle voorwerpen immers onderhevig aan de aantrekkings-kracht van de aarde (zwaartekracht). Elk voorwerp dat van een bepaalde hoogte losgelaten wordt, is onderhevig aan deze neerwaartse kracht, die er over het alge-meen voor zorgt dat het op de grond valt. Deze kracht is evenredig met de massa van dit voorwerp en met een (quasi-)con-stante, die de valversnelling genoemd wordt. De kleine letter g wordt als sym-bool gebruikt voor deze constante, die in België een gemiddelde waarde heeft van ca. 9,81 m/s2. De versnellingen waaraan een lichaam (bijvoorbeeld de piloot van een jachtvliegtuig) onderhevig is, worden soms uitgedrukt met de eenheid «g».

2.3 De derde wet van Newton

De wet van de gelijkheid van actie en reac-tie stelt dat wanneer een lichaam een kracht uitoefent op een ander lichaam, het tweede lichaam op het eerste lichaam een tegenge-stelde kracht uitoefent die even groot is als de oorspronkelijk uitgeoefende kracht.

De gevolgen van deze wet druisen soms tegen alle intuïtie in. Wanneer een auto in-rijdt op een stilstaande bus, is de kracht die de auto uitoefent op de bus gelijk aan de kracht die de bus in de andere richting uitoefent. Opgepast: het feit dat de auto exact dezelfde impactkracht ondervindt als de bus, betekent niet dat de opgelopen verwondingen (van de passagiers) en de schade (aan de voertuigen) dezelfde zul-len zijn voor de auto en de bus!

Page 5: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

5

2 FYSISCHE BEGRIPPEN

Vertrekkende vanuit deze veronderstellin-gen, wordt de wet van behoud van mecha-nische energie een wet van behoud van kinetische energie. De meeste voorbeel-den hierna zijn (behalve indien anders ver-meld) gebaseerd op deze laatste wet.

2.5 Wet van behoud van impuls

De totale impuls van een geïsoleerd sys-teem is constant zolang er geen uitwendi-ge kracht op uitgeoefend wordt. De impuls van een lichaam is gelijk aan het product van de massa en de snelheid ervan. Dit be-grip kan opgevat worden als de moeite die het kost om een eind te maken aan een beweging. Het ligt immers voor de hand dat een bewegend lichaam moeilijker tot stilstand kan worden gebracht naarmate het zwaarder is of naarmate het een ho-gere snelheid heeft.

Deze wet is eigenlijk een andere vorm van de tweede wet van Newton:

2( ) ( * )

* *( ) ( )

v m vF m a m

t t

Als op het systeem geen enkele uitwendi-ge kracht wordt uitgeoefend, is de tijdsaf-geleide van de impuls (2) gelijk aan nul, wat betekent dat ze constant is in de tijd.

Uit (2) volgt dat (voor een lichaam met een constante massa): * * ( * )F t m v m v . Dit impliceert dat men om de impuls van een lichaam te veranderen ofwel de kracht F moet veranderen die erop uitgeoefend wordt, of dat men het tijdsinterval waarin de kracht uitgeoefend wordt, moet wijzi-gen (of beiden). De term *F t die gelijk is aan de verandering van de impuls, noe-men we in de fysica «stoot».

2.4 Wet van behoud van energie

De totale energie (kinetische, potentiële, elektrische, thermische energie, enz.) in een geïsoleerd systeem blijft doorheen de tijd gelijk. Met andere woorden: energie kan nooit uit het niets verschijnen of zo-maar verloren gaan, ze kan enkel omgezet worden.Het principe van deze wet ligt voor de hand: als je een voorwerp opbergt in een hermetisch afgesloten doos, verwacht je om het achteraf terug te vinden zoals je het achtergelaten hebt. Energie gaat in de natuur nooit verloren, maar het lastige is dat ze wel makkelijk van vorm verandert.

In de eenvoudige systemen van de klas-sieke mechanica – zoals een eenvoudig model van een voertuig – kan deze wet een andere vorm aannemen: de wet van behoud van mechanische energie.

Mechanische energie is de som van kine-tische energie en potentiële energie. Er zijn verschillende vormen van potentiële energie: potentiële zwaartekrachtenergie (een lichaam dat opgeheven wordt op een hoogte h), potentiële elastische energie van een vervormde veer, enz. Eenvoudig gesteld zegt de wet van behoud van me-chanische energie dat de mechanische energie van een systeem behouden blijft, behalve als het systeem onderhevig is aan niet-conservatieve krachten zoals wrijving en druk.

Wanneer men de beweging en interactie van voertuigen voorstelt met behulp van eenvoudige lichamen, is het gebruikelijk om enerzijds te veronderstellen dat ze zich zonder wrijving verplaatsen op vlak-ke oppervlakken en om anderzijds geen rekening te houden met het veereffect (cf. bumpers in § 3.6).

Page 6: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

6

2 FYSISCHE BEGRIPPEN

2.6 De wetten van de eenparig versnelde rechtlijnige beweging

Deze wetten maken deel uit van de tak van de fysica die we kinematica noemen (naar het Griekse kinematikos, beweging). De kinematica bestudeert de beweging van objecten zonder rekening te houden met de oorzaken van deze beweging (be-studeerd door de dynamica).

De wetten van de E.V.R.B. bepalen de ma-thematische relaties tussen de afgelegde afstand (s), de snelheid (v) en de versnel-ling (a) van lichamen die zich in een rechte lijn en met een constante versnelling ver-plaatsen.

Per definitie geeft de versnelling van een lichaam de manier weer waarop de snel-heid van dat lichaam verandert in de loop van de tijd. Ze is gelijk aan het verband tussen de snelheidsverandering (uitge-drukt in meter per seconde) in een gege-ven tijdsinterval en de duur van dat inter-val (in seconde).

Bijvoorbeeld: in een brochure lezen we dat een nieuwe sportwagen een snelheid van 100km/u haalt in 4,1 seconden (vanuit stilstand). Gesteld dat de versnellingsfase zich afspeelt tussen de tijdstippen t0 en t1, is de gemiddelde versnelling van de wa-gen tussen 0 en 100 km/u gelijk aan:

61 0

1 0

1 0

1000

( ) ( ) 3,6

6,8

4,1 0t t

v t v ta

t t

2

mms of

s s

Laten we de formule veralgemenen door de snelheid op twee tijdstippen te bekij-

De verwantschap van de wet van behoud van impuls met de wetten van Newton blijkt als we het voorbeeld nemen van een botsing tussen twee voorwerpen met mas-sa m1 en m2:

3

1 2

1 21 2

1 2

( ) ( )*

( ) ( )

F F

v vm m

t t

*

Aangezien ook de tijdsintervallen ( )it waarin deze krachten werden uitgeoefend identiek zijn, verkrijgen we:

4 1 1 2 2( ) * ( )m v m v *

Hieruit volgt dat de som van de impulsen van beide voertuigen vóór de botsing ge-lijk is aan de som van hun impulsen na de botsing. Aangezien '

1 1 1( )v v v , kunnen we formule (4) ook uitdrukken als volgt:

5' '

1 1 2 2 1 1 2 2* * * *m v m v m v m v

Page 7: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

7

2 FYSISCHE BEGRIPPEN

ken: een uitgangstijdstip t0 (gewoonlijk gelijk aan nul) en een willekeurig tijdstip t. Als v(t0) of v0 de snelheid voorstelt op het moment t=t0, dan krijgen we:

7 0 0 0( ) ( ) *( ) * ( )v t v t a t t v a t

De integratie van (6) tussen de tijdstippen t0 en t laat ons toe de afgelegde afstand te berekenen:

20

1( ) * * *

2s t v t a t8

Omdat de snelheid een lineaire functie is van de tijd, en omdat de afgelegde afstand hiervan de eerste afgeleide is, komt het berekenen van de afgelegde afstand over-een met het bepalen van de oppervlakte onder de curve snelheid-tijd, die in het al-gemeen trapeziumvormig is, zoals blijkt uit de formule:

9 0( ) * ( )2

v vs t

Als we formule (7) herschrijven, krijgen we:

100( )

v vt

a

Als we (10) invoegen in (9), bekomen we de formule:

11

2 20( )

2*

v vs

a

Die op haar beurt herschreven kan worden als volgt:

12

2 20

2* ( )

v va

s

De kracht F, uitgeoefend op een voorwerp met massa m, dat een versnelling a onder-gaat (bijvoorbeeld als gevolg van een bot-sing), kunnen we als volgt voorstellen:

13

2 2

2 2

0

0

1 1( * * * * ) ( )2 2

* *2* ( )

( ) ( )kin

m v m v

v v

E

F m a ms

s s

De kracht die op een voorwerp (voertuig, passagier, voorwerp in het voertuig, enz.) wordt uitgeoefend, komt dus tevens over-een met de verhouding van de verandering van kinetische energie en de afgelegde af-stand tijdens de eenparig vertraagde be-weging. Wanneer een voertuig betrokken raakt in een botsing waarbij de snelheid na impact nul bedraagt, is de kracht bijgevolg gelijk aan de verhouding tussen de oor-spronkelijke kinetische energie en de dikte van de kreukelzone van het voertuig.

Als we (10) en (11) combineren, bekomen we:

140

2

2

* ( )( )

st

v v 0

( )s

v vv

( )s

gemiddeld

Bij een botsing met een constante vertraging van het voertuig, toont formule (14) aan dat de duur van de botsing gelijk is aan de ver-houding tussen de dikte van de vervorming van de wagen en de gemiddelde snelheid tijdens de botsing.

Page 8: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

8

3 FRONTALE BOTSING

wordt, meestal in de vorm van warmte, mechanische vervorming en lawaai. Na de botsing levert de som van de kinetische energie van de voertuigen dus een kleiner resultaat op dan ervoor. Het omgekeerde van een inelastische botsing is een elas-tische botsing. Daarbij levert de som van de kinetische energie van de voertuigen zowel vóór als na de botsing hetzelfde resultaat op, omdat er geen vervorming optreedt. Uiteraard blijft ook de impuls behouden.

Laten we dus uitgaan van een inelastische botsing. Als (v1 = + x) de oorspronkelijke snelheid is van voertuig 1 en (v2 = -x) de oorspronkelijke snelheid is van voertuig 2 (zelfde grootte, maar tegengesteld teken), en als y = v1’ = v2’ = gezamenlijke snelheid van beide voertuigen na de botsing (5), krijgen we:

15 2 2

2 2

2* *( ) *( )

2* *( ) *( )

m x m x

m y m y

dus:

16' '1 2 3

xy v (m*s-1)v

Als we m2 schrappen, kunnen we uitreke-nen dat de gezamenlijke snelheid van bei-de voertuigen na botsing gelijk is aan 1/3 van de snelheid van het eerste voertuig. Bovendien is ook de verplaatsingsrich-ting dezelfde als bij het eerste voertuig. Het lijkt logisch dat in dit voorbeeld het zwaarste voertuig zijn verplaatsingsrich-ting oplegt aan het lichtste voertuig.

3.1 Invloed van de massa

Voertuigen die uit tegenovergestelde richtingen komen

Laten we uitgaan van twee voertuigen die elkaar met dezelfde snelheid, maar in te-gengestelde zin naderen en frontaal tegen elkaar botsen. De massa van voertuig 1 (m1) is dubbel zo groot als die van voer-tuig 2 (m2).

a) De wet van gelijkheid van actie en re-actie zegt dat beide voertuigen dezelfde impactkracht ondergaan.

b) Vergelijking (4) toont ons dat de snel-heidsverandering van voertuig 2 ( 2( )v ) tweemaal zo groot moet zijn als de snel-heidsverandering van voertuig 1 ( 1( )v ), zij het dan met tegenovergesteld teken. Omdat de versnelling afhangt van de snel-heidsverandering (1), zal de versnelling van het tweede voertuig dubbel zo groot zijn ten opzichte van het eerste voertuig.

c) De kracht waaraan de bestuurder van voertuig 2 blootgesteld wordt, wordt be-paald door de versnelling die hij meekrijgt van zijn voertuig. Als we veronderstellen dat beide bestuurders dezelfde massa hebben, zal deze versnelling tweemaal groter zijn dan de versnelling die voertuig 1 meegeeft aan zijn bestuurder.

De bewering dat zwaardere voertuigen hun inzittenden beter beschermen dan lichte voertuigen is dus deels waar.

Laten we aanvullend hierop veronderstel-len dat de botsing volledig inelastisch is. Dit zou betekenen dat beide voertuigen na de botsing aan elkaar “geplakt” blijven en dus dezelfde snelheid hebben. Hun to-tale impuls blijft behouden (5), terwijl een deel van hun kinetische energie afgevoerd

Page 9: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

9

3 FRONTALE BOTSING

duidelijk dat de snelheidsveranderingen van beide voertuigen sterk van elkaar ver-schillen: 9,9 m/s (10-0,1) voor de auto en –1,1 m/s voor de vrachtwagen. Als beide bestuurders dezelfde massa hebben, zal de chauffeur van de vrachtwagen een schok ondergaan die 9 keer minder krachtig is dan de schok die de autobestuurder te ver-duren krijgt.

Het logische gevolg hiervan is dat het on-zinnig zou zijn om de snelheid van een licht voertuig op te drijven in de hoop het voor zijn inzittenden even «veilig» te ma-ken als een zwaar voertuig dat trager rijdt (in de veronderstelling dat beide voertui-gen dezelfde impuls hebben, in dit geval 9000 kg*m*s-1).

