‘STRATEGISCH PROJECTGEBIED DE SOL BLANKENBERGE’DE SOL – BLANKENBERGE’ 1. INLEIDING De...
Transcript of ‘STRATEGISCH PROJECTGEBIED DE SOL BLANKENBERGE’DE SOL – BLANKENBERGE’ 1. INLEIDING De...
ONTWERP PLAN-MILIEUEFFECTRAPPORT
‘STRATEGISCH PROJECTGEBIED DE SOL – BLANKENBERGE’
Niet-Technische Samenvatting
Opdrachtgever: Provincie West-Vlaanderen
Datum: 10-04-2014
Titel Ontwerp Plan-MER ‘Strategisch projectgebied De Sol – Blankenberge’
Subtitel Niet-technische samenvatting
Opdrachtgever Provincie West-Vlaanderen - Dienst Ruimtelijke Planning
Contactpersoon opdrachtgever Els Demeestere
Opdrachtnemer Technum (Tractebel Engineering n.v.)
Coveliersstraat 15 - 2600 Antwerpen
T +32 3 270 92 92 - [email protected]
Contactpersoon opdrachtnemer Katelijne Verhaegen
Datum 10/04/2014
Versienummer 1
Projectnummer P.000383-504-014-01
KWALITEIT
DOCUMENTGESCHIEDENIS
Versie Datum Opmerkingen
01 10/04/2014 NTS Kennisgeving/Ontwerp-MER
DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID
Datum
Auteur(s) Eveline Hoppers, Kristin Bluekens, Bieke Cloet, Frederik Dams,
Ine Darras, Chris Neuteleers, Jan Dumez,
Katelijne Verhaegen, Ewald Wauters
10/04/2014
Datum
Documentscreener(s) Katelijne Verhaegen 10/04/2014
BESTANDSINFORMATIE
Bestandsnaam P.000383-504-014-01 Kennisgeving_ontwerp plan-MER De Sol_NTS
Laatst opgeslagen 10/04/2014
Technum 1 Inleiding NTS 3
NIET-TECHNISCHE
SAMENVATTING
ONTWERP-PLAN-MER
‘STRATEGISCH PROJECTGEBIED
DE SOL – BLANKENBERGE’
1. INLEIDING
De provincie West-Vlaanderen wenst aan de
oostelijke zijde van het stadscentrum van
Blankenberge een stadspark te ontwikkelen. De
bedoeling is dit stadspark vorm te geven als een
toegankelijke golf. Dit betekent dat er rondom en
doorheen het golfterrein paden aangelegd worden
die publiek toegankelijk zijn. Samen met het
toegankelijke Zeebos wordt op die manier een
attractieve groene pool uitgebouwd die goed dient
gekoppeld te worden op het toeristisch circuit van de
stad. Om de ecologische golf te kunnen realiseren
dient een deel van de site te worden voorbehouden
voor projectontwikkeling (woongelegenheden, hotel-
faciliteiten, toeristisch-recreatieve voorzieningen, …).
Om de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen realiseren is de opmaak van een provinciaal ruimtelijk
uitvoeringsplan (PRUP) dat het gebied herbestemd noodzakelijk. Momenteel ligt nog geen definitief
voorontwerp PRUP vast. Het is de bedoeling om via het plan-milieueffectrapport (plan-MER) nog een
aantal alternatieven met elkaar te vergelijken en een verdere verfijning van het plan toe te laten, mede
op basis van aanbevelingen en maatregelen geformuleerd in het plan-MER.
Op te merken is dat voor het Strategisch Projectgebied De Sol recent al een plan-MER is
opgemaakt. Dit MER is volgens de procedure van het integratiespoor tot stand gekomen en werd
door de Dienst Mer op 12 augustus 2013 goedgekeurd. Dit dossier kreeg bij de Dienst Mer het
nummer PLIR0056.
Omwille van recente juridische problemen met de toepassing van dit integratiespoor, heeft de
initiatiefnemer van het plan er voor gekozen om de plan-MER procedure opnieuw te
doorlopen, maar ditmaal volgens het rechtsgeldige generieke spoor.
Op 31 juli 2013 vernietigde het Grondwettelijk Hof immers artikel 7.4.1/2 van de Vlaamse Codex
Ruimtelijke Ordening. Dat artikel gaf rechtszekerheid aan ruimtelijke uitvoeringsplannen die
volgens het zogenaamde integratiespoor tot stand kwamen. Het integratiespoor liet toe het RUP
en het plan-milieueffectrapport samen op te maken. Dat bespaarde tijd en liet toe de
bevindingen uit het MER onmiddellijk te integreren in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit
integratiespoor werd echter onwettig bevonden omdat het aanleiding gaf tot discriminatie op
het vlak van de mogelijkheid tot inspraak. Een volgens het integratiespoor opgemaakt plan-MER
diende immers enkel via het internet aangekondigd te worden, voor een plan-MER volgens het
generiek spoor moest dit ook aangekondigd worden in de geschreven pers en op de
gemeentelijke aanplakborden.
Dit is de niet-technische samenvatting van
een milieueffectrapport, met andere woorden
een beknopte samenvatting van het eigenlijke
milieueffectrapport bestemd voor publiek en
belanghebbenden. Een milieueffectrapport is
een openbaar document waarin de milieu-
effecten van een planproces of project en de
eventuele alternatieven voor dat planproces of
project, worden onderzocht. Het milieu-
effectrapport beslist niet of het plan
goedgekeurd wordt of het project een
vergunning krijgt, dit wordt beslist door de
instantie die het plan vaststelt of de
vergunningverlener die hierbij rekening
houden met de bevindingen van het milieu-
effectrapport. De niet-technische samen-
vatting heeft als doel om aan publiek en
belanghebbenden de relevante informatie uit
het milieueffectrapport van het project of plan
te communiceren en hiermee de publieke
participatie in het goedkeurings- of
vergunningsproces te bevorderen. Voor de
uitgebreide technische informatie moet u het
eigenlijke milieueffectrapport raadplegen
NTS 4 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
2. SITUERING EN VERANTWOORDING VAN HET PLAN
2.1 Ruimtelijke situering, afbakening van het plangebied
Het plangebied is een ruime zone ten oosten van de stadskern van Blankenberge en gelegen op
grondgebied van Blankenberge en Brugge (Figuur 1). Het gebied beslaat de overgang tussen de
gemengde stedelijke omgeving ter hoogte van de Koning Albert I-laan en de open ruimte tussen de
campings, vakantiecentra en het Zeebos.
Figuur 1 Situering plangebied Strategisch projectgebied De Sol op het stratenplan
Het plangebied wordt in het westen afgebakend door de Astridlaan, de Koning Albert I-laan en de
Polderlaan, in het noorden door de Koning Albert I-laan, in het oosten door de oostgrens van het
Zeebos en in het zuiden door de Zeebruggelaan. Parallel aan de Koninklijke baan ligt de waterloop
Graaf Jansader.
In het oostelijk deel van het plangebied is het provinciaal domein het Zeebos gelegen. Het omvat: in
het noorden buiten de afbakeningslijn weiden (graslanden) en voor het deel binnen de afbakeningslijn
bebossing. Centraal in het gebied is er de voormalige Hoeve De Sol (accommodatie voor de jeugd met
onder andere speelweiden, logies, enz.) als centraal (scharnier)punt en de waterloop Sint Jansader als
huidige, oostelijke begrenzing van het Zeebos.
BLANKENBERGE
BRUGGE
Technum 2 Situering en verantwoording van het plan NTS 5
Langs de Koninklijke baan en de Polderlaan liggen aan de rand van de open ruimte verschillende
grootschalige toeristisch-recreatieve logiesfaciliteiten: de vakantiecentra Floreal en Duinse Polders en
de campings Bonanza, Jamborée en Dallas (Figuur 2). Tussen deze campings en vakantiecentra en het
provinciaal domein het Zeebos ligt een ingesloten agrarisch open-ruimtegebied. Het noordelijk deel
ervan, tussen de vakantiecentra, wordt periodiek gebruikt voor evenementen zoals het
Zandsculptuurfestival. Ten noorden ervan, langs de Koninklijke baan, ligt een proefbos (aangeplant als
proefproject ter voorbereiding van het Zeebos).
Foto’s 1 tot 4 geven een globaal zicht op het open-ruimte gebied vanuit de vier windrichtingen.
Figuur 2 Situering plangebied Strategisch projectgebied De Sol op de luchtfoto
Proefbos
NTS 6 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Foto 1 en 2 Zicht vanuit het noorden, met links het Zeebos (links) en Zicht vanuit het
oosten vanaf de rand van het Zeebos (rechts)
Foto 3 en 4 Zicht vanuit het zuiden thv de Zeebruggelaan (links) en Zicht vanuit het
westen thv de Polderlaan (rechts)
Wijziging plancontour ten opzichte van vorige m.e.r.-procedure
Zoals hoger aangegeven heeft voorliggend ontwerp-plan de plan-m.e.r.-procedure (volgens het
integratiespoor) reeds doorlopen. Dit plan-MER werd in augustus 2013 goedgekeurd door de Dienst
Mer.
Op basis van verder overleg tussen de initiatiefnemer en de stad Blankenberge is er voor gekozen om
de plancontour ter hoogte van de Polderlaan (beperkt) uit te breiden. In Figuur 3 wordt de uitbreiding
weergegeven (stippellijn). Het betrokken gebied (ca. 0,26 ha) waar het huidig bodemgebruik
weiland/grasland is, maakt deel uit van het RUP Polderlaan en is daarin reeds als woonzone bestemd
(zie Figuur 5). De ontwikkeling van dit gebied kan echter niet los gezien worden van de ontwikkeling
van het Strategisch Projectgebied De Sol en dient samenhangend bekeken te worden naar ontsluiting
toe, oriëntatie van gebouwen, inkijk, … . Het is hierbij niet de bedoeling de bestemming van het
gebied te wijzigen maar wel een wijziging van de inrichting van het gebied mogelijk te maken.
Technum 2 Situering en verantwoording van het plan NTS 7
Figuur 3 Aanpassing plancontour ter hoogte van de Polderlaan
Momenteel is de bestemming van het betrokken gebied ‘woonzone’ volgens het RUP Polderlaan :
artikel 1: Zone voor wonen voor eengezinswoningen en er aan complementaire functies (horeca en
diensten met uitsluiting van dancings). De woonfunctie moet steeds aanwezig zijn. Complementaire
functies (horeca en dienstverlening) zijn toegelaten in zoverre niet schadelijk voor de omgeving en
betrokken op de buurt. De voorziene inrichting voor bebouwing of bebouwingswijze is : alleenstaande
of gekoppelde bebouwingen hetzij volgens de bestaande inplanting/perceelindeling, hetzij volgens een
op te maken verkaveling. De nokhoogte bedraagt maximaal 11 meter voor 2 bouwlagen.
De nieuwe bestemming blijft wonen met volgende (eerste aanzet van) voorschriften :
Hoofdbestemming: wonen (meergezinswoningen of geclusterde grondgebonden woningen),
park
Nevenbestemming: lokale diensten
Het aantal bouwlagen wordt mogelijk opgetrokken tot 3 bouwlagen.
…
Dit gebied wordt opgenomen in de deelruimte golf en sluit aan bij de zone a voor bijkomende
bebouwing aan de rand van het golfterrein (zie paragraaf 3.1.1, 3.1.2 en 4.1.3). Deze zone blijft echter
sowieso woonzone.
In het ontwerpplan-MER is dit gebied in de contour van het plangebied opgenomen.
2.2 Verantwoording van het plan
2.2.1 Behoefte aan golf
Het ontwikkelen van een publieke toegankelijke, ecologische golf (9 holes) wordt als actiepunt
opgenomen in gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Blankenberge (GRS). Nieuwe
golfterreinen openen perspectieven voor het inzetten van de golfsport als ondersteunende voorziening
van het verblijfstoerisme in commerciële logiesvormen en bieden mogelijkheden om geïntegreerd te
worden in een groen netwerk in de badplaatsen (strategisch beleidsplan voor toerisme aan de kust
‘Investeren in een dynamisch kusttoerisme’). In 2004 is er een Behoefteonderzoek golfsport
Vlaanderen uitgevoerd.
Recente cijfers golfclubs
De populariteit van de golfsport heeft een sterke evolutie doorgemaakt. Op 31 december 2011 waren
er in België een totaal van 56.444 golfspelers. Hiervan waren er 33.727 spelers aangesloten bij een
VVG golfclub en meer dan 22.000 spelers bij een AFG golfclub (Association Francophone Belge de
Golf). De 33.727 spelers aangesloten bij de VVG zijn verspreid over 52 golfclubs. Hiervan is meer dan
NTS 8 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
de helft 45-plusser. De populariteit van golfsport heeft een sterke evolutie doorgemaakt. Zo waren er
in 1981 slechts 3618 spelers, in 1991 12.603 spelers en in 2001 22.000 spelers bij de VVG aangesloten
(verspreid over resp. 13, 32 en 41 clubs). In Vlaanderen is de laatste 30 jaar dus een toename
geweest van het aantal golfers van >800%.
In de provincie West-Vlaanderen bevinden zich circa 15 % van de golfclubs. Het gewenste golfterrein
betreft een type II terrein (9 holes). Van de 8 golfclubs in West-Vlaanderen behoren er reeds 3 tot de
type II-terreinen. De dichtstbijzijnde is gelegen in Oostende op meer dan 20 km van het plangebied. In
de omgeving (>10 km) zijn wel andere typen golf aanwezig, zoals in Knokke Heist, maar deze zijn
minder toegankelijk.
Bezettingsgraad
Uit de behoeftestudie van 2004 kwam naar voor dat toen 84 % van de terreinen bezet waren en dat
de praktische terreincapaciteit van alle clubs in Vlaanderen of Brussel in 2004 dus nog een groei
mogelijk was van 16% aan ‘full members’.
Vraag versus aanbod
In 2004 waren er globaal gezien onvoldoende golfterreinen, ook naar de toekomst toe zou er volgens
de studie een nood blijven aan golfterreinen door een verwachte stijging in de participatie, verdoken
beoefenaars en wachtlijsten bij sommige golfclubs, groeiende overbezetting van de bestaande
golfterreinen en een onevenwicht tussen vraag en aanbod. Het aantal golfers nam de afgelopen jaren
jaarlijks toe met 1-3 % (500-1000 leden).De vraag naar meer holes is ook in West Vlaanderen hoog;
zo heeft 1 club in West Vlaanderen al een ledenstop.
2.2.2 Behoefte aan woningen
Het huidige woonaanbod in Blankenberge beantwoordt onvoldoende aan de vraag naar kwaliteitsvolle
woonomgevingen. Het woonaanbod bestaat in hoofdzaak uit appartementen en gesloten en halfopen
bebouwing. Een zeker aanbod van wonen in een groene omgeving is nodig om te voldoen aan de
specifieke behoeften van jonge gezinnen.
