Architectuur Lokaal #73

24
Zomer 2010 #73 Krimp in de Achterhoek Superman in de stad? Resultaten wethoudersenquête

description

met onder andere: Krimp in de Achterhoek Wethouder Drenth probeert krimpeffecten vooraf in te calculeren, maar vindt ook dat het Rijk meer moet doen om rijksdiensten te behouden. Hoe ziet wethouder Van Hulle van Terneuzen dat? Superman in de stad? De slotbijeenkomst Superman in de Stad? trok zoveel belangstellenden dat de zaal te klein was. Het fenomeen van de stadsarchitect is ‘hot’ als instrument voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid, maar hem/haar aanstellen blijft een precies werkje. Resultaten wethoudersenquête De raadsperiode 2006-2010 is alweer voltooid verleden tijd. Toch blijven de ervaringen van de vorige lichting bestuurders actueel, want op hun werk moet worden voortgebouwd. Een greep uit de resultaten.

Transcript of Architectuur Lokaal #73

Page 1: Architectuur Lokaal #73

Zomer 2010 #73Krimp in de AchterhoekSuperman in de stad?Resultaten wethoudersenquête

Page 2: Architectuur Lokaal #73

2 Architectuur Lokaal #73

Redactioneel

COLOFON

ARCHITECTUUR LOKAAL verschijnt 4x per jaarTussen de Bogen 181013 JB Amsterdam020 530 40 [email protected]

REDACTIEHoofdredactie: Cilly JansenEindredactie: Indira van ’t KloosterRedactie & productie: Margot de Jager

VORMGEVINGjoseph plateau, Amsterdam

DRUKDie Keure, Brugge

OPLAGE6500

ISSN1385-0482

ABONNEMENTEen abonnement op dit tijdschrift is kosteloos verkrijgbaar op aanvraag. Nog beschikbare nummers uit eerdere jaargangen zijn tegen verzendkosten te bestellen bij ArchitectuurLokaal. Alle eerdere uitgaven staan ook als pdf op www.arch-lokaal.nl

Altijd prijs

Gemeenten evalueren bouwprojecten slechts op financieel-economi-sche aspecten en niet op ontwerpkwaliteit. Dat blijkt uit de enquêtedie we telkens aan het einde van een bestuursperiode houden onderde wethouders ruimtelijke ordening. De financiën zullen ongetwijfeldter sprake komen in de raadsvergaderingen, maar het kan niet andersof er moet in minder formele context over de gebouwde resultaten inde gemeenten worden gesproken. Zo was bij de landelijke bijeenkomstover stadsarchitecten, die hernieuwd in de belangstelling staan in veelgemeenten, de zaal niet groot genoeg om alle bestuurlijke en profes-sionele belangstellenden toe te kunnen laten. Uit de enquête werd ook duidelijk, dat bestuurders steeds meer hechten

aan breed publiek draagvlak. Wie even zoekt op internet valt het op dat het aantalgemeentelijke architectuurprijzen de laatste tijd sterk toeneemt. De opmars begonmedio jaren ‘90 in de Limburgse gemeenten Weert en Nederweert. Na Apeldoorn,Amersfoort en Amsterdam Zuidoost volgden deze eeuw onder meer Helmond, Venray,Ede, Spijkenisse, Nijmegen, Zwolle en Eindhoven. Daar kwamen recent de prijzen vanHilversum, Groningen en Leeuwarden bij. Het gaat steeds om het bevorderen van dearchitectonische kwaliteit, maar eigenlijk vooral om het verkrijgen van publieke betrok-kenheid. Behalve een vakprijs is er dan ook altijd een publieksprijs, en die wordt doorarchitecten en regionale kranten niet zelden hoger gewaardeerd dan de prijs die de vakjury toekent - wanneer althans publiek en professionals niet dezelfde keuze hebbengemaakt. Soms wordt opgemerkt dat de argumenten voor de publieksprijs bijzondergoed zijn verwoord. Daarmee beginnen de echte evaluaties over wat er wordt gebouwdin de gemeenten. ‘Neem geen paternalistische of neerbuigende houding aan, en geef hetpubliek nooit de indruk dat hedendaagse kunst ze boven de pet gaat’, is de verklaringvan Vicente Todolí’s succes met Tate Modern. In tien jaar interesseerde hij daarmee 45miljoen bezoekers voor moderne kunst, dat is drie keer het aantal inwoners vanNederland. De uitkomst van politiek plus cultuur is draagvlak. Een architectuurprijskent geen verliezers.

Cilly Jansen, directeur Architectuur Lokaal

foto: BLINKfotografie

Architectuur Lokaalis het landelijke kenniscentrum voor cultureel opdrachtgever-schap en architectuurbeleid. Vanuit een onafhankelijke positieleggen wij verbindingen tussen partijen die bij de bouwbetrokken zijn. Voor opdrachtgevers als gemeenten, woning-corporaties en projectontwikkelaars verzorgen wij excursies,discussies en andere programma’s op maat. Terugkerende thema’s zijn de culturele betekenis van het opdrachtgeverschapen het belang van de samenwerking tussen opdrachtgever enontwerper. Architectuur Lokaal beheert het Steunpunt Archi-tectuuropdrachten & Ontwerpwedstrijden, dat uitschrijversvan architectuuropdrachten en prijsvragen behulpzaam is bijde selectie van ontwerpers en projectontwikkelaars.

Dank aan onze donateursIn het vorige nummer van Architectuur Lokaal vroegen we uom een vrijwillige bijdrage. Graag willen we u heel hartelijkdanken voor uw gulle giften. Mocht u uw bijdrage nog willenovermaken, dan kan dit nog op gironummer 5510706 t.n.v.Architectuur Lokaal.

Page 3: Architectuur Lokaal #73

Lokaal MondiaalHarry den Hartog

Regie‘De crux is kiezen!’Stedenbouwkundige Sandra van Assen is lid van het provincialekwaliteitsteam Friesland. Regionale opgaven interesseren haar meer dan de grootstedelijke. ‘In Friesland ben ik eigenlijkstedenbouwkundige van de dorpsrand.’Indira van ‘t Klooster

Juridisch figuurzagen en procesmatigehaarkloverijPrachtig Compact NL is een prachtig beleidsstuk, maar voorhet een reëel programma is, moet er nog veel gebeuren.Friso de Zeeuw

OpgavenBouwformule met potentie Catalogusbouwers zijn oppermachtig in de wereld van het particuliere opdrachtgeverschap. Stichting ArchitectenBouwers biedt architecten een weerwoord door garant te staanvoor eventuele meerkosten. Tim de Boer

Verdichten als de klant het wilDe binnenstedelijke opgave heeft de aandacht van beleidsmakersen ontwerpers. Ontwikkelaars bezien de ontwikkelingen nietals hun probleem: ‘Maatschappelijk belang kost collectievemiddelen en die zijn de komende jaren niet beschikbaar.’Pieter Winters

Poëzie in een nano-technische wereldIn het Van Leeuwenhoeklaboratorium draait alles om nano-technologie, maar buiten de steriele werkomgeving hebbengebruikers vooral behoefte aan een warme, vriendelijke omgeving.TNO en TU Delft vonden in DHV de ideale architect.Anne Luijten

Olaf Gipser wint prijsvraagOostvaardersplassenStaatsbosbeheer toont aan dat een Europese architectenselectieniet de vorm hoeft te krijgen van een afstandelijke papieren procedure van eisen en criteria zonder gesprek tussen opdracht-gever en opdrachtnemer.Michel Geertse

PraktijkGeïnspireerd door Van DoesburgCercle Meudon is het architectuurplatform in Assen. In de programmering worden kunst en architectuur direct op elkaar betrokken.Gert Wijlage

Het is nog vroegAllard Schröder

Foto omslag

Kamikaze 01 (Mexico 2010)Lucas Hardonk,[email protected]. www.lucashordank.com

Opgaven Stadsbouwmeester als Haarlemmerolie De slotbijeenkomst Superman in de Stad? trok zoveel belangstellendendat de zaal te klein was. Het fenomeen van de stadsarchitect is ‘hot’ alsinstrument voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid, maar hem/haar aanstellenblijft een precies werkje.Indira van ‘t Klooster

3Architectuur Lokaal #73

Inhoudsopgave

Regie Van Drenth naar Van HulleWethouder Drenth probeert krimpeffecten vooraf in te calculeren, maarvindt ook dat het Rijk meer moet doen om rijksdiensten te behouden.Hoe ziet wethouder Van Hulle van Terneuzen dat?Peter Drenth

PraktijkEnquêteresultaten 2010De raadsperiode 2006-2010 is alweer voltooid verleden tijd. Toch blijvende ervaringen van de vorige lichting bestuurders actueel, want op hunwerk moet worden voortgebouwd. Een greep uit de resultaten.Dirk Bergvelt

23

04

05

10

14

16

18

20

23

24

08

12

Page 4: Architectuur Lokaal #73

4 Architectuur Lokaal #73

Lokaal Mondiaal

Terwijl in Nederland krimpscenario’s en economi-sche recessie aan de orde van de dag zijn, wordthier in China nog altijd gerekend met onbegrensdegroei en een glorieuze urbane toekomst. Nieuwestadsdelen worden daarom ruim gedimensioneerdmet extreem brede straatprofielen en weelderiggroen. Deze overmaat is ook bedoeld als compen-satie voor de extreme dichtheden waarin gebouwdwordt (ook in de suburbs). In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland wordt hier bij nieuwbouwdoorgaans begonnen met de aanleg van infrastruc-tuur, groen en sociale voorzieningen. Volwassenbomen worden in groten getale aangevoerd vanafplantages en flankeren de vers geasfalteerde rijba-nen, lang voordat de eerste bewoners hun sleutelin de nieuwe voordeur steken. Dankzij honderdprocent grondbezit en hoge inkomsten uit verkoopvan land use rights hebben lokale Chinese over-heden voldoende middelen om dit mogelijk temaken. Deze middelen worden hier in Shanghai

momenteel ook ingezet voor een wijdvertaktmetronetwerk, dat niet onderdoet voor dat vanLonden of Parijs, in slechts enkele jaren is aan-gelegd zonder boortunnel en zonder het overigverkeer noemenswaardig te ontregelen. Binnen destrak geregisseerde publieke kaders worden grond-gebieden uitgegeven aan (semi-)private ontwikke-laars die, vooral in Shanghai, grote vrijhedengenieten. Dat gaat natuurlijk wel eens mis. Vooraldoor korte termijn denken en hebzucht. De kwali-teit van het afwerkingniveau is vaak slecht. Hetverbaasde me dan ook dat enkele lokale Chinesevakbroeders me vertelden dat het niveau van debouwkundige afwerking bewust laag gehoudenwordt, zodat bewoners zowel de gevel als het interieur van hun nieuwe eigendom naar behoeftekunnen aanpassen. Deze nieuwe vrijheden zorgenmet name in de wat minder dure buurten voor verrassende, informele initiatieven zoals winkeltjesof bedrijfjes aan huis, soms zelfs op hoger gelegen

verdiepingen. Dankzij deze flexibiliteit zijn denieuwe Chinese steden vaak veelkleuriger en meergemengd dan Europese ‘voorbeelden’. Voor eenstad als Almere, waar de overheid ook veel grond-eigendom heeft en waar geëxperimenteerd wordtmet minder regie binnen kaders, is Shanghai danook een onverwachte leerschool.

Harry den Hartog woont een deel van het jaar inChina. Hij bericht in 2010 over architectuur enopdrachtgeverschap in China. Momenteel werkt hijaan een boek over new towns en de verstedelijkingvan het platteland rond Shanghai.

Groene boulevard wachtend op verstedelijking

Informele winkeltjes

Flexibiliteit binnen kaders

Page 5: Architectuur Lokaal #73

5Architectuur Lokaal #73

Regie

Interview > Tekst: Indira van ‘t Klooster > Beeld: Maarten van Schaik

Stedenbouwkundige Sandra van Assen is Friezin inhart en nieren. Via de TU Delft en Rotterdam kwamze enkele jaren geleden weerom naar Friesland.Haar sterke betrokkenheid bij de streek is een grootvoordeel. En dat de regio haar meer interesseert dande Randstad weet ze inmiddels zeker.

