Architectuur Lokaal #67

24
Lente 2009 #67 Essentmiljoenen en ruimtelijk beleid Wethoudersestafette Den Haag-Leiden Prijsvraag Hollandse Brug

description

met onder andere: Waar gaat het Essentgeld heen? Wouter Bos was snel met het temperen van het enthousiasme over de Essentmiljoenen. Maar was dat terecht? Wat zijn de plannen van de gemeenten eigenlijk? Van Smit naar Van Woensel In de rubriek Wethoudersestafette bespreekt een wethouder een actuele kwestie in de gemeente en nodigt een collega-wethouder uit om daarop te reageren. Deze keer: van tunnelbouw naar welstandsbeleid. Prijsvraag Hollandse Brug De Hollandse brug kan een hoogtepunt van de ‘A6-beleving’ worden. Rijkswaterstaat schreef een prijsvraag uit. Deelnemers werd gevraagd om binnen alle vrijheid een sober ontwerp te maken.

Transcript of Architectuur Lokaal #67

Page 1: Architectuur Lokaal #67

Lente 2009 #67Essentmiljoenen en ruimtelijk beleidWethoudersestafette Den Haag-LeidenPrijsvraag Hollandse Brug

Page 2: Architectuur Lokaal #67

2 Architectuur Lokaal #67

Redactioneel

COLOFON

ARCHITECTUUR LOKAAL verschijnt 4x per jaarTussen de Bogen 181013 JB Amsterdam020 530 40 [email protected]

REDACTIEHoofdredactie: Cilly JansenEindredactie: Indira van ’t KloosterRedactie & productie: Margot de Jager

REDACTIERAADJan AbrahamseHenk van den BroekHans van BrummenAgnes EversSimon Franke

VORMGEVINGJoseph plateau, Amsterdam

DRUKDie Keure, Brugge

OPLAGE6000

ISSN1385-0482

ABONNEMENTEen abonnement op dit tijdschrift is kosteloos verkrijgbaar op aanvraag. Nog beschikbare nummers uit eerdere jaargangen zijn tegen verzendkosten te bestellen bij ArchitectuurLokaal. Alle eerdere uitgaven staan ook als pdf op www.arch-lokaal.nl

FOTO OMSLAGJanneke Luursema Hoop (‘07), uit de serie IJburg

Olifantenkooi

Goed opdrachtgeverschap vereist kennis en deskundigheid, die bouwteen mens op in de loop der jaren. Dat er behoefte is aan goedopdrachtgeverschap in Nederland behoeft nauwelijks toelichting -denk alleen maar aan het gedoe met aanbestedingen. Toch herkennenwe bij Architectuur Lokaal steeds vaker een wonderlijk fenomeen, datik een ‘verbod op deskundigheid’ zou willen noemen. Dat komen wetegen bij alle opdrachtgevers - zowel bij de overheid als bij de markt-partijen. Er zijn wethouders die het maken van ‘hun’ ruimtelijke visieuitbesteden aan een ingehuurd adviseur; de bouwplannen worden ver-volgens getoetst door juristen. Steeds meer gemeenten hebben immersgeen stedenbouwkundigen meer in dienst. Externe deskundigen

nemen na afloop van hun werk ook de opgedane kennis met zich mee. Maar als al sprakeis van interne projectuitvoering bij gemeenten en rijksoverheid, dan zet dat ook niet altijdzoden aan de dijk. Soms tegen hun zin, zijn de betrokken ambtenaren verplicht om naeen bepaalde periode over te stappen naar een volstrekt andere dienst of afdeling. Bij demarktpartijen is het niet veel anders. De generatie directeuren van projectontwikkelings-bedrijven met een achtergrond in een ontwerpopleiding gaat nu met pensioen. Sommigebedrijven vinden dat zij geen architect meer nodig hebben; de afdeling conceptontwikke-ling kan het wel zonder hen af. Opdrachtgevers en ontwerpers groeien uit elkaar. Waarzijn de architecten in dit beeld gebleven? Vraagt goed opdrachtgeverschap niet juist ominzicht in hetgeen zij kunnen bijdragen aan de opgaven, welke oplossingen kunnen zijbieden? Een prachtige recensie uit 1965 van de Vlaams architectuurcriticus GeertBekaert over de olifantenkooi laat zien hoe belangrijk het is om vanuit een breed perspec-tief over architectuur na te denken. Daaraan ontleenden we de titel van het pamflet dat uvoortaan in deze krant zult vinden. We laten de architecten zelf weer aan het woord overhun vak - waarmee u als deskundig opdrachtgever ongetwijfeld uw eigen visie op architec-tuur kunt aanscherpen.

Cilly Jansen, directeur Architectuur Lokaal

foto: Maarten van Schaik

Architectuur Lokaalis het landelijke kenniscentrum voor cultureel opdracht-geverschap en architectuurbeleid. Vanuit een onafhankelijkepositie leggen wij verbindingen tussen partijen die bij de bouwbetrokken zijn. Voor opdrachtgevers als gemeenten, woning-corporaties en projectontwikkelaars verzorgen wij excursies,discussies en andere programma’s op maat. Terugkerendethema’s zijn de culturele betekenis van het opdrachtgeverschapen het belang van de samenwerking tussen opdrachtgever enontwerper. Architectuur Lokaal beheert het Steunpunt Ontwerp-wedstrijden, dat uitschrijvers van prijsvragen behulpzaam is bijde selectie van ontwerpers en projectontwikkelaars.

Page 3: Architectuur Lokaal #67

Regie Van Smit naar Van WoenselIn de rubriek Wethoudersestafette bespreekt een wethouder een actuelekwestie in de gemeente en nodigt een collega-wethouder uit om daarop tereageren. Deze keer: van tunnelbouw naar welstandsbeleid. Peter Smit

3Architectuur Lokaal #67

Inhoudsopgave

Lokaal MondiaalAlex van de Beld

RegieAlle lagen van de stadTANGRAM Architecten richt zich al 15 jaar op intensieverbouwen in de stad. Ook op rijksniveau vinden ze nu gehoor,maar daarmee is het werk niet gedaan: ’Als vakgenoten het alniet begrijpen, hoe zouden opdrachtgevers en burgers het danmoeten snappen?’Indira van ’t Klooster

De tandarts en de architectPANORAMA-uitwisselingen vinden niet alleen plaats tussenNederland en andere landen. Duitsland organiseerde eenPANORAMA met Slovenië. Architectuurbeleid over de grens. Indira van ’t Klooster

OpgavenHerbestemmen voor de jeugdJongeren en gehandicapten in Nijmegen en Delft hebben prachti-ge huisvesting gevonden in een oude fabriek en een katholiekekerk. Uit de ervaringen zijn wijze lessen te trekken.Dirk Bergvelt

Het ontwikkelen van tussentijd Bouwgrond ligt soms jarenlang braak zonder dat iemand er ietsmee doet. Zonde en onnodig. De Tussentijd Ontwikkelings-Maatschappij (TtOM) gaat er iets aan doen. Edwin Verdurmen

Duurzaamheid is burgerparticipatieDuurzaamheid is een begrip dat overal opduikt. Maar wat bete-kent het precies? Wat is de architectonische opgave en wat kande opdrachtgever eraan doen? Deel 1: John Habraken.Pieter Winters

PraktijkDrijvend debatterenDe Ark drijft! Architectuurcentrum Friesland heeft eindelijkeen onderkomen. En er zijn ook plannen.Hester Berkelmans

Van kop tot teenDit jaar stelt Architectuur Lokaal in elk nummer een veelbelo-vende jonge professional aan u voor. Deze keer: MariskaLouman van Dolte Stedenbouw.Maaike van Beusekom

Het verlaten atelier van de wereldChristiaan Weijts

Regie Waar gaat het Essentgeld heen?Wouter Bos was snel met het temperen van het enthousiasme over deEssentmiljoenen. Maar was dat terecht? Wat zijn de plannen van degemeenten eigenlijk?Frank van de Poll

OpgavenPrijsvraag Hollandse BrugDe Hollandse brug kan een hoogtepunt van de ‘A6-beleving’ worden.Rijkswaterstaat schreef een prijsvraag uit. Deelnemers werd gevraagd ombinnen alle vrijheid een sober ontwerp te maken.Jan Kolvoort

18

04

05

12

14

16

20

22

23

24

08

10

Hoop (‘07)Janneke Luursema is gefascineerd door stille getuigen van menselijke aanwezigheid. De mens is in fotografie meestal debelangrijke afwezige, maar de sporen die hij achterlaat reflecterenzijn handelen. Luursema legt deze invloed van de mens op zijn omgeving vast. Dit leidt niet alleen tot een fotografischgedocumenteerd, maar vooral ook tot een poëtisch beeld vaneen deel van de werkelijkheid. Momenteel werkt Luursema aaneen fotoboek over het Westerpark in Amsterdam.

Janneke Luursema (1971) kreeg haar opleiding aan de Foto-academie Amsterdam, waar ze cum laude slaagde in 2004. Zevolgde hierna een masterclass bij Jan Zwart (2006) en Marcelvan der Vlugt (2007). Haar werk werd in 2005 genomineerd voorde Photoacademy Award (categorie Interior/Exterior) en in 2008voor PANL (2008, categorie Fashion/Lifestyle). Werk van haarwas te zien tijdens de Fotomanifestatie Noorderlicht (2004), ophet Fotofestival Naarden (2005) en in het NederlandsArchitectuur Instituut (2007). www.jannekeluursema.nl

Voor de cover van Architectuur Lokaal stelt telkens een andere(architectuur)fotograaf zijn mooiste archieffoto ter beschikking.

Page 4: Architectuur Lokaal #67

4 Architectuur Lokaal #67

Lokaal Mondiaal

Scandinavië heeft de reputatie een land te zijn meteen overvloed aan natuur en ruimte, waarin groot-schalige open landschappen worden afgewisseldmet oneindige aaneengesloten bossen. Het gebiedheeft kortom vooral dat wat in Nederland schaarswordt, of al niet meer bestaat. Die mythische kwaliteit zit niet alleen verstopt in de natuur, maarzat ook in de traditie om landschap in verband tebrengen met architectuur. De door architectuur-toeristen meest bezochte hoogtepunten zijn te vinden in Malmö en Stockholm waar Asplund enLeverentz hun begraafplaatsen hebben gemaakt.

In de realiteit van het moderne Zweden lijkt die traditie samen met de oude meesters te zijnbegraven. Het land kampt met vergelijkbare pro-blemen als in Nederland. In de stad Helsingborg in de Oresundregio waar ik de afgelopen jaren

een vestiging van Onix heb opgestart, is sprake vaneen stevige suburbanisatie. Het is een corridor vanverstedelijking langs snelwegen, segregatie in degrotere steden, en ook hier de verkwanseling vanhet open landschap. Zelf spreekt men van een Oresundmetropool waarmee de ring van steden rond de Oresund wordt bedoeld, met alsgrootste stad Kopenhagen. Naarstig wordt geprobeerd om deze regio te ontwikkelen als een Ecopolis uitgestrekt rondom een blauw hart.Ondanks het feit dat in Zweden minder geld aanresearch en onderzoek wordt uitgegeven dan inNederland en het land een zwakke planologischetraditie heeft, ligt een belofte in dit zuid-Zweedselandschap opgesloten. Die belofte gaat over de onuitroeibaarheid van hetbegrip natuur in de hoofden van de Zweden. Vaak

tot ergenis van ontwerpers die vooral artificiëlelandschappen willen ontwerpen. Zelf denk ik datde enige filosoof die we ooit in Nederland hebbengehad, Spinoza, ons duidelijk heeft gemaakt datalles als natuur gezien kan worden: mens, dier ending. Hier ligt voor mij de belofte dat steden,gebouwen en landschappen samen een natuurlijkeomgeving kunnen vormen. Een idee om verderaan te werken in een tijd dat wereldwijd deze nieu-we vorm van natuur de meeste aandacht vraagt.

Architect Alex van de Beld is partner in Onixarchitecten en startte enkele jaren geleden een filiaal in Zweden. In 2009 bericht hij over architec-tuur en opdrachtgeverschap in Scandinavië.

