ANTWOORDENBOEK - fhamers.nl · Schrijf de antwoorden op in de tabel (afb. 3). ... Hoofdstuk 1...

24
Economisch BEK€KEN 3 VMBO-KGT ANTWOORDENBOEK Johan Huitema Leo Peters www.economischbekeken.nl Zevende druk Malmberg ’s-Hertogenbosch

Transcript of ANTWOORDENBOEK - fhamers.nl · Schrijf de antwoorden op in de tabel (afb. 3). ... Hoofdstuk 1...

EconomischBEK€KEN

3 • VMBO-KGTANTWOORDENBOEK

Johan HuitemaLeo Peters

www.economischbekeken.nl

Zevende drukMalmberg ’s-Hertogenbosch

539928_Voorwerk_AB.indd 1 11-10-11 15:38

2

539928_Voorwerk_AB.indd 2 11-10-11 15:38

3

HOOFDSTUK 3

Thuis in geldzaken

1 Bronnen van inkomen 46

2 Aanvullende inkomsten 48

3 Budgetteren 50

4 Reserveren 52

5 Geld te kort 54

6 Verzekerd op vakantie 56

7 Verzekerd achter het stuur 58

• Rekentrainer 60

• Samenvatting en begrippen 62

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 3

HOOFDSTUK 4

Wonen

1 Op kamers 66

2 Huur en onderhoud 68

3 Een eigen huis 70

4 De woningfi nanciering 72

5 Huren of kopen 74

6 Goed verzekerd 76

7 Verzekeren een noodzaak 78

• Rekentrainer 80

• Samenvatting en begrippen 82

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 4

HOOFDSTUK 1

Wikken en wegen

1 Kopen is kiezen 6

2 Consumeren met en zonder geld 8

3 Verkopen een kunst 10

4 Kopen een kunst 12

5 Spijt achteraf 14

6 Kopen met gevoel 16

7 Zomerkoninkjes 18

• Rekentrainer 20

• Samenvatting en begrippen 22

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 1

HOOFDSTUK 2

Geld over en te kort

1 Geld telt 26

2 Betalen en bankieren 28

3 Vreemd geld 30

4 Sparen met profi jt 32

5 Risico’s van beleggen 34

6 Lenen en betalen 36

7 Kopen op krediet 38

• Rekentrainer 40

• Samenvatting en begrippen 42

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 2

3

539928_Voorwerk_AB.indd 3 11-10-11 15:38

HOOFDSTUK 7

Werkloos

1 Een ruime arbeidsmarkt 126

2 De concurrentiepositie 128

3 De conjunctuur 130

4 Meer kans op werk 132

5 De overheid grijpt in 134

6 Werkloos ... en dan? 136

• Rekentrainer 138

• Samenvatting en begrippen 140

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 7

HOOFDSTUK 8

Wonen

1 Aardappeltechnologie 144

2 Innovatie in een bedrijf 146

3 Het stukadoorsbedrijf 148

4 Het installatiebedrijf 150

5 Het administratiekantoor 152

6 Ieder z’n taak 154

7 Het bloembollenbedrijf 156

• Rekentrainer 158

• Samenvatting en begrippen 160

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 8

HOOFDSTUK 5

Werken voor de winst

1 De snackwagen 86

2 De timmerfabriek 88

3 De kaasspeciaalzaak 90

4 De schoenenwinkel 92

5 De kledingwinkel 94

6 De computershop 96

7 Het scooterhuis 98

• Rekentrainer 100

• Samenvatting en begrippen 102

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 5

HOOFDSTUK 6

Werken

1 Studie en beroep 106

2 Samenwerken in een bedrijf 108

3 Vakantiewerk 110

4 Collectieve arbeidsovereenkomst 112

5 Betaald en onbetaald werk 114

6 Werk over en te kort 116

7 Kansrijk en kansarm 118

• Rekentrainer 120

• Samenvatting en begrippen 122

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 6

4

539928_Voorwerk_AB.indd 4 11-10-11 15:38

5

CONSUMPTIE

1 Kopen is kiezen 6

2 Consumeren met en zonder geld 8

3 Verkopen een kunst 10

4 Kopen een kunst 12

5 Spijt achteraf 14

6 Kopen met gevoel 16

7 Zomerkoninkjes 18

• Rekentrainer 20

• Samenvatting en begrippen 22

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 1

1 Wikken en wegen

539928_Hfdst_1.indd 5539928_Hfdst_1.indd 5 19-9-11 9:2719-9-11 9:27

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

afb. 1

Behoeften van Ben (× = basisbehoefte)

veiligheid X gezondheid Xkleren X uitgaan

gezelligheid sporten

eten X drinken Xvakantie een wasmachine

7 Silvia heeft veel over voor een beter fi guur. Ze gaat twee-

maal per week naar de sportschool, slikt speciale voedings-

preparaten, is geabonneerd op een fi tnessblad en ze koopt

speciale sportkleding. Na zes maanden heeft ze genoeg van

de sportschool, ze stopt met alles. Gebruik afbeelding 2.

a Hoeveel heeft ze gemiddeld per maand uitgegeven voor

een beter fi guur? 26 × € 10 + 26 × € 14 + 6 × € 14 + € 63 = € 771; € 771 : 6 = € 128,50 b Het hebben van een goed fi guur bevredigt een aantal

behoeften van Silvia. Schrijf twee van deze behoeften op.

Bijv. populair zijn in de groep; zich goed voelen. c Hebben deze behoeften voor jou een hoge prioriteit?

Ja – Nee, want: ja, ik vind het leuk om populair te zijn. Of nee, anderen denken maar van me wat ze willen. d Zoek een klasgenoot die over vraag 7c anders denkt dan

jij. Wat is zijn of haar uitleg? Eigen antwoord.

Bafb. 2

A

€ 10 per week € 14 per week

DC

€ 14 per maand € 63 per halfjaar

Introductievragen uit het handboek

1 a Bijv. ze kan bij een huis aanbellen waar licht brandt en vragen of ze mag opbellen. b Een basisbehoefte.

2 a Eigen antwoord. Bijv. een goede ge- zondheid, goede vrienden en kennissen. b Eigen antwoord. Bijv. ja, want ik kan zonder scooter niet op school komen. Of: nee, want ik fi ets liever. c Het aantal noodzakelijke behoeften neemt toe.

3 a De provider krijgt geld voor de abonne- menten en de gesprekken en sms’jes van de nieuwe abonnees. b Voor een dienst. c Relax online 30.

4 a Bijv. ze heeft gekozen voor het mobiel- tje en er is geen geld meer voor de laar- zen.b De consument moet prioriteiten stellen.

5 a Aan ontwikkeling, ontspanning en ver- keer. b De schaarste aan tijd, want ze ver- dienen genoeg, maar hebben nauwelijks tijd om geld uit te geven aan dit type uitgaven.

Toepassen

6 In afbeelding 1 staan behoeften van Ben.

a Zet een kruisje achter de basisbehoeften.

b Welke behoefte in afbeelding 1 is geen basisbehoefte,

maar wordt toch vrijwel door iedereen als noodzakelijk erva-

ren? Bijv. een wasmachine. c De bevrediging van sommige behoeften wordt meer

belemmerd door schaarste aan tijd dan door schaarste aan

middelen. Welke twee behoeften in afbeelding 1 zijn daar

voorbeelden van? Bijv. gezelligheid, sporten.

