Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

60
48ste jaargang, nr. 1, januari 2004. Verschijnt 4 x per Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam A u s c h w i t z Bulletin Herdenkingsnummer

description

Herdenkingsnummer Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam 48ste jaargang, nr. 1, januari 2004. Verschijnt 4 x per Vandaag zei Kofi Annan, de secretaris- generaal van de Verenigde Naties, dat de Aids-epidemie die de wereld teistert pas echt een massavernietig- ingswapen is. Er zijn zeven Span- jaarden in Irak gedood, ook twee Taiwanez.cn en een aantal Amerikaanse

Transcript of Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Page 1: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

48ste jaargang, nr. 1, januari 2004 . Verschijnt 4 x per

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

A u s c h w i t z B u l l e t i n

Herdenkingsnummer

Page 2: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Headl ines Wekelijks rij ik van uit mijn ene vaderland, Nederland, naar mijn andere vaderland, Frankrijk. Ik moet even boven Parijs zijn en als er niet te veel files zijn doe ik dat in vier uur. Meestal rij ik 's avonds als de wegen leeg zijn en je als chauffeur alleen op de wereld lijkt te zijn, omgeven door honderdduizenden lichtjes.

Ik heb zo van die rituelen in de auto. Ik begin mer een serie tele­foontjes die ik voor deze gelegenheid heb opgespaard. Vóór de grens probeer ik daarmee klaar te zijn, want daarna worden ze duurder. Eén kop kolhe aan de grens bij MacDonalds, waarvoor ik niet hoef uit te stappen In België luister ik naar de klassieke zender Klara, maar op het hele en het halve uur schakel ik over naar de li lid Worldservice om de nieuws headlines te horen. In Frankrijk dwing ik mezelf naar 107.70 FM te luisteren. Info Routier om me op de hoogte te houden van de stand der dingen op de weg voor me. De BBC blijft echter in mijn gedachten en als ik voor de zoveelste keer hoor dat er bij kilometerpaaltje 168 een vrachtwagen met pech in de berm staat wint de BBC het weer van de verkeersinformatie. Weer ben ik alleen met alles wat er op een dag in de wereld allemaal voorvalt.

Vandaag zei Kofi Annan, de secretaris­generaal van de Verenigde Naties, dat de Aids-epidemie die de wereld teistert pas echt een massavernietig­ingswapen is. Er zijn zeven Span­jaarden in Irak gedood, ook twee Taiwanez.cn en een aantal Amerikaanse

soldaten. Jossi Beilin presenteert vanmiddag in Genève zijn alterna­tieve vredesplan voor Israël en Palestina. Sharon noemt dit plan gevaarlijk en bij een actie in Ramalla zijn rwee extremisten gedood. Er sterven 8000 mensen per dag aan Aids. In Moskou zijn buitenlandse studenten door Skinheads aangevallen en het vermoeden bestaat dat de brand in een dormitorium voor buirenlandse studenten, een paar dagen eerder, is aangestoken door dezelfde skin­heads. Er zijn tientallen doden gevallen. Een rapport, opgesteld door de Verenigde Naties, waar­schuwt voor de verborgen oorlog in de Kongo, waarbij vooral slacht­offers onder de burgerbevolking vallen. In Liberia blijft de situatie vooralsnog penibel. Alleen in de hoofdstad Monrovia kunnen de vredestroepen de orde handhaven. De rest van het land valt nog steeds ten prooi aan rondzwervende bendes soldaten. In Frankrijk brandt een joodse school af en de regering geeft toe dat er meer dan vierduizend antisemitische incidenten per jaar plaats vinden. In China zijn twee mannen ter dood veroordeeld en in Italië arresteert de politie een aantal Al Qua'ida-strijders. In de woning van een van hen wordt een grote hoeveelheid springstof aangetroffen. De nieuwe secretaris-generaal van de NAVO waarschuwt, dat in de strijd tegen terrorisme de mensen­rechten niet het slachtoffer mogen worden. In Noord Ierland stijgt het wantrouwen met het uur. Beide partijen dreigen opnieuw met de gewapende strijd.

Vandaag ben ik vroeger dan ge­woonlijk uit Nederland vertrokken en ik arriveer bij het late avondlicht in de heuvels en de bossen rond mijn Franse woonplaats. Een laatste restje novemberzon verlicht het land om me heen. Onder de immense hemel liggen de dorpen half bedekt onder de nevel die uit het land opsti jgt . Verscholen tussen de bossen zie ik de ontelbare kastelen en kasteeltjes van het He de France, de beekjes, de landerijen, de kloosters en de kerktorens. Hoewel ik deze tocht al zoveel keren heb gemaakt, word ik vanavond getroffen door de verbluffende schoonheid van de wereld om me heen. De BBC blijft maar door praten. Er zijn 56 Iraki's bij een vuurgevecht om­gekomen. Onder hen veel burger­slachtoffers die gevangen raakten tussen de strijdende partijen. De BBC moet uit, want die wereld hoort niet bij dit landschap. In mijn auto klinken nu de Lamentationes feremiae Prophetae van de zevenriende-eeuwse componist Francesco Durante. De klaagzangen van de Profeet Jeremia over deze wereld. Klaagzangen tegen de wereld van de BBC, onze wereld. Vandaag maak ik een extra rondje. Ik sla willekeurig weggetjes in en kom op plaatsen waar ik nooit eerder ben geweest en de profeet klaagt maar aan: Hoe kan de wereld zo vreedzaam zijn en zo ellendig tegelijkertijd? Hoe kan het dat mensen tot het meest bewonderens­waardige en het meest weerzin­wekkende in staat zijn? Er is geen verklaring voor.

Page 3: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

De sobere berichten van de BBC zijn uit mijn hoofd verdwenen als ik in mijn dorp aankom. Ik ben nu vervuld van de klanken van Durante. In mijn dorp staat een groepje mensen met elkaar te praten. Ik ken ze goed. Het zijn aardige, behulp­zame en hard werkende mensen. Ik s top om ze te begroeten en zie

waarom ze bijeen gekomen zijn. Vandaag is men hier aan de bouw van een nieuw huis begonnen. "Mooi" zeg ik, "het werd tijd dat er met dit ellendige braakliggend stukje, land iets gebeurt." Ze beamen het. "Maar," zeggen ze, "belaas is het een Arabier - un Arabe- die hier bouwr". Ik ben weer thuis, thuis in de echte wereld.

Als ik mijn huis betreed, zet ik als eerste wat ik doe en zonder er over na te denken - macht der gewoonte - de BBC aan. Dit is ten slotte de echte wereld, de wereld van headlines. De rest is schone schijn waar je met Francesco Durante even in kan wegdromen.

Hans Fels

DE SJOA OP SCHOOL Er blijken in Amsterdam leraren te zijn, die zeggen dat ze in de klas niet meer over de jodenvervolging tij dens de Tweede Wereldoorlog kunnen praten. Niet alleen komen ze onwetendheid en onverschilligheid tegen, maar ook krijgen ze vijandige, zelfs antisemitische opmerkingen te horen. Hoewel niet bekend is hoe vaak dit verschijnsel voorkomt, zijn wij van mening dat elke keer dat dit gebeurt één keer teveel is. Daarom is dit herdenkingsnummer van het Auschwitz Bulletin voor een groot deel gewijd aan het thema: de sjoa op school.

Het onderwerp word t op ver­schillende manieren geanalyseerd en bekeken. Er wordt geprobeerd het enigszins in perspectief te zien. Maar de feiten zijn a larmerend genoeg. Toch zijn er ook positieve dingen re lezen in dit nummer van het Auschwitz Bulletin. Leerlingen van gemengde scholen blijken bij een juiste aanpak heel erg onder de indruk van wat er tijdens de Tweede

Wereldoorlog is gebeurd. Her vergt bij de leraren voldoende kennis en vaardigheden en ook inzet en moed om het onderwerp aan de orde te stellen. Het is belangrijk dat er voldoende ruimte voor is tijdens het schooljaar. Er zijn instanties, zoals de Anne Frank Stichting en het Herinneringscentrum Westerbork, die voor materiaal zorgen, dat begrijpelijk, aantrekkelijk en overtuigend is.

Ida Vos vertelt in een mooi verhaal hoe zij het aanpakt in een klas met leerlingen, van wie sommigen al bij voorbaat vijandig gestemd lijken te zijn, misschien vanwege de gebeur­tenissen in het Midden-Oosten. Zij is in staat die kinderen er van te overtuigen, dat moslims en joden geen vijanden hoeven te zijn, maar bondgenoten als het om de strijd tegen discriminatie gaat.

Dat is misschien de belangrijkste les uit dit nummer. Over jodenver­volging en antisemitisme moet niet gesproken worden als iets uit het

verleden, dat alleen in een les over de geschiedenis van de vorige eeuw thuis hoort, maar dit onderwerp zou altijd moeten worden be­handeld in een breder kader van discriminatie en racisme. Als dat besef doordringt, hebben de akelige gebeurtenissen in Amsterdam ook nog een goede kant gehad.

Marokkaanse jongetjes zullen, op school en daarbuiten, net als de meeste andere jongetjes wel eens vervelende, hinderlijke, hatelijke dingen doen. Het is van het aller­grootste belang dat dit serieus wordt genomen, maar ook, dat die jongetjes zelf zoveel mogelijk serieus worden genomen. Dit nummer van het Ausch­witz Bulletin draagt veel materiaal aan om te helpen ook de lastigste jongetjes bij de - antiracisrische - les te houden. Het zal daarom in een grotere oplaag dan anders worden verspreid.

Max Arian

Page 4: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Inhoudsopgave: Hans Fels, hoofdartikel

Max Arian, verantwoording

Auschwitz Herdenking 2004

Nienke Ledegang: interview met Piet Meerburg

Emilie Kuijt: een familie reist naar Auschwitz

Reis naar Polen

Herdenk de februaristaking 1941

2

3

5

6

10

13

13

Carry van Lakerveld: interview met Simon Peereboom (1923-2003) 14

Ewoud Sanders: Levenskus 1 7

Thema De sjoa op school:

Jan Durk Tuinier: Antisemitisme op school? 1 8

Loucky Content: boekbespreking 'Antisemitisme op school?' 22

Karen Polak: initiatieven tot dialoog 2 4

Henk 'r Hooft: de speelruin aan de Gaaspstraat 27

Ida Vos: Jullie 30

Hans Sommer. Verdriet kun je niet wegen 32

Max Arian: interview met Judith de Beer over sjoa-educatie 34

Theo van Praag: kwaliteit van de schoolboeken 36

Karei C. Berkhoff: Raul Hilberg's analyse van een moordmachine 40

Edward van Voolen: de ironie van de joodse musea in Berlijn 4 3

Jules Schelvis: een wonderbaarlijke ontmoeting 4 6

Jet Manheim: nieuwe uitgave van 'Binnen de Poorten' 49

Nol van Dijk: fragment uit 'Open Deuren' 5 1

Max Arian: aangrijpende schoolwandplaten 52

Roy Jadi: jaarboek Niod 54

Gerdi Verbeet: column 56

Met het verleden bezig 57

Extreem-rechtse aanslag op Holocaustmuseum 58

Herdenking joods verzet 58

kwaliteits slagerij

Beer

Hoofddorpweg 27 Amsterdam

Tel. 020 -615 81 76

KAPSALON V a n W e e r d e n b u r g

"Gewoon de beste"

Behandeling volgens afspraak

Zocherstraat 5 1054 LP Amsterdam Tel. 020 - 612 7354

Page 5: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Auschwitz herdenking 2004 Op zondag 25 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité de jaarlijkse Auschwitz-herdenking bij het Spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz' van Jan Wolkers in het Wertheimpark in Amsterdam. Aan­sluitend vindt een lunchbijeenkomst plaats in het Europarestaurant van de RAI.

Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.30 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. O m 11.30 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheimpark.

De herdenking begint om 12.00 uur met een toespraak van burgemeester Job Cohen van Amsterdam, gevolgd door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen even­tueel op zaterdag 24 januari, tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de portiersloge van het Stadhuis, ingang Waterlooplein.

Bereikbaarheid U kunt het S tadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: metro en sneltram 51 (halte Water­looplein) of tramlijnen 9 en 14 (dezelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in de RAI. Van Stadhuis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15.

Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Jodenbreestraat (onder Alberr Hcijn) en de parkeergarage onder het woon­complex Valkenburgerstraat (ingang Anne Frankstraat). Deze parkeer­plaatsen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidenparkeer-vergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziek­theater, maar alleen op vertoon van de vergunning! Rondom de RAI zijn voldoende par­keerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-parkeergarage (een dag­kaart kost 10,00 euro).

De restaurantzaal van de RAI gaat om 13.00 uur open. De lunchbijeen­komst begint om 13.30 uur met toespraken van Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité en mevrouw Hans Dresden, voorzitter Raadskamer WUV. Voor- en tijdens de lunch bieden wij u een optreden aan verzorgd door Down Peper en het Dames Danzi Strijkkwartet.

VOOR DE LUNCHBIJEENKOMST DIENT U IN HET BEZIT TE ZIJN

VAN TOEGANGSKAARTEN.

In de restaurantzaal staat weer een boekentafel. Een deel van de op­brengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.

Hans Dresden, voorzitter Raadskamer WUV

Het programma samengevat:

10.30 uur: Verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis in Amsterdam, via de hoofdingang aan de Amstelzijde.

11.30 uur: Begin Stille Tocht naar het Wertheimpark. 12.00 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument.

Rede door burgemeester Job Cohen van Amsterdam. Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman.

12.30 uur: Vertrek bussen naar de RAI. 13.00 uur: Europarestaurant van de RAI open. 13.30 uur: Begin lunchbijeenkomst.

sprekers: Jacques Grishaver, voorzitter N.A.C. Mw. Hans Dresden, voorzitter Raadskamer WUV.

. muziek: Doron Peper en her Dames Danzi Strijkkwartet. 16.00 uur: Einde lunchbijeenkomst.

Tot ziens op 25 januari! NEDERLANDS AUSCHWITZ COMITÉ

Page 6: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Interview met k inder redder en f i lmondernemer Piet Meerburg

Buiten de gebaande paden Bekend werd Piet Meerburg (1919) vooral door zijn grote verdiensten in de Nederlandse film- en theater­branche. Hij richtte vlak na de oorlog studentenbioscoop Kriterion op, kocht het Nieuwe De La Mar-theater en haalde de musical naar Nederland. De belangrijke mensen uit de theaterwereld werkten met hem samen: Wim Sonneveld, Annie MG Schmidt. Minder bekend is dat Meerburg tijdens de oorlog actief was in het ongewapende studenten-verzet en met zijn groep studenten honderden joodse kindertjes uit de Hollandse Schouwburghielp redden. Nienke Ledegang heeft Piet Meerburg voor ons geïnterviewd.

"Ik vind het onbegrijpelijk dat er zoveel mensen waren die geen poot uitstaken. Dat vind ik nog altijd een schande voor Nederland. Wij deden het normale." Dat is het eenvoudige antwoord, dat Pier Meerburg geeft, wanneer je hem naar zijn verzets­verleden vraagt. Her leven van Piet Meerburg is een leven geworden van de ongebaande paden, van de weg van de meeste weerstand.

"De ongebaande paden bewandelen, zo kun je dat wel noemen", zegt Meerburg met een bescheiden glim­lach. "Dat is een rode draad in mijn leven. Het zit in de familie. Mijn vader was chemicus, een echte weten­schapper. Toen hij zestig was kreeg hij te maken met een reorganisatie. Daar had hij geen zin in, dus zei hij: stuur mij maar met pensioen. Vervolgens kocht hij op zijn 63*" een chemisch laboratorium in Bussum en begon zijn eigen bedrijf. Dat onverwachte, dat heb ik ook in mij."

"Ik heb een heerlijke jeugd gehad. De broer van mijn moeder had in de bossen van Gorssel, bij Deventer een huis gebouwd. Wij kwamen daar vaak, en dan speelden we met wel veertig of vijftig kinderen. Dolle pret natuurlijk. Die oom en tante waren niet bepaald oranjegezind, of eigen­lijk: ze waren zo rood als het maar kon. Mijn tante verscheurde de op­roep voor militaire dienst voor haar zoons, mijn neven. Ik keek op regen die mensen. In augustus organiseer­den mijn neven in Gorssel altijd fantastische feesten. Met een hele

kermis. Van hen heb ik veel geleerd: initiatie! nemen, dingen van de grond af opbouwen."

"Zo ben ik opgegroeid in een bij­zonder linkse omgeving. Al vroeg in de jaren dertig waren wij ons erg bewust van het Duitse gevaar. Anti-Duits, dat waren we. Een heel specifiek voorval was voor mij dc aanleiding in het actieve verzet te gaan. In 1942 studeerde ik aan de Amsterdamse universiteit. Op een dag is een joodse studiegenoot van mij opgepakt en nooit meer teruggekomen. En ik zat daar en het gebeurde. Dat kon niet, vond ik. Toen ben ik bij het Amster­damse studentenverzet gegaan. Het ongewapende verzet, want het was wel duidelijk dat ik voor wapens niet geschikt was. Via ]ur Haak kwam ik al snel in aanraking met het Utrechts Kindercomité, dar zorg droeg voor het onderbrengen van joodse kinderen in onderduikgezinnen. Dat comité vroeg ons of wij daarbij wilden helpen."

De crèche "Zo gebeurde dat. Tegenover de Hollandse Schouwburg, waar de joden werden verzameld om te worden meegenomen, was een crèche. Dat werd onze uitvalsbasis. Vanuit die crèche, maar ook rechtstreeks bij de ouders vandaan, hebben wij bet leven van driehonderd kinderen gered. Als ouders bereid waren ze af te staan, smokkelden wij ze mee en brachten we ze naar pleeggezinnen. Eerst in Amsterdam, later ook in Brabant en Friesland."

"Dat was gevaarlijk, moeilijk ook. Maar echte angst heb ik zelden gehad. Die verdrong je. Je was op de hoogte van alles wat er kon gebeuren, maar daar dacht je niet aan. Anders kon

Page 7: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

je het niet volhouden. Nee, wat ik erger vind, onbegrijpelijk zelfs, is dat zo weinig mensen een poot hebben uitgestoken. Dat vind ik nog altijd een schande voor Nederland. Wij deden het normale."

"Wij waren erg voorzichtig. We hadden een kleine, vaste kern van door en door betrouwbare mensen. Onze administratie deden we in drieën, dat wil zeggen: één iemand droeg het adres van een kind, één iemand de naam, en een ander was de verbindende schakel. Niemand was ooit helemaal op de hoogte. De groep wisselde ook nauwelijks van samenstelling, wat een extra risico was geweest. Daardoor hebben wij uitzonderlijk weinig slachtoffers gehad."

"Er waren ook dilemma's. Ouders bijvoorbeeld die hun kind aan ons gaven en later spijt kregen. Dan vroegen zij: wil je ons kind naar Westerbork brengen? Her was moei­lijk, maar we deden het niet. Wij vonden dat wij op dat moment de verantwoordelijkheid hadden voor dat kind. Bovendien: hoe hadden wij met een kind aan kunnen kloppen bij de poorten van Westerbork? Dat was natuurlijk ondenkbaar."

"Achteraf kan ik me het duivelse dilemma voor die ouders goed voor­stellen. Wat moet je in godsnaam doen? Je kind meegeven aan een 2 0 -jarige jongen die je niet eens kent? Je moet zeker weten dat het lot van je kind verschrikkelijk zal zijn, anders doe je zoiets niet. Wij hebben daar­om ook nooit druk uitgeoefend op ouders. Het moest hun beslissing zijn."

"Er is één ding waarover ik nog altijd een grote frustratie heb. Dat de Neder­landse regering en de koningin in Londen 2 a t e n en ons daar niet

Piet Meerburg

hebben gesteund. Jazeker merkte ik dat in de praktijk! Die ouders, die aan het twijfelen raakten... Wilhelmina kende de waarheid, zij had die ouders moeten waarschuwen. Zij had moeten zeggen dat ze hun kinderen beter konden afstaan, dat Nederlandse gezinnen joodse kinderen moesten opvangen. Maar zij is gevlucht en zij heeft haar mond gehouden. Haar verraad was dubbel. Als zij iets had gezegd, dan waren ongetwijfeld meer kinderen ondergedoken - en gered."

"Zo slecht als onze regering en ons koningshuis waren, zo goed waren de kerken in Nederland. Zelf ben ik helemaal niet gelovig, maar wij hebben toch heel veel aan de kerken te danken. Zo is er bijvoorbeeld op een zeker moment overal in het land in de katholieke kerken van de kansel een bisschoppelijke brief voorgelezen. Dat motiveerde de gelovigen andere mensen te helpen. Ik had contact met een man uit Joure, die een was­serij had en eens in de week met een auto naar Amsterdam kwam. Hij haaide dan allemaal joodse kinder­tjes op. Ach, zei hij op een keer, 'Ik doe dit allemaal wel, maar de joden zijn wel mijn vijanden. Maar in de

Foto Carla Van Thijn

Bijbel staat: heb uw vijanden Hef.' Ik was in paniek, ik dacht: godver­domme! Ik heb onmiddellijk mijn contact in Friesland benaderd . Welnee, lachte deze, 'Die man kun je vertrouwen.'

"Mijn contacten begonnen altijd bij de dominee of de pastoor. Van hen was de kans het grootst dat ze deugden. Bovendien wisten zij ook precies wie uit de gemeente deugde. En ik moet zeggen: Wij hebben altijd buiten­gewoon betrouwbare pleegouders gehad. Ik heb nog altijd diep respect voor deze mensen, die meer gevaar liepen dan wij."

Studentenbioscoop "Wij hebben het werk tot het laatst toe volgehouden. En toen was de oorlog voorbij, en waren wij zelf­standige en verantwoordelijke jonge mensen. Wij wilden weer verder studeren — tot drie jaar daarvoor had ik rechten gesrudeerd - maar niet op de zak van onze ouders teren. Daar voelden wij ons geesrelijk te oud voor. Er waren ook geen beurzen in die tijd. Dus moesten wij iets anders bedenken. Zo is Krirerion ontstaan, opgericht door de mensen

Page 8: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Piet Meerburg

van het kinderwerk. Een studenten­bioscoop. Dat kwam; al vóór de oorlog was ik een groot filmlief­hebber. En het was meteen een groot succes"

"Een van de eerste films die wij draaiden was Brief Encounter. Een klapper. Die werd lange tijd nog jaarlijks gedraaid in Krirerion. Over die film kan ik je nog een mooi verhaal vertellen. In die tijd moest je lid zijn van de bioscoopbond, anders kon je geen films aankopen. Wij mochten het een jaat proberen en als we goed draaiden, zouden wij officieel lid worden. Eens gingen Paul Kijzer, mijn compagnon, en ik samen nieuwe films kijken. Paul had een neus voor goede films, net als ik. Wij zagen Brief Encounter en wisten meteen dat het een grote en belangrijke film was. Maar onze grote angst was dat Tuschinksi ons voor zou zijn. Als die hem zou krijgen, kregen wij hem niet - zo ging dat. Dus zeiden we over een andere film die we diezelfde keer zagen: die is fantastisch. Die willen wij, en dan willen we Brief Encounter erbi j . Daarmee hebben we Tuschinski, die niet zoveel kijk had op art-films, om dc tuin geleid. Wij hebben de film exclusief gekregen."

Foto Carla Van Thijn

"In 1948 was ik afgestudeerd en kwam de vraag: wat nu? Er werd me een baan aangeboden bij een advocaten kan toot. Maar ik heb toen besloten de filmkant op te gaan. Geen moeilijke beslissing, maar het betekende wel dar ik ook andere dingen moest gaan doen, want van Kriterion alleen kon ik niet leven. Ik ben toert Calypso aan de Amster­damse Marnixstraat begonnen, een bioscoop tussen art en mainstream in. De mensen zeiden dat 't geen succes kon worden, maar het is een heel leuk en goedlopend theater geweest."

Nieuwe de la Mar-theater "Toen zagen Paul Kijzer en ik in 1952 dat het Nieuwe de la Mar-theatertje, naast ons eigen Calypso, in verval was geraakt. Een enig theatertje was het, een soort bon-bonnière. We hebben dat theater van de gemeente gehuurd, opgeknapt en gezegd: óf Wim Kan óf Wim Sonneveld erin. Ik ben naar Wim Sonneveld gegaan, die ik niet kende, en vroeg hem of hij dat wilde. Nou, Wim was altijd op zijn geld cn rekende: 'ik zit hier nu met 300, straks met 500. Dat is een goeie zaak.' Bovendien was Sonneveld erg ondernemend, altijd in voor iets

nieuws. Wim Kan vas helemaal niet zo, hoorde ik latet Altijd bang om iets nieuws te doen. We hadden dus de goede te pakken."

"Op 23 december 1952 gingen we open. Wim Sonneveld had een musical gemaakr, Het meisje met de grote voeten. Er kwam geen hond. Het was een catastrofe. Toen heeft Wim gezegd: wc maken een pro­gramma, dat noemen we Tutti Frutti en daar stoppen we alle sterke nummers tot nu toe in. Als ze dan niet komen, weet ik het ook niet meer. Vanaf dag één was het uit­verkocht. Als dat niet was gebeurd was het met het Nieuwe de la Mar-theater nooit iets geworden.'

'Het mooiste moment dat we in dat theater hebben meegemaakt, was de première van Anne Frank op 27 november 1956, geregisseerd door Karl Guttmann en met Robert de Vries als vader Frank en Martine Crefcoeur als Anne. Dar was geweldig. Koningin Jttliana was daarbij, vader Frank, Miep Gies, de tandarts. Na afloop was er een doodse stilte. En dat bleef in de twee maanden dat het stuk speelde. Men was vreselijk onder de indruk, er is nooit geapplaudisseerd."

Eerste musical in Nederland "En of het niet genoeg was, ben ik daarna nog musicals gaan produceren. Hoe ik op dat idee kwam? In die tijd was ik gelieerd aan 20th Century Fox. Dat had in Amsterdam een kantoor en bestierde ook een paar theaters, Luxor in Rotterdam en iets in Nijmegen. Dat heb ik van die Amerikanen gekocht om vervolgens met David Raphel, een Amerikaan, directeur te worden. Een geweldige vent! Hij en zijn vrouw hadden My Fair Lady gezien op Broadway. Dat bracht mij natuurlijk weer op een idee. In die tijd werkte ik veel samen met Willy Hofman, die

Page 9: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

directeur was van de Rotterdamse Kunststichting. Wij zeiden tegen elkaar: dat zou wel eens iets voor Nederland kunnen zijn, dat My Fait Lady."

"We hebben Seth Gaaikema be­naderd, die als studentencabaretier in Hypokriterion had gespeeld, boven de bioscoop. Ik wist dat hij waan­zinnig goed in taal was. Ja, het was mijn idee hem te vragen. Ik ben de ontdekker van Seth als vertaler geweest. Dat zegt hij ook altijd heel eerlijk. Hij heeft de musical schitterend vertaald. Wim Sonneveld, die professor Higgins speelde, keek de tekst na. Of het lekker bekte."

"Zo is de musical naar Nederland gekomen. 900 Voorstellingen van My Fair Lady hebben we gedaan. Je kunt dus wel van een succes spreken, al werden we er niet rijk van. Daarvoor is musical te duur. Oliver bijvoorbeeld, dat we daarna deden, was een financiële flop. In

de loop der jaren hebben we heel wat gedaan. Het werken aan Heerlijk duurt het langst, de eerste musical van Annie MG Schmidt en Harry Bannink, vond ik eigenlijk het leukst. Ik heb die hele musical geboren zien worden. John de Crane wilde dat Annie voor hem een musical zou vertalen. Maar zij vond dat zij, zolang zij zelf zoveel ideeën had, beter zelf een musical kon schrijven. Ik heb heel veel geleerd van deze eerste Nederlandse musical, het was geweldig leuk om te doen. Wat er verder ook op aan te merken mag zijn, de liedjes zijn natuurlijk nog altijd fantastisch."

"Ik heb verder nooit meer een musical met Annie gedaan. Er kwamen weer andere dingen. En ik heb ook dingen laten liggen. Ik had graag de musical A Chorus Line gedaan. En Hello Dolly met Mary Dresselhuys. Dar ging uiteindelijk niet door omdat zij zei dat de zangpartij te zwaar voor haar was."

