artikel bouwmeester Tepe
-
Upload
mascha-van-damme -
Category
Documents
-
view
241 -
download
3
description
Transcript of artikel bouwmeester Tepe
n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Ste igeren tegen s loop?
Nieuwe boeken 32
12Rel ig ieus er fgoed
inh
ou
d4Tepe: bouwen voor het ge loof
Funeraire symbol iek
Gemeente Utrecht
22Casper Staal
15 Monumentopname van . . .
co lo fon gm kwadraat is een uitgave van Erfgoedhuis Utrecht, Het Utrechts Archief, de Provinciale Commissie Utrecht van de Bond Heemschut en de sec-
ties Cultuurhistorie en Monumenten van de gemeente Utrecht en verschijnt 4x per jaar. Het Utrechts Archief Contactpersoon: Nettie Stoppelenburg,
Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht, tel. 030-2866611 Provinciale Commissie Utrecht Bond Heemschut Contactpersoon: Hein
Kuiper, Mijzijde 49, 3471 GP Kamerik, tel. 0348-401435 Secties Cultuurhistorie en Monumenten van de gemeente Utrecht Contactpersoon:
René de Kam, Cultuurhistorie gemeente Utrecht, Zwaansteeg 11, 3511 VG Utrecht, tel. 030-2863990 Redactie Edwin Maes, Fred Vogelzang en
Jacquelien Vroemen Redactie-adres Herenstraat 28, 3512 KD Utrecht Telefoon 030-2343880 Fax 030-2328624 E-mail [email protected]
Internet www.erfgoed-utrecht.nl Grafisch ontwerp Ontwerpkantoor Rotterdam, Marjorie Specht Druk PlantijnCasparie Utrecht ISSN 1571-442X
De getekende s tad
Vri jage tussen natuur en cul tuur
16
25
30A
fbe
eld
ing
om
sla
g:
Ma
rtin
usk
erk
Utr
ech
t
28
Heemschut akt ie f 20
8
Het herfs tnummer van G M2 wordt a l t i jd zo gepland , dat u het enige dagen voor Open
Monumentendag ontvangt . Tot nog toe besteedden we wel aandacht aan die dag , maar
d i t keer pakken we groter u i t . We hebben (b i jna ) het hele nummer gewi jd aan het thema
van Open Monumentendag 2005, Rel ig ieus Erfgoed . Ui teraard concentreren we ons op
het Utrechtse re l ig ieuze er fgoed , maar dat mag er dan ook z i jn . Al eeuwenlang is onze
provincie een kerkel i jk centrum, in de Middeleeuwen voor de kathol ieke kerk , daarna
voor het protestant isme, waarin ook de univers i te i t (denk aan Voet ius ) een belangri jke ro l
speelde . Nog s teeds kent de Utrechtse univers i te i t een belangri jke theologische facul te i t .
Vervolgens werd Utrecht na het herste l van de b isschoppel i jke hierarchie in 1853 de plek
waar de nieuwe aartsbisschop ging zete len en waar z ich ook de protestantse protestbewe-
ging tegen dat herste l het hardst roerde . En nie t te vergeten heef t ook de oud-kathol ieke
kerk hier haar hoofdkwart ier en is het n ieuwe landel i jke centrum van de Protestantse
Kerken in Neder land in Utrecht gevest igd .
We hopen dat d i t nummer een mooie voorbereid ing is op Open Monumentendag en s to f
b iedt to t nadenken over re l ig ieus er fgoed . Want dat het daarmee nie t a l t i jd goed is geste ld ,
bewi jzen de b i jdragen over s loop van kerken en de toestand van onze begraafplaatsen .
De redac t i e
4 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Naast kerkgebouwen ontwierp Tepe vele andere
gebouwen die verbonden waren met de katholieke
kerk, zoals kloosters, scholen en weeshuizen. Een
aantal van zijn gebouwen is inmiddels afgebroken.
Zijn kerken werden gebouwd in een periode dat het
katholicisme hoogtij vierde. In de twintigste eeuw
echter nam de ontkerkelijking een grote vlucht en
veel parochies hadden te kampen met jarenlange leeg-
stand. Daarbij werd de neogotische bouwstijl flink
verguisd en men schroomde dan ook niet om gebouwen
af te breken of te verminken. Nu, in de eenentwintigste
eeuw, groeit de belangstelling voor Tepes erfenis lang-
zaam maar gestaag.
Tepe werd in 1840 in Amsterdam ge boren. Hij volgen-
de onder meer een opleiding aan de Bau-Akademie te
Berlijn waar hij zich, net als P.J.H. Cuypers, verdiepte
in de studie van de middeleeuwse monumenten.
In de jaren 1865-1867 was Tepe werkzaam in Keulen,
onder andere bij de bouwplaats van de Keulse Dom.2
Na zijn werkzaamheden in Duitsland keerde Tepe terug
naar Nederland om zich te vestigen in Amsterdam.
In 1872 vertrok hij naar Utrecht waar hij tot het Bernul-
fus gilde toetrad en tot 1884 werkzaam zou blijven.
Inmiddels had Tepe de in Keulen geboren beeldhouwer
Friedrich Wilhelm Mengelberg (1857-1919) leren kennen.
Tepe en Mengelberg vormden de voornaamste kunste-
Ma
sc
ha
va
n D
am
me
ge loof
1 Zie hiervoor onder meer Riele, R. te.’De werken van den architect Alfred Tepe’. In: Het Gildeboek 4 (1921), 11-17 en Rosenberg, H.P.R.
‘De neogotiek van Cuypers en Tepe’. In: Bulletin KNOB 70 (1971), 1-12, Rosenberg 1972 en Schaepman en Van Heukelum 1906. 2 Bouvy, D. ‘De Willibrorduskerk te Utrecht’, in: Maandblad van Oud-Utrecht 40(1967), 38.3 Bouvy, D.’Enige bewijzen van de dictatuur van Van Heukulum’. In: Miscellanea Prof. Dr. J.Q. van Regteren Altena, Amsterdam 1969, 222, n. 7.
Bouwenvoor hetge loofvoor hetge loofA l f r e d Te p e i n z i j n j o n g e j a r e n
5
naars van het Bernulfusgilde. Mengelberg maakte de
ontwerpen voor een groot deel van de interieurs van
Tepes kerken.
Middeleeuws bouwenHet St. Bernulfusgilde werd in 1869 opgericht door
priester Gerardus Wilhelmus Van Heukelum (1834-
1910) ter bevordering van zijn neogotisch gedachte-
goed. Hij was in 1859 benoemd tot kapelaan aan de
St. Catharijnekerk in Utrecht. Met verscheidene uit
Duitsland aangetrokken kunstenaars richtte hij een
atelier op volgens middeleeuwse gildenprincipes,
vergelijkbaar met de Keulse ‘Dombauhütte’. De bij
het gilde aangesloten kunstenaars moesten middel-
eeuwse kunstvoorwerpen kopiëren om in de mid-
deleeuwse geest te leren werken. Als inspiratiebron
dienden onder meer de door Van Heukelum verzamel-
de religieuze kunstvoorwerpen die in huis Loenersloot
aan de Nieuwegracht in Utrecht werden opgeslagen.
In 1872 werd dit pand officieel opengesteld als museum,
dat in 1882 de status van Aartsbisschoppelijk Museum
kreeg.3 Later werd het museum verplaatst naar het
Catharijneconvent waar nog altijd Museum Het Catha-
rijneconvent is gehuisvest. De kerk van dit convent
deed, en doet nog steeds, dienst als bisschopskerk.
Onder leiding van Van Heukelum werd de restauratie
van de Catharinakerk in Utrecht ter hand genomen.
De opdracht voor het ontwerpen van een nieuwe faça-
de lag eerst bij een andere architect maar na diens
Na he t he rs t e l van de b i s schoppe l i j ke h i ë ra rch i e i n 1853 spre idde de ka tho l i eke kerk
een enorme bouwac t i v i t e i t t en toon . Ko lossa l e ke rkgebouwen scho ten a l s paddes toe l en
u i t de g rond . I n he t b i sdom U t rech t spee lde bouwmees t e r A l f r ed Tepe (1840-1920 )
daar in een hoo fd ro l . I n de j a ren tussen 1873 en 1905 bouwde Tepe l e t t e r l i j k aan een
oeuvre da t ru im 70 kerken omva t t e , on tworpen in de neogo t i s che s t i j l . I n U t rech t ze l f
z i j n onder meer de S t . Mar t inuskerk en de Wi l l i b ro rduskerk van z i j n hand . 1
Bouwmeester Tepe in Utrecht
1 A l f r e d Te p e o p l a t e r e l e e f t i j d a f g e b e e l d i n H e t G i l d e b o e k n a z i j n d o o d 2 Wo o n h u i s e n a t e l i e r v a n Te p e e n M e n g e l b e r g , n a a r o n t w e r p v a n Te p e , a a n d e M a l i e b a a n 8 4 i n U t r e c h t i n 1 875 . ( H U A , i n v. n r . 6 3 2 3 8 ) 3 Wo o n h u i s e n a t e l i e r i n 2 0 0 2 4 Te k e n i n g v a n d e k e r k v a n J u t f a a s d o o r A . Te p e . D e l o c a t i e i s l i c h t g e r o m a n t i s e e r d e e n d e a f g e b e e l d e k e r k w i j k t e n i g s z i n s a f v a n h e t w e r k e l i j k u i t g e v o e r d e o n t w e r p . ( C a t h a r i j n e c o n v e n t , A B M t e k 3 3 9 )
1 2 3 4
foto
’s 3
, 5,
7,
9, 1
0, 1
1 en
12
zijn
van
Mas
cha
van
Dam
me
6 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
overlijden kreeg Tepe de opdracht toebedeeld. De
geveltop uit 1550 werd voor het nieuwe gezicht aan de
Lange Nieuwstraat gekopieerd. De typische gevel is
nog intact en een deel van het interieur is nog te
bewonderen tijdens kerkdiensten en via een glazen
deur in de aangrenzende kloostervleugel. De opdracht
voor de Catharijnekerk was voor Tepe de aanleiding
om naar Utrecht te verhuizen.4 Hij ontwierp voor
zichzelf en voor Mengelberg een woonhuis met ateliers
aan de Maliebaan. Het van oorsprong vrijstaande
complex omvatte twee woonhuizen achter trapgevels
ter weerszijden van een enigszins verdiept gelegen
middengedeelte dat een apart woonhuis vormde voor
de jongere broer van Tepe.5 De ateliers strekten zich
uit achter het huis van Mengelberg. Aan de zijgevel
van nummer 84, het huis van Tepe, bevond zich een
hoog oprijzende traptoren met de eigenlijke ingang.
De panden zijn bijna onherkenbaar verbouwd. Alleen
in het huis van Tepe schijnt nog iets van het oor-
spronkelijke interieur bewaard te zijn gebleven.
Veel van Tepes gebouwen waren een gelijksoortig
lot beschoren. De kerk van O.L. Vrouwe Hemelvaart
(1892) aan de Biltstraat werd in 1973 compleet afge-
broken. Het Andreasgasthuis aan de Springweg 142
werd in 1983 gesloopt. Het was naar een ontwerp van
Tepe gebouwd in de jaren 1872-73 en 1877. In 1886
werd het complex uitgebreid met een poortgebouw.
Bij de sloop werd alleen de voorgevel gerestaureerd
en in nieuwbouw opgenomen. Dat nieuwe gebouw
heeft wel een verwante functie, als klooster voor de
Zusters van Liefde. De Barbarakapel van de R.K.
begraafplaats aan de Prinsesselaan heeft als een van
de weinige gebouwen nog steeds zijn oorspronkelijke
functie behouden. De hele begraafplaats is rond 1875
door Tepe als een ensemble ontworpen.
Wonen in een kerkDe Martinuskerk (1901) aan de Oudegracht is de tijd
niet ongeschonden door gekomen. De kerk kwam eind
5 6 7 8 9
f o t o b o v e n : D e M a r t i n u s k e r k i n U t r e c h t n a d e v e r b o u w i n g t o t a p p a r t e m e n t e n . Vo o r a l o p d e k l e u r v a n d e r a a m k o z i j n e n i s n o g s t e e d s v e e l k r i t i e k .
5 A l l e e n e e n b e s c h e i d e n b o r d j e a a n d e A n n a s t r a a t m a a k t d u i d e l i j k d a t h e t h i e r o m e e n k e r k g a a t e n h i e r d e h o o f d i n g a n g v a n d e W i l l i b r o r d u s k e r k t e v i n d e n i s . 6 D w a r s d o o r s n e d e e n p l a t t e g r o n d v a n d e W i l l i b r o r d u s k e r k ( u i t : B u l l e t i n K N O B ( 1 97 1 ) , 1 0 ) .7 D e t a i l v a n h e t h e k w e r k v a n d e H e i l i g H a r t k e r k t e M a a r s s e n . 8 O n t w e r p t e k e n i n g v a n Te p e m e t d e d o o r s n e d e v a n d e W i l l i b r o r d u s k e r k . M e n g e l b e r g h e e f t e r h e t o n t w e r p v o o r d e k o o r -a f s l u i t i n g i n g e s c h e t s t . I n k t t e k e n i n g o p l i n n e n , j a a r t a l n i e t b ekend . ( C a t ha r i j n e conven t , A B M t ek . 43 ) 9 Fa ç a d e v a n h e t H i ë r o ny m u s g a s t h u i s ( R . K . We e s h u i s ) a a n d e M a l i e s i n g e l / To l s t e e g s i n g e l i n U t r e c h t . 1 0 M a r t i n u s k e r k . D e d a k e n v a n d e z i j -b e u k e n h e b b e n p l a a t s g e m a a k t v o o r r u i m e b a l k o n s . 1 1 Fa ç a d e v a n d e C a t h a r i n a k e r k a a n d e L a n g e N i e u w s t r a a t i n U t r e c h t . 1 2 D e b a k s t e n e n v a n h e t S t A n d r e a s g a s t h u i s z i j n n a d e r e s t a u r a t i e v e e l k l e u r r i j k e r .