6

1 Kopen is kiezen

6

539928_Hfdst_1.indd 6539928_Hfdst_1.indd 6 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

10 Koop je in de volgende gevallen een goed of een dienst?

Kruis de juiste hokjes aan in de tabel (afb. 5).

afb. 5

aankopen goed dienst

Je laat je haar knippen. XJe haalt boodschappen in huis. XJe gaat naar de fi lm. XJe tankt je brommer vol. XJe neemt rijles. X

11 Ook de overheid moet prioriteiten stellen. Stel, de overheid

wil € 100 miljoen extra uitgeven voor vier verschillende

doelen. In het cirkeldiagram (afb. 6) staat hoe de overheid

dit bedrag heeft verdeeld. In de legenda staan per sector

steeds twee doelen naast elkaar.

a Aan welke doelen geef jij de voorkeur? Streep per sector

het andere doel door.

b Kleur de legenda en de sectoren. Let op de hoogte van de

bedragen en de grootte van de sectoren.

afb. 6

voor 30 miljoen: beteropenbaar vervoer – minderfiles op snelwegen

voor 40 miljoen: lagerebelastingen – beter onderwijs

voor 10 miljoen: subsidiesaan startende bedrijven – verliesgevende bedrijven

voor 20 miljoen: geld aanontwikkelingslanden – geldvoor Nederlandse sport-verenigingen

Mijn prioriteiten bij enkele overheidsuitgaven(in miljoenen euro’s)

Maak rekentrainer 1A op bladzijde 20.

→ Thuiswerkopdracht 1.1 staat op bladzijde 22 in je HB.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

CONSUMPTIE

8 Ronald en Tineke houden een maand lang hun belgedrag

bij. Ronald belt in die maand 120 minuten en verstuurt 50

sms’jes. Tineke belt 20 minuten en verstuurt 30 sms’jes.

a Bereken met de tarieven uit afbeelding 3 van je handboek

de kosten van hun belgedrag bij de drie gegeven belcontrac-

ten. Schrijf de antwoorden op in de tabel (afb. 3).

b Welk belcontract is het goedkoopst voor Ronald en welk

is het goedkoopst voor Tineke? Voor Ronald relax online 30, voor Tineke pre paid stan- daard. c Welk belcontract is het duurst voor Ronald en welk is het

duurst voor Tineke? Voor Ronald pre paid stan- daard, voor Tineke relax online 30.

afb. 3

De kosten van mobiel bellenpre paid standaard

relax online 15

relax online 30

kosten

Ronald€ 59,50 € 51,90 € 41,27

kosten

Tineke€ 17,50 € 21,70 € 29,75

9 Bedrijven in de dienstensector verkopen diensten. Lees het

krantenbericht (afb. 4).

a Hoort een uitzendbureau bij de dienstensector? Leg je

antwoord uit. Ja – Nee, want: het zoeken van tijdelijke krachten voor bedrijven is geen tastbaar product. b Schrijf twee voorbeelden van dienstverlenende bedrijven

op. Bijv. een kapsalon, een bank.

Meer werk in dienstensector

DEN HAAG – Uitzendbureaus hebben weer meer werk voor

goed geschoold personeel in de dienstensector. Vorig jaar

nog was er niet voldoende werk beschikbaar voor ieder-

een die via uitzendbureaus werk in de dienstensector

zocht. Nu kunnen niet alle vacatures worden vervuld. De

uitzendbureaus vrezen in de komende jaren grote proble-

men bij het werven van uitzendkrachten voor dienstverle-

nende bedrijven.

afb. 4

7

539928_Hfdst_1.indd 7539928_Hfdst_1.indd 7 22-9-11 15:2822-9-11 15:28

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

B

D

afb. 7

A

C

7 Gebruik de gegevens in afbeelding 8 en 9. Mark is zestien

jaar. Hij heeft een abonnement voor het hele seizoen bij een

particulier openluchtbad.

a Voor welke behoefte gaat Mark naar het openluchtbad?

Bijv. hij zoekt verkoeling vanwege het warme weer. b Hoe worden zijn behoeften bevredigd? Kies twee van de

volgende mogelijkheden: een collectieve voorziening – ko-

pen bij een bedrijf – de natuur – zelfvoorziening. Kopen bij een bedrijf en de natuur. c Mark gaat twintig keer zwemmen in het seizoen. Welk

bedrag spaart hij uit vergeleken met twintig dagkaarten?

20 × € 3 = € 60; € 60 – € 40 = € 20

Openluchtbaden tjokvol

Door het warme weer was het overvol op de stranden en

in de openluchtbaden. Het leek net alsof iedereen daar

verkoeling zocht. De bezoekers hebben gisteren gezorgd

voor een piek in de uitgaven voor openluchtrecreatie.

afb. 8

Tarieven openluchtzwembad

Dagkaarten:kinderen tot 4 jaar gratis toegang

volwassenen 18 tot 65 jaar € 4,20

overige leeftijden € 3

Abonnementen:kinderen tot 4 jaar gratis toegang

volwassenen 18 tot 65 jaar € 63

overige leeftijden € 40

Gezinsabonnementen

(2 volwassenen + 2 kinderen tot 18 jaar) € 146

afb. 9

Introductievragen uit het handboek

1 a € 149,95 + € 49,95 + € 24,95 = € 224,85

b De behoefte is hun veiligheid. c Door de skate-uitrusting te kopen bij

een bedrijf. 2 a Michiel. b Bijv. zelf klaargemaakt brood is goed-

koper dan een belegd broodje van de bakker.

c Zelfvoorziening. 3 a Afkoelen in de schaduw van een boom. b Bijv. voor brood is er graan nodig, en

zonder natuur (grond, licht, water) is er geen graan.

4 a Dat is te duur voor skateboarders, en de halfpipe is niet van hen.

b Bijv. de wandelpaden, de zonneweide, de rustbanken, de trimbaan.

c De belastingbetalers. 5 a Haar saldo wordt € 4,55 – € 0,78 –

4 × € 0,104 = € 3,35 (afgerond op centen).

b 2 × (€ 0,78 + 4 × 0,104) = € 2,39 c Het tramvervoer wordt in stand

gehouden door de overheid en deels betaald door de belastingbetalers.

Toepassen

6 De hele dag door worden er behoeften bevredigd. Hoe dat

gebeurt zie je in de voorbeelden in afbeelding 7. Je consu-

meert door gebruik te maken van een collectieve voorzie-

ning, door te kopen bij een bedrijf, door te genieten van de

natuur en door zelfvoorziening. Schrijf van elke afbeelding

op hoe er wordt geconsumeerd.

A Kopen bij een bedrijf. B Zelfvoorziening. C Profi teren van de natuur. D Gebruikmaken van een collectieve voorziening.

8

2 Consumeren met en zonder geld

539928_Hfdst_1.indd 8539928_Hfdst_1.indd 8 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

d Nederland telde in 2009 16,5 miljoen inwoners. Hoeveel

was de gemiddelde consumptie per inwoner? Rond je ant-

woord af op een duizendtal. € 425 miljard : 16,5 miljoen = € 26.000 per inwoner.

afb. 11 Consumptie in Nederland (in miljarden euro’s)

CON

SUM

PTIE 430

02006

390

420

410

400

390

380

2007

408

2008

423

2009

425

10 Fanny (28 jaar) bezoekt dagelijks haar zieke moeder. Ze

wast haar, verschoont het verband en doet de huishouding.

Ze is daar twee uur per dag mee bezig.

a Haar moeder consumeert dan door:

A gebruik te maken van een collectieve voorziening.

B te kopen bij een bedrijf.

C te profi teren van de natuur.

D zelfvoorziening.

b Een vriendin van Fanny doet hetzelfde werk in de thuis-

zorg voor gemiddeld € 12 bruto per uur. Bereken met dit

gegeven de waarde van Fanny’s productie per maand. 365 × 2 × € 12 = € 8.760; € 8.760 : 12 = € 730 c Fanny’s moeder krijgt nog meer zorg. Wat voor bijdrage

levert bijvoorbeeld de overheid aan haar verzorging? Bijv. doktershulp, medicijnen, hulpmiddelen. d Fanny’s taak kan verlicht worden door hulp in te kopen.

Geef daar een voorbeeld van. Bijv. door Tafeltje Dekje of een schoonmaakhulp in te schakelen.

Maak rekentrainer 1B op bladzijde 20.