"Op het laatst heb ik alle bioscopen verkocht. Er was een tijdelijke dip in het filmbezoek door dc komsr van de video. Maar ik houd me nog altijd bezig met film. Ik selecteer nog altijd films voor Kriterion, de Movies cn Babyion, in Den Haag. Daarbij werk ik nu vooral samen met mijn zoon Krijn. Hij boekt de films, ik heb veel van mijn werk aan hem overgedragen."

"Nu ik wat ouder ben, nu kijk ik wel eens terug. En daar heb ik het heel moeilijk mee. Ik heb 's nachts angstdromen over de oorlog. Daarin word ik achterna gezeten. Daarvoor ben ik bij een psychiater van de Stichting '45. Door die dromen ben ik 's nachts heel agressief. Dat kun je je misschien niet voorstellen, als ik hier zo zit. Maar de oorlog zit nog altijd in me"

Nienke Ledegang

Voor al uw drukwerk

cfo P E T E R S A M S T E R D A M BV.

Schepenbergweg 33 - 1105 AS Amsterdam - Z.O.

Tel: 020 - 696 34 34 • F a x : 0 2 0 - 6 9 7 47 23 E-mail: [email protected]

De uitgave van dit bulletin wordt mede mogelijk gemaakt door ondersteuning van:

HET PAROOL

DIAMOND PO/NTBV, DE BIJENKORF

MINNESMA VAN CLEEF ADMINISTRATIEKANTOOR, WINDROOSPLEIN 18, AMSTERDAM

Voor informatie over adverteren in dit blad of ondersteuning kunt u contact opnemen met John van Cleef, 020 - 428 7683.

Page 10: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Een familie reist naar Auschwitz 60 jaar winst Ik ben opgevoed en opgegroeid m e t De Oorlog. Zo lang als ik mij kan herinneren werd daar bij ons thuis zeer openlijk en toch wel regelmatig over gesproken. Voor veel mensen is de Tweede Wereldoorlog iets militairs, met veldslagen en over­winningen. Voor mij niet, en voor de rest van mijn familie niet. De Oorlog staat voor mij gelijk aan uit­roeiing, aan de meest afschuwelijke moorden, aan owmenselijke ont­beringen; aan Auschwitz. Een woord dat voor mij zoveel symboliseert, dat ik het vaak niet eens durf uit te spreken.

Al vroeg raakte ik geboeid door de verhalen die ik las van oorlogs­slachtoffers, zoals Primo Levi, Gerhard Durlacher en Jacques Presser. Eén verhaal heb ik niet hoeven lezen, dat heb ik mogen horen, in stukjes en beetjes totdat het compleet was. Dat is het verhaal van mijn opa. Hans Kuijt. Mijn oma heeft haar verhaal helaas niet met mij kunnen delen omdat zij jaren geleden is

overleden. Mijn opa's verhaal is er één over ongeluk en toeval, over leed en volharding en over een immens verdriet. Deze gruwelijke oorlog was zijn oorlog, maar ook de oorlog van zijn familie en vrienden, van zijn latere vrouw en haar familie. Om deze redenen voelde het, en voelt het nog, ook altijd een klein beetje als mijn oorlog. Ik ben bang voor deze Oorlog, die zo persoonlijk is, en die zoveel voor mij symboliseert.

Precies daarom was ik zo ge­schrokken toen mijn opa in juni vorig jaar voorstelde om 'met z'n allen' mee te gaan mer de reis van het Nederlands Auschwitz Comité naar Polen. Dat betekende de voltallige familie Kuijt, te weten mijn grootouders, bestaande uit mijn opa en Steffi, de vrouw met wie hij al weer dertig jaar gelukkig is, mijn ouders, mijn broer en ik. Ik was geschrokken omdat ik veel te bang was voor wat ik daar te zien zou krijgen; of het in werkelijkheid erger was dan in mijn voorstelling.

Bezoek van de familie Kuijt aan Birkenau Foto Hendrien Kloots

Ik was bang voor wat ik daar zou voelen, misschien wel door het gemis van de familie die ik nooit gekend had. . . die twee complete families die daar nooit van zijn terug­gekeerd, met uitzondering van mijn vaders beide ouders en zijn moeders moeder. Maar ik wist dat ik wel zou gaan, omdat de kans om een der­gelijke reis te maken zich geen tweemaal voor zou doen. Hoe het zou worden om dit met mijn opa te beleven kon ik van te voren niet voorspellen. Ik wist niet dat het zo heftig voor ons allen zou zijn o m dit met elkaar mee te maken.

Het verhaal van mijn opa begint bij de vluchtpoging naar Zwitserland, die hij eind 1942 samen met zijn familie deed. Door de Zwitsers werden ze uitgeleverd aan de Duitsers, en ze kwamen in het doorvoerkamp Drancy terecht, vlak bij Parijs. Daarvandaan ging de tocht naar Auschwitz-Birkenau, waar mijn opa als enige van zijn familie werd geselecteerd voor een werkkamp, waarna hij zijn familie nooit meer heeft teruggezien. Mijn opa heeft verteld dat ze met een transport van 1500 mensen in Auschwitz waren aangekomen, van wie alleen hij en drie anderen het hebben overleefd. De meeste mensen gingen recht­streeks naar dc gaskamers.

Onvoorstelbaar O p een dag in november 2003 stonden wij dus met z'n allen aan het begin van een reis die ons zou brengen naar de plaats waar al deze verschrikkingen zich hebben vol­trokken. Zelfs toen besefte ik nog niet wat mij te wachten stond. Pas toen ik naast mijn vader voor de poort van Auschwitz stond en het Arbeit machtfrei" las, drong tot mij

Page 11: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

door waar wij m e e bezig waren, waar ik naartoe ging en waar mijn opa naar terug ging. leder van ons had een eigen doel. Mijn opa wilde ons alles laten zien, en afscheid nemen van alle dierbaren die hij toen geen gedag heeft kunnen zeggen. En ik ben, gevoelsmatig althans, op zoek gegaan naar die familie die ik nooit gekend heb, mijn familie, en de vraag naar waarom dit allemaal is gebeurd. Ik heb willen beseffen dat dit werkelijkheid is. Dat alles wat zich in alle kampen heeft afgespeeld door m e n s e n doorstaan m o e t zijn. Ik weet niet of het gehikt is om de gigantische omvang van die waar­heid te beseffen. Ik denk niet dat het mogelijk is om je daarvan te laten doordringen, omdat niets van wat iemand zich vandaag de dag kan voorstellen in de buurt komt van de afgrijselijkheden van w a t mensen toen doorgemaakt hebben.

Terwijl we langs het prikkeldraad in Auschwitz I lopen, vertelt mijn opa een verhaal. Hij liep eens in de oorlog samen met een ander, die bij het passeren van een SS'er zijn pet niet snel genoeg afdeed. Daarop rukte de SS'er hem de pet van zijn hoofd, wierp die naar het prikkel­draad en gaf hem de opdracht de pet te halen. Dc gevolgen van deze opdracht laten zich raden, want het was immers streng verboden bij het hek te komen.

Bij de strafbarak aangekomen hoor ik mijn opa voor het eerst vertellen dat hij in zijn werkkamp ook eens in een sta-cel moest. Dit hield in dat je 's nachts niet sliep, maar in een zeer kleine cel stond. Je werd door een gleuf naar b innen geschoven en door diezelfde gleuf kreeg je wa t eten. Hoe lang hij daarin heeft gestaan weet mijn opa niet precies. Misschien vier nachten zegt hij, tijdsbesef was er toen niet.

Bezoek aan Auschwitz-Birkenau

Om met mijn opa door Auschwitz te lopen is zo bijzonder. Hij is degene die mij kan vertellen hoe het was, in werkelijkheid, hij is degene die het echt maakt voor mij.

's Avonds is er een herdenking in één van de barakken. Bij het oplezen van de namen van slachtoffers, iers wat altijd gebeurt door deelnemers van de reis, hoor ik mijn opa namen oplezen van mijn familieleden. Zoveel mensen die mijn achternaam hebben, of ik die van hen. Als mijn opa moeite heeft m e t het afmaken van de lijst met namen, kan ik al helemaal niet meer ophouden met huilen. Het dringt maar al te goed tot mij door dat mijn opa, een van de dapperste mensen die ik ken, zonder al deze mensen terug is gekomen. 21 jaar oud en niemand meer die hem dierbaar was. Hoe heeft hij dat verwerkt?

O p deze reis mer mijn opa en de rest van mijn familie wilde ik antwoorden op al mijn vragen, maar ik eindig met alleen maar meer vragen. Het is onvoorstelbaar o m er van doordrongen te raken dat de vernietiging van zoveel onschuldige mensenlevens zo'n gigantisch

Foto Hendrien Kloots

geïndustrialiseerd proces werd.

Afscheid nemen De volgende dag van de reis waren wij 's ochtends in Birkenau. In de kou en de mist was het luguber, imposanter ook dan Auschwitz 1 door de enorme troosteloze vlaktes en afgebrande barakken. In zichzelf gekeerd knikt mijn opa bevestigend, ja, zo was het, met deze houten barakken. Niet die van steen die we gisteren in Auschwitz zagen. Cynisch voegt hij eraan t o e ; "Die stenen barakken waren te goed voor ons." Bij de herdenking in Birkenau wordt aan mijn opa gevraagd of hij een bloemenkrans wil leggen. Hij is vereerd dat hij di t namens iedereen mag doen. Later lopen we terug langs de spoorlijn en is mijn opa een stukje verder weg. Als hij terugkomt en wij vragen wat hij deed, vertelt hij dat hij afscheid nam van zijn ouders. Nog steeds als ik aan die woorden denk ga ik van binnen stuk. Dat mijn opa, mijn kleine lieve opa, zestig jaar na dato pas van zijn ouders afscheid heeft kunnen nemen, waar heeft hij dat aan verdiend? Waar hebben zij dat aan verdiend? Ik leer steeds meer maar begrijp steeds minder.

Page 12: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van het werkkamp Jawischowitz Foto Peter Kuijt

Werkkamp Jawischowitz 's Middags gaan we met zijn zessen en de zeer hartelijke tolk van de groep naar her kamp waar mijn opa zat, op een paar kilometer afstand van Auschwitz. Mijn opa heeft van begin ' 4 3 tot januari ' 45 in Jawischowitz gezeten. Dit was een werkkamp waar men iedere dag drie kilometer heen en drie kilometer terug moest lopen naar de mijnen, waar men twaalf uur achter elkaar werkte. Het lopen van en naar het kamp, vertelt mijn opa, dat deed je af en toe op je blote voeten. Cynisch voegt hij er aan toe: "Anders werden de schoenen vies." Hij zegt dat ze 's nachts ook wel eens werden gecontroleerd op vieze voeten, die waren er natuurlijk altijd omdat er immers geen zeep was. Met z'n allen werden ze dan naar buiren gejaagd, waar ze gehurkt moesten staan tot aan de ochtend. Er waren er altijd velen die 's ochtends niet meer overeind stonden.

Eerst gaan we naar de mijnen, waar wij worden rondgeleid door de onderdirecteur, die heel vriendelijk alle gebouwen aanwijst die er in de oorlog ook al stonden. Vreemd genoeg is mijn opa opgetogen. Hij zegt het fijn re vinden om hier te zijn, om de plek terug te zien waar hij bijna twee jaar lang op meer dan 400 meter diepte werkte. De uitputting van dat werken was zijn redding, vertelt hij. Hij viel in slaap, en kwam dus niet op appel. De straf die de Duitsers hem daarop gaven bleek zijn redding. Hij werd als vlucht­gevaarlijk bestempeld en mocht het kamp niet meer uit. In dit relatief kleine kampje liep hij nu rond met schietschijven op zijn kleding genaaid, de gewapende SS'ers volgden hem vanuir de wachttorens. Hierdoor raakte hij bekend, en kon hij dingen 'regelen'.

Vanuit de mijnen gaan we naar wat er is overgebleven van Jawischowitz. De plek van het kamp is nu het dorpsparkje. Slechts de lamp van de appelplaats en de douchebarak resteren nog. Daar aangekomen loopt mijn opa naar het monument ter na­gedachtenis van de slachtoffers, en wij volgen op een afstandje." Kijk", roept hij naar ons, "dit is mijn monument". Ja, dit monument staat er voor hem, denk ik, maar wat heb ik geluk dat ik dit samen met hem mag zien en dat ik hier niet kom zoals zo velen.

om mijn dierbaren een laatste vaar­wel te zeggen. Ik besef dat mijn opa dat wel heeft moeten doen op deze reis, en hoe zwaar dat voor hem moet zijn, ondanks dar hij zelf bijna gekscherend zegt, dat het toch niet zwaarder kon zijn dan de eerste keer. Ik kwam zelf ook voor mijn familie waar ik mij zo mee verbonden voel, maar die ik niet heb gekend. Mijn opa staat hier overeind in na­gedachtenis aan zijn ouders, groot­ouders, ooms, tantes, neven en nichten.

Page 13: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Het is alsof we plotseling allemaal het besef van onze familieband heel intens voelen, want met elkaar staan wc zwijgend te kijken naar het prachtige monument van een uit steen gehouwen muzelman. Zo was ik, zegt mijn opa, dit klopt echt. Als dit klopt denk ik bij mezelf, hoe is hij hier toch ooit van teruggekeerd? Het is goed om hier geweest te zijn, vinden we met z'n allen, als we op de weg terug zijn naar de rest van de groep. Dit was belangrijk om gezien te hebben.

Wezenloos De volgende dag reizen we met de hele groep richting Lublin, en het is goed om een dag 'pauze ' te hebben. Als we de vijfde dag van de reis door Majdanek lopen, ben ik wezenloos. Zoveel afgrijselijks heb ik al in deze week gezien, nog meer

kan mijn hoofd niet meer opnemen. Het voelt alsof mijn hart daar ook al mee is gesropt. Ik snap het niet, en hoe ik het ook probeer, steeds minder begrijp ik hoe dit toch heeft kunnen gebeuren met zoveel on­schuldige mensen.

's Middags zijn we in Sobibor, waar nog een indrukwekkende herdenking plaats vindt. Terug in de bus vindt voor veel mensen een bepaalde ontlading plaats. Ook in mij knapt er iets. De hele week heb ik zo dicht bij mijn opa gelopen als mogelijk was, om zoveel mogelijk te horen van wat hij zei, voelde, en dacht. Nu, op het moment dat mijn eigen verdriet naar boven komt, zoals ook in Auschwitz bij die zo veelzeggende poort en bij het oplezen van de namen, voel ik mij zelfs schuldig. Heb ik wel recht op zo'n verdriet,

terwijl dat van mijn opa en ook dat van Steffi en mijn vader zoveel groter moet zijn?

Met de groep rijden we naar een 'klezmer'sjoel. Ik snap waarom het zo belangrijk is om nu met z'n allen tc kunnen lachen, dansen en zingen in deze sjoel. Iedereen viert het leven. Voordat ik zelf word mee­getrokken in de kring zie ik mijn opa. Over een paar maanden wordt hij 80, meer dan 60 jaar ouder dan dat ik ben. Hij is nog geen 1 meter 65 en danst vrolijk met de rest mee. Hij straalt. Ik moer denken aan wat hij zo vaak zegt als ik met hem over De Oorlog praat. "Kindje, ik heb zestig jaar winst gehad..."

Emilie Kuijt

Reis naar Polen 2004 De jaarlijkse reis die het Nederlands Auschwitz Comité organiseert naar Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 1 november t/m zaterdag 6 november 2003. De reissom bedraagt € 895, - per persoon op basis van een tweepersoonskamer. Een eenpersoons kamer is mogelijk met bijbetaling van € 160, -. De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., transfers per luxe touringcar (waarin roken NIET is toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maalt i jden gedurende de reis, toegangsprijzen museums en een reisverzekering.

N .B . : deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende hotel- en vliegtarieven.

Belangstellenden kunnen zich vóór 17 april 2004 schriftelijk opgeven bij het Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. dhr. J, Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen. (fax 020-6003455, e-mail [email protected]). Er is slechts een beperkt aantal plaatsen, aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis.

Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met: Jacques Grishaver tel. 020-6003455.

Herdenk de februaristaking 1941 Op woensdag 25 februari 2004 wordt in Amsterdam de Februaristaking van 1941 herdacht. Met de Februaristaking gaf de bevolking van Amsterdam en wijde omgeving uiting aan haar verontwaardiging over het brute optreden van de Duitse bezetters tegen de joodse bevolkingsgroep. Deze solidariteitsgedachte heeft na meer dan zestig jaar nog niers aan betekenis ingeboet, aangezien discriminatie en stigmatisering van minderheden en bevolkingsgroepen leidt tot ontwrichting van de samenleving. Als antisemitisme, racisme en onverdraagzaamheid de kop opsteken is waakzaamheid geboden. Tegen deze achtergrond roepen het Comité Herdenking Februaristaking 1941 en het Gemeentebestuur van Amsterdam op om op 25 februari deel te nemen aan de herdenking bij de Dokwerker op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam. De aanvang van de herdenking is om 16.45. Het défilé begint om 17.00 uur.

Page 14: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Interview met Simon Peereboom (1923-2003) "Het was 99Vi % geluk en m a a r een half procent n a d e n k e n / ' Twintig jaar was Simon Peereboom toen hij niet zijn vrouw werd ge­arresteerd. Via Kamp Westerbork werden zij naar Auschwitz gedepor­teerd. Zijn vrouw werd direct na aankomst in Birkenau vergast. Peereboom overleefde verschillende kampen. Hij kwam terug met tuberculose en lag IV2 jaar in ver­schillende sanatoria. In 1947 trouwde hij met Jeanette Blitz, ook een kamp-overlevende. Zij kregen een dochter, Florry, genoemd naar Simons moeder en het dochtertje van zijn oudste broer.

" In het kamp, in alle kampen waar ik was, heb ik gezegd: ik wil er onder uit komen en als ze me niet de gas­kamer insturen, dan kom ik er onder uit en dat gebeurde ook. Je moet nooit iemand geloven die zegt dat hij het heeft overleefd omdat hij zo flink was of zo sterk. Dat is een leugen. Het is 99Vi % geluk en maar een half procent nadenken."

We zitten in de flat van Simon Peereboom, het is april 2003, vlak voor zijn 8 0 s , c verjaardag. De afspraak is dat ik een interview met hem maak voor het herdenkings­nummer van her Auschwitz Bulletin, dat in januari 2004 zal uitkomen. Ver weg nog, dacht ik, maar het lijkt wel of Simon Peereboom voor­voelde dat hij niet lang meer zou leven en nog een laatste keer zijn verbaal wilde vertellen, speciaal voor de lezers van het Bulletin. Hij heeft het niet meer kunnen lezen. In sep­tember 2003 is hij overleden.

Aan het plafond, in vitrines en in kasten hangen en staan honderden vliegtuigmodellen, die hij zelf heeft

Simon Peereboom

gebouwd. Ze zouden in een museum niet misstaan, maar "niemand wil ze hebben" zegt Peereboom somber. Nog mooier vind ik de door hem gemaakte houten modellen van huizen uit joods Amsterdam zoals het huis waarin Joachimsthal was gevestigd, de joodse boekhandel en uitgever van het NIW, in de Jodenbreestraat. Daar begint het levensverhaal van Simon Peereboom.

Kom maar niet naar huis "Ik ben op 24 april 1923 geboren, in Amsterdam. Wij woonden boven Joachimsthal, waar mijn vader in de winkel werkte en ook de verzending van het NIW verzorgde. Hij heeft er meer dan 40 jaar gewerkt, van z'n ] 4 d ' totdat hij wegging op trans­port in mei 1943. Ik was een na­komertje Er waren nog twee broers en een zuster, die met haar man bij ons woonde. Na de Mulo ging ik werken bij een heel mooie herenmodezaak in de Reguliersbreestraat. Tot mijn geluk - en dan spring ik door met je naar februari 194) - was die zaak op zater­dag open en ik werkte daar. Die

in zijn woonkamer. Foto Han Singels

zaterdag, 22 februari, was de razzia waar mijn broer Louis en mijn zwager zijn opgepakt. M'n zwager was jarig en m'n broer kwam hem feliciteren bij ons thuis. Mijn vader belde op naar de zaak en zei: "Simon kom maar niet naar huis, waarom kan ik je niet vertellen, maar kom maar niet naar huis". Ging ik dus naar m'n schoonzuster, de vrouw van Louis, en daar heb ik gehoord wat er aan de hand was. Mijn broer en m'n zwager waren van boven gehaald tijdens de razzia. 400 jonge joodse mannen werden toen op­gepakt ais represaille voor de moord op een NSB-er, Koot. Een paar dagen later hoorden we dat ze naar Schoorl waren gebracht. En wij dachten: Nou, dat is goed, dan zijn ze tenminste in Nederland. Kort daarna kregen we een brief uit Kamp Buchenwald, in Duitsland, van alle twee, met de mededeling dat w e maandelijks 7,5 Mark m o c h t e n overmaken. Ettelijke brieven hebben we van ze gekregen, to tda t w e hun doodsberichten kregen uit Mauthausen , in Oostenrijk.

Page 15: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

En toen, toen sloeg de stemming om. Toen dachten we: nu is het afge­lopen met de joden, als dit het begin is, dan komt er nog wel meer. Vóór de oorlog hadden we al die berichten uit Duitsland niet geloofd. We dachten dat het hier wel niet zo'n vaart zou lopen. Hier in Nederland gebeuren zulke dingen niet. En zelfs toen de oorlog uitbrak, in 1940, dachten we nog dat het wel los zou lopen".

Maar het viel niet mee, dat was in­middels duidelijk geworden. De joodse bevolking werd door de ene na de andere maatregel steeds meer geïsoleerd. Wie zich niet aan de verordeningen hield werd bedreigd met Mauthausen. "Moordhausen" zei men.

Sperre Simons oudste broer had een textiel­zaak in Vlissingen. Zoals alle joden in dc provincie moest hij met zijn gezin naar Amsterdam verhuizen. In 1942 werd hij met zijn vrouw en twee jonge kinderen naar Auschwitz gedeporteerd. Het hele gezin werd daar vermoord.

Twee door Simon Peeboom gemaakte modelhuizen, rechts het interieur van een synagoge. Foto Han Singeh

In datzelfde jaar trouwde Simon Peereboom met Roosje Beesemer. Zij woonden bij zijn ouders in. Beiden hadden een Sperre, een stempel in hun persoonsbewijs dat, voorlopig, vrijstelling gaf van depor ta t ie . Roosje werkte bij een confectie­bedrijf dat aan de Wehrmacht leverde en Simon werkte, net als zijn vader, bij de Joodsche Raad. "We dachten: Als we getrouwd zijn, heb je meer kans dat we bij elkaar blijven als we op transport gaan". Thuis had dus iedereen uiteindelijk een Sperre, bis auf weiteres, voorlopig hoefden ze niet weg. "We hadden geen relaties om onder te duiken", zegt Simon Peereboom. "Ik had wel een oom die gemengd gehuwd was, maar die had acht kinderen en die woonden allemaal thuis in de Rijn­straat".

In mei 1943, bij de laatste grote razzia in het centrum van Amster­dam, helpt ook de Sperre niet meer en wordt de familie opgehaald. Peereboom daarover: "Mijn eerste vrouw en ik, mijn zuster en vader en moeder woonden bij elkaar in. De rugzakken en een koffer stonden klaar en toen zei mijn vader: 'Nou dan gaan we maar.' Mijn vader was een jaar of zestig. Later, toen ik zelf zo oud was, realiseerde ik me hoe ontzettend het moet zijn geweest, dat ik, de jongste zoon, het lieve­lingetje, op dat moment heb gezegd, dat mijn vrouw en ik niet mee­gingen.'Wat dan?' zei m'n vader. En ik zei: 'Dat weet ik niet, maar ik ga niet mee.' Dus mijn vader en mijn moeder en mijn zuster gingen naar beneden en ik heb in het spionnetje, het spiegeltje op het raam, staan kijken. Ik zag ze lopen, ik heb nog tranen in mijn ogen ervan, ik zag ze lopen op de Breestraat. Ze zijn via Westerbork naar Sobibor gedeporteerd, en daar omgekomen."

NSB-speldje Mijn vrouw Roos en ik hebben de hele dag bij joachimsthal in de kelder gezeten en 's avonds zijn we één nacht bij niet-joodse vrienden ge­weest. Daarna zijn we gaan zwerven, met en zonder ster. We leefden van het geld dat we voor de diamant van mijn schoonvader hadden gekregen. We huurden hier en daar een kamer en we hadden nog de bonkaarten van mijn ouders. Laat in de zomer van 1943 zei ik tegen Roos: 'Weet je wat we doen, we gaan naar de Moerdijk, naar Lage Zwaluwe. Ik had gehoord dar daar jongens waren om tankvallen te maken die uit Vught kwamen, waar ook mijn twee zwagers zaten, broers van Roos. We gingen met de trein, zonder ster en met een vals persoonsbewijs. Ik liep in een regenjas, met een hoed met een afgeslagen rand en laarzen aan, Duitse laarzen, een NSB-speldje op mijn jas en de Deutsche Zeitung half in mijn zak. Van Lage Zwaluwe met de bus naar de Moerdijk en op de hoek daar was een hotel, Hotel Kinderen, dat zal ik nooit vergeten. Ik had bonnen en geld genoeg, dus daar konden we logeren. Schuin daartegenover op 50 meter afstand was het kampje waar die jongens van Vught zaten, een klein groepje. Twee keer per dag kwamen ze langs het hotel met een paar SS-ers erbij. Ik zat op een bank tegenover het hotel en ik zag ze lopen. De tweede dag keek er zo'n SS-er naar me en bleef staan. Ik zei: 'Wollen Sie die Deutsche Zeitung lesen?' En toen zei hij: 'Je kunt wel Hollands praten hoor. 's Avonds kwam hij in het hotel met zijn Duitse uniform en hebben we een partijtje biljart gespeeld. De volgende dag kwam hij weer. Hij deed zijn koppel af en zijn petje met die doodskop. Hij keek me aan en zegt: 'Jullie zijn joden'. Toen dacht ik dat het afgelopen was, maar hij vertelde dat de Duitsers hem hadden

Page 16: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

gepakt en hem voor de keuze had­den gesteld: hij kon dienst nemen bij de SS of hij kreeg de kogel. Hij was naar het Oostfront gestuurd, gedegradeerd tot gewoon soldaat en bewaker geworden in Nederland. Hij kwam elke dag, en we konden pakjes geven voor mijn zwagers als hij dienst had. Na een dag of vijf, zes waarschuwde hij, dat de luite­nant had gezegd, dat die vrienden van hem joden waren of halfbloed. 'Jullie moeten weg,' zei hij, 'ik kom jullie vanavond halen met een Duitse auto.' Hij heeft ons op de trein ge­zet, naar zijn ouders in Assen. We zijn bij zijn vader geweest, maar die was niet honderd procent betrouw­baar en ik vond het heel naar daar. Na twee dagen zijn we weggegaan naar Amsterdam. Ik heb die Hollandse SS-er nooit meer gezien.

Verraden Kort daarna, in september 1943, werden Simon en Roos Peereboom gearresteerd, op straat, met valse per­soonsbewijzen op zak, door twee leden van de Colonne Henneicke. "We zijn verraden", zegt Simon, "ze keken niet eens naar die persoons­bewijzen, ze wisten alles van ons". De Colonne Henneicke, Neder­landers, meestal NSB-ers, was belast met het opsporen van gestolen of verstopte joodse bezittingen. Vanaf maart } 943 ging de Colonne Hen­neicke niet alleen verdwenen joodse bezittingen opsporen, maar ook voort­vluchtige en ondergedoken joden. Tegen betaling: zeven gulden vijftig pet ingeleverde jood.

Peereboom en zijn vrouw werden op transport gesteld naar Westerbork. Daar werkte Simon Peereboom een aantal maanden als schoenmaker. In januari 1944 werden hij en zijn vrouw naar Auschwitz gedeporteerd. Beiden werden in eerste instantie geselecteerd om te werken. 'Bij de

vrouwen stond mijn vrouw ook bij de goeden. Eén van de vrachtauto's die naar de gaskamer reden - maar dat wisten we toen natuurlijk niet -kwam mensen te kort: 'Heinz, hoe­veel heb je er nog nodig?' 'Nou', zei hij, 'nog een stuk of tien, vijftien'. En toen ging hij naar de goede vrouwen en moest mijn vrouw ook met die auto mee. 's Avonds hoorde ik dat ze naar de gaskamer was gegaan".

