Automobiellink > 433 2 mei 2012 · PDF file23 februari van dit jaar heeft Hof Amsterdam...

4

Click here to load reader

Transcript of Automobiellink > 433 2 mei 2012 · PDF file23 februari van dit jaar heeft Hof Amsterdam...

Page 1: Automobiellink > 433 2 mei 2012 · PDF file23 februari van dit jaar heeft Hof Amsterdam namelijk in vervolg op de uitspraak van Rechtbank Haarlem

Zuinige dieselauto’s komen ook in aanmerking voor nihil-bijtelling

Zuinige dieselauto’s komen met terugwerkende kracht ook in aanmerking voor een nihil-bijtelling. Daarmee volgt staatssecretaris Weekers van Financiën de laatste ontwikkelingen in de autobranche. In de Autobrief is aangekondigd dat voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet hoger dan 50 gram per kilometer vanaf 1 januari 2012 een nihil-bijtelling geldt. Ten tijde van het verschijnen van deze Autobrief was de verwachting dat er dieselauto’s niet aan deze norm zouden voldoen.

Inmiddels is de techniek zo ver gevorderd, dat ook dieselwagens minder dan 50 gram CO2 per kilometer kunnen uitstoten. “Vandaar dat ik in de Fiscale verzamelwet heb opgenomen dat ook auto’s die op diesel rijden voor een nihil-bijtelling in aanmerking kunnen komen,” aldus Weekers. “Ik wil techniekneutraal stimuleren.”

De wetswijziging werkt terug tot 1 januari 2012.nieuwsbericht van Ministerie van Financiën van 26 april 2012

Verhoging btw-tarief naar 21%

Na de val van het kabinet is door het parlement overeenstemming bereikt over een crisispakket om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Eén van de maatregelen die zal worden genomen, betreft een verhoging van het algemene btw-tarief van 19% naar 21%. De verhoging zal naar verwachting worden ingevoerd met ingang van 1 oktober 2012. Het verlaagde btw-tarief lijkt vooralsnog gelijk te blijven op 6%.

Gevolgen tariefsverhogingDe verhoging van het algemene btw-tarief naar 21% heeft uiteraard niet alleen budgettaire gevolgen. In de praktijk komen vragen op over de administratieve- en uitvoeringstechnische uitwerking van de btw-verhoging. Hoe een en ander precies uitpakt is nog niet duidelijk. De verwachting is echter dat de regelgeving op hoofdlijnen overeen zal komen met het overgangsrecht dat van toepassing was bij de laatste tariefsverhoging die Nederland heeft gekend. Dat was de tariefsverhoging per 2001 toen het algemene tarief steeg van 17,5% naar het huidige tarief van 19%.

Hoewel het dus niet zeker is dat het overgangsrecht ook bij de komende tariefsverhoging gelijk zal zijn aan het vorige treft u hieronder een korte samenvatting aan. De samenvatting geeft een inzicht in de te verwachte regelingen en kan behulpzaam zijn bij het anticiperen op de aanstaande tariefsverhoging.

Automobiellink > 433 │2 mei 2012

advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen Automobiellink > 433 ● 2 mei 2012

Page 2: Automobiellink > 433 2 mei 2012 · PDF file23 februari van dit jaar heeft Hof Amsterdam namelijk in vervolg op de uitspraak van Rechtbank Haarlem

Overgangsrecht 2001 Een aantal belangrijke kenmerken van de overgangsregeling voor de tariefsverhoging 2001 luidden als volgt: - Indien wordt gefactureerd na de tariefsverhoging, terwijl de levering of dienst al voor de tariefsverhoging

plaats had, wordt de btw berekend naar het tarief dat gold op het tijdstip waarop de levering of de dienst werd verricht. Het ‘oude’ tarief is dan van toepassing.

- In geval btw vóór de ingangsdatum verschuldigd is geworden, bijvoorbeeld vanwege gedeeltelijke of gehele vooruit facturering, terwijl de levering of dienst pas na de tariefsverhoging wordt verricht, is het ‘nieuwe’ tarief op de gehele vergoeding van toepassing.

- Wanneer er sprake is van doorlopende prestaties die periodiek worden gefactureerd en zowel de periode vóór als na de tariefsverhoging bestrijken, is in beginsel het nieuwe tarief op de gehele vergoeding van toepassing. Goedgekeurd is echter dat voor dergelijke doorlopende prestaties de afrekenperiode gesplitst wordt in een afrekening betrekking hebbende op de periode vóór de tariefsverhoging, waarop het oude tarief van toepassing is, en op de periode na de tariefsverhoging waarop dan het nieuwe tarief van toepassing is.