Spinoza in Zweden

Foto: Onix

Page 5: Architectuur Lokaal #67

5Architectuur Lokaal #67

Regie

Interview > Tekst: Indira van ’t Klooster > Beeld: Maarten van Schaik

Al 15 jaar richt TANGRAM Architekten zich op verdichtingsstrategieën in de bestaande stad.Charlotte ten Dijke is niet de enige, maar misschienwel één van de meest gepassioneerde verkondigersvan de verdichtingsleer. Sinds de Nota Ruimte (2005)is de noodzaak tot verdichten verankerd in rijksbeleid.Maar dat is pas het begin. ’De mogelijkheden van decompacte stad, van binnenstedelijk verdichten, zijnnog onbekend. Ontwerpers en opdrachtgevers mij-den ze. Burgers geloven er niet in. Maar ik wil dathet concept landt, en we zijn er dichter bij dan ooit.’

‘De vraag is nu: hoe maak je beleid concreet?’ Charlotte ten Dijke steektdirect van wal. Gepassioneerd schetst ze niet alleen het probleem, maar ookde oplossing en de knelpunten daarbij. Na jarenlang als betrekkelijke outsiderste hebben geopereerd, is TANGRAM Architekten nu onderdeel van diversecruciale schakels die nodig zijn om beleid tot praktijk om te bouwen. Hetbureau is één van de deskundigen in het Kennistraject Verstedelijking, eendenktank van VROM. Bij de BNA heeft TANGRAM Architekten het initiatiefgenomen een commissie te vormen die aanbevelingen doet aan minister

Cramer over noodzakelijke maatregelen voor succesvol verdichtingsbeleid.In het voorjaar is ze gastredacteur van architectuurtijdschrift DAX. Enondertussen geeft ze lezingen door het hele land aan bestuurders van allegezindten. ‘Vroeger spraken we vooral voor linksgeoriënteerde groeperingenen partijen, nu ook voor het CDA. En ook dan landt het besef dat verdichtennoodzakelijk is. We hebben het rijk aan onze zijde en steeds meer opdracht-gevers, maar dat is niet genoeg.’

Het probleem is groot. ‘Het rijksbeleid wordt niet goed opgepakt op lokaalniveau. Dat komt omdat geen methode is bedacht om aan te sturen en tecontroleren. Er is geen apparaat, er is geen kennis.’ Ter illustratie van het soortprojecten waar het dan om gaat, noemt Ten Dijke een groot project in Tilburg.‘Daar is aan de rand van de stad een groot probleem met de ontsluiting van destad. We hebben een voorstel gedaan waarin wegen, parkeergelegenheid envoorzieningen onder de grond verdwijnen, waardoor op maaiveldniveauruimte komt voor een stadspark met woningen. Dat plan hebben we helemaallaten doorrekenen. Het was weliswaar duurder dan de meer traditionelevoorstellen met geluidswalwoningen, maar op de langere termijn ook rendabeler. En complexer. De gemeente durfde het niet aan.’ Waarom niet?‘Een project als dit vereist lef, kennis en visie. Het project is te groot en tecomplex voor een wethouder die in vier jaar moet scoren. Voor dit soort pro-jecten zou een gemeenteoverstijgend projectteam moeten worden opgerichtdat 15 jaar aanblijft om het te realiseren, dat los van de politieke realiteit kanwerken. Tegelijkertijd ontbreekt kennis bij de overheden. Daarom pleiten wevoor een kenniscentrum voor verdichtingsvraagstukken, vergelijkbaar methet International New Town Institute in Almere. Dat kenniscentrum kanwetenschappelijk onderzoek doen en voorbeeldprojecten verzamelen dieopdrachtgevers en ontwikkelaars laten zien dat intensivering loont en duur-zaam is. Het is een enorm breed kennisveld dat een rol speelt bij verdichtings-problematiek. Neem bijvoorbeeld het onderzoek van Newman, hoogleraar

Alle lagen vande stad

Page 6: Architectuur Lokaal #67

Regie

6 Architectuur Lokaal #67

Page 7: Architectuur Lokaal #67

7Architectuur Lokaal #67

Regie

aan de Murdoch Universiteit in Australië, die al in 1999 aantoonde dat de matevan dichtheid en compactheid van een stad een gunstige invloed heeft op hetenergieverbruik van de totale stad. (1) Of het onlangs gepubliceerde proefschriftvan Jolanda Maes van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van deGezondheidszorg. (2) Maes legt een rechtstreeks verband tussen gezondheiden de nabijheid van groen in de leefomgeving. Je zou zeggen dat dat allangbekend is, maar nu is het voor het eerst wetenschappelijk bewezen. Al ditsoort kennis is nodig om de hogere kosten van intensivering van de bestaandestad te kunnen afzetten tegen positieve lange termijneffecten voor de stad.’

Niet iedereen gelooft hierin. Peter Drijver van SCALA zegt dat TANGRAM’sverdichtingsideeën buiten de realiteit staan. (3) Modellen zoals in Almere enPoundbury in Engeland lijken hem vruchtbaarder. Letterlijk: “Tangram’stekst laat een standaardbeeld zien van ontwerpers die ambtenaren willenverleiden tot experimentele innovatie die moet leiden tot vooropgezettevormuitkomsten.” Ten Dijke reageert ernstig. ‘Dat vind ik te gemakkelijk.Geen enkele van de plannen leidt tot eenvormige woningen. Dat kan ookniet, want het gaat om integraal denken, om alles met elkaar in verbandbrengen. Dat leidt nooit tot één type uitkomst. Dat is juist het mooie, terwijl weverdichten kunnen we vrijstaande villa’s maken, rijtjeshuizen, appartementen,waterwoningen, de mogelijkheden zijn legio. Zijn opmerking illustreert weldat meer visie en kennis nodig is, bij ontwerpers en bij opdrachtgevers, omde omvang van de opgave te onderkennen. Want laten we reëel zijn: als vakgenoten het al niet begrijpen, hoe zouden opdrachtgevers en burgers hetdan moeten snappen?’

Dan Rudy Uytenhaak. Hij houdt zich sinds 2003 intensief bezig met ver-dichting via zijn leerstoel Architectuur aan de TU Delft. In De Architect zeihij onlangs dat verdichtingsonderzoek maar in beperkte mate door een archi-tect kan worden gedaan. Het echte werk is voor bestuurders en stedenbou-wers. (4) ‘Ja, daar heeft hij gelijk in. Hij onderzoekt, maakt wetenschappelijkemodellen van dichtheidsvariabelen, gevelvereisten enzomeer. Dat is enormbelangrijk, maar dit onderzoek blijft op het niveau van de typologie, van hetgebouw. Wij doen aan gebiedsontwikkeling, we beginnen niet bij het gebouw,maar bij de lagen van de stad. Bij de onderliggende vervoersstructuren,groen- en watergebieden, morfologische opbouw, eigendomsverhoudingen,sociale en economische opbouw, leeftijdsopbouw van de bestaande voorraad,enzovoort. Een stad moet op het niveau van die onderliggende lagen wordenbenaderd en begrepen. Een stad is nu eenmaal een menging van veel systemen,geen verzameling van modellen. Daarom gaan Uytenhaak en wij op verzoek vande Rijksbouwmeester onze kennis bundelen bij het verzamelen van goedevoorbeelden. Hij heeft de wetenschappelijke kennis, de modellen. Wij kunnendie integreren met natuur, water, beleid uit andere vakgebieden, economischeinvloeden en gevoelsmatige factoren. Daar hebben we al jaren ervaring mee.’

Op die manier kan de vakwereld verder worden gewezen op de mogelijkhedenen het nut. Maar wie overtuigt de burger? ‘Het Rijk zet nu vol in op verdichten.

Eerst in de Nota Ruimte, maar nu nog concreter in de nota Randstad 2040en de architectuurnota Een cultuur van ontwerpen. De minister, maar wijook, zal veel duidelijker moeten uitleggen wat compact wonen betekent. Dat het geen hoogbouw is, geen versteende woonvlakte, dat het kansen biedt.Waar het om gaat is dat binnenstedelijke verdichtingsplannen de ellendewegontwerpen. Vanuit een weinig aantrekkelijke situatie van snelwegen,kantoren en aanrijroutes kán een aantrekkelijk woonmilieu ontstaan. Datlukt nooit wanneer je vanuit het defensief ontwerpt, met geluidswalwoningenbijvoorbeeld of met hekken.’

En het moet nu gebeuren. Ten eerste omdat de tijd dringt. ‘Nu zitten we nogin een groeiscenario, maar dat gaat veranderen. Bouwactiviteit is cruciaalvoor het ontwikkelen van ruimte. Bouwen is een bron van inkomsten die kanworden aangewend om de kosten van natuur, parken, water en ondergrondseconstructies te dragen. Het klinkt bizar, maar het is de realiteit van vandaagde dag. Niet bouwen levert geen geld op. Als straks de krimpscenario’s door-zetten in Nederland, en dat gaat gebeuren tussen nu en 30 jaar, dan vallen degeldstromen voor verdichten weg. Ook dat moeten we ons realiseren. Elkeuitbreidingswijk die we nu bouwen, bouwen we voor de afbraak. Over 30jaar zullen de buitenwijken grotendeels zijn leeggelopen.’ Ten tweede zou hethuidige economische tij wel eens een gunstige factor kunnen blijken te zijn.‘Gemeenten hebben de afgelopen jaren ontdekt dat hun middelen om regiete voeren zijn afgenomen door de toenemende macht van ontwikkelaars enhet wegbezuinigen van ambtenaren met kennis. Nu veel investeerders enontwikkelaars het moeilijk hebben zien we een paar belangrijke dingengebeuren. Het brengt het graaien in de ruimte van private partijen tot stilstand.Gemeenten kunnen tegen gunstige voorwaarden de grond terugkopen, waarontwikkelaars nu graag van af willen. Ontwerpers zien, in onzekere econo-mische tijden, weer perspectieven bij zelfbewuste gemeenten. Dat gevoegd bijde trend dat programma’s op maat, locatiegericht en binnenstedelijk bouwensteeds belangrijker wordt, is heel goed nieuws in financieel donkere tijden.‘

(1) Peter Newman en Jeffrey Kenworthy, Sustainability and Cities Overcoming Automobile Dependence, Perth, Island Press 1999, zie o.a. p. 100-101.(2) Jolanda Maes, Vitamin G – green environments, healthy environments, Universiteit van Utrecht, Utrecht 2008(3) zie www.ruimteforum.nl(4) De Architect, september 2008, p. 21-23

InformatieTANGRAM Architekten is één van de adviseurs van het KennistrajectVerstedelijking, opgezet door de directie Nationale Ruimtelijke Ordeningvan VROM. In maart 2009 is een aanbevelingsbrief van de werkgroepVerstedelijking van de BNA aan minister Cramer verzonden. In mei 2009 isTANGRAM Architekten gastredacteur van het tijdschrift DAX. Het thema is

‘Elke uitbreidingswijk die we nu bouwen, bouwen we voor de afbraak. Over 30 jaar zullen de buitenwijken grotendeels zijn leeggelopen.’

Een cultuur van ontwerpen > “De ruimte in de stad moetintensiever worden gebruikt, omhet landelijk gebied zo veelmogelijk open te houden. [...] Deverdichting mag niet ten kostegaan van een goed functionerendeopenbare ruimte. Die is vanvitaal belang voor het stedelijkeleven, de kwaliteit van de leef-omgeving en de gezondheid vande bewoners. De openbare ruimtemoet in al zijn verschijnings-vormen veilig, toegankelijk enuitnodigend zijn, van woonstratentot stadssnelwegen en van pleinentot parken.”

Randstad 2040 > “Tot 2040 zijn er ten minste circa500.000 nieuwe woningen nodigin de Randstad. […] Het [kabinet]denkt dat deze kwalitatieve enkwantitatieve opgave op diversemanieren kan worden aangepakten beantwoord. Allereerst doorsterke verdichting en herstructu-rering van verouderde woon-werk-locaties in de steden en transfor-matie van in onbruik geraakteterreinen tot nieuwe stedelijkegebieden met een woon-/werk-functie. [...] Als het betrokkenpartijen lukt de verdichting enherstructurering in de bestaandesteden vorm te geven, zijn pas na 2030 nieuwe, grootschaligeuitbreidingslocaties nodig.”