Hoewel dit op het eerste gezicht vrij on-logisch lijkt (de schade aan de auto is im-mers groter), ondervindt de auto tijdens de botsing dezelfde kracht (maar met te-gengesteld teken) als de vrachtwagen (cf. derde wet van Newton). Volgens de tweede wet van Newton impliceren de ongelijke massa’s van de twee voertuigen verschil-lende versnellingen, want:

19 BOTSING

VOERTUIG

Fa

m (m*s-2)

De kracht die de verschillende inzittenden van de voertuigen ondergaan, kan bere-kend worden met dezelfde formule, maar in omgekeerde zin:

20

_1 _ 2_1 _ 2

_1 _ 2

*

*

INZITTENDE

INZITTENDE

INZITTENDE

INZITTENDEBOTSING

VOERTUIG

INZ INZINZ INZ

VOERT VOERT

F a m

mF F

m

m mF F

m m

De snelheidsverandering van het eerste voertuig vóór en na de schok bedraagt dus:

17'

1 1 2*3 3

x xv (m*s-1)v x

Voor het tweede voertuig is dit:

18'

2 2 4*3 3

x xv v x (m*s-1)

Moesten beide voertuigen dezelfde massa hebben, zou de snelheid na de schok gelijk zijn aan nul (v1’ = v2’ = 0 omdat we veron-derstellen dat het gaat om een inelastische schok). Bijgevolg zouden de snelheidsver-anderingen van beide voertuigen dezelfde grootte hebben, zij het met tegengesteld te-ken: +x voor de eerste, -x voor de tweede.

Uit deze twee voorbeelden blijkt het vol-gende: bij een botsing tegen een voertuig dat de helft lichter is dan het jouwe, ligt de amplitude van je snelheidsverandering tijdens de botsing[1], m.a.w. je vertraging en de krachten die vrijkomen gedurende de botsing, 1/3 (33%, van x naar 2* 3

x ) lager dan bij een botsing tegen een voer-tuig dat evenveel weegt. Voor het lichtere voertuig geldt het omgekeerde.

Het is belangrijk om goed te begrijpen dat de MASSA het sleutelelement is, en niet de impuls. Laten we dit met een voorbeeld illustreren: een voertuig van 900 kg met een snelheid van 10 m/s komt frontaal in botsing met een vrachtwagen van 9000 kg die zelf een snelheid heeft van 1 m/s. Beide voertuigen hebben dezelfde impuls: 9000 kg.m/s. Omdat de gezamenlijke snel-heid van beide voertuigen na een inelasti-sche botsing 0,1 m/s bedraagt (4), zien we

[1] We nemen aan dat de duur van de botsing onafhanke-lijk is van de massa van de voertuigen die tegen elkaar botsen.

Page 10: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

10

3 FRONTALE BOTSING

Een document[2] van ADILCA[3] geeft de volgende waarden voor de vertraging van het voertuig en de bijbehorende gevolgen voor de passagiers:n Tot 100 m.s-2: vertraging verdraagbaar

voor jonge passagiers in goede gezond-heid, die de veiligheidsgordel dragen.

n Vanaf 150 m.s-2: groot risico op inwendi-ge bloedingen met letsels in het gezicht en aan de ledematen.

n Vanaf 200 m.s-2: geen kans op overleven.

Voertuigen die in dezelfde richting rijden

Dezelfde wetten en formules als in de vo-rige paragraaf zijn van toepassing, maar de snelheid van het tweede voertuig heeft hetzelfde teken als de snelheid van het eerste voertuig.

Dit soort ongeval komt vrij vaak voor op autosnelwegen, waar bestuurders met hoge snelheden verrast worden door plot-se filevorming, met soms bijzonder ernsti-ge ongevallen als gevolg. Een voorbeeld van zo’n ernstig ongeval is een vrachtwa-gen die langs achter inrijdt op een file stil-staande wagens.

Voor de eenvoud gaan we uit van een botsing tussen 2 voertuigen (voertuig 1 en voertuig 2) die beide in dezelfde richting rijden met beginsnelheden v1 en v2. Als we ervan uit-gaan dat een dergelijke botsing volkomen inelastisch is, dan bedraagt de snelheid x van beide voertuigen na de botsing:

[2] Online te raadplegen op http://adilca.ifrance.com/collisio.doc [3] Association pour la Diffusion d’Informations sur les Lois physiques de l’Automobile, FRANCE.

De formules (20) tonen aan dat er voor een gegeven vertraging een recht evenredig verband bestaat tussen de massa van de passagiers en de kracht die hun lichaam tijdens deze beweging ondergaat.

Deze kracht is echter niet de enige factor die de ernst van de verwondingen na een ongeval bepaalt. Anders zouden we ervan uit moeten gaan dat de ernst van de let-sels toeneemt naargelang de massa van de passagiers toeneemt.

In werkelijkheid is het ingewikkelder dan dat. De ernst van de verwondingen lijkt meer af te hangen van de vertraging van het voertuig dan van de bijbehorende kracht die de passagier ondergaat.

Naast de vertraging, spelen ook andere factoren een essentiële rol:n Als de passagier een scherp of puntig

onderdeel van het interieur van de wa-gen raakt (bijvoorbeeld een gebroken ruit, externe onderdelen die in het inte-rieur binnendringen, enz.), kan dit ern-stige letsels veroorzaken, zelfs bij ver-tragingen met een beperkte grootte.

n Een andere bepalende factor is de lichamelijke conditie en goede gezond-heid van de persoon. Jonge kinderen en mensen op leeftijd zijn vanuit dit oogpunt meer kwetsbaar dan een jon-ge volwassene.

n De gordeldracht en de aanwezigheid van airbags op de juiste plaatsen in het voertuig spelen een cruciale rol bij de bescherming van de passagiers. Waar de veiligheidsgordel vooral de vertra-ging reduceert die het lichaam onder-vindt, verminderen de airbags het risico op verwondingen door contact met het binnenwerk van de wagen.

Page 11: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

11

3 FRONTALE BOTSING

3.2 Invloed van de elasticiteit van de schok

In werkelijkheid is een schok altijd inelas-tisch, aangezien een deel van de oorspron-kelijke kinetische energie van de voer-tuigen verloren gaat tijdens de botsing. Bepaalde krachten die vrijkomen tijdens de botsing zorgen ervoor dat de wet van behoud van kinetische energie niet meer van toepassing is.

