Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

36
Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de behandeling

Transcript of Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Page 1: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Antwoorden op de meest gesteldevragen over...

...trombose en de behandeling

Page 2: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

2

Page 3: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Inhoudsopgave

HOE WERKT DE TROMBOSEDIENST? 4

WISSELENDE INR? HOE KOMT DAT? 6

VAKANTIE EN ANTISTOLLING, EEN AANTAL TIPS 9

BOEZEMFIBRILLEREN DEEL 1 11

BOEZEMFIBRILLEREN DEEL 2: CARDIOVERSIE 12

KINDERWENS EN

ORALE ANTISTOLLINGSBEHANDELING 13

ORALE ANTISTOLLING BIJ HET GEBRUIK

VAN ANDERE MEDICIJNEN 16

DUUR VAN DE ANTISTOLLINGSBEHANDELING 18

ANTISTOLLING EN UW LEVENSSTIJL 19

INFORMATIE OVER STOLLING EN ANTISTOLLING 21

DE TROMBOSEDIENST EN HET GEBRUIK VAN

ZELFMEETAPPARATUUR 26

DE MEEST GESTELDE ’VAKANTIE’ VRAGEN

OVER TROMBOSE 28

HOE KUNT Ù DE TROMBOSESTICHTING

NEDERLAND FINANCIEEL STEUNEN? 34

3

Page 4: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

HOE WERKT DE TROMBOSEDIENST?

Wanneer uw arts u antistollingsmiddelen (fenprocou-

mon of acenocoumarol) voorschrijft, moet uw bloed

regelmatig gecontroleerd worden. De Trombosedienst

verzorgt deze controles.

De Trombosedienst heeft in bijna iedere stad - en in veel

dorpen - een prikpost. Als dat medisch noodzakelijk is kan

de bloedafname zonodig bij u aan huis plaatsvinden.

De dosering van een antistollingsmiddel is indivi-

dueel. Aan de hand van laboratoriumtests en de

medische informatie wordt een persoonlijke

dosering vastgesteld. Een regelmatige controle

van het bloed is echter noodzakelijk, omdat

allerlei andere medicijnen, ziektes en uw levens-

stijl de bloedstolling kunnen beïnvloeden.

Niet alleen bloedcontrole is van belang, maar ook het

persoonlijke contact dat u met onze medewerkers heeft.

Hierdoor blijven we op de hoogte van (wijzigingen in) uw

persoonlijke situatie en kunnen daar rekening mee

houden bij de doseringsadviezen. Het is daarom ook

belangrijk dat u veranderingen in uw gezondheidssituatie

(bv. ziektes, opnames, ingrepen, medicijnwijzigingen,

bloedingen) spontaan meldt aan de Trombosedienst

wanneer deze tussen twee controles plaatsvinden.

Zonodig kan dan extra controle ingelast worden.

4

Page 5: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

In het laboratorium van de Trombosedienst wordt in

het bloedmonster de INR*-waarde bepaald (maat voor

de bloedstolling).

De arts van de Trombosedienst bepaalt vervolgens aan de

hand van de laboratoriumuitslag en de actuele medische

gegevens van de patiënt de juiste hoeveelheid van het

antistollingsmiddel en de controletermijn.

Binnen 24 uur verstuurt de Trombosedienst het

doseringsadvies samen met een datum waarop

weer een controle moet plaatsvinden. Als het

nodig is, wordt u telefonisch op de dag van de

bloedafname benaderd.

Advies over ziektes, gebruik van andere medicij-

nen, bloedingen, ingrepen en andere problemen of

vragen met betrekking tot de antistollingsbehandeling? De

Trombosedienst is ook telefonisch bereikbaar en de mede-

werkers staan u graag te woord.

5

* Wat is INR?

De eenheid waarin de uitslag van de stollingsbepaling wordt weergegeven

heet INR (International Normalized Ratio). De INR is een maat waarmee de

mate van antistolling wordt weergegeven. Deze maat is internationaal

vastgesteld. De INR moet zich altijd binnen een bepaalde marge bevinden.

Deze marge is afhankelijk van de aandoeningen waarvoor u bij de trombose-

dienst onder behandeling bent.

Page 6: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

WISSELENDE INR? HOE KOMT DAT?

Waarom schommelen de uitslagen?

Als u onder behandeling van de Trombosedienst bent

weet u uit eigen ervaring dat de INR kan variëren. Soms

is de oorzaak duidelijk, bijvoorbeeld als vergeten wordt

de tabletten in te nemen. In andere gevallen is de oorzaak

minder duidelijk. Omdat bij iedereen tijdens de behandeling

de INR kan variëren is het noodzakelijk de instelling regel-

matig te controleren. Bij stabiele instelling zal de controle

mogelijk eens per zes weken kunnen plaatsvinden en bij

een mindere stabiele instelling vaker (soms zelfs

twee maal per week).

De volgende factoren

hebben invloed op de INR:

Dagelijkse inname: De dagelijkse inname is

vaak dermate vanzelfsprekend dat deze nauwe-

lijks in het geheugen blijft hangen. Juist daarom is

het goed direct na inname de dosis op de kalender door te

strepen, zodat u bij een te lage INR er zeker van kunt zijn

dat alle tabletten zijn ingenomen. Mocht u de tabletten

eens vergeten zijn dan is het belangrijk dit te melden

aan de Trombosedienst (tijdens kantooruren zodra u dit

gemerkt hebt). Zonodig kan dan uw dosering aangepast

worden, zodat u toch binnen de streefwaarden blijft.

6

Page 7: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Tijdstip van inname: Acenocoumarol is na een uur of

tien grotendeels uit het lichaam verdwenen. Hoewel

het effect van acenocoumarol langer dan een dag

aanhoudt, is het medicijn zelf gedurende een deel van de

dag dus niet actief! Voor een stabiele instelling is het

noodzakelijk dat deze perioden zo gelijkmatig mogelijk

zijn, daarom is het belangrijk acenocoumarol op een vast

tijdstip van de dag in te nemen (bij voorkeur bij het avond-

eten).