7
jaren zestig leeg te staan en werd in 1977 in deplorabele
staat, mede wegens de hoge onderhoudskosten, ver-
kocht aan architect Dolf de Maar. Hij zorgde zelf voor
het onderhoud van het verwaarloosde gebouw en pro-
beerde een passende nieuwe functie te vinden. Zo werd
de kerk het décor voor een voorstelling van de Dogtroep
en deed ze dienst als de kerk van Juinen voor Koot en
Bie. De onderhoudskosten waren echter te hoog en de
enige mogelijkheid om de kerk en het parochiegebouw
te behouden was de ombouw tot appartementencom-
plex. De kerk verloor een groot deel van haar monumen-
tale waarde, zoals de glas-in-lood ramen, en dat stuitte
op veel kritiek. Hoewel de kerk flink is aangepakt en het
interieur zijn belevingswaarde heeft verloren, is het sil-
houet van het gebouw bewaard gebleven. En daar valt
ook veel voor te zeggen. De kerkenstad Utrecht heeft al
te veel torens uit het stadsbeeld zien verdwijnen.
Het Sint-Hiëronymus wees- en bejaardenhuis aan de
Maliesingel 77, uit 1875-1877, is voorgedragen als rijks-
monument. Net als in de Martinuskerk worden ook hier
luxe appartementen gerealiseerd, waarmee men binnen-
kort van start gaat. Bureau Op ten Noort Blijdenstein
maakte de plannen voor hergebruik van het rijzige
gebouw. Met de kapel erachter wordt hopelijk zorg-
vuldiger omgesprongen dan met de Martinuskerk en
de kapel van het Andreasgasthuis.
Sober en somberDoor veel auteurs en beschouwers worden gebouwen
van Tepe als somber of sober bestempeld. Dit is mijns
inziens niet terecht. Inderdaad zijn er in het exterieur
geen overweldigende hoeveelheden verschillende
materialen gebruikt, maar binnen het gebruikte mate-
riaal is een subtiele kleurschakering en een uitgebeide
detaillering aangebracht die door de hoge vervuilings-
graad vaak beslist niet goed tot zijn recht komt. De
bakstenen van het St. Andreasgasthuis bijvoorbeeld en
van de Catharijnekerk variëren bij nadere beschouwing
van helder roze tot knalrood. Maar de grootste verras-
sing zijn de interieurs. Tepe schiep ingetogen gebouwen
die andere kunstenaars van binnen van kleurrijke pracht
en praal voorzagen.
Het beste en mooiste voorbeeld van zo’n interieur is de
Willibrorduskerk (1876-1877) aan de Minrebroedersstraat.
Deze rijzige kruisbasiliek vertegenwoordigt een van de
voornaamste voorbeelden van de Utrechtse School in
de neogotiek. De kerk ligt vrijwel geheel verscholen
achter de omringende bebouwing. Het bijzondere, vol-
ledig bewaard gebleven en ruime interieur, is voor de
bezoeker dan ook een volslagen verrassing. Het groot-
ste gedeelte van het meubilair werd vervaardigd in het
atelier van Friedrich Wilhelm Mengelberg. Op een
inkttekening van de dwarsdoorsnede van Tepe heeft
Mengelberg in zeer lichte inkt zijn ideeën over het
altaar geschetst.6 Het gepolychromeerde interieur
kwam pas in 1891 gereed. Het heeft er even om
gespannen of de kerk het zou redden. In 1967 werd zij
gesloten. De nieuwe eigenaar van de kerk sprak de
wens uit het gebouw te willen restaureren maar vroeg
ondertussen toch voor de zekerheid een sloopvergun-
ning aan. Monumentenzorg heeft de sloop weten te
voorkomen door het gebouw op de monumentenlijst
te plaatsen. Aan de restauratie van deze kerk wordt
momenteel de laatste hand gelegd, zodat de kleuren-
pracht weer in volle luister kan worden bewonderd.
De schilderingen hebben het betoverende effect waar-
voor ze ook bedoeld waren, vooral als de zon door de
ramen naar binnen schijnt en het koor in een geelrode
en het middenschip in een groenige gloed zet.
Kleur beki jkenDe kerk is tijdens Kerken Kijken van 5 juli tot en met 10
september te bewonderen. Op bepaalde dagen worden
speciale ‘restauratierondleidingen’ gegeven zodat de
bezoeker een beeld kan krijgen van de enorme onder-
neming van de restauratie, en wordt verteld welke
delen van de kerk nog authentiek zijn. En er komt nog
meer aandacht voor de architectuur van Tepe. Vanaf
eind september tot en met de eerste week van novem-
ber is er in architectuurcentrum Aorta een tentoonstel-
ling te bezichtigen over de bouwwerken en tekeningen
van Tepe. De restauratie van de Willibrorduskerk wordt
op luisterrijke wijze gevierd op 5 november. Daarnaast
komen er nog allerlei andere activiteiten die bezoekers
in staat stellen de gebouwen van Tepe te bewonderen
en er meer over te weten te komen. •
4 Looijenga, A.J. De Utrechtse School in de neogotiek.
De voorgeschiedenis van het Sint Bernulfusgilde, Amsterdam 1991 (diss), 314.5 Looyenga, A., ‘Alfred Tepe (1840-1920)’, In: De Sluitsteen, Jaarboek 1999
‘het huis van de architect’, 26.6 Deze tekening op linnen bevindt zich MCC, inv. ABM tek. 43.
1 0 1 1 1 2
8 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Ed
win
Ma
es
Funerairesymbol iekFunerairesymbol iekFuneraire
E e n g r a f z o a l s d e ‘ G i l d e b r o e d e r s ’ h e t g r a a g h a d d e n g e z i e n . G r a f m o n u m e n t “ I n Pa r a d i s u m d e d u c a n t t e A n g e l i … … ” u i t g e v o e r d i n O b e r k i r c h n e r z a n d s t e e n , d o o r A d . Va n R o o s m a l e n J r .( R . K . B e g r a a f p l a a t s S t . B a r b a r a t e U t r e c h t )
9
De teneur van de verscheidene bijdragen, geschreven
door katholieke geestelijken, kunstenaars en architec-
ten was dezelfde: de graven op de begraafplaatsen
waren te pompeus, door het individuele karakter van
de stenen en ‘de ijdele zinlooze opsierselen van wilde
steenopstapeling’ oogden begraafplaatsen chaotisch,
en christelijke uitbeeldingen en symboliek leken wel-
haast te zijn verdwenen. Dr. Mr. J. Belonje ging in
zijn in 1943 verschenen publicatie ‘Steenen Charters
(Oude grafsteenen)’ nog een stapje verder: ‘De graf-
steenen op onze kerkhoven (lees begraafplaatsen,
EM) zijn doorgaans nu eenmaal leelijk. (…) Het
geheel, het kerkhof zooals het daar ligt, een cumulatie
van leelijk, blijft nòg leelijk, zelfs al zijn er dan ook dik-
wijls verzachtende omstandigheden te constateeren:
een ruime parkaanleg, een sierlijke vijver…’
OplossingBelonje en de auteurs van Het Gildeboek constateer-
den allen een teloorgang van de Nederlandse fune-
raire cultuur. Volgens Belonje begon dat verval al na
1850, de grafmonumenten waren ‘smakeloos’, ‘de
versieringskunst was morsdood’ en de ‘neo-allerlei’
aan grafmonumenten die men aantrof waren allesbe-
halve echte kunstuitingen. Belonje kwam niet met een
oplossing, maar pleitte vooral voor het behoud van
de nog oude kunsthistorisch waardevolle grafstenen.
De auteurs van Het Gildeboek daarentegen hadden
in hun ogen wel een goed beeld van hoe een ‘ware
katholieke’ begraafplaats met zijn grafmonumenten
er uit moest zien. En dat was ook niet zo vreemd,
Het Gildeboek was immers een uitgave van het
Sint-Bernulphusgilde, een vereniging van katholieke
kunstenaars die was opgericht om de neogotische
stroming weer onder de belangstelling van het publiek
te brengen. Ten aanzien van de grafmonumenten was
de oplossing simpel: geef niet rechtstreeks de opdracht
aan een steenhouwer, maar schakel een ‘bevoegd ont-
werper, bouwmeester of beeldhouwer’ in. Om een idee
te krijgen van hoe een grafsteen er uit moest zien, trof
de lezer bij de teksten al dan niet uitgevoerde ‘ware
katholieken’ ontwerpen van de auteurs zelf aan.
In een tijd van economische crisis was een dergelijke
grafsteen slechts voor enkelen weggelegd, voor de
minder vermogende werd daarom gekozen voor een
grafmonument in de vorm van een kruis, het christe-
lijke symbool bij uitstek. De oude nog bestaande krui-
sen uit de zeventiende en achttiende eeuw dienden
daarbij als voorbeeld voor de steenhouwer of timmer-
man.
´A ls de graad van Cul tuur, óók kathol ieke Cul tuur, va l t a f te meten
naar de doodencul tus – en niemand betwi j fe l t dat ! – dan z ie t het er
met d ie Cul tuur tegenwoordig wel droevig ui t .’
A ldus de pessimist ische woorden ui t de in le id ing van het kathol ieke
t i jdschr i f t voor kerkel i jke kunst en oudheidkunde Het Gi ldeboek dat
in 1933 geheel gewi jd was aan de funeraire cul tuur.
Funeraire
c h e r u b i j n
t r e u r e n d e v r o u w
1 0 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
ReglementenMet alleen het adviseren hoe een steen er uit moest
zien, kwam je niet ver. Dat zagen de auteurs van dit
themanummer van Het Gildeboek ook wel in. Daarom
was het in hun ogen van groot belang dat de beheer-
ders van de begraafplaatsen hun reglementen aanpas-
ten, om te voorkomen dat er een wildgroei aan allerlei
pompeuze grafstenen ontstond.
Het was overigens al een tendens in het begin van de
jaren dertig en met name na de Tweede Wereldoorlog
dat op de begraafplaatsen de reglementen wat betreft
grootte, vorm en materiaalkeuze van grafmonumen-
ten veel strenger werden. Bij de meeste beheerders
speelden vooral praktische overwegingen mee: het
was namelijk ruimtebesparend, onderhoudsvriendelijk
en daarom financieel voordeliger. Dat werkte wel in de
hand dat er een nogal monotone grafsteencultuur
ontstond, waarbij ‘het lompe en plompe mercantilis-
me de religieuze grafkunst bedierf’.
Toch was de grafkunst waar hier op gedoeld werd
al in het begin van de twintigste eeuw op zijn retour.
Niet alleen de architectuur, maar ook de grafkunst
kent zijn kunsthistorische ontwikkeling en is onder-
hevig aan modes. In de negentiende eeuw zien we
bijvoorbeeld veel aan de klassieke oudheid ontleende
vormen en motieven, terwijl op de katholieke begraaf-
plaatsen vooral gebruik werd gemaakt van de neogo-
tiek. Rond 1900 maakte veel symboliek op de graven
van minder gegoeden, plaats voor een fotoportret van
de overledene op wit porselein of geëmailleerde plaat-
jes. Deze ontwikkeling stond niet op zichzelf. De tra-
ditionele grafsymbolen raken in de eerste helft van de
twintigste eeuw langzaamaan op de achtergrond om
plaats te maken voor een meer persoonlijke symboliek
die uitdrukking geeft aan beroep, hobby of levensop-
vatting van de overledene.
De uniforme grafcultuur die rond 1930 ontstond kwam
niet alleen voort uit de strengere reglementen op
begraafplaatsen, maar paste ook in de smaak van die
tijd waarbij in de architectuur, beeldende kunst en toe-
gepaste kunst een voorkeur was voor strakke vormen
en ‘eerlijke’ materialen.
De laatste twee decennia van de vorige eeuw zien
we op de meeste begraafplaatsen ten aanzien van de
reglementen een versoepeling optreden, waardoor in
het persoon lijke grafmonument steeds meer terrein
wint. Mensen gaan bewuster om met de dood en
zoeken steeds meer naar een eigen manier om een
overledene te gedenken. Men kiest daarom eerder
voor een grafmonument dat meer recht doet aan het
in dividu, dan voor de eenvormigheid van een tradi-
tionele grafsteen. Op deze unieke grafstenen is vaak
minder tekst aanwezig, maar wordt juist een meer
persoonlijke, voor de buitenstaander veelal niet her-
kenbare, symboliek toegepast.
Een bezoeker die in de negentiende en begin twintig-
ste eeuw over een begraafplaats wandelde was ver-
trouwd met de, al dan niet, christelijke symboliek die
hij op de poortgebouwen, toegangshekken en graf-
monumenten aantrof. Tegenwoordig ligt dat anders.