De setting is ronduit idyllisch. Een paar honderd meter buiten het Friesedorp Dedgum staat een kapitale boerderij helemaal vrij in de weilanden. 360graden rond zijn minstens vijf verschillende dorpen te onderscheiden, waar-van het roemruchte Greonterp er één is. Het pittoreske landschap kent ech-ter ook zijn wereldse elementen: een lange rij windmolens en de contourenvan een grote bedrijfsloods. Temidden van deze samenvatting van de ruimte-lijke opgaven in Friesland woont Sandra van Assen. Terwijl ze de traditioneleoranjekoek serveert, zegt ze met een tongval waarin zowel Rotterdamse alsFrieze klanken hoorbaar zijn: ‘Als 18-jarige was ik blij dat ik uit Drachtenweg kon naar de grote stad, maar in de loop der jaren heb ik ontdekt dat ik in regionale opgaven veel beter kwijt kan wat ik belangrijk vind dan in deRandstad. Het is een geluk dat persoon en werk in elkaar passen.’

Dat betekent niet dat ze alleen in Friesland werkt, hoewel ze daar tweedagen per week onderdeel uitmaakt van het kwaliteitsteam voor ruimtelijkekwaliteit van de provincie Friesland. In andere regio’s werkt ze aan projectenin Enschede, de Noordoostpolder en IJsselmuiden. ‘Het maakt eigenlijk nietuit of je ergens geboren en getogen bent, het gaat om echte betrokkenheid,om begrip en contact met de opgave. Ik wil de tijd en de ruimte nemen om deopgave helemaal te begrijpen. Daar neem ik nu ik zelfstandig werk veel tijdvoor, meer dan binnen een bureau mogelijk is’. Ze noemt zichzelf een steden-bouwkundige van haar tijd. ‘Ik ben begonnen in de Vinextijd, waarin grotewoningbouwopgaven tot stand kwamen en het belangrijk was om met vakmensen een goed product maken. Bewoners speelden daarin nauwelijkseen rol. De huidige herstructureringsopgaven vind ik veel interessanter. De complexiteit is groter, er spelen meer belangen en het past bij mij om tepraten met mensen die erg betrokken zijn, een sterke mening hebben. Ze brengen me vaak ook op ideeën die ik niet zelf had kunnen bedenken.Het is een tendens van de tijd, niet alle vakgenoten houden daarvan.’

Als stedenbouwkundige is ze bezig met langdurige processen, waarin zeniet meer is dan een radertje in een veel grotere machine, maar ze denkt nietdat dit veel uitmaakt voor de invloed die ze kan uitoefenen. ‘Vakbeheersingen ervaring zijn niet voldoende. Je moet mensen overtuigen om met elkaarkwaliteit te maken, je moet mensen inspireren. Ik ben veelal betrokken in debeginfase van een proces. Hierna moeten andere mensen verder met deopgave. Van Riek Bakker heb ik geleerd dat het helpt om in het begin vaneen proces gezamenlijk te formuleren wat belangrijk is. Welke ingreep of

‘De crux is kiezen’

Page 6: Architectuur Lokaal #73

Regie

6 Architectuur Lokaal #73

Page 7: Architectuur Lokaal #73

7Architectuur Lokaal #73

Regie

aanpak het verschil gaat maken. Ik werk nu bijvoorbeeld in Enschede aaneen stempelwijk uit de jaren 60. Het is een buurt met bijna 600 zogenaamdedrive-in woningen met platte daken, te jong om monument te worden en teoud om zo te blijven staan. De woningcorporatie kan niet anders dan veelwoningen afbreken, want de woningen voldoen niet meer aan huidige woon-wensen. Maar het is stedenbouwkundig erfgoed van de toekomst. Wat moetje dan doen om die herinnering van de jaren 60, om het goede daarvanboven te laten drijven zodat je over tientallen jaren nog ziet dat de basisstamt uit de jaren 60?’ In dit geval zijn dat de horizontale architectuur en“het vloeiende landschap”, het landschap tussen de woningen dat het geheelsamenbrengt. Het groen is gemeenschappelijk, maar natuurlijk is er behoefteaan individuele tuinen, hoe dus dat vloeiende landschap versterken en tegelijkertijd privéruimte te creëren? ‘Om daar een plan voor te maken, moeten eerst alle betrokkenen gezamenlijk ervan overtuigd zijn wat debelangrijkste kwaliteiten zijn. Dan ontstaat een gezamenlijke basis. Ik weetzeker dat dit een plan wordt, waardoor ik met een heel gerust hart weer aan een volgend project kan beginnen. De mensen die ermee verder moeten,wordt niet verteld hoe het moet, we hebben het samen vastgesteld.’

Draagvlak wordt in de toekomst steeds belangrijker, denkt Van Assen.‘Neem de provincie Friesland. Ik zie een tendens om weer meer ontwerpersbij ruimtelijke vraagstukken te betrekken. Ontwerpcreativiteit wordt dusbelangrijker, maar dat alleen is niet genoeg. In Friesland gaat alles - zoals hetspreekwoord zegt - op zijn elf en dertigst: er waren ooit 11 steden en 30gemeenten en die moesten het eens worden. Ik denk – maar nu spreek ik opeigen titel – dat deze overlegcultuur samenhangt met de ontstaansgeschiede-nis van Friesland, het is een landschap van eilanden, terpen en schiereilan-den. Hier zijn dorpen en gemeenschappen gegroeid die eraan gewend zijnhun eigen zaken te regelen. Als een provincie vervolgens zegt hoe het moet,gaat dat niet werken. Servicegericht werken is dan een manier om de ruimte-lijke kwaliteit verder te helpen.’ Een voorbeeld daarvan is het project De NijePleats. ‘De behoefte aan grotere stallen dient zich aan, en dus is de provincieproactief gaan zoeken naar mogelijke oplossingen. Friesland heeft, andersdan Gelderland of Drenthe, veel open landschap. Hier zijn minder bossendie megastallen aan het zicht onttrekken. Nu draaien de eerste pilots metboeren, waarin een adviesteam naar de boer toe gaat om mee te denken ensamen te kijken wat kan. Hoe kan een boer zo goed mogelijk het bedrijf ont-wikkelen met kwaliteit? Er is aandacht voor een optimale bedrijfsvoering,maar ook voor een goede landschappelijke inpassing, en voor bijvoorbeeldvorm en kleur van de opstallen. Er wordt nu door provincie, gemeenten,Landschapsbeheer Fryslân, Hûs en Hiem en de LTO samengewerkt aan éénloket, waar de boer in de toekomst op servicegerichte wijze wordt geholpenen de ruimtelijke kwaliteit wordt geborgd.’

Het besef dat ruimtelijke kwaliteit belangrijk is, wordt steeds breder gedragenin Friesland. Uit onderzoek is gebleken dat toeristen het authentieke karakter,de openheid en het landschap van Friesland zeer waarderen. ‘Dat moeten wedus koesteren. Mede daarom heeft de provincie met het Streekplan van 2007ruimtelijke kwaliteit tot één van haar speerpunten gemaakt. Om de gezamen-lijke aanpak te benadrukken hebben meer dan zestig organisaties, waaronderprovincie, vier ministeries, 31 gemeenten en vele andere partijen in Friesland

het manifest Aan de slag met ruimtelijke kwaliteit ondertekend.’ Toch bestaater grote zorg over het landschap en de historische kwaliteiten van Friesland.‘Er spelen vele belangen en we weten dat de de uitbreidingen die nu gedaanworden bij dorpen en steden lange tijd de laatste zullen zijn, daarom is zorgvoor kwaliteit van dorps- en stadsranden een belangrijk aandachtspunt. Alshet gaat om de ruimtelijke kwaliteit heeft de provincie een stimulerende eninspirerende rol.’ Daartoe heeft de provincie – in vervolg op haar nieuwe rol inde nieuwe Wro en het Streekplan uit 2007 – twee initiatieven genomen om deruimtelijke kwaliteit te stimuleren. Het Atelier Friesland, een onafhankelijkewerkplaats bestaande uit drie externe landschapsarchitecten, geeft gevraagden ongevraagd advies aan gemeenten, provincie en andere partijen. De pro-vincie heeft daarnaast zelf een ruimtelijk kwaliteitsteam, waarin naast tweelandschapsarchitecten, een cultuurhistoricus en archeoloog, ook Van Assenzitting heeft. ‘Soms is stedenbouw een belangrijk aspect, en soms is het maareen klein onderdeel. In Friesland ben ik eigenlijk stedenbouwkundige van dedorpsrand. Misschien heeft Friesland wel de grootste dorpendichtheid vanNederland. Dat betekent dus ook dat we heel veel randlengte hebben endaarom is een stedenbouwkundige visie op provinciaal niveau belangrijk.Het kwaliteitsteam adviseert breed. Ook hier zeggen we niet hoe het moet.We denken mee en geven informatie. Op de provinciale website zal dekomende jaren steeds meer informatie over het landschap, de terpen, de dijken, de dorpen en steden beschikbaar zijn. Bestuurlijk en ambtelijk kun jegevoel voor ruimtelijke kwaliteit niet afdwingen, dat moet je zien over tebrengen, met overtuigingskracht, samen kijken, samen praten, samen schetsenen kennis delen.’

En zo gaat de provincie dus ook te werk bij een van de grootste ruimtelijkeopgaven van de toekomst: nieuwe windenergie. ‘De provincie voert gesprekkenmet alle partijen, boeren, ondernemers, bewoners. Dat kan ook niet anders,want windmolens zijn van iedereen. Men haat ze of men omarmt ze, maareen beetje molen bestaat niet. Atelier Friesland heeft een advies uitgebrachten Hûs en Hiem ook. Allerlei maatschappelijke organisaties hebben eenmening. Vanzelfsprekend komen al die adviezen niet overeen. De crux isnaar mijn idee kiezen! Kiezen waar je ze wel of niet neerzet, gekoppeld aanlandschappelijke kwaliteit.’ Het belang van ruimtelijke kwaliteit staat hogerop de bestuurlijke agenda’s. Net nu het geld door de economische recessieschaars is. ‘Dat is een groot probleem waar vooral bestuurders tegen aanlopen. Maar de kunst is ook om met minder geld toch voor kwaliteit enduurzame oplossingen te gaan, anders is het zonde. Het duurt dus misschienwat langer, maar door gebruik te maken van creatieve denkers kan ook mindergeld kwaliteit opleveren.’

InformatieSandra van Assen (1973) richtte in 2007 haar bureau ‘Sterke stedenbouw’ op.Daarnaast is ze stedenbouwkundige van de provincie Friesland. Ook is ze lidvan het Q-team Afsluitdijk en het coördinatieteam van het Friese Merenproject.Eerder was ze onderwijscoördinator en gastdocent aan de TU Delft. In 2005won ze in teamverband de Harry de Vroomprijs voor het project ‘Nieuwekijk op oude dorpen’. www.sterkestedenbouw.nl en www.fryslan.nl

‘Door gebruik te maken van creatieve denkers kan ook minder geld kwaliteit opleveren.’

Page 8: Architectuur Lokaal #73

8 Architectuur Lokaal #73

Regie

Van Drenth naar Van Hulle

Doetinchem praat met burenover verdelen pijn bij krimp

Wethoudersestafette > Tekst: Peter Drenth > Beeld: gemeente Doetinchem; artist impression: Geesink Weusten Architecten

De vraag van wethouder Van der Molen (Delfzijl) aan wethouder PeterDrenth van Doetinchem luidde: ‘Voor veel gemeenten wordt krimpmaar langzaam zichtbaar. Doordat gezinnen kleiner worden, moet insommige gevallen zelfs worden bijgebouwd om gezinsverdunning op te vangen. Toch moet je al op dat moment beleidsmatig ingrijpen. Ik ben benieuwd hoe ze daar in de Achterhoek mee omgaan.’

Ik vrees dat ik zelf aan de krimp van Delfzijl hebbijgedragen. Ik vertrok om elders te gaan studeren.Ook in de Achterhoekse statistieken ben ik terugte vinden. Voor mijn wethouderschap verhuisde iknaar Doetinchem. In een recente prognose van hetaantal huishoudens in dit prachtige gebied, maak ikdeel uit van een stijgende lijn. De acht gemeentenvan de Regio Achterhoek verwachten in 2025 tepieken op 130.000 huishoudens. Die stijging is vooreen groot deel te danken aan gezinsverdunning.Maar na 2025 slaat de krimp ook op dit vlak toe.In absolute getallen bezien is de afname van hetinwonertal al aan de gang. We gaan met 8,2%terug naar 274.500 Achterhoekers in 2040. InDoetinchem hebben we het geluk dat de krimp-effecten minder hard aankomen dan op het omliggende platteland. Doetinchem levert dankzij

zijn veel grotere omvang automatisch de stedelijkevoorzieningen voor een relatief groot gebied. Hierstaat het ziekenhuis bij een nieuw theater. Hier isde werkgelegenheid geconcentreerd en wordtgewinkeld.