Hoewel fenprocoumon veel langer actief blijft

adviseren we ook daarvoor inname op een

vaste tijd rond de avondmaaltijd (18.00 uur).

Zonodig kan dan nog dezelfde dag de dose-

ring aangepast worden als op de dag van

controle door de Trombosedienst een afwijkende

uitslag wordt gevonden.

Andere geneesmiddelen: Geneesmiddelen kunnen de

werking van fenprocoumon en acenocoumarol versterken

of verzwakken. Daarom is het van belang dat u het

gebruik van andere geneesmiddelen, ook de geneesmid-

delen die u bij de drogist kunt verkrijgen, meldt bij uw

Trombosedienst.

7

Page 8: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Voeding: De gevoeligheid voor antistolling is afhan-

kelijk van de hoeveelheid vitamine K in de voeding. Wij

adviseren om die reden dagelijks en gevarieerd verse

groenten te eten, dan zal de invloed op de antistolling

gering zijn. (Zie Antistolling en uw levensstijl).

Alcohol: De lever produceert stollingseiwitten. Alles wat de

lever beïnvloedt, beïnvloedt daarom de stolling. Alcohol-

gebruik dus ook. Een gezonde lever kan een stootje

hebben.

Een gematigde alcoholinname (1 - 2 consumpties

per dag) kan dus bij een antistollingsbehande-

ling. Wanneer de lever ziek is, is alcohol van

grotere invloed. U moet uw alcoholgebruik

dan sterk beperken of stoppen. (Zie Antistolling

en uw levensstijl).

Lichamelijke en geestelijke gesteldheid: Ernstige ziektes of

ziektes met koorts en operaties vergroten de gevoeligheid

voor antistolling. Ook bij stress en spanning vermindert de

behoefte aan antistolling. Bij veel lichaamsbeweging

wordt de behoefte aan antistolling juist groter. Heftige

diarree kan de INR sterk verstoren, waardoor de behoefte

groter wordt. Bij een verminderde werking van hart,

lever of nieren is de afbraak van de antistolling

vertraagd, waardoor de behoefte kleiner wordt.

8

Page 9: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Op vakantie heeft u vaak een ander leefpatroon, waar-

door uw INR verstoord kan raken. Uitgangspunt van de

Trombosedienst: ook op vakantie een veilige behandeling.

Wees voorbereid Informeer uw Trombosedienst tijdig

over uw vakantieplannen. Alleen dan kunnen controles goed

worden gepland en is een controle op uw vakantie-adres wel-

licht te voorkomen. Is een verre bestemming verstandig als u

net met de behandeling bent begonnen en nog vaak

gecontroleerd wordt? Overleg hierover met uw huis-

arts of specialist én met uw Trombosedienst.

Kalender mee Neem altijd uw doseerkalender

mee voor de gegevens over uw behandeling en

vraag de Trombosedienst om een vakantiebrief in

de taal van het land van bestemming. Zo kan een

buitenlandse arts u helpen bij controles of problemen.

Prikken tijdens vakantie In eigen land kunt u door-

verwezen worden naar een andere Trombosedienst. In het

buitenland zijn vrijwel geen trombosediensten. Voor

controle in het buitenland zult u zich meestal moeten

wenden tot een ziekenhuis of een laboratorium, waar

controle van de INR kan plaatsvinden en mogelijk een

doseringsadvies kan worden afgegeven. U kunt ook

vanuit het buitenland de gevonden INR doorbellen of

faxen aan uw Trombosedienst in Nederland.

9

VAKANTIE EN ANTISTOLLING, EEN AANTAL TIPS

Page 10: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Uw eigen Trombosedienst geeft u dan een doserings-

advies. Indien u voor dit laatste kiest is het het beste dit

tevoren met uw Trombosedienst te overleggen.

Veranderende INR tijdens vakantie

Tijdens de vakantie is er vaak een ontregeling van de anti-

stolling. Let op de volgende zaken:

Fouten met innemen: Houd op een vreemde plek toch de

juiste tijd en dosering aan. Hoogteverschillen: Langdurig

verblijf boven de 3000 meter kan de INR beïnvloeden.

Tijdsverschillen: Als er grote tijdsverschillen bestaan kan

dat een probleem zijn bij het goed en regelmatig

innemen. Afhankelijk van het tijdsverschil en de

tijd dat u op uw vakantiebestemming blijft kunt

u òf de Nederlandse tijd van inname aanhouden

of in de loop van enkele dagen steeds meer de

lokale tijd aanhouden. Temperatuurverschillen:

Hogere temperaturen kunnen gevolgen hebben

voor de INR. Alcoholgebruik: Op vakantie drinken we

vaak meer, wat leidt tot schommelingen van de INR. Drink

daarom ongeveer dezelfde hoeveelheid als thuis (maximaal

2 consumpties per dag). Darminfecties: Heftige diarree kan

de INR sterk verstoren. Wanneer dit langer dan 2-3 dagen

duurt, moet u zeker de INR extra laten controleren.

Bloedingen tijdens uw vakantie?

Krijgt u ineens blauwe plekken, heftige bloedneuzen

of andere onverwachte bloedingen? Dan is uw INR

misschien te hoog. Laat deze direct controleren.

10

Page 11: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

BOEZEMFIBRILLEREN DEEL 1

Wat is boezemfibrilleren?

Het hart heeft twee harthelften. De rechter harthelft

pompt zuurstofarm bloed naar de longen. In de longen

wordt dit bloed van zuurstof voorzien. Daarna gaat het

via de longader naar de linker harthelft. De linker hart-

helft pompt vervolgens het zuurstofrijke bloed door het

lichaam. Iedere harthelft heeft een boezem en een kamer.