Halve worst Simon ging direct door naar Mono-witz en van daar kwam hij in een klein nevenkamp terecht waar hij aan de bovenbouw van en in de kolen­mijn moest werken. Een vriendelijke joodse arts nam hem een aantal keren in de ziekenbarak op om bij te komen. Tenslotte werd hij door de kamparts van Auschwitz meegenomen en kwam hij in een ziekenbarak in Birkenau terecht. Daarvandaan gingen zieken naar de gaskamer. Ook de arts van deze barak hielp hem en zorgde ervoor dat hij in een andere barak kwam om op te knappen. Van daar kreeg hij werk in een van de keukens.

De keuken lag bij de streng af­gezonderde barakken van het Sonderkommando, joden die bij de gaskamers te werk waren gesteld. Na het werk in de keuken liep Peereboom daar in de buurt rond. Een bewaker vroeg hem wat hij daar deed, of hij daar misschien familie had. "Ik zei: 'Ja, twee zwagertjes van me'. Dat gokte ik, en toen zei hij: 'Als je morgenmiddag met een halve worst komt, mag je naar binnen'. En de volgende dag ontmoette ik daar diverse mensen uit Holland en ook mijn twee zwagers. Elke dag zat ik daar, met ze te praten over dat we elkaar toen bij de Moerdijk ook hadden gezien.

Maar die jongens wisten dat ze alle­maal om zouden komen. Om de

Simon Peereboom bij het model van zijn geboortehuis aan de Jodenbree­straat. Foto Han Singels

zoveel tijd werden ze allemaal ver­gast, omdat de Duitsers geen getuigen van de vergassing in leven wilde laten. Mijn zwagers zijn bij de opstand van het Sonderkommando omge­komen in januari 1945. Maar toen was ik er niet meer. Ik was weer terug in Monovvirz en daan'andaan zijn we op 25 januari op transport gegaan omdat de Russen er aan kwamen. Naar Buchenwald, vijf dagen lopen en drie dagen in open goederentreinen. Daar ben ik door de Amerikanen bevrijd".

Carry van Lakerveld

Page 17: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Geschiedenis

Levensleus Mijn eerste grote liefde was de dochter van een SS-er. Aanvankelijk wist ik dat niet, dat haar vader 'fout' was geweest in de oorlog, maar ze moet het me al snel hebben verteld.

Ik leerde Henriëtte kennen toen ze vijftien was, twee jaar jonger dan ik. Ik wisselde indertijd v a n middel­bare school en ik ontmoette haar op de allereerste dag, toen ze in de aula waar de rector o n s welkom heette, zat te geiten met e e n vriendin. Ze begon een plagerig gesprek met me, dat we de dag daarop voortzetten en de dag daarna weer - en al snel waren we tot over onze oren verliefd.

Henriëtte was tenger en droeg een brilletje m e t ronde glazen - iets waar ik levenslang een zwak voor vrouwen met brillen aan heb overgehouden. Ze had een Italiaanse moeder en een Nederlandse vader die van adel was. Haar ouders waren gescheiden, zij woonde bij haar moeder, maar daar kon ze het helemaal niet mee vinden. Henriëtte was een beetje gek. Ze stal uit winkels, vaak en veel. Ze kon hysterisch lachen en opeens weg­lopen. Op de kleinste dingen kon ze opeens heel heftig reageren. Ze trok me naar zich toe en ze duwde me van zich af — iets waar ik af toe wanhopig van werd. Henriëtte en ik konden niet van elkaar afblijven. Midden op straat stonden w e uitgebreid e n hevig te 'vozen', na school reden w e z o snel mogelijk naar mijn huis o m daar, op mijn kamer, dc hele middag op bed te liggen - zoenend, strelend, vrijend.

Seks was een grote pijler onder onze puberliefde, maar er w a s nog iets anders, iets dat ik pas veel later volledig heb begrepen. De opa van Henriëtte w a s een vooraanstaande NSB-er

geweest, haar vader had als jongen bij de SS gediend. Mijn vader had het grootste deel van zijn familie in Auschwitz en Sobibor verloren; zelf had hij ondergedoken gezeten.

Naast school, muziek en Henriëtte was ik indertijd maar met één ding bezig: mijn afkomst. Ik had duizend vragen over de oorlog en over mijn grootouders, maar mijn vader gaf doorgaans als antwoord: 'Dat weet ik niet meer', 'Dat ben ik vergeten' of 'Daar heb ik nooit over nagedacht'. Ook Henriëtte had thuis veel vragen over het verleden en ook zij kreeg nul op het rekest. O p de een of andere manier moeten wij in elkaar hebben herkend dat we een erfenis van de oorlog met ons meezeulden. Dat haar vader fout was geweest deerde mij niet en ik heb er mijn ouders ook nooit over gehoord — iets dat ik altijd in hen heb bewonderd . Hentiëtte's vader was op dit punt minder ruimdenkend: al dan niet uit schaamte liet hij zijn dochter op een gegeven moment weten dat hij er bezwaar tegen had dat zij met 'een joodse jongen' omging.

Ik zie Henriëtte nog steeds, een of twee keer per jaar. Laatst heb ik haar iets uit ons verleden verteld waar ik me een beetje voor geneer, omdat het inmiddels zo aanstellerig, zo drama­tisch klinkt. Ik vroeg haar of ze nog wist dat we soms een vreemd spelletje speelden.

We lagen dan doodstil op bed, onze monden op elkaar en vervolgens probeerden we, zonder door onze neus te ademen, zo lang mogelijk gebruik te maken van eikaars adem. Zij had het na een tijdje wel gezien, maar ik dwong haar min of meer om ermee door te gaan, totdat het lukte om ruim twintig minuten op eikaars adem te leven, zonder enige lucht van buitenaf. 'Weet je waarom ik dat wilde?' vroeg ik haar. Ze schudde haar hoofd. Ik vertelde dat ik indertijd, op zoek naar de ant­woorden die mijn vader mij niet wilde geven, zoveel mogelijk over de holocaust en de concentratiekampen las. In die boeken had ik gelezen dat de gaskamers na twintig minuten weer opengingen. Natuurlijk zou het onmogelijk zijn geweest o m in dergelijke omstandigheden zo kalm te blijven, maar in mijn naïeve ver­beelding had ik een manier gevonden om de gaskamers te overleven. 'Ik weet', zei ik tegen Henriëtte, 'dat je mijn vader nauwelijks onder ogen durfde te komen vanwege het ver­leden van jouw vader, maar ik had indertijd het gevoel dat ik via jou, de dochter van een SS'er en de klein­dochter van een NSB'er, een manier had ontdekt om te overleven.' Alleen hierom al zal ik deze eers te

liefde altijd blijven koesteren.

Ewoud Sanders

•s1

Page 18: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Ernstig, m a a r hoe ernstig? Antisemitisme op school? - met vraagteken - is de titel van het in november 2003 verschenen verslag van een kwalitatief onderzoek naar het verschil tussen leerlingen met een islamitische achtergrond en hun autochtone klasgenoten in hun reactie op de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging. Her initiatief voor dit onderzoek ging uit van de Stichting Vredeseducatie in Utrecht. De vraagstelling is op een kwalitatieve manier onderzocht. Dat betekent dat de onderzoekers vooral geïnteresseerd waren in de aard en de eigenschappen van het probleem. Zo nieuwsgierig mogelijk zijn zij in gesprek gegaan met enkele tientallen leerlingen en docenten. Daarnaast ontving de Stichting Vredeseducatie veertig bruikbare reacties op een vragenlijst via de website. Kwalitatief onderzoek kan geen uitspraak doen over de mate waarin een verschijnsel zich voordoet. Daar zijn statistische steekproeven voor bedoeld. De onderzoekers waren echter vooral geïnteresseerd in de manier waarop docenten en leerlingen met het probleem omgaan.

Het bijgaande artikel is geschreven door Jan Durk Tuinier, één van de onderzoekers. Zijn geruststellende conclusie is, dat het met het antisemitisme bij leerlingen met een islamitische achtergrond wel meevalt. Hij schrijft letterlijk: "Uit het onderzoek blijkt dat veruit de meeste islamitische jongeren die de geschiedenis van de jodenvervolging verwarren met de politiek van de staat Israël geen kwaadaardige antisemieten zijn, zoals we hen kennen uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en van daarvoor en erna."

Daar wil ik twee kanttekeningen bij plaatsen.

De meeste leerlingen met een Europese culturele achtergrond associëren joden vooral met de Sjoa. Joden zijn daarom in hun ogen in de eerste plaats slachtoffers. De meeste leerlingen met een islamitische achtergrond zijn even eenzijdig, maar op een heel andere manier. Zij verbinden joden in de eerste plaats met de staat Israël, in hun ogen het symbool en de oorzaak van de onderdrukking en discriminatie van de Palestijnen. Joden zijn daarom volgens hen geen slachtoffers, maar eerder daders — meestal soldaten. Beide eenzijdigheden zou ik geen antisemitisme willen noemen, maar gewoon wat het is: een te beperkte opvatting van joden en joodse Israëli's.

Tuiniers geruststellende conclusie, dat de "meeste islamitische jongeren" die deze eenzijdige opvatting huldigen "geen kwaadaardige antisemieten zijn", kan volgens mij niet uit het onderzoek getrokken worden. Hoe graag ik her ook met hem eens zou willen zijn. Het onderzoek is immers een kwalitatief en geen kwantitatief onderzoek, dat geen uitspraak kan doen over de mate waarin het kwaadaardig antisemitisme zich voordoet. De tegengestelde conclusie, dat de meeste islamitische jongeren wél kwaadaardige antisemieten zijn, kan trouwens uit dit onderzoek evenmin getrokken worden. Een schrale troost en reden genoeg om alert te blijven.

Ido Abram

Antisemitisme op school? Verslag van een onderzoek In de afgelopen jaren kwamen bij de Stichting Vredeseducatie signalen binnen die te maken hadden met het onderwijs over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog aan allochtone leerlingen met een isla­mitische achtergrond. De geschiedenis van de jodenvervolging wordt door veel leerlingen gekoppeld aan de huidige politiek van de staat Israël ten aanzien van het Palestijns volk en dat leidt tot heftige discussies.

Uit onderzoek blijkt dat veel docenten verschillen zien in kennis en beleving van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog tussen leerlingen met een islamitische achtergrond en hun klasgenoten. Dit verschil speelt nog nauwelijks een rol op de basisschool. Het wordt echter pas echt duidelijk vanaf een jaar of veertien, in het tweede of derde jaar van het voortgezet onder­wijs. De verschillen zijn duidelijker

in gemengde klassen waarin kinderen met een verschillende achtergrond zitten dan in klassen die homogeen zijn samengesteld. Er is een vetschil tussen leerlingen die streng islamitisch zijn en leerlingen die minder streng worden opgevoed. En: leerlingen van het VMBO reageren feller dan leer l ingen van Havo of V W O . Over igens wordt duidelijk dat meisjes gemakkelijker discussiëren dan jongens. Tot slot zal het niet

Page 19: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

1 1 31 ^^^^ml^^^B

Scholieren bezoeken de interactieve tentoonstelling van het Herinneringscentrum Fort De Bilt in Utrecht

verbazen dat de problematiek zich sterker voordoet op scholen in de Randstad dan in minder verstedelijkte gebieden.

Wat zijn de verschillen? Docenten signaleren bij alle leer­lingen een groot gebrek aan kennis over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Maar de kennis bij allochtone leerlingen met een islamitische achtergrond is veelal nog geringer. Ze missen ook de culturele achtergrond, zc kennen de emoties niet en zijn van hieruit ook minder betrokken bij gebeurtenissen als bijvoorbeeld de Dodenherdenking. Een docent: "Autochtone leerlingen zijn opgegroeid met de Tweede Wereldoorlog; islamitische leerlingen met de Golfoorlog. Zij stellen zich in meerderheid eerder op achter de Palestijnen dan achter Israël."

De islamitische leerlingen zien op Arabische tv-zenders als Al-Jazeera het leed van het Palestijnse volk dagelijks breed uitgemeten. Een leerling: "In het Nederlandse Journaal krijg je altijd de kant van de joden te zien en zo'n berichtje in het nieuws duurt twee minuten. Op de Arabische zenders blijft de camera een halfuur draaien. Dan zie je wat er echt gebeurt. "

De joden worden afgeschilderd als de vijanden van alle islamieten. Vervolgens horen is lamit ische leerlingen in de geschiedenisles over de jodenvervolging. Dat botst. Ze zeggen dan: "Nu doen de joden bij de Palestijnen wat de Duitsers in de Tweede Wereld­oorlog bij hen deden. "

Dit leidt veelal tot verwarring en/of (heftige) discussies waarin allerlei argumenten, verhalen en geschie­denissen door elkaar wordt gegooid. Een islamitische leerling uit de VMBO klas meldde, dat

"de joden nu wraak nemen op de Palestijnen terwijl ze dat eigenlijk op de Duitsers hadden moeten doen. "

Als islamitische leerlingen van een VMBO klas wordt gevraagd hoe er thuis over joden gesproken wordt antwoord de helft van de klas in de trant van: "Als ze thuis over joden praten zeggen ze "Wij haten joden", "Wij zijn thuis allemaal voor de Palestijnen " of "Mijn vader zegt dat ze erom vragen. "

De heftigheid waarmee de discussies gepaard gaan wordt door sommige docenten positief en door anderen negatief benoemd. Sommigen zien het als een uitdaging om de dialoog aan te gaan: "Het onderwijs werd er leuker op. We hebben verhitte discussies gehad in de klas, vóóral omdat we de koppeling maakten naar de Tweede Golfoorlog. We kwamen er dan wel niet uit wie er meer op Hitler leek, Bush of Saddam. Maar de klas vond unaniem dat Hitler een slechte man was. "

Ook de reactie van de autochtone leerlingen speelt een belangrijke rol: "De andere leerlingen raakten intensiever betrokken, daardoor gingen zij ook bewuster vragen beantwoorden en bedenken."

Het gebrek aan kennis lijkt juist leergierigheid op te wekken: "Het was juist erg leuk om zo'n diversiteit in mijn kbis te hebben. En de kinderen stonden er erg open voor. Het begrijpen was bij sommigen wel een probleem, maar dat was ook meer een taalprobleem. Woorden als deportatie, antisemitisme en concentratiekampen zijn gewoon moeilijke begrippen. Wanneer de leerlingen eenmaal in het onderwerp zaten waren ze zeer geïnteresseerd. "

Andere docenten waren minder te spreken over de discussies: "ln een discussie worden allerlei zaken erbij gehaald waar ze totaal geen kaas van hebben gegeten en met een lading die onvoorstelbaar is, en een taal­gebruik dat ertegenaan wordt gegooid..."

De docenten schrikken van de heftige reacties: "En dan denk je: Wat is dit voor een explosie? Waar komt dit ineens van­daan? Voor je het weet heb je twee kampen. Dan is de toon alweer gezet. Dat gaat zo makkelijk. "

Een aantal docenten meldt gevallen van dwars of tegendraads gedrag: " Toen ik iets vertelde over de Holocaust riep een islamitische leerling: 'Lekker voor ze', en keek me uitdagend aan. "

Page 20: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Scholieren in Fort De Bilt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn hier 140 mannen, voornamelijk uit het verzet, doodgeschoten. Een monument en naamstenen herinneren hier aan

Een enkele islamitische leerling weigerde te luisteren of deel te nemen aan de Jes. Ook antisemirische uitspraken - onder het mom van vrijheid van meningsui t ing — worden een aantal malen gemeld: "Ik probeer islamitische leerlingen

positief te benaderen door ze te wijzen op zaken en feiten die ze kennelijk niet weten, maar hun onwil en haat tegen vooral joden is dermate groot dat ze vreselijke dingen zeggen. "

Autochtone leerlingen treden niet op deze manier op de voorgrond met hun mening. "Autochtone jongeren zijn opgegroeid in een cultuur die, sinds de Tweede Wereldoorlog, antisemitisme beschouwt als één van de grootste zonden. Dat maakt het voor velen ook moeilijk om een rationele mening te formuleren over de politiek van Israël. Ze zijn bang om, als ze kritisch zijn, van een anti-joodse houding te worden beschuldigd. "

Aan de andere kant is het voor leerlingen met een moslim achter­grond moeilijk om een mening te verkondigen die loodrecht tegen het autochtone gedachtegoed ingaat: "En als je je mond probeert open te trekken over je mening tegen de VS en de joden, word je gezien als een lid van de Harnas of Al Qaidal"

Wat zijn de reacties van docenten? Schrik, verbazing en ongeloof zijn de meest genoemde reacties van de docenten op de uitlatingen van hun leerlingen. Een docent: "Ik probeer islamitische leerlingen positief te benaderen door ze te wijzen op zaken en feiten die ze kennelijk niet weten, maar hun onwil en haat tegen vooral joden is dermate groot dat ze vreselijke dingen zeggen."

Docenten geven aan onvoldoende op de hoogte te zijn van wat de leer­lingen met een islamitische achter­grond bezighoudt. Ze weten zich bij een eerste confrontatie vaak niet direct een houding te geven. "Veel van mijn collega's hebben angst met de islamitische leerlingen in discussie te gaan; bang om van discriminatie te worden beschuldigd. "

De docent lijkt daarmee gevangen te zitten tussen enerzijds het respect tonen voor de standpunten van de leerlingen met een islamitische achter­grond en anderzijds de eigen culturele bagage vanuit de Tweede Wereld­oorlog. "De algemene Nederlandse angst voor antisemitisme komt ten dele voort uit schaamte over het feit dat onze groot­ouders en ouders het in de Tweede Wereld­oorlog 'zomaar hebben laten gebeuren'."

Deze heftige confrontatie met de eigen waarden en normen zorgt er­voor dat een deel van de docenten de discussie afkapt, de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging alleen feitelijk behandelt of zelfs helemaal overslaat. "Ik ben ermee gestopt er verder op in te gaan. Ik laat nog wel mijn weer­stand zien maar dan zeggen ze gewoon: 'Dat is toch zeker mijn mening?' En dan hen je natuurlijk nergens meer."

Docenten die al eerder met deze problematiek in aanraking kwamen hebben wat dat betreft een grote voorsprong. "Die Marokkanen zijn compleet onbenaderbaar ab je ze niet serieus neemt en het afdoet als onzin. Maar als je dat niet meteen doet, dan ligt dat veel genuanceerder en dan kun je ze ook nog een heleboel bijbrengen. "

Daarbij zijn luisteren, doorvragen en samenvatten essentieel. Het blijkt echter moeilijk om vragen te stellen zonder een onderliggende boodschap of mening. "Ik heb ook wel eens gezegd: 'Nou, ik vind dat je hatelijke ideeën hebt.' Hopende daarmee enig effect te bereiken. "

Hoewel de felheid van de discussie en de soms extremistische ideeën hier niet toe uitnodigen levert open kaart spelen voor alle partijen het meest op. "Ik heb geprobeerd de discussie open te houden en ruimte te bieden voor afwijkende meningen, zolang ze maar goed beargumenteerd werden."

Maar het uitgebreide debat neemt wel heel veel tijd in beslag. Een aantal docenten klaagt daardoor niet het programma af te krijgen. Toch wordt deze tijd ervoor uitgetrokken: "Ze moeten propaganda leren

Page 21: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

ontmaskeren. Dat is eigenlijk het hele eieren eten bij geschiedenis. "

Concluderend Uit het onderzoek blijkt dat veruit de meeste islamirische jongeren die de geschiedenis van de jodenver­volging verwarren met de politiek van de staat Israël geen kwaad­aardige antisemieten zijn, zoals we hen kennen uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en van daarvoor en erna.

We kunnen an t i semi t i sme op verschillende manieren benaderen. Vanuit juridisch perspectief is anti­semitisme verboden. Antisemitisch gedrag of uitingen moeten na een aanklacht leiden tot vervolging en eventueel veroordeling. Vanuit het perspectief van de slachtoffers zijn alle antisemitische uitingen inti­miderend en vernederend. H e t maakt dan niet uit wat de motieven van de daders zijn. Toch zijn in dit onderzoek de motieven en de achtergronden wel meegewogen. Niet dat we enig begrip voor antisemitisme kunnen opbrengen. Integendeel! Maar we wilden wel begrijpen waar het vandaan komt. We wilden onderzoeken hoe het ontstaat zodat een adequate reactie, met name vanuit het onderwijs, mogelijk is.

Het grootste deel van de weerstand die docenten ervaren bij de isla­mitische leerlingen komt voort uit onwetendheid, klakkeloos over­genomen opvoedingsboodschappen, moskeelessen en mediaberichten. De meeste van deze leerlingen wonen en leven, volgens hun docenten, in een omgeving waar ze nauwelijks met autochtone Nederlanders spreken. De docent is vaak de enige autochtone Nederlander waarmee deze leerlingen te maken hebben en deze beweert iets wat tegen alles wat zij dachten te weten in gaat.

De educatieve ro,

De situatie in het klaslokaal wordt nog bemoeilijkt doorda t ook docenten hun eigen waarden en culturele bagage meebrengen. Zo komt het voor dat docenten zelf een bewogen en deels onverwerkte familiegeschiedenis hebben. Dat heeft tot gevolg dat zij onvoldoende objectief naar de mening van de leerlingen kunnen kijken, deze zonder meer afwijzen of de discussie ontlopen. Sommige docenten missen vol­doende didactische vaardigheden om de felle en ingewikkelde dis­cussies te begeleiden. Wanneer een discussie een keer uit de hand gelopen is, is het veelal niet eenvoudig om daarna dit soort thema's opnieuw te bespreken. Ze beginnen er niet meer aan. Een aantal docenten geeft aan helaas niet of onvoldoende onder­steund te worden door collega's of de directie van de school.

Uit verhalen van docenten die wel de communicatieve vaardigheden hebben om discussies in goede banen te leiden blijkt het volgende. Door te luisteren naar wat de leer­lingen te zeggen hebben, samen te vatten, nieuwe informatie te geven en kritische vragen te stellen kunnen leerlingen hun eigen mening ont­wikkelen en bovendien zelf leren na te denken.

op het buitenterrein van Fort De Bilt

Ook kan centraal staan dat we in Nederland een geschiedenis hebben van jodenvervolging en dat we nog steeds worstelen met een collectief trauma. Dat we daarom met elkaar afgesproken hebben in de grondwet van ons land dat iedereen mag denken en zeggen wat hij of zij wil maar ook dat antisemitisme ver­boden is. Dat laatste sluit kritiek op de politiek van de staat Israël of op welk ander land dan ook uiteraard niet uit.

Jan Durk Tuinier

Antisemitisme op school? In dit boekje is een verantwoording van het onder­zoek en een uitvoerig verslag opge­nomen. De problemen, oorzaken, citaten van leerlingen en docenten, achtergronden, perspectieven en suggesties voor docenten. Door: Chris Blanken, Jan Durk Tuinier en Geu Visser. 48 pagina's AS. Prijs € 7,- Te bestellen bij de Stichting Vredeseducatie 030 — 2723500 of via www.vredeseducatie.nl

Foto's Stichting Vredeseducatie. N. B. De scholieren op de foto's bij dit artikel zijn niet dezelfde ah de leerlingen die geciteerd worden in het kader van het onderzoek naar antisemitisme.

Page 22: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Boekbespreking Antisemitisme op school? Het kan nog goed komen Allochtone pubers met een islami­tische achtergrond reageren op school heel anders dan hun auto­chtone klasgenoten als deportatie, antisemitisme en concentratie­kampen aan de orde komen. Tijdens de geschiedenislessen komen moslim jongeren soms met uitlatingen die voor Nederlandse leraren onverteer­baar zijn. Vooral als de joden­vervolging besproken wordt laaien de discussies in de klas fel op.

Sommige docenten melden dan ook dat daaruit blijkt dat het conflict in het Midden-Oosten zich verplaatst heeft naar de grote steden in Nederland. Vooral in de randstad worden leraren meer en meer geconfronteerd met antwoorden die in hun ogen on­begrijpelijk zijn, zoals blijkt uit een onderzoek van de Stichting Vredes­educatie. De resultaten daarvan zijn gerangschikt in het boekje "Anti­semitisme op school?'" van de hand van Chris Blanken, Jan Durk Tuinier en Geu Visser. Let wel: de auteurs hebben achter de titel een vraagteken gezet.

Want hoewel het voor de hand ligt bij sommige uitspraken te denken dat bet pure jodenhaat berrefr, mag de achtergrond van de moslimjongeren niet uit het oog worden verloren. Het doel van het onderzoek is na te gaan of autochtone en allochtone jongeren met een moslim achter­grond verschillend reageren op de Tweede Wereldoorlog, joden en jodenvervolging. De onderzoekers kunnen niet anders dan het verschil bevestigen. Voor leerlingen met een islamitische achtergrond lijkt het moeilijk over de jodenvervolging te praten zonder de intifada van de Palestijnen tegen Israël in de discussie te mengen. Ze verplaatsen iedere discussie over het verleden naar het heden. En dan identificeren ze zich met wat zij zien als de underdog van vandaag, met de Palesrijnen.

Respect Her contrast met de autochtone jongeren is groot. Die zijn op hun beurt nog opgegroeid in een cultuur die, sinds de Tweede Wereldoorlog,

antisemitisme beschouwt als een van de grootste zonden. Als ze worden meegezogen in de discussie naar her heden, willen ze meestal geen kritiek leveren op de politiek van Israël. Als ze dat wel zouden doen, zouden ze van antisemitisme kunnen worden beschuldigd. En dat willen ze abso­luut niet. Ze gedragen zich zoals ze dat thuis - ook al is ook voor hen de Tweede Wereldoorlog ver weg -hebben geleerd. Met respect voor de slachtoffers, dus. Maar als aan moslim leerlingen wordt gevraagd waarom ze niet naar de dodenherdenking gaan, dan zeggen ze vaak: "Ik ken ze immers niet". Ze kunnen zich niet met de slachtoffers identificeren. De felsten met hun scherpe kritiek op de VS en Israël weten dat ze (zeker na 11 september 2001) kunnen worden gezien als sympathisanten van Harnas of Al Quaida. Maar vanuit hun achter­grond willen ze de Palestijnen niet verraden: "Het zijn onze mensen", zeggen ze daarom. Bij dit alles mag de rol van thuis niet worden onderschat. "Een aantal streng islamitische ouders maakt geen verschil tussen de zeer rechtse premier Sharon van Israël en de gematigd linkse Amsterdamse burge­meester van joodse afkomst Cohen". De moslim jongeren gedragen zich dus - net als de autochtone jongeren - volgens dc codes van thuis, van vroeger.

Er is ook een groep leerlingen die vanuit hun islamitische achtergrond zelfs sterk anti-joods is. Thuis en in de moskee horen ze dat joden "slecht" zijn: "Het Westen steunt de joden en de joden en homo's moeten dood". Ze horen dat joden de macht in de wereld (willen) hebben, de media manipuleren en erop uit zijn moslims ui t te roeien. De onderzoekers

Page 23: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Kinderen aan het werk op de tentoonstelling in Herinneringscentrum Fort De Bilt.

stellen expliciet dat zc "niet hebben kunnen vaststellen of deze opvattingen breed gedragen worden of dat ze slechts gelden voor een klein deel van de Mederlanders met een isla­mitische achtergrond. Duidelijk wordt dat ze bestaan. Dat is vol­doende aanleiding o m dit, me t het oog op het onderwijs, zeer serieus te nemen".

Veel moslimjongeren verwarren de Israëli's (inwoners van Israël) met de joden. Terwijl de autochtone jongeren nog zijn opgevoed met de Tweede Wereldoorlog, zijn islamitische jongeren dat vooral met de Golf­oorlogen. Hun historisch besef gaat minder ver terug. Als ze tijdens de geschiedenisles in aanraking komen met de Tweede Wereldoorlog redeneren ze: "nu doen de joden bij de Palestijnen wat de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog bij hen deden". Het is een heikel thema. D e docenten vinden het vaak moeilijk en tijdrovend om de discussie in goede banen te leiden. Het blijkt immers dat mosl imjongeren en autochtone jongeren een heel ander referentiekader hebben. Zij moeten daar tussendoor manoeuvreren. De docenten worden er soms moedeloos van: "Ik probeer ze positief te be­naderen door ze te wijzen op zaken en feiten die ze kennelijk niet weten, maar hun onwil en haat tegen vooral joden is dermate groot dat ze vreselijke dingen zeggen".

