Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

38
Basisgegevens Geluid en Omgevingswet VERSPOOR ADVIES KENNIS VAN EEN DUURZAME LEEFOMGEVING

Transcript of Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

Page 1: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

KENNIS VAN EEN DUURZAME LEEFOMGEVING

Page 2: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

2

Inhoudsopgave 1. Inleiding pag. 3 2. Beschrijving van het huidige informatiehuis Geluid pag. 5 3. Programma van eisen voor een nieuw informatiehuis geluid pag. 11 4. Contouren van een nieuw informatiehuis Geluid pag. 14 5. Samenvatting, aanbevelingen en vervolgacties pag. 18 Bijlagen:

factsheet huidig informatiehuis geluid pag. 20

verslag Workshop Geluiddata op 13 maart 2014 pag. 28

Dit rapport is gemaakt door Verspoor Advies in opdracht van de directies Eenvoudig Beter en Klimaat, Lucht en Geluid van het Ministerie van I&M Auteur: drs. J.A. Verspoor Het project is vanuit I&M begeleid door C. Moons, H. Herremans, R. Guijt en M. van Langen. Bodegraven, september 2014

Page 3: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

3

1. Inleiding Een van de acties in het kader van de Omgevingswet is het verbeteren van de ontsluiting en het beheer van basisgegevens over de leefomgeving. Vanuit de Omgevingswet gelden daarbij als uitgangspunten dat het leidt tot echte verbeteringen voor de gebruikers en dat het gaat om de volle breedte van de Omgevingswet. Om structuur te geven aan die actie wordt de metafoor van de Laan van de leefomgeving gebruikt, waarlangs de verschillende informatiehuizen staan. Binnen dit concept wordt onderscheid gemaakt tussen de eigen organisatie en verantwoordelijkheid binnen de informatiehuizen (geluid, natuur, water, etc.) en de gezamenlijke organisatie van de laan waarlangs de huizen gelegen zijn. Het RIVM heeft een verkenning uitgevoerd, waarin basisgegevens over verschillende thema’s zijn doorgelicht op beschikbaarheid, bruikbaarheid en bestendigheid1 en waarin een aantal verbetervoorstellen is ontwikkeld. Conclusie is dat sommige informatiehuizen, zoals bijvoorbeeld lucht, beter op orde zijn dan andere, zoals geluid, waar grotere aanpassingen nodig zijn om ze aan te sluiten op de Laan van de leefomgeving. Deze conclusie leidde er toe om bij geluid met voorrang een verdiepingsslag te maken, die als doel heeft om recente beleidsontwikkelingen op het terrein van geluid en de stroomlijning van basisgegevens in het kader van de Omgevingswet met elkaar te verbinden en voorstellen te doen voor een samenhangende aanpak. Verspoor Advies is gevraagd die verdiepingsslag uit te voeren. Deze rapportage doet daar

verslag van.

De verdiepingsslag is als volgt uitgevoerd. Eerst is mede op basis van een reeks interviews

met sleutelfiguren een beschrijving gemaakt van het informatiehuis geluid, zoals dat op dit

moment functioneert. Daarbij is een aantal knelpunten onderkend. In hoofdstuk 2 is dit

beschreven. De tekst van dit hoofdstuk is een samenvatting van een uitgebreide factsheet

van het informatiehuis geluid, die als bijlage bij het rapport is gevoegd. Vervolgens is

ingezoomd op de lopende beleidstrajecten, zoals de Omgevingswet, SWUNG 2, de eerste

ronde monitoring van de geluidproductieplafonds (gpp’s) bij rijksinfrastructuur en

ontwikkelingen rond de EU-richtlijn Omgevingsgeluid, waaronder de introductie van een

nieuwe Europese rekenmethode voor geluidkartering (CNOSSOS). Uit deze trajecten vallen

eisen af te leiden, waaraan een informatiehuis geluid in de toekomst moet voldoen. Dit vindt

zijn weerslag in hoofdstuk 3. Op basis van die eisen zijn in hoofdstuk 4 de contouren van een

nieuw informatiehuis geluid geschetst in de vorm van een aantal concrete verbeteropties,

die mede beogen de knelpunten in de huidige werkwijze op te lossen. Daarbij blijkt dat die

opties niet alleen betrekking hebben op het informatiehuis geluid, maar dat er duidelijke

samenhang bestaat met andere informatiehuizen en met name met die voor lucht en

omgevingsveiligheid. In hoofdstuk 5 is het rapport samengevat en worden aanbevelingen en

voorstellen voor het vervolgproces geformuleerd.

1 Uitwerking gegevensvoorziening Omgevingswet, RIVM rapport 121001001/2013

Page 4: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

4

Bij de uitwerking van deze opdracht is gebruik gemaakt van informatie uit een parallel traject dat door het RIVM in samenwerking met Verspoor Advies is doorlopen. Dit traject betrof het verkennen van nieuwe mogelijkheden op het gebied van geluidkartering. In dat kader zijn twee workshops georganiseerd, met stakeholders van departementen en andere overheden. In met name de tweede workshop zijn tussenresultaten van het project Basisgegevens ingebracht, getoetst en verder uitgewerkt. Het verslag van deze workshop is als bijlage bijgevoegd.

Page 5: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

5

2. Beschrijving van het huidige informatiehuis geluid Dit hoofdstuk begint met een korte schets van het geluidbeleid en de rol die verschillende soorten gegevens daarin spelen. Vervolgens wordt aangegeven wat een informatiehuis inhoudt en wordt het informatiehuis voor het thema geluid beschreven. 2.1. Rol van gegevens in het geluidbeleid De systematiek van het geluidbeleid houdt op hoofdlijnen in dat in de wetgeving normen zijn vastgelegd, waaraan bestaande en nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen. Geluidnormen kennen meestal een bandbreedte tussen een voorkeurswaarde en een maximale waarde. Bij nieuwe projecten of sanering van bestaande situaties vindt een afweging plaats binnen deze bandbreedte, tussen enerzijds de te bieden kwaliteit en anderzijds de kosten van te treffen maatregelen. Het resultaat van die afweging is een vastgestelde projectgebonden grenswaarde. De normen werken in de richting van de bron (wegen, spoorwegen, bedrijven, etc.) en in de richting van de ontvanger (woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen). Er zijn afzonderlijke normen bepaald voor wegverkeer, railverkeer, luchtvaart, bedrijfsterreinen en verschillende soorten inrichtingen. Het is gebleken dat bij veel projecten door autonome mobiliteitsgroei deze eerder vastgestelde grenswaarde uiteindelijk wordt overschreden. Voor rijkswegen en spoorwegen is daarom in 2012 een nalevingsstelsel met geluidproductieplafonds in de regelgeving opgenomen. Om aan geluidnormen te toetsen en om ontwikkelingen te monitoren moet de geluidsituatie in beeld worden gebracht. Dit gebeurt grotendeels via berekeningen. Geluidberekeningen moeten voldoen aan de eisen van de geldende reken- en meetvoorschriften. Metingen worden voornamelijk verricht ter validatie van de rekenmethodes en bij het bepalen van bronvermogens bij industrielawaai voorkomen. Voor geluidberekeningen zijn veel invoergegevens nodig en de kwaliteit daarvan is in belangrijke mate bepalend voor de betrouwbaarheid van de uitkomsten. Uitkomsten van de berekeningen zijn gegevens over de geluidbelasting die voor informatievoorziening, monitoring en toetsing worden gebruikt. Na besluitvorming worden deze gegevens vastgelegd en hebben ze een juridische status. 2.2. Wat is een informatiehuis? Een informatiehuis, zoals die term in het kader van de Omgevingswet gehanteerd wordt, is een organisatorisch concept waarbij er voor wordt gezorgd dat de partijen die in een voor de Omgevingswet relevant domein actief zijn, zodanig onderling samenwerken dat ze gebruikers van het digitaal stelsel Omgevingswet (initiatiefnemers, onderzoeksbureaus, belanghebbenden en bevoegd gezag) van beschikbare, bruikbare en bestendige informatie voorzien.2 De samenwerking wordt gefaciliteerd door een van de partijen, die de rol van “huismeester” op zich neemt. Om als een informatiehuis op de Laan van de leefomgeving aangesloten te kunnen worden, moet het huis aan bepaalde aansluitvoorwaarden voldoen.

2 Interne notitie “Organisatie en inrichting informatiehuis” dd. mei 2014

Page 6: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

6

Verantwoordelijke partijen kunnen zelf de inrichting van het huis bepalen, zolang ze maar aan de aansluitvoorwaarden blijven voldoen. Een informatiehuis zorgt er in zijn domein voor dat toetsing plaatsvindt aan een in de Omgevingswet- en regelgeving opgenomen toetsingskader. Voor de toetsing wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde data en een gestandaardiseerd toetsingsinstrumentarium. Het resultaat van dit toetsingsproces wordt in de vorm van eveneens gestandaardiseerde informatieproducten aan het digitaal stelsel Omgevingswet geleverd. Daarbij zorgen die in het huis geïmplementeerde (keten)processen ervoor dat de toetsing aan het toetsingskader efficiënt verloopt en betrouwbare resultaten oplevert die aan de behoeften van de gebruikers voldoen. In het kader van de Omgevingswet gaat het primair om de informatie die nodig is voor de onderbouwing van besluiten met rechtsgevolgen. Deze informatie kan echter ook voor andere doelen, zoals het informeren van burgers worden gebruikt. 2.3. Schets van het huidige informatiehuis geluid Als we spreken over het huidige informatiehuis geluid, dan is het duidelijk dat dit nog niet voldoet aan bovenstaande definitie. Dit rapport heeft tot doel om de stappen in beeld te brengen om vanuit de huidige situatie tot zo’n informatiehuis te komen en daarom begint het met een beschrijving van de gegevensvoorziening van het geluidbeleid op dit moment. In de als bijlage I bij dit rapport gevoegde factsheet is de informatievoorziening van het geluidbeleid uitgebreid beschreven. Daarom wordt op deze plek volstaan met een samenvatting daarvan, die uitmondt in een overzicht van verbeterpunten, zoals die in de huidige praktijk worden ervaren.

Page 7: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

7

Bovenstaand plaatje is een schematische weergave van het “virtuele” informatiehuis geluid. Aan de ene kant gaan er allerlei soorten gegevens in, die binnen het huis worden ingevoerd in rekenmodellen en de berekende geluidbelastingen, die daar de uitkomst van zijn, vormen ook weer gegevens die worden gebruikt om in allerlei informatiebehoeften van beleid en particulieren te voorzien. De invoergegevens kunnen in 3 categorieën worden onderverdeeld, te weten de omgevingskenmerken, de gegevens over de omvang en sterkte van de geluidsbron (verkeer en bedrijvigheid) en meer geluidspecifieke informatie, zoals emissiekentallen en gegevens over geluidschermen en wegdekken. Met gebruikmaking van deze gegevens worden geluidberekeningen gemaakt. Hiervoor gelden rekenmethodes die in de regelgeving zijn vastgelegd en met uitzondering van die voor luchtvaartlawaai, door het RIVM worden beheerd (RMV’s). Aan de uitvoerkant kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten van gebruik van gegevens. In de factsheet is het gebruik van gegevens bij planontwikkeling, monitoring en naleving en beleidsplanning en informatievoorziening onderscheiden. In het kader van de Omgevingswet is de gegevensvoorziening voor het nemen van besluiten met rechtsgevolgen uitgangspunt. Dat betreft de gegevens voor planontwikkeling, monitoring en beleidsplanning. De ervaring leert dat voor de informatievoorziening aan burgers geen extra informatie verzameld behoeft te worden, maar dat het gaat om het op een toegankelijke manier presenteren van informatie, die met name voor de beleidsplanning verzameld moet worden. De informatievoorziening van het geluidbeleid kent een relatief lange praktijk, die specifiek voor het thema geluid tot ontwikkeling is gekomen. Op basis van een reeks van interviews met mensen met ervaring in de praktijk van het geluidbeleid en de verslagen van de workshops uit het eerder genoemde RIVM-rapport is een beeld gevormd van hoe die uitvoeringspraktijk op het punt van gegevensvoorziening loopt en wat knelpunten en verbeterpunten zijn. Daarbij speelt een rol dat sprake is van een zekere gewenning aan de

naardatagebruikers

Informa ehuisgeluid

Input:• Basisgegevens

omgevingskenmerken• Omvangac viteiten• Geluidspecifiek e

informa e

Output:Geluidinforma evoor:• Uitvoeringprojecten• Monitoring• Beleidsplanning• Informa eburgers

KenmerkenInforma ehuis:• Rekenfabriek,modellencentralerol• Veelspelers,beperkteregie

vandatabeheerders

Page 8: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

8

staande uitvoeringspraktijk en dat zaken die op zich verbeterd zouden kunnen worden niet of minder als een knelpunt worden ervaren. In het onderstaande zijn die punten op een rij gezet. 2.4. Knel- en verbeterpunten

Voor het invoeren van de omgevingskenmerken worden onder meer bestanden gebruikt zoals de BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen), de AHN (Algemeen Hoogtebestand Nederland) en het NWB (Nationaal Wegenbestand). Deze bestanden worden voor een breed scala aan gebruiksdoelen bijgehouden en zijn niet 1 op 1 geschikt voor geluidberekeningen. Zo is de weergave van de gebouwen in de BAG vrij precies en zou voor meer globale geluidberekeningen volstaan kunnen worden met een vereenvoudigde weergave, waardoor rekentijden kunnen worden bekort. Hoogtegegevens uit de AHN waren onvoldoende nauwkeurig voor het uitvoeren van geluidberekeningen. Dit bleek onder andere bij het berekenen van de GPP’s rijkswegen, dat er aanzienlijke verschillen waren tussen de AHN en de eigen hoogtegevens van wegen en spoorwegen van RWS en ProRail. De ervaring van DCMR bij het maken van een nauwkeurige geluidkaart voor Rotterdam is dat het bij elkaar brengen en up to date houden van goede omgevingsinformatie een relatief grote inspanning vraagt. Dit leidt tot de conclusie dat veel tijd en kosten kunnen worden bespaard wanneer centraal voor geluidberekeningen geschikte omgevingsbestanden beschikbaar zijn.