Normaal pompen zowel de boezem als de kamer met

ongeveer 60 - 80 slagen per minuut. Het hart wordt dan

bij iedere slag volledig leeggepompt. Soms

beweegt de boezem echter zo snel dat het niet

meer lukt om deze volledig leeg te pompen in

de kamer. De kamer klopt dan in een ander

(onregelmatig) ritme dan de boezem. Dit

noemen we boezemfibrilleren.

Waarom antistollingsmedicijnen?

Wanneer het hart zichzelf niet meer volledig leegpompt,

blijft er “wat bloed in het hart stilstaan”. In dat bloed kan

makkelijker een stolsel ontstaan. Als er eenmaal een stolsel

in het hart zit, kan de bloedstroom het meenemen en

ergens een slagader verstoppen. Meestal gaat zo’n stolsel

naar het hoofd, waardoor een hersenberoerte (CVA) kan

ontstaan. Antistolling verkleint de kans op een stolsel

en dus ook de kans op een CVA.

11

Page 12: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

BOEZEMFIBRILLEREN DEEL 2: CARDIOVERSIE

Hoe kun je boezemfibrilleren opheffen?

De cardioloog kan het hart weer in een normaal ritme

laten kloppen met medicijnen en / of cardioversie (een

stroomstoot door het hart). Na enige tijd is antistolling

dan vaak niet meer nodig. Deze behandeling slaagt bij

ongeveer de helft van de patiënten. In de overige gevallen

is antistolling levenslang nodig om stolsels te voorkomen.

Hoe en waar vindt cardioversie plaats?

Bij cardioversie wordt met een elektrische schok

geprobeerd de ritmestoornissen van het hart op

te heffen, zodat het hart zijn natuurlijke ritme

kan hervatten. De cardioversie vindt plaats

in het ziekenhuis en wordt onder een lichte

narcose uitgevoerd.

Cardioversie en uw antistolling

Het is zeer belangrijk dat u bij de cardioversie goed op de

antistolling bent ingesteld. In de laatste weken voor de behan-

deling wordt uw bloed daarom vaak extra gecontroleerd.

Doorgaan met antistolling na cardioversie?

Na een geslaagde cardioversie moet u meestal nog een

aantal weken doorgaan met antistolling. Als het hartritme

na de cardioversie normaal blijft, kan de cardioloog u

adviseren om de antistolling te stoppen. De beëindiging

van uw antistolling moet echter altijd in overleg plaats-

vinden, dus nooit op eigen initiatief!

12

Page 13: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

KINDERWENS EN ORALE ANTISTOLLINGSBEHANDELING

Antistollingsmiddelen zoals Marcoumar® (fenprocou-

mon) en Sintrom Mitis® (acenocoumarol) kunnen via de

placenta het kind bereiken en aangeboren afwijkingen

veroorzaken. Dat geldt met name tijdens de eerste

3 maanden van de zwangerschap. Daarna is dit risico veel

kleiner. Heparine en laag moleculair gewicht heparine

(LMWH) passeren de placenta niet en kunnen tijdens de

zwangerschap worden gebruikt.

Bij zwangerschapswens moet u contact opnemen

met uw huisarts, specialist en de arts van de

Trombosedienst. In onderling overleg kan het

beste beleid worden vastgesteld. Als u Marcou-

mar® (fenprocoumon) gebruikt dan kan dat het

beste worden omgezet in Sintrom Mitis® (aceno-

coumarol). Zodra u overtijd bent moet een zwanger-

schapstest worden gedaan om de zwangerschap vast te

stellen. Bij zwangerschap moet de Sintrom Mitis® (aceno-

coumarol) worden gestopt en moet de antistolling worden

geregeld met heparine of LMWH. Dit moet in ieder geval

worden voortgezet tot de 14e zwangerschapsweek.

Daarna kan van de 14e tot de 36e week weer Sintrom

Mitis® (acenocoumarol) worden gebruikt. Vanaf de 36e

week moet weer heparine of LMWH worden gebruikt

tot de bevalling.

13

Page 14: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Het is ook goed mogelijk en misschien ook wel

beter om de gehele zwangerschap door te gaan met

de LMWH. Dit moet u goed overleggen met uw arts.

Zwanger tijdens antistollingsbehandeling?

Het is verstandig een ongewenste of onverwachte zwan-

gerschap te voorkomen als u antistolling gebruikt. Mocht

u tijdens antistollingsbehandeling toch onverwacht zwanger

geworden zijn, dan moet u in ieder geval direct stoppen

met Marcoumar® (fenprocoumon) of Sintrom Mitis® (aceno-

coumarol) en overgaan op heparine of LMWH.

Ook het gebruik van vitamine K om het antistol-

lingseffect tegen te gaan is dan nodig. Verder

kan hetzelfde beleid als hierboven beschreven

worden gevolgd.

Trombose tijdens uw zwangerschap?

Als u tijdens een zwangerschap trombose krijgt of

om een andere reden antistollingsmiddelen moet gebrui-

ken overleg dan goed met uw arts. Dezelfde uitgangspun-

ten als hierboven aangegeven gelden ook dan.

14

Page 15: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

In het onderstaande staat meer informatie:

Welke gevolgen hebben antistollingsmiddelen tijdens

een zwangerschap?

1. Heparine.Wordt per infuus toegediend bij de behan-

deling van een trombosebeen of longembolie. Passeert

de placenta niet en komt dus niet bij het kind terecht.

Botontkalking kan bij langdurig gebruik een lastige

bijwerking zijn.

2. Laag Moleculair Gewicht Heparine (LMWH) wordt

bijvoorbeeld geïnjecteerd bij de behandeling van

een trombosebeen. LMWH passeert de placenta

niet en heeft geen gevolgen voor het kind.

3. Antistollingsmiddelen in tabletvorm zoals

acenocoumarol (Sintrom Mitis®) of fenprocoumon

(Marcoumar®) passeren de placenta wel. In de

eerste 3 maanden van de zwangerschap kunnen

ernstige afwijkingen bij het kind ontstaan. Daarna is dit

risico veel kleiner.