De motivatie voor de bijkomende woongelegenheden in het strategisch projectgebied De Sol kan
gevonden worden in het provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen. Voor de periode 2007-
2017 wordt de woningbehoefte voor Blankenberge geraamd op 578 bijkomende woongelegenheden
(inclusief sociale woningen), waarvan er nog voor 200 woongelegenheden nood is aan ruimte. De
andere woningen worden reeds via andere projecten voorzien. Daarnaast fungeren de appartementen
in de kustregio vaak als tweede verblijf. De permanente bewoning heeft echter voorrang. Het doel
voor de bebouwingsruimte binnen het plangebied is een mix van residentieel, betaalbaar en sociaal
wonen met een mix van functies. Door gemiddeld kleinere woongelegenheden te realiseren kan een
breder scala aan doelgroepen worden bereikt. Het voorzien in 250 woongelegenheden in alternatief 1
en 2 geeft invulling aan bovenstaande taakstelling.
Vanwege de financiële participatie vanuit de overheid is echter besloten, in overleg met de Vlaamse
Bouwmeester, om het aantal woongelegenheden binnen het plangebied van 250 naar 400 te verhogen
(alternatief 1bis en 2bis). Die verhoging was ook noodzakelijk ten behoeve van de financiële
haalbaarheid van het project. Daarmee wordt de taakstelling uit de afbakening van het kleinstedelijk
gebied Blankenberge overschreden.
2.2.3 Behoefte aan hotel, congresfaciliteiten en toeristisch-recreatieve voorzieningen
De kustregio heeft een toeristisch-recreatieve functie. In de nabije omgeving van het plangebied is
geen gebrek aan hotels. Echter is er een dalende trend in hotelcapaciteit. Indien er een hotel komt zal
dit hoogst waarschijnlijk een familiehotel (charmehotel) zijn. Daarvan zijn er globaal gezien te weinig
aan de kust. Voor wat betreft de congresfaciliteiten bieden de vakantieverblijven Floreal en Duinse
polders deze reeds aan. Voor de elkweerinfrastructuur (zoals een binnenspeeltuin) is wel nog nood aan
bijkomende ruimte. Bij de definitieve invulling van het plangebied dient dit wel afgestemd te worden
op de reeds aanwezige functies in de omgeving.
Technum 2 Situering en verantwoording van het plan NTS 9
2.2.4 Bestendiging bestaande functies
Bestendiging Zeebos en de jeugdterreinen met accommodatie
Het Zeebos en de jeugdterreinen met accommodatie betreffen de bestaande situatie die nu ook in het
PRUP zal worden vastgelegd.
Bestendiging landbouwgebied
Het gebied ten oosten van het Zeebos (deelgebied 6) is op het huidig gewestplan ingekleurd als
toeristisch-recreatief park (TRP), maar in landbouwgebruik en zal in het plan worden bestendigd als
landbouwgebied (3 ha). Dit past in het ruimtelijk beeld doordat de Sint-Jansader de duidelijke grens
vormt van het Zeebos. Het is daarnaast niet wenselijk om hier een toeristisch-recreatief park te
voorzien.
2.3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Blankenberge wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen afgebakend als kleinstedelijk gebied op
provinciaal niveau. De stedelijke ontwikkeling is geënt op de toeristische en recreatieve
ontwikkelingen. In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen wordt het strategisch
projectgebied De Sol in Blankenberge aangeduid. Het ontwikkelen van een publieke toegankelijke,
ecologische golf (9 holes) wordt ook als actiepunt opgenomen in het Gemeentelijk Ruimtelijk
Structuurplan Blankenberge. Het beleid van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Brugge wil
voorkomen dat verstedelijkte gebieden tussen Zeebrugge en Blankenberge verder aan elkaar groeien
tot ongestructureerde gebieden door oprukkende toeristische infrastructuur vanuit Blankenberge.
Het gebied heeft volgens het gewestplan in hoofdzaak een bestemming als toeristisch-recreatief
parkgebied (Figuur 4). Een deel van het gebied is eveneens gelegen in het BPA 14 Polderlaan te
Blankenberge (Figuur 5). Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de kampeerterreinen
gelegen langs de Polderlaan (RUP Polderlaan) is in september 2012 goedgekeurd. Het plangebied
maakt deel uit van het PRUP ‘Afbakening van het kleinstedelijk gebied Blankenberge en cluster van
bestaande zonevreemde regionale bedrijven langs de Brugse Steenweg’.
Het oostelijk deel van het plangebied maakt deel uit van het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’. Ten
noorden van de Koning Albert I-laan en de Kustlaan is het Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden
inclusief IJzermonding en Zwin’ gelegen, welke tevens is aangeduidt als VEN-gebied ‘De Fonteintjes en
Oudemaarspolder’ en erkend natuurreservaat ‘De Fonteintjes’. Ten zuiden van de Kustlaan en
grenzend aan het plangebied ligt het Habitatrichtlijngebied ‘Polders’ (Figuur 6).
NTS 10 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Figuur 4 Situering plangebied Strategisch projectgebied De Sol op het gewestplan
Technum 2 Situering en verantwoording van het plan NTS 11
Figuur 5 PRUP, GRUP en BPA
NTS 12 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Figuur 6 Vogel- en Habitatrichtlijngebieden
3. PLANBESCHRIJVING
De bedoeling is om een stadspark in de vorm van een toegankelijke golf aan de oostelijke zijde van het
stadscentrum van Blankenberge te realiseren. Dit betekent dat er rondom en doorheen het golfterrein
paden aangelegd worden die publiek toegankelijk zijn. Om de golf te kunnen realiseren dient een deel
van de site te worden voorbehouden voor projectontwikkeling.
Het strategisch projectgebied ‘de Sol’ vormt samen met de strategische projectgebieden rond de
Jachthaven en de Stationsomgeving, een belangrijke schakel in de uitbouw van de stedelijke structuur
van Blankenberge. Omdat de beschikbare (vrije) ruimte in het plangebied beperkt is (ongeveer 30 ha
bruto wanneer men het vrije landbouwgebied tussen de Koning Albert I-laan en de Zeebruggelaan in
beschouwing neemt), zal er zuinig met de beschikbare ruimte omgesprongen moeten worden.
Het plangebied wordt opgedeeld in verschillende deelruimten. Met betrekking tot de ligging en
oriëntatie van de deelruimte ‘woonontwikkeling en toeristisch recreatieve voorzieningen’ worden twee
alternatieven bestudeerd. De residentiële ontwikkeling verloopt in meerdere fasen. Een eerste fase
voor de woonontwikkeling wordt voorzien in de periode 2016-2017. Dan wordt de golf gerealiseerd in
de periode 2017-2018, waarna diverse fasen van de residentiële ontwikkeling er op volgen tot
mogelijks 2025.
Technum 3 Planbeschrijving NTS 13
3.1.1 Deelruimte 1 : golfterrein
Deze deelruimte is bestemd voor de inrichting van een democratische ecologische 9-holes golf. Het
golfterrein wordt publiek toegankelijk gemaakt door middel van langzaam verkeersroutes. Het
eigenlijke golfterrein (9-holes) inclusief bijbehorende faciliteiten beslaat minstens 30 ha:
Golfterrein: minstens 25 ha
Driving Range: ca. 0,5-3 ha1
Approach-golf: ca. 0,5-3 ha
Parking + clubhuis, opslagruimtes: ca. 0,5 ha
Publiek toegankelijke paden rondom en door golf: ca. 1 ha
Daarnaast kunnen er een aantal bijkomende complementaire functies worden ingeplant :
driving range (ca. 0,5-3 ha) met open en overdekte afslagplaatsen. Rond de driving range
worden knooploze netten voorzien van 8 m hoog.
approach-golf (ca. 0,5-3 ha): Op een terrein minimaal ter grootte van een voetbalveld
worden 6-9 kleine holes in kunstgras voorzien. Iedere deelnemer krijgt een wedge en een
putter. Voordeel van dit systeem is dat men zeer snel golf kan spelen op een terrein en niet
enkel moet starten op de driving range. Deze infrastructuur zou extra kunnen worden
voorzien bovenop de 9 holes.
langzaam-verkeersvoorzieningen: gezien het publieke karakter van het golfterrein is het
noodzakelijk goede paden te voorzien zowel voor golfers als voor wandelaars en een
probleemloze en gedirigeerde samenhang mogelijk te maken. Voor elk van hen zijn er immers
wederzijdse veiligheidsaspecten in aanmerking te nemen. 40 m veiligheidsafstand tussen
holes en paden is zeker voldoende. Deze 40 meter dient vooral te worden voorzien ter hoogte
van ‘landingsszones’ (waar de bal hoort te vallen). Veel wordt ook bepaald door de
slagrichting. Wanneer men van de wandelpaden wegslaat kan deze veiligheidsafstand
beperkter zijn. Belangrijkste is dat de wandelpaden zeer zichtbaar zijn.
toegankelijke parkzone rond de bestaande en nieuwe bebouwing
Een golfaccommodatie heeft tevens nood aan bijkomende gebouwen welke noodzakelijk zijn voor een
volledige exploitatie :
een clubhuis: secretariaat en boekhouding, kleedkamers, cafetaria/restaurant, speeltuin
aansluitend bij clubhuis/cafetaria/restaurant, opslag en archief, sanitaire ruimtes enz. Het
clubhuis kan ook, als onderdeel van een groter bouwproject, in deelruimte 2 opgenomen
worden.
woongelegenheid voor de concierge
stalplaats voor onderhoudsmachines: deze stalplaats is tegelijkertijd ook een werkplaats
voor onderhoud, revisie, opslag van goederen en herstellingen. Eventueel kunnen deze
faciliteiten samen met de conciërgewoning ook ondergebracht worden in een bestaande
boerderij gelegen in het plangebied.
parking voor leden/bezoekers (ca. 80 plaatsen (ca. 0,2 ha))
Binnen deze deelruimte kan aan de randen van het golfterrein op een drietal plaatsen een bijkomende
bebouwing gerealiseerd worden (zones a, b en c, zie verder hierna bij de beschrijving van de
deelruimte 2 en ook paragraaf 4.1.3).
3.1.2 Deelruimte 2 : woonontwikkeling en toeristisch recreatieve voorzieningen
Deze ruimte is voorzien voor projectontwikkeling die (financieel) gerelateerd is aan de oprichting van
een 9-holes golfterrein. De hoofdfunctie binnen het gebied is wonen. De zone heeft een oppervlakte
van ca. 2 ha. De Provincie West-Vlaanderen wil voor deelruimte 2 geen massieve blokken oprichten,
1 De oppervlakte van de driving range en approach golf zijn schattingen en kunnen variëren tussen ca. 0,5 en 3 ha. Bij de verdere
concrete uitwerking van het golfterrein op projectniveau zal de precieze omvang vastgelegd worden.
NTS 14 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
maar gebruik maken van hoogteverschillen. Vanwege het behalen van de nodige densiteit is het
noodzakelijk om in de hoogte te bouwen.
De maximale bouwhoogte van het bouwveld bedraagt 7 bouwlagen met een mogelijkheid van
architecturale accenten tot 35 m. Deze hoogte is bepaald enerzijds vanuit de binnen de financiële
haalbaarheidsstudie opgegeven vloeroppervlaktes en anderzijds vanuit een wens van de gemeente
Blankenberge om niet hoger te gaan dan het strikt noodzakelijke. Er worden 250 tot maximaal 400
woongelegenheden voorzien (gemiddeld 75 m² netto vloeroppervlakte per wooneenheid). Het
bouwveld zal niet volledig worden ingenomen. De mogelijkheid voor het realiseren van architecturale
accenten maakt het mogelijk om de globale bouwhoogte lager te houden. Het is tevens de bedoeling
om nog voldoende ontwerpvrijheid toe te laten bij de uiteindelijke opmaak van een concreet ontwerp
voor het ontwikkelingsveld.
Binnen deze deelruimte is de waterloop Graaf Jansader gelegen, die in het inrichtingsplan geïntegreerd
zal worden.
Aanvullend op het wonen en het golfterrein kunnen (als nevenfunctie) toeristisch recreatieve
voorzieningen een plaats krijgen binnen deze ruimte :
hotel: binnen het PRUP wordt de mogelijkheid voorzien om een hotel te kunnen oprichten
geïntegreerd binnen het bouwvolume dat voorzien is voor wonen. Er wordt uitgegaan van een
capaciteit van maximum 50 kamers (ca. 55 m² bruto hoteloppervlakte per kamer (= incl.
bijhorende functies zoals trappen, lift, receptie, eetzaal, bar,...)). Indien er een hotel wordt
voorzien, wordt deze vloeroppervlakte in mindering gebracht van de mogelijke te voorziene
vloeroppervlakte voor woongelegenheden (=20 woonheden).
cafetaria/restaurant
elkweerinfrastructuur: het betreft hier infrastructuur met een beperkte omvang zoals een
binnenspeeltuin.
golfclubhuis
3.1.3 Deelruimte 3 : toeristisch recreatieve cluster
In deze ruimte wordt de bestaande verblijfsaccommodaties Floreal en Duinse Polders bestendigd.
Naast de verblijfsaccomodatie bevinden zich in deze zone een aantal ondersteunende functies die
complementair zijn met de verblijfsfunctie (elkweerinfrastructuur, congresfaciliteiten, sport- en
ontspanningsterreinen en parkeerplaatsen voor bezoekers). Momenteel zijn er geen plannen om in
deze zone de infrastructuur te wijzigen. De ontsluiting van deze deelruimte wordt zoveel mogelijk
geclusterd met de ontsluiting van deelruimte 2.
3.1.4 Deelruimte 4 : jeugdrecreatie
Ten noorden van het Zeebos wordt de bestaande infrastructuur voor jeugdverenigingen en
jeugdverblijf (gebouwen en naastliggende open speelterreinen) bestendigd.
3.1.5 Deelruimte 5 : bos
Het Zeebos wordt bestendigd als een volwaardig bos. Langzaam-verkeersvoorzieningen kunnen
worden voorzien om het bos toegankelijk te houden. Het bestaande speelbos (grenzend aan de
zuidzijde van deelruimte 4) wordt bestendigd. Ten oosten en ten zuiden van deze deelruimte bevindt
zich de waterloop St-Jansader, welke blijft behouden.
3.1.6 Deelruimte 6 : landbouw
Het huidige gebruik van deze zone als landbouwgebied wordt bestendigd.
Technum 4 Alternatieven NTS 15
3.1.7 Overig
Rondom de golfinfrastructuur wordt in beide alternatieven een wandelpad aangelegd. Het verbindt de
verschillende omliggende functies (Floreal, Duinse Polders, camping, nieuwe ontwikkeling, Zeebos)
met elkaar en met het golfgebeuren. Door een doorsteek te voorzien door de golf zelf wordt het
mogelijk korte en lange wandeltrajecten uit te stippelen en ontstaat er een verbinding tussen de
Polderlaan en het Zeebos.