Los van de beschikbaarheid van de gegevens is de manier waarop de omgeving wordt gemodelleerd een punt van aandacht. Dit gaat dan om de omzetting van de gegevens uit de basisbestanden naar de geluidmodellen. Dit kan meer of minder nauwkeurig en de keuzen die daarin worden gemaakt zijn mede bepalend voor de kwaliteit van de uitkomsten. Vroeger was dit allemaal handwerk, maar tegenwoordig worden de bestanden steeds meer geautomatiseerd omgezet. Maar ook daarbij blijft een check door mensen met gebiedskennis nuttig om eventuele systematische fouten te voorkomen. Standaardisatie van deze werkwijzen kan de eenduidigheid van de geluidberekeningen vergroten.

Ook voor verkeersgegevens geldt dat die niet primair voor geluidberekeningen worden verzameld en dat het nog een aanzienlijke vertaalslag vraagt om ze voor geluidberekeningen geschikt te maken. Zo spelen specifiek voor geluid zaken als de fijnmazigheid van het wegennet, de ligging van de rijbanen, de verdeling van het verkeer over dag/avond/nacht en de voertuigsamenstelling. Meer algemeen is de afstemming van verkeersgegevens tussen de verschillende wegbeheerders in een gebied een knelpunt, waar elke actor een eigen oplossing voor probeert te vinden. Hierdoor is er een gebrek aan consistentie tussen de gegevens die de verschillende wegbeheerders gebruiken. Ook bij dit onderwerp zou een meer gecoördineerde aanpak op bovenregionale schaal een aanzienlijke kwaliteitsverbetering en tegelijk een besparing kunnen opleveren.

Meer specifiek voor geluid is de kwaliteit van de informatie over schermen en wegdekken een knelpunt. Bij de berekening van de GPP’s voor de rijksinfrastructuur moest op dit punt een kwaliteitsslag worden gemaakt. Het laat zich aanzien dat dit ook voor de provinciale- en gemeentelijke wegen nodig zal zijn. Voor de provinciale

Page 9: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

9

wegen zal die kwaliteitsslag onderdeel moeten zijn van de eerste vaststelling van de GPP’s. Voor gemeentelijke wegen vraagt dit een afzonderlijke actie.

Bij industrielawaai wordt een grote diversiteit aan brongegevens gebruikt. Praktijk is dat elk adviesbureau daarover zijn eigen gegevens bijhoudt en die in onderzoeken toepast. Nader onderzocht zou moeten worden of het winst oplevert wanneer die gegevens zo veel mogelijk in een centrale database worden ondergebracht, zodat iedereen daar gebruik van kan maken en geen dubbel werk hoeft te worden verricht.

Als we kijken naar de RMV’s en de daarop gebaseerde rekenmodellen, dan kan geconstateerd worden dat het beheer goed geregeld is en dat de RMV’s (met uitzondering van die voor luchtvaart en windturbines) zijn vastgelegd in één ministeriele regeling. Adviesbureau’s en andere instanties hebben op basis van de RMV’s eigen implementaties ontwikkeld. Aangezien de RMV’s enige keuzeruimte laten, zit er variatie in de uitkomsten van die implementaties. De inschattingen over de omvang van die verschillen lopen uiteen. Met het oog op de eenduidigheid is het een verbeterpunt om, of met een vastgelegd rekenhart te gaan werken, of de bevoegdheid bij een onafhankelijke instantie neer te leggen om modelimplementaties te toetsen op conformiteit aan het RMV.

De beschikbaarheid van geluidgegevens met een juridische status is niet overal voldoende. Op de volgende punten kunnen hierbij kanttekeningen worden gezet:

o Voor de recent vastgelegde GPP’s rijkswegen en spoor zijn afzonderlijke registers gemaakt, die via internet ontsloten zijn en die qua ontsluiting enigszins verschillen. Dat is vanuit de beheerder gezien begrijpelijk, maar voor de gebruiker zou het beter zijn deze gegevens in 1 register onder te brengen en daar in de toekomst ook de provinciale GPP’s en de GPP’s voor bedrijfsterreinen aan toe te voegen.

o Op dit moment zijn zgn. verleende hogere waarden nodig voor het bepalen van de geluidisolatie van de gevel. Deze hogere waarden worden bepaald in het kader van de ruimtelijke afweging en vastgelegd in bestemmingsplannen. Omdat de beschikbaarheid van de hogere waarden als een probleem werd ervaren is sinds 2007 in de regelgeving opgenomen dat deze hogere waarden bij het Kadaster moeten worden aangemeld en geregistreerd. Of dit ook daadwerkelijk gebeurt is ruim een jaar na in werking treding van die regelgeving door de toenmalige VROM-inspectie onderzocht.3 Daarbij is geconstateerd dat slechts 20 % van de gemeenten in de steekproef de melding aan het Kadaster had gedaan. Deze gegevens zijn nodig voor het verlenen van bouwvergunningen en in dat traject blijken gemeenten ze meestal wel terug te kunnen vinden of op andere wijze een waarde te kunnen bepalen. Van beschikbaarheid voor andere doelgroepen, zoals bewoners is echter geen sprake. Los daarvan bestaat er op dit punt een knelpunt in de regelgeving, omdat op basis van de nieuwe regelgeving over GPP’s geen hogere waarden meer worden vastgesteld. Dat geldt nu al voor de rijksinfrastructuur en in de toekomst ook voor provinciale verkeersbronnen en industrie terreinen. Er moet dus een ander ijkpunt voor de geluidisolatie van de gevel worden

3 Geluid? We willen het niet horen, Onderzoek verlening hogere waarden, VROM-Inspectie, Den Haag, 2008

Page 10: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

10

vastgesteld. Hoewel dit een regelgevingskwestie is, is er wel een relatie met de gegevensvoorziening. De heersende geluidbelasting, al dan niet met een opslag, zou een goede vervanger kunnen zijn. Een landelijke geluidkaart van voldoende kwaliteit kan het beschikbaarheidsprobleem oplossen.

o Bij gezoneerde industrieterreinen beschikken gemeenten over de zonemodellen en gegevens over de mate waarin de zones gevuld zijn. Het komt voor dat gemeenten die gegevens niet beschikbaar stellen aan bedrijven en hun akoestische adviseurs, waardoor bij geluidberekeningen in het kader van vergunningaanvragen dubbel werk moet worden gedaan. Ook komt het voor dat wordt doorverwezen naar Omgevingsdiensten of adviesbureaus, die voor het leveren van de gegevens weer kosten in rekening brengen. Het verdient daarom aanbeveling te regelen dat de gegevens van de zonemodellen een openbare status hebben. In het kader van SWUNG 2 wordt een dergelijke aanpak voorzien.

Op grond van de END (Environmental Noise Directive van de EU) moeten geluidkaarten worden gemaakt. De kaarten vormen de basis voor het maken van aktieplannen. De kaarten zijn meestal wel te vinden op de websites van de afzonderlijke gemeenten. Daarvan staat een overzicht van links op een website die in opdracht van I&M wordt onderhouden (www.polka.org). Uit een kleine steekproef blijkt dat de kwaliteit van de informatie per gemeente erg verschilt (variërend van link werkt niet (Apeldoorn), er staat alleen rapport met tabellen op (Alphen a/d Rijn), tot zeer gedetailleerde informatie met kaarten per wijk en per bronsoort (Arnhem)). Geluidkaarten zijn ook te vinden op de Atlas Leefomgeving. Aangezien de kaarten op de Atlas gelinkt zijn met die van de bronhouders en lang niet alle gemeenten toeleveren aan de Atlas ontstaat ook hier een partieel en versnipperd beeld. De indruk is dat de END-kartering door veel overheden als een externe verplichting wordt ervaren, die tamelijk los staat van het reguliere geluidbeleid. Verder zit er een doublure in het systeem, omdat gemeenten over hun hele grondgebied moeten rapporteren, inclusief de wegen, spoorwegen en luchthavens boven een bepaalde intensiteit, waarover rijk en provincies ook afzonderlijk moeten rapporteren.

2.4 Regie op het informatiehuis geluid Bij de gegevensvoorziening van het geluidbeleid zijn veel spelers betrokken: uitvoerende overheidspartijen, initiatiefnemers van projecten, databeheerders, adviesbureaus, kennisinstellingen, burgers, etc. De regie op dit geheel komt in de eerste plaats tot uitdrukking in de regelgeving waarin is bepaald op welke manier de toetsing aan de normen dient plaats te vinden. Zo zijn te gebruiken dosismaten en de wijze waarop die berekend moeten worden vastgelegd in de RMV’s. Dit zijn ministeriele regelingen van I&M. Het RIVM speelt een belangrijke rol in het beheer ervan. Zij adviseert jaarlijks aan I&M over de noodzakelijke actualisering van de RMV’s. Op basis van die adviezen beslist I&M over uit te voeren aanpassingen en het RIVM stuurt de uitvoering daarvan aan. Geconstateerd moet worden dat er geen totaalregie is op het geheel van de informatieketen voor het geluidbeleid, van invoergegevens via geluidmodellen naar uitkomsten. Binnen dit geheel vindt nog de meest uitdrukkelijke vorm van regie plaats op het beheer van de rekenvoorschriften.

Page 11: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

11

3. Programma van eisen voor een nieuw informatiehuis geluid Om in de termen van de metafoor van een informatiehuis te blijven: wil men een nieuw informatiehuis ontwerpen, dan moet men beginnen met het opstellen van een programma van eisen. Waaraan moet het informatiehuis geluid voldoen, wil het passen bij de eisen die zowel de bewoners/gebruikers als de omgeving er aan stellen? Op basis van die eisen kan het huis worden ontworpen en gebouwd. Hierna worden die eisen op een rij gezet, waarbij behalve naar het oplossen van de knelpunten uit het huidige functioneren ook gekeken wordt naar de kansen die de verschillende lopende regelgevingstrajecten bieden om verbeteringen aan te brengen. Oplossen huidige knelpunten Duidelijk is dat een nieuw informatiehuis geluid een oplossing moet bieden voor de knelpunten die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven. Die knelpunten zijn divers van aard. Sommige zijn meer technisch, andere procesmatig en weer andere vragen aanpassing van de regelgeving. Dat verschil in karakter betekent ook dat de scope waarbinnen de knelpunten moeten worden opgelost verschilt. Sommige knelpunten kunnen binnen het terrein van geluid worden opgelost, maar andere vragen een bredere aanpak omdat juist gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheid van synergie met andere beleidsterreinen.

Relatie met het primaire proces Een nieuw informatiehuis geluid moet het primaire proces, te weten het uitvoeren van geluidbeleid zo goed mogelijk ondersteunen. In de aanpak van het geluidbeleid wordt de komende jaren een aantal veranderingen doorgevoerd, zowel om knelpunten uit het verleden op te lossen als om in het kader van de Omgevingswet tot een meer geïntegreerde werkwijze met andere beleidsterreinen te komen. Hierbij gaat het op hoofdlijnen om de volgende punten:

het versterken van de nalevingsinspanning via de introductie van de GPP’s met monitoring en validatie daarvan aan de hand van metingen. In 2014 eerste ronde rijksinfrastructuur. Streven is de proefronde voor provinciale wegen (en mogelijk ook die voor bedrijfsterreinen) samen te laten vallen met de volgende karteringsronde END in 2017. Dit zet druk op het te volgen tijdpad.

Vereenvoudiging van het normenstelsel en opschonen uitzonderingsbepalingen.

Versterken standaardisatie rekensystematiek via referentiefunctie RIVM voor de RMV’s en invoering Europees rekenvoorschrift CNOSSOS

Terugdringen onderzoekslast via NIBM-aanpak

Versterken vergelijkbaarheid met parallelle beleidsterreinen. Een belangrijk uitgangspunt vanuit de Omgevingswet is om samenhang in

Een nieuw informatiehuis biedt een oplossing voor de knelpunten in de huidige informatievoorziening voor het beleidsterrein geluid

Een nieuw informatiehuis geluid moet de beleidsrichting van de vernieuwing van het geluidbeleid zo goed mogelijk ondersteunen.

Page 12: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

12

beleidssystematiek tussen vergelijkbare beleidsterreinen te versterken. Dat geldt in ieder geval voor geluid, lucht en omgevingsveiligheid. Dit speelt bij de volgende punten:

Op dit moment zien we nog duidelijke verschillen in aanpak tussen lucht en geluid, maar die verschillen groeien de komende periode naar elkaar toe. Belangrijkste verschil is dat er bij lucht in de vorm van het NSL sprake is van een nationale programma-aanpak om in 2015 Europese grenswaarden te halen, met een jaarlijkse monitoringscyclus om te constateren hoe het erbij staat. De resultaten van die monitoring worden zichtbaar gemaakt in de vorm van een kaart, waarop niveaus van NO2 en fijn stof worden getoond en waarop knelpuntsituaties zijn aangegeven. Bij infra-geluid is er ook sprake van achterstanden (handhavingsgat), maar niet van een nationale aanpak. Aanpak van knelpunten is een verantwoordelijkheid van de desbetreffende bevoegde gezagen afzonderlijk. Wel wordt een monitoringsaanpak ingevoerd, die belangrijke parallellen heeft met die voor lucht. Als we kijken naar de toekomstige ontwikkelingen, dan mag verwacht worden dat naarmate bij lucht de knelpunten worden opgelost, het accent verschuift van het treffen van maatregelen naar monitoring om te zorgen dat de problematiek onder controle blijft. Mogelijk kan dan ook de monitoring minder frequent gaan plaatsvinden dan het huidige jaarlijkse ritme. Bij geluid gaat ervaring opgedaan worden met de monitoring en validatie van de GPP’s, in eerste instantie bij de rijksinfrastructuur en daarna ook bij provinciale wegen en bedrijfsterreinen. Knelpunten zullen scherper in beeld komen en hun vertaling moeten krijgen in actiegericht beleid. Hierdoor komen de stelsels van lucht en geluid dichter bij elkaar te liggen en kan ook de gegevensvoorziening meer gezamenlijk worden aangepakt.