4. Bloedplaatjesremmers zoals acetylsalicylzuur (Aspirine,

Ascal, Aspro-Cardio) kunnen tijdens de zwangerschap op

voorschrift van een specialist gebruikt worden.

15

Page 16: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

ORALE ANTISTOLLING BIJ HETGEBRUIK VAN ANDERE MEDICIJNEN

Veel medicijnen kunnen de werking van antistollings-

middelen beïnvloeden. Een aantal medicijnen versterkt

het effect van de antistollingsmiddelen, terwijl juist

andere het effect verminderen. Daarnaast zijn er ook

geneesmiddelen die nooit samen met antistollingsmiddelen

gebruikt mogen worden. Ook kan de ziekte (bijv. koorts,

diarree), waarvoor het medicijn gegeven wordt de antistol-

lingsbehandeling ontregelen.

Daarom is het noodzakelijk dat u de Trombose-

dienst op de hoogte stelt van het starten en

staken van alle geneesmiddelen die u gebruikt.

Bij het starten van een medicijn dat invloed

heeft op de antistolling zal extra controle van

de INR plaatsvinden en kan de dosering van het

antistollingsmiddel op geleide van de INR worden

aangepast.

Indien u medicijnen zonder recept koopt, dient u te infor-

meren of ze samen met antistollingsmiddelen gebruikt

kunnen worden.

16

Page 17: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Neem nooit op eigen initiatief andere medicijnen in.

Ook geen ”onschuldige” huis- tuin- en keukenmiddelen

als hoestdranken, vitaminepreparaten, laxeermiddelen

en kruidenmiddelen. En zeker geen aspirine of andere

pijnstillers. Wilt u toch iets innemen tegen koorts of pijn,

neem dan alléén paracetamol. Ook het stoppen met

bepaalde medicijnen kan invloed hebben. Meld dit dus ook

altijd bij de Trombosedienst, daar extra controle nood-

zakelijk kan zijn.

Alle Trombosediensten en apotheken beschik-

ken over een naslagwerk waarin alle medi-

cijnen, die daadwerkelijk de antistollings-

middelen beïnvloeden, vermeld staan en zij

hebben afspraken met elkaar gemaakt over de

wijze van afhandeling in de apotheek en van melding

aan de Trombosedienst.

17

Page 18: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

DUUR VAN DE ANTISTOLLINGSBEHANDELING

Reden voor de antistollingsbehandeling

Wanneer schrijft een arts een antistollingsbehandeling

voor? Een antistollingsbehandeling wordt voorgeschreven

wanneer er sprake is van een (verhoogde kans op) stolsel-

vorming in hart of bloedvaten (trombose of embolie).

Voorbeelden: onregelmatige hartslag, kunstklep in het hart,

sommige andere hartafwijkingen, vaatvernauwing, vaat-

operaties, (kans op) een trombosebeen of longembolie.

Hoe lang? Een antistollingsbehandeling stopt

pas als de kans op trombose of embolie heel

klein is geworden, of verdwenen. Een andere

reden voor beëindiging is de kans op een

bloeding. Over de duur van de behandeling

wordt beslist door uw behandelend arts en niet

door de Trombosedienst.

Levenslang Bij sommige aandoeningen is een levenslange

antistollingsbehandeling noodzakelijk. Voorbeelden:

boezemfibrilleren, mechanische kunstklep in het hart, som-

mige andere hartafwijkingen en vaatoperaties en herhaald

optreden van een trombosebeen of longembolie.

Tijdelijk Een tijdelijke antistollingsbehandeling komt

o.a. voor na een orthopedische operatie (zes weken tot

drie maanden), een trombosebeen (drie tot zes maan-

den) of een longembolie (zes maanden). Bij een erfelijke

risicofactor bekijkt de arts individueel of (en hoe lang)

de antistollingsbehandeling moet doorgaan.

18

Page 19: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Stoppen van de antistollingsbehandeling

De behandelend arts meldt aan de Trombosedienst

wanneer een patiënt mag stoppen met de antistol-

lingsbehandeling. Soms gebeurt dit al direct bij de aan-

melding bij de Trombosedienst. Antistollingsmedicijnen

hoeven niet te worden afgebouwd. De behandeling kan

probleemloos van het ene op het andere moment stoppen.

ANTISTOLLING EN UW LEVENSSTIJL

Voeding Voeding heeft invloed op de antistollings-

behandeling en is gedeeltelijk verantwoordelijk

voor de dagelijkse schommelingen van de INR-

waarden. Vitamine K bijvoorbeeld, werkt

antistollingsmiddelen tegen. Aangezien we

iedere dag anders eten, varieert ook de

inname van vitamine K. Dit kan eventueel

schommelingen van de INR tot gevolg hebben.

Met name “groene” groenten (sla, broccoli, spina-

zie, enz.) en “koolachtige” groenten (kool, spruiten, bloem-

kool, enz.) bevatten veel vitamine K. Tomaten, komkom-

mer, pepers en aardappelen bevatten weinig vitamine K.

Over het algemeen consumeren we in Nederland ‘s winters

meer vitamine K dan ’s zomers. Het is verstandig om dage-

lijks en gevarieerd verse groenten te eten in ongeveer

gelijke hoeveelheden. Dan zal de antistolling zo min

mogelijk door uw voeding beïnvloed worden. De

Oosterse keuken bevat weinig vitamine K.

19

Page 20: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Houd daar rekening mee bij lange vakanties in het

Verre Oosten. Ook een dieet beïnvloedt de antistolling,

omdat het lichaam vitamine K alleen opneemt in combi-

natie met vet. Wanneer u dus minder vet eet, kan de INR

omhoog gaan.

