Architectuur Lokaal #70

24
Winter 2009 #70 Gouden Piramide Bijlmerparktheater Villa Welpeloo

description

met onder andere: Golden Piramid of Holland Bij de start van editie 2010 van de Gouden Piramide zocht Architectuur Lokaal drie voormalige prijswinnaars op. Theatrale toevalstreffer is voor herhaling vatbaar Het Bijlmerparktheater in Amsterdam kan kort na oplevering een groot succes worden genoemd. Dat heeft niet zozeer met strategie te maken, als wel met een stapsgewijze aanpak en een gelukkige samenloop van diverse omstandigheden. Duurzaamheid is hergebruik In deze laatste aflevering in de serie over Duurzaam bouwen maakt Pieter Winters de balans op met Jan Jongert (2012 Architecten).

Transcript of Architectuur Lokaal #70

Page 1: Architectuur Lokaal #70

Winter 2009 #70Gouden PiramideBijlmerparktheaterVilla Welpeloo

Page 2: Architectuur Lokaal #70

2 Architectuur Lokaal #70

Redactioneel

COLOFON

ARCHITECTUUR LOKAAL verschijnt 4x per jaarTussen de Bogen 181013 JB Amsterdam020 530 40 [email protected]

REDACTIEHoofdredactie: Cilly JansenEindredactie: Indira van ’t KloosterRedactie & productie: Margot de Jager

REDACTIERAADJan AbrahamseHenk van den BroekHans van BrummenAgnes EversSimon Franke

VORMGEVINGjoseph plateau, Amsterdam

DRUKDie Keure, Brugge

OPLAGE6500

ISSN1385-0482

ABONNEMENTEen abonnement op dit tijdschrift is kosteloos verkrijgbaar op aanvraag. Nog beschikbare nummers uit eerdere jaargangen zijn tegen verzendkosten te bestellen bij ArchitectuurLokaal. Alle eerdere uitgaven staan ook als pdf op www.arch-lokaal.nl

FOTO OMSLAGEdwin Zwakman ‘Early Learning Centre’, 2007C-print 190 x 145 cm

RECTIFICATIESWijnand Galema is geen architectuurjournalist, maar architectuurhistoricus.www.wijnandgalema.nl,[email protected]

De rendering bij het artikel overde Hermitage Amsterdam is af-komstig van Hans van Heeswijkarchitecten. De luchtfoto isvan Aerophoto-Schiphol BV.

De foto van het ABC in Haarlemwas niet van Fas Keuzenkamp,maar van Dick Barendsen.

Bijschrift foto Fas Keuzenkamp:expositie 'product-proces-archi-tectuur, het werk van cepezed'in het ABC ArchitectuurcentrumHaarlem, 8 maart-12 april 2009

In Nederland

Markt en overheid, in het politieke debat worden ze tegenover elkaargezet. Dat maakt de wereld prettig overzichtelijk. Economische crisis?Die komt door excessen van de markt, het is tijd voor meer overheid.Een minuut later hoor je het omgekeerde. Waarom stokt de bouw-productie? Teveel regulering, te ingewikkelde politieke processen, teweinig ruimte voor ondernemers. In werkelijkheid berust Nederlandop een ingewikkelde symbiose van markt en overheid. Neem deopkomst van de projectontwikkelaars, de vertegenwoordigers bij uitstek van de vrije markt. Zij kunnen hun woningen verkopen omdatde belastingdienst de aftrek van hypotheekrente toestaat. Wie huurdende eerste door projectontwikkelaars gebouwde kantoorkolossen in

Den Haag? Grote klanten waren de ministeries en de bureaucratie van de verzorgingsstaat. Het grote voordeel van huren is dat de klant zijn handen vrij heeft. De overheden die ontwikkelaars in het zadel hielpen konden de huurpanden ook weer snel verlaten. Dat erdan gebouwen leeg komen te staan, is een probleem voor de markt. Dat is het ondernemers-risico. Of toch niet? Opnieuw is de praktijk ingewikkelder. Natuurlijk, de eigenaar van hetpand gaat de huuropbrengsten missen. Maar ook de bedrijven en bewoners in de omgevinglopen schade op. Een leeg gebouw is slecht voor de buurt en de gemeente is niet bij machtedaar iets aan te doen. De beste oplossing is dan, dat zich een ondernemer aandient metvoldoende fantasie om op deze plek iets nieuws te beginnen. Je zou verwachten dat dewoningcorporaties in het gat springen, per slot zijn zij de specialisten in maatschappelijkeprojectontwikkeling. In feite zijn het vaak gewone ondernemers, die kansen zien voorseniorenappartementen of voor een nieuw hotel. Zij doen het uit eigenbelang en helpentoch om de buurt te verrijken. Dat blijkt uit een serie excursies van Architectuur Lokaal.Toch berusten ook deze succesverhalen op een gemengde aanpak. Het kan alleen als degemeente meehelpt met aanpassen van het bestemmingsplan. Het effect wordt groter alsde gemeente bij het initiatief aansluit met investeren in de openbare ruimte. Het is nietanders, we hebben elkaar nodig.

Cilly Jansen, directeur Architectuur Lokaal

foto: Maarten van Schaik

Architectuur Lokaalis het landelijke kenniscentrum voor cultureel opdrachtgeverschapen architectuurbeleid. Vanuit een onafhankelijke positie leggenwij verbindingen tussen partijen die bij de bouw betrokken zijn.Voor opdrachtgevers als gemeenten, woningcorporaties enprojectontwikkelaars verzorgen wij excursies, discussies en andereprogramma’s op maat. Terugkerende thema’s zijn de culturelebetekenis van het opdrachtgeverschap en het belang van desamenwerking tussen opdrachtgever en ontwerper. ArchitectuurLokaal beheert het Steunpunt Ontwerpwedstrijden, dat uitschrijversvan architectuuropdrachten en prijsvragen behulpzaam is bijde selectie van ontwerpers en projectontwikkelaars.

Page 3: Architectuur Lokaal #70

Opgaven Theatrale toevalstreffer is voor herhaling vatbaar Het Bijlmerparktheater in Amsterdam kan kort na oplevering een grootsucces worden genoemd. Dat heeft niet zozeer met strategie te maken, alswel met een stapsgewijze aanpak en een gelukkige samenloop van diverseomstandigheden.Dirk Bergvelt

3Architectuur Lokaal #70

Inhoudsopgave

Lokaal MondiaalAlex van de Beld

Regie‘Wij denken niet alleen na overgroene randjes!’

De NVTL kan veel voor opdrachtgevers betekenen, maar niemandweet dat. De nieuwe voorzitter, Arda van Helsdingen, wil daarverandering in brengen. ‘Mensen gaan in bomen hangen als vooreen inrichtingsplan geen draagvlak bestaat.’Indira van ’t Klooster

Van Polderman naar Van der Molen Wethouder Piet Polderman begon als argwanend sympathisantaan het avontuur van de Westerschelde Container Terminal(WTC) dat op een onbewaakt moment in zijn portefeuilleterecht was gekomen. Nu ziet hij grote kansen. Piet Polderman

De Olifantenkooi in het hol van de leeuw Bij het Neprom-congres ‘Zo wil ik Wonen’ was er een speciale editievan De Olifantenkooi. Wil de echte conceptontwikkelaar opstaan?Wijnand Galema

OpgavenNieuwe toekomst voorwederopbouwmonument Het onderzoekslaboratorium van de PTT in Leidschendamblijft behouden als gevolg van een doortastende samenwerkingtussen de gemeente, de markt en de ontwerper. Dirk Bergvelt

Cultureel snoeien in AmerikaIn New York proberen culturele instellingen de bouwproductieop gang te houden door selectief te bezuinigen in cultuurbud-getten. Snelle resultaten op korte termijn en de publieke bele-vingswaarde zijn de belangrijkste selectiecriteria.Khoi Tran

Tussen spruitjeslucht en golfresortHet onlangs verschenen boek De Architectuur van de ouderen-huisvesting. Bouwen voor wonen en zorg schetst een beeld vanverleden en toekomst van de ouderenhuisvesting. De woon-behoefte van een nieuwe generatie ouderen verdient een grotereaandacht van opdrachtgevers. Peter Michiel Schaap

PraktijkVan kop tot teenDit jaar stelt Architectuur Lokaal in elk nummer een veel-belovende jonge professional aan u voor. Deze keer: Sjors deVries, procesmanager bij BSDV en oprichter van Ruimtevolk.Maaike van Beusekom

ComfortzonesChristiaan Weijts

Foto omslag‘Early Learning Centre is een foto van een maquette die ikbouwde in mijn atelier. Aan de basis hiervan liggen tekeningendie ik maakte van dergelijke parkeergarages die ik in mijn kindertijd met houten blokken bouwde. De blokken bleken nog gewoon te koop bij het Early Learning Centre.’Zwakman fotografeert niet de werkelijkheid, maar een zelf inelkaar gezette maquette die als twee druppels water lijkt op diewerkelijkheid. Edwin Zwakman (1969) kreeg zijn opleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam en deRijksacademie in Amsterdam. Hij exposeerde in binnen- en buitenland, onder andere in het Stedelijk Museum in Amsterdam,het Van Abbemuseum in Rotterdam en de Biënnale in Venetie.Ook participeerde hij in beurzen in Keulen, Londen, Wenen,San Francisco en NewYork.

Voor de cover van Architectuur Lokaal stelt telkens een andere(architectuur)fotograaf zijn mooiste archieffoto ter beschikking

Regie Golden Piramid of HollandBij de start van editie 2010 van de Gouden Piramide zocht ArchitectuurLokaal drie voormalige prijswinnaars op. ‘Dan komt ineens zo’n jurylangs, en dan krijg je kritiek! Terwijl je zo hard werkt, al zo lang!’Indira van ‘t Klooster

OpgavenDuurzaamheid is hergebruikIn deze laatste aflevering in de serie over Duurzaam bouwen maakt PieterWinters de balans op met Jan Jongert (2012 Architecten). ‘Een van debeste uitvindingen ooit is van Heineken en John Habraken: de bierfles dieook als baksteen kan worden gebruikt.’Pieter Winters

20

04

05

08

13

14

16

22

23

24

10

18

Page 4: Architectuur Lokaal #70

4 Architectuur Lokaal #70

Lokaal Mondiaal

Afgelopen week presenteerde ik in Barcelona het project Egenes Park in Stavanger, dat wasgenomineerd als Building of the year op het WorldArchitecture Festival (WAF). Egenes Park, dat wijsamen met het Noorse HLM Arkitektur AS hebbengemaakt, is Onix’ eerste gerealiseerde project inScandinavië. Het is het grootste, duurzaam in massief Noors hout gematerialiseerde project inNoord-Europa en het meest energie-effectieve project in Noorwegen op deze schaal. Nietteminzijn we in de categorie Housing verslagen door eenwolkenkrabber uit Thailand: vijfhonderd meterhoog, wonen in de wolken met gaten als tuinen.We moesten ons tevreden stellen met de troostprijsvoor de meest inhoudelijke presentatie. Dan sta jeweer met beide benen op de grond.

Als je ziet wat er wereldwijd zoal wordt geprodu-ceerd, dan heeft de Franse socioloog Baudrillardalsnog gelijk gekregen met zijn recalcitrante filo-sofie - de wraak van de objecten - dat we dreigen te verdrinken in een zondvloed van voorwerpen.Alles is design geworden en dat geldt ook voorgebouwen. Sterker nog, met name de gebouwenvan goede architecten zijn verworden tot hebbe-dingetjes van ambitieuze opdrachtgevers.