Het verdient aanbeveling om voor lucht, geluid en omgevingsveiligheid te onderzoeken of gebruik gemaakt kan worden van dezelfde gegevensbasis. Dat geldt met name voor het gebruik van data over omgevingskenmerken bij de modellering en van de verkeersgegevens. Wat betreft de verkeersgegevens is bij lucht is al een slag gemaakt om die van een steekproefsgewijze consistentietoets te voorzien (motie van Tongeren) en liggen er intenties om te groeien naar een nationaal verkeersmodel als basis voor de NSL-monitoring. Het is efficiënt om dit model dan ook voor de geluidmonitoring en voor veiligheidsberekeningen te gaan gebruiken.

De periodiciteit van de monitoring is voor geluid en lucht verschillend. EU-rapportages kennen voor geluid een 5- en voor lucht een 3-jaarlijkse cyclus. Monitoring van het NSL en van de GPP’s vindt plaats op jaarbasis. Daar geldt echter de constatering dat dit te vaak is gelet op de dynamiek van de ontwikkelingen. Ook is er de ervaring dat de monitoring nauwelijks in een jaar is uit te voeren, maar dit pleit eerder voor vereenvoudiging van de monitoring. Het brengen van meer synchroniteit in deze cycli zal een meer geïntegreerde besluitvorming bevorderen.

Bij externe veiligheid zien we dat de landelijke risico-kaart een belangrijke plek in de beleidssystematiek vervult. In deze kaart zijn gegevens ondergebracht, die tot nu toe een signalerende rol vervullen. Er wordt aan gedacht deze kaart zodanig te verbeteren dat hij ook voor toetsing gebruikt kan worden. Bij geluid is er een overeenkomstige situatie. Hier worden ook kaarten voor grotere gebieden, bijvoorbeeld op gemeentelijke schaal, gebruikt in de indicatieve en signalerende sfeer, terwijl wel in de richting van een geluidkaart voor monitoring en toetsing wordt gedacht.

Page 13: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

13

Eén loket voor de gebruiker In het informatiehuis geluid worden allerlei gegevens, al dan niet met een juridische status geproduceerd. Daarbij kan gedacht worden aan gegevens nodig voor het uitvoeren van onderzoek, om concrete projecten te toetsen aan geluidwaarden, aan monitoringsgegevens om de naleving van de GPP’s te volgen en om actieplannen te maken als er zich knelpunten voordoen, aan geluidkaarten om burgers te informeren over de geluidsituatie, etc. In het kader van de Laan van de leefomgeving zullen deze gegevens op een toegankelijke en uniforme manier aan gebruikers beschikbaar gesteld worden. Implementatie van INSPIRE is

hieraan gekoppeld.

Tijdpaden Voor de ombouw van het huidige informatiehuis geluid naar het nieuwe kunnen een aantal ankerpunten in de tijd benoemd worden. Voor de komende periode tekenen zich enkele samenhangende tijdpaden af.

Op basis van EU-richtlijn Omgevingslawaai (END) komt er weer een nieuwe ronde geluidkartering aan. In 2017 moeten geluidkaarten worden ingediend en in 2018 de daarop gebaseerde actieplannen. In juni 2014 heeft de EU besloten over een nieuw rekenvoorschrift voor de kartering (CONSSOS). Dit voorschrift zal pas voor de karteringsronde 2022 moeten worden gebruikt. Implementatie in de Nederlandse regelgeving zal echter al eerder moet plaatsvinden. Keuze voor NL als lidstaat is of deze nieuwe methode behalve voor de END-kartering ook voor al het andere geluidrekenwerk verplicht gesteld gaat worden.

Planning voor SWUNG2 is dat per 2018 de uitvoerings-amvb onder de Omgevingswet in het Staatsblad staat. Dat zou betekenen dat in 2019 de eerste monitoringsronde van de provinciale GPP’s en de GPP’s voor bedrijfsterreinen gaat plaatsvinden. In IPO verband leeft de wens om de hiervoor genoemde karteringsronde END in 2017 te gebruiken als een proefdraai voor de GPP-monitoring van de provinciale wegen.

De omgevingswet moet in 2018 in het Staatsblad staan. Dit geld als een taakstellende planning. SWUNG2 loopt hierin mee.

Omgevingskenmerken, verkeersgegevens, periodiciteit van de monitoring en toepassing van kaarten bieden aanknopingspunten voor stroomlijning tussen de aanpak van lucht, geluid en omgevingsveiligheid. Overkoepelend daarbij geldt dat het inbedden van deze activiteiten in een meer vergelijkbare programma-aanpak een belangrijke voorwaarde voor die stroomlijning is.

Gegevens, al dan niet met een beleidsmatige status, die binnen het informatiehuis geluid gegenereerd worden, moeten passen binnen de formats die door het loket van de Laan worden gesteld. Het informatiehuis geluid dient daarom te voldoen aan de vanuit INSPIRE te stellen eisen.

Page 14: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

14

De ombouw van het informatiehuis geluid moet plaatsvinden tussen nu en eind 2016, zodat in 2017 een proef gedraaid kan worden met een nieuwe aanpak.

Page 15: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

15

4. Contouren van een nieuw informatiehuis geluid Op basis van de hiervoor aangegeven eisen kunnen de volgende contouren voor een informatiehuis geluid worden geschetst. Daarbij kijken we eerst naar de eisen vanuit de bredere scope van de omgevingswet, vervolgens naar de eisen die voortvloeien uit de vernieuwing van het geluidbeleid en het oplossen van de bestaande knelpunten Invulling van de eisen vanuit het omgevingsbeleid Gegevensvoorziening moet volgend en ondersteunend zijn op de toetsingskaders, zoals die in de wet en regelgeving zijn of worden vastgelegd. Stroomlijning van de gegevensvoorziening over de verschillende beleidsterreinen heen vraagt dus in zekere mate ook stroomlijning van de beleidskaders. Bij de voorbereiding van de Omgevingswet wordt de programmatische aanpak van luchtkwaliteit als voorbeeld gesteld voor beleidsterreinen als geluid en externe veiligheid. Bij geluid is er op dit moment geen sprake van een vergelijkbare programmatische aanpak als bij lucht, maar zoals hiervoor is aangegeven, zijn er wel aanzetten voor een meer programmatische aanpak. Zo wordt in het kader van SWUNG1 een extra saneringsprogramma uitgevoerd om de situaties die boven de maximale waarden uitgaan op te lossen. Dit zal ook bij de provinciale GPP’s moeten gebeuren. Op gemeentelijk niveau biedt de verplichting om actieplannen te maken en daarin aan te geven op welke wijze de bij de kartering geconstateerde knelpunten worden opgelost, aanknopingspunten voor een meer programmatische aanpak. Doel van de Omgevingswet is te bevorderen dat deze sectorale geluidplannen meer in samenhang met andere beleidsterreinen worden opgesteld en in een omgevingsvisie worden opgenomen. Belangrijk is dan wel dat daar een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld wordt. Een kenmerk van de NSL-aanpak is dat alle maatregelen en projecten zijn gebundeld in een nationaal programma. Bij lucht ligt dat in de rede omdat hier sprake is van een centraal bepaalde achtergrondbelasting en een lokale bijdrage waartussen uitwisseling mogelijk is. Geluid is een lokaal optredend verschijnsel, waarbij uitwisseling tussen maatregelen en projecten alleen op zeer lokale schaal realistisch is. Dit verschil komt onder meer tot uitdrukking in de onderbouwing van een instrument als NIBM. Bij lucht is de toepassing hiervan op grote schaal mogelijk omdat het opgetelde effect van alle NIBM-bijdragen generiek gecompenseerd wordt binnen het programma. Bij geluid werkt dit anders en zal bij toepassing van NIBM met dit verschil rekening gehouden moeten worden. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe ver de Omgevingswet hierin zal gaan, maar ervan uitgaande dat stroomlijning van de beleidskaders een belangrijk doel is, kan op het gebied van de gegevensvoorziening een aantal stappen worden gezet. Verondersteld mag worden dat het brengen van meer samenhang in de gegevensvoorziening de samenhang in de beleidsvorming en uitvoering zal versterken. Hiervoor is aangegeven dat het hierbij gaat om de informatie over de omgevingskenmerken, de verkeersgegevens, de toepassing van kaarten en de periodiciteit van de monitoring. Wanneer we dit een slag verder uitwerken ontstaat het volgende beeld.

Er zijn allerlei ontwikkelingen op het gebied van de landelijke databestanden met omgevingskenmerken, zoals de BAG, het AHN en het WBN. Deze ontwikkelingen kunnen zodanig worden gecoördineerd en gecombineerd, dat er op de Laan van de leefomgeving een omvattende set van databestanden met omgevingskenmerken toegankelijk wordt gemaakt, die kunnen worden gebruikt voor berekeningen op het

Page 16: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

16

gebied van lucht, geluid en omgevingsveiligheid. Afhankelijk van het gebruiksdoel zouden uit die bestanden via een goed toegankelijke interface de juiste gegevens voor elk van de drie genoemde toepassingen gehaald moeten kunnen worden, zodanig dat ze direct toepasbaar zijn in de desbetreffende rekenmodellen.

Het genereren van verkeersgegevens vraagt veel afstemming tussen overheidsniveaus en de ervaring leert dat de huidige aanpak onvoldoende consistent is. Ontwikkelingen gaan in de richting dat verkeersmodellen op hogere schaalniveaus steeds beter werken. Zo wordt nu in het kader van het bepalen van de verkeersintensiteiten van het hoofdwegennet een groot deel van het onderliggende wegennet meegenomen. Het verdient daarom aanbeveling om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een samenstel van bovenregionale verkeersmodellen, of mogelijk een landelijk model, dat geschikt is als basis voor lucht, geluid en veiligheidsberekeningen en dat door alle drie de overheidsniveaus wordt gebruikt. In het kader van het NSL zijn al voorzichtige stappen in die richting gezet. Duidelijk is dat zo’n model staat of valt bij de inrichting van een goed proces om gegevens van alle betrokken partijen te benutten en uitkomsten op consistentie te toetsen.

Bij lucht, geluid en omgevingsveiligheid worden op verschillende manieren kaarten toegepast. Bij lucht en veiligheid is het gebruik van centraal gegenereerde kaarten het verst ontwikkeld. Bij lucht vervult deze kaart, als onderdeel van het NSL, een functie voor zowel monitoring als toetsing, omdat daarop de resterende milieugebruiksruimte zichtbaar wordt gemaakt. Bij omgevingsveiligheid speelt de kaart een meer signalerende rol. Ook bij geluid wordt de behoefte aan een landelijke kaart voor monitoring en toetsing steeds groter. Wanneer zo’n kaart qua toegankelijkheid en legenda vergelijkbaar wordt gemaakt met die voor lucht en externe veiligheid ligt hier een kans om een stap te zetten in de eenduidigheid van de presentatie van milieugegevens naar de gebruikers toe. Eenduidige bestanden voor omgevingskenmerken en verkeersgegevens vormen hiervoor een voorwaarde. Punt van nadere uitwerking is de manier waarop zo’n kaart wordt vormgegeven. Het toepassen van geïntegreerde modellen, zoals Urban Strategy van TNO, bevordert de vergelijkbaarheid over de beleidsterreinen heen. TNO claimt voorts dat het gebruik van een model als Urban Strategy kostenbesparend werkt omdat efficiënter met gegevens en rekenprocedures wordt omgegaan. Meer specifiek voor geluid is nog de vraag of gewerkt wordt met rekenpunten op de gevel, met grids of met een combinatie hiervan. Hier moet een afweging gemaakt worden tussen detailniveau en in het verlengde hiervan bestendigheid in de richting van juridische procedures en ontwikkelingen op het gebied van databeheer en rekentijden.

Qua proces kan een belangrijke stroomlijning worden bereikt door het synchroniseren van de periodiciteit van de monitoring. Hiervoor zijn de overeenkomsten en verschillen tussen lucht en geluid al benoemd. Aanbeveling is om te onderzoeken of tot een gelijk ritme gekomen kan worden, waarbij wel jaarlijks de basisgegevens worden bijgehouden, maar rapportage en het daarop gebaseerde beleidsproces op meerjaarlijkse basis plaatsvindt.

Page 17: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

17

Invulling van de eisen vanuit het geluidbeleid Met de introductie van de geluidproductieplafonds wordt de monitoring van het geluidbeleid aanzienlijk geïntensiveerd. De eerste vaststelling van de plafonds bij rijkswegen en spoorwegen heeft geleid tot een noodzakelijke kwaliteitsslag op de onderliggende gegevens. Verder heeft de Kamer de eis gesteld dat de monitoring van de GPP’s door het RIVM zal worden gevalideerd met metingen. Deze validatie wordt nu uitgevoerd en kan leiden tot een verdere verbetering van de gegevensbasis . Te verwachten valt dat eenzelfde proces zal optreden bij de introductie van de provinciale plafonds en de GPP’s voor de industrieterreinen. Het verdient aanbeveling om de hiervoor genoemde acties met betrekking tot omgevingskenmerken en verkeersgegevens met deze verbeterslag te combineren, zodat ze elkaar kunnen versterken. Bij de recente beleidsontwikkeling in SWUNG 2 zijn stappen gezet om de beoogde aanpak voor de huidige gezoneerde bedrijfsterreinen meer vergelijkbaar te maken met de systematiek voor infrastructuur. Dat betekent dat een scheiding is aangebracht tussen bron en omgeving, dat GPP’s en onderliggende gegevens in een openbaar register worden opgenomen en dat op 5-jaarlijkse basis gemonitord gaat worden. Hiermee wordt het gesignaleerde knelpunt van gebrek aan beschikbaarheid van brongegevens opgelost. Ook zal deze aanpak een incentive zijn voor een verbeterslag van de gegevensbasis. Deze kwalitatief goede gegevens, zowel voor verkeer als industrie, kunnen vervolgens voor andere doelen worden gebruikt. Naast deze verbeterslag die uit de in gang zijnde beleidsontwikkeling voortvloeit, zijn nog de volgende aspecten van belang.