Ter hoogte van de nieuwe hoofdontsluitingsweg kan op termijn een voetgangersbrug worden voorzien
over de Koninklijke baan. Door deze oversteek ontstaat er een duidelijke langzaam verkeersverbinding
tussen zee en polder die alle functies met elkaar verbindt (duinenzone met eventueel speelduin, nordic
walking, vakantiecentra, golf, approach golf, wandelpark, wonen, ....).
In beide alternatieven wordt aan de randen van het golfterrein waar mogelijk het wandelaarstraject
uitgebreid met publiek toegankelijke parkzones. Ze laden de parkinfrastructuur verder op en zorgen
voor een goede aansluiting tussen het golfterrein en de omliggende functies. Deze zones sluiten qua
landschapsinrichting aan bij het landschap van de golf.
4. ALTERNATIEVEN
Het plan-MER onderzoekt de ruimtelijke implicaties en de al dan niet te milderen milieueffecten van
volgende twee alternatieven:
Alternatief 1 : Bebouwingsveld loodrecht op de Koninklijke baan
Alternatief 2 : Bebouwingsveld aan de Koninklijke baan
Voor elk alternatief wordt nog een bijkomend alternatief voorgesteld (bis) waarbij in plaats van 250
woongelegenheden, 400 woongelegenheden worden voorzien. Deze alternatieven met 400
woongelegenheden zijn het resultaat van een update van het financieel haalbaarheidsonderzoek
(2009) dat uitgevoerd werd door Orientes, naar aanleiding van het verzoek van de Vlaamse
Bouwmeester voor een hoge kwaliteit van de te realiseren toekomstige appartementen.
In de bis-alternatieven wordt voor een maximum van 400 woongelegenheden gerekend op een
bebouwbaar volume van 38.000 m² en ongeveer 480 parkeerplaatsen. Verder zijn er geen verschillen
met de basisalternatieven.
Het nulalternatief is het alternatief waarbij het plan niet gerealiseerd wordt. In het plangebied wordt
tegen 2025 geen verdere invulling van de huidige bestemming (TRP-gebied) verwacht.
4.1.1 Alternatief 1 : bebouwingsveld loodrecht op de Koninklijke baan
In dit alternatief loopt het golfterrein gedeeltelijk door tot aan N34 en vormt zo mee het visitekaartje
van de site. Het bebouwingsveld wordt gepositioneerd tussen Floreal en Duinse polders en dit
loodrecht op de Koninklijke baan. Daarbij wordt er voldoende afstand gehouden tussen het woonveld
en de Duinse Polders. Door deze centrale positionering heeft iedereen ofwel zicht op het golfterrein, op
de duinen of op een groene parkzone ten oosten van het bouwveld. Het parkeren wordt georganiseerd
binnen het bouwveld met ongeveer 300 parkeerplaatsen.
De ontsluiting wordt georganiseerd via een nieuwe weg vanaf de Koninklijke baan. Om het aantal
kruispunten op de N34 te beperken wordt geopteerd om de ontsluiting van de Duinse Polders aan te
takken op deze nieuwe infrastructuur. De nieuwe ontsluitingsas wordt beëindigd door
parkeerinfrastructuur ten behoeve van bezoekers (onder andere van de golfinfrastructuur). Het is ook
hier dat het golfclubhuis kan worden gepositioneerd (al dan niet binnen het bouwveld).
Figuur 8 stelt bij wijze van voorbeeld één van de onderzoeksmaquettes voor. Dit beeld is louter een
verkennende piste en is geen definitief (voor)ontwerp.
NTS 16 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Figuur 7 Alternatief 1 bebouwingsveld loodrecht op de Koninklijke baan
Figuur 8 Onderzoeksmaquette Alternatief 1(bebouwingsveld loodrecht op de
Koninklijke baan)
4.1.2 Alternatief 2 : bebouwingsveld aan de Koninklijke baan
Door de positionering van de bebouwing aan de rand van het gebied kan het golfterrein als een
duidelijk, continu park worden vormgegeven. Het bebouwingsveld wordt gepositioneerd langsheen de
Koninklijke baan tussen de vakantiecentra Floréal en Duinse Polders. Hierdoor krijgt de bebouwing een
meer prominente plaats langs de Koninklijke baan waarbij de mogelijkheid ontstaat om deze zone te
ontwikkelen als een echt eind- of beginpunt van de bebouwing langs de dijk, die in het verlengde
Technum 4 Alternatieven NTS 17
hiervan ligt. De Graaf Jansader die het bebouwingsveld doorkruist kan ingezet worden als een
structurerend landschappelijk element dat kan bijdragen tot de ruimtelijke kwaliteit van de
woonomgeving. Het parkeren wordt georganiseerd binnen het bouwveld met ongeveer 300
parkeerplaatsen.
Voor de ontsluiting van de bebouwingscluster worden twee varianten A en B vooropgesteld, of een
combinatie van de twee (C).
A. De cluster wordt ontsloten via een nieuwe (korte) insteek vanuit de Koninklijke baan aan de
westzijde van de Duinse Polders. Om het aantal kruispunten op de Koninklijke baan tot een
minimum te beperken wordt geopteerd om de ontsluiting van de Duinse Polders in deze
variant ook op deze nieuwe ontsluitingsweg aan te takken.
B. Om het aantal kruispunten op de Koninklijke baan tot een minimum te beperken wordt
geopteerd op het bebouwingsveld te ontsluiten via een zijtak aan de bestaande toegangsweg
richting Floréal aan de noordzijde van het vakantiecentrum.
C. De ontsluiting van het bouwveld kan ook georganiseerd worden door een combinatie van de
twee toegangen bv. aan Floréal inrit en aan Duinse Polders uitrit of omgekeerd, of in- en uitrit
aan zowel Floréal als Duinse Polders.
Figuur 10 stelt bij wijze van voorbeeld één van de onderzoeksmaquettes voor. Dit beeld is louter een
verkennende piste en is geen definitief (voor)ontwerp.
Figuur 9 Alternatief 2 bebouwingsveld aan de Koninklijke baan
NTS 18 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Figuur 10 Onderzoeksmaquette Alternatief 2 (bebouwingsveld parallel met de
Koninklijke baan)
4.1.3 Te onderzoeken varianten
Binnen de voorgestelde alternatieven kan aan de randen van het golfterrein een bijkomende
bebouwing gerealiseerd worden. Drie zones komen hiervoor in aanmerking (Figuur 7 en Figuur 9) :
a. Ter hoogte van de Polderlaan (wonen langs de toegang tot het golfpark);
b. Ten zuidwesten van de Duinse Polders (vb. wonen in combinatie met golfclub);
c. Ten zuidoosten van de Duinse Polders (ontsluiting woningen in combinatie met de Duinse
Polders, ook het scoutslokaal kan hierop worden aangesloten).
De locatie van deze drie zones wordt weergegeven in Figuur 7 en Figuur 9. Deze bijkomende
wooneenheden worden dan in mindering gebracht bij het aantal wooneenheden voorzien binnen
deelruimte 2.
Het woongebied ter hoogte van de Polderlaan (ca. 0,26 ha), dat opgenomen wordt binnen de
plancontour (zie §2.1), sluit aan bij zone a voor bijkomende bebouwing aan de rand van het
golfterrein. Dit gebied is momenteel woonzone (binnen het RUP Polderlaan) en zal binnen het PRUP
Strategisch Projectgebied De Sol woongebied blijven. Deze woonzone behoort dus niet tot de
woonzones waarvoor alternatieve liggingen besproken worden in het plan-MER (zones a, b en c) en
staat los van het maximum aantal wooneenheden binnen de deelruimte golf.
5. BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE
5.1 Discipline Bodem
Het studiegebied bevindt zich in de polder, een uiterst vlak gebied. Enige microreliëf is wel aanwezig,
in de vorm van overblijfselen van de kreekruggen (ter hoogte van het evenemententerrein en het
vakantiecentrum Duinse polders), de oevers van de waterloop Graaf Jansader en het restant van de
duinovergang naar de polder (in het noordnoordwest van het plangebied).
De bovengrond in het plangebied bestaat uit zavel tot lichte en zware klei. Het grootste gedeelte van
het gebied bestaat uit wei- en akkerland. Verder is er langsheen de randen van het plangebied nog
discontinue bebouwing en recreatievoorzieningen (vakantiecentra, camping e.d.) aanwezig. Het oosten
van het plangebied is in gebruik als provinciaal domein (Zeebos). De luchtfoto waarvan de opname
dateert van 2006 geeft een beeld van het huidig bodemgebruik (Figuur 2).
Technum 5 Beschrijving referentiesituatie NTS 19
5.2 Discipline Water
Het grondwater in het plangebied bevindt zich op een diepte van 1,0 tot 1,5 m-mv. In het volledige
plangebied wordt het grondwater aangeduid als zeer kwetsbaar voor verontreinigingen. De
grondwaterkwaliteit in het plangebied is voldoende, alleen de ammoniumconcentratie is relatief hoog.
Dit wordt verklaard door het agrarisch gebruik van het gebied. In het studiegebied is ook verzilt
grondwater aanwezig op een diepte van 15-20 m-mv (in het westen stijgend naar <2 m-mv) (Figuur
11).
In de polders wordt de waterhuishouding kunstmatig geregeld vanuit het oogpunt van de
landbouwbedrijfsvoering. In en grenzend aan het plangebied zijn twee waterlopen aanwezig: de Sint-
Jansader en de Graaf Jansader (Figuur 11). Deze zijn kunstmatig aangelegd (zogenaamde
polderwaterlopen) en hebben een goede structuurkwaliteit. De globale waterkwaliteit is echter slecht
(de meeste basiskwaliteitsnormen worden overschreden), beide waterlopen zijn matig verontreinigd,
maar vertonen een verbeterende trend. Deze slechte waterkwaliteit wordt onder meer veroorzaakt
door de aanwezigheid van overstorten. In Figuur 12 wordt een impressie van beide waterlopen
gegeven.
Figuur 11 Verziltingskaart (m-mv)
NTS 20 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Figuur 12 Impressie waterlopen (Graaf Jansader en Sint-Jansader)
5.3 Discipline Fauna en Flora
De natuurwaarden in en nabij het studiegebied kunnen verdeeld worden over 3 deelgebieden.
Het Provinciedomein ‘Het Zeebos’ (deelgebied 1) is 34 ha groot en ligt net achter de kustlijn ten
oosten van Blankenberge centrum en maakt deels deel uit van het plangebied. Ongeveer de helft van
het gebied bestaat uit aangeplant loofbos met dominantie van zwarte els, witte abeel en
populierensoorten. Daarnaast is ca. 8,6 ha weiland. Momenteel (2011) worden 6 ha akkers ten
noordoosten van de loofhoutaanplant omgezet in weiden met laantjes, om bijkomend biotoop te
creëren voor weidevogels. Qua vegetatie vinden we in de noordelijke weilanden van het
provinciedomein de grootste soortenrijkdom terug in de natte depressies en de randen. Verschillende
soorten grassen, zeggen en russen komen hier voor, zoals o.a. ruw beemdgras, kamgras, liesgras,
greppelrus, zeegroene rus, zomprus, oeverzegge, ruige zegge en valse voszegge. Ook andere planten
zoals rode ganzenvoet, akkermelkdistel, vijfvingerkruid en rode waterereprijs werden door het INBO
geïnventariseerd (2004) in de weides. Qua vogelsoorten worden in het provinciaal domein sperwer,
bruine kiekendief en torenvalk regelmatig geobserveerd. In de aanplantingen werden o.a. patrijs,
fazant, groene specht, kneu, fitis, tjiftjaf, grasmus en winterkoning geïnventariseerd (INBO, 2004). In
de noordelijke weiden met vochtige depressies komen eenden (o.a. slobeend en bergeend) en
steltlopers (o.a. scholekster, tureluur, kievit) jaarrond voor zowel als broedvogels als als wintergasten.
Langs de rietkragen en het struikgewas aan de Sint-Jansader werden door het INBO in 2004
(mogelijke) broedgevallen van rietzanger en cetti’s zanger geïnventariseerd.
Op de biologische waarderingskaart wordt het beschouwde deelgebied 1 over het algemeen als
biologisch waardevol (N: loofhoutaanplant; Hp: soortenarm permanent cultuurgrasland) ingekleurd,
met hier en daar een aantal zeer waardevolle elementen (Figuur 13). Het landbouwgebied in het
zuidoosten van deelgebied 1 heeft weinig tot geen waarde voor de aanwezige fauna en flora. Het
gebied valt wel binnen de afbakening van het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ (Figuur 6). De
akkers kunnen afhankelijk van het gebruik en beheer ervan van beperkt belang zijn voor
overwinterende ganzen of broedende vogels zoals bv. scholekster of bergeend.
Langsheen de Koninklijke baan, ten noorden van het plangebied, ligt een duingordel waarin ook het
natuurreservaat ‘De Fonteintjes’ (20 ha) gelegen is (deelgebied 2). De Fonteintjes zijn een serie van
deels kunstmatige, deels natuurlijke duinplassen, duinrietlanden en duinstruwelen gelegen langs een
4 km lange strook tussen de duinengordel en de kustbaan van Zeebrugge tot Blankenberge. Van mei
tot juni bloeien hier vele orchideeën, zoals o.a. rietorchis, vleeskleurige orchis en bijenorchis. Ook
soorten als addertong, blauwe zeedistel en weegbreefonteinkruid komen voor in het natuurreservaat.
Vogelsoorten zoals dodaar, bergeend en rietgors komen jaarrond voor in het gebied. Zeker voor
rietvogels zijn de rietvelden aan de plassen van groot belang: rietzanger, kleine karekiet, rietgors en
blauwborst vinden er nestgelegenheid. Verder pleisteren in de winter o.a. aalscholver, roerdomp,
tafeleend en kuifeend op en rond de waterplassen. Bij stuwtrekken van vogels in de herfst en lente
vormen de Fonteintjes een ideale rustplaats voor allerlei zangvogels. Ook zeldzamere soorten zoals
visarend, purperreiger of boomvalk werden dan reeds geobserveerd in het gebied. Naast een rijke
vogelpopulatie is er in de Fonteintjes ook een grote insectenrijkdom aanwezig die typisch is voor de
Technum 5 Beschrijving referentiesituatie NTS 21
kustduinen. Tal van kevers, sprinkhanen, zweefvliegen, vlinders en libellen komen er voor. De
levendbarende hagedis profiteert o.a. van deze grote rijkdom aan insecten.