Veel oude grafmonumenten zijn geruimd en de tradi-
tionele (religieuze) symboliek verdwijnt steeds meer
naar de achtergrond. De veelal monumentale graf-
stenen zijn in cultuurhistorisch opzicht van belang,
omdat ze ons iets vertellen over de veranderingen
die de laatste twee eeuwen hebben plaatsgevonden
in onze omgang met de dood. Dat geldt ook voor
de doodssymboliek die wij op onze grafmonumenten
toepassen. Het opnieuw leren begrijpen van die sym-
boliek zal wellicht meewerken aan het behoud van
deze monumenten voor de toekomst. •
z a n d l o p e r, z e i s e n t o o r t s
b i j b e l e n p a l m t a k
Funerairesymbol ieksymbol iekFunerairesymbol iekFuneraireFunerairesymbol iekFuneraire . . .grafkunst kent z i jn kunsthis tor ische ontwikkel ing en is
onderhevig aan modes
1 1
Li teratuur
- J. Belonje, Steenen Charters (Oude grafsteenen) (Amsterdam, 1943)
- Henk L. Kok, Ada Wille en Gerard Boerhof, Begraven & begraafplaatsen. Monumenten van ons bestaan (Utrecht, 1994)
- Edwin Maes, Begraafplaatsen (Utrecht, 1996)
- Leon Bok en Ypie Attema (red.), Begraafplaats als cultuurbezit (Den Haag, 2003)
Vee l ( chr i s t e l i j ke ) symbo len hee f t men in de l oop van
de gesch ieden is een andere be teken is t oegekend dan
oorspronke l i j k bedoe ld was , t e rwi j l de u i t e r l i j ke vorm-
gev ing ge l i j k b l ee f . Op deze w i j ze konden ve le van
oorsprong n ie t - chr i s t e l i j ke symbo len u i t de k lass ieke
Oudhe id de Midde leeuwen over l even , omda t ze een
chr i s t e l i j ke inhoud hadden gekregen . D i t i s een van de
redenen waarom we nog s teeds van oorsprong k lass ieke
symbo len op onze begraa fp laa t sen kunnen aan t re f f en .
De funera i re symbo l i ek zoa l s we d ie nu nog op de
Neder landse begraa fp laa t s t egenkomen , bed ien t z i ch van
d iverse u i t bee ld ingen van de mense l i j ke f i guur, de f l o ra ,
de f auna en versch i l l ende a t t r i bu ten . Vee l van deze sym-
bo len komen voor in combina t i es en vers te rken daarmee
hun wederz i j dse be teken is .
B i j d i t a r t i ke l s taan s l ech ts enke le voorbee lden . Voor
een u i tgebre id overz i ch t verwi j s i k naar de onders taan-
de l i t e ra tuur l i j s t .
De schede l vaak met gekru is t e beenderen , i s de
mees t t oegepas te mense l i j ke f i guur en symbo l i seer t de
kor t s tond ighe id van he t l even en de be t rekke l i j khe id van
a l l e aardse bez i t .
De enge len f iguur bemidde laar tussen he t aardse
en he t heme lse en a l s zodan ig boodschapper van God ,
komt nog s teeds vee l voor. De cherub i jn , he t gev leuge lde
enge lenkop je da t men vaak op k indergraven aan t re f t ,
ver t egenwoord ig t de heme lse s f e ren . Beha lve de enge l
word t ook de t r eurende vrouw met rouwslu ier
a fgebee ld a ls symboo l voor de ach terb l i j ver.
D iverse d ie r f i guren d ienen a l s vanouds a l s symboo l -
f i guren . De v l inder symbo l i seer t de ons ter f e l i j khe id
van de z i e l en door z i jn t eerhe id en kor te l evensduur
( eendagsv l inder ) ook de kor t s tond ighe id van he t l even .
De s l ang is van oudsher he t symboo l van l even en
dood , van g i f en genez ing . De s t aar tb i j t ende s lang (ouroboros ) d i e men op vee l gra fbedekk ingen
aan t re f t , symbo l i seer t de verganke l i j khe id van de mens
in de one ind ige kr ing loop van he t l even .
De t r eurwi lg i s he t symboo l van rouw en verdr i e t .
De hangende takken symbo l i seren de t ranens t room d ie
in de aarde verdwi jn t . Voor de Germanen was de w i lg
he t symboo l van de dood .
Fakke l o f t oor t s : De omgekeerde ( b randende )
f akke l was a l voor de oudhe id symboo l van he t gedoo fde
l even en a t t r i buu t van de dood . Een brandende fak -
ke l verwi j s t naar (hern ieuwd ) l even (wederops tand ing ) .
Vaak z i jn twee gedoo fde fakke l s kru i s l ings a fgebee ld
Pa lmtak : De chr i s t enen namen d i t over a l s t eken
voor hen d ie ges torven waren , in he t b i j zonder de mar-
t e la ren . In de chr i s t e l i j ke kuns t was de pa lmtak symboo l
van de overwinn ing op de dood door en in Chr i s tus .
Zand loper : De zand loper du id t op he t kor t s ton-
d ige van he t l even en op he t ges tad ig naderen van he t
s t e rvensuur. De mees te zand lopers z i jn voorz ien van
v l euge l s . D ie symbo l i seren de t i j d d i e verv l i eg t en de
verganke l i j khe id van de mens (Psa lm 90 ) . Mees ta l z i j n
he t de v l euge l s van een du i f , maar he t komt ook voor
da t de zand loper i s voorz ien van één du ivenv leuge l en
één v l eermuisv leuge l . D i t s taa t symboo l voor he t ver -
v l i egen van he t l even , b i j dag en b i j nach t , b i j goed en
b i j kwaad .
Ze i s : De ze i s i s he t a t t r i buu t van de dood . In de
Midde leeuwen word t de dood a l a fgebee ld a l s ske le t ,
me t in de rech terhand een ze i s . D i t symbo l i seer t de
onverb idde l i j khe id van de dood .
v l i n d e r, s l a n g e n f a k k e l s
1 2 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Het huidige gebouw is van later datum en deed dienst
als Oude Mannen en Vrouwenhuis en Aalmoezeniers-
kamer van de Oud-Katholieke Kerk. Nu zijn er de kan-
toren van twee stichtingen gehuisvest en herbergt het
gebouw twee appartementen.
Inventar isat ieHet inventariseren gebeurt vanzelfsprekend op locatie,
dus in de kerken en kloosters zelf. Daar wordt het bezit
in woord (computer) en beeld (digitale foto) vastgelegd.
Al deze gegevens worden op het kantoor van de SKKN
uitgewerkt en vastgelegd in een zogenaamd Basisregis-
tratierapport of in een Rapport met Onderzoek. Hierin
staat, behalve een kort historisch overzicht, een over-
zicht van de gebouwen en het groen dat bij de kerk of
het klooster hoort, ook een lijst van alle beschreven
objecten, het zogenaamde catalogusdeel. Hierin is
tevens de kerncollectie opgenomen. Dat zijn de objec-
ten die typerend zijn voor een bepaalde kerk of klooster.
Het is de bedoeling dat juist deze kerncollectie – de
belangrijkste collectie – bewaard zal blijven, ook als de
kerk of het klooster in de toekomst zal worden gesloten.
De objecten zijn, naast de archieven, de belangrijkste
boeken en de fiches uit de bibliotheek, van belang om
inzicht te krijgen in de materiële cultuur van een kerke-
lijke gemeente, een parochie of een kloostergemeen-
schap. De SKKN richt zich met name op de roerende
objecten. De kerken moeten deze inventarisatie zelf
betalen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap betaalt het bewerken van de gegevens
en het maken van het rapport.
De verzamel ingInmiddels heeft de SKKN het bezit van zo’n 4.500
kerken (van de circa 6.500) en enige tientallen kloos-
ters (van de ongeveer 150 - 200 die er nog bestaan)
vastgelegd. Dit resulteert in ongeveer 250.000 object-
beschrijvingen en foto’s. Daarnaast bezit de SKKN
nog duizenden prentbriefkaarten en ander fotomate-
riaal en een gespecialiseerde bibliotheek.
Tot voor kort was dit materiaal alleen toegankelijk
door ons kantoor te bezoeken. Sinds eind 2004 kan
het geïnteresseerde publiek een deel van al deze objec-
ten ook via onze website (www.skkn.nl, www.religieus-
erfgoed.nl of www.kerkelijkerfgoed.nl) zien. Het zijn
de ‘verborgen schatten’ van de kerken en kloosters.
De voorwerpen zijn geanonimiseerd, dat wil zeggen
dat er nergens verwijzingen staan in welke kerk of
klooster de objecten worden bewaard, tenzij de
eigenaar uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.
Dat is vanzelfsprekend om veiligheidsredenen gedaan.
In de gezamenlijke musea voor religieuze kunst,
bijvoorbeeld in het Museum Catharijneconvent te
Utrecht en het Museum voor Religieuze Kunst te
Uden maar ook in de vele kleinere musea, worden
in totaal zo’n 80.000 – 100.00 objecten bewaard.
Onze website geeft hierop een prachtige aanvulling
van objecten die voor de meeste mensen tot nu toe
niet of moeilijk toegankelijk waren. Op dit moment
zijn we bezig om alle objectgegevens en foto’s te
digitaliseren en deze zo veel mogelijk via de verschil-
lende pagina’s van onze website te ontsluiten. Het zal
echter nog enige jaren duren voordat dit werk gereed
zal zijn.
Het kerkel i jke kunst- en cul tuurbezi tDe grootte van het bezit van een kerk hangt in hoge
mate af van de geloofsrichting van de kerk. De gemid-
delde rooms-katholieke kerk heeft meer objecten dan
een protestantse kerk. Daarvoor zijn verscheidene
redenen. Het rooms-katholieke kerkgebouw werd
vroeger ook wel gezien als een afspiegeling van het
Ma
rt v
an
de
r S
terr
e
Een b i jzonder onderdeel van het nat ionale er fgoed
er fgoedReligieus
1 3
Hemels Paradijs. De aankleding van de meeste kerken
is uitbundig, de liturgie rijk versierd. Daarnaast kent
de Rooms-Katholieke Kerk zeven sacramenten (kerke-
lijke gewijde handelingen): doopsel, vormsel, eucha-
ristie, biecht, oliesel, priesterwijding en huwelijk) en
van oudsher vormen de kerkbeelden een belangrijk
onderdeel van het interieur. In de protestantse kerken
voert de soberheid de boventoon. Dit is zichtbaar in
het interieur en in de liturgie. Daarnaast kennen de
protestanten slechts twee sacramenten (doop en
avondmaal) en geen beeldenverering.
De oude protestantse kerkgebouwen, vaak de romaanse
of gotische dorps- of stadskerk die van katholieke oor-
sprong is, tellen meer objecten dan nieuwe protestantse
kerken. In menig oude protestantse kerk staat behalve
de oorspronkelijke preekstoel ook het doopvont nog in
de ommuurde, eikenhouten dooptuin die wordt afgeslo-
ten met een doophek waarboven soms nog de koperen
doopboog staat. Deze bijzondere objecten ontbreken
vanzelfsprekend in de nieuwe kerken.
In dezelfde oude kerken liggen nog vele grafzerken
en grafmonumenten. Het gebruik om in de kerk te
begraven werd om gezondheidsredenen in Frankrijk
door Napoleon per keizerlijk decreet afgeschaft in 1804.
In Nederland kwam het verbod op begraven in de kerk
of binnen de bebouwde kom na de inlijving van het
koninkrijk Holland bij Frankrijk op 11 januari 1811. Dit
verbod werd pas op een later tijdstip geëffectueerd.
Het Utrechtse kerkel i jke er fgoedDe stad Utrecht, in de Middeleeuwen de zetel van het
enige bisdom van ons land, is in religieus opzicht nog
steeds het centrum van Nederland. De rooms-katho-
lieke aartsbisschop zetelt er, de oud-katholieke kathe-
draal, de Sint Gertrudis, staat er en het Landelijke
Dienstencentrum van de Protestantse Kerken in
Nederland (PKN) is er gehuisvest evenals het bestuur
van de Remonstrantse Broederschap. Het provincia-
laat (de zetel van het hoofdbestuur van een bepaalde
kloosterorde) van bijvoorbeeld de Orde van de Francis-
canen is in de stad gevestigd. De stad telt nu zo’n 110
religieuze gebouwen als christelijke kerken, synagogen
en moskeeën.
Daarnaast hebben nog 4 kloosterorden hier in de stad
een kleine verblijfslocatie. Het hoogtepunt van christe-
lijk Utrecht lag in de Middeleeuwen. De stad kende
toen 4 parochiekerken, 5 kapittelkerken, en 21 kloos-
terkerken.Van de vele orden die ooit in de stad Utrecht
hun domicilie hadden, wordt alleen het klooster van
de Zusters Augustinessen nog door religieuzen
bewoond. Vóór de Tweede Wereldoorlog was de zorg
De St icht ing Kerkel i jk Kunstbezi t in Neder land (SKKN) is
a l 30 jaar bezig het kunst- en cul tuurbezi t van de chr is-
te l i jke kerken en kloosters in Neder land vast te leggen .
Daarbi j wordt geen onderscheid gemaakt in geloofsr ich t ingen .
De s t icht ing is in het oude centrum van Utrecht gehuisvest op
een his tor isch gezien belangri jke p laats : h ier s tond vroeger de
romaanse Mariakerk .