In het kader van SWUNG1 is het bepalen van hogere waarden bij rijksinfrastructuur vervallen. In SWUNG2 zal dit ook gebeuren voor provinciale en gemeentelijke bronnen. Dit betekent dat een nieuw ijkpunt gekozen moet worden voor het bepalen van de geluidsisolatie van de gevel, bij nieuwbouw of reconstructie. Wanneer een kwalitatief hoogwaardige geluidkaart beschikbaar komt, kan er voor gekozen worden om de vigerende geluidbelasting, al dan niet met een opslag voor mogelijke toekomstige groei, voor dit doel te gebruiken.

Met de beschikbaar komende gegevens, als resultaat van de hiervoor beschreven verbeteracties, is het mogelijk om de periodieke END-kartering centraal en relatief eenvoudig uit te voeren. Dit betekent een forse besparing op rekenwerk door gemeenten en bevoegde gezagen voor provinciale en rijksinfrastructuur. Ook wordt de nu bestaande dubbeling in de rapportage voorkomen. Een dergelijke kaart kan ook dienen als toelevering naar een portaal als de Atlas Leefomgeving, die zich primair op de informatievoorziening van burgers richt.

Qua-proces is 2017 een belangrijk richtpunt. Dan vindt namelijk de volgende ronde EU kartering plaats en moeten de provinciale GPP’s zodanig zijn uitgewerkt dat vaststelling in 2018 kan plaatsvinden. Gelet op omvang, complexiteit en looptijd van de benodigde acties om dit te realiseren is er sprake is van een urgentie om deze acties op korte termijn in gang te zetten.

Naar een landelijke geluidkaart Het heeft een meerwaarde om samenhang in de uitvoering van deze verbetervoorstellen te brengen door ze te richten op de (stapsgewijze) totstandkoming van een landelijke geluidkaart voor monitoring en toetsing. Een dergelijke kaart dient voor gebruikers op alle overheidsniveaus beschikbaar en bruikbaar te zijn, vergelijkbaar met hoe nu een bestand als

Page 18: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

18

Ruimtelijkeplannen.nl functioneert. Gebruiksdoelen voor zo’n kaart met achterliggende bestanden zijn:

rapportage in het kader van de END,

onderbouwing van geluidsbeleidsplannen op de diverse overheidsniveau’s,

monitoring van de GPP’s voor rijks- en provinciale infrastructuur en bedrijfsterreinen,

monitoring verkeerstoename gemeentelijke wegen,

toetsing van projecten op de drie overheidsniveau’s

informatievoorziening t.b.v. burgers en bedrijven

basis voor geintegreerde beleidsaanpak met luchtkwaliteit en omgevingsveiligheid De eenduidige aanpak die ten grondslag ligt aan zo’n landelijke gegevensbasis voor geluid biedt aan de voorkant de mogelijkheid om afstemming met basisbestanden vorm te geven en aan de kant van de uitkomsten de mogelijkheid om via vastlegging in de regelgeving de bestendigheid in de richting van toetsing door de Raad van State te vergroten. Regie op het informatiehuis geluid Een ontwikkeltraject naar een landelijke geluidkaart voor monitoring en toetsing biedt tevens een goed aanknopingspunt voor de versterking van de regie op het informatiehuis geluid. Wanneer één instantie verantwoordelijk is voor gegevensverzameling, beheer en kwaliteit van zo’n landelijke kaart is er de mogelijkheid om op de gegevensvoorziening voor geluid te sturen vanuit een samenhangende visie en aanpak. Zo’n instantie bestaat er nu niet, maar hiervoor is wel aangegeven dat op dit moment de manier waarop het beheer van de reken en meetvoorschriften geregeld is er het dichtste bij komt. Daarnaast is het van belang om de vergelijking te maken met de aanpak voor luchtkwaliteit. Op grond hiervan is een model denkbaar, waarbij:

de Minister van I&M eindverantwoordelijk is voor het geheel;

beleidsmatige aansturing plaatsvindt door een stuurgroep onder voorzitterschap van I&M met als leden diverse geledingen van de rijksoverheid, IPO en VNG;

een klankbordgroep functioneert met vertegenwoordigers van bedrijfsleven en bewoners;

de uitvoering is neergelegd bij een combinatie van RIVM en RWS-Leefomgeving

RIVM een onafhankelijke referentiefunctie vervult als het gaat om de kwaliteit van de gegevens en de processen.

Duidelijk is dat dwarsverbanden moeten worden gelegd met de manier waarop de regie op vergelijkbare informatiehuizen is geregeld. Ook is van belang welke keuzen gemaakt gaan worden bij het organiseren van de informatievoorziening op de onderwerpen die breder zijn dan geluid, zoals de omgevingskenmerken en de verkeersdata- en scenario’s. Als er bv. voor gekozen wordt om een informatiehuis infrastructuur te maken, dan spreekt voor zich dat de relaties tussen dit huis en die voor geluid, lucht en externe veiligheid goed gedefinieerd moeten worden.

Page 19: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

19

5. Conclusies, aanbevelingen en vervolg

Bij de gegevensvoorziening voor geluid heeft zich in de loop der jaren een lopende praktijk ontwikkeld, die ertoe leidt dat projecten en vergunningen op het punt van geluid in het algemeen goed onderbouwd zijn. Dit blijkt mede uit het feit dat in Raad van State-procedures de onderbouwing meestal niet het punt is waar zaken op stuk lopen. Dat neemt niet weg dat:

o de gegevensvoorziening voor geluid een aantal knelpunten vertoont; o door de complexiteit van het thema geluid in belangrijke mate het domein

van specialisten is en waardoor het lastig in te passen is in een breder omgevingsbeleid;

o in de samenhang met andere beleidsterreinen stroomlijning en efficiencyverbetering kan plaatsvinden en bestaande knelpunten kunnen worden opgelost en

o dat lopende beleidstrajecten, zowel in het kader van de Omgevingswet als het geluidbeleid zelf, hiervoor goede kansen bieden.

Het geluidbeleid is volop in verandering. In relatie tot de gegevensvoorziening is de versterking van de monitoring via de introductie van de GPP’s het meest in het oog springend. Deze GPP’s zijn de trigger voor een verbeterproces van de gegevensbasis voor verkeerslawaai en bedrijfsterreinen. Voor rijksinfrastructuur is dit verbeterproces al een eind op dreef, voor de provinciale infrastructuur en de bedrijfsterreinen moet het nog beginnen. Het is van belang dat deze gegevens zoveel mogelijk ook voor andere doelen worden benut, zoals bijvoorbeeld toetsing van projecten en kartering t.b.v. de END-richtlijn.

De totstandkoming van de Omgevingswet biedt kansen om voor aan elkaar gerelateerde beleidsterreinen als lucht, geluid en omgevingsveiligheid de beleidskaders en de eisen die dit aan de onderbouwing stelt meer te stroomlijnen. Zo kan via de Laan van de leefomgeving de gegevensvoorziening efficiënter en samenhangender gemaakt worden. De ervaringen bij luchtkwaliteit, waar recent in het kader van het NSL een grote verbeterslag is gemaakt, worden in dit kader benut en zullen in een nieuw informatiehuis geluid moeten worden gecombineerd met de specifieke eisen die het thema geluid stelt. Aanknopingspunten voor stroomlijning over de beleidsterreinen heen zijn:

o basisgegevens over omgevingskenmerken o totstandkoming en beheer van verkeersgegevens o maken en gebruik van kaarten voor monitoring en toetsing o periodiciteit van de monitoring

Voor geluid is de op rijksniveau uitgesproken wens om te komen tot een landelijke gegevensbasis met bijbehorende kaart voor monitoring en toetsing het voertuig om te komen tot een nieuw informatiehuis, dat voldoet aan de voorwaarden om op de Laan van de leefomgeving te worden aangesloten. Deze gegevensbasis met bijbehorende kaart heeft de volgende kenmerken:

Page 20: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

20

o er worden zoveel mogelijk gegevens benut van verschillende bronhouders, zoals bijvoorbeeld GPP-monitoring, verkeersgegevens, gegevens over zonebeheer industrielawaai, die centraal op kwaliteit en consistentie worden getoetst. Hiervoor wordt een transparant proces afgesproken;

o de kaart en achterliggende bestanden bieden, samen met eigen gegevens over specifieke situaties en projecten, aan overheden een efficiënt en eenduidig monitorings- en toetsingsinstrument;

o de kwaliteit van de kaart en de achterliggende bestanden zijn Raad van State-proof;

o de kaart is qua verschijningsvorm en toegankelijkheid zoveel mogelijk vergelijkbaar met die voor luchtkwaliteit en omgevingsveiligheid

Om deze kaart en de achterliggende gegevensbasis te realiseren moeten de volgende acties worden ondernomen, die deels op een breder terrein liggen dan alleen geluid:

o ontwikkel een set van actuele gegevensbestanden over omgevingskenmerken (inclusief het verkeersnetwerk) die omvattend is voor het maken van berekeningen voor lucht, geluid en omgevingsveiligheid en stel die op de Laan van de leefomgeving voor alle gebruikers beschikbaar;

o ontwikkel een set van bovenregionale verkeersmodellen en zo mogelijk een landelijk model, gebaseerd op gegevens van alle hierin betrokken overheden en andere partijen, voorzie die van een consistentietoets door een onafhankelijke instantie, hou die periodiek bij en stel die eveneens beschikbaar via de Laan;

o onderzoek wat de mogelijkheden zijn om gegevens over bedrijfsterreinen meer te standaardiseren en pas die mogelijkheden toe;

o laat een centrale instantie, met gezamenlijke aansturing van de 3 overheidsniveaus, op basis van bovenstaande en andere gegevens een jaarlijks te actualiseren landelijke geluidkaart maken voor monitoring en toetsing en gebruik die kaart en de achterliggende gegevens voor beoordeling van nieuwe projecten, vergunningverlening voor bedrijven en woningbouw, bepaling van gevelbelastingen t.b.v. isolatie, monitoring van plafondpunten langs wegen en bedrijfsterreinen en voor END-rapportages;

o veranker het gebruik van de kaart en de achterliggende bestanden in de regelgeving, zodat de bestendigheid richting Raad van State gegarandeerd is;

o maak voor de kaart en de achterliggende bestanden een beheersstructuur, waarvoor de aansturing in het beleid verankerd is, waarbij de uitvoering plaatsvindt bij een neutrale instantie en waarvan de kwaliteit wordt bewaakt door een onafhankelijk referentie-instituut.

Page 21: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

21

Bijlage 1 Factsheet basisgegevens Geluid versie 4 –11042014 Algemeen Onderstaand plaatje is een schematische weergave van het “virtuele” informatiehuis geluid. Het is eerder te betitelen als een informatiefabriek dan als een huis. Aan de ene kant gaan er allerlei soorten gegevens in, die binnen het huis worden bewerkt via rekenmodellen en de resultaten daarvan vormen ook weer gegevens die worden gebruikt in allerlei beleids-processen. Niet op de tekening te zien is dat het informatiehuis geluid een aantal zaken gemeenschappelijk heeft met informatiehuizen voor andere milieusectoren, zoals lucht (incl. PAS) en externe veiligheid. Het gaat bij deze groep van huizen (3-onder-1-kap) immers om dezelfde bronnen (verkeer en bedrijvigheid), die het milieu-effect veroorzaken. Wat ook niet te zien is, is dat het in het huis een drukte van belang is. Er zijn heel veel partijen betrokken bij het genereren en toepassen van geluidgegevens: databeheerders, adviesbureaus, kennisinstellingen, overheidspartijen, initiatiefnemers van projecten, burgers, etc. Via de geluidsregelgeving en met name de Reken- en meetvoorschriften voert I&M een zekere mate van regie uit op dit geheel. Aansluiting van het huis op de toekomstige Laan van de leefomgeving veronderstelt een 2-richtingverkeer: invoergegevens kunnen via de infrastructuur van de Laan betrokken worden en resultaten kunnen via de Laan ter beschikking van de gebruikers worden gesteld. In de hierna volgende beschrijving van de activiteiten die in en om het huis plaatsvinden, volg ik deze 3-deling: invoergegevens, processen in het huis en uitvoergegevens

naardatagebruikers

Informa ehuisgeluid

Input:• Basisgegevens

omgevingskenmerken• Omvangac viteiten• Geluidspecifiek e

informa e

Output:Geluidinforma evoor:• Uitvoeringprojecten• Monitoring• Beleidsplanning• Informa eburgers

KenmerkenInforma ehuis:• Rekenfabriek,modellencentralerol• Veelspelers,beperkteregie

vandatabeheerders

Page 22: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

22

Inhoud Invoergegevens Voor geluidberekeningen zijn de volgende soorten invoergegevens nodig:

Omgevingskenmerken: ligging bestemmingen, bodemkenmerken, meteo, bebouwing, liefst in 3D, aard van de bebouwing i.v.m. het bepalen van wat geluidgevoelige bestemmingen zijn. Het betreft hier algemene gegevensbestanden, zoals de BAG, AHN en WBN.

gegevens over de omvang van de geluidsbron (verkeer, bedrijvigheid), nu en in de toekomst (10 jaar vooruit, m.b.v. scenario’s) en verdeling over dag, avond en nacht. Voor verkeer worden hier op tellingen gebaseerde verkeersgegevens en prognoses gebruikt. Voor bedrijvigheid wordt getoetst op de representatieve bedrijfssituatie. In de regelgeving is die gedefinieerd als de 13e dag, d.w.z. dat er 12 dagen mogen zijn met een hogere bedrijfsintensiteit.