Architecten denken dat ze de rechten en hetauteurschap van het gebouw bezitten, maar dat iseen misverstand; het gaat maximaal om het beeld-recht. De foto’s van de gebouwen zijn beschermd,vandaar dat met name het beeld van prijsvraagin-zendingen door hen wordt gekoesterd. Het gebruik

van een gerealiseerd gebouw is namelijk bijnanooit beschermd. (Dat is misschien wel zo handig,nu we staan voor de grootscheepse operatie van detransformatie van bestaand erfgoed, waarvan dearchitecten het lastig zouden kunnen maken tenaanzien van die auteursrechten.) Zo is de aandachtverschoven van betekenisvol gebouw naar beeld-merk. Foto’s staan voor wat overblijft als het objectis verdwenen. De obsessie met het beeldrecht inonze consumptiecultuur is wat Baudrillard wellichtbedoelde met de ‘wraak van de objecten’.

Is er een alternatief? Ja, kijk bijvoorbeeld naarde uitbreiding van de bibliotheek van Asplund inStockholm waarvoor het winnende prijsvraag-ontwerp niet zal worden uitgevoerd. Niet omdatde jury administratieve fouten heeft gemaakt, maaromdat een groeiende ontevredenheid over hetwinnende ontwerp is ontstaan. Men is zich gaanbezinnen op de vraag of het wellicht niet beter isom helemaal níet te bouwen. Een ander alternatiefis het herdefiniëren van de opgave. Zo liet DorteMandrup een prachtig plan zien voor een schoolin Kopenhagen waar bestaande gebouwen eentransformatie ondergingen door een nieuw metcortenstaal ommuurd plein, dat de afgelopen jarende gebouwen aaneen heeft geregen. Of het doorJarmund & Vigsnaes verbouwde huis in de bergenvan Noorwegen dat volledig is opgetrokken uit hethergebruikte hout van de oude schuur naast hethuis, waardoor geen nieuw materiaal hoefde teworden aangevoerd.

Zelf bouwen we een Veenkubus, het kleinst denk-bare gezinshuis in het armste en waarschijnlijkdaardoor het minst door de huidige crisis getroffengebied van Nederland. Eindelijk kunnen we begin-nen met een enclave voor pioniers die helemaal isverbonden met de plaatselijk condities, landschapen lokale mentaliteit. Trouwens, de uiteindelijkewinnaar van het WAF is een liefdadigheidsprojectin Zuid-Afrika en gelukkig een voorbeeld van over-tuigende architectuur. Je zou bijna gaan gelovendat er golven van vernieuwing onderweg zijn. Nietdie golven waarop we onze nieuwste architectuur-objecten kunnen laten meedrijven naar alle uit-hoeken van de wereld. Maar golven die komenaanspoelen en onze leefomgeving telkens doenveranderen. Zoals het zand en het grind bij mij aande Zweedse kust telkens een andere constellatieaanneemt zonder dat iemand dat proces in dehand heeft. Als je dan bedenkt dat door hetZweedse allemansret wordt bepaald dat kustlijnennooit geprivatiseerd kunnen worden, daagt eenidee dat gebouwen, net als het strand, verrassendveranderbare omgevingen kunnen zijn.

Architectuur is, in tegenstelling tot het in eigen-dom verkregen object, van niemand en natuurlijkvan ons allen.

Architect Alex van de Beld is partner in Onixarchitecten en startte enkele jaren geleden een filiaal in Zweden. In 2009 bericht hij over archi-tectuur en opdrachtgeverschap in Scandinavië.

Van niemanden van allen

Page 5: Architectuur Lokaal #70

5Architectuur Lokaal #70

Regie

Interview > Tekst: Indira van ’t Klooster > Beeld: Maarten van Schaik

Volgens Arda van Helsdingen kan een landschaps-architect één ding beter dan een architect of een stedenbouwkundige: alle partijen gelukkig maken. Datkomt doordat hij de factor tijd tot zijn beschikkingheeft. Zo bezien is het jammer dat opdrachtgeverszo slecht op de hoogte zijn van wat een landschaps-architect voor hen kan doen. Van Helsdingen, denieuwe voorzitter van de Nederlandse Verenigingvan Tuin- en Landschapsarchitectuur, wil daar ver-andering in brengen. ‘Het gaat om het verhaal vande plek.’

Aan de rand van Utrecht, vlakbij Tuincentrum Overvecht, met eindelooszicht over een weidelandschap in herfsttinten, staat het idyllische onder-

komen van Copijn Tuin- en Landschapsarchitecten. Al is de setting wonder-schoon, de aandacht wordt getrokken door twee stalen paddenstoelen - palvoor het raam. Een manshoge en een kleintje, rood met witte stippen. Ardavan Helsdingen glimlacht laconiek: ‘De paddenstoelen bleven achter bij eenander project, maar ik vind het leuk ze te gebruiken en te spelen met deschaal van het landschap.’ Copijn is meer dan 40 jaar geleden opgericht doorJörn Copijn, pionier in de boomchirurgie in Nederland. Gaandeweg werd heteen bureau waarin specialistisch werk op het gebied van bomen, ontwerp,uitvoering en beheer in gelijke mate van belang waren. En dat is het nu weer.

‘Gelukkig wel!’, zegt Van Helsdingen, verwijzend naar een de periode van1994 tot 2008, waarin Copijn een dochteronderneming van Arcadis was.‘Onder Arcadis verloor Copijn steeds meer van zijn identiteit, omdat ontwerp-en boomwerk moesten integreren en de realisatietak werd afgebouwd. Sinds kort zijn we weer zelfstandig.’ Sindsdien is Van Helsdingen directeurvan Copijn. Vanaf deze zomer is ze ook de nieuwe voorzitter van deNederlandse Vereniging van Tuin- en Landschapsarchitectuur (NVTL). Zebekent dat het een vreemde gewaarwording is om voorzitter te zijn van eenvereniging waarvan ze tot voor kort niet zoveel wist. Ook andere ledenweten niet altijd goed wat de NVTL allemaal doet. Ze zijn lid uit loyaliteit, uiteen saamhorigheidsgevoel, zonder zich actief in te zetten. ‘Dat klinkt wat gekmisschien, maar zo is het. Voor ik zelf voorzitter werd, deed ik het ook zo.Vooral druk met het eigen werk bezig. Toch doet de NVTL veel voor vak-ontwikkeling en voor opdrachtgevers. Dat wil ik graag breed uitdragen.’

‘Wij denken nietalleen na overgroene randjes!’

Page 6: Architectuur Lokaal #70

6 Architectuur Lokaal #70

Page 7: Architectuur Lokaal #70

7Architectuur Lokaal #70

Regie

Een voorbeeld daarvan is de introductie van een jaarthema. In 2009 is dat:zorg in en om het landschap. Er is een relatie tussen landschap en de ontwik-kelingen in de zorg. Die twee kunnen elkaar versterken. ‘Groen heeft eengoed imago in relatie tot zorg. Alleen al het kijken naar groen zou je minderstressgevoelig maken. Via dit thema kunnen we ook de aandacht vestigen opde ontwikkeling dat veel landschapsontwerpers zich bezig houden met ruim-telijke inrichting op een veel groter schaalniveau dan een perkje of park. Hetgaat vaak ook om gebiedsontwikkeling, openbare ruimte in stedelijk gebied,bedrijventerreinen.’ Via het jaarthema worden ook contacten gelegd met partijen uit andere vakgebieden.

Eén van de conclusies tijdens een recent symposium hierover was dat landschapsarchitecten eerder in het proces betrokken moeten worden. ‘Eenontwikkelaar begint met het bepalen van bouwvolumes. Een landschaps-architect kan lange lijnen uitzetten, een toekomstvisie ontwikkelen op basisvan de wensen van alle partijen.’ Ja, ja, elke ontwerper wil eerder in het proces worden betrokken, maar volgens Van Helsdingen kunnen land-schapsarchitecten één ding beter dan stedenbouwers en architecten: eenflexibel plan maken voor alle partijen. ’Landschapsarchitecten maken eencreatieve vertaalslag waarin de behoeften van alle disciplines en de opdracht-gever op een slimme manier worden samengevoegd. Zo wordt de identiteitvan de plek gecombineerd met vakgebieden zoals geologie, bodem en water,ecologie en omgevingspsychologie. Stedenbouwkundigen werken meer vanuiteen programma. Architecten werken vanuit het programma van een gebouw.’

Voor het zorgcongres inventariseerde de NVTL voorbeelden van zorgpro-jecten waarin landschapsarchitecten voorin en achterin het proces zaten. ‘Deopdrachtgevers in de zaal konden zelf hun conclusies trekken. Bureau B&Bintegreerde voor Sint Servatius in Venray van meet af aan het stedenbouw-kundig plan, de openbare ruimte en het verkavelingsplan tot een harmonieusgeheel van groen en bebouwing. Buro Mien Ruys verzorgde achteraf degroeninrichting van een verzorgingshuis langs de Dommel. Het ziet er prach-tig uit, maar door de verkeerde plaatsing van het gebouw op de kavel kondende bewoners nauwelijks van het uitzicht op de rivier genieten. Vervolgensworden de kosten voor extra ingrepen veel hoger. Wij denken niet alleen naover groene randjes! Dat is bij veel opdrachtgevers niet bekend.’

Dat is dan ook één van de taken van de NVTL: de inzetbaarheid van landschapsarchitecten beter bekend maken. ‘Wij bieden informatie over watje allemaal van een landschapsbureau mag verwachten, en bij welke vragenzij een rol kunnen spelen. Voor 2010 staan waarschijnlijk grote parken op deagenda. Daarbij gaan we ook in op het fenomeen gebiedsontwikkeling.’Maar de NVTL behartigt toch ook de belangen van de kleine bureaus, deéénpitters, de hoveniers? ‘Ja, dat schakelen tussen die schalen, dat is soms lastig’,zucht Van Helsdingen. ‘Aan de ene kant werken we aan professionaliteit, aande andere kant willen we niemand buitensluiten. We richten ons vooral opde onderwerpen van de grotere bureaus. Zij hebben veel kennis in huis, ookvoor andere landschapsontwerpers. Maar het zijn juist de eenmansbureausdie het vaakst excursies bezoeken. Zij zien en horen het meest.’

Zijn Europese Aanbestedingen een actueel thema voor de NVTL? ‘Erwordt gewerkt aan een richtlijn op dit gebied voor potentiële opdrachtgevers.We zien nu dat veel geld verloren gaat doordat meerdere partijen een antwoordgeven op een vraag. De richtlijn moet de opdrachtgever handvatten gevenom een goede partij te vinden zonder dat een tijdrovende procedure wordtingezet. Een ander aspect van de Europese aanbestedingen is dat de indie-nende partij meestal geen contact heeft met de opdrachtgever. Dan kan hijook niet helpen om de vraagstelling zo te formuleren dat de opdrachtgevereen antwoord krijgt waar hij echt wat aan heeft. In het algemeen zou ik willen dat een opdrachtgever vrijer durft te zoeken naar een passende partijvoor zijn vraagstuk, óók wanneer de opdracht onder de wettelijke financiëlegrens voor aanbesteden ligt.’

‘Inhoudelijk actueel is voor ons het duurzaamheidsvraagstuk. Het zoekennaar nieuwe vormen van energie en hergebruik van energie. Gesloten grond-balans is een aandachtspunt, ervoor zorgen dat niets van de afgegravengrond het bouwterrein verlaat. En hoe water kan worden opgevangen en inhet systeem kan blijven. Dat zijn vragen waar we nu binnen het vakgebiedveel mee bezig zijn.’ Dat klinkt alsof er groenplannen kunnen bestaan dieniet duurzaam zijn? ‘Ja hoor, bij een inrichtingsplan kunnen heel andereafwegingen centraal staan. Er zijn veel aspecten van duurzaamheid.Bijdragen aan schone lucht, schoon en voldoende water, ecologie, het winnenen vervoeren van materialen, onderhoud. Niet-duurzame plannen gaanalleen over mooie vormpjes en harde materialen, over hippe lichtarmaturenen het korte termijneffect.’ Ook hier is van belang dat landschapsarchitectenvroeg in het proces worden betrokken. ‘Hoe eerder in het proces de opdracht-gever daar een idee over formuleert, hoe goedkoper het is om te realiseren.Alle disciplines moeten dicht op elkaar gaan zitten. Samenwerken, nadenkenover de lange termijn.’ Met name dat laatste is een interessante en recenteverschuiving in focus – van het historische karakter van het landschap, deBelvederegedachte, naar duurzaamheid en samenwerken.