Deelgebied 2 maakt deel uit van het Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief IJzermonding en
Zwin’ en het VEN-gebied ‘De Fonteintjes en Oudemaarspolder’ (Figuur 6). Een deel van het gebied valt
ook binnen de afbakening van het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’. Op de biologische
waarderingskaart wordt het beschouwde deelgebied 2 over het algemeen als biologisch waardevol tot
zeer waardevol ingekleurd (Figuur 13). De vooropgestelde instandhoudingsdoelen in de Speciale
beschermingszones zullen in de referentiesituatie gerealiseerd zijn. Waarbij de naduk ligt op het
terugdringen van vergrassing, verruiging en verstruweling in voornamelijk stuifduinen duingraslanden
en duinvalleien en het terugdringen van invasieve exoten om de kwaliteit van onder meer de duin-
habitattypes (habitattypes 2120, 2130, 2160 en 2180) te verbeteren.
Figuur 13 Biologische waarderingskaart (met aanduiding deelgebieden)
Deelgebied 3 ‘Ontwikkelingszone De Sol’, het westelijke deel van het plangebied, is over het
algemeen weinig waardevol voor de discipline Fauna en Flora. Een deel van de akkers valt weliswaar
binnen het Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ (Figuur 6). Akkers kunnen immers van belang zijn voor
NTS 22 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
overwinterende ganzen of broedende vogels zoals bv. scholekster of bergeend. Op de biologische
waarderingskaart zien we dat er sporadisch kleine biologisch waardevolle zones voorkomen als stippen
tussen de recreatieve infrastructuur (Figuur 13).
5.4 Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
Het huidig landschap is het resultaat van de complexe landschappelijke evolutie van de Vlaamse
kustvlakte. Tot midden 19de eeuw blijft de stad Blankenberge grotendeels beperkt tot het
middeleeuwse stratenpatroon. Door de opkomst van het toerisme en de enorme bevolkingsaangroei in
de 19de eeuw, wordt de stad sterk uitgebouwd. De aanleg van nieuwe straten, de uitvoering van
stedelijke infrastructuur en openbare gebouwen, en de bouw van speciaal op het toerisme gerichte
gebouwen, vormen een constante doorheen de 19de eeuw. In de jaren 1950 worden talrijke campings
ten oosten van de stad gebouwd. In de jaren 1950-1960 is er een belangrijke expansie van de stad in
oostelijke richting, met de aanleg van de straten ten oosten van de Prinsenlaan (appartementen) en
ten zuiden van de Koning Albert I-laan (verkaveling met losstaande eensgezinswoningen). De expansie
zet zich voort in de jaren 1980 met o.m. een aantal woonwijken ten oosten van de stad en de aanleg
van verschillende grootschalige terreinen voor weekendverblijven. Ook de Duinse Polders en de Floreal
dateren uit die periode. Rond het jaar 2000 wordt door de provincie het ‘Zeebos’ aangeplant. Bij de
ontwikkeling van het gebied is in het verleden geen rekening gehouden met de landschappelijke
waarden en de context van het gebied. Hierdoor zijn tevens de zichtrelaties vanuit en naar het
plangebied sterk beperkt.
5.5 Discipline Geluid
Om het aandeel van het wegverkeerslawaai te kennen in het huidige omgevingsgeluid werden
simulatie-berekeningen uitgevoerd. Voor de intensiteiten op de N34 word vertrokken van tellingen
uitgevoerd in de maand juli. Het wegverkeer op de Koning Albert-I-laan zorgt voor de grootste
geluidsbelasting in het studiegebied. De milieukwaliteitsnormen (Vlarem II) worden t.h.v. de woningen
gelegen aan de Koning Albert-I-laan voor zowel de dag-, avond- en nachtperiode momenteel
overschreden.
Bij toetsing aan de richtwaarden (grenswaarden voor een voldoeninggevend akoestisch leefmilieu)
volgens het ontwerp KB ‘91 voor wegverkeerslawaai is er voor de woningen aan de Koning Albert-I-
laan een overschrijding in de avondperiode. Voor de woningen gelegen aan de A. Ruzettelaan worden
de richtwaarden voor de dag- avond – en nachtperiode zelfs telkens onderschreden. Bij toetsing aan
de maximale waarden (grenswaarde tegen overmatige hinder) is echter geen overschrijding in het
studiegebied.
5.6 Discipline Mens – Ruimtelijke aspecten
Het landgebruik in het plangebied betreft in de huidige situatie agrarisch gebied, bos- en natuurgebied
met plaatselijk recreatief medegebruik en verblijfsrecreatie. Opgemerkt dient te worden dat, ondanks
dat het plangebied grotendeels een agrarisch gebruik kent, het gebied planologisch geen agrarische
bestemming heeft. De stadsrand is door de aanwezige functies versnipperd en vormen geen optimale
‘rand’. Ook tussen de clusters verblijfrecreatie, met name de campings en de vakantiecentra, liggen
agrarische percelen.
5.7 Discipline Mens – Mobiliteit
Blankenberge kent, sterk vereenvoudigd, een half cirkelvormige nederzettingsstructuur die wordt
doorsneden door de Koninklijke baan; de belangrijkste baan in het studiegebied. Deze weg verbindt de
verschillende kuststeden en –gemeenten met elkaar. In het centrum splitst deze as zich in twee
subassen. Enerzijds is er de as De Smet de Naeyerlaan–J. de Troozlaan–A. Ruzettelaan, waarlangs de
kusttram rijdt, en anderzijds is er de as Vredelaan–Zuidlaan–Kerkstraat–Koning Albert I-laan waarlangs
het autoverkeer wordt gestuurd. De ruimtelijke structuur is weergegeven op Figuur 14.
Technum 6 Bespreking van de milieueffecten NTS 23
In (de ruime omgeving van) Blankenberge is het beschikbare fietsroutenetwerk eerder beperkt. De
voor fietsers belangrijke assen in de omgeving van het plangebied zijn: N34, A. de Ruzettelaan /
Kustlaan, de Zeebruggelaan, Polderlaan. Globaal genomen hebben de fietsers in de omgeving van de
site de beschikking over relatief goede fietsinfrastructuur. Wel kunnen de fietspaden in de Polderlaan
en op de N34 (gedeelte ten oosten van de kruising met de Ruzettelaan) als te smal worden
beschouwd.
Blankenberge heeft een goed openbaar vervoersnetwerk. De plansite ligt op fietsafstand van het
station van Blankenberge. In (de omgeving van) Blankenberge exploiteert De Lijn De Kusttram
(Knokke-De Panne), Buslijn 33 en Buslijn 38.
Figuur 14 Ruimtelijke structuur site
6. BESPREKING VAN DE MILIEUEFFECTEN
Hoger is aangegeven dat de woonzone ter hoogte van de Polderlaan (zie §2.1) in het plangebied voor
het PRUP De Sol wordt opgenomen. In het eerder opgemaakte plan-MER voor het PRUP De Sol
behoorde deze zone nog niet tot het plangebied, maar was, als onderdeel van het RUP Polderlaan wel
al op zijn milieueffecten onderzocht.
Gezien het reeds uitgevoerde milieuonderzoek, de bestemming (woongebied) van de zone ongewijzigd
blijft en enkel de inrichting zal wijzigen (meergezinswoningen in plaats van eengezinswoningen,
oriëntatie van de woningen, bouwhoogte) en het een kleinschalige ingreep betreft, worden geen
bijkomende of aanzienlijke milieueffecten door de toevoeging van deze woonzone aan het plangebied
van het PRUP De Sol verwacht en blijven de conclusies van het opgemaakte plan-MER geldig.
6.1 Discipline Bodem
De belangrijkste wijzigingen zijn de omzetting van 29,8 ha agrarisch bodemgebruik naar recreatief
gebruik (golf). Voor de inrichting en profilering van het golfterrein (onder andere tees, fairways,
greens, bunkers, eventueel (semi-)roughs en waterpartijen) zal het gebied worden vergraven.
NTS 24 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Waardevolle bodems komen niet voor binnen het plangebied. Door het gebruik van zware machines
tijdens de uitvoering van de werkzaamheden bestaat er een risico op verdichting van de bodems. Dit
heeft een effect op de doorwortelbaarheid van vegetatie en daardoor de leefbaarheid en
standvastigheid van planten en bomen. Effecten van verdichting kunnen optreden in de zones waar
werken gepland zijn. Aangezien een goede bodemstructuur essentieel is voor een optimaal
bespeelbare grasmat (ter hoogte van de tees, greens en fairways) en de ontwikkeling van de vegetatie
in de (semi)roughs en de groene park- en woonzones zal bijzondere aandacht moeten besteed worden
aan het voorkomen of in tweede instantie het milderen van verdichting.
Bij grondverzet tijdens de aanlegfase bestaat daarnaast het risico dat aanwezige verontreinigingen
worden verspreid. Om dit risico te voorkomen dient voldaan te worden aan de terzake vigerende
wetgeving.
6.2 Discipline Water
Betekenisvolle ingrepen met impact op de grondwaterhuishouding zijn de grootschalige vergraving, de
(tijdelijke) bemaling voor de aanleg van de bebouwing (incl. ondergrondse parkeergarage), het
toevoegen van verharde oppervlakte, de drainage en irrigatie van bepaalde delen van het golfterrein
en de eventuele aanpassing van de oppervlaktewaterhuishouding tijdens de aanlegfase. Dit zal globaal
gezien een verdrogend effect hebben. Toegenomen verharding, ondergrondse constructies, bemaling
en drainage kunnen daarnaast door de aanwezigheid van het ondiep gelegen zoet/zout grensvlak
verziltingseffecten veroorzaken (verkleinen van de zoetwaterlens, ondieper voorkomen van zout
grondwater, oppompen en lozen van zout grondwater. Dit effect dient maximaal gemilderd en bij
voorkeur vermeden worden.
Alhoewel de verstoring door de bemaling tijdelijk is, kan de impact toch als betekenisvol beschouwd
worden: een tijdelijke verstoring door bemaling kan het evenwicht dat gedurende vele decennia tot
stand is gekomen langdurig wijzigen. Afhankelijk van de diepte van de bemaling (aantal ondergrondse
bouwlagen), de duur en de uitvoeringswijze kan het evenwicht verstoord worden. De beoordeling is
sterk negatief en milderende maatregelen om de bemalingseffecten te beperken zijn noodzakelijk.
Het plan zal door een toename in verharde oppervlakte en het benodigde drainagesysteem van het
golfterrein in principe tot een versnelde afvoer van hemelwater leiden, wat leidt tot een toename van
piekdebieten met potentiële benedenstroomse wateroverlast (overstroming) tot gevolg. Er dient in
voldoende en eventueel extra berging voorzien te worden zodat de overstortfrequentie niet toeneemt.
Daarnaast zal de aanwezige waterloop Graaf Jansader in een worstcase situatie binnen het
bebouwingsvlak worden verlegd/heraangelegd, waardoor de waardevolle structuurkwaliteit mogelijk
aangetast zal worden. Gezien de waardevolle structuurkwaliteit van de betrokken polderwaterlopen
wordt het behoud van het tracé en de oevers aanbevolen.
Aangenomen kan worden dat voor een golfterrein zoals gepland te Blankenberge de irrigatiebehoefte
ongeveer 15.000 tot 20.000 m³ per jaar zal zijn. De precieze impact van de wijziging van de
waterhuishouding in het golfterrein door irrigatie, is door het ontbreken van een effectief ontwerp nog
niet te becijferen. Voor irrigatie kan grondwater, oppervlaktewater of leidingwater gebruikt worden.
Het gebruik van leidingwater (drinkwater) dient vermeden te worden. Indien grondwater zou gebruikt
worden, kan dat plaatselijk voor verdroging zorgen. Bovendien dient rekening gehouden te worden
met de aanwezigheid van zout grondwater in het plangebied. Vanwege die twee factoren is het
aanbevolen om in het golfterrein de nodige vijvers en waterplassen te voorzien zodat een
watervoorraad beschikbaar is voor irrigatiedoeleinden. Binnen het plangebied is voldoende ruimte
voorhanden om de nodige wateropslag te voorzien. Bij de verder uitwerking van het ontwerp voor het
golfterrein dient een waterstudie uitgevoerd te worden.
Door het gebruik van meststoffen en pesticiden ter hoogte van tees, greens en fairways kan de run-off
en het drainagewater van het golfterrein de waterkwaliteit van zowel het oppervlakte- als het
grondwater in negatieve zin beïnvloeden. Er wordt doorgaans wel aangenomen dat de bemestings- en
pesticidendruk uitgaande van een (ecologisch ) golfterrein kleiner is dan die van een akker (huidig
gebruik). Niettemin dient bij de exploitatie aandacht besteed te worden aan de afstemming tussen
bemesting en pesticidengebruik enerzijds en de irrigatiehoeveelheden anderzijds, om te vermijden dat
Technum 6 Bespreking van de milieueffecten NTS 25
nutrientrijk of met pesticiden beladen water afstroomt of infiltreert. Er zal huishoudelijk afvalwater
geproduceerd worden (afkomstig van de 250 tot 400 wooneenheden, de horeca, het hotel,
golfinfrastructuur) en eventueel vervuild afstromend hemelwater van parkings en wegenis. Er wordt in
een worst case scenario van uitgegaan dat een aansluiting op het bestaande rioleringsstelsel mogelijk
zal zijn maar dat de kans bestaat dat de overstortfrekwentie toeneemt. De ontvangende RWZI Brugge
zal de bijkomende vuilvracht van de recreatieve golfinfrastructuur en de 250 tot 400 wooneenheden
evenwel zonder problemen kunnen verwerken.
6.3 Discipline Fauna en Flora
De belangrijkste negatieve effecten op natuur ten gevolge van de realisatie van het plan en in het
bijzonder de realisatie van het golfterrein en de woonontwikkeling zijn het direct en het indirect
biotoopverlies door wijziging in de waterhuishouding en de verstoring door licht. Direct soortverlies,
barrièrewerking, geluidsverstoring, visuele verstoring en versnippering van natuurwaarden zijn niet te
verwachten. Betekenisvolle positieve effecten voor natuur zijn niet onmiddellijk te verwachten.
Door het permanent ruimtebeslag, door de aanleg van het golfterrein, de wooneenheden en de
toeristisch-recreatieve voorzieningen, zal het bodemgebruik in het plangebied wijzigen, wat
habitatverlies voor de aanwezige fauna zal veroorzaken. Het merendeel van het plangebied is niet of
weinig kwetsbaar voor ecotoopverlies, met uitzondering van de zone van de noordelijke weiden van
het Provinciaal domein die ook aangeduid zijn als Habitatrichtlijn- en VEN-gebied en de duinengordel
die zeer kwetsbaar zijn voor ecotoopverlies. Het grootste deel is in biologisch minder waardevol gebied
gelegen is, een klein deel wordt ingenomen in biologisch waardevol gebied en slechts een fractie van
biologisch zeer waardevol gebied.
Daarnaast kunnen zowel tijdens de aanlegwerkzaamheden als bij exploitatie wijzigingen in de
waterhuishouding van het plangebied en de ruimere omgeving optreden (door toegenomen
verharding, bemaling, drainage en eventuele irrigatie) indien onvoldoende milderende maatregelen
getroffen worden. Hierbij gaat het zowel om mogelijke wijzigingen in waterkwantiteit als in
waterkwaliteit en meer in het bijzonder de zoet-zoutbalans. Hierdoor kunnen aanzienlijke gevolgen
voor de aanwezige fauna en flora optreden indien geen milderende maatregelen getroffen worden. Het
merendeel van het plangebied is echter gekarteerd als niet tot weinig kwetsbaar voor verdroging.