Geluidspecifieke informatie, zoals gegevens over de geluidsproductie van de activiteit (emissiekentallen vervoersmiddelen, spoorconstructies, wegdekken, geluidschermen, etc., waarvan sommige zijn ingebouwd in de rekenmodellen). Voor inrichtingen is dit maatwerk, dat vooral via een mix van metingen en kentallen wordt bepaald.

De processen in het informatiehuis Geluid wordt meestal berekend, met behulp van rekenmodellen. Hiervoor gelden rekenmethodes, die door het RIVM worden beheerd en in de regelgeving zijn vastgelegd (RMV’s). Er zijn methodes voor globale en meer gedetailleerde berekeningen. Jaarlijks adviseert het RIVM de minister over het actueel houden van de RMV’s. Voor de komende periode is de invoering aan de orde van de Europese rekenmethode voor de kartering in het kader van de EU-richtlijn Omgevingslawaai (END). Hierover zal naar verwachting medio 2014 in EU-verband besluitvorming plaatsvinden op basis van de resultaten van het zgn. CNOSSOS-project. Verschillende adviesbureaus hebben op basis van de RMV’s rekenmodellen ontwikkeld, die bestaan uit een invoermodule, een rekenhart en een presentatiemodule, waarin vaak een GIS-applicatie is opgenomen om kaarten te kunnen maken. Het zgn. rekenhart bestaat ook weer uit drie onderdelen, te weten een module die de bron beschrijft, een module die de geluidpaden tussen bron en de objecten in de omgeving simuleert (de zgn. pathfinder) en een module die de geluidsbelastingen op de gevels van de objecten berekent. De tendens is dat door toenemende prestaties van de hardware en steeds efficiënter geprogammeerde software rekentijden sterk teruglopen en dus complexe berekeningen in steeds kortere tijd worden gemaakt. Een effect hiervan is onder meer dat vrijwel geen gebruik meer wordt gemaakt van de rekenmethode voor globale toepassingen (SRM1). Geluid kan ook bepaald worden via metingen. Metingen worden voornamelijk verricht ter validatie van de modellen en in het kader van industrielawaai, omdat dit soms lastiger te modelleren is dan verkeerslawaai, of omdat de bron zo specifiek is dat die door meting moet worden bepaald. Reden waarom bij verkeer slechts zeer beperkt wordt gemeten is dat geluidsnormen zijn uitgedrukt in jaargemiddelde waarden, waardoor het kostbaar is om te meten en omdat toekomstige situaties alleen via berekeningen te bepalen zijn. Dit laatste geldt natuurlijk voor alle lawaaibronnen. Er is echter wel een tendens te zien naar bredere toepassingen van meting. Dit kan omdat metingen steeds goedkoper worden en een breder toepassingsbereik hebben door ze op te hangen in netwerken.

Page 23: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

23

Zowel rekenen als meten kunnen betrouwbare uitkomsten geven, mits goed uitgevoerd. Meest voorkomende oorzaken van verschillen tussen reken- en meetuitkomsten zijn versimpelingen bij het modelleren van de bronnen en hun omgeving en slechte kwaliteit van de invoergegevens. Uitvoergegevens, ofwel de gebruikerskant Het gebruik van geluiddata kent een aantal clusters, die aansluiten bij de fasen van de beleidscyclus, te weten de beleidsuitvoering, de monitoring en de beleidsplanning.

Beleidsuitvoering Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen, bij sanerings- en reconstructieprojecten en in het kader van vergunningverlening aan inrichtingen wordt getoetst aan geluidnormen. Dit vindt plaats in het kader van diverse wettelijke procedures (WRO, Wm, Tracewet). Voor deze toetsing zijn gegevens nodig over de geluidsituatie na realisering van het plan, die voor het merendeel via berekeningen tot stand komen. Voor gemeentelijke en provinciale projecten worden in het kader van deze toetsing zgn. hogere waarden vastgesteld, zodat duidelijk is wat de maximale geluidbelasting ter plekke van gevoelige bestemmingen mag zijn. Gemeenten zijn verplicht de verleende hogere waarden te melden bij het Kadaster, waar ze op kavelniveau kunnen worden opgevraagd. Op basis van deze hogere waarden wordt op grond van het Bouwbesluit de noodzakelijke isolatiewaarde van de gevel bepaald. Geluidgegevens voor toetsing van nieuwe en handhaving van bestaande bedrijvigheid komen tot stand via een mix van meten en berekenen. Voor geluidproductie van machines die binnen bedrijven of in de openlucht worden gebruikt bestaan databases gekoppeld aan EU-richtlijnen. Akoestische bureaus hanteren daarnaast vaak eigen, op metingen gebaseerde gegevensbestanden met emissiekentallen voor allerlei installaties binnen bedrijven en op ervaring gebaseerde beoordelingsmethodes. In het kader van juridische procedures ontstaat jurisprudentie over deze gegevens en methodes en dat zorgt weer voor bredere toepassing. Bij industrielawaai wordt onderscheid gemaakt tussen gezoneerde en niet gezoneerde terreinen. Op gezoneerde terreinen verzorgt de gemeente het zonebeheer, met behulp van een zonemodel. Dat model is gemaakt bij het ontwerp van het terrein en als er zich dan bedrijven vestigen, dan worden de gegevens van het bedrijf in het model ingevoerd. Zo is te zien wat de resterende geluidruimte op het terrein is. Toetsing aan de zone, of bij niet gezoneerde terreinen aan de geluidsnormen ter plekke van de nabijgelegen woningen vindt plaats in het kader van vergunningverlening. Bedrijven zijn verplicht om zelf de gegevens aan te leveren, die nodig zijn om een vergunning te toetsen aan de vastgelegde geluidwaarden. Hierbij moet gewerkt worden conform de in de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai. Ook bij vergunningverlening voor de bouw van woningen en andere bouwwerken in die situaties waar geluidberekeningen nodig zijn bij afwijkingen van het bestemmingsplan, moet de initiatiefnemer zelf de voor toetsing benodigde gegevens aanleveren.

Page 24: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

24

Het streven is om geluid zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen en al in de fase van het ontwikkelen van varianten een indruk te krijgen van de geluidsituatie. Hiervoor kan volstaan worden met globalere gegevens, die snel en interactief kunnen worden berekend.

Monitoring en naleving Voor rijksinfrastructuur (weg- en spoor) is in 2013 het regime van de geluidproductieplafonds van kracht geworden. Dit is een nalevings-systematiek, die bestaat uit punten langs de infrastructuur, waarop een geluidwaarde is bepaald, die niet overschreden mag worden en als uitgangspunt geldt voor de beoordeling van nabijgelegen nieuwe woningbouw. Deze punten zijn vastgelegd in het GPP-register en worden jaarlijks gemonitord. Belangrijkste verbetering die in SWUNG2 zal worden doorgevoerd is een monitoringssystematiek voor de gemeentelijke en provinciale wegen. Het is de bedoeling om voor provinciale infrastructuur en voor bedrijfsterreinen een systematiek te kiezen analoog aan de GPP’s. Voor gemeentelijke wegen zal worden gemonitord op basis van de ontwikkeling van de verkeersintensiteiten. Voor de frequentie daarvan wordt aangesloten bij het ritme van de END-kartering. Naast het beleid voor nieuwe projecten is er een saneringsoperatie in uitvoering, waarbij woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, die voor inwerkingtreding van de Wet geluidhinder een te hoge geluidsbelasting ondervonden alsnog worden gesaneerd. Het Bureau sanering verkeerslawaai stuurt in opdracht van het ministerie deze saneringsoperatie. In dat kader wordt gemonitord wat de saneringsvoorraad is en wat de stand is van de uitvoering. De sanering Industrielawaai is afgerond.

Beleidsplanning De EU-richtlijn Omgevingslawaai (END) legt de verplichting op om 5-jaarlijks geluidkaarten en op basis daarvan actieplannen te maken. Dit geldt voor gemeenten binnen agglomeraties van boven de 100.000 inwoners en voor bevoegde gezagen van wegen, spoorwegen en luchthavens, die een bepaalde gebruiksintensiteit te boven gaan. De gegevens worden aan de EU gerapporteerd die ze samenvoegt tot een EU-geluidskaart die op de website van het EEA staat. Deze gegevens zijn ook te vinden op de websites van de verschillende gemeenten en op een website die in opdracht van de rijksoverheid wordt onderhouden (POLKA). De kaarten vormen ook de basis voor de geluidinformatie op de Atlas Leefomgeving. Binnen de Atlas wordt op deze kaarten nog een harmonisatieslag gemaakt om tot een eenduidige presentatie te komen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de informatievoorziening voor burgers. Voor de beleidsplanning op rijksniveau (actueel houden normstelling, besluitvorming over inzet generieke maatregelen) worden daarnaast nog andere gegevens verzameld. Zo worden door het Expertisecentrum geluid bij het RIVM periodieke hinderbelevings-inventarisaties gehouden en wordt een landsdekkende geluidkaart (STAMINA) bijgehouden. Het RIVM werkt stapsgewijs aan de kwaliteitsverhoging van deze kaart. Een volgende stap is dat verkeers-emissie gegevens, die in het kader van het NSL zijn verzameld benut zullen gaan worden. Op basis van dit model is er op de RIVM website een tool, waar je op adresniveau een benadering kunt vinden van het geluidsniveau ter plekke.

Page 25: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

25

Besturing en financiering Berekenen en meten van geluid is primair een verantwoordelijkheid van bevoegde gezagen, die in het kader van ruimtelijke of infrastructuur-procedures projecten realiseren of op naleving en handhaving controleren. Zij dragen in het algemeen ook de kosten daarvan. Ook de geluidkaarten die in het kader van de END-richtlijn worden opgesteld vallen onder de verantwoordelijkheid en financiering van de desbetreffende bevoegde gezagen. Bij vergunningverleningen voor bedrijven en voor de bouw van geluidgevoelige bestemmingen is het de initiatiefnemer die de kosten betaalt van de benodigde onderzoeken om de vergunningaanvraag te kunnen toetsen aan de geldende geluidwaarden. Hiermee kunnen bovenop de verschuldigde leges aanzienlijke kosten gemoeid zijn. De reken- en meetvoorschriften zijn in de regelgeving verankerd en worden onder regie van het RIVM beheerd. Daaronder valt ook het bijhouden van de databases voor emissiekentallen, spoorconstructies en wegdekken. In financiering hiervan wordt door I&M voorzien. In de praktijk wordt het rekenwerk veelal uitgevoerd door akoestische adviesbureaus, die eigen implementaties van de voorgeschreven rekenmethodes gebruiken. In het kader van het beheer van de RMV’s functioneert onder voorzitterschap van het RIVM een adviesgroep, met vertegenwoordigers uit de verschillende overheidsniveau’s en adviesbureau’s. Binnen deze groep komen nog de meeste lijnen samen als het gaat om de gegevensvoorziening voor het geluidbeleid. Kwaliteit en kwaliteitsborging Opmerking vooraf is dat beoordeling op kwaliteit moet gebeuren vanuit het perspectief van de gebruiker van de gegevens. Geluidgegevens worden voornamelijk gebruikt in het kader van beleidsplanning, ruimtelijke procedures, vergunningverlening en handhaving. Daar zijn dan 3 soorten gebruikers actief:

bestuurders en ambtenaren van overheden Van ambtenaren mag nog wel een specifieke deskundigheid worden verwacht over waar de gegevens te vinden zijn en hoe ze geïnterpreteerd moeten worden. Bij bestuurders is dat minder het geval en wordt geluid vaak als een complex en lastig thema ervaren;

de betrokken bewoners en ondernemers Hier speelt hetzelfde als bij bestuurders, maar daar komt bij dat de toegankelijkheid van de gegevens vaak minder is;

mensen van adviesbureaus en milieudiensten, die in opdracht van initiatiefnemers de geluidgegevens genereren en toepassen bij de planvorming Hier zitten de echte deskundigen, die de weg weten in de wereld van de geluidgegevens.

Beschikbaarheid Te hanteren criteria: Beschikbaarheid voor welke doelgroepen, gemakkelijk te vinden, goed toegankelijk en duidelijk.

Omgevingskenmerken zitten in de BAG. Probleem hier is dat voor meer gedetailleerde geluidberekingen niet alleen informatie over de ligging, maar ook over de hoogte aanwezig moet zijn. Hoogtegegevens zijn opgenomen in het Algemeen

Page 26: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

26

Hoogtebestand Nederland (AHN). Dit bestand komt begin 2014 beschikbaar als open data. Technisch is het mogelijk dit te koppelen met de oppervlakte-gegevens uit de BAG. Het probleem dat dergelijke gegevens moesten worden gekocht is dan opgelost. Een belangrijke ontwikkeling op dit terrein is de totstandkoming van de Basisregistratie Grootschalige Topografie, die is voorzien voor 2016/17. Hierin zouden alle voor geluidberekeningen benodigde omgevingskenmerken moeten zijn opgenomen.