Perspectieven Het boekje wil perspectieven en suggesties bieden voor docenten die met deze (in ieder geval op het oog) antisemitische uitspraken worden geconfronteerd. De auteurs stellen dat de docenten dienen te bedenken dat leerlingen met een islamitische achtergrond vaak meer weten van de situatie in het Midden-Oosten (het resultaat ook van kijken naar hun "eigen"

Arabische televisiezender) en minder van de Tweede Wereldoorlog. Er is een verschil in kennis in de klas. Er is sprake van een sterke identificatie met het Palestijnse volk, waarmee zij een culturele identiteit voelen. En sinds 11 september 2001 voelen ze dat nog sterker. De leraren moeten daarmee rekening houden en de discussie in de klas goed begeleiden. De makers van het boekje geven aan het eind tien suggesties om moei­lijke discussies te begeleiden. Duidelijk wordt dat er veel tijd in geïnvesteerd dient te worden. Maar in de praktijk blijkt een aantal docenten af te haken aangezien de leerlingen met een moslim achter­grond in hun gevoel voor geen rede vatbaar zijn.

Als positieve noot valt wel te melden dat de ervaringen van de docenten soms ook positief zijn. Daartoe is het belangrijk een goede ingang bij de scholieren te vinden: "Als je de leerlingen erbij betrekken kunt, zoals met het verhaal van Anne Frank, dan zijn de leerlingen met een islamitische achtergrond net zo geboeid als hun klasgenoten".

Een belangrijke constatering is ook dat de verschillen vooral aan het licht

komen vanaf het veertiende jaar van de leerlingen, als ze in de puberteit komen. Ze zijn dan sterk bezig met het ontwikkelen van hun identiteit en dan lijkt hun islamitische achter­grond belangrijker te worden. Ze worden zich dan ook bewuster van hun positie in de samenleving: "Als je je volledig uitgespuugd voelt, groeit er wrok en dan schop je tegen het zere been". En alle pubers rotzooien graag. Autochtone pubers zijn ook niet altijd lieverdjes. De onderzoekers benadrukken dat alle jongeren in die periode van hun leven flink kunnen klieren. Pas door kennis en levenservaring leren ze genuanceerder te denken. Dit boekje wil daar een handje bij helpen. Leraren moeten vooral niet opgeven. En het onder­zoek moet nog verder uitgediept worden . Met andere woorden : mensen, verlies de moed toch vooral niet. Het kan nog goed komen.

Loucky Content

Antisemitisme op school?. Door: Chris Blanken, Jan Durk Tuinier en Geu Visser. Prijs € 7,-Te bestellen bij de Stichting Vredes­educatie 030 - 2723500 of via www. vredeseducatie. nl

Page 24: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

De aanpak van de Anne Frank Stichting Initiatieven tot dialoog Antisemitisme op scholen staat opeens in het middelpunt van de belangstelling. De Anne Frank Stichting maakt speciaal lesmateriaal voor het VMBO en geeft trainingen voor docenten.

De media hebben het afgelopen najaar veel aandacht besteed aan antisemitisme op scholen. De koppen in de kranten logen er soms niet om: 'Scholieren verstoren les Holocaust', 'Leraren durven er niet over te praten', 'Wangedrag islamitische jongeren toopt spuigaten uit'. Het is een reëel en ernstig probleem, maar op verre­weg de meeste scholen m e t veel islamitische leerlingen wordt gewoon lesgegeven over de Tweede Wereld­oorlog en de jodenvervolging en de docenten gaan waar nodig wel degelijk in gesprek met hun leerlingen.

De vraag die steeds wordt gesteld naar de omvang van het probleem is moeilijk te bean twoorden . Niemand weet op hoeveel scholen er — bij enkele leerlingen of bij een grotere groep — sprake is van anti­semitische uidngen. Wel is duidelijk dat een flink aantal leraren worstelt met het probleem hoe te reageren als er leerlingen zijn die zich

Maart 1941. De nazi'» hadden trijn* aanjsar geprobeerd om de Nederlanders over te halen om zich t>ij hen aan te stuiten. Dat was niet gelukt.

Het Nederlandse volk moet nu kiezen voor het nationaal socialisme.

Het is vóór ons of tégen one! Tegen­standers zullen we hard aanpakken!

f

agressief uiten ten opzichte van joden. Dat bleek uit het onderzoek van de Stichting Vredeseducatie, en ook op het seminar over Antisemi­tisme op school dat de Anne Frank St icht ing op 1 oktober 2003 organiseerde, een seminar dat door veertig docenten werd bijgewoond.

Provocatie of overtuiging? Soms roepen leerlingen iets om te provoceren, om de leraar uit te dagen zonder dat er een echt inhoudelijke gedachte achter zit. O p een ander moment heeft een leraar te maken met een leerling die van huis uit, of via Arabische televisiezenders, de overtuiging meekrijgt dat joden slecht zijn. Elke situatie vraagt om een andere reactie, al benadrukken leraren dar het in de eerste plaats van belang is om leerlingen te informeren én om met ze in gesprek te blijven.

Eén leraar illustreerde de onwetend­heid van haar leerlingen aan de hand van een gesprekje dat ze voerde over het hakenkruis dat een leerling op zijn eigen schrift had gekrast. Toen zij vtoeg waarom hij dat had ge­tekend, vertelde de Marokkaanse jongen dat hij ruzie had met Tutkse jongen en dat hij zijn woede zo liet zien. Je hoort vaker dat leerlingen in een hakenkruis het symbool van het kwaad zien, maar dan los van enige kennis van de nazi-symbolen of het nazisme.

Niet zelden is de leerkracht één van de weinige autochtone Nederlanders met wie allochtone leerlingen in contact staan. Islamitische leer­lingen zijn vaak danig onder de indruk van wat een leraar vertelt, óók als het over de jodenvervolging gaat. Een leraar Nederlands merkte dat

zijn leerlingen in 3-VMBO hoe­genaamd niets wisten van de Tweede Wereldoorlog of de Sjoa. Daarom gingen ze klassikaal het boek Kinderjaren van Jona Oberski lezen, het boek over een jongetje in het concentratiekamp Bergen-Belsen, dat de leerlingen raakt. Een ander voorbeeld: na een les over de Sjoa kwam een Marokkaans meisje aangeslagen bij de leraar. Zij liet weten dat ze heel geschrokken was van het verhaal over de joden­vervolging, maar ze vroeg zich toch af of er zonder joodse overlevenden nu geen vrede in het Midden-Oosten zou zijn geweest. Haar eigen gedachte zat haar dwars, mede omdat ze wist dat haar leraar die zou afwijzen. Hoe verwerpelijk de redenering ook is, toch getuigt dit meisje van een positieve instelling, omdat ze haar verwarring aan de docent toont en aangeeft er een gesprek over te willen voeren.

Niet mogen luisteren Een andere vraag, die journalisten vaak stel len, is wanneer anti­semitisme de Nederlandse school­klas is ingeslopen. Is het allemaal het gevolg van 11 september 2001, van het totaal vastlopen van het conflict tussen Israël en dc Palestijnen, van de oorlog tegen Irak?

Mijn eerste confrontatie met anti­semitisme in een schoolklas was in 1995 op een basisschool in Amsterdam-Oost. De leerlingen van groep 5 (acht /negen jaar oud) zaten in een kring om naar hun allereerste boekbespreking te luisteren - over één van de boeken van Ida Vos, een boek over het leven in de onderduik. AI gauw merkte iemand op dat een aantal Marokkaanse leerlingen met hun vingers in de oren zaten. Toen

Page 25: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

de lerares verwonderd vroeg wat er aan de hand was antwoordde één leerling dat ze van hun ouders niet naar verhalen over joden mochten luisteren. Ik sprak hier her en der over en hoorde dat zich op andere scholen vergelijkbare voorvallen voordeden. Het probleem van antisemitisme op scholen is dus niet nieuw. Maar er is de afgelopen twee jaar natuurlijk wel veel veranderd - wat dat betreft zijn de scholen een getrouwe weer­spiegeling van de maatschappij . Leraren merken sterker dan een paar jaar geleden dat veel Marokkaanse jongeren pal staan achter het Palestijnse volk en deze solidariteit vertalen in een sterk anti-joodse houding , gekoppeld aan een houding tegen het Westen in het algemeen. Docenten signaleren een toegenomen etnische intolerantie en een sterker denken in termen van "wij" en "zij". Maar — en dat moet zeker benadrukt worden — het gaat wat dat betreft wel steeds over een minderheid. Er is te weinig aan­dacht voor de veel grotere groep Marokkaanse leerlingen die het prima doet op school en op de arbeidsmarkt, die niets moet hebben van welke vorm van discriminatie dan ook en die zich wel richt op een toekomst in Nederland. Ook deze

leerlingen krijgen te maken met een klimaat in Nederland dat in toe­nemende mate anti-islam is geworden. Het is bijzonder frustrerend als zelfs de beste islamitische leerlingen slechts met veel extra inspanning een stage-plaats kunnen krijgen. Ook zij worden geconfronteerd met het "wij-zij" denken.

Strips Veel leerlingen hebben bijzonder weinig kennis over de Tweede Wereldoorlog, over joden en over de jodenvervolging. Steeds opnieuw verzuchten docenten dat er nau­welijks nog geschiedenisles gegeven wordt op het V M B O , waar 7 0 % van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs terechtkomt. Het be­schikbare lesmateriaal is veelal te ingewikkeld en te cheoretisch voot deze leerlingen. De Anne Frank Stichting bracht in het voorjaar van 2003 een strip uit. De Ontdekking, waarin de belangrijkste gebeurtenissen uit de bezettingsjaren zijn verwerkt. Docen ten in het V M B O zijn bijzonder enthousiast, want deze strip is wel goed toegankelijk voor hun leerlingen. Veel van de tekeningen zijn gebaseerd op historische foto's die de basis vormen voor het begele idende lesmateriaal.

Er zullen in het komend jaar — eveneens op VMBO niveau en deels in stripvorm — ook drie lesbrieven ontwikkeld worden door de Anne Frank Stichting. De eerste zal het verloop van de jodenvervolging behandelen. De tweede zal ingaan op de betekenis van herdenken en een derde zal het mogelijk maken om in de klas in te gaan op oneigenlijke vergelijkingen tussen de nazi-vervolging enerzijds en anderzijds het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Het is van groot belang om leerlingen duidelijk te maken dat niemand belang heeft bij het 'importeren' van problemen uit andere werelddelen naar Nederland.

Grensoverschrijdend gedrag Leerlingen hebben recht op lessen ovet de Tweede Wereldoorlog. Het is voor het goed functioneren in de samenleving nodig om enige basiskennis hierover te hebben. Literatuur en films zitten vol ver­wijzingen naar de oorlogsjaren. Docenten geven aan dat ze onder­steuning willen. Het is voor veel van hen een beladen onderwerp waarbij eigen emoties een rol (kunnen) spelen. Ook dit moet onderkend worden. Baldadig gedrag in lessen over de jaren 40/45 komt anders aan bij docenten dan hetzelfde gedrag

Page 26: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

tijdens lessen over de Franse Revolutie. Zeker als bij dat baldadig gedrag antisemitisme in het spel is. Het gezamenlijk met collega's bespreken van de juiste aanpak op een bepaalde school is belangrijk. De Anne Frank Stichting organiseert studiedagen voor docententeams. De training van vaardigheden die nodig zijn om te reageren op antisemitisme (maar ook op racisme of andere vormen van discriminatie) is een belangrijk onderdeel van zon dag. Hoe te reageren op ant i ­semitische uitlatingen hangt af van je karakter, de situatie in de klas, de wijze waarop de school in het algemeen omgaat met grensover­schrijdend gedrag. Er is geen eensluidend antwoord te geven op de vraag hoe er gereageerd moet worden. Wel is duidelijk dat er altijd iets moet gebeuren. Een gesprek met een individuele leerling, extra lessen met de hele klas, gesprekken met ouders - het kan allemaal.

Gastsprekers W O II Dertig joodse gastsprekers, verenigd in het Landelijk Steunpunt Gast­sprekers, kwamen in november 2003

1

Leerlingen die deelnemen aan een meerdaags seminar in het Anne Frank Huis. Foto AFS.

in het Anne Frank Huis bij elkaar om hun ervaringen met ant i ­semitisme in de klas te bespreken. Enkele gastsprekers hadden vervelende ervaringen. Zo liet een docent het bij een gastles geheel afweten toen een van zijn leerlingen aanstoot­gevende opmerkingen maakte. Toch zijn de ervaringen van de gast­sprekers op scholen met veel allochtone leerlingen overwegend positief . Docenren die er niet op

Leerlingen van het Berlage Lyceum werken met de strip 'De Ontdekking'. Foto Riekus Heller

kunnen vertrouwen dat hun leer­lingen respectvol met gastsprekers om zullen gaan, zullen ze ongetwijfeld nier zo snel in de klas uitnodigen. Een aantal gastsprekers vindt het belangrijk om ook met leerlingen die er antisemitische denkbeelden op na houden in gesprek te komen. Een bijzonder initiatief in Amsterdam is de af­spraak van een joodse overlevende om samen mer een jonge Marokkaanse man klassen te gaan bezoeken. Er bestaan tal van zulke initiatieven, die tonen hoe belangrijk dialoog gevonden wordt.

Karen Polak Karen Polak werkt bij de Anne Frank Stichting.

De strips komen uit 'De Ontdekking', tekeningen van Erik Heuvel, € 8,95, ISBN 9054259078. Voor speciale aanbieding voor het onderwijs en lesmateriaal zie: www.a n n ef'ra nk.nl/on tdekki ng. Het Landelijk Steunpunt Gastsprekers is ondergebracht bij het Herinnerings­centrum Kamp Westerbork - 0593 592600

Page 27: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

De Speeltuin aan de Gaaspstraat Opvoeding tot autonomie Er zijn ook plekken in Amsterdam waar kinderen van wat voor afkomst dan ook prettig en respectvol met elkaar om gaan. Zo'n plek is de speeltuin aan de Gaaspstraat in de Rivierenbuurt (achter de Tramremise Lekstraat), waar het kindermonument staat ter herinnering aan de tijdens de Tweede Wereldoorlog gedepor­teerde joodse kinderen. Henk 't Hooft, de voorzitter van de Stichting Kindermonument, beschrijft hier­onder hoe ieder kind daar gestimuleerd wordt tot het verwerkelijken van zijn of haar eigen autonomie.

De bewoners van de Rivierenbuurt in Amsterdam Zuid zorgen al sinds 1921 voor hun speeltuin aan de Gaasp­straat. Een plek die nu al generaties lang een bijdrage levert aan de 'harmonische' ontwikkeling van hun kinderen.

Maar niet in de periode 3 november 1941 — 14 augustus 1943 De speeltuin was in die periode door de Duitse bezetter gevorderd als 'Markt voor Joden'. Ergens anders mochten de joden niet meer kopen en verkopen.

Die speeltuin, midden in Amster­dam Zuid, werd een concentratie­plaats voor joodse Amsterdammers. Maar werd ook gebruikt als een fuik. Men zette vier overvalwagens op de hoeken van het terrein en voerde de mensen af. Zo is dat een aantal malen gebeurd. De markt was voor vele joodse bezoekers het laatste stukje grond uit hun buurt waar zij hebben gelopen. In 1940 woonden in de Rivieren­buurt ongeveer 17.000 joden, dat was 35% van de buurtbevolking. 13.000 van hen zijn in de oorlog omgekomen. Daarom is dat stukje Amsterdam voor velen een plek met een beladen verleden, een schuldig oord.

Kindermonument Begin jaren '80 waren er in de Rivierenbuurt racistische en antise­mitische incidenten. In 1981 werd in de speeltuin een 'multiculturele' dag georganiseerd voor buurtbewoners van allerlei nationaliteiten. Iedereen at van eikaars nationale gerechten. Dat maakte de tongen los voor een levendige discussie over eikaars godsdienst, levenswijze en andere gewoonten. Een prima dag dus, maar niet voor iedereen. Er werden hakenkruisen geschilderd, ruiten ingegooid en bedreigingen geuit. Die incidenten waren voor de speel­tuin en het wijkopbouworgaan aan­leiding samen met het 4/5 mei Comité een werkgroep Gedenkteken Markt voor Joden op te richten. Zeker op die plek mogen racisme en antisemi­tisme hun kop nooit meer opsteken en trouwens ook nergens anders. O p 3 november 1986 werd het monument door burgemeester en (voormalig buurtbewoner) Ed van Thijn onthuld. Acteur Lex Goudsmit ontroerde de vele aanwezigen met zijn voordracht van het gedicht 'Markt voor Joden' van Anneke Verheul. Acteur Dick Scheffer behoorde tot de initiatiefnemers voor het monument; hij overleed een paar weken na de onthulling. Het monument is ontworpen door verzetsstrijdster en beeldhouwster Truus Menger, Truus maakte deel uit van de verzetsgroep waar ook Hannie Schaft toe behoorde. De beeldengroep, twee levens­lustige, spelende kinderen met in hun schaduw achter een muur twee ' joodse ' kinderen die niet mee mogen doen, werd onmiddellijk Kindermonument genoemd. O p het monument staat ook een opdracht: Samen spelen samen leven

Leerlingen van de St. Catharina-school, aan de Vechtstraat tegenover de speel tuin, onde rhouden het monument. Elk jaar op 3 november herdenken we bij het Kinder­monument de 'Markt voor Joden'.

Dick Neijssel Dick Neijssel was initiatiefnemer van de Stichting Kindermonument en motor van veel activiteiten. Hij werd in 1922 op Kattenburg geboren. Als echte volksjongen werd hij al snel geconfronteerd met armoede en dus met 'steun'. Die steun — een tijd van hand op houden en dank je wel spelen - heeft hem tot een strijdbaar man gemaakt . Zijn leven is getekend door de oorlog. Zonder een moment van weifeling nam hij deel aan het verzet: de Februari­staking. Dick was een idealist, zeker waar het gaat om het bestrijden van racisme, fascisme en antisemitisme. O p zijn best was hij, overtuigend en inspirerend, als hij met jongeren aan de slag ging. Er straalde dan optimisme; wanneer hij over zijn ervaringen in de oorlog vertelde, over de Februaristaking die in de remise Lekstraat begon. Jullie zijn februaristakers'zei hij, als 'zijn' leer­lingen begrepen dat fascisme en racisme geen kans meer mogen krijgen. Op 26 maart 2001 overleed Dick Neijssel.

Page 28: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Stichting Kindermonument In 1987, kort na de onthulling van het monument, werd de Stichting Kindermonument opgericht, met als belangrijkste doelstellingen: in­standhouden van het Kindermonu­ment 'Markt voor Joden' ; voor­lichting geven aan jongeren over de gevaren van racisme, neofascisme en ant isemit isme; u i tnodigen van jongeren uit binnen- en buitenland om voorlichting te geven over de jaren 1940 - 1945; uitgeven van een periodiek, genaamd 'Kinder­monument'; en het organiseren van voorstellingen en tentoonstellingen. Een kring van ' t i jdgetuigen' -ver/.etsstrijders en overlevenden van concentratiekampen — werkt mee aan de voorlichting en fungeert als een bijzondere raad van commissarissen. Mevrouw Celine van der Hoek zit namens hen in het bestuur. 'Onderwijsmensen uit het bestuur bereiden projecten voor en voeren die in samenwerking met scholen uit. De website www.kindermonumcnt.nl beschouwen we als ons tijdschrift. Kindermonument is een vrijwilligers­organisatie

Wandelingen O p de website is een wandeling om bij stil te staan te vinden, langs plaatsen zoals de tramremise van de Februaristaking, her woonhuis van Anne Frank, de Anne Frankschool,

de synagoge aan de Lekstraat en het woonhuis van Gerrit van de Veen. Dat wordt druk bezocht. Ook met groepen maken we die wandeling (vooral begeleid door Pim Heijting); vaak gaat daar een gesprek met een tijdgetuige aan vooraf. Het is misschien de combi­natie van de informele en gastvrije sfeer van de Speeltuin, de ernst van her onderwerp en de open, per­soonlijke manier waarop tijdgetuigen met jongeren praten dat iedereen een goed gevoel overhoudt aan zo'n bezoek. Relatief veel groepen komen uit Duitsland. Onze Duitse gasten zijn opvallend geïnteresseerd; de projecten die zij uitvoeren maken indruk. Een collega vertelde ons hoe lastig het is om in Duitsland de jodenvervolging te behandelen. Ook voor jonge

kinderen, twee generatics na de oorlog geboren, is het moeilijk te aanvaarden dat hun grootvader bij die verschrikkingen actief betrokken kan zijn geweest: 'Wij kunnen nooit meer trots zijn op Dui ts land ' . Celine van der Hoek zegt dan vaak: "Anti-Duits ben ik niet meer, anti­fascist voor altijd ".

Kinderen in Oorlog Met basisscholen uit de Rivieren­buurt worden projecten uitgevoerd. Thema's ontlenen we aan de rechten van het kind (racisme en sport, kinderrechten, vrijheid van menings­uiting, kinderen in oorlog). Bij her thema vrijheid van meningsuiting was de opdracht het maken van een 4 en 5 mei krant. Er zijn in ont­spannen sfeer startlessen gegeven met materiaal van het Persmuseum en Stichting Krant in de Klas. De leerlingen presenteerden hun levens­grote kranten op creatieve wijze in het deelraadkantoor onder meer aan de deelraadvoorzitter. Hun werk werd onderdeel van de 4 mei tentoonstelling samen met materiaal van her illegale Parool. Ook hier is weer sprake van een combinatie van een ernstig onderwerp, indruk­wekkende momenten, een informele en ontspannen sfeer en ruimte voor een eigen inbreng. Hetzelfde geldt voor het recente project van de Catharinaschool over

Page 29: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Kinderen in Oorlog met materiaal van War Child. Hoogtepunt voor die leerlingen was hun bijdrage aan de herdenking van bet Kindermonument. Zij maakten met een beeldend kunstenaar panelen over kinderen in oorlogen en hoe wij die kinderen kunnen helpen. Dc panelen werden omgezet in kaarten en die hebben ze op 20 november - de dag van dc rechten van het kind - verstuurd naar wie zij maar wilden. De herdenking was druk bezocht, de zaal tjokvol, jong cn oud, rooms en rood, jood en moslim, trotse vaders en moeders, een informele en ook weer respectvolle sfeer, muzikale bijdragen van buurgenoten en een zo menselijke toespraak van Ida Vos. Zo kan het dus ook gaan in een Amsterdamse buurt.

Kinderrechten 'Ze doen daar sympathieke dingen en rijden niet in een lease-auto rond. Dus als je me iets voor mijn afscheid wil geven, maak het dan maar over aan Kindermonument', adviseerde een fysicus bij zijn pen­sionering z'n vrienden en collega's. Sympathiek, een persoonlijke en gastvrije ontvangst, een warme en een informele sfeer, goede ideeën. Prima als we zo gekarakteriseerd worden, maar we willen natuurlijk meer. Dr Ido Abram noemde in een voordracht over opvoeden na

Tekeningen van leerlingen van de St Catharinaschool: de tegenstelling tussen echt kind zijn en de oorlog.

Auschwitz bij het herinnerings- jongeren, m e t name hoe zij over centrum Westerbork autonomie een van de belangrijkste doelstellingen. Wij willen een echte en blijvende bijdrage leveren aan autonomie: het vergroten van kracht tot nadenken, zelfbeschikking, niet klakkeloos meelopen, je realiseren waar je mening op berust, informatie willen opvragen, juiste keuzes maken als het er om aankomt. We willen dat men zich realiseert, w a t oorlog is; dat wat er is gebeurd is, weer kan gebeuren. We willen dat men beseft waarom het Kindermonument daar bij de Speeltuin staat.

Wij vragen ons af of wij het onder­werp van de Tweede Wereldoorlog niet veel meer moeten verbinden met het thema kinderrechten. Of wij de rollen niet moeten omdraaien: zodat niet de leerlingen informatie vragen aan t i jdgetuigen, maar tijdgetuigen informatie vragen aan

Kinderen spelen in de speeltuin aan de Gaaspstraat

actuele zaken denken . Zouden websites, zoals die van herinnerings­centra en ook van Kindermonument, niet meer moeten doen dan informatie verstrekken ovet de Tweede Wereldoorlog (een bron voor verplichte werkstukken), zou het niet meer moeten gaan over de actualiteit. Moeten de websites niet een forum worden voor discussies door jongeren onderling maar ook met tijdgetuigen? Wij zouden een discussie over deze vragen met u op prijs stellen.

U bent uiteraard welkom bij ons in het spee l tu ingebouw van bsv Amsterdam Zuid aan de Gaasp­straat 8, 1079 VE Amsterdam

Henk 't Hooft voorzitter Stichting Kindermonument

Dick Walda heeft een boek Amsterdam-Zuid in oorlogstijd geschreven met veel aandacht voor de mensen van de speeltuin (€ 7 + verzendkosten). Dick Walda heeft ook samen met Jan Keja een video documentaire samengesteld 'Een tuin in de Rivierenbuurt' over de geschiedenis van de speeltuin met een indrukwekkend portret van Dick Neijssel (€ 10 + verzendkosten) Bestellen kan via tel. 020 - 4420296 of info@kindermonument Meer informatie over het Kindermo­nument op www.kindermontunent.nl

Page 30: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Ida Vos is schrijfster van boeken ais Wie niet weg is wordt gezien, Dansen op de brug van Avignon en Witte zwanen, zwarte zwanen, boeken die door kinderen en volwassenen veel gelezen worden. Zij vertelt in die boeken over hoe zij tijdens de Tweede Wereldoorlog als joods meisje moest onderduiken, en zij is bereid daarover met haar oudere en jongere lezers te praten, op school of bij andere gelegenheden. Zij komt daarbij wel eens in moeilijke situaties. In onderstaand verhaal vertelt zij hoe zij die probeert op te lossen.

Verhaal van Ida Vos JULLIE ... Ik ben een bevoorrecht mens. Dat ik dit zo voel heeft vele oorzaken, waarvan ik er enkele zal noemen.

In de loop der jaren is gebleken dat ik kan schrijven. Dat maakt me gelukkig en dat heeft veel te maken met het onderwerp dat in alle boeken die ik tot nu toe heb geschreven, naar voren komt.

Het onderwerp, de Tweede Wereldoorlog, maakt me absoluut niet gelukkig, maar wel het feit dat ik kinderen (en vaak ook volwassenen) mag uitleggen hoe het voelde een vervolgd joods kind te zijn. Als het goed is hebben zij dit al min of meer ervaren door het lezen van mijn boeken

Mijn gesprekspartners mogen mijn verhaal onderbreken om vragen te stellen. Gesprekspartners, ja, dat worden ze. Plotseling zijn het geen schoolkinderen meer die noodgedwongen een uur moeten uitzitten in de hoop dat deze schrijver niet al te vervelend zal zijn.

Ik heb een hekel aan voorgeprogrammeerde vragen. Dat is de reden dat ik na het ontdekken van "vraagbriefjes" de kinderen vriendelijk doch dringend verzoek die vodjes papier op de grond te leggen.

Ik geef de volgende verklaring: "Alles wat ik jullie wil vertellen zit in mijn hoofd en in mijn hart en ik moet me heel goed kunnen concentreren". Ze knikken dan begrijpend, vinden het kennelijk een goede reden. De achterliggende gedachte is dat ik niet wil dat ons gesprek de volgende kant uitgaat. "Hoe lang schrijft u al?" "Wilde u als kind al schrijver worden?" "Hoe lang doet u erover een boek te schrijven?" In ons contact gaat het over heel andere zaken.

Waarom ik her belangrijk vind hierboven te vertellen over meegenomen briefjes zal u duidelijk worden na het lezen

van mijn ervaringen in een Amsterdamse bibliotheek.

Gieneke, de bibliothecaresse, is er van op de hoogte dat onze gesprekken verder gaan dan de periode 1940-1945, dat we in ieder gesprek terecht komen op discriminatie hier en nu. "Daar ben ik blij mee", zegt ze in ons eerste telefoon­gesprek. "Het grootste deel van de kinderen is allochtoon". Ik reageer niet. In grote steden is dit een gewone zaak. Bovendien vind ik het niet belangrijk of kinderen rood, grijs of groen zijn.

Een week voor de afgesproken datum belt Gieneke. Haar stem klinkt anders dan bij ons eerste gesprek. "Weer u hoe Marokkaanse kinderen tegenwoordig over joden denken?" "Natuurlijk", is mijn antwoord. "Voor mij totaal geen probleem. Laat ze maar komen". "Ik wil u een beetje beschermen", zegt ze.

