Anke Kranendonk - 20 jaar schrijfster
-
Author
lemniscaat-uitgeverij -
Category
Documents
-
view
220 -
download
0
Embed Size (px)
description
Transcript of Anke Kranendonk - 20 jaar schrijfster
-
Anke Kranendonk
20 jaar schrijfster
Illsutratie: Peter-Paul Rauwerda (uit: Voetballen in de hemel)
-
'Zelf doen,' was het eerste dat ik kon zeggen.
Spelen was het eerste dat ik deed en wat ik al-
tijd ben blijven doen.
Als kind speelde ik buiten: boompje klim-
men, elastieken, touwtjespringen, kunsten
vertonen op de fiets en in het zwembad, bel-
letje trekken, stoepranden.
Ik zat op gymnastiek, op volksdansen, op
de school- en werktuinen, op de knutselclub.
Met mijn broers ging ik mee oude kranten
ophalen en ze doorverkopen aan de lom-
merd, met mijn vriendinnetje reed ik stie-
kem in de oude daf van onze turnleraar.
Waar hang jij toch altijd uit? vroeg mijn
moeder geregeld. Waar ik uithing? Ergens, in
het dorp, in de polder of aan de rand van het
bos. Altijd was ik op pad en ik vond het heer-
lijk.
Toen ik zes jaar was en leerde lezen, ben ik
op een zaterdagochtend naar de bibliotheek
gewandeld