Wat is dan, samenvattend, de beste reden voor een opdrachtgever om eenlandschapsontwerper in de arm te nemen? ‘Met name bij complexe projectenkunnen landschapsontwerpers doorbraken forceren.’ Neem bijvoorbeeld deRuïne van Teylingen, een prachtige, ronde waterburcht die het landschapdomineert. ‘De gemeente heeft lang gezocht naar partijen die iets met hetobject willen doen, maar een concrete invulling, zoals een bioscoop, stuitteop veel weerstand. Een landschapsarchitect denkt niet vanuit het object,maar vanuit de plek. Vanuit de lijnen en ontwikkelingen in het landschapontstaat een ander verhaal. Ideeën over een goede herbestemming en metwelke partijen die kan worden gerealiseerd, ontstaan dan vanzelf in de loopder tijd.’

Vanzelf. Loop der tijd. De cruciale troefkaart van een landschapsarchitect isde factor tijd. Van Helsdingen noemt de historische bolwerken in Groningenof Haarlem. ‘Mensen gaan in bomen hangen als voor een inrichtingsplangeen draagvlak bestaat. In Groningen liepen de meningen uiteen. De één wilbomen kappen om zichtlijnen terug te brengen. De ander wil de bomenbehouden voor de vleermuizen. Een oplossing kan zijn om gefaseerd bomente kappen, om de vleermuizen de tijd te geven een andere boomgroep uit tekiezen. Zo kunnen verschillende belangen in verschillende tijden wordengediend. Als landschapsarchitect werk je niet aan een statisch beeld, maarjuist aan een plan dat zich mag ontwikkelen.’ Dus iedereen gelukkig? VanHelsdingen schatert. ‘Nee, in principe is niemand tevreden.’ Ze pauzeerteven. ‘Nee, dat is onzin, maar dat is soms wel het gevoel dat ik overhoud aanbewonersavonden.’ Haar blik glijdt langs de twee paddenstoelen in de pasgesnoeide tuin. ‘Het is de kunst om de hoofdlijnen duidelijk te krijgen die hetverhaal van de plek vertellen. En dan moeten er keuzes gemaakt worden.Uiteindelijk gaat het om het totale verhaal en de verbeelding daarvan.’

InformatieArda van Helsdingen (Leiden, 1966) studeerde landschapsarchitectuur aande Universiteit van Wageningen tussen 1985 en 1991. Ze werkte daarna bijde provincie Zeeland, Croonen adviseurs en bij Copijn (1995-2004). Na eenaantal jaren als freelancer werd ze in 2007 directeur van Copijn. Daarnaastis zij gastdocent aan de Academie van Bouwkunst en voorzitter van deNederlandse Vereniging van Tuin- en Landschapsarchitecten (NVTL). www.nvtl.nl, www.copijn.nl

‘In het algemeen zou ik willen dat een opdrachtgever vrijer durft te zoeken naar een passende partij voor zijn vraagstuk.’

Page 8: Architectuur Lokaal #70

8 Architectuur Lokaal #70

Regie

Van Polderman naar Van der Molen

Vlissingen alsvoorhaven vanAntwerpen

Wethoudersestafette > Tekst: Piet Polderman > Beeld: Ruben Oreel; artist impression : VHP

De vraag van wethouder Aarts uit Breda luidde: hoe ervaar je het om te werken aan de Westerschelde Container Terminal, een project datvan zo groot belang is voor de Zeeuwse en West-Brabantse economie?‘Als heel bijzonder’, is het antwoord van wethouder Polderman. Datlijkt minder vanzelfsprekend dan het is. Hij is in de afgelopen twee jaar uitgegroeid van argwanend sympathisant tot een enthousiaste trekkervan dit project.

De Westerschelde Container Terminal (WTC) iseen project met een zeer lange voorgeschiedenis.Het gaat om een terminal die ’s werelds allergrootstecontainerschepen kan ontvangen en waarbij eenoptimale overslag mogelijk is. Door de unieke ligging dicht bij de monding van de Westerscheldeontstaat voor de grootste schepen nauwelijks ver-

traging. Ze hoeven niet door een sluis, zijn binnenno time op open zee. Daarmee is de WCT een echtetrekker voor de Zeeuwse economie, een troefkaartvoor de Zeeuwse havens (Zeeland Seaports).

Ondanks het feit dat deze troefkaart met een nieuwe procedure opnieuw wordt uitgespeeld,dreigt in het Zeeuwse bestuurlijke landschap een

zekere WCT-moedeloosheid te sluipen. Dat komtvooral omdat het project in een eerste procedure bijde Raad van State is gesneuveld. Deze nieuwe startvan ruimtelijke ordeningsprocedures met MER’s enalles erop en eraan heeft een hoog déjà vu-gehalte.Het is moeilijk om alle betrokkenen te enthousias-meren, iedereen - van bestuurders tot pers, vanambtenaren tot ondernemers - heeft het al een keermeegemaakt. De tegenstanders vertrouwen enhopen erop dat het plan opnieuw zal sneuvelen enbij enkele voorstanders treedt een vorm van ver-moeidheid op.

Twee jaar geleden trad ik als wethouder aan inVlissingen. Na een bestuurlijke crisis verscheeneen heel nieuw college, van buiten de raad en metveel bestuurservaring elders. Ik was vooral aange-trokken om het woningbouwproject op het voor-malige scheepswerfterrein van De Schelde uit hetslop te trekken. Op het laatste moment hoorde ikvan de formateurs van het nieuwe college dat deVlissingse havens ook bij mijn portefeuille werdenondergebracht. Tot die tijd kende ik het WCT-pro-ject alleen als krantenlezer en zoals veel Zeeuwenvroeg ik mij af: is dit niet een beetje te megalomaanvoor Zeeland? Je kunt zeggen dat ik met wantrou-wende sympathie met het WCT-project startte. Maar gaandeweg werd ik enthousiaster. Ik begreepdat juist de ligging, buitendijks in de Westerscheldeen goed bereikbaar voor de nieuwe generatie vanallergrootste containerschepen, het project onder-scheidend maakt ten opzichte van veel andere con-tainerprojecten in de havens om ons heen. Ik ont-dekte dat de aanleg van de WCT hand in hand kongaan met de aanleg van een grootschalig, nieuwnatuurgebied grenzend aan de haven. Precies denatuurontwikkeling waar ecologen met smart opzitten te wachten. Ik zag in ook dat de container-overslag voor een forse impuls zorgt voor deZeeuwse werkgelegenheid. De containermarkt isvoor de Zeeuwse havens een onontbeerlijke component. Ik begreep dat de neveneffecten zeergewenst waren voor en door het Zeeuwse bedrijfs-leven. Ook leerde ik dat de problemen met de verbindingen met het achterland oplosbaar waren,en dat de modalsplit, dat wil zeggen de verdeling vande verplaatsingen over de vervoerwijzen, zeer inhet voordeel was van de binnenvaart. De WCT kaneraan bijdragen dat de verhouding met de Vlaamsehavens Antwerpen en Gent er niet één wordt van

Met de WCT kan Vlissingen deze grote containerschepen in de haven ontvangen

Page 9: Architectuur Lokaal #70

9Architectuur Lokaal #70

Regie

Het Scheldekwartier

groeiende concurrentie, maar veel meer van part-ners. Vlissingen als voorhaven van Antwerpen. Vanaf nu stel ik aan iedereen de vraag: waaromeigenlijk geen WCT? En tot nu toe heeft niemanddaarop een overtuigend antwoord. Het enige wat ikzelf nog kan verzinnen is dat door de investeringenin de WCT andere projecten in het nauw kunnenkomen. Toch hebben we onlangs in het DagelijksBestuur van Zeeland Seaports kunnen concluderendat alle andere projecten die in ons StrategischeMasterplan staan, kunnen worden uitgevoerd. Dehavens hoeven na de investeringen in de WCTniet op slot. Het bestuur van de havens heeft danook het provinciebestuur laten weten dat we eropnieuw vol voor gaan.

Het provinciebestuur heeft daarop de ruimtelijkeordeningsprocedures opnieuw opgestart. Uit deEconomische Effectrapportage blijkt dat het projectonderscheidend is en de positieve effecten voor deZeeuwse economie groot zijn. De achterlandver-bindingen vormden destijds het probleem bij deRaad van State. Dit probleem is oplosbaar nu forseinvesteringen zijn gepland ter verbetering van detreinverbindingen. Ik ben dus van argwanend sym-pathisant uitgegroeid tot een enthousiaste trekker.

Vlissingen is een maritieme stad. Het is een prach-tige stad, met de meeste zonuren van Nederlanden een schitterende boulevard. Grenzend aan dehistorische binnenstad liggen de oude (dok)havensdie nu getransformeerd worden tot woongebied enlocaties voor hoger onderwijs en kennisintensievebedrijvigheid. Het is een terrein met een onvoor-stelbare potentie, drie minuten lopen van de voor-zieningen en de zee. Een toekomstige wijk voorZeeuwen, maar ook voor recreanten. Op hetScheldeterrein wil Vlissingen 1950 woningen bou-wen. Dat is een kleine 10 procent van de huidigewoningvoorraad. Dat is een stevige opdracht vooreen relatief kleine stad. Steun vanuit het Rijk isonontbeerlijk. Temeer omdat na 2020 geen bevol-kingsgroei meer te verwachten is. Omdat we nunog niet aantoonbaar krimpen, is Vlissingen doorhet Topteam Krimp van het ministerie van VROMgezond verklaard (1). Maar de absolute omvangvan de grootstedelijke problematiek is niet grootgenoeg, waardoor we vooralsnog buiten de aange-wezen 40+ steden vallen. Vlissingen dreigt tussenwal en schip te vallen. Wij vertrouwen erop dat wede minister er alsnog van kunnen overtuigen datVlissingen Rijkssteun nodig heeft en in aanmerkingmoet komen voor een 40+ project. Wij hebbengoede hoop bij deze minister een luisterend oor tevinden, want hij heeft krimp én toekomstigekrimp op de politieke agenda gezet. Grote stedenzijn jarenlang terecht geholpen met miljoenenvoor stadsvernieuwing en daar is de neerwaartsetrend omgebogen. De minister heeft dan ook opgeroepen tot solidariteit van de grote steden

met hun kleine broertjes die nu in de problemendreigen te komen. Ik ben daarom zeer benieuwdhoe de collega’s in Delfzijl de krimp hebben aan-gepakt en aanpakken. En of zij enige solidariteitvan hun grote broer Groningen en de provinciehebben ondervonden. Vandaar dat ik het stokjedoorgeef aan wethouder Ruimtelijke OrdeningRoel van der Molen van Delfzijl.

(1) Het Topteam Krimp adviseert de gemeenten van Zeeuws-Vlaanderen en de provincie Zeeland om op korte termijn de samenwerking te versterken door het instellen van eenregionale stuurgroep. Het Topteam constateert op de kortetermijn geen structurele en substantiële bevolkingsdaling opregionaal schaalniveau in Zeeland. De krimp zal zich na2025 voornamelijk manifesteren in de regio Zeeuws-Vlaanderen, in de gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen.

InformatieIn deze rubriek vertelt telkens een andere wethouderover een concrete bouwopgave, een discussie overruimtelijke kwaliteit, een prangend voorbeeld vanverrommeling, een regionale aanpak of iets andersdat actueel is in de gemeente. Elk artikel eindigtmet een concrete vraag aan een wethouder vaneen andere gemeente, die in het volgende nummervan Architectuur Lokaal het stokje overneemt.www.vlissingen.nl

Je kunt zeggen dat ik met wantrouwende sympathiehet WCT-project startte.