Page 8: Architectuur Lokaal #67

8 Architectuur Lokaal #67

Regie

Opdrachtgever in NL > Tekst: Frank van de Poll > Foto: gemeente Tilburg, gemeente Emmen

Even was er grote opschudding in het land. Al die vrijkomendeEssentmiljoenen: zouden gemeenten wel kunnen omgaan met die verantwoordelijkheid? Vanuit de Tweede Kamer en het kabinet kwamen signalen dat lang niet iedereen daar veel vertrouwen in had.Maar wat zijn al die gemeenten dan van plan? Architectuur Lokaal liet het uitzoeken.

Toen zo’n tien jaar geleden werd besloten om deenergiemarkt te liberaliseren vonden veel mensendat een wijs besluit. De marktwerking zou een gunstige uitwerking hebben op de prijs die de consument voor de levering van zijn energie zoubetalen, zo was de gangbare mening. Maar nu wemidden in een financiële crisis zitten, is het grenze-loze vertrouwen in de vrije markt afgenomen. Nu de banken voor een deel zijn genationaliseerdwordt ook de roep om niet alle nutsbedrijven dienog in overheidshanden zijn te verkwanselensteeds luider.

Maar dat is vooralsnog aan dovemansoren gericht.Dat valt te concluderen uit de overname van hetNederlandse energiebedrijf Essent door het DuitseRWE. De aandeelhouders zullen een bedrag vanrond de negen miljard euro ontvangen. Ondertussenwrijven de aandeelhouders zich in de handen. Dieaandeelhouders, dat zijn zes provincies en 140gemeenten. Noord-Brabant, Overijssel en Limburgbezitten de meeste aandelen, bij elkaar opgeteldzo’n 65 procent. De provincies Groningen, Drenthe,Flevoland en 140 gemeenten hebben de rest. Zijhebben de provinciale en gemeentelijke schat-kisten alvast wijd opengezet om de toestroom vanmiljoenen Essenteuro’s bijtijds op te kunnen vangen. Logisch dus dat zowel de provinciale alsgemeentelijke aandeelhouders geen zin hebben ineen principiële discussie over het vermarkten vande energiesector zoals die vooral door de SP in deTweede Kamer is aangezwengeld. En dat ze ookniet gevoelig zijn voor de argumenten van PvdA-Kamerlid Diederik Samson die de verkoop vanEssent aan een Duits bruinkoolconcern (’een vuilestroomleverancier’) niet bepaald een goede ont-wikkeling vindt voor een duurzaam energiebeleid.Zij staan vooralsnog eensgezind achter de verkoopvan Essent en doen alle ophef uit Den Haag een-

‘Wij zijn eigenlijk nog helemaalniet toe aan een besluit over hoewe het geld straks gaan uitgeven’

Spoorzone Tilburg.

Waar gaat het Essentgeld heen?

Page 9: Architectuur Lokaal #67

9Architectuur Lokaal #67

Regie

voudigweg af als een eenmalige oprisping vanwegede gasruzie tussen Rusland en de Oekraïne.

Maar helemaal gerust kunnen de aandeelhoudersniet zijn. De kans dat het schip met Essentgeldonderweg wordt onderschept voordat het veilig dehaven bereikt, is niet helemaal denkbeeldig. Er zijnkapers op de kust. Zo was minister van FinanciënWouter Bos er als de kippen bij om de euforie vande provincies en gemeenten te temperen. Laten deaandeelhouders zich vooral niet te snel rijk rekenen,zo liet hij onlangs weten. Bos maakt zich vooralzorgen over de provincies en gemeenten die alallerlei plannen hebben klaarliggen die ze met hetextra geld willen financieren. ‘Bij het bepalen vanhun huidige financiële positie houden we er ookrekening mee dat [de aandeelhouders] nu aandelenEssent hebben en dividend ontvangen’, zo schreefBos op 15 januari op zijn weblog. ‘En we gaan ervan uit dat die financiële positie na verkoop eigen-lijk niet verandert: nu hebben ze aandelen en eenjaarlijkse dividendstroom, straks staan de opbreng-sten ergens op een rekening en hebben ze jaarlijkserente. Maar als ze het geld dat ze verdienen met deverkoopopbrengst nu massaal gaan uitgeven, verslechteren ze hun financiële positie ten opzichtevan wat wij als uitgangspositie hebben genomen.Consequentie: als ze het geld verbrassen, creërenze een tekort dat wij niet zullen aanvullen. Ergo:aandeelhouders die hun aandelen willen verkopenomdat ze denken dan meer geld te zullen uitgevendan nu, rekenen zich onterecht rijk en snijdenzichzelf in de vingers.’

De gemeenten onder curatele van de rijksover-heid? Het lijkt er op. Zo probeert Bos via eenomweg de Essentmiljoenen af te romen door delagere overheden te dwingen het geld in hun zakken te houden omdat hij niet wil dat het wordtuitgegeven aan allerlei infrastructurele projecten.Betuttelend en irritant, die bemoeizucht uit DenHaag. En het riekt naar willekeur, want onder hetmotto centraal wat moet, lokaal wat kan wordenlokale en provinciale overheden al jarenlanggeacht om zelf hun geld bij elkaar te sprokkelen,bij voorkeur in samenwerking met het bedrijfsleven.Dat wordt door de gemeenten niet altijd even leukgevonden, maar het is nu eenmaal rijksbeleid. Het

roept de vraag op waarom wel lokaal bezuinigd engeïnvesteerd kan worden en niet lokaal gecashed.Waarom zijn gemeenten wel bekwaam genoeg meteen lege portemonnee en niet als het geld opeensbinnenstroomt? En zou het niet prachtig zijn alsgemeenten een deel van het Essentgeld in ruimte-lijke kwaliteit zouden steken? Al was het maar alsstimulans voor de inzakkende economie. Ook devakbonden en de werkgevers dringen aan op stimuleringsmaatregelen om de economie weer uithet slop te halen, onder meer door een forse inves-tering in de infrastructuur, in wegen en in bouw.

Maar de gemeenten zelf zijn vooralsnog voor-zichtig. Een rondje langs een aantal toekomstigegrootverdieners leert dat men niet van plan is hetEssentgeld onmiddellijk te besteden. ‘Wij zijneigenlijk nog helemaal niet toe aan een besluit overhoe we het geld straks gaan uitgeven’, zegt eenwoordvoerder van wethouder Pauli (Financiën)van Den Bosch, die straks ruim 309 miljoen eurotegemoet kan zien. ‘De eerste discussies over debegroting van 2010 vinden bij ons pas in het najaarplaats. De raad heeft wel al laten doorschemerendat een deel van het geld op een spaarbankrekeningkomt om het verlies van een jaarlijkse dividend van15 miljoen euro op te vangen.’ Ook de gemeenteTilburg (na verkoop van de Essentaandelen goedvoor zo’n 306 miljoen euro) heeft nog geen plannengemaakt. Maar desgevraagd wil de voorlichter vanwethouder Hamming (Ruimtelijke Ordening) weleen aantal projecten noemen die in Tilburg op derol staan waar wel wat extra geld naar toe kan. Zo wil de gemeente dolgraag een grote indoor atletiek- en wielerbaan in het centrum van de stadbouwen. ‘Een volkspaleis, waarin ook andere evenementen kunnen worden gehouden’, volgensde woordvoerder. Een andere wens is de bouw vaneen shopping mall op een nog nader aan te duiden

plek aan de rand van Tilburg. ‘Dat zal bij degemeenteraadsverkiezingen in juni van dit jaar een belangrijke rol spelen’. En dan is er nog de ontwikkeling van de Spoorzone, besluit de woord-voerder, met een Cultuurkwartier en een nieuwetunnel onder het spoor. ‘Maar het zijn uitdrukkelijkwensen, niet meer dan dat. De discussie met deraad heeft nog niet plaats gevonden.’

In Emmen denken ze er al net zo over. Daarkunnen ze straks zo’n kleine 80 miljoen euro tegemoet zien, maar ook hier wordt gedacht volgenshet adagium van goed rentmeesterschap. Eerstmaar eens het verlies aan dividend opvangen eneen potje creëren voor de gevolgen van de financiëlecrisis. Terwijl in Emmen toch een aantal ambitieuzeplannen klaarligt op het gebied van ruimtelijkeontwikkeling. Zo wil men heel graag de verdubbe-ling van de N37 tot A37, heeft men vergevorderdeplannen voor de ontwikkeling van een grootrecreatiegebied ten zuiden van de kern Emmen enwil men het huidige dierenpark Emmen verplaatsenen uitbreiden met een nieuw theater. Projecten dieaardig wat geld opslokken, zou je denken, en afgedekt kunnen worden met het geld dat straksverdiend gaat worden. Maar niets daarvan.Volgens een woordvoerder van de gemeente kanvan een voortijdige bestemming van het Essentgeldgeen sprake zijn. Zij verwijst naar een recente briefvan het college van B&W aan de gemeenteraadwaarin onder meer wordt gesteld dat zelfs over deverkoop van het aandelenpakket nog geen definitiefbesluit is genomen. Laat staan over de bestedingvan de opbrengst.

Ook Wethouder Sijbom (Ruimtelijke en Eco-nomische Ontwikkeling) van de gemeente Hof vanTwente (goed voor zo’n 26 miljoen euro) houdtvooralsnog de hand op de knip en reageert uiterstterughoudend op de vraag wat met het Essentgeldmoet gebeuren. ‘We zullen allereerst toch het ver-lies aan de jaarlijkse dividendinkomsten moetengaan compenseren door een deel van het geld opeen bank te zetten’, zegt hij over de telefoon. ‘Hetis lastig om nu al precieze bedragen te noemenomdat over de hoogte van het bedrag dat wij straksna verkoop van de aandelen zouden krijgen noggeen duidelijkheid bestaat. Bovendien heeft ook de discussie met de raad nog niet plaats gehad. Degemeente heeft genoeg plannen op het gebied vanruimtelijke ontwikkeling, maar die zijn allemaal al begroot en financieel afgedekt.’

Hiermee is een aantal dingen duidelijk geworden.Ten eerste dat de ophef van landelijke politici over onverantwoorde besteding van de Essent-gelden wel erg voorbarig was. Daarnaast zullen degemeenten pas in het najaar een definitief besluitgaan nemen over wat ze met het geld gaan doen.En tot slot zal de roep om een deel van het geld teinvesteren in ruimtelijke projecten om de economi-sche neergang tegen te gaan de komende tijd zekertoenemen.

InformatieDe verkoop van Essent is het gevolg van deSplitsingswet, die per 1 juni van dit jaar ingaat.Productie en verkoop van energie en het beheervan de netwerken worden dan gescheiden. Hetcommerciële deel van de energiebedrijven wordtverkocht omdat de Nederlandse energiebedrijvenna de splitsing te klein zijn om een serieuze rol tespelen op de Europese energiemarkt.

‘Een volkspaleis, waarin ookandere evenementen kunnenworden gehouden…’

De verbeelding van de oost-westverbinding in het centrum van Emmen.

Page 10: Architectuur Lokaal #67

10 Architectuur Lokaal #67

Regie

Van Smit naar Van Woensel

Wethoudersestafette > Tekst: Peter Smit > Beeld: gemeente Den Haag

Bij de tramtunnel onder de Koningskade spelen allerlei factoren een rol en kwaliteit is daarbij een belangrijke. Niet alleen bij deHubertustunnel, maar bij allerlei infrastructurele projecten in Den Haag. Peter Smit reageert op de vraag van Karin Dekker en speelt het estafettestokje door naar Pieter van Woensel in Leiden.

O o, Den Haag. Mooie stad achter de duinen. Deligging zo direct aan zee vormt één van de sterkstetroeven van de Hofstad. Het is inderdaad iets omjaloers op te zijn. Een keerzijde is er ook. AlsHaags verkeerswethouder kijk ik op mijn beurtsoms weer begerig naar andere grote gemeentenlandinwaarts waar de toenemende stroom autover-keer wordt afgewikkeld via slimme ringen en rui-ten rondom de stad. Vanuit deze optiek bezien ligtde Noordzee voor Den Haag enorm in de weg.

