Arbeidsmarktrapportage beroepsgoederenvervoer over de …...branches binnen de sector transport en...
Transcript of Arbeidsmarktrapportage beroepsgoederenvervoer over de …...branches binnen de sector transport en...
Arbeidsmarktrapportageberoepsgoederenvervoer over de weg en logistiek 2016
Instroom en inzetbaarheid
Arbeidsmarktrapportageberoepsgoederenvervoer over de weg en logistiek 2016
Instroom en inzetbaarheid
Auteurs: Kaj van Zenderen Evelien Sombekke
December 2016
Inhoud III
Inhoud
Inleiding 1
Doelstelling arbeidsmarktrapportage 2016 1
Inhoud jaarrapport 2016 3
Bronnen 4
1 Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 8
1 1 Economie en arbeidsmarkt sector transport en logistiek 8
Ontwikkeling landelijke economie en arbeidsmarkt 8
Omzetontwikkeling sector transport en logistiek 9
Ondernemersvertrouwen 10
Verwachtingen over ontwikkeling eigen bedrijf 11
Aantal afgegeven rijbewijscategorieën 13
Faillissementen in de sector 14
1 2 Vacatures sector transport en logistiek 15
Vacaturegraad 15
Vacatures vrachtwagenchauffeur en niet-werkende werkzoekende vrachtwagenchauffeurs 15
Openstaande vacatures beroepsgoederenvervoer en logistiek dienstverleners 18
Vacatures naar functies 18
Verwachtingen bedrijven over het aantal vacatures 19
Ontwikkeling vraag naar logistieke functies 20
1.3 Prognoses: verwachte arbeidsvraag en personeelsaanbod tussen 2015-2025 20
Spanning tussen arbeidsvraag en personeelsaanbod (spanningsindex) 21
1 4 Digitalisering, automatisering en robotisering 24
IV Arbeidsmarktrapportage 2015
2. Werkgevers/bedrijvenindesector(SOOB/Pensioenfonds Vervoer) 28
Aantal bedrijven en gemiddeld aantal werknemers per bedrijf 28
Bedrijfsomvang 29
Werknemers naar bedrijfsomvang 29
Bedrijfsactiviteiten 30
Deelmarkten 31
Logistieke bedrijfsactiviteiten 32
3 Werknemers in de sector 33
3 1 Kerngetallen werknemers in de sector 33
Aantal werknemers 33
Aantal chauffeurs 33
Chauffeursquote 34
Werknemers naar functie 35
Werknemers naar contractvorm 35
Functies naar contractvorm 36
Aandeel oproepkrachten 36
Redenen om werknemers met flexibel contract in te zetten 37
Redenen om géén werknemers met een flexibel contract in te zetten 38
Verwachting werkgevers flexibele contracten 38
3.2 Leeftijdsopbouw werknemers/chauffeurs 39
Leeftijdsopbouw vergeleken met werkzame beroepsbevolking 39
Ontwikkeling gemiddelde leeftijd werknemers/chauffeurs 40
(Verwachte) aandeel 55+ naar regio 41
Inhoud V
3 3 Opleidingsniveau werknemers 42
Hbo-functies in het bedrijf 42
Ervaringen van werkgevers met instromende hbo’ers 43
(Hoger opgeleide) vrouwen in de sector 44
Aandeel vrouwen in de sector 45
Aandeel hoger opgeleide vrouwen in bedrijf 45
Functies hoger opgeleide vrouwen in het bedrijf 46
4 In- en uitstroom 47
4.1 In- en uitstroom werknemers in de sector 47
In- en uitstroom chauffeurs in de sector 48
In- en uitstroom werknemers naar leeftijd 48
Instroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken 49
Uitstroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken 50
Herkomst bij instroom (zij-instromers) 50
Uitstroombestemmingen 51
Pensioenuitstroom 52
4 2 Instroom in de sector transport en logistiek vanuit het onderwijs 52
Deelnemers aan transport- en logistiekopleidingen 52
Aantal BBL leerlingen in opleiding tot chauffeur 53
Bedrijven in de sector met BBL’ers in dienst (leerbedrijven) 55
Bedrijven met BBL-leerlingen in dienst naar deelmarkt 56
5 Opleiding en ontwikkeling 58
5.1 Opleidingsbudget en -plannen 58
5.2 Leer- en opleidingsmogelijkheden 59
5 3 Informeel leren 60
5 4 Werknemers en loopbaan 62
VI Arbeidsmarktrapportage 2015
6 Duurzame inzetbaarheid 67
6 1 Belang en maatregelen duurzame inzetbaarheid 67
Werken tot het pensioen volgens werkgevers 67
Werken tot het pensioen volgens werknemers 68
Werkvermogen werknemers 69
Werkprestatie werknemers 70
Thema’s waar werknemers aan willen werken 71
Maatregelen duurzame inzetbaarheid 72
6 2 RI&E 72
Aanwezigheid RI&E 73
Uitvoering Plan van Aanpak 74
Branche RI&E 75
6 3 Arbeidsongevallen 75
Aantal ongevallen 76
Aard van ongevallen 76
Aandeel ziekenhuisopnamen na ongeval 77
Letsel na ongeval 77
Kosten van verzuim door ongevallen 78
6.4 Arbeidsrisico’s en -maatregelen 79
Aanwezige arbeidsrisico’s 79
Oorzaken werkstress 80
Werkstress bij werknemers 81
Noodzaak maatregelen werkstress 84
Maatregelen werkstress 84
6 5 Preventiemedewerker 85
Inhoud VII
6 6 Verzuim 88
Verzuimpercentage aangesloten bedrijven Sectorinstituut 88
Verzuimpercentage Sectorinstituut naar leeftijd 88
Verzuimpercentage vergeleken met andere sectoren 90
WGA instroom 90
Maatregelen voorkomen verzuim 91
6 7 Gezondheid en leefstijl 92
Gezondheid 92
BMI 92
Sport en beweging 93
Voeding en roken 94
7 Organisatie en leidinggeven 97
7 1 Functioneringsgesprekken 97
7.2 Goed werkgever- en werknemerschap 100
Sectorplan 2014-2016: Goed werkgeverschap 100
Keuze voor het beroep 101
Waardering huidige baan 101
Ontvangen waardering 105
Relatie werkgever en werknemer 105
Autonomie van werknemers 106
VIII Arbeidsmarktrapportage 2015
Indexvanfiguren xxi
Index van tabellen xxvii
Managementsamenvatting i
Economie en arbeidsmarkt sector transport en logistiek i
Werkgevers in de sector ii
Werknemers in de sector ii
In- en uitstroom iv
Opleiding en ontwikkeling v
Duurzame inzetbaarheid v
Organisatie en leidinggeven viii
Bijlage 1 Arbeidsmarktregio’s ix
Bijlage 2 Hoofdopzet prognosemodel Hermes xi
Bijlage 3 Clustering van branches SBI codes xiii
Bijlage 4 Clustering transport- en logistiekopleidingen xv
Inleiding 1
Inleiding
Doelstelling arbeidsmarktrapportage 2016
De arbeidsmarktrapportage 2016 van het Sectorinstituut Transport en Logistiek brengt de
arbeidsmarkt- en onderwijsontwikkelingen in de sector transport en logistiek in kaart. Daarnaast
wordt uitgebreid aandacht besteed aan (duurzame) inzetbaarheid: aandacht voor de veiligheid,
gezondheid en vitaliteit van werknemers zodat zij inzetbaar blijven. Dit gebeurt op basis van
onderzoek en analyses uitgevoerd door het Sectorinstituut en afkomstig van derden. Daarbij
worden arbeidsmarktprognoses gegeven voor de komende jaren.
Het rapport vormt de basis voor het in te zetten beleid, activiteiten en dienstverlening van het
Sectorinstituut op de thema’s instroom en inzetbaarheid. Bij instroom gaat het om werving
en selectie. Inzetbaarheid omvat opleiding van vakbekwame medewerkers, gezond en veilig
werken, voorkomen van verzuim, voeren van een optimaal organisatie- en personeelsbeleid en
functiewaardering.
Daarnaast is het rapport een informatiebron voor andere kenniscentra die de ontwikkelingen in
hun eigen sectoren willen vergelijken met die in de sector transport en logistiek. Tot slot fungeert
het als naslagwerk.
Het rapport is tot stand gekomen in samenwerking met de sociale partners CNV Vakmensen,
FNV Transport en Logistiek, VVT (Vereniging Verticaal Transport) en TLN (Transport en Logistiek
Nederland). De uitvoering lag in handen van het Sectorinstituut Transport en Logistiek.
De sociale partners in de sector hebben het Sectorinstituut op 1 juli 2014 opgericht na een fusie
tussen VTL, Fuwa en Gezond Transport. Het Sectorinstituut ondersteunt werkgevers met een
breed scala aan producten en diensten. Daarnaast staat het Sectorinstituut werknemers bij met
raad en daad voor een mooie loopbaan in de sector, van leerling tot pensioen.
2 Arbeidsmarktrapportage 2016
Reikwijdte sector transport en logistiek
Het Sectorinstituut zet zich met zijn dienstverlening in voor werkgevers en werknemers in de
sector transport en logistiek. Met de sector transport en logistiek wordt bedoeld: alle bedrijven
die goederen opslaan en vervoeren voor derden tegen betaling en de bedrijven die mobiele
kranen verhuren (hijswerkzaamheden, verticaal transport). Deze ondernemingen vallen onder de
werkingssfeer van de cao Beroepsgoederenvervoer en Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen (SOOB).
Onder de definitie van de sector (en de cao) valt ook niet-vergunningplichtig vervoer kleiner dan
500 kg, zoals de koeriersector, en logistieke ondernemingen die zelf geen vervoer verrichten maar
vrijwillig zijn aangesloten bij de cao. In de sector gaat het om circa 134.000 werknemers in circa
6.000 ondernemingen (exclusief zzp’ers)1.
De sector (en het werkterrein van het Sectorinstituut) zoals hier gedefinieerd dekt niet alle transport
en niet alle logistieke ondernemingen. Er zijn ook chauffeurs in dienst van bedrijven die alleen hun
eigen goederen vervoeren (verladers). Deze werknemers vallen veelal onder de werkingssfeer
van een andere sector. Verder vallen de eigen rijders2, de flexibele schil (zzp’ers3) en chauffeurs
werkzaam bij gedispenseerde bedrijven4 niet onder de werkingssfeer van de cao.
Daarnaast gaan logistieke activiteiten verder dan alleen de bedrijven die zijn aangesloten bij de
cao. De logistiek is meer dan alleen een bedrijfstak; het is een functioneel onderdeel van meerdere
branches binnen de sector transport en logistiek (bijv. in goederenvervoer over de weg, opslag en
dienstverlening voor vervoer). Logistieke dienstverlening speelt daarnaast ook in andere sectoren
een belangrijke rol zoals in industrie, bouw, groot- en detailhandel5.
In Figuur i is de afbakening van de sector weergegeven. In het blauwe gedeelte de werkgevers en
werknemers aangesloten bij de cao en SOOB (primaire werkterrein van het Sectorinstituut); circa
134.000 werknemers en 6.000 bedrijven. Het grijze gedeelte geeft het totaal aantal bedrijven en
werknemers in het beroepsgoederenvervoer en logistieke dienstverlening en opslag weer (dus
inclusief de bedrijven die niet bij SOOB en cao Beroepsgoederenvervoer zijn aangesloten, zoals
een deel van de logistiek dienstverleners en zelfstandigen)6. Dat zijn circa 208.000 werknemer en
23.000 bedrijven.
1 Pensioenfonds Vervoer, 20162 Transportbedrijven met één vergunningsbewijs voor beroepsgoederenvervoer over de weg (Eurovergunning) worden vaak gezien als
‘eigen rijder’. Een dergelijk bedrijf heeft één voertuig en de eigenaar is tevens chauffeur. Bron: NIWO begrippenlijst. 3 Een zzp’er kan ook een eigen rijder zijn wanneer die zelf over een voertuig beschikt (gehuurd, geleased of in eigendom). Hij wordt
dan aangemerkt als vervoerondernemer en moet dus ook over een Eurovergunning voor beroepsgoederenvervoer over de weg
beschikken. Bron: NIWO begrippenlijst. 4 Een gedispenseerd bedrijf is een bedrijf dat valt onder de (algemeen verbindend verklaarde) werkingssfeer van de SOOB-CAO, maar
voor de toepassing daarvan dispensatie heeft gekregen op grond van bepaalde redenen; zo kan het zijn dat slechts een klein gedeelte
van de werkzaamheden onder beroepsgoederenvervoer valt of dat een bedrijf een eigen collectieve overeenkomst heeft gesloten.5 Monitor Logistiek & Goederenvervoer voor Nederland. Buck Consultants International, 20156 Arbeidsmarktinformatie Transport en Logistiek, ABF Research, 2016. De cijfers zijn gebaseerd op SBI codes; de geregistreerde
hoofdactiviteit van de onderneming waar iemand werkzaam is. Verschillende hoofdactiviteiten zijn geclusterd om tot een beeld te
komen van werknemers en werkgevers in het beroepsgoederenvervoer over de weg en logistieke dienstverlening.
Inleiding 3
Figuur i
Transport en logistiek
Sector SOOB6.000 bedrijven• Bedrijven zijn aangesloten bij SOOB en
cao Beroepsgoederenvervoer• Bedrijven hebben personeel in dienst
134.000 werknemers• Vaste krachten• Oproepkrachten
• Beroepsgoederenvervoer over de weg en verticaal transport voor derden
• Koeriers• Logistieke dienstverlening
en opslag
Totaal 23.000 bedrijven• Bedrijven met personeel• Eigen rijders: bedrijf met
één voertuig en eigenaar is tevens chauffeur
• Bijdrijven aangesloten bij SOOB-cao
• Bedrijven niet aangesloten bij cao (vaak logistiek dienstverleners)
Totaal 208.000 werknemers• Vaste krachten• Oproepkrachten• Zelfstandigen
Bronnen: ABF, Research 2016; Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Inhoud jaarrapport 2016
Ontwikkeling economie en arbeidsmarkt sector transport en logistiek
In het eerste hoofdstuk wordt de actuele situatie op de arbeidsmarkt in de sector transport
en logistiek weergegeven met behulp van verschillende arbeidsmarktindicatoren als
omzetontwikkeling, ondernemersvertrouwen, aantal faillissementen en de vacaturegraad. Er
worden tevens prognoses gegeven van de vraag naar arbeid en het aanbod van personeel, zowel
in het beroepsgoederenvervoer als in de logistieke dienstverlening. Speciale aandacht is er voor
digitalisering, automatisering en robotisering in de sector.
Werkgevers/bedrijven in de sector
Hoofdstuk 2 beschrijft de werkgevers in de sector met behulp van gegevens over het aantal
bedrijven, bedrijfsomvang, bedrijfsactiviteiten en deelmarkten. Hierbij wordt een onderscheid
gemaakt in bedrijven die actief zijn in het beroepsgoederenvervoer en logistieke dienstverlening.
Werknemers in de sector
Hoofdstuk 3 belicht de werknemers in de sector. Weergegeven wordt onder andere het
aantal werknemers, aantal vrachtwagenchauffeurs, andere veelvoorkomende functies en
leeftijdsopbouw. Ingezoomd wordt op werknemers met flexibele arbeidscontracten: aantal
oproepkrachten in de sector, functies waarin werknemers vaak een flexibel contract hebben en
redenen voor werkgevers om werknemers met flexibele contracten in te zetten.
4 Arbeidsmarktrapportage 2016
Instroom en uitstroom
Hoofdstuk 4 gaat in op de dynamiek en mobiliteit in de sector: de instroom en uitstroom van
werknemers. Uit welke sectoren komen nieuwe werknemers en waar gaan ze naar toe als ze
de sector verlaten. Ook de instroom vanuit het transport- en logistiekonderwijs komt aan bod.
Belangrijk voor de instroom in de sector vanuit het onderwijs zijn BBL-leerlingen. Weergegeven
worden de deelmarkten waarin zij werkzaam zijn.
Opleiding en ontwikkeling
In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden in de
sector. Zowel het perspectief van werkgevers als werknemers wordt belicht. Is er budget en ruimte
voor opleidingen en maken werknemers daar vervolgens gebruik van? Ook is weergegeven of
werknemers verwachten hun baan te houden of van baan willen veranderen.
Duurzame inzetbaarheid
Het belang van duurzame inzetbaarheid en aspecten die hieronder vallen, zoals preventie, verzuim,
gezondheid en leefstijl komen in hoofdstuk 6 aan bod. Bij preventie gaat het bijvoorbeeld om het
herkennen van arbeidsrisico’s en het nemen van maatregelen om arbeidsongevallen te voorkomen.
Daarnaast wordt in dit hoofdstuk inzicht gegeven in het verzuimpercentage van de sector en
aspecten rondom gezondheid en leefstijl. Wederom komt zowel het perspectief van werkgevers als
werknemers aan bod.
Organisatie en leidinggeven
In het laatste hoofdstuk is er aandacht voor het houden van functioneringsgesprekken en goed
werkgever- en werknemerschap. Aspecten die aan bod komen zijn de keuze voor het beroep,
waardering, relatie werkgever en werknemer en de invloed van werknemers in het bedrijf. Ook
deze onderwerpen worden zoveel mogelijk belicht vanuit de werkgever én werknemer.
Bronnen
De arbeidsmarktrapportage 2016 gebruikt twee soorten bronnen voor onderzoeksgegevens 1)
onderzoek uitgevoerd en of begeleid door het Sectorinstituut zelf en 2) onderzoek, analyses en
registraties van derden.
Onderzoek uitgevoerd en of begeleid door Sectorinstituut
Dit omvat onderzoeken, op het gebied van instroom en inzetbaarheid die enerzijds door de
onderzoekers van het Sectorinstituut zelf worden uitgevoerd en anderzijds in samenwerking met
externe onderzoeksbureaus. In het laatste geval is een extern bureau verantwoordelijk voor de
Inleiding 5
uitvoering en heeft het Sectorinstituut de begeleidende en coördinerende rol in het proces van
vragenlijstconstructie, dataverzameling, analyse en rapportage. Belangrijke onderzoeken van het
Sectorinstituut zijn:
• Bedrijfsenquête 2016: jaarlijks houdt het Sectorinstituut een telefonische enquête onder
werkgevers over de ontwikkelingen in hun bedrijf en in de sector transport en logistiek. De
enquête betreft jaarlijks terugkomende thema’s zoals bedrijfsactiviteiten, functies werknemers,
BBL-leerlingen, opleiding en ontwikkeling, verzuim en duurzame inzetbaarheid. In april en
mei 2016 hebben 1.700 bedrijven meegedaan aan de bedrijfsenquête. Een klein deel hiervan
(120) is hoofdzakelijk logistiek dienstverlener (bepaald op basis van bedrijfsactiviteiten en
omzetverdeling over logistiek, beroepsgoederenvervoer en andere activiteiten).
Er is een steekproef getrokken onder bedrijven die zijn aangesloten bij SOOB (ruim
6.000 bedrijven) waarbij de 35 arbeidsmarktregio’s van het UWV (zie bijlage 1) als uitgangpunt
zijn genomen. Om goed zicht te krijgen op logistieke dienstverlening zijn daarnaast ook
bedrijven uit de logistiek top 100 benaderd. Uitkomsten van de bedrijfsenquête zijn
representatief voor bedrijven in de sector; na weging is de verdeling naar bedrijfsomvang van
bedrijven in de steekproef (groep werkgevers die zijn geënquêteerd) vergelijkbaar met die in de
populatie (SOOB).
• Sectormonitor Transport en Logistiek: elk kwartaal maakt het Sectorinstituut in opdracht van
Pensioenfonds Vervoer (PFV) de Sectormonitor. Thema’s zijn het aantal werkgevers, aantal
werknemers en chauffeurs, leeftijdsopbouw en in- en uitstroom. De monitor is gebaseerd op
geaggregeerde gegevens (niet herleidbaar tot personen) uit de administratie van Pensioenfonds
Vervoer. De data passen exact bij de afbakening van de sector: werknemers en werkgevers
aangesloten bij de cao (in vaste dienst en oproepkracht). Het beroep van werknemers is echter
niet geregistreerd. Er is een analysefilter ontwikkeld, waarmee chauffeurs binnen de groep
werknemers met grote waarschijnlijkheid worden geïdentificeerd. Logistiek dienstverleners
kunnen niet worden onderscheiden van beroepsgoederenvervoerders.
• TON-lezerspanel: leefwereld en meningen chauffeurs. In 2013 is een panel gestart van de
lezers van TON-magazine. Zes keer per jaar wordt het TON-lezerspanel bevraagd op diverse
onderwerpen. Resultaten geven een beeld van meningen en gedragingen van vooral chauffeurs
in de sector transport en logistiek. Het panel bestaat voor het grootste deel uit lezers van
TON-magazine. In TON-magazine wordt regelmatig een oproep gedaan voor aanmelding voor
het panel. Nieuwe panelleden kunnen zich online aanmelden. Daarnaast zijn er panelleden
bijgekomen via het Mobiliteitscentrum en doordat de vakbond CNV haar leden uit de
transportsector heeft uitgenodigd om deel te nemen aan een panelonderzoek over pensioenen.
Het panel komt niet helemaal overeen met de populatie werkzame personen in de sector:
jongeren en logistiek medewerkers zijn in het panel ondervertegenwoordigd.
• Arbeidsmarktinformatie branches beroepsgoederenvervoer en logistiek. ABF Research verzamelt
voor het Sectorinstituut gedetailleerde informatie over de sector transport en logistiek op basis
6 Arbeidsmarktrapportage 2016
van SBI codes7 die verband houden met de hoofdactiviteit of branche die de onderneming heeft
opgegeven. Verschillende hoofdactiviteiten worden geclusterd om tot een beeld te komen van
de ontwikkelingen van werknemers in het beroepsgoederenvervoer en de logistiek (zie bijlage 2
voor de clustering van branches). Deze gegevens zijn gekoppeld aan diverse sociale bestanden
(van CBS, belastingdienst en DUO onderwijs).
Deze benadering van de sector leidt tot een ruimere afbakening van de sector; niet bij de
cao aangesloten transportbedrijven (bijvoorbeeld eigen rijders en logistiek dienstverleners)
en zelfstandigen worden hierbij meegenomen (zie ook Figuur i). Differentiatie naar functie
is op basis van deze gegevens niet mogelijk. Inzichtelijk wordt de verwachte vraag- en
aanbodontwikkeling in de sector, instroom vanuit opleidingen (mbo, hbo/wo), zij-instroom en
uitstroom naar onder meer andere sectoren en werkloosheid.
• Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek. De inzetbaarheidscheck is een
online vragenlijst waarmee inzicht wordt verkregen in de gezondheid, werkbeleving, leefstijl en
loopbaan van werknemers. Het Sectorinstituut wil hiermee werknemers helpen hun vitaliteit,
gezondheid en werkplezier te verbeteren. Er zijn inmiddels ruim 11.000 inzetbaarheidschecks
ingevuld. De deelnemers zijn gemiddeld 46 jaar en meer dan de helft is werkzaam als
chauffeur (55%). Werknemers die de check invullen krijgen een persoonlijk advies. Wanneer
uit de check blijkt dat iemands inzetbaarheid mogelijk risico loopt, nodigt een coach de
werknemer uit voor een persoonlijk gesprek en indien nodig en gewenst krijgt de werknemer
begeleiding. Resultaten van werknemers uit de sector worden vergeleken met de Nederlandse
beroepsbevolking. Ook onderscheid naar functies (bijvoorbeeld chauffeur en logistiek
medewerker) en leeftijdscategorieën is mogelijk.
Onderzoek, analyses en registraties van derden
Het jaarrapport behandelt diverse onderzoeken, analyses en registraties van derden. Deze
bronnen hanteren vaak een andere, ruimere afbakening van de sector transport en logistiek dan
het werkterrein van het Sectorinstituut. Bij deze externe bronnen zal steeds goed de relevantie
voor de sector transport en logistiek, zoals hier gedefinieerd, worden aangegeven. Voordeel van
de externe bronnen is dat vergelijking met andere sectoren mogelijk is en meer zicht ontstaat op
logistieke dienstverlening. De volgende onderzoeken, analyses en registraties van derden worden
(onder andere) gebruikt in de arbeidsmarkrapportage:
• Conjunctuurberichten van de grote Nederlandse banken, het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) en Centraal Planbureau (CPB). Elk kwartaal brengen zij berichten uit over de economische
ontwikkelingen in de diverse sectoren. Het CBS rapporteert bijvoorbeeld elk kwartaal over
de omzetontwikkeling en het ondernemersvertrouwen in het beroepsgoederenvervoer en de
logistiek.
7 SBI staat voor Standaard Bedrijfsindeling. Elk bedrijf krijgt bij inschrijving bij de Kamer van Koophandel een SBI-code toebedeeld,
afhankelijk van de opgegeven hoofdactiviteit.
Inleiding 7
• UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) draagt zorg voor de uitvoering
van de werknemersverzekeringen zoals de WW, WIA en Ziektewet en biedt daarnaast
uitgebreide arbeidsmarktinformatie. Bijvoorbeeld informatie over het aantal vacatures voor
vrachtwagenchauffeur en het aantal geregistreerde werkzoekende chauffeurs.
• TLN (Transport en Logistiek Nederland) geeft om de drie maanden een conjunctuurbericht uit.
Dit is gebaseerd op de conjunctuurenquête die TLN ieder kwartaal onder zijn leden houdt.
De uitkomsten van deze enquête geven een beeld van de stemming in het Nederlandse
beroepsgoederenvervoer over de weg. Het jaarrapport maakt gebruik van de vacaturegraad die
wordt bijgehouden in de conjunctuurberichten van TLN.
• RDW (Rijksdienst voor het Wegvervoer) verstrekt op verzoek van het Sectorinstituut informatie
over het aantal nieuw afgegeven C- en CE- met code 95 rijbewijscategorieën (voor vrachtauto),
dit is indicatief voor de instroom van chauffeurs.
• De NEA (Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden) is een jaarlijks onderzoek (sinds 2003)
naar de werksituatie van werknemers in Nederland bekeken door de ogen van werknemers.
De belangrijkste thema’s zijn: arbeidsomstandigheden, arbeidsongevallen, arbeidsinhoud,
arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. TNO en het CBS voeren de NEA uit in
samenwerking met het ministerie van SZW. De doelpopulatie van de NEA zijn werknemers die in
Nederland wonen en werken en tussen de 15 en 65 jaar (2003-2013) of tussen de 15 en 75 jaar
(vanaf 2014) zijn. Vanaf 2014 is de steekproef vergroot van 80.000 naar 140.000 werknemers.
Hiervan vulden in 2015 46.000 werknemers de NEA daadwerkelijk in. De verzamelde gegevens
worden door weging representatief gemaakt voor de populatie. De NEA maakt onderscheid
tussen diverse sectoren op basis van de SBI-indeling. Voor deze rapportage kijken we naar de
resultaten van de sector Vervoer en opslag8.
8 De NEA definitie van de sector Vervoer en Opslag bestaat uit de volgende deelsectoren: vervoer over land, vervoer over water,
luchtvaart, opslag en dienstverlening voor vervoer en post en koeriers. De sector transport en logistiek is in de NEA dus ruimer
gedefinieerd dan de definitie van de sector die het Sectorinstituut hanteert.
8 Arbeidsmarktrapportage 2016
1. Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek
Hoofdstuk 1 beschrijft de ontwikkeling van de economie en arbeidsmarkt in de sector transport
en logistiek. Dit gebeurt aan de hand van diverse arbeidsmarktindicatoren als omzetontwikkeling,
aantal faillissementen in de sector, afgegeven rijbewijscategorieën, vacaturegraad en
verwachtingen van werkgevers over het eigen bedrijf. Prognoses van de vraag naar arbeid en het
aanbod van personeel, zowel in het beroepsgoederenvervoer als in de logistieke dienstverlening
komen ook aan bod.
1.1 ECONOMIE EN ARBEIDSMARKT SECTOR TRANSPORT EN LOGISTIEK
Ontwikkeling landelijke economie en arbeidsmarkt9
Verschillende Nederlandse banken, UWV, CBS, CPB en TLN rapporteren op regelmatige basis over
de arbeidsmarktsectoren. De economische berichtgeving wijst op verder herstel in 2016 van de
sector transport en logistiek. In 2016 wordt 3 procent volumegroei en 3,5 procent omzetgroei
verwacht. Voor 2017 worden ook gunstige prognoses gegeven.
De sector transport en logistiek profiteert van de aangetrokken Nederlandse Economie. Deze
is stabiel en groeit gestaag. In 2015 was de groei 2 procent. Voor 2016 verwacht het CPB een
groei van 1,8 procent en 2 procent voor 2017. Binnenlandse bestedingen (van consumenten,
overheid en bedrijven) zijn de aanjager van de groei. Consumenten hebben meer te besteden door
stijgende contractlonen, lastenverlichting en lage inflatie en rentepercentages. De herstellende
woningmarkt zorgt voor meer bestedingen en vervoersstromen. Internationaal zijn er wel
onzekerheden die de economie negatief kunnen beïnvloeden: een afkoeling van de economie
in China en andere opkomende landen, olieprijs, Brexit, oplopende geopolitieke spanningen en
terreurdreiging.
De ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn positief. In september 2016 zijn er volgens
het CBS 510 duizend werklozen, 5,7 procent van de beroepsbevolking. Een jaar eerder was dit
nog 6,8 procent. Steeds minder mensen verliezen hun baan en het aantal werklozen dat een baan
vindt is hoog. Het UWV spreekt van gestaag herstel. Naar verwachting groeit het aantal banen
voor werknemers in 2016 met 93 duizend voor werknemers en met 21 duizend voor zelfstandigen
(respectievelijk 1,2% en 1% groei). Het niveau van het aantal banen (7.911 duizend) is nog niet op
het niveau van 2008 (8.025 duizend). het aantal banen voor zelfstandigen vlakt na een aantal jaar
van groei af.