Alcohol De lever produceert stollingseiwitten. Alles wat de

lever beïnvloedt, beïnvloedt daarom de stolling. Alcohol-

gebruik dus ook. Een gezonde lever kan een stootje hebben.

Een gematigde alcoholinname (1 – 2 consumpties per dag)

kan dus bij een antistollingsbehandeling. Wanneer de

lever ziek is, is alcohol van grotere invloed. U moet

uw alcoholgebruik dan sterk beperken of stoppen.

Patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken

moeten oppassen met verwondingen.

Bij dronkenschap is de kans op ongelukken en

het verkeerd gebruik van medicijnen groter.

Excessief alcoholgebruik of alcoholisme brengt de

lever in ernstige problemen. Bovendien eet een

stevige drinker vaak minder, waardoor het lichaam minder

vitamine K opneemt, waarmee de INR verder stijgt.

Stress De invloed van stress op de INR is moeilijk te onder-

zoeken. Vaak ziet de Trombosedienst een stijging van de

INR in stresssituaties. Mogelijk zorgen stresshormonen voor

verstoring van de leverfunctie, waardoor de productie van

stollingseiwitten of de verwerking van de antistollings-

medicijnen verandert. Ook kunnen stresshormonen de

opname van vitamine K in de darmen beïnvloeden.

20

Page 21: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

INFORMATIE OVER STOLLING EN ANTISTOLLING

Bloedstolling Bloed levert zuurstof en voedingsstof-

fen aan weefsels en verwijdert afvalproducten. Bloed

stolt onder bepaalde omstandigheden om wonden bin-

nen en buiten het lichaam te sluiten.

Bloedstolsel Om te verhinderen dat we doodbloeden bij

kleine verwondingen, wordt een wond gesloten door een

bloedstolsel. Bij sommige ziektes schiet de stolling haar

doel voorbij, bijvoorbeeld als het bloed in het vaat-

systeem stolt. Stolsels kunnen dan bijvoorbeeld

ontstaan in de hartkamers, slagaders of aders

(trombose). De oorzaak kan een afwijking aan

het stollingssysteem zijn, maar ook bijvoor-

beeld een ‘vreemdlichaam’ zoals een kunstklep

in het hart.

Embolie Bloedstolsels kunnen losschieten, vervolgens in

de bloedbaan meegevoerd worden en een ander bloedvat

afsluiten. Dan spreken we van een embolie. Dit kan leiden

tot weefselschade. In de hersenen veroorzaakt het een

beroerte.

Preventie van trombose en embolie Om een stolsel

of een embolie te voorkomen krijgen patiënten medi-

cijnen. Die maken het bloed 'minder stolbaar'. Ze

maken stolling echter niet onmogelijk.

21

Page 22: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Anticoagulantia Als antistollingsmiddelen (anti-

coagulantia) om in te nemen worden cumarines of

cumarinederivaten gebruikt. Cumarines komen ook in

de natuur voor, onder andere in een aantal planten.

Werking van cumarines Cumarines gaan de werking van

vitamine K tegen.Vitamine K is nodig voor de productie van

stollingsfactoren in de lever. Als de werking van vitamine K

geremd wordt, worden er minder stollingsfactoren aange-

maakt. De verschillende stollingsfactoren moeten samen-

werken om tot een stolsel te komen. Als er minder stollings-

factoren zijn, kan het bloed minder goed stollen en

zijn de stollingstesten verlengd. De mate waarin de

stollingstesten verlengd zijn, is afhankelijk van de

mate waarin de productie van de stollingsfacto-

ren wordt verminderd en dus van de hoeveelheid

van de medicijnen die ingenomen worden.

Lang- en kortwerkende cumarines Cumarines

verschillen in de snelheid waarmee de lever ze afbreekt.

Daardoor bestaan er kortwerkende en langwerkende cuma-

rines. Met kortwerkende cumarines (zoals acenocoumarol,

Sintrom Mitis®) is de stolling weer normaal binnen enkele

dagen na het stoppen van de medicatie. Bij langwerkende

cumarines (zoals Marcoumar®) kan dit tot 14 dagen duren.

Langwerkende cumarines hebben het voordeel dat de

antistolling stabieler is, minder schommelingen vertoont.

De werking van al de cumarines kan vrij snel gestopt

worden door het geven van vitamine K.

22

Page 23: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Controle van de antistollingsbehandeling

We controleren een antistollingsbehandeling door

bloed uit een ader of capillair bloed (vingertop) te

vermengen met een stof die de stolling activeert. De

tijd tot de vorming van een stolsel heet de Prothrombine

Tijd (PT). PT-tijden van verschillende laboratoria verschil-

len onderling. Tegenwoordig drukken we daarom het

antistollingseffect uit in de INR (International Normalised

Ratio). De INR-waarden van verschillende laboratoriumme-

thodes zijn met elkaar vergelijkbaar.

Streefwaarden - Therapeutische range

De antistollingswaarden die hoog genoeg zijn

om een embolie te verhinderen en laag genoeg

om geen bloedingscomplicaties te krijgen,

noemen we streefwaarden of therapeutische

range. Deze kunnen verschillen per patiënt.

De FNT (Federatie van Nederlandse Trombose-

diensten) onderscheidt afhankelijk van de reden van

het antistollingsgebruik twee streefwaardes: 2,5-3,5 INR

en 3,0-4,0 INR.

De juiste dosis De INR bepaalt de dagelijkse dosis cumari-

nes. Bij aanvang van de behandeling meten we de INR vaak,

omdat we nog een evenwicht moeten vinden. Als de INR

stabiel is, krijgt u een doseringsschema voor langere tijd.

Bijwerkingen Een onprettige, maar onschuldige bij-

werking van cumarines is haarverlies.

23

Page 24: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Zwangerschap Cumarines kunnen afwijkingen aan

de foetus veroorzaken tijdens de eerste 3 maanden van

de zwangerschap. Waarschuw dus onmiddellijk uw arts

en de Trombosedienst als u zwanger bent of wilt worden.