Een week na het tweede telefoongesprek tussen Gieneke en mij. Nog is het rustig in de bibliotheek. Op een tafel achter me leg ik gespreksmateriaal zoals foto's, illegale kranten, een echte gele ster, valse en echte persoonsbewijzen enzovootts. Belangrijk vind ik ook de foto van mijn zusje en mij. Ik ben op die foto net zo oud als de kinderen die straks zullen binnenkomen.

"Daar zijn ze", zegt Gieneke. Groep acht stormt de kleine zaal in. Eerst de jongens, dan, iets rustiger de meisjes. De meeste meisjes dragen een hoofddoekje. "Jongens, petten af", gebiedt meester Kees.

O p de eerste rij zir een opvallende jongen, ouder dan de andere kinderen, denk ik. Lange benen, uitgestrekt naar voren, armen gekruist over zijn borst. "Jij ook je pet af, Abdoe", zegt meester Kees tegen hem. Is her werkelijk zo dar Abdoe me op een bijna agressieve manier observeert, of ben ik beïnvloed door het telefoon-

Page 31: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

gesprek met Gieneke waarin ze me vroeg of ik me bewust was van de gevoelens van Marokkaanse kinderen tegen­over joden?

Ook deze kinderen vraag ik meegebrachte vragenbriefjes op de grond te leggen, een vcr/.oek waaraan ze bijna alle­maal voldoen. Bijna allemaal. Ik zie een meisje dat haar briefje kennelijk bij zich wil houden. "Jij ook, Fatima', zegt meester Kees. "Leg je briefje neer. Je weet toch dat mevrouw Vos dat heeft gevraagd?" Fatima weigert. "Laat maar", zeg ik. Ze houdt haar briefje met beide handen vast. Haar rug kromt zich. Gekleurde bloemen bloeien op haar hoofd­doekje.

Ik vertel over de verboden die ons tijdens de oorlog werden opgelegd. Over steeds minder vrijheid hebben, niet meer naar je eigen school mogen. F.en gele ster moeten dragen, genoodzaakt zijn je te verbetgen, te moeten onderduiken. "Waarom moest je die afschuwelijke gele ster aan de linkerkant dragen?" vraag ik. "Daar /.it mijn hart", antwoordt een kind. Hoera! Ik voel dat deze kinderen met me meegaan, ondanks alle twijfel van Gieneke.

En dan gebeurt het. Plotseling staat Fatima op. Ze strijkt haar briefje glad, begint te lezen. Ze beeft zo dat ze bijna niet uit haar woorden kan komen. "En toch," gilt ze. "Toch zijn jullie allemaal tijk, alle­maal slecht, jullie liegen en jullie..."

Ik moet reageren, maar hoe? Ik probeer snel mijn ge­dachten tc ordenen. Even hoor ik opnieuw de stem van de blonde jongen uit Drenthe die me jaren geleden toebeet: "En toch hebben jullie Jezus vermoord!"

Fatima staat nog steeds. "Meiske", is mijn reactie. "Waarom ben jij zo zenuw­achtig? Je beeft helemaal." Voor de eerste keer die morgen zie ik de ogen van dit kind. Wanhopig is ze. Met een zucht laat ze zich op haar stoel vallen. Ze lijkt iets minder gespannen. "Wij kunnen praten", zeg ik. "Wij zijn geen vijanden. Wij kunnen praten." Doodstil is het nu.

Het lukt me de draad weer op te pakken . We praten over oordelen en vooroordelen. Over joodse Neder­landers, over gereformeerde Nederlanders over moslim Nederlanders. "Bent u dan joods en Nederlands?" "Goed zo, Sanae," Meester Kees is zichtbaar blij met deze vraag.

"Ja", antwoord ik . "Dat heb je helemaal goed".

Ik kijk op mijn horloge.

"Ovet vijf minuten moeten we afscheid nemen", kondig ik aan. "Dank je wel voor al je vragen en dank voor het mee­voelen en nadenken ovet zoveel moeilijke dingen." Er komen kinderen om me heen staan. Ze willen de foto's aanraken. De gele ster voelen. Fatima staat dicht bij me. "Heb je de opmerkingen van je briefje zelf bedacht?" Ik vraag het heel zacht. Mijn broer heeft ze opgeschreven". Ze kijkt me aan. "Als ik dat niet tegen u zeg, slaat hij me." "En mijn vader vindt ook dat ik dat moet zeggen." "En jij?" Ik durf het bijna niet te vragen. Ik doe het toch. "Ik weet het nu allemaal niet meet zo goed. Ik ga nadenken." "Doe dat maar", is mijn advies. "Probeer maar zelf uit te vinden of het waar is wat je vader en je broer zeggen. Zelf nadenken is . . ."

Een duw in mijn rug. Abdoe staat achter me. Ik schrik. Had Gieneke gelijk? Krijg ik nu een mes tussen mijn ribben? Ik zal flink zijn. Ik moet bijna op mijn tenen staan om oogcontact te kunnen maken met deze aanvaller. Hij legt zijn hand op mijn schouder, kijkt me vriendelijk aan.

"Ik hoop dat u schrijfster van het jaar wordt", lacht hij.

© Ida Vos

Page 32: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Verdriet kun je niet wegen

"De zon mag hier nooit meer schijnen, nooit meer..." Foto Hans Sommer

Hans Sommer staat sinds anderhalf jaar voor de klas, in het basis­onderwijs. Hij ging mee met de reis van het Nederlands Auschwitz Comité naar de concentratie- en vernietigingskampen in Polen en schreef daarover een uitvoerig verslag waaruit wij enige fragmenten publiceren. Hoe een leraar in het basisonderwijs zulke moeilijke stof toch aan jonge leerlingen kan over­brengen.

"Een relaas van een reis van zes dagen naar Polen, en de zoektocht naar antwoorden, naar lang vervlogen dagen, meer nog naar waarheden en naar het waarom van de mensen die op maandag 3 november 2003 samenkomen op Schiphol. Ik wandel met mijn rugzak en reistas de vertrekhal binnen en zie de groep mensen staan waarmee ik de komende zes dagen lief en waar­schijnlijk meer leed dan me lief is ga delen. O p datzelfde moment slaan bij mij de zenuwen toe en vraag ik me af wat mij er vele maanden eerder roe bewogen heeft me voor deze groepsreis in te schrijven. Juist ik, die een afkeer heb van groepsreizen, zeker met een busreis van 1300 kilometer voor de boeg. Ja ik, die geen enkele binding heb met de joodse gemeenschap of familieleden heeft verloren in de Poolse vernietigingskampen. Die ik sraat nu aan de rand van deze groep mensen en loopt er schoorvoetend binnen. Was het historisch besef, interesse in de gebeurtenissen in de periode van 1933 tot 1945, de psychologische kant van het mens­zijn in een ongewone en waanzinnige situatie, gewoon nieuwsgierigheid, of was het zelfkastijding, of toch ramptoerisme? Een beetje van dir alles zal het zijn geweest. Sinds 1,5 jaar sta ik als herintreder

in het basisonderwijs voor de klas, eerst in groep 8, nu in groep 6. Vorig jaar werd mijn interesse in alles wat met de Tweede Wereld­oorlog te maken heeft weer opgefrist door de geschiedenislessen in mijn groep, en zag ik dat het enorm belangrijk is om de jeugd van tegenwoordig te vertellen over de gebeurtenissen die nooit meer mogen gebeuren. Opdat we leren van onze fouten."

Zo begint mijn verslag van een reis die ik mee heb mogen maken mede doordat het Nederlands Auschwitz Comité zich ten doel heeft gesteld de boodschap "Nooi t meer Auschwitz" uit te dragen, en waar kan je daarmee berer beginnen dan in het (basis)onderwijs. Ik kan in de bovenbouw van een basisschool, bij kinderen van tien tot twaalf jaar, niet aankomen met de duizel ingwekkende grote aantallen doden van de Nazi ­vernietigingskampen, omdat dat zelfs voor veel volwassenen nog niet te bevatten is. Dus kies ik ervoor goed te luisteren naar de verhalen van de overlevenden en de direct

betrokkenen. Even terug naar mijn reisverslag:

"Het verhaal van Karin maakt grote indruk op mij. Zij is geboren na de oorlog, dus haar ouders hebben de oorlog overleefd, maar wel als enige in de familie. Zelf heeft ze als enig kind nooit haar oma's, opa's, tantes, ooms, neven en nichten gekend. Allemaal om het leven gebracht door de Nazi's. Naast me zit een mooie en sterke vrouw, een moeder van vier kinderen. Het levensdoel van Karin was enkel om moeder te worden, om nieuw leven door te geven, om niet op te geven. Ze is met recht trots op haar familie en is hier nu met haar man om de overledenen te gedenken. Amper een week later zal ik Karins verhaal op school gaan gebruiken om de omvang van de tragedie aan de kinderen van mijn groep duidelijk tc maken."

Stamboom O p maandagmorgen zijn de kinderen van mijn groep 6 erg nieuwsgierig naar de belevenissen

Page 33: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

van hun meester. Nadat ik ze heb beknopt verteld waar ik ben geweest, laat ik ze een stamboom van hun familie tekenen. Begin bij jezelf, wil daarna de namen in van je broertjes, zusjes, je vader en moeder, ooms en tantes en hun kinderen, en tenslotte oma's en opa's. Ik laat ze vertellen over deze mensen. Ook komen er verhalen van bijvoorbeeld oma's en opa's die al overleden zijn, en dat di t zo verdrietig is. Daarna vraag ik ze om een cirkel ie zetten alléén om de namen van zichzelf en hun vader en moeder. Stel je nu eens voor dat je alle andere mensen op je stamboom nooit hebt gekend. Dat ze allemaal op een trein naar Polen zijn gezet, en nooit meer teruggekomen zijn. En dan geen gewone trein, maar een goederentrein zonder stoelen. Met

meer dan 1500 mensen tegelijk vertrokken 19 treinen uit Wester­bork. Op onze school zitten bijna 150 kinderen. Dat zijn dus 10 scholen tegelijk op transport naar Polen. En kun jij drie dagen achter elkaar je plas ophouden?

Nu vertel ik het aangrijpende ver­haal van Karin. Ik Iaat het briefje zien met de namen van haar familieleden van wie enkele zelfs op dezelfde dag zijn aangekomen en vergast in Auschwitz. Het is doodstil in de klas. Nu wordt voor veel kinderen duidelijk dat achter mijn verhaal erg veel verdr ie t schuil gaat. En dat het onbe­grijpelijk is dat mensen dit elkaar aandoen vanwege hun geloof. Zelfs tot op de dag van vandaag. Met de actualiteit beëindig ik mijn verhaal.

Ik laat veel kinderen aan het woord om te vertellen wat ze zelf hebben ervaren als het gaat om elkaar te accepteren zoals ze zijn. Dat het vaak begint met pesten. Omdat die ander anders is, of iets heeft wat jij niet hebt. Of gewoon omdat anderen het ook doen. Is dat wel zo 'gewoon'? Voor deze leeftijdsgroep is het nog moeilijk te bevatten, maar ik ga mijn verhaal nog eens houden in groep 7 en 8. En in het voortgezet onderwijs zou mijn verhaal vaker en vaker verteld moeten worden. Opdat we leren van onze fouten.

Hans Sommer

Wie belangstelling heeft voor hetgeheU reisverslag van Hans Sommer, kan dat per e-mail ontvangen, door te mailen naar het volgende e-mailadres:

B O N Wilt u zich abonneren op dit blad of heeft u familie, vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven van de activiteiten van het Neder lands Auschwitz Comité?

Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar: Het Nederlandse Auschwitz Comité , Knoopkruid 5 4 , 1 1 1 2 PV D iemen ,

ontvangen u of uw bekenden vier maal per jaar het

Auschwitz Bulletin. Voor de verzend- en portokosten zijn wij echter genoodzaakt u om een minimale bij­drage te vragen. Deze bijdrage is voor binnenlandse abonnees € 8 , - , buitenlandse abonnees in Europa € 1 1 , - en buiten Europa € 16 , - . Tevens ontvangen a l le a b o n n e e s één m a a l per jaar een accept ­girokaart voor een vri jwil l ige donatie ten behoeve van de voortgang van het werk van het Nederlands Auschwitz Comité.

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Land:

Email:

Opsturen naar: Het Neder lands Auschwitz Comité, Knoopkruid 54 , 1112 PV D iemen

Een abonnement kunt u ook opgeven vio onze website: www.auschwitz .nl /bul let in.html

Page 34: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Moeilijkheden en mogelijkheden in de klas Had je het vroeger dan wel over de Tweede Wereldoorlog? "Dat is echt een Amsterdams pro­bleem" zegt Judith de Beer vanuit Rotterdam, als ik haar telefonisch interview over de problemen, die docenten zeggen te hebben als ze les willen geven over de jodenver­volging tijdens de Tweede Wereld­oorlog. Judith de Beer is in het (beroeps)onderwijs al jarenlang actief als het om {/orf-educatie en multiculturele opvoeding gaat. Zij is nu Coördinator Interculturali-seren bij het Middelbaar Beroeps Onderwijs.

Een Amsterdams probleem? Wat bedoelt zij daarmee? "Kijk", zegt zij, "in Amsterdam wordt het probleem verbonden met allerlei andere dingen, die er de laatste tijd zijn gebeurd. Anrisemitische opmerkingen bijvoorbeeld tegen jongetjes of mannen die een keppeltje dragen. Maar keppeltjesdragende mensen heb je nauwelijks in Rotterdam. In Amsterdam bestaat een zichtbare joodse gemeenschap. In Rotterdam en de rest van Nederland is die er nauwelijks. Wat niet per definitie wil zeggen dat daar minder antisemitisme is. Als leraren klagen, dat ze geen les meer kunnen geven over de joden­vervolging, heb ik altijd de neiging aan ze te vragen of ze het vroeger wel in de klas over de sjoa en de Tweede Wereldoorlog hadden. Het is altijd een moeilijk onderwerp geweest om aan te pakken, en veel docenten lieten het maar liever liggen. Dat had met moslims, Israël en 11 september nog helemaal niets te maken. Het onderwerp lijkt nu even helemaal uit de mode. Het wordt alleen opgepakt door wie er zich specifiek voor interesseert."

4 redenen Is er een verklaring voor waarom het nu helemaal mis dreigt te gaan? judith de Beer: "Het gaat om een aantal dingen. In de eetste plaats om te weinig kennis bij de docent. Ten tweede: een gebrek aan di­dactische vaardigheden als het om dit specifieke punt gaat. Ten derde is er een duidelijke houding bij de docent nodig. Ten vierde moet je stevig in je schoenen staan om er aan te beginnen" Zelf ging Judith de Beer met een "hevig gemengde klas" naar Wester­bork. De leerlingen reageerden zéér betrokken. Maar zo'n reisje wordt door haar wel wekenlang grondig voorbereid. Judith de Beer: "Heel belangrijk is het, dat je antisemi­tisme plaatst in het kader van racisme. Dat wordt je niet altijd gemakkelijk gemaakt, want in antiracisme pro­jecten worden joden nooit genoemd! In een stripboek, dat de Europese Commissie over racisme heeft uitge­geven komt werkelijk elke minder­heid ter sprake, ook gehandicapten, maar antisemitisme komt er niet in voor. Dat geldt ook voor een boekje, dar het LBR zeven jaar geleden heeft uitgebracht voor Nieuwe Rotter­dammers . Ik heb daar con t inu opmerkingen over gemaakt en ze hebben op dat punt hun beleid veranderd. Er heerste blijkbaar het idee dat er in Nederland geen pro­blemen meer waren met antisemitisme en dat het bij antiracisme niet ter sprake hoefde te komen en kon worden ondergebrach t bij de Tweede Wereldoorlog. Dat is niet verstandig. Voor autochtone kinderen geldt, dat de term Tweede Wereld­oorlog thuis altijd wel enkele malen ter sprake zal zijn gekomen, er is al

een zeker referentiekader, hoe vaag ook. Maar dat geldt niet voor migranten­kinderen. Als je met hun begint over de oorlog, vragen zij: over welke oorlog hebt u het? Voor een kind dat uir Somalië komr is het nier van­zelfsprekend dat je dan de Tweede Wereldoorlog bedoelt. Het is ook belangrijk om te kijken naar de betrokkenheid van de herkomst­landen bij de Tweede Wereldoorlog. Surinaamse verzetsstrijders in Neder­land. Het aandeel van Marokkaanse soldaten in de bevrijding van Europa. Turkije was er weer op een heel andere manier bij betrokken.

klimaat Judith de Beer benadrukt, dat het belangrijk is wat voor klimaat er heerst in een school: "Is er een klimaat van dialoog, zijn onderwerpen rond racisme en discriminatie bespreek­baar ook cn juist buiten de lessen om? Is er een antidiscriminatie code? Dat soort dingen. Ik denk dat er bij de docenten vaak weinig kennis en vaardigheden zijn. Om allerlei redenen staan docenten vaak niet stevig genoeg in hun schoenen Een goede voorbcieiding is essentieel. Anders werkt het per definitie niet. Er zijn tegenwoordig wel degelijk goede leermiddelen ontwikkeld. Bijvoorbeeld door het LBR: het project "Schooi zonder Racisme", dat is een breed Europa-project voor en door leerlingen. Het is zeer bruikbaar als start voor onderwijs over de sjoa. Westerbork heeft ook interessant materiaal gemaakt. Er zijn bij dc Anne Frank Stichting goede exposities tc huur, die niet alleen over Anne Frank gaan. Zelf vind ik dat de verkorte, 90 minuten durende, versie van Shoah

Page 35: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

van CLude Lanzmann heel goed te gebruiken is. Dat uittreksel uit zijn negen uur durende film is samen met NOS en AFS gemaakt. Natuur­lijk is het toch een zware film, die je uitgebreid moet in- en uitleiden. En je moet j/W-educatie altijd in het kader van racisme stellen. Die leerlingen weten natuurlijk heel goed wat discriminatie is, maar ze zien niet dat er een systeem van racisme is, dat het niet iets is dat persoonsgebonden is. Ze snappen niet zomaar dat er een breder racistisch systeem achter zit. En er is een enorm gebrek aan feitenkennis. In gemengde klassen

zijn er altijd wel een of twee leerlingen die denken dat iedereen in Nederland joods is. Want de Bijbel is toch joods? Ze hebben er ook geen idee van hoeveel joden er eigenlijk in de wereld zijn. Die aan­tallen schatten ze over het algemeen veel en veel te hoog. Je moet ook oppassen dat het gesprek niet onmiddellijk komt op Ajax of op de Palestijnen. Dan ben je het onder­werp sjoa geheel kwijt."

Maar als je het over racisme wilt hebben, waarom zou je dan nog les willen geven over de sjodi Judith de Beer: "Omdat de sjoa de grootste

racistische gebeurtenis in Nederland is geweest. H e t is belangrijk in begrijpelijke termen de politieke en sociale aspecten van de systemen die tot de sjoa hebben geleid te behandelen. Maar om dat te doen moet je sterk in je schoenen staan."

Judith de Beer geeft ook, op afspraak, workshops, samen met de Palestijnse Leila Jaffar, voorzitter van de Joods-Palestijnse Dialooggroep. Wie informatie wil over veel van wat hierboven wordt besproken bezoeke de website-. www.tijm.nl

Max Arian

Een paar grepen uit het gastenboek van de website van het Nederlands Auschwitz Comité www.auschwitz.nl

a

Het had anders gekund Hallo, ik heb net dc site gelezen, en ben nog niet helemaal klaar. Ik weet een heleboel over WW2 en de kampen enz. van mijn oma die in Nederland woonde met haar twee kinderen en van mijn opa die in een werkkamp zat. Hij vertelde niet alles. Maar ik denk nog steeds dat het anders gekund had en niet door genocide. Het was toen gewoon af­slachting. Maar om te kunnen voor­komen dat het in de toekomst nog een keer gebeurt moet er zoveel mogelijk verteld worden. Daarom is wat jullie doen zulk goed werk. Laat de wereld weten wat er gebeurd is, en nog niet alles is verteld. Er valt nog zoveel te vertellen.

Sandy van der Lee

Mijn vader Vandaag was ik voor het eerst in de gelegenheid om uw site te bekijken, en eerlijk gezegd ook ontroerd, om te lezen en te zien wat mijn vader nooit kon vertellen. Simpelweg omdat hij er de woorden niet voor kon vinden, om uitdrukking te geven aan wat hem is overkomen, en wat hij maar niet verwerken kon. Ook hij zat lange tijd in diverse concentratiekampen, o.a. in Dachau en in Auschwitz. Onder de meest erbarmelijke omstandigheden heeft hij het er wel levend van af gebracht. Maar hij kwam thuis met een emotio­nele stoornis, lichamelijk en geestelijk een wrak. Mijn vader was in de oorlog actief in ondergrondse bewegingen en ook betrokken bij het onderbrengen van joodse mensen die een onder­duikadres behoefden. Hij is verraden door de plaatselijke politieagent die er Duitse sympathieën op na hield. Mijn Vader heette Hendrik Brand (Henk als roepnaam). Geboren op 10-09-1909, overleden op 06-11-1991 hij was woonachtig in Leersum gemeente Utrecht. Ik heb geen idee of er nog ergens formulieren hierover bestaan, laat

staan dat ik weet waar er, en of hoe, die bewaard zijn, en bij welke instantie ik daarover meer te weten kan komen.

Jeanne Landzaat-Brand

Coevorden Tijdens een interview met be­trekking tot de luchtoorlog boven Coevorden, kwamen de buur­kinderen Harr ie , Betje en Jonas Wallage ter sprake, met de vraag van de geïnterviewde: "hadden we niet meer kunnen doen?". Deze kinderen hebben nog geen straat verder ge­woond dan waar ik ben opgegroeid. Ik wist niet dat deze joodse kinderen hier woonden en ben gaan zoeken via de genealogische infor­matie van een research center en kwam daarna bij deze concentratie­kamp site terecht en toen wetd het pas echt stil zo dichtbij en toch zo weinig ervan weten. D e namen van Jonas , Betje en Harrie Wallage uit de Spoorhaven-straat in Coevorden, kinderen uit de buurt. Een drietal van zovelen die vermoord zijn.

B. van der Weide, Email: bvdweide^multimove.nl

Page 36: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

O n d e r z o e k Tijd voor Kwal i tei t

Schoolboeken schieten tekort als het om de Tweede Wereldoorlog gaa t De laatste tijd staan er verontrustende berichten in de krant over scholieren die docenten verhinderen les te geven over de Sjoa. Geschiedenis­leraren gaan op sommige 'zwarte' scholen discussies over de joden­vervolging djdens de Tweede Wereld­oorlog liever uit de weg. Ook ver­storingen van de 4 mei herdenking en groeiend antisemitisme op school halen de voorpagina's. Maar wat staat er in de reguliere methodes over de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging? In november 2003 kwam het tussenrapport Tijd voor Kwaliteit uit van de onderzoekers Han Homan & Theo van Praag over de betekenis van de Tweede Wereldoorlog tot heden in geschiede­nismethodes. Theo van Praag vat voor ons de belangrijkste conclusies van dit rapport samen.

Als kinderen van tien jaar de tekst lezen: 'joden werden gedood omdat ze jood waren', dan zullen de meeste zich daarbij niets kunnen voor­stellen. Als er had gestaan: 'konijnen werden gedood omdat ze konijn waren', zou dat voor leerlingen even cryptisch zijn, maar wel zielig natuur­lijk omdat alle kinderen weten wat konijntjes zijn.

Geschiedenismethodes, die in gebruik zijn in het basisonderwijs besteden aandacht aan de Tweede Wereld­oorlog op basis van kerndoelen. Bovenstaand fragment is afkomstig uit Wijzer door de Tijd, een methode voor het basisonderwijs. Zo'n uit­spraak over joden verwoordt letterlijk de ideologie van de nazi's. Voor zeer jonge kinderen is dat nauwelijks zonder uitleg te vatten en peda­gogisch weinig doordacht.

Uit eerder onderzoek blijkt dat jongeren over het algemeen weinig van de Tweede Wereldoorlog weten. Bij een onderzoek in 2001 wist ongeveer de helft van de onder­vraagde jongeren dat koningin Wilhelmina het Nederlandse staats­hoofd was tijdens WO II. Ruim een derde kruiste het juiste antwoord aan bij een meerkeuzevraag over collaboratie tijdens WO II. Over vooroordelen, antisemitisme, racisme en discriminatie, concepten die een bepalende rol speelden in de achter­gronden, oorzaken en gevolgen van WO II, is bij hen weinig bekend. Hoewel het belangrijke elementen zijn in hedendaagse en toekomstige ontwikkelingen in de multiculturele samenleving. WO II is voor vele jongeren ver verwijderd van de dagelijkse realiteit, letterlijk een gebeurtenis uit de vorige eeuw.

De kernvragen voor ons onderzoek naar geschiedenismethodes Tijd voor Kwaliteit zijn drieërlei. Wat is de kwaliteit van de leermiddelen die gebruikt worden bij jeugd­voorlichting over WO II? Op welke manier wordt, bij de presentatie van de ontwikkelingen gedurende WO II, rekening gehouden met de toenemende diversiteit onder de jeugd? Hoe worden relaties gelegd naar het heden? De gekozen methodes waren exemplarisch èn representatief. Het betreft leermiddelen geschiedenis, zowel voor de bovenbouw van het basisonderwijs (leerlingen van 10-12 jaar), als de basisvorming en de tweede fase havo en vwo.

Grondrechten Het woord grondrechten wordt in de geschiedenismethodes zelden gebruikt.

De afwezigheid ervan in methodes is opvallend omdat het Nationaal Comité 4 en 5 ma jaarlijks expliciet een van de grondrechten onder de aandacht brengt. Ook heeft men speciale projecten ontwikkeld om jongeren te betrekken bij de vieringen en herdenkingen op en rond 4 en 5 mei.

Men kan stellen dat gedurende de Tweede Wereldoorlog alle mensen in Nederland grondrechten, zoals vastgelegd in de Grondwet, hebben ontbeerd. Echter enkele groeperingen binnen de samenleving waren ver­stoken van vrijwel alle grondrechten.

Bij de ontwikkeling van ons onder-zoeksinstrumentarium speelde dit gegeven een belangrijke rol. In vrijwel alle methodes wordt naar artikel 1 van de Nederlandse Grondwet verwezen als het gaat om discriminatie wegens godsdienst: 'Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan'. Met be­trekking tot de joodse bevolkings­groep is dit een lastig toe te passen artikel omdat de overgrote meerder­heid van hen 'immers nier gediscri­mineerd werd vanwege godsdienst maar omdat ze door de Duitsers (en sommige Nederlanders) als een aparte groep werd beschouwd.

De onderzochte basisonderwijs­methodes geven een redelijk helder beeld van grondrechten in relatie tot WO II. In Bij de Tijd wordt gemeld dat joodse kinderen van school werden gestuurd (art.23) en dat

Page 37: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

"Duitse schoolkinderen moesten een 'joodse neus' leren herkennen. Illustratie uit een Duits schoolboek. " Tekening afkomstig uit de paragraaf

'Een racistische samenleving", in SPOREN. Uitgave Wolters Noordhojf, 2000

joodse ambtenaren hun werk kwijt raakten (art. 16). In het algemeen komen in de verhaallijnen kinderen aan het woord, wat de helderheid ten goede komt. Toch zal menig kind niet echt begrijpen wat bedoeld wordt met de zin 'in dat rijk mochten geen joden wonen en geen zigeuners'.

In de methodes voor voortgezet onderwijs worden grondrechten veel minder aangestipt. Dat is zeker een omissie als het gaat om methodes voor de basisvorming, waar een van de kerndoelen over grondrechten spreekt. Aantasting van de grond­rechten in het algemeen, dat wil zeggen voor alle Nederlanders, komt voor als men de Gleichschaltung uit­eenzet. Dit gebeurt soms expliciet. De jodenvervolging wordt vreemd genoeg niet in alle methodes gerela­teerd aan de aantasting van grond­rechten, terwijl men zich kan afvragen onder welke categorie dit dan wel zou moeten vallen.

Over de manier waarop vervolgde minderheden worden genoemd is veel af te dingen. In geen enkele methode wordt uitgelegd dat 'joden' mensen zijn van diverse nationaliteiten, vergelijkbaar met katholieken en protestanten. Ook wordt geen aan­dacht besteed aan het feit dat 'joden' toen en nu in grote meerderheid geen godsdienstige achtergrond hebben, maar dat zij als groep door de dominante cultuur apart werden gehouden. Ook over zigeuners, homo-seksuelen en Jehova's Getu igen wordt nergens helder verklaard waarom juist zij in Europa slacht­offer van de nazi-terreur waren. Een voorbeeld van good practice troffen we aan in Sporen uit 1993 waarin doordacht aandacht wordt besteed aan antisemitisme en dit begrip in een historische lijn wordt geplaatst waarbij aan de hand van voorbeelden en opdrachten over discriminatie, christelijke meerderheid, 'Beruftverbote'

voor joden en emancipatie inzicht wordt gegeven in de materie.