9 Kwartaalmonitor Transport en Logistiek, CBS eerste en tweede kwartaal 2016; Werkloosheid daalt verder. CBS, 2016; Onzekere
wereld. Nederlandse economie stabiel 2016. Centraal Economisch Plan 2016. Trend en ontwikkelingen transport en Logistiek, ING,
2016; Prognoses Transport en Logistiek ABN AMRO, september 2016; Stand van Transport. Trends, ontwikkelingen en, cijfers en
prognoses. ABN AMRO, juni, juli 2016. Branches in Zicht 2016. De harde cijfers van Nederlandse ondernemingen. SRA, 2016; UWV
Arbeidsmarktprognose 2016-2017, UWV, mei 2016.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 9
UWV verwacht dat er in 2016 866 duizend vacatures gaan ontstaan. Sinds 2014 neemt het aantal
vacatures weer toe (na dieptepunt in 2013), maar ook dit aantal is nog niet op pre-crisis niveau
(1,1 miljoen). In meer dan de helft van alle sectoren is sprake van banengroei. In de uitzendbranche
is de groei (relatief) het grootst (6,7%, 46.000 banen). In de bouw is na jaren van krimp voor het
eerst weer sprake van banengroei (3%, 9.000 banen). Voor de sector transport en logistiek is de
verwachte banengroei 1,3 procent in 2016 (5.000 banen).
Omzetontwikkeling sector transport en logistiek
Voor de gehele sector10 wordt dit (en komend) jaar volume11- en omzetgroei verwacht. Kijkend
naar de afzonderlijke branches dan is het beeld wisselend. Voor het Sectorinstituut zijn de
ontwikkelingen in de branches goederenwegvervoer en logistieke dienstverlening relevant.
Positieve berichten zijn er over het goederenwegvervoer: “Groei transportsector zet door” en
“Wegtransport laat mineurfase achter zich.” In de eerste kwartalen van 2016 groeit de omzet met
3 en 2,5 procent ten opzichte van dezelfde periodes een jaar eerder (Figuur 1.1). Sinds eind 2013
groeit de omzet. Voor 2016 en 2017 wordt 1,8 procent en 1,5 procent volumegroei verwacht. De
toegenomen binnenlandse bestedingen en de groei van de bouwsector (met name woningbouw)
zijn een impuls voor het goederenvervoer op de weg. Volgens SRA12 zijn Nederlandse transporteurs
ook meer dan voorheen op het binnenland gericht: zo’n 90 procent van hun volumes worden in een
straal van 300 kilometer rond Utrecht vervoerd.
Logistieke dienstverlening kende de afgelopen jaren een sterke groei. Gesproken werd van de
“groeimotor van de sector transport en logistiek”. Logistiek profiteerde van sterke exportgroei,
meer opslag door e-commerce en uitbesteding door retailers en specialistische verladers. Voor
2016-2017 wordt terugvallende volumegroei verwacht (1,8% na gemiddeld 3% in de jaren
daarvoor), “Groeimotor logistiek koelt af.” Oorzaken zijn minder groei van de internationale vraag
en minder uitbesteding door verladers. Na een lange periode van omzetstijging is er in de eerste
helft van 2016 ook sprake van omzetdaling13 in de logistiek (Figuur 1.1).
10 De Banken, CBS en UWV hanteren ruimere definities van de sector dan het Sectorinstituut: doorgaans worden personenvervoer en
vervoer over water en lucht ook meegenomen. Zij besteden ook altijd aandacht aan afzonderlijke branches. 11 Volumegroei is een uitkomstmaat voor economische groei: https://www.cbs.nl/nl-nl/faq/specifiek/wat-is-economische-groei-en-hoe-
komt-het-cbs-tot-dit-cijfer-12 Branches in Zicht 2016. De harde cijfers van Nederlandse ondernemingen. SRA, 201613 Logistieke dienstverlening of Opslag en dienstverlening voor het vervoer omvat bij het CBS verschillende deelbranches:
dienstverlening voor vervoer over land, opslag, dienstverlening vervoer door de lucht, expediteurs, dienstverlening vervoer over
water en laden, lossen en overslag. De omzetontwikkeling vertoont een wisselend beeld: in het 2e kwartaal 2016 daalde de omzet
bij dienstverleners voor vervoer over water en laad-, los- en overslagactiviteiten. Bij de andere branches nam deze toe, maar niet
genoeg om de totale omzetontwikkeling te laten stijgen.
10 Arbeidsmarktrapportage 2016
Voor de sector geldt dat er sprake is van hoge concurrentie en dunne marges. Tegelijkertijd
worden logistieke ketens complexer, volumes minder goed voorspelbaar en kan de vraag naar
capaciteit op dagbasis schommelen. Opdrachtgevers verwachten een grote flexibiliteit. Volgens
ING zijn Investeringen in ICT en business intelligence14 noodzakelijk. PWC spreekt van het belang
van ‘digitale fitheid’: succesvolle logistieke ondernemingen weten nieuwe technologieën als
data-analyse, automatisering en platformoplossingen, optimaal te benutten15. SRA noemt het
belang van professionaliteit en innovatiekracht. Opkomende informatiestromen en groeiende
complexiteit vragen andere bedrijfsmodellen en ander denkvermogen van personeel (van
operationeel naar strategisch).
Figuur 1.1 Omzetontwikkeling ten opzichte van een jaar eerder
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
I II III IV I II III IV I II III IV I II
2013 2014 2015 2016
Goederenvervoer over de weg Logis�eke dienstverlening
Bron: CBS, 2016
Ondernemersvertrouwen
De stemming onder ondernemers in de transportsector is in 2016 positief (Figuur 1.2). Er is sprake
van een positief ondernemersvertrouwen sinds het vierde kwartaal van 2014. CBS rapporteert
elk kwartaal over het ondernemersvertrouwen16. Dit is samengesteld uit drie indicatoren: de
ontwikkeling van de omzet en het economisch klimaat in het vorige kwartaal en omzetverwachting
voor het lopende kwartaal.
14 Vergaande data-analyse (van klantdata en bedrijfsprocessen) voor het stellen van bedrijfsdoelen en behalen van bedrijfsresultaten.15 Shifting patterns. The future of the logistics industry. PWC, 2016.16 De cijfers van het ondernemersvertrouwen hebben betrekking op Vervoer en Opslag, de CBS definitie van de sector transport en
logistiek. Vervoer en Opslag bestaat uit de volgende deelsectoren: vervoer over land, vervoer over water, luchtvaart, opslag en
dienstverlening voor vervoer en post en koeriers. De sector transport en logistiek is hier dus ruimer gedefinieerd dan de definitie van
de sector die het Sectorinstituut hanteert.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 11
Figuur 1.2 Ondernemersvertrouwen
-25
-20
-15
-10
-5
0
5
10
I II III IV I II III IV I II III IV I II
2013 2014 2015 2016
Saldo % optimisten en % pessimisten in transport en logistiek
Bron: CBS, 2016
Verwachtingen over ontwikkeling eigen bedrijf
In de bedrijfsenquête van het Sectorinstituut is aan werkgevers gevraagd of zij denken dat
2016 voor hun bedrijf een beter jaar wordt dan 2015 (Figuur 1.3). 51 procent van de werkgevers
verwacht een beter jaar. Met name de groep die negatief is neemt af ten opzichte van vorig jaar
(11% in 2016 vergeleken met 17% in 2015).
Figuur 1.3 Stelling: 2016 zal voor mijn bedrijf een beter jaar worden dan 2015
17%
11%
31%
34%
47%
51%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
2015
2016
Mee oneens Noch eens, noch oneens
Mee eens Weet niet/wil niet zeggen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
12 Arbeidsmarktrapportage 2016
De belangrijkste thema’s voor de komende twee jaar voor werkgevers zijn: behouden van omzet,
werk en klanten (door 42% van werkgevers genoemd), omzet- en winstgroei (28%) en uitbreiding
van bedrijfsactiviteiten (12%) (Figuur 1.4).
Figuur 1.4 Belangrijkste thema’s komende twee jaar voor werkgevers (meerdere antwoorden mogelijk)
1%
2%
3%
3%
4%
5%
5%
7%
7%
7%
8%
9%
12%
28%
42%
0% 10% 20% 30% 40% 50%
Wet & regelgeving
Concurrentie met buitenland, met lage lonen
Vinden van opvolger voor bedrijf
duurzamer gaan werken, mvo
Veilig werken
Ontwikkeling en opleiding van personeel, Code 95
Nieuw materiaal aanschaffen
Vinden van personeel
Automatisering, digitalisering, innovatie
Terugdringen ziekteverzuim, duurzame inzetbaarheid
(Huidig) personeel behouden
Bezuinigen, kosten beheersen/ besparen
Bedrijf(activiteiten)/ werk uitbreiden
Groei, meer omzet, meer winst maken
Behoud van omzet, werk en klanten
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Verwachtingen over eigen bedrijf naar deelmarkt17
Bedrijven in de deelmarkt Verhuisvervoer zijn het meest optimistisch in hun verwachtingen:
69 procent van bedrijven in deze deelmarkt denkt dat 2016 een beter jaar voor hun bedrijf wordt
dan 2015 (Figuur 1.5). Daarna volgen de deelmarkten Koeriers en expres, Afvalstoffentransport en
Autotransport. Het minst positief zijn bedrijven in de deelmarkten Veevervoer, Tank- en silovervoer
en Rijdende melkontvangst.
17 Van de deelmarkten Gevaarlijke stoffen, Verticaal transport en Sierteeltvervoer kunnen geen gegevens worden weergegeven. Het
aantal werkgevers in deze deelmarkten dat heeft meegedaan aan de bedrijfsenquête 2016 van het Sectorinstituut, is te laag om
voor deze vragen betrouwbare uitkomsten te krijgen.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 13
Figuur 1.5 Stelling: 2016 zal voor mijn bedrijf een beter jaar worden dan 2015 (naar deelmarkt)
24%
32%
33%
35%
45%
45%
46%
50%
50%
51%
53%
55%
58%
59%
60%
69%
44%
37%
56%
35%
43%
37%
32%
40%
38%
41%
30%
32%
23%
29%
22%
28%
28%
32%
11%
20%
11%
11%
12%
3%
9%
8%
16%
8%
19%
9%
16%
3%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Rijdende melkontvangst
Tank- en silovervoer
Veevervoer
Kiepautobedrijven
Koel- en vriestranport
Bouwmaterialen vervoer
Agrarisch vervoer
Ferry - int. transport
Algemeen distributievervoer
Exceptioneel transport
Containervervoer
Logistiek
Autotransport
Afvalstoffentransport
Koeriers en expres
Verhuisvervoer
Eens Neutraal Oneens Weet niet/wil niet zeggen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Aantal afgegeven rijbewijscategorieën
Het aantal nieuw afgegeven rijbewijscategorieën C en CE met code 95 (rijbewijzen vrachtauto) is
indicatief voor de instroom van nieuwe chauffeurs in de arbeidsmarkt18. Vanaf 2015 is er sprake van
een toename van het aantal afgegeven rijbewijscategorieën. Gemiddeld werden er per maand 370
afgegeven (op jaarbasis 4.456) (Figuur 1.6).
Tussen 2012 en 2014 daalde het aantal afgegeven rijbewijscategorieën voor de vrachtauto. In 2012
registreerde de RDW er in totaal 4.645, in 2013 in totaal 3.964 en in 2014 waren dit er 3.447. Het
maandelijkse aantal daalde in deze periode van gemiddeld 378 naar 278.
18 Het gaat niet om het totaal aantal nieuwe chauffeurs, maar om het aantal afgegeven rijbewijscategorieën; één persoon kan namelijk
in hetzelfde jaar zowel C als CE halen. Het is niet mogelijk om vast te stellen hoeveel personen jaarlijks beide rijbewijscategorieën
halen.
14 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 1.6 Aantal afgegeven rijbewijscategorieën
4,645
3,964
3,447
4,456
2,627
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
4500
5000
2012 2013 2014 2015 2016 t/m juni
C + code 95 CE + code 95 Totaal per jaar
Bron: RDW, 2016
Faillissementen in de sector
Pensioenfonds Vervoer registreert het aantal faillissementen van werkgevers in de sector19. In
2015 gingen in totaal 113 bedrijven in de sector failliet (Figuur 1.7). Vanaf 2012 daalt het aantal
faillissementen.
In de eerste helft van 2016 zijn er 57 bedrijven failliet gegaan. Het aantal faillissementen ligt
doorgaans hoger in de eerste helft van het jaar (1e en 2e kwartaal).
Figuur 1.7 Aantal faillissementen in de sector
190182
236
196
169
113
57
0
50
100
150
200
250
2010 2011 2012 2013 2014 2015 1e helft2016
Bron: Pensioenfonds Vervoer 2016, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek
19 Met de sector wordt hier bedoeld bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de cao Beroepsgoederenvervoer en SOOB, het
werkterrein van het Sectorinstituut.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 15
1.2 VACATURES SECTOR TRANSPORT EN LOGISTIEK
Vacaturegraad
Elk kwartaal rapporteert TLN over de vacaturegraad20, het aantal vacatures als percentage van
het aantal vervulde arbeidsplaatsen in de sector transport en logistiek. Dit cijfer weerspiegelt de
economische ontwikkeling en de verwachtingen van bedrijven. In Figuur 1.8 is de vacaturegraad
weergegeven voor chauffeurs en het totale personeel.
In het 2e kwartaal van 2016 is de vacaturegraad van vrachtwagenchauffeurs 2,8%. Dit is iets hoger
dan dezelfde periode in 2015 (2,6%). Sinds 2014 loopt de vacaturegraad op. Het pre-crisisniveau is
nog niet bereikt. In het 2e kwartaal van 2008 was de vacaturegraad voor chauffeur 4%.
Figuur 1.8 Vacaturegraad transport en logistiek
2.8%
0.0%
0.5%
1.0%
1.5%
2.0%
2.5%
3.0%
3.5%
4.0%
4.5%
I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
rijdend totaal personeel
Bron: TLN, 2016
Vacatures vrachtwagenchauffeur en niet-werkende werkzoekende vrachtwagenchauffeurs
In de registraties van UWV zijn gegevens aanwezig over het beroep vrachtwagenchauffeur21.
Het aantal niet-werkende chauffeurs dat kort werkzoekend is (minder dan 6 maanden) neemt
af (Figuur 1.9)22. In september 2016 zijn er 1.643 kortdurend werkzoekende chauffeurs en in
20 Cijfers over de vacaturegraad zijn onderdeel van de conjunctuurenquête van TLN. TLN stuurt deze enquête per kwartaal naar ±
2.000 leden. De respons bedraagt per kwartaal tussen de 30 en 40 procent. Binnen de respons is een vast panel van 200 bedrijven.
De resultaten (bewegingen) uit de conjunctuurenquête worden getoetst op basis van de resultaten van het vaste panel.21 UWV registreert een brede groep van chauffeurs en de data bevatten ook chauffeurs die buiten het werkveld van Sectorinstituut
vallen, onder andere eigen rijders, zelfstandigen en chauffeurs van eigen vervoerders. Niet alle UWV geregistreerde personen
hebben ook al als vrachtwagenchauffeur gewerkt en beschikken over een vrachtautorijbewijs (‘wensberoep’). De openbare UWV-
data staan het niet toe om de groep niet-werkende werkzoekende chauffeurs nader te specificeren.22 Niet iedereen die werkt zoekt meldt zich aan bij UWV, met name als men geen recht heeft op een uitkering (vaak jonge
werkzoekenden).
16 Arbeidsmarktrapportage 2016
september 2015 waren dit er 2.709. De groep chauffeurs die langer op zoek is naar werk neemt
daarentegen toe. In september 2016 waren 7.089 chauffeurs langdurig opzoek naar werk en in
september 2015 waren dit er 6.202.
Het aantal vacatures23 (openstaande en nieuwe) voor vrachtwagenchauffeur bevindt zich in een
opwaartse trend. In 2016 zijn er pieken in april (4.495) en september 4.743.
In meerdere arbeidsmarktregio’s is vrachtwagenchauffeur een veel gezochte functie. Dit geldt
met name voor de arbeidsmarktregio’s in Limburg en Brabant, maar ook in Drenthe, Gorinchem en
Zeeland. De functie staat daar in de top 10 van beroepen waarvoor het eerste halfjaar van 2016 de
meeste vacatures openstonden24.
Figuur 1.9 Vacatures chauffeur en niet-werkende werkzoekende chauffeurs
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
janu
ari
febr
uari
maa
rt
april
mei
juni juli
augu
stus
sept
embe
r
okto
ber
nove
mbe
r
dece
mbe
r
janu
ari
febr
uari
maa
rt
april
mei
juni juli
augu
stus
sept
embe
r
2015 2016
> 6 maanden werkzoekend
Nieuwe vacatures
Openstaande vacatures
< 6 maanden werkzoekend
Bron: UWV, 2016
23 De cijfers van UWV bevatten: vacatures geplaatst door medewerkers van UWV, door werkgevers zelf op werk.nl, door
uitzendbureaus die samenwerken met UWV en vacatures van Jobfeed niet horend bij een van de vorige categorieën. De cijfers geven
een goed beeld van de externe werving van kandidaten. Vacatures die via die het eigen netwerk of intern worden aangeboden,
blijven buiten de cijfers van UWV.24 https://www.werk.nl/werk_nl/arbeidsmarktinformatie/publicaties/publicaties-over-regios/regio-in-beeld
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 17
Verhouding tussen aantal vacatures en werkzoekenden
Figuur 1.10 geeft de verhouding weer tussen het aantal openstaande vacatures25 en het
aantal bij UWV ingeschreven kortdurende niet-werkende werkzoekenden. Dit doen ze met een
spanningsindicator. Kortdurend werkzoekend (<6 maanden) wordt gehanteerd omdat deze groep
snel inzetbaar is op de arbeidsmarkt.
In de periode 2012-2014 is er voor het beroep vrachtwagenchauffeur sprake van een ruime
arbeidsmarkt: het aantal werkzoekenden is hoog en het aantal vacatures laag. Vanaf begin 2015
loopt de arbeidsmarktspanning op. In het 2e kwartaal van 2016 is er zelfs sprake van krapte.
Figuur 1.10 Spanning op de arbeidsmarkt (verhouding tussen vacatures en werkzoekenden)
00.10.20.30.40.50.60.70.80.9
11.11.21.31.41.51.61.71.81.9
22.12.22.32.42.5
I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Vrachtwagenchauffeur Transport en logistiek beroepen
Zeer ruim
Gemiddeld
Krap
Ruim
Bron: UWV, 2016
25 Het aantal openstaande vacatures is hier een opstelling van vacatures die zelf door werkgevers en intermediairs op werk.nl zijn
gezet, vacatures die door de werkgeversservicepunten zijn verzameld en doorgezet op werk.nl en vacatures die via Jobfeed zijn
gegenereerd door te zoeken op het internet. Het Jobfeed-bestand met internetvacatures is ontdubbeld, herwogen en opgehoogd
naar het totaal aantal openstaande vacatures volgens het CBS. Het gaat hier om een schatting van de totale vacaturemarkt en niet
slechts om de vacatures die bij UWV worden gemeld.
18 Arbeidsmarktrapportage 2016
Openstaande vacatures beroepsgoederenvervoer en logistiek dienstverleners
In de bedrijfsenquête 2016 van het Sectorinstituut hebben we verschillende vragen opgenomen
over de openstaande vacatures in de sector.
In (voorjaar) 2016 zeggen meer bedrijven in de sector openstaande vacatures te hebben dan
in 2015 (Figuur 1.11). Van de geïnterviewde bedrijven in het beroepsgoederenvervoer heeft
16 procent openstaande vacatures. Dit was 11% in het voorjaar van 2015.
Logistiek dienstverleners hebben in 2016 vaker openstaande vacatures dan bedrijven in het
beroepsgoederenvervoer, 26 procent vergeleken met 16 procent. Gemiddeld hebben logistiek
dienstverleners 4 en beroepsgoederenvervoerders 2 openstaande vacatures.
Figuur 1.11 Openstaande vacatures beroepsgoederenvervoer en logistiek
16%
26%
11%
18%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%
Beroepsgoederenvervoer
Logistieke dienstverlening
openstaande vacatures 2015 openstaande vacatures 2016
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2015/2016
Vacatures naar functies
Bedrijven zijn gevraagd voor welke functies zij opstaande vacatures hebben (Figuur 1.12).
Beroepsgoederenvervoerders en logistiek dienstverleners zoeken het vaakst naar chauffeurs
(respectievelijk 70 en 45 procent van de vacatures). Daarnaast zoeken ze naar medewerkers
finance/sales/administratie logistiek, planners en logistiek medewerkers.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 19
Figuur 1.12 Vacatures naar functie
1%
2%
3%
0%
3%
1%
3%
4%
7%
6%
70%45%
0% 20% 40% 60% 80%
Heftruckchauffeur
Koerier
Kraanmachinisten
Manager/directeur/verantwoordelijke voor de vestiging
Verhuizer (assistent)
Logistiek supervisor/logistiek manager
Logistiek medewerker
Planner wegtransport/planner logistiek
Andere functie
Finance/sales/administratie/ICT
Chauffeur
Logistieke dienstverlening Beroepsgoederenvervoer
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Verwachtingen bedrijven over het aantal vacatures
Figuur 1.13 geeft de verwachtingen van bedrijven weer over het aantal openstaande vacatures.
In 2016 is de groep bedrijven die verwacht dat het aantal vacatures hoger is dan vorig jaar flink
gegroeid: in 2015 verwachtte 23 procent meer vacatures en in 2016 is dit 46 procent. Dit is in lijn
met de eerder gepresenteerde cijfers over de stijging van de vacaturegraad.
Figuur 1.13 Stelling: Ik verwacht dat het aantal vacatures dit jaar hoger zal zijn dan vorig jaar
55%
27%
23%
46%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
2015
2016
Mee oneens Noch eens, noch oneens
Mee eens Weet niet/wil niet zeggen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
20 Arbeidsmarktrapportage 2016
Ontwikkeling vraag naar logistieke functies
Een analyse van arbeidsmarkt door Yacht26 toont dat het aantal vacatures voor hogere logistieke
functies met 4 procent is gegroeid ten opzichte van vorig jaar (Figuur 1.14). Meer aandacht voor
ketensamenwerking en efficiënte uitvoering van logistiek en planning zorgen voor een groeiende
vraag naar de functies logistiek manager, logistiek coördinator, planner en Supply chain analist,
zowel binnen de industrie als logistieke dienstverlening.
Figuur 1.14 Groei vacatures logistieke functies 2016-Q2 t.o.v. 2015-Q2
3%
10%
30%
63%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Logistiek manager
Logistiek coördinator
Planner/Supply chain engineer
Supply chain manager
Bron: Jobdigger vacaturedata, Beroepen en Arbeidsmarkt Survey (2016), bewerking door Yacht
1.3 PROGNOSES: VERWACHTE ARBEIDSVRAAG EN PERSONEELSAANBOD TUSSEN 2015-2025
Het eerste deel van dit hoofdstuk laat zien dat in 2016 sprake is van verder economisch herstel
in de sector. Er is onder andere sprake van meer bedrijvigheid, minder faillissementen en
meer vacatures dan in 2015. Dit betekent een grotere arbeidsbehoefte. De vraag is of het
personeelsaanbod zich voldoende mee-ontwikkelt.
Figuur 1.15 laat zien dat de vraag naar arbeid in de sector naar verwachting de komende 10 jaar
harder toeneemt dan het aanbod van personeel27. Dit geldt sterker voor logistiek dan voor het
beroepsgoederenvervoer. In de logistiek wordt een groei verwacht van de arbeidsvraag van
7 procent en in het beroepsgoederenvervoer van 5,5 procent. Het personeelsaanbod stijgt
respectievelijk met 2,6 en 2 procent.
26 63% meer vraag naar Supply Chain Managers, Yacht, 2016. 27 De arbeidsvraag is de vraag naar arbeid uitgedrukt in het aantal beschikbare voltijdsbanen (fte). Hieronder vallen zowel de
vervulde banen (deel van de vraag ingevuld door werkenden) als de beschikbare vacatures. Het aanbod van personeel is het aantal
beschikbare personen voor de arbeidsmarkt in fte (zowel de werkenden als de niet-werkende werkzoekenden).
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 21
Vraag en aanbod gaan steeds sterker uit elkaar lopen. Naast de verbeterde economische situatie
in de sector liggen de oorzaken hiervoor in veroudering van werknemers, pensionering en
minder instroom vanuit het onderwijs (zie de volgende hoofdstukken voor informatie over deze
ontwikkelingen).
De prognoses voor de sector transport en logistiek zijn gebaseerd op een uitgebreid
prognosemodel van ABF Research: Hermes. Dit model geeft inzicht in historische en verwachte
ontwikkeling van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt28 (zie ook bijlage 3). Verschillende andere
sectoren, zoals Detailhandel, Horeca en Ambachten gebruiken Hermes.
Figuur 1.15 Ontwikkeling van arbeidsvraag en personeelsaanbod (procentuele groei t.o.v. 2015)
5.5%
7.1%
2.0%2.6%
0.0%
1.0%
2.0%
3.0%
4.0%
5.0%
6.0%
7.0%
8.0%
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025
Arbeidsvraag Beroepsgoederenvervoer over de weg
Arbeidsvraag Logis�eke dienstverlening en opslag
Personeelsaanbod Beroepsgoederenvervoer over de weg
Personeelsaanbod Logis�eke dienstverlening en opslag
Bron: ABF Research, 2016, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek
Spanning tussen arbeidsvraag en personeelsaanbod (spanningsindex)
Doordat de arbeidsvraag sneller stijgt dan het personeelsaanbod zal de spanning op de
arbeidsmarkt oplopen, met krapte tot gevolg. De spanningsindex weergeven in Figuur 1.16
geeft de verhouding tussen vraag en aanbod weer. Deze wordt berekend door de vraag te delen
door het aanbod. Een spanningsindex groter dan 1 betekent een grotere vraag dan aanbod en
28 Hermes van ABF Research houdt rekening met de factoren economie, arbeidsproductiviteit, demografie, instroom vanuit onderwijs,
doorstroom en zij-instroom in sector en invloed van ICT en internet. Verschillende registratiebestanden van onder meer CBS,
Belastingdienst, GBA, UWV, DUO zijn gekoppeld om inzicht te geven in de arbeidsmarkt en onderwijsmarkt naar sector en regio.
Naast vraag en aanbod zijn prognoses beschikbaar van persoonskenmerken en baankenmerken zoals leeftijd, geslacht, inkomen,
etniciteit, arbeidsrelatie en opleiding. Gegevens gaan over alle werknemers in de sector, alleen over chauffeurs is niet mogelijk
(beroep werknemers is in brongegevens niet bekend). Voor meer informatie over het Hermes model: http://www.abfresearch.nl/
media/690312/2013%20-%20hermes_digitaal_small.pdf
22 Arbeidsmarktrapportage 2016
dus een personeelstekort. Voor een goed functionerende arbeidsmarkt is echter altijd een klein
personeelsoverschot nodig. Over het algemeen is in Nederland het aanbod groter dan de vraag
(gangbaar is een spanningsindex tussen de 0,92 en 0,98).
Zowel in het beroepsgoederenvervoer als de logistieke dienstverlening zal de spanningsindex
naar verwachting de komende 10 jaar flink oplopen, waardoor het voor werkgevers steeds lastiger
wordt om geschikt personeel te vinden.
Figuur 1.16 Ontwikkeling spanningsindex tussen 2015 en 2025
0.91
0.92
0.93
0.94
0.95
0.96
0.97
0.98
0.99
1
1.01
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025
Beroepsgoederenvervoer over de weg
Logistieke dienstverlening en opslag
Bron: ABF Research, 2016, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek
Figuur 1.17 en Figuur 1.18 geven de verschillen weer in de verwachte arbeidsmarktspanning in
2025 tussen de 35 arbeidsmarkregio’s. Voor zowel beroepsgoederenvervoer als logistiek zijn er
aanzienlijke verschillen tussen de verschillende regio’s.
In 2025 is de spanning in het beroepsgoederenvervoer het hoogst in Groot Amsterdam, Rijk
van Nijmegen en Noord- en Zuid-Limburg (donker rode gebieden). In deze regio’s is de vraag
naar personeel zelfs hoger dan het aanbod (personeelstekort). In andere regio’s (groen en roze
gekleurd, spanning vanaf 0.96) liggen het personeelsaanbod en de arbeidsvraag zo dicht bij elkaar
dat het lastig is om vacatures direct te vervullen. Dit speelt bijvoorbeeld in Rijnmond en Midden-
Utrecht. In de Drechtsteden en Midden-Holland wordt de laagste spanning voorspeld. Het aanbod
van personeel is ruim voldoende om de vraag naar arbeid in te kunnen vullen.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 23
Figuur 1.17 Spanningsindex beroepsgoederenvervoer over de weg in 2025
Bron: CBS, bewerking ABF Research en Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Voor logistieke dienstverlening wordt in 2025 in meer regio’s een grotere vraag dan aanbod
verwacht. Onder andere in de logistieke regio’s in Brabant en Limburg en in Groningen en Groot
Amsterdam.
Figuur 1.18 Spanningsindex logistieke dienstverlening in 2025
Bron: CBS, bewerking ABF Research en Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
24 Arbeidsmarktrapportage 2016
1.4 DIGITALISERING, AUTOMATISERING EN ROBOTISERING
Digitalisering, automatisering en robotisering zullen het werkveld en de arbeidsvraag mogelijk
ingrijpend veranderen. Gesproken wordt van de aanstaande vierde industriële revolutie: verdere
ontwikkeling en steeds bredere toepassing van ICT, met een centrale positie van digitalisering in
verschillende sectoren en het maatschappelijke leven29. De SER heeft de verwachte gevolgen van
digitalisering en robotisering voor de arbeidsmarkt, organisatie van werk en arbeidsverhoudingen
in kaart gebracht (op basis van literatuuronderzoek). Enkele conclusies:
• Er zullen nieuwe bedrijfs-en verdienmodellen ontstaan, die weer kunnen zorgen voor andere
productie- en werkprocessen. Belangrijk is om tegelijk met de technologische innovaties de
bedrijfscultuur en werkprocessen aan te passen, medewerkers te betrekken en in staat te stellen
om hun kennis en vaardigheden op peil te brengen. Anders hebben innovaties weinig effect.
• Veel veranderingen vinden al plaats op het gebied van bedrijfsomvang, taken en projectmatig
werken. Transactie- en bedrijfskosten dalen door digitalisering waardoor sommige bedrijven een
minder grote schaal nodig hebben om winst te kunnen maken.
• De invloed op de kwaliteit van werk is nog niet duidelijk. Enerzijds zullen er steeds meer
mogelijkheden komen om fysiek zwaar, repetitief en gevaarlijk werk te beperken. Anderzijds kan
door digitalisering de rol van de mens en zijn professionaliteit afnemen.
• ICT vergroot de mogelijkheden van bereikbaarheid en niet-plaatsgebonden werk. Een minder
duidelijke scheiding tussen werk en privé kan leiden tot een toename van werkstress (en meer
burn-out klachten).