- Bij de oplevering van een onroerende zaak na de tariefsverhoging, terwijl vóór de tariefsverhoging reeds een of meerdere termijnen zijn vervallen, geldt voor de vervallen termijnen het oude tarief en voor de nog te vervallen termijnen het nieuwe tarief.

Wij zullen u nader informeren zodra er meer duidelijkheid is over de aanstaande tariefsverhoging en het nog vast te stellen overgangsrecht.

Cassatie tegen uitspraak over btw-correctie voor het privégebruik van zakenauto’s

Zoals verwacht is de Staatssecretaris van Financiën onlangs in cassatie gegaan tegen de uitspraak van Hof Amsterdam van eind februari van dit jaar over de btw-correctie voor het privégebruik van zakenauto’s. Op 23 februari van dit jaar heeft Hof Amsterdam namelijk in vervolg op de uitspraak van Rechtbank Haarlem bevestigd dat de fiscale stimulering van milieuvriendelijke auto’s een niet-toegestane ongelijkheid betekent voor gewone auto.

In principe kan een werkgever de btw op autokosten niet in aftrek brengen voor zover auto’s worden gebruikt voor privédoeleinden van zijn werknemers of zichzelf. Als praktische regeling keurde de staatssecretaris van Financiën tot 1 juli 2011 goed dat de btw-correctie voor het privégebruik op forfaitaire wijze kon worden vastgesteld, waarbij een koppeling met de bijtelling voor de loon- en inkomstenbelasting werd gemaakt. Omdat de hoogte van de bijtelling voor de loon- en inkomstenbelasting afhankelijk was van de CO2-uitstoot van een auto, was ook de btw-correctie voor het privégebruik van de auto in grote mate afhankelijk van de milieuvriendelijkheid van de auto. Dit leidde bij gelijke autokosten tot aanzienlijke verschillen in de btw-correctie privégebruik naar gelang de CO2-uitstoot van de auto. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat er uit het oogpunt van btw-heffing over het privégebruik geen verschil bestaat tussen een auto met een lagere CO2-uitstoot en een andere auto. Omdat sprake is van gelijke gevallen kan de gunstige regeling voor auto´s met een lagere CO2-uitstoot ook gelden voor andere auto’s. Voor het jaar 2010 en het 1e halfjaar van 2011 leidt dit voor ieder type auto tot een correctie van nihil.

advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen Automobiellink > 433 ● 2 mei 2012

Page 3: Automobiellink > 433 2 mei 2012 · PDF file23 februari van dit jaar heeft Hof Amsterdam namelijk in vervolg op de uitspraak van Rechtbank Haarlem

Automobiellink > 433 ● 2 mei 2012

Hof van Justitie: tijdsevenredige BPM ook voor geleende auto met buitenlands kenteken

In Nederland wordt BPM geheven bij de registratie van personenauto’s in het Nederlandse kentekenregister. Wanneer een in een andere lidstaat geregistreerde personenauto kosteloos ter beschikking wordt gesteld van een inwoner van Nederland, is deze belasting verschuldigd vanaf de aanvang van het gebruik van dit voertuig op het Nederlandse wegennet.

L. A. C. van Putten en P. Mook hebben beiden de Nederlandse nationaliteit en zijn woonachtig in Nederland. Van Putten gebruikte haar vaders wagen, die in België is geregistreerd, tijdelijk voor privédoeleinden. Mook had de wagen van een in Duitsland wonend familielid geleend. Frank heeft de Duitse nationaliteit en is in Nederland woonachtig. Zij gebruikte de wagen van een in Duitsland wonende vriend.

Bij een controle hebben ambtenaren van de Nederlandse belastingdienst vastgesteld dat Van Putten, Mook en Frank een in een andere lidstaat geregistreerde personenwagen hadden geleend en die wagen in Nederland gebruikten zonder de BPM te hebben betaald. Bij een nieuwe controle, waarbij is geconstateerd dat zij in opnieuw in betreffende auto’s reden, heeft de Nederlandse belastingdienst Van Putten een aanslag opgelegd van 5.995 EUR, Mook een aanslag van 1.859 EUR en Frank een aanslag van 6.709 EUR.

Nadat hun bezwaren tegen deze beslissingen door de belastingdienst waren afgewezen, hebben zij zich tot de Nederlandse rechter gewend. De Hoge Raad der Nederlanden, die in laatste instantie uitspraak moet doen, wenste van het Hof van Justitie te vernemen of de BPM – die geen rekening houdt met de duur van het gebruik van een geleend voertuig op het Nederlandse wegennet en wordt geheven zonder dat de betrokkenen aanspraak op vrijstelling of teruggaaf kunnen maken – verenigbaar is met het recht van de Unie. Het Hof stelt vast dat de grensoverschrijdende bruikleen om niet van een personenwagen kapitaalverkeer in de zin van artikel 56 EG vormt.