Laten we voortborduren op het voorbeeld van § 3.1 waarbij twee voertuigen met massa’s m1 en m2 (met m1 = 2*m2) met even grote, tegengestelde snelheden frontaal op elkaar inrijden. Omdat de kreukelzones van auto’s de jongste decennia aanzienlijk geëvolueerd zijn, is het interessant om een vergelijking te maken tussen de krachten die in het spel zijn bij twee soorten botsingen:

Volkomen elastische schok

Bij een volkomen elastische schok blijven de totale impuls EN de kinetische energie behouden. Een botsing tussen twee biljart-ballen is hiervan een typisch voorbeeld. Met hun stijve structuur vertonen oude voertuigen die tegen elkaar botsen veel gelijkenissen met dit soort botsingen. De respectievelijke formules van de wet van behoud van impuls en van de wet van be-houd van kinetische energie geven ons:

Impuls:

222 22* *( ) *( )m x m x

' '2 1 2 22* *( ) *( )m v m v

Kinetische energie:

23

2 22 22* *( ) *( )m x m x

' 2 ' 22 1 2 22* *( ) *( )m v m v

21 2

1 **

1

a bx v

a

waarbij a de verhouding voorstelt tussen de massa’s (m1/m2) en b de verhouding (≥1, anders is er geen botsing) voorstelt tussen de beginsnelheden (v1/v2).

Concreet voorbeeld: als de voertuigen de-zelfde massa hebben (a=1) en voertuig 1 met een snelheid van 100 km/u botst te-gen voertuig 2, dat 50 km/u (b=2) rijdt, dan is de uiteindelijke snelheid van beide voertuigen 75 km/u. Als de massa van het eerste voertuig 20 keer groter is dan de massa van het tweede voertuig (dit is het geval bij een vrachtwagen) en als de snel-heden dezelfde zijn als in het vorige voor-beeld, zal de uiteindelijke snelheid van beide voertuigen 98 km/u bedragen.

In het tweede geval drukt een bruuske versnelling de passagiers van voertuig 2 tegen de rugleuning van hun zetel. Bij een dergelijke klap is de aanwezigheid van op de juiste hoogte afgestelde hoofdsteunen voor- en achterin essentieel voor de veilig-heid van de passagiers. De hoofdsteun on-dersteunt het hoofd en vermijdt overstrek-king van de nek. Dergelijke verwondingen zijn zelden dodelijk, maar de gevolgen op lange termijn zijn er niet minder om: hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen, nekpijn, enz.

Page 12: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

12

3 FRONTALE BOTSING

bedraagt wel degelijk de helft van die van voertuig 2, maar dan in tegengestelde zin

4* 2*( ) 2*( )

3 3 3

x x xx

Het is interessant om op te merken dat in dit geval de som van de kinetische energie van de voertuigen na de schok 9 keer klei-ner is dan de som van de oorspronkelijke kinetische energie. Dit geeft ons:

26

2 22 2

1 1*(2* )*( ) * *( )

2 3 2 3

x xm m

2 22 2

1 1 1* *(2* )*( ) * *( )

9 2 2m x m x

8/9 of 89% van de oorspronkelijke kineti-sche energie is bij de botsing verloren ge-gaan in de vorm van warmte, vervorming van het koetswerk, geluidsenergie, enz. Bespreking

We zagen reeds dat de kracht die inwerkt op het voertuig recht evenredig is met de versnelling die het meekrijgt (tweede wet van Newton). De versnelling is een afge-leide van de snelheid (1), die kan worden uitgedrukt als de verhouding tussen de snelheidsverandering v gedurende de botsing en de duur van de botsing t. In de veronderstelling dat bij de hierbo-ven beschreven elastische en inelastische schokken de duur van de botsing t exact even groot is, kunnen wij afleiden dat de kracht die het voertuig tijdens de botsing ondergaat, recht evenredig is met het pro-duct van de massa van het voertuig en van de snelheidsverandering gedurende de botsing.

Als we dit systeem van twee vergelijkin-gen met twee onbekenden en parameter (x) verder uitwerken, krijgen we de vol-gende oplossingen:

24 Oplossing nr. 1: v1’ = x v2’ = -x

25 Oplossing nr. 2: v1’ = -x/3 v2’ = 5*x/3

Oplossing nr. 1 is de situatie vóór de bot-sing, oplossing nr. 2 stelt de situatie voor na de botsing. Na de schok vertrekt het eer-ste voertuig dus opnieuw in tegengestelde zin, met een snelheid die 1/3 bedraagt van de oorspronkelijke snelheid. De snelheids-verandering van voertuig 1 bedraagt dus:

4*( )

3 3

x xx

Ook voertuig 2 vertrekt opnieuw in tegen-gestelde zin, maar met een snelheid van +5x/3. De snelheidsverandering bedraagt dus:

5* 8* 4*( ) 2*( )

3 3 3

x x xx

Volkomen inelastische schok

Bij een volkomen inelastische schok blijft de impuls behouden, maar wordt een deel van de kinetische energie omgevormd, zoals hiervoor werd uitgelegd. Botsingen tussen moderne voertuigen hebben meer gelijkenissen met dit soort botsing.

In ons voorbeeld hebben beide voertuigen na de schok zowel qua waarde als teken dezelfde snelheid, meer bepaald 1/3 van de oorspronkelijke snelheid van voertuig 1 (16). De snelheidsverandering van voer-tuig 1

2*( )3 3

x xx

Page 13: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

13

3 FRONTALE BOTSING

3.3 Invloed van de kreukelzones van het voertuig

Laten we uitgaan van een frontale botsing tussen een voertuig (constante oorspron-kelijke snelheid = +x) en een vaste, onver-vormbare muur. Net na de botsing zal de snelheid van het voertuig 0 km/u zijn bij een inelastische schok (wat in werkelijk-heid bijna altijd het geval is). De impact-kracht bedraagt dus:

30( )

*( )impact voertuig

vF m

t

De massa van het voertuig en de snel-heidsverandering zijn gekend. Terwijl de motorkap vooraan vervormt, vertraagt het voertuig (we veronderstellen dat dit ge-beurt op éénparige wijze), want de muur oefent een tegengestelde kracht uit.

Als we terugkomen op de formules (12) en (14), met v=0 en v0=+x, krijgen we:

31

2

2* ( )x

as

322* ( )

( )s

tx

In (31) merken we duidelijk dat hoe groter s is (dikte waarover de voorkant van het voertuig vervormt), hoe lager de versnel-ling is en dus de kracht die het voertuig en de inzittenden te verduren krijgen. Dit im-pliceert een grotere impacttijd t, wat be-vestigd wordt door formule (32).

27( )

* *( )

vF m a m

t

De hierboven vermelde waarden van de snelheidsverandering tijdens de schok to-nen aan dat (formules 28 en 29) in het bij-zondere geval van een onvervormbaar voertuig (volkomen elastische schok) de ondergane versnelling dubbel zo groot zal zijn als voor een voertuig met dezelfde massa met kreukelzones die hun werk doen zoals het hoort (volkomen inelasti-sche schok). Dit geldt voor beide voertui-gen, hoewel het ene de helft lichter is dan het andere.