Er moeten dan tijdelijk andere antistollingsmedicijnen

gebruikt worden.

Borstvoeding Cumarines zijn niet gevaarlijk bij borstvoe-

ding. Wel bevat de moedermelk minder vitamine K. Als het

kind geen bijvoeding krijgt, geeft u het kind eventueel extra

vitamine K. Overleg hierover met uw arts.

Vaccinaties en antistolling Vermijd de kans

op bloedingen of beschadiging van spieren en

zenuwen door injecties in spieren. Injecties in

aders en onderhuidse injecties zijn geen pro-

bleem. Bijna elk vaccin kan onderhuids worden

toegediend in de bovenarm of dij. Moet een

injectie beslist in de spier gegeven worden, dan

moet de antistolling tijdelijk onderbroken worden.

Alcohol Matig alcoholgebruik kan de afbraak van de

cumarines versnellen (en dus de werking verminderen).

Grotere hoeveelheden alcohol verstoren de werking van

de lever en de aanmaak van stollingsfactoren. Daardoor

ontstaat er juist een verhoogde bloedingsneiging.

Beperkte alcoholconsumptie (1 – 2 consumpties per

dag) is geen probleem, maar voorkom excessen. Ook

al om ‘ongelukjes onder invloed’ te voorkomen.

24

Page 25: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Bloeding Door antistollingsmedicijnen ‘bloedt u

makkelijker’, blauwe plekken zijn sneller zichtbaar en

vrouwen kunnen heviger menstrueren. Als dit vaak

voorkomt of ernstig is, kan het betekenen dat de INR te

hoog is. Daarom moet u de INR extra controleren. Dan

kunnen we eventueel maatregelen nemen. Aanwijzingen

voor bloeding kunnen bijvoorbeeld zijn:

• langdurige bloedneus of uitgebreide bloeding

van mondslijmvliezen;

• grote blauwe plekken zonder aanwijsbare reden;

• bruine urine of bloed in de urine;

• zwarte ontlasting of bloed bij de ontlasting;

• het braken of ophoesten van bloed;

• zicht-, spraak-, gevoelsstoornissen;

• verlammingsverschijnselen;

• andere onverklaarbare ziekteverschijnselen.

Helaas kunnen bloedingen ook optreden bij INR-waar-

den in het streefgebied! In zo’n geval is het belangrijk

om de oorzaak van de bloeding te vinden.

25

Page 26: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Trombo-embolie Zicht-, spraak- en gevoelsstoor-

nissen, acute pijn, zwakte en verlamming van lede-

maten, of plotselinge zwakte met hartkloppingen,

bleekheid, kortademigheid en transpireren kunnen

duiden op een stolsel in een orgaan (trombo-embolie).

Raadpleeg bij zulke verschijnselen direct een arts! Hoe

stabieler de antistolling is, hoe lager de kans op complica-

ties. Controleer de INR dus regelmatig.

Antistolling en verwondingen De meeste vleeswonden

met beschadigde oppervlakkige aders bloeden niet ern-

stig. Neem een doek en druk de wond dicht tot de

bloeding stopt. Grotere wonden moeten

gehecht worden. Bij een slagaderlijke bloeding

kan ernstig bloedverlies optreden. Druk in zo’n

geval hard op de wond en ga direct naar het

ziekenhuis.

DE TROMBOSEDIENST EN HET GEBRUIK VAN ZELFMEETAPPARATUUR

Trombosediensten bieden tegenwoordig ook de mogelijk-

heid van begeleiding bij zelfcontrole van antistolling. Dit

kan een oplossing zijn wanneer het moeilijk is om regel-

matig een Trombosedienst te bezoeken. Bijvoorbeeld

door werkzaamheden of veelvuldig verblijf in het

buitenland.

26

Page 27: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Ook wanneer bloedafname uit een ader moeilijk is,

kan zelfcontrole met een vingerprik plezierig zijn.

Sommige mensen doen alleen de bloedcontrole zelf.

De Trombosedienst geeft vervolgens het advies voor de

hoeveelheid antistollingsmedicijnen. Anderen regelen

ook zelf de hoeveelheid in te nemen medicijnen en vragen

alleen bij problemen advies aan de Trombosedienst.

Wanneer u voor deze wijze van antistollingscontrole in

aanmerking wilt komen, dient u eerst een training te volgen.

Tijdens deze training leert u bloed af te nemen met

een vingerprik en krijgt u instructies over de INR-

bepaling. Daarnaast krijgt u uitgebreid informatie

over de achtergronden van de antistollings-

behandeling, situaties die de antistolling

kunnen beïnvloeden en de wijze waarop u de

hoeveelheid medicijnen moet aanpassen.

De training bestaat uit 2 tot 3 bijeenkomsten die

plaatsvinden met ongeveer een week tussenpauze. Elke

bijeenkomst duurt 2 tot 3 uur. Na de training maakt u met

uw eigen Trombosedienst afspraken voor de verdere

begeleiding. Meestal betekent dit, dat u minimaal één

keer per 3 maanden bij de Trombosedienst komt voor

rapportage en controle. Uw eigen Trombosedienst kan u

er meer over vertellen.

27

Page 28: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

De meest gestelde ’vakantie’ vragen over trombose

1. Kan ik met vakantie als ik trombose heb?

Ja, overleg met uw arts bij recente trombose.

Hebt u een recente trombose dan is het verstandig overleg te plegen

met uw arts over of en wanneer u met vakantie kunt gaan omdat veel-

vuldige controle van de INR in de beginfase van de antistollings-

behandeling noodzakelijk is. Bent u reeds enige tijd onder behandeling

van de trombosedienst en is de instelling op het antistollingsmiddel

stabiel dan is er geen bezwaar tegen vakantie. Kennis van mogelijke

complicaties van trombose en de antitrombotische behande-

ling is van belang. Laat u zich daarover tijdig voorlichten

door uw huisarts en/of uw specialist.