Waar de beste voorzieningen zijn, slaat de krimpminder hard toe. Ook dat zien we terug in hetAchterhoekse onderzoek naar demografische ont-wikkelingen tot 2040. Tot dat jaar moet Aalten eenafname van het inwonertal met bijna tien procentincasseren. In Oost-Gelre is dat nog eens drie pro-cent extra. Berkelland moet met een min van maarliefst 16,2% rekenen. Het is schrikken en slikken.Dat Doetinchem er met een krimp van 5,3% nogrelatief goed afkomt, is dan bijna een troost.

Onze centrumfunctie koesteren we dus. Waarhet maar kan, voegen we kwaliteit toe. In de eerste Wethouder Peter Drenth

Page 9: Architectuur Lokaal #73

plaats door het stadscentrum aantrekkelijker aante kleden maar ook met een ‘duizendbomenplan’.Weidewinkels en grote outlets die ons winkelgebiedzouden bedreigen waren en blijven niet welkom.Voor soms braakliggende locaties waar de industriële bedrijvigheid rondom het centrum isverdwenen, werken we al sinds 2005 met eenstevig masterplan. Masterplan Schil is een stads-reparatie over meer dan 20 locaties en is door degemeente zelf ontwikkeld onder leiding van PeterKuenzli. Het oogt misschien te ambitieus voor eenmiddelgrote stad, maar het is goed doordacht endoorgerekend om op een organische manier onzestructuur en voorzieningen te verstevigen. Tot nutoe werkt het masterplan. Elke bouwlocatie ont-wikkelt zich op een eigen wijze, met respect voorde schaal van de omgeving. Het zorgt ook voorvariatie, met moderne architectuur voor nieuwescholen en de schouwburg. Langs belangrijke toe-gangswegen worden oude gevelwanden hersteld.Ook dat is kwaliteit en zal helpen de krimp hanteer-baarder te maken.

Krimpeffecten proberen we waar mogelijk voorafin te calculeren. De scholengemeenschappen moeten nu al het roer omgooien. Het voortgezetonderwijs draait namelijk voor een groot deel optoestroom vanuit de wijde omgeving. Daar daalthet aantal leerplichtige kinderen al in 2015. Voorbijvoorbeeld het Rietveld Lyceum - alleen al voorzijn ontwerp een bezoekje waard - heeft de bevol-kingstrend als gevolg dat we afzien van een nieuwevleugel. De behoefte aan vijftien extra lokalen iseindig. Dus krijgt het Lyceum een vrijgekomenoud schoolpand. Dat renoveren we netjes. Deinvestering schrijven we binnen vijftien jaar af omer dan zonder een lastige financiële erfenis ietsanders in onder te kunnen brengen. Misschien welstarterswoningen.

Verder hebben we plannen aangepast. Enkelezijn geheel geschrapt. Voor het uitbreidende verzorgingshuis Schavenweide (vergrijzing) haddat als voordeel dat vlakbij ruimte vrijkomt vooreen tijdelijke huisvesting. Elders zien we af vanappartementen. Kleinere huishoudens - starters en ouderen - willen ook graag een tuin, maar zekunnen toe met twee slaapkamers in plaats van vier.

Op regionaal niveau moeten we nog lastige hobbels nemen. Het is niet realistisch vast te houdenaan 14.000 nieuwe woningen als onze inwoners ertot 2040 maar 6.000 nodig hebben. De achtgemeenten zijn onder leiding van de provincie ingesprek over de vraag wat waar nog kan. De hardekeuzes, complex en ingewikkeld, zijn duur. Ikdenk dat we druk van de provincie nodig zullenhebben om er uit te komen. Een naburige gemeentegaat er nog steeds vanuit dat de krimp op onver-klaarbare wijze buiten zijn gemeentegrenzen blijft.De provincie ziet gelukkig de risico’s.

Ik denk dat het Rijk meer moet doen. In de transitieperiode, als we eenmalig kosten makendie eigenlijk onze draagkracht te boven gaan, zouDen Haag behoren in te springen. Goede plannenhoren steun te krijgen, bijvoorbeeld als we eenminder populaire jaren tachtig wijk met huur-woningen nu al laten herstructureren. Een andererol van het Rijk is ook belangrijk. De Achterhoekis het gelukt de Belastingdienst te behouden. Maarde schaalvergroting en dus het wegtrekken vanrijksdiensten uit streken met krimp lijkt me metoogkleppen op te gebeuren. Vandaar mijn vraagaan wethouder Frank van Hulle van Terneuzen:moet er een krimptoets komen voordat het rijkeen dienst mag verplaatsten? Hoe kan die toets eruitzien? En wat zou het voor Zeeland betekenenals die krimptoets al vijf jaar geleden was ingevoerd?

InformatiePeter Drenth (CDA) is wethouder ruimtelijke orde-nining, volkshuisvesting, openbare ruimte en hetprogramma Gelderse Stedelijke ontwikkeling.www.doetinchem.nl

9Architectuur Lokaal #73

Regie

Om de nieuwbouw van zorgcentrum Schavenweide mogelijk te maken, worden de huidige bewoners tijdelijk gehuisvest op het braakliggendeterrein naast de nieuwe school Prakticon. De plannen voor een klein nieuwbouwwijkje op deze locatie zijn in de koelkast gezet.

Nieuwbouw in het Lookwartier, met de schouwburg Amphion, opdrachtgever: gemeente Doetinchem, ontwerp: Mecanoo Architecten

Een impressie van de nieuwbouw van zorgcentrum Schavenweide

Page 10: Architectuur Lokaal #73

Vanuit de marktsector (ontwikkelaars, corporaties,beleggers, bouwers) bestaat een positieve grond-houding om de compacte stad van nieuwe impulsente voorzien. Wie de lijst van inzendingen voor delaatste Neprom-prijs voor locatieontwikkelingerop na slaat, ziet dat deze nagenoeg allemaalbetrekking hebben op het revitaliseren vanbestaande locaties. Niet alleen op echte binnen-stedelijke plekken, maar ook daarbuiten. De rijks-prijs Gouden Piramide heeft dat beeld bevestigd.Beide prijzen kenden aansprekende winnaars, metrespectievelijk het Westerdokseiland in Amsterdamen het Dobbelmanterrein in Nijmegen. Daar gaateen belangrijk signaal voor de toekomst vanuit.Met een goede mix van programma, concept enontwerp, proces en business-case blijkt het moge-lijk om invulling te geven aan de marktvraag naarhoogwaardig binnenstedelijk wonen en werken.Meerdere doelstellingen worden daarmee bereikt.Niet alleen wordt zo het draagvlak voor voorzie-ningen en openbaar vervoer verbeterd, maar ookworden de middengroepen zo behouden voor destad. Alle reden dus om het binnenstedelijk ont-wikkelen hoog op de agenda te houden, zowel aande publieke als aan de private kant.

Zoals met zoveel zaken in het leven, bieden in hetverleden behaalde resultaten echter geen garantiesvoor de toekomst. Want één ding is zeker: de com-plexiteit van de locaties neemt de komende jarenalleen maar toe. Konden de afgelopen twintig jaar

nog de relatief gemakkelijke locaties opgevuldworden (denk aan leegkomende havengebieden),de komende decennia staan in het teken van hetaanpakken van veel lastiger gebieden. Denk aande Cartesiusdriehoek in Utrecht, Stadshavens inRotterdam, Binckhorst in Den Haag en Belvédèrein Maastricht. Veel van deze locaties kennen eenversnipperd grondeigendom en deels zwaarderecategorieën bedrijven (en vervuiling). En dankomen we er niet met mooie ontwerpstudiesalleen, hoe inspirerend die ook mogen zijn. De lesdie we uit 40 jaar beleidspraktijk kunnen leren isdat succesvol beleid rust op drie pijlers: een helderevisie en scope, een uitgekiende (publiek-private)uitvoeringsstrategie en voldoende publiek budgeten privaat risicodragend kapitaal. Of die pijlers erde komende jaren ook zijn, is nog maar zeer devraag. Wie de Structuurvisie Randstad 2040, dezogenaamde regionale gebiedsagenda’s en degemeentelijke en provinciale structuurvisies bestudeert, moet tot de conclusie komen dat hethier om Sinterklaasplanologie gaat. Men schetstprachtige wenkende perspectieven, maar de vraagwie een en ander gaat betalen wordt niet gesteld,laat staan beantwoord.

Aan de horizon hangt een donderwolk van eenrijksbezuiniging van 30 miljard euro. Gemeente-lijke ontwikkelingsbedrijven hebben nauwelijksreserves meer om onrendabele toppen van durebinnenstedelijke locaties af te dekken. De algemene

10 Architectuur Lokaal #73

Regie

Opinie > Tekst: Friso de Zeeuw > Beeld: Architectuur Lokaal

In het vorige nummer van Architectuur Lokaal spraken de architectenBart Mispelblom Beyer en Rudy Uytenhaak over de voordelen vancompact bouwen. Het kan, denkt Friso de Zeeuw, maar dan moet er nogwel het een en ander gebeuren. ‘De leus prachtig compact is volstrekt holals de onrendabele toppen ongedicht blijven, het procedurele oerwoudvoorwoekert, en de voorkeur van mensen niet meer dan bijzaak is.’

uitkering aan de gemeenten krijgt zijn deel mee vande bezuinigingen. Dus ondanks het verbaleenthousiasme van ‘het beleid’ voor binnenstedelijkontwikkelen, ontbreken de komende jaren publiekeinvesteringsmogelijkheden grotendeels. Vanuit dehoek van de woningcorporaties – in het recenteverleden een belangrijke investeerder in debestaande stad – vallen evenmin weinig bijdragente verwachten. Hier hebben een nieuw realisme enverscherpt toezicht ingezet. De gouden tijden incorporatieland zijn achter de rug. Deze kwestieklemt des te meer, omdat aan het bouwen in de stadeen fors prijskaartje is verbonden. Onderzoeken(van RIGO Research en Advies en EIB) wijzen uitdat een binnenstedelijke nieuwbouwwoning eentekort heeft van zo’n € 25.000 oplopend naar € 50.000. Let wel: dit betreft het tekort op de grond-exploitatie van koopwoningen in de marktsector.Gaat het om sociale woningen, dan komt daar – inde berekeningsmethoden van de corporaties – nogeen onrendabele top van een vergelijkbaar bedragbij. Een pleidooi voor een fundamenteel anderebenadering van kosten en opbrengsten bij binnen-stedelijke transities, is aardig voor de discussie, maarhelpt ons in het komende decennium niet verder.Met andere woorden: zonder een deugdelijk dekkingsplan en dito businesscase sterft ieder initiatief voor een haalbaar plan een zachte dood.

Een tweede terrein dat aandacht vraagt, is wat metrecht het ‘procedurele mijnenveld’ genoemd kanworden. Dit mijnenveld treffen we aan wanneer inbestaand stedelijk gebied projecten worden ont-wikkeld. Binnenstedelijk ontwikkelen is van zich-zelf al een ingewikkelde klus van passen en meten,op ingewikkelde locaties. Er moet infrastructuurworden gesaneerd en/of aangelegd, de bodem isvaak vervuild door vroegere industriële functies envaak ook is sprake van nog functionerende bedrijvendie moeten worden uitgekocht en verplaatst. Demilieueisen waaraan een woonbuurt moet voldoen,zijn steeds hoger opgeschroefd. Daarnaast is doorde gevoelige en ‘druk bezette’ omgeving van bewo-ners en bedrijven het ontwikkelingsproces gecom-pliceerd. Bezwaarmakers vragen tijd in het proces.

Compact bouwen: juridisch figuurzagen en procesmatige haarkloverij

Page 11: Architectuur Lokaal #73

Vaak worden plannen zelfs in co-creatie metomwonenden en belanghebbenden gemaakt.Allemaal zaken die de binnenstedelijk ont-wikkelaar met enthousiasme ter hand wil nemen,maar dan helpt het wel wanneer bijvoorbeeld debeleidsmatige afstemming tussen milieu engebiedsontwikkeling goed is geregeld. Scherpergesteld: als wij het elkaar met regelgeving en processen maar lastig genoeg maken, dan wordthet vanzelf onmogelijk. Plannen die bij kunnendragen aan een vitale stad lopen soms jarenlangevertragingen op. In de publicatie Doorbreek deimpasse van de praktijkleerstoel Gebiedsontwikke-ling hebben wij geconstateerd dat onnodig veelenergie nu verloren gaat in juridisch figuurzagen enprocesmatige haarkloverij. Energie die veel betergestoken kan worden in het creatieve proces, deinhoudelijke dialoog met betrokkenen en de focusop te behalen gebiedskwaliteiten. Maar dat vraagteen andere omgang met de milieu- en ruimtedruk,met de mondige bevolking en met uiteenlopendebelangen, kennisdomeinen en schaalniveaus.