Uitzondering daarop vormt de zone van de noordelijke weiden van het Provinciaal domein die ook
aangeduid zijn als Habitatrichtlijn- en VEN-gebied en delen van de duinengordel (de duinplassen).
Deze zones zijn zeer kwetsbaar voor verdroging. Daarnaast zijn ook ter hoogte van het Zeebos
mogelijk effecten te verwachten indien geen milderende maatregelen getroffen worden. De biologische
waarde van deze gebieden wordt immers onder andere bepaald door de natte ondergrond en door de
aanwezigheid van een zoetwaterlens op het zoute grondwater. De milderende maatregelen die in dat
kader door de discipline water voorgesteld worden, zijn noodzakelijk en leidend voor de verdere
ontwikkeling van het plan tot op projectniveau en noodzakelijk om schade aan het VEN-gebied te
vermijden.
De verlichting van het plangebied zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Afhankelijk van
de locatie van de te verlichten infrastructuur en de intensiteit van de verlichting kan in de rand
verstoring optreden naar het provinciaal domein.
6.4 Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
De keuze voor een bouwveld dwars op de Kustlaan (alternatief 1) zorgt voor een verstoring die de
sequentiële opbouw duinen–polder volgt. Hierdoor blijft in het niet gebouwde gedeelte de sequentie
behouden (voor zover zij niet verstoord is door het huidig gebruik). Het bouwvlak langs de Kustlaan
(alternatief 2) zorgt voor een breuk in de sequentie duinen-polder. Hierbij ontstaat mogelijk een
impact op de waterhuishouding (relatie duinen-polder). Het belangrijkste verschil tussen alternatief 1
en 2 zit in de mogelijkheid om een open-ruimteverbinding te herstellen tussen de duinen en de
achterliggende polder.
NTS 26 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Het bebouwen van de bebouwingsvelden en de aanleg van een golfterrein met bijbehorende
infrastructuur heeft een aanzienlijke visuele impact. Enerzijds laat de nieuwe invulling van het terrein
toe om bestaande verstoringen (camping Dallas, evenementenweide) te verwijderen. Anderzijds zullen
de nieuwe gebouwen, door hun omvang, de perceptieve kenmerken grondig beïnvloeden. De
graafwerken, zowel voor de bouw van de woongelegenheden als voor het golfterrein, hebben mogelijk
een aanzienlijke impact op het archeologisch patrimonium in het gebied.
6.5 Discipline Geluid
Tijdens de aanlegwerkzaamheden zijn de voornaamste geluidsbronnen de werktuigen (graafkraanen
wiellader) die worden ingezet voor de aanleg van het golfterrein en de woongelegenheden in het
gebied. De werkzaamheden zullen van tijdelijke aard zijn en bovendien niet aanpalend aan een
woonkern worden uitgevoerd, waardoor de ernst van de hinder beperkt zal zijn.
De geluidsbelastingstoestand aan wegverkeersgeluid tijdens exploitatie is voor beide
ontwikkelingsscenario’s overeenkomstig met deze volgens de huidige situatie; de belasting van het
project is niet of nauwelijks merkbaar. De verkeersafwikkeling ten gevolge van de geplande situatie
van gebied ‘De Sol’ zal dus geen bijkomende geluidsbelasting genereren.
6.6 Discipline Mens – Ruimtelijke aspecten
Het plangebied wordt in de alternatieven verder ontwikkeld als recreatieve stadsrand: er worden
nieuwe woongelegenheden, verblijfsrecreatie en openluchtrecreatie ingepland. De openluchtrecreatie
is complementair aan de reeds aanwezige voorzieningen in de stad en vormt een geheel met de te
behouden recreatie en recreatief medegebruik. De ontwikkelingen zorgen voor een sterkere
samenhang in het gebied die afgestemd is op het bestaande stedelijke weefsel.
De afname aan bruikbare landbouwgrond is negatief voor de landbouwsector. Ook de afname
verblijfsrecreatie, met name de camping Dallas, is negatief gezien het tekort aan dergelijke low budget
accommodatie aan de kust. Ondanks de negatieve impact op de landbouw en de lowbudget
verblijfsrecreatie is de benutting van de ruimte door meer stedelijke voorzieningen positiever binnen de
afbakening van het stedelijk gebied.
Het medegebruik van ruimtes neemt in de geplande situatie sterk toe. Zo wordt de golf vooropgesteld
als een doorwaadbare golf, waarbij er functionele en recreatieve verbindingen voor langzaam verkeer
voorzien worden door de golf. Ook worden er verschillende gebruiksvormen gecombineerd in
bebouwde volumes. Hierdoor wordt ook de toegankelijkheid van het gebied groter. De ruimtelijke
kenmerken van de publiektoegankelijke delen wijzigen het sociaal veiligheidsgevoel: door de
aanwezigheid van meerdere gebruikers is er in grotere mate visueel contact mogelijk. De interactie
tussen de verschillende functies in het plangebied neemt daardoor ook toe. De aanleg van een
doorwaadbare golf zorgt voor grotere uitwisseling.
De intensiteit van het ruimtegebruik neemt sterk toe ten opzichte van de referentiesituatie. De
intensiteit van het ruimtegebruik binnen het bouwvlak wordt echter veeleer te hoog ingeschat in plaats
van te laag, wat resulteert in relatief kleine gemiddelde woningoppervlaktes (ter grootte van een
tweepersoonsappartement).
6.7 Discipline Mens – Mobiliteit
Het extra verkeer dat door de site wordt gegenereerd zal allemaal gebruik maken van de N34. Daarna
zal dit verkeer zich verspreiden over de overige straten van het verkeersnetwerk. De kruispunten
waarlangs wordt ontsloten en de N34 zullen ook na de realisatie van het plan over een significante
restcapaciteit beschikken. Dit betekent dat, vanuit mobiliteitsoogpunt, extra ontwikkelingen in het
plangebied mogelijk zijn. Met betrekking tot doorstroming en verkeersleefbaarheid worden geen
effecten verwacht. Het voorziene aantal parkeerplaatsen is globaal genomen in overeenstemming met
de berekende parkeervraag.
Technum 7 Passende beoordeling NTS 27
Het plan voorziet in een aantal bijkomende langzaamverkeersrelaties, wat positief is. Inzake de relaties
met het openbaar vervoer zijn negatieve effecten te verwachten door de aanwezigheid van de
tramhalte op de N34 in relatie tot de nieuwe ontsluiting op de N34 ten westen van de Duinse Polders
in beide alternatieven.
7. PASSENDE BEOORDELING
Vanwege de aanwezigheid van speciale beschermingszones Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden
inclusief IJzermonding en Zwin’ (BE 2500001), Habitatrichtlijngebied ‘Polders’ (BE 2500002) en
Vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ (BE 2500932) is een Passende beoordeling opgesteld waarin de
effecten van het plan op de Europees beschermde gebieden en soorten van de Habitat- en
Vogelrichtlijn, ter hoogte van het studiegebied worden beoordeeld.
In de habitatrichtlijngebieden zal geen direct habitat- of soortverlies zijn. Een sterk negatief effect kan
wel veroorzaakt worden door de wijzigingen in waterhuishouding die enerzijds ten gevolge van de
aanlegwerkzaamheden (bemaling) en anderzijds ten gevolge van het artificiële waterbeheer van het
golfterrein kan veroorzaakt worden, indien geen milderende maatregelen getroffen worden. Op die
manier kan er onherstelbare schade optreden. Indien afdoende milderende maatregelen getroffen
worden om de waterhuishouding in de Habitatrichtlijngebieden niet te wijzigen, zullen de effecten
herleid kunnen worden tot niet significante effecten. De milderende maatregelen die in dat kader door
de discipline water voorgesteld worden, zijn noodzakelijk en leidend voor de verdere ontwikkeling van
het plan tot op projectniveau.
Gezien de beoordeling van de wijziging in grondwaterhuishouding vanuit de discipline water sterk
negatief is en het in het huidige voorliggende plan niet gegarandeerd is dat de milderende
maatregelen in dat kader afdoende meegenomen zullen worden, kunnen significant negatieve effecten
tot op heden niet uitgesloten worden. Dit aspect dient in detail verder onderzocht te worden in een
Passende beoordeling op projectniveau
8. WATERTOETS
De watertoets geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de
vergunningverlening. Op basis van onderstaande tabel wordt beoordeeld of de betrokken activiteit een
schadelijk effect op het watersysteem kan doen ontstaan dat vermijdbaar is.
Tabel 1 Elementen van de watertoets
Effectgroep Milieueffect van het plan Maatregelen
Ingreepgroep “Aanleggen van golfterrein, gebouwen en wegen (verhardingen en ondergrondse
constructies)”
Gewijzigd
overstromingsregime
Het plangebied wordt op de
watertoetskaarten aangeduid als mogelijk
overstromingsgevoelig (poldergebied). Er
zijn geen meldingen van effectieve
wateroverlast. Het bouwproject vormt
slechts een fractie van het in te richten open
gebied. De bergingscapaciteit van de
aanwezige waterlopen wijzigt niet.
De wetgeving inzake hergebruik van
hemelwater, infiltratie en buffering
dient toegepast. Het geplande
golfterrein en de nodige
waterpartijen voor irrigatie kunnen
een bijkomende bufferende werking
hebben. Koppeling (hergebruik van
water) tussen bouwproject en
golfproject is aanbevolen.
Gewijzigde infiltratie naar
grondwater en gewijzigde
afstroming
De verharde oppervlakte in het plangebied
zal toenemen door het plan (bouwproject,
wegenis). In het golfproject is drainage en
irrigatie voorzien.
Gezien de hoge grondwaterstand en de
Het bouwproject en de verhardingen
dienen minimaal aan de bepalingen
van de verordening hemelwater te
voldoen. Ook voor het golfterrein
dienen de principes (vasthouden,
bergen en vertraagd afvoeren)
NTS 28 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Effectgroep Milieueffect van het plan Maatregelen
aanwezigheid van kleibodems zullen de
huidige infiltratiemogelijkheden eerder
beperkt zijn met als gevolg dat vooral ook
aandacht moet besteed worden aan de
opvang en hergebruik van hemelwater
enerzijds en vertraagde afvoer anderzijds.
maximaal toegepast te worden in het
golfontwerp. Afstromend hemelwater
van het bouwproject kan voor
irrigatiedoeleinden in de golf
aangewend worden.
Gewijzigde grond- of
oppervlaktewaterkwaliteit
Het plangebied is in een gebied met verzilt
grondwater gesitueerd. Bij bemaling voor
constructiedoeleinden of drainage voor het
golfterrein kan de grondwaterkwaliteit
aangetast worden. Bij aansluiting van het
afvalwater op de riolering kan de
overstortfrequentie op de waterlopen
toenemen. Door een onaangepast
bemestingsregime (in het golfterrein) kan de
kwaliteit van het oppervlaktewater
achteruitgaan. Indien tijdens de aanlegfase
(of gebruiksfase) calamiteiten, zoals
brandstof- of olielekken optreden kan
bodemverontreiniging ontstaan. Indien deze
bodemverontreiniging niet onmiddellijk
wordt gesaneerd kan er infiltratie naar het
grondwater optreden en er
grondwatervervuiling veroorzaken.
Er zijn geen verontreinigingen gelegen
binnen of nabij het plangebied. Er is geen
risico op het verplaatsen van bestaande
verontreinigingen door bemaling (wel van
verzilt grondwater).
Door de verandering in gebruik van akker
naar golf zal de kwaliteit van grond- en
oppervlaktewater eerder licht verbeteren.
Bij bemaling dienen maatregelen
genomen te worden om de
invloedssfeer van de bemaling te
beperken (door retourbemaling of
door een aangepaste
uitvoeringstechniek toe te passen
zoals bijvoorbeeld werken in een
gesloten bouwput). Permanente
drainage van ondergrondse
constructies dient vermeden te
worden. Het golfterrein kan best
hydrologisch geïsoleerd worden van
de nabijgelegen natuurlijke gebieden.
In het kader van de op te maken
inrichtingsstudie dient verder
detailonderzoek te gebeuren naar de
optimalisatie van de waterbalans
voor het golfproject waarbij het
gebruik van grondwater dient
vermeden te worden en integratie
met het bouwproject dient
nagestreefd te worden.
Er dient voldoende berging in de
riolering voorzien te worden teneinde
een verhoogde overstortfrequentie te
vermijden. Bemesting en irrigatie van
het golfterrein dient afgestemd op de
behoefte en moet verontreiniging
van grond- en oppervlaktewater
voorkomen.
Vervuild afstromend hemelwater via
een koolwaterstofafscheider lozen,
nutrientrijk drainage of
oppervlaktewater dient via
natuurlijke waterzuivering behandeld
te worden.
Gewijzigd
grondwaterstromings-
patroon
Het plangebied wordt volgens de
watertoetskaarten grotendeels aangeduid
als zeer gevoelig voor ingrepen met een
effect op de grondwaterstroming, vanwege
het vrij ondiep voorkomen van grondwater
en de aanwezigheid van een zoet-zout
grensvlak.
Het golfterrein zal een geïsoleerd
hydrologisch systeem krijgen, waardoor
effecten op de omgeving worden voorkomen
Geen permanente drainage van
ondergrondse constructies, bemaling
tijdens de aanlegfase van het
bouwveld dient verstoring van het
zoet-zout grensvlak te vermijden
(retourbemaling, gesloten bouwput,
...). Een efficiënt ontwerp van de
beregeningsinstallatie met minimaal
waterverbruik en een optimaal
hergebruik van hemelwater in het
gebied is wenselijk.
Ingreepgroep “Wijzigingen van bodemgebruik”
Vegetatiewijziging Door de verandering in gebruik van akker Maximaal hergebruik van hemelwater
Technum 8 Watertoets NTS 29
Effectgroep Milieueffect van het plan Maatregelen
naar golf zal het gebied permanent onder
vegetatie liggen (golfterrein) waardoor
erosie en run-off zal afnemen. Door de
drainage van het golfterrein kan de afvoer
van hemelwater versneld worden. Door de
realisatie van een bebouwde zone zal de
afvoer van hemelwater versneld worden
indien niet hergebruikt of gebufferd wordt.
voor irrigatiedoeleinden, opslag in
waterpartijen in het golfterrein
Ingreepgroep “Reliëfwijzigingen
Wijziging van de afvoer door
wijziging van reliëf
Door de inrichting van het golfterrein zal het
reliëf van het plangebied plaatselijk wijzigen
waardoor de afvoer van hemelwater en
grondwater kan wijzigen..