• Voor werknemers worden algemene, beroepsoverstijgende vaardigheden steeds belangrijker.
Evenals flexibiliteit en een open leerhouding. Het belang van scholing en ontwikkeling neemt
toe door de snelle veroudering van kennis en vaardigheden.
• De gevolgen voor werkgelegenheid zijn niet eenduidig en uitkomsten van onderzoeken
hierover lopen sterk uiteen. Een deel van het werk zal worden overgenomen door machines
of is niet meer nodig omdat de vraag verandert. Nieuwe technologieën leiden vaak tot meer
productiviteit waardoor er minder mensen nodig zijn. De OECD30 verwacht niet dat grote
hoeveelheden banen zullen verdwijnen; gemiddeld 9 procent van alle banen (in Nederland
10 procent). Door technologische verandering zullen nieuwe toepassingen en behoeften
ontstaan die ook werkgelegenheid creëren. Daarbij zorgt hogere productiviteit voor goedkopere
producten. Met hetzelfde inkomen kunnen consumenten nieuwe producten en diensten kopen.
De effecten zullen per sector, regio en periode verschillen.
29 Verkenning en werkagenda digitalisering: Mens en technologie: samen aan het werk. SER, 2016.30 The Risk of Automation for Jobs in OECD Countries. A Comparative Analysis. OECD, 2016.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 25
Digitalisering, automatisering en robotisering in de sector transport en logistiek
In het gebruikte prognosemodel in de vorige paragraaf wordt ook rekening gehouden met de
impact van ICT op de arbeidsvraag en personeelsaanbod in de sector. Dit gebeurt indirect via de
toename van de arbeidsproductiviteit. Deze wordt voor een groot deel voortgestuwd door het
steeds meer en beter inzetten van ICT en andere technologische ontwikkelingen.
Onderzoek van de Rabobank31 (ook besproken in het SER-rapport) probeert de directe invloed
van ICT op de werkgelegenheid in de arbeidsmarktsectoren in beeld te brengen. De effecten van
digitalisering en robotisering op het aantal banen in het verleden (vanaf 1999) en in de toekomst
(tot 2020). Sectoren zijn ingedeeld naar hun aandeel laag, middelbaar en hoog opgeleiden. De
transportsector valt in de middengroep.
Positieve effecten van digitalisering waren er in sectoren met een relatief hoog aantal
laagopgeleiden zoals Horeca en Post. Toename van webwinkels en bezorgdiensten leidden tot
een grotere vraag naar bezorgers. In sectoren met veel middelbaar opgeleiden zoals Bouw,
Detailhandel, Zorg en ook de transportsector ontstond meer arbeidsmarktdynamiek: banenverlies
door ICT-investeringen maar ook het ontstaan van nieuwe banen op middelbaar niveau, zoals
webdesigners, systeembeheerders en onderhoudsmonteurs van machines. Voor sectoren met
relatief veel hoog opgeleiden is het beeld minder duidelijk.
Naar verwachting zal de werkgelegenheid (tot 2020) door extra ICT-investeringen op elk
opleidingsniveau toenemen. In sectoren met relatief veel middelbaar opgeleiden (o.a. de transport
sector) is dit wel minder het geval dan in sectoren met relatief veel laag- en hoogopgeleiden (o.a.
Horeca en ICT).
Belangrijk voor de logistiek is robotisering; veel kostenbesparing is hierdoor mogelijk maar
mogelijk ook veel banenverlies32. In een rapport van Roland Berger33 wordt gesteld dat de komende
10 jaar 1,5 miljoen banen in de logistieke sector in de EU kunnen verdwijnen als de transitie niet
goed wordt voorbereid. Banen in opslag, orderpicking en laden en lossen in magazijnen. Functies
zullen verschuiven: nieuwe functies ontstaan in het onderhoud van robots en controleren van
processen. Samenlevingen en bedrijfssectoren moeten hier tijdig op inspelen met het ontwikkelen
van opleidingen. Robots zijn nu nog duurder dan menselijke arbeidskracht, maar de aanschaf wordt
steeds goedkoper.
31 Arbeidsmarkteffecten van ICT-investeringen en robotkapitaal. Rabobank, 2016.32 Robotisering: minder negatief dan het soms lijkt. Nieuwsblad Transport, oktober 2016.33 Of Robots and Men- in logistics. Towards a confident vision of logistics in 2025. Roland Berger, 2016.
26 Arbeidsmarktrapportage 2016
Walther Ploos van Amstel, Lector City Logistics, wijst in Nieuwsblad Transport juist op
verzachtende factoren van robotisering: het meest belastende werk verdwijnt en logistiek werk
wordt vriendelijker. Het werk zal ook toenemen; door toenemende online verkopen ontstaat
meer en meer magazijnwerk en kleinere zendingen. Dat vraagt om fijnmazigere distributie. Uit het
onderzoek van de Rabobank blijkt overigens dat robotisering een verwaarloosbaar effect heeft
gehad op banenverlies en een zwak effect op de banengroei in de periode 2004-2014. Onderscheid
naar sectoren en opleidingsniveau is helaas niet mogelijk.
Interessant voor het beroepsgoederenvervoer zijn de ontwikkelingen rond automatisch rijdende
vrachtauto’s en platooning: twee of drie vrachtauto’s, verbonden via wifi, die automatisch en
coöperatief op korte afstand van elkaar rijden. In 2016 zijn er geslaagde testritten geweest met
‘truck platoons’34. Voordelen: er ontstaat meer ruimte voor andere weggebruikers, trucks kunnen
gelijktijdig remmen wat schokbeweging voorkomt en verkeersdoorstroom bevordert, goederen
bereiken sneller hun bestemming en brandstof kan worden bespaard. Resultaat is minder CO2-
uitstroot en kostenreductie voor transporteurs.
Onderzoek naar de beeldvorming over platooning35 laat zien dat Transporteurs platooning zien
als dé techniek van de toekomst die je niet uit de weg moet gaan en zo goed mogelijk moet
proberen te implementeren. Kostenbesparing, ‘vergroening’ (ook vanuit marketingperspectief)
en verbetering van het weggebruik zijn hiervoor belangrijke redenen. Samenwerking met andere
transporteurs is vanwege kostendeling bij de implementatie belangrijk. Chauffeurs zien de
voordelen van platooning in de kostenbesparing voor hun werkgevers en de optimalisatie van het
weggebruik. Ze hebben wel moeite met het idee van het weggeven van de controle aan andere
chauffeurs rijdend in een platoon. Met name van andere transporteurs (geen zicht op iemand
anders zijn vaardigheden of rijstijl).
Verwacht wordt dat het beroep van chauffeur (op termijn) door automatisch rijden en platooning
een andere invulling krijgt: chauffeur wordt meer een ‘operator (iemand die een apparaat of
een installatie bedient) dan een bestuurder36. Er komt tijdens het rijden ook ruimte voor andere
productieve taken, bijvoorbeeld administratieve of planningstaken. Transporteurs hebben nog
wel weinig beeld van wat deze taken dan concreet kunnen inhouden. Chauffeurs zijn immers
geselecteerd om hun rijvaardigheden. Er zijn naar verwachting minder chauffeurs nodig in het
lange afstandsvervoer, maar meer in het binnenstedelijk vervoer37. Binnenstedelijk neemt het
34 Tijdens de European Truck Platooning Challenge (april) reden vanuit verschillende Europese steden truck platoons van
vrachtwagenfabrikanten over de openbare wegen naar Rotterdam. Wegbeheerder Rijkswaterstaat wilde ervaring opdoen met
wat platooning betekent voor wegbeheer en veiligheid. https://www.rijkswaterstaat.nl/over-ons/nieuws/nieuwsarchief/p2016/04/
veelbelovende-resultaten-met-eerste-europese-test-truck-platooning.aspx35 Platooning. The perceptions from three different stakeholders and their implications for policy makers. M.B.E. Hendriks, 2015.36 Platooning. The perceptions from three different stakeholders and their implications for policy makers. M.B.E. Hendriks, 2015.37 Lector City Logistics aan de Hogeschool van Amsterdam Walther Ploos van Amstel in Transport en Logistiek: focus op 2035 tussen
droom en werkelijkheid, oktober 2015.
Arbeidsmarktontwikkeling sector transport en logistiek 27
vervoer toe door verstedelijking en groeiende thuisbezorging. Het werk voor toekomstige
chauffeurs wordt hoogwaardiger gekwalificeerd. Er is specifieke kennis nodig van de stad en
veiligheid en klantvriendelijkheid wordt belangrijker door het contact met consumenten en
klanten.
28 Arbeidsmarktrapportage 2016
2. Werkgevers/bedrijven in de sector (SOOB/Pensioenfonds Vervoer)
Dit hoofdstuk beschrijft de werkgevers in de sector aan de hand van een aantal kerngegevens:
aantal bedrijven, bedrijfsomvang, bedrijfsactiviteiten en deelmarkten. Deze gegevens zijn
afkomstig uit de bedrijfsenquête 2016 en van het Pensioenfonds Vervoer.
Aantal bedrijven en gemiddeld aantal werknemers per bedrijf
Tussen 2009-2014 daalde het aantal bedrijven sterk (-7% t.o.v. 2009). Daarna bleef het aantal
stabiel. In 2016 neemt het aantal bedrijven in de sector weer wat toe. In het tweede kwartaal zijn
er 6.170 bedrijven. In dezelfde periode het jaar daarvoor waren dit er 6.026. Het gemiddeld aantal
werknemers per werkgever groeit (22 in 2016) (Figuur 2.1).
Figuur 2.1 Aantal bedrijven in de sector
6,107
22
19.5
20
20.5
21
21.5
22
22.5
5,700
5,800
5,900
6,000
6,100
6,200
6,300
6,400
6,500
6,600
Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Bedrijven Gemiddeld aantal werknemers per bedrijf (rechteras)
Bron: Pensioenfonds Vervoer 2016, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek
Werkgevers/bedrijven in de sector (SOOB/Pensioenfonds Vervoer) 29
Bedrijfsomvang
De sector kent veel kleine bedrijven: 60 procent van de bedrijven bestaat uit maximaal
10 werknemers (Figuur 2.2). Hierbij gaat het om ruim 3.600 bedrijven.
Figuur 2.2 Bedrijfsomvang (naar aantal werknemers)
24%
19%17% 17%
14%
6%
3%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
1-2 3-5 6-10 11-20 21-50 51-100 101+
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut, 2016
Werknemers naar bedrijfsomvang
Ondanks dat de sector uit veel kleine bedrijven bestaat werkt het gros van de werknemers (58%) in
de grotere bedrijven (vanaf 51-100 werknemers) (Figuur 2.3).
Figuur 2.3 Percentage werknemers naar bedrijfsomvang (in categorieën)
2%3%
6%
11%
20%18%
40%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
1-2 werkn. 3-5 6-10 11-20 21-50 51-100 101 of meer
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut, 2016
30 Arbeidsmarktrapportage 2016
Bedrijfsactiviteiten
Bijna alle bedrijven in de sector hebben beroepsgoederenvoer in hun bedrijfsactiviteiten (91%)
(Figuur 2.4). Daarnaast houdt 31 procent zich ook bezig met logistieke dienstverlening en
26 procent met opslag/warehousing38. Naast deze hoofdactiviteiten richten ook veel bedrijven
zich op aanpalende activiteiten als verhuizingen, containerverhuur, kraanverhuur en truck- en
trailerverhuur.
Figuur 2.4 Bedrijfsactiviteiten
2%3%4%4%4%4%5%5%6%6%6%
10%18%
26%34%
91%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
TruckwashSloopwerk
GrondwerkenVerkoop van losgestort materiaal
GrondverzetVerkoop overigVerhuur overig
Truck/trailerverhuurKraanverhuur
Montage werkzaamhedenContainerverhuur
VerhuizingenOverslag
Opslag/warehousingLogistieke dienstverleningBeroepsgoederenvervoer
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
38 Op basis van de bedrijfsactiviteiten en gegevens over de omzetverdeling zijn bedrijven geïdentificeerd die zich hoofdzakelijk
bezig houden met logistieke dienstverlening (7% van bedrijven in de sector). Deze bedrijven halen de meerderheid van hun
omzet uit logistieke dienstverlening en zijn samengenomen met de 21 geïnterviewde bedrijven uit de logistiek top 100 (in totaal
120 bedrijven).
Werkgevers/bedrijven in de sector (SOOB/Pensioenfonds Vervoer) 31
Deelmarkten
Figuur 2.5 geeft het overzicht van de verdeling van bedrijven in de sector naar deelmarkt.
Algemeen distributievervoer (28%) vormt de grootste deelmarkt waarin bedrijven actief zijn.
Daarna volgen de deelmarkten: bouwmaterialenvervoer (13%), koeriers en expres (12%) en koel-
en vriestransport (12%).
Figuur 2.5 Deelmarkten
1%1%1%1%2%2%2%2%2%3%
3%4%
5%8%
12%12%
13%28%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%
Gevaarlijke stoffenVerticaal transport
SierteeltvervoerTank- en silovervoer
AutotransportRijdende melkontvangst
Ferry - int. transportAfvalstoffentransport
VeevervoerExceptioneel transport
KiepautobedrijvenVerhuisvervoer
Agrarisch vervoerContainervervoer
Koel- en vriestranportKoeriers en expres
Bouwmaterialen vervoerAlgemeen distributievervoer
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
32 Arbeidsmarktrapportage 2016
Logistieke bedrijfsactiviteiten
Logistieke dienstverlening is een breed begrip, waar veel verschillende activiteiten onder vallen
die elkaar niet uitsluiten. De meest voorkomende activiteiten van bedrijven die aan logistieke
dienstverlening doen zijn: expeditie (62%), overslag (51%), voorraadbeheer (39%) en orderpicking
(39%) (Figuur 2.6).
Figuur 2.6 Logistieke bedrijfsactiviteiten
6%
7%
9%
12%
13%
13%
14%
15%
16%
18%
20%
32%
32%
39%
39%
51%
62%
0% 50% 100%
Opslag gevaarlijke stoffen
Anders?
Prefab opslag / opslag bouwmaterialen /halffabricaten opslag
Gekoelde / geconditioneerde opslag
Opslag volgens HACCP normen / opslaglevensmiddelen
Containeropslag
Douane entrepot / inklaring van goederen
Montage
Bulkopslag
Verhuur
Verhuizingen (particulieren en bedrijven)
X-dock (cross docking)
Value Added Services
Orderpicking
Voorraadbeheer
Overslag
Expeditie
Bron: bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Werknemers in de sector 33
3. Werknemers in de sector
Dit hoofdstuk belicht de werknemers in de sector. Weergegeven wordt onder andere het
aantal werknemers, aantal vrachtwagenchauffeurs, andere veelvoorkomende functies en
leeftijdsopbouw. Veel aandacht is er voor werknemers met flexibele arbeidscontracten.
3.1 KERNGETALLEN WERKNEMERS IN DE SECTOR
Aantal werknemers
In de periode 2012-2013 daalde het aantal werknemers scherp (Figuur 3.1). Sinds 2014 stijgt het
aantal werknemers. In het tweede kwartaal van 2016 zijn er 133.923 werknemers in de sector.
Figuur 3.1 Aantal werknemers in sector
133,923
122000
124000
126000
128000
130000
132000
134000
136000
138000
Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Aantal chauffeurs
In het 2e kwartaal van 2016 zijn er 76.537 vrachtwagenchauffeurs in de sector (Figuur 3.2). Na een
daling in de periode 2011-2014 neemt het aantal chauffeurs in 2015 weer toe. Het aantal is nog
niet op het niveau van 2010-2011 (rond de 82.000 chauffeurs)
34 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 3.2 Aantal chauffeurs in de sector
76,537
70000
72000
74000
76000
78000
80000
82000
84000
Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Chauffeursquote
Het percentage chauffeurs t.o.v. totaal aantal werknemers wordt weergegeven met de
chauffeursquote (Figuur 3.3). In 2016 ligt de quote op 57 procent. Sinds medio 2011 daalt de
chauffeursquote. Dit duidt op een toename van andere, bijvoorbeeld logistieke of commerciële
functies in de sector (zie Figuur 3.4 voor andere veelvoorkomende functies).
Figuur 3.3 Chauffeursquote
57%
55%
56%
57%
58%
59%
60%
61%
62%
Q4
Q1
Q2
Q3
Q4
Q1
Q2
Q3
Q4
Q1
Q2
Q3
Q4
Q1
Q2
Q3
Q4
Q1
Q2
Q3
Q4
Q1
Q2
Q3
Q4
Q1
Q2
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Werknemers in de sector 35
Werknemers naar functie
Figuur 3.4 geeft de meest voorkomende functies weer in de sector. Na chauffeurs volgen de
functies: logistiek medewerker (12%), finance/sales/administratie medewerker (11%) en manager/
directeur/verantwoordelijke voor de vestiging (6%). Het aandeel logistiek medewerkers en
medewerkers Finance/sales/administratie/ICT is in 2016 toegenomen.
Figuur 3.4 Werknemers naar functie
1%
1%
1%
2%
2%
2%
5%
7%
11%
12%
56%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Logis�ek supervisor/ logis�ek manager
He�ruckchauffeur
Koerier
Kraanmachinisten
Verhuizer (assistent)
Planner wegtransport/ planner logis�ek
Manager/ directeur
Andere func�e
Finance/sales/administra�e/ ICT
Logis�ek medewerker
Chauffeur
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Werknemers naar contractvorm
Figuur 3.5 toont de verdeling van arbeidscontractvormen in de sector. Van de werknemers in
beroepsgoederenvervoer heeft 83 procent een vaste aanstelling en 17 procent een flexibel
contract (oproepkracht, zzp’er of uitzendkracht). Logistiek dienstverleners maken vaker gebruik
van flexibele contracten (met name uitzendkrachten).
Figuur 3.5 Werknemers naar contractvorm
69%
83%
6%
8%
24%
5%
2%
4%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Logis�eke dienstverleners
Beroepsgoederenvervoer
Vaste dienst Oproepkrachten Uitzendkrachten Zzp'ers
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
36 Arbeidsmarktrapportage 2016
Functies naar contractvorm
Uit de vorige figuur bleek dat de meerderheid van de werknemers in de sector een vaste
aanstelling heeft. Naar functie bestaan er echter grote verschillen (Figuur 3.6). Planners en
managers/directieleden zijn vrijwel altijd in vaste dienst. Koeriers en logistiek medewerkers
hebben het vaakst een flexibel contract (respectievelijk 58% en 44%). Logistiek medewerkers zijn
vaak uitzendkracht en koeriers zzp’er. Van de chauffeurs heeft 18 procent een flexibel contract.
Figuur 3.6 Functies naar contractvorm
42%
56%
61%
66%
77%
79%
82%
95%
97%
98%
100%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Koerier
Logistiek medewerker
Verhuizer (assistent)
Heftruckchauffeur
Andere functie
Kraanmachinisten
Chauffeur
Logistiek supervisor / logistiek manager
Finance/sales/administratie/ ICT
Planner wegtransport/ planner logistiek
Manager/ directeur
Vaste dienst Oproepkrachten Uitzendkrachten Zzp-ers
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Aandeel oproepkrachten
Figuur 3.7 geeft de ontwikkeling weer van het aandeel oproepkrachten in de sector39.
15 procent van de werknemers heeft een oproepcontract (20.755 werknemers). Dit aandeel was
9 procent in 2010. Van de 76.537 chauffeurs in de sector heeft 3 procent (2.059 chauffeurs) een
oproepcontract. Niet-chauffeurs hebben veel vaker een oproepcontract (33%). De vorige figuur liet
zien dat koeriers relatief het vaakst een oproepcontract hebben.
39 De gegevens in de figuur zijn gebaseerd op werknemers aangesloten bij Pensioenfonds Vervoer, op medewerkers in vaste dienst
en oproepkrachten. Zelfstandigen (zzp’ers) en (een groot deel van de) uitzendkrachten zijn niet aangesloten bij het Pensioenfonds.
Van deze groepen zijn geen vergelijkbare trendgegevens beschikbaar. Wel geven Figuur 3.7 en XX inzicht in het aandeel van deze
groepen binnen de totale groep werknemers.
Werknemers in de sector 37
Figuur 3.7 Percentage oproepkrachten in sector
15%
3%
33%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Percentage oproepkrachten in sector
Percentage chauffeurs met oproepcontract
Percentage werknemers niet-chauffeurs met oproepcontract
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Redenen om werknemers met flexibel contract in te zetten
Aan werkgevers is in de bedrijfsenquête gevraagd waarom zij werknemers met flexibele
contracten inzetten (Figuur 3.8). De meest voorkomende redenen zijn het opvangen van pieken in
de personeelsbehoefte (84%), opvangen van ziekte en verlof van vast personeel (62%) en niet het
risico willen lopen om te veel personeel in dienst te hebben (50%).
Figuur 3.8 Redenen werkgevers voor inzet flexibele contracten
13%
18%
21%
50%
62%
84%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Opvang van ongewenst verloop van hetvaste personeel
Inhuur van specifieke kennis en ervaring
Werving van nieuw personeel
Niet risico lopen om te veel personeel indienst te hebben
Opvang van ziekte en verlof van vastepersoneel
Opvang van pieken in personeelsbehoefte
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
38 Arbeidsmarktrapportage 2016
Redenen om géén werknemers met een flexibel contract in te zetten
30 procent van de werkgevers in de sector zet geen werknemers in met een flexibel contract.
De meest voorkomende redenen hiervoor zijn: er is voldoende flexibiliteit in het eigen
personeelsbestand (79%), er is weinig variatie in werkaanbod (50%) en de inwerktijd is te lang
(27%) (Figuur 3.9).
Figuur 3.9 Redenen werkgevers om géén werknemers met flexibel contract in te zetten
3%
5%
5%
6%
11%
19%
27%
50%
79%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Slechte ervaringen
Deskundigheid / vertrouwdheid / ongeschiktheid personeel
Kostentechnisch
Andere reden
Nooit over nagedacht
We werken met vertrouwelijke informatie
De inwerktijd is te lang
Er is weinig variatie in het werkaanbod
Voldoende flexibiliteit in eigen personeel
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Verwachting werkgevers flexibele contracten
Van de werkgevers verwacht 62 procent dat de flexibele schil in hun bedrijf even groot blijft.
29 procent verwacht dat ze meer werknemers met een flexibel contract gaan inzetten.
Figuur 3.10 Stelling: Welke ontwikkeling verwacht u in de samenstelling van de flexibele schil binnen uw vestiging?
9%
29%
62%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Flexibele schil zal afnemen
Flexibele schil zal groeien
Flexibele schil blijft even groot(in verhouding met nu)
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Werknemers in de sector 39
3.2 LEEFTIJDSOPBOUW WERKNEMERS/CHAUFFEURS
Toenemende vergrijzing is een belangrijke factor in de verwachte krapte op de arbeidsmarkt.
Figuur 3.11 toont de ontwikkeling van de leeftijdsopbouw tussen 2010 en 2016. De sector
transport en logistiek veroudert: het aandeel werknemers vanaf 55 jaar wordt groter en het
aandeel werknemers tot 35 jaar neemt af. In 2016 valt 19 procent van de werknemers in de
categorie 55-65 jaar. Dit was 16 procent in 2010.
Figuur 3.11 Leeftijdsopbouw werknemers in sector
9% 8% 8%
21% 20% 19%
28% 25% 22%
26%27% 28%
16% 18% 19%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2010Q2 2013Q2 2016Q2
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar
45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 of ouder
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Leeftijdsopbouw vergeleken met werkzame beroepsbevolking
Figuur 3.12 toont de leeftijdsopbouw van de sector afgezet tegen de werkzame beroepsbevolking.
De hoogste drie leeftijdscategorieën zijn oververtegenwoordigd in de sector transport en logistiek.
40 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 3.12 Leeftijdsopbouw vergeleken met werkzame beroepsbevolking
15%
21% 21%
25%
17%
2%
8%
19%22%
28%
19%
4%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 of ouder
Werkzame beroepsbevolking Transport en logis�ek
Bron: CBS, 2016; Pensioenfonds Vervoer 2016, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek
Ontwikkeling gemiddelde leeftijd werknemers/chauffeurs
De gemiddelde leeftijd van de medewerkers stijgt snel: tussen 2010 en 2016 is de gemiddelde
leeftijd gestegen van 41 jaar naar 44 jaar (Figuur 3.13). De gemiddelde leeftijd zal blijven oplopen:
in 2025 wordt een gemiddelde leeftijd van 46 jaar verwacht40.
Figuur 3.13 Ontwikkeling gemiddelde leeftijd werknemers/chauffeurs
43.8
44.4
41
41.5
42
42.5
43
43.5
44
44.5
45
Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Werknemers in sector Chauffeurs
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
40 Arbeidsmarktinformatie transport en logistiek. ABF Research, 2016
Werknemers in de sector 41
(Verwachte) aandeel 55+ naar regio
Er is bij de leeftijdsverdeling sprake van regionale verschillen. Dit komt tot uiting in het percentage
55+ ten opzichte van het totale aantal werknemers. In 2015 was bijvoorbeeld 23 procent van de
werknemers in de regio Gorinchem 55 jaar of ouder en in Midden-Brabant was dit 18 procent
(Figuur 3.14).
In alle regio’s neemt het percentage 55+ de komende jaren sterk toe. In de regio’s Drenthe, Zuid-
Kennemerland en Zuid-Limburg worden de hoogste percentages 55+ verwacht.
Figuur 3.14 Aandeel 50+ naar regio in 2015 en verwacht in 2025
0% 10% 20% 30% 40%
Midden-Gelderland
Rijk van Nijmegen
Noord-Holland Noord
Twente
Zuid-Holland Centraal
Groningen
Amersfoort
Gooi- en Vechtstreek
Drenthe
Friesland
Drechtsteden
Midden-Holland
Holland Rijnland
Zuid-Limburg
Zeeland
Midden-Utrecht
Zuid-Kennemerland
Gorinchem
Aandeel 55+ in 2015 Aandeel 55+ in 2025
0% 20% 40%
Midden-Brabant
Groot Amsterdam
Rijnmond
Helmond-De Peel
Rivierenland
Food Valley
Noord-Limburg
IJsselvechtstreek
Midden-Limburg
Zuidoost-Brabant
Achterhoek
Zaanstreek / Waterland
Stedendriehoek enNoordwest Veluwe
Flevoland
Noordoost-Brabant
Haaglanden
West-Brabant
Bron: ABF Research, 2016, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek
42 Arbeidsmarktrapportage 2016
3.3 OPLEIDINGSNIVEAU WERKNEMERS41
Bijna een kwart van de werknemers in de logistieke dienstverlening is hoog opgeleid (Figuur 3.15).
In het beroepsgoederenvervoer is dit 10 procent. Werknemers in beide branches hebben ongeveer
even vaak een opleiding afgerond in het hoger secundair onderwijs (startkwalificatie niveau).
Figuur 3.15 Opleidingsniveau werknemers beroepsgoederenvervoer en logistieke dienstverlening
8%
33%
49%
10%
6%
22%
48%
24%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Primair onderwijs
Lager secundair onderwijs
Hoger secundair onderwijs
Hoger onderwijs
Logistieke dienstverlening en opslag
Beroepsgoederenvervoer over de weg
Bron: ABF Research, 2016, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek
Hbo-functies in het bedrijf
Logistiek dienstverleners hebben veel vaker werknemers op hbo-niveau of hoger in dienst dan
beroepsgoederenvervoerders: 79 procent van de logistiek dienstverleners heeft hoger opgeleiden
in dienst vergeleken met 38 procent van de beroepsgoederenvervoerders.
Bij de bedrijven die hoger opgeleiden in dienst hebben gaat het meestal om de manager/directeur/
verantwoordelijke voor de vestiging, finance/sales/administratie medewerkers en planners.
41 De definitie van opleidingsniveau is als volgt:
• Primair onderwijs: lagere school
• Lager secundair onderwijs: lbo, mavo, vmbo, mbo-1, avo-onderbouw (eerste drie jaren van havo en vwo)
• Hoger secundair onderwijs: havo, vwo, mbo-2-4
• Hoger onderwijs: hbo, wo
Werknemers in de sector 43
Figuur 3.16 Hbo-functies in het bedrijf
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Logistiek medewerker
Customers service
Facilitair
Andere functie
Planner
Finance/sales/administratie
Manager / directeur /verantwoordelijke voor de vestiging
Logistieke dienstverlening Beroepsgoederenvervoer
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2015
Ervaringen van werkgevers met instromende hbo’ers
In opdracht van het Sectorinstituut zijn diepte-interviews gehouden met 12 werkgevers in de
logistiek over hun ervaringen met de instroom van hbo’ers in logistieke functies42. Er bestaat
onder de geïnterviewde werkgevers een brede wens om meer hbo’ers in te zetten. Er is sprake van
sterke concurrentie, lage marges en hoge klanteisen. Dit leidt tot een noodzaak van voortdurende
verbetering van logistieke processen en vinden van nieuwe vormen van dienstverlening (‘value
added logistics’). Van hbo’ers verwacht men dat zij de bagage hebben om de logistieke processen
op een hoger plan te brengen.
In de interviews hebben de werkgevers aangegeven welke logistieke functies op hbo-niveau er zijn
in hun bedrijf. Deze functies zijn divers: leidinggevende en managementfuncties, functies met een
meer commercieel accent (zoals customer service), functies die sterk op de planning zijn gericht
en functies in de sfeer van development (meer strategisch) en kwaliteit. Voor planners, een mbo-
functie, wenst men ook vaak hbo’ers.
Werkgevers richten zich bij de invulling van logistieke functies niet exclusief op hbo’ers met een
logistieke opleiding. In praktijk werkt men met een bredere mix aan opleidingsrichtingen (o.a.
commerciële economie en (technische) bedrijfskunde).
42 Hbo-instroom in logistieke functies: mismatch? Ervaringen van werkgevers, SEOR, 2016. Naast 12 interviews met werkgevers
zijn er 2 experts geïnterviewd (van Jong Logistiek Nederland en Landelijk Platform Logistiek Hbo) over de overgang van school
naar logistiek werk. De resultaten uit de interviews zijn vervolgens voorgelegd en aangescherpt door vertegenwoordigers uit
het bedrijfsleven en het hbo-onderwijs transport en logistiek (Fenex, EVO, Landelijk Platform Logistiek hbo, Havenwerkgevers/
luchtvaart, Hogeschool van Rotterdam, Hogeschool Windesheim en Fontys Hogeschool). Het rapport borduurt voort op
verschillende internationale en nationale onderzoeken naar competenties voor logistieke functies en de aansluiting met het
onderwijs. De topics in de interviews zijn hier op gebaseerd.