Algemeen gezien kunnen we besluiten dat de versnelling die het voertuig ondergaat hoger zal zijn naarmate het vervormings-vermogen lager ligt, zodat het voertuig slechts in beperkte mate de kinetische energie van de botsing kan absorberen.

281

2

2*( )

34*

( )3

Inelastischx

v

xv

291

2

4*( )

38*

( )3

Elastischx

v

xv

Page 14: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

14

3 FRONTALE BOTSING

Besluit: hoe langer de impacttijd, hoe lager de vertraging waaraan het voertuig en zijn inzittenden blootgesteld worden. Vandaar dat het zo belangrijk is om voertuigen van kreukelzones te voorzien.

3.4 Invloed van de veiligheidsgordel

In de vorige hoofdstukken hadden we het vooral over de vertraging die inwerkt op het voertuig, terwijl de verkeersveiligheid voornamelijk betrekking heeft op de vei-ligheid van personen. We kunnen ons dus afvragen wat er gebeurt met de passagiers van de voertuigen in de reeds uitgewerkte voorbeelden. We zullen merken dat de ver-traging die de inzittenden ondergaan be-duidend kan verschillen van de vertraging van het voertuig zelf.

Laten we twee uitersten nemen: n De passagier is stevig vastgemaakt, als

het ware «vastgeketend» aan zijn voer-tuig: hij of zij ondergaat dan dezelfde vertraging als het voertuig. De krachten die de passagiers ondervinden, kunnen dan makkelijk afgeleid worden uit de tweede wet van Newton door de versnel-ling (negatief = vertraging) die doorgege-ven wordt door het voertuig te vermenig-vuldigen met de massa van de passagier (en niet meer van het voertuig).

n De passagier is volledig los van het voertuig (gordel niet vastgeklikt): zijn beweging is onafhankelijk van die van het voertuig. Wanneer het voertuig bij het begin van de botsing begint te ver-tragen, gaat de passagier verder recht-door (eerste wet van Newton) met een snelheid gelijk aan de oorspronkelijke (constante) snelheid van het voertuig (+x). Omdat de snelheid van het voer-tuig ondertussen afgenomen is, haalt de passagier als het ware het voertuig in,

zodat hij tegen de binnenstructuur van het voertuig botst (stuur, voorruit, air-bag, dashboard, enz) of – erger nog – uit het voertuig geslingerd wordt.

Met het dragen van de veiligheidsgordel zitten we tussen deze mogelijkheden in. Het is om praktische redenen onmogelijk en vanuit veiligheidsoogpunt overigens oninteressant om de passagier zó stevig vast te klikken dat hij als het ware «vast-geketend» is aan zijn voertuig. Onmoge-lijk, omdat de bewegingsvrijheid zo goed als nul is, zodat sturen onmogelijk wordt. Oninteressant, want het is mogelijk om het menselijke lichaam op intelligente (progressieve) wijze tegen te houden, zo-dat het kleinere vertragingen ondergaat dan het voertuig zelf.

Laten we dit illustreren met een voorbeeld. Een voertuig verplaatst zich met een be-ginsnelheid van 10 m/s. Plots rijdt het te-gen een muur. Er zijn twee mogelijkheden: de bestuurder (m=70 kg) draagt zijn veilig-heidsgordel of draagt deze niet. We gaan uit van de volgende veronderstellingen:

n Het contactoppervlak tussen de veilig-heidsgordel en het lichaam van de be-stuurder = 0,1 m2.

n Massa van het hoofd van de passagier = 5 kg.

n Duur van de vertraging met veiligheids-gordel = 0,2 s en zonder veiligheidsgor-del = 0,002 s.

MET VEILIGHEIDSGORDEL: we gaan ervan uit dat de vertragingstijd van de bestuur-der 0,2 s bedraagt. De kracht die deze be-stuurder ondergaat, bedraagt (tweede wet van Newton):

Page 15: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

15

33

( )

(10 0)

* *

70* 3500

( )

0, 2

vF m a m

N

t

Deze kracht verspreidt zich over het vol-ledige contactoppervlak tussen de veilig-heidsgordel en de persoon (0,1 m2). De druk ter hoogte van het contactoppervlak met de veiligheidsgordel bedraagt dus:

34

2

2

( ) 3500( )

35000 0,35 0,36

( ) 0,1

F N

kg

P Pa

Pa bar

S m

cm

De vertraging met veiligheidsgordel be-draagt 50 m/s2 (dit is ongeveer 5 g).

ZONDER VEILIGHEIDSGORDEL: de vertra-gingsfase is veel korter: 0,002 seconde. Het hoofd komt eerst in aanraking met de voor-ruit. Het ondergaat dus een kracht van:

35( )

(10 0)

* *

5* 25000

( )

0,002

vF m a m

N

t

Het hoofd ondergaat 7 keer de kracht die op het lichaam wordt uitgeoefend als men de gordel wél draagt, terwijl het een massa heeft die 14 keer kleiner is! Met 0,0006 m2 is het contactoppervlak tussen het hoofd en de voorruit bovendien veel kleiner dan in het vorige geval. De lokale druk op de schedel bedraagt dus 25000 / 0,0006 = 4,2*107 Pa = 420 bar of 428 kg/cm2, dit is 1200 keer zoveel als de kracht op de romp wanneer men de gordel draagt. Het hoofd ondergaat ditmaal een vertraging van 5000 m/s2 (dit komt overeen met ong. 500 g), dit is 100 keer zoveel als bij een persoon die wél vastgeklikt is.

3.5 Voorbeelden van technologische innovaties inzake bevestigingssystemen

Gordelspanners

Gordelspanners zijn bedoeld om de span-ning van de veiligheidsgordel vliegensvlug te verhogen wanneer een botsing gaat plaatsvinden (cf. sensoren van een airbag). Op die manier houdt de gordel het lichaam onmiddellijk tegen zodra een botsing op-treedt, zodat de gordel langer actief is. Dit impliceert dat de krachten beter gespreid worden in de tijd, zodat de vertraging en de krachten waaraan de passagier wordt blootgesteld, afnemen. Doordat de gordel vroeger in werking treedt, daalt het risico dat de passagier tegen de binnenstructuur van het voertuig (bijvoorbeeld het dash-board) belandt wanneer de gordel zijn maximale verlenging bereikt.

Maar wat gebeurt er als de passagier wel vastgeklikt is, maar de gordel niet strak rond zijn lichaam zit en het voertuig geen gordelspanners heeft? Als het voertuig zich met snelheid v voortbeweegt en bruusk vertraagt, blijft de passagier rechtdoor gaan met constante snelheid v (wet van de traagheid), totdat zijn lichaam tegen de gordel belandt (vooraleer dit gebeurt, moet eerst de speling overbrugd worden). Pas dan houdt de gordel het lichaam van de passagier tegen zoals het hoort.