Informatie over verkeer moet door de overheden zelf gegenereerd worden. Belangrijk is dan dat een actuele verkeersmilieukaart beschikbaar is. Dat is vaak een knelpunt. Knelpunt is ook dat je voor een goede verkeersprognose naar een groter gebied dan de gemeente moet kijken. Daarin wordt soms voorzien door een regionale verkeersmilieukaart, maar die is niet altijd beschikbaar. Informatie over verkeersintensiteiten is ook nodig voor luchtkwaliteits en externe veiligheids-berekeningen. Specifiek voor geluid is dat er een verdeling over dag, avond en nacht nodig is. Een lastig punt is voorts dat er niet een aanspreekpunt is voor gegevens over verkeersintensiteiten op verschillende soorten wegen. Een bepaald gebied of object kan in de invloedssfeer liggen van zowel rijks- als provinciale en gemeentelijke wegen. Dan moet men bij elk van die instanties zijn en de gegevens samenvoegen.

Informatie over emissiekentallen en geluidskarakteristieken van verschillende typen wegdekken wordt centraal beschikbaar gesteld en is meestal in de rekenmodellen geïntegreerd. Informatie over de ligging van schermen en typen wegdekken is beschikbaar bij de wegbeheerder.

Zijn geluidbelastingen berekend, dan is de volgende vraag hoe die informatie beschikbaar wordt gesteld. Geluidinformatie in het kader van procedures is in de plan- of vergunningsdocumenten opgenomen, meestal in de vorm van kaarten of tabellen met aantallen geluidbelaste woningen of personen per dB-klasse. Hiervoor gelden wettelijk geregelde publicatie-verplichtingen. In de meeste gemeenten staan dergelijke stukken ook op de gemeente-site.

Als uitkomst van planprocessen worden hogere waarden vastgesteld, die sinds 2007 moeten worden aangemeld bij het Kadaster. Uit een onderzoek van de toenmalige VROM-inspectie kwam naar voren dat het met de uitvoering van die aanmeldingsplicht slecht gesteld is.4 Beschikbaarheid van verleende hogere waarden uit de periode daarvoor varieert per provincie. Sommige provincies hebben deze waarden als goedkeurende instantie gearchiveerd en andere niet. In ieder geval moeten de waarden terug te vinden zijn in de desbetreffende plandossiers in de gemeentelijke archieven. Hogere waarden zijn nodig voor het vaststellen van de isolatiewaarde van gevels voor nieuw te bouwen woningen op basis van het bouwbesluit. De ervaring leert dat het terugzoeken van deze waarden wanneer nieuwbouw aan de orde is meestal niet op problemen stuit. Hoeveel inspanning hiermee gemoeid is, is niet duidelijk.

Sinds begin 2012 geldt voor de rijksinfrastructuur het stelsel van de GPP’s. De geluidwaarden in de referentiepunten staan in de geluidregisters van RWS en

4 “Geluid, we willen het niet horen”, Onderzoek verleende hogere waarden, VROM-inspectie, Den Haag, 2010. Het onderzoek betrof de periode 2007-2008.

Page 27: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

27

ProRail. Deze zijn via de site van RWS/Infomil op internet te vinden en te raadplegen. In dit register zullen ook de monitoringswaarden worden opgenomen.

Geluidkaarten die in het kader van de END-kartering worden gemaakt zijn (meestal) te vinden op de websites van de desbetreffende gemeenten en van de infrastructuurbeheerders. Een overzicht van de kaarten wordt geboden door de website van het projectbureau POLKA (www.polka.org) Deze site biedt een vrij compleet overzicht. Echter een kleine test wijst uit dat de kwaliteit van de informatie per gemeente erg verschilt (variërend van link werkt niet (Apeldoorn), er staat alleen rapport met tabellen op (Alphen a/d Rijn), tot zeer gedetailleerde informatie met kaarten per wijk en per bronsoort (Arnhem)). Geluidkaarten zijn ook te vinden op de Atlas Leefomgeving. Hiervoor worden waar mogelijk de END-geluidkaarten gebruikt. Om tot een landsdekkend beeld te komen worden deze kaarten aangevuld met RIVM-gegevens. Via de site van het RIVM is het mogelijk om per adres (postcode/huisnummer) een indicatie te krijgen van de geluidsbelasting ter plekke. Deze gegevens worden gegenereerd via STAMINA.

Bruikbaarheid Criteria zijn: geschiktheid voor het gebruiksdoel en koppelbaarheid In het algemeen zijn de gegevens (zowel aan de kant van de invoer als de informatieproducten die uit de modellen komt) goed bruikbaar voor de doelen waarvoor ze zijn ontwikkeld. Dat neemt niet weg dat er een aantal verbeterpunten zijn:

Interpretatie geluidgegevens door niet-geluiddeskundigen. Een veel gehoorde klacht is de complexiteit van het verschijnsel geluid. Dit speelt bij burgers en ook bij veel bestuurders. Aspecten zijn:

o de vertekening in de beeldvorming door de logaritmische dB-schaal: + 3 dB is een verdubbeling van het geluidvolume

o de lastig te interpreteren relatie tussen geluidbelasting in dB’s en de mate van aantasting van gezondheid en welbevinden

o het waarom van verschillende normgetallen voor de diverse bronnen (andere dosis-effect-relatie)

Bruikbaarheid van de BAG voor geluid. Hier spelen 2 punten. In de BAG ontbreken gegevens over de hoogte van gebouwen. Die zitten in het AHN en kunnen met de BAG gekoppeld worden. Wat dan blijft is het probleem van de kwaliteit van de AHN-gegevens. Uit vergelijkingen tussen AHN en het Nationaal wegenbestand (NWB), waarin precieze informatie is opgenomen over de hoogteligging van de wegen blijkt dat het AHN nogal wat fouten bevat. De indruk is dat AHN2 op dit punt een verbetering betekent en dat de daarin opgenomen gegevens een voldoende betrouwbaarheid hebben voor geluidberekeningen. Tweede punt is dat de BAG als het gaat om de weergave van de vorm van de gebouwen globaler zou kunnen zijn, omdat de werkelijke vormen in de geluidmodellen leiden tot veel reflecties, waardoor de rekentijden toenemen zonder dat dit wezenlijk bijdraagt aan de kwaliteit van de uitkomsten. Dit lijkt echter een probleem dat zichzelf gaat oplossen door de verbeterde hard- en software.

Verkeersgegevens worden primair gegenereerd voor verkeersdoeleinden. Om ze voor geluidberekeningen geschikt te maken is veel aanvullende informatie nodig. Zo is informatie nodig over intensiteiten voor een fijnmaziger wegennet dan voor

Page 28: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

28

verkeersdoeleinden wordt gebruikt. Ook is informatie nodig over de verdeling over dag/avond/nacht en over de verschillende voertuigtypen (vracht/bestel/personenauto’s). Ook is voor geluid de ligging van de rijbanen van belang. In het opwaarderen van deze gegevens gaat veel tijd zitten.

Een kans ligt er bij de monitoringsgegevens van de GPP’s. Deze komen dit jaar voor het eerst beschikbaar en kunnen voor andere doelen worden hergebruikt.

Koppelbaarheid van bestanden. Eerste indruk is dat dit technische operaties zijn, die mits goed uitgevoerd geen problemen hoeven op te leveren. Wel is het zo dat het verder doorvoeren van standaardisatie dit proces veel efficiënter zou maken.

Informatie over wegdekken en schermen is vaak niet actueel en onvoldoende betrouwbaar. Voor rijkswegen is op dit punt bij de bepaling van de GPP’s een inhaalslag gemaakt. Voor gemeentelijke en provinciale wegen is dit nog onvoldoende tot slecht.

Bestendigheid Criteria zijn: Goede gegevensdefinities, volledigheid, juistheid, nauwkeurigheid, consistentie, herleidbaarheid, actualiteit, tijdigheid, controleerbaarheid en juridische houdbaarheid Bestendigheid is zowel afhankelijk van goede invoergegevens als van het gebruikte model. In zijn algemeen kan gezegd worden dat geluidmodellen, die voldoen aan de RMV’s leiden tot voldoende nauwkeurige uitkomsten voor de doelen waarvoor ze bestemd zijn, mits goede kwaliteit invoer wordt gebruikt en sprake is van voldoende zorgvuldige modellering van de bron en de omgeving in de geluidmodellen. Uit informatie van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) blijkt dat het aandeel van de plannen dat in beroepsprocedures sneuvelt op de onderbouwing van het thema geluid niet zo groot is. Desalniettemin zijn er verbeterpunten en die betreffen met name de zorgvuldigheid van de modellering en de kwaliteit van de verkeersprognoses. Specifiek voor industrielawaai schort het nog al eens aan de juistheid van de brongegevens.

Page 29: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

29

Bijlage 2

Verslag Workshop informatievoorziening in het geluiddossier – één geluid? op 13 maart 2014, georganiseerd door RIVM, DCMR, GGD‐Amsterdam en IenM

Inleiding In dit verslag worden eerst de hoofdboodschappen uit de presentaties op een rij gezet. Daarna worden enkele vraag‐ cq. uitwerkingspunten te geformuleerd, die in verschillende presentaties terugkomen. Dan volgt een impressie van de discussie en tot slot worden enkele voorstellen gedaan voor mogelijke (gezamenlijke) vervolgstappen.

Overzicht van de presentaties Blok 1: Nieuwe beleidsontwikkelingen

1) Ton de Nijs (RIVM) Gegevensvoorziening Omgevingswet: kan ook eenvoudig beter. In het kader van de Omgevingswet wordt, gebaseerd op een uitspraak in het regeerakkoord, ook gewerkt aan verbetering en stroomlijning van de gegevensvoorziening. Er is het concept ontwikkeld van de Laan van de Leefomgeving, die een infrastructuur biedt voor de informatiehuizen van de afzonderlijke thema’s. RIVM heeft een knelpuntanalyse gemaakt op basis van de criteria beschikbaarheid, bruikbaarheid en bestendigheid. Daaruit blijkt dat bij luchtkwaliteit in het kader van het NSL de gegevensvoorziening goed op orde is gebracht. Bij thema’s als geluid en bodem is er nog veel te verbeteren. Aanbevelingen uit de rapportage zijn: a) Nog veel werk te doen aan m.n. bodem, EV, geluid, natuur b) Lucht / water geven in de praktijk weinig problemen c) Behoefte aan centrale registers voor verkeer, populatie, etc d) Behoefte aan voorwasstraat (screening tools) e) Behoefte aan ontsluiting milieuruimte f) Behoefte aan ontsluiting incidenteel onderzoek g) Maak integrale afwegingsinstrumenten mogelijk Uitwerking vindt plaats in deelproject GOAL. Dit zit nu in de definitiefase. Planning is dat de wettelijk verplichte voorzieningen voor een betere gegevensvoorziening in 2018 gereed moeten zijn.

2) Hans Verspoor (Verspoor Advies): Contouren van een nieuw informatiehuis geluid Presentatie is gebaseerd op een verkenning die in opdracht van I&M wordt gedaan naar de verbetermogelijkheden van het informatiehuis geluid. Eerst is gekeken naar de knelpunten in de huidige aanpak en vervolgens naar lopende beleidstrajecten, die kansen bieden om tot verbetering en stroomlijning te komen. Het volgende beeld tekent zich af: a) Er is een verbeterslag nodig als het gaat om de basisgegevens: omgevingskenmerken, gegevens over wegdekken en schermen en verkeersgegevens. Daarbij moet synergie met lucht/NSL‐aanpak worden benut. Belangrijk onderdeel is het komen tot meer consistente verkeersgegevens. Voor wegverkeer is invoering van GPP’s het traject om die verbeterslag tot stand te brengen. b) Vervolgens kan de stap gemaakt worden naar een landelijke kaart voor monitoring en

Page 30: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

30

toetsing, gebaseerd op consistente gegevens, waar alle partijen gebruik van kunnen maken. Die gegevens kunnen ook worden gebruikt voor de END‐rapportage en voor de informatievoorziening aan burgers. c) Het werken met een landelijk grid kan hierbij een instrument zijn. Om tot een geharmoniseerd geluidgrid te komen is een zorgvuldig proces nodig van gegevensuitwisseling tussen overheden. De NSL‐werkwijze kan daarbij als voorbeeld dienen.

3) Dolf de Gruijter (Dir. KLG‐Geluid, I&M): Swung‐1 aan zijn plafond?/ Ervaringen met data Afgelopen jaren zijn de GPP’s voor de rijksinfra geïmplementeerd. Ervaringen daarmee zijn dat het voor de beheerder een forse inspanning betekent om alle gegevens van zijn infra te inventariseren en de nauwkeurigheid daarvan te bepalen. Die nauwkeurigheid moet gerelateerd zijn aan het doel waarvoor je de gegevens gebruikt. In dit geval is dat de omgevingskwaliteit op het gebied van geluid. Vraag is of je met globaler gegevens het beoogde doel zou kunnen bereiken. Conclusies zijn: a) GPP’s hebben er toe geleid dat er nu kwalitatief betere en meer eenduidige gegevens beschikbaar zijn over de rijksinfra; b) Het is lastig een systeem op te zetten dan alle doelen kan dienen; c) Het is belangrijk dat de “gehanteerde werkelijkheid” hanteerbaar blijft; d) Het data‐systeem van Swung1 zit qua complexiteit aan zijn plafond Op basis hiervan worden de volgende aanbevelingen geformuleerd: Maak heldere keuzes; Laat je niet te snel verleiden tot wat er al kan en ontwikkel regelgeving en data‐ structuren altijd in samenhang, want ‘Eén wet kan meer vragen dan honderd databases kunnen beantwoorden.’