Page 10: Architectuur Lokaal #70

10 Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Opdrachtgever in NL > Tekst: Indira van ’t Klooster > Beeld: Eva Kasbergen

Natuurmonumenten, waar Tony de Haan projectleider is van uiteen-lopende gebouwen in de natuur, won de Gouden Piramide in 2003.Edwin Oostmeijer nam hem in 2006 in ontvangst voor zijn eerste projectals ontwikkelaar: Het Bolwerk in Utrecht. Jan Vriezen was lid van hetviermansteam dat hem in 2008 kreeg voor Beeld en Geluid waar hijvan binnenuit het bouwproces begeleidde. In december 2009 start eennieuwe ronde van de Gouden Piramide, de Rijksprijs voor inspirerendopdrachtgeverschap. De focus ligt dit jaar op architectuur. Met zijndrieën kijken ze terug. ‘Na tien jaar leven met een vraagteken, kun jegaan genieten van het uitroepteken.’

Terwijl we wachten tot de fotografe haar spullenheeft opgezet, begint Jan Vriezen te vertellen overBeeld en Geluid. Edwin Oostmeijer en Tony deHaan, zelf ook doorgewinterde en gelauwerdebouwheren, herkennen veel in zijn verhaal. En zobegint al in de grijs-oranje catacomben van hetgebouw een geanimeerd gesprek over opdracht-geverschap. Even later zitten we in de directeurs-kamer. Vanaf de hooggelegen gang daar naartoe ishet uitzicht over het restaurant, het atrium, de ten-toonstellingsruimte en het archief indrukwekkend.‘Zo weet iedereen in het gebouw altijd of het herfst-vakantie is of een willekeurige dinsdagochtend, datzie je aan de drukte’, grinnikt Jan Vriezen.

Golden Piramidof Holland

v.l.n.r. Tony de Haan, Edwin Oostmeijer, Jan Vriezen

Page 11: Architectuur Lokaal #70

11Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Waarom hebben jullie je aangemeld voor dezeprijs? Tony de Haan (TH): ‘Toch vooral omdat we trotswaren op onze resultaten.’ Jan Vriezen (JV):‘Architect Michiel Riedijk had ons aangemeld,maar dan moet je vervolgens wel zelf het materiaalaanleveren. Dat vond ik toch een hele drempel.Zo onbescheiden...’ Edwin Oostmeijer (EO): ‘Hetwas mijn eerste project. Ik vond het een goedeaanleiding om voor mezelf te formuleren wat ernu eigenlijk tot stand was gekomen. En hoe. Er zijn zoveel omstandigheden die een rol spelen:

de omwonenden, de politiek, de deskundigen. Dat gaat er soms best heftig aan toe. Dan moet eenopdrachtgever ervoor zorgen dat een architect inde luwte blijft en dat er maatschappelijke draag-vlak ontstaat.’ JV: ‘Dat herken ik. Aanmelden isinderdaad een bewustwordingsproces. Eén van devragen op het aanmeldformulier is “Op welkemomenten heb je als opdrachtgever een crucialerol gespeeld?” Dat zijn zaken waar je tijdens hetproces niet zo over nadenkt.’

Wat waren voor jullie cruciale momenten?JV: ‘De glaspanelen. Dat is een geheel nieuw pro-cédé. Maar er waren ook slimmigheidjes en geluk.De timing voor start bouw bleek later om allerleiredenen goed gekozen te zijn. En de keuze vanpartners in het proces is minstens zo belangrijk alshet ontwerp en het proces. Het behoud van detransparante atriumgevel is vooral te danken aaneen intelligente constructeur.’ En is Beeld enGeluid inderdaad binnen het budget gebleven,zoals ze vaak zo trots vertellen? Vriezen, onderhomerisch gelach van zijn gespreksgenoten: ‘Janatuurlijk!’ Dan herneemt Edwin Oostmeijer dedraad van het gesprek: ‘Kennis en expertise, en

vertrouwen. Dat leek mij cruciaal. Ik was journa-list, een totale leek in de bouwwereld. Essentieelmoment voor mij was een wetenschappelijkonderzoek dat aantoonde dat de bunker geen historische waarde vertegenwoordigde en dusgesloopt mocht worden.’ TH: ‘Voor een observa-tiepost op De Elsberg hebben we, ondanks groteprotesten, het ontwerp van spuitbeton en staaldoorgezet. Nu gebruiken we het als referentie-project. De Elsberg heeft de weg geëffend voorheel veel andere projecten.’

Wat had je niet kunnen doen als de de GoudenPiramide niet had gewonnen?EO: ‘Het heeft me geloofwaardigheid gebracht. Ik was een beginner. Na de Piramide word je tochiets serieuzer genomen. Het heeft me niet directnieuwe projecten opgeleverd, maar wel een circuitvan bijvoorbeeld jurybijeenkomsten en lezingen.Ik heb de afgelopen jaren veel geleerd over archi-tectuur en stedenbouw. Mijn blikveld is bredergeworden.’ JV: ‘Beeld en Geluid werd geleid dooreen bouwteam van vier personen. Ik ben nu nogals enige over. Twee van hen zijn een bureau voorde ontwikkeling van experiences en bezoekers-centra begonnen. Dan komt de Gouden Piramidezeker ter sprake.’ TH: ‘Ook intern dwingt het veelrespect af. Nu zien alle betrokkenen dat bouwenin de natuur, wat toch altijd gevoelig ligt, ookwaardevol kan zijn.’ Hij pauzeert even, vraagt dan:‘Waarom is er eigenlijk geen Europese variant vande Gouden Piramide?’ EO: ‘Ik heb er vorig jaar inSan Francisco een keer handig gebruik vangemaakt. Er staat daar bijna aan de Baai eenmodernistisch appartementengebouw uit de jarenzestig waar ik heel graag naar binnen wilde, maarer woont een voormalige minister van BuitenlandseZaken en ik kwam niet verder dan de portier. Eén appartement stond te koop. De makelaar hadvoldoende aan “winner of the Golden Piramid ofHolland”!’

Voelen jullie je nu inspirerende opdrachtgeversonder elkaar?TH: Nou, zoals we nu bij elkaar zitten, dat is tochwel leuk. Er zou een genootschap van GP-winnaars

moeten zijn. Elkaars gebouwen gaan bekijken.’EO: ‘Dat heb ik gedaan. Het is ontzettend leuk ombij elkaar op bezoek te gaan en te horen hoe allesis gegaan.’ JV: ‘Prijswinnaars zouden heel goed als denktank kunnen fungeren. Onafhankelijke,creatieve denkers bij wie je vrijblijvend terechtkan.’ EO: ‘Nou, alle bekroonde projecten hebbengemeen dat ze weinig standaard zijn.’ Zelf zoudenze bij een dergelijke club niet hebben aangeklopt.Daar hoeven ze niet lang over na te denken.Winnaars zijn niet alleen inventieve doorzetters,maar ook licht bezeten eigenheimers, die kostewat kost doorgaan en nieuwe oplossingen zoeken.Maar toch, JV: ‘Er komen wel veel zaken tegelijkaan bod tijdens zo’n bouwproces: onderzoek,techniek, materialen, een beetje advies kan heelnuttig zijn.’ TH: ‘Belangrijker nog is dat je kuntenthousiasmeren en goed kunt praten.’ EO: ‘Bijiedere vergadering van de gemeenteraad over mijnproject heb ik als laatste spreektijd gevraagd. Naalle klagers en tegenstanders. De betrokkenheid vande opdrachtgever is cruciaal, TH: ‘Maar je moetook weten wanneer je moet stoppen. Wij hebben,na protesten, ook wel eens van een bouwprojectafgezien.’ EO: ‘Op de dag dat de gemeenteraadzou beslissen stond een groot bericht in dezaterdagkrant met handtekeningen van allemaalbekende Nederlanders, van Frits Bolkestein totEls Borst, die tegen de sloop van mijn bunkerwaren. Een maand later had ik gelukkig de ver-gunning om de bunker te mogen slopen.’

Wat hebben jullie gedaan met het prijzengeldvan € 50.000,00?JV: ‘Ik wil er graag een schaalmodel van Beeld en Geluid in Madurodam van laten maken.’ TH:‘De uitkijktoren van Fochteloërveen staat ook inMadurodam!’ JV: ‘Ik vind het wel een geestig idee.Voor je het weet verdwijnt het geld, dus je moet erlangdurig iets leuks mee doen.’ TH: ‘Een gebouwvan dit kaliber kan er zeker staan.’ Vriezen gaatonverstoorbaar door: ‘Maar ik ben er metMadurodam nog niet helemaal uit. Ze willen hetdeel dat ondergronds zit niet bouwen, omdat jedat toch niet zou kunnen zien. Daar ben ik hetniet mee eens, zonder de 16 meter diepe canyon is

Winnaars zijn licht bezeten eigenheimers, die koste wat kost doorgaan en nieuwe oplossingen zoeken.

Edwin Oostmeijer en Jan Vriezen

Beeld en Geluid in Hilversum, foto: Dania Scagliola

Page 12: Architectuur Lokaal #70

12 Architectuur Lokaal #70

Opgaven

het gebouw niet te begrijpen. Dus nu denk ik naover hoe verder. Het zou toch te gek zijn dat hetgebouw in het echt wel voor elkaar komt en alsschaalmodel niet!’ EO: ‘Ik heb Wijnanda de Rooeen foto-opdracht gegeven, maar nu moet ik derest van het boek nog schrijven. Het wordt eensoort dagboek van een projectontwikkelaar. Kuifje in ontwikkelingsland. Ik ga daar binnenkortmee verder. Daar heb ik nu, in tijden van crisis,iets meer tijd voor dan voorheen.‘ TH: ‘Wij hebben€ 20.000,00 gestopt in een selfsupporting huis opGrient, een eilandje midden in de Waddenzee, waarje nauwelijks kunt komen. De rest van het geld zitin het meubilair van een artist-in-residence. Hethuisje is een ontwerp van Marga Staal-Krophollerop het landgoed van Henriëtte Roland Holst. Datis natuurlijk toch wel goed van deze prijs. Het iseen bedrag waar je echt iets mee kunt doen.’

Waarom moeten opdrachtgevers zich aanmeldenvoor de Gouden Piramide 2010?JV: ‘Na tien jaar leven met een vraagteken, kun jegaan genieten van het uitroepteken.’ TH: ‘Hetinspireert mensen, binnen en buiten het bedrijf.De nominaties en de winnaar zetten bijzondereprojecten in de etalage.’ EO: ‘Tien jaar lang ben jevolstrekt monomaan aan het ontwikkelen en bouwen. Daarna komt het moment van afstand

nemen, mensen uitnodigen tot kijken en er ietsvan te vinden.’ Het is ook wel goed dat anderen eriets van vinden.’ TH: ‘Nou, dan komt ineens zo’njury langs, en dan krijg je kritiek! Terwijl je zo hardwerkt, al zo lang! Dat was wel even schrikken...’

Tips voor de inschrijvers?EO: ‘Zorg dat je verhaal goed overkomt. Zorg dathet goed vormgegeven is. Flans het niet in elkaar,haal er desnoods professionals bij. Het moet pret-tig en overzichtelijk gepresenteerd worden.’ TH:‘Besef dat anderen niet zo diep in het project zit-ten als jijzelf. Verdiep je in de lezer en welke infor-matie hij nodig heeft om je project te begrijpen. Enbeperk je: noem niet meer dan drie punten peronderdeel.’ JV: ‘Verdiep je met andere betrokke-nen nog eens grondig in het hele proces. Bijna alseen evaluatie. Zorg dat je het met elkaar eens bentover de dingen die wel en niet gelukt zijn.’

InformatieNieuwe projecten voor de nieuwe ronde van deGouden Piramide kunnen tot 26 februari 2010worden aangemeld. De termijn voor inschrijvensluit op 12 maart 2010. Meer informatie is te vinden op: www.goudenpiramide.nl.