Een derde en laatste kritiekpunt is de vraag vande mensen. Potentiële kopers en huurders eisen‘waar voor hun geld’. Deze crisistijd heeft pijnlijkverhelderd dat het aanbieden van woonmilieuswaar geen marktvraag naar bestaat geen enkelezin heeft. Niet alleen bij de woning zelf, maar metname ook in de woonomgeving. Hier ligt een taakvoor beleidsmakers, ontwerpers en ontwikkelaars.Beleidsmakers moeten meer doen dan alleen destedenbouwkundige stofkam door de stad halenen daar mogelijke woningaantallen uit af leiden.

Maar er ligt zeker ook een uitdaging voor steden-bouwkundigen en architecten. Te weinig ontwerpers

maken aantrekkelijke stedelijke woonmilieus. Vanontwikkelaars mag precieze marktkennis wordengeëist. En zij dienen consumentenwensen assertie-ver te behartigen. In Alkmaar, voorloper bij het opgang houden van de woningbouwproductie, blijktdit een van de sleutelfactoren. Het is zaak om perlocatie te kijken welke ontwikkelingskansen hetbeste aansluiten bij het gewenste kwaliteitsniveauén bij de marktwensen. Beleidsmatige automatismen – zoals hoogbouw opplekken die zich daar uit een oogpunt van markt-vraag niet voor lenen – komen in praktisch alle ge-meentelijke plannen voor. Het onlangs verschenengrote nationale woningbehoeftenonderzoek Woonlaat opnieuw de mismatch zien: in stedelijk gebiedis een woningproductie voorzien die voor 60% uit appartementen bestaat terwijl de vraag 30%aangeeft. Behoefte bestaat aan comfortabelegrondgebonden woningen, met een buitenruimte,privacy en goede parkeeroplossing in een prettige,veilige omgeving.

De conclusie is duidelijk. De leus prachtig com-

pact is volstrekt hol als de onrendabele toppenongedicht blijven, het procedurele oerwoud voor-woekert en de voorkeur van mensen niet meerdan bijzaak is. Wat te doen? Stel als gemeentescherpe prioriteiten welke locaties je nu en welkeje (veel) later aanpakt. Kijk hoe je de plankostenkan drukken in, bijvoorbeeld, stedenbouw, par-keeroplossingen en bodemsanering. Ga na hoe jede opbrengsten kunt verhogen door programmaen ontwerp beter op de echte vraag af te stemmen.Betrek marktpartijen en potentiële huurders enkopers daarbij. Stel stedenbouwkundige conven-ties kritisch ter discussie. Ga door de politiekegeluidsbarrière heen en laat de eis van een vastpercentage sociale woningbouw vallen; het scheeltsnel miljoenen. Voer als gemeenten zelf een grotevereenvoudiging in de relevante regelgeving door.Zet op elke binnenstedelijke gebiedsontwikkelingeen geroutineerde mannetjesputter (m/v) als projectleider. En sluit ambtenaren die in een laatstadium met sectorale beleidswensen aan komenzetten op in hun kamer.

InformatieFriso de Zeeuw is directeur Nieuwe MarktenBouwfonds Ontwikkeling en praktijkhoogleraarGebiedsontwikkeling aan de TU Delft.

11Architectuur Lokaal #73

Regie

‘Wie de Structuurvisie Randstad2040, de zogenaamde regionalegebiedsagenda’s en de gemeente-lijke en provinciale structuur-visies bestudeert, moet tot deconclusie komen dat het hier omSinterklaasplanologie gaat.’

Binnenstad, Eindhoven De Hessenberg, Nijmegen

Hoog Frankrijk, Maastricht Dobbelmanterrein, Nijmegen

Page 12: Architectuur Lokaal #73

12 Architectuur Lokaal #73

Opgaven

Stadsbouwmeesterals Haarlemmerolie

Stadsarchitecten > Tekst: Indira van ‘t Klooster > Beeld: Jan Vermeij en David Tins, studio DeD

Op 19 mei jl. vond de slotmanifestatie van Superman in de Stad? plaats.Stadsarchitecten, wethouders en andere betrokkenen kwamen bij elkaarom de bevindingen van de eerdere bijeenkomsten te bespreken Liesbethvan der Pol: ‘Een stadsarchitect gun ik elke gemeente. Een onafhankelijkadviseur is een geweldige luxe!’

‘Het stadsbouwmeesterschap is een zoektochtnaar de wijze waarop een bouwmeester binnenzijn eigen context het best tot zijn recht kankomen. Om elkaar daarbij te helpen, bied ik aanbij wijze van start om het nieuwe elan van destadsbouwmeesters te ondersteunen, en te helpeneen netwerk op te bouwen.’ Met die woorden sluitrijksbouwmeester Liesbeth van der Pol de slot-bijeenkomst Superman in de Stad? af. Daarmeelijkt nu eindelijk tot stand te komen wat sinds1994 is geprobeerd: een min of meer structureeloverleg tussen onafhankelijke adviseurs vangemeentebesturen voor ruimtelijke kwaliteit.

Eerder die middag had een panel van wethoudersen een panel van stadsbouwmeesters zich onder-worpen aan de kritische vragen van gespreksleiderJaap Modder. Ewout Cassee, de kersverse wethou-der ruimtelijke ordening in Haarlem, valt in eentraditie van zes eeuwen stadsarchitecten in zijn

gemeente. Dat hij een stadsbouwmeester tot zijnbeschikking heeft die zijn onafhankelijke adviseuris, is voor hem al na drie weken een vanzelfspre-kendheid. ‘Per onderwerp denk ik na of het ver-standig is dat onze Stadsbouwmeester Max vanAerschot erbij is’, zegt hij. Om daar grappenderwijsaan toe te voegen: ‘De praktijk is natuurlijk dat ikkrampachtig naar steun zoek vanwege mijn totalegebrek aan ervaring in de ruimtelijke ordening.’Cassee is dan wel nieuw in Haarlem, maar eldersheeft hij veel ervaring opgedaan. Toch ziet ErnstDamen, raadslid in Delft, een kern van waarheidin zijn woorden: ‘In Delft is de gemeenteraad zeergemotiveerd en ter zake kundig, maar men kanniet verwachten dat de raadsleden van elke ruim-telijke kwestie verstand hebben of de tijd hebbenom de noodzakelijke detailkennis op te doen. Eenstadsbouwmeester kan de raad helpen om afwe-gingen te maken.’

Han Hefting is onlangs herkozen als wethouderin de Beemster. Ruimtelijke ordening had hij al inportefeuille. Nu heeft hij ook bouw- en woningtoe-zicht, milieuregelgeving en afvalverwerking onderzijn hoede, en is hij projectwethouder voor de ont-wikkeling Zuidoostbeemster. Dat maakt hem wel-haast oppermachtig met betrekking tot ruimtelijkebeleid. ‘Nou’, zegt Hefting, ‘het leek me de bestestrategie om een aantal zaken de komende jarengoed te regelen.’ In de Beemster is kwaliteitsbeleideen belangrijk onderwerp. De gemeente die in zijngeheel op de Unesco Erfgoedlijst staat, heeft al eenkwaliteitsteam en een welstandscommissie. Deafgelopen jaren is met talloze deskundigen nage-dacht over hoe de landschappelijke en agrarischeerfenis zich kan verhouden tot de huidige econo-mische bedrijvigheid op het boerenland. ‘Of ik danook nog, of in plaats daarvan, een stadsbouwmees-ter nodig heb, weet ik nog niet. Dat ben ik nu aanhet onderzoeken, maar ik zou me kunnen voorstel-len dat hij van nut kan zijn bij het beantwoordenvan de vraag welke relatie nieuwbouw kan hebbentot de geschiedenis van de gebouwde omgeving.’

Nico Alsemgeest, wethouder van Alkmaar, zieteen rol van zijn eventuele stadsbouwmeester weeranders. ‘Bij ons wordt altijd gediscussieerd over demaximale hoogte van nieuwbouw. Maar wat ishoog? En wat is stijl? Een stadsbouwmeester zouals een soort tolk kunnen fungeren voor de burgers.Met een stadsbouwmeester zou ik weer vaker naarverjaardagen kunnen gaan, zonder de hele avond

Page 13: Architectuur Lokaal #73

13Architectuur Lokaal #73

Opgaven

het ruimtelijk beleid te hoeven verdedigen. Of nogbeter: misschien kan die stadsbouwmeester naarde verjaardagen gaan waarop ik dat nu moetdoen!’ Wanneer de wethouder en de stadsbouw-meester de burger kunnen uitleggen wat hun ruim-telijke ambities en visies zijn, ontstaat een groterbegrip voor ruimtelijk beleid en daarmee minderweerstand. Verwijzend naar gastheer Haarlem,stelt Alsemgeest: ‘De stadsbouwmeester kan fun-geren als Haarlemmerolie.’

De vraag die vervolgens rijst, is of dit ‘wonder-middel’ een onafhankelijk adviseur moet zijn of ingemeentelijke dienst? Damen denkt dat beidekan. Het belangrijkste is dat de stadsbouwmeesterpraktijkervaring heeft en een verbindingsofficierkan zijn tussen ambtenaren en markt. Vanuit dezaal reageert Hans Kuiper. Hij werd ruim een jaargeleden aangesteld als Hoofd Stedenbouw in DenHaag. Hij vervulde tot vandaag in gemeentelijkedienst de rol die voorganger Maarten Schmitt alsextern adviseur vervulde. Nu stapt hij op. ‘In DenHaag blijkt naast de projectmanagers geen ruimtevoor een inhoudelijk adviseur. Of een stadsarchi-tect onafhankelijk kan zijn, hangt heel erg af vande vraag of een College een onafhankelijk adviseurwil. Maar als een stadsbouwmeester een onafhan-kelijke rol krijgt, vereist dat een organisatie metmeer macht en meestal ook meer geld.’

De stadsbouwmeesters in het volgende panelmaken duidelijk dat de functie op beide positiesgoed kan worden vervuld. Luuk Tepe is stads-

bouwmeester voor de openbare ruimte in gemeen-telijke dienst in Arnhem. ‘Ik spreek mijn wethou-der zelden. Het gaat immers om projecten die alveel eerder politiek zijn afgekaart. Ik zie toe op dekwaliteit van de openbare ruimte in lopende projecten.’ Tjerk Ruimschotel is als stadssteden-bouwer in dienst van de gemeente Groningen.‘Samen met Niek Verdonk, die stadsbouwmeesteris, bemoei ik me met van alles, als onafhankelijkadviseur naast een Hoofd Stedenbouw.’ Volgenshem is één ding van groot belang. ‘Een gemeentemoet pas iemand aanstellen als hij weet wie, wat,waar moet doen. Zonder bestuurlijke en ambtelijkesteun wordt het werken namelijk erg moeilijk.’Dat visie en steun van het bestuur cruciaal zijn,ondervindt Noud de Vreeze in Amersfoort.‘Zonder steun van het College heb je geengesprekspartner.’ Damen denkt dat de aard van deopdracht daar ook een rol in speelt. ‘Als een stads-bouwmeester breed moet adviseren in onafhanke-lijke zin, dan kan dat niet in gemeentelijke dienst,anders wordt hij onderdeel van het probleem.’Ruimschotel voegt daar aan toe: ‘En een ambtelijkedienst moet goed geëquipeerd zijn, anders kan eenstadsbouwmeester niet functioneren.

Wat een stadsbouwmeester moet doen, vat TonSchaap, stadsstedenbouwer in Enschede bondigsamen: ‘Kwaliteit genereren! Je kunt pas kwaliteitbewaken als je het hebt.’ Karin Laglas, directeurvan de BNA, tuit het nog in de oren: ‘Wat mevooral opvalt, is dat er een breed palet aan invul-

lingen bestaat, die lokaal heel verschillend kunnenzijn. Dat is maatwerk en ik hoop dat het nooit eenformat zal worden.’

Dat is ook niet de bedoeling van de oproep vanVan der Pol. Juist vanuit de verschillende lokaleinvullingen kunnen stadsbouwmeesters, stadsar-chitecten, stadsstedenbouwers en stadsbouwmees-ters openbare ruimte gezamenlijk werken aanruimtelijk kwaliteitsbeleid. Aan het eind van demiddag is duidelijk dat een dergelijke functiealleen succesvol is wanneer deze tot stand komt ineen uiterst precaire mix van aanstelling, opdracht,visie en gezag die precies is toegesneden op lokaleambities, opgaven, bestuurlijke steun en behoeften.