Hemels Paradijs. De aankleding van de meeste kerken
is uitbundig, de liturgie rijk versierd. Daarnaast kent
de Rooms-Katholieke Kerk zeven sacramenten (kerke-
lijke gewijde handelingen): doopsel, vormsel, eucha-
ristie, biecht, oliesel, priesterwijding en huwelijk) en
van oudsher vormen de kerkbeelden een belangrijk
onderdeel van het interieur. In de protestantse kerken
voert de soberheid de boventoon. Dit is zichtbaar in
het interieur en in de liturgie. Daarnaast kennen de
protestanten slechts twee sacramenten (doop en
De oude protestantse kerkgebouwen, vaak de romaanse
of gotische dorps- of stadskerk die van katholieke oor-
sprong is, tellen meer objecten dan nieuwe protestantse
kerken. In menig oude protestantse kerk staat behalve
de oorspronkelijke preekstoel ook het doopvont nog in
de ommuurde, eikenhouten dooptuin die wordt afgeslo-
ten met een doophek waarboven soms nog de koperen
doopboog staat. Deze bijzondere objecten ontbreken
In dezelfde oude kerken liggen nog vele grafzerken
en grafmonumenten. Het gebruik om in de kerk te
begraven werd om gezondheidsredenen in Frankrijk
Nederland (PKN) is er gehuisvest evenals het bestuur
van de Remonstrantse Broederschap. Het provincia-
De St icht ing Kerkel i jk Kunstbezi t in Neder land (SKKN) is
a l 30 jaar bezig het kunst- en cul tuurbezi t van de chr is-
te l i jke kerken en kloosters in Neder land vast te leggen .
Daarbi j wordt geen onderscheid gemaakt in geloofsr ich t ingen .
De s t icht ing is in het oude centrum van Utrecht gehuisvest op
een his tor isch gezien belangri jke p laats : h ier s tond vroeger de
f o t o ’ s l i n k e r p a g i n a b o v e n : h e t p a n d w a a r i n S K K N i s g e h u i s v e s t . ( f o t o S e c r . R . - K . K e r k P. v a n S o e s t ) . d a a r o n d e r : d e t a i l b e e l d e n -g r o e p v a n W. G r o s z ( f o t o S K K N ) . h i e r b o v e n : m i s k e l k ( f o t o S K K N ) .
1 4 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
voor de zieken en ouderen, het welzijn en het onder-
wijs vaak in handen van kerkgenootschappen en
kloosters. Deze functie is in belangrijke mate door
de overheid of door andere organisaties overgeno-
men. Toch zijn er nog steeds veel gebouwen waarvan
de naam in ieder geval verwijst naar de oorspronke-
lijke geloofsdenominatie. Dit geldt met name zieken-
huizen (Diaconessenhuis), scholen (Bonifatiuslyceum)
weeshuizen en aalmoezenierskamers. De namen van
straten geven ook aanwijzingen voor een religieuze
oorsprong (Janskerkhof). Iedere gemeente heeft wel
een kerk- of kloosterstraat of een straat genoemd naar
een heilige. Deze straatnamen zijn altijd in de oude
kernen te vinden. De straten in nieuwbouwwijken
hebben andere namen. Niet alle bovengenoemde
gebouwen hebben nog steeds hun oorspronkelijke
functie. Dat geldt voor kerken en kloosters maar ook
voor de andere gebouwen. De SKKN heeft de gege-
vens van het materiële bezit van de belangrijkste
geloofsdenominaties in de stad Utrecht, vastgelegd.
Bi jzondere ontdekkingenOnze medewerkers komen vrijwel dagelijks in kerken en
kloosters waar ze regelmatig bijzondere ontdekkingen
doen. Bijzonder in de zin van kerkhistorische of cultuur-
historische waarde. Een mogelijke financiële waarde is
voor ons niet relevant omdat de objecten toch niet wor-
den verkocht. Maar de vraag waar een bepaald object
vandaan komt en hoe het op die plaats terecht is geko-
men, is al spannend genoeg. Soms is het zo dat liturgi-
sche objecten een lang leven hebben omdat ze van een
bijzonder materiaal zijn gemaakt en daarom zuinig zijn
bewaard. In de loop van de geschiedenis gaan ze soms
van kerk tot kerk, terwijl andere zaken zich al eeuwen in
een bepaalde kerk bevinden.
Een mooi voorbeeld is een bijzondere miskelk die in
Woerden wordt bewaard. De kelk is door een Utrechtse
zilversmid vervaardigd en is gemerkt met de oudst
bekende Utrechtse merktekens (van vóór 1507) en werd
in de rooms-katholieke kerk gebruikt. Na de Reformatie
kwam de kelk in Lutherse handen en is daar gebleven.
In Nederland is de kelk daarmee het voorbeeld van het
oudst bekende avondmaalszilver dat, weliswaar door
verschillende kerkgenootschappen, maar continu in
gebruik is gebleven. (Zie www.skkn.nl/Object van de
Maand mei 2005).
In een Utrechtse kerk kwamen we prachtig zeventiende-
eeuws kantwerk tegen. Het is een albe, een kledingstuk
dat een priester draagt, die volkomen gaaf bewaard is
gebleven. (www.skkn.nl/Objecten ABC, albe)
HerbestemmingNu veel kerkgebouwen en kloosters worden gesloten,
is de SKKN ook regelmatig intermediair tussen de ver-
schillende kerken zodat de kerkelijke objecten op een
andere locatie verder gebruikt kunnen worden en hun
liturgische functie behouden blijft (www.skkn.nl/
Aanbod). Afgelopen jaar kon een expressionistische,
houten beeldengroep uit 1938 van Jezus en de slapen-
de discipelen van de Duitse beeldhouwer Wilhelm
Grosz uit Berlijn, bewaard blijven voor Utrecht. Deze
beeldengroep werd destijds in Nazi Duitsland beoor-
deeld als ‘Entartete Kunst’ en moest verdwijnen uit
de hal van het Berlijnse ziekenhuis waar het destijds
stond. In 1940 werd het geplaatst in het Leeuwen bergh-
gebouw waar de Vrijzinnig Hervormde Gemeente van
Utrecht samenkwam. Zij kocht de beeldengroep in
1949 aan. Na het vertrek van deze gemeente in 2004
was het lot van de beeldengroep onzeker. Door tussen-
komst van onder andere de SKKN konden deze bij-
zondere beelden uiteindelijk in het Leeuwenbergh-
gebouw blijven staan. Het gebouw heeft nu geen
kerkelijk functie meer, het biedt plaats aan allerlei
culturele activiteiten.
In uitzonderlijke gevallen geeft de SKKN het advies om
een bepaald object bij een religieus museum als het
Catharijneconvent in bewaring te geven omdat het te
kwetsbaar is geworden voor gebruik en omdat de eige-
naar er niet meer goed voor kan zorgen. Helaas komt
dan de oorspronkelijke functie van het object te verval-
len, maar het object blijft dan in ieder geval be houden
als onderdeel van het bijzondere Nederland se erfgoed. •
B e e l d e n g r o e p d o o r W. G r o s z ( f o t o S K K N )
1 5
De Monumentopname van . . .Ton van Schaik is h is tor icus , publ ic is t en onder meer
de auteur van het boek ‘Gebouwd op geloof . Rel ig ieus er fgoed
in Neder land ’, in het kader van Open Monumentendag 2005.
Slopen
Wat weg kan en per direct weg zou moeten, is de Neudeflat, die
er nu al meer dan veertig jaar staat en een van de wangedroch-
ten is uit de rampzalige periode De Ranitz. B en W vonden
het destijds een aanwinst van belang en brachten er een paar
gemeentelijke diensten in onder. Als het water terug kan in de
singel, waarom dit torentje van Babel dan niet afgebroken?
Meest favoriete monument
De Utrechtse plek waar ik het liefste kom, is het monumentale
complex van de Mariahoek aan de westkant van de binnen-
stad. Nergens kijk je zo door de geschiedenis heen. Je ziet er de
middeleeuwse claustrale huizen van Sint Marie, de schuilkerk
uit de zeventiende eeuw, nu Gertrudiskapel, en de Oude R.K.
Aalmoezenierskamer uit de achttiende eeuw met het vers dat de
wezen aanspoort tot dankbaarheid jegens de regenten. Aan de
zuidkant steken de torens van de vroeg twintigste-eeuwse Gertrudis
boven de daken van het hofje uit. Heel dit ensemble is zorgvuldig
in stand gehouden. Terecht, al was het maar om de afbraak van de
Mariakerk een beetje goed te maken.
Voorstel voor een (oud) nieuw monument
Ook over wat monument behoort te worden hoef ik niet lang na
te denken. Het zou moeten komen op de Woerd, vlakbij mijn
geboortehuis aan de Groenedijk. Ik ben er honderden keren
langs gekomen zonder te weten dat zich hier een historische slag
heeft afgespeeld. Op de Hoge Woerd, nu hartje Leidse Rijn, sneu-
velde in juli 1301 bisschop Willem Berthout in de nasleep van de
moord op Floris V. De bisschop trok op tegen de Hollanders en
tegen zijn rivaal Guy van Avesnes. Ter nagedachtenis aan deze
partijdige landsheer en beroerde soldaat – het geval wordt breed
uitgemeten in de Rijmkroniek van Melis Stoke – werd ter plaatse
een stenen kruis opgericht. De geleerde documentalist Aernout
van Buchel heeft het daar rond 1640 nog zien staan.
Slopen of bewaren?! Is een actieve werkvorm die de afdeling Cultuur & School van het Erfgoedhuis al enkele
jaren met succes gebruikt in het voortgezet onderwijs. De redactie van GM2 wil graag weten hoe deze
opdracht uitgevoerd wordt door de mensen die verstand van monumenten (zouden moeten) hebben.
1 6 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
To
lie
n W
ilm
er
Het idee om een boek met en over oude Utrechtse teke-
ningen te maken, is inmiddels gerealiseerd. Op 10 sep-
tember, tijdens de Open Monumentendag, zal het wor-
den gepresenteerd. De getekende stad is samengesteld
uit bijna 600 oude topografische tekeningen van vóór
1900. Globaal betreft dit de zeventiende tot en met de
negentiende eeuw, de eeuwen waarin de tekening het
meest geëigende medium was om een topografische
situatie te verbeelden. In de loop van de negentiende
eeuw ging de fotografie deze rol steeds meer overne-
men. De tekeningen die in het boek worden beschreven,
zijn behandeld als zelfstandige informatiebron, dus niet
als illustratie bij een tekst waarbij zij een ondersteunende
functie hebben. Een ruim geïllustreerde inleiding gaat
aan de afzonderlijk beschreven tekeningen vooraf.
Achterin het boek zijn gegevens van de afgebeelde teke-
ningen, een biografisch overzicht van de kunstenaars,
een begrippenlijst, een literatuurlijst en een uitgebreid
register opgenomen.
Verrassende resul ta tenDe diversiteit aan soorten tekeningen in de Topo-
grafische Atlas maakte de selectie niet eenvoudig.
Ontwerp-, bouw-, opmetings- en presentatietekeningen,
documentaire tekeningen en detailtekeningen leken
minder geschikt om in het hoofdwerk van het boek op
de nemen. Voorbeelden daarvan zijn in de inleiding te
vinden. De keuze viel op topografische tekeningen van
de stad Utrecht, te omschrijven als: tekeningen die de
Tijdens de voorbereidingen van het opzetten van een
geautomatiseerde catalogus van de col lect ie beeldma-
teriaal van de toenmalige Gemeentel i jke Archiefdienst
Utrecht , ontstond het idee om van een van de onderdelen
– de tekeningen – een boek samen te stel len. Deze teke-
ningen zouden uitgebreider moeten worden beschreven
dan in de geautomatiseerde catalogus, waarin de onder-
werpsbeschri jving bewust beperkt is gehouden.
De getekende s tad
1 7
stad of de omgeving of delen van de stad of gebou-
wen daarin laten zien en die meestal door de tekenaar
ter plaatse zijn gemaakt. Zij kunnen in verschillende
technieken zijn uitgevoerd.
Tijdens de selectie van de ruim tweeduizend topogra-
fische tekeningen ontstond vanzelf een indeling van het
materiaal in zes hoofdstukken met de volgende onder-
werpen: gezichten op de stad, de verdedigingswerken,
de Oudegracht, kerkgebouwen, straten en pleinen en
het gebied buiten de toenmalige stad. De tekeningen
zijn per hoofdstuk in een logische volgorde gerang-
schikt. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een
korte inleiding over het onderwerp en een kaart waarop
de standpunten van de tekenaars zijn aangegeven. In
het hoofdstuk over de kerkgebouwen zijn voor dit doel
plattegronden opgenomen. De tekeningen zijn vrijwel
overal in combinatie met een ander exemplaar afge-
beeld, waarbij zij elkaar met aanvullende informatie
kunnen versterken. Een combinatie van twee tekenin-
gen kan ook andere verrassende resultaten opleveren:
een zelfde onderwerp kan door twee contemporaine
tekenaars heel verschillend zijn verbeeld of eenzelfde
locatie blijkt in verschillende eeuwen nauwelijks of juist
onherkenbaar te zijn veranderd.
Poorten , torens en bolwerkenHet eerste hoofdstuk bevat gezichten op Utrecht vanuit
de omgeving. Deze worden in chronologische volgorde
gepresenteerd. De tekeningen maken duidelijk dat de
stad vóór 1900 voornamelijk bestond uit het gebied dat
nu als binnenstad wordt aangeduid, met enkele uitlo-
pers buiten de stadspoorten. De weinige gezichten die
de stad vóór 1600 laten zien, tonen een groot aantal
kerktorens. Het oudste getekende gezicht op Utrecht is
het vogelvluchtgezicht dat Antoon van den Wijngaerde
omstreeks 1560 maakte. Dit unieke document, in het
bezit van het Ashmolean Museum in Oxford, geeft zeer
veel gedetailleerde informatie over de toen nog gro-
tendeels middeleeuwse stad. De meeste tekeningen
dateren namelijk van na de Reformatie en daarop zijn
De getekende s tad Utrecht in oude tekeningen 1550-1900
E é n v a n d e r u ï n e t e k e n i n g e n v a n H e r m a n S a f t l e v e n u i t 1 674 m e t h e t i n g e s t o r t e s c h i p v a n d e D o m .