44 Arbeidsmarktrapportage 2016
Welke kennis en vaardigheden worden door werkgevers gevraagd voor logistieke functies op Hbo-
niveau? Drie typen vaardigheden worden door werkgevers het meest genoemd:
1. Soft skills: communicatieve vaardigheden, overtuigingskracht, samenwerken, een kritische
instelling, nieuwsgierigheid, klantgerichtheid en initiatief nemen. Deze soft skills zijn volgens
werkgevers nodig voor het veranderen van de logistieke processen. Alleen in nauw contact
en overleg met anderen kunnen mogelijkheden voor verandering in beeld komen en kunnen
veranderingen geïmplementeerd worden. Daarnaast heeft logistiek betrekking op uitwisseling
van goederen en daarmee ook van informatie. Het hebben van veel interne en externe
contacten is volgens werkgevers inherent aan het werk.
Persoonlijkheid en attitude worden sowieso belangrijk gevonden door werkgevers. Hbo’ers
moeten passen in de bedrijfscultuur van een logistiek bedrijf, de hands-on mentaliteit. Ze
moeten bereid zijn ‘aan te pakken’ en ‘zelf de handen uit de mouwen te steken’.
2. Project- en tijdmanagement vaardigheden: ze moeten onder hoge operationele druk
prioriteiten kunnen stellen en het overzicht kunnen bewaren.
3. Analytische vaardigheden: ze moeten in staat zijn om de eigen positie in de logistieke keten
te bepalen en de gevolgen van het eigen handelen te overzien. Dit is ook nodig voor het
herindelen van de logistieke processen.
(Hoger opgeleide) vrouwen in de sector
In samenwerking met TLN is onderzoek gedaan naar de positie van vrouwen in de sector transport
en logistiek en dan vooral van hoger opgeleide vrouwen werkzaam bij logistiek dienstverleners.
Traditioneel zijn er weinig vrouwen werkzaam in de sector. Meer instroom van gekwalificeerde
vrouwen is nodig om te voldoen aan de toekomstige vraag naar personeel. Bovendien wijst
Amerikaans onderzoek uit dat de aanwezigheid van vrouwen in bedrijven positief uitpakt voor
de werkomgeving43. Tevens laat onderzoek in bedrijven in 13 landen een relatie zien tussen de
aanwezigheid van vrouwen op hoge managementposities en gunstige bedrijfsprestaties44. In
een ander internationaal onderzoek zijn ruim 7 duizend vrouwelijke en mannelijke managers
beoordeeld door medewerkers op hun leiderschapscompetenties (o.a. resultaatgerichtheid,
initiatief nemen en anderen ontwikkelen). Het leiderschap van vrouwelijke managers wordt
positiever beoordeeld45.
43 The bottom line: Connecting Corporate performance and Gender Diversity, Catalyst, 2004.44 Census of the Fortune 500, Catalyst, 2008; Woman matter 2010/2013, McKinsey&Company.45 A study in leadership. Women do better than men. Zenger, J. & Folkman, J. 2011
Werknemers in de sector 45
Aandeel vrouwen in de sector
In 59 procent van de bedrijven in het beroepsgoederenvervoer zijn vrouwen werkzaam. Dit aandeel
ligt hoger bij logistiek dienstverleners (71%).
Van alle werknemers in het beroepsgoederenvervoer is 9 procent vrouw. In de logistiek ligt het
aandeel vrouwen hoger (18%) (Figuur 3.17). Gemiddeld werken er 3 vrouwen bij beroeps goederen-
vervoerders en 16 vrouwen bij logistiek dienstverleners.
De sector behoort samen met Industrie (20% vrouw), Waterbedrijven en afvalbeheer (16%)
en Bouwnijverheid (7%) tot de sectoren met het laagste aandeel vrouwen. Gezondheids- en
welzijnszorg (81% vrouw) en Onderwijs (62%) hebben het grootste aandeel vrouwen46.
Figuur 3.17 Aandeel vrouwelijke werknemers in sector
91%
82%
9%
18%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Beroepsgoederenvervoer
Logistiek
Mannelijke werknemers Vrouwelijke werknemers
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Aandeel hoger opgeleide vrouwen in bedrijf
Van de vrouwelijke werknemers in het beroepsgoederenvervoer is 26 procent hoog opgeleid. Bij
logistiek dienstverleners ligt dit percentage hoger (34%). Het gemiddeld aantal hoog opgeleide
vrouwen per bedrijf (van de bedrijven met vrouwen in dienst): 1 in beroepsgoederenvervoer en 3 in
logistiek (Figuur 3.18).
46 CBS, 2016
46 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 3.18 Vrouwen in het bedrijf naar opleidingsniveau
26%
34%
74%
66%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Beroepsgoederenvervoer
Logistiek
Hoog opgeleide vrouwen Laag opgeleide vrouwen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Functies hoger opgeleide vrouwen in het bedrijf
Werkgevers met hoger opgeleide vrouwen in het bedrijf hebben aangegeven in welke functies
deze vrouwen werkzaam zijn (zie Figuur 3.19) (meerdere antwoorden mogelijk). Hoger opgeleide
vrouwen zijn het vaakst werkzaam in financiën, administratie en HR. Ook behoren zij vaak tot de
directie/eigenaren/management.
Figuur 3.19 Functies hoger opgeleide vrouwen in het bedrijf
1%
2%
2%
4%
6%
6%
10%
22%
23%
23%
30%
0% 10% 20% 30% 40%
Juridisch
Accountmanager logistiek
Andere logistieke functie
Andere functies
Logistiek manager/ logistiek supervisor
Planner
Marketing/sales en communicatie
Directie / eigenaren / management
HR
Administratie
Financiën
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
In- en uitstroom 47
4. In- en uitstroom
Hoofdstuk 4 gaat in op de dynamiek en mobiliteit in de sector: de in- en uitstroom van werknemers.
Zichtbaar wordt uit welke sectoren nieuwe werknemers komen en waar ze heen gaan als ze de
sector verlaten. Ook de instroom vanuit het transport en logistiek onderwijs wordt belicht. BBL-
leerlingen vormen een belangrijk deel van de nieuwe instroom in de sector. Resultaten uit de
bedrijfsenquête 2016 geven de belangrijkste deelmarkten en functies weer waarin zij werkzaam
zijn.
4.1 IN- EN UITSTROOM WERKNEMERS IN DE SECTOR
Figuur 4.1 geeft de unieke in- en uitstroom weer. Hierbij gaat het om werknemers die in de
vier voorafgaande kwartalen wel/niet werkzaam waren in sector47. In 2016 stromen meer
werknemers de sector in dan dat er de sector verlaten. In het 2e kwartaal bedraagt de instroom
5.552 en de uitstroom 3.592.
In periode 2010-2011 ligt de instroom van werknemers hoger dan uitstroom. Daarna volgt
een wisselend beeld met een uitstroompiek in het 4e kwartaal van 2012. Toen verlieten ruim
6.000 werknemers de sector. Vanaf 2014-Q2 ligt instroom weer hoger dan uitstroom. Het verschil
met de uitstroom wordt steeds groter.
Figuur 4.1 In- en uitstroom werknemers in de sector
5,552
3,592
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Instroom Uitstroom
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
47 Werknemers die slechts korte tijd in de sector werkzaam waren of slechts korte tijd de sector verlieten worden buiten beschouwing
gelaten. Deze ‘herintreders of snelle uittreders’ (tussen 15 en 30% van in-uitstroom) vertekenen het beeld van de daadwerkelijke,
meer structurele mobiliteitsstromen in en uit de sector.
48 Arbeidsmarktrapportage 2016
In- en uitstroom chauffeurs in de sector
De uitstroom van chauffeurs ligt hoger dan de instroom in de periode 2012-2014, met een
piek in het 4e kwartaal van 2012. Bijna 3.000 chauffeurs verlieten toen de sector. Vanaf 2015
is er weer meer instroom van chauffeurs dan uitstroom. In het 2e kwartaal van 2016 stromen
1.935 chauffeurs de sector in en zijn er 1.575 uitstromende chauffeurs.
Figuur 4.2 In- en uitstroom chauffeurs in de sector
1,935
1,575
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Instroom chauffeurs Uitstroom chauffeurs
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
In- en uitstroom werknemers naar leeftijd
Figuur 4.3 toont de in- en uitstroom in de periode 2015-2016. De instroom van jonge werknemers
(18-35 jaar) vormt ruim de helft van alle instroom. De piek van de uitstroom ligt op 65 jaar. Tevens
is er veel uitstroom van jonge werknemers (vanaf 22 jaar).
In- en uitstroom 49
Figuur 4.3 In- en uitstroom werknemers naar leeftijd
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68
Instroom 2015-Q3 t/m 2016-Q2 Uitstroom 2015-Q3 t/m 2016-Q2
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Instroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken
Figuur 4.4 laat de instroom van werknemers naar leeftijd zien in de periode 2010/2011 en de
periode 2015/2016. De piek van de instroom ligt in beide perioden op 21 jaar. In 2015/2016 is er
meer instroom van zowel jonge als oudere werknemers (50+)
Figuur 4.4 Instroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken 2010/11 en 2015/16
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
13151719212325272931333537394143454749515355575961636567
Instroom 2010-Q3 t/m 2011-Q2 Instroom 2015-Q3 t/m 2016-Q2
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
50 Arbeidsmarktrapportage 2016
Uitstroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken
In periode 2010-2011 was er meer uitstroom uit de sector op jong tot gemiddelde leeftijd dan in
periode 2015-2016 (Figuur 4.5). Dit was in de periode van economische crisis met een hoog aantal
faillissementen (zie ook Figuur 1.7).
Figuur 4.5 Uitstroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken 2010/11 en 2015/16
0
100
200
300
400
500
600
13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 55 57 59 61 63 65 67
Uitstroom 2010-Q3 t/m 2011-Q2 Uitstroom 2015-Q3 t/m 2016-Q2
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Herkomst bij instroom (zij-instromers)
Figuur 4.6 toont de herkomst bij instroom48 in de sector transport en logistiek in de periode 2008-
2015 en geeft zo zicht op waar zij-instromers vandaan komen. De cijfers zijn gebaseerd op CBS
gegevens van arbeidsmarktsectoren. De sector transport is hier ruimer gedefinieerd dan de SOOB-
sector49. De cijfers hebben dus ook betrekking op werknemers die niet zijn aangesloten bij de cao
Beroepsgoederenvervoer zoals zelfstandigen.
Voor de zij-instroom zijn belangrijke sectoren Handel, Zakelijke dienstverlening, Landbouw en
Industrie. Werknemers waren voordat zij instroomden ook vaak werkzaam als uitzendkracht (14%),
maar het is niet bekend in welke sector. Dit kan ook binnen transport en logistiek zijn.
Een groot deel (in totaal 28%) stroomt in vanuit werkloosheid en een uitkeringspositie. Bijna een
kwart was al werkzaam in de transport wat duidt op doorstroom binnen de sector naar een andere
werkgever. Ten slotte stroomt een deel van de werknemers (5%) ook in vanuit pensionering.
48 Instroom is het aantal personen dat in het afgelopen jaar een baan heeft aanvaard bij een nieuw bedrijf. Het nieuwe bedrijf kan in
dezelfde branche of in een andere branche actief zijn dan het bedrijf waar de werkende voorheen werkzaam was. De figuur geeft de
(procentuele) verdeling weer van de jaarlijkse instroom in de periode 2008-2015.49 Er is logischerwijs een sterke samenhang tussen de CBS definitie van de sector Transport en de definitie die het Sectorinstituut
hanteert, maar ze sluiten niet precies op elkaar aan. Onder de CBS sector Transport vallen ook andere deelbranches dan
beroepsgoederenvervoer over de weg, zoals personenvervoer en zee- en kustvaart en meer logistiek dienstverleners.
In- en uitstroom 51
Figuur 4.6 Herkomst bij instroom in periode 2008-2015
1%
1%
3%
5%
5%
5%
6%
6%
6%
10%
14%
17%
23%
0% 5% 10% 15% 20% 25%
Onderwijs
Zorg
Consumenten dienstverlening
Landbouw & industrie
Overige sectoren
Pensioen
Zakelijke dienstverlening
Overige uitkeringen
Werkloosheidsuitkering (WW)
Handel
Uitzendbranche
Geen baan of uitkering
Transport
Bron: ABF Research, 2016
Uitstroombestemmingen
Bestemmingen na het verlaten van de sector kunnen zijn andere arbeidsmarktsectoren,
dezelfde sector, werkloosheid en pensionering. Figuur 4.7 geeft een overzicht geeft van de
uitstroombestemmingen van werknemers in de periode 2008-2015.
Sectoren waarnaar werknemers uitstromen zijn Handel, Zakelijke dienstverlening en Landbouw
en industrie (dezelfde sectoren als bij instroom). Een deel (8%) gaat aan de slag als uitzendkracht.
Een grote groep raakt werkloos en/of ontvangt een uitkering uit een sociale verzekering. In totaal
32 procent van de uitstromende werknemers.
Figuur 4.7 Nieuwe sector na uitstroom in periode 2008-2015
1%
1%
2%
4%
5%
6%
8%
8%
8%
10%
10%
14%
23%
0% 5% 10% 15% 20% 25%
Onderwijs
Zorg
Consumenten dienstverlening
Landbouw & industrie
Overige sectoren
Zakelijke dienstverlening
Overige uitkeringen
Handel
Uitzendbranche
Pensioen
Werkloosheidsuitkering (WW)
Geen baan of uitkering
Transport
Bron: ABF Research, 2016, bewerking door Transport en Logistiek
52 Arbeidsmarktrapportage 2016
Pensioenuitstroom
De vorige figuur liet zien dat pensioenuitstroom in periode 2008-2015 10 procent van de totale
uitstroom bedroeg. Figuur 4.8 toont de jaarlijkse ontwikkeling van de uitstroom naar pensioen.
Deze is de afgelopen jaren flink toegenomen. In 2011 verlieten 499 werknemers de sector vanwege
pensioen en in 2015 waren dit er 1093.
Figuur 4.8 Uitstroom naar pensioen
499
684
844 877
1093
415
0
200
400
600
800
1000
1200
2011 2012 2013 2014 2015 2016 t/mjuni
Pre-pensioen Ouderdomspensioen
Bron: Pensioenfonds Vervoer, bewerking Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
4.2 INSTROOM IN DE SECTOR TRANSPORT EN LOGISTIEK VANUIT HET ONDERWIJS
Tot slot de instroom in de arbeidsmarkt vanuit transport- en logistiekopleidingen. Eerst laten we de
ontwikkeling zien van het aantal deelnemers aan transport- en logistiekopleidingen (mbo, hbo/wo)
en dan BBL’ers in opleiding tot chauffeur goederenvervoer.
Deelnemers aan transport- en logistiekopleidingen
Figuur 4.9 geeft de ontwikkeling weer van het aantal deelnemers aan transport- en logistiek
opleidingen in de periode 2007/2008 tot en met het schooljaar 2014/2015. Het gaat hierbij om
clusters van opleidingen. Bijlage 4 geeft een overzicht van opleidingen die vallen onder de clusters
mbo logistiek, mbo beroepsgoederenvervoer, mbo personenvervoer en hbo/wo transport en
logistiek.
Tussen schooljaar 2007/2008 en schooljaar 2013/2014 daalde het aantal deelnemers aan een
mbo-opleiding beroepsgoederenvervoer (jaarlijks gemiddeld met 3 procent). Tegelijkertijd steeg
het aantal deelnemers aan een mbo-opleiding logistiek (jaarlijks gemiddeld met 15 procent). Voor
beide opleidingen zijn de deelnemersaantallen nu stabiel (circa 4000).
In- en uitstroom 53
Het aantal deelnemers aan transport- en logistiekopleidingen in het hoger onderwijs blijft jaarlijks
toenemen (50 procent groei ten opzichte van schooljaar 2007/2008).
Figuur 4.9 Aantal deelnemers transport- en logistiekopleidingen schooljaren ’07-’08 t/m ‘14/’1550
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
'07-'08 '08-'09 '09-'10 '10-'11 '11-'12 '12-'13 '13-'14 '14-'15
Mbo logistiek (land) Mbo beroepsgoederenvervoer
Hbo/wo transport & logistiek
Bron: ABF Research, 2016
Schooluitval blijft ondanks veel beleidsaandacht een groot probleem. Het aandeel voortijdig
schoolverlaters ligt de afgelopen jaren rond de 23 procent in het mbo logistiek en rond de
20 procent in het mbo beroepsgoederenvervoer. In het hoger onderwijs transport en logistiek is de
uitval jaarlijks 16 procent51.
Aantal BBL leerlingen in opleiding tot chauffeur
Belangrijk voor het arbeidsaanbod in het beroepsgoederenvervoer zijn de BBL-leerlingen in
opleiding tot chauffeur. Veel van deze leerlingen volgen een BBL-traject via het Sectorinstituut. Ze
gaan dan één dag per week naar een ROC/Vakschool en doen de rest van de week betaald werk bij
een erkend leerbedrijf in hun regio. Het Sectorinstituut ondersteunt leerlingen zowel bij het vinden
van een leerwerkplek als tijdens het leerwerktraject zelf.
50 De weergeven aantallen in de figuur wijken af van de openbare DUO-cijfers. In de (voorlopige) DUO-cijfers worden alleen studenten
meegenomen met een hoofdinschrijving op 1 oktober. In de cijfers in de figuur (gebaseerd op CBS-gegevens) zijn alle inschrijvingen
gedurende het schooljaar meegenomen (ook hoofdinschrijven niet op 1 oktober en neveninschrijvingen). Verder worden extranei
niet meegeteld in de DUO-cijfers en wel in de bovenstaande cijfers. 51 Arbeidsmarktinformatie sector transport en logistiek. ABF Research, 2016.
54 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 4.10 geeft het aantal BBL-leerlingen in opleiding tot chauffeur goederenvervoer weer voor
het huidige en het afgelopen schooljaar. Het totaal aantal leerling-chauffeurs neemt licht toe,
van 1.663 naar 1.699. Het aantal leerling-chauffeurs gedetacheerd door Sectorinstituut is stabiel
(1289 in schooljaar 2015-2016)52.
Figuur 4.10 Aantal BBL-leerlingen in opleiding tot chauffeur
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
2014-2015 2015-2016
Totaal aantal BBL in opleiding tot chauffeur
BBL in opleiding tot chauffeur gedetacheerd door Sectorinstituut
Bron: DUO, 2016; Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
De SER noemt het belang van BBL-trajecten: voor werkgevers is dit een belangrijke manier om
toekomstige werknemers voor het bedrijf op te leiden en intreding van BBL’ers in de arbeidsmarkt
verloopt vaak succesvol: 80 procent blijft bij het leerbedrijf werken en de werkloosheid ligt fors
lager dan onder BOL (Beroepsopleidende leerweg in mbo) afgestudeerden.
Sinds de aanvang van de crisis is het totaal aantal BBL-leerlingen sterk gedaald: van 164.581 in het
schooljaar 2008-2009 naar 97.473 in het huidige schooljaar (-41%). De daling speelt in alle sectoren.
Het aantal BBL-leerlingen in opleiding tot chauffeur daalde in deze periode ook, maar minder sterk
(-29%). De daling van de leerling-chauffeurs gedetacheerd door het Sectorinstituut bleef ondanks
de krimpende markt beperkt (-14%).
52 De tellingen van het aantal BBL-leerlingen (totaal en gedetacheerd door het Sectorinstituut) zijn gebaseerd op de stand in oktober
2016. Bij de DUO cijfers gaat het om de voorlopige aantallen van schooljaar 2015-2016.
In- en uitstroom 55
De SER53 onderzocht de forse daling van het aantal BBL-leerlingen en noemt verschillende
mogelijke oorzaken:
• Economische crisis: voor veel bedrijven niet het geschikte moment om te investeren in
toekomstige werknemers (en dus minder BBL-plaatsen). Zorgde bij studenten voor onzekerheid
over het kunnen krijgen van een BBL-plek en voor meer keuze voor BOL. Handel en Transport
zijn sectoren waar BOL groeide ten koste van BBL54.
• Vanwege de crisis kozen jongeren de afgelopen jaren vaker om langer door te leren en meer
opties open te houden. Een definitieve beroepskeuze werd uitgesteld. Algemene vormen van
onderwijs met betere doorstroommogelijkheden waren aantrekkelijker.
• Minder instroom naar BBL vanuit het vmbo: er gaan meer leerlingen naar havo en vwo en de
deelname aan de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo, van oudsher hoofdleverancier van
de BBL, daalt.
• In verschillende regio’s, in bijzonder regio’s waar de bevolking sterk afneemt, is sprake van
krimp. In de Randstad blijft het aantal leerlingen min of meer constant.
• Bij veel ouders en potentiële leerlingen heeft BBL een negatief imago: een vorm van
restonderwijs met een slecht toekomstperspectief. Men ziet schools leren vaak als de beste
manier om een goede arbeidsmarktpositie te krijgen. Werkend leren wordt (onterecht) als
minder waardevol gezien.
Bedrijven in de sector met BBL’ers in dienst (leerbedrijven)
Leerlingen die een BBL-traject volgen gaan één dag per week naar een ROC/Vakschool en doen
de rest van de week betaald werk bij een erkend leerbedrijf in hun regio. Figuur 4.11 toont het
percentage bedrijven in de sector dat leerbedrijf is. Onderverdeeld in leerbedrijven met en
leerbedrijven zonder BBL-leerlingen in het bedrijf.
• 14 procent van de bedrijven in het beroepsgoederenvervoer en 21 procent van de logistiek
dienstverleners zijn leerbedrijven met BBL-leerlingen in dienst.
• 73 procent van de beroepsgoederenvervoerders en 71 procent van de logistiek dienstverleners
zijn geen erkend leerbedrijf. In deze bedrijven kunnen leerlingen geen BBL-traject volgen.
53 Advies Ontwerpadvies Toekomstgericht beroepsonderwijs deel 1. SER, 201654 BOL en BBL werken niet in alle sectoren als communicerende vaten. In de Bouw is aantal BBL-leerlingen fors afgenomen zonder dat
deelname in BOL evenredig groeide. In het hele mbo is de afname van BBL niet volledig gecompenseerd door BOL (periode 2009-
2015). SER, 2016.
56 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 4.11 Bedrijven in de sector met BBL-leerlingen in dienst beroepsgoederenvervoer en logistieke dienstverlening
21%
14%
8%
13%
71%
73%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Logistieke dienstverlening
Beroepsgoederenvervoer
Leerbedrijven met BBL'ers in bedrijf Leerbedrijven zonder BBL'ers
Niet-leerbedrijven
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Bedrijven met BBL-leerlingen in dienst naar deelmarkt
Bedrijven in de deelmarkt Afvalstoffentransport hebben het vaakst BBL-leerlingen in dienst
(27%). In deze deelmarkt zijn ook het vaakst erkende leerbedrijven aanwezig. In de deelmarkten
Bouwmaterialen vervoer, Kiepautobedrijven en Algemeen distributievervoer zijn ook relatief vaak
BBL-leerlingen op de werkvloer aanwezig.
In bedrijven in Exceptioneel vervoer, Containervervoer, Ferry- internationaal transport en Koel- en
vriestransport zijn het minst vaak BBL-leerlingen aanwezig.
Van de deelmarkten Gevaarlijke stoffen, Verticaal transport en Sierteeltvervoer kunnen geen
gegevens worden weergegeven. Het aantal werkgevers in deze deelmarkten dat heeft meegedaan
aan de bedrijfsenquête 2016 van het Sectorinstituut is te laag om voor deze vragen betrouwbare
uitkomsten te krijgen.
In- en uitstroom 57
Figuur 4.12 Bedrijven met BBL-leerlingen in dienst naar deelmarkt
6%9%11%11%11%11%13%14%14%14%14%16%17%17%
22%22%25%27%
7%7%
15%10%11%
22%29%
13%11%13%
18%10%
18%13%
19%11%
8%32%
87%84%
75%80%78%
67%58%
73%74%73%
68%74%
65%70%
59%67%67%
42%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Gevaarlijke stoffenKoel- en vriestranport
Ver�caal transportFerry - int. transport
ContainervervoerExcep�oneel transport
Agrarisch vervoerTank- en silovervoer
VerhuisvervoerSierteeltvervoer
Koeriers en expresVeevervoer
AutotransportRijdende melkontvangst
Algemeen distribu�evervoerKiepautobedrijven
Bouwmaterialen vervoerAfvalstoffentransport
Leerbedrijven met BBL'ers in bedrijf Leerbedrijven zonder BBL'ers Niet-leerbedrijven
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
58 Arbeidsmarktrapportage 2016
5. Opleiding en ontwikkeling
Wie een diploma heeft behaald is klaar om te starten op de arbeidsmarkt. Om als werknemer
inzetbaar te blijven is het noodzakelijk je te blijven ontwikkelen gedurende je loopbaan. Het
belang van leven lang leren neemt toe door de snel veranderende arbeidsmarkt en techno lo gische
ontwikkelingen. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan opleidingsbudget en opleidings-
plannen, leer- en opleidingsmogelijkheden, informeel leren, de mening van werknemers over
ontwikkelingsmogelijkheden en of werknemers verwachten hun baan te behouden of van baan
willen veranderen.
5.1 OPLEIDINGSBUDGET EN -PLANNEN
In 2016 heeft iets minder dan een derde van de bedrijven een opleidingsplan voor het gehele
bedrijf en 28 procent heeft een opleidingsplan per werknemer (Figuur 5.1). In 18 procent van de
bedrijven is er een vast opleidingsbudget.
Figuur 5.1 Opleidingsbudget en -plannen in bedrijf, volgens werkgever
13%
27%
42%
18%
28%
31%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
Vast opleidingsbudget gehele bedrijf
Opleidingsplan per werknemer
Opleidingsplan gehele bedrijf
2016 2014
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016; Scholingsonderzoek VTL, 2014
Ten opzichte van 2014 is er in 2016 iets vaker een opleidingsbudget. Ongeveer even vaak is er een
opleidingsplan per werknemer. Opvallend is dat bedrijven in 2016 minder vaak een opleidingsplan
hebben voor het gehele bedrijf dan in 2014.
Grotere bedrijven hebben vaker een opleidingsbudget en -plannen dan kleinere bedrijven.
Opleiding en ontwikkeling 59
5.2 LEER- EN OPLEIDINGSMOGELIJKHEDEN
Het scholingsonderzoek uit 201455 wees uit dat de ruimte voor het volgen van niet-verplichte
opleidingen in een bedrijf beperkt is. Opleidingsplannen zijn vooral gericht op de verplichte
nascholing die een aanzienlijk budget vergen. Daardoor blijft er niet altijd geld over voor niet-
verplichte opleidingen die bijvoorbeeld gericht zijn op competentieontwikkeling of algemene
vaardigheden.
In 2016 zijn er in ruim een kwart van de bedrijven in de sector werknemers die niet-verplichte
opleidingen hebben gevolgd (Figuur 5.2). Van de kleinste bedrijven is dit 9 procent en 80 procent
van de grootste bedrijven heeft werknemers die niet-verplichte opleidingen hebben gevolgd.
Gemiddeld volgt 32 procent van de werknemers in een bedrijf een niet-verplichte opleiding.
Figuur 5.2 Aandeel bedrijven waar werknemers, in de afgelopen 12 maanden, wel eens niet-verplichte opleidingen
volgen, naar bedrijfsomvang
9%14%
21%
30%
46%
65%
80%
27%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
1-2 3-5 6-10 11-20 21-50 51-100 101+ totaal
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
De helft van de werknemers in de sector is het eens met de stelling dat zijn werkgever hem
voldoende opleidingsmogelijkheden biedt voor het huidige werk (Figuur 5.3). De sector
wijkt daarmee niet af van het landelijke beeld. Het aandeel werknemers dat vindt dat hem
voldoende opleidingsmogelijkheden wordt geboden is wat lager voor logistiek medewerkers
en het laagst voor planners. Vooral de werknemers tussen de 15 en 24 jaar ervaren voldoende
opleidingsmogelijkheden (63%). De overige leeftijdscategorieën scoren rond het gemiddelde van
50 procent.
55 VTL (2014). Van opleiden naar ontwikkelen: waarom ontwikkeling van medewerkers de sterkste schakel is
60 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 5.3 Stelling werknemer: Mijn werkgever biedt mij voldoende opleidingsmogelijkheden voor mijn huidige werk
27%
24%
18%
19%
19%
34%
33%
31%
31%
30%
38%
43%
51%
50%
51%
0 20 40 60 80 100
Planner
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
5.3 INFORMEEL LEREN
Naast het formele leren door het volgen van opleidingen kan men ook informeel op de werkvloer
leren. Volgens 39 procent van de werkgevers krijgen hun werknemers wel eens taken waarvoor
ze nieuwe dingen moeten leren (Figuur 5.4). Dit aandeel loopt op van 14 procent in de kleinste
bedrijven tot 81 procent in de grootste bedrijven.
Figuur 5.4 Aandeel bedrijven waarin werknemers wel eens taken krijgen waarvoor ze nieuwe dingen moeten leren,
naar bedrijfsomvang
14%
30%37%
44%
57%
72%
81%
39%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
1-2 3-5 6-10 11-20 21-50 51-100 101+ totaal
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
In 2016 is bijna 90 procent van de werkgevers het eens met de stelling dat binnen hun bedrijf
iedereen van elkaar leert. Dit is vergelijkbaar met de resultaten uit 2014.
Opleiding en ontwikkeling 61
Figuur 5.5 Stelling werkgever: Binnen ons bedrijf leert iedereen van elkaar
88%
91%
9%
7%
2%
3%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
2016
2014
Eens Neutraal Oneens Weet niet
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016; Scholingsonderzoek VTL, 2014
In de sector ervaart ruim een kwart van de werknemers voldoende leermogelijkheden (Figuur 5.6).
Onder chauffeurs is dit met 16 procent wat lager. Werknemers in de sector transport en logistiek
ervaren minder vaak leermogelijkheden dan de Nederlandse beroepsbevolking (27% versus 65%).
Figuur 5.6 Leermogelijkheden volgens werknemer
27%
42%
31%
11%
42%
42%
42%
24%
31%
16%
27%
65%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Weinig leermogelijkheden Neutraal Voldoende leermogelijkheden
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Vooral de werknemers tussen de 15 en 24 jaar ervaren voldoende leermogelijkheden (61%). Dit
aandeel daalt tot circa 20 procent onder de oudere werknemers.