Hoe kwetsbaar de stad bij het hedendaagse verkeersaanbod is, blijkt elke keer weer wanneer erop de Utrechtsebaan in de ochtend- of avondspitsiets mis gaat. De gevolgen daarvan zijn dan directtot ver buiten de stadsgrenzen op alle snelwegenvan en naar Den Haag merkbaar.Heel wat verkeerswethouders voor mij hebben zichal in dit typisch Haagse bereikbaarheidsvraagstukvastgebeten en creatieve oplossingen bedacht. Den Haag geldt als één van de meest groene stedenvan Nederland en is tegelijkertijd ook één van dedichtst bebouwde. Wie zo moet schipperen met deruimte, moet echt álle mogelijkheden verkennen.Zo bezien is het geen verrassing dat veel oplossingenondergronds werden gezocht en gevonden.

Mijn Groningse collega Karin Dekker schreefeind vorig jaar: ‘Recent is in Den Haag deHubertustunnel geopend en Smit heeft plannenvoor een tramtunnel onder de Koningskade. Let hijbij zijn afwegingen vooral op reistijd, bereikbaarheiden kosten of spelen kwalitatieve argumenten ookeen rol?’ Als ik heel eerlijk ben is die vraag niet zomoeilijk te beantwoorden. De (on)bereikbaarheidis altijd het startpunt en bij het bedenken van eenplan kijk je natuurlijk ook naar de kosten. Maarkwalitatieve aspecten spelen een dominante rol.Dat is geen loze stelling; je ziet het direct terug inde projecten die al zijn uitgevoerd.

Karin Dekker verwijst naar de Hubertustunneldie op 1 oktober vorig jaar door minister CamielEurlings is geopend. ‘De Hubertus’ is een belangrijkeschakel in de nieuwe verbindingsweg tussen Den

De Koekamp met daaronder de Hubertustunnel

Page 11: Architectuur Lokaal #67

11Architectuur Lokaal #67

Regie

Haag en de A4 die de stad aan de noordkant moetontsluiten. De tunnel zelf ligt in een kwetsbaarduinlandschap. Voor de aanleg is gebruik gemaaktvan een aparte boortechniek waardoor we denatuurlijke omgeving hebben kunnen sparen. Hetproject kon zonder noemenswaardige vertraging enbinnen het vastgestelde budget worden uitgevoerd.Dezelfde boortechniek gaan we over enkele jarenook gebruiken bij de aanleg van het Trekvliettracéaan de zuidkant van de stad. Na de Utrechtsebaanen Noordelijke Randweg wordt dit de derdebelangrijke aansluiting van Den Haag op het rijks-wegennet. Al deze maatregelen bij elkaar maken destad Den Haag optimaal bereikbaar. Medio vorigjaar stelde het kabinet voor dit doel 225 miljoeneuro beschikbaar, waarbij is afgesproken dat hetstadsgewest Haaglanden en de gemeente Den Haaghetzelfde bedrag investeren.

Middenin de stad, pal naast het station Den HaagCentraal ligt de Koningstunnel. Persoonlijk vind ik

dat misschien nog wel het mooiste voorbeeld van waar Karin Dekker in haar bijdrage voor dewethoudersestafette eind vorig jaar naar vroeg. De Koningstunnel ontvlecht in de eerste plaats het

De tunnel zelf ligt in een kwets-baar duinlandschap. Voor deaanleg is gebruik gemaakt van een apar-te boortechniek waardoor we denatuurlijke omgeving hebben

Randstadrail. Schetsontwerp van de Erasmuslijn bij het nieuwe Den Haag Centraal en Hubertustunnel

drukke auto-, tram- en busvervoer bij het station.Létterlijk daar bovenop ontstonden door de aanlegvan de tunnel mogelijkheden om een Central Park-achtige omgeving (de Koekamp) te creëren.De passagiers van tramlijn 9 – met ruim 40.000 reizigers per dag de drukste van Den Haag – kunnen de Koekamp dagelijks zien, want deze lijnrijdt vanaf het station door dit park de stad in. Met name in de spits is het op deze lijn vaak zodruk dat overvolle trams de wachtenden bij de haltes moeten laten staan. Momenteel wordenplannen voorbereid om met name op deze lijnmeer trams op het niveau en in de frequentie vanRandstadRail te laten rijden. Dat kan alleen maarals een oplossing wordt gevonden voor de kruisin-gen met het autoforensen-verkeer van en naar deUtrechtsebaan. Ook hier kijken we weer naar demogelijkheden ondergronds. Den Haag, tunnelstad.

Bovengrondse oplossingen zijn er ook. Demanier waarop RandstadRail 3 zich sinds enkelejaren door de zakenwijk Beatrixkwartier begeeft,mag gezien worden. Het tramviaduct ter hoogtevan halte Beatrixkwartier van Zwarts & Jansmaheet door de opvallende constructie in de volks-mond nu al ‘de netkous’. Zo’n koosnaam is snelingeburgerd. Wie zich een beetje verdiept in deHaagse volksaard weet dat je als stedenbouwkundigontwerper geen groter compliment kunt krijgen.Architectenbureau Zwarts & Jansma is ook ingeschakeld voor het ontwerp van twee nieuweperrons voor de Erasmuslijn vanuit Rotterdam. DeRandstadRailverbinding uit Rotterdam krijgt eenfuturistisch ogend station boven het busplatform.

Tot zover de toekomst van Den Haag. Hoe ga jemet dergelijke ingrepen om in een stad als Leiden?Die vraag leg ik graag voor aan wethouder Pieter vanWoensel. Hij is nu langer dan een jaar wethouder

Ruimtelijke Ordening, Binnenstad en Publiekszakenin Leiden. Van hem zou ik graag willen weten hoehij omgaat met welstand in de stad Leiden. Ik zougraag willen weten hoe in een historische binnen-stad zoals in die van Leiden en in de beschermdestadsgezichten van de stad invulling wordt gegevenaan welstand zonder teveel te tornen aan de creati-viteit van de architect. Is daar een middenweg in tevinden? Kan een stad als Leiden toch een podiumzijn voor vernieuwende architectuur?

InformatieIn deze rubriek vertelt telkens een wethouder over een concrete bouwopgave, een discussie overruimtelijke kwaliteit, een prangend voorbeeld vanverrommeling, een regionale aanpak of iets andersdat actueel is in de gemeente. Elk artikel eindigtmet een concrete vraag aan een wethouder van een andere gemeente die in het volgende nummervan Architectuur Lokaal het stokje overneemt.

Peter Smit, wethouder Den Haag

Page 12: Architectuur Lokaal #67

Architectuurbeleid zoals dat in Nederland bestaatheet in Duitsland Baukultur. Die benaming legt,meer dan in Nederland, de nadruk op de cultuurvan architectuurbeleid, als breed ingestoken, vakoverstijgend en nationaal fenomeen dat elkindividu afzonderlijk zou moeten raken. Zoalsiedereen twee keer per jaar naar de tandarts gaat,zo vanzelfsprekend zou ook architectuur moetenzijn. ‘Waarom zijn mensen niet geïnteresseerd inarchitectuurpolitiek?’, vraagt Michael Braum vande Bundesstiftung Baukultur zich af. Dat het ookin Slovenië niet eenvoudig is, heeft Metka Cernelc,

directeur-generaal Ruimtelijke Ordening van hetSloveense ministerie van VROM, dan al uit de doe-ken gedaan. ‘Wetgeving is moeilijk, procedures zijnmoeilijk, maar het allermoeilijkst is het om archi-tectuur te implementeren in het leven van alledag.’

Sinds kort heeft Slovenië architectuurbeleid.Cernelc benadrukt dat architectuurbeleid een rolkan spelen in het bij elkaar brengen van allerleiontwikkelingen die tezamen de ruimtelijke kwaliteitkunnen verhogen. ‘Architectuur is holistisch vannature en speelt daarom een rol bij het bij elkaarbrengen van allerlei soorten ruimtelijke kwaliteit.

12 Architectuur Lokaal #67

Regie

De tandartsen de architect

PANORAMA EUROPA > Tekst: Indira van ’t Klooster > Beeld: Gerhard Kassner

Onder de noemer PANORAMA EUROPA nam Architectuur Lokaal hetinitiatief tot bilaterale uitwisselingsbijeenkomsten tussen Nederland enandere Europese landen over architectuurbeleid. De eerste bijeenkomstwas PANORAMA NL<>D in 2002 in Keulen. In december 2008 brachtDuitsland het concept verder Europa in met een uitwisselingsbijeenkomsttussen Duitsland en Slovenië. Sinds de toetreding tot de EU in 2004 werktook Slovenië aan architectuurbeleid. Eén vraag hield de aanwezigen vooral bezig: hoe krijgen we ons architectuurbeleid bij de burger?

We hebben duurzame steden en duurzame ontwik-keling als centraal thema genomen, daarin spelenerfgoed en innovatie een belangrijke rol. Zo willenwe de kwaliteit in de gebouwde omgeving regisserenen aanpassen aan wereldwijde veranderingen.’ Deregering heeft de zaak grondig aangepakt. VladimirKrajcar van de Kamer van Architectuur enRuimtelijke Ordening in Slovenië vertelt: ‘Sinds2004 voeren we een nationale dialoog over archi-tectuurbeleid. Daarvoor sprak niemand daarover.Nu is een inventarisatie gemaakt van de verschil-lende architectuurperioden die per periode is inkaart zijn gebracht. Die laat zien dat architectuurin de jaren 70 tot stand kwam met een hoge matevan vakmanschap en deskundigheid. Toch is dewaardering laag. Het is dus nodig om het bewustzijnvoor de kwaliteiten van die periode te verhogen,de kennis vergroten en de gebouwen doelgericht tebeschermen. De periode 1980-1990 was een tijdvan pps en gebiedsontwikkeling, design & build,en het einde van de onafhankelijkheid van dearchitect. Sinds 1990 zien we een massale productievan architectuur van lage kwaliteit. Er was geensprake van ruimtelijke ordening en stedenbouw ophet niveau van de hele stad, hooguit op het niveauvan de bouwkavel, en dan nog alleen daar waar degemeente of het rijk eigenaar is van de grond. Datgeldt nog steeds. Het systeem van EuropeseAanbestedingen lost de problemen tot op hedenniet op.’ Architectuurbeleid geeft handvatten om

Page 13: Architectuur Lokaal #67

13Architectuur Lokaal #67

Regie

daar iets aan te doen. Krajcar: ‘Er zijn regels nodigen enkele stappen zijn inmiddels gezet. Zo is hetauteursrecht van de architect geregeld en het ismogelijk om een architect als leider van een bouw-team aan te stellen. Toch ligt de positie van dearchitect continu onder vuur. Wat nodig is, is hetbewustzijn voor deze stand van zaken verhogen enkwaliteitscriteria voor Europese Aanbestedingenopstellen.’

In Duitsland zijn ze al wat verder. Braum consta-teert dat met architectuurbeleid een infrastructuurvan architectuurcentra, wedstrijdcultuur en andereinstrumenten op gang is gekomen, maar toch is hijniet tevreden. Architecten en stedenbouwkundigenzijn de belangrijkste belanghebbenden bij Baukultur,maar burgers bereiken ze nauwelijks. Hij weet ookniet goed hoe dat wel zou kunnen. ‘Moeten we heneen lidmaatschap geven voor Baukultur? Moet ereen parlement komen voor Baukultur? Architec-

tuuropleidingen betrekken? Projectontwikkelaarsbetrekken?’ Enigszins wanhopig kijkt hij de zaalin. ‘Het enige wat we doen, hier ook weer, is hetuitwisselen van kennis over hoe we het publiekzouden kunnen bereiken!’ Hij stelt dat architectenen politici hun belang kennen bij architectuurbeleid,maar burgers niet. ‘Architecten denken dat architectuurbeleid hen werk zal brengen. Politicidenken dat het de ruimtelijke kwaliteit op landelijkniveau zal verbeteren. Wat moet het publiek denken?’ Om vervolgens zelf het antwoord tegeven: ‘Dat architectuurbeleid de lokale kwaliteitzal verbeteren, door lokale opdrachtgevers!’