Het Bolwerk in Utrecht, foto: Vincent Boon

De Postbank, foto: Christian RichtersTony de Haan

Page 13: Architectuur Lokaal #70

13Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Co-creatie in conceptontwikkeling

Recensie > Tekst: Wijnand Galema > Beeld: Jean van LingenOp 25 november jl. vond het Neprom Kennisfestival “Zo wil ik wonen”plaats in Rotterdam. Bij die gelegenheid organiseerde ArchitectuurLokaal een extra editie van De Olifantenkooi, het debatpodium voorontwerpers en opdrachtgevers. Zijn meestal de ontwerpers in de meer-derheid, nu waren er vrijwel alleen ontwikkelaars in de zaal. WijnandGalema doet verslag van deze Olifantenkooi in het hol van de leeuw.

Tijdens een ingelaste editie van discussieerde DeOlifantenkooi over het fenomeen conceptontwik-keling. Ontwerper Elma van Boxel (ZUS) gaf deaftrap voor de discussie. Zij was van mening datontwikkelaars zich vooral richten op de ontwikke-ling van een kant-en-klaar product voor een speci-fieke doelgroep. Conceptontwikkeling is hetbedenken van een reproduceerbare en verkoopba-

re formule, maar mist volgens Van Boxel vaak eenperspectief voor de lange termijn. Historischevoorbeelden als de grachtengordel en Central Parklaten zien dat een goed concept ruimte kan biedenaan toekomstige ontwikkelingen. Het gaat hierbijniet om een afgerond eindbeeld, maar om een dra-ger die voor een lange periode richtinggevend is.

Ontwikkelingsmanager Lars Mosman (Heijmans

Vastgoed) stelde zich minder polemisch op. Hijgreep terug op de definitie van het begrip conceptdat samenwerking van meerdere partijen impli-ceert. Ontwikkelaars en ontwerpers hebben elkaardus nodig.

In de discussie bleek voor beide uitgangspuntenpleitbezorgers te vinden, hoewel niet echt sprakewas van een heldere lijn. Architecte VeraYanovshtchinsky benadrukte het innovatievekarakter van de Nederlandse architectuur. Er moetruimte blijven voor experiment en dat vraagt vaneen ontwikkelaar om af en toe buiten gebaandepaden te treden. Annemiek Rijckenberg (adviseurstedelijke ontwikkeling) wees op het gevaar vanhet doorontwikkelen van concepten. Dit leidt vaaktot inflatie van typologieën en holle marketingstra-tegieën. Een concept is vaak niet meer dan eenlabel, een positief klinkende naam voor een ruim-telijk plan.

Anna Vos (Studio MAB) stelde dat een goed con-cept wel overtuigingskracht moet hebben. Hetvormt de rode draad waarlangs een nieuw gebiedzich kan ontwikkelen en formuleert uitgangspun-ten waarmee iedereen kan werken. Een concept ispas geslaagd als het andere ondernemers over destreep trekt om mee te doen. David Tuinzing(Concire) bracht de discussie naar binnenstedelij-ke locaties. Als conceptontwikkelaar gaat hij opzoek naar aanwezige krachten die betekenis kun-nen verlenen aan een gebied. Betrokkenheid enco-creatie lijken steeds belangrijker te worden,vooral in bestaand stedelijk gebied.

Het bij elkaar brengen van de juiste mensen lijktde sleutel tot een succesvolle conceptontwikke-ling. Daar zijn zowel ontwikkelaars, architecten alsconceptontwikkelaars het over eens. Als dat vroegin het proces plaatsvindt en met begrip voorelkaars inbreng moet dat gaan lukken. Mosmansprak aan het eind de hoop uit dat architecten enontwikkelaars vaker informeel ‘met de benen optafel’ in gesprek gaan. Op naar de volgendeOlifantenkooi.

Informatiewww.zowilikwonen.nl, www.neprom.nl, www.heijmans.nl, www.zus.cc, www.arch-lokaal.nlWijnand Galema (Den Haag, 1967) is architectuurhistoricus.

Het kennisfestival 'Zo Wil ik Wonen' trok ruim 400 bezoekers. De dag kende een plenair programma en een groot aantal workshops en masterclasses. Eén daarvan was een speciale editie van De Olifantenkooi.

Page 14: Architectuur Lokaal #70

14 Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Vastgoed gezamenlijk op in het zoeken naar eennieuwe toekomst voor de gebouwen. De gemeenteformuleert ruimtelijke en stedenbouwkundigerandvoorwaarden en in 2003 geeft zij BureauWinkelman en Van Hessen opdracht te onderzoe-ken welke nieuwe bestemming en welke nieuweeigenaar het Dr. Neherlaboratorium zou kunnenkrijgen. Hieruit komt naar voren, dat er perspectiefzit in gebruik voor wonen en zorg. Wanneer voordie functie ruimtelijke en stedenbouwkundigerandvoorwaarden zijn geformuleerd kan een ont-wikkelingscompetitie worden uitgeschreven, waar-voor uiteindelijk vier combinaties van ontwikke-laars en architecten een plan ontwikkelen. Degemeente toetst de plannen aan de randvoorwaar-den en eigenaar KPN treedt in onderhandelingmet de ontwikkelaars over de verkoop.Uiteindelijk gunt KPN het project aan SequoiaResidences, een Amsterdamse belegger gespeciali-seerd in wonen en zorg, en het Haagse architecten-bureau Enjoy Building. Het plan van Sequoia enEnjoy Building valt vooral op door het zeer com-plete pakket aan zorg- en dienstverlening dat voorkopers beschikbaar komt: de ontwikkelaar garan-deert de beschikbaarheid van een huismeester, fit-nessruimte, zwembad en restaurant; een verpleeg-kundige is met een druk op de knop gewaarschuwd.

De bureaucratie rond een zorgindicatie kan wordenbegeleid. De woningen zelf zijn levensloopbestendig,maar houden de uitstraling van zelfstandigewoningen. Tussen de gebouwen ontstaat een semi-openbare ruimte die het geheel een bijzonderkarakter geeft.

Doorslaggevend voor de keuze van KPN in dezeselectieprocedure is waarschijnlijk geweest datSequoia een onvoorwaardelijk prijsaanbod durfdeuit te brengen. Dat is de indruk van Maarten vanDijk van Sequoia Residences. ‘Sequoia heeft geenvoorbehouden gemaakt rond kwesties als bouw-vergunningen of bodemsanering. Het bod bestondsimpelweg uit een aantal miljoenen, ’ aldus denieuwe eigenaar van de gebouwen die eraan toe-voegt: ‘Het is een prachtig bouwwerk met een mar-kante toren. Het spreekt vanzelf dat wij er allesaan doen om het buitenaanzicht tot in de karakte-ristieke details te behouden.’

In december 2006 start de realisatie van fase 1van het plan. Als eerste worden 96 nieuwbouw-appartementen gerealiseerd op de plek van hetgesloopte Reinoudtcomputercentrum. De tweeappartementgebouwen sluiten qua volume aan opde twee vleugels van het Dr. Neherlaboratorium.De gebouwen zijn zo geplaatst dat het directiege-bouw en de toren vanaf de Bachlaan weer zicht-baar worden. De verkoop van de appartementenverloopt goed, tijdens de bouw is 90% van deappartementen verkocht.

In 2008 start de verbouw van de twee vleugels

Doorslaggevend voor de keuze vanKPN in deze selectieprocedure iswaarschijnlijk geweest datSequoia een onvoorwaardelijkprijsaanbod durfde uit te brengen.

Nieuwe toekomst voor wederopbouwmonument

Het Dr. Neherlaboratorium dankt zijn naam aandr Lambertus Neher, voormalig verzetsheld enminister van Volkshuisvesting en Wederopbouw.Hij geeft als directeur-generaal der PTT in 1950opdracht voor de bouw van het laboratorium aanarchitect S.J. van Embden. Naar zijn ontwerp wor-den drie grote onderzoekshallen en een hoofdge-bouw voor receptie, directie en kantine gereali-seerd met als baken de 52 meter hoge toren metzendmast die nodig was voor proefuitzendingen.Het gebouw wordt decennia later herkend alskarakteristiek voorbeeld van de ModerneArchitectuur uit de jaren vijftig, gekenmerkt doorde functionele inslag en de wens innovatievematerialen toe te passen. In het Neherlab zijn datonder andere de geprefabriceerde betonnen pane-

len, dunne stalen kozijnen, loopbruggen engedraaide trappen. Kenmerkend zijn ook de dak-lichten boven de dubbelhoge ruimtes in het mid-den van de laboratoriumvleugels.

In september 2001 vraagt KPN een sloopvergun-ning aan voor de gebouwen die niet meer passenbij de bedrijfsvoering van dat moment. Degemeente gebruikt echter de monumentenveror-dening om het complex voorlopig te beschermen.Bewoners krijgen de gelegenheid zich uit te spre-ken over de vraag of het laboratorium behoudenmoet blijven of niet. Hun mening wordt al snelduidelijk, als zij na een spontane actie op eeninformatieavond 100 handtekeningen voorbehoud aan de gemeente aanbieden. Wanneersloop van de baan is, trekken gemeente en KPN

De Selectie > Tekst: Sander Gelinck > Beeld: Primabeeld, (nieuwbouw); Enjoy Building Ontwerp: S.J. van Embden/Van Heerden & Partners > Opdrachtgever: Sequioa Residences

Oudere Leidschendammers kennen het Dr Neherlaboratorium nog alshet onderzoekslaboratorium van de PTT. Na de oorlog gaan de ontwik-kelingen op het gebied van telefonie en radio zo snel dat het bedrijfruimte nodig heeft om onderzoek te kunnen doen. In het gebouw dattyperend is voor de wederopbouwperiode ligt de bakermat van veleinnovaties. Postsorteermachine, videotelefoon (al in 1962!) en sms werden in de markante gebouwen ontwikkeld en getest. Nu is het eenappartementencomplex dankzij goede samenwerking tussen deopdrachtgever, de ontwerper en de ontwikkelaar.

Maquette, plangebied Neherpark

Page 15: Architectuur Lokaal #70

15Architectuur Lokaal #70

Opgaven

van het Neherlaboratorium tot 87 appartementen.Woningfonds Vesteda heeft op dat moment 30 vande 87 appartementen in het Neherpark gekochtom in haar verhuurportefeuille op te nemen. Deoverige individuele kopers komen uit de omgevingvan Leidschendam en Voorburg en dragen zo bijaan de doorstroming op de lokale woningmarkt.De twee vleugels van het Dr. Neherlaboratoriumworden helemaal gestript tot alleen de betonstruc-tuur over is. Het dragend betonelement van hetdaklicht blijft behouden als herinnering aan degeschiedenis en zal een deel van het atriumdakgaan dragen. In de bestaande gebouwen wordenruime appartementen gerealiseerd vanaf 70 vier-kante meter. De woningen worden vanuit het atri-um en de daarop uitkomende buitenruimtes met

elkaar verbonden. Omdat de gebouwen aangewe-zen zijn als Rijksmonument in 2007, kan de ont-wikkelaar gebruik maken van vrijstellingen vanhet Bouwbesluit. De woningen moeten uiteraardwel aan hedendaagse woon- en comforteisen vol-doen. Om die reden is voor de brandveiligheid eensprinklerinstallatie voorzien. Ten tijde van deexcursie medio 2009 is nog niet begonnen met deverbouw van het directiegebouw. Daarin zullenzeer ruime woningen (tot) 250 m2 worden gereali-seerd in het hogere prijssegment.