Intercultureel In Intercultureel leermiddel wordt aandacht besteed aan de etnische en culturele diversiteit van de samen­leving die stichting Parel heeft samengevat in de zogenoemde Parelwijzer. Belangrijk aandachtspunt is, gezien de relatie met de actualiteit, of de methodes racisme en discri­minatie duidelijk afwijzen en/of leerlingen stimuleren tot kritisch onderzoek. Een zeer korte samenvatting: Gelijk­waardigheid van cul turen komt nergens ter sprake, ook niet impliciet. Het gebruik van nazi-termen als 'he t joodse ras' in his torische bronnen (Pharos) wordt niet uit­gelegd of becommenta r i ee rd . Stereotypen worden geciteerd maar

niet weerlegd. 'Voor de nazi's zijn de verschillende mensenrassen niet gelijk' meldt Bronnen zonder verder commentaar en vervolgens wordt SS'Obergruppenfübrer Reinhard Heydrich als bron opgevoerd die o.a. meldt dat 'volgens de Führer de joden bacteriën zijn die moeten worden uitgeroeid'.

In de 2' l c fase, waarin zelfwetk-zaamheid belangrijk is, is het ont­breken van enige verklaringen bij dergelijke teksten of verhelderende opdrachten onpedagogisch en geen bijdrage aan historische kennis. Dubieuze onderzoeken die onder het mom van 'de rassenleer' worden gepresenteerd worden nergens aan de kaak gesteld. Leerlingen worden niet uitgedaagd tot een oordeel over het feit dat Russen 'dus zomaar ver­moord' mogen worden. Een aantal

Page 38: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

auteurs hanteert soms een etnocen­trische redeneer t rant waardoor joodse medeburgers en andere minderheden, geassocieerd worden met problemen en vervolgens zelf de schuld krijgen van een irrationele en inhumane ideologie.

Citaat uit Sfinx '(...) ging Hitier zich Führer, leider van Duits land noemen. Hitier had het vooral op de joden gemunt, een minderheid in Duitsland. Zij werden voort­durend getreiterd, gediscrimineerd en vervolgd. (...) De gewone mensen hoorden daardoor alleen wat de nazi's wilden. Door deze propa­ganda gingen de mensen geloven wat de nazi's zeiden. (...) Toch waren veel mensen nog best tevreden. Hit ier zorgde ervoor dat de werkloosheid daalde, legde mooie nieuwe snelwegen aan en beloofde iedereen een auto, de Volkswagen.

Waarom maken de auteurs anno 2003 onderscheid tussen joden, gewone mensen en mensen? Leerlingen met een goed maar selectief geheugen zouden uit de zinsnede dat 'toch veel mensen nog best tevreden waren ' een wel­willende conclusie kunnen trekken met be t rekking tot het Dui tse nationaal-socialisme. Ook elders in Sfinx komen we een dergelijk 'onderscheid' tegen in de tekst feiten en meningen, die vrijwel geen informatie bevat of het moest zijn dat er verschil is tussen de joden en veel gewone Duitsers. 'Je weet dat Hitier de joden als zijn voor­naamste vijanden beschouwde. Om de Duitse bevolking dat ook te laten v inden , vervalste hij de feiten. Uiteindelijk geloofden veel gewone Duitsers in deze propaganda'.

Opvallend: In alle methodes hebben we in totaal (!) ongeveer één pagina aangetroffen over de ontberingen in

1940-1945 in de (voormalige) over­zeese gebiedsdelen, waarvan nog het merendeel in Sprekend verleden en Bronnen. Wij bevelen daarom aan dat auteurs van methodes zich veel beter oriënteren op dit deel van de vaderlandse geschiedenis en daar adequaat aandacht aan besteden.

Eigen belevingswereld Leerlingen hebben er belang bij dat een veelzijdig beeld wordt gegeven van conflicten, waarbij niet enkel negatieve aspecten de boventoon voeren. Waar mogelijk dient aan­sluiting te worden gezocht bij hun eigen belevingswereld. Bronnen constateert, dat 'vrijwel iedereen die zich eerst afzijdig had gehouden, zich nu tegen de Duitsers keerde'. Daarmee suggereert men ten on­rechte dat heel Nederland een verzets-houd ing aannam. Een andere methode, Pharos, gebruikt als bron­tekst een dubieus citaat van Ernst Nolte, een Duits historicus die aanzet heeft gegeven tot de Historikerstreit. Bij Sporen is er voornamelijk aan­dacht voor aantallen slachtoffers. Dat geeft weinig inzicht in het aandragen van oplossingen. Vragen aan de geschiedenis geeft wel veel correcte informatie maar ook een etnocentrisch geladen zin: 'meer dan andere West-Europese landen heeft Nederland geleden onder de oorlog'.

Uitroeien Met het oog op het ontwikkelen van kennis en inzicht in het besef van waarden en oordeelsvermogen, is het van belang de leerstof door de leerlingen op een gevarieerde manier te laten verwerken. In de methodes voor het basisonderwijs wordt goed aangesloten bij de leefwereld van de leerlingen. Minder genuanceerd neemt de V.O. -methode Memo nazi- te tminologie zonder enige terughoudendheid over: 'niet alleen

joden werden door de nazi's op­gespoord en uitgeroeid: geestelijk gehandicapten, zigeuners en homo­seksuelen was eenzelfde lot beschoren'. Als het vermoorden van mensen wordt gekarakteriseerd door het woord 'uitroeien' naar analogie van het Duitse 'ausrotten dan is dat o.i. een voorbeeld van ongewenste taai­verruwing.

Kritiek In de meeste methodes worden nazi-ideologieën verbazingwekkend weinig kritisch doorgegeven en mogelijk versterkt. Immers wat in een schoolboek staat wordt vaak als de waarheid beschouwd! Met andere woorden: auteurs dienen zich goed rekenschap te geven van de bronnen (en illustraties!) die men gebruikt en vooral hoe men deze bronnen didactisch verantwoord toepast. Menig ondoordacht gebruikte bron kan dienen als potentieel startpunt én bron van racisme, discriminatie en antisemitisme.

Auteurs wekken soms de indruk weinig inlevingsvermogen te hebben maar verwachten die gevoeligheid wel van hun lezers. Eén opdracht in Sfinx: "Stel je voor dat het 1942 is. Jij krijgt opdracht binnen een uur naar de markt van je woonplaats te gaan. Je wordt van daar getrans­porteerd naar het doorgangskamp Westerbork. De Duitse officier heeft gezegd dat je een tas met spullen mee mag nemen. Bedenk wat je in die ene tas zou doen. Welke tien spullen neem je mee en leg uit waarom die tien'. Wat kan de doel­stelling zijn van de schoolboeken­schrijver die deze opdracht bedenkt? Een oriëntatiereis naar de vernietig­ingskampen Auschwitz en Sobibor mer het Nederlands Auschwitz-comité zou wellicht de belevings­wereld van de auteur(s) kunnen sensibiliseren. Wij zijn overigens

Page 39: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

benieuwd welke tien spullen de auteurs zelf in hun tasje zouden doen.

Ook bij illustraties hebben wij kant­tekeningen geplaatst. Veel foto's zijn destijds gemaakt voor propaganda­doeleinden. Dat betekent dat we een nazi, Hitler in de eerste plaats, meestal zien zoals nazi's dat wensten; de overwinnaar, groot, sterk, imposant, van onderaf opgenomen, streng maar ook als ontspannen kinder­vriend. Joden worden altijd afge­beeld aU stakkerige tragische mensen met Davidsterren, meestal in lompen, ongewassen, armoedig en uitge­mergeld. Joodse kinderen komen nauwelijks in beeld. Leden van andere minderheidsgroepen of van het verzet komen we nooit tegen.

In Bronnen, geschiedenis voor3'Vstaat de meest grove aantasting van fatsoens­normen en menselijke waardigheid. Het is een foto van Auschwitz, waar men in een kuil honderden rommelig door elkaar gegooide, uitgemergelde lijken ziet liggen. Het onderschrift luidt: Auschwitz, net na de bevrijding van het kamp; februari 1945. Vraag: 'Hoe denken de Nederlanders na de oorlog over de Duitsers?' Let wel, dit staat in een hoofdstukje over de toenadering tussen Nederland en Duitsland.

Wij zouden vormgevers en beeld-redacteuren dringend willen aan­bevelen: Let op de samenhang en de functie bij de keuze van, citaten, illustraties, bijschriften bij illustraties en bronnen opdat er geen onbedoelde, discriminerende samenhang ontstaat.

Actualisering van kerndoelen nodig De huidige multiculturele samen­leving heeft een eeuwenoude geschiedenis, maar de basis voor vele kenmetken van nu zijn gelegd in de twintigste eeuw. Kennis over de

achtergronden, oorzaken en gevolgen van W O II zijn voor onze huidige samenleving van groot belang. De periode 1940-1945 is nog steeds een belangrijk ijkpunt als het gaat om goed en fout, een dilemma dat steeds weer in de belangstelling staat. De roep vanuit de politiek om te komen tot herijking van normen en waarden is daarvan een exponent. Het is daarom belangrijk dat jongeren lering trekken uit de ontwikkelingen die voorafgingen aan W O II, en uit de gebeurtenissen tijdens en na de oorlog en vervolgens relaties weten te leggen naar het heden.

In de eerste plaats is het de verant­woordelijkheid van de overheid informatie over W O II en de Sjoa door re geven juist omdat een groeiend aantal leerlingen niet vanuit de eigen familiegeschiedenis kennis heeft van W O 11. Het is té belangrijk dan dat men dit alleen aan de goede wil van geschiedenisdocenten over zou kunnen laten. Wel kunnen zij alert(er) zijn en niet angstig hun vak uit te oefenen. Discriminatie, racisme en antisemitisme zijn actuele verschijn­selen en dienen ook daarom gekoppeld te worden aan onze geschiedenis.

Veel (niet alle) methodes geven onvol­doende informatie om Sjoa-educatie te brengen, maar daarvoor zijn ze ook niet in de eerste plaats geschreven. Er zijn goede voorbeelden over WOIl-Heden in methodes, maar veel te weinig en de slechte en zelfs schadelijke overheersen. Daarom moeten er (in elk geval op dit punt) wat ons betreft betere schoolboeken komen. Wij pleiten voor een belang­rijke update van de kerndoelen juist met het oog op de veranderende multi­culturele samenleving! De bestaande kerndoelen sturen onvoldoende. Bij de actualisering is het zeer gewenst goed te letten op de inhoudelijke kwaliteit van de leermiddelen. Als

het om slachtoffers gaat wordt in deze methodes voornamelijk aandacht besteed aan de jodenvervolging. Andere vervolgde minderheden, maar ook het verzet worden nauwe­lijks genoemd. Aan wat er gebeurde met Nederlanders en Indonesiërs in de overzeese gebiedsdelen wordt vrijwel geen woord gewijd. Er is ook geen aansluiting bij de huidige multi­culturele samenleving. Samenvattend: grondrechten worden vaak te impliciet behandeld, de impact van de multi­culturele samenleving is in de onder­zochte hoofdstukken niet terug te vinden en de criteria voor vredes­educatie zijn niet van toepassing op de onderzochte hoofdstukken.

Theo van Praag [email protected]

H.D. Homan en E. T. van Praag, Tijd voor Kwaliteit. Uitg. EDUdesk/Parel. Utrecht: november 2003- Informatie via Internet op www. edudesk. nl en/of'www. pa rel nl Het rapport is te bestellen bij stichting Parel, postbus 386, 3500 AJ Utrecht of via [email protected] Dt in dit onderzoek geanalyseerde Geschiedenismethodes zijn: Pharos. 1998, uitg. MeulenhoffEducatief. Sprekend verleden. 1998, 2000, uitg. Nijgh Versluys. MEMO. 1998. 1999, uitg. Malmberg. Sporen, 1993, 1999, 2000, uitg. Wolters Noordhofi.'Sfinx. 2000,2001, uitg. Thieme-Meulenhojf. Bronnen, 2000. uitg. F.PN. Vragen aan de geschiedenis, 1996, uitg. Wolters Noordhojf. Bij de tijd, 1999. uitg. Malmberg. Een zee van tijd. 1991, uitg. Zwijsen Educatief. Wijzer door de tijd 1997, uitg. Wolters Noordhojf

Page 40: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Raul Hilberg houdt de eerste Auschwitz-lezing Analyse van een moordmachine zonder precedent O p 22 januari 2003 zal professor Raul Hilberg de eerste "Nooit meer Auschwitz-lezing" houden in de Beurs van Berlage te Amsterdam. Karei Berkhojf van het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam bespreekt Hilbergs wetenschappelijke verdiensten.

Professor Raul Hilberg, geldt als de grondlegger van de wetenschappe­lijke geschiedschrijving van de Holocaust. Hij werd geboren in Wenen op 2 juni 1926 in een joods gezin, waarmee hij in 1939 naar de Verenigde Staten on tkwam. Als Amerikaans soldaat in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij onder andere in München, waar hij kisten aantrof waarin delen van Hitiers privé-bibliotheek bleken te zitten. In 1948 ging hij studeren in New York. Al snel besefte hij dat hij een missie in zijn leven had: hij ging tot op de bodem uitzoeken hoe Nazi-Duitsland zoveel joden hadden kunnen vermoordden. Hij betrad hiermee een gebied dat de wetenschap nog vrijwel niet ontgonnen had. Hilberg promoveerde in 1955 in de politieke wetenschappen aan de Columbia-Universiteit op dit thema. Hierna ging hij politieke weten­schappen en Holocauststudies doceren aan de universiteit van de staat Vermont, waar hij werkzaam bleef tot zijn emeritaat in 1991. Voor zijn gehele werk ontving Professor Hilberg in 2002 het Grofse Verdienstkreuz van de Bondsrepubliek Duitsland.

Moord op 5.100.000 joden Raul Hilberg schreel na zijn belang­rijkste publicatie nog een boek over de ro) van de Duitse spoorwegen in de Holocaust (1981); een samen­

vattend overzichtswerk over de Holo­caust (1992; als enige van zijn boeken in her Nederlands vertaald, als Daders, slachtoffers, omstanders); eigen me­moires (1996); en een boek over de primaire bronnen die historici van de Holocaust gebruiken (2001). Hij publiceerde bovendien artikelen en een groot aantal bronnen, waar­onder de Engelse vertaling van het dagboek van de voorzitter van de joodse raad in Warschau (1979). Maar zijn herziene dissertatie en eerste boek, The Destruction of the European Jews uit 1961, is altijd zijn belangrijkste werk gebleven. Het is een klassieker in de historiografie van de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Geen enkel ander boek geeft zo'n veelzijdige beschrijving en overtuigende inter­pretatie van de genocide op de joden van Europa. Het driedelige boek, waarvan uit­gebreide edities in 1985 en 2003 verschenen en dat inmiddels 1.388 pagina's telt, noemt de moord op 5.100.000 Europese joden (Hilbergs schatting, ongewijzigd sinds 1961) een gebeurtenis zonder enig prece­dent . Nog nooit eerder had een Westers land alle bestuurlijke en morele beletsels tot massamoord aan de kant geschoven. En toch was er geen sprake van een moordplan dat lange tijd gereed lag. (Overigens besloot Hider volgens Hilberg uiter­lijk in september 1941 tot de moord op alle Europese joden.) De jodenmoord, zo toonde Destruction als eerste aan, vond plaats door toedoen van talloze doorsnee-Duitsers. Deze Duitsers maakten deel uit van wat de auteur een "vernierigingsmachine", een mochinery of destruction, noemt.

Vier organisaties Hilbergs leermeester uit zijn studie­tijd, de jurist en politicoloog Franz Neumann. had gesteld dat Nazi-Duitsland in wezen om vier grote organisaties draaide. Destruction past dit model op de Holocaust toe. De vier organisaties deden ieder een eigen, onmisbare bijdrage aan her vernietigingsproces, en elke organisatie beïnvloedde het handelen en denken van dc drie andere. Deze organisaties waren de overheidsministeries, het leger, het bedrijfsleven, en de partij van dc Nazi's. De Duitse ministeries waren de voornaamste bron van de eerste anti-joodse maatregelen. Ambtenaren schreven de decreten cn verorde­ningen die bepaalden wie joden waren, die hen onteigenden, en die de joden in het Duitse Rijk in getto's plaatsten. Niet de NSDAP, maar Duitse ambtenaren gaven de richting van het vernietigingsproces aan. Dit was hun belangrijkste bij­drage aan de jodenmoord. Maar Hilbergs boek toont ook aan dat zij later ook een rol in de allerergste vervolging speelden. Het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhandelde met buitenlandse bondgenoten van Duitsland over de deportatie van "hun" joden naar de vernietigingskampen. De nationale spoorwegen vervoerden de slacht­offers. En de Duitse politie deed aan vele moordpartijen mee. Het leger droeg bij aan de joden­moord op grond van zijn controle over grote gebieden in Oost- en West-Europa. Legereenheden en militaire instanties waren bij alle ant i - joodse maatregelen aldaar be t rokken , inclusief de slacht­partijen door de Einsatzgruppen en

Page 41: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

de transporten van joden naar vernietigingskampen. De Duitse industriële en Financiële wereld speelde ook een eigen, maar belang­rijke rol: in de roof van joods bezit, in het systeem van dwangarbeid, en zelfs in de vergassingen. De NSDAP tenslotte regelde de omgang met "halve" joden en "gemengde" huwelijken en drong in het algemeen op drastisch optreden tegen de joden aan. De SS, de militaire vleugel van de partij, voerde de feitelijke moord­partijen uit.

Mentaliteit Elk van deze vier hiërarchische groepen bewerkstelligde de jodenmoord niet alleen door bepaalde handelingen, maar ook door hun mentaliteit. De overheidsbureaucratie was van in­vloed op de overige drie groepen als het ging om betrouwbaar plannen en grondige uitvoering. Het leger verschafte het vernietigingsproces een militaire precisie, discipline en ongevoeligheid. De industrie leerde de andere groepen grote waarde te hechten aan boekhouden en zuinig­heid, en was verantwoordelijk voor de fabrieksmatige efficiëntie van de vernietigingskampen. En de NSDAP gaf aan het gehele vernietigings­proces een soort idealisme, een gevoel van missie. De vernietigingsmachine die aldus een topsnelheid behaalde onder­scheidde zich niet wezenlijk van de Duitse samenleving als geheel. Deze machine, zegt Hilberg met grote nadruk, was niets anders dan de Duitse samenleving zelf, zij het in een bepaalde, nooit eerder vertoonde rol. Er was geen organisatie of be­groting die zich geheel en uitsluitend op de jodenmoord richtte. Niet een speciaal vervolgingsorgaan, maar ministeries, het leger, het bedrijfsleven en de Nazi-partij zetten de stappen zonder welke massamoord op een zo verspreid levende groep als de joden onmogelijk was geweest.

Stappen De eerste stap naar de massamoord, grondig beschreven in Hilbergs boek, was het wetmatig definiëren wie een jood was. De tweede stap was "concentratie": het samenbrengen van de slachtoffers in getto's of kampen. De derde stap was hun depor ta t ie naar verniet igings­kampen of (in de bezette Sovjet-Unie) executie in de eigen regio. Hilberg spaart de lezer niet. O p kalme toon, en onder verwijzing naar een grote hoeveelheid tabellen, organisatieschema's en documenten, die hij vaak als eerste gebruikt, schetst hij bijvoorbeeld nauwgezet de activiteiten van de Einsatzgruppen en legt er daarbij de nadruk op, dat de leiders van deze mobiele moord­brigades hoog waren opgeleid. Het middelste deel van het boek

gaat in zijn geheel over de deporta­ties, die onder leiding van Adolf Eichmann en het Ministerie van Verkeer stonden. Het getto van Warschau krijgt hier ook veel aandacht. Neder­land is met 32 pagina's vertegen­woordigd. Hilberg vermeldt, schijn­baar onaangedaan, vele details over de vernietigingskampen en maakt de verschrikkelijke efficiëntie daar in volle omvang duidelijk. In kampen als Auschwitz en Sobibor vond moord plaats op een manier die op lopende handwerk leek.

Gewone moordenaars Het boek staat uitgebreid stil bij de psychische gesteldheid van indivi­duele moordenaars. Stelt de auteur over de vernietigingsmachine dat deze niets anders dan de Duitse maatschappij zelf in een bepaalde

Page 42: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

rol was, ook op individueel niveau ziet hij grote gelijkenissen met andere, niet-betrokken Duitsers. "De Duitse dader was niet een ander soort Duitser." Duitse moordenaars waren een dwarsdoorsnede van de bevolking. Deze groep slaagde er in al haar scrupules over het vermoor­den van onschuldige mannen , vrouwen en kinderen te onder­drukken en weg te redeneren. Zij onderdruk ten twijfel door het einddoel, de totale vernietiging van de joden, zoveel mogelijk te verbergen, door verhullende taal als Sonderbehandlung te gebruiken, door het gebeuren onbespreekbaar te maken, en door veel andere Duitsers medeplichtig te maken (door hen ook in te schakelen bij het moorden). Dui tse daders gebruikten ook drogredenen: joden wilden de Duitsers te gronde richten, waren misdadig en een lagere vorm van leven. Bovendien: bevel was bevel, persoonlijk gevoel moest wijken voor "plicht". En er waren, zo zeiden de daders men tegen zichzelf, altijd wel anderen die nog erger bezig waren. Bovendien, kon één persoon überhaupt gewicht in de schaal leggen? Hooggeplaatste moorde­naars als Himmler hadden voor zichzelf weer een ander verhaal: doden hoorde bij her leven.

Te vroeg Ofschoon publicatie van The Destruction of the European Jews, de eerste grote Amerikaanse studie van de Holo­caust, vertraging opliep doordat ge renommeerde uitgevers het manuscript afwezen (onder meer vanwege van een negatief advies van Yad Vashem), verscheen het boek in 1961 toch "te vroeg". Zelfs de her­innering aan het net afgesloten proces tegen Eichmann in Israël, dat maanden­lang in het nieuws was geweest, werkte niet mee. Hilbergs boek kreeg maar weinig aandacht, wat nu nog

maar moeilijk voor te stellen is. De tijd was kennelijk niet rijp voor een boek over massamoord met zo'n wetenschappelijke en afstandelijke toonzetting. De weinige aandacht in het begin was zelfs veelal negatief. Dat kwam door Hilbergs nadrukkelijke focus op de daders en vooral door zijn visie op de joodse reacties op de vervolging. Hij schreef zonder om­haal van woorden dat de joden vrijwel geen verzet hadden gepleegd, meestal pas op het allerlaatste moment. Sterker nog, hij sprak van de "medewerking" van joden aan hun eigen vernietiging. De joodse raden waren volgens hem onderdeel van de vernietigingsmachine geweest. Hij verklaarde dit alles door het lange leven in de diaspora. In de loop van eeuwen waren onder joden preventieve aanval, gewapend verzet en wraak heel zeldzaam geworden. Tweeduizend jaar lang hadden zij als een minderheid geleefd die geregeld in gevaar verkeerde, maar had geleerd dat zij vernietiging kon afwenden of in ieder geval groten­deels overleven, mits zij haar vijanden gunstig stemde. En dus, volgens Hilberg, probeerden ook tijdens de Tweede Wereldoorlog joodse leiders de Duitsers te temmen alsof het wilde beesten waren. Zij dachten dat het opofferen van enkelen velen zou kunnen redden en dat gehoorzaamheid onnodig lijden zou kunnen vermijden. In latere edities van het boek is Hilberg overigens iets milder ge­stemd. De joodse leiders waren niet altijd representatief voor de joodse gemeenschap geweest, en zij hadden vaak nobele motieven gehad. Zij maakten zich veelal zorgen over de gevolgen van gewapend verzet voor joden die niet meededen, en hadden vaak een vertragingsstrategie. Zij hoopten door voor de Duitsers dwang­arbeid te verrichten de bevrijding te kunnen meemaken. Overigens

kwam Hilbergs visie op de joodse raden en dc rol vin de diaspora Nederlandse lezers al snel onder ogen, aangezien, zoals dc historica Conny Kristel heeft opgemerkt, lou de Jong haar onmiddellijk in zijn geschiedenis van Nederland tijdens de oorlog overnam. Inmiddels wordt Destruction veel geciteerd. Historici zijn vooral geïnspireerd geraakt door Hilbergs vraag naar het "hoe" van de massa­moord, en hebben dit veelal net als Hilberg een vruchtbaarder benadering gevonden dan de (onbeantwoordbare?) vraag naar het "waarom". Studies in de Hilberg-traditie richten zich op de vraag hoe de Nazi's de machtsmiddelen van een moderne staat, verspreid over een heel continent, voor het vermoorden van miljoenen aanwendden. De laatste editie van het boek, gepubliceerd door Yale University Press, eindigt met een beschrijving van de genocide op de Tutsi's in Rwanda in 1994. Hier klinkt de persoonlijke betrokkenheid van de professor Hilberg door. Ook deze massamoord, zo schrijft hij, vond plaats terwijl de wereld toekeek. Men deed niets, ook omdat het Amerikaanse ministerie van buiten­landse zaken de term "genocide" niet wilde gebruiken. "De geschiedenis herhaalde zichzelf."

Karei C. Berkhoff

Laatste nieuws. Uitgeverij H.J.W. Becht bericht ons dat zij ter gelegenheid van de uitreiking van de Annetje Fek-Kupferxhmidt onderscheiding een integrale herdruk zal uitbrengen van Raul Hilbergs boek Daders, slachtoffers, omstanders; De joodse catastrofe 1933-1945. ISBN9023011503- De prijs zal± €20,- bedragen. Het boek zal te koop zijn voor en na de Auschwitzlezing op 22 januari en tijdens de reünie na de Auschwitz-herdenking op 25 januari 2004. Het kan vanaf die tijd ook besteld worden via de website van het Auschwitz Comité'•[email protected] (maar dan komen er verzendkosten bij).

Page 43: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

De ironie van de joodse museums van Berlijn Kafkaëske verhalen en uiteengeslagen bouwblokken Een spraakmakend gebouw dat een enorme impact heeft op z'n bezoekers. Dat is het minste wat er te zeggen is over het door Daniël Libeskind ontworpen Joods Museum in Berlijn. Edward van Voolen, conservator van het Joods Historisch Museum in Amsterdam, die zitting had in een adviesraad en een jury voor de bouw van het museum, beschrijft voor ons een veelbewogen, soms bijna Kafkaëske voorgeschiedenis en het ijzingwekkende resultaat dat nu in Berlijn te zien is.

Met ruim een miljoen bezoekers is het Berlijnse Joods Museum van Daniël Libeskind het best bezochte museum in de nieuwe Duitse hoofd­stad. Niets in de totstandkoming van dit museum, gelegen aan de Lindenstrasse, is gemakkelijk geweest. Na de officiële opening voor een uitgelezen gezelschap van staatslieden, politieke en culturele hoogwaardig­heidsbekleders zou het museum op 11 september 2001 voor het publiek worden opengesteld, maar het bleef na de aanslagen op het World Trade Center een paar dagen dicht uit angst voor terreur. Menigeen werd op dat moment herinnerd aan de opening van het eerste joods museum van Berlijn op 24 januari 1933, een week voor de installatie van Hitler als kanselier. Op 10 november 1938, een dag na de Rijkspogromnacht werd dit museum (gelegen naast de Oranienburger Strasse Synagoge) geplunderd. Van de collectie is vrijwel niets bewaard gebleven. Van de 160.000 Berlijnse joden kon twee­derde vluchten. De rest werd, op een kleine tienduizend na, vermoord. Een joods museum in Berlijn, in de stad waarvandaan de massavernie­

tiging van Berlijnse, Duitse en Europese joden werd georganiseerd? Een joods museum in de (hoofd) stad van het land dat verantwoordelijkheid draagt voor de Sjoa? Een huis voor de joodse cultuur die tussen 1933 en 1945 systematisch was kapot geslagen, ontheiligd en verbrand?