InformatieVoor meer infortmatie: www.arch-lokaal.nlDe publicatie Stadsarchitecten en stadsbouw-meesters, onafhankelijke adviseurs van gemeente-besturen over ruimtelijke kwaliteit van Noud deVreeze (stadsarchitect Amersfoort) en Max vanAerschot (stadsbouwmeester Haarlem) is gratis tebestellen via: www.arch-lokaal.nl

Huidige en voormalige ‘stadsarchitecten’ (v.l.n.r.): Hans Ruijssenaars (Hilversum), Martin Hagreis (Oss), Noud de Vreeze (Amesfoort), HansKuiper (Den Haag), Ljubinka Vukanic (Oss), Donald Lambert (Leiden), Wybe Nauta (Assen), Thijs Asselberg (Haarlem), Joop Slangen (Haarlem),Luuk Tepe (Arnhem, Maarten Schmitt (Leiden), Tjerk Ruimschotel (Groningen), Ton Schaap (Enschede), Niek Verdonk (Groningen), Liesbethvan der Pol (Rijksbouwmeester). Max van Aerschot (Haarlem) en Mercè de Miguel i Capdevila (Rotterdam). foto: Jan Vermeij en David Tins, www.studioded.nl

Page 14: Architectuur Lokaal #73

14 Architectuur Lokaal #73

Opgaven

Bouwformule met potentieRecensie >Tekst: Tim de Boer > Beeld: Frank Toeset

Architecten verliezen bij particulier opdrachtgeverschap nog altijd terrein aan catalogusbouwers. Dat heeft vooral te maken met angst vande opdrachtgever voor hoge, of erger, oncontroleerbare kosten.Architect Frank Toeset ging in België, land van eigenbouwers bij uitstek,op zoek naar methoden die de particuliere opdrachtgever meer zekerheidbieden. Zo ontstond een Nederlandse variant op een Belgische succes-formule. Architect Tim de Boer was aanwezig bij een van de trainings-dagen om Nederlandse architecten wegwijs te maken met de AB-formule.

Korte pauze tijdens de basistraining in Boshotel Overberg.

Page 15: Architectuur Lokaal #73

De twee grote problemen voor opdrachtgevers bijparticulier opdrachtgeverschap (PO) en collectiefparticulier opdrachtgeverschap (CPO) zijn deonzekerheden op het gebied van financiering enbouwtijd. Banken verlenen niet graag een hypo-theek, omdat het lastig is om de kosten tijdens hetproject in de hand te houden. Ook de bouwtijdstaat vaak onder druk. Daarnaast komt bij hetbouwen van een huis een hoop administratieverompslomp kijken. Zie bijvoorbeeld ook de erva-ringen in het televisieprogramma Van Kavel totDroomhuis voor het grote effect dat het bouwenvan een huis op het persoonlijk leven van deopdrachtgever kan hebben. Deze problemen zijndeels te voorkomen door te kiezen voor een cata-loguswoning. De opdrachtgever weet dan precieswat zijn huis zal gaan kosten en hoe lang hetduurt om het huis te bouwen. De keerzijde is dathet aanbod en het aantal opties beperkt is. Echtmaatwerk kan ook een catalogusbouwer alleenleveren tegen fikse meerprijs.

De stap naar maatwerk – ontworpen door eenarchitect – is voor de meeste Nederlandse consu-menten financieel te onzeker en dus te groot. ‘Hoedoen ze dat dan in Vlaanderen?’, vroeg architectFrank Toeset zich af. Op het gebied van particulieropdrachtgeverschap kunnen we veel van dat landleren. Van de Belgische woningbouw valt maarliefst 70% binnen de definitie van particulieropdrachtgeverschap.

In België is sinds 1984 een organisatie van archi-tecten actief die de onzekerheden bij het bouwenvan een eigen huis minimaliseert. Deze verenigingArchitecten Bouwers garandeert de tijdige op-levering van het project binnen een afgesprokenbudget en bouwtijd. Lukt dit niet, dan zal een verzekering de meerkosten uitkeren. Frank Toesetonderzocht in samenwerking met de SEV of ditidee ook in Nederland haalbaar zou kunnen zijn.Eenvoudig vertalen van de bijbehorende docu-menten van de vereniging was echter geen optie.

Door de grote verschillen tussen Nederland enBelgië op het vlak van het juridische systeem ende organisatie van de bouwwereld moest Toesetop zoek naar een meer figuurlijke vertaling. InBelgië is de structuur relatief eenvoudig. Als lidvan de vereniging - na een training in de belang-rijkste zaken - mag een architect de AB- formulegebruiken en kan hij een verzekering voor debouwtijd en bouwkosten afsluiten.

De Nederlandse formule Architecten Bouwersstreeft naar hetzelfde resultaat als de Belgischezusterorganisatie: een huis op maat tegen een vasteprijs. De invulling van het proces is echter heelanders geworden. Architecten Bouwers Nederlandbestaat uit twee belangrijke elementen; namelijkeen stichting die de formule beheert, cursussen geeften licenties verstrekt en een BV die de contractenafsluit met de opdrachtgever en aannemers. Destichting functioneert als community of practiceen de BV treedt bij alle projecten op als juridischepartij.

Het traject begint eigenlijk heel normaal met hetmaken van een ontwerp. Zodra de opdrachtgevertevreden is over het ontwerp komt ArchitectenBouwers erbij. Gebaseerd op het voorontwerp eneen keuze van het afwerkingniveau – minimaal,normaal, luxe – kan Architecten Bouwers BV eenprijs bepalen voor de verdere uitwerking en derealisatie van het plan. Vervolgens sluit ArchitectenBouwers BV een contract met de opdrachtgeverover de verdere uitwerking van het project en dekosten daarvan. Dit contract is feitelijk eenDesign & Build contract; het definitieve ontwerpen het bestek moet de architect immers nogmaken. Dit soort contracten zijn gebruikelijk inde weg- en waterbouw, maar veel minder in dearchitectuurwereld, omdat in het algemeen de rolvan de ontwerper in deze contractvorm onderdruk staat. Bij Architecten Bouwers krijgt dearchitect er juist naast ontwerp ook uitvoerendetaken bij. Naast de bepaling van de prijs en debouwtijd, wordt ook vastgelegd dat de betrokkenarchitect als enige gemachtigde van ArchitectenBouwers BV optreedt. De architect kan alleen bijlangdurige ziekte of verzaking van plichten wordenvervangen. Alle contacten lopen via de architect.Deze regelt, naast zijn eigen werk, ook de aanne-mers en de aansturing van het bouwproces. Deopdrachtgever blijft vrij om in samenspraak metde architect zelf de aannemer te kiezen. Bij hetcontract hoort ook een verzekering. De verzeke-ringsmaatschappij weet dat Architecten Bouwersmet bepaalde kengetallen voor bouwkosten enbouwtijd rekent en kan zodoende een verzekeringaanbieden. Natuurlijk valt niet alles binnen hetcontract en de verzekering. Als het ontwerp nahet tekenen van het contract ingrijpend wordtgewijzigd, dan zal dit leiden tot extra kosten. Hetis dus belangrijk dat het gehele ontwerp voor hettekenen van het contract door de opdrachtgevergoedgekeurd is.

Aan architecten biedt de stichting ter onder-steuning trainingen en een aantal handige hulp-middelen aan. Het belangrijkste hulpmiddel is eenict-administratiesysteem. In dit systeem zijn stan-daardplanningen beschikbaar en staan alle nood-zakelijke documenten en brieven voor het contactmet AB, de opdrachtgever en aannemers. Doorhet complete project via dit systeem te organiseren,kan de architect een hoop tijd besparen en weet hijtegelijkertijd zeker dat er geen belangrijke stappenzijn overgeslagen. Dit laatste is natuurlijk ook vanbelang om de verzekeringspremie voor de projecten

laag te houden. De informatie in dit systeemwordt niet uitsluitend bij de architect op kantooropgeslagen. Alle stukken komen ook op een cen-trale server van stichting Architecten BouwersNederland. Architecten Bouwers wil mee kunnenkijken om te zien of de projecten allemaal volgensde AB methode zijn uitgevoerd. Immers,Architecten Bouwers BV is juridisch aansprakelijkbij eventuele problemen. De keuze voor dezegecentraliseerde opslag levert een klein nadeel opvoor bureaus die naast het Architecten Bouwerssysteem ook een eigen systeem voor de projectad-ministratie hebben. Zij moeten met twee systemenwerken. Een mogelijke integratie van de ArchitectenBouwers applicatie in de eigen projectadministratiekan dit probleem oplossen.

Voor het verkrijgen van de licentie van ArchitectenBouwers dient de architect een vierdaagse trainingte volgen. Daarin wordt niet alleen de formule uit-gelegd, er is ook ruimte voor het trainen van com-municatievaardigheden, werken in de ict-omgevingvan Architecten Bouwers en het bespreken van debelangrijkste aspecten van Design & Build-con-tracten. Deze training is onlangs voor de tweedekeer aangeboden om architecten alvast bekend temaken met de methode. Tegelijkertijd is deze aan-gescherpt en aangepast aan de behoeften van dearchitecten. Architecten Bouwers wil namelijkgeen gesloten organisatie zijn. Iedereen kan bij-dragen om de formule sterker te maken.

Het is een leuke bijkomstigheid dat de architectmet deze formule zijn eigen werkterrein uitbreidt.De formule toont aan dat een offensieve houdingvan de architect kansen biedt om terrein op decatalogusbouwers te winnen. ArchitectenBouwers neemt daarnaast veel administratiefwerk uit handen. De architect kan zich dus meermet het ontwerpen en het waarborgen van dekwaliteit van het project bezighouden. VolgensFrank Toeset is deze formule geschikt voor allerleitypen gebouwen, maar op dit moment concentreertde aanpak zich op de woningbouw. ArchitectenBouwers wil eerst aantonen dat de methode opkleine schaal werkt voor zij grotere risico’s neemtbij andere typen projecten. Het eerste ArchitectenBouwers project is inmiddels in het stadium vanhet voorontwerp. Het is nu zoeken naar meeropdrachtgevers die met deze interessante formuleaan de slag willen. In de praktijk zal namelijk nogmoeten blijken of de Nederlandse formule net zogoed werkt als die in België. Tevreden opdrachtge-vers zijn immers de beste reclame.

Informatiewww.architectenbouwers.nl. Tim de Boer (1979)is architect, architectuurjournalist en werkzaambij het Stimuleringsfonds voor Architectuur.

15Architectuur Lokaal #73

Opgaven

De Nederlandse formuleArchitecten Bouwers streeft naar hetzelfde resultaat als de Belgische zusterorganisatie:een huis op maat tegen een vaste prijs.

Page 16: Architectuur Lokaal #73

De klant is weer koning, dat is de belangrijksteconclusie die getrokken kan worden na een rond-gang langs diverse ontwikkelaars. Het lijkt een rareconclusie. Ontwikkelaars zijn er toch in de eersteplaats om hun klanten, ‘de consument’, tevreden testellen? Toch ging dat in de afgelopen vijftien jaarvan groeiende economie, bevolking en inkomen nietaltijd op. In de hoogtijdagen van voor de banken-crisis konden zij nog ongestoord bouwen zonderzich daadwerkelijk af te vragen of er wel vraag was;de huizen werden toch wel verkocht. Job Posner,hoofd Studio bij Synchroon, herinnert zich eenvoorval van een project waarbij Synchroon samen-werkte met architect Erick van Egeraat. ‘Supermooien superstrak, maar wat zie je als je gaat kijkenwanneer de bewoners er zijn komen wonen?Plastic tuinmeubilair van Blokker in de achtertuin,

16 Architectuur Lokaal #73

Opgaven

Verdichting > Tekst: Pieter Winters > Beeld: foto Job, Poster door Mike van Bemmelen © Synchroon

Wie een belronde doet langs een dozijn Nederlandse projectontwikke-laars met de vraag of er een interne visie bestaat op het onderwerp ver-dichting, krijgt vaak ontwijkende antwoorden: ‘te druk’, of ‘de persoondie daarover gaat is deze week niet aanwezig’. Ook ‘verdichting, watbedoelt u daar precies mee?’ werd enkele malen opgetekend. Maartoch, eenmaal doorgedrongen tot de juiste afdelingen blijkt met namebij de grotere projectontwikkelaars dat er wel degelijk over verdichtingwordt nagedacht. Zetten zij denken ook om in daden? Deel 2 in eenserie over verdichting.

Verdichten als de klant het wil

Verdichting in een binnenstedelijke omgeving betekent vaak goedcommuniceren. Maar er moeten ook weer niet teveel mensen mee-praten. Een project van Synchroon om van het rommelige centrumvan Sassenheim een hoogwaardig woon- en winkelgebied te makenkostte twaalf jaar omdat er meer dan honderd betrokkenen waren.Uiteindelijk is de waardering wel heel hoog.