InformatieEnjoy Building is in juni 2009 ontstaan uit VanHeerden&Partners Architecten. Clé van Heerdenis als projectarchitect verantwoordelijk geweest

voor het voorlopig ontwerp van het Dr Neher-laboratorium. Bart de Kreij (architect) en SanderDercksen (bouwmanager); beide werkzaam bijEnjoy Building, zijn verantwoordelijk voor de uitwerking en realisatie. Het Dr. Neherlaboratorium is een van vier ge-bouwen die op 21 oktober zijn bezocht tijdens eenexcursie naar getransformeerde kantoorgebouwenin Den Haag. Op 18 november bezochten we driegetransformeerde kantoren in Amsterdam werdenbezocht. Op 11 februari organiseert ArchitectuurLokaal i.s.m. met SBR en SEV Realisatie een derdeexcursie naar Eindhoven. Aanmelden is mogelijk viawww.arch-lokaal.nl/projecten/excursiesenstudie-reizen.Het aantal plaatsen is beperkt.www.sequoia.nl en www.enjoybuilding.com

Nieuwbouw Neherpark

Nieuwbouw Neherpark

Verbouw van het Dr. Neherlaboratorium

Page 16: Architectuur Lokaal #70

16 Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Lokaal Mondiaal > Tekst: Khoi Tran > Beeld: The High Line, Khoi Tran; Museum of Moving Images, Leeser Architecture;East River, Joseph Haberl

In het kader van de viering van de 400-jarige relatie tussen Amsterdamen New York organiseerden het Ministerie van Buitenlandse zaken, de Stichting Hudson 400 en BKB een JobSwap. Deze banenruil gafarchitect Khoi Tran de mogelijkheid een kijkje te nemen in de keukenvan de publieke culturele sector in New York City. Het is nuttig datNederland kennis neemt van de maatregelen om de culturele productieop gang te houden.

Ook in New York City waart de crisis rond. En dat heeft tot gevolg dat op cultuur al snel wordtbezuinigd Het New York City Department ofCultural Affairs (DCLA), de grootste culturelefondsenverstrekker van Amerika, maakt hierbijandere afwegingen dan tot op heden in Nederlandgebruikelijk is.

Susan Chin werkt als Assistant CommissionerCapital Projects Unit bij DCLA. Ze vertelt over dedrastische maatregelen die zij heeft moetennemen: ’Het was een moeilijke zomer vorig jaar.Burgemeester Bloomberg heeft, vanwege de ver-wachte teruglopende stadsinkomsten, alle gemeen-telijke departementen gevraagd om 30% te bezui-nigen op de bestaande budgetten voor de komendetien jaar. Hierdoor moesten we een aantal projectenherzien. Het belangrijkste voor ons was prioriteitte leggen bij die projecten, die al in the groundwaren. Dus projecten die al in een vergevorderdstadium van uitvoering zijn en die grotendeels privaat gefinancierd worden.‘ Zo voorkomen wedat er de komende jaren gaten vallen in de cultureleproductie in de stad. Het publieke geld komt zo inde vorm van gerealiseerde projecten zichtbaarterug in de stad. Chin: ‘Uiteindelijk hebben we deplanning zo opgezet dat we zeker weten dat de stadde voorzieningen krijgt die nodig zijn. De bewonersvan New York City moeten blijvend worden voor-zien van hoogwaardige culturele architectuur.’

Zo’n hoogwaardig cultureel product is bijvoor-beeld het Museum of Moving Images in Queens.Projectarchitect Joseph Haberl van Leeser Archi-tecture hierover: ‘Het is een moeilijk project, datgedurende de crisis 20% van het bouwbudgetmoest inleveren, omdat privéfondsen opdroogdenen andere geldstromen niet doorgingen. Maar toenzaten we al tegen de bouwfase aan.’ Volgens hetbeoordelingssysteem van Chin dus ver genoeggevorderd. Dat betekent dat het museum sinds ditjaar in de steigers staat. De bouwproductie op peilproberen te houden is in tijden van crisis nietonbelangrijk.

Als bijkomstigheid profiteren alle partijen in debouwsector, van de betrokken ontwerpers tot aande onderaannemers. Daarnaast zijn de geplandeacties van Bloomberg in het aangekondigde planThe Five Borough Economic Opportunity Plan hetvermelden waard. Dit plan zou New York City met

Cultureel snoeien in Amerika

The High Line

Museum of Moving Images in Queens

Page 17: Architectuur Lokaal #70

spoed uit de huidige economische dip moetenhalen. Een voorstel in dit plan is het ontwikkelenvan nieuwe openbare parken met een totaleomvang van 890 hectares – vergelijkbaar met ruim1200 voetbalvelden. Deze komen in plaats van verlaten industrieterreinen en parkeerplaatsen.Een voorbeeld hiervan is een gepland park (34hectare) langs de East River en de BrooklynBridge. Een dergelijke interventie levert naast eenimpuls voor de bouwsector, ook een duurzamevoorinvestering op voor stedelijke kwaliteit - meteen commerciële impuls als gevolg.

Een ander voorbeeld is het net opgeleverde parkThe High Line, waarvoor de Nederlandse land-schapsarchitect Piet Oudolf het beplantingsplanontwierp. Het is een 2,3 kilometer lange, groenewandelroute over een voormalige verlaten, ver-hoogde spoorlijn aan de westkant van Manhattan.De daar aanwezige commerciële en woningbouw-projecten zijn integraal ontwikkeld met diversemarktpartijen. Lisa Switkin, Associate Principalvan het betrokken ontwerpbureau James CornerField Operations: ‘The High Line dankt zijnbestaan aan een studie die concludeerde dat hetproject hoge opbrengsten uit de inkomstenbelas-ting van het omringend gebied zou opleveren. Ook werd in dezelfde tijd het gebied, dat voorheenalleen uit industrie bestond, herbestemd voor commercieel en residentieel gebruik.’

Er heerst dus een sterk geloof in de commerciëlewaarde van investeringen in publieke werken. Hoekan het ook anders met jaarlijks 47 miljoen cultuurbezoekers die in totaal 18 miljard dollar inNew York City achterlaten? Zo wordt in New YorkCity strategisch omgegaan met overheidsgeldenvoor publieke, culturele projecten. Dit heeft totgevolg dat de hele bouwsector een impuls krijgtondanks de huidige economische dip. Er is geenprocedurele hulp, maar een directe interventie metzichtbaar resultaat op korte termijn. Die strategischeinvesteringen in publieke openbare werken kunnendienen als katalysator voor nieuwe commerciëleontwikkelingen en gebiedsontwikkeling. Wellichtis een JobSwap voor overheidbeleidsmakers geenslecht idee?

Informatiewww.nyc.gov/dcla, www.jobswap.org Khoi Tran(Tra Vinh, 1976) ging een week naar New York inhet kader van Job Swap. Hij is architect en mede-oprichter van architectenbureau Urban Symbiose.

17Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Museum of Moving Images in Queens

The High Line

East River

Page 18: Architectuur Lokaal #70

BijlmerParktheaterToevalstreffer is voorherhaling vatbaar

18 Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Het verhaal begint bij de gebruikers, verschillendeorganisaties die ieder op hun manier met theaterbezig zijn: de Jeugdtheaterschool Zuidoost, Theater-werkplaats Zuidoost (inmiddels opgegaan in KraterTheater) en Circus Elleboog. Organisaties met weinig geld en veel inzet, gewend aan marginalehuisvesting. Ze weten elkaar te vinden rond eenplan voor een gezamenlijk gebouw. Later sluit de 5o´clock class van de Amsterdamse Hogeschoolvoor de Kunsten zich bij het initiatief aan.

Meestal moet een gemeente de gebruikers voormaatschappelijk vastgoed bij elkaar sprokkelen,maar bij het Bijlmerparktheater zijn de rollenomgedraaid. De gebruikers nemen het initiatief engaan op zoek naar een opdrachtgever om hun plante realiseren. De zoektocht begint bij StadsdeelZuidoost. Het plan wordt positief ontvangen, maarde gemeente wil de bouw aan een woningcorporatieoverlaten. De Amsterdamse woningcorporatiesdenken hier anders over en er dreigt een impasse teontstaan. Het antwoord komt uit de Amsterdamsetraditie van gemeentelijk opdrachtgeverschap.Medewerkers van OGA, het ontwikkelingsbedrijfvan de gemeente Amsterdam, hebben oog voor debijdrage die het theater kan leveren aan de ver-nieuwing van de Bijlmer. Het OGA is een profes-sionele ontwikkelaar en houdt zich vooral bezigmet gebiedsontwikkeling en gronduitgifte. Slechtsincidenteel bouwt deze organisatie zelf een pand(bijvoorbeeld het Amsterdamse architectuurcentrumARCAM). Over het Bijlmerparktheater ontstaatbinnen OGA een flinke discussie, maar DucoStadig die als wethouder van de centrale stad ver-antwoordelijk is voor het ontwikkelingsbedrijf,

De Opening > Tekst: Dirk Bergvelt > Beeld: Pieter Kers

Het Bijlmer Parktheater sluit helemaal aan bij de ideeën voor de vernieuwing van Amsterdam Zuidoost. Het gebouw past ook precies in het nieuwe stedenbouwkundige plan. Toch is het eindresultaat te danken aan een gelukkige samenloop van omstandigheden.

Page 19: Architectuur Lokaal #70

geeft het groene licht. Oliver Wagemann, die binnenhet OGA vanaf het begin betrokken was, treedt alsopdrachtgever op. Natuurlijk zijn er financiëleperikelen. Wethouder Stadig bepaalt dat de centralestad het theater wel mag bouwen, maar dat hetexploitatierisico bij Stadsdeel Zuidoost moet liggen.Dat is voor het stadsdeel geen simpele opgave, maarmet behulp van sponsors komt men er voorlopig uit.

Dan het bouwplan zelf. De gebruikers hebbenwel een idee, maar geen uitgewerkt programmavan eisen. Oliver Wagemann: ‘We besloten om hetprogramma van eisen te ontwikkelen als onderdeelvan het ontwerpproces. Want het was duidelijk datvoor deze combinatie van gebruikers een standaardtheater geen oplossing is: een circus heeft een speciale zaal nodig en ook opleidingen hebbenhun eigen wensen.’ Dat open begin is de basis vande architectenselectie. Paul de Ruiter van Archi-tectenbureau Paul de Ruiter, geselecteerduit vierarchitectenbureaus, noemt het een unieke kans.‘Wij hadden nog geen theater gebouwd en danword je tegenwoordig niet eens meer toegelaten totde procedure, laat staan dat je de opdracht krijgt.Datzelfde Catch 22 principe zie je bij andere opgaven. Als je geen school hebt gebouwd, is dekans vrijwel nihil dat je dat ooit kan doen. Daarbijkomen dan nog de onmogelijke omzeteisen in veelselectieprocedures. Een kans als deze krijgt eenarchitect haast nooit.’ Wagemann licht toe:‘Inderdaad hebben we een kwalitatieve benaderinggebruikt. We wisten dat theaterbouw een wereldapart is, maar we wilden onze keus niet onnodigbeperken. Van de vier architecten die we uitnodig-den was er één specialist op dit vlak.’ Dat zouden

meer opdrachtgevers moeten doen, vindt De Ruiter.‘Wanneer opdrachtgevers de moed hebben om éénwild card tot de selectie toe te laten, één architectdie niet al eens precies hetzelfde heeft gedaan, zoudat heel goed zijn voor de architectuur in Nederland.Dan ontstaat weer een beetje ruimte voor nieuweontwikkeling.’