Bij het ontwerp dient ernaar
gestreefd te worden dat de globale
afvoer van het gebied niet zal
wijzigen. Een golfontwerp dat
rekening houdt met het aanwezige
landschap (polder) verdient de
voorkeur en een hydrologische
isolatie van het terrein is gewenst (in
de zin van een golf zonder impact op
het watersysteem van de omliggende
natuurlijke gebieden en zonder
negatief effect op het zoet-zout
oppervlak).
Ingreepgroep “Wijziging van het aantal punt- en/of diffuse bronnen”
Lozingen Bij het bemalen wordt grondwater
opgepompt dat dient te worden afgevoerd
of te worden geïnfiltreerd.
Het afvalwater van het bouwproject zal via
een gescheiden rioolstelsel worden
afgevoerd naar de RWZI. De toename van
deze vuilvracht zal minimaal zijn in
vergelijking met de totale capaciteit van de
ontvangende RWZI.
Door wijziging in bodemgebruik (van
landbouwgebruik naar golfterrein) zal de
bemestingsdruk in globaliteit afnemen.
Bemalingseffecten zijn tijdelijk maar
gezien de aanwezigheid van verzilt
grondwater dienen maatregelen
voorzien te worden om verstoring
van het zoet-zout grensvlak te
vermijden (beperken duur bemaling,
retourbemaling, bemaling in gesloten
bouwput).
Door aansluiting van de nieuwe
vuilvracht van het bouwproject mag
de overstortfrequentie niet
toenemen. Voldoende berging in het
rioleringsstelsel moet voorzien
worden.
Ingreepgroep “Aanpassing aan de bedding en structuur van de waterloop”
Toename/bestendiging van
vismigratieknelpunten in de
waterloop
De bestaande waterlopen zullen behouden
blijven. In een slechtste geval zal de Graaf
Jansader plaatselijk ter hoogte van het
bouwproject heraangelegd worden tijdens
de aanlegfase.
Geen specifieke maatregelen nodig
gezien enkel een mogelijk tijdelijk
effect
Wijziging van de
structuurkwaliteit van de
waterloop met verlies van
de habitatdiversiteit
Door het plan zal eventueel een klein deel
van de waterloop Graaf Jansader worden
verlegd/heraangelegd, waardoor de fysische
structuur wordt aangetast.
Behoud van de huidige loop van de
betrokken waterlo(o)pen wordt
aanbevolen. Bij de herinrichting
dienen natuurtechnische oevers
gerealiseerd te worden.
NTS 30 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
9. MILDERENDE MAATREGELEN
9.1 Discipline Bodem
Mildering van de profielverstoring (en grondverzet) kan door het beperken van de te
vergraven oppervlakte. Eventueel kan het nog op te maken golfontwerp hiermee rekening
houden en een aantal zones vrijwaren van reliëfwijziging, bodemverstoring en verdichting. De
voorkeurszone is de niet verstoorde zone. Mogelijkheden zullen zich zeker aanbieden waar de
(semi-)roughs voorzien worden. Profielverstoring kan eveneens deels beperkt worden door de
verschillende bodemlagen afzonderlijk af te graven en te stockeren in afwachting van
maximaal hergebruik, met respect voor de oorspronkelijke gelaagdheid. Dit geldt zeker
(minstens) voor de teelaardelaag en kan toegepast worden in het volledige plangebied.
Verdichting van de bodem vermijden waar de bodem naderhand opnieuw vegetatie zal
dragen (golfterrein) en bij voorkeur preventief door onder andere het uitvoeren van de
werken in droge omstandigheden of het toepassen van verdichtingsbeperkende maatregelen
zoals het gebruik van rijplaten en het strikt afbakenen van werkstroken. Indien toch
verdichting is opgetreden dienen curatieve maatregelen te worden toegepast (herstel van de
bodemstructuur door frezen).
Ongekende verontreiniging of verontreiniging van de bodem die optreedt tijdens de werken
zal via de grondverzetregeling en door controle van het machinepark gedetecteerd en gepast
gemilderd moeten worden.
Inzake grondverzet dient gestreefd te worden naar een gesloten grondbalans, zowel voor het
woonontwikkelingsproject als voor het golfproject en naar duurzaam materialenbeheer
waarbij de grond efficiënt en milieukundig verantwoord gebruikt wordt. Grondoverschotten
dienen maximaal binnen het plangebied herbruikt te worden, waarbij de regels van het
grondverzet (VLAREBO) uiteraard gevolgd dienen te worden. Maximale afstemming tussen
het bouwproject en de aanleg van het golfterrein op dit vlak wordt aanbevolen. Indien
mogelijk dienen de uitgravingen geologisch selectief te gebeuren teneinde de ontgraven
grond zo hoogwaardig mogelijk te kunnen inzetten en de aanvoer van primaire delfstoffen
(zand, grind) maximaal te beperken.
9.2 Discipline Water
De verharde oppervlakte dient zo veel mogelijk beperkt te worden en er dienen doorlatende
verhardingen te worden voorzien. Opvang en gebruik van hemelwater en vertraagde afvoer
dienen nagestreefd te worden. Er moeten voldoende infiltratie- en buffervoorzieningen
voorzien worden en de bergingscapaciteit van de aanwezige waterlopen dient gevrijwaard te
worden. De oppervlakte te draineren golfterrein dient beperkt te blijven. Bij voorkeur worden
enkel de greens, tees en bunkers gedraineerd.
Bij het ontwerp van het golfterrein en de bebouwing dient rekening gehouden te worden met
de aanwezigheid van het zoet-zout grensvlak en de omliggende natuurwaarden (Fonteintjes,
noordelijke weiden en Zeebos). Door retourbemaling of door een aangepaste
uitvoeringstechniek toe te passen (werken in een gesloten bouwput) kan vermeden worden
dat het zout grondwater aangetrokken of verplaatst wordt.
Nagekeken dient te worden om het golfterrein hydrologisch te isoleren van de nabijgelegen
natuurlijke gebieden. Een uitgebreid onderzoek naar de kenmerken van de plaatselijke
(grond)waterhuishouding voorafgaand aan het ontwerp van het golfterrein is aangewezen.
Aanbevolen wordt om voor het irrigeren van het golfterrein in eerste instantie opgevangen
hemelwater aan te wenden (ook afkomstig van dakoppervlaktes), eventueel in combinatie
met oppervlaktewater afkomstig van de waterlopen in het plangebied (Graaf Jansader en
Sint-Jansader). Dit water kan in vijvers en waterplassen in het golfterrein verzameld worden.
Technum 9 Milderende maatregelen NTS 31
Eventuele nieuwe waterpartijen in het golfterrein of het bebouwde gebied dienen indien de
plaatselijke ondergrond het toelaat, een infiltrerende, bergende en/of een bufferende functie
te hebben. Functies zoals bluswater- en irrigatiewater kunnen eventueel gecombineerd
worden. Nieuwe waterpartijen en grachten dienen een natuurtechnische afwerking te krijgen
met de nodige aandacht voor een goede structuuurkwaliteit. Indien de waterkwaliteit niet
optimaal is, dient in een voorzuivering (bv. via een rietgracht-inlaat of een rietveld) voorzien
te worden. De dimensionering van de waterpartijen dient zodanig te zijn dat ze bij irrigatie
enerzijds nooit droogvallen en anderzijds een minimale irrigatiebehoefte van minimum twee
maanden bieden om lange droogteperiodes te overbruggen.
Het tracé van de Graaf Jansader en de Sint-Jansader dienen in het ontwerp van het
golfterrein en/of het ontwerp van de bebouwde oppervlakte ruimtelijk geïntegreerd te
worden, met voldoende ruime oeverzones en een natuurtechnisch profiel. Eventuele
wijzigingen aan het dwarsprofiel of het lengteprofiel (bodemverhang) mogen geen stroomop-
of –afwaartse afvoerproblemen veroorzaken. Hierbij moeten maatregelen genomen worden,
om een toename van de overstortfrequentie op de waterlopen Graaf Jansader en St.-Jansader
te voorkomen
Het hemelwater van de gebouwen dient opgevangen te worden in een hemelwaterput en
gescheiden van het afvalwater worden afgevoerd (verplicht). De overige verhardingen
betreffen geen grote oppervlaktes waardoor geen effect van de verhoogde afvoer verwacht
wordt. De benodigde riolering voor het bouwvlak zal worden aangesloten op het bestaande
rioleringsstelsel.
Ter bescherming van de oppervlaktewater- en grondwaterkwaliteit dient een optimale
afstemming te gebeuren tussen irrigatieregime en het toedienen van bemesting, teneinde
run-off of infiltratie van nutrientrijk water te beperken.
9.3 Discipline Fauna en Flora
Vrijwaren bestaande natuurwaarden
o De bestaande ecologisch waardevolle elementen dienen in eerste instantie maximaal
behouden te worden. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de kleine landschapselementen
(KLE’s). De natuurelementen dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven en
geïntegreerd te worden in het golfterrein.
o Maatregelen om verdroging en wijziging in de zoet-zout balans te vermijden en zo de
nationaal en internationaal beschermde natuurwaarden te vrijwaren, zijn noodzakelijk.
Dit zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase. Focus ligt daarbij o.a. op de
noordelijke weiden grenzend aan het Zeebos, maar ook op het Zeebos zelf en de
verderaf gelegen duingebieden. De milderende maatregelen die geformuleerd worden in
het kader van de discipline water zijn noodzakelijk en leidend voor de verdere
ontwikkeling van het plan tot op projectniveau.
o Belangrijke permanente geluidseffecten worden niet verwacht. Toch is het belangrijk
tijdens de aanlegfase voor zover mogelijk geluidsintensieve werkzaamheden te beperken
tijdens het broedseizoen (maart-juni).
o De verlichting van de verschillende deelruimtes dient zoveel mogelijk beperkt te worden.
Bij het ontwerp van de verlichting dient de nodige aandacht besteed te worden aan het
vermijden van onnodige lichtverstrooiing. Gebruik maken van gebundeld licht met
lampkappen is hierbij noodzakelijk. De dichtheid van verlichtingspunten dan wel de
intensiteit ervan dient zo laag mogelijk te zijn. Voor zover mogelijk dient de hoogte van
de verlichtingspunten laag gehouden te worden.
NTS 32 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Benutten van kansen voor natuurontwikkeling (tijdens aanleg en beheer)
o Een woonzone, een toeristisch recreatieve cluster en een golfterrein dat ook
natuurelementen bevat, kan op verschillende vlakken een belangrijke meerwaarde
betekenen. Daartoe is het belangrijk om enerzijds de principes van natuurtechnische
milieubouw te hanteren in het uittekenen van plannen tot op uitvoeringsniveau en
anderzijds is het belangrijk om, waar mogelijk, bewust ruimte te voorzien voor
natuurelementen die niet alleen een biologische waarde hebben maar ook visueel
aantrekkelijk kunnen zijn. Het RUP kan deze natuurontwikkeling bijvoorbeeld
ondersteunen door het voorzien van een overdruk natuurverweving.
o Als basisfunctie zou het golfterrein als ecologische verbindingszone doorheen het
landschap moeten kunnen functioneren. Daarom dient het golfterrein op een ecologisch
en natuurvriendelijke manier aangelegd en beheerd te worden. Dit kan door bij de
aanleg, de inrichting en het beheer expliciet aandacht te besteden aan de doelen voor de
gewenste natuurontwikkeling, de condities (bv. ruimtelijke condities zoals oppervlakte)
waaronder de gewenste natuur gerealiseerd moet worden en het beheer van het terrein
dat op de doelen afgestemd moet zijn.
o Bij het uitwerken van een visie is het in eerste instantie essentieel om rekening te
houden met de bestaande natuurelementen die op het terrein en in de omgeving
aanwezig zijn. Concreet kunnen bijvoorbeeld volgende aanbevelingen gegeven worden
voor het verder uittekenen van het golfterrein:
Wat betreft het zaaien, is de beste garantie voor een baan met weinig onderhoud,
beperkte toepassing van bemesting en bestrijdingsmiddelen, een baan met een goed
gesloten grasmat. Dit geldt voor alle intensief bespeelde delen (greens, tees,
fairways). Bodemvoorbereiding, inzaai en aanvangsbemesting zijn daarom
essentieel.
Wat betreft het onderhoud, zal bemesting op de tees en greens noodzakelijk zijn. Er
dient naar gestreefd te worden dat het zaaien en maaien op dusdanige wijze
plaatsvindt dat na het eerste jaar slechts beperkte bemesting nodig is op deze
plaatsen. Bemesting buiten de tees en greens gebeurt niet.
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen dient zoveel mogelijk vermeden te worden.
Bij de uitwerking van een beplantingsplan dient men te streven naar een maximaal
gebruik van standplaatsgeschikte, inheemse en streekeigen soorten. Daartoe is het
interessant om op projectniveau na te gaan welke plantensoorten actueel voorkomen
in de omgeving van het projectgebied en op die basis een lijst op te stellen van aan
te wenden plantensoorten.
Natte gebieden en waterpartijen met goede waterkwaliteit dienen voorzien te
worden. De ontwikkeling van natuurlijke moerasvegetaties en ruigtes is bv.
interessant voor soorten die ook in de vochtige noordelijke weiden van het
provinciaal domein Zeebos voorkomen. Het creëren van een ecologische verbinding
tussen de zones is dan één van de aandachtspunten.
Waterpartijen dienen voorzien te worden van natuurvriendelijke oevers en ecologisch
ingericht te worden.
Voor de inrichting van rietmoerassen (en andere vegetaties) dient bij voorkeur
gebruik gemaakt te worden van zaden of plantmateriaal van in of nabij het
studiegebied zelf. Beperkte beplanting of inzaaiing is hierbij gewenst, zodat een
spontane ontwikkeling van vegetaties in de hand gewerkt wordt.
Technum 9 Milderende maatregelen NTS 33
Voor het volledige golfterrein dient een beheerplan opgesteld te worden met o.a.
aandacht voor volgende punten die een effect kunnen hebben op fauna en flora:
- Het beperken van bemesting en gebruik van pesticiden.
- Het vastleggen van een specifiek graslandbeheer met een geschikt maairegime.
Voor de speelzones van het golfterrein zal een strikt maaibeheer moeten
gevolgd worden volgens de noden van de golf. Voor de omgevende zones
(semiroughs en roughs) kan een aangepast maaibeheer opgezet worden. Het is
aangewezen om het beheer periodisch te evalueren en waar nodig bij te sturen.
- Het vastleggen van het beheer van de natte zones op het terrein (oeverbeheer,
waterkwaliteitsmonitoring en dergelijke)
- Het voorzien van ruimte voor natuurlijke vegetatie-ontwikkeling
De infrastructuurvoorzieningen op het golfterrein worden bij voorkeur zo ver
mogelijk in het noordwesten van de deelruimte voorzien in aansluiting op de
bebouwing in de deelruimtes voor woon- en toeristisch recreatieve ontwikkeling.