→ Thuiswerkopdracht 1.2 staat op bladzijde 22 in je HB.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

CONSUMPTIE

8 Jessica speelt fanatiek tennis. Zó fanatiek, dat ze regelmatig

de snaren van haar racket kapotslaat. Het kost haar elke

keer € 20 om nieuwe snaren te laten inzetten. Daarom wil ze

haar racket voortaan zelf bespannen. Ze koopt de goedkoop-

ste bespanmachine uit afbeelding 10, en een rol tennissna-

ren voor € 57,60. Ze kan daarmee achttien keer haar racket

bespannen.

a Hoeveel kost het bespannen per keer als je let op de

kosten van de tennissnaren? € 57,60 : 18 = € 3,20 b De bespanmachine kan zo’n tweehonderd keer een racket

bespannen. Hoeveel kost het bespannen per keer als je let

op de kosten van de bespanmachine? € 249 : 200 = € 1,25 c Hoeveel bespaart ze iedere keer als ze haar racket be-

spant? € 20 – € 3,20 – € 1,25 = € 15,55. d Welke gevolgen heeft deze aankoop voor haar consump-

tie? Ze consumeert meer – minder door te kopen en

meer – minder door zelfvoorziening.

afb. 10

9 De consumptie in Nederland stijgt elk jaar (afb. 11).

a Over welke manier van consumeren gaat het staafdia-

gram? Over consumeren door:

A gebruik te maken van een collectieve voorziening.

B te kopen bij een bedrijf.

C te profi teren van de natuur.

D zelfvoorziening.

b Voor welk bedrag is er in 2009 meer geconsumeerd dan

in 2006? € 425 miljard – € 390 miljard = € 35 miljard c Met hoeveel procent is de consumptie in 2009 gestegen

ten opzichte van 2006? Rond je antwoord af op hele procen-

ten. 35 : 390 × 100 = 9%

9

539928_Hfdst_1.indd 9539928_Hfdst_1.indd 9 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

c Bekijk je antwoord op vraag 6a. Schrijf twee andere re-

denen op waarom jongeren zo’n belangrijke doelgroep zijn

voor veel bedrijven. Ze hebben invloed op de aankopen thuis; ze blijven later vaak hun koopgewoonten trouw.

afb. 12 Gemiddeld inkomen van scholierenper maand

EURO

’S 240

14 jaar

210180150120906030

0

86105

Bron: Scholierenonderzoek 2004/2005 en 2008/2009.

15 jaar

138165

16 jaar

195221

17 jaar

221

259

2005 2009

7 Lees het krantenbericht over Albert Heijn (afb. 13).

a Over welke twee onderdelen van de marketingmix gaat

dit bericht? Het productbeleid en het prijs- beleid. b Wat is het verschil tussen een huismerk en een A-merk?

Een huismerk is een eigen merk van de supermarkt en een A-merk is een bekend merk van een ander bedrijf (bijvoorbeeld koffi e van Albert Heijn en koffi e van Douwe Egberts). c Welk nadeel heeft het productbeleid van Albert Heijn

volgens een deel van de klanten? Bijv. zij willen een breed assortiment met meer A-merken. d Welk voordeel heeft dit productbeleid voor Albert Heijn?

De supermarkt kan lagere prijzen vragen en krijgt daardoor een goedkoper imago.

Introductievragen uit het handboek

1 a De linkeromslag is geschikter, want hierop wordt kitesurfen spectaculairder afgebeeld dan op de rechteromslag.

b Productbeleid. 2 a Onder sportvissers zijn maar weinig

mensen die belangstelling hebben voor extreme sporten.

b Promotiebeleid. c Bijv. voor het idee dat iemand die nog

moet autorijden geen alcohol drinkt. 3 a Bijv. sponsoring van schoolsport-

dagen, een voordelig proefabonnement aanbieden op een populaire website.

b Bijv. veel jongeren zijn geïnteresseerd in avontuurlijke sporten en hebben genoeg geld te besteden.

4 a Deze internetsite wordt bezocht door mensen die horen bij de doelgroep van Xtreme Sports.

b Plaatsbeleid. c Bijv. € 3,95 lijkt veel lager dan € 4 en

een lage prijs trekt meer abonnees. 5 a Het productbeleid, want na de kennis-

making vinden de lezers het blad maar niks.

b Het promotiebeleid, want de prijs is goed. Die blijkt geen belemmering te zijn voor een stijging van het aantal abon- nees.

c Marketingmix.

Toepassen

6 De jongereneconomie wordt steeds belangrijker. De gege-

vens in afbeelding 12 ondersteunen deze stelling.

a Hoe blijkt uit het staafdiagram dat de jongereneconomie

steeds belangrijker wordt? Alle leeftijdsgroepen hebben in 2009 meer geld te besteden dan in 2005. b Met welk percentage zijn de gemiddelde inkomsten van

vijftienjarigen in deze periode gestegen? € 165 – € 138 = € 27; € 27 : € 138 × 100 = 20% (afgerond).

10

3 Verkopen een kunst

539928_Hfdst_1.indd 10539928_Hfdst_1.indd 10 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

b Welke overheidsmaatregel tegen het roken dwarsboomt

hun prijsbeleid? Bijv. een extra belasting op rookwaren. c Welke overheidsmaatregel tegen het roken dwarsboomt

hun plaatsbeleid? Bijv. een verbod op de ver- koop van sigarett en op plaatsen waar veel jongeren komen. d De overheid krijgt het advies om tegen het roken te ad-

verteren in Runner’s World, een sportblad voor liefhebbers

van hardlopen. Is dit een goed advies? Leg je antwoord uit.

Ja – Nee, want: zo’n tijdschrift wordt vooral gelezen door niet-rokers.

10 Een fabrikant van mp3-spelers brengt een nieuwe, water-

dichte mp3-speler op de markt: de Swimp3. Een marketing-

adviseur bedenkt een verkoopstrategie. De kosten ervan

zijn:

• € 80.000 voor een opvallende verpakking;

• € 80.000 voor het maken van een reclamespot;

• € 500.000 voor vijftig uitzendingen van de reclamespot;

• € 80.000 voor een kortingactie van € 5 per Swimp3;

• € 80.000 voor posters in zwembaden.

a Schrijf in het overzicht (afb. 15) achter elke actie het

onderdeel van de marketingmix dat aandacht krijgt.

b De fabrikant heeft een reclamebudget van € 660.000. Dat

is niet genoeg voor de totale kosten van € 820.000. Welke

acties zou de fabrikant volgens jou moeten schrappen? Leg

je keuze uit. Bijv. de verpakking en de kor- tingactie, want hij moet bij de introduc- tie van een nieuw product het meeste geld besteden aan de promotie.

afb. 15

Het Swimp3-planactie onderdeel marketingmix

opvallende verpakking productbeleid reclamefi lm maken promotiebeleid reclame uitzenden promotiebeleid kortingactie prijsbeleid posters in zwembad promotiebeleid

→ Thuiswerkopdracht 1.3 staat op bladzijde 22 in je HB.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

CONSUMPTIE

Albert Heijn lijkt doorgeslagen met huismerken

Albert Heijn verkoopt ruim twee keer zoveel huismerkpro-

ducten als andere supermarkten. Albert Heijn kiest voor

huismerken omdat deze hogere winstmarges kennen dan

A-merken. Huismerken kunnen daarom gemakkelijker

in prijs verlaagd worden, en zo komt Albert Heijn af van

een duur imago. Veel klanten ergeren zich echter aan het

huismerkenbeleid van Albert Heijn. Ze willen een breed

assortiment zodat ze niet voor een A-merk naar een super-

markt verderop moeten.

afb. 13

8 Bekijk het cirkeldiagram over de reclame-inkomsten van de

media (afb. 14).

a Naar welke media ging in 2008 het meeste reclamegeld?

Kranten en tijdschriften. b Hoeveel reclamegeld ontvinden deze media in 2008 in to-

taal? € 4,3 miljard : 100 × 51 = € 2.193 miljoen c Waarom kiezen zo veel ondernemers voor reclame via

deze media? Bijv. zo bereiken ze hun doel- groep het beste. d De inkomsten uit reclame op het internet stijgen al jaren

met forse percentages. Leg dit uit. Bijv. internet- reclame wordt belangrijker omdat steeds meer mensen langere tijd (met hun mobiel) op het internet surfen.

afb. 14

internet

kranten en tijdschriften

radio en televisie

overig (bijv. beurzen,bioscoopreclame)

Reclame-inkomsten van de mediain 2008 (totaal 4,3 miljard euro)

51%

19%

26%

4%

9 De overheid probeert het roken te ontmoedigen door fabri-

kanten van rookwaren dwars te zitten bij hun marketingmix.

a Welke overheidsmaatregel tegen het roken dwarsboomt

het productbeleid van de fabrikanten? Bijv. de tabaksindustrie moet waarschuwende teksten op de verpakking zett en.