62 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 5.7 Leermogelijkheden volgens werknemer, naar leeftijdscategorie
36%
43%
33%
25%
20%
11%
44%
39%
45%
45%
41%
28%
20%
18%
23%
30%
38%
61%
0 20 40 60 80 100
65 jaar en ouder
55 t/m 64 jaar
45 t/m 54 jaar
35 t/m 44 jaar
25 t/m 34 jaar
15 t/m 24 jaar
Weinig leermogelijkheden Neutraal Voldoende leermogelijkheden
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
5.4 WERKNEMERS EN LOOPBAAN
Een derde van de werknemers in de sector vindt dat ze voldoende begeleiding krijgen bij hun
loopbaanontwikkeling (Figuur 5.8). Dit is vergelijkbaar met de Nederlandse beroepsbevolking.
Figuur 5.8 Stelling werknemer: Ik krijg voldoende begeleiding bij mijn loopbaanontwikkeling
28%
32%
30%
28%
34%
40%
38%
37%
37%
29%
33%
35%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Opleiding en ontwikkeling 63
Vooral de werknemers tussen de 15 en 24 jaar ervaren voldoende begeleiding (57% eens;
Figuur 5.9).
Figuur 5.9 Stelling werknemer: Ik krijg voldoende begeleiding bij mijn loopbaanontwikkeling, naar leeftijdscategorie
21%
31%
32%
31%
29%
16%
45%
40%
38%
38%
37%
28%
34%
29%
31%
31%
34%
57%
0 20 40 60 80 100
65 jaar en ouder
55 t/m 64 jaar
45 t/m 54 jaar
35 t/m 44 jaar
25 t/m 34 jaar
15 t/m 24 jaar
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Over de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bedrijf waar de medewerker werkt is 29 procent
tevreden (Figuur 5.10). Logistiek medewerkers zijn vaker tevreden dan chauffeurs over de
ontwikkelings mogelijkheden (39%). Vooral de jongste werknemers (15-24 jaar) zijn tevreden (49%).
Van de overige leeftijdscategorieën is ongeveer 27 procent tevreden.
Figuur 5.10 Stelling werknemer: Ik ben tevreden over de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bedrijf waar ik werk
32%
35%
36%
32%
29%
37%
35%
33%
39%
28%
29%
35%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Minder dan 10 procent van de werknemers is van plan komend jaar van baan te veranderen
(Figuur 5.11). Logistiek medewerkers zijn het vaakst van plan van baan te veranderen (12%).
64 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 5.11 Stelling werknemer: Ik ben van plan komend jaar van baan te veranderen
61%
70%
68%
67%
26%
22%
24%
24%
12%
7%
8%
9%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Hoe jonger de werknemer is, des te vaker wil men van baan veranderen (het aandeel varieert
tussen de 5% voor 55-64 jaar en 15% voor 15-24 jaar; Figuur 5.12).
Figuur 5.12 Stelling werknemer: Ik ben van plan komend jaar van baan te veranderen, naar leeftijdscategorie
81%
77%
68%
64%
60%
59%
14%
18%
25%
27%
28%
26%
5%
5%
7%
9%
12%
15%
0 20 40 60 80 100
65 jaar en ouder
55 t/m 64 jaar
45 t/m 54 jaar
35 t/m 44 jaar
25 t/m 34 jaar
15 t/m 24 jaar
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Bijna 80 procent van de werknemers in de sector verwacht het komende jaar zijn baan te
houden (Figuur 5.13). Voor logistiek medewerkers is dit iets lager, namelijk 70 procent. Van de
werknemers van 15 tot en met 24 jaar denkt 67 procent zijn baan te houden. Van de overige
leeftijdscategorieën is dat ongeveer 80 procent.
Opleiding en ontwikkeling 65
Figuur 5.13 Stelling werknemer: Ik verwacht dat ik mijn baan het komende jaar zal houden
22%
16%
16%
16%
70%
79%
78%
79%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Gemiddeld verwacht 63 procent van de werknemers binnen een jaar een nieuwe baan te vinden als
ze hun baan kwijt zouden raken (Figuur 5.14). Vooral werknemers van 55 jaar en ouder denken dat
ze niet zo makkelijk een nieuwe baan vinden. Van de chauffeurs en logistiek medewerkers denkt
ongeveer 60 procent binnen een jaar een nieuwe baan te vinden.
Figuur 5.14 Stelling werknemer: Als ik mijn baan kwijt zou raken vermoed ik binnen 1 jaar een nieuwe baan te vinden,
% mee eens, naar leeftijdscategorie
84% 85%81%
64%
35%31%
63%
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
15 t/m 24jaar
25 t/m 34jaar
35 t/m 44jaar
45 t/m 54jaar
55 t/m 64jaar
65 jaar enouder
Sector
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
De werknemers van 55 jaar en ouder verwachten ook het vaakst hulp nodig te hebben bij het
vinden van een nieuwe baan (Figuur 5.15). Logistiek medewerkers denken iets vaker hulp nodig te
hebben dan chauffeurs (42% versus 37%).
66 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 5.15 Aandeel werknemers dat hulp nodig heeft bij het vinden van een nieuwe baan, naar leeftijdscategorie
18% 16%
23%
40%
57%
25%
36%
0
10
20
30
40
50
60
15 t/m 24jaar
25 t/m 34jaar
35 t/m 44jaar
45 t/m 54jaar
55 t/m 64jaar
65 jaar enouder
Sector
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Werknemers willen vooral hulp bij de bemiddeling naar een nieuwe functie en bij het op peil
brengen van de sollicitatievaardigheden (Figuur 5.16). De behoefte aan loopbaanadvies is ook
hoog. Bij werknemers tot en met 34 jaar is hulp bij sollicitatievaardigheden belangrijker dan
bemiddeling. Loopbaanadvies is voor werknemers van 25 tot en met 44 jaar het belangrijkste.
Figuur 5.16 Aandeel werknemers dat bepaalde hulp nodig heeft bij het vinden van een nieuwe baan, naar
leeftijdscategorie
0
10
20
30
40
50
60
70
15 t/m 24jaar
25 t/m 34jaar
35 t/m 44jaar
45 t/m 54jaar
55 t/m 64jaar
65 jaar enouder
Sector
Sollicitatievaardigheden Opleiding bijwerken
Loopbaanadvies Bemiddeling
Anders
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Van de chauffeurs wil 54 procent hulp bij bemiddeling en 45 procent hulp bij sollicitatie-
vaardigheden. Voor logistiek medewerkers is dit respectievelijk 42 procent en 38 procent.
Duurzame inzetbaarheid 67
6. Duurzame inzetbaarheid
Werknemers moeten langer doorwerken maar willen gezond hun pensioen56 halen. Het is van
belang om de inzetbaarheid van werknemers nu en in de toekomst, dus duurzaam, op peil te
houden. De inzetbaarheid wordt beïnvloed door verschillende factoren zoals een goed preventie-
en verzuimbeleid en aandacht voor gezondheid en leefstijl. Deze aspecten komen aan bod in dit
hoofdstuk. Eerst gaan we in op het belang van duurzame inzetbaarheid.
6.1 BELANG EN MAATREGELEN DUURZAME INZETBAARHEID
Werken tot het pensioen volgens werkgevers
Gezond zijn en blijven is iets waarvoor men doorgaans zelf verantwoordelijk is, maar ook
werkgevers hebben een groot belang bij gezonde en goed inzetbare werknemers. Dit herkennen
werkgevers want van de totale verantwoordelijkheid voor het gezond blijven werken tot aan
het pensioen, neemt de werkgever 46 procent op zich. De overige 54 procent zien zij als de
verantwoordelijkheid van de werknemer zelf. Vijf procent van de werkgevers vindt niet dat hij
(gedeeltelijk) verantwoordelijk is voor het gezond halen van het pensioen van zijn medewerkers.
Meer dan de helft van de werkgevers denkt dat al zijn werknemers gezond het pensioen halen;
26 procent antwoordt neutraal en 13 procent is het oneens met de stelling (Figuur 6.1).
Figuur 6.1 Stelling werkgever: Mijn medewerkers halen allemaal gezond hun pensioen
55%
26%
13%
7%
Eens Neutraal Oneens Weet niet/wil niet zeggen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Grotere bedrijven zijn het minder vaak eens met de stelling dat al hun medewerkers gezond hun
pensioen halen (Figuur 6.2).
56 Ongeacht of dit de pensioenleeftijd of (mogelijk latere) AOW-leeftijd is
68 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 6.2 Stelling werkgever: Mijn medewerkers halen allemaal gezond hun pensioen, % eens, naar bedrijfsomvang
35%
44%
50%
57%
65%
68%
33%
31%
27%
28%
24%
18%
27%
22%
16%
8%
4%
4%
5%
4%
6%
7%
7%
11%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
51-100
21-50
11-20
6-10
3-5
1-2
Eens Neutraal Oneens Weet niet/wil niet zeggen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Werken tot het pensioen volgens werknemers
Ook aan werknemers is gevraagd of zij hun werk kunnen blijven uitvoeren tot hun pensioen
(Figuur 6.3).
Figuur 6.3 Stelling werknemer: Mijn huidige werk uitvoeren tot mijn pensioen...
42%
26%
12%
19%kan ik gemakkelijk volhouden
wordt vooral lichamelijk best moeilijk
wordt vooral door de werkdruk en stress best moeilijk
wordt zowel lichamelijk als door werkdruk en stress best moeilijk
Bron: TON-lezerspanel, april 2016
Ruim 40 procent geeft aan makkelijk zijn werk te kunnen volhouden tot aan het pensioen. In
2014 was dit 50 procent. Voor de overige werknemers (58%) is het niet vanzelfsprekend. Een
kwart denkt dat het vooral lichamelijk best moeilijk wordt, 12 procent denkt dat het vooral door
werkstress moeilijk wordt en 19 procent ziet beide aspecten als een belemmering om zijn werk tot
het pensioen vol te houden.
Duurzame inzetbaarheid 69
Uit de NEA blijkt dat de werknemers in de sector Vervoer tot 63,9 jaar willen doorgaan met werken
(landelijk 63 jaar). Daarnaast denken dat ze tot 63,3 jaar lichamelijk en geestelijk in staat zijn hun
huidige werk voort te zetten (landelijk 62,7 jaar)57.
Werkvermogen werknemers
Gegevens over het werkvermogen zijn verzameld met de Work Ability Index (WAI). Dit is een
wetenschappelijke vragenlijst, ontwikkeld in Finland, die meet of werknemers lichamelijk en
geestelijk in staat zijn hun werk te doen, nu en in de toekomst. De hoogte van de score bepaalt
het werkvermogen en wordt aangegeven met een getal tussen de 7 en 4958. Werknemers met een
uitstekend werkvermogen hebben de hoogste productiviteit. De productiviteit neemt af naarmate
het werkvermogen lager is.
Het gemiddelde werkvermogen van de werknemers in de sector transport en logistiek is 40,6 en
daarmee goed. Voor chauffeurs is het gemiddelde werkvermogen met 39,8 iets lager, maar nog
steeds goed. Landelijk ligt het werkvermogen op 41,0. In de sector zijn er minder werknemers met
een uitstekend werkvermogen dan landelijk gezien (35% versus 41%) en meer werknemers met
een slecht of matig werkvermogen (19% versus 12%; Figuur 6.4). Omdat het werkvermogen in de
sector wat lager is, is het productieverlies in de sector wat hoger dan landelijk gezien.
Uit Figuur 6.4 blijkt ook dat het werkvermogen afneemt naarmate de werknemer ouder is. Dit
geldt zowel voor de sector transport en logistiek als landelijk gezien.
Figuur 6.4 Werkvermogen werknemer naar leeftijdscategorie
42%
43%
46%
47%
45%
48%
46%
47%
51%
45%
41%
34%
24%
30%
35%
41%
0 20 40 60 80 100
15 t/m 24 jaar
25 t/m 34 jaar
35 t/m 44 jaar
45 t/m 54 jaar
55 t/m 64 jaar
65 jaar en ouder
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Slecht Matig Goed Uitstekend
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
57 NEA, TNO/CBS, 2014.58 Score 27 en lager: slecht werkvermogen; 28-36: matig werkvermogen; 37-43: goed werkvermogen; 44-49: uitstekend werkvermogen
70 Arbeidsmarktrapportage 2016
De afname van het gemiddelde werkvermogen is in Figuur 6.5 weergegeven naar functie en
leeftijd. In bijna alle leeftijdscategorieën is het werkvermogen van chauffeurs iets lager dan
het werkvermogen van alle werknemers in de sector transport en logistiek. Het gemiddelde
werkvermogen is echter in alle leeftijdscategorieën te typeren als goed. Opvallend is de ‘opleving’
aan het eind van het werkzame leven. Dit wordt het healty-worker effect genoemd. Werknemers
die op deze leeftijd nog werken zijn lichamelijk en psychisch vaak goed gezond. Werknemers met
klachten zijn dan vaak uit het arbeidsproces verdwenen59.
Figuur 6.5 Gemiddeld werkvermogen werknemer naar functie en leeftijd
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
< 18 18-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65 jaaren
ouder
Alle werknemers Chauffeurs Overige functies
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Werkprestatie werknemers
Hoewel chauffeurs wat lager scoren op werkvermogen, waarderen ze hun eigen werkprestaties
over de afgelopen 3 maanden met een iets hoger rapportcijfer dan gemiddeld (8,22 chauffeurs
versus 8,16 gemiddeld)60. De werkprestatie wordt het laagst gewaardeerd door werknemers van
55 tot en met 64 jaar (Figuur 6.6).
59 Blik op werk.nl (2013). Het Nederlands Werkvermogen 201360 Gevraagd is welk rapportcijfer de werknemer geeft voor de eigen werkprestatie over de afgelopen 3 maanden.
Duurzame inzetbaarheid 71
Figuur 6.6 Werkprestatie werknemer afgelopen 3 maanden, naar leeftijdscategorie
8,09
8,17
8,21 8,21
8,07
8,25
8,16
7,95
8,00
8,05
8,10
8,15
8,20
8,25
8,30
15 t/m 24jaar
25 t/m 34jaar
35 t/m 44jaar
45 t/m 54jaar
55 t/m 64jaar
65 jaaren ouder
Sector
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Thema’s waar werknemers aan willen werken
Thema’s waar werknemers zelf aan willen werken zijn vooral leefstijl en de ontwikkeling van
hun loopbaan (Figuur 6.7). We zagen eerder in hoofdstuk 5 al dat een derde van de werknemers
vindt dat hij voldoende begeleiding krijgt bij zijn loopbaanontwikkeling. Bijna een derde van
de werknemers in de sector wil nergens aan werken. Werken aan de ontwikkeling van de eigen
loopbaan wordt minder belangrijk gevonden naarmate de werknemer ouder is.
Figuur 6.7 Thema’s waar werknemers aan willen werken, naar leeftijdscategorie
0
10
20
30
40
50
60
15 t/m 24jaar
25 t/m 34jaar
35 t/m 44jaar
45 t/m 54jaar
55 t/m 64jaar
65 jaar enouder
Sector
Leefstijl Pijnklachten Werk/privé balans
Stress Ontwikkeling loopbaan Nergens aan
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
72 Arbeidsmarktrapportage 2016
Maatregelen duurzame inzetbaarheid
Aan de werkgevers is gevraagd of zij bepaalde maatregelen om de medewerkers blijvend inzetbaar
te houden wel eens toepassen (Figuur 6.8). Ongeveer tweederde van de werkgevers biedt soms
of regelmatig ondersteuning aan bij privézaken of past het werk aan als het te zwaar wordt. Ook
laat 60 procent van de werkgevers zijn werknemers soms of regelmatig minder uren werken of
rouleert/verbreed taken (50%). Teruggang in salaris of functie passen werkgevers weinig toe.
Figuur 6.8 Aandeel werkgevers dat maatregel wel eens toepast in zijn bedrijf in het kader van duurzame
inzetbaarheid
24%
14%
24%
24%
6%
12%
14%
13%
24%
26%
46%
42%
45%
62%
41%
49%
30%
50%
27%
28%
21%
19%
32%
43%
34%
49%
20%
23%
12%
13%
11%
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
teruggang in salaris/functie
deeltijd vervroegde uittreding
omscholing
oudere werknemers vrijstellen van onregelmatige…
veranderen stijl leidinggeven
taken rouleren/taakverbreding
minder uren laten werken
werk aanpassen als het te zwaar wordt
ondersteuning bij privézaken (bijv. schulden)
regelmatig soms (vrijwel) nooit niet van toepassing weet niet
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
6.2 RI&E
Bedrijven met werknemers zijn op basis van artikel 5 van de Arbowet verplicht om over een RI&E te
beschikken61. Een RI&E bestaat uit drie stappen:
1. De inventarisatie van de aanwezige gevaren en van de al genomen risicobeperkende
maatregelen op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn. Er dient specifieke aandacht
te zijn voor werknemers die behoren tot de ‘bijzondere categorieën van werknemers’
(bijvoorbeeld gedeeltelijk arbeidsgeschikten, zwangere vrouwen, jeugdigen en ouderen).
2. De evaluatie van de risico’s die aan de gevaren zijn verbonden en een prioritering van de
risico’s.
3. Het vaststellen van welke maatregelen op welke termijn zullen worden genomen: het plan van
aanpak.
61 www.arboportaal.nl Site van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waar informatie over de arbowetgeving is
verzameld.
Duurzame inzetbaarheid 73
Aanwezigheid RI&E
Ruim de helft van de bedrijven in de sector transport en logistiek beschikt in 2016 over een
actuele62 RI&E (Figuur 6.9). Van de bedrijven met 21 of meer werknemers heeft driekwart tot
88 procent een actuele RI&E. Vooral in de kleine bedrijven ontbreekt de RI&E vaak.
Figuur 6.9 Aandeel bedrijven met een actuele Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), naar bedrijfsomvang
16%
38%
50%58%
77%85% 88%
51%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
1-2 3-5 6-10 11-20 21-50 51-100 101+ totaal
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Bijna 60 procent van de werkgevers die een RI&E heeft is het eens met de stelling dat de RI&E hen
helpt bij het beperken van de arbeidsrisico’s (Figuur 6.10). Ruim een kwart oordeelt neutraal en
11 procent is het oneens met de stelling.
Figuur 6.10 Stelling werkgever: De RI&E helpt ons met het beperken van de arbeidsrisico’s*
58% 28% 11%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Eens Neutraal Oneens Er zijn geen risico's in mijn bedrijf Weet niet
* Alleen gevraagd aan werkgevers die over een RI&E beschikken
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
62 Actueel is niet ouder dan vijf jaar.
74 Arbeidsmarktrapportage 2016
Uitvoering Plan van Aanpak
Het Plan van Aanpak is een integraal onderdeel van de RI&E. Daarin wordt verwezen naar het
oplossingenboek/arbocatalogus op de website van het Sectorinstituut. Het oplossingenboek is
een overzicht van belangrijke arbeidsrisico’s met bijbehorende maatregelen. Het Sectorinstituut
heeft deze samen met bedrijven en werknemers verzameld en ontwikkeld. De maatregelen voor
een aantal onderwerpen hebben de status van arbocatalogus. Dat wil zeggen dat de arbocatalogus
door de Inspectie SZW (voorheen: Arbeidsinspectie) wordt gezien als een erkend, breed
gedragen en door de sociale partners zelf uitgeschreven ‘recept’ ter bevordering van gezonde
en veilige arbeidsomstandigheden. De arbocatalogus voor de sector loopt tot 1 januari 2017. De
arbocatalogus wordt momenteel ter verlenging aan de Inspectie aangeboden. Na goedkeuring zal
de arbocatalogus weer vijf jaar geldig zijn.
Ruim 90 procent van de bedrijven die over een RI&E beschikt heeft een plan van aanpak (deels)
uitgevoerd (Figuur 6.11). Het plan van aanpak is volledig uitgevoerd door 55 procent van de
bedrijven die beschikken over een RI&E. Kleinere bedrijven (< 10 werknemers) hebben het plan
van aanpak iets vaker volledig uitgevoerd. Bedrijven met 3 tot 5 werknemers hebben het plan van
aanpak het vaakst niet uitgevoerd.
Figuur 6.11 Mate van uitvoering plan van aanpak volgens werkgever*, naar bedrijfsomvang
67%
55%
64%
49%
51%
54%
47%
55%
33%
27%
29%
43%
42%
42%
47%
37%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
1-2
3-5
6-10
11-20
21-50
51-100
101+
totaal
volledig uitgevoerd gedeeltelijk uitgevoerd niet uitgevoerd
* Alleen gevraagd aan werkgevers die over een RI&E beschikken
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Volgens werkgevers is de belangrijkste reden waarom het plan van aanpak niet is uitgevoerd dat
het bedrijf pas net een plan van aanpak heeft opgesteld.
Duurzame inzetbaarheid 75
Branche RI&E
Na het opstellen van de RI&E dient het document door een gecertificeerde instantie te worden
getoetst. Ook het Sectorinstituut voert deze toetsingen uit. Voor deze toetsingsverplichting is per
1 april 2011 een uitzondering gemaakt voor:
• bedrijven met maximaal 25 werknemers. Zij hoeven hun RI&E niet te laten toetsen, mits ze
gebruikmaken van een erkend branche-specifiek RI&E-instrument;
• bedrijven met werknemers die - allen bij elkaar opgeteld - arbeid verrichten voor een tijdsduur
van ten hoogste 40 uur per week (bijvoorbeeld een zzp’er die maximaal 32 uur per week werkt).
Ook zij hoeven de RI&E niet te laten toetsen.
De sector beschikt over een erkend branche-specifiek RI&E-instrument (branche RI&E). Sinds de
start van de branche RI&E in 2007 is deze al dan niet volledig uitgevoerd bij ruim 2.250 bedrijven/
vestigingen in de sector. In 2015 zijn 460 bedrijven gestart met de branche RI&E; 77 procent heeft
de RI&E ook in 2015 afgerond. De gemiddelde doorlooptijd van een afgeronde RI&E neemt in de
afgelopen jaren af tot gemiddeld 79 dagen in 201563.
In 2015 beoordelen de gebruikers het branche-instrument met een 7,5 gemiddeld64.
6.3 ARBEIDSONGEVALLEN
De werkgever is verplicht om ernstige arbeidsongevallen die zijn werknemers tijdens de arbeid
overkomen, te melden bij de Inspectie SZW. In de Arbowet van 2007 is de definitie van ernstige
ongevallen aangescherpt. In tegenstelling tot voorheen, moeten ook ongevallen die (pas) na 24 uur
leiden tot ziekenhuisopname worden gemeld. Behandeling bij de spoedeisende hulp van een
ziekenhuis geldt niet als ziekenhuisopname. Niet alle ongevallen worden gemeld door bedrijven.
De Inspectie zet ongevallen door die volgens afspraak door een andere dienst (verder) onderzocht
worden. De politie onderzoekt bijvoorbeeld arbeidsongevallen op de openbare weg. Een flink deel
in het goederenvervoer is gedelegeerd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
De werkgever dient zelf een ongevallenregistratie bij te houden65. Het doel van de registratie is
dat bedrijven lering trekken uit deze ongevallen en adequate maatregelen treffen om onveilige
situaties op de werkvloer te voorkomen66. In 2014 hield ongeveer 70 procent van de bedrijven in de
sector geen ongevallenregistratie bij67.
63 Sectorinstituut Transport en Logistiek (2016). Ontwikkeling RI&E over de jaren 2007-2015.64 Sectorinstituut Transport en Logistiek (2016). Evaluatie RI&E 2013 t/m 2015.65 In artikel 9 lid 2 staat: “de werkgever houdt een lijst bij van de gemelde arbeidsongevallen en van arbeidsongevallen welke hebben
geleid tot een verzuim van meer dan 3 werkdagen, en registreert daarbij de aard en de datum van het ongeval”.66 Inspectie SZW (2015). Arbo in bedrijf 2014. 67 Inspectie SZW (2014). Arbeidsomstandigheden in de sector Transport en Logistiek. Rapportage 2014.
76 Arbeidsmarktrapportage 2016
Aantal ongevallen
Op verzoek van het Sectorinstituut heeft VeiligheidNL gekeken naar ongevallen onder
vrachtwagenchauffeurs. De gegevens zijn afkomstig uit het Letsel Informatie Systeem (LIS). Het
LIS geeft informatie over letsel en blessures die op de Spoedeisende Hulp-afdeling (SEH) van
ziekenhuizen behandeld worden, zoals aantal SEH-bezoeken, aard van het ongeval en aandeel
ziekenhuisopnamen68. Ook de kosten van verzuim als gevolg van een ongeval zijn geschat.
In 2014 vonden er 1.200 SEH-bezoeken per 100.000 vrachtwagenchauffeurs plaats (Figuur 6.12).
In de gehele sector Vervoer, post en communicatie vinden 750 SEH-bezoeken plaats per 100.000
werkenden. Dat is meer dan in de sector handel, evenveel als in de industrie, maar minder dan in
de bouw.
Figuur 6.12 Aantal SEH-bezoeken per 100.000 werkenden
750
1.800
390
750
1.200
0 200 400 600 800 1.000 1.200 1.400 1.600 1.800 2.000
Industrie
Bouw
Handel
Vervoer, post en communicatie
Vrachtwagenchauffeurs
Bron: Letsel Informatie Systeem 2014, VeiligheidNL; Enquête Beroepsbevolking 2014, CBS
Aard van ongevallen
Tachtig procent van de ongevallen van vrachtwagenchauffeurs vindt plaats in een niet-
verkeerssituatie, de overige ongevallen vinden plaats in het verkeer. Chauffeurs die een
verkeersongeval hebben zijn gemiddeld 39 jaar. Chauffeurs die slachtoffer zijn van een niet-
verkeersongeval zijn iets ouder, gemiddeld 44 jaar.
De niet-verkeersongevallen zijn vooral valongevallen (52%) en ze gebeuren vooral tijdens het laden
of lossen (44%; Figuur 6.13). Bij contact met een object moet gedacht worden aan letsel door
contact met de laadklep of met verpakkingsmaterialen zoals pallets.
68 LIS wordt uitgevoerd in een representatieve steekproef van ongeveer een tiende van de ziekenhuizen in Nederland. Op basis van een
vergelijking met het totale aantal SEH bezoeken in Nederland worden de LIS gegevens geëxtrapoleerd naar landelijke cijfers.
Duurzame inzetbaarheid 77
Figuur 6.13 Niet-verkeersongevallen bij chauffeurs
52%37%
11% Val
Contact met object
Overig/onbekend
SEH-bezoek naar ongevalsscenario Bezigheid van de chauffeur
44%
15%
40%
Tijdens laden of lossen
Bij in- of uitstappen van vrachtwagen
Overig/onbekend
Bron: Letsel Informatie Systeem 2014, VeiligheidNL
Aandeel ziekenhuisopnamen na ongeval
Daarnaast geeft het Letsel Informatie Systeem informatie over of het slachtoffer aansluitend op
het bezoek aan de SEH-afdeling in het ziekenhuis opgenomen wordt. Dit is een indicatie van de
ernst van het letsel (Figuur 6.15).
Figuur 6.14 Aandeel ziekenhuisopnamen na SEH-bezoek
7%
12%
7%
8%
17%
0% 5% 10% 15% 20%
Industrie
Bouw
Handel
Vervoer, post en communicatie
Vrachtwagenchauffeurs
Bron: Letsel Informatie Systeem 2014, VeiligheidNL; Enquête Beroepsbevolking 2014, CBS
In 17 procent van de SEH-bezoeken van vrachtwagenchauffeurs was het letsel zo ernstig dat het
slachtoffer na behandeling op de SEH moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Dit is relatief
hoog in vergelijking met alle beroepen in de sector vervoer, post en communicatie (8%).
Letsel na ongeval
In 2014 werden de meeste vrachtwagenchauffeurs behandeld in verband met letsel aan schouder,
arm of hand. Dit is vooral hand- of vingerletsel (Figuur 6.16). Een andere grote groep chauffeurs
werd behandeld aan letsel aan de heup, been of voet. Dit letsel bestaat vooral uit letsel aan de
enkel.
78 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 6.15 SEH-bezoek naar letsellocatie vrachtwagenchauffeur
12%
11%
36%
31%
10%Hoofd/hals/nek
Romp/wervelkolom
Schouder/arm/hand
Heup/been/voet
Overig
Bron: Letsel Informatie Systeem 2014, VeiligheidNL
Botbreuken komen het meest voor (32%). Op de tweede plaats staat oppervlakkig letsel/
kneuzingen (22%).
Kosten van verzuim door ongevallen
VeiligheidNL heeft een schatting gemaakt van de kosten van verzuim (arbeidsverzuim en
productieverlies) als gevolg van ongevallen. Ruim 60 procent van de chauffeurs verzuimen één of
meerdere dagen na een ongeval. Gemiddeld is dat 24 werkdagen per incident (Figuur 6.17).
Figuur 6.16 Gemiddelde verzuimduur in dagen als gevolg van een ongeval
21
17
15
23
24
0 5 10 15 20 25 30
Industrie
Bouw
Handel
Vervoer, post en communicatie
Vrachtwagenchauffeurs
Bron: Letsel Informatie Systeem 2014, VeiligheidNL; Letsellastmodel 2014, VeiligheidNL i.s.m. Erasmus MC
Gemiddeld zijn de verzuimkosten €9.700,- per vrachtwagenchauffeurslachtoffer (Figuur 6.18). In
totaal is dat 6 miljoen voor de sector. Dit is hoger dan in andere sectoren. Een mogelijke verklaring
is dat het letsel ernstiger is bij vrachtwagenchauffeurs.
Duurzame inzetbaarheid 79
Figuur 6.17 Gemiddelde verzuimkosten per slachtoffer
€ 7.500
€ 6.000
€ 4.900
€ 9.000
€ 9.700
€ 0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000€ 12.000
Industrie
Bouw
Handel
Vervoer, post en communicatie
Vrachtwagenchauffeurs
Bron: Letsel Informatie Systeem 2014, VeiligheidNL; Letsellastmodel 2014, VeiligheidNL i.s.m. Erasmus MC
De totale directe medische kosten (zoals kosten van ambulancevervoer en spoedeisende hulp)
worden geschat op 2,1 miljoen euro, gemiddeld €1.900,- per slachtoffer.
Mogelijke overige kosten zoals kosten aan het voertuig zijn niet geschat.