Barbara Feller van het Platform Architectuur enBaukultur in Oostenrijk reageert. ‘Het beste architectuurbeleid is goede gebouwen maken. Hetpubliek interesseren via architectuuropleidingen,hen onderwijzen in de principes van ruimte.Mensen besteden het meest van hun geld aanwoningen. Make them fans!’ Volgens ThomasWelter van de Architektenkammer is het verschiltussen een architect en een tandarts dat het recht-streekse verband tussen dienst en kwaliteit vanleven bij architecten minder evident is dan bijtandartsen. Zo ervaren burgers dat althans. Tochzijn gaten en rotte plekken in het stedelijk weefselminstens zo vervelend voor individuele burgers als een slecht gebit. ‘Betere communicatie kan datduidelijk maken.‘Metka Cemelc kan dat beamen. ‘Ja, we moeten

communiceren over architectuurbeleid, maar wehebben niet de middelen om dat goed te doen. Voorpublieke belangstelling is een integrale benaderingnoodzakelijk. Bijvoorbeeld in educatieve program-ma’s voor kinderen.’ Braem: ‘Heel moeilijk zou hettoch niet moeten zijn, tenslotte gaan mensen lievernaar een architect dan naar de tandarts.’

InformatiePANORAMA D<>SLO vond plaats op 4 decem-ber jl. in Berlijn. Behalve betrokkenen uit Sloveniëen Duitsland waren ook deskundigen uit Finland,Oostenrijk, Kroatië, Tsjechië en Zwitserland aan-wezig. Architectuur Lokaal ging nader in op deachtergronden van PANORAMA EUROPA. Zieook: www.architektur-baukultur.de Verslagen vaneerdere PANORAMA-bijeenkomsten zijn te vin-den op www.arch-lokaal.nl

‘Wetgeving is moeilijk, procedu-res zijn moeilijk, maar het aller-moeilijkst is het om architectuur te implementeren in het leven van alledag.’

‘Architecten denken dat architectuurbeleid hen werk zalbrengen. Politici denken dat het de ruimtelijke kwaliteit op landelijk niveau zal verbeteren.Wat moet het publiek denken?’

Eén van de drie workshops tijdens de bijeenkomst PANORAMA D<>SLO

Page 14: Architectuur Lokaal #67

14 Architectuur Lokaal #67

Opgaven

Maatschappelijk vastgoed > Tekst: Dirk Bergvelt > Beeld: Royal Print

Oude gebouwen kunnen een mooie woonplek worden voor jonge gehandicapten. Het vraagt de nodige inspanningen van opdrachtgeveren architect, maar het resultaat maakt alles goed. Dat is de boodschap na de verbouwing van de Nijmeegse Daniëlskerk. Vergelijkbare signalen komen uit het Thomashuis in de Oliemolen, een negentiendeeeuws fabriekje in Delft.

Herbestemmen voor de jeugd

Wat is de overeenkomst tussen een katholieke kerken een fabriek voor lijnzaadolie? Voor allebei zijnbetere oplossingen te verzinnen dan slopen. Dat isgoed te zien aan de Daniël, een voormalige RKkerk waar sinds 2007 voor gehandicapte kinderenen jongeren mogelijkheden zijn voor wonen, dagopvang en onderwijs. De oorspronkelijkeDaniëlskerk stamt uit 1961 en ligt in de kort na deTweede Wereldoorlog gebouwde Nijmeegse wijkHeseveld. Het Thomashuis aan de rand van denieuwe Delftse wijk Hoornse Zoom biedt onderdakaan volwassenen van alle leeftijden, maar de huidigegroep bestaat in meerderheid uit gehandicaptejongeren van rond de twintig. Hun oliemolen iseen karakteristiek eiland in een zee van Vinex.

In beide gevallen begon het met solide argumentenom te slopen. Het bisdom had al plannen om deNijmeegse kerk via een lucratieve transactie overte doen aan een projectontwikkelaar. Als degemeente zou meewerken aan een wijziging vanhet bestemmingsplan kon de aantrekkelijk gelegengrond veel geld opbrengen. In Delft werd hetfabriekje eerst gezien als een sta-in-de-weg bij deaanleg van de nieuwe woonwijk. Het liep allemaalanders omdat een paar enthousiaste individuenvraagtekens plaatsten bij sloop en alternatievenonder de aandacht brachten.

Herbestemmen draait rond twee spillen: het oudegebouw moet waarde hebben voor de omgevingen de nieuwe gebruikers moeten zich er thuis kunnen voelen. De Daniël heeft zijn voortbestaante danken aan een lokale actiegroep. De dochtervan de lokale architect De Bruijn die de kerk in1961 had ontworpen, kreeg steun van omwonendenin haar verzet tegen de sloopplannen. Nadat degemeente de kerk als monument had aangewezenwas sloop van de baan en werd gestudeerd opmogelijke nieuwe bestemmingen van de kerk. Alin een vroeg stadium meldde De Driestroom zichals gegadigde. Deze organisatie biedt ondersteuningaan mensen met een verstandelijke beperking inde regio Arhem - Nijmegen. De Driestroom werktmet kleine vestigingen, maar wil wel duidelijk inde wijk aanwezig zijn. ‘We zijn geïnteresseerd inmarkante plekken’ vertelt Johan Emons. Hij isclustermanager van De Driestroom en was al meteen kindercentrum in de buurt actief. De belang-stelling voor bijzondere gebouwen heeft te makenmet de toegenomen marktwerking in de zorg.Cliënten, en hun ouders, kunnen uit verschillendeaanbieders kiezen. De vestiging in De Daniël maaktDe Driestroom heel zichtbaar en herkenbaar.Bovendien draagt de centrale ligging in de wijk bijaan de maatschappelijke integratie van cliënten.

De Driestroom wilde de kerk niet zelf gaan ver-bouwen, daar had woningcorporatie Portaal meerervaring mee. Zo had Portaal een prijs gewonnenmet de herbestemming van de Arnhemse OLVrouwekerk, waarbij was samengewerkt metarchitect Peter Koelewijn van K3 architectuur enplanning. Die samenwerking werd voortgezet.Omdat De Driestroom vanaf de start betrokkenwas, konden Portaal en K3 De Daniël voor de toekomstige bewoners en gebruikers op maat gaanaanpassen.

Het deel van de Delftse Oliemolen dat werd herbestemd voor wonen met zorg is eveneens eenmaatpak geworden. Architect Ineke Hulshof vertelt dat het eerst moeite kostte om een nieuwefunctie voor het gebouw te vinden. Voordat zijbetrokken raakte, hadden verschillende potentiëlegebruikers zich al teruggetrokken. Dat De

Er ontstaan misverstanden omdat dat mensen uit de zorg het lastig vinden om bouwplannen te lezen.

Bewoners Thomashuis, De Oliemolen, Delft

De Oliemolen, Delft

Page 15: Architectuur Lokaal #67

15Architectuur Lokaal #67

Opgaven

Oliemolen toch toekomst had werd duidelijk toeneen Thomashuis zich in De Oliemolen wilde vestigen en toen woningcorporatie Staedion bereidbleek het Thomashuis te maken en te verhuren. Erzijn momenteel 55 Thomashuizen in Nederland,

waar kleine groepen gehandicapten worden begeleiddoor zelfstandige zorgondernemers. De meestebewoners betalen dit uit een combinatie van hunWajong uitkering (voor jonggehandicapten) en eenpersoonsgebonden budget. Ieder Thomashuis heefteen eigen karakter en bij ieder project wordt geletop sfeer en uitstraling. Een bijzondere locatie alsde Oliemolen past daar goed bij. Net als bij DeDaniël wisten opdrachtgever en architect ook inDelft voor welke huurders ze het plan gingen uit-werken. Dat is belangrijk, want een woongroepvan gehandicapten kan niet uit de voeten in eenstandaard huurwoning.

De Daniël en De Oliemolen zijn twee voorbeel-den uit een serie van tien die onlangs werdenbesproken in het Kenniscafé Wonen en Zorg.Daaruit kwamen tips voor mensen die nu met een herbestemming voor wonen en zorg willenbeginnen. Een belangrijke was: help de toekomstigehuurders om zo duidelijk mogelijk te zijn over demanier waarop zij het gebouw willen gebruiken.De woningcorporatie die de bouw voorbereidtweet niet altijd precies welke praktische eisen hetnieuwe gebruik stelt. De zorginstellingen komenvooraf wel met wensen, maar die zijn in het beginvaak te globaal. Er ontstaan ook misverstandenomdat dat mensen uit de zorg het lastig vinden ombouwplannen te lezen. Die misverstanden blijkensoms blijkt soms pas als het werk al is uitgevoerd.Vandaar de suggestie om meer en eerder met toekomstige huurders te spreken over de bouw-plannen. Het kost tijd, maar het verdient zichterug.

Nederland telt tal van gebouwen met vergelijkbaremogelijkheden als De Daniël en De Oliemolen. Ze kunnen aan een tweede jeugd beginnen metwonen en zorg als nieuw gebruik. Vaak heeft deomgeving daar baat bij. En als alles klaar is, wonenmensen die zorg nodig hebben op mooie plekkenen in mooie gebouwen. Dat mag best inspanningkosten.

InformatieIn december 2008 organiseerden ArchitectuurLokaal en RIGO het Kenniscafé Wonen en Zorgover het aanpassen van historische panden voorwonen en zorg. Een rapportage over voorbeeldenvan nieuwe zorgfuncties in oude gebouwen zoals De Daniël en De Oliemolen is binnenkort te downloaden via: www.kcwz.nl en www.arch-lokaal.nl

De woningcorporatie die de bouw voorbereidt weet niet altijdprecies welke praktische eisen het nieuwe gebruik stelt.

Daniëlskerk, Nijmegen

Page 16: Architectuur Lokaal #67

16 Architectuur Lokaal #67

Opgaven

Tekst: Edwin Verdurmen > Beeld: CASA

Stedelijke ontwikkelingen en transformaties zijn complexe processen die vaak meerdere jaren duren, soms zelfs enkele decennia. In de overgangsfase van de oude naar de nieuwe situatie verkeren gebouwenen soms hele gebieden voor een langere tijd in een schemerfase. Oude gebruikers zijn vertrokken en de nieuwe trekken pas in na deeindoplevering. Deze schemerfase wordt ook wel ‘tussentijd’ genoemd.De Tussentijd OntwikkelingsMaatschappij (TtOM) is in 2008 opgericht met als doel deze tussentijd te ontwikkelen.

Doorgaans ervaren opdrachtgevers tussentijd alseen negatieve periode, waarin de tijdelijke leegstandof braakligging slechts worden beheerd om verval,kraak en ander ongerief te voorkomen. Maar ookbouwprocessen worden door velen als hinderlijkervaren terwijl deze juist de mogelijkheid biedenom stedelijke transformatieprocessen inzichtelijkte maken en zaken uit te proberen die elders geenbestaansrecht hebben. De TtOM gaat er vanuit datde tussentijd tal van kansen biedt. In de tussentijdkunnen potenties van een plek worden onderzochten door middel van tijdelijke invullingen aange-toond. De tussentijd is in deze benadering eenspannende, experimentele periode waarin mogelijkeplancomponenten worden uitgeprobeerd en bijsucces worden verduurzaamd.

Cultuur speelt in de tussentijd een cruciale rol.Culturele initiatieven, architecten, kunstenaars,ontwerpers en andere creatieve ondernemersgebruiken en programmeren de tussentijd en zijnzo bij uitstek in staat om bijzondere kwaliteitenvan de plek te ontdekken, zichtbaar te maken ofzelfs te laten ontstaan. Wanneer deze kwaliteiteneenmaal manifest zijn geworden, probeert de TtOMdeze te verankeren in de toekomstige plannen doorin overleg te gaan met de grondeigenaren, overhedenen andere belanghebbenden.