Page 17: Architectuur Lokaal #73

een gezellig houten bankje voor de deur en eendeurmat in de vorm van een hond. Dat is dus watmensen willen.’ Om de smaak van een groot deelvan de kopers te achterhalen is bij Synchroon eenknipseldienst in het leven geroepen die tijdschriften,kranten, maar ook reclamefolders naspeurt op water leeft in Nederland.

Maar door meer rekening te houden met wat deklant wil, is het moeilijker geworden goede ver-dichtingsprogramma’s uit te voeren, lijkt het. Wantwat wil de klant? Robert Koolen, manager strategieen beleid bij Heijmans Vastgoed, legt zijn kaartenmaar op tafel. ‘Wij hebben geen voorkeur om teverdichten. Het is een beleidswens. Soms wordtverdichting zelfs als een dogma behandeld. Maar

het is ons belang om met een product te komen datvoldoet aan de vragen van de consument. En voorveel consumenten is verdichting helemaal geenvraag. Die willen gewoon grondgebonden woningen.Dus dat wordt een interessante clash.’ Wel denkthij dat verdichting soms noodzakelijk kan zijnvoor een optimaal resultaat. Ook Job Posner denktin die richting. ‘Verdichting heeft bijna een negatieveklank. Het gaat erom de stad te verbeteren, dan isverdichting een gevolg.’

Natuurlijk wil niet iedereen een doorzonwoningmet tuintje voor en tuintje achter. Maar als de ontwikkelaars het ergens over eens zijn, dan is hetwel dat dicht, binnenstedelijk bouwen ruimtelijkekwaliteit nodig heeft. En ruimtelijke kwaliteit kostgeld, dat er nu dus niet is. ‘Er zijn veel binnenste-delijke locaties zoals voormalig bedrijventerreinBinckhorst in Den Haag of de oude havengebiedenin Rotterdam, waar honderden miljoenen bij moe-ten’, zegt Jan Fokkema, directeur van NEPROM,de belangenvereniging van aangesloten project-ontwikkelingsmaatschappijen. ‘Je zult dus moetenkiezen: of het moet allemaal een tandje minderprestigieus of je moet het langzamer ontwikkelen.’Volgens Fokkema kan verdichting daar zelfs gevarenopleveren. ‘Voordat je het weet is dichtheid de

uitkomst van bezuinigingen. Op veel plekkenwordt nu al gestapeld en te klein gebouwd, maardan uit armoe. Daarmee wordt dan geprobeerd degrondopbrengsten te verhogen. Maatschappelijkbelang kost collectieve middelen, en die zijn dekomende jaren niet beschikbaar.’ Om toch stedelijkedichtheden voor meer huishoudens aantrekkelijkte maken is de NEPROM voornemens om samenmet het ministerie van VROM een aantal steden testimuleren om ontwikkelcompetities uit te schrijven.Dat met het doel om nieuwe mogelijkheden teonderzoeken om huishoudtypen die tot nu toe destad verlaten toch aan de stad te binden.

Het is ook hard nodig om mensen aan de stad tebinden, want de Vinex-locaties zijn bijna volge-bouwd, waardoor grootschalige projecten buitende stad minder talrijk zullen zijn. De aandacht vanontwikkelaars is daarom de afgelopen tijd al lang-zaam verschoven naar bestaand stedelijk gebied.Maar de meer risicodragende en moeilijke locatiesin de steden vereisen wel een andere aanpak. Job Posner verhaalt van een project waarbij hetrommelige centrum van Sassenheim moest wordenveranderd in een hoogwaardig woon- en winkel-gebied. Volgens hem betekent een dergelijke opgavedat je de communicatie ontzettend goed moetregelen. Enerzijds zul je richting de partijen zoalsde gemeente communicatie in moeten zetten.Anderzijds heb je dat nodig om omwonenden teinformeren en om hun betrokkenheid te vergroten.In Sassenheim ging het daar mis. ‘Uiteindelijkkostte het project twaalf jaar omdat er meer danhonderd betrokkenen waren. Daar hebben we vangeleerd’, zegt Posner. Als de plannen eenmaal geluktzijn, is de waardering wel heel hoog en kan extrakwaliteit bereikt worden, vindt hij. Om die redenricht Synchroon zich nu meer en meer op hergebruikvan leegstaand onroerend goed.

Moeten we de inrichting van het land dan maarhelemaal aan de markt overlaten? Dat ook weerniet. Een voorzet werd gegeven tijdens het seminarvan de Master City Developer op 22 april inMadurodam door Kristian Koreman van architec-tenbureau ZUS (Zones Urbaines Sensibles). Waarde middag in het teken stond van de grote veran-deringen in de vastgoedwereld, waarbij verdichtingoverigens niet eenmaal werd genoemd, kwamKoreman met een opmerkelijk alternatief. Hij steldedat de democratie veel te ver is doorgeslagen.

‘Hoe kunnen we nog naar voren kijken als alles isgedemocratiseerd en iedereen toestemming moetgeven?’ Zijn oplossing was public leadership. Alsvoorbeeld noemde hij het Weena in Rotterdam,het zakendistrict van de stad, waar een enormeoppervlakte aan kantoren leeg staat, soms al meerdan twintig jaar. Door dit ‘gat tussen realiteit enambitie’ is het stedelijk leven in dit gebied ver tezoeken. Daarom heeft ZUS in overleg met deeigenaar één van de enorme kantoorpanden opge-knapt en er het bureau in gevestigd. Door ookandere creatieve bedrijfjes te laten meedelen in deenorme ruimte en door er culturele activiteiten teorganiseren, er is bijvoorbeeld een restaurantgeopend, draagt het pand nu bij aan het stedelijkleven. Want, zoals de volgende spreker GaryWozniak uit Detroit zei: ‘It’s about the quality of life’.

InformatieIn 2010 schrijft Pieter Winters een serie artikelenover verdichting. Pieter Winters (Gouda,1981) isstudent architectuurgeschiedenis en freelancearchitectuurjournalist.

17Architectuur Lokaal #73

Opgaven

‘Je zult moeten kiezen: of eentandje minder prestigieus, of jemoet langzamer ontwikkelen.’

Oude reclametekst

Job Posner: ‘Je zult eerst moeten kijken hoe de stad functioneert enonderzoek doen naar wat je er precies wilt hebben. Aan alleen een plintop straatniveau heb je niks. Je moet zorgen dat er echt verbinding is methet straatniveau. Alleen op die manier kun je voorwaarden scheppenom mensen prettig te laten wonen’. Foto: Mike van Bemmelen

Voor Het Funen,een voormalig industrieterrein aan de rand van de Amsterdamse binnenstad, is een door de Architekten Cie nieuwstedenbouwkundig concept neergezet, dat wonen en werken in hoge binnenstedelijke dichtheden combineert met voldoende groen.Deopdrachtgever was Heijmans Vastgoed. Foto: Menno Molenaar, Heijmans Vastgoed

Page 18: Architectuur Lokaal #73

Poëzie in een nano-technischewereld

18 Architectuur Lokaal #73

Opgaven

Als ergens het motto form follows function vantoepassing is, dan is het wel in technische gebou-wen zoals het Van Leeuwenhoeklaboratorium. Detechnische eisen en de uitgangssituatie bepaaldenvoor het overgrote deel de architectuur van hetgebouw. Wat hier gebeurt is het construeren vanstructuren op nanometerschaal, zeg maar bouw-werkjes opgebouwd uit deeltjes van een miljoenstecentimeter. De opdrachtgever en gebruikers TNOen TU Delft hebben dan ook gezocht naar eenarchitect met ruime ervaring in het bouwen vanclean rooms die aan hoge technische specificatiesvoldoen. Het hart van het gebouw, de machine,bestaat uit maar liefst 2000 m2 extreem stofvrijeruimtes. Deze ruimtes vragen om specifieke eisenmet betrekking tot veiligheid, luchtbehandeling,trillingsniveau en toegankelijkheid. DHV Archi-tecten uit Eindhoven, het voormalige architecten-bureau van Philips, won de tender.

De Opening > Tekst: Anne Luijten > Beeld: René de Wit, www.architectuurfotografie.com > Ontwerp: DHV Architecten> Opdrachtgevers: TNO en TU Delft

Het betreden van een nanolab heeft iets spannends en exclusiefs. Wiehier binnen gaat, wordt ingewijd in de geheimen van de nanotechnologie.Onderzoekers in speciale pakken werken in clean rooms (stofarmeruimtes) met minuscule deeltjes die enorme impact hebben op zoiets‘groots’ als de ruimtevaart. Of op de nieuwste technologie in je mobieltje.Het nieuwe Van Leeuwenhoeklaboratorium in Delft ziet er dan ookstrak en wat je noemt high tech uit. Het gebouw is een machine, zeggende opdrachtgevers van TNO en TU Delft, maar wel één met intimiteiten menselijke maat.

Het Van Leeuwenhoeklaboratorium in Delft

Page 19: Architectuur Lokaal #73

Het nieuwe nanolab in Delft is dan ook top ofthe bill op internationaal niveau als het gaat omresearch voor nanotechologie. Bijzonder aan deopgave is dat het gebouw twee gebruikers kent,met ieder eigen behoeften en een eigen cultuur.Voor de TU Delft gaat het vooral om het doen vanwetenschappelijk onderzoek, onder meer door studenten. TNO, ook eigenaar van het gebouw, doetonderzoek naar toepassingen zoals de fabricage,assemblage en kaliberatie van instrumenten voorruimtevaart en computers. ‘Voor TNO is onder-zoek een middel, een stap naar de industrie en hetbedrijfsleven’, zegt Ronald van Vliet, afdelings-hoofd bij TNO Industrie en Techniek die ondermeer optometrische instrumenten bouwt bedoeldom vanaf satelieten de aarde te observeren.In het hoge en lichte atrium van het gebouw verteltVan Vliet over hoe de toepassingen van de nano-technologie inmiddels ook de shampoo-industriehebben bereikt (gaat je haar van glanzen), en overhet gebouw zelf. De architect, Robert Collignonvan DHV, is er wonderwel in geslaagd om rondomde machine een mensvriendelijke omgeving tescheppen. ‘Vooral het atrium bij de gezamenlijkeentree is een gouden greep. De atmosfeer in declean rooms is bedompt, hoe raar dat misschienook klinkt, en fysiek zwaar. De installaties dreunenin je oren en je werkt in een zwaar pak. Dan is hetprettig om in een lichte, warme sfeer te verkerenwaar je je collega’s ontmoet en even een rapportkunt doornemen of een kopje koffie kunt drinken’,aldus Van Vliet. De sfeer in het atrium omschrijfthij als ‘kathedraal-achtig sereen en rustig in eenverder machinale omgeving’. Het atrium biedt

bovendien een mogelijkheid tot menging van deverschillende vakgroepen en gebruikers. Van Vliet:‘De nadruk ligt op samenwerken, dat heeft dearchitect heel mooi weten te faciliteren. Alle gangenkomen uit op het atrium, je komt elkaar dus hoedan ook tegen. In het atrium is bovendien een kleinearena voor presentaties, waar je kunt meeluisteren.’

Collignon heeft zijn opdracht dan ook tweelediggeïnterpreteerd. ‘Natuurlijk gaat het de gebruikers inde eerste plaats om een gebouw dat voldoet aan detechnische eisen, zodat zij hun werk goed kunnendoen. Maar voor mij als architect was het ookbelangrijk om na te denken over hoe je mensen bijelkaar kunt brengen. Hoe schep je intimiteit enmenselijke schaal in een schijnbaar puur industriëlewereld? Vergeet niet dat tweederde van het gebouwbestaat uit techniek: installaties, gassen, lucht, leidingen.’ Het gebouw, dat naast de bibliotheekvan Mecanoo staat, moest daarnaast passend zijnin de omgeving. ‘Het is een lab, maar daarom maghet nog wel gezien worden. De buitenwereld magook best zien wat er achter de gevels gebeurt, jeziet hoe mensen zich door het gebouw bewegen.Ook het contact van binnen met buiten vind ikheel belangrijk. Vandaar zelfs raampjes in de dak-opbouw, die ook zorgen voor extra daglichttoe-treding.’ Een andere specifieke opgave voor dearchitect was om een trillingsvrije ruimte te realiserenvoor de ruimtevaartapparatuur van de business unitvan Van Vliet. Het gebouw is bovenop een be-staande kelder gezet, die speciaal is gefundeerd omtrillingen tot een absoluut minimum te beperken.Een opvallende lichtkoepel op het dak geeft dwarsdoor het gebouw heen vanuit het kelderlaboratoriumdag en nacht zicht op het zenith. Beeldbepalend zijnde vijf prominent aanwezige ontluchtingspijpen ophet dak.