1 8 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
aanmerkelijk minder torens van kerken en kloosterka-
pellen te zien. Herman Saftleven tekende Utrecht
meerdere keren in 1669 met de bedoeling dit profiel
in prent uit te geven. Steeds is de Dom het centrale
element en letterlijk ook het hoogtepunt.
Het is opmerkelijk dat het hoofdstuk over de stadswal
met zijn poorten, torens en bolwerken verreweg de
meeste tekeningen bevat. Dit onderwerp heeft door de
eeuwen heen veel kunstenaars geïnspireerd, waardoor
een rondwandeling over en langs de stadswal, te begin-
nen en te eindigen bij de Weerdpoort, een tamelijk
compleet beeld oplevert. Op de meeste tekeningen is
de stad vanaf de buitenkant, dus vanaf de singels te
zien. Het wandelpad bovenop de stadswal heeft ook
aantrekkingskracht op tekenaars gehad, omdat zij vanaf
een hoog standpunt meer in beeld konden brengen
dan vanaf de begane grond. De ontwikkeling van de
stadsverdedigingswerken is aan de hand van de teke-
ningen aardig te volgen. Middeleeuwse stadspoorten
en waltorens zijn in de loop van de eeuwen afgebroken
of verbouwd en het onderhoud aan de kilometerslange
stadsmuur heeft zo te zien vaak te wensen overgelaten.
Ook het veranderende gebruik van de bolwerken en
bermen langs de stadsmuur is te volgen, totdat in 1829
werd begonnen met het systematisch afbreken van de
stadsmuur en het afgraven van de daarachter gelegen
wal. Ongeveer driekwart van de hierbij vrijgekomen
strook langs de stadsbuitengracht werd gebruikt voor
de aanleg in Engelse landschapsstijl van een langgerekt
plantsoen, waarin in de volgende decennia ook de bas-
tions en bolwerken werden opgenomen. Later werd dit
aangeduid als Zocherplantsoen. Veel tekeningen laten
dit veranderingproces van verdedigingswerken tot
plantsoen zien.
Het derde hoofdstuk brengt de Oudegracht in beeld
van de Weerdpoort in het noorden tot de Tolsteegpoort
in het zuiden. De tekeningen laten zien dat de Oude-
gracht vanouds een handelskarakter heeft gehad.
Vooral bij de Stadhuisbrug, waar de kraan en de waag
stonden, was veel scheepvaartverkeer. Het unieke van
de Oudegracht met haar werven en vele boogbruggen
is door talloze tekenaars tot uitdrukking gebracht. Het
1 E e n w i n t e r s G e e r t e k e r k h o f m e t d e G e e r t e k e r k i n 1 8 1 9 , w e e r -g e g e v e n d o o r J a n Ve r h e i j e n o p e e n t e k e n i n g e n e e n s c h i l d e r i j m e t d e z e l f d e v o o r s t e l l i n g ( C e n t r a a l M u s e u m ) . 2 D e m i d d e l e e u w s e W i t t e v r o u w e n p o o r t , o m s t r e e k s 1 6 4 0 g e t e k e n d d o o r R o e l a n t R o g h m a n . 3 J a n d e B e i j e r t e k e n d e i n 175 3 d e O u d e g r a c h t v a n a f d e B a k k e r b r u g i n t w e e r i c h t i n g e n . H i e r i s o p d e a c h t e r g r o n d h e t s t a d h u i s t e z i e n . 4 D e z u i d e l i j k e z i j b e u k v a n h e t s c h i p v a n d e D o m m e t t w e e g r a f k a p e l l e n , e i n d 1 8 d e e e u w g e t e k e n d d o o r C o r n e l i s v a n H a r d e n b e r g h .
1
2
3
4
1 9
stadhuiscomplex aan de Stadhuisbrug vormt het schar-
nierpunt tussen het noordelijke deel van de Oudegracht,
de Weerdzijde, en het zuidelijke, de Tolsteegzijde. De
Stadhuisbrug met de Domtoren op de achtergrond is
altijd een geliefd Utrechts stadsgezicht geweest.
KerkgebouwenHet vierde hoofdstuk gaat over de vele kerkgebouwen
in Utrecht, een ander onderwerp dat zich mocht ver-
heugen in de ruime belangstelling van kunstenaars.
Van vrijwel alle kerkgebouwen zijn tekeningen uit de
periode die dit boek beslaat aanwezig. Hieronder bevindt
zich een groot aantal topstukken uit de collectie van
Het Utrechts Archief: de kerktekeningen van Pieter
Saenredam uit 1636 en de serie tekeningen waarmee
Herman Saftleven de ruïne van het schip van de Dom
in 1674 heeft gedocumenteerd. Als eerste wordt in dit
hoofdstuk de veelvuldig getekende Dom gepresenteerd,
vervolgens de andere voormalige kapittelkerken: de
Pieterskerk, de Janskerk en de Mariakerk. Daarna komen
de bedehuizen die oorspronkelijk parochiekerk waren:
de Buurkerk, de Jacobikerk, de Nicolaikerk en de Geerte-
kerk, en als laatste de Catharijnekerk, oorspronkelijk
een kloosterkerk. Met uitzondering van de Mariakerk
zijn dit de kerkgebouwen die na de Reformatie in
gebruik kwamen voor de protestantse eredienst.
Andere voormalige kloosterkerken komen – zijdelings –
in andere hoofdstukken aan de orde.
In het vijfde hoofdstuk, getiteld ‘Straten en pleinen’,
wordt een slingerende wandeling door de stad gemaakt
van noord naar zuid. De tekeningen laten hele straten
en pleinen zien, maar eveneens gedeelten daarvan en
individuele gebouwen of onderdelen. Soms is het
mogelijk een interieur te tonen. Er zijn ook binnenter-
reinen afgebeeld en minder spectaculaire stadsdelen
met vervallen gebouwen of ruïnes. Naast de overheids-
gebouwen en de geestelijke gebouwen komen de ver-
schillende woonhuizen in beeld. Hun afmetingen en
uiterlijk zijn bepaald door hun functie en ligging. In
tegenstelling tot de Oudegracht, waar de meeste hui-
zen ook een bedrijfsfunctie hadden, waren langs de
andere grachten – Nieuwegracht, Drift en Plompetoren-
gracht – voorname woonhuizen te vinden. In zijstraten
stonden meestal huizen van een bescheidener omvang
en in kleinere straten en meer achteraf gelegen gedeel-
ten van de stad waren eenkamerwoningen te vinden,
in Utrecht ‘kameren’ geheten.
De tekeningen in het laatste hoofdstuk hebben betrek-
king op grondgebied dat nu bebouwd is, maar dat in
vroeger eeuwen bij de stad behorend landelijk gebied
was. Dit gebied komt globaal overeen met de vroegere
Stadsvrijheid, het territorium waar vanouds de stedelij-
ke jurisdictie gold en dat tot 1954 de gemeentegrens
heeft bepaald. Dit gebied was ingedeeld in zogenaam-
de buitengerechten. Dit hoofdstuk bevat tekeningen die
ergens in dat vroegere buitengebied zijn gemaakt. De
tekenaars stonden verder weg of dichterbij. Zo is ook
de volgorde van de tekeningen. Er wordt met de klok
mee een lange, slingerende wandeling gemaakt op
enige afstand van de stad, te beginnen aan de noord-
zijde bij het Zwarte Water en eindigend bij de Weerdsluis
in de Vecht. Daartussen bevinden zich heel wat situa-
ties die tegenwoordig in die vorm niet meer zijn te
herkennen.
Onherkenbaar veranderdBehalve inhoudelijke informatie geven de tekeningen
in dit boek ook een beeld van de ontwikkeling van de
topografische tekenkunst. De oudste tekening dateert
uit het midden van de zestiende eeuw. De tekeningen
uit de zeventiende eeuw zijn vrijwel allemaal van een
hoog niveau met als uitschieter de kerktekeningen van
Pieter Saenredam, die – met uitzondering van de schet-
sen en constructietekeningen – alle zijn opgenomen.
Tekeningen uit de achttiende eeuw, de eeuw waarin vele
beroeps- en amateurtekenaars zich bezighielden met
het afbeelden van steden, dorpen en landschappen,
laten een zelfde onderwerp vaak op meerdere manieren
zien. Daarbij zijn opvallende kwaliteitsverschillen te
constateren. De tekeningen uit de negentiende eeuw
zijn verreweg het meest talrijk. Ook de onderwerpen en
de technieken, waarin deze tekeningen zijn uitgevoerd,
zijn zeer gevarieerd. Er is gepoogd om deze diversiteit
in de selectie tot uiting te laten komen.
Bestudering van de tekeningen heeft behalve een aantal
toeschrijvingen aan met name bekende kunstenaars
veel nieuwe inhoudelijke informatie opgeleverd. Van
enkele tientallen stadsgezichten is tijdens de voorbe-
reiding van dit boek de juiste locatie of voorstelling
vastgesteld, waardoor deze tekeningen waardevolle
nieuwe informatie blijken te bevatten. De meeste afge-
beelde locaties zijn inmiddels verdwenen of onherken-
baar veranderd. •
De getekende stad. Utrecht in oude tekeningen 1550-1900
Uitgeverij Matrijs in samenwerking met Het Utrechts Archief
ISNB 90 5345 272 9 Prijs 49,95 euro
2 0 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
ak t ie fHeemschut
Kerkgebouwen: gewi jd of gewoon?Kerken zijn zowel vanwege hun vorm als hun functie
een aparte categorie van bouwwerken.
Weinig mensen, of ze nu gelovig zijn of niet, zullen
door een kerkgebouw lopen zonder daarbij onder de
indruk te komen van de speciale atmosfeer die er
heerst, onthecht van de jachtige wereld daarbuiten.
Een plek van contemplatie, bezinning, gebed of een-
voudigweg rust en ontspanning. Dit gevoel is vaak
nog sterker als het om een oudere kerk gaat met een
hoge architectonische en cultuurhistorische waarde.
Kortom, een kerk is niet zomaar een verzameling
steen en cement, inwisselbaar en makkelijk te vervan-
gen zoals veel van de meer recente bouwwerken.
Dat veel kerkgenootschappen de afgelopen decennia
te kampen hebben met een teruglopend aantal kerk-
bezoekers is geen onthulling. Dat betekent ook een
financiële aderlating met als resultaat dat het onder-
houd aan kerkgebouwen tot een minimum wordt
teruggebracht of zelfs helemaal achterwege wordt
gelaten. In de laatste dertig jaar zijn er veel kerken
gesloopt of van functie veranderd. In de stad Utrecht
zijn verschillende kerken omgebouwd tot woonruimte,
onder meer de Engelse Kerk aan het Wilhelminapark
en de Maartenskerk aan de Oude Gracht.
HerbestemmingAls Bond Heemschut worden we met enige regelmaat
met de vraag geconfronteerd: wat te doen met een
kerkgebouw dat zijn functie als kerk niet meer kan
vervullen? Sloop is om bovengenoemde redenen vaak
geen acceptabele optie, maar gelovigen én cultuur-
minnaars gaat het aan het hart als een kerk wordt
omgebouwd tot tapijthal of supermarkt. Is iedere
vorm van hergebruik te verkiezen boven sloop, of kan
een kerk beter verdwijnen als het altaar dreigt te wor-
den gebruikt als groenteafdeling? Een eenduidige
keuze is niet mogelijk, al is sloop over het algemeen
definitief (hoewel de oproep om bijvoorbeeld het
Utrechtkantoor weer te herbouwen op zijn minst een
interessante discussie losmaakt).
Een kerk die vandaag als gokautomatenpaleis dienst
doet, kan morgen een passender bestemming krijgen
als bijvoorbeeld cultuurcentrum of representatieve kan-
toorruimte, hoewel ook daar niet iedereen mee ingeno-
men zal zijn. De slotconclusie kan daarom alleen maar
zijn dat ook hier geen oordeel valt te geven dat bij
iedereen bijval zal oogsten. Maar als Bond Heemschut
zijn we van mening dat elk waardevol gebouw een
tweede leven verdient, en voor een zo expressief bouw-
werk als een kerk geldt dat des te sterker.
Landel i jke Heemschutdag 17 septemberHet thema van de Heemschutdag 2005 sluit aan op
dat van de landelijke Open Monumentendag ‘religieus
erfgoed’ en op ‘het jaar van het Kasteel’. U wordt in
de gelegenheid gesteld kennis te maken met buiten-
plaatsen en kerken die slechts bij bepaalde gelegenhe-
den voor bezoek geopend zijn.
KeuzeprogrammaExcursie 1 Heuvelrugroute 1
Deze excursie start met een bezoek aan de in 2002
Ma
art
en
Le
mm
en
s
E r kunnen veler le i s teekhoudende redenen
z i jn waarom er in een bepaalde omgeving
b i jgebouwd of ju is t a fgebroken moet worden .
www.heemschut .nl/utrechtwww.heemschut .nl/utrechtakt ie fwww.heemschut .nl/utrechtakt ie fHeemschut www.heemschut .nl/utrechtHeemschut Heemschut www.heemschut .nl/utrechtHeemschut
2 1
door vereniging Hendrick de Keijser gerestaureerde
buitenplaats Sparrendaal in Driebergen. Aansluitend
volgt de lunch in Amerongen.
Het middagprogramma staat in het teken van een
bezoek aan kasteel Amerongen, dat volop gerestau-
reerd wordt, met toelichting ter plaatse en rondleiding
door de fraaie kasteeltuin. Aansluitend een bezoek
aan de Andrieskerk, gelegen in het beschermd dorps-
gezicht van Amerongen.