11

539928_Hfdst_1.indd 11539928_Hfdst_1.indd 11 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

afb. 16

7 Heleen wil een cultuurreis maken naar een Zuid-Europese

stad. Op internet vindt ze aantrekkelijke aanbiedingen van

stedenreizen (afb. 17).

a Welke stad gaat ze bezoeken als ze de goedkoopste reis

kiest? Florence. b Ze wil meer informatie voor ze een keuze maakt. Schrijf

een voorbeeld van belangrijke informatie die nog ontbreekt

op. Bijv. ze weet nog niets van de ligging van het hotel af. c Hoe kan ze te weten komen of het bedrijf dat de reizen via

internet aanbiedt, betrouwbaar is? Bijv. door uit te zoeken of het bedrijf is aangesloten bij de ANVR (Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen).

afb. 17

8 Arjan is een grootverbruiker van batterijen en daarom stapt

hij over op oplaadbare batterijen. Hij informeert bij vrienden

welke batterijen hij het beste kan kopen, en hij bekijkt een

vergelijkend warenonderzoek over batterijen (afb. 18).

a Een vriend vertelt hem dat Hapé-batterijen goed zijn.

Waarom is dat niet waar? Bijv. deze batt erij scoort zeer slecht op behoud capaciteit na 130 × opladen.

Introductievragen uit het handboek

1 a Bijv. de Flip Ultra heeft het beste testoordeel.

b Bijv. veel consumenten willen niet te veel afwijken van de smaak en mening van hun vrienden en familie.

2 a Nee, want van deze twee apparaten is de Kodak de beste, maar er zijn betere.

b De Flip Mino scoort op alle punten in de test net iets minder goed dan de Flip Ultra.

c Bijv. de Consumentenbond. 3 a Bijv. de andere apparaten zijn allemaal

beter dan de JVC en sommige daarvan zijn ook goedkoper dan € 144.

b Bekende merken verkopen veel beter dan onbekende merken.

4 a Bijv. men krijgt een niet-besteld pro- duct geleverd en er is geen adres bekend om te klagen; het bij de betaling opgege- ven creditcardnummer wordt misbruikt.

b Bijv. kopen bij bekende webwinkels met een duidelijk adres, en alleen zaken doen met webwinkels die zijn aangesloten bij de Vereniging van Thuiswinkels.

5 a De Sanyo Xacti. b Een vergelijkend warenonderzoek.

Toepassen

6 Reclame wil de consumenten verleiden tot kopen. Een

levensmiddelenfabriek had veel succes met een serie recla-

mespots op de televisie (afb. 16).

a Waardoor is deze reclame een succes? Bijv. de re- clame is grappig en valt daardoor op. b Waarom wordt deze reclame niet als misleidend be-

schouwd? Bijv. er staat geen onjuiste infor- matie in. c Welke reclame heeft jou ooit tot kopen verleid?

Eigen antwoord. d Had je achteraf spijt van deze aankoop? Leg je antwoord

uit. Ja – Nee, want: eigen antwoord.

12

4 Kopen een kunst

539928_Hfdst_1.indd 12539928_Hfdst_1.indd 12 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

d Zet voor elke batterij uit afbeelding 18 een kruisje in af-

beelding 19. De kruisjes moeten de prijzen en testoordelen

van alle batterijen goed weergeven. Schrijf bij elk kruisje het

nummer van de batterij.

e Geldt voor batterijen het gezegde ‘goedkoop is duur-

koop’? Leg je antwoord uit. Ja – Nee, want: batt erijen met ongeveer dezelfde kwaliteit varië- ren sterk in prijs.

afb. 19 Prijs en kwaliteit van oplaadbare NIHM-batterijen

KWAL

ITEI

T

EURO’S

8,5

0

8,07,5

6,57,0

6,05,55,04,5

2,50 3,503,00 4,000 4,50 5,00 5,50 6,00 6,50

123

4

6

10

11

987

5

10 In 2008 bedroeg de totale verkoopopbrengst door aankopen

via internet € 5,5 miljard. In 2009 steeg deze verkoopop-

brengst met 17%. De verkopen via internet waren in 2009

7% van de totale verkoopopbrengst van alle winkels bij

elkaar.

a Voor welk bedrag kochten consumenten in 2009 produc-

ten via internet? € 5,5 miljard + 17% van € 5,5 miljard = € 6.435 miljoen b Hoeveel bedroeg de totale omzet van alle winkels bij

elkaar in 2009? Rond je antwoord af op miljarden euro’s.

€ 6.435 miljoen : 7 × 100 = € 92 miljard c Schrijf het risico van een aankoop via een online-winkel

op. Bijv. het product wordt niet op tijd geleverd.

Maak rekentrainer 1C op bladzijde 20.

→ Thuiswerkopdracht 1.4 staat op bladzijde 22 in je HB.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

CONSUMPTIE

b Waarom kan zijn vriend deze batterij toch goed vinden?

Bijv. de prijs is laag en hij heeft ze nog maar een paar keer opgeladen. c De winkelier raadt Sony-batterijen aan. Is dit een goed

advies? Leg je antwoord uit. Ja – Nee, want: deze bat- terij heeft het beste testoordeel en is goedkoper dan de meeste andere bat- terijen. d Waarom zal niet elke winkelier dit advies geven? Bijv. niet elke winkelier heeft deze batt erijen in zijn winkel.

afb. 18

Vergelijkend warenonderzoek oplaadbare NIMH-batterijen (hoge capaciteit, in verpakkingen van 4 stuks)

merk en type

prijs

per

stu

k

test

oord

eel

gebr

uiks

duur

behoud capaciteit na

50 ×

lade

n

130

× la

den

capa

cite

it z

onde

r ge

brui

k

1 Sony NH-AA-B4F € 3,50 8,2 8,7 8,7 6,7 6,7

2 Sanyo HR-3U-4BP € 5,75 7,9 8,4 8,4 7,4 5,0

3 Duracell DC 1500 € 4,50 7,7 8,2 8,5 6,4 5,1

4 GP 270AAHC € 4,75 7,4 8,1 7,8 5,1 6,4

5 Varta 56766 € 6,25 7,2 8,8 8,8 7,4 3,4

6 Hema MP3/41210681

€ 3,75 6,7 6,9 6,4 6,3 6,9

7 Philips R6NM € 4,25 6,5 8,3 8,2 6,2 3,4

8 Ansmann 2850 € 5 6,5 8,2 8,1 7,0 1,6

9 Panasonic 4BP260 € 4,50 6,2 7,8 7,9 4,2 6,5

10 Hapé AR-6S € 2,50 5,5 7,6 6,6 1,4 6,7

11 Hähnel 2700 mAh € 3,25 4,7 7,6 7,3 3,3 3,6

* De gegevens zijn niet meer actueel. De getallen geven een beoordeling weer tussen de 1 en de 10.

9 Arjan wil zijn batterijen zo veel mogelijk gebruiken. Daarom

wil hij batterijen die ten minste een 7 scoren nadat ze 130

keer opgeladen zijn. Hij wil niet meer dan € 5,50 per stuk

betalen. Bekijk afbeelding 18 nog eens.

a Welke batterij voldoet aan de wensen van Arjan? Ans- mann-batt erijen. b Druk de prijs van de goedkoopste batterij uit in procenten

van de duurste. € 2,50 : € 6,25 × 100 = 40% c Waarom wordt het prijsverschil tussen de Varta-batterij

en de Duracell-batterij niet gerechtvaardigd door een kwali-

teitsverschil? De Duracell-batt erij is goed- koper en toch beter dan de Varta- batt erij.