Een concreet voorbeeld is tussentijd in een Vinex-wijk. In Schuytgraaf, een Vinexwijk in Arnhem Zuid,zijn de laatste jaren enkele duizenden woningengebouwd in meerdere woonvelden. De ontwikkelingvan het centrumgebied van Schuytgraaf laat echternog enkele jaren op zich wachten. Daardoor heeftde wijk nauwelijks voorzieningen en mist een hart.Het toekomstige centrum is momenteel niet meerdan een rivierpolder met braakliggende terreinenen landbouwgrond. De TtOM heeft voor een deelvan het toekomstige centrumgebied een planvisieontwikkeld waarbinnen de cultuur van het pionieren,

Het ontwikkelenvan tussentijd

Voormalige Cobercofabriek, daarna huisvesting CASA, Arnhem

Page 17: Architectuur Lokaal #67

het ontginnen, het maken en het ontwerpen dedrager vormt. De eerste fase van de planvisie bestaatuit het aanleggen van een centrumplein waaraanateliers voor ontwerpers en kunstenaars wordengebouwd in lichte architectuurvormen.

Woningbouwcorporatie Volkshuisvesting Arnhemstelt hiervoor vijftig kantoorunits ter beschikkingdie met minimale middelen worden omgebouwdtot frisse gebouwtjes. Ook zullen enkele romney-loodsen worden geplaatst waar groter werk kanworden gemaakt. Met dit plan worden meerderebehoeften aan elkaar verbonden. Door het aanleggenvan het centrumplein ontstaat ruimte in de wijk vooractiviteiten zoals een streekmarkt met Betuwseproducten, kunstmarkten, muziekfestivals enbuurtfeesten. In samenwerking met de kunstenaarsen ontwerpers zullen kunstmanifestaties wordengeorganiseerd in voorbereiding op het kunst- encultuurplan dat voor Schuytgraaf wordt opgesteld.KW37, een kunstenaarswoongroep die in het gebiedzal neerstrijken, gaat op het terrein een beeldenrouteaanleggen. Samen met andere kunstenaars geven zedaarmee alvast invulling aan een nog te ontwikkelen‘lineair kunst- en groenpark’, dat Arnhem Noord gaatverbinden met Park Lingezegen, het groengebiedtussen Arnhem en Nijmegen. Binnen de cultuurvan het bouwen en maken zal de TtOM in samen-

werking met kunstenaars een bespeelbaar landschapaanleggen met een kinderbouwspeelplaats.Momenteel wordt de samenwerking gezocht metonderwijsinstellingen om programmaonderdelente ontwikkelen voor het kunst- en cultuuronderwijsin de regio. Het plan voor Schuytgraaf voorziet ookin een dringende behoefte aan goedkope atelier-ruimte. Een zogenaamde ‘ontginningsas’ tenslotteverbindt de wijk met het rivierengebied van deNederrijn en andere groenvoorzieningen in dewijk. Langs deze ontginningsas zullen nog meervoorzieningen worden ingeplugd, al dan niet tijdelijkvan aard. Volgens planning wordt het plein met deaangrenzende ateliers in april van dit jaar uitgevoerd.De tijd tussen de initiatie van het plan en de realisatie ervan is dan ruim een half jaar. Snelheidis dan ook één van de goede eigenschappen vanprojecten in de tussentijd.

De ervaring leert dat een dergelijk plan alleenkan slagen als alle belanghebbende partijen op eengelijkwaardige manier meedoen. De gemeenteArnhem, GEM Schuytgraaf, VolkshuisvestingArnhem en atelierbeheerder SLAK nemen iedereen aandeel in de investeringen die nodig zijn omhet plan tot uitvoering te brengen. In ruil voor eenlage huurprijs zal van de kunstenaars en ontwerperseen inzet worden verwacht om de kantoorunits teverbouwen. Hiervoor heeft de TtOM in samenwer-king met Hoogte Twee Architecten een methodiekontwikkeld waarbij met wapeningsstaalnetten eenhuid om de kantoorunits wordt getrokken. Dezehuid, die begroeid wordt of ingevuld met anderematerialen, vormt een tropendak in de zomer enhoudt de gure wind in wintertijden tegen. De plein-gevels worden ingevuld met transparante gevels inlexaanplaat, een kassenbouwmateriaal. In de spouwvan deze gevels wordt verlichting opgenomen dietevens als straatverlichting dienst zal doen. Zoworden ook op architectonisch schaalniveau met

minimale ingrepen meerdere doelen gediend.Ook voor enkele andere gebieden in Arnhem

heeft de TtOM momenteel projecten lopen voor de tussentijd. Zo worden plannen ontwikkeld voorde tussentijd van een voormalig kazerneterrein inArnhem Noord dat van functie verandert, maarook voor andere gebieden die een grootschaligetransformatie doormaken, zoals het stationsgebieden de gebieden Stadsblokken/Meinerswijk, diemidden in de stad langs de Nederrijn liggen.

De TtOM is een vorm van cultureel ondernemer-schap dat een geheel andere benadering van detussentijd voorstaat. Uitgangspunt hierbij is hetoverbruggen van bestaande scheidslijnen tussenvakdisciplines als stedenbouw, cultuur, planologie,historie, architectuur, beeldende kunst en onder-nemerschap. Stedelijke transformatie wordt doorde TtOM niet als hinderlijk beschouwd, maar juistals een waardevolle culturele manifestatie; die vande verandering, het (her)ontdekken, het maken enhet worden. Cultuur en de kunsten zijn bij uitstekin staat om de stedelijke veranderingen manifest temaken en zo het denken over en kijken naar transformatieprocessen te verbeelden, te verdiepenen te inspireren. De ervaring tot nu toe leert datook bestuurders, ontwikkelaars, corporaties enarchitecten steeds meer de waarde van de tussentijdgaan inzien.

InformatieTtOM is een initiatief van enkele personen die ope-reren op het snijvlak van cultuur en ruimtelijkeordening. Met de oprichting van de TtOM bunde-len zij hun krachten. Voor meer informatie zie de website www.ttom.nl of mail naar [email protected] Verdurmen is mede-initiatiefnemer en coördinator van architectuurcentrum CASA inArnhem.

17Architectuur Lokaal #67

Opgaven

Stedelijke transformatie wordtdoor de TtOM niet als hinderlijkbeschouwd, maar als een waar-devolle culturele manifestatievan de verandering, het (her)ont-dekken, het maken en het wor-

Plangebied Schuytgraaf

Page 18: Architectuur Lokaal #67

18 Architectuur Lokaal #67

Opgaven

De winnaars van de eerste fase van de prijsvraag

De Hollandse Brug vormt de verbindende schakeltussen twee verschillende werelden, het oude landvan Noord-Holland en het nieuwe land vanFlevoland met de sterk groeiende stad Almere. Opdit moment is deze verbinding weinig spectaculairen het contrast wordt nauwelijks beleefd door deweggebruiker. De op handen zijnde uitbreidingvan de capaciteit van de A6 en daarmee van deHollandse Brug biedt echter een goede kans om ditpunt van overgang te versterken, beter beleefbaarte maken, markant te maken. Tegelijkertijd warenhet Rijk en de regio samen hard aan het werk om dete verbreden A6 goed in te passen in de toekomstigestad Almere. Ook daar ontstond het idee om deentrees van Almere aan de noord- en zuidzijdesterk te accentueren en van de Hollandse Brug een landmark te maken.

In de Stuurgroep A6-zone, waarin Rijk en regioop bestuurlijk niveau de inpassing van de A6 inAlmere afstemmen, kwamen beide sporen samenen werd besloten van de Hollandse Brug iets bij-zonders te maken. Traditioneel zou Rijkswaterstaat,die voor de opgave staat de capaciteit van de brugte vergroten, na een eveneens traditioneel offerte-traject een team van ontwerpers en constructeursde opdracht geven een ontwerp voor dit bijzonderepunt te maken. Maar al snel ontstond het gevoel

dat de creativiteit van ontwerpend Nederlandgemobiliseerd zou moeten worden om zoveelmogelijk ‘ideeën boven water’ te krijgen; het ideevoor een prijsvraag was geboren. Rijkswaterstaatheeft de prijsvraag in de tweede helft van 2008 uitgevoerd. Het werd een prijsvraag in twee fasen,een ideeënprijsvraag gevolgd door een meervoudigeopdracht, waarin de drie beste ideeën tegen vergoeding van de kosten uitgewerkt worden. Aande prijsvraag konden geregistreerde ontwerpersdeelnemen.

De ontwerpers werden uitgedaagd ideeën aan tedragen om de schakelfunctie van de HollandseBrug beter beleefbaar te maken. Dat moet gebeurenmet een ontwerp dat blijvende esthetische waardeheeft en innovatief en duurzaam is. Daarbij moetde verhouding tussen kosten en kwaliteit van hetontwerp optimaal zijn. Dit alles vraagt van deinzenders een visie op de functie van het ontwerpin zijn omgeving en op de interactie met andereelementen in die omgeving. De opgave is een totde verbeelding sprekend landmark te ontwerpen,dat het verband en het verschil tussen oud ennieuw land duidelijk maakt. Gezien de centralepositie van de snelweg A6 in het nationale wegennetkrijgt het gevraagde landmark betekenis voor eenbreder publiek dan alleen voor de inwoners vanAlmere die regelmatig van de brug gebruik maken.De plek en de ambitie vragen op enigerlei wijze omeen integrale benadering van de infrastructuur(weg en spoor), de brug, het landschap en hetwater. Aspecten van beeldende kunst, architectuur,stedenbouw en landschapsarchitectuur zijn bijdeze ontwerpopgave aan de orde. Die integralebenadering zou een aansprekend en realistischontwerp op moeten leveren. Er is een beperkt aan-tal technische randvoorwaarden. De overige pro-grammatische ideeën worden aan de ontwerpendepartijen overgelaten. Aan de deelnemers wordt eengrote mate van vrijheid geboden. Soberheid wordtop prijs gesteld.

PrijsvraagHollandseBrug

Traditioneel zou Rijkswaterstaatna een eveneens traditioneel offertetraject een team van ontwerpers en constructeurs de opdracht geven een ontwerp te maken.

De selectie > Tekst: Jan Kolvoort > Beeld: Rijkswaterstaat en de winnende ontwerpbureaus

In 2007 is de Routevisie voor de A6 opgesteld. Daarin werd de hele A6 tussen de knooppunten Muiderberg en Joure landschappelijk eensgoed onder de loep genomen. Er werd onder andere vastgesteld dat deHollandse Brug een belangrijk hoogtepunt in het tracé van de A6 zoukunnen zijn. Rijkswaterstaat schreef een prijsvraag uit.

Page 19: Architectuur Lokaal #67

19Architectuur Lokaal #67

Opgaven

Ontwerp Caterpillar, Hans van Heeswijk Architecten.

Ontwerp Dubbel NL, Bureau voor Stedebouw en Architectuur Wim de Bruijn.

Het bijzondere is dat zowel ideeën voor markantebrugontwerpen, als ideeën voor markante (kunst)-objecten konden worden ingediend. Het resultaatvan de ideeënprijsvraag is inmiddels bekend. Op19 januari heeft minister Eurlings de drie winnendeideeën gepresenteerd op een partyboot bij deHollandse Brug. Van de 72 inzendingen heeft dejury, zonder tijdens de beoordeling de namen vande inzenders te kennen, 30 bijzondere ideeën geselecteerd om te publiceren in het boek van deprijsvraag. Uit die 30 ideeën heeft de jury er drieaangewezen, die naar haar oordeel het beste aansluiten bij de opgave. Elk van de drie ideeënhebben hun eigen kwaliteiten en hun eigen aan-dachtspunten in de tweede fase van de prijsvraag.Alle drie hebben het in zich een beeldbepalendlandmark te worden. Het ontwerp AAAA vanOnix Achterbosch Kunstwerken voor een monu-mentale houten brug naast de bestaande brugscoort hoog op herkenbaarheid en duurzaamheid,maar kan mogelijk nog beter worden aangepastaan de bestaande brug. Ook kan mogelijk de overgang van oud naar nieuw land in het ontwerpnog beter tot zijn recht komen.De dubbeldeks brugCaterpillar van Hans van Heeswijk Architectenheeft een ruimtelijk sterk overkomende gekoppeldeboogconstructie. Dit ontwerp heeft echter een grote invloed op het wegontwerp, omdat er nu eenhoogteverschil overwonnen moet worden om hetbovendek te kunnen bereiken. Er zal aangetoond

moeten worden dat de noodzakelijke aanpassingenaan de weg binnen de beschikbare ruimte mogelijkzijn. Ook hier worden de ontwerpers uitgedaagdde overgang van het oude naar het nieuwe land inhet ontwerp tot uitdrukking te laten komen. OokDubbel NL van het Bureau voor Stedebouw enArchtectuur Wim de Bruijn is een dubbeldeks brug.Hier zijn de in hoogte variërende verticale portalenvan de draagconstructie sterk beeldbepalend. Ookhier zal het wegontwerp ingrijpend moeten wordenaangepast binnen de daarvoor beschikbare ruimte.En opnieuw hier worden de ontwerpers uitgedaagdde overgang van het oude naar het nieuwe land inhet ontwerp tot uitdrukking te laten komen.