Laten we dit met een voorbeeld illustreren.

Een voertuig rijdt 15 m/s (54 km/u). Plots rijdt het tegen een onvervormbare muur. De voorzijde van het voertuig vervormt over een afstand van 81 cm. Uit (31) volgt dat het voertuig een versnelling krijgt van -139 m/s2. Formule (14) bevestigt overi-gens dat de botsing in totaal 108 ms duurt.

3 FRONTALE BOTSING

Page 16: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

16

3 FRONTALE BOTSING

Als zich tussen het lichaam van de passa-gier en de gordel 10 cm speling bevindt, zet de passagier zijn beweging voort met een snelheid van 15 m/s. De 10 cm (spe-ling) voordat hij door de gordel wordt te-gengehouden, legt hij af in (0,1/15) = 7 milliseconden. Dit is verloren tijd op het vlak van passieve veiligheid, want het lichaam wordt niet afgeremd en komt dichter bij potentieel gevaarlijke obstakels binnenin het voertuig. De gordelspanner moet deze verloren tijd tot een minimum beperken.

De speling wordt vaak door de bestuurder zelf gecreëerd. Dikke kledingsstukken (bij-voorbeeld winterjassen) zorgen voor een aanzienlijke afstand tussen het lichaam en de gordel. Bovendien beperken ze de bewe-gingsvrijheid van de bestuurder. Het is dus altijd beter om vesten en jassen uit te trek-ken alvorens in de wagen plaats te nemen.

Airbags

Wanneer de veiligheidsgordel volledig ac-tief is, dus wanneer hij in contact getreden is met het lichaam van de passagier, houdt hij het lichaam geleidelijk aan tegen. Maar de veiligheidsgordel kan natuurlijk niet on-beperkt afgerold worden en zal uiteindelijk blokkeren, waardoor er een schok optreedt. Airbags kunnen soms soelaas brengen voor dit probleem. De airbag bevindt zich namelijk tussen de bestuurder en het stuur en stuit de voorwaartse beweging van het lichaam, waardoor de schok bij het blokke-ren van de veiligheidsgordel minder sterk is of zelfs totaal uitgeschakeld wordt. Net als de gordelspanners, maakt ook de air-bag gebruik van een activeringssysteem met «explosieve lading», zodat de duur van het uitklappen minimaal is.

De nieuwste generatie airbags passen de uitklapsnelheid aan aan de impactkracht (d.w.z. aan de vertraging). Zo zou een

krachtigere schok ertoe leiden dat er in de airbag tegelijk twee luchtkussens worden opgeblazen. Bij een schok met een lagere snelheid daarentegen, zal het opblazen trager verlopen.

Kort samengevat is de veiligheidsgordel (en zijn toebehoren) bedoeld om:

n Te voorkomen dat men uit het voertuig wordt geslingerd.

n Te voorkomen dat het lichaam tegen de binnenstructuur van het voertuig (voor-ruit, dashboard, stuur, enz.) botst.

n Het vertragingsproces van het lichaam zo lang mogelijk te laten duren, zodat de vertraging (en dus de ondervonden krach-ten) afneemt. (De kreukelzones van voer-tuigen vervullen een gelijkaardige rol.)

n Deze kracht over een maximale opper-vlakte te spreiden om zo de druk op het lichaam te minimaliseren.

n De speling aan het begin van de impact te beperken d.m.v. de gordelspanners.

n De uitgeoefende kracht te beperken en dus te spreiden, om zo de kwetsbaarste lichaamsdelen (borstkas) te ontlasten.

Airbags verzachten de effecten van het blokkeren van de veiligheidsgordel en vormen dus een ideale aanvulling bij de gordel. Voor passagiers die ondanks het feit dat ze de gordel dragen toch tegen de binnenkant van de wagen belanden, is er de airbag. Deze heeft een groot con-tactoppervlak en is vervaardigd uit soepel materiaal. Hij is dus (mits hij zorgvuldig geplaatst is en de juiste afmetingen heeft) ideaal om de schok te breken.

Page 17: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

17

3.6 Bumpers

Voorheen waren bumpers logge metalen, vaak verchroomde onderdelen, bedoeld als “finishing touch” bij het design van het voertuig en als bescherming voor het koetswerk. Hun stijve structuur weerspie-gelde de robuustheid van het voertuig in het algemeen, met alle nadelen van dien voor de veiligheid van de passagiers. Moderne bumpers bestaan uit een stijf plastic materiaal, versterkt met een stang uit metaal of een ander hard materiaal. De meeste moderne bumpers blijven intact als ze met een snelheid van 4 tot 8 km/u tegen een muur botsen. Dit betekent dat ze zo elastisch zijn dat ze na de schok te-rug hun oorspronkelijke vorm aannemen. De bumper fungeert hierbij als een veer met stijfheid k die de kinetische energie van het voertuig opslaat in de vorm van potentiële elastische energie, die terug omgezet wordt in kinetische energie als de bumper weer zijn oorspronkelijke vorm aanneemt.

Dit eenvoudige model van een bumper illustreert de onderlinge verwisselbaarheid van twee vormen van mechanische ener-gie (ander voorbeeld: de slingerbeweging in § 5.1) : kinetische energie en potentiële elastische energie. Hierbij blijft de totale hoeveelheid energie behouden, zoals uit-gelegd in § 2.4.

Bijvoorbeeld: bij een botsing met een snel-heid van 2 m/s (= 7,2 km/u) tegen een onvervormbare muur, wordt de bumper van een voertuig van 1500 kg op elasti-sche wijze samengedrukt over een dikte van 1,5 cm. We kunnen de stijfheid van de bumper berekenen door de vergelijking te maken met een veer, waarbij de kinetische energie gelijk is aan de potentiële elasti-sche energie:

362 21 1

* * * *2 2kin potE m v E k x

dus

2 27

2 2 2

* 1500*(2)2,6*10

(1,5*10 )m v N

kx m

Voertuigfabrikanten streven ernaar dat bumpers zoveel mogelijk potentiële ener-gie op elastische wijze (dus zonder scha-de) kunnen opslaan, om hun klanten dure herstellingen te besparen. Zoals blijkt uit formule (36), kunnen ze hiervoor de stijf-heidscoëfficiënt (k) en/of de compressie-dikte (x) zo groot mogelijk maken. Omdat deze laatste factor in het kwadraat staat, is zijn invloed extra groot. Maar de com-pressiedikte is begrensd, want het estheti-sche aspect speelt natuurlijk ook mee, naast beperkingen inzake afmetingen en budget.

3 FRONTALE BOTSING

Page 18: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

18

3 FRONTALE BOTSING

3.7 De helmdracht

De helm is bedoeld om de vertraging die de schedel ondergaat te verminderen door de impact langer te laten duren en m.a.w. de ondergane schok te breken. Daarom worden helmen hoofdzakelijk uit twee ma-terialen gemaakt: een stijve, uiterst duur-zame buitenschelp (in ABS=Acrylonitril Butadieen Styreen, glasvezel, enz.) en bin-nenin een soort schokbrekende mousse (meestal polystyreen).