19Architectuur Lokaal #73

Opgaven

‘De architect is er in geslaagd om een intieme, menselijke sfeer in een harde, technischewereld te brengen.’

De gebruikers zijn tevreden over het gebouw, endaarmee bedoelt Van Vliet niet alleen het tech-nisch functioneren, maar ook het sociaal functione-ren van het gebouw. Ook gebruiker Emile van derDrift van de TU Delft is zeer tevreden. ‘Niet alleende infrastructuur klopt, maar de architect is er ingeslaagd om een intieme, menselijke sfeer in eenharde, technische wereld te brengen.’ De contac-ten tussen gebruikers/opdrachtgever en architectverliepen dan ook gedurende het gehele procesprima. Collignon: ‘Al na de eerste presentaties waser vertrouwen. Als architect moet ik goed luisteren en aanvoelen wat de gebruikers willen en datweten te vertalen in het project. Het gebouw blijftuiteindelijk een grote doos, zegt Collignon, maar ik heb geprobeerd een beetje poëzie in de machinete brengen.’ Minister Plasterk kwam het gebouw openen, en stak de gebruikers op zijn geheel eigen, humo-ristische wijze een hart onder de riem, vertelt VanVliet. ‘Zijn speech ging over de vrijheid van weten-schappelijk onderzoek en de noodzaak van dit

soort laboratoria, die zwaartepunten vormen inhet verspreiden en toepassen van kennis. De bouwvan het nanolab is dan ook mogelijk gemaakt vanuit de het regeringvoornemen om een deel van de aardgasbaten in te zetten voor stimuleringvan de kennisinfrastructuur. Ook in Groningen enaan de TU in Twente worden nieuwe nanolabsgebouwd, die in de toekomst alledrie onderdeelzijn van het virtuele NanoNed, een consortiumvan universiteiten, TNO en Philips.’

Informatiewww.nanoned.nl, www.vanleeuwenhoeklab.com Anne Luijten (1967) is architectuurhistoricus,onderzoeker en publicist. www.studio-RO.nl

????

????

Page 20: Architectuur Lokaal #73

20 Architectuur Lokaal #73

Selectie

Hoe ziet Staatsbosbeheer haar cultureel opdrachtgeverschap?Theo de Bruin, projectleider Statsbosbeheer (TB):‘Als beheerder van veel natuur- en bosgebied inNederland, hecht Staatsbosbeheer grote waardeaan een goede maatschappelijke ontsluiting voorde bezoekers. "Gebouwen die er toe doen" passenin dit plaatje. Staatsbosbeheer streeft naar goedeen krachtige architectuur. De meeste van onzegebouwen hebben een bescheiden omvang.Daarom werken wij bij architectenselecties door-gaans met (onderhandse) meervoudige opdrachten,zoals bij voorbeeld het districtskantoor te Ugchelen,dat in 2009 gewonnen werd door Kristinsson. Een

opdracht van de omvang als het Natuuractiviteiten-centrum Oostvaardersland heeft Staatsbosbeheerniet eerder vergeven. Dit centrum wordt de poortnaar een uniek natuur- en recreatiegebied van15.000 hectare. Hier worden Oostvaardersplassen,aangrenzende gebieden en Horsterwold met elkaarverbonden via het Oostvaarderswold dat in ont-wikkeling is. Weergaloze natuur waar zeearendenbroeden en kuddes grote hoefdieren in vrijheidgrazen. Een gebied met een overweldigende vogel-rijkdom, bekend tot ver over de landsgrenzen.Binnen kijken is buiten meer zien. Het centrumwordt een voorbeeld op het gebied van voorlich-ting en educatie. Een plek ook voor ontmoeten en

De Selectie > Tekst: Michel Geertse > Beeld: Olaf Gipser Architecten i.s.m. Vista Landscape and Urban Design en Arup Nederland

Op 26 april maakte Staatsbosbeheer met gepaste trots het winnendontwerp bekend van de ontwerpwedstrijd NatuuractiviteitencentrumOostvaardersland. Staatsbosbeheer heeft deze prijsvraag uitgeschrevenbinnen de kaders van de Europese aanbestedingsregels en toont daarmeeaan dat een Europese architectenselectie niet de vorm hoeft te krijgenvan een afstandelijke papieren procedure van eisen en criteria waaringeen enkele ruimte is voor een redelijk gesprek tussen opdrachtgeveren opdrachtnemer. Reden om projectleider Theo de Bruin van Staats-bosbeheer te ondervragen over de bijzonderheden en achtergrondenvan deze prijsvraag.

Olaf Gipser wint prijsvraagOostvaardersplassen

uitwisselen van informatie en kennis, een natuur-lijk beginpunt voor tal van activiteiten. Staatsbos-beheer verwacht 150.000 bezoekers per jaar.’

Waarom een prijsvraag?TB: ‘Vanwege de omvang was een meervoudigeopdracht geen optie: we moesten ‘Europees’.Belangrijker nog, we wilden iets speciaals voordeze bijzondere opdracht. Staatsbosbeheer heeftgeen goed beeld van de expertise in de markt,waardoor een reguliere aanbesteding niet geschiktwas. Een prijsvraag was de geijkte procedure ommet een minimum aan voorwaarden de hoogstecreativiteit in de markt te vinden.’

Hoe heeft Staatsbosbeheer de prijsvraag voorbereid?TB: ‘In het verleden zijn wij benaderd door deRijksbouwmeester om de architectonische kwaliteitvan onze bezoekerscentra op de kaart te zetten.Het lag dus voor de hand om Atelier Rijksbouw-meester om advies te vragen. Het Atelier heeft veelervaring met Europese procedures en architecten-selecties op basis van kwaliteit. Het raadde ons eenprijsvraag in twee rondes aan, een openbareideeënprijsvraag gevolgd door een meervoudigeopdracht. Voorafgaand aan de publicatie hebbenwe het wedstrijdreglement ter advies nog voorgelegdaan het Steunpunt Architectuuropdrachten &Ontwerpwedstrijden.’

Veel opdrachtgevers kiezen voor een aanbestedinguit zekerheid. Was u niet bang dat een prijsvraagminder garantie biedt? TB: ‘Wij hechtten de meeste waarde aan het vinden van het beste idee dat de integratie vanlandschap, natuur en gebouw zo goed mogelijkinvult. Dat is onze belangrijkste zekerheid.

Page 21: Architectuur Lokaal #73

21Architectuur Lokaal #73

Opgaven

Financiële zekerheid vonden we minder belang-rijk. Staatsbosbeheer is voldoende stevig om definanciële zekerheden gedurende de opdracht tebewaken. Bovendien vormen dergelijke zekerhedeneen onnodige barrière voor jong talent. Uiteraardhebben we wel enige zekerheden ingebouwd. Zo moet de winnaar bij gunning van de opdrachteen passende beroepsverzekering overleggen enmeewerken aan een BIBOB-beoordeling. Ookhebben we de bouwsom vastgelegd. Het beoor-delingscriterium honorarium, dat uitsluitend meeweegt in geval van gelijke jurybeoordelingen,geeft aan dat honoraria redelijk moeten zijn.’

Hoe hebt u het prijsvraagverloop ervaren?TB: ‘In één woord: overweldigend. De inzendingenovertroffen alle verwachtingen. Een deskundigejury heeft uit alle inzendingen vijf aansprekendeideeën gekozen. Daarna volgde een domper: dooreen kleine vormfout was één ontwerpteam onte-recht uitgesloten van de beoordeling. Even leek dehele prijsvraag op losse schroeven te staan, maarmet een herbeoordeling zijn we er toch uitgekomen.Daarna werden we al snel weer meegezogen in hetdenken van de ontwerpteams in de meervoudigeopdracht, die hun ideeën uitwerkten in prachtigevisies en structuurontwerpen.’

De ruimte voor communicatie in uw procedure isopvallend.TB: ‘Een goede architectenselectie is mensenwerk.Staatsbosbeheer hecht grote waarde aan trans-parantie en een goede verstandhouding. Zij wil demensen leren kennen met wie zij straks gaat samen-werken en andersom wil zij haar verwachtingen metde deelnemers delen, inclusief de onzekerhedenen onduidelijkheden die daar aanhangen.Bovendien wil Staatsbosbeheer de prijsvraag aanwenden om een bijdrage te leveren aan hetvakdebat hoe de relatie tussen landschap, natuuren architectuur vorm te geven. Daarom is commu-nicatie onmisbaar.’

Bent u tevreden met het resultaat van de prijsvraag?TB: ‘De vakjury heeft unaniem gekozen voor hetontwerp van Olaf Gipser – het winnend ontwerp-team bestaat naast Olaf Gipser uit VistaLandscape and Urban Design en Arup. Eigenlijkwaren alle vijf vervaardigde structuurontwerpenvan zeer grote kwaliteit. De uitslag was voor onseen totale verrassing. We hebben een potentieelaan creativiteit gevonden in de markt, die wij waar-schijnlijk zonder de prijsvraag niet gevonden had-den. Het bevestigt het belang om als publiekeopdrachtgever voorbij de “eigen lijstjes” te kijken.’

Heeft de prijsvraag nieuwe inzichten opgeleverd?TB: ‘Als opdrachtgever moet je goed nadenkenover de vraag wat je wilt, en hoe je het wilt. Zorgervoor dat je de juiste vraag aan de juiste architectenstelt waardoor je een maximaal potentieel aan creativiteit in de markt vindt. Als maatschappelijkeorganisatie heb je een verantwoordelijkheid omniet uitsluitend de gangbare paden te betreden,maar ook jong talent een kans te geven.’

InformatieHet Steunpunt Architectuuropdrachten &Ontwerpwedstrijden van Architectuur Lokaal isde onafhankelijke, niet-commerciële helpdeskvoor uitschrijvers van aanbestedingen en prijsvra-gen in Nederland. Hiermee wordt beoogd bij tedragen aan professionalisering van het opdracht-geverschap en aan een gezonde bouwcultuur inNederland. Het Steunpunt biedt ondersteuningaan alle opdrachtgevers. Om hen behulpzaam tezijn bij het opstellen van een goede (Europese)aanbestedingsprocedure voor architectendienstenheeft Architectuur Lokaal, samen met deRijksbouwmeester, VNG, BNA, NEPROM enPIANOo KOMPAS light ontwikkeld, een digitalestandaard die voor alle partijen de nodige vereen-voudiging en transparantie biedt. KOMPAS light iste vinden op www.ontwerpwedstrijden.nl

‘Als maatschappelijke organisatieheb je een verantwoordelijkheidom niet uitsluitend de gangbarepaden te betreden, maar ookjong talent een kans te geven.’

Page 22: Architectuur Lokaal #73

22 Architectuur Lokaal #73

Praktijk

Wethouders vinden het leuk werk om bezig te zijnmet ruimtelijke ordening. Ook kijken vaak zij metplezier terug op het ontwikkelen en uitvoeren vandiverse plannen, maar het enthousiasme over pro-jectontwikkeling en planuitvoering is afgenomen.In 2006 noemde 38% van de wethouders dit alsleukste onderdeel van de portefeuille, in 2010 washet nog 25%. Dat kan te maken hebben met eenverschuiving in het werk van gemeentebestuurders.Zij zijn de afgelopen vier jaar minder direct be-trokken bij de uitvoering van ruimtelijke projecten,hun aandacht ging meer naar coalitievorming endraagvlak. Daarbij moeten wethouders tegen eenstootje kunnen. Zoals een van hen opmerkte: ‘Je staat bij voortduring in de vuurlinie van steedsmondiger en grover wordende burgers die niet meerin staat lijken verder te kijken dan hun eigenbelang.Leuk kan ik dat niet altijd noemen, interessant wel.’Draagvlak voor het gemeentelijk architectuurbeleidwordt hoofdzakelijk gecreëerd via de gemeenteraaden in iets mindere mate via het college van B&W.Bijna de helft van de wethouders wijst op het belangvan organisaties van belanghebbenden en bewoners.

Voorlichting speelt een belangrijke rol bij het werkenaan draagvlak: driekwart van de gemeenten doetdit via hun website, bij tweederde wordt gebruikgemaakt van discussiebijeenkomsten en informatie-bijeenkomsten.

Als belangrijkste opgaven voor de toekomstnoemen wethouders begin 2010 allereerst woning-bouw, gevolgd door openbare ruimte, centrumver-nieuwing en buitengebied. In 2006 stond het buiten-gebied nog op de eerste plaats. De toegenomenaandacht voor woningbouw is waarschijnlijk teverklaren uit het stilvallen van de woningmarktwaardoor ook de woningproductie stagneert.Daarvan hebben de ontwikkelaars last, maar degemeenten ook. Met als mogelijk gevolg, datgemeenten in de komende tijd ook op projectniveauweer actiever gaan worden.