13

539928_Hfdst_1.indd 13539928_Hfdst_1.indd 13 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

c Van welke groep volwassenen kan de rechter een koop-

overeenkomst ongeldig verklaren? Volwassenen die onder curatele zijn gesteld.

7 Priscilla is kwaad na haar miskoop. Ze heeft de Consumen-

tenbond ingeschakeld. Lees haar vraag aan de Consumen-

tenbond (afb. 20).

a Wat zal de Consumentenbond geantwoord hebben? Je

hebt wel – geen recht op een nieuw badpak, want: de winkelier is verplicht om een deugdelijk product te leveren. b Stel dat de winkelier haar een tegoedbon geeft. Handelt

de winkelier dan juist? Leg je antwoord uit. Ja – Nee, want:

met die tegoedbon kan ze een nieuw badpak kopen.

afb. 20

8 Hasret heeft een vliegreis geboekt. Bij aankomst op de

luchthaven blijkt er geen vliegtuig meer naar zijn bestem-

ming te vertrekken. Hij wil zijn geld terug van het reisbu-

reau. Het reisbureau is niet aangesloten bij de SGR (afb. 21).

a Waarom heeft Hasret recht op teruggave van zijn geld?

Het reisbureau heeft niet aan de leve- ringsplicht voldaan. b Waarom kan het veel moeite kosten om het geld terug te

krijgen? Het reisbureau is niet aangeslo- ten bij de SGR. c Schrijf twee manieren op waarop Hasret kan proberen

zijn geld terug te krijgen. Bijv. de zaak aan een geschillencommissie voorleggen, de rechter of een consumentenorganisatie inschakelen.

Introductievragen uit het handboek

1 a Eigen antwoord.

b Ja, want zijn aanmelding voor de cur- sus is een koopovereenkomst en die m oet hij nakomen.

2 a Nee, want kopen via internet valt niet onder de Colportagewet, en de zeven dagen bedenktijd uit de Wet Koop op afstand is op 12 mei voorbij.

b Bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

3 a Bijv. dan zullen veel bedrijven niet meer het risico nemen om aan minderjarigen te verkopen.

b Omdat de verkoper van het zwembad kan weten dat de ouders hier niet zomaar mee akkoord gaan.

4 a De plicht om een goede instructie-dvd te leveren.

b Ja, want de koop blijft geldig en Info- Catering heeft de dvd geleverd.

5 Er is sprake van bedrog, want het fi lmpje is geen instructiefi lm, maar een promotiefi lm.

Toepassen

6 Simon is elf jaar en een fanatiek gamer. Hij heeft van zijn

spaargeld de nieuwste PlayStation, enkele games en een

extra controller gekocht om de strijd met zijn vriendjes aan

te gaan. Zijn ouders zijn het niet eens met deze aankopen.

a Is zijn koopovereenkomst geldig? Leg je antwoord uit.

Ja – Nee, want: de rechter gaat ervan uit dat minderjarigen weten wat ze doen als ze iets kopen. b Kunnen de ouders van Simon de overeenkomst ongedaan

maken? Leg je antwoord uit. Ja – Nee, want: talloze kin- deren van elf jaar kopen een PlayStation met toebehoren. De verkoper kan niet weten dat de ouders het er niet mee eens zijn.

14

5 Spijt achteraf

539928_Hfdst_1.indd 14539928_Hfdst_1.indd 14 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

c Stel, hij koopt een jas tijdens een houseparty. Kan hij dan

na acht dagen nog van de koop af? Leg je antwoord uit.

Ja – Nee, want: de koop valt onder colportage en dan is er acht dagen bedenktijd.

11 Schrijf op of er sprake is van bedreiging, dwaling of bedrog

in de volgende situaties.

a Mieke belegt haar geld via een fi nancieel adviseur. Het

gaat volgens hem om een superveilige belegging bij een

bekende, grote bank met een winst van ten minste 50% per

jaar. Hier is sprake van: bedrog. b De adviseur belt haar met de mededeling dat ze geld

moet bijstorten. Hij zegt dat de bank anders waarschijnlijk

een deurwaarder gaat inschakelen. Hier is sprake van:

bedreiging. c De adviseur adviseert haar een lening af te sluiten om

extra geld te kunnen beleggen. Ze gaat hierop in, want ze

denkt op die manier meer rente te krijgen. Hier is sprake

van: dwaling. d De oplossing van de rebus hierna (afb. 23) is een ver-

standig advies van een fi nancieel adviseur. Dit advies is:

Beleg nooit in wat je niet begrijpt.

afb. 23

→ Thuiswerkopdracht 1.5 staat op bladzijde 22 in je HB.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

CONSUMPTIE

afb. 21

9 Jozua koopt een scheerapparaat met garantie (afb. 22).

a Hij merkt onder het scheren dat het apparaat een verve-

lend bijgeluidje heeft. Hij brengt het apparaat terug voor

reparatie. Valt deze reparatie onder de garantie? Leg je ant-

woord uit. Ja – Nee, want: het geluidje heeft geen invloed op de werking van het apparaat. b Twee weken later laat hij het scheerapparaat vallen. Het

apparaat ligt in stukken uiteen. Valt deze schade onder de

garantie? Leg je antwoord uit. Ja – Nee, want: de scha- de is veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik.

afb. 22

10 Peter vult een bestelbon van een postorderbedrijf in. Hij

koopt een jas van € 69. De jas wordt twee dagen later be-

zorgd. Acht dagen na de bestelling heeft Peter spijt van zijn

aankoop, hij heeft een mooiere jas voor een lagere prijs in

de winkel zien hangen.

a Hij maakt de koop bij het postorderbedrijf meteen onge-

daan. Waardoor is dit nog mogelijk? Het is zes dagen na de levering en hij heeft hiervoor zeven dagen de tijd. b Op grond van welke wet kan hij de aankoop ongedaan

maken? De Wet Koop op afstand.

15

539928_Hfdst_1.indd 15539928_Hfdst_1.indd 15 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

afb. 24

1 2

p 3 w e r k

a 4 b 5 i 6

7 k a t o e n n b

r e 8 i n d i a

m r k l 9 k e u r

Horizontaal

3 Ander woord voor arbeid.

7 Grondstof voor bijvoorbeeld een T-shirt.

8 Groot land in Azië, waar kinderarbeid voorkomt.

9 Een Max Havelaarproduct herken je aan het …merk.

Verticaal

1 Koffi e zit in een ...

2 Is jong en maakt in sommige arme landen lange werkda-

gen.

3 Beroep van iemand in een arm land, die voordeel heeft

van Max Havelaarproducten.

4 Tegenovergestelde van rijk.

5 Bekend schoenenmerk.

6 Rond voorwerp dat in veel sporten wordt gebruikt en

vaak gemaakt wordt door kinderen in arme landen.

7 Alle huishoudelijke apparaten hebben een energielabel.

De apparaten met een A op het label zijn het zuinigst met

energie. Yvonne koopt een vriezer. Op het apparaat zit het

energielabel uit afbeelding 25.

a Koopt Yvonne deze vriezer als ze een zuinig energiever-

bruik heel belangrijk vindt? Leg je antwoord uit. Ja – Nee,

want: vriezers met de energielabels A en B zijn zuiniger met energie. b Een laag energieverbruik is fi nancieel voordelig. Welk

ander voordeel heeft een laag energieverbruik? Het is ook milieuvriendelijk. c Waarom is een fabrikant van vriezers niet echt blij met de

C op het energielabel? Door de C op het label weten consumenten dat er zuiniger en milieuvriendelijker vriezers zijn.

Introductievragen uit het handboek

1 a Bijv. het gebruik van milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen; het opvangen, zuiveren en hergebruiken van het was- water.

b Door het milieukeurmerk van de auto- wasstraat.

2 a Bijv. in een cabriolet kan hij niet met zijn gezin op stap.

b Eigen antwoord. Bijv. ja, want ik vind een buddysit niet mooi. Of nee, ik wil iemand mee kunnen nemen.