Blok 2: De lokale praktijk

4) Reinier Balkema (Gemeente Utrecht) Geluidproblematiek in Utrecht In de dagelijkse praktijk vindt rekenwerk plaats voor bestemmingsplannen, bouwplannen en wegaanpassingen. Daarvoor moeten gegevens bij elkaar gesprokkeld worden over verkeersintensiteit en –samenstelling, snelheid, wegdek en omgeving. Verkeer kent een aanzienlijke dynamiek. Om de 2 jaar wordt het verkeersmodel aangepast. Doel van het verkeersmodel is macroschaal, terwijl geluid op micro schaal informatie wil. Ook in vergelijking met lucht zijn voor geluid de lagere orde wegen belangrijk. Bij Utrecht is de relatie met het rijkswegennet belangrijk. Gegevens van rijk en gemeente moeten dus goed met elkaar corresponderen. Dat is lang niet altijd het geval. Bij lagere intensiteiten zijn verkeersgegevens minder betrouwbaar, terwijl ze wel de basis vormen voor gedetailleerde geluidberekeningen. Dit leidt tot schijnnauwkeurigheid. Swung‐2 lijkt nog gedetailleerder gegevens te vragen. Aanbevelingen zijn om ook bij geluid een NIBM‐criterium (Niet In Betekenende Mate) in te voeren. Daarmee een drempel te definiëren voor niet mee te nemen wegen, de voorkeurswaarde niet lager te stellen en kartering alleen te laten plaatsvinden door de bronbeheerder (dit voorkomt bij de END kaarten een doublure).

5) Paul Driessen (provincie Gelderland): Voorbereiding provincies op Swung‐2: De GPP’s komen er aan!

Page 31: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

31

Swung‐2 introduceert GPP’s voor provinciale wegen. Het is niet mogelijk de aanpak voor de rijksinfra zonder meer te kopiëren. Provinciale wegen hebben een regionale functie, ontsluiten vaak ook woningen, het verkeer kent een grote diversiteit en ze gaan soms ook door de bebouwde kom. Ook is er sprake van twaalf wegbeheerders met elk hun eigen inzichten en werkwijzen. Vorig jaar is er binnen het IPO een verkenning gemaakt van de problematiek bij invoering van GPP’s voor provinciale wegen. Conclusies daarvan zijn dat de kwaliteit van de data essentieel is, dat de modellering van de infra maatwerk vereist, dat omgevingsparameters van grote invloed zijn en dat veel data nog niet op orde zijn. De gegevens die voor de EU‐kartering worden gebruikt voldoen in ieder geval niet. Nu is een project gestart dat in beeld moet brengen wat er nodig is om in 2018 goede GPP’s te kunnen vastleggen. De ervaring bij de rijksinfra leert dat de kwaliteit van de data omhoog moet. Dat geldt vooral voor de verkeersgegevens en de omgevingskenmerken. Nu is het soms zo dat de onzekerheden in de gegevens groter zijn dan het effect van de maatregelen. Hier moet een balans gevonden worden tussen de kosten van de verbeterslag en wat nodig is voor het te bereiken doel, namelijk betere bescherming van omwonenden. Belangrijk is dan ook hoe de regelgeving precies uitgewerkt gaat worden. Vraag daarbij is bijvoorbeeld of volstaan zou kunnen worden met emissies van de weg, zodat je geen punten nodig hebt. Het tijdpad naar 2018 is uiterst krap. Bestuurlijke beslissingen zijn op korte termijn nodig.

6) Astrid van Wijk (DCMR): Geluidbeleid en datavoorziening in de Rijnmond De DCMR heeft voor de gemeente Rotterdam een geluidkaart gemaakt die zo goed als nodig de werkelijke situatie weergeeft en geschikt is voor zoveel mogelijk doelen. Doelen van deze kaart zijn: het leveren van informatie aan burgers over geluid op de gevel, de monitoring voor de EU‐richtlijn, de onderbouwing van hogere waarden en van gevelbelastingen voor het bepalen van isolatiewaarden. Uitgangspunt daarbij is dat een zodanige kwaliteit gerealiseerd wordt dat elke case overeind blijft bij de Raad van State. Om deze kwaliteit te bieden zijn eerst de geografische gegevens geoptimaliseerd. Dat betekent dat op basis van de GBKN, het AHN en DtB‐bestanden van RWS een 3D‐ omgevingsmodel is gemaakt bestaande uit shapes voor gebouwen, hoogtelijnen en vlakken. Vervolgens zijn de verkeersgegevens aan de kaart gekoppeld. Behalve de intensiteiten bleek in deze stap erg belangrijk om de gegevens over het verkeersnetwerk goed in de kaart op te nemen, zoals nauwkeurig gefitte rijlijnen, de kunstwerken, de kruispunten en de rotondes en de schermen. Het heeft een forse inspanning gekost om de gewenste datakwaliteit te realiseren. De DCMR werkt nu verder aan het beheer en organisatie van de invoergegevens, zodat steeds over een zo actueel mogelijk geluidbeeld beschikt kan worden.

Blok 3 Ontsluiting van geluidgegevens

7) Harm van Wijnen (RIVM): Wensen, ervaringen en ontwikkelingen vanuit “Atlas voor de leefomgeving”

De Atlas leefomgeving is een website die bestaande informatie over de leefomgeving integraal en begrijpelijk ontsluit naar burgers en professionals. Een belangrijk kenmerk is dat de bronbeheerder verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de eigen data. De meeste provincies doen mee met de Atlas, echter nog relatief weinig gemeenten. Voor geluid zijn diverse kaarten opgenomen, vooral over wegverkeer. Daarbij is uniformiteit nagestreefd wat betreft de indicator (Lden/Lnight, legenda, klassenindeling en geen gebruik aftrek art. 110). Verbeterpunten zijn: het toepassen van een uniforme rekenmethode, verdere harmonisatie

Page 32: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

32

van de verkeersgegevens, afstemming tussen grotere gemeenten en provincies en het stroomlijnen op type gebruiker. Voor de toekomst kan de Atlas een rol vervullen als het gaat om het signaleren en agenderen, het bieden van een online samenwerkingsplatform, het creëren van consensus en het uitwisselen van informatie en bestanden voor de professional. Verkend wordt op dit moment of en hoe de Atlas kan aansluiten op de Laan van de Leefomgeving.

8) Paul de Vos (RHDHV): Ervaringen 2e

ronde EU‐kartering (END 2002/49/EU) Doel van de European Noise Directive (END) is op Europees niveau te komen tot een geharmoniseerde aanpak van het geluidbeleid, met een geharmoniseerde dosismaat en rekenmethode. Dat geeft inzicht in trends EU‐breed en kan bijvoorbeeld het EU‐ bronbeleid aansturen en het beleid van de verschillende landen vergelijkbaar maken. Anders dan bij lucht bevat de richtlijn voor geluid geen normstelling aan de geluidbelasting (er zijn wel typkeuringseisen voor voertuigemissies). Vergelijking van de karteringsrondes 2006 en 2011 laat over het algemeen een forse toename van de geluidbelasting zien. Oorzaken zijn: het corrigeren van evidente fouten, verschil in rekenmethode, wijze van toekennen geluidbelasting aan woningen, woningen tellen, aantal reflecties en detaillering verkeersmodel. Over het algemeen tonen stakeholders weinig ambitie bij de uitvoering van de richtlijn en de invulling van de actieplannen. Er is beperkte betrokkenheid van burgers. De Commissie is bezig met de herziening van de END. Te verwachten aanpassingen zijn de introductie van een nieuwe rekenmethode (CNOSSOS‐EU), meer ‘guidance’, betere afstemming met de luchtrichtlijn, introductie van een ondergrens voor de kartering, aanpassing van definities en afdwingbaarheid. Er is discussie over uniforme grenswaarden, maar de meerderheid van de lidstaten is daar tegen. Belangrijke verbeterpunten zijn: a) meer het focus op trends en minder op absolute waarden b) balans tussen inspanning en laagste waarde c) harmonisering rekenmethodes en van modelleringsregels d) verbetering verkeersmodel e) competentie en verplichting

9) Jan Jabben (RIVM): Kaarten met geluid, van complex naar eenvoudig naar beter? Het geluidbeleid kent veel en gedetailleerde regelgeving en er worden grote bedragen ingezet voor het treffen van maatregelen. Desondanks neemt de hinderbeleving niet af. Is het geen tijd voor een breder geluidbeleid, waarin de nadruk meer wordt gelegd op de geluidkwaliteit van gebieden (ipv gevelaanpak), zoals parken, openbare ruimten, stille gebieden, etc? Het wettelijk kader moet daar dan wel ruimte voor bieden. Een optie om efficiencywinst te behalen is om de END‐geluidkaarten kwalitatief te verbeteren, te harmoniseren en daarmee geschikt te maken voor toetsing van nationale geluidwetgeving. Dan is wel volledigheid, uniformiteit en uitwisselbaarheid nodig, zonder te verdrinken in detail. Dat zou mogelijk kunnen via een nationaal geluidgrid, waarin de

gegevens van alle partijen worden opgenomen en consistentie over het geheel kan worden geborgd. In principe zou daar ook industrielawaai en luchtvaart kunnen worden opgenomen. De volgende aspecten zijn bij het werken met een grid van belang: a) Door het gebruik van grids zijn de rekentijden ook voor grote gebieden acceptabel, mede omdat gebouwen schematisch worden meegenomen. b) Het levert in op formele nauwkeurigheid maar het wint aan eenvoud, eenduidigheid,

Page 33: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

33

uitwisselbaarheid en volledigheid c) Het geeft aanknopingspunten om breder beleid vorm te geven (gebiedsgericht ipv gevelgericht) d) Door verschillende partijen kunnen deelkaarten voor verschillende bronnen worden gemaakt. Zo’n aanpak is haalbaar wanneer er consensus over een format is, wanneer in de regelgeving aanknopingspunten voor zo’n werkwijze worden ingebouwd en wanneer decentrale en centrale taken op het juiste niveau worden gescheiden. Via pilots zou deze aanpak operationeel kunnen worden getoetst.

Aandachtspunten uit de presentaties

De presentaties als geheel overziend, komen daar de volgende meer algemene punten uit naar voren:

De komende periode biedt kansen om tot een wezenlijke verbetering en stroomlijning van de gegevensvoorziening voor het geluidbeleid te komen, omdat tegelijkertijd beleidstrajecten op verschillend niveau (Omgevingswet, Swung‐2 en en CNOSSOS) lopen. Dit biedt een momentum om vernieuwingen in algemeen beleid en rekenregels door te voeren.

De Omgevingswet (incl. Swung2 met de provinciale GPP’s) moet in 2018 klaar zijn en de volgende karteringronde END is in 2017. Gelet op de nodige voorbereidingen voor een nieuwe aanpak is er nu al sprake van een urgent tijdstraject.

De eerste ervaringen met de GPP’s voor rijkswegen laten zien dat dit stelsel qua complexiteit aan zijn plafond zit. Bij de provinciale GPP’s zullen daarom mogelijkheden tot vereenvoudiging aandacht vragen.

Duidelijk is dat de gegevensvoorziening voor het geluidbeleid verbetering behoeft. De aanpak die in het kader van het NSL voor lucht wordt gebruikt kan daarbij als voorbeeld dienen. Die aanpak kan echter niet één op één gekopieerd worden, omdat de geluidproblematiek ook duidelijke verschillen met de problematiek bij lucht vertoont.

Belangrijke verbeterpunten zijn de kwaliteit en de beschikbaarheid van de informatie over de omgevingskenmerken en de verkeersgegevens. Wat betreft de omgevingskenmerken lopen er verschillende verbeterprocessen. Zo moest in Swung‐1 voor de GPP’s rijksinfra een kostenintensieve kwaliteitsslag worden gemaakt en die zal ook voor de GPP’s provinciale wegen nodig zijn. Voor wat betreft de basisbestanden is een beter hoogtebestand beschikbaar gekomen (AHN2) en lopen er ontwikkelingen bij de GBKN. Deze processen zouden zodanig gecoördineerd moeten worden dat er optimaal bruikbare data voor geluidberekeningen beschikbaar komen. Dit zou de lasten voor gegevensbeheer bij overheden aanzienlijk kunnen verminderen.

Wat betreft de verkeersgegevens is er een brede roep om meer samenhang tussen gegevens van rijk, provincie en gemeenten tot stand te brengen en ze beter geschikt

Page 34: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

34

te maken voor milieuberekeningen.

Specifiek voor geluid speelt bij de verkeersgegevens de behoefte aan fijnmaziger wegennet dan bij lucht. Dit omdat ook bij relatief lage verkeersintensiteiten nog ernstige hinder voorkomt. Daar tegenover staat dat ook bij geluid gevraagd wordt naar een NIBM criterium, vooral om het inventarisatiewerk beheersbaar te houden.

Nauwkeurigheid is traditioneel een dilemma. Schijnnauwkeurigheid is immers ‘pointless’ (zwakste schakel bepaalt kracht van de keten). Maar leemten in kwaliteit en verkeerde inschatting van belasting en effecten moeten vermeden worden. Het is daarom belangrijk dat de na te streven nauwkeurigheid overeenkomt met het doel waarvoor de gegevens gebruikt worden. Als (zoals in Utrecht) blijkt dat 20 % van de ernstige hinder voorkomt langs het fijnmazige wegennet, waarvoor de verkeersgegevens tamelijk onnauwkeurig zijn, dan moet daar een andere oplossing voor gevonden worden.

De ervaring van DCMR met de geluidkaart voor Rotterdam leert dat het in principe mogelijk is om een kaart te maken, die zowel voor monitoring als voor toetsing geschikt is. Wil je dit op nationale schaal bereiken dan zijn goede organisatie, optimaal (efficiënt) databeheer en geharmoniseerde rekenmethoden onontbeerlijk. Bij de huidige gegevensvoorziening vergt dit nog een onevenredig grote inspanning.

Het is voor de gegevensbehoefte erg belangrijk hoe je het in de regelgeving formuleert. Er moet een wisselwerking plaatsvinden om tot een balans te komen tussen regelgeving en het omgaan met gegevens. De ervaring (o.a. met het NSL) leert dat wanneer je een goed gemotiveerde aanpak in de regelgeving opneemt, de Raad van State die ook volgt.

Dit laatste punt speelt met name ook wanneer gewerkt zou gaan worden met een gezamenlijk geluidgrid. Daar hoort bijvoorbeeld een wat aangepaste definitie van het begrip ‘geluidgevoelige bestemming’ bij, die in de regelgeving tot uitdrukking moet komen.