Naoorlogse Duitsers zijn opgevoed met een besef van de verantwoorde­lijkheid die zij dragen voor de daden van hun (groot) ouders. In geen enkel land zijn er zoveel plaatselijke initia­tieven om joden in de eigen straat, dorp, stad, streek of deelstaat te gedenken: in musea, op plaquettes, bij schoolactiviteiten, in films en boeken. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan. Ook niet in Berlijn. De weg naar de opening van het Libeskinds museum is ook niet over rozen gegaan. In tegendeel. De voor­geschiedenis vertoont zelfs Kafkaëske trekken en strekt zich uit over een periode van ruim dertig jaar, waar ik van nabij of van een afstand getuige van ben geweest.

Gedeelde stad Berlijn was sinds 1961 een gedeelde stad. Het westelijk deel stond onder geallieerde protectie, terwijl de ooste­lijke helft de hoofdsstad was van de zogenoemde Duitse Democratische Republiek - een Sovjet satellietstaat waar democratie niet te vinden was. Daar waren de paar honderd officieel geregistreerde joden een geprotegeerde minderheid. Antisemitisme was er evenzeer taboe als zionisme. Pas in het midden van de jaren '80 toen het regime uit economische nood­zaak roenadering tot het westen zocht, werd de door geallieerde bommen zwaar beschadigde Nieuwe Synagoge aan de Oranienburgcrstraat geres­taureerd. Herman Simon, de van de communistische partij onafhankelijke motor achter dit megaproject, was ook verantwoordelijk voor de in­richting van het voorste gedeelte tot Joods Museum.

In West-Berlijn had een grote expositie ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van de Joodse

Page 44: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Gemeente in 1971 geleid tot plannen voor een joods museum. De eerste gedachten waren uitgegaan naar de reconstructie van het stadspaleisje van de joodse familie Ephraim. Dat had in de Oost-Berlijnse Poststrasse gestaan en was in 1935 steen voor steen afgebroken. De 2493 zorg­vuldig bewaarde brokstukken bleken zich na de oorlog evenwel in het westelijke stadsdeel re bevinden. Terwijl West-Berlijn in de jaren '70 voornemens was dit paleisje naast het Stadsmuseum aan de Linden-strasse te herbouwen, was Oost Berlijn van plan het gebouw op zijn oorspronkelijke plaats tc reconstru­eren. Die absurditeit leidde er toe dat kort voor de 750ste verjaardag van de stad in 1985 (in beide helften gevierd, onder verschillende ideo­logische invalshoek) de fragmenten toch maar aan Oost-Berlijn werden overgedragen, waar het werd her­bouwd. Geen joods museum voor West Berlijn in 1985? Dat zou toch een schandaal zijn. Dus werd de kleine en niet erg indrukwekkende ver­zameling judaica (die niets met Berlijn te maken heeft) in 1984 in een paar zalen van het Stadsmuseum aan de Lindenstrasse ondergebracht. Een oplossing waarvan de halfhar­

tigheid duidelijk werd toen een ander deel naar een paar moeilijk bereik­bare en lastig vindbare bovenzaaltjes van de Martin-Gropius-Bau werd overgebracht, een half uur gaans van het Stadsmuseum. West Betlijn — het uithangbord van de Bondsrepubliek, het visitekaartje van Duitsland voor het westen - zat met die situatie aardig in de maag. En wat doet een stadsbestuur (hier senaat) dan? Het roept een inter­nationaal bezette adviesraad bijeen (waarvan ik deel heb uitgemaakt). Uitgenodigd door het Aspen Institute adviseerde die raad in maart 1988 unaniem joodse geschiedenis en cultuur te presenteren binnen de context van de Duitse geschiedenis, zodat niemand die het Stadsmuseum zou bezoeken aan de joodse bijdrage en het joodse noodlot voorbij zou kunnen gaan.

Daniël Libeskind Hef Stadsmuseum — een achttiende eeuws monument - diende een Erweiterungsbau, een nieuwe vleugel te krijgen om deze opzet gestalte te geven. Dat veel besproken en later verguisde "integratieve model" werd in december 1988 uitgangspunt voor een architectuurwedstrijd, onder leiding van een internationale jury

(waarvan ik ook deel uit heb gemaakt). Er waren 165 inzendingen, plus, op uitnodiging, de bijdragen van twaalf architecten van buiten Duitsland. Onder die laarsten bevond zich ook de Amerikaanse architect Daniël Libeskind, die toen in Milaan woonde en nog geen enkel gebouw had ge­realiseerd. Hij was in 1946 in Lodz geboren uit Pools-joodse ouders die de Sjoa hadden overleefd. Na een korte carrière als musicus had hij in New York gestudeerd bij ondermeer de architect Peter Eisenman (de latere ontwerper van het veel besproken en geplaagde Holocaustmonument in Berlijn). Uit alle, anoniem beoor­deelde, projecten ontving Libeskind in juni 1989 eenstemmig de eerste prijs. Zijn ontwerp was even briljant als gecompliceerd, mogelijk zelfs onuitvoerbaar, onpraktisch en onbe­taalbaar. Maar geniaal was het en bleek het na voltooiing ook te zijn, ook al werden schuin hellende wanden recht gezer en is het budget ruim overschreden (zoals altijd).

Leegte Waar andere architecten een op­lossing probeerden te vinden voor de aansluiting van her nieuwe gebouw op de 18e eeuwse gevel en de omgeving, zocht Libeskind naar een oplossing voor de dramatische interactie tussen Berlijn en zijn joden. De uiteen­geslagen, schijnbaar willekeurig uit­waaierende bouwblokken worden bijeengehouden door onverstoorbare rechte banen, die uittnonden in grote lege ruimten (voids) en tentoonstellings­zalen. Die banen vertegenwoordigen de joodse lijn in de geschiedenis — de Berlijnse is gebroken: een prachtig voorbeeld van counter-history. De zes voids (twee onbegaanbaar) symboliseren de leegte die de Duitsers veroorzaakt hebben - een gang be­neden voert naar de ijzige donkere Holocausttoren, een andere leidt naar een tuin met 49 schuin staande blokken, die als optisch effect hebben

Page 45: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

dat de hele omgeving schuin lijkt te staan en zo de onzekerheid van de Exil oproepen. De rechte baan van de joodse geschie­denis wordt door de onregelmatig ge­vormde zalen doorkruist. Een afwezige joodse cultuur moet een stem krijgen zonder echt vaste vorm aan te nemen. Een nog steeds open wond wordt voelbaar gemaakt maar niet geheeld. De onoverkoombare tegenstellingen raken de bezoeker van aanvang aan tot in het diepst van zijn ziel.

Verhullen Met vele andere honderdduizenden heb ik het gebouw leeg bezocht nog vóór de officiële opening in 2001. Hoewel dat een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten, ben ik nooir de mening toegedaan geweest dat het museum leeg had moeten blijven om een Holocaustmonument te worden. Zo heeft Libeskind het niet bedoeld. Dat betekent niet dar ik met de huidige museale inrichting gelukkig ben. Integendeel: de inrichters lijken hun best gedaan te hebben de specta­culaire architectuur van Libeskind te verhullen met malle ingebouwde etages en trappetjes hier en schuine wanden daar, een vloek bij Libes­kinds gebouw. Ook iets anders is mislukt: het oorspronkelijke inte-gratieve model - waarin Berlijnse en joodse geschiedenis met elkaar in botsing en kritische dialoog zouden gaan, en waarop het hele architec­tonische concept berust - is nier

gerealiseerd. De eindeloze discussies binnen de staf en de ruzie tussen de (eerste) directeur van het Joods Museum en de directeur van het Stadsmuseum bleken zo uitzichtloos, dat de Berlijnse Senaat een nieuwe directeur voor het Joods Museum benoemde, en wel de voormalige minister van buitenlandse zaken David Blumenthal. Die stelde een Nieuw-Zeelands bureau aan, dat eerder zijn sporen in een Maori museum had verdiend. Blumenthal wist ook te bewerk­stelligen dat het Berlijnse Stad-museum het gehele complex verliet en de staat alle verplichtingen van de stad overnam. (De historische oud­bouw van het Stadmuseum herbergt nu restaurant, museums/>op en uiterst royale ruimten voor wisselexposities)

Het resultaat is dat de ruim zeven­duizend vierkante meter expositie­ruimte in de nieuwbouw is volgepropt met duizenden objecten, niet alleen uit de Berlijnse joodse geschiedenis maar uit de gehele tweeduizend jaar lange geschiedenis van de joden in Duitsland. Door de bomen (letter­lijk aanwezig) verlies je het bos uit het oog. Bij de inrichting is niet op kosten gespaard — met minder was misschien meer bereikt. Meer aan­dacht voor kinderen, meer aandacht voor het hedendaags jodendom, met name voor de Russische joden, meer aandacht vooral voor de afstemming tussen architectuur en inrichting. Dat dit laatste veel beter kan, wordt bewezen in het ook door Libeskind gebouwde Felix Nussbaum Museum in Osnabrück — veel kleiner, later ontworpen en eerder geopend dan diens Berlijnse museum.

De ironie is dat wie wat wil weten over Berlijnse geschiedenis in die kolossale stad vergeefs zal zoeken. Dat is het onverwachte en onbe­doelde resultaat van dertig jaar dis­cussie over een joods museum, 70

jaar na de opening van het eerste joods museum, en 65 jaar na de sluiting ervan. Het besluit tot de bouw was in de zomer van 1989 genomen; de muur was in de herfst gevallen, en nog geen twee maanden later stonden de nieuwbouwplannen boven op de lijst van bezuinigingen. Internationale pressie redde Libes­kind. En nu, twee jaar na de opening in die dramatische novembermaand van 2001, is het Joods Museum van Libeskind evenzeer een icoon van Berlijn als de Brandenburger Tor.

Dat is maar een van de vele ironieën in Berlijn. Een andere is dat er nog een joods museum in Berlijn is, vlak voor de val van de muur geopend in het vroegere Oost-Berlijn. Dat is de met liefdevolle hand tot museum ingerichte synagoge aan de Oranien-burgerstrasse, met als thema de bewogen geschiedenis van de joodse gemeente van Berlijn. De prachtig gerestaureerde gouden koepel met Davidsster is van verre te zien en daarmee belichaamt deze voor­malige liberale synagoge uit 1866 het nieuwe zelfbewustzijn van de toen net geëmancipeerde joden in het Duitse rijk even sterk als Daniël Lieskind's spraakmakende Joods Museum aan de Lindenstrasse. De Duitse joden zijn in Berlijn de grote afwezige aanwezigen.

Edward van Voolen

Page 46: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Een wonderbaarlijke ontmoeting De baby van Liesje en Max Op 31 augustus 2003 vond in Westerbork een heel bijzondere ont­moeting plaats tussen Jules Schelvis en een tijdens de oorlog geboren vrouw, van wie hij niet wist of zij nog in leven zou zijn. Jules Schelvis is oprichter van de Stichting Sobibor en auteur van verschillende boeken. Hieronder vertelt hij waarom deze ontmoeting voor hem zo belangrijk was en wat de rol was van zijn schoon­moeder, die in Sobibor is vermoord.

Na de bezetting van ons land in mei 1940 gunden de Duitsers de joden aanvankelijk nog enige rust. De eerste verordening van de Rijks­commissaris kwam twee maanden later. Deze verbood het ritueel slachten van vee ter vermijding, zoals het heette, van het kwellen van dieren. Maar gaandeweg werden de verordeningen talrijker en ingrijpender. Een ver­ordening, die van verstrekkende be­tekenis zou zijn, werd op 10 januari 1941 bekendgemaakt. Deze betrof de aanmelding 'van personen van geheel of gedeeltelijk joodschen bloede.'

Mijn familie en ik en het overgrote deel van de joodse bevolking hebben zich bij de bevolkingsregisters gemeld, zo niet, dan werd met Mauthausen gedreigd, het ergste wat je toen kon overkomen. Het gevolg was dat na enkele maanden de Duitsers precies wisten hoeveel joodse mannen en vrouwen er waren en van welke leef­tijd, wat hun beroep was en hoeveel van hen buitenlanders waren. Deze gegevens vormden de basis voor de deportaties die al in voorbereiding waren.

Verliefd In die tijd was ik verliefd geraakt op Rachel Borzykowski, die met haar vader, moeder, zuster en broertje in

Amsterdam in de Nieuwe Kerkstraat woonde. Haar ouders kwamen in 1920 vanuit Polen naar Nederland omdat het leven in dat sterk anti­semitische land voor hen ondraaglijk was. Hier behielden ze de Poolse na­tionaliteit. Amsterdam was de plaats waar zij zich op maatschappelijk en cultureel gebied volledig konden ontplooien. Hun in Nederland geboren kinderen kregen evenals hun ouders de Poolse nationaliteit. Daarom moest het hele gezin zich ieder jaar bij de vreemdelingendienst melden.

Huize Borzykowski werd gaande­weg een trefpunt voor de vrienden van de Pools-joodse culturele vereniging Scholem Anski en niet in de laatste

Gretha Borzykowski

plaats voor de jeugd van groep Hortus van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) van wie het merendeel joods was. Ook Rachel, haar zuster en broertje waren trouwe leden.

Mijn verloving met Rachel werd op haar achttiende verjaardag gevierd, op 2 maart 1941. Ondanks de som­bere tijden en de razzia's die niet alleen na spertijd maar ook op klaarlichte dag plaatsvonden bleef het thuis zowel angstig maar toch ook aan­genaam toeven in her hartje van her inmiddels met gele borden aange­geven Judenviertel.

Begin oktober 1941 verspreidde zich het gerucht dat de Duitse joden zich

Page 47: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Fia Rodrigues en Jules Schelvis tijdens hun ontmoeting

moesten melden voor 'emigratie', anders gezegd voor werken in Duits­land, dus voor deportatie. Het was meer dan een vermoeden dat dit niet alleen voor de Duitse maar voor alle buitenlandse joden zou gelden, dus ook voor de Borzykowski's. De bevolkingsregisters draaiden op volle toeren om alle joodse immigranten te selecteren. Daarom besloten Rachel en ik en haar zuster Hella met ver­loofde, zo spoedig mogelijk te trouwen om hen daarmee tc vrijwaren van deportatie. Op 18 december 1941 trouwden we na hel burgerlijk huwelijk ook nog in de synagoge, opdat we bij Rachels' orthodoxe grootouders in de Manegestraat konden inwonen.

Die achttiende december maakten we er een feest van, waar beider families, vrienden van Anski en uit de AJC aanwezig waren. We dachten dat dit wel eens de laatste keer zou zijn dat we als één grote vrienden­kring samen waren. In een boekje kon ieder van de 260 aanwezigen zijn hand teken ing ze t ten . Twee ontbraken, die van Liesje de Zwarte en Max Rodrigues, twee AJC'ers uit de groep Hortus. Enige tijd later hoorden wij dat zij juist op onze trouwdag een kindje hadden ge­kregen, zodat ze niet op onze receptie konden zijn. Het was een meisje en heette Sophia. Wij hebben dit boekje aan Riek Metz, een AJC-vriendin, in bewaring gegeven. Na de oorlog kreeg ik het netjes met de trouw­foto's terug.

Onderduiken van jonge kinderen Het leven werd met de dag ondraag­lijker door de steeds talrijker wordende ge- en verboden die ons werden op­gelegd, het georganiseerd ophalen van joden en het niet aflatende gevaar zelf opgepakt te worden. Als wij in de put zaten was het vooral mijn schoonmoeder die ons raad gaf en bemoedigde. Niet alleen voor haar kinderen maar ook voor haar schoon­

zoons was zij een vriendin, met wie je je angsten en roerselen kon delen.

Ondanks de voor joden hectische tijden had zij aandeel in het laten onderduiken van jonge kinderen. Ik ben nog de enige die dat weet. Daarom vond ik dat ik haar aandeel daarin moest vastleggen, ook al is het meer dan zestig jaar geleden. Zij deed dit werk onder gevaarlijke om­standigheden in de groep van Walter Süskind. Toen we er lucht van kregen, sprak ze er met ons over in verhullende taal. Zij dichtte zich daarbij een ondergeschikte rol toe.

Toen we van de baby van Liesje en Max hoorden spraken we erover dat juist dit kindje van bevriende AJC'ers niet in handen van de Duitsers mocht vallen. Dit gesprek bleek -achteraf - niet aan de aandacht van Gretha te zijn ontsnapt. Een redacteur van Het Vrije Volk schreef op 2 mei 1981 naar aan­leiding van het boekje Gre tha Borzykowski, een korte historie die ik over haar schreef: 'Er zullen nog kinderen van toen zijn, inmiddels al lang volwassen, die nimmer beseffen dat hun leven te danken is aan een menslievende

vrouw, die in de anonimiteit ver­dwenen zou zijn als Schelvis niet een boekje over haar had geschreven.'

De levens van mijn schoonmoeder Gretha, mijn vrouw Rachel en de anderen eindigden op 4 juni 1943 in de gaskamers van Sobibor. Liesje de Zwarte en Max Rodrigues kwamen daar zes weken later aan, op 17 juli 1943, waar zij, zoals vrijwel ieder­een, nog dezelfde dag werden vergast.

Iets vertellen Na mijn terugkeer uit de kampen moest ik mij zonder middelen een nieuw bestaan opbouwen. Ik trouwde in 1946 met Jo Leevendig, we kregen twee kinderen en ik wilde jarenlang niet aan die verschrikkelijke oorlogs­jaren terugdenken. Tot 1981, toen ik dat boekje over mijn schoon­moeder schreef.

Twee-en-twintig jaar later, het was begin augustus 2003, las ik in het Nieuw Israelietisch Weekblad het volgende bericht: "Mijn naam is Sophia (Fia) Rodrigues; ik ben geboren op 18 december 1941 in Amsterdam als dochter van Elisabeth (Lies) de Zwarte en Marcus (Max) Rodrigues, diamantslijper uit

Page 48: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

IN DANKBARE NAGEDACHTENIS AAN WALTER SÜSKIHD

DIE DE LEIDING HAD BIJ HET REDDEN VAN TALRIJKE JOODSE KINDEREN UIT

DE HANDEN VAN DE BE2ETTER TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG

De plaquette aan de muur van de voormalige joodse schouwburg.

Amsterdam, die beiden de oorlog niet hebben overleefd." Verder schreef ze: "is er iemand die mij iets over mijn (groor)onders kan verrellen?"

Ik schrok bij het lezen van dit bericht en schreef haar omgaand hoe verheugd ik was dat zij, als dochter van Liesje en Max, die ik goed heb gekend, informatie wilde hebben over haar ouders. Dat ik mij talloze malen had afgevraagd wat er met hun kindje

was gebeurd. Ik kon niet weten of de onderduik wel of niet geslaagd was. Wel dat al het mogelijke was gedaan om haar uit de klauwen van de Duitsers te houden en dat moeder Borzykowski degene was die aandeel heefr gehad in haar onderduik. Ik schreef dat ik er trots op was dat zij, Fia, na zestig jaar het levende bewijs was en tevens de bekroning van haar menslievend en risicovolle werk. Nu weet je, zo schreef ik, dat ik

tot tranen toe geroerd en geëmotio­neerd was toen ik je oproep las.

We hebben elkaar op 31 augustus jl. in Westerbork, waar ik een lezing hield, uitvoerig gesproken. Het was een wonderbaarlijke ontmoeting.

Walter Süskind wordt, terecht, blijvend geëerd als redder van kinderen, doordat een brug over de Nieuwe Herengracht bij de Amstel in Amsterdam zijn naam draagt en door een plaquette aan de gevel van de voormalige Joodse Schouwburg. As ik daar op 4 mei ben raak ik even zijn naam aan. Die van (iretha zit, alleen voor mij zichtbaar, daarin verborgen.

Dit artikel wil een eerbetoon zijn aan die prachtige en onvergetelijke vrouw, die helaas maar zo kort mijn schoonmoeder is geweest.

Jules Schelvis

Zorg Ondersteuning ileüeriunü ZonZory.nl

AWBZ Toegelaten Vanuit ons kantoor in Amsterdam leveren wij zorgondersteuning in de breedste zin van het woord. Van begeleiding en huishoudelijke hulp tot specialistische verzorging en verpleging op maat!

Zorg Ondersteuning Nederland garandeert u een optimale verzorging in uw eigen vertrouwde leefomgeving. Welke vorm van zorgondersteuning u ook kiest; u bent altijd verzekerd van professionele betrokkenheid van deskundige en betrouwbare mensen die dag en nacht voor u klaarstaan

Zorg Ondersteuning Nederland is 24 uur per dag, 7 dagen per week DIRECT bereikbaar. U krijgt direct een van onze verpleegkundigen aan de telefoon.

Tel: 020-6720713 24 uur service 06-41692574/ 06-41692571

Page 49: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Nieuwe uitgave van Binnen de Poorten De bevri jding kwam geen dag te vroeg

Huwelijksfoto van Rachel en Jules

"Op één van de belangrijkste momen­ten van mijn leven voerden vreugde en smart een hevig gevecht met elkaar. Ik was niet in staat de werkelijkheid goed tot mij te laten doordringen zodat de glans van de bevrijding aan mij voorbij ging. De laatste krachten die ik bezat mobiliseerde ik om weer­stand te bieden aan mijn ziekte. Alles in mij verzette zich om dood te gaan. Ik wilde niet ziek zijn, maar mij overgeven aan de roes die de bevrijding met zich meebracht."

Dit schrijft Jules Schelvis over 8 april 1945. de dag waarop hij door de Fransen bevrijd wordt in Vaihingen an der Enz. De opgelopen vlcktyfus weet bij mede door zijn wilskracht te overwinnen. Eind juni 1945 keert hij terug in Amsterdam, de stad waar hij in 1921 geboren is en waarvan hij houdt. Maar ook de stad waar hij op 26 mei 1943 als 22-jarige jonge­man bij een razzia wordt opgepakt, samen met zijn vrouw Ritchelen haar familie.

Zijn vrouw en haar familie overleven Sobibor niet. Hijzelf wordt in Sobibor

lules Schelvis als jonge man met zijn \itaar

op een wonderbaarlijke manier ge­selecteerd voor werk. Zo belandt hij in o.a. Dorohucza en het getto van Radom. Ook komt hij in Auschwitz terecht, waar opnieuw een selectie plaatsvindt: "Toen ik voor een van hen stond en de officier mij aankeek probeerde ik zo recht mogelijk te staan, terwijl ik diep ademhaalde. Misschien leek ik zo voller van postuur, gewil­der dan ik in werkelijkheid was. Ik daagde hem uit door hem brutaal aan te kijken. Elke vezel in mijn lijf was erop gericht aan de kant der levenden terecht te komen. Hij wenkte met zijn hand naar links."

Van de 34.313 joden die tussen 2 maart en 20 juli 1943 uit Nederland op transport gingen naar Sobibor overleefden 15 vrouwen en 3 mannen. Jules Schelvis overleeft Sobibor en nog zes andere kampen in Polen en Duirsland. In 'Binnen de Poorten beschrijft hij in een sobere, maar mee­slepende sdjl wat hij heeft meegemaakt in deze twee oorlogsjaren.

Onlangs verscheen van dit boek de zevende, geheel herziene druk. Momenteel zijn ook gesprekken gaande om dit boek in Duitsland uit te geven.

Jet Manheim

Jules Schelvis, Binnen de Poorten, ISBN 90.6707.369.5 Uitgeverij De Bataafsche leeuw. Prijs € 16,00. U kunt dit boek ook bestellen bij de Stichting Sobibor, William Boothlaan 44, 1185 NR Amstelveen of per e-mail [email protected]. De prijs van het boek wordt dan vermeerderd met de verzendkosten.

Page 50: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

& van der zee D M A K E L A A R S 0 ' G

Hogeweg 10 • 1098 CB Amsterdam • f: (020) 66 55 606.

F.-1020) 66 85 582 « in lo .M3KELAARDIJ@pappie .n l • www.pappie.nl

J|B JOACHIMSTHALS BOEKHANDEL

Boeken van N tot Z Van Leyenberghlaan 116

1082 DB Amsterdam Tel.: (020) 4420762 Fax: (020) 4041843

E-mail: [email protected]

STOFFEN EN FOURNITUREN WINKEL

A. BOEKEN Nwe. Hoogstraat 31, 1011 HB Amsterdam

Open: maandag 13 .00-18 .00 dinsdag - vrijdag 10.00 -18.00 zaterdag 10.00 -17.00

Aangeboden door

Uitgeverij Sdu NV, Den Haag

Page 51: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Genomineerd als beste joods boek van 2003 Open deuren van Nol van Dijk Begin december 2003 vond in De Balie te Amsterdam het 1 le Joods Boeken Weekend plaats. Vier boeken werden daar genomineerd voor de prijs van het beste joods boek van 2003. Het zijn: Open Deuren van Nol van Dijk (uitgeverij Vassallucci); De verdrijving uit de hel van Robert Menasse (uitgeverij De Arbeiders­pers); Man en vrouw van Tsruya Shalev (uitgeverij Cossee) en Papieren Schatten, door verschillende vrouwelijke auteurs, jiddisje Biblio­theek, deel 7 (uitgeverij Vassallucci). In het boek Open deuren van Nol van Dijk komt het wooid jood niet voor Toch zal het verhaal herken­baar zijn - voor veel joden en niet-joden. Het gaat over een man die niet in staat is te kiezen, een twijfelaar voor wie te veel deuren open blijven staan Met toestemming van Nol van Dijk, drukken wij hieronder een fragment af uit deze bijzondere roman.

Hij schokt wakker in een vreemd bed in een vreemde kamer. Te kleine jongen in te groot bed. Zijn wangen zijn nat. Zijn hoofd is hard van kwaadheid. Ook het licht dat door het grasgroene gordijn schemert is

vreemd. Het ruikt heel anders dan thuis. En hoor: de stilte is anders, net als het geluid, dat soms van ver, dan weer van heel dichtbij komt. Oppassen nu. Elke beweging, zich omdraaien, rechtop gaan zitten, opstaan - wat hij ook zou doen, kan gevaar opleveren, kan hemzelf veranderen ... Of - de gedachte stompt hem in de buik - is de Jonas die hier op dit vreemde bed ligt een ander dan de Jonas die hij was voor hij in al dit vreemds terechtkwam? Dat was gis­teren, toen zijn moeder onverwachts weer een beetje in de war raakte en naar de inrichting moest worden gebracht en hij "s avonds bij buren moest wachten op iemand van de regering of zo, een vreemde mevrouw met een bril, die hem in het pikke­donker hierheen bracht. 'Zeg maar tante,' zei dc buurvrouw. Hij had haar nooit eerder gezien. Af en toe liet ze korte hoge blafjes, alsof ze lachte. Of huilde. Eerst durfde hij niet te vragen waarom. Grote mensen huilen of lachen vaak om dingen die hij niet mag weten. En als hij ze toch weet, niet begrijpt. Maar toen zij hem zo maar naar zich toetrok en hem over zijn haren aaide en 'arm ventje' zei, vroeg hij toch wanneer hij weer naar huis mocht. 'Vraag oom maar,' snikte ze. Maar de oom, die dus de buurman was, moest de hele tijd telefoneren. Toen hij bleef vragen vertelde de buurvrouw dat zijn moeder voor­lopig niet thuis kon zijn en dat hij, omdat zijn zus onvindbaar was en hij niet alleen kon blijven, zolang bij héél erg lieve mensen zou gaan logeren. Pas laat in de avond kwam de mevrouw met de bril hem ophalen. In een zwarte auto. Ze zei dat hij niet bang hoefde te zijn. Zij tilde zijn kin op

en beloofde dat ze hem naar fantastisch lieve mensen zou brengen. Naar een oom en een tante, die zelf geen kinderen hadden en het fantastisch vonden om een poosje voor een zoontje te zorgen. Zoontje, zei ze. En: poosje. In de auto zat zij steeds maar tegen hem te praten. Maar hij zei niets. Ook niet als zij hem iets vroeg. Beter dat zij niet merkte dat hij kwaad was. Kwaad op zijn moeder, want die was de schuld dat hij bij vreemde mensen moest wonen. Op Judith, die hem voor de zoveelste keer liet stikken. En kwaad op zijn ... nee, als zijn vader had geweten wat er zou gebeuren was hij vast niet naar India gegaan. Of was hij net als andere weggelopen vaders ergens in de buurt gebleven. Dan zou hij nu gewoon bij zijn vader wonen. Dat droomde hij wel eens. Dat hij bij zijn vader woonde, maar dat die niet thuis was, zijn vader. Toen ze bijna op hun bestemming waren legde de mevrouw een hand op zijn knie: 'Zal ik je eens een fantas­tisch leuk grapje vertellen, Jonas?' Had ze gezien dat hij huilde?