6.4 ARBEIDSRISICO’S EN -MAATREGELEN
Aanwezige arbeidsrisico’s
De Inspectie SZW ziet de Transport en Logistiek als prioritaire sector: werknemers in deze sector
staan tijdens het werk bloot aan hoge arbeidsrisico’s. Welke risico’s dat precies zijn, weten veel
werkgevers niet. De helft van de bedrijven in de sector transport en logistiek heeft namelijk
onvoldoende in kaart welke risico’s werknemers dagelijks lopen tijdens het werk. Dit kan
samenhangen met het ontbreken van een RI&E. Als werkgevers de risico’s wel kennen, nemen zij
volgens de Inspectie niet altijd voldoende maatregelen om die te beperken of te beheersen. Met
name de kleinere bedrijven in de sector leven arbowetgeving onvoldoende na69.
Volgens werkgevers zijn de twee belangrijkste risico’s in de sector verkeersveiligheid en fysieke
belasting (tillen, duwen en/of trekken) (Figuur 6.19).
69 Inspectie SZW (2014). Arbeidsomstandigheden in de sector Transport en Logistiek. Rapportage 2014.
80 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 6.18 Aandeel werkgevers dat met risico te maken heeft in bedrijf
14%
16%
17%
18%
23%
26%
40%
50%
50%
60%
86%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Trillingen
Lawaai
Contact met gevaarlijke stoffen (o.a. bij verladen)
Werkdruk, agressie/geweld, emotioneel zwaar werk
Beeldschermwerk
Langdurig in dezelfde houding werken
Valgevaar
Onregelmatige werktijden
Aanrijdgevaar in de loods of op het buitenterrein
Fysieke/lichamelijke belasting
Verkeersveiligheid
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Gemiddeld zeggen werkgevers ongeveer met vier van de genoemde risico’s te maken te hebben
in hun bedrijf. Werkgevers in kleine bedrijven benoemen minder vaak risico’s dan werkgevers in
grotere bedrijven (varieert van circa 3 tot 7 benoemde risico’s). Zes procent van de werkgevers ziet
geen enkel risico.
Van de werkgevers ziet 18 procent werkstress, agressie/geweld en emotioneel zwaar werk als een
arbeidsrisico waar ze mee te maken hebben (Figuur 6.19). In 2014 was dit 9 procent. Voor 3 procent
van de bedrijven is dit het belangrijkste arbeidsrisico. Hieronder gaan we verder in op werkstress.
Oorzaken werkstress
De belangrijkste oorzaken van werkstress zijn weinig autonomie op het werk en hoge taakeisen
(Figuur 6.20).
Duurzame inzetbaarheid 81
Figuur 6.19 Oorzaken van werkstress bij werknemers
8%
23%
16%
38%
44%
10%
12%
19%
34%
46%
0% 10% 20% 30% 40% 50%
Gepest op het werk
Slachtoffer ongewenst gedrag (vanbuiten organisatie)
Slachtoffer ongewenst gedrag (vanbinnen organisatie)
Hoge taakeisen
Weinig autonomie op het werk
Sector transport en logistiek Landelijk
Bron: Factsheet TNO (2015), Werkstress, Burn-out & Verzuim in cijfers
Werkstress bij werknemers
Ook vanuit de inzetbaarheidscheck, die ingevuld wordt door werknemers in de sector transport en
logistiek, zijn gegevens bekend over werkstress, agressie/geweld en emotioneel zwaar werk. In de
sector ervaart 12,3 procent van de werknemers hinderlijke stress (Figuur 6.21). Dit is wat hoger dan
in de Nederlandse beroepsbevolking. Vooral planners hebben last van hinderlijke stress (19,9%).
Figuur 6.20 Aandeel werknemers dat last heeft van hinderlijke stress
19,9%
12,0%
12,2%
12,3%
10,9%
0 5 10 15 20 25
Planner
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Het werktempo ervaart 55 procent van de werknemers in de sector als gunstig, 15 procent als
ongunstig en 31 procent oordeelt neutraal (Figuur 6.22). Zowel het aandeel gunstig als ongunstig
werktempo is hoger dan landelijk gezien. Ondanks dat planners meer last hebben van hinderlijke
stress ervaren zij geen ongunstiger werktempo dan gemiddeld.
82 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 6.21 Werktempo volgens werknemer
13%
16%
17%
15%
2%
37%
34%
31%
31%
52%
51%
50%
52%
55%
46%
0 20 40 60 80 100
Planner
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Ongunstig werktempo Neutraal Gunstig werktempo
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Ruim tweederde van de werknemers kan voldoende herstellen na een werkdag, landelijk ligt dit
wat lager (56%; Figuur 6.23). Planners geven het vaakst aan dat zij onvoldoende kunnen herstellen.
Figuur 6.22 Mate van herstel volgens werknemer
19%
14%
17%
15%
11%
19%
14%
17%
16%
33%
63%
72%
66%
69%
56%
0 20 40 60 80 100
Planner
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Onvoldoende herstel Neutraal Voldoende herstel
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Ruim tweederde van de werknemers ervaart een goede afstemming tussen werk en privé
(landelijk: 76%), 4 procent juist niet en 27 procent oordeelt neutraal (Figuur 6.24). Zes procent
van de chauffeurs ervaart een slechte afstemming tussen werk en privé en een derde oordeelt
neutraal.
Duurzame inzetbaarheid 83
Figuur 6.23 Werk-privé balans volgens werknemer
4%
3%
6%
4%
4%
25%
17%
33%
27%
20%
71%
80%
61%
69%
76%
0 20 40 60 80 100
Planner
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Slechte afstemming werk en privé Neutraal Goede afstemming werk en privé
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Ruim een vijfde van de werknemers in de sector heeft wel eens te maken met intimidatie
(Figuur 6.25). Intimidatie vindt vooral plaats door collega’s of leidinggevenden. Lichamelijke
agressie of serieuze bedreiging rapporteert 4 tot 7 procent van de werknemers. De veroorzakers
zijn dan vooral andere weggebruikers.
Figuur 6.24 Intimidatie, bedreiging en agressie volgens werknemer
96%
93%
78%
4%
7%
22%
0 20 40 60 80 100 120
Lichamelijke agressie
Serieus bedreigd
Intimidatie
Nooit Wel eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Van de werknemers die te maken hebben gehad met een vorm van agressie en geweld heeft
2 procent klachten. Deze klachten zijn vooral geestelijk van aard en minder vaak fysiek.
84 Arbeidsmarktrapportage 2016
Noodzaak maatregelen werkstress
Bedrijven besteden volgens de Inspectie SZW in hun RI&E relatief weinig of geen aandacht aan
werkstress, agressie en geweld en emotioneel zwaar werk. Als protocollen om dit tegen te gaan
wel aanwezig zijn, dan blijken ze op de werkvloer onvoldoende te worden toegepast70.
Werkstress kost de werkgever in de sector Vervoer en Communicatie 136 miljoen euro. 23 procent
van het werkgerelateerde ziekteverzuim in de sector transport en logistiek ontstaat namelijk door
werkstress (landelijk: 36%). Dat zijn jaarlijks 59.000 verzuimdagen en 24.000 werknemers hebben
last van burn-outklachten71.
In de NEA 2015 is aan werknemers in de sector Vervoer gevraagd of er voor specifieke risico’s
maatregelen nodig zijn. Het belangrijkste risico waarvoor maatregelen genomen moeten worden is
werkstress. Ruim een kwart geeft aan dat de genomen maatregelen onvoldoende zijn en ruim een
tiende zegt dat er nog geen maatregelen genomen zijn (Figuur 6.26).
Figuur 6.25 Noodzaak arbo-maatregelen tegen werkstress, werknemers sector Vervoer
22% 39% 28% 12%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Niet nodig, want het speelt hier niet
Niet nodig, er zijn al voldoende maatregelen
Wel nodig, genomen maatregelen zijn onvoldoende
Wel nodig, er zijn nog geen maatregelen genomen
Bron: NEA TNO/CBS, 2015
Maatregelen werkstress
Bijna 80 procent van de werkgevers die werkstress, agressie en geweld en emotioneel zwaar
werk als arbeidsrisico ziet neemt maatregelen om het risico te verkleinen (Figuur 6.27). Nog eens
6 procent is dit van plan.
70 Inspectie SZW (2015). Jaarverslag 2014.71 TNO (2015). Factsheet Werkstress, Burn-out & Verzuim in cijfers. Transport en logistiek.
Duurzame inzetbaarheid 85
Figuur 6.26 Aandeel werkgevers dat wel of geen maatregelen neemt tegen werkstress, agressie en geweld en
emotioneel zwaar werk*
79%
6%
16% neemt maatregelen
neemt nog geen maatregelen, wel van plan
neemt geen maatregelen
* Van werkgevers die dit als arbeidsrisico benoemen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Hoe groter een bedrijf is, des te vaker ziet de werkgever werkstress, agressie en geweld en
emotioneel zwaar werk als arbeidsrisico en worden er vaker maatregelen genomen. De meest
genomen maatregel volgens werkgevers is het bespreken van het onderwerp (Figuur 6.28).
Figuur 6.27 Aandeel werkgevers dat maatregel neemt tegen werkstress, agressie en geweld en
emotioneel zwaar werk*
4%
4%
6%
10%
16%
24%
25%
29%
38%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45%
Weet ik (nog) niet
Anders
Inzet extra mankracht
Werknemers meer ruimte in regelen eigen werk
Aanbieden van opleiding of training
Aanspreekpunt voor werknemers
Voorlichting, timemanagement of assertiviteit
Veranderingen in de organisatie van werk
Onderwerp bespreken
* Van werkgevers die dit als arbeidsrisico benoemt en maatregelen neemt
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Zestien procent van de werkgevers neemt geen maatregelen. Zij vinden maatregelen niet nodig
(43%) of weten niet welke maatregelen zij kunnen nemen (37%).
6.5 PREVENTIEMEDEWERKER
Sinds 1 januari 2006 moet elk bedrijf een preventiemedewerker hebben. In bedrijven met
minder dan 25 werknemers mag de werkgever zelf als preventiemedewerker optreden. De
86 Arbeidsmarktrapportage 2016
preventiemedewerker draagt zorg voor de dagelijkse veiligheid en gezondheid in het bedrijf. Deze
persoon moet deskundig genoeg zijn om de arbeidsrisico’s binnen het bedrijf te kunnen overzien
en aan te pakken. Het takenpakket bestaat uit:
1. Medewerking verlenen aan het uitvoeren van de RI&E en het opstellen van een plan van
aanpak.
2. Advies geven aan de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of de
belanghebbende werknemers.
3. Medewerking verlenen aan maatregelen op het terrein van arbeidsomstandigheden,
bijvoorbeeld het verzorgen van voorlichting over veilig en gezond werken.
In ruim 40 procent van de bedrijven in de sector is een preventiemedewerker aangewezen
(Figuur 6.28).
Figuur 6.28 Preventiemedewerker aanwezig in bedrijf volgens werkgever
42%54%
4% 1%Ja
Nee
Onbekend met begrip preventiemedewerker
Weet niet of bedrijf preventiemedewerker heeft
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Grotere bedrijven hebben vaker een preventiemedewerker dan kleinere bedrijven.
Figuur 6.29 Aandeel bedrijven met preventiemedewerker, naar bedrijfsomvang
15%22%
37%
51%
69%77%
84%
42%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
1-2 3-5 6-10 11-20 21-50 51-100 101+ totaal
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Duurzame inzetbaarheid 87
In 44 procent van de bedrijven is de werkgever de preventiemedewerker. In een even groot deel is
het een werknemer. De overige bedrijven geven aan dat iemand anders de preventiemedewerker
is.
Ook 10 tot 20 procent van de grotere bedrijven (51 of meer werknemers) geven aan dat de
werkgever de preventiemedewerker is. Dit is echter alleen toegestaan als een bedrijf minder dan
25 werknemers heeft.
De meerderheid van de werkgevers vindt dat werknemers de preventiemedewerker goed weten te
vinden voor vragen over arbeidsomstandigheden (Figuur 6.31).
Figuur 6.30 Stelling werkgever: De werknemers in dit bedrijf weten de preventiemedewerker goed te vinden voor
vragen over arbeidsomstandigheden
87% 10%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Eens Neutraal Oneens Weet niet/wil niet zeggen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
In september 2016 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de voorgestelde wijziging van de
Arbeidsomstandighedenwet. Het voorstel gaat nu voor behandeling naar de Eerste Kamer. Wanneer
de wet wordt aangenomen, zal de wet naar verwachting medio juli 2017 in werking treden. De
nieuwe Arbeidsomstandighedenwet versterkt de positie van de preventiemedewerker en daarmee
de aandacht voor preventie in bedrijven. Het medezeggenschapsorgaan van een bedrijf krijgt
bijvoorbeeld instemmingsrecht bij de keuze van de preventiemedewerker en diens positionering in
de organisatie.72
72 www.arboportaal.nl
88 Arbeidsmarktrapportage 2016
6.6 VERZUIM
Preventiemaatregelen zijn gericht op het voorkomen dan wel het beperken van verzuim ten
gevolge van ziekte, werkstress en ongevallen. Zoals eerder beschreven zijn de kosten van verzuim
door werkstress of arbeidsongevallen hoog. Van de werknemers geeft 27 procent aan dat
het laatst voorgekomen verzuim hoofdzakelijk of gedeeltelijk het gevolg is van werk73. Van de
werkgevers denkt bijna tweederde dat geen enkel verzuim werkgerelateerd is74.
Verzuimpercentage aangesloten bedrijven Sectorinstituut
Ruim 1.000 bedrijven en bijna 25.000 werknemers maken gebruik van de verzuimbegeleiding van
het Sectorinstituut Transport en Logistiek75. Het verzuimpercentage van bedrijven die aangesloten
zijn bij de verzuimbegeleiding van Sectorinstituut en het verzuim in hun bedrijf zelf registreren,
is over 2015 4,3 procent. Het verzuimpercentage is in de afgelopen jaren stabiel en varieert van
4,1 procent tot 4,3 procent.
Figuur 6.31 Verzuimpercentage Sectorinstituut
4,0
4,1
4,2
4,3
2015 2014 2013 2012 2011
Verzuimpercentage Sectorinstituut naar leeftijd
Oudere werknemers hebben een hoger verzuimpercentage dan jongere werknemers (Figuur 6.33),
maar melden zich minder vaak ziek dan de werknemers jonger dan 25 jaar. Ouderen verzuimen dus
niet zozeer vaker, maar verzuimen wel meer dagen.
De werknemers van 65 jaar en ouder hebben een relatief laag verzuimpercentage. Dit is
waarschijnlijk het ‘healthy worker’ effect. De werknemers die op deze leeftijd nog werken zijn
hiertoe fysiek en mentaal in staat.
73 NEA (2015), TNO/CBS74 Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 201675 Peildatum november 2015
Duurzame inzetbaarheid 89
Figuur 6.32 Verzuimpercentage naar leeftijdscategorie
2,9 % 2,6 %2,9 %
2,6 %
3,4 % 3,3 %
4,1 %
5,0 %
6,5 %
8,3 %
4,2 % 4,3 %
0 %
1 %
2 %
3 %
4 %
5 %
6 %
7 %
8 %
9 %
Periode: 01-01-2015 t/m 31-12-2015
Bron: VMS, Sectorinstituut Transport en Logistiek
Hoewel we uit de registratie van verzuim weten dat oudere werknemers meer dagen verzuimen
dan jongere werknemers hebben werkgevers een ander beeld. De meerderheid van de werkgevers
is het namelijk oneens met de stelling dat ouders werknemers meer dagen verzuimen dan jongere
werknemers (Figuur 6.34).
Figuur 6.33 Stelling werkgever: Per jaar verzuimen oudere werknemers meer dagen dan jongere werknemers
13% 13% 70% 4%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Eens Neutraal Oneens Weet niet
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Gezien de demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en ontgroening (zie hoofdstuk 3), is het
waarschijnlijk dat het ziekteverzuimpercentage zal stijgen. Werknemers verwachten dit echter niet
(Figuur 6.35). 70 procent van de werkgevers is het niet eens met de stelling dat het verzuim van zijn
werknemers de komende jaren zal toenemen.
90 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 6.34 Stelling werkgever: Ik verwacht dat het verzuim van mijn werknemers de komende jaren zal toenemen
13%
13%
70%
4%
Eens
Neutraal
Oneens
Weet niet
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Verzuimpercentage vergeleken met andere sectoren
In Tabel 6.1 is weergegeven hoe het verzuimpercentage van bedrijven die aangesloten zijn bij de
verzuimbegeleiding van het Sectorinstituut zich verhoudt met andere sectoren. Deze informatie is
afkomstig van het CBS76.
Tabel 6.1 Verzuimpercentages diverse sectoren
Transport en Logistiek
STL
Landelijk
CBS
Vervoer en Opslag
CBS
Vervoer over land
CBS
Bouw-nijverheid
CBS
Handel
CBS
Gezond-heids- en welzijnszorg
CBS
2015 4,3% 3,9% 4,4% 4,3% 3,7% 3,1% 5,0%
2014 4,2% 3,8% 4,4% 4,2% 3,7% 3,0% 4,8%
Bron: VMS, Sectorinstituut Transport en Logistiek; CBS
Het landelijke verzuimpercentage in 2015 is 3,9 procent en voor de sector vervoer over land (de
sector die het meest vergelijkbaar is) 4,3 procent. Het verzuimpercentage van de bedrijven die
aangesloten zijn bij de verzuimbegeleiding van het Sectorinstituut volgt de landelijke trend.
WGA instroom
Het UWV publiceert de cijfers voor de landelijke in- en uitstroom in de regeling Werkhervatting
Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten77 (WGA) per sector en het landelijk gemiddelde (Tabel 6.2). Voor
2015 geldt dat dit werknemers zijn die in 2013 ziek werden en in 2015 een WGA-uitkering kregen.
De sector die het meest aansluit bij de sector transport en logistiek is ‘overig goederenvervoer te
land en in de lucht’.
76 Elk kwartaal vraagt het CBS de verzuimcijfers op bij een grote steekproef van bedrijven. Bedrijven zijn verplicht hieraan mee te
werken.77 Iemand krijgt een WGA-uitkering als hij/zij twee jaar ziek is en (in de toekomst) kan werken.
Duurzame inzetbaarheid 91
Tabel 6.2 WGA-instroomcijfer, periode 2011-2015
2011 2012 2013 2014 2015
Overig goederenvervoer te land en in de lucht* 0,15 0,18 0,34 0,29 0.27
Totaal landelijk** 0,12 0,15 0,24 0,23 0,22
* alleen grote werkgevers (250 werknemers of meer)
** alle werkgevers
Bron: UWV, 2011-2015
De WGA-instroom wordt uitgedrukt in procenten; het gaat in 2015 om het percentage van het
gemiddeld aantal werknemers in 2013 dat in 2015 is ingestroomd in de WGA. Het instroomcijfer
voor de sector overig goederenvervoer te land en in de lucht daalt sinds 2013, maar is in 2015
hoger dan in 2011 of 2012. De landelijke cijfers omvatten niet alleen de grote werkgevers, maar
alle werkgevers.
Maatregelen voorkomen verzuim
Verzuimbegeleiding is erop gericht de werknemer zo spoedig mogelijk weer het werk te laten
hervatten. In de bedrijfsenquête is aan de werkgevers gevraagd wat zij doen om verzuim te
voorkomen (Figuur 6.36). Ruim 40 procent van de werkgevers noemt persoonlijke aandacht
als maatregel om verzuim te voorkomen. Ruim een vijfde treft gezondheidsbevorderende
maatregelen. Voorbeelden hiervan zijn bedrijfsfitness of het vergoeden van een sportabonnement.
Opvallend is dat 38 procent van de werknemers spontaan geen maatregelen noemt om verzuim te
voorkomen. Dit kan meerdere oorzaken hebben. Men herkent de genomen maatregelen niet als
zodanig of men neemt daadwerkelijk geen maatregelen.
Figuur 6.35 Aandeel werkgevers die ma atregel nemen om verzuim te voorkomen
38%
1%
2%
2%
2%
6%
8%
9%
9%
22%
43%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
Geen
Inzet vitaliteitsprogramma
Scan op duurzame inzetbaarheid
Preventief Medisch Onderzoek
Onderzoek naar gezondheid en inzetbaarheid
Inzet bedrijfsarts (indien nodig)
Inzet HR afdeling/leidinggevenden
Inzet arbodienst (indien nodig)
Trainingen gericht op preventie
Gezondheidsbevorderende maatregelen
Individuele/persoonlijke aandacht
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
92 Arbeidsmarktrapportage 2016
6.7 GEZONDHEID EN LEEFSTIJL
Voor een duurzame inzetbaarheid van werknemers is naast een goed preventie- en verzuimbeleid
ook aandacht voor gezondheid en leefstijl van belang.
Gezondheid
In de sector beoordeelt 60 procent van de werknemers hun gezondheid als goed en 30 procent
vindt hun gezondheid zeer goed of uitstekend (Figuur 6.37). Dit is vergelijkbaar met de
Nederlandse beroepsbevolking. Logistiek medewerkers beoordelen hun gezondheid wat vaker als
zeer goed of uitstekend.
Figuur 6.36 Beoordeling gezondheid door werknemers
15%
8%
9%
8%
25%
17%
21%
21%
50%
63%
60%
61%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Uitstekend Zeer goed Goed Matig Slecht
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
BMI
BMI staat voor Body Mass Index. Het is een index voor het gewicht in verhouding tot
lichaamslengte. Overgewicht (een BMI hoger dan 25) komt binnen de sector transport en logistiek
iets vaker voor; 64 procent van de werknemers heeft overgewicht tegenover 51 procent in de
Nederlandse beroepsbevolking (Figuur 6.38). Vooral onder chauffeurs is er sprake van ernstig
overgewicht (een BMI tussen de 30 en 39).
Duurzame inzetbaarheid 93
Figuur 6.37 Door werknemer gerapporteerd BMI
51%
29%
36%
49%
37%
47%
45%
39%
11%
22%
18%
12%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Normaal Overgewicht Ernstig overgewicht Zeer ernstig overgewicht
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Het overgewicht neemt toe naarmate de werknemers ouder worden. Van de jongste werknemers
heeft 29 procent overgewicht. Onder de oudste werknemers is dit 78 procent.
Sport en beweging
Er zijn twee gangbare normen voor de gewenste hoeveelheid beweging:
• De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB): normeert de gewenste hoeveelheid
lichaamsbeweging vanuit een gezondheidskundig oogpunt (beweegnorm);
• De Fitnorm: normeert de gewenste hoeveelheid lichaamsbeweging die nodig is voor een goede
conditie van het hartvaatstelsel.
In Tabel 6.3 is de interpretatie van de beweegnorm weergegeven.
Tabel 6.3 Beweegnorm
NNGB Interpretatie
Normactieven Bewegen minimaal 5 dagen per week langer dan 30 minuten matig intensief
Semi-actieven Bewegen 1 tot 4 dagen per week langer dan 30 minuten matig intensief
Inactieven Bewegen vrijwel nooit
In de sector voldoen iets meer werknemers aan de beweegnorm (de normactieven) dan landelijk
gezien (Figuur 6.39). Echter, het aandeel inactieven is ook hoger dan landelijk gezien (16% versus
12%). Binnen de sector zijn chauffeurs vaker inactief dan werknemers in andere functies.
94 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 6.38 Beweegnorm, werknemer
31%
20%
21%
15%
56%
61%
63%
73%
14%
19%
16%
12%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Normactieven Semi-actieven Inactieven
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Voeding en roken
Naast bewegen is ook gezonde voeding en niet roken van belang voor een gezonde leefstijl. Vanuit
de inzetbaarheidscheck van het Sectorinstituut zijn gegevens bekend over of werknemers roken en
of de werknemers voldoen aan de groente- en fruitnorm.
In de sector rookt 30 procent van de werknemers af en toe of dagelijks (Figuur 6.40). Landelijk is
dat 21 procent. Logistiek medewerkers roken vaker dan chauffeurs.
Figuur 6.39 Aandeel werknemers dat (niet) rookt
60%
69%
70%
79%
32%
24%
23%
14%
0 20 40 60 80 100 120
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Nee Ja, af en toe Ja, dagelijks
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Duurzame inzetbaarheid 95
Negen procent van de werknemers eet elke dag voldoende groenten (landelijk: 14%; Figuur 6.41)
en 16 procent eet elke dag voldoende fruit (landelijk: 16%; Figuur 6.42)78. Er zijn nauwelijks
verschillen tussen chauffeurs en werknemers in andere functies.
Figuur 6.40 Groentenorm
31%
28%
27%
18%
42%
43%
43%
42%
21%
21%
21%
26%
7%
8%
9%
14%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Ver beneden norm Beneden norm Goed op weg Voldoet
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Figuur 6.41 Fruitnorm
50%
45%
43%
39%
24%
26%
26%
27%
11%
14%
15%
18%
14%
16%
16%
16%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Veel te weinig Te weinig Net beneden norm Voldoet
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Meer dan de helft van de chauffeurs in het TON-panel is van mening dat de eetgewoontes
onderweg (een beetje of erg) veranderd zijn in de afgelopen 15 jaar. Ze zijn bewuster gaan eten,
ervaren dat er meer gezond eten is en er is meer variatie. Ook het zelf meenemen van eten en
78 De norm is elke dag 150-200 gram groenten en twee stuks fruit.
96 Arbeidsmarktrapportage 2016
het gebruik van de magnetron in de vrachtwagen zijn hier voorbeelden van. Bijna alle nationale
chauffeurs (95%) nemen voor de lunch vaak of (bijna) altijd eten van huis mee. Bij internationale
chauffeurs is dat 81 procent.
Internationale chauffeurs geven zichzelf een 6,7 voor de mate waarin ze rekening houden
met gezond eten. Voor nationale chauffeurs is dat een 7,1 en voor kantoorpersoneel een 7,4
gemiddeld.
Met de stelling ‘mijn werkgever laat zien dat hij het belangrijk vindt dat het personeel gezond eet’
is 41 procent van de werknemers het oneens, 16 procent is het met de stelling eens (32% antwoord
neutraal en 12% weet het niet; Figuur 6.43)79.
Figuur 6.42 Stelling werknemers: Mijn werkgever laat zien dat hij het belangrijk vindt dat het personeel gezond eet
41% 32% 16% 12%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Mee oneens Neutraal Mee eens Weet niet
Bron: Ton-lezerpanel, maart 2016
79 TON-lezerspanel, maart 2016
Organisatie en leidinggeven 97
7. Organisatie en leidinggeven
Organisaties in de sector willen toekomstbestendig zijn. Dit kan onder meer door te werken
aan een optimaal personeelsbeleid en de juiste functiewaardering (zie kader). Functionerings-
gesprekken en goed werkgever- en werknemerschap zijn daar ook onderdelen van.
Bij het Sectorinstituut werken adviseurs van het voormalige FUWA Wegvervoer80. De belangrijkste
activiteiten omvatten advies en informatie, functie-onderzoek en voorlichting en instructie.
Salarisindicatie en functieonderzoek voeren de adviseurs voor diverse functies en deelmarkten/
sectoren uit. Actuele thema’s zijn terugschaling, salarissystematiek voor boven cao-functies,
marktconforme salarissen (vooral voor de functie van planner), de interesse voor benchmarkgegevens
en ondersteuning bij het indelen van grote (cao-) functiebestanden.
7.1 FUNCTIONERINGSGESPREKKEN
Functionerings- en loopbaangesprekken zijn belangrijke momenten voor een werkgever om
inzicht te krijgen in de wensen van de werknemer over opleiding, ontwikkeling en verdere
loopbaanperspectieven. Ook andere thema’s in het kader van inzetbaarheid (zoals verzuim,
werkdruk en leefstijl) kunnen in zo’n gesprek door de werkgever of werknemer worden benoemd.
Ruim 60 procent van de werkgevers voert functioneringsgesprekken met hun werknemers
(Figuur 7.1); 52 procent daarvan bespreekt het functioneren ook op andere momenten, 11 procent
alleen dan.
80 Stichting functiewaardering voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen.
98 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 7.1 Aandeel werkgevers dat (functionerings)gesprekken voert, naar bedrijfsomvang
27%
38%
53%
58%
72%
81%
72%
52% 11% 23%
38%
22%
6%
6%
5%
3%
4%
14%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
1-2
3-5
6-10
11-20
21-50
51-100
101+
totaal
functioneringsgesprek en andere momenten
functioneringsgesprek, geen andere momenten
geen functioneringsgesprek, wel andere momenten
geen functioneringsgesprek, geen andere momenten
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
14 procent van de werkgevers voert geen functioneringsgesprekken en bespreekt het
functioneren ook niet op een ander moment met de werknemer. In grotere bedrijven spreekt men
vaker over het functioneren dan in kleinere bedrijven.
Van de werkgevers geeft 90 procent aan (functionerings)gesprekken met al het vaste personeel te
houden.
Ruim 40 procent van de werknemers in de sector geeft aan jaarlijks een functioneringsgesprek te
hebben (Figuur 7.2). Dit aandeel is wat lager dan landelijk gezien. In de sector heeft een derde van
de chauffeurs jaarlijks een functioneringsgesprek.
Organisatie en leidinggeven 99
Figuur 7.2 Stelling werknemer: Ik heb jaarlijks een functioneringsgesprek
32%
46%
39%
35%
23%
20%
19%
16%
45%
34%
42%
50%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Mee oneens Neutraal Mee eens
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Ook vanuit het perspectief van werknemers blijkt de bedrijfsomvang van belang: hoe groter het
bedrijf waarin de werknemer werkt, des te vaker heeft de werknemer een functioneringsgesprek.
In de kleinste bedrijven (1-2 werknemers) geeft 28 procent van de werknemers aan dat ze een
functioneringsgesprek hebben. In bedrijven met meer dan 100 werknemers heeft 42 procent
jaarlijks een functioneringsgesprek.
Onderwerpen waarover volgens de werkgever minimaal jaarlijks wordt gesproken zijn
weergegeven in Figuur 7.3. De belangrijkste onderwerpen zijn het functioneren van de
medewerker, veiligheid, schade, werkbelasting/werkdruk en opleiding/scholing. Deze onderwerpen
worden door minimaal driekwart van de werkgevers genoemd. Loopbaanmogelijkheden worden
het minst besproken (door 37% van de werkgevers genoemd).
100 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 7.3 Onderwerpen (functionerings)gesprek, volgens werkgever
37%
45%
60%
66%
70%
76%
81%
85%
89%
96%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
loopbaanmogelijkheden
leefstijl
verzuim
persoonlijke ontwikkeling
brandstofgebruik
opleidingen/scholing
werkbelasting/werkdruk
schade
veiligheid
het functioneren van de medewerker
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
7.2 GOED WERKGEVER- EN WERKNEMERSCHAP
Een goede balans tussen de belangen van de werkgever en de belangen van de werknemer draagt
bij aan de toekomstbestendigheid van organisaties.