Excursie 2 Heuvelrugroute 2
Deze excursie start met een bezoek aan de buiten-
plaats Zuylenstein bij Leersum met de vrijwel enige
nog gave geometrische tuin in Nederland.
Het middagprogramma is identiek aan dat van
Heuvelrugroute 1.
Excursie 3 Kromme-Rijnroute
Allereerst wordt een bezoek gebracht aan de zelden
opengestelde tuin van kasteel Rijnestein in Cothen,
waar de gids tevens de historie van het kasteel uit
de doeken doet. De lunch wordt gebruikt in de his-
torische binnenstad van Wijk bij Duurstede.
Het middagprogramma staat in het teken van een
bezoek aan de Grote Kerk op de Markt en de ruïne
van kasteel Duurstede.
Wilt u reageren, dan kunt u schrijven naar onze secretaris, dhr. H. Kuiper, Mijzijde 49, 3471 GP, Kamerik of mailen naar [email protected].
Of bezoek onze website op www.heemschut.nl/utrecht. U kunt ook bellen naar ons landelijk kantoor op 020- 622 52 92.
Excursie 4 en 5 Weteringroute 1 en 2
Deze excursies starten met een bezoek aan de oranje-
rie van kasteel Sandenburg in Langbroek. De lunch
wordt gebruikt tegenover de intact gebleven Brink van
dit pittoreske dorpje. Het middagprogramma staat in
het teken van bezoeken aan kasteel Hinderstein en de
kerken in Over- en Nederlangbroek.
Kosten 36,- euro p.p., ook voor introducés.
Inschrijving U dient zich telefonisch of per e-mail aan te
melden bij het landelijk bureau, telefoon 020-622.52.92,
email [email protected], met vermelding van
gewenste excursie en aantal personen. Er kunnen
maximaal 250 deelnemers mee, dat is 50 per (deel)-
excursie. De aanmeldingen worden behandeld in volg-
orde van binnenkomst. Bij de telefonische aanmelding
of per e-mail verneemt u of er nog plaats is. Daarna
kunt u het verschuldigde bedrag overmaken op giro-
nummer 165.831 t.n.v. Bond Heemschut o.v.v. Landelijke
Heemschutdag 17 september. Met uw wens zal zoveel
mogelijk rekening worden gehouden. Heemschut
behoudt zich het recht voor u bij overboeking bij een
andere deelexcursie in te delen. Graag uw begrip hier-
voor. U ontvangt een schriftelijke bevestiging onge-
veer twee weken vóór de Heemschutdag. •
L i n k s : k a s t e e l S a n d e n b u r g r e c h t s : K a s t e e l H i n d e r s t e i j nHeemschut www.heemschut .nl/utrechtwww.heemschut .nl/utrecht
2 2 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Re l ig ieuze (her )be lev ing
Interview met Casper Staal , conservator Museum Cathar i jneconvent
Ed
win
Ma
es
aan het begin van een nieuwe eeuwHet is een mooie zomerse dag in juni a ls ik conservator Casper Staal spreek op het terras
b i j de ingang van Museum Cathar i jneconvent . Staal was de afgelopen maanden mede door het
over l i jden van paus Johannes Paulus I I , herhaaldel i jk in de media te z ien en te horen . Na de
benoeming van een nieuwe paus werd het wat betref t d ie media-aandacht veel rust iger. Die
rust l i jk t ook te z i jn neergedaald op het museum.
2 3
Maar die rust is schijn. Weliswaar ontbreekt het op dit
moment aan een grote publiekstrekker, het museum
staat letterlijk op z’n kop door grote verbouwings- en
herinrichtingswerkzaamheden. In het voorjaar van 2006
zal de opening van het vernieuwde Museum
Catharijneconvent plaatsvinden.
De Open Monumentendag staat dit jaar in het teken van
religieus erfgoed. Is dat toeval of past het in de lijn van een
stijgende interesse voor de eigen religieuze beleving?
“Er is zeker sprake van een toenemende behoefte aan
religieuze zaken en vooral aan rituelen. Veel rituelen zijn
zo’n dertig jaar geleden overboord gegooid en mensen
weten nu vaak niet meer wat ze in bepaalde situaties
moeten doen. Men gaat weer op zoek naar de oude
vormen en wil spirituele aspecten gebruiken. Ook de
belangstelling voor heiligen is weer terug. Bedevaart en
met name de processie maken de laatste jaren een
opmerkelijke revival door. De processie als typisch
katholieke uiting werd rond het midden van de negen-
tiende eeuw vooral in protestantse kringen als een
indringen in het publieke domein gezien. In 1848 kwam
er een grondwet tot stand waarin een algemeen verbod
op openbare kerkelijke rituelen – in het bijzonder pro-
cessies – was opgenomen. Deze ‘processiekwestie’ zou
tot de jaren zestig van de vorige eeuw de gemoederen
soms flink bezighouden, maar loste zich toen vanzelf
op. De meeste protestanten hadden er geen moeite
meer mee en bij veel katholieken bestond er geen
behoefte meer aan ‘dat ouderwetse gedoe’. Overigens
zien we ook een beweging waarin alleen gebruik wordt
gemaakt van christelijke symbolen zonder dat religiosi-
teit meespeelt; dit was in aanvang zelfs de aanzet tot
een anti-beweging. Een voorbeeld zijn de grote, met
glitterstenen versierde kruisen van discogangers. Ze
lijken sprekend op de borstkruisen van de bisschoppen.
De discojongeren hingen die om de hals, als een persi-
flage op de kruisen van de kerkelijke gezagsdragers die
juist niets op hadden met die goddeloze disco met zijn
oversekst gedrag en zijn lawaaicultuur. Ik herinner me
een tv-programma waarin de presentator over de bis-
schop van Roermond vroeg “wie is toch die man in die
jurk met dat beeldige hangertje”. Of het beeld van Onze
Lieve Vrouw van Lourdes. Je kunt ze in trendy interieur-
winkels kopen. In je designkamer is het een “leuk object”
en heeft het niets meer van doen met de verschijning
van de Moeder Gods aan Bernadette Soubirous in 1858.”
Wat merkt het museum van de religieuze opleving?
“De angst voor het verlies van de eigen identiteit zie je
de afgelopen jaren ook bij de kerkelijke gemeenten.
Men is steeds meer bezig met de eigen wortels, en die
interesse voor het verleden uit zich in talrijke historische
jubileumuitgaven. En zo gaan kerken ook steeds meer
beseffen dat de oude kerkelijke voorwerpen culturele
waarde hebben. En dan komt men terecht bij het muse-
Rel ig ieuze (her )be lev ing
f o t o l i n k s b o v e n : Tr i o m f k r u i s o p d e a p o s t e l b a n k i n d e W i l l i b r o r d u s k e r k i n U t r e c h t , a t e l i e r M e n g e l b e r g , 1 8 8 3 ( f o t o S K K N ) f o t o b o v e n : E e n M a r i a - p r o c e s s i e i n We e r t ( f o t o ’ s : R . v a n K n i p p e n b e r g )
aan het begin van een nieuwe eeuw
2 4 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
um. De voorwerpen – een kelk, een ciborie, een vaandel,
een gewaad – zijn indertijd in bruikleen gegeven omdat
ze hun sacrale functie verloren hadden, en daarmee
waren het kunstvoorwerpen geworden. Nu wil men
die voorwerpen graag terug. Niet omdat men die oude
spullen opnieuw in de eredienst wil gaan gebruiken.
Men wil nu die cultuurhistorische voorwerpen die de
eigenheid van een lokale gemeenschap onderstrepen,
zelf tonen, bijvoorbeeld in een vitrine achterin het kerk-
gebouw.
Dit is een opmerkelijke ontwikkeling als men zich
bedenkt dat in de zestiger jaren een ‘katholieke beel-
denstorm’ plaatsvond. Een groot deel van de kerkelij-
ke gemeenten/parochies werd gebundeld en kerkge-
bouwen werden gesloopt. De inrichting van de kerken
werd kaler en men verloste zich van ‘oude troep’.
Het museum sloeg veel op in het depot om het niet
verloren te laten gaan. De omslag begon zo’n twintig
jaar geleden. Een mooi voorbeeld zijn de uit de gratie
geraakte triomfkruisen die massaal werden afgestoten
en ‘gered’ door het museum. Een triomfkruis is een
groot kruisbeeld dat op de scheiding van koor en
schip van een kerkgebouw uit het gewelf hangt.
Nu willen kerken ze weer terug. Zo wilde bijvoorbeeld
de parochie Hamersveld graag weer een triomfkruis
hebben. Bij het bekijken van de nog aanwezige kruisen
in het depot werd spontaan door alle aanwezigen het-
zelfde kruis uitgekozen. Toen men daarna keek waar
dit triomfkruis vandaan kwam, bleek het afkomstig te
zijn uit hun eigen parochie.
Het Museum Catharijneconvent is een kennisinstituut
van de materiële christelijke cultuur. Toch is voor som-
mige bezoekers de grens tussen museum en kerk
geen scherpe. Zo kun je op een tentoonstelling over
ikonen een bezoeker treffen die kruistekens maakt
voor de in een vitrine tentoongestelde ikonen. Er is bij
de herinrichting gesproken over de inrichting van een
stilteruimte in het museum, om aan dit gevoelen van
de bezoekers tegemoet te komen. De naast het muse-
um gelegen Catharijnekerk die tot de verbouwing van
2000 met het museum verbonden was, vervulde die
functie tot dat jaar. Museumbezoekers staken daar
een kaarsje op en rustten daar soms geestelijk uit.
In 2003 heeft de Catharijnekerk haar entree zo gewij-
zigd dat zij haar functie als inloopkerk in de binnen-
stad zonder het museum kan effectueren. Van een
speciale “meditatiezaal” in het Catharijneconvent is
daarom afgezien.
Wat tegelijkertijd opvalt is dat de bijbelkennis bij de
gemiddelde bezoeker achteruit gaat. Er is een groot
verschil met de situatie van zo’n kwart eeuw geleden.
De nieuwe bijbelvertaling was dan in het najaar van
2004 wel een hype in de boekwinkels maar wat er IN
de bijbel staat wordt door hele generaties niet meer
gekend. Je moet ook leren hoe je dat boek tot je moet
nemen. Mensen die vooraan in het boek beginnen en
zich voornemen de hele bijbel te gaan lezen, haken
bij het boek Leviticus zo ongeveer af. Wie was Mozes,
wie Aaron, wie Simson en wie David, wie Jesaja en
Ezechiël, wie Jezus, wie waren de apostelen, wie was
Maria en wie Maria Magdalena? Voor een schilderij
met het Laatste Oordeel waarop te zien is hoe de
gestorvenen uit hun graven opstaan om door Christus
geoordeeld te worden, antwoordt een scholier op de
vraag wat hij ziet: “Een naaktstrand”. Of de Nijmeegse
student die professor Spiertz mededeelt dat de
Drievuldigheid bestaat uit de Vader, de Zoon en de
Kleinzoon. In de nieuwe opstelling zal de ‘instap’
daarom lager zijn.
Een veel gehoorde vraag in het museum is hoe het
ook al weer zit met die christelijke feestdagen.
Daarom zal hier in de nieuwe opstelling aandacht aan
worden besteed en de jeugd via educatieve onderwijs-
projecten worden ingelicht. De samenleving vraagt
om uitleg over de feesten die we vieren: Kerstmis,
Pasen, Pinsteren, maar ook Halloween, Sinterklaas en
Valentijn. Waar komt het feest vandaan en hoe vieren
we het nu? Accenten blijken verschoven. Daarnaast
hebben andere feesten ook een plaats gekregen in de
“Nederlandse feestkalender”. Joden, islamieten, hin-
does, Chinezen, allen hebben ze eigen feesten die niet
meer binnenskamers gevierd worden. De samenleving
als geheel komt ze tegen en wil er meer over weten.
Aan die vraag komen we in deze nieuwe afdeling van
Museum Catharijneconvent tegemoet.” •
De belangste l l ing voor
he i l igen is weer terug
2 5
t egen s loop?Een oude fo to van de gesloopte ‘Utrecht ’ maakt mi jn s tadsgenoten nog s teeds terecht boos .
De ‘Utrecht ’ s taat in onze s tad inmiddels symbool voor ‘s te igeren tegen s loop ’. Maar daar
kunnen we meer gebouwen aan toevoegen: ook de Hoje lkazerne aan de Croeselaan was
pracht ig ! Gelukkig is , b i j saner ing , de Kromhoutkazerne s loop bespaard gebleven: loop nu
maar eens rond op het f raai her inger ichte terre in van het Univers i ty Col lege en herken de
mi l i ta ire inv loed van weleer.
Wic
he
rt v
an
Dij
k
S te igeren
B a l k o n o p d e H e i l i g K a r t k e r k ( f o t o J o o p J a n s e n )
2 6 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Secular isat ieDe titel voor dit artikel ontleen ik aan een uitgave van
de werkgroep ombouw panden, mei 1989. Je kunt wel
‘steigeren tegen sloop’, maar dat heeft volgens mij
alleen zin indien er een goede (her)bestemming voor
het mogelijk te slopen gebouw voorhanden is. Dat
geldt ook voor kerken. Er is, ook al door initiatieven
als ‘Kerken Kijken’ veel aandacht voor religieus erf-
goed in Utrecht, maar door de secularisatie en de
bijbehorende afname van het kerkbezoek is de toe-
komst van veel kerken onzeker. Het lijkt, gelet op het
recent samengaan van onder andere gereformeerd
synodale en hervormde geloofsgemeenschappen in
de Protestantse Kerk Nederland (PKN), een kwestie
van tijd voordat steeds meer kerken functieloos leeg
komen te staan. Alleen al in de stad Utrecht verdwij-
nen van de 16 full-time PKN- predikantsplaatsen er
zes in 2006. Dat heeft ook gevolgen voor de kerkge-
bouwen: wat gebeurt er straks met de Triumfatorkerk,
de Stefanuskerk en alle andere?