Fragment uit: Open deuren van Nol van Dijk, uitg. Vassallucci, 2003, ISBN 90 5000 469 5.

Page 52: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Nieuwe uitgave van Herinneringscentrum Kamp Westerbork Aangrijpende school wand platen 1938-1945 Ter gelegenheid van zijn 20-jarig bestaan heeft Herinneringscentrum Kamp Westerbork een bijzonder initiatief genomen. Wie kent niet de oude schoolwandplaten van tekenaars als Jetses en Isingsi Ze zijn een oud, maar nog altijd bruikbaar middel, wanneer een leraar in staat is er bewogen verhalen over de Nederlandse geschiedenis bij te vertellen.

Deze schoolwandplaten sroppen echter in de Tweede Wereldoorlog en op dat punt wilde het Her­inneringscentrum Kamp Westerbork verder gaan door kunstenaar Gerard Schreuder opdracht te geven schil­derijen te maken over gebeurtenissen uit de jaren 1938-1945, waarbij de vervolging van minderheden en de geschiedenis van het doorgangs­kamp Westerbork centraal staan. Schreuders is daar uitstekend in geslaagd. De door hem ontworpen wandplaten zijn sfeervol en in­drukwekkend. De bruikbaarheid van de platen is zeer vergroot door een prachtig boekje, Opgepakt, Verhalen van kinderen in kamp Westerbork, waarin de inhoud van de platen uit­gebreid wordt toegelicht.

!

! 1 9 ffl

Ook dit boekje heeft een bijzondere opzet. Het bestaat uit verhalen van Harm van der Veen, die op een con­crete, goed leesbare, vaak ontroerende manier vertelt over de levens van bekende en vooral onbekende kinderen. De opzet in het boekje is steeds als volgt: eerst wordt de wandplaat afgedrukt, dan wordt de gebeurtenis die op de plaat is afgebeeld in een kort, spannend, grappig of aan­grijpend verhaaltje weergegeven. Dan komt het kind zelf aan het woord dat zijn eigen geschiedenis

vertelt, en vervolgens komt er —vaak als een mokerslag - een "Bericht van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork", waarin op droge wijze wordt meegedeeld wat er met het kind is gebeurd: de meeste zijn in e'én van de kampen vermoord. Het boek — en de serie schoolplaten — is zeer doordacht van opzet. Het begint in 1900 als het joodse jongetje Israël in Winschoten een kleine heldendaad verricht door een los­gebroken koe op de markt staande te houden. In dit verhaal zien we hoe de joden in heel Nederland ge­ïntegreerd waren in de bevolking. Toch eindigt het leven van Israël Bargeboer in het vernietingskamp Sobibor. Daarna horen we het verhaal van Mirjam die in 1938 in Essen de Kristallnacht meemaakt en de gevolgen daarvan ziet. Zo zijn er steeds de levens van joodse kinderen die de verschillende gebeurtenissen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog markeren. Anne Frank is een van hen en ook Ed van Thijn, die als jongetje te zien is op een schoolplaat waarop de bevrijding van Wester­bork wordt afgebeeld. Tenslotte is

Page 53: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

er een plaat over Settela, het zigeuner­meisje op de aangrijpende toto waar zij uit de bijna gesloten treindeuren kijkt. Waarschijnlijk omdat er over haar maar weinig bekend is, is hier een iets andere opzet gekozen. De wandplaat geeft weer hoe in het jaar 2 0 0 0 twee meisjes op een school een kleine tentoonstelling aan Settela

wijden en uitleggen waarom zij zo lang voor een joods meisje werd aangezien. Het boekje is zeer rijk geïllustreerd, met beelden uit de schoolplaten, foto's, brieven, afbeeldingen van voor­werpen. Het bevat ook een tekening die een duidelijk overzicht geeft van het kamp Westerbork tijdens de

oorlog en de plekken waar al deze kinderen hun — soms laatste — voet­sporen hebben gezet. Mij lijkt het geheel een uitstekend didactisch middel, zeker in combinatie met een bezoek aan Westerbork. Maar alleen al het lezen van het boek, met al zijn gedetailleerde beschrijvingen van kinderlevens, deed mij heel veel.

Max Arian

Opgepakt, verhalen van kinderen in kamp Westerbork. Auteur: Harm van der Veen. Illustraties: Geert Schreuder. Uitg. Herinneringscentrum Kamp Westerbork, ISBN 90 72486 26 9, Prijs € 9,95 Gegevens schoolwandpbiten: Kinderen in de oorlog. Illustraties: Geert Schreuder. Uitg. Herinneringscentrum Kamp Wester­bork, prijs per stuk € 10,- I Per set van 10: € 90,-. Er bestaat ook een educatief pakket Kinderen in de oorlog; platen en verhalen.

Page 54: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Jaarboek NIOD in het teken van economische oorlogsvoering Thuisfront Op 2 2 oktober presenteerde het Nederlands Instituut voor Oorlogs­documentatie het boek ' Thuisfront, Oorlog en economie in de twintigste eeuw.' Sinds 1989 brengt het NIOD jaarlijks een boek waarin onderzoek wordt gedaan naar een bepaald thema, gerelateerd aan de oorlog. Eerdere in deze jaarboeken behan­delde vraagstukken zijn bijvoorbeeld: "Wat was de invloed van de wereld­oorlogen op de Nederlandse weten­schap en cultuur tussen 1900 en 1950?" of "Hoe kan nationalisme leiden tot zowel verzet als collabo­ratie?" Zoals de titel al zegt, wordt in

de nieuwe uitgave onderzoek gedaan naar de economische gevolgen van de oorlog.

Het boek Thuisfront begint met een uiteenzetting van wat historici en economen verstaan onder het begrip 'Totale Oorlog'. Tot het begin van de Eersre Wereldoorlog in 1914 was oorlog voornamelijk een strijd van vorsten onderling met als doel bij­voorbeeld een grenscorrectie of be­slechting van een dynastiek geschil. In de loop van de vorige eeuw ver­anderden de oorlogen van karakter. Waar in vroeger dagen alleen de

omvang en de vechrkracht van het leger beslissend was, gingen nu ook steeds meer de economie en het technologisch niveau een belangrijke rol spelen. Zo kan een land een oorlog alleen winnen wanneer het in staat is voldoende voedsel te produceren om de soldaten en werknemers te blijven voeden. Tegelijkertijd moet een land in staat zijn voldoende wapens en munitie te blijven produ­ceren, ook wanneer veel volwassen mannen naar het front trekken en dus niet meer in de wapenfabrieken kunnen werken. Het is duidelijk dat in moderne oorlogen alle middelen waarover de samenleving beschikt, ingezet moeten worden om de oorlog te winnen. Dit noemt men een totale oorlog. In veertien artikelen worden even zoveel thema's besproken die alle inzicht kunnen geven in de gevolgen die de oorlog heelt gehad op de samenleving. Een interessant stuk is dat over zwarte markten in de Tweede Wereldoorlog, geschreven door Claus Bundgard Christensen en Ralf Futselaar.

De zwarte markten Het ontstaan van zwarte markten is een normaal verschijnsel als over­heden sterk regulerend optreden in de economie. Tijdens de oorlog gebeurde dat door het distributie­systeem in te voeren en door prijs­stijgingen van producten te beperken of zelfs te verbieden. In de eerste jaren van de oorlog nam de koop­kracht van veel Nederlandse gezinnen toe. Enerzijds kwam dit door de afnemende werkloosheid waardoor de inkomens toenamen, anderzijds konden en mochten de prijzen van levensmiddelen nauwelijks stijgen. Doordat gezinnen door het distribu­tiesysteem slechts beperkt producten

Page 55: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Save waste fats for explosives

TAKE THEM TO YOUR ME AT DEALER

konden kopen waren ze gedwongen om te 'sparen. Het blijkt dan ook dat in deze periode de spaarsaldi behoorlijk toenamen terwijl ook het bioscoopbe­zoek enorm steeg. Om toch producten te kunnen kopen was men aangewezen op de zwarte markt. Veelal betrof het hier luxe-arrikelen zoals tabak. Naar mate de oorlog vorderde en met name in de winter van 1944, veranderde de situatie sterk. Buiten Nedetland werd veelvuldig gefraudeerd met distri buue-bonnen. Zo werden bonnen onderling verhandeld en verkochten winkeliers spullen aan mensen die eigenlijk onvoldoende bonnen hadden. Door de nauwkeurige administratie in Neder­land was dat hier veel moeilijker en vond zwarthandel voornamelijk plaats met de producten zelf. Aanvankelijk werd dit niet als een groot probleem gezien, ledereen kon met zijn bonnen immers dezelfde hoeveelheid levens­middelen kopen. Dat men onderling dan producten ruilde tegen geld, daartegen was geen bezwaar. Later in de oorlog vorderde werden echter producten uit het distributiesysteem onttrokken doordat boeren en winke­liers die 'onder de toonbank' ver­kochten. Nu dreigde bet gevaar van schaarste en honger. De conclusie van de schrijvers is dat de zwarte markt in Nederland tot de hongerwinter van '44 relatief klein bleef. Dat ze daarna korte tijd dominant werd had meer te maken met logistieke problemen dan met daadwerkelijke schaarste.

Soldaten zonder geweren Een tweede interessant en wellicht herkenbaar onderwerp is de rol van de vrouw in oorlogseconomie. De ge­volgen van een totale oorlog beperken zich niet tot het slagveld. Daar waar veel volwassen mannen zich moesten melden aan het front, kregen vrouwen een economische taak en verant­woordelijkheid. Om hen hiervan bewust te maken grepen overheden tijdens de oorlog naar het middel van affiches. Dit artikel bevat circa twintig

afbeeldingen van affiches, die als doel hadden vrouwen bewust te maken van hun band met de oorlog. Zo werden zij voorgesteld als 'Soldiers without 6"//;;.f'(soldaten zonder geweren) om aan te geven hoe belangrijk hun rol kan zijn. Daarnaast werden vrouwen aangespoord om bij het koken geen vet weg te gooien, zodat dit gebruikt kon worden om explosieven te pro­duceren. Het valt op hoe men vermeed om afbreuk te doen aan her traditionele beeld van de vrouw als huisvrouw. Zij werd dus voornamelijk afgebeeld als steun voor haar echtgenoot, als kokkin, verpleegster of in een ander typisch 'vrouwenberoep.' De afbeeldingen met de beschrijvingen van Dirk Luyten geven een interessant beeld van de tijdgeest.

In dit jaarboek worden enkele gevolgen belicht, die de oorlog had op het economisch leven. Veelal onderwerpen die in bestaande literatuur minder werden onderzocht en derhalve tot ver­der onderzoek uitnodigen. Het feit dat de aangesneden onderwerpen vaak nog grotendeels 'onontgonnen terrein' zijn, maakt het boek des te interessanter.

Roy Jadi

Thuisfront, Oorlog en economie in de twintigste eeuw. Onder redactie van Madeion de Keizer. Mariska Heijmans-van Bruggen, Angela van Son en Erik Somers. Gastredactie: Hein Kkmann en Dirk Luyten. ISBN 90.5730.263-2, prijs: € 19,95. Uitgever: Walburg Pers, Zutfen

Page 56: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Column van PvdA-kamerlid Gerdi Verbeet Nooit meer Auschwitz! Bijna duizend mensen woonden op 9 november 2003 in Amsterdam de herdenking van de Kristallnacht bij. Het Centraal Joods Overleg greep de herdenking terecht aan om aan­dacht te vragen voor het toenemende antisemitisme in Amsterdam. Kinderen en volwassenen die herken­baar zijn als jood, worden op straat uitgescholden en soms bedreigd. Leraren durven uit angst voor nega­tieve reacties van hun leerlingen geen les meer te geven over de joden­vervolging en de holocaust.

Dit is een zeer ernsdge ontwikkeling. Zeker omdat de bedreigingen vooral komen van jongens met een Arabische islamitische achtergrond. Deze kleine groep jongens vertoont ernstig anti-maatschappelijk gedrag en komt daardoor in conflict met de joodse gemeenschap in onze stad.

Tijdens de herdenking kondigde Job Cohen aan keihard te zullen op­treden tegen alle uitingen van anti­semitisme. Iedere aangifte zal worden opgevolgd. Daders zullen voor de rechter worden gebracht. Het gaat hief immers niet om kwajongens­streken, maar om een gevaarlijke aantasting van de rechtsstaat die iedereen gatantie behoort te bieden op veiligheid en ontplooiing. Ook de vertegenwoordiger van de islami­tische gemeenschap sprak zijn afschuw uit, maar wees er terecht op dat in­tolerantie niet is voorbehouden aan Marokkaanse jongens. Meisjes en vrouwen met een hoofddoek worden ook uitgescholden en bedreigd.

De herdenking kwam voor mij op een bijzonder moment. De avond ervoor was ik thuisgekomen van een reis naar Polen, georganiseerd door het Nederlands Auschwitz Comité.

Met een groep van bijna honderd mensen hebben we een aantal ver­nietigingskampen bezocht. De aan­wezigheid van overlevenden in onze groep maakte de bezoeken zeer con­fronterend. De eerste dag was ik vooral onder de indruk van de stuitende, industriële precisie waarmee deze massamoord door de Duitse Nazi's is voorbereid en jaar na jaar uit­gevoerd. In sommige kampen lijkt de machinerie nog gisteren gebruikt. Foto's tonen totale ontmenselijking. Onbegrijpelijk dat er maar zo'n geringe tegenwerking van de niet-joodse burgers is geweest. Tijdens herdenkingen in de kampen werden de namen genoemd van familie­leden die niet waren teruggekeerd. Het verdriet van mijn reisgenoten over hun vermoorde ouders, broers, zussen, opa's, oma's en alle andere familieleden van wie ze de namen niet kennen raakte me diep. Dat vergeet ik nooit meer. En ook niet her diepe gevoel van schaamte en schuld bij de herdenking in Sobibor.

'Nooit meer Auschwitz' is het doel en het motto van het Nederlands Auschwitz Comité. Helaas spreekt dat niet vanzelf. Het geheugen is kort en de wortels van jodenhaat zitten diep. Dat vereist dus een grote waakzaam­heid van ons allen en zeker van politici. De belangrijkste opdracht is het over­dragen van kennis over de holocaust aan jongeren en nieuwkomers en het geven van goede voorlichting over en aandacht vragen voor de ver­schijningsvormen van antisemitisme. O m die reden maak ik me ook bezorgd over de voorstellen voor de afschaffing of aanpassing van de basisvorming in de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs. Het geschiedenisonderwijs in het voort­

gezet onderwijs wordt hiermee op de tocht gezet. Minder voorschriften en regels kan goed zijn, maar zeker niet als het gaat om het onderwijzen over joden­haat en sjoa, om het overdragen van burgerschap en respect voor mensen met andere opvattingen of levens­stijlen. Leraren krijgen met goed omschreven kerndoelen een steun in de rug. Goed geschiedenisonderwijs lijkt me, in deze tijd van oplopende spanningen tussen de bevolkings­groepen in ons land en de bedreiging van onze rechtstaat die dat met zich mee kan brengen, een bittere noodzaak.

Gerdi Verbeet Lid Tweede-Kamerfractie PvdA

Deze column werd door Gerdi Verbeet oorspronkelijk geschreven voor de website van de PvdA-Amsterdam.

Extra voor­stell ingen over Etty Hil lesum De solovoorstelling In duizend zoete armen van Julika Marijn over Etty Hillesum is bijzonder goed ontvangen. Daarom zijn er extra voorstellingen op 16 en 17 januari, 20.30 uur, in het Van Ostadetheater, Ostade-srraar 233 , Amsterdam, rel. 020 6795096 of www.ostadetheater.nl

Page 57: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Marianne Dekking - Van Raamsdonk 1919 - 2003 Met het ver leden bezig Op 25 november 2003 is een bij­zondere vrouw overleden, Marianne van Raamsdonk, de vrouw van de medicus F. Dekking. In de advertentie werd vermeld: "in Duitse concentratie­kampen van 1943 tot 1945; draagster van het Verzetsherdenkingskruis".

Kort geleden is een mooi geïllu­streerd boek verschenen over haar en over haar schilderijen. Haar ver-

Het gezin Erkens - vader, moeder, vijf kinderen - woonde tijdens de Tweede Were ldoor log in de Sanderboutlaan in Beek, Limburg, in een vrijstaand huis, omgeven door een tuin en een boomgaard. Dok werden er varkens en kippen ;ehouden. Vader Erkens was klerk >p een notar i skantoor , moeder irkens was huisvrouw en vooral noeder. Zij was een groot Maria-ereerster en putte kracht uit haar ertrouwen in Maria. Vanuit dat

haal is opgetekend door Max ven den Berg en Sylvia de Groot. In de inleiding wordt verteld hoe zij, toen de kinderen eenmaal uit huis waren, bloemenschilderijen maakte en er daarin steeds andere beelden tevoor­schijn kwamen die met haar oorlogs­ervaringen te maken hadden. Met die beelden kwamen ook de verhalen weer boven die in dit boek zijn neergelegd. Het verhaal van een

vertrouwen boden zij in juni 1942 spontraan en belangeloos de joodse dokter Max Rens een onderdrukplaats in hun huis. Max Rens was met zijn niet- joodse vrouw en twee kinderen vanuit Amsterdam, waar de razzia's steeds veelvuldiger werden, naar Limburg verhuisd. Toen de situatie ook daar steeds dreigender werd nam hij het aanbod van de familie Erkens aan en is anderhalf jaar ondergedoken gebleven. Daarna trachtte hij naar

vrolijke, talentvolle jonge vrouw die terecht kwam in het kunstenaars­verzet en daarna in de hel van arrestatie, martel ing, gevangen­zetting en concentratiekampen als Vught, Ravensbrück, Neuengamme en Neustadt-Glewe waar zij in de laatste weken van de oorlog Annetje Polak-Kupferschmidt leerde kennen, met wie zij samen werd bevrijd en naar Nederland terugkwam. Zij beschrijft ook hoe onverschillig, bijna afwijzend deze jonge vrouwen, die het ergste hadden overleefd, in Nederland werden ontvangen, totdat iemand van het verzet in Enschede zich over hen ontfermde. Het is een bijzonder boek over een heel bijzondere vrouw.

Max Arian

Max van den Berg en Sylvia W. de Groot, Met het verleden bezig; Beelden en verhalen 1940-1945 van Marianne van Raamsdonk. Uitgegeven in eigen beheer, Amsterdam, 2001. Dit boek is voor € 13,70 te koop bij het Verzets­museum Amsterdam, Plantage Kerk­laan 61, Amsterdam, tel. 020 6202535.

Engeland te ontkomen, maar werd gepakt bij de Spaanse grens en naar Dachau gestuurd. Dat kamp heeft hij overleefd. In september 2 0 0 3 werd in de Synagoge te Meerssen de Yad Vashem-ondetscheïdïng pos tuum toegekend aan de heer Jan Willem Erkens en zijn echtgenote mevrouw Maria Helena Erkens-Rompen. Hun oudste dochte r heeft de ondersche id ing in ontvangst genomen.

Yad Vashem-onderscheidingen: Vertrouwen in Mar ia

Page 58: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

Extreem-rechtse aanslag op Holocaustmuseum De Twentse Courant Tubantia bevatte op 19 november 2003 een schokkend belicht, bi de Amerikaanse plaats Terre Haute heeft een felle brand het door een overlevende van Auschwitz gesticht museum in de as gelegd. D e brand is hoogstwaarschijnlijk aangestoken. Het gaat o m het CANDLES-museutn (afkorting van Children of Auschwitz Nazi DeadlyExperiments Survivors), dat in 1996

is gesticht door Eva Kor, die als helft van een eenei ige twee l ing tijdens de Tweede Wereldoorlog onderworpen was aan de genetische experimenten van Josef Mengele in Auschwi tz . He t museum bevatte voorwerpen en documenten die verband bielden met diens gruwelijke experimenten. Volgens de politie gooiden de brand­stichters de glazen hoofddeur van het museum, een voormalige drukkerij, in en

verspreidden een brandbare stol in het gebouw. O p een muur van het museum werd een tekst gevonden: "Remember Timmy McVeigh". De rechrs-nationalistische McVeigh heeft in 1995 een bloedige aan­slag gepleegd op een overheidsgebouw in Otdahoma. Hij werd daarvoor ter dood veroordeeld en in 2001 in een gevangenis bij Haute Terre terechtgesteld. Het zou dus om iwiexfrtxvii-rtxbtsc'aamlagktinneii gaan.

Herdenking joods verzet Nadat de SticlrtingJoods Verzetsmomimentenigp jaren geleden ophield te bestaan en geen herdenking meer kon organiseren bij het monument voor joodse verzetsmensen, heeft de Stichting Vriendenkring Mauthausen deze taak overgenomen. Het tijdstip dat daarvoor is gekozen is enkele uren voor het begin van de herdenking van de Fcbninristaking van 1941. In het Contactbbid van de Stichting 1940-1945 beschrijft Mirjam Ohringer de overwegingen die daartoe hebben geleid. Net als vóór 1940 waren er in de Amster­damse Jodenbuurt dappere joodse jongens die zich teweer stelden tegen troepen geüniformeerde WA'ers die de buurt binnentrokken o m de joodse bevolking te provoceren. O p 11 februari 1941 liep een vechtpartij op het waterlooplein uit op de dood van WA-man Koot, hergeen door de

BLOEMSIERKUNST

flMHZIHG FL0IM Diemen Kruidenhot 121 let 020-6998975

Bloemist van het Auschwitz Comité

Vertolkt ook uw gevoelens van waardering en medeleven.

NSB en de Duitse bezetter bijzonder hoog werd opgenomen. Een week later hebben joodse en niet-joodse verzetsmensen de joodse eigenaar van een ijssalon aan de Van Woustraat in Amsterdam bijgestaan bij de verdediging van zijn zaak tegen de zoveelste terreuraanval van de S D . D e Duitse bezetter reageerde op deze gebeurtenissen met ongekende bruutheid. O p 22 en 2 3 februari werden in dc joden­buurt 427 jonge joodse mannen opgehaald, die via Schoorl en Buchenwald naar Mauthausen in Oostenrijk werden gedepo­rteerd. Daar zijn bijna al deze jongens nog datzelfde jaar bezweken o f vermoord. D e Februaristaking van 1941 was de massale uiting van verontwaardiging van de Amster­damse bevolking tegen het willekeurig oppakken van 'joodse mannen.

Aan het Nederlands verzet hebben ook vele joden deelgenomen, hun aandeel werd na de oorlog echter bijna altijd verzwegen. Her paste niet in het beeld van passieve slachtoffers. Oud-verzetsman Bennie Blubm was dat een doorn in het oog en hij nam het initiatief voor het monument van zwart marmer dar nu staat op dc hoek van dc Zwanenburgwal en de Amstel, vlak achter het Stadhuis. O p 25 februari 2004 o m 1 5.30 zal daar ccn korte plechtigheid plaats vinden en kunnen er bloemen worden gelegd. Daarna zullen de deelnemers naar het dichtbijgelegen Jonas Daniël Meijer­plein gaan o m deel te nemen aan het défilé b ij de Dokwerker om de Februaristaking 1941 te herdenken.

(m.a.)

Touwbaan 38 P.O. Box 180 2350 AD Leiderdorp Holland

I m p o r t v a n d a m e s - h e r e n ­

e n k i n d e r k J e d i ng

tel. 071 - 589 92 45 fax 071 - 589 63 53 telex 39265 teidw nl

Page 59: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

In blijvende herinnering aan dc overlevenden van Auschwitz, die het Nederlands Auschwitz Comité hebben opgericht.

Nederlands Auschwitz Comité

Ere-lid: drs. Eva Tas Ere-lid: Jacques Furth Voorzitter: Jacques Grishaver Vice-voorzitter: Carry van lakerveld Secretaris: Herbert Sarfatij 2e Secretaris: Ruud Wolff Penningmeester: Ronald van den Berg 2e penningmeester: John van Cleef Secretariaat: Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-67 233 88

website: www.auschwitz.nl E-mail: [email protected]

Bankrekening: ABN/AMRO: 414.646.282 Postbank: 29.30.87

AUSCHWITZ BULLETIN:

Eindredactie: Clairy Polak

Redactie: Max Arian Nienke Ledegang Theo van Praag Bertje Leuw Carry van Lakerveld

Red. teen: Sandra Jadi-Watcrman E-mail: [email protected]

Redactieadres: Postbus 1065 1700 BB Heerhugowaard

Voor de inhoud van de artikelen die

ondertekend zijn is alleen de auteur

verantwoordelijk.

Abon nemeiitenadmin istratie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tel./fax: 020-600 34 55

Druk: Drukkerij Peters Amsterdam bv

Fondsen Buiten de jaarlijkse bijdrage bestaat er ook de mogelijkheid om donaties aan onze fondsen over te maken. Voor deze giften kunt u ook in aanmerking komen voor aftrek bij uw aangifte inkomstenbelasting. De rekeningnummers waarop u extra giften kunt storten zijn:

Steunfonds 47.02.27.621, t.n.v. de Stichting Steunfonds Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam. Doelstelling: het ondersteunen van projecten van derden die vallen binnen het kader van onze doelstellingen.

Reisfonds 62.41.91.850, t.n.v. het Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam In de toelichting bij de Jaarcijfers over 2002, heeft u reeds enige informatie over het doel en onze intentie met betrekking tot dit fonds kunnen vernemen. Mocht u geïnteresseerd zijn en meer informatie over het reisfonds willen hebben, dan kunt u contact met ons op nemen op nummer 020-4287683. Wij kennen de noden en kunnen u op de hoogte brengen van de voorwaarden en mogelijkheden.

Voor het honoreren van verzoeken om in aanmerking te komen voor ondersteuning zal de aanvraag aan een neutraal adviescollege worden voorgelegd teneinde iedere vorm van belangenverstrengeling te voorkomen.

Legaten en nalatenschappen Het Nederlands Auschwitz Comité streeft ernaar extra inkomsten te gebruiken voor nieuwe projecten - met name voor educatie op het gebied van de herinnering van de shoah - en om de toekomst van het Nederlands Auschwitz Comi t é als organisat ie veilig te stellen. Legaten en nalatenschappen kunnen daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn. Mochr u over dit onderwerp of over de fiscale aspecten meer willen weten, dan nodigen wij u uit contact met ons op te nemen op 020-4287683.

Het doel van de Stichting Nederlands Auschwitz Comité is:

* het realiseren van de zinspreuk "Nooit meer Auschwitz"; * het ageren regen alle vormen van fascisme, racisme en antisemitisme; * het bevorderen van het welzijn van de in de tweede wereldoorlog

vervolgden en hun nabestaanden; * het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt,

alles in de ruimste zin

Page 60: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 01 Januari

De slager met 'n koksmuts

Beethovenstraat 49 tel: 020-6713098 fax: 020 6622649

Buitenveldertselaan 40 tel: 020-6423970 fax: 020-6447039

Buitenveldertselaan 166 tel: 020-6420973 fax: 020-4420805

Maasstraat 53 tel: 020-6641010 fax: 020-3792022

Binnenhof 6 C tel: 020-6455622 fax: 020-6404380

Partyservice tel: 020-6304666 fax: 020-6304670

Meer 'informatie over 'De slager met 'n koksmuts'

is digi taal te v inden op www.hergo.nl

Modehuis Blok stelt haar collectie dames-en herenkleding met zorg samen uit het

internationale aanbod van toonaangevende merken. Daarbij ligt de nadruk niet alleen op

stijlvolle maar ook op sportieve kleding.

Tevens vind u in onze vestiging in Uithoorn een uitgebreide collectie kinderkleding

Dames-, heren- en kindermode Uithoorn

Amstelplein 19 Tel. 0297-561353 Vrijdag koopavond

Dames-, herenmode Amsterdam-Buitenveldert

Gelderlandplein 25 Tel. 020-6462656

boekhande l

Specialisten in Slavistiek & Oost-Europa • proza en poëzie • proza en poëzie in vertaling • taal- en letterkunde • secundaire literatuur • woordenboeken * oosteuropa-kunde • leerboeken • kunst • geannoteerde/ • reisgidsen

tweetalige uitgaven • tijdschriften «kinderboeken • video & cd

iel (020) 623 I I 38

fax (020) 620 34 78

e-mail [email protected]

centrum informatie en documentatie

ISRAËL Centrum voor Informatie

en Documentatie Israël

2502 AP Den Haag, Postbus 11646,

tel. 070-3 64 68 62 [email protected]