De voorziene bebouwing voor het woongedeelte en de toeristisch-recreatieve cluster kan
voorzien worden van een aantal natuurvriendelijke maatregelen, zoals bv. het voorzien van
streekeigen en standplaatsgeschikte beplanting, het aanbrengen van nestkastjes voor vogels,
het voorzien van breed overstekende dakranden en voor vleermuizen toegankelijke
spouwmuren.
Wat betreft ontsluitingswegen kan mogelijke versnippering worden gemitigeerd door
faunapassages mee te nemen in het ontwerp van de weg. De inrichting van het gebied
rondom de weg dient hierbij eveneens aangepast te worden door begeleidende beplanting in
het ontwerp op te nemen.
9.4 Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
Zoals eerder aangegeven zijn effecten met betrekking tot erfgoedwaarden niet te compenseren. Het
komt er bijgevolg in eerste instantie op aan om die effecten zo veel mogelijk te vermijden en, waar dat
niet kan, de negatieve impacten maximaal te reduceren. Mildering is enkel van toepassing om bv.
ongewenste visuele impacten te verzachten.
Om de impact inzake landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie te minimaliseren dienen volgende
principes vertaald te worden binnen het RUP:
Beperken van reliëfwijzigingen om de landschappelijke eigenheid van het polderlandschap te
bewaren. Hiervoor moet het aantal en de omvang van de reliëfwijzigingen zoveel als mogelijk
worden beperkt, zowel in het golfterrein als in het bebouwingsveld waardoor niet enkel de
landschappelijke impact, maar wordt ook de impact op de geomorfologie en archeologie
beperkt wordt.
Beperken van de bebouwde oppervlakte om de impact op reliëf en de relatie duinen-polder te
beperken. De voorkeur gaat naar een beperkt aantal hoge gebouwen, eerder dan een
aaneengesloten rij halfhoge bebouwing. Ook bij aanleg van parkings en dergelijke
maatregelen dient de ingenomen oppervlakte zoveel mogelijk beperkt te worden. De
ingenomen oppervlakte wordt zo weinig mogelijk verhard.
Aanbevolen wordt om voor een beperkt aantal hoge gebouwen (meer dan 10 bouwlagen) te
gaan, eerder dan een aaneengesloten rij halfhoge bebouwing (minder dan 6 bouwlagen).
Verder dient ook vermeden te worden om de opeenvolgende gebouwen een te sterke ritmiek
mee te geven (bv. vijf opeenvolgende gelijkaardige gebouwen). In een context met zeer
NTS 34 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
gevarieerde landschappelijke elementen trekt een dergelijke ritmiek zeer sterk de aandacht
van de toeschouwers.
Bijkomende bebouwingsvelden (ter plaatse van zone a, b en c) dienen tot een minimum te
worden beperkt en zoveel als mogelijk aan te sluiten bij bestaande verstoringen.
Er wordt zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van de nog bestaande historisch-geografische
relicten (bv; Graaf Jansader, buurtwegen). Zij kunnen een belangrijke meerwaarde betekenen
in het creëren van een nieuwe identiteit voor deze plek.
Bij de inrichting van het golfterrein wordt gewerkt met landschapselementen die thuis horen
in een polderlandschap: zoals grachten met rietkragen, kleine beboste percelen, zilte poelen.
Daarbij moet wel vermeden worden dat men vervalt in keuzes die leiden tot vervalsing van de
historische ontwikkeling van het gebied (bv. artificiële kreken). Een gevolg hiervan is dat
voornamelijk dient geopteerd te worden voor een structuur met rechte lijnen die aansluit bij
het (door de mens gemaakte) polderlandschap, eerder dan een pseudo-natuurlijke aanleg.
Bij de uitbouw van het gehele terrein dient veel aandacht te gaan naar de relatie met de
omgeving. Dit houdt in dat aansluiting moet worden gezocht met de open polder in het
zuiden, en dat het project de landschappelijk nefaste keuzes uit het verleden moet helpen
mitigeren. De aansluiting naar de polder kan het best door het gebied naadloos te laten
overvloeien in het poldergebied, eerder dan te opteren voor een ‘harde’ afbakening. Dit zelfde
geldt voor de overgang met het bestaande Zeebos. Indien –om veiligheidsreden of dergelijke
meer– een afbakening nodig is, gebeurt dit het best door elementen die thuishoren binnen
een polder (grachten, lage afsluitingen, perceelrandbegroeiing). Voor het bebouwde deel
houdt dit in dat het project zich niet schikt naar de constructies die reeds aanwezig zijn
(Duinse Polder en Floreal) maar resoluut voor een eigen, hedendaagse invulling gaat, die
rekening houdt met de hiervoor geschetste principes.
De schaal en het type van de constructies die men plant maken de keuze voor hedendaagse
architectuur een must. Historische verwijzingen –ook al zouden die betrekking hebben op
lokaal erfgoed- zijn uit den boze.
Bij de architecturale keuzes gaat men resoluut voor aan architectuur die ‘gebruik’ maakt van
de visuele kwaliteit van de locatie. Er wordt m.a.w. aandacht besteed aan de nieuwe
zichtpunten die men creëert. Deze kwaliteit wordt ontwikkeld vanaf de gelijkvloerse
verdieping. Daar de visuele kwaliteiten van het gebied voornamelijk in de polders en naar de
kust liggen, leidt dit tot volgende mogelijke invulling van dit principe (casus Meervoudige
vormentaal met brede en smalle doorzichten).
Aandacht voor ‘kleine’ functies. De aanleg van een golfterrein leidt tot een heel aantal ‘kleine’
constructies. Bij het ontwerp dient er uitdrukkelijk naar gestreefd te worden om deze functies
als volwaardige gebouwen te ontwerpen, met een zelfde vormentaal als de rest van de
bebouwing. Deze functies worden ingeplant aan de randen van het terrein, zoveel als
mogelijk aansluitend bij bestaande bebouwing. Het bouwen van een beperkt aantal kleinere
gebouwen kan helpen om de plek beter te definiëren en meer aansluiting te krijgen bij de
bestaande structuur.
De gebouwen moeten voldoen aan de strengste ecologische normen. In het verleden is
immers gebleken dat –ondanks de hoge vastgoedprijzen- de technische en milieukwaliteit van
gebouwen aan de kust vaak veel te wensen overlaat. De keuze voor hedendaagse
architectuur impliceert bijgevolg ook het integreren van principes uit duurzaam bouwen.
Zichtschermen zijn in principe enkel zinvol indien er onvoldoende rekening wordt gehouden
met de hierboven beschreven principes. Indien wordt geopteerd wordt voor kwalitatieve
architectuur en aanleg, die rekening houdt met de landschappelijke kenmerken van het
gebied, zijn zichtschermen overbodig. Het voorzien van zichtschermen verstoord bovendien
het zicht vanuit de bebouwing en werkt negatief in op het open polderlandschap. Indien er
Technum 9 Milderende maatregelen NTS 35
lokaal aanleiding is om toch een zichtscherm toe te passen (bv. voor het afschermen van
technische installaties, parkeerplaatsen e.d.m. moet vermeden worden dat het zichtscherm de
aanwezige verstoring accentueert, eerder dan verzacht. Dit kan door geen gebruik te maken
van aaneengesloten schermen, maar van verspringende beplantingselementen die aansluiten
bij de karakteristieken van het poldergebeid. Het gebruik van inheemse plantensoorten geniet
ten allen tijde de voorkeur.
De keuze voor kwalitatief ontwerp is cruciaal om de milieueffecten te milderen en mogelijke
positieve effecten te realiseren. Beide alternatieven hebben daarbij verschillende potenties. In
grote lijnen kunnen beide alternatieven even kwalitatief worden ingevuld.
Uit het plan-MER blijkt duidelijk dat een voorafgaandelijk archeologisch onderzoek
noodzakelijk is. Gezien de zeer grote oppervlakte waarin vergravingen plaatsvinden wordt
voorgesteld om in overleg met de bevoegde diensten een duidelijke aanpak te ontwikkelen.
Vanuit de aanduiding van aandachtszones kan door een systematisch proefsleuvenonderzoek
of door boringen bepaald worden of er sites aanwezig zijn, en wat hun omvang is. Deze stap
is absoluut noodzakelijk, wil men kunnen inschatten welke de impact van de werken op het
archeologisch patrimonium is.
Indien de vorige stap positieve resultaten oplevert dient geopteerd te worden voor aanvullend
archeologisch onderzoek (opgravingen). Hierbij dient steeds in aanmerking genomen te
worden dat de aard van de terreinen meestal zal vereisen dat er voldoende tijd wordt
voorzien voor drainage vóór de aanvang van de opgravingen. De opgravingen dienen te
gebeuren in verschillende stappen.
Er kan ook voor geopteerd worden om bepaalde zones niet op te graven en de inrichting van
het terrein aan te passen. Zeker voor wat betreft de golf is een dergelijke aanpak te
verkiezen, boven het vergraven van terreinen.
Vanuit de concrete plannen voor de inplanting van de verstoringen, dienen de archeologen
betrokken te worden in de coördinatievergaderingen van de verschillende werken. Er dient
daarbij steeds rekening gehouden te worden met een archeologisch vooronderzoek over de
oppervlakte van de geplande verstoringen en/of controle tijdens de werken.
9.5 Discipline Geluid
Voor het wegverkeer op de ontsluitingswegen (A. Ruzettelaan, Kustlaan en Koning Albert-I-laan) wordt
geen bijkomende geluidsbelasting als gevolg van het plan verwacht. Milderende maatregelen in de
aard van een deskundige keuze van de verkeersafwikkeling met eventueel snelheidsbeperkingen en
snelheidsremmende infrastructuur zijn niet noodzakelijk.
9.6 Discipline Mens – Ruimtelijke aspecten
Om het negatief effect van de te hoge densiteit te milderen is het aangewezen om in de RUP
voorschriften een bepaling op te nemen die voldoende variatie in woonoppervlaktes en doelpubliek
garandeert. Gestreefd moet worden naar een goede sociale mix (kleinere en grotere wooneenheden),
en een goed evenwicht tussen permanente woningen en tweede verblijven.
Mildering voor het verlies aan landbouwgebruik (en low budget verblijfsrecreatie) in het plangebied is
uit de effectbeoordeling niet noodzakelijk gebleken, gezien de ligging van het gebied in stedelijk
gebied waar de nieuwe functies er beter mee in afstemming en op hun plaats zullen zijn op deze
locatie, ondanks de effectieve sectorale negatieve impact op de landbouwsector in deelgebied 1 (en op
de low budget verblijfsrecreatie).
Daarnaast kunnen er verschillende aandachtpunten geformuleerd worden die de positieve effecten nog
versterken. Met betrekking tot het verder ontwerp worden een aantal aandachtspunten geformuleerd.
NTS 36 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Doorwaadbaarheid van de bebouwingszone en het golfterrein (ook in RUP voorschriften).
Aanwezigheid van semi publieke functies op de gelijkvloerse verdieping van de bebouwing,
zoals horeca, handel, diensten... (ook in RUP voorschriften).
Zichten van woningen op golf en de zee.
Kwalitatief beeld vanaf verschillende standplaatsen op de Koninklijke Baan op het gebied,
waarbij een versnipperd beeld en/of een gesloten bebouwingsfront vermeden dient te
worden.
Inkijk van passanten in gelijkvloerse woongelegenheden en de inkijk tussen etages van
verschillende gebouwen vermijden.
Positioneren eventuele verlichting bij de golf-oefenterreinen zodat er geen lichthinder
gecreëerd wordt in aangrenzende wooneenheden of verblijven.
Vermijden beschaduwing van terrassen en wooneenheden.
Bij het ontwerp van het golfterrein dient rekening gehouden te worden met
veiligheidsaspecten voor onder andere wandelaars, fietsers en bewoners (voor afwijkend
geslagen golfballen). Waar nodig kunnen afschermingen geplaatst worden, maar dit heeft niet
de voorkeur i.v.m. het open polderlandschap. Door een gerichte locatiekeuze van de
afslagpunten kan dit risico vermeden worden.
Waar bijkomend vermeld zijn dit aspecten waarvan een doorvertaling naar het RUP relevant is. Bij een
aantal aspecten kan dit mogelijks maar is dit niet aangewezen. Te strikte RUP voorschriften houden
immers ook beperkingen in die niet wenselijk zijn.
9.7 Discipline Mens – Mobiliteit
Ondanks het ontbreken van negatieve effecten zijn verdere optimalisaties wel mogelijk, zowel naar
ruimtelijke structuur als naar de verschillende modi.
Hoewel beide voorgestelde types bouwveld dicht bij de tramhalte liggen, vormt het bouwveld
in de alternatieven 1 en 1bis een sterker ruimtelijk geheel met de tramhalte die aan het einde
van de centrale ontsluitingsas gelegen is. Dit betekent niet dat in de alternatieven 2 en 2 bis
geen sterke relatie met de OV –halte kan worden gevormd, al zal bij de concrete uitwerking
van het bebouwingsveld aan dit aspect voldoende aandacht dienen te worden besteed. Er kan
onder meer worden gedacht aan een langzame as doorheen de zone die voor de verbinding
zorgt met de tramhalte.
Voor de zachte weggebruikers dienen een aantal zachte relaties te worden voorzien:
o De bestaande langzame as tussen de ontsluiting van Duinse Polders en het centrum van
Zeebrugge kan best verlengd worden tot circa ter hoogte van het Moysonpad en de
verschillende functies op de site dienen een logische aansluiting te hebben op dit pad.
o Er kan een meer kwalitatieve relatie worden voorzien tussen het centrum van
Blankenberge en de jeugdinfrastructuur/het Zeebos door de creatie van een langzame as
tussen de Polderlaan en de jeugdinfrastructuur/het Zeebos.
o Er dient voor fietsers en voetgangers een optimale relatie te zijn tussen de verschillende
functies op de site en de tramhalte. Een eigen as heeft hier de voorkeur.
Technum 10 Monitoring en evaluatie NTS 37
Voor het openbaar vervoer zijn volgende aspecten van belang :
o Momenteel is voorzien dat de tramhalte beveiligd (via de lichtenregeling) kan worden
bereikt. Dit dient te worden behouden. Een verplaatsing van het kruispunt houdt dan ook
in dat de tramhalte mee dient te worden verplaatst.
o De verkeerslichtenregeling dient zodanig te zijn dat de tram niet voor een rood licht dient
te wachten.
o Vanuit de verschillende functies op de site dienen er logische en kwaliteitsvolle routes te
zijn naar de tramhalte.
Voor het gemotoriseerd vervoer zijn volgende aspecten van belang :
o Ontsluiting
In de alternatieven 1en 1bis is een nieuwe aansluiting voorzien op de N34. Het
bestaande kruispunt dient te worden verplaatst waarbij opnieuw een configuratie
met verkeerslichten dient te worden voorzien. Hierbij dient de halte ook te worden
verplaatst. Bij dit verplaatste kruispunt dient er, ten overstaan van de huidige
situatie, meer aandacht te zijn voor het oversteken van fietsers. De rechts-in/rechts-
uit–confiiguratie ter hoogte van het Moysonpad dient te worden behouden voor de
ontsluiting van Floréal.