Metingen van triaxiale versnellingen

2 2 2X Y Za a a a

in het laboratorium voor de homologatie van motorhelmen van het BIVV, waarbij een dummyhoofd met een snelheid van 7,5 m/s (27 km/u) tegen een metalen aam-beeld belandt, tonen aan dat het hoofd, zelfs al is het beschermd door een helm, een triaxiale versnelling ondergaat van ongeveer 200 à 250 g (limiet voor homo-logatie: 275 g). De versnelling bij een im-pact met dezelfde snelheid, maar zonder helm, is onbekend, maar ligt waarschijn-lijk boven de 1000 g (deze grootte wordt niet gemeten, want de meetapparatuur is hiertegen niet bestand). Deze cijfers tonen het nut van de helm aan, maar vergeleken met de cijfers in § 3.4, merken we dat het risico op hersenletsels voor motorrijders toch beduidend hoger ligt dan voor auto-mobilisten.

Page 19: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

19

De meeste fenomenen die we beschreven in het gedeelte over frontale botsingen zijn ook van toepassing op andere soorten aanrijdingen: zijwaartse aanrijding, schui-ne aanrijding, enz. De meeste ongevallen met doden en zwaargewonden zijn frontale botsingen, gevolgd door zijwaartse aanrijdingen (één vierde van het totaal). Zijwaartse aanrij-dingen komen dan wel minder voor, maar als de snelheid even groot is als bij een frontale botsing, zijn ze net zo goed een gevaar voor de passagiers. Het koetswerk opzij is immers relatief dun, en opzij is er minder energieabsorberend materiaal dan aan de voorzijde van het voertuig. Geluk-kig komen aanrijdingen opzij iets minder voor en ligt de snelheid doorgaans lager dan bij frontale aanrijdingen.

ANDERE AANRIJDINGEN4

Page 20: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

20

ENKELE VERKEERSVEILIGHEIDSSLOGANS ONDER DE LOEP

De slingerbeweging (zonder wrijving) wordt vaak gebruikt om deze onderlinge verwisselbaarheid te illustreren: aan de uiteinden van de bewegingsbaan is de snelheid (dus de kinetische energie) nul en bestaat alle energie uit potentiële energie. Op het laagste punt van de bewegings-baan ligt de snelheid het hoogst en is de potentiële energie minimaal.

Maar hoe kom je tot de uitspraak dat een schok met een snelheid van 100 km/u overeenkomt met een val van 12 verdie-pingen? We laten (zonder rekening te hou-den met de luchtwrijving) een lichaam met massa m een vrije val maken van een onbekende hoogte X, zodanig dat het met een snelheid van 100 km/u tegen de grond belandt (op het moment dat het de grond raakt, is alle potentiële energie omgezet in kinetische energie). We kunnen deze on-bekende berekenen met de formules voor deze twee vormen van energie:

Verkeersveiligheidscampagnes maken vaak gebruik van tot de verbeelding sprekende slogans. Hieronder geven we een korte fy-sische verklaring van twee van de meest gehoorde slogans.

5.1 Zonder veiligheidsgordel komt een botsing met 100 km/u overeen met een val van de 12de verdieping

Toelichting bij deze vergelijking

Deze bewering steunt op de onderlinge verwisselbaarheid van verschillende vor-men van mechanische energie, in dit geval potentiële zwaartekrachtenergie en kineti-sche energie.

5

120 km/u

90 km/u

70 km/u

50 km/u

30 km/u

19de verdieping ( 57 m )

11de verdieping ( 32 m )

6de verdieping ( 19 m )

3de verdieping ( 10 m )

1st verdieping ( 3,5 m )

Page 21: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

21

38

2

2 20

1003,6

128602* 2*0,03

v va

s

of ≈ 1300 g

m.s-2

We kunnen dezelfde formule toepassen op een voertuig dat met 100 km/u tegen een onvervormbare muur belandt, maar de kreukelzone van het voertuig is bij 100 km/u maar liefst 50 keer groter (> 150 cm), zodat de vertraging maar liefst 50 keer kleiner is, hetzij 257 m.s-2.

We hebben hierboven berekend dat wan-neer men de veiligheidsgordel niet draagt, het hoofd dat tegen de voorruit botst een veel grotere vertraging ondergaat dan het voertuig. Stel dat de duur van de vertra-ging van het hoofd 2 ms bedraagt. De overeenkomstige vertraging van het hoofd is dan gelijk aan:

m.s-2

1000

( ) 3,6 13888( ) 0,002vt

De vertraging die het lichaam ondergaat tijdens de impact na de val kan dus, gezien zijn zeer hoge waarde, als equivalent beschouwd worden aan de vertraging die het hoofd van de passagier ondergaat bij een frontale botsing met de wagen.

37 21* * * *

2m v m g X

De massa’s kunnen we schrappen en we vinden X = 39,3 meter. Het verband tussen de hoogte van de val en het aantal verdie-pingen hangt vervolgens af van de gemid-delde hoogte van de betreffende verdie-pingen. In de formule werd uitgegaan van een gemiddelde hoogte van 3,3 m per ver-dieping.

Wat is het waarheidsgehalte van deze formule?

Is de maximale vertraging van het lichaam dezelfde voor iemand die met 100 km/u tegen de grond te pletter valt als voor een persoon wiens voertuig met dezelfde snel-heid frontaal tegen een onvervormbare muur botst?

Tijdens de val ondergaat het lichaam de zwaartekrachtversnelling (9,81 m.s-2). Op het ogenblik van de schok (te vergelij-ken met een inelastische botsing) heeft het lichaam een snelheid van 100 km/u. Het lichaam vervormt in heel minieme mate, vandaar dat de impacttijd bijna, maar niet volledig gelijk is aan nul. De vertraging die eruit voortkomt is dus heel groot en bijge-volg abrupt.

Laten we proberen om deze vertraging in te schatten, uitgaande van de veronder-stelling dat het lichaam een deel van de energie van de schok absorbeert door een vervorming van 3 cm. We gaan ervan uit dat het volledige lichaam tijdens het ab-sorberen van deze energie een constante vertraging ondergaat.

De gemiddelde vertraging van het lichaam gedurende de impact is gelijk aan:

5 ENKELE VERKEERSVEILIGHEIDSSLOGANS ONDER DE LOEP

Page 22: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

22

5 ENKELE VERKEERSVEILIGHEIDSSLOGANS ONDER DE LOEP

oorzaakt doordat men in het Nederlands vaak de begrippen gewicht (= kracht in de fysica) en massa door elkaar haalt. De kracht die berekend wordt met de formule hierboven kan aan de hand van de formule m = F / 9,81 omgezet worden in een equi-valente massa.