Verdwenen of van funct ie veranderdTegelijk missen echte Utrechters al vele mooie kerk-
gebouwen. Ik noem u: de statige Monicakerk aan de
Oudenoord, het blijft jammer van die mooie toren!
De neo-klassieke ‘geloofschuur’ – de gereformeerde
Oosterkerk aan de Maliebaan: ook gesloopt. Wat
moeten de psalmen daar kloek geklonken hebben!
Maar ook de Westerkerk, Onze Lieve Vrouwe van
Goede Raadkerk (alleen de naam al), de Vredeskerk,
de Christus Koningkerk, allemaal weg! Sommige,
vooral rijksmonumentale rooms-katholieke kerken, is
sloop bespaard gebleven. Ze kregen, meer of minder
geslaagd, een tweede leven. Misschien al wel 25 jaar
geleden werd de Emmauskerk op Overvecht aan een
islamitische gemeenschap verkocht en is nu dus een
moskee. De voormalige Isidoruskerk op Kanaleneiland
is een uitvaartcentrum van Sint Barbara geworden.
En recent werd de Blijde Boodschapkerk op Overvecht
verkocht aan een Chinese geloofsgemeenschap. De
Heilig Hart- en Sint Martinuskerk werd verbouwd tot
luxe appartementencomplexen. Het oud-katholieke
Sint Jacobuskerkje op de Bemuurde Weerd wordt
gebruikt door Antiquair Doesburg, maar je kunt op de
ingebouwde verdiepingsvloer ook een vergadering of
feestje houden. En naar verluidt komt in de schuilkerk
Maria Minor, Achter Clarenburg, nu toch een grand
café. Het voormalige gebouw van de Apostolische
kerk, Ottone op de Kromme Nieuwegracht, heeft als
herbestemming ‘cultureel’ centrum gekregen, net als
de Leeuwenbergkerk op het Servaesbolwerk.
HerbestemmingDe kerken en hun torens zijn oriëntatiepunten, bakens
in landschappen en in steden. Hoe red je de beeld-
bepalende monumentale kerk van de slopershamer?
De praktijk leert: door herbestemming en hergebruik.
Het kan anders: in de provincies Groningen of Fryslân
koopt een stichting overbodige kerkgebouwen en
restaureert en verhuurt ze vervolgens, maar meestal
staan ze leeg. Dat voelt niet prettig. Ook op het
Utrechtse platteland speelt dit. Rooms-katholieke
dorpsparochies worden nu al samengevoegd en de
pastoor krijgt een streek- in plaats van dorpsfunctie.
Vaak staan plaatselijke kerken zondags om beurten
leeg. Dan maar pinautomaten in de kerkmuur, zoals
het recente plan van het bisdom met de Rabobank
voorstelde? De hervormde en gereformeerde geloofs-
gemeenschappen behielden tijdens het ‘samen op
weg’ proces aanvankelijk hun eigen kerkgebouwen,
f o t o ’ s 1 , 3 , 4 , 6 , 7 e n 1 1 : H e n r i c u s k e r k : n i e u w e i n g a n g , z i j g e v e l , o u d e n n i e u w d a g v e r b l i j f , n i e u w e s c h e i d i n g e n n i e u w i n t e r i e u r. f o t o ’ s 2 , 8 , 9 , 1 3 e n 1 4 : H e i l i g H a r t k e r k : u i t b o u w, b a l k o n e n o v e r g a n g o u d e n n i e u w. f o t o ’ s 5 , 1 0 e n 1 2 : Tr i o m f a t o r k e r k : p a s t o r i e e n i n g a n g ( f o t o ’ s J o o p J a n s e n )
1 2 3 4
5 6 7 8
9
1 0
1 1 1 2 1 3 1 4
2 7
del. Een cultureel centrum of concertzaal in een oude
kerk moet natuurlijk kunnen. Maar mag je daar in een
toneelstuk of discussie wel vloeken of psychedelische
muziek draaien? Een kerk is een plaats waar mensen
god ontmoeten. Ik vind: waar mensen leven is god
aanwezig en waar god aanwezig was moeten mensen
kunnen wonen, leven, werken of feestvieren. Maar
Maria Minor als grand café ? Eigenlijk toch maar liever
niet. De historie en emotie van een dergelijk gebouw is
voor mij te groot om daar drinkend en rokend het leven
te willen doornemen. Maar geldt dat dan ook niet voor
veel (protestantse) kerkgebouwen uit de periode van
wederopbouw 1950 – 1970. Allemaal erg functioneel
gebouwd, maar eigenlijk in onze beleving toch minder
het bewaren waard? Is dat nou eerlijk in vergelijking
met alle romantische romaanse kerkjes of groteske
neo-gotiek die we wel behouden en bewaren? Nee, dat
is niet eerlijk, maar waarom voel ik dat dan zo? •
Wichert van Dijk is directeur van de Stichting
Monumentenwacht Utrecht en schreef dit artikel
op persoonlijke titel.
maar na de totstandkoming van de Protestantse Kerk
Nederland zullen er toch kerkgebouwen gaan verdwij-
nen. De hervormde gebouwen, vaak monumentaler,
historisch interessanter en centraler gelegen, hebben
de beste papieren voor behoud. Aan de andere kant
liggen vele naoorlogse kerkgebouwen op een goede
locatie in een buitenwijk en vormen daarmee een flink
kapitaal. Met het geld van verkoop kan de kerkge-
meenschap weer een tijd voort. En kerken zijn vaak
beter geschikt voor een andere functie dan andere
overbodig geworden complexen. Zo zien we in
Kockengen dat het oude synodale kerkje uit 1880 nu
gebruikt wordt als ontmoetingsruimte voor geestelijk
gehandicapten en onderdak biedt aan een wereldwin-
kel. Het orgel staat er nog en in de voormalige kerk-
zaal kan een dorpsbewoner een ontvangst of borrel
regelen. In Amersfoort is de katholieke Henricuskerk
aan de Paulus Boorstraat, gebouwd in de stijl van de
Amsterdamse School, in twee delen ‘gezaagd’ door in
de breedterichting een muur te plaatsen. In de ene
helft wordt nog geloof gevierd, in de andere helft zit
een kinderdagverblijf en huist een architectenbureau.
En in de (grote) pastorie woont een aantal zusters.
Dat laatste is altijd goed!
Drie cr i ter iaHergebruik gaat in mijn optiek (bijna) altijd voor sloop.
Ik gebruik daarvoor drie criteria. In de eerste plaats
moet de herbestemming recht doen aan de geschiede-
nis van het gebouw: het gebouw moet dus herkenbaar
blijven. Daarnaast moet een herbestemming rekening
houden met de gevoelens van de oorspronkelijke
gebruikers. De derde voorwaarde is dat je moet kunnen
zien dat er iets met het gebouw gebeurd is. Dus, nood-
zakelijke aanpassingen mogen in eigentijds materiaal
en dienen herkenbaar te zijn als toevoeging aan het
oorspronkelijke gebouw. Maar ik heb ze het liefst ook
wel weer verwijderbaar... Je weet nooit. Een kerk als
woongebouw, dat mag wel van mij. Hoewel ik, als
mede-eigenaar/bewoner van de Sint Martinushof aan
de Oudegracht liever voor wonen in de pastorie koos
dan voor in de kerk. Ook vind ik een antiquair in de
kerk een prettiger idee dan een tapijten- of bandenhan-
Wat moeten de psalmen daar k loek geklonken hebben!
H e i l i g H a r t k e r k
2 8 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Immers, per saldo hebben beide partijen meer gemeen
dan dat er verschillen zijn en komen bedreigingen en
kansen vaak uit dezelfde hoek. Met de recente over-
gang van het beheer van de molens van de Stichting
de Utrechtse Molens naar Het Utrechts Landschap is
in de provincie Utrecht een veelbelovend beheerini-
tiatief gestart dat de krampachtige scheiding tussen
natuurbeheer en cultuurbeheer op kan heffen.
KlokgeluiAls de nood het hoogst is, is de redding nabij. Dat
gezegde is zeker opgegaan voor de tweeëntwintig
molens van de Stichting de Utrechtse Molens. Door
teruglopende subsidiestromen, tegenvallende restau-
raties en een gebrek aan personele ondersteuning,
stonden de molens er anno 2003 slecht bij. Het
bestuur van de Stichting de Utrechtse Molens luidde
daarom de noodklok. Het klokgelui werd opgevangen
door Gedeputeerde Jan van Bergen die samen met het
bestuur een reddingsplan opstelde. Het plan had twee
componenten. Ten eerste stelde de Provinciale Staten
een eenmalig bedrag van 4 miljoen euro ter beschik-
king om de achterstanden weg te werken. Het interes-
santste deel van de oplossing is echter de nieuwe
beheervorm waarvoor is gekozen. Voorheen werd de
Stichting de Utrechtse Molens vanuit het Erfgoedhuis
Utrecht ondersteund. Doordat de molenstichting bezit
heeft, was men een vreemde eend in de bijt. Andere
stichtingen die vanuit het Erfgoedhuis worden onder-
steund kenmerken zich doordat men geen eigendom
Vri jage In Nederland , en dus ook in Utrecht , bestaat een opval lende scheid ing tussen aan de
ene kant organisat ies d ie z ich inzet ten voor behoud van natuur en aan de andere kant
monumentenorganisat ies . Landschap , wat dat ook moge z i jn , kan a ls een belangri jke t ra i t
d ’union fungeren om deze twee werelden b i j e lkaar te brengen .
Pa
ul
Ve
ste
rs
t ussen natuur en cul tuur
2 9
heeft. Daar komt bij dat het Erfgoedhuis zich meer
richting een adviesinstelling op het gebied van cul-
tureel erfgoed aan het ontwikkelen is. Structurele
ondersteuning aan stichtingen past daarin niet meer.
Laat staan het beheer van eigendom. Voor de molens
werd daarom uitgezien naar een nieuwe beheerder.
Beheer is meer dan een zak euro ’s Die nieuwe beheerder werd gevonden in de vorm van
de Stichting Het Utrechts Landschap. Het Utrechts
Landschap heeft al vijfenzeventig jaar bewezen een
goede beheerder van zowel natuur als gebouwen te
zijn. Het bestuur van Het Utrechts Landschap is het
molenavontuur aangegaan onder de strikte voorwaarde
dat men wel over de financiële middelen moest kunnen
beschikken om het beheer goed te kunnen organiseren,
hetgeen door de Provincie is gehonoreerd. De nieuwe
start voor de molens ziet er daarom een stuk beter uit
dan dat de uitgangspositie bij het Erfgoedhuis was.
De middelen waarover het Erfgoedhuis, en dus ook
het voormalige bestuur van de Stichting de Utrechtse
Molens kon beschikken, steken hierbij schril af. Het
is echter niet alleen een kwestie van geld. Belangrijker
wellicht is dat Het Utrechts Landschap veel meer
ervaring op het gebied van beheer heeft, dan het
Erfgoedhuis. Die ervaring heeft men in 75 jaar met
vallen en opstaan opgebouwd. Beheer is meer dan de
beschikbaarheid van een zak met euro’s. Parallel aan
het nieuwe beheerinitiatief wordt momenteel gewerkt
aan een nieuwe structuur voor erfgoedadvisering. De
directeur van Landschapsbeheer Utrecht heeft van de
provincie de opdracht gekregen te bekijken op welke
manier het Erfgoedhuis, Landschapsbeheer Utrecht,
de Monumentenwacht en wellicht Welstand en Monu-
menten Midden Nederland meer samen kunnen gaan
werken. Cruciaal hierbij zal zijn welke doelgroepen en
taken een nieuw te vormen organisatie gaat bedienen
respectievelijk vervullen.
Landschapsgerelateerde monumentenHet beheer van de tweeëntwintig molens door Het
Utrechts Landschap is een eerste stap. Het Utrechts
Landschap en de Provincie hebben bij aanvang van het
initiatief te kennen gegeven dat wanneer dit bevalt, er
meer in het vat zit. In het Utrechtse landschap staan
vele gebouwen die moeilijk te beheren zijn. Dit kan
komen vanwege de monumentale status, vanwege de
ligging, vanwege externe factoren als functieverlies of
simpelweg omdat niemand in eigendom, laat staan
beheer, is geïnteresseerd. Voorbeelden zijn, naast de
molens: forten, steenfabrieken, gemalen, industriële
relicten als kranen en watertorens. Het staat buiten kijf
dat veel van dit soort objecten het behouden waard
zijn. Het is ook evident dat de relatie tussen dit soort
objecten en het landschap stevig is. Wat zou het veen-
weidegebied zijn zonder wipwatermolens? Of de Nieuwe
Hollandse Waterlinie zonder forten? En ook steenfa-
brieken met hun karakteristieke schoorstenen zijn als
wachters aan de rivier onlosmakelijk met het omrin-
gende landschap verbonden. Om te voorkomen dat
niet iedere keer het wiel opnieuw hoeft te worden uit-
gevonden door lokale initiatieven ‘tot behoud van …’,
kan het effectiever zijn om moeilijk te beheren gebou-
wen onder de vleugels van Het Utrechts Landschap te
brengen. Maar voordat Het Utrechts Landschap zich
in nieuwe avonturen stort, zullen eerst de molens
weer moeten draaien en malen! •
Vri jage
Fort
Aan de Klopdi jk in Utrecht gaat de geschiedenis z ich in één bepaald
opzicht herhalen: er komt opnieuw een herberg! Tot in de negent iende
eeuw kon een vermoeide re iz iger aan de Klopdi jk terecht voor een
overnacht ing toen de wi t te boerder i j op nr. 2 nog een nevenfunct ie a ls
herberg had .
aan de Klop
Ke
es
Ra
mp
art
3 0 g m k w a d r a a t n u m m e r 3 h e r f s t 2 0 0 5
Vanaf zomer 2006 kan een vermoeide reiziger opnieuw
overnachten aan de Klopdijk, alleen moet hij of zij zich
dan iets verderop melden op het Fort aan de Klop. Dat
ligt achter de witte boerderij die als woonhuis nog
steeds bestaat.