De END kartering en het maken van actieplannen wordt weinig ambitieus opgepakt. In ieder geval zou de doublure dat de rijks‐ en provinciale infra zowel afzonderlijk als in agglomeraties moet worden meegenomen er uit gehaald moeten worden.

Punten uit de discussie

Het gevoel bestaat dat de energie die nu in het rekenen wordt gestopt beter in het treffen van maatregelen geïnvesteerd kan worden. Dan is het belangrijk een balans te zoeken tussen verschillende zaken. In de eerste plaats tussen wat centraal en wat decentraal gedaan wordt. Hiervoor is het doel waarvoor je de gegevens gebruikt belangrijk. Voorstelbaar is een stappenmodel, waarbij je de voorwas doet op basis van een landelijke END kaart en naarmate je specifieker wordt meer lokaal maatwerk meeneemt. De indruk is dat een centraal beheerde END kaart op instemming kan rekenen, mits er een check plaatsvindt bij de gemeenten. Het idee wordt geopperd om de actieplannen te koppelen aan de inzet van de saneringsbudgetten, zodat ze

Page 35: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

35

minder vrijblijvend zijn.

Een tweede punt in dit verband is het formuleren van NIBM‐criteria voor geluid. Dat zou betrekking kunnen hebben op verkeersintensiteiten, de omvang van bouwprojecten en de ligging van de infrastructuur. Belangrijk is wel een gezondheidskundig verhaal om het globaler rekenen te kunnen motiveren.

Op basis van de ervaringen van DCMR en Utrecht kwam naar voren dat het voor het rekenwerk aan projecten een besparing zou kunnen opleveren, wanneer er centraal een omgevingsmodel beschikbaar zou zijn. Dat kan dan worden gebruikt voor berekeningen op het gebied van geluid, lucht en veiligheid. Voor geluid moet daar ook hoogte in worden opgenomen. Een 3D‐omgevingsmodel dus. Het zou in ieder geval gebruikt kunnen worden voor de “voorwas” en voor toetsing in de buurt van rijkswegen, maar mogelijk ook breder. Bij toetsing van nieuwe projecten hoef je dan alleen de projectvarianten te modelleren om je berekeningen te kunnen maken.

Landelijke verkeersgegevens zijn duidelijk nog een punt van discussie. Het zou mogelijk zijn om de lokale modellen in te voegen in een landelijk stelsel. Daar zou dan een infrastructuur voor aangeboden moeten worden, waarbij sprake moet zijn van een intensieve wisselwerking tussen de verschillende overheidspartijen. Als voorbeeld werd het landelijk portaal voor ruimtelijke plannen genoemd. Op zo’n stelsel moet wel een actief beheer gevoerd worden vanwege de dynamiek die er in zit.

Voor zowel het omgevingsmodel als de verkeersgegevens komt de synergie met de NSL monitoring aan de orde. In hoeverre kunnen die gegevens ook voor geluid worden gebruikt? In ieder geval moet aanvulling met geluidrelevante gegevens plaatsvinden.

Als met gridpunten gewerkt gaat worden, dan moet die aanpak in de regelgeving worden opgenomen. Daarbij is het mogelijk om de gridgrootte te differentieren naarmate er sprake is van hogere geluidbelastingen.

Als het gaat om de informatievoorziening aan burgers is de ervaring dat er nauwelijks van de END‐kaarten gebruik gemaakt wordt. Belangrijk lijkt dat je niet alleen een kaart laat zien, maar dat er ook een handelingsperspectief geboden wordt, wanneer men knelpunten constateert. Dat zit dan vaak op een heel ander vlak dan de informatie op de kaart, bv. als het de overlast van brommers of burenlawaai betreft. Gemeenten zouden ook kunnen focussen op het actief informeren van burgers over de veranderingen die optreden als gevolg van de uitvoering van nieuwe projecten.

Hoe verder?

Zoals blijkt was de discussie niet altijd even concludent, zeker als het gaat om de te nemen vervolgstappen. Aan de andere kant is er wel een lijn te ontdekken in zowel de punten uit de presentaties als de discussie daarover. Om tot keuzen te komen moeten in ieder geval een

Page 36: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

36

aantal zaken verder uitgewerkt worden. Dat zou plaats moeten vinden in het traject Omgevingswet/GOAL in nauwe samenwerking met de verschillende partijen op het beleidsterrein geluid. Door het Ministerie van I&M zal daarvoor een nader voorstel worden gedaan. Bij de nadere uitwerking staan de volgende onderwerpen centraal:

Naar een 3‐D omgevingsmodel In de presentaties van DCMR en van de gemeente Utrecht kwam naar voren dat het voor de kwaliteit van geluidberekeningen essentieel is om te kunnen beschikken over een goed 3‐D omgevingsmodel. De DCMR heeft dat gemaakt voor de geluidkaart voor de gemeente Rotterdam, die wilde beschikken over een kaart die niet alleen voldoende was voor de EU‐ rapportage, maar ook voor het bepalen van hogere waarden. Dat zet dus al de stap naar een kaart die geschikt is voor toetsingsdoeleinden. Utrecht heeft gekozen voor een iets globalere vorm en gebruikt een geluidkaart als een soort voorwasstraat bij de beoordeling van mogelijke nieuwe bouwlocaties. Zeker uit de ervaringen van de DCMR blijkt dat het voor afzonderlijke overheden een behoorlijke inspanning is om zo’n kaart te maken.

Het belang van goede basisgegevens over omgevingskenmerken, zoals ligging van gebouwen, functies van gebouwen, adressen om aantallen inwoners te bepalen, kenmerken van grondoppervlakken, hoogtes van gebouwen, meteorologische omstandigheden, etc. geldt niet alleen voor geluid, maar ook voor lucht en externe veiligheid. Deze milieu‐ aspecten stellen alle net weer verschillende eisen aan de informatie over de omgeving. Aan te raden is daarom een inventarisatie te maken welke eisen vanuit deze drie milieuthema’s worden gesteld aan de informatie over omgevingskenmerken. Daarbij moet het niet alleen gaan om de soort informatie, maar ook om de kwaliteit ervan. Soms kan de informatie globaler zijn dan nu het geval is (bijvoorbeeld als het gaat om de detaillering van gevelwanden voor geluid) en soms moet het beter dan nu (bijvoorbeeld als het gaat om de hoogtebestanden). Op basis hiervan kan een programma van eisen worden gemaakt en kan bekeken worden op welke punten de basisbestanden voldoen en waar ze verbetering behoeven. Belangrijk daarbij is dat nu al diverse verbeteracties lopen, die echter wel vanuit deze invalshoek gecoördineerd zouden moeten worden. Op zo’n manier zou een landelijk 3D‐omgevingsmodel voor milieuberekeningen kunnen worden gemaakt en actueel gehouden, waarvan alle partijen voor hun berekeningen gebruik van kunnen maken. Daarbij moet afzonderlijk bekeken worden hoe de informatie over het verkeersnetwerk hierin meegenomen wordt. Zaken als ligging en hoogtes van rijbanen, kruispunten en rotondes en geluidskenmerken van wegdekken en schermen zijn belangrijk voor milieuberekeningen. Als het gaat om nieuwe ontwikkelingen kan dan volstaan worden met het modelleren van het nieuwe plan in de bestaande omgeving. Dit zou een aanzienlijke efficiencywinst kunnen opleveren, omdat dan heel veel versnipperd inventarisatie‐ en compilatiewerk door afzonderlijke partijen kan worden bespaard.

Naar een landelijke verkeersprognose De verkeersgegevens gaven in de workshop aanleiding tot veel discussie. Een eerste punt is dat die gegevens primair gemaakt worden voor verkeersdoeleinden en er aanvullende informatie nodig is voor toepassing voor milieuberekeningen. Voor verkeer gaat het om het hoofdwegennet en de stromen van punt naar punt. Voor milieuberekeningen is afhankelijk van het onderwerp ook informatie nodig over het fijnmazige wegennet, is precieze informatie nodig over de ligging van de rijbanen, moeten voertuigen kunnen worden

Page 37: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

37

onderscheiden naar emissiekenmerken en voor geluid moet je weten wat er op de dag/avond/nacht rijdt en wat snelheden zijn. Als het gaat om de vraag hoe fijnmazig de gegevens zouden moeten zijn is het van belang te kijken naar ondergrenzen, waarbij nog sprake is van relevante milieueffecten. Hiermee kan de informatie‐omvang worden beperkt. Een tweede punt is de versnipperde aanpak. Elk bevoegd gezag maakt zijn eigen tellingen en prognoses voor de “eigen” wegen, waarbij natuurlijk rekening gehouden moet worden met de rest van het wegennet, want dat is een samenhangend geheel. Zo rekent Rijkswaterstaat voor de rijkswegen, maar moet informatie verdisconteren van het onderliggend wegennet en voor de provinciale en gemeentelijke wegen geldt hetzelfde. Dit kan ertoe leiden dat bv. een gemeente uitgaat van heel andere prognoses voor rijks‐ of provinciale wegen op haar grondgebied dan RWS of de desbetreffende provincie. Een derde punt is de dynamiek. Dat ligt voor lucht en geluid verschillend. Als gevolg van de log‐schaal moet een toename bij geluid al fors zijn om door te tikken in termen van dB’s (een toename van 40% in verkeersintensiteit veroorzaakt 1,5 dB extra), terwijl bij lucht er sprake is van een evenredige toename van de intensiteit. Feit is wel dat uit de inbreng van zowel Utrecht als Gelderland in de workshop blijkt dat de verkeersgegevens elk jaar geactualiseerd worden, waarbij voor Utrecht geldt dat het onderliggende model om de 2 jaar wordt geüpdatet. Het laatste vierde punt is dat er een perspectief nodig is dat gegevens over de feitelijke verkeersontwikkelingen gemakkelijker beschikbaar komen. Nu wordt dat voornamelijk via tamelijk kostbare telpunten verzameld. In de toekomst kan dat mogelijk meer via intelligente verkeerslichten en gegevens van navigatie‐systemen en smartphones in kaart gebracht worden. In dit verband is de NDW (Nationale Databank Wegverkeersgegevens) een belangrijke partij. Aanbeveling is om op met inachtneming van genoemde punten in beeld te brengen hoe je kunt komen tot een nationale set van verkeersgegevens, zowel over de huidige situatie als voor een aantal prognosejaren. De aanpak die hiervoor in het NSL wordt toegepast, waarbij gegevens van alle partijen worden benut en worden beoordeeld op consistentie, moet hierbij het een vertrekpunt zijn.

Naar het werken met een landelijk geluidgrid Op basis van de huidige rekenvoorschriften wordt geluid voor toetsingsdoeleinden berekend op punten op de gevels van geluidgevoelige gebouwen. Dit leidt tot een grote mate van detail en daarmee tot een grote rekeninspanning, zeker als je geluidberekeningen wilt maken voor grote gebieden, zoals een landelijke kaart waar we naar toe willen. Het betekent dan een aanzienlijke reductie van die rekeninspanning wanneer gewerkt zou kunnen worden met grids, dat wil zeggen dat de geluidbelasting wordt bepaald als een gemiddelde van bv. een 10 x 10 meter vlak. Berekeningen worden dan wat minder nauwkeurig, maar voor een deel is dat verlies schijnnauwkeurigheid, omdat er bijvoorbeeld in de invoergegevens aanzienlijk grotere onnauwkeurigheden kunnen zitten. Dit leidt tot de stelling dat het over het geheel genomen beter is om via de hiervoor genoemde acties de onzekerheden in de invoergegevens te verbeteren en vervolgens wat globaler te rekenen. Een argument om met grids te werken is ook dat rekenen op de gevel zich met name richt om vervolgens via isolatie tot een goed binnenklimaat te komen, terwijl een grid meteen ook de (onbebouwde) buitenruimte in kaart brengt. Er is dus sprake van een wat meer integrale beoordeling van de woonsituatie. Een landelijk grid hoeft niet noodzakelijk geheel centraal te worden opgesteld. Als eenmaal een algemeen format vastgesteld dan biedt dat de mogelijkheid dat met name gemeenten, maar ook provincies voor hun eigen grondgebied de gegevens, dan wel de berekeningen

Page 38: Basisgegevens Geluid en Omgevingswet

VERSPOOR ADVIES

Basisgegevens geluid en Omgevingswet

38

(deelkaarten) aanleveren, waarmee centraal een landelijke kaart kan worden samengesteld. Belangrijk daarbij is dat er een goed proces wordt ingericht, zodat partijen zich kunnen herkennen in de landelijke kaart die uiteindelijk ontstaat. Ook hiervoor kan de NSL‐werkwijze als voorbeeld dienen. Aanbeveling is om het idee van zo’n landelijk grid verder uit te werken.

Naar een centrale kaart voor de END‐rapportage Op dit moment maakt elk bevoegd gezag afzonderlijk de geluidkaarten op basis van de END‐ richtlijn. In de workshop kwam naar voren dat het aanzienlijk efficiënter zou zijn, wanneer die kaarten centraal gemaakt zouden worden. In ieder geval wordt dan de doublure voorkomen dat RWS, ProRail en provincies kaarten moeten maken voor hun infrastructuur, terwijl gemeenten die ook nog eens in de kaarten voor hun eigen grondgebied moeten meenemen. Aanbeveling is om voor de karteringsronde 2017 een centrale END kaart te maken. Daarbij kan de informatie van de geluidproductieplafonds voor rijksinfra worden gebruikt en voor provincies kan dit gelijk oplopen met de actie om de plafonds voor de provinciale wegen vast te stellen. Ervan uitgaande dat er tegen die tijd voortgang is gemaakt op het punt van het omgevingsmodel en een landelijk verkeersmodel kunnen die ook worden benut voor het maken van de END‐kaart.

mei2014hv