2. Waar kan ik informatie krijgen

over controleadressen in het buitenland?

Bij uw trombosedienst.

Vrijwel alle ziekenhuizen in het buitenland kunnen een INR

bepalen. Stelt u zich op de hoogte van de adressen van de ziekenhuizen

dicht bij uw vakantieplaats. U kunt in het ziekenhuis een INR laten bepa-

len, daarna kunt u de INR doorgeven aan uw trombosedienst in

Nederland. U krijgt dan een advies over de verdere behandeling. Ook

in het buitenland zijn er sinds kort een aantal trombosediensten

(Noord-Italië en twee diensten aan de kust in Spanje (Benidorm en

Torremolinos)). De adressen van deze diensten zijn bekend bij uw

trombosedienst.

28

Page 29: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

3. Mag ik vliegen als ik onder behandeling sta van de

trombosedienst?

Ja, als u goed bent ingesteld.

Als u goed bent ingesteld op de antistollingsbehandeling bestaat er geen

bezwaar tegen vliegen.

4. Ook lange vluchten?

Ja, drink voldoende water tijdens de vlucht.

Nauwkeurig opvolgen van de voorschriften van de trombose-

dienst is daarbij van belang. Drink tijdens lange vluchten

voldoende water en drink weinig alcohol.

5. Mag ik na een doorgemaakte trombose in de zon

liggen. Zo ja, mag dit langdurig?

Er bestaan bezwaren.

Ten aanzien van de trombose is er geen bezwaar. Er bestaan even-

wel wel andere bezwaren tegen langdurig zonnebaden. Onderbreek het

zonnebaden door regelmatig in beweging te gaan.

6. Kan ik alles eten en drinken tijdens de vakantie?

Volg zo veel mogelijk uw normale patroon.

In het algemeen is het verstandig niet al te veel af te wijken van het

normale patroon waar u aan gewend bent. Vermijd grote, wisselende

hoeveelheden alcohol.

29

Page 30: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

7. Is het toegestaan gebruik te maken van een sauna?

Ja, niet tijdens de eerste 2 maanden van de antistollings-

behandeling.

In het algemeen wordt saunabezoek de eerste twee maanden na het

ontstaan van de trombose afgeraden. Na deze periode zijn er van

normaal saunabezoek geen schadelijke effecten bekend.

8. Is het toegestaan na een doorgemaakte trombose en onder

gebruik van antistollingsmiddelen te duiken?

Nee. Duiken c.q. diepzeeduiken is onder gebruik van antistollings-

middelen niet toegestaan. Reeds op 5 meter diep loopt u het risico

op oog- en oorbloedingen. Snorkelen aan de wateropper-

vlakte tot een diepte van 3 meter is wel toegestaan.

9. Hoe te handelen bij hoogteverschillen als ik

trombose heb en antistollingsmiddelen gebruik?

Langdurig verblijf boven de 3.000 meter vraagt om

aanpassing.

Hoogteverschillen vergen geen speciale aanpassing. Bent u lang-

durig boven een hoogte van 3000 meter dan kan de INR hoger worden

en is extra controle gewenst (zelfmeetapparatuur). In het kader van

bergsporten is het verstandig oog te hebben voor het gevaar van onge-

vallen met een bloeding zoals bij skiën en bergbeklimmen.

10. Wat te doen bij tijdsverschillen?

Bij langdurig verblijf in een andere tijdzone is

aanpassing gewenst.

Bij kortdurende tijdsverschillen is het verstandig u te houden aan

het voorgeschreven ritme en de tijden zoals in Nederland.

30

Page 31: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Bij langdurig verblijf in een andere tijdzone is het aan te

bevelen op dezelfde tijd van de dag de tabletten in te nemen. De

kans op het vergeten van de tabletten is dan geringer door het

vasthouden van de dagelijkse gewoonten. Op welke wijze de omzet-

ting naar een andere tijdzone geschiedt kunt u voor uw vertrek vragen

aan de arts van uw trombosedienst.

11. Wat te doen bij darminfecties?

Vraag zo snel mogelijk advies aan een arts.

Darminfecties kunnen heftige diarree geven. In geval van diarree kan de

INR flink verstoord raken. Behandeling van de diarree is dus van belang. Ook

de voorgeschreven geneesmiddelen kunnen de INR beïnvloeden. Vraag dus

zo snel mogelijk advies aan een arts en vermeld dat u antistollingsmiddelen

slikt. Extra controle van de INR is noodzakelijk.

12. Kunnen sporten zoals waterskieën, sky-diving e.d.

beoefend worden?

Neem geen onnodige risico’s.

Neem geen onnodige risico’s. Sporten, waarbij de kans op forse verwon-

dingen aanwezig is, geven meer kans op het oplopen van een ernstige

bloedingscomplicatie. Blijvende schade kan daarvan het gevolg zijn.

Oriënteer u goed op de risico’s alvorens dit soort sporten te beoefenen.

13. Is het mogelijk vanuit het buitenland contact op te nemen

met de trombosedienst in Nederland, zodat ik vanuit Nederland

wordt gedoseerd op een INR, die in het buitenland is bepaald?

Ja, dat kan. Probeer bij het bepalen van de INR gebruik te maken

van een ziekenhuis of een laboratorium. Maak voor uw vertrek met

uw trombosedienst afspraken over de wijze van communiceren.

31

Page 32: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

32

Notities

Page 33: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

33

Notities

Page 34: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Hoe kunt ù de TrombosestichtingNederland financieel steunen?

De Trombosestichting Nederland is voor het financieren van medisch

wetenschappelijk onderzoek geheel afhankelijk van giften, donaties,

legaten en nalatenschappen. Zij ontvangt geen subsidie uit de derde

geldstroom (Overheidsgelden).