Sectorplan 2014-2016: Goed werkgeverschap
Een van de maatregelen van het Sectorplan 2014 is het bevorderen van goed werkgeverschap. In
het kader hiervan zijn de sectoradviseurs van het Sectorinstituut actief om werkgevers in de sector
te bewegen aan de slag te gaan met inzetbaarheid.
De werkgevers waarmee de sectoradviseurs hebben gesproken waarderen de huidige status van
de inzetbaarheid van hun medewerkers met een 7,5 gemiddeld. De wens van de werkgever is dat
dit cijfer een jaar later gemiddeld een 8,1 is. Ruim tweederde van de werkgevers heeft een hoger
ambitieniveau voor zijn bedrijf81.
Tweederde van de gesproken bedrijven met een hoger ambitieniveau wil een betere duurzame
inzetbaarheid bereiken door initiatieven op het terrein van preventie, verzuim en gezondheid
(Figuur 7.4). Meer dan de helft van de werkgevers wil (ook) initiatieven inzetten op het gebied van
arbeidsvoorwaarden en organisatie van het werk.
81 Sectorinstituut Transport en Logistiek (2016). Rapportage Sectorplan ‘Goed Werkgeverschap’
Organisatie en leidinggeven 101
Figuur 7.4 Initiatieven waarmee werkgever de duurzame inzetbaarheid van zijn werknemers wil verbeteren
5%
16%
52%
66%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Visie en leiderschap
Scholing en mobiliteit
Arbeidsvoorwaarden, organisatie vanhet werk
Preventie, verzuim, gezondheid
Bron: Sectorinstituut Transport en Logistiek, Rapportage Sectorplan ‘Goed Werkgeverschap’, 2016
Keuze voor het beroep
Bijna tweederde van de werknemers heeft bewust gekozen voor een vak in de sector transport en
logistiek. Daarvan wilde meer dan de helft al van kleins af aan chauffeur worden en de helft werd
(ook) aangesproken door de vrijheid van het beroep. Als de werknemers gevraagd wordt of ze nu
weer hetzelfde beroep zouden kiezen, zou 18 procent dat zeker weten weer kiezen en 33 procent
waarschijnlijk weer. Bijna een kwart kiest waarschijnlijk iets anders en 15 procent kiest zeker weten
iets anders. Ruim de helft zou het beroep aanbevelen aan zijn kinderen of kinderen van vrienden.
Veertig procent zou dat zeker niet doen82.
Waardering huidige baan
Uit de inzetbaarheidscheck blijkt dat 73 procent van de werknemers tevreden is met hun werk
(Figuur 7.5). Landelijk is 78 procent van de werknemers tevreden.
82 TON-lezerpanel, oktober 2015
102 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 7.5 Tevredenheid met werk, werknemer
69%
71%
73%
78%
24%
22%
21%
14%
7%
7%
7%
7%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Tevreden Neutraal Ontevreden
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Ruim 60 procent van de werknemers in de sector heeft een hoge of zeer hoge bevlogenheid
(Figuur 7.6). Landelijk is dit 55 procent. Logistiek medewerkers hebben een wat minder hoge
bevlogenheid.
Figuur 7.6 Mate van bevlogenheid, werknemer
35%
29%
29%
34%
32%
34%
36%
39%
22%
26%
26%
16%
0 20 40 60 80 100
Logistiek medewerker
Chauffeur
Sector
Nederlandse beroepsbevolking
Zeer laag Laag Gemiddeld Hoog Zeer hoog
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
80 procent van de TON-panelleden is tevreden met hun baan (Figuur 7.7). De panelleden geven hun
huidige baan een 7,2 gemiddeld.
Organisatie en leidinggeven 103
Figuur 7.7 In hoeverre komt je huidige baan in de buurt van je droombaan?, werknemer
12%
25%
43%
16%
4%
0% 10% 20% 30% 40% 50%
Mijn huidige baan is de perfecte baan
Mijn huidige baan komt heel dichtbij deperfecte baan
Mijn huidige baan is goed, maar nogniet perfect
Mijn huidige baan is niet perfect
Mijn huidige baan is waardeloos
Bron: TON-lezerspanel, april 2016
Het imago van hun beroep geven chauffeurs zelf een 6,3. Vrachtwagenchauffeurs denken dat
buitenstaanders het imago van het beroep beoordelen met een 4,883.
Uit een eerdere TON-panelmeting weten we dat werknemers hun beroep overwegend zinvol,
afwisselend, boeiend met veel vrijheid en verantwoordelijkheid vinden. Driekwart is trots op zijn
beroep. Daarnaast vindt een meerderheid het ook een zwaar beroep, dat voor een derde niet altijd
goed te combineren is met een gezinsleven. Slechts een kleine groep karakteriseert hun beroep als
goed betaald84.
Ongeveer de helft van het TON-lezerspanel zegt dat het werk leuker wordt door een hoger loon
(Figuur 7.8). Ook meer waardering van de werkgever en het werken met (nieuwe) hulpmiddelen of
werkwijze heeft voor meer dan een derde van de panelleden invloed op het werkplezier. Een kwart
geeft aan meer te willen leren in een opleiding, cursus of training. In hoofdstuk 5 zagen we al dat
50 procent vindt dat er voldoende opleidingsmogelijkheden zijn. Een tiende zegt dat het werk niet
leuker kan.
83 Logistic Force (2016). Nationaal Chauffeurs Onderzoek. 860 chauffeurs hebben de online enquête ingevuld.84 TON-lezerspanel, april 2014
104 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 7.8 Waardoor kun jij je werk leuker maken?, werknemer
10%
10%
14%
16%
25%
34%
38%
51%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Iets anders, namelijk
Niets
Door een heel andere baan te zoeken
Minder controle doorwerkgever/planner (meer vrijheid)
Door meer te leren in een opleiding,cursus of training
Door gebruik te maken van (nieuwe)hulpmiddelen of werkwijzen
Meer waardering van mijn werkgever
Hoger loon
Bron: TON-lezerspanel, april 2016
Als men moet kiezen is voor driekwart van de werknemers plezier en voldoening in het werk
belangrijker dan een goed loon. Een derde is momenteel tevreden met het huidige loon;
46 procent vindt dat het loon wel gaat en 22 procent is niet tevreden.
Bijna alle werknemers geven aan dat ze ook zelf invloed hebben op hoe plezierig hun werk is
(Figuur 7.9). 53 procent denkt dat ze daar meestal invloed op hebben; 11 procent denkt altijd;
27 procent denkt soms en 9 procent denkt geen invloed te hebben.
Figuur 7.9 Stelling werknemer: Ik heb zelf veel invloed op hoe plezier mijn werk is
11% 53% 27% 8%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Ja, altijd Meestal Soms Zelden Nooit
Bron: TON-lezerspanel, april 2016
Organisatie en leidinggeven 105
Ontvangen waardering
Waardering (onder meer van de werkgever) is van groot belang voor de werknemer. Het is
medebepalend voor de motivatie en de gesteldheid van de werknemer. Figuur 7.8 liet zien dat
voor bijna 40 procent van de werknemers het werk leuker wordt door meer waardering van de
werkgever. Veertig procent ervaart altijd of vaak waardering van zijn leidinggevende en 43 procent
soms (Figuur 7.10). Bijna een vijfde van de werknemers ervaart (vrijwel) nooit voldoende steun en/
of waardering van zijn leidinggevende.
Figuur 7.10 Aandeel werknemers dat voldoende steun en/of waardering ervaart van leidinggevende
40% 43% 18%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Ja, altijd of vaak Soms Nee, (vrijwel) nooit
Bron: TON-lezerspanel, april 2016
Relatie werkgever en werknemer
Een goede verhouding met collega’s en/of leidinggevende kan als buffer optreden bij een
werknemer die werkdruk ervaart. Hierdoor zal deze persoon minder snel last krijgen van de
gevolgen hiervan (zoals werkstress, burn-out en verzuim)85. Uit de inzetbaarheidscheck blijkt dat
ongeveer driekwart van de werknemers een goede verhouding heeft met hun leidinggevende en
ruim 90 procent heeft een goede relatie met collega’s (Figuur 7.11). Er zijn nauwelijks verschillen
tussen functies en tussen de sector transport en logistiek en de Nederlandse beroepsbevolking.
85 Sectorrapport Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016.
106 Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 7.11 Verhouding met leidinggevende en collega’s
76%91%
73%93%
76%93%
76%94%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Leid
ing
gev
end
e
Co
lleg
a's
Leid
ing
gev
end
e
Co
lleg
a's
Leid
ing
gev
end
e
Co
lleg
a's
Leid
ing
gev
end
e
Co
lleg
a's
Logistiekmedewerker
ChauffeurSectorNederlandseberoepsbevolking
Slechte relatie Neutraal Goede relatie
Bron: Sectorrapportage Inzetbaarheidscheck Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
Autonomie van werknemers
‘Autonomie’ oftewel zelfstandigheid verwijst naar de mate waarin een werknemer in staat is
zijn eigen werk te reguleren. Het gaat om zowel de keuzevrijheid ten aanzien van de manier van
werken, als de planning en volgorde van werkzaamheden’86. Autonomie in je werk kan als hulpbron
functioneren en daarmee werkstress verlagen.
Ruim de helft van de werkgevers geeft aan dat de werknemers invloed hebben op de
besluitvorming in het bedrijf (Figuur 7.12). Bijna 40 procent zegt dat de werknemers invloed
hebben op de werkverdeling. Dagelijkse problemen op de werkvloer worden volgens ruim
70 procent van de werkgevers onderling opgelost en 83 procent van de werkgevers vindt dat de
leidinggevenden in het bedrijf over voldoende leidinggevende vaardigheden beschikt.
86 NEA (2015), TNO/CBS, bladzijde 17
Organisatie en leidinggeven 107
Figuur 7.12 Invloed van werknemers volgens werkgever
38%
53%
72%
83%
45%
26%
11%
3%
0 20 40 60 80 100
Onze medewerkers hebben invloed op hetbepalen van de werkverdeling
Onze medewerkers hebben invloed op debesluitvorming in dit bedrijf
Dagelijkse problemen op de werkvloerlossen de medewerkers onderling op
In ons bedrijf beschikken de leidinggevendenover voldoende leidinggevende
vaardigheden
eens neutraal oneens weet niet/wil niet zeggen
Bron: Bedrijfsenquête Sectorinstituut Transport en Logistiek, 2016
108 Arbeidsmarktrapportage 2016
Managementsamenvatting i
Managementsamenvatting
De Arbeidsmarktrapportage beroepsgoederenvervoer over de weg en logistiek 2016 vormt
de basis voor het in te zetten beleid, activiteiten en dienstverlening van het Sectorinstituut
Transport en Logistiek op de thema’s instroom (werving en selectie) en duurzame inzetbaarheid
(o.a. gezond en veilig werken en voorkomen van verzuim). Op basis van diverse recente bronnen
(eigen onderzoek en analyses en van derden) worden de arbeidsmarktontwikkelingen in de sector
beschreven.
Economie en arbeidsmarkt sector transport en logistiek
Verschillende indicatoren wijzen op verder herstel van de sector in 2016:
• In 2016 wordt voor de sector economische groei en omzetgroei verwacht. De sector profiteert
van de aangetrokken Nederlandse Economie. In het beroepsgoederenvervoer groeit de omzet in
2016 ten opzichte van vorig jaar. Binnenlandse bestedingen en de groei van de bouwsector (met
name woningbouw) zorgen voor een impuls. Na een lange periode van groei in de logistiek loopt
deze in 2016 wat terug.
• De positieve stemming onder ondernemers in de transportsector houdt in 2016 aan. Er is sprake
van een positief ondernemersvertrouwen sinds het vierde kwartaal van 2014.
• Het aantal faillissementen in de sector blijft dalen.
• Het aantal vacatures (openstaande en nieuwe) neemt snel toe. In meerdere arbeidsmarktregio’s
is vrachtwagenchauffeur inmiddels een veel gezochte functie. De vacaturegraad voor chauffeurs
is in het eerste en tweede kwartaal van 2016 gestegen ten opzichte van jaar eerder.
• In 2016 is de groep bedrijven die verwacht dat het aantal vacatures hoger is dan vorig jaar,
flink gegroeid. In 2015 verwachtte 23% en in 2016 46% meer openstaande vacatures te zullen
hebben. Ook denkt de helft van de werkgevers dat 2016 voor hun bedrijf een beter jaar wordt
dan 2015.
Verwachte arbeidsvraag en personeelsaanbod
Prognoses (t/m 2025) laten zien dat de vraag naar arbeid de komende jaren harder stijgt dan het
aanbod van personeel. Dit geldt zowel voor het beroepsgoederenvervoer als de logistiek. Hiervoor
zijn diverse oorzaken: economisch groei, vergrijzing en pensionering en minder instroom vanuit het
onderwijs. In de logistiek wordt een groei verwacht van de arbeidsvraag van 7 procent en in het
beroepsgoederenvervoer van 5,5 procent. Het personeelsaanbod stijgt met 2,6 en 2 procent.
Doordat de arbeidsvraag sneller stijgt dan het personeelsaanbod zal de spanning op de
arbeidsmarkt de komende jaren oplopen (t/m 2025), met krapte tot gevolg. Voor werkgevers in de
sector wordt het steeds lastiger om geschikt personeel te vinden. Er bestaan regionale verschillen:
ii Arbeidsmarktrapportage 2015
in sommige gebieden is de verwachte vraag zelfs hoger dan het aanbod (personeelstekort). In
andere regio’s liggen vraag- en aanbod straks dicht bij elkaar en is het voor werkgevers lastig om
vacatures direct te vervullen.
Digitalisering, automatisering en robotisering
Digitalisering, automatisering en robotisering zullen de arbeidsmarkt veranderen. Nieuwe bedrijfs-
en verdienmodellen kunnen ontstaan, die weer zorgen voor andere productie- en werkprocessen.
Algemene, beroepsoverstijgende vaardigheden worden voor werknemers steeds belangrijker.
Het belang van scholing en ontwikkeling neemt toe. Gegevens over de (verwachte) impact van ICT
op de werkgelegenheid zijn niet eenduidig. Een deel van het werk zal worden overgenomen of is
niet meer nodig omdat de vraag verandert. Tegelijkertijd ontstaan door technologische innovatie
nieuwe toepassingen en behoeften die ook weer werkgelegenheid creëren.
In de sector transport zal de werkgelegenheid (tot 2020) door extra ICT-investeringen iets
toenemen. (Op termijn) zal platooning het werkveld en het beroep van chauffeurs veranderen.
Werkgevers en chauffeurs verwachten hiervan kostenbesparing en efficiënter weggebruik. Tijdens
het rijden kan ruimte ontstaan voor andere productieve taken, bijvoorbeeld administratieve of
planningstaken. Transporteurs hebben nog weinig beeld van wat deze taken concreet kunnen
inhouden.
Werkgevers in de sector
• In 2016 neemt het aantal bedrijven in de sector weer toe. In het tweede kwartaal zijn er
6.170 bedrijven. Tussen 2009-2014 daalde het aantal bedrijven in de sector sterk.
• De sector kent veel kleine bedrijven: 60 procent van de bedrijven bestaat uit maximaal
10 werknemers. De meerderheid van de werknemers (58%) werkt wel in de grotere bedrijven
(vanaf 51-100 werknemers).
• De meeste bedrijven in de sector hebben beroepsgoederenvervoer in hun bedrijfsactiviteiten
(91%). Logistieke dienstverlening en opslag/warehousing zijn ook belangrijke activiteiten.
De meest voorkomende logistieke activiteiten zijn: expeditie, overslag, voorraadbeheer en
orderpicking.
• De grootste deelmarkt in de sector is Algemeen distributievervoer. Daarna volgen
Bouwmaterialenvervoer, Koeriers en expres en Koel- en vriestransport.
Werknemers in de sector
• In het tweede kwartaal van 2016 zijn er 133.923 werknemers in de sector. Sinds 2014 stijgt het
aantal werknemers. In de periode 2012-2013 daalde het aantal werknemers scherp.
Managementsamenvatting iii
• Het aantal vrachtwagenchauffeurs neemt in 2015 weer toe. In het 2e kwartaal van 2016 zijn er
76.537 vrachtwagenchauffeurs in de sector (57% van de werknemers). Het aandeel chauffeurs
wordt sinds 2011 kleiner.
• Na chauffeurs zijn de meeste voorkomende functies: logistiek medewerker (12%), finance/sales/
administratie medewerker (11%) en manager/directeur/verantwoordelijke voor de vestiging
(6%).
Flexibele contractvormen
• 83% van de werknemers in beroepsgoederenvervoer heeft een vaste aanstelling, 17 procent
heeft een flexibel contract (oproepkracht, zzp’er of uitzendkracht). Logistiek dienstverleners
maken vaker gebruik van flexibele contracten (met name uitzendkrachten). Koeriers en logistiek
medewerkers hebben het vaakst een flexibel contract (58% en 44%). Van de chauffeurs heeft
18 procent een flexibel contract.
• Werkgevers zetten werknemers met een flexibel contract in voor de opvang van pieken in de
personeelsbehoefte, opvang van ziekte en verlof van vast personeel en omdat ze niet het risico
willen lopen om te veel personeel in dienst te hebben. 29 procent van de werkgevers verwacht
dat ze meer werknemers met een flexibel contract gaan inzetten, 62 procent denkt dat de
flexibele schil in hun bedrijf even groot blijft.
Leeftijdsopbouw
De sector veroudert: het aandeel oudere werknemers wordt groter en aandeel jonge werknemers
kleiner. In 2016 valt 19 procent van de werknemers in de categorie 55-65 jaar. Dit was 16 procent in
2010. In alle arbeidsmarktregio’s neemt het percentage 55+ de komende jaren sterk toe.
Hoger opgeleide werknemers in de sector
• Logistiek dienstverleners hebben veel vaker werknemers op hbo-niveau of hoger in dienst dan
beroepsgoederenvervoerders (79 procent met 38 procent).
• Uit diepte-interviews met werkgevers in de logistiek blijkt dat zij een brede wens hebben om
meer hbo’ers in te zetten. Sterke concurrentie, lage marges en hoge klanteisen leiden tot de
noodzaak van voortdurende verbetering van logistieke processen. Van hbo’ers wordt verwacht
zij de bagage hebben om de processen op een hoger plan te brengen. Soft skills (sociaal-
communicatieve vaardigheden), project- en tijdmanagement en analytische vaardigheden
worden door werkgevers genoemd als belangrijke functie-eisen voor logistieke functies op hbo-
niveau.
• 9 procent van de werknemers in het beroepsgoederenvervoer is vrouw. In de logistiek ligt het
aandeel vrouwen hoger (18%). Van de vrouwelijke werknemers in het beroepsgoederenvervoer
is 26 procent hoog opgeleid en in de logistieke dienstverlening is dit 34 procent.
iv Arbeidsmarktrapportage 2015
In- en uitstroom
• In 2016 stromen meer werknemers de sector in dan dat er de sector verlaten. In het 2e kwartaal
bedraagt de instroom 5.552 en uitstroom 3.592. Vanaf medio 2014 ligt de instroom hoger
dan uitstroom. Vanaf 2015 is er ook weer meer instroom van chauffeurs dan uitstroom. In het
2e kwartaal van 2016 stromen 1.935 chauffeurs de sector in en zijn er 1.575 uitstromende
chauffeurs.
• De instroom van jonge werknemers (18-35 jaar) vormt ruim de helft van alle instroom. De
piek van de uitstroom ligt op 65 jaar. Tevens is er veel uitstroom van jonge werknemers (vanaf
22 jaar).
Herkomst bij instroom en bestemming bij uitstroom (periode 2008-2015)
• Belangrijke sectoren van waaruit werknemers de sector instromen zijn Handel, Zakelijke
dienstverlening, Landbouw en Industrie. Ook waren zij voordat zij instroomden vaak werkzaam
als uitzendkracht of zaten zij in een werkloosheids- en uitkeringspositie (WW, bijstand en
arbeidsongeschiktheid).
• Bestemmingen na het verlaten van de sector zijn andere arbeidsmarktsectoren (Handel,
Zakelijke dienstverlening en Landbouw en industrie), dezelfde sector (wisseling van werkgever,
doorstroom), een werkloosheid- en uitkeringspositie en pensionering. Een deel gaat aan de slag
als uitzendkracht.
• De pensioenuitstroom is de afgelopen jaren flink toegenomen. In 2011 verlieten
499 werknemers de sector vanwege pensioen en in 2015 waren dit er 1093.
Instroom vanuit het transport- en logistiekonderwijs
Het aantal deelnemers aan een mbo-opleiding beroepsgoederenvervoer is de afgelopen jaren
gedaald (2008-2014). Tegelijkertijd steeg het aantal deelnemers aan een mbo-opleiding logistiek.
Voor beide opleidingen zijn de deelnemersaantallen nu stabiel (circa 4000). Het aantal deelnemers
aan transport- en logistiekopleidingen in het hoger onderwijs blijft jaarlijks toenemen.
Belangrijk voor het arbeidsaanbod zijn de BBL-leerlingen in opleiding tot chauffeur. Veel van deze
leerlingen volgen een BBL-traject via het Sectorinstituut. Ze worden dan ondersteunt bij het vinden
van een leerwerkplek bij een leerbedrijf en tijdens het leerwerktraject zelf. Het aantal leerling-
chauffeurs gedetacheerd door Sectorinstituut is stabiel, 1289 in schooljaar 2015-2016. In totaal
zijn er 1.699 leerling-chauffeurs. 14 procent van de bedrijven in het beroepsgoederenvervoer en
21 procent van de logistiek dienstverleners hebben BBL-leerlingen in dienst (zijn actief leerbedrijf).
Sinds de aanvang van de crisis is in alle sectoren het aantal BBL-leerlingen sterk gedaald. De SER
noemt hiervoor verschillende oorzaken: door de crisis waren er minder BBL-plaatsen bij werkgevers
en studenten kozen vaker voor BOL (Beroepsopleidende leerweg in mbo). Er is minder instroom
Managementsamenvatting v
naar BBL vanuit het vmbo en in verschillende regio’s is sprake van bevolkingskrimp. Bij veel ouders
en potentiële leerlingen heeft BBL bovendien een negatief imago; schools leren wordt verkozen
boven werkend leren.
Opleiding en ontwikkeling
Leer- en opleidingsmogelijkheden
In 2016 is er in bijna een vijfde van de bedrijven in de sector een vast opleidingsbudget. In ruim
een kwart van de bedrijven hebben werknemers niet-verplichte opleidingen gevolgd. Bij grotere
bedrijven gebeurt dit vaker dan bij kleinere bedrijven. Bijna 90 procent van de werkgevers is het
eens met de stelling dat binnen hun bedrijf iedereen van elkaar leert.
De helft van de werknemers in de sector is het eens met de stelling dat zijn werkgever hem
voldoende opleidingsmogelijkheden biedt voor het huidige werk. Ruim een kwart ervaart
voldoende leermogelijkheden. Vooral werknemers tussen de 15 en 24 jaar zien genoeg opleidings-
en leermogelijkheden.
Werknemers en loopbaan
Een derde van de werknemers in de sector vindt dat ze voldoende begeleiding krijgen bij hun
loopbaanontwikkeling. Over de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bedrijf is 29 procent
tevreden.
Een klein gedeelte van de werknemers is van plan komend jaar van baan te veranderen en bijna
80 procent van de werknemers verwacht het komende jaar zijn baan te houden. Als de werknemer
zijn baan zou kwijtraken verwacht ruim 60 procent binnen een jaar een nieuwe baan te vinden.
Dit aandeel daalt van ruim 80 procent onder de jongste werknemers naar circa een derde voor
de werknemers van 55 jaar en ouder. Deze groep oudere werknemers verwacht ook het vaakst
hulp nodig te hebben bij het vinden van een nieuwe baan. Werknemers willen vooral hulp bij de
bemiddeling naar een nieuwe functie en bij het op peil brengen van de sollicitatievaardigheden.
Ook loopbaanadvies wordt vaak genoemd.
Duurzame inzetbaarheid
Werkvermogen
Het is niet voor alle werknemers vanzelfsprekend dat het werk kan worden volgehouden tot het
pensioen. Iets meer dan de helft van de werkgevers denkt dat al zijn werknemers gezond het
pensioen halen en minder dan de helft van de werknemers denkt makkelijk het werk te kunnen
vi Arbeidsmarktrapportage 2015
volhouden tot aan het pensioen. De meeste werkgevers zien het gezond halen van het pensioen
van werknemers als gedeelde taak van de werkgever en werknemer.
Het gemiddelde werkvermogen van de werknemers in de sector transport en logistiek is goed.
Het werkvermogen en daarmee de productiviteit neemt af naarmate de werknemer ouder is.
Vergeleken met alle werknemers in de sector hebben chauffeurs een iets lager werkvermogen.
Thema’s waar werknemers zelf aan willen werken zijn vooral leefstijl en de ontwikkeling van hun
loopbaan. Bijna een derde van de werknemers in de sector wil nergens aan werken. Werkgevers
bieden werknemers regelmatig ondersteuning bij privézaken of ze passen het werk aan als het te
zwaar wordt.
RI&E
Ruim de helft van de bedrijven in de sector transport en logistiek beschikt in 2016 over een actuele
Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E). Vooral in de kleine bedrijven ontbreekt de RI&E vaak. Van
de bedrijven die over een RI&E beschikt heeft 90 procent het plan van aanpak (deels) uitgevoerd.
Bijna 60 procent van de werkgevers is het eens met de stelling dat de RI&E hen helpt bij het
beperken van de arbeidsrisico’s.
Arbeidsongevallen
In 2014 vonden er 1.200 Spoedeisende Hulp-afdeling (SEH) bezoeken plaats per 100.000
vrachtwagenchauffeurs. In de gehele sector Vervoer, post en communicatie zijn dat er 750 per
100.000 werkenden. In 17 procent van de SEH-bezoeken van vrachtwagenchauffeurs was het
letsel zo ernstig dat het slachtoffer na behandeling op de SEH moest worden opgenomen in het
ziekenhuis. Dit is relatief hoog in vergelijking met alle beroepen in de sector vervoer, post en
communicatie (8%).
Een op de vijf ongevallen vindt plaats in het verkeer, de overige in een niet-verkeerssituatie.
Chauffeurs die slachtoffer zijn van een verkeersongeval moeten vaker opgenomen worden in het
ziekenhuis dan chauffeurs die slachtoffer zijn van overige ongevallen.
VeiligheidNL heeft een schatting gemaakt van de kosten van verzuim (arbeidsverzuim en
productieverlies) als gevolg van ongevallen. Gemiddeld zijn de verzuimkosten €9.700,- per
vrachtwagenchauffeurslachtoffer. In totaal is dat 6 miljoen voor de sector. Dit is hoger dan in
andere sectoren.
Managementsamenvatting vii
Arbeidsrisico’s en -maatregelen
De Inspectie SZW ziet de sector als een prioritaire sector: werknemers in deze sector staan tijdens
het werk bloot aan hoge arbeidsrisico’s. Welke risico’s dat precies zijn, weten veel werkgevers
niet: de helft van de bedrijven in de sector transport en logistiek heeft namelijk onvoldoende in
kaart welke risico’s werknemers dagelijks lopen tijdens het werk. Dit kan samenhangen met het
ontbreken van een RI&E. De twee belangrijkste arbeidsrisico’s die werkgevers in de sector zien zijn
verkeersveiligheid en fysieke belasting.
Hoe groter een bedrijf is, des te vaker ziet de werkgever werkstress (werkdruk, agressie en geweld
en emotioneel zwaar werk) als arbeidsrisico en des te vaker neemt men maatregelen. De meest
genomen maatregel volgens werkgevers is het bespreken van het onderwerp.
In de sector ervaart 12,3 procent van de werknemers hinderlijke stress. Dit is iets hoger dan in
de Nederlandse beroepsbevolking. Het werktempo ervaart 55 procent van de werknemers in
de sector als gunstig en ruim tweederde van de werknemers kan voldoende herstellen na een
werkdag. Ruim tweederde van de werknemers ervaart een goede afstemming tussen werk en privé
(landelijk: 76%).
Preventiemedewerker
In ruim 40 procent van de bedrijven in de sector is een preventiemedewerker aangewezen. Grotere
bedrijven hebben vaker een preventiemedewerker dan kleinere bedrijven. De meerderheid van de
werkgevers vindt dat de werknemers de preventiemedewerker goed weten te vinden voor vragen
over arbeidsomstandigheden.
Verzuim
Het verzuimpercentage van bedrijven die aangesloten zijn bij de verzuimbegeleiding van het
Sectorinstituut en het verzuim in hun bedrijf zelf registreren, is over 2015 4,3 procent. Oudere
werknemers hebben een hoger verzuimpercentage dan jongere werknemers, maar melden zich
minder vaak ziek dan de werknemers jonger dan 25 jaar. Gezien de bestaande vergrijzing en
ontgroening in de sector is het waarschijnlijk dat het verzuimpercentage zal stijgen.
De belangrijkste maatregel die werkgevers noemen om verzuim te voorkomen is het geven van
persoonlijke aandacht aan werknemers.
Gezondheid en leefstijl
In de sector beoordeelt 60 procent van de werknemers hun gezondheid als goed, 30 procent vindt
hun gezondheid zeer goed of uitstekend. Overgewicht en roken komen in de sector wat vaker voor
dan landelijk gezien. Werknemers in de sector voldoen ook iets minder vaak aan de groente- en
viii Arbeidsmarktrapportage 2015
fruitnorm. Aan de beweegnorm voldoen in de sector iets meer werknemers dan landelijk gezien.
Echter het aandeel inactieven is ook hoger dan landelijk gezien.
Organisatie en leidinggeven
Functioneringsgesprekken
Ruim 60 procent van de werkgevers voert functioneringsgesprekken met hun werknemers. De
belangrijkste onderwerpen waarover jaarlijks wordt gesproken zijn het functioneren van de
medewerker, veiligheid, schade, werkbelasting/werkdruk en opleiding/scholing.
Ruim 40 procent van de werknemers in de sector geeft aan jaarlijks een functioneringsgesprek te
hebben.
Goed werkgever- en werknemerschap
Ruim tweederde van de werkgevers in de sector heeft een hoger ambitieniveau voor de duurzame
inzetbaarheid in zijn bedrijf. Werkgevers willen dat vooral bereiken door initiatieven op het terrein
van preventie, verzuim en gezondheid.