Om in de formule hierboven de kracht te berekenen die inwerkt op de passagier, moeten we achterhalen hoe groot de on-dergane versnelling is (38). Deze is gelijk aan de verhouding tussen de oorspronke-lijke snelheid en de duur van de botsing. Een typische botsing duurt een honderd-tal milliseconden. De duur van de botsing hangt af van de afstand die het voertuig aflegt tijdens de botsing, m.a.w. van de kreukelzone van het voertuig.

Laten we ervan uitgaan dat de dikte van de vervorming van het voertuig een line-aire functie is van de oorspronkelijke snel-heid vóór de botsing:

40 0( ) ( / )s cm v km u1,5*

Met een snelheid van 50 km/u kunnen we aannemen dat we een vervorming krijgen met een dikte van 75 cm. Als deze dikte Δs en de oorspronkelijke snelheid v0 be-kend zijn (en v = 0), kunnen we met for-mule (14) de impacttijd berekenen.

410

2* 2*0, ( )

0,108( ) 108( )

50 ( )3,6

s mt

s ms

mvs

75

5.2 Bij een botsing ben je 15 keer zwaarder

Met andere woorden: “Als je met een snel-heid van 50 km/u tegen een muur belandt, is er een kracht van meer dan één ton no-dig om een passagier van 75 kg tegen te houden”.

Deze slogans zijn een toepassing van de tweede wet van Newton en van de ver-gelijkingen van de éénparig vertraagde rechtlijnige beweging. Laten we de inhoud van deze slogan analyseren en uitdrukken in fysische symbolen.

De formule veronderstelt dat de botsing inelastisch is, omdat er een voertuig bij betrokken is en omdat een voertuig kreu-kelzones heeft. Bovendien vindt de bot-sing plaats tegen een muur waarvan we veronderstellen dat hij oneindig zwaar en stijf is, zodat de snelheid na de schok 0 km/u bedraagt.

Om de passagier tijdens de botsing op zijn plaats te houden, is er een kracht nodig gelijk aan het product van de massa van de passagier en de ondergane versnelling volgens de tweede wet van Newton:

39 *Inzittende Inzittende InzittendeF m a

De tweede slogan spreekt over een kracht van “meer dan één ton”. De vaagheid van dit gegeven is waarschijnlijk te wijten aan de vereenvoudiging die eigen is aan dit model en de onzekerheid betreffende de duur van de botsing en de afmetingen van de kreukelzones van het voertuig.

Bovendien is ton een eenheid van massa en niet van kracht. Deze fout wordt ver-

Page 23: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

23

5 ENKELE VERKEERSVEILIGHEIDSSLOGANS ONDER DE LOEP

Dit geeft ons een versnelling van:

420

2129 of 13 g( )Inzittende

v ma

t s

Een passagier van 75 kg krijgt tijdens de botsing een kracht te verwerken van 9645 N, wat overeenkomt met een massa van 983 kg (ongeveer 1 ton), of 13 keer de werkelijke massa van de passagier.

43 * 75*129

9645 983 13*

9,81

9,81 9,81

9,81

Inzittende

Inzittende Inzittende

Inzittende

EQUIVALENT

F

m a

m

m

Als we dezelfde berekening maken voor een baby van 12 kg (gemiddeld gewicht op de leeftijd van 2 jaar) en met een snel-heid van 25 km/u, levert dat een equiva-lente massa van 80 kg op. Passagiers die in het voertuig hun baby op de schoot ne-men, zijn ervan overtuigd dat ze het kind bij een botsing zullen kunnen tegenhou-den. Bovenstaande berekening bewijst hun ongelijk, zelfs als de snelheid laag ligt: de gemiddelde persoon is niet in staat tot een krachtinspanning waarmee hij een voorwerp van 80 kg omhoog krijgt.

Opmerking: als we hypothese (40) aan-vaarden die een eenvoudig verband legt tussen de dikte van de kreukelzone en de oorspronkelijke snelheid, dan hangt het verband tussen de equivalente massa van de passagier en zijn werkelijke massa tij-dens de botsing niet meer af van de reële massa, maar van de oorspronkelijke snel-heid: dit verband bedraagt 10 bij 40 km/u, 20 bij 75 km/u, enz.

Page 24: Basiswetten van de fysica toegepast op verkeersveiligheid [PDF, 24 ...

Redactie Jean-Manuel Page, BIVV

Coördinatie Marie-Noëlle Collart, BIVV

Adaptatie naar het Nederlands: Koen Bastaerts & Sarah Martens, BIVV

Grafische vormgeving Marmelade

Disponible en français

Verantwoordelijke uitgever P. Derweduwen

U kan deze publicaties bestellen op de website www.bivv.be

Alles wat je moet weten om te brommen zonder brokken!

Deze brochure voor bromfietsers behandelt het gezamenlijke gebruik van de rijbaan en de methodes om de gevaren op de weg te omzei-len. Er is ook een hoofdstuk over de uitrusting waarin verduidelijkt wordt hoe men bij ongevallen de schade zoveel mogelijk beperkt. Het laatste deel geeft toelichting bij de wettelijke aspecten.

GRATIS BROCHURE

Het woord aan de passagiers!Deze brochure helpt jonge inzittenden (vanaf 15 jaar) assertief te communiceren met de bestuurder en de juiste vragen te stellen tij-dens een autorit. Achteraan kunnen de lezers testen of ze een sym-pathieke passagier zijn.

GRATIS BROCHURE

Wel jong, niet gek!Deze brochure omvat alle aspecten van de problematiek van de weekendongevallen (risico’s van rijden onder invloed, de invloed van drugs en geneesmiddelen op het rijgedrag) en geeft uitleg over de rijopleiding en rijvaardigheidscursussen, de zinloosheid van snelheid en het belang van de veiligheidsgordel. Voor jonge (toekomstige) be-stuurders vanaf 16 jaar.

GRATIS BROCHURE

Je brommer, je leven!Deze DVD bestaat uit 3 modules: voor je vertrekt (algemene informa-tie), praktische rijtips en een kennistest van 10 meerkeuzevragen over de belangrijkste verkeersregels voor bromfietsers. In samenwerking met de Vlaamse Stichting Verkeerskunde. Aangepast aan de nieuwe wetgeving. Duur: 45 min.

BETALENDE DVD

BIVV-publicaties over verkeers- en mobiliteitseducatie aan adolescenten

Je brommer,je leven !J

e b

ro

mm

er

, je le

ve

n !

Voor je vertrekt

Veel jongeren dromen van een bromfiets. Ermee

rijden is fijn maar niet altijd vanzelfsprekend.

Deze dvd bestaat uit drie modules.

Rijtips

Test je kennis