In de alternatieven 2 en 2bis dient te worden vertrokken van een tweeledige
ontsluitingsstructuur. De hoofdontsluiting hierbij is de bestaande ontsluiting van
Duinse Polders die dient te worden verplaatst in westelijke richting om meer
aansluiting te vinden bij de ruimtelijke structuur. Een configuratie met
verkeerslichten dient te worden voorzien en de tramhalte dient te worden verplaatst.
Dit kruispunt betreft de hoofdontsluiting aangezien :
- De verkeerslichten kunnen, en dit zowel naar verkeersveiligheid als naar
verkeersafwikkeling, voor een optimale ontsluiting zorgen waarbij dit bovendien
kan zonder enig effect op de doorstroming van de tram.
- De afwikkeling van gemotoriseerd verkeer hierdoor in een zone van de N34
komt te liggen waar het verkeerskarakter sterk primeert op het verblijfskarakter.
- Het Moysonpad kan worden behouden als secundaire ontsluiting met de
bestaande rechts-in/rechts-uit–configuratie.
o Parkeren
Personenwagens: Het is wenselijk om parkeerplaatsen zo maximaal, en dus
gekoppeld aan meerdere functies, te gebruiken. Per wooneenheid wordt één
ondergrondse parkeerplaats voorzien. Deze ondergrondse ruimte dient enkel
toegankelijk te zijn voor de bewoners. De overige parkeerplaatsen dienen
bovengronds te worden voorzien en bruikbaar te zijn voor de overige gebruikers van
de site, de bijkomende wagens van bewoners, bezoekers en golfers.
Fietsen: ter hoogte van de woningen, de recreatiezone en de verplaatste tramhalte
dienen fietsenstallingen te worden voorzien.
10. MONITORING EN EVALUATIE
Mits het naleven van de voorgestelde milderende maatregelen dient enkel voor de disciplines water en
fauna en flora monitoring te worden voorzien.
NTS 38 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Indien bemaling wordt toegepast dient voor de discipline water er nauwkeurig te worden opgevolgd
dat het geloosde bemalings- en/of afvalwater voldoende gezuiverd is en geen verstoring van het
zoet/zout grensvlak veroorzaakt. Indien bemalingswater verontreinigd of aangerijkt (hoger dan
lozingsnormen) zou zijn, moet het bemalingswater behandeld worden vooraleer te worden geloosd.
Voor de discipline fauna en flora is monitoring en evaluatie vooral noodzakelijk gekoppeld aan een
mogelijke wijziging in grondwaterstand of waterkwaliteit (zoet-zout balans) tijdens de werkzaamheden
en bij de exploitatie van het gebied. De focus dient hierbij zeker te liggen op het VEN- en
Habitatrichtlijngebied ‘Polders’ ten noorden van het Zeebos en in uitbreiding op de verderop gelegen
beschermde duingebieden (HRL-gebied Duingebieden incl. IJzermonding en Zwin). Een
monitoringprogramma voor de (grond)waterhuishouding, gekoppeld aan het beheerplan voor de golf,
dat de grondwaterstand en –kwaliteit opmeet in functie van de vegetatieontwikkeling en dat zowel
binnen het golfterrein als erbuiten (met focus op de SBZ’s en VEN-gebieden), lijkt in dat kader
aangewezen.
11. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste milieueffecten van de realisatie van het strategisch
projectgebied De Sol samengevat, worden de alternatieven vergeleken en wordt tenslotte een
algemeen besluit over de haalbaarheid van het plan ten aanzien van het milieu geformuleerd.
Het realiseren van een ecologische 9-holes golf in combinatie met een stedelijke-recreatieve
ontwikkeling heeft een aantal effecten op de omgeving, niet alleen tijdens de eigenlijke
inrichtingswerken maar ook erna tijdens de gebruiksfase. De vastgestelde effecten hebben in de eerste
plaats te maken met de aard van het geplande project maar daarnaast ook met de
gevoeligheden/kwetsbaarheden aanwezig in of in de nabije omgeving van het plangebied.
Belangrijke aandachtspunten uit de omgeving die een rol spelen bij de significantie van de effecten zijn
(per onderzochte discipline):
Bodem: de aanwezigheid van een typische polderbodem (klei) en de afwezigheid van
verontreinigde locaties binnen het plangebied
Water: de aanwezigheid van verzilt grondwater en de aanwezigheid van de Graaf Jansader
en Sint-Jansader
Fauna/flora: de aanwezigheid van natuurwaarden in en in de omgeving van het plangebied
(natuurreservaat de Fonteintjes, natte noordelijke weiden, duingebied, Vogel- en
Habitatrichtlijngebied en het Zeebos)
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: de aanwezigheid van relictzones, een
ankerplaats, de Tweede Evendijk, een oude hoeve en potentiële middeleeuwse, Romeinse en
andere archeologische vondsten
Geluid: het huidig wegverkeerslawaai (Koning Albert I-laan/Kustlaan) met reeds een
overschrijding van bepaalde grenswaarden in huidige toestand
Mens-Ruimtelijke aspecten: de ruimtelijke stedelijke context met versnippering van de
stadsrand en het niet-stedelijk gebruik, het voorkomen van gescheiden recreatieve functies.
Hoofdfuncties zijn de agrarische functie, de verblijfsrecreatie en het bos met beperkt
medegebruik, typische kenmerken zijn de lage/seizoensgebonden intensiteit van het
ruimtegebruik, de beperkte interactie tussen de verschillende functies en het beperkt sociaal
veiligheidsgevoel
Mens-Mobiliteit: de nabijheid van belangrijke wegen zoals de N34 (Koninklijke Baan,
Kustlaan), de Polderlaan en de Zeebruggelaan, alsook het Emile Moysonpad. De aanwezigheid
Technum 11 Integratie en eindsynthese NTS 39
van de kusttram (halte Duinse polders) en fietspaden. Er worden geen knelpunten inzake
verkeersafwikkeling in de huidige toestand vastgesteld
11.1 Belangrijkste milieueffecten
De belangrijke milieueffecten van het initiatief per onderzochte discipline zijn:
Bodem: de structuurwijziging en het grondverzet worden als meest negatieve effecten
binnen de discipline bodem naar voor geschoven. Daarnaast is er ook sprake van wijziging in
bodemgebruik en een lichte verbetering van de bodemkwaliteit.
Water: de impact op de grondwaterhuishouding heeft de grootste impact binnen de
discipline water, maar ook versnelde afvoer van hemelwater (toename van piekdebieten),
wijziging waterkwaliteit door overstort rioleringsstelsel versus minder bemesting en aantasting
structuurkwaliteit waterlopen.
Fauna/flora: het direct en het indirect biotoopverlies door wijziging in de waterhuishouding
en de verstoring door licht zijn de belangrijkste negatieve effecten op natuur indien geen
milderende maatregelen getroffen worden. Overige effecten zijn niet te verwachten.
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: Belangrijkste effecten voor deze
discipline treden op, op de geomorfologische waarden, de historisch geografische structuren,
de landschapsecologische waarden, het bouwkundig erfgoed, de archeologie en de
perceptieve kenmerken. Deze aantasting is echter sterk afhankelijk van de wijze waarop de
deelgebieden worden ingericht.
Geluid: Het plan genereert geen noemenswaardige geluidseffecten.
Mens-Ruimtelijke aspecten: impact op de ruimtelijke stedelijke context en wijziging
ruimtegebruik en gebruikskwaliteit zijn de belangrijkste effecten voor de discipline mens-
ruimtelijke aspecten.
Mens-Mobiliteit: er worden geen effecten verwacht op doorstroming of verkeers-
leefbaarheid. Het verkeersnetwerk voor zachte weggebruikers zal verbeteren.
11.2 Afweging van de alternatieven
Er werden twee alternatieven en twee bisalternatieven onderzocht :
Alternatief 1 met het bouwveld loodrecht op de Koninklijke Baan en 250 woongelegenheden
Alternatief 2 met het bouwveld parallel aan de Koninklijke Baan en 250 woongelegenheden
Alternatief 1bis met het bouwveld loodrecht op de Koninklijke Baan en 400
woongelegenheden
Alternatief 2bis met het bouwveld parallel aan de Koninklijke Baan en 400 woongelegenheden
Met betrekking tot de effecten op bodem, oppervlaktewater, grondwater, geluid en fauna/flora werden
op planniveau geen betekenisvolle onderscheidende effecten tussen de alternatieven
vastgesteld.
Binnen de overige disciplines, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mens ruimtelijke
aspecten en mens-verkeer konden enkele geringe verschillen tussen de alternatieven vastgesteld
worden, voor slechts enkele effecten.
NTS 40 P.000383 | Niet technische samenvatting Ontwerp plan-MER Strategisch Projectgebied De Sol - Blankenberge
Voor het effect op de landschapsecologische structuur scoren de alternatieven 1 en 1 bis met het
bouwveld loodrecht op de Koninklijke Baan beter (gering positief) dan de andere alternatieven
(neutraal) wegens de mogelijkheid om een open-ruimteverbinding te herstellen tussen de duinen en
de achterliggende polders waarbij dient opgemerkt te worden dat de meer positieve beoordeling
beperkt is door de reeds bestaande verstoring van de duin-polder overgang. Verder dient gesteld dat
algemeen beschouwd de impact van een groter aantal woongelegenheden groter zal zijn maar dat veel
uiteindelijk zal afhangen van de wijze waarop het groter aantal woningen zal gerealiseerd worden
(meer bebouwde oppervlakte of meer verdiepingen). Van belang is ook de conclusie inzake
landschappelijke impact dat veel van de effecten potentieel zijn en in grote mate vermeden kunnen
worden door een kwalitatieve invulling van het plangebied en in het bijzonder het golfterrein en de
bouwvelden. De impact van het eigenlijke ontwerp zal uiteindelijk groter zijn dan de verschillen die
tussen de alternatieven werden vastgesteld.
Wat betreft impact op de ruimtelijke stedelijke context en het functioneel ruimtegebruik scoren de
bisalternatieven beter (matig positief) dan de alternatieven (gering positief). Het plangebied wordt in
alle alternatieven immers verder ontwikkeld als recreatieve stadsrand. Het geplande
(woongelegenheden, verblijfs- en openluchtrecreatie) is complementair aan de reeds aanwezige
voorzieningen in de stad en vormt een geheel met de te behouden recreatie en recreatief
medegebruik. De ontwikkelingen zorgen voor een sterkere samenhang in het gebied die afgestemd is
op het bestaande stedelijke weefsel. Beide basisalternatieven zijn structureel inpasbaar in het stedelijk
weefsel maar de hogere dichtheid van de bisalternatieven verhoogt de graad van stedelijkheid die
meer positief gewaardeerd wordt gezien het plangebied zich binnen de afbakening van het stedelijk
gebied bevindt en als toeristisch recreatief knooppunt is aangeduid. De bisalternatieven, met meer
wooneenheden, scoren net iets beter daar ze beter aansluiten met de ruimtelijke context van de
stedelijke omgeving en een betere benutting van de ruimte garanderen.
In de relaties tot het openbaar vervoer scoren de bis alternatieven steeds iets beter dan de
alternatieven en het alternatief 1bis (met 400 woongelegenheden) scoort het best. Op te merken valt
dat het onderscheidende zich binnen de positieve effecten bevindt.
Na mildering/optimalisatie blijven dezelfde effecten dezelfde (positieve) verschillen opleveren tussen de
alternatieven. Het geringe onderscheid tussen de alternatieven blijft bestaan. Er kan eventueel
hoogstens een lichte voorkeur gegeven worden aan een bisalternatief (met 400 woongelegenheden),
een keuze tussen de positie van het bouwveld hangt eerder af van de kwaliteit van het uiteindelijk
ontwerp.
Globaal kan geconcludeerd worden dat het onderscheid tussen de alternatieven niet van die aard is dat
bepaalde alternatieven uitgesloten dienen te worden of dat een bepaald alternatief er als enige en
beste uitkomt. Het is duidelijk dat het uiteindelijk ontwerp hier eerder doorslaggevend zal zijn.
Met betrekking tot het uitbreiden van het project met de bijkomende kleine bebouwingszones
(varianten a, b en c) kan besloten worden dat locatie a de meest logische plaats is voor een dergelijke
ontwikkeling, waarbij maximale aansluiting bij de bestaande bebouwing aangewezen is. Locatie c is de
minst geschikte plaats. Indien ter hoogte van locatie b of c bijkomende bebouwing voorzien zou
worden dient die beperkt te zijn qua volume en bouwhoogte en qua materialen en architectuur
inpasbaar gemaakt te worden in het landschap.
11.3 Besluit
Globaal beschouwd zal de realisatie van het projectgebied De Sol te Blankenberge een aantal al dan
niet tijdelijke, al dan niet negatieve effecten hebben op het milieu in het algemeen en de natuur en de
mens in het bijzonder. De belangrijkste negatieve effecten blijken de grootschalige aantasting van de
bodemstructuur, het grondverzet/de grondbalans, de impact op het grondwater en de daarmee
samenhangende biotoopverstoring (verdroging en verzilting) en de mogelijke gevolgen voor het
archeologisch erfgoed. Positieve effecten zijn ook te verwachten, vooral op sociaal-organisatorisch vlak
zoals de verbetering van de ruimtelijke structuur, het beter functioneel en meervoudig ruimtegebruik
en de vergrote toegankelijkheid van het gebied.
Technum 11 Integratie en eindsynthese NTS 41
Indien voor alle bestudeerde effecten aan de geldende wettelijke normen en richtlijnen terzake wordt
voldaan en de mildering en optimalisaties voorgesteld in dit MER worden toegepast en opgevolgd, is
het plan aanvaardbaar voor mens, natuur en milieu te noemen. De (negatieve) effecten ten gevolge
van de realisatie en het gebruik van het geplande golfterrein, de woonontwikkeling en de recreatieve
voorzieningen zullen mits toepassing van de voorgestelde mildering en eventuele optimalisaties herleid
kunnen worden tot aanvaardbare (negatieve) resteffecten, neutrale effecten of zelfs versterkte
positieve effecten. Effecten op archeologie en geomorfologie kunnen niet volledig vermeden worden
hier dient de schade beperkt te worden door voorafgaand onderzoek en documentatie en door indien
mogelijk bepaalde zones van vergraving te vrijwaren.
Alle op planniveau onderzochte alternatieven en varianten zijn hierbij haalbaar gebleken, de
uiteindelijke meerwaarde van het plan en het voorkeursalternatief zal sterk bepaald worden door de
kwaliteit van het landschappelijk en stedenbouwkundig ontwerp, zowel voor het golfgebeuren als voor
de woon- en recreatieve ontwikkeling.