De cascorestauratie van de verschillende gebouwen
heeft vorig jaar plaatsgevonden en in de zomer van
2006 zal De Klop compleet zijn ingericht als een klein-
schalige fiets-/rugzakcamping. Bezoekers kunnen er
hun tentje opzetten of overnachten in één van de artil-
lerieloodsen. In het ronde, bomvrije wachthuis dat mid-
den op het fort staat, wordt een theehuis ingericht. De
voormalige fortwachterswoning wordt betrokken door
de beheerder van de camping.
De gemoedelijkheid die dit campingbedrijf teweeg zal
brengen, staat in schril contrast met de militaire crisis-
situaties waaraan dit fort het hoofd moest kunnen bie-
den. Het werd rond 1820 aangelegd als onderdeel van
de Nieuwe Hollandse Waterlinie en was aanvankelijk
slechts een omgracht aardwerk. Om zijn functie als ver-
dedigingspost van de Vechtdijk, de Vecht en inundatie-
sluis in de Klopvaart beter te kunnen vervullen, werd
het fort in 1850 vergroot. Tevens werd toen het ronde
wachthuis gebouwd, met een bomvrij reduit met een
kruitkamer in de kelder en een uitgebouwde traptoren
die het platte dak toegankelijk maakte voor schutters.
In feite is het een soort kasteeltje dat binnen het
omgrachte fort een eigen gracht met ophaalbrug had
(thans verdwenen). Overigens is Fort aan de Klop nooit
in een échte belegering terechtgekomen. De grootste
bedreiging voor manschappen ter plaatse zullen feite-
lijk de erg ongezonde omstandigheden in de gebouwen
zijn geweest: het vocht, de kou, de tocht. In het kader
van het Europees project Crossing the Lines wordt
studie verricht naar een optimaal klimaatbeheersings-
systeem voor het wachthuis, zodat bezoekers deze
ongemakken bespaard blijven en zij optimaal kunnen
genieten van deze vredige oase langs de Vecht.
Overigens wordt in de Monumentenkalender 2006 uit-
gebreid aandacht besteed aan de Nieuwe Hollandse
Waterlinie in en om Utrecht. De kalender ligt vanaf sep-
tember in de boekwinkel. •
Van Geheim naar Publ iek Domein*
Fo r t a a n d e K l o p m e t r e c h t s h e t b o m v r i j e w a c h t h u i s , i n z e t r e c h t s : b i n n e n z i j d e b o m v r i j e w a c h t h u i s .Fo t o ’ s : G e m e e n t e U t r e c h t / B u r e a u B i j z o n d e r B e h e e r / C e e s T i m s
* titel van de gemeentelijke beleidsnotitie over forten uit 1997, het jaar waarin de gemeente Utrecht vijf forten, waaronder Fort aan de Klop, overnam van Domeinen.
Wy
nia
en
Wy
nia
Eri
k G
raa
fsta
l
Op woensdag 22 juni was het dan e indel i jk zo ver. Na maanden voorbe-
re id ingen te hebben getrof fen , begonnen de f i lmopnamen voor het wereld-
beroemde Bri tse TV-programma Time Team. De locat ie : bouwplan De Bal i je
in Leidsche Ri jn – of a l l p laces ! Dr ie dagen lang was de gel i jknamige
boerder i j het zenuwcentrum van een enorme logis t ieke operat ie , waarbi j
op meerdere locat ies in een t i jdsspanne van 72 uur een reeks van archeo-
logische raadsels werd opgelost . Dát is de succesformule van Time Team,
dat nu a l 13 jaar lang een mi l joenenpubl iek trekt op de Br i tse TV.
Time Team in Leidsche Ri jn !
3 1
Time Team was gefascineerd geraakt door de recente
ontdekkingen langs de Romeinse grens (limes) in de
Utrechtse nieuwbouwwijk Leidsche Rijn. Het hele
systeem van wegen, wachttorens en logistieke voor-
zieningen dat hier vanaf 1997 in beeld is gebracht,
is eigenlijk alleen begrijpelijk als onderdeel van een
militaire corridor die de Britse eilanden verbond met
het Duitse Rijnland. Het is deze historische relatie
tussen het Nederlandse rivierengebied en Romeins
Engeland die Time Team wilde uitdiepen. Star of the
episode was het tweede Romeinse schip dat in 2003
vlak naast boerderij De Balije werd ontdekt, maar
dat toen niet afdoende kon worden gedocumenteerd.
Ondersteund door archeologen van de gemeente
Utrecht en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek (ROB) legde Time Team in drie
dagen tijd een segment van 4 meter van het schip
opnieuw bloot. Jaarringanalyse van het eikenhout
leverde een spectaculair vroege bouwdatum op: ca. 85
na Chr.! Daarmee is het meteen het oudste van dit
type vrachtschepen dat uit de Nederlandse bodem
bekend is! Spectaculair was ook de vaststelling dat het
schip een combinatie van Mediterrane en inheemse
houtverbindingen vertoont.
Op vrijdagmiddag werden de eerste resultaten van
het onderzoek gepresenteerd in het bijzijn van bur-
gemeester Brouwer, waarna een blik kon worden
geworpen op het vrijgelegde deel van het schip,
dat zeker ongeveer 30 meter lang wordt geschat.
Wethouder Lenting herhaalde het voornemen van de
gemeente om het Romeinse verleden van Leidsche
Rijn beleefbaar te maken op de Hoge Woerd, de loca-
tie van het Romeinse castellum in de zuidoosthoek
van het Leidsche Rijn Park.
De aflevering van Time Team waarin het onderzoek in
Leidsche Rijn centraal zal staan, wordt begin volgend
jaar uitgezonden in Engeland. Het is op dit moment
nog niet duidelijk of het ook op de Nederlandse tele-
visie zal worden uitgezonden. •
f o t o l i n k s b o v e n : T i m e Te a m - g e z i c h t P h i l H a r d i n g ( l i n k s ) i n g e s p r e k m e t E r i k G r a a f s t a l b o v e n e e n h o u t m o n s t e r u i t h e t s c h i p . d a a r o n d e r : P r o f e s s o r M i c k A s t o n ( l i n k s ) e n R o m e i n s p e c i a l i s t G u y d e l a B é d o y è r e ( m i d d e n ) b e k i j k e n d e e e r s t e v o n d s t e n ( f o t o ’ s : S e c t i e Cu l t u u r h i s t o r i e g e m e e n t e U t r e c h t ) . f o t o h i e r b o v e n : E e n d e e l v a n h e t R o m e i n s e s c h i p D e M e e r n I V g e z i e n v a n u i t e e n h o o g w e r k e r o p d e l a a t s t e d a g v a n h e t o n d e r z o e k .
Ben Remie heeft de geschiedenis beschreven van de steenovens
en een steenfabriek in de uiterwaarden van de Lek rond Vreeswijk
en Vianen. Het boekwerkje valt uiteen in drie delen: in de inlei-
ding wordt het proces van klei naar baksteen beschreven, in deel
twee gaat hij in op de geschiedenis van een aantal steenovens
en verreweg het grootste deel is gewijd aan het wel en wee van
Stoomsteenfabriek De Lek in Vreeswijk. Remie heeft heel veel
materiaal boven water gehaald en dat chronologisch geordend.
Daarmee is het boekje bijna een bronnenuitgave geworden:
allerlei informatie uit archiefstukken over de fabriek en het per-
soneel wordt afgewisseld met krantenberichten en gegevens over
omzet en productie. Nadeel is dat het lastig na te zoeken is waar
bepaalde informatie staat en dat een analyse van de geschiedenis
van de fabriek ontbreekt.
Een hulpbank, het onderwerp van het boek ‘Het lenen van geld is
geen schande’ van H.G.R. Jacobs, is een bank die kredieten ver-
schafte aan arbeiders en kleine neringdoenden om een bedrijfje
op te zetten of uit te breiden en zo aan armoede te ontsnappen.
Een ideëel doel dus en om zich te onderscheiden van woekeraars
of commerciële geldinstellingen bood men een lage rente aan
de inleggers. Jacobs beschrijft de geschiedenis van de Utrechtse
nutshulpbank, ontstaan uit de bekende Maatschappij tot Nut van
’t Algemeen. De bank werd opgericht in 1852 en verschafte al snel
duizenden kleine leningen. De titel is wat misleidend, want voor
velen was het lenen wel een schande. Men kon daarom ook bui-
ten de kantooruren terecht, zodat niet iedereen wist dat er geld-
nood was. Voor consumptief krediet was de bank niet bedoeld,
pas later onder druk van concurrentie van andere banken ver-
soepelde men de regels daaromtrent. Het is een mooi verzorgd
boekwerk, met vele foto’s. De beeldredacteur heeft een slimme
oplossing bedacht om saaiheid te voorkomen: weinig plaatjes
van de bank, personeel of archiefstukken, maar veel tijdsbeelden
van de stad die door de bijschriften toch een relatie krijgen met
het onderwerp. De schrijfstijl is helaas minder meeslepend.
De provincie Utrecht heeft een fraai uitgevoerd boek uitgegeven,
dat onderdeel uitmaakt van een ambitieus project: te komen tot
een cultuurhistorische hoofdstructuur. Eerste stap was een paar
jaar geleden een cd-rom met cultuurhistorische elementen, ver-
volgens verscheen een rapport over de verschillende structuren
die als het ware de ruggengraat vormen van onze provincie, en
nu ligt er dan dit boek ‘Tastbare tijd’ een verdere uitwerking van
het begrip cultuurhistorische hoofdstructuur. Motto van het boek
is ‘Im Raume lesen wir die Zeit’. Uitgangspunt is dat alles gebeurt
op een concrete plek, en zo’n plek is dus een verzameling van
gebeurtenissen die daar hebben plaatsgevonden. Een begrijpe-
lijk uitgangspunt, zeker in Nederland waar de mens zijn eigen
ruimte heeft ‘geschapen’. Toch is een plek meer dan slechts een
optelsom van ‘verleden’. Zoals de Amerikaanse filosoof Edward
Casey aangeeft in zijn ‘The Fate of Place’ is plaats niet slechts
ruimte voor de tijd. Dingen gebeuren op een plek ook vanwege
de plek zelf, die een eigen betekenis heeft. Een plek trekt gebeur-
tenissen aan, vormt gebeurtenissen. Dat is ook voor Utrecht
goed te illustreren: de Hollandse Waterlinie ligt daar vanwege
de waterstaatkundige omstandigheden en die aanleg heeft weer
bepaald, dat juist daar dus militaire handelingen plaatsvonden.
Plaats heeft dus een eigen identiteit, die vervolgens door gebeur-
tenissen wordt geconcretiseerd en door de tijd heen gevormd.
Zo wordt dus niet alleen de tijd ‘tastbaar’ gemaakt, maar ook de
‘identiteit’ van de plaats. Samen vormen ze onze omgeving. De
structuren in die omgeving wil dit boek duidelijk maken, zodat
ze kunnen dienen als uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen.
Na een kort historisch overzicht en een apart hoofdstuk over de
verdedigingslinies (een keuze die misschien net zoveel zegt over
ons tijdsgewricht als over de relatieve waarde van die structuren)
wordt de provincie in tien deelgebieden geknipt, die elk hun
eigen verhaal krijgen. Die verhalen zijn noodgedwongen alge-
meen en gebaseerd op de huidige stand van kennis. En uit die
kennis moet gekozen worden. Daarom ontbreekt waarschijnlijk
bijvoorbeeld de griendcultuur rondom IJsselstein. Die was in de
achttiende en een deel van de negentiende eeuw een belangrijke
economische motor maar krijgt geen aandacht, in tegenstelling
tot de hennepkweek. Juist echter omdat dit boek een fundament
wil zijn voor toekomstige ontwikkelingen, zoals ook in de visie
die het werk besluit, expliciet naar voren komt, kunnen omissies
vérstrekkende gevolgen krijgen. Aan de andere kant is ook dit
boek en de keuzes daarin onderdeel van het historisch proces.
Dat cultuurhistorie leidraad wordt voor handelen van provincie
en gemeenten in bepaalde gebieden illustreert opnieuw dat we
leven in een samenleving die de overblijfselen van vroeger tot
inspiratiebron heeft verheven voor de toekomst. De tijd zal leren
wat daarvan tastbaar wordt.
• R. Blijdenstijn, Tastbare tijd. Cultuurhistorische atlas van
de provincie Utrecht. PlanPlan2005, isbn 9076092400
• H.G.R. Jacobs, ‘Het lenen van geld is geen schande’.
Nutshulpbank Utrecht 1852-1999. Uitgeverij Matrijs,
Utrecht 2005, isbn905345263x
• Ben Remie, De Steenovens en de Stoomsteenfabriek
‘De Lek’ in Vreeswijk, Stichting Oudheidskamer Vreeswijk,
Nieuwegein 2005
3 nieuweF
red
Vo
ge
lza
ng