Die drie ideeën worden op dit moment in de tweedefase van de prijsvraag uitgewerkt. De drie betrokkenontwerpteams moeten in die fase aantonen dathun ontwerp inderdaad past binnen de randvoor-waarden en de opgave. In het najaar van 2009 zaleen beoordelingscommissie vaststellen welk ontwerp het beste past. De intentie is dat ontwerpdan in de periode tussen 2012 en 2015 te realiseren.

InformatieJan Kolvoort is projectleider voor de HollandseBrug bij Rijkswaterstaat.Alle informatie over het verloop van de prijsvraagis te vinden op www.minvenw.nl en op www.arch-lokaal.nl > prijsvragen. De dertig beste plannen zijn tevens gepubliceerd in het boek De 30 beste ideeën boven water,Prijsvraag Uitbreiding Hollandse Brug, uitgaveRijkswaterstaat, januari 2009. De publicatie kanals pdf worden gedownload van de genoemde web-sites.

Alle drie de geselecteerde ideeën hebben het in zich eenbeeldbepalend landmark te worden.

Ontwerp AAAA, Onix Achterbosch Kunstwerken

Page 20: Architectuur Lokaal #67

20 Architectuur Lokaal #67

Opgaven

Duurzaamheid is burgerparticipatie

De Osaka Gas Company realiseerde in 1994 in de stad Osaka bij wijze van experiment het woongebouw Next 21. De basisstructuurervan is eerst ontworpen waarna 13 verschillenden architecten de draagstrucuur mochten invullen. De bewoners moeten na eenaantal jaar de woning verlaten waarna er een nieuwe invulling uitgeprobeerd wordt.

Page 21: Architectuur Lokaal #67

21Architectuur Lokaal #67

Opgaven

Duurzaamheid is een betrekkelijk recent begrip,maar het is in de architectuur nauwelijks meerweg te denken. Zelfs buiten de architectuur opmaatschappelijk terrein lijkt de urgentie doorge-drongen, afgaande op het verschijnen van zelf-hulpboeken met titels als Fred en Wilma in deVinexwijk – maak van je huis een zelfvoorzienendparadijs.(1) Toch was er ooit een tijd dat we hetzonder het begrip duurzaamheid moesten doen:het woord verscheen pas na de oorlog. Met hetverontrustende rapport van de Club van Rome in1972 en de daarop volgende oliecrises werd hettekort aan energiebronnen voor het eerst duidelijk.Pas toen drong de behoefte tot een duurzamelevensstijl en architectuur zich pas echt op. Veelarchitecten begonnen te experimenteren met recycling. Anderen zagen juist meer in een radicaleommezwaai in de woningbouw.

Habraken was beide richtingen vooruit. Al in1962 ontwikkelde hij samen met FreddyHeineken, die al zijn bierflesjes door de exportnaar het buitenland zag verdwijnen, een flesje datdoor zijn vorm ook als baksteen te gebruiken zouzijn. Zo zouden in het buitenland niet alleen glas-bergen, maar ook bouwwerken kunnen verrijzenvan dit restproduct. Leuk detail is, dat er inmiddelsbij de architect weer veel aanvragen binnenkomenvoor beeldmateriaal. De hernieuwde belangstellingzegt wellicht meer over de tegenwoordige tijd danover het idee zelf. Habraken spreekt erover met

Duurzaamheid > Tekst: Pieter Winters > Beeld: John Habraken, Pieter Winters

Duurzaamheid gaat over hergebruik van materialen en flexibiliseringvan het bouwproces, maar het belangrijkste is dat burgers zelf een grotere rol kunnen spelen in hun woonwensen. Dat stelt John Habraken(1928) die zich zijn leven lang inzet voor een alternatieve woningbouw.‘Als een eigenaar tevreden is met zijn huis en het huis is flexibel ingedeeld, dan kan het langer blijven staan, ook bij veranderende functies. Dat is een vorm van duurzaamheid.‘

over je heen. Het hele proces, dat al sinds deWoningwet van 1901 is voorbehouden aan samen-werkende professionals, komt nu op het bordjevan één privé-persoon. Die moet nu alles regelen,wat vaak leidt tot vertraging en extra kosten.’Individuele personen en gemeenschappelijke partijen moeten dus elk hun deel van het bouw-proces op zich nemen.

Het Open Bouwen vereist wel een grote omscha-keling van architecten, projectontwikkelaars enopdrachtgevers. ‘Zij hebben altijd gezegd: experi-menteren is mogelijk als de woningnood voorbij is.Maar de woningnood gaat niet voorbij, want die isjuist het gevolg van dat beleid.’ Vervolgens noemthij een serie landen waarin het Open Bouwen deexperimenteerfase allang is gepasseerd. Als voor-beeld neemt hij een project in Helsinki waarbij deontwikkelaar slechts toezegde om bij de gemeentein een goed blaadje te komen. Maar het projectwerd binnen het budget en binnen de gestelde tijdgebouwd en het werd vrijwel direct verkocht. Deontwikkelaar heeft nu aan de architect gevraagdvaker zo’n project te ontwikkelen. ‘De opdracht-gever moet het initiatief nemen, omdat bouwersdat soms moeilijk vinden. Het principe hoeft nietopnieuw uitgevonden te worden en de risico’s zijnal berekend. Men zal alleen op een andere maniermoeten leren denken.’ Habraken erkent dat ditlaatste punt voor kwetsbaarheid zorgt.

Het land waar het principe van het Open Bouwenhet verst is ontwikkeld is volgens Habraken Japan.‘Daar is nu een wet uitgevaardigd om te bevorderendat gebouwen tweehonderd jaar lang mee moetengaan. Als onder bepaalde technische voorwaardenwordt gebouwd, geeft de overheid belastingvoor-delen. Je zou wensen dat er in Nederland een par-lement was zoals dat van Japan. Als ze zelfs alleenmaar zouden praten over de lange termijn, maardat is totaal vreemd aan onze politici.’ Dus, als jeeen drager op een langere termijn afschrijft, danzijn ook meer investeringen mogelijk. En die investeringen kunnen bijvoorbeeld leiden tot eenzuiniger of milieuvriendelijker huis, meer groen,duurdere of duurzamere materialen en dus eenhuis dat langer meegaat. Extra kosten worden doorde langere levensduur vanzelf terugverdiend. Klaaris je zelfvoorzienend paradijsje. Is dit in het strakgereguleerde Nederland misschien niet nog steedseen stap te ver? ‘Misschien dat de economischecrisis tot denken zet.’

(1) Nienke Oosterbaan, Fred en Wilma in de Vinexwijk – maakvan je huis een zelfvoorzienend paradijs, Amsterdam 2008(2) N.J. Habraken, De dragers en de mensen: het einde van demassawoningbouw, Amsterdam 1961

InformatieDuurzaamheid is een begrip dat overal opduikt.Maar wat betekent het precies? Wat is het meerdan overmaat, materiaalgebruik en energiebespa-ring? Wat is de architectonische opgave en watkan de opdrachtgever eraan doen? Pieter Wintersinterviewt in 2009 een viertal architecten, op zoeknaar antwoorden. Hij studeertArchitectuurgeschiedenis aan de VU inAmsterdam en is freelance architectuurpublicist.

In Papendrecht werd in 1974 naar ontwerp van Frans van der Werf het Molenvlietproject gebouwd. Het is een van deeerste projecten volgens het drager en inbouwprincipe. Detoegang tot de huizen ligt aan een vierkant binnenterreinbinnen het blok.

John Habraken

grote terughoudendheid: zijn gedachten over eenflexibelere woningbouw zijn voor hem belangrijker.

Als directeur van de in 1965 opgerichte StichtingArchitecten Research (SAR) leverde Habraken eengrote bijdrage aan het architectuurdebat door teverkondigen dat het hoognodig was dat de bewonerzelf een rol kan spelen in het huisvestingsproces.De gedachte was om de stedenbouwkundige situatieen de ruwbouw van de woningen (de dragers) doorarchitecten te laten ontwerpen, terwijl de bewonersverder hun eigen woningen zouden kunnen indelenen vormgeven. (2) Door een gecertificeerde inbouw-industrie op poten te zetten zou het makkelijk zijneen leuke inrichting uit te kiezen zonder dat vooralle klusjes een stukadoor, een loodgieter of eenelektricien langs hoefde te komen. Habraken: ‘Debeste garantie voor duurzaamheid is aanpasbaar te

bouwen. Als je weet dat functies veranderen, danweet je ook dat gebouwen regelmatig worden opge-knapt. Dat betekent dat je elk onderdeel beetje bijbeetje moet kunnen vernieuwen. Dat lijkt revolutionair, maar het is in feite een terugkeernaar de middeleeuwse stad waarin het samenstelvan huizen los van elkaar tot stand kwam en indi-vidueel gewijzigd kon worden. Nu is het kleinstedeel dat je kunt veranderen een flatgebouw. Daaringaat enorm veel mankracht en energie zitten. Vanuiteconomisch oogpunt is dat dus kortzichtig.’

Voor Habraken telt niet zozeer de huidige, ecologische invulling van het begrip duurzaamheid.Zijn drijfveer ligt vooral aan de sociaaleconomischekant. Want, zo bepleit hij, als een eigenaar tevredenis met zijn huis en het huis is flexibel ingedeeld, dankan het langer blijven staan, ook bij veranderendefuncties. En ook dat is een vorm van duurzaamheid.Als na verloop van tijd weer nieuwe grillen wordenbedacht in woon- en levensstijlen, dan kunnen dewoningen die volgens dit idee zijn gebouwd zichgemakkelijk aanpassen. ‘Als ecologie een wens is diein de maatschappij leeft, dan zullen de economischevoorwaarden zich aanpassen.’

Het principe van dragers en inbouw, ook wel hetOpen Bouwen genoemd, is niet alleen duurzaam,Habraken signaleert ook dat er veel behoefte isaan het zelf bouwen en meebeslissen aan je eigenhuis. Als voorbeeld noemt hij het Almeerse Homerus-kwartier. Particulieren kunnen hier onder mede-opdrachtgeverschap hun huis laten ontwerpen.Zowel onder particulieren als onder aannemersliep het storm. De gemeente staat een ‘sociaalduurzame’ wijk voor ogen door de grote zeggen-schap van de opdrachtgever. Het project werd verkocht als dé proeftuin voor vernieuwende vormenvan opdrachtgeverschap. Is dat ongeveer watHabraken wil? ‘In Almere geldt dit als een gewaagdexperiment, terwijl het in het buitenland allang denorm is. Als zelfbouwer krijg je nu het hele bouw-bedrijf en de gemeente met haar regels en besluiten

Je zou wensen dat er in Nederland een parlementwas zoals dat van Japan.

Page 22: Architectuur Lokaal #67

22 Architectuur Lokaal #67

Praktijk

De Ark vaart naar Leeuwarden

In Situ > Tekst: Hester Berkelmans > Beeld: ARK fryslân

Sinds november 2008 drijft inLeeuwarden het architectuurcen-trum van Friesland. Het ontwerpis van Gunnar Daan dat nu, achtjaar na het winnen van de ideeën-prijsvraag is gerealiseerd. Wat ishet architectuurcentrum allemaalvan plan? En waar vaart de arknaar toe de komende maanden?