Bijna tweederde van de werknemers heeft bewust gekozen voor een vak in de sector transport
en logistiek. Als de werknemers gevraagd wordt of ze nu weer hetzelfde beroep zouden kiezen,
zou de helft dat zeker of waarschijnlijk weer kiezen. Ruim de helft beveelt het beroep aan aan zijn
kinderen of kinderen van vrienden. Veertig procent zou dat zeker niet doen.
Uit de inzetbaarheidscheck blijkt dat bijna driekwart van de werknemers tevreden is met hun werk.
De bevlogenheid in de sector is hoog en iets hoger dan landelijk gezien. Bijna alle werknemers
geven aan dat ze zelf (enige) invloed hebben op hoe plezierig hun werk is.
Ruim 80 procent van de werknemers ervaart vaak of soms waardering van zijn leidinggevende.
Bijna alle werknemers hebben een goede relatie met collega’s. Ongeveer driekwart van de
werknemers heeft een goede verhouding heeft met zijn leidinggevende.
Ruim de helft van de werkgevers geeft aan dat de werknemers invloed hebben op de
besluitvorming in het bedrijf. Bijna 40 procent zegt dat de werknemers invloed hebben op
de werkverdeling. Dagelijkse problemen op de werkvloer worden volgens de meerderheid
van de werkgevers onderling opgelost en het merendeel van de werkgevers vindt ook dat de
leidinggevenden in het bedrijf over voldoende leidinggevende vaardigheden beschikken.
Arbeidsmarktregio’s ix
Bijlage 1. Arbeidsmarktregio’s
Bron: http://www.servicepuntflex.com/img/arbeidsmarktregios_flex.png
x Arbeidsmarktrapportage 2016
Hoofdopzet prognosemodel Hermes xi
Bijlage 2. Hoofdopzet prognosemodel Hermes
De arbeidsmarkt kent een aanbodzijde en een vraagzijde. In de vervulde vraag zijn vraag en
aanbod samengekomen. Er kan echter ook sprake zijn van een resterende vraag en resterend
aanbod. Resterende vraag komt tot uitdrukking in (tijdelijk) onvervulde arbeidsplaatsen: vacatures.
Resterend aanbod bestaat uit werkzoekende beroepsbevolking voor een specifieke branche:
werklozen.
Onder andere economische en arbeidsproductiviteitsontwikkelingen kunnen de vraag naar
arbeid beïnvloeden. Op het arbeidsaanbod zijn naast demografische ontwikkelingen ook scholing
en doorstroming van invloed. Welke factoren doorslaggevend zijn voor vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt, is per branche vaak heel verschillend.
In het prognosemodel worden de factoren die vraag en aanbod per (deel van) de arbeidsmarkt
beïnvloeden met behulp van statistische technieken geïdentificeerd en gekwantificeerd. Op basis
van prognoses en statistieken wordt vraag en aanbod jaar na jaar bepaald. Op deze wijze ontstaat
een model dat arbeidsmarktprocessen simuleert.
Het simulatiemodel volgt verschillende relevante kenmerken van banen (vraag), werknemers op de
loonlijst (vervulde vraag) en beroepsbevolking (aanbod) in de tijd en per regio.
Figuur B.1 Schematische weergave globale opzet
Ontwikkeling aanbodzijde Ontwikkeling vraagzijde
Vervulde banen
Vacatures
Niet-werkenden
Potentiële beroepsbevolking(ABF)
Bruto participatiegraad(CBS/ABF)
Instroom vanuit onderwijs(DUO/ABF)
Demografische ontwikkeling(ABF)
Economische groei/inkomen (OESO/CPB)
Arbeidsproductiviteit(CBS/ABF)
Overige trends (zoals internet en toerisme)
Bron: ABF Research, 2016
xii Arbeidsmarktrapportage 2016
Clustering van branches SBI codes xiii
Bijlage 3. Clustering van branches SBI codes
Branches binnen de sector transport en logistiek zijn samengesteld op basis van de Standaard
Bedrijfsindeling (SBI). Dit is een hiërarchische indeling van economische activiteiten. De SBI is
gebaseerd op de indeling van de Europese Unie (N ACE) en op die van de Verenigde Naties (ISIC).
De SBI wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De branches zijn
samengevoegd tot 4 brancheclusters.
Branchecluster Branche SBI ‘08 Beschrijving
Vervoer over de weg
Beroepsgoederenvervoer over de weg (dienstverlening)
52291 Expediteurs, cargadoors, bevrachters en andere tussenpersonen in het goederenvervoer
52292 Weging en meting
Beroepsgoederenvervoer over de weg (inzameling afval)
38110 Inzameling van onschadelijk afval
38120 Inzameling van schadelijk afval
Beroepsgoederenvervoer over de weg (koeriers)
53202 Koeriers
Beroepsgoederenvervoer over de weg (overig)
49410 Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen)
49420 Verhuisvervoer
Logistieke dienstverlening en opslag
Logistieke dienstverlening en opslag
52101 Opslag in tanks
52102 Opslag in koelhuizen e.d.
52109 Opslag in distributiecentra en overige opslag (niet in tanks, koelhuizen e.d.)
52210 Dienstverlening voor vervoer over land
xiv Arbeidsmarktrapportage 2016
xv
Bijlage 4. Clustering transport- en logistiekopleidingen
4.1. CLUSTERING OPLEIDINGEN VAN CREBO- EN CROHOCODE NAAR CLUSTER NIVEAU 3
Crebo Croho Clusternaam niveau 3
10692 Assistent operationeel medewerker op- en overslag
110 Mbo logistiek (water - assistent medewerker havenoperaties)
10691 Medewerker op- en overslag 111 Mbo logistiek (water - medewerker havenoperaties)
93070 Medewerker havenoperaties 111 Mbo logistiek (water - medewerker havenoperaties)
95727 Medewerker havenoperaties 111 Mbo logistiek (water - medewerker havenoperaties)
10690 Gevorderd operationeel medewerker op- en overslag
112 Mbo logistiek (water - coördinator havenoperaties)
93120 Coördinator havenoperaties 112 Mbo logistiek (water - coördinator havenoperaties)
95725 Coördinator havenoperaties 112 Mbo logistiek (water - coördinator havenoperaties)
95726 Manager havenoperaties 113 Mbo logistiek (water - manager havenoperaties)
93050 Manager havenoperaties 113 Mbo logistiek (water - manager havenoperaties)
10687 Technisch administratief medewerker 114 Mbo logistiek (water - medewerker havenlogistiek)
93060 Medewerker havenlogistiek 114 Mbo logistiek (water - medewerker havenlogistiek)
95240 Medewerker havenlogistiek 114 Mbo logistiek (water - medewerker havenlogistiek)
10685 Assistent cargadoor 115 Mbo logistiek (water - coördinator havenlogistiek)
10686 Assistent expediteur 115 Mbo logistiek (water - coördinator havenlogistiek)
95250 Coördinator havenlogistiek 115 Mbo logistiek (water - coördinator havenlogistiek)
93000 Coördinator havenlogistiek 115 Mbo logistiek (water - coördinator havenlogistiek)
93040 Manager havenlogistiek 116 Mbo logistiek (water - manager havenlogistiek)
95260 Manager havenlogistiek 116 Mbo logistiek (water - manager havenlogistiek)
10682 Manager haven, vervoer en logistiek 116 Mbo logistiek (water - manager havenlogistiek)
93732 Assistent logistiek medewerker 120 Mbo logistiek (land - assistent logistiek medewerker)
10681 Assistent operationeel medewerker transport en logistiek
120 Mbo logistiek (land - assistent logistiek medewerker)
10679 Warehouse medewerker 121 Mbo logistiek (land - logistiek medewerker)
90255 Logistiek medewerker 121 Mbo logistiek (land - logistiek medewerker)
90202 Logistiek teamleider 122 Mbo logistiek (land - logistiek teamleider)
10666 Warehouse voorman 122 Mbo logistiek (land - logistiek teamleider)
90213 Logistiek supervisor 123 Mbo logistiek (land - logistiek supervisor)
10660 Warehousemanager 123 Mbo logistiek (land - logistiek supervisor)
90217 Logistiek supervisor 123 Mbo logistiek (land - logistiek supervisor)
xvi Arbeidsmarktrapportage 2016
Crebo Croho Clusternaam niveau 3
91217 Logistiek supervisor 123 Mbo logistiek (land - logistiek supervisor)
91850 Luchtvaartdienstverlener 130 Mbo logistiek (lucht - luchtvaartdienstverlener)
10654 Luchtvaartdienstverlener 130 Mbo logistiek (lucht - luchtvaartdienstverlener)
10655 Luchtvaartlogisticus 131 Mbo logistiek (lucht - luchtvaartlogisticus)
91860 Luchtvaartlogisticus 131 Mbo logistiek (lucht - luchtvaartlogisticus)
10804 Aviation operations officer 132 Mbo logistiek (lucht - aviation operations officer)
93010 Aviation operations officer 132 Mbo logistiek (lucht - aviation operations officer)
91830 Chauffeur goederenvervoer 210 Mbo beroepsgoederenvervoer (chauffeur goederenvervoer)
10678 Chauffeur goederenvervoer 210 Mbo beroepsgoederenvervoer (chauffeur goederenvervoer)
91890 Planner wegtransport 211 Mbo beroepsgoederenvervoer (planner wegtransport)
10663 Planner wegtransport 211 Mbo beroepsgoederenvervoer (planner wegtransport)
91870 Manager transport en logistiek 212 Mbo beroepsgoederenvervoer (manager transport en logistiek)
10656 Manager opslag en vervoer 212 Mbo beroepsgoederenvervoer (manager transport en logistiek)
10659 Transportmanager 213 Mbo beroepsgoederenvervoer (transportmanager)
10657 Specialist gevaarlijke stoffen 214 Mbo beroepsgoederenvervoer (specialist gevaarlijke stoffen)
10893 Chauffeur personenvervoer 310 Mbo personenvervoer (weg - chauffeur personenvervoer)
91840 Chauffeur personenvervoer 310 Mbo personenvervoer (weg - chauffeur personenvervoer)
91841 Chauffeur openbaar vervoer 311 Mbo personenvervoer (weg - chauffeur openbaar vervoer)
91842 Taxichauffeur 312 Mbo personenvervoer (weg - taxichauffeur)
91843 Touringcarchauffeur/reisleider 313 Mbo personenvervoer (weg - touringcarchauffeur/reisleider)
95723 Touringcarchauffeur 313 Mbo personenvervoer (weg - touringcarchauffeur/reisleider)
95724 Touringcarchauffeur/reisleider 313 Mbo personenvervoer (weg - touringcarchauffeur/reisleider)
10667 Touringcarchauffeur/reisleider 313 Mbo personenvervoer (weg - touringcarchauffeur/reisleider)
95650 Machinist railvervoer 320 Mbo personenvervoer (rails)
xvii
Crebo Croho Clusternaam niveau 3
34436 Bachelor logistiek en economie 510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
34390 Bachelor logistiek en technische vervoerskunde
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
60093 Master supply chain management 510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
60361 Master transport, infrastructure and logistics
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
60445 Master global supply chain management and change
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
60444 Master spatial, transport and environmental economics
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
04293 Hbo logistiek (kort) 510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
04390 Hbo logistiek en technische vervoerskunde
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
04436 logistiek en economie 510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
60065 Master logistics and operations management
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
70022 Master master in logistics management 510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
75087 Master operations and supply chain excellence
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
80115 Associate degree logistiek en economie 510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek)
34384 Bachelor maritiem officier 511 Hbo/wo transport & logistiek (maritiem)
70068 Master shipping and transport 511 Hbo/wo transport & logistiek (maritiem)
75043 Master maritime economics and logistics 511 Hbo/wo transport & logistiek (maritiem)
xviii Arbeidsmarktrapportage 2016
4.2. CLUSTERING OPLEIDINGEN VAN CLUSTER NIVEAU 3 NAAR CLUSTER NIVEAU 2
Cluster Niveau 3
Clusternaam Niveau 3
Cluster Niveau 2
Clusternaam Niveau 2
110 Mbo logistiek (water - assistentmedewerker havenoperaties)
110 Mbo logistiek (water)
111 Mbo logistiek (water - medewerker havenoperaties) 110 Mbo logistiek (water)
112 Mbo logistiek (water - coördinator havenoperaties) 110 Mbo logistiek (water)
113 Mbo logistiek (water - manager havenoperaties) 110 Mbo logistiek (water)
114 Mbo logistiek (water - medewerker havenlogistiek) 110 Mbo logistiek (water)
115 Mbo logistiek (water - coördinator havenlogistiek) 110 Mbo logistiek (water)
116 Mbo logistiek (water - manager havenlogistiek) 110 Mbo logistiek (water)
120 Mbo logistiek (land - assistent logistiek medewerker) 120 Mbo logistiek (land)
121 Mbo logistiek (land - logistiek medewerker) 120 Mbo logistiek (land)
122 Mbo logistiek (land - logistiek teamleider) 120 Mbo logistiek (land)
123 Mbo logistiek (land - logistiek supervisor) 120 Mbo logistiek (land)
130 Mbo logistiek (lucht - luchtvaartdienstverlener) 130 Mbo logistiek (lucht)
131 Mbo logistiek (lucht - luchtvaartlogisticus) 130 Mbo logistiek (lucht)
132 Mbo logistiek (lucht - aviation operations officer) 130 Mbo logistiek (lucht)
210 Mbo beroepsgoederenvervoer (chauffeur goederenvervoer)
210 Mbo beroepsgoederenvervoer
211 Mbo beroepsgoederenvervoer (planner wegtransport)
210 Mbo beroepsgoederenvervoer
212 Mbo beroepsgoederenvervoer (manager transport en logistiek)
210 Mbo beroepsgoederenvervoer
213 Mbo beroepsgoederenvervoer (transportmanager) 210 Mbo beroepsgoederenvervoer
214 Mbo beroepsgoederenvervoer (specialist gevaarlijke stoffen)
210 Mbo beroepsgoederenvervoer
310 Mbo personenvervoer (weg - chauffeur personenvervoer)
310 Mbo personenvervoer (weg)
311 Mbo personenvervoer (weg - chauffeur openbaar vervoer)
310 Mbo personenvervoer (weg)
312 Mbo personenvervoer (weg - taxichauffeur) 310 Mbo personenvervoer (weg)
313 Mbo personenvervoer (weg - touringcarchauffeur/reisleider)
310 Mbo personenvervoer (weg)
320 Mbo personenvervoer (rails) 320 Mbo personenvervoer (rails)
410 Mbo scheepvaart (buitenvaart - schipper/machinist beperkt werkgebied)
410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
411 Mbo scheepvaart (buitenvaart - kleine schepen) 410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
xix
Cluster Niveau 3
Clusternaam Niveau 3
Cluster Niveau 2
Clusternaam Niveau 2
412 Mbo scheepvaart (buitenvaart - alle schepen) 410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
413 Mbo scheepvaart (buitenvaart - zeevisvaart niveau 2) 410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
414 Mbo scheepvaart (buitenvaart - zeevisvaart niveau 3) 410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
415 Mbo scheepvaart (buitenvaart - zeevisvaart niveau 4) 410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
416 Mbo scheepvaart (buitenvaart - bakschipper/dekknecht)
410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
417 Mbo scheepvaart (buitenvaart - baggeraar) 410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
418 Mbo scheepvaart (buitenvaart - scheepswerktuigkundige waterbouw)
410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
419 Mbo scheepvaart (buitenvaart - stuurman) 410 Mbo scheepvaart (buitenvaart)
420 Mbo scheepvaart (binnenvaart - matroos) 420 Mbo scheepvaart (binnenvaart)
421 Mbo scheepvaart (binnenvaart - schipper rondvaart) 420 Mbo scheepvaart (binnenvaart)
422 Mbo scheepvaart (binnenvaart - schipper) 420 Mbo scheepvaart (binnenvaart)
423 Mbo scheepvaart (binnenvaart - bootman) 420 Mbo scheepvaart (binnenvaart)
424 Mbo scheepvaart (binnenvaart - kapitein) 420 Mbo scheepvaart (binnenvaart)
430 Mbo scheepvaart (scheepsbouw) 430 Mbo scheepvaart (scheepsbouw)
510 Hbo/wo transport & logistiek (logistiek) 510 Hbo/wo transport & logistiek
511 Hbo/wo transport & logistiek (maritiem) 510 Hbo/wo transport & logistiek
xx Arbeidsmarktrapportage 2016
4.3. CLUSTERING OPLEIDINGEN VAN CLUSTER NIVEAU 2 NAAR CLUSTER NIVEAU 1
Cluster Niveau 2
Clusternaam Niveau 2
Cluster Niveau 1
Clusternaam Niveau 1
110 Mbo logistiek (water) 100 Mbo Logistiek
120 Mbo logistiek (land) 100 Mbo Logistiek
130 Mbo logistiek (lucht) 100 Mbo Logistiek
210 Mbo beroepsgoederenvervoer 200 Mbo beroepsgoederenvervoer
310 Mbo personenvervoer (weg) 300 Mbo personenvervoer
320 Mbo personenvervoer (rails) 300 Mbo personenvervoer
510 Hbo/wo transport & logistiek 500 Hbo/wo transport & logistiek
Index van figuren xxi
Index van figuren
Figuur 1.1 Omzetontwikkeling ten opzichte van een jaar eerder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Figuur 1.2 Ondernemersvertrouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Figuur 1.3 Stelling: 2016 zal voor mijn bedrijf een beter jaar worden dan 2015 . . . . . . . . . . 11
Figuur 1.4 Belangrijkste thema’s komende twee jaar voor werkgevers (meerdere antwoorden mogelijk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Figuur 1.5 Stelling: 2016 zal voor mijn bedrijf een beter jaar worden dan 2015 (naar deelmarkt) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Figuur 1.6 Aantal afgegeven rijbewijscategorieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Figuur 1.7 Aantal faillissementen in de sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Figuur 1.8 Vacaturegraad transport en logistiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Figuur 1.9 Vacatures chauffeur en niet-werkende werkzoekende chauffeurs . . . . . . . . . . . 16
Figuur 1.10 Spanning op de arbeidsmarkt (verhouding tussen vacatures en werkzoekenden) . . 17
Figuur 1.11 Openstaande vacatures beroepsgoederenvervoer en logistiek . . . . . . . . . . . . . 18
Figuur 1.12 Vacatures naar functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Figuur 1.13 Stelling: Ik verwacht dat het aantal vacatures dit jaar hoger zal zijn dan vorig jaar . . 19
Figuur 1.14 Groei vacatures logistieke functies 2016-Q2 t.o.v. 2015-Q2 . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Figuur 1.15 Ontwikkeling van arbeidsvraag en personeelsaanbod (procentuele groei t.o.v. 2015) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Figuur 1.16 Ontwikkeling spanningsindex tussen 2015 en 2025. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Figuur 1.17 Spanningsindex beroepsgoederenvervoer over de weg in 2025 . . . . . . . . . . . . . 23
Figuur 1.18 Spanningsindex logistieke dienstverlening in 2025 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Figuur 2.1 Aantal bedrijven in de sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Figuur 2.2 Bedrijfsomvang (naar aantal werknemers) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Figuur 2.3 Percentage werknemers naar bedrijfsomvang (in categorieën) . . . . . . . . . . . . . 29
Figuur 2.4 Bedrijfsactiviteiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Figuur 2.5 Deelmarkten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
xxii Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 2.6 Logistieke bedrijfsactiviteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Figuur 3.1 Aantal werknemers in sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Figuur 3.2 Aantal chauffeurs in de sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Figuur 3.3 Chauffeursquote . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Figuur 3.4 Werknemers naar functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Figuur 3.5 Werknemers naar contractvorm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Figuur 3.6 Functies naar contractvorm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Figuur 3.7 Percentage oproepkrachten in sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Figuur 3.8 Redenen werkgevers voor inzet flexibele contracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Figuur 3.9 Redenen werkgevers om géén werknemers met flexibel contract in te zetten . . . . 38
Figuur 3.10 Stelling: Welke ontwikkeling verwacht u in de samenstelling van de flexibele schil binnen uw vestiging? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Figuur 3.11 Leeftijdsopbouw werknemers in sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Figuur 3.12 Leeftijdsopbouw vergeleken met werkzame beroepsbevolking . . . . . . . . . . . . . 40
Figuur 3.13 Ontwikkeling gemiddelde leeftijd werknemers/chauffeurs . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Figuur 3.14 Aandeel 50+ naar regio in 2015 en verwacht in 2025 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Figuur 3.15 Opleidingsniveau werknemers beroepsgoederenvervoer en logistieke dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Figuur 3.16 Hbo-functies in het bedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Figuur 3.17 Aandeel vrouwelijke werknemers in sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Figuur 3.18 Vrouwen in het bedrijf naar opleidingsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Figuur 3.19 Functies hoger opgeleide vrouwen in het bedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Figuur 4.1 In- en uitstroom werknemers in de sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Figuur 4.2 In- en uitstroom chauffeurs in de sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Figuur 4.3 In- en uitstroom werknemers naar leeftijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Figuur 4.4 Instroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken 2010/11 en 2015/16. . . . 49
Index van figuren xxiii
Figuur 4.5 Uitstroom werknemers naar leeftijd: perioden vergeleken 2010/11 en 2015/16 . . . 50
Figuur 4.6 Herkomst bij instroom in periode 2008-2015 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Figuur 4.7 Nieuwe sector na uitstroom in periode 2008-2015 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Figuur 4.8 Uitstroom naar pensioen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Figuur 4.9 Aantal deelnemers transport- en logistiekopleidingen schooljaren ’07-’08 t/m ‘14/’15 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Figuur 4.10 Aantal BBL-leerlingen in opleiding tot chauffeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Figuur 4.11 Bedrijven in de sector met BBL-leerlingen in dienst beroepsgoederenvervoer en logistieke dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Figuur 4.12 Bedrijven met BBL-leerlingen in dienst naar deelmarkt . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Figuur 5.1 Opleidingsbudget en -plannen in bedrijf, volgens werkgever . . . . . . . . . . . . . . . 58
Figuur 5.2 Aandeel bedrijven waar werknemers, in de afgelopen 12 maanden, wel eens niet-verplichte opleidingen volgen, naar bedrijfsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Figuur 5.3 Stelling werknemer: Mijn werkgever biedt mij voldoende opleidingsmogelijkheden voor mijn huidige werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Figuur 5.4 Aandeel bedrijven waarin werknemers wel eens taken krijgen waarvoor ze nieuwe dingen moeten leren, naar bedrijfsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Figuur 5.5 Stelling werkgever: Binnen ons bedrijf leert iedereen van elkaar . . . . . . . . . . . . 61
Figuur 5.6 Leermogelijkheden volgens werknemer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Figuur 5.7 Leermogelijkheden volgens werknemer, naar leeftijdscategorie . . . . . . . . . . . . 62
Figuur 5.8 Stelling werknemer: Ik krijg voldoende begeleiding bij mijn loopbaanontwikkeling . 62
Figuur 5.9 Stelling werknemer: Ik krijg voldoende begeleiding bij mijn loopbaanontwikkeling, naar leeftijdscategorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Figuur 5.10 Stelling werknemer: Ik ben tevreden over de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bedrijf waar ik werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Figuur 5.11 Stelling werknemer: Ik ben van plan komend jaar van baan te veranderen . . . . . . 64
Figuur 5.12 Stelling werknemer: Ik ben van plan komend jaar van baan te veranderen, naar leeftijdscategorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Figuur 5.13 Stelling werknemer: Ik verwacht dat ik mijn baan het komende jaar zal houden . . . 65
xxiv Arbeidsmarktrapportage 2016
Figuur 5.14 Stelling werknemer: Als ik mijn baan kwijt zou raken vermoed ik binnen 1 jaar een nieuwe baan te vinden, % mee eens, naar leeftijdscategorie . . . . . . . . . . . . 65
Figuur 5.15 Aandeel werknemers dat hulp nodig heeft bij het vinden van een nieuwe baan, naar leeftijdscategorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Figuur 5.16 Aandeel werknemers dat bepaalde hulp nodig heeft bij het vinden van een nieuwe baan, naar leeftijdscategorie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Figuur 6.1 Stelling werkgever: Mijn medewerkers halen allemaal gezond hun pensioen . . . . . 67
Figuur 6.2 Stelling werkgever: Mijn medewerkers halen allemaal gezond hun pensioen, % eens, naar bedrijfsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Figuur 6.3 Stelling werknemer: Mijn huidige werk uitvoeren tot mijn pensioen... . . . . . . . . . 68
Figuur 6.4 Werkvermogen werknemer naar leeftijdscategorie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Figuur 6.5 Gemiddeld werkvermogen werknemer naar functie en leeftijd . . . . . . . . . . . . . 70
Figuur 6.6 Werkprestatie werknemer afgelopen 3 maanden, naar leeftijdscategorie. . . . . . . 71
Figuur 6.7 Thema’s waar werknemers aan willen werken, naar leeftijdscategorie . . . . . . . . . 71
Figuur 6.8 Aandeel werkgevers dat maatregel wel eens toepast in zijn bedrijf in het kader van duurzame inzetbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Figuur 6.9 Aandeel bedrijven met een actuele Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), naar bedrijfsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Figuur 6.10 Stelling werkgever: De RI&E helpt ons met het beperken van de arbeidsrisico’s . . . 73
Figuur 6.11 Mate van uitvoering plan van aanpak volgens werkgever, naar bedrijfsomvang . . . 74
Figuur 6.12 Aantal SEH-bezoeken per 100.000 werkenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Figuur 6.13 Niet-verkeersongevallen bij chauffeurs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Figuur 6.14 Aandeel ziekenhuisopnamen na SEH-bezoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Figuur 6.15 SEH-bezoek naar letsellocatie vrachtwagenchauffeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Figuur 6.16 Gemiddelde verzuimduur in dagen als gevolg van een ongeval . . . . . . . . . . . . . 78
Figuur 6.17 Gemiddelde verzuimkosten per slachtoffer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Figuur 6.18 Aandeel werkgevers dat met risico te maken heeft in bedrijf. . . . . . . . . . . . . . . 80
Figuur 6.19 Oorzaken van werkstress bij werknemers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Index van figuren xxv
Figuur 6.20 Aandeel werknemers dat last heeft van hinderlijke stress. . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Figuur 6.21 Werktempo volgens werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Figuur 6.22 Mate van herstel volgens werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Figuur 6.23 Werk-privé balans volgens werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Figuur 6.24 Intimidatie, bedreiging en agressie volgens werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Figuur 6.25 Noodzaak arbo-maatregelen tegen werkstress, werknemers sector Vervoer . . . . . 84
Figuur 6.26 Aandeel werkgevers dat wel of geen maatregelen neemt tegen werkstress, agressie en geweld en emotioneel zwaar werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Figuur 6.27 Aandeel werkgevers dat maatregel neemt tegen werkstress, agressie en geweld en emotioneel zwaar werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Figuur 6.28 Preventiemedewerker aanwezig in bedrijf volgens werkgever . . . . . . . . . . . . . 86
Figuur 6.29 Aandeel bedrijven met preventiemedewerker, naar bedrijfsomvang . . . . . . . . . . 86
Figuur 6.30 Stelling werkgever: De werknemers in dit bedrijf weten de preventiemedewerker goed te vinden voor vragen over arbeidsomstandigheden. . 87
Figuur 6.31 Verzuimpercentage Sectorinstituut . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Figuur 6.32 Verzuimpercentage naar leeftijdscategorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Figuur 6.33 Stelling werkgever: Per jaar verzuimen oudere werknemers meer dagen dan jongere werknemers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Figuur 6.34 Stelling werkgever: Ik verwacht dat het verzuim van mijn werknemers de komende jaren zal toenemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Figuur 6.35 Aandeel werkgevers die ma atregel nemen om verzuim te voorkomen . . . . . . . . . 91
Figuur 6.36 Beoordeling gezondheid door werknemers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Figuur 6.37 Door werknemer gerapporteerd BMI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Figuur 6.38 Beweegnorm, werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Figuur 6.39 Aandeel werknemers dat (niet) rookt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Figuur 6.40 Groentenorm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Figuur 6.41 Fruitnorm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Figuur 6.42 Stelling werknemers: Mijn werkgever laat zien dat hij het belangrijk vindt dat het personeel gezond eet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Figuur 7.1 Aandeel werkgevers dat (functionerings)gesprekken voert, naar bedrijfsomvang . . 98
Figuur 7.2 Stelling werknemer: Ik heb jaarlijks een functioneringsgesprek . . . . . . . . . . . . . 99
Figuur 7.3 Onderwerpen (functionerings)gesprek, volgens werkgever . . . . . . . . . . . . . . . 100
Figuur 7.4 Initiatieven waarmee werkgever de duurzame inzetbaarheid van zijn werknemers wil verbeteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Figuur 7.5 Tevredenheid met werk, werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Figuur 7.6 Mate van bevlogenheid, werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Figuur 7.7 In hoeverre komt je huidige baan in de buurt van je droombaan?, werknemer . . . . 103
Figuur 7.8 Waardoor kun jij je werk leuker maken?, werknemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Figuur 7.9 Stelling werknemer: Ik heb zelf veel invloed op hoe plezier mijn werk is . . . . . . . . 104
Figuur 7.10 Aandeel werknemers dat voldoende steun en/of waardering ervaart van leidinggevende . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Figuur 7.11 Verhouding met leidinggevende en collega’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Figuur 7.12 Invloed van werknemers volgens werkgever . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Figuur B.1 Schematische weergave globale opzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . xi
Index van tabellen xxvii
Index van tabellen
Tabel 6.1 Verzuimpercentages diverse sectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Tabel 6.2 WGA-instroomcijfer, periode 2011-2015 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Tabel 6.3 Beweegnorm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
xxviii Arbeidsmarktrapportage 2016
Disclaimer De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij het Sectorinstituut Transport en Logistiek. Het
gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is
toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld en toestemming is gekregen. Vermenigvuldigen
en/of openbaarmaking in welke vorm ook is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming.
Het Sectorinstituut Transport en Logistiek aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of
andere onvolkomenheden.
Copyright © december 2016 Sector instituut Transport en Logistiek. Aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend.
Bezoekadres
Kampenringweg 43
2803 PE Gouda
Postadres
Postbus 308
2800 AH Gouda
Tijdens kantooruren
088 – 2596111
24/7 online bereikbaar
www.stlwerkt.nl