Bent u (nog) geen donateur van de stichting dan zijn dit de mogelijk-

heden:

1 U kunt zich aanmelden als donateur van de stichting. Hiervoor kunt

u gebruik maken van de antwoordkaart.

2 U kunt een éénmalige gift overmaken naar postbankrekening

30.20.30 t.n.v. de Trombosestichting Nederland te Voorschoten onder

vermelding van ”Steun voor een extra medisch wetenschappelijk onder-

zoek”.

3 U kunt ons ook steunen door middel van een lijfrenteschenking.

Giften kunnen door u volledig met de fiscus worden verrekend indien u

bij notariële akte laat vastleggen dat u een bepaald bedrag 5 jaar lang

schenkt (dit is mogelijk vanaf € 100,-- per jaar). Voor het afsluiten van de

akte hoeft u de notaris niet te bezoeken. In samenwerking met onze

notaris kan de akte per volmacht worden opgemaakt. De kosten voor

het opmaken van de schenkingsakte neemt de stichting voor haar

rekening.

4 U kunt de Trombosestichting Nederland benoemen in uw

testament. Voor vragen over nalaten in het algemeen is de notaris de

aangewezen persoon om u hierover in te lichten. Indien u meer wilt

weten over onze stichting kunt u contact opnemen met mevrouw

O.D.M. Paauwe-Insinger, directeur.

34

Page 35: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Hoe werken detrombosediensten?

Als patiënt moet u overgoede informatie beschikkenover de mogelijke bijwerkingen van de antistollingsmedicijnen. De medewerkers van detrombosediensten zullen u in het eerste contact zogoed mogelijk informerenover uw behandeling bij de trombosedienst.Zij beschikken over uitge-breid informatiemateriaaldat door de Federatie vanNederlandse Trombose-diensten en de Trombose-stichting Nederland wordt uitgegeven. De bloed-afname wordt door een des-kundig medewerker verricht.Bij iedere bloedafnamewordt door de medewerkergeïnformeerd naarbijzonderheden zoalsmedicijnenwijziging, ziekte,griep, diarree etc. Deze bijzonderheden kunnen van invloed zijn op de antistollingsbehandeling.

De informatie die ú aan de medewerker geeft is dusvan belang. Deze informatiewordt doorgegeven aan deaan de dienst verbonden arts. Op basis van deze gegevensèn op basis van de laborato-riumuitslag van uw bloedwordt uw doseringsadviesvastgesteld.

AN

TW

OO

RD

KA

AR

TIK

WIL

HET

MED

ISC

H W

ETEN

SCH

APP

ELIJ

K O

ND

ERZO

EK O

P H

ET G

EBIE

D V

AN

TR

OM

BO

SE O

ND

ERST

EUN

EN.

Ik g

eef

me

op

als

do

nat

eur

van

de

Tro

mb

ose

stic

hti

ng

Ned

erla

nd

vo

or

een

jaar

lijks

e co

ntr

ibu

tie

van

:€

10

€ 1

2.50

€ 1

5,00

€ A

nd

er b

edra

g: €

____

____

____

___

Ik o

ntv

ang

vo

or

de

bet

alin

g e

en a

ccep

tgir

oka

art

Ik m

ach

tig

de

Tro

mb

ose

stic

hti

ng

Ned

erla

nd

om

1 x

per

jaar

de

toeg

ezeg

de

do

nat

ie v

an m

ijn r

eken

ing

af

te

sch

rijv

en in

de

maa

nd

:……

……

……

……

……

……

….

Van

mijn

rek

enin

gn

um

mer

:

NB

: In

die

n u

on

verh

oo

pt

nie

t ak

koo

rd g

aat

met

een

naa

r aa

nle

idin

g v

an d

eze

mac

hti

gin

g v

erle

end

e b

oek

ing

, dan

heb

t u

het

rec

ht

dez

e b

inn

en 3

0 d

agen

na

afsc

hri

jvin

g t

e la

ten

ter

ug

bo

eken

(nee

m h

ierv

oo

r co

nta

ct o

p m

et u

w b

ank/

po

stb

ank)

. U

ku

nt

dez

e m

ach

tig

ing

zo

nd

er o

pg

aaf

van

red

en a

ltijd

wee

r in

trek

ken

. Ee

n s

chri

ftel

ijk b

eric

ht

hie

rove

r is

vo

ldo

end

e. M

et u

w o

nd

erte

ke-

nin

g v

erkl

aart

u z

ich

akk

oo

rd m

et d

e g

eld

end

e b

epal

ing

en m

et b

etre

kkin

g t

ot

mac

hti

gen

.

Naa

m: _

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

___

M/V

G

ebo

ort

edat

um

: ___

____

____

____

____

____

____

Ad

res:

___

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

__

Post

cod

e: _

____

____

____

____

____

___W

oo

np

laat

s:__

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

Han

dte

ken

ing

: ___

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

_ D

atu

m: _

____

____

____

____

____

____

____

____

____

____

Pati

ënte

nfo

lder

Page 36: Antwoorden op de meest gestelde vragen over... ...trombose en de ...

Trom

bo

sestichtin

g N

ederlan

dA

ntw

oo

rdn

um

mer 10099

2250 VB

VO

OR

SCH

OTEN

Eenp

ostzeg

elp

lakken is

niet n

od

ig,

mag

wel.

Colofon:

Vormgeving en illustratiesRob Verhoeven

LithografieEfficiënta offsetdrukkerij bv

EindredactieO.D.M.Paauwe-Insinger

RedactieadresBureauTrombosestichting NederlandPostbus 2002250 AE Voorschoten

Tel. 071 - 5617717Fax. 071- 5618008www.trombosestichting.nlE-mail: [email protected]

Postbank 302030

© Niets uit deze uitgave mag opwelke wijze dan ook overgenomenen/of verveelvoudigd worden zondervoorafgaande schriftelijke toestemmingvan de Trombosestichting Nederland.