ARK fryslân is een drijvend Centrum voor Architec-tuur en Ruimtelijke Kwaliteit. Doel van het centrumis zoveel mogelijk inwoners en vakdeskundigen vande provincie Friesland te betrekken bij het debatover ruimtelijke kwaliteit. ARK fryslân neemt eenonafhankelijke positie in binnen het debat. Erwordt samengewerkt met de diverse gemeentes,corporaties en andere instanties om actuele thema’ste behandelen, maar er is zeker ook ruimte voor eeneigenzinnige kijk op de zaken. Met name de meningvan de burger is van belang als die een positieve eninspirerende bijdrage kan leveren bij de planont-wikkeling. Daarbij worden allerlei ontwerpdiscipli-nes betrokken, waarvan architectuur en stedenbouw,landschaps- en interieurarchitectuur de belangrijkstezijn. Dit alles in een bredere context van onderandere kunst, design en poëzie.ARK fryslân heeft sinds november 2008 een eigen

ruimte die op vele manieren bruikbaar is voor ditdoel. Er kunnen debatten worden gevoerd, ten-toonstellingen geëxposeerd, workshops gehoudenetc. Het unieke van deze locatie is dat deze ver-plaatsbaar is. De inwoners van Friesland hoevendus niet altijd de tocht naar de hoofdstad te maken(hier heeft de Ark een vaste ligplaats), maar de Arkkomt naar hen toe. Dit maakt het laagdrempeligom de Ark te bezoeken, voor alle doelgroepen,waaronder (basis)schoolkinderen en ouderen. DeArk, die gemiddeld twee maanden in een gemeenteligt, straalt automatisch een zekere aantrekkings-kracht uit. Mensen zijn nieuwsgierig en lopengewoon binnen om te kijken wat de Ark precies is.

ARK fryslân presenteert elk jaar een nieuw, pak-kend en actueel thema waaraan de activiteiten vanARK fryslân worden gerelateerd. Het thema van2009 is ‘Landschap in beweging’. Steden breiden uit,infrastructuur wordt belangrijker en ook water speelteen belangrijke rol. De gemeenten die hiermee bezigzijn, zijn Sneek (waarbij het debat over nieuwe stads-poorten en de blauwe ader centraal zullen staan),Drachten (over herontwikkeling van verlatenbedrijfsterreinen) en Heerenveen (een overzichtvan de gevolgen van grote sleutelprojecten op deoorspronkelijke structuur van stad en landschap).

Aan de hand van dit thema, gekoppeld aan actuelelokale ontwikkelingen, doet de Ark allerlei ge-meenten aan. Het tentoonstellen van plannen vaneen gemeente kan aanleiding geven tot debat metprofessionals en inwoners van de betreffendegemeente. Uitkomsten hiervan kunnen wordeningebracht tijdens het werkatelier waarbij professi-onals, studenten, ambtenaren en inwoners in kleinegroepjes plannen maken. Tenslotte kunnen de con-clusies bijvoorbeeld worden gepresenteerd tijdens

het maandelijkse ARKcafé, waarbij vakgenoten uitallerlei culturele gebieden (architectuur, stedenbouw,landschapsarchitectuur, interieurarchitectuur,kunst), ambtenaren en inwoners informeel kunnennetwerken en iets kunnen drinken.

Voor de gehele provincie Friesland zal een NieuweKaart worden gemaakt, waarbij het nieuwe Frieslandin beeld wordt gebracht. Daarmee openen we hetdebat over de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit jaarwordt ook de Prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit voorhet eerst uitgereikt, niet een plan wordt beloond,maar een initiatief dat bijdraagt aan ruimtelijkekwaliteit. Dit kan een bureau zijn, maar ook eenparticulier of een dorpsbelang. Bij een aantal (nationaal) vastgestelde jaarlijkse activiteiten zoalsde Dag van de Architectuur zal in de betreffendegemeente waar de Ark op dat moment ligt aandachtworden besteed aan dit onderwerp.

ARK fryslân initieert, werkt samen met gemeenten,maar ook met andere organisaties en probeert zoveelmogelijk doelgroepen bij het debat te betrekken.Overigens organiseert ARK fryslân ook buiten debehuizing activiteiten. Er is veel samenwerking metandere culturele instellingen in Leeuwarden zoalsKeunstwurk, het Historisch Centrum Leeuwarden(symposium reconstructie), Parnas (Kunstmenuvoor basisschoolleerlingen) en het Atelier Fryslân,werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit van de pro-vincie Fryslân. Op deze manier zijn allerlei kruis-verbanden te creëren, waarmee het debat over deruimtelijke kwaliteit in Friesland naar een hogerniveau getild kan worden.

Informatiewww.arkfryslan.nl

Friesland:

Drijvend debatteren

Architectuurlezing in de Ark

Page 23: Architectuur Lokaal #67

23Architectuur Lokaal #67

Praktijk

Aan welk project werk je nu?‘Aan de structuurvisie voor Nieuwegein 2025.Nieuwegein heeft niet zo’n positief imago, maarals je door Nieuwegein fietst, ontdek je veel mooieplekken. Op dit moment zijn we op zoek naar watNieuwegein in 2025 wil zijn, naar de identiteit vande stad. Daarbij werken we in workshops met scenario’s en leggen we vragen voor als; wie zijn debewoners en gebruikers van Nieuwegein 2025?;waar is ruimte voor experiment en dynamiek?Maar ook: waar liggen de (potentiële) kwaliteitenen de structuurdragers van de stad? De uitdagingvoor Nieuwegein is vooral om de infrastructuurdie meestal negatief en als barrière in de stad wordtervaren, te transformeren in een kwalitatief enstructurerend element. Uiteindelijk verwerken wealle vragen, kennis en informatie tot een integraaltoekomstbeeld.’

Wat vind je belangrijk in je werk? ‘Ik denk dat de stedenbouwer anno nu vooral eenrol heeft als manager van complexe stedenbouw-kundige planprocessen, waarin het communicerenmet beeld een essentieel onderdeel is geworden. In gesprekken met opdrachtgevers en belangheb-benden zoek ik naar wat echt nodig is. De uitdagingis te komen tot een vorm van stedenbouw waarinniet alleen vakdeskundigen worden gehoord, maarook de bewoners en gebruikers van een gebied.Dit betekent wel dat de plannen en conceptenleesbaar moeten zijn voor een grote groep mensen.Daarom organiseren we workshops, spellen enforums. Het feitelijk ontwerpen is een schakeltjein het geheel. De essentie van het plan vatten in de juiste beelden- en vormentaal is de kunst, ditcommuniceren een tweede. Eigenlijk zit ik als stedenbouwkundige in een moeilijke positie, enerzijds ambieer ik de positie van de creatieveontwerper die gewoon een mooi plan wil maken,anderzijds wil ik alle verschillende belangen enbelanghebbenden op een vruchtbare manier in deplanvorming samenbrengen.’

Waar moet in jouw vakgebied meer aandacht aan besteed worden? ’De kracht van teamwork. In de ontwerppraktijklijken ontwerpers en collegabureaus vaak huiverigvoor samenwerking en kijken andere disciplinesniet verder dan ze gewend zijn. Door veel samen tewerken, winnen onze plannen aan kracht en kunnenwe als bureau klein en flexibel blijven. Het geeftvooral ook nieuwe inzichten. De werkrelatie met deHogeschool voor de Kunsten is hiervan een voor-beeld. Het houdt ons scherp en van de gebaandepaden; de onbevangen en soms naïeve kijk vanstudenten op opgaven kan bevrijdend werken.Bovendien kunnen we zo meewerken aan opgavenbuiten onze dagelijkse praktijk. Dat is een passie diewe binnen dolte allemaal koesteren; breed bezigzijn in meerdere creatieve velden; van industrieelontwerp tot rockmuziek.’

Bij welk project had jij graag betrokken willen zijn en waarom?’Bij het Philips-complex Strijp-S in Eindhoven.Strijp-S is een stukje industrieel erfgoed van Phillipsin de binnenstad van Eindhoven. Het wordt getrans-formeerd tot een nieuw woon- en werkgebied. Hetis geweldig om opnieuw invulling te geven aan oudestructuren en hier een nieuwe betekenis voor destad aan te geven. De charme van tegenstellingenin zo’n ontwikkelgebied fascineren me, de ruwheidvan de industrie in de context van de modernestad, maar ook de grote schaal afgezet tegen hetomliggende kleinschalige Philipsdorp. Ik vind detransformatie van bestaand stedelijk weefsel meteen geschiedenis dan ook vaak interessanter dande invulling van een lege plek. Zelf woon ik sindskort in de oude Phillipsgloeilampenfabriek, hetstartpunt van de transformatie van Strijp-S. Hetcomplex is op prachtige wijze getransformeerd vanfabriek naar vrij indeelbare lofts, een verademingbinnen het huidige woningaanbod. Het is mooiom te zien hoe zo’n gebied weer gaat leven enweer toegankelijk wordt voor de stedeling.’

24/(3)7 > Tekst: Maaike van Beusekom > Beeld: Mariska Louman

Architectuur Lokaal vindt het van groot belang kennis te maken met de nieuwe generatie: ze zijn tussen de 24 en de 37 en ze bemoeienzich 24 uur per dag, 7 dagen per week gepassioneerd en vakkundig met ruimtelijke vraagstukken. In dit nummer: Mariska Louman.

Van kop tot teen

Mariska Louman25.07.1975 ZaandamStedebouwkundige, Dolte Stedenbouwwww.dolte.nl Opleiding: TU Eindhoven bouwkunde architectuurOpdrachtgevers: Gemeente Arnhem, Aestate, SCW woningbouwvereniging, AM projectontwikkeling, Universiteit Utrecht

Page 24: Architectuur Lokaal #67

Het verlaten atelier van dewereld

Ooit zag ik het atelier van een kunstenaar die pasgestorven was. Penselen, eergisteren nog gebruikt,uitgeknepen verftubes, potloden, flessen terpentine,een koffiemok, wat paperclips: ze slingerden rond onvoltooide doeken en misplaatst verheugde schetsen van toekomstig werk. De kunstenaar kon bij wijze van spreken elk moment binnenstappen,behalve dan dat dit niet kon.Soms zie je zulke momenten op straat: de ateliers vaneen gemeenschap. Met bulldozers in plaats van verftubes, cementmolens voor paperclips, bakstenenvoor potloden. Verderop een bouwkeet, waarin de pinups ongezien vergelen. Werk in uitvoering. Maar nu evenniet. Alsof het leger bouwvakkers, dat gewoonlijk metonverschrokken, werktuigelijke ijver de planologischebevelen uitvoert, gisteren collectief tot inkeer is gekomen, er de apocalyptische gloed van het vergeefse doorheen heeft zien zwemen.

De kredietcrisis heeft veel van zulke plekken vol poëzierondgestrooid in de stad. Stilgevallen bouwprojecten.Die Unvollendete. Poëzie zeg ik, want met het stilvallen van de tijd stokthet prozaïsche verhaal, als een film die vastloopt enplotseling foto wordt. Een zin die de finish van eenpunt niet haalt. Zoals Michelangelo’s onvoltooide lichamen die zichuit het marmer worstelen: iedere passant moet ze zelfvoltooien, wordt gedwongen de rol van mede-schepperop zich te nemen: maak jij het maar af. Soms droom ik van het verlaten atelier van de wereld,leger dan na een aardbeving. Een bleke zon er bovenkomt zinloos op visite en zegt: laat het maar zo.Niemand hoeft dit nog langer af te maken.

Christiaan Weijts

In 2009 reageert Christiaan Weijts op de foto op de voorpagina. Christiaan Weijts is auteur van het succesvolledebuut Art 285b, waarvoor hij in 2006 de Anton Wachterprijs ontving voor het beste literaire debuut. In 2008 verscheen zijn tweede roman, Via Capello 23. Daarnaast heeft hij onder andere een column in nrc.next.