Het Hof herinnert eraan dat de belasting op motorvoertuigen op het niveau van de Europese Unie niet is geharmoniseerd en de lidstaten op dit gebied dus vrij zijn hun fiscale bevoegdheid uit te oefenen, mits zij daarbij het Unierecht eerbiedigen.

Volgens vaste rechtspraak is het een lidstaat toegestaan om een in een andere lidstaat geregistreerd voertuig aan een registratiebelasting te onderwerpen wanneer dit voertuig hoofdzakelijk is bestemd voor duurzaam gebruik op zijn grondgebied. In casu hebben de betrokkenen het volledige bedrag van de BPM moeten betalen zonder dat rekening is gehouden met de duur van het gebruik en zonder dat de gebruikers van deze voertuigen aanspraak op vrijstelling of teruggaaf hebben kunnen maken, hoewel uit de aan het Hof overgelegde dossiers niet blijkt dat deze voertuigen zijn bestemd om hoofdzakelijk op het Nederlandse grondgebied duurzaam te worden gebruikt of daar feitelijk duurzaam worden gebruikt.

Het staat aan de Hoge Raad om uit te maken wat de duur is van de leenperiode en wat de aard is van het effectieve gebruik van de geleende voertuigen. Zo de niet in Nederland geregistreerde voertuigen bestemd zijn om hoofdzakelijk op het Nederlandse grondgebied duurzaam te worden gebruikt of daar feitelijk

advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen

Page 4: Automobiellink > 433 2 mei 2012 · PDF file23 februari van dit jaar heeft Hof Amsterdam namelijk in vervolg op de uitspraak van Rechtbank Haarlem

AMSTERDAM • ARNHEM • BRUSSEL • EINDHOVEN • LUXEMBURG • ROTTERDAM • ARUBA • CURAÇAODUBAI • FRANKFURT • GENÈVE • HONG KONG • LONDEN • NEW YORK • PARIJS • SINGAPORE • TOKIO • ZÜRICH

duurzaam worden gebruikt, bestaat er geen daadwerkelijk verschil in behandeling tussen een inwoner van Nederland die kosteloos een dergelijk voertuig gebruikt en de persoon die een in deze lidstaat geregistreerd voertuig in dezelfde omstandigheden gebruikt, aangezien laatstbedoeld voertuig, dat eveneens bestemd is om hoofdzakelijk op het Nederlandse grondgebied duurzaam te worden gebruikt, reeds bij registratie in Nederland aan de BPM is onderworpen. In deze omstandigheden is het vereiste van de BPM bij aanvang van het gebruik op het Nederlandse wegennet van niet in Nederland geregistreerde voertuigen gerechtvaardigd zoals het geval is voor de belasting die verschuldigd is bij registratie van het voertuig in Nederland, voor zover bij deze belasting rekening wordt gehouden met de waardevermindering van het voertuig op het tijdstip van aanvang van het gebruik. Zo de voertuigen daarentegen niet bestemd zijn om hoofdzakelijk op het Nederlandse grondgebied duurzaam te worden gebruikt of daar feitelijk niet duurzaam worden gebruikt, dan bestaat er een daadwerkelijk verschil in behandeling en is de betrokken belasting niet gerechtvaardigd.

Het Hof antwoordt bijgevolg dat het recht van de Unie zich verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke zijn inwoners die een in een andere lidstaat geregistreerd voertuig hebben geleend van een inwoner van laatstgenoemde staat, bij aanvang van het gebruik van dit voertuig op het nationale wegennet gehouden zijn tot betaling van het volledige bedrag van een belasting die normaliter verschuldigd is ter zake van de registratie van een voertuig in eerstgenoemde lidstaat, zonder dat rekening wordt gehouden met de duur van het gebruik en zonder dat deze personen aanspraak op vrijstelling of teruggaaf kunnen maken wanneer dit voertuig niet is bestemd om hoofdzakelijk in eerstgenoemde lidstaat duurzaam te worden gebruikt of daar feitelijk niet duurzaam wordt gebruikt. Arresten van het Europese Hof van Justitie met zaaknummers C-578/10 t/m C-580/10

Opmerking Loyens & Loeff: de wet BPM voorziet sinds 1 februari 2007 in een teruggaafregeling voor binnen de EU of de EER geregistreerde auto’s waarvan de BPM is geheven ter zake van de aanvang van het gebruik van de openbare weg in Nederland, indien de auto niet langer meer ter beschikking staat aan de in Nederland woonachtige persoon en weer buiten Nederland is gebracht.