De bijzondere selectie is de opmaat voor een bij-zonder ontwerpproces. De architect organiseert inbestaande theaters werksessies om met gebruikers,opdrachtgever en adviseurs te onderzoeken watprecies de wensen zijn en hoe ze in één gebouwkunnen passen. Het werken op locatie maaktdirect al duidelijk, dat een gewone theaterzaaloverdag donker is. Dat moet in het Bijlmerparkanders, omdat er ook overdag met scholieren encursisten wordt gewerkt. Wagemann noemt naastdeze ontwerpsessies ook het gezamenlijk optrekkenvan de gebruikers een succesfactor. ‘Bij eengebouw als dit moet de opdrachtgever meestal degebruikers bij elkaar brengen. Dat was hier niet aande orde. De vier initiatiefnemers organiseerdenzichzelf, wij hoefde alleen te faciliteren. De betrok-kenheid was zo groot dat er bijna sprake was vandrie opdrachtgevers: de gebruikers, het stadsdeel enwij. Soms moest ik op mijn strepen gaan staan, wantuiteindelijk was OGA verantwoordelijk voor debeslissingen.’ Dat speelt bijvoorbeeld bij problemenrond de aanbesteding. De markt is overspannen engeen enkele aannemer dient zich aan. OGA moetbouwbedrijven actief benaderen met het verzoekom in te tekenen. Uiteindelijk is één aanbiederbereid, maar zijn prijs zit ver boven het budget.Het ligt voor de hand om de bouw uit te stellen tot

19Architectuur Lokaal #70

Opgaven

‘Wanneer opdrachtgevers de moedhebben om één wild card tot deselectie toe te laten, één architectdie niet al eens precies hetzelfdeheeft gedaan, zou dat heel goedzijn voor de architectuur inNederland.’

goedkoper tijden, maar dat zou tot een anderfinancieel probleem hebben geleid. Inmiddels isEuropese subsidie gevonden voorhet onrendabeledeel van de investering, maar aan deze essentiëlebijdrage zijn wel voorwaarden verbonden, zoalseen deadline voor de oplevering. Al lukt het dearchitect om het ontwerp te versoberen zonder alte veel verlies aan kwaliteit, er blijft een gat in debegroting.

Wagemann herinnert zich de eerste reactiesbinnen OGA: ‘dat doen we nooit weer’. Hij legt uitdat zijn organisatie erin stapte vanwege het maat-schappelijk belang, niet om eraan te verdienen.Maar omdat het een uniek project is, is het ookniet mogelijk om een financiële tegenvaller tecompenseren met de opbrengsten uit een anderproject. Toch is de opdrachtgever uiteindelijktevreden met het resultaat. Het gebouw wordt alom

gewaardeerd. De verdiepingen van het ellipsvormigegebouw zijn verschoven ten opzichte van de beganegrond, zodat een overdekte entree ontstaat die deelsaan het water ligt. ’s Avonds is de spectaculaire,ledverlichte gevel een extra attractie en overdagkomt volop licht binnen. Het gebouw gonst al kortna oplevering van de activiteiten. En niet alleenvan de initiatiefnemers: het podium wordt ookgebruikt voor tal van gastoptredens.Woningcorporatie Ymere is inmiddels ingestaptals sponsor. Het ziet ernaar uit, dat het BijlmerParktheater de beoogde impuls voor de omgevingkan zijn.

Informatiewww.paulderuiter.nlwww.oga.nl

Page 20: Architectuur Lokaal #70

20 Architectuur Lokaal #70

Opgaven

Duurzaamheid > Tekst: Pieter Winters > Beeld: Allard van der Hoek

In de vierde en laatste aflevering in de serie Architect en duurzaamheidmeet Pieter Winters de ideeën van 2012 Architecten aan die van devoorgangers in deze rubriek. Wat is hij nu te weten gekomen overduurzaamheid anno 2009?

Duurzaamheid is hergebruik

De opbouw van Villa Welpeloo bestaat voor 40% uit kabelhaspelhout, maar de fundamenten zijn van ouderwets beton.

Page 21: Architectuur Lokaal #70

21Architectuur Lokaal #70

Opgaven

‘Sorry, ik moet je toch verbeteren’, zegt Jan Jongert,ontwerper en onderzoeker bij 2012 Architecten,als ik per ongeluk het woord recycling in de mondneem. ‘Voor een buitenstaander is het verschil nietaltijd direct duidelijk, maar wij hebben na jarenvan onderzoek met deze termen een wat vasteromlijnde definitie ontwikkeld. Recycling slaat ophet hele proces van materialen opnieuw toepas-sen, waaronder dus ook het industrieel omsmeltenvan metalen waarin ontzettend veel nieuwe energiegaat zitten. Je kunt daarom beter spreken van hergebruik.’

Zijn interpretatie van duurzaamheid: ‘De stad is een metabolisch geheel met in- en uitgaandestromen. Duurzaamheid is het zo lokaal mogelijkkortsluiten van die stromen. Dus op een manierwaarbij zo weinig mogelijk energie, transport,water, voedsel en geld verspild wordt.’ Daarmeevoegt Jongert zijn visie bij de andere die ik de afgelopen maanden optekende. Hierbij kwam deverwachting uit dat elk bureau op zijn eigen, specifieke manier bezig is met dit onderwerp. BijJohn Habraken is het een thema dat makkelijkingepast kan worden in zijn eerder ontwikkeldesysteem van dragers en inbouw. Voor hem is hettijdsaspect van het woord duurzaamheid vooral vanbelang. Als je gebouwen flexibel indeelt, kunnen zeeeuwen mee, vindt hij. Thomas Rau is juist heel erggeïnteresseerd in energiestromen en ontwikkeltgebouwen die energie terugleveren aan het net.Annette Marx is nog aan het zoeken naar haarinvulling van het begrip. Ze vindt dat ze er iets meemoet, maar loopt daarbij tegen opdrachtgevers aandie niet altijd staan te trappelen om te gaan experi-menteren. Die diversiteit aan ideeën over duur-zaamheid, aanpak en werkmethodes toont nietalleen de omvang van het probleem hoe je het besteen duurzaam ontwerp kunt realiseren, maar ookde ingewikkeldheid van het begrip. Waar moetenwe beginnen? Wellicht schuilt de belangrijksteopdracht voor de toekomst erin om als beroeps-groep een enigszins coherent plan van aanpak temaken, toegespitst op de nationale problemen enmogelijkheden.

Maar als er dan een toekomstgerichte visie ontwikkeld mocht zijn, openbaart zich weer devolgende vraag: hoe meet je duurzaamheid? Ookhiervoor zijn diverse systemen in omloop. Najaren van ontwerpen ‘op de intuïtie’, heeft 2012Architecten onlangs een systeem ontwikkeld omhet werkelijke duurzaamheidgehalte van hun ont-werpen te testen. Daarbij blijkt het hergebruik vanstaal steeds zeer positief uit te vallen. Maar ookzonder meetmethode zit al sinds de oprichting vanhet bureau het grootste deel van de innovatie in degebruikte materialen. Voor 2012 Architecten iseen eindproduct zoals een afvoerpijp of een zinken gootsteen allerminst een eindstation. Voorhet product ligt dan nog een wereld open: was-machines kunnen gebruikt worden als koffiebar,auto’s als kiosk en autoruiten als schappen vooreen schoenenwinkel. Het gaat erom geprepareerdeelementen in hun kale vorm en zo lokaal mogelijktoe te passen in nieuwe ontwerpen. Alleen op diemanier is zo weinig mogelijk extra energie nodigom het materiaal een nieuwe functie te geven.2012 Architecten noemt die manier van hergebruikSuperuse. In 2007 kwam hierover hun boek uit enwerd de website gelanceerd. Op het filmfestivalvan Rotterdam is inmiddels de gelijknamige filmvertoond.(1)

2012 Architecten kan gezien worden als hetbureau dat in Nederland het meest ver gevorderdis met het hergebruikaspect van duurzaamheid. In2002 hebben Braungart en Mc Donough met hunboek Cradle to Cradle voor velen de ogen geopend,waardoor het nu ook voor 2012 Architecten makkelijker werken is.(2)

Jongert: ‘Cradle to Cradle gaat uit van recycling envan de theorie dat je geen materiaal mag toepas-sen dat met ongezonde productieprocessen of met Hergebruik van bouwmaterialen, ook in de keukenkastjes.

ongezonde grondstoffen is gemaakt en dat niet terecyclen is, zoals PVC en cement gebonden beton.Met Superuse verlengen we het leven van allemogelijke producten en componenten omdat weuitgaan van de energie die al in deze productengestopt is. We zitten eigenlijk dus nog in een over-gangsfase. Zolang de voor cradle to cradle beno-digde grote hoeveelheid energie voor transport en

recycling niet volledig groen is opgewekt, denkenwij dat je beter met zo min mogelijk energie deaanwezige materialen een nieuw leven kunt geven.Nu je ze hebt kun je ze maar beter hergebruiken.’Hoe moeilijk dat in de praktijk is laat Villa Welpelooin Roombeek, Enschede, zien. Het is de eerstecomplete woning door 2012 ontworpen en recentopgeleverd. De opbouw van het pand werd voor zestig procent gerealiseerd uit hergebruiktmateriaal, onder andere kabelhaspelhout. Maar defundamenten zijn ouderwets van beton.

‘In 2050 moet minstens de helft van de nieuw-bouw gecertificeerd zijn volgens de regels vancradle to cradle en moet zo’n tachtig procent vande energie lokaal zijn opgewekt, bijvoorbeeld inkassen. Maar dan moet de overheid wel gauw dewetgeving aanpassen, want het duurt nu eenmaalenige tijd voordat de industrie de schakel heeftomgezet.’ En daar ligt nog een lastige route, want

wat Jongert deelt met de andere ondervraagden indeze serie is de scepsis over de huidige politiek.‘We merken wel dat er iets gebeurt bij gemeentenen ministeries. Zij zijn nu, als een van de grootsteopdrachtgevers, duurzaam gaan inkopen. Dathelpt de industrie net dat zetje te geven om ook opeen duurzame manier te gaan produceren. Maarde visie van de regering is belabberd, de ambitievan onze regering loopt bij alle landen achter.’

Bij het verlaten van het pand, het voormalige restaurant La Gondola op de hoek van de Kruis-kade en de Coolsingel in Rotterdam (dat ironischgenoeg in 2012 zal worden gesloopt om plaats temaken voor de Luxortoren), wijst Jongert me opeen vitrine naast de nog aanwezige bar. Daar liggende bierflesjes die ook als baksteen te gebruiken zijn,in 1962 bedacht door Heineken en ontwikkelddoor Habraken. ‘Een absoluut innovatief idee, endat in die tijd al’, zegt Jongert, ‘misschien wel éénvan de vooruitstrevendste uitvindingen ooitgedaan.’

(1) Ed van Hinte, Jan Jongert en Césare Peeren, Superuse,Constructing new architecture by shortcutting material flows,Rotterdam, 2007, 010 Publishers, ISBN 978 90 6450 592 8, € 19,50(2) William Mc Donough & Michael Braungart, Cradle tocradle, Remaking the Way We Make Things, New York, 2002, North Point Press, ISBN 9780865475878, € 30,95

Informatiewww.superuse.orgDit was de laatste aflevering in de serie overDuurzaamheid. Pieter Winters (Gouda,1981) is student architectuurgeschiedenis en freelancearchitectuurjournalist.

‘De visie van de regering is belabberd, de ambitie van onzeregering loopt bij alle andere landen achter.’

Page 22: Architectuur Lokaal #70

22 Architectuur Lokaal #70

Praktijk

In de zomer van dit jaar verscheen het tweeënhal-ve kilo zware boek De Architectuur van de ouderenhuisvesting. Bouwen voor wonen en zorgvan Noor Mens en Cor Wagenaar. Het is het derdeen afsluitende deel van een trilogie over de archi-tectuur van de zorg. Doel van de initiatiefnemers,met als drijvende kracht het Universitair MedischCentrum Groningen (UMCG), was het heragen-deren van de architectonische- en vormgevings-component binnen de gezondheidszorg die deafgelopen decennia volkomen uit beeld wasgeraakt. Met nadruk was, want de aandacht voorvoorbeeldige architectuur in de zorgsector is weerhelemaal terug.