3 a Eigen antwoord. Bijv. ja, die gordijnen zijn goedkoop en ik heb geen geld voor dure spullen. Of: nee, ik wil niet meewer- ken aan het uitbuiten van kinderen.

b Bijv. het is ongezond werk, ze maken lange werkdagen, ze werken niet aan een goede toekomst voor zichzelf.

4 a De winkelprijs is hoger, want de fa- brikant berekent de hogere prijs voor de cacaobonen door in de prijs van het product.

b Eigen antwoord. Bijv. ja, het is een klein bedrag extra voor een goed doel. Of: nee, ik wil niet meer betalen voor een product van dezelfde kwaliteit.

5 a Van de Max Havelaarproducten is de verkoop van bananen het grootst.

b De verkoop van chocoladeproducten van Max Havelaar groeit zeer snel.

c Consumenten hebben veel invloed op het aanbod als zij allemaal een bepaald product willen kopen of niet meer willen kopen.

Toepassen

6 Los de kruiswoordpuzzel op (afb. 24). Bij sommige omschrij-

vingen staan puntjes. Hier moet je het juiste woord beden-

ken en invullen in de puzzel.

16

6 Kopen met gevoel

539928_Hfdst_1.indd 16539928_Hfdst_1.indd 16 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

10 Yvette is kritisch over wat ze eet en drinkt. Ze kiest voedings-

middelen met minder toegevoegde suikers, minder zout en

minder verzadigd vet en met meer voedingsvezels dan in

vergelijkbare producten. Daarom let ze op een gezondheids-

keurmerk op de verpakking.

a Bekijk afbeelding 27. Welk kuipje margarine uit deze

afbeelding kiest ze? Leg je antwoord uit. Het kuipje Blue Band Goede Start want deze heeft het gezondheidskeurmerk. b Waarom kiezen veel mensen voor producten met een

gezondheidskeurmerk? Bijv. ze willen gezond blijven en oud worden. c Sommige mensen letten niet op zo’n keurmerk. Wat kan

een reden daarvoor zijn? Bijv. ze willen eten wat ze lekker vinden. d Van de twee kuipjes margarine in afbeelding 27 is Blue

Band Goede Start het duurst. Welke van de twee zou jij

kiezen? Leg je antwoord uit.

Eigen antwoord.

B

afb. 27

A

Maak rekentrainer 1D op bladzijde 21.

→ Thuiswerkopdracht 1.6 staat op bladzijde 22 in je HB.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

CONSUMPTIE

afb. 25

8 Een bakker verkoopt jaarlijks 18.000 broden voor € 1,50 per

stuk. De verkoopopbrengst van zijn overige producten be-

draagt € 57.000. Het totaal aan kosten bedraagt € 62.000.

a Bereken de jaarwinst van deze bakker. 18.000 × € 1,50 + € 57.000 – € 62.000 = € 22.000 b De bakker schakelt over op meel van milieuvriendelijk ge-

teeld graan. Hij vraagt nu € 2,50 per brood. Zijn afzet daalt

tot 12.000 broden. Zijn overige verkoopopbrengsten dalen

met € 10.000 en zijn bedrijfskosten dalen met € 3.000.

Bereken de winst of het verlies van de bakker na de omscha-

keling. 12.000 × € 2,50 + € 47.000 – € 59.000 = € 18.000 winst c De bakker overweegt om weer gewoon meel in zijn brood

te verwerken. Hoe kunnen de consumenten hem van dit plan

afbrengen? Door meer brood van milieuvrien- delijk geteeld graan bij hem te kopen.

9 Keurmerken bevatten informatie voor de consument. Schrijf

de betekenis op van de keurmerken in afbeelding 26.

1: Voor de grondstoff en van dit product is een redelijke prijs betaald. 2: Dit product is zonder kinderarbeid geproduceerd. 3: Dit product is op milieuvriendelijke wijze geproduceerd.

afb. 262

1

3

17

539928_Hfdst_1.indd 17539928_Hfdst_1.indd 17 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

afb. 28 Vraag naar en aanbod van aardbeien

PRIJS

PER

500

GRA

M IN

EU

RO’S

KILO’S AARDBEIEN

4,00

0

3,50

3,00

2,50

2,00

1,00

1,50

0,50

200100 8003000 400 500 600 700

gevraagde hoeveelheid aangeboden hoeveelheid

7 Gebruik de gegevens in afbeelding 28 nog eens.

a Stel, de prijs van vijfhonderd gram aardbeien is € 3. Hoe

hoog is de vraag bij deze prijs en hoe hoog is het aanbod?

De vraag is 200 kilo en het aanbod is 350 kilo aardbeien. b Hoe groot is het verschil tussen de vraag en het aanbod

bij deze prijs? 350 kilo – 200 kilo = 150 kilo aardbeien c Wat gebeurt er met de prijs bij dit verschil tussen de

vraag en het aanbod? Leg je antwoord uit. De prijs gaat

dalen – stijgen, want: de aanbieders moeten met een lagere prijs genoegen nemen om al hun aardbeien te verkopen. d Een week later is er weer groentemarkt, maar dan regent

en stormt het. Wat gebeurt er dan met de vraag naar aard-

beien op de groentemarkt? De vraag naar aard- beien daalt. e Stel, het aanbod van aardbeien op de groentemarkt blijft

die dag gelijk. Wat gebeurt er dan met de prijs? Leg je ant-

woord uit. De prijs gaat dalen – stijgen, want: de vraag is kleiner dan het aanbod.

8 Tarwe is de grondstof van brood. Lees het krantenbericht

(afb. 29).

a Waarom wilde Rusland geen graan meer verkopen aan

andere landen? Veel oogsten waren mislukt en daarom wilden ze de overgebleven tarwe voor hun eigen voedselvoorziening gebruiken. b Waarom ging de tarweprijs in Nederland omhoog? Ge-

bruik de woorden ‘vraag’ en ‘aanbod’ in je antwoord. Het aanbod van tarwe daalde, terwijl de vraag gelijk bleef. c Waarom ging ook de broodprijs omhoog? Bijv. bakkers hebben hogere inkoopkosten en verhogen daarom de broodprijs.

Introductievragen uit het handboek

1 a 100 kilo. b 400 kilo. c Ja, want bij een lagere prijs zou ze de

aardbeien wel kopen. 2 a Een hoge prijs die hem veel winst ople-

vert. b Het aanbod stijgt, want bij een prijs

van € 1 is het aanbod 150 kilo en bij een prijs van € 3,50 is het aanbod 400 kilo.

3 a Groot. b De marktkooplui verlagen de prijs. c Bij een hogere prijs raken ze de inge-

kochte aardbeien niet kwijt. 4 a Bijv. hij heeft aan een paar klanten

genoeg, want er zijn maar weinig van deze aardbeien te koop.

b De prijs van aardbeien stijgt. 5 a Bijv. een groentewinkel, een super-

markt. b Ja, want als ze een te hoge prijs

vragen, kunnen hun klanten elders aard- beien kopen.

c De markt voor aardbeien.

Toepassen

6 In afbeelding 28 zijn de gegevens over de vraag naar en het

aanbod van aardbeien uit opgave 1 en 2 gecombineerd.

a Stel, de prijs van vijfhonderd gram aardbeien is € 2. Hoe

hoog is de vraag bij deze prijs en hoe hoog is het aanbod?

De vraag is 400 kilo en het aanbod is 250 kilo aardbeien. b Hoe groot is het verschil tussen de vraag en het aanbod

bij deze prijs? 400 kilo – 250 kilo = 150 kilo aardbeien c Wat gebeurt er met de prijs bij dit verschil tussen de

vraag en het aanbod? Leg je antwoord uit.

De prijs gaat dalen – stijgen, want: de aanbieders verkopen hun aardbeien ook als de prijs hoger is dan € 2.

18

7 Zomerkoninkjes

539928_Hfdst_1.indd 18539928_Hfdst_1.indd 18 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

de prijs steeg. Dat betekent dat de vraag groter was dan het aanbod en de verkopers hun huizen snel kwijtraakten.