De raadsperiode 2006-2010 was een periodewaarin gemeenten hun beleid vorm moesten gevenin een context van veranderende wet- en regelgeving.Dergelijke veranderingen zijn inmiddels een con-stante in de gemeentelijke praktijk. In de voorgaanderaadsperiode werden gemeenten geconfronteerd

Enquete > Tekst: Dirk Bergvelt > Beeld: Siebe Swart

De raadsperiode 2006-2010 is alweer voltooid verleden tijd. In sommigegemeenten brengt het nieuwe college continuïteit, maar veranderingoverheerst. Toch blijven de ervaringen van de vorige lichting bestuurdersactueel, want op hun werk moet worden voortgebouwd. ArchitectuurLokaal enquêteerde hen in de eerste weken van 2010. De uitkomsten zijnte lezen op www.arch-lokaal.nl/enquete. Hieronder enkele hoofdpunten.

Wethouders geënquêteerd

met een herziening van de Woningwet (2003), met onder meer gevolgen voor het welstandsbeleid.De Nota Ruimte (2004) introduceerde een nieuwerolverdeling tussen het Rijk en gemeenten en in 2005werd het Europees aanbesteden met de inwerk-intreding van het Besluit AanbestedingsregelsOverheidsaanbestedingen op de kaart gezet. Dezeveranderingen werkten door in de afgelopengemeenteraadsperiode. Daarbovenop kwamen eennieuwe rijksarchitectuurnota, Een cultuur van ontwerpen (2008) en de herziening van de Wet opde ruimtelijke ordening (2008).

Ondanks de dynamiek in het beleidsveld stemmende uitkomsten van de enquête vaak overeen met dieuit 2006. Architectuurbeleid valt in de meestegevallen onder de portefeuille Ruimtelijke Ordening.Een architectuurnota hebben de meeste gemeentenniet. Meestal wordt architectuurbeleid verankerdin verschillende beleidsstukken – meestal in eenwelstandsnota of een beeldkwaliteitplan.

Een meerderheid kan zich vinden in het motto‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Terwijlveel wethouders in 2006 nog afwachtend waren,spreken zij zich nu veel duidelijker uit. Driemaalzoveel als in 2006 is men van mening dat degemeente weet wat het beste is; een derde vindt datdecentralisatie het beleid dichter bij de burgersbrengt. Een meerderheid onderschrijft het belangvan het tegengaan van ‘verrommeling’ van Neder-land. Wel plaatsen wethouders kanttekeningen bijhet delegeren van verantwoordelijkheden zonderdat het Rijk daarbij extra financiële middelen be-schikbaar stelt. Soms blijkt rijksbeleid ook effectiefwanneer een subsidieregeling tijdelijk wordt beëindigd. Twee derde van de gemeenten zet hetlandschapsontwikkelingsplan nog steeds in; eenderde ziet het als een van de drie belangrijksteinstrumenten voor kwaliteitsbevordering.

Om de in het architectuurbeleid geformuleerdeambities te kunnen realiseren moet de gemeenteover instrumenten beschikken om kwaliteit te stimuleren of af te dwingen. Het oordeel van dewethouders over welstand is opvallend positieverdan in 2006. Destijds was nog maar weinig ervaringmet de vernieuwing van het welstandsbeleid.Inmiddels is de mening wijd verbreid dat de gekozenaanpak voor alle betrokkenen de transparantievergroot en leidt tot betere bouwaanvragen. Demeeste wethouders beschouwen welstandsbeleid alséén van de belangrijkste pijlers van het gemeentelijkarchitectuurbeleid. In een derde van de gemeentenheeft het welstandstoezicht uitsluitend betrekkingop de beoordeling van bouwaanvragen. Anderegemeenten raadplegen de welstandscommissie ook over beeldkwaliteit of de ontwikkeling van stedenbouwkundige randvoorwaarden bij de plan-ontwikkeling.

Wanneer de gemeente zelf als opdrachtgeveroptreedt, zeggen de wethouders vooral te strevennaar kwaliteit. In de praktijk blijkt dit vooral definancieel economische aspecten van de opgave tebetreffen en niet de ontwerpkwaliteit. Bij de meestegemeenten worden procedures voor de selectie vanarchitecten en ontwikkelaars opgesteld door ambte-naren of externe adviseurs zonder dat de wethouderer aan te pas komt. Ook de beoordeling van offertesgeschiedt hoofdzakelijk door ambtenaren of adviseurs. Toch is het opdrachtgeverschap van degemeenten bij uitvoering van concrete projecteneen belangrijke pijler van het architectuurbeleid.Zoals gezegd, zijn er aanwijzingen dat gemeentenmomenteel weer actiever worden op projectniveau.Dat zou voor bestuurders aanleiding kunnen zijnom een meer actieve rol te nemen bij de kwaliteits-bewaking. Of dit gebeurt, wordt een vraagpunt bijde volgende enquête in 2014.

InformatieHet rapport Beleid en uitvoering van lokaalopdrachtgeverschap 2006-2010 is te downloadenvia: www.arch-lokaal.nl/publicaties

Knooppunt Kethelplein met zicht op hoogbouw Schiedam

Page 23: Architectuur Lokaal #73

Geïnspireerd door Van Doesburg

23Architectuur Lokaal #73

Praktijk

Sinds 2005 heeft Architectuurpodium Assen veelaandacht besteed aan thema’s zoals stadsuitbrei-dingen, stadsplanning, nieuwbouw en opdrachtge-vers en natuurlijk aan architectonische ambities.De keuze van thema’s dient zich meestal vanzelfaan vanuit de actualiteit rond nieuwe wijken, nieu-we culturele accommodaties of een bepaald archi-tectonisch probleem. Bij alle activiteiten is hetzaak de relatie met de stad te leggen, zoals bijvoor-beeld in de tentoonstelling In Concreto over hetNieuwe Bouwen in Assen. Aanleiding was hetpand naast ons, De Oude Kolk, dat plaats moestmaken voor een nieuw theater. De gevel van hetoude theater, in Assen een uniek voorbeeld vaneen Stijl-interpretatie naar een ontwerp van archi-tect Van Houten, werd daarbij rücksichtslosgesloopt.

Ook het project De Nieuwe School vindt zijnaanleiding in het feit dat onze eigen locatie zichbevindt in een school uit de jaren 60. Deze schoolbevat genoeg (‘moderne’) eigenaardigheden dieons nieuwsgierig maken naar de invloed van hetonderwijs op schoolarchitectuur in het algemeenen de relatie tussen deze architectuur en anderepublieke bouw in het bijzonder. Er is immers detheorie dat scholenbouw in de 20ste eeuw exem-plarisch is geweest en een voortrekkersrol heeftvervuld ten aanzien van het architectonisch ont-werp in bredere zin. Hoe zit dat nu, en hoeinvloedrijk en sturend is de recente onderwijs-praktijk (bijvoorbeeld met betrekking tot compe-tentiegericht leren) als opdrachtgever bij nieuw-bouw? Wat zijn de opvattingen en referentie-kaders van de architect?

Natuurlijk komen actuele zaken als schaalver-groting, duurzaamheid en veiligheid aan de orde,maar het gaat ons vooral om de (doorwerking in)meer structurele aanpak van het ‘schoolse’ ont-werp en wat de gebruiker ervaart in zijn werk- enlessituatie als normatieve opleidingsomgeving.Bovendien zijn scholen dominante publieksgebou-wen – waarbij mensen zo hun eigen, vaak tegen-strijdige, gevoelens hebben – met een ‘looptijd’ vanpakweg 30 jaar, waarna er nieuw gebouwd moetworden, gesloopt of ‘getransformeerd’. Dus, hoebelangrijk is het behoud en het aanzien van deschool voor de eigen lokale oriëntatie? Hoe type-rend is schoolarchitectuur voor onze samenlevingmede in relatie tot kunst en cultuur?

Uit het voorgaande blijkt dat de Cercle Meudonals architectuurpodium nog een doelstelling heeft:het tonen en onderzoeken van gemeenschappelij-ke interesses van de architect en de beeldend kun-

stenaar. Deze interesses kunnen van artistieke,ontwerptechnische of ideologische aard zijn.Beide praktijken kennen hun specifieke eigenaar-digheden. Beide kunnen vanuit hun specialismede waarneming van eenzelfde objectterrein verrij-ken. Het is vanuit deze gedachte van het transdis-ciplinaire en heteronome denken dat de persoonvan Theo van Doesburg, en het atelier inMeudon/Parijs, als inspiratiebronnen zijn geko-zen. In presentaties wordt daarom aandachtbesteed aan bijdragen van beeldend kunstenaars.Een belangrijke bijkomstigheid van dit vertrek-punt is het streven naar de programmering vaneen historisch-kritisch kader met lezingen overhedendaagse, maar ook voormoderne, postmoder-ne en neo-traditionele opvattingen die in de archi-tectuur én in de andere disciplines een rol spelen.De Cercle Meudon is een groot voorstander vaneen intensieve kunst- en architectuurkritiek diehet lokale specimen spiegelt in een internationaalframework.

Voor de komende tijd betekent dit dat naast hetproject De Nieuwe School het thema Transformatieeen onderwerp is dat vooral later in het jaaropnieuw opgepakt wordt in samenwerking metarchitectenbureau DAAD. In het verlengde daar-van worden in het najaar twee discussiebijeen-komsten voorbereid over regionale architectuuren ‘normatieve architectuurkritiek’.

InformatieDe expositie De Nieuwe School was te zien in deCercle Meudon van 6 juni t/m 3 juli 2010. Erwaren presentaties te zien van scholenbouw doorAxes Architecten, Onix en Klein Architecten.Tegelijkertijd was er een presentatie te zien vanbeeldend kunstenaar Frank Sciarone met aanarchitectuur verwant ruimtelijk werk. www.cerclemeudon.nl

In Situ > Tekst: Gert Wijlage > Beeld: Cercle Meudon, Assen

Architectuurpodium Assen is een publieksinstelling die naast hetinhoudelijke discours het publiek informeert met exposities en debat-ten. Daarbij onderzoekt de organisatie de architectuur niet als op zich-zelf staand fenomeen, maar in relatie tot maatschappij en kunst.

Tentoonstelling City Extensions 2

Tentoonstelling over architect Canto Giudici (1746-1819)

Een ontwerp van Frank Sciarone

Page 24: Architectuur Lokaal #73

Het is nog vroeg Het is nog vroeg, de wereld is nog stil, de hemelbesluiteloos: zal hij verder breken of dichttrekken? Er zijn al wel mensen op pad, maar de dag is nogniet echt begonnen, de winkels zijn nog dicht. Hetreuzenrad heeft op dit tijdstip geen reden vanbestaan, en staat landerig te slapen. Er klinken geengilletjes van opwinding, tingeltangel-muziek engeroezemoes van stemmen. En waar zijn de andereattracties, de botsauto’s, de achtbaan? Nergens. Ze zouden er hier ook niet toe doen, want wat webewonderen is helemaal geen verhaal of een drama.Wat dan wel?Het beeld ‘praat’ dan wel tegen ons, maar we horenniets omdat het zich niet tegen ons nuchtere verstandricht, maar tegen een ergens in ons verborgeninstantie, die we eigenlijk helemaal niet zo goedkennen, maar die voor ons het wezenlijke uitkiestvan wat we zien. Van deze plek is dat de lucht en

het land, de weg op de voorgrond, de andere wegdie een bocht maakt om het reuzenrad en dan in deverte verdwijnt. Samen met de berg in de verte zorgtdie voor een vermoeden van diepte, dat helemaalniet van belang is. Het reuzenrad is ook niet hetbelangrijkste, al kan het niet worden gemist. Hetroodwitte gebouwtje op de voorgrond dient als hetcontrapunt van het rad; het gebouw links en derechthoek van het reclamebord brengen de linker-kant in evenwicht met de rechterkant van het beeld.Die eenzame lange lantarenpaal helpt daarbij. Nee, het is hier geen ochtend, er gaan geen mensennaar hun werk. Horizontalen, één verticaal, eenpaar diagonalen, een cirkel en enkele rechthoekenhebben het hier voor het zeggen. De instantie in onsheeft dat feilloos opgemerkt.

Allard Schröder

In 2010 reageert Allard Schröder op de foto op de voorpagina. Van hem verscheen in 2009 de roman Wenst. In 2002 ontving hij de AKO-Literatuurprijs voor zijn roman De hydrograaf. Allard Schröder is redactielied van het literaire tijdschrift De Revisor.