Dat beoogt deze publicatie ook. Alleen dan vanuit historisch perspectief. Interessant daarbij isde wijze waarop de auteurs vanuit de geschiedenisook de hedendaagse opgave kritisch bevragen.Wat gebeurt er nu de nadruk steeds meer lijkt teliggen op de fitte, zelfstandige senior die maar nietziek en bejaard lijkt te kunnen worden? Hoe zitdat eigenlijk met die Amerikaanse seniorendorpenals Sun City en The Villages die inmiddels ook inNederland voet aan de grond lijken te krijgen,getuige de plannen voor ‘de eerste Nederlandseouderenstad’ op het Zeeuwse Tholen (1).Ontkoppelen dit soort initiatieven de senior juist niet van de samenleving? In hoeverre strooktdit met het mede vanuit het rijk gepropageerdebeleid om allerlei groepen, dus ook de ouderen,zoveel mogelijk kleinschalig, en in gewone steden,wijken en dorpen te huisvesten? En voor wie is

het haalbaar?Naast deze vragen staan twee constatering

centraal. Allereerst de geleidelijke verwijderingtussen ‘wonen’ en ‘zorg’. Zorg wordt steeds vakerextern geleverd door talloze zorgondernemers.Van Tafeltje Dekje tot thuiszorg leveren zij gespe-cialiseerde verpleging, aan huis, al dan niet metbehulp van domotica die zorg op afstand mogelijkmaakt. Kortom, zorg is een dienst, wonen doe jethuis, het liefst zo lang mogelijk. De tweedebelangrijke constatering is dat ‘de oudere’ nietbestaat. Net als ‘de jongere’, ‘de alleenstaande’ en‘de tweeverdiener’ is het een heterogene groep dieniet te vatten is in een concept. En al helemaalniet de oudere, die in een met spruitjeslucht omge-ven bejaardentehuis woont compleet met bingo-avonden en geprakte aardappelen die met eenkuiltje jus en een sperziebonen worden opgediendin een aanleunwoning.

Waar de doelgroep heterogeen is, is de opgave datook. Dat betekent kleinschalige zorgvoorzieningendie letterlijk en figuurlijk een plek vinden in stad,wijk en dorp en zodoende ook een verrijking kunnen zijn; sociaal en programmatisch. Maarook meer geïnstitutionaliseerde, grote zorgvoor-zieningen, want zelfs de meest vitale senior wordtop gegeven moment oud en hulpbehoevend.Daarnaast zijn er talloze andere vormen denkbaar,zoals particuliere ouderenhuisvesting of slimmeconcepten zoals het Nieuwe Erf van de architecten-bureaus Onix en DAAD, die het vrijkomendeagrarisch potentieel van het oude boerenerf aan-

Recensie > Tekst: Peter Michiel Schaap > Beeld: NAi Uitgevers

De senior van vandaag de dag golft, chillt en relaxt. Hij is geen bejaarde,maar hij wordt wel oud. De activiteiten en behoeften van de hedendaagseoudere zijn zeer divers. De wetgeving is complex. De woonproductie is in handen van woningcorporaties en zorginstellingen. Politici buigenzich vooral over budgetten. Dat alles maakt het niet eenvoudig omarchitectuurbeleid voor zorggebouwen te maken. Maar nu is er een boekover inspirerende zorgarchitectuur.

Tussen spruitjeslucht en golfresort

grijpen als kans om ouderen collectief te behoudenvoor de dorpsgemeenschap.(2)

Al deze nieuwe vormen vergen een anderemanier van denken, durf en ambitie van opdracht-gevers, architecten en overheden. Het vraagt omde wil om buiten de bestaande kaders te denken.Daarbij hoeven we ons over de gefortuneerdebabyboomer niet zo’n zorgen te maken. Die redtzich wel; golfend in Tholen of in een zelf gear-rangeerde collectieve gemeenschap met gelijkgestemden. Misschien is de meerderheid meergebaat bij een principiële keus die niet enkel uitgaat van de zelfredzaamheid van het individu,maar van solidariteit die over alle lagen recht doetaan de heterogene opgave die voorligt. Die keus isniet per definitie politiek, maar dient gemaakt teworden door alle partijen die op enigerlei wijzeeen rol en positie vervullen in de zorg voor deouderen(huisvesting).

(1) De onbezorgde seniorenstad wordt onder meer geïllustreerd op de website van The Villages: Florida'sFriendliest Retirement Hometown: www.thevillages.com (2) Rob Hendriks, Maartje ter Veen, Haiko Meijer, KarlijnToebast e.a., ‘Nieuwe Erven. Onderzoek naar kansen vooreen zorgeloos dorpsleven’ DAAD/Onix Cahier, maart 2009

InformatieNoor Mens en Cor Wagenaar, De Architectuur van de ouderenhuisvesting. Bouwen voor wonenen zorg, Rotterdam, 2009, NAi Uitgevers, ISBN: 9789056626808, € 49,50

Peter Michiel Schaap (Veendam, 1975) is coördinator van Platform Gras in Groningen,onderzoeker en extern projectmanager op hetgebied van architectuur en stedenbouw.

Page 23: Architectuur Lokaal #70

23Architectuur Lokaal #70

Praktijk

Aan welk project werk je nu?‘Diverse projecten. Zo werk ik op dit moment aande nieuwe structuurvisie van de gemeenteBodegraven en ben ik procesmanager van diversebinnenstedelijke gebiedsontwikkelingen inApeldoorn, waaronder de herstructurering vanApeldoorn-Zuid: Zuiderpark. Erg trots ben ik ophet unieke project De Parelhoender in Apeldoorn.Op ernstig vervuilde grond hebben we samen metprojectontwikkelaar POG 36 duurzame grond-gebonden starterswoningen in het binnenstedelijkgebied gerealiseerd. De energie voor verwarmingen koeling van de huizen en het warme tapwaterwordt geleverd uit het gezuiverde grondwater datafkomstig is van het bodemsaneringsysteem. Hetleek onmogelijk om al deze ambities in een plan testoppen, maar het kan! Maar wel met de nodigeinzet: door de goede samenwerking met de projectontwikkelaar, de gemeente en een milieu-deskundige is binnen twee jaar een bijzonder project gerealiseerd. Naast deze projecten werk ikmet een aantal bevlogen vakgenoten mee aan hetwebmagazine RUIMTEVOLK, een platform waarin vraagstukken aan de orde komen die deruimtelijke ordening en kwaliteit van de leef-omgeving betreffen. Steeds meer mensen sluitenzich bij dit platform aan.’

Wat vind je belangrijk in je werk?‘Openheid, transparantie en flexibiliteit! En elkaargedurende het proces constant blijven uitdagen.De Parelhoender is illustratief. Al vijftien jaar wasde gemeente met diverse ontwikkelaars bezig metde ontwikkeling van dit gebied toen POG met hetvoorstel kwam voor de starterswoningen en bereidbleek actief mee te denken in de Apeldoornseambities voor alternatieve energievoorziening.Belangrijk is ook dat betrokken partijen open zijnwat betreft hun belangen, een visie hebben en eerlijk zijn over hun ambities. Alleen dan kun jemet elkaar praten en onderhandelen. Het is projectontwikkeling nieuwe stijl: een flexibele entransparante houding van alle partijen, duurzaam-heid als uitdaging zien en redeneren vanuit deeindgebruiker. Te vaak is gekozen voor de grond-opbrengsten in plaats van kwaliteit. Er is een anderementaliteit bij ontwikkelaars en overheden nodig.’

Waar moet in jouw vakgebied meer aandacht aan besteed worden?‘Ik ben een groot bewonderaar van Jane Jacobs. Ja, ik ben een idealist. Net als Jacobs pleit ik voormeer aandacht voor functies mengen, openbareruimte en de menselijke maat. We denken onvol-doende vanuit het functioneren van de straat envanuit het belang van mensen bij elkaar brengen.Het functioneren van een samenleving wordt inniet te onderschatten mate beïnvloed door wat erin de openbare ruimte gebeurt. We moeten voor-komen dat mensen zich teveel terugtrekken inhun eigen ruimtes. Functiemenging moet meer totde ambitie gaan behoren! Ik verbaas mij eroverhoeveel architecten en stedenbouwkundigen nietbekend zijn met de denkbeelden van één van debelangrijkste denkers van ons vakgebied.’ Wat isnu de essentie, die komt er niet uit!

Bij welk project had jij graag betrokken willen zijn en waarom?‘De gemeente Arnhem werkt aan het verbeterenvan de verbinding van de Rijn met de binnenstad.Voor dit Rijnboogproject is een uitdagend master-plan ontwikkeld. Ik ben ervan overtuigd dat eendergelijk omvangrijk gebied vooral de ruimte moetkrijgen om zich te ontwikkelen. Probeer de krachtte vinden in bestaande kwaliteiten en werk vanuithet kleine schaalniveau. Betrek de lokale partijenin het proces en las momenten in om te reflecterenen tussentijds te evalueren. Ik constateer daar datontwikkelaars, ontwerpers en bestuurders vergetende (creatieve) talenten van de stad in te zetten.Dat is niet alleen een gemiste kans en schadelijkvoor het draagvlak, maar daarmee gaat men voorbijaan het belangrijkste doel van het project, namelijkverbindingen leggen.’

Van kop tot teen

Sjors de Vries, 1976Adviseur/procesmanager BSDV, managementen advies in stedelijke vernieuwing, gebieds-ontwikkeling en ruimtelijk beleid.Voorzitter en initiatiefnemer Stichting RUIMTEVOLK.Opleiding: sociale geografie/stedelijke en regionale planning.Opdrachtgevers: gemeenten, woningcorporaties,provincies, samenwerkingsverbanden, ontwikkelaars en bewoners

24/(3)7 > Tekst: Maaike van Beusekom > Beeld: Coen de Rijk (boven), Sjors de Vries, luchtfoto: gemeente Arnhem

Architectuur Lokaal vindt het van groot belang kennis te maken met denieuwe generatie: ze zijn tussen de 24 en de 37 en ze bemoeien zich 7dagen per week gepassioneerd en vakkundig met ruimtelijke vraagstukken.Deze week stelt Architectuur Lokaal u voor aan: Sjors de Vries.

Page 24: Architectuur Lokaal #70

Comfortzones Parkeergarages verhouden zich tot een stad als verhuisdozen tot een verhuizing: onmisbaar, praktischen afzichtelijk. Alles wat je erin stopt, verliest terstondzijn glans. Zelfs de mooiste auto is, eenmaal de slagboom voorbij en opgenomen in het betonnenmoloch, weinig anders dan een lastig te hanteren stukschroot op wielen, dat met z’n eigen overbodigheidwordt geconfronteerd. In parkeergarages kijk ik altijd even extra over m’nschouder. Niet dat ik gelijk kogelregens verwacht,maar toch, je weet nooit. Films en series hebben mijn bewustzijn kennelijk zo geconditioneerd. Al kan het ook de andere kant uit gaan. Iedereenkent de situatie waarin je in een vliegtuig zit, de landingsbaan nadert en de wereld als eenMadurodam onder je door schuift, dichterbij komt en steeds reëler wordt. Even is er het moment dat al die slierten autootjes je herinneren aan de

speelgoedauto’s waar je vroeger mee speelde.Geruisloos schuiven ze over de autobanen. Je kuntze haast aanraken. Wij zijn Gods speelgoed, denk ik dan. Of nou ja,Gods? Speelgoed van het lot, van het toeval, van de absurde grilligheid waarmee we ons over de planeet verspreiden in onze blikken voertuigjes,onze comfortzones met gereguleerde temperatuur,onze eigen muziek, onze parkeersensoren, onzecruise control en onze airbags aan boord. Het schijnt dat organismen tijdens de evolutie pasuit zee kropen toen ze een autonome temperatuurs-regeling ontwikkelden. Auto’s zijn een voortzettingvan die evolutie, met technische middelen. En parkeergarages? Niets dan dozen waarin weonze blikken lichamen even opbergen na het spelen.

Christiaan Weijts

Dit is de laatste column van Christiaan Weijts. In 2009 reageerde hij op de foto op de voorpagina. Weijts is auteur vanhet succesvolle debuut Art 285b, waarvoor hij in 2006 de Anton Wachterprijs ontving voor het beste literaire debuut.In 2008 verscheen zijn tweede roman, Via Capello 23. Daarnaast heeft hij onder andere een column in nrc.next.