10 De productie van koffi e kan kleiner zijn dan de consumptie.

In dat geval dalen de koffi evoorraden. Bekijk het staafdia-

gram (afb. 31).

a In welke twee jaren daalde het aanbod van koffi e? Leg je

antwoord uit. In 2007 en 2009, want toen daalde de productie van koffi e. b Schrijf twee oorzaken op van een daling van het aanbod

van koffi e. Bijv. producenten gaan andere gewassen verbouwen, een misoogst. c In welk jaar uit het diagram daalde de koffi eprijs? Leg je

antwoord uit. 2008, want toen steeg de productie meer dan de consumptie. Dit duidt erop dat het aanbod groter was dan de vraag. d In 2010 waren veel koffi ehandelaren bang voor abnor-

maal lage temperaturen in Brazilië. Daar zou de koffi eoogst

kunnen mislukken. Welke verwachting hadden de koffi ehan-

delaren over de koffi eprijs? Leg je antwoord uit.

Ze verwachtt en een stijging van de koffi eprijs, want door een misoogst daalt het aanbod van koffi e. e Stel, een koffi ehandelaar verwacht dat de koffi eprijs gaat

stijgen. Wil hij dan meer koffi e kopen of juist minder? Leg je

antwoord uit. Bijv. meer koffi e, want in de toe- komst zal hij er meer geld voor krijgen.

afb. 31 Productie en consumptie van koffie,wereldwijd

VERA

ND

ERIN

G IN

%

6

2007

420

–2–4–6–8

–102008 2009

productie consumptie

Maak rekentrainer 1E op bladzijde 21.

→ Thuiswerkopdracht 1.7 staat op bladzijde 22 in je HB.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Maak de adviestoets bij dit hoofdstuk.

Maak in overleg met je docent de eindtoets bij dit hoofd-

stuk.

CONSUMPTIE

Amsterdam – De tarweprijs schoot vrijdagochtend zo’n

6% omhoog, doordat de Russische president Poetin had

laten weten dat Rusland in de komende maanden geen

tarwe meer zal exporteren naar andere landen. De nieuwe

regel zal in ieder geval tot 31 december 2010 van kracht

zijn. Rusland heeft te kampen met enorme droogte en

daardoor zijn veel oogsten mislukt. De prijs van tarwe

steeg de afgelopen week met meer dan 25%. Sinds begin

juli is de tarweprijs al met meer dan 80% gestegen.

afb. 29

afb. 30

Gemiddelde woningprijs bestaande bouwjaar prijs2004 € 214.9002005 € 224.0002006 € 235.2002007 € 243.6002008 € 243.4002009 € 225.3002010 € 218.100

9 Bekijk afbeelding 30. In 2010 stonden er veel meer huizen te

koop dan in 2009 en 2008.

a Wat betekende dit voor de vraag naar woningen en het

aanbod van woningen? Het aanbod van wo- ningen steeg na 2008 harder dan de vraag naar woningen. b Verklaar de verandering van de gemiddelde woningprijs

na 2008. Bijv. de prijs daalde doordat de vraag naar woningen kleiner was dan het aanbod. c In sommige jaren staan woningen gemiddeld lang te

koop en in andere jaren zijn ze na korte tijd verkocht. Werd

tussen 2004 en 2007 de tijd dat woningen te koop staan

langer of korter? Leg je antwoord uit. Korter, want 19

539928_Hfdst_1.indd 19539928_Hfdst_1.indd 19 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

1C Zoeken in een vergelijkend warenonderzoek

→ Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 13 op blz. 166

16GB mp3-spelers*

prijs in €

totaal test-00rdeel **

geluids-kw

aliteit**

duurzaam-

heid**

speelduur muziek

in uren

Sony NWZ-

A845

€ 200 7,2 7,3 6,7 27

Philips Go-

Gear Ariaz

€ 110 7,1 5,8 7,0 46,5

Sony NWZ-

S545

€ 140 7,1 5,2 7,7 52

Creative

Zen X-Fi

€ 130 7,0 5,8 8,3 38

Apple iPod € 160 7,0 7,0 8,0 35,5Philips Go-

Gear Muse

€ 150 6,9 5,2 6,4 35

Sony NWZ-

E445

€ 130 6,9 5,2 7,0 37,5

Creative

Zen MX

€ 100 6,3 4,0 6,4 45,5

Creative

Zen X-Fi2

€ 140 5,5 6,7 5,3 29

Marquant

MMP4***

€ 50 4,5 3,1 4,9 12

* De gegevens zijn niet meer actueel.** De getallen geven een beoordeling weer tussen de 1 en de 10.*** Geen radio.

Welke mp3-speler is voor jou de beste keus?

• Je wilt een mp3-speler van maximaal € 150 die min-

stens 6,0 scoort op de geluidskwaliteit.

Creative Zen X-Fi2. • Je wilt de goedkoopste mp3-speler met ten minste

35 speeluren en ten minste een score van 5,5 op de

geluidskwaliteit.

Philips GoGear Ariaz. • Je wil de goedkoopste mp3-speler die op alle on-

derzochte kenmerken uit de test 6,0 of meer scoort.

Apple iPod.

1A Volgorde van bewerkingen → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 1 op blz. 163

Bereken de uitkomst.

4 × (€ 4 + € 5) = € 36 7 × € 5 + € 9 = € 44

19 × (€ 9 – € 4) = € 95 € 112 : (€ 8 – € 6) = € 56

€ 225 : (€ 75 + € 50) = € 1,80 € 448 × 4 : 7 – € 8 = € 248

5 × € 3 + (€ 5 + € 21) : 2 = € 28 € 16 + (€ 12 – € 9) × 3 + € 7 = € 32

€ 42 – € 24 : (€ 3 + € 9) + € 25 = € 65 (€ 164 – € 12) × € 12 – € 45 : 15 = € 1.821

1B Afronden van uitkomsten → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 2 op blz. 163

Rond af op een heel getal.

€ 25,33 = € 25 € 134,3568 = € 134

€ 95,5 = € 96 € 256,724 = € 257

Rond af op één cijfer achter de komma.

5,87% = 5,9% 67,15% = 67,2% 81,14% = 81,1% 14,91% = 14,9%

Rond af op twee cijfers achter de komma.

€ 217,799 = € 217,80 € 8,015 = € 8,02

€ 45,741 = € 45,74 € 1.252,834 = € 1.252,83

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

20

Rekentrainer

539928_Hfdst_1.indd 20539928_Hfdst_1.indd 20 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Hoeveel is de aankoopprijs van een ton cacao-bonen in dollars?datum prijs

1 januari $ 3.450 1 maart $ 3.050 30 april $ 3.400

30 september $ 2.900 31 december $ 3.100

Bereken de prijsstijging of prijsdaling van een ton cacaobonen in dollars.periode prijsverschil

1 januari t/m 31 december $ 350 daling 1 januari t/m 1 maart $ 400 daling

1 maart t/m 31 mei $ 200 stijging 30 juli t/m 1 oktober $ 400 daling

1 maart t/m 30 november $ 200 daling

1D Zoeken in een staafdiagram → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 10 op blz. 165

Omzet in twee Max Havelaarproducten

koffie

bananen

50

40

30

20

10

0

Fair trade winkel 1 Fair trade winkel 2

bananen

koffie

EURO

’S

1.0

00

Zoek de antwoorden in het staafdiagram hierboven.

• Hoeveel omzet maakt fair trade winkel 1 in bana-

nen?

€ 10.000. • Wie maakt de meeste omzet in bananen, winkel 1 of

winkel 2?

Winkel 2. • Hoeveel omzet maakt winkel 1 minder dan winkel 2?

€ 50.000 – € 40.000 = € 10.000 • Hoeveel omzet maakt winkel 2 meer in bananen dan

winkel 1?

€ 30.000 – € 10.000 = € 20.000 • Hoeveel omzet maken winkel 1 en winkel 2 bij elkaar

in bananen?

€ 10.000 + €30.000 = €40.000 • Hoeveel omzet maken winkel 1 en winkel 2 bij elkaar

in koffi e?

€ 30.000 + € 20.000 = € 50.000

1E Zoeken in een lijndiagram → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 12 op blz. 166

dec.

DO

LLAR

S PE

R TO

N (1

.000

KIL

O’S

) 3.450

0

3.4003.3503.3003.2503.2003.1503.100

2.850

3.0503.0002.9502.900

Marktprijzen cacaobonen 2010

nov.okt.sep.aug.jul.jun.meiapr.mrt.feb.jan.

CONSUMPTIE

21

539928_Hfdst_1.indd 21539928_Hfdst_1.indd 21 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

Samenvatting en begrippen

22

Samenvatting

1 Kopen is kiezen

Consumeren is het bevredigen van behoeften.

Soorten behoeften zijn:

• basisbehoeften om gezond in leven te blijven;

• overige behoeften.

Naarmate het inkomen stijgt, ziet de consument door-

gaans:

• meer goederen en diensten als noodzakelijk;

• minder goederen en diensten als een luxe.

Je kunt consumeren door het kopen van producten (goede-

ren en diensten).

Consumeren is beperkt door:

• schaarste in middelen;

• schaarste in tijd.

Door schaarste moeten consumenten prioriteiten stellen.

Basisbehoeften hebben meer prioriteit dan de overige

behoeften.

2 Consumeren met en zonder geld

Je kunt consumeren door:

• producten te kopen;

• zelfvoorziening;

• de natuur;

• het gebruik van collectieve voorzieningen.

De natuur voorziet in de behoefte aan:

• natuurschoon;

• grondstoffen voor de productie.

Voorbeelden van collectieve voorzieningen: de straat, het

park, een halfpipe, openbaar vervoer, onderwijs.

Bij een deel van de collectieve voorzieningen vraagt de

overheid een bijdrage voor het gebruik ervan.

3 Verkopen een kunst

Ondernemers proberen hun verkoopopbrengst te verho-

gen.

Ze hebben een marketingmix van:

• een prijsbeleid (bijvoorbeeld goedkope aanbiedingen);

• een productbeleid (bijvoorbeeld alleen producten van

goede kwaliteit aanbieden);

• een plaatsbeleid (bijvoorbeeld verkopen via internet);

• een promotiebeleid (bijvoorbeeld adverteren in huis-

aan-huisbladen).

Ondernemers houden rekening met hun doelgroep bij het

samenstellen van de marketingmix.

Soorten reclame zijn:

• commerciële reclame;

• ideële reclame.

Jongeren zijn voor veel ondernemers een belangrijke

doelgroep, want:

• jongeren hebben veel geld te besteden;

• jongeren hebben veel invloed op de aankopen bij hun

thuis;

• veel jongeren blijven hun koopgewoonten trouw.

4 Kopen een kunst

Consumenten hebben bij hun aankopen te maken met:

• invloeden uit de omgeving (bijvoorbeeld van vrienden);

• invloeden van bedrijven (bijvoorbeeld merkreclame).

De consument vindt goede informatie:

• bij verschillende winkels (ook webwinkels);

• bij onafhankelijke deskundigen;

• in vergelijkende warenonderzoeken van consumenten-

organisaties.

Consumentenorganisaties:

• houden vergelijkende warenonderzoeken;

• waarschuwen tegen misleidende reclames;

• wijzen op de risico’s van e-commerce.

In een vergelijkend warenonderzoek staat informatie

over:

• de kwaliteit van producten;

• de prijs van producten.

Webwinkels kunnen meedoen aan een gedragscode voor

thuiswinkels.

539928_Hfdst_1.indd 22539928_Hfdst_1.indd 22 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

CONSUMPTIE

23

5 Spijt achteraf

Koper en verkoper sluiten een koopovereenkomst.

Hun rechten en plichten zijn vastgelegd in de algemene

voorwaarden van de verkoper (het bedrijf).

De koper heeft:

• de plicht om te betalen;

• het recht op levering van een deugdelijk product.

Bij levering van een ondeugdelijk product heeft de koper

(in deze volgorde) recht op:

• reparatie van het product;

• een ander exemplaar van dat product;

• het geld terug.

De rechter kan een koopovereenkomst ongeldig verklaren

als er sprake is van:

• een minderjarige koper;

• een onder curatele gestelde koper;

• bedreiging, dwaling of bedrog.

Bij een meningsverschil met de verkoper kan de koper:

• de kwestie voorleggen aan een geschillencommissie;

• juridische bijstand vragen aan een consumentenorgani-

satie.

Bij colportage:

• is een schriftelijk contract verplicht;

• heeft de koper acht dagen bedenktijd, tenzij het bedrag

minder dan € 34 is.

Bij koop op afstand:

• moet de verkoper voldoende informatie geven over zich-

zelf en het product;

• moet de verkoper het product binnen dertig dagen leve-

ren;

• heeft de koper van een goed zeven dagen bedenktijd na

de levering.

6 Kopen met gevoel

Consumenten kunnen bij hun aankopen rekening houden

met:

• andere mensen;

• het milieu;

• de armoede in ontwikkelingslanden;

• kinderarbeid in ontwikkelingslanden.

Informatie over de aard van het product vindt de consu-

ment op keurmerken en labels, zoals:

• het milieukeur (bij milieuvriendelijke producten);

• een garantielabel tegen kinderarbeid;

• het Max Havelaarkeurmerk (op producten waar een

redelijke prijs voor de grondstoffen is betaald).

De invloed van consumenten op wat er geproduceerd

wordt, is:

• groot als ze met velen voor een product kiezen;

• klein als ze met weinigen voor een product kiezen.

7 Zomerkoninkjes

Als de prijs hoger wordt:

• daalt de vraag;

• stijgt het aanbod.

Als de vraag groter is dan het aanbod, stijgt de prijs.

Als de vraag kleiner is dan het aanbod, daalt de prijs.

De markt van een product bestaat uit:

• alle vraag naar dat product bij elkaar;

• alle aanbod van dat product bij elkaar.

→ Ga verder met begrippen op de volgende bladzijde.

539928_Hfdst_1.indd 23539928_Hfdst_1.indd 23 19-9-11 9:2819-9-11 9:28

Begrippen

1 Kopen is kiezenbehoefte

Het gemis van iets dat nodig is om een wens te vervul-

len.

consumeren

Het bevredigen van een behoefte.

schaarste

Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te

voorzien.

prioriteit

Dat wat het belangrijkste is voor iemand.

2 Consumeren met en zonder geldproduceren

Iets doen of maken voor de bevrediging van behoef-

ten.

zelfvoorziening

De onbetaalde productie voor de eigen behoeften door

jezelf of door mensen uit je omgeving.

collectieve voorziening

Overheidsvoorziening die geheel of grotendeels be-

taald wordt van belastinggeld.

3 Verkopen een kunstmarketing

De kunst van het verkopen.

doelgroep

Een groep consumenten waaraan een bedrijf wil ver-

dienen.

ideële reclame

Reclame die een idee wil verspreiden of gedrag wil

veranderen zonder de bedoeling daar geld mee te

verdienen.

marketingmix

De combinatie van prijsbeleid, productbeleid, plaats-

beleid en promotiebeleid.

24

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen

4 Kopen een kunstmerkreclame

Reclame die gericht is op het bekender maken van een

merk.

e-commerce

De koop en verkoop van producten via internet.

vergelijkend warenonderzoek

Een test van verschillende merken en typen van het-

zelfde product.

5 Spijt achterafkoopovereenkomst

De overeenstemming tussen koper en verkoper over de

aankoop van een product.

algemene voorwaarden

De officieel vastgestelde rechten en plichten van de

koper en de verkoper.

deugdelijk product

Product dat bij normaal gebruik voldoet aan de ver-

wachtingen die je ervan mag hebben.

6 Kopen met gevoelkeurmerk

Een merkteken waaruit blijkt dat een product aan

bepaalde eisen voldoet.

7 Zomerkoninkjesvraag

De hoeveelheden di e kopers willen kopen bij verschil-

lende prijzen.

aanbod

De hoeveelheden die verkopers willen verkopen bij

verschillende prijzen.

markt

Het geheel van vraag naar en aanbod van een product

bij elkaar.

539928_Hfdst_1.indd 24539928_Hfdst_1.indd 24 19-9-11 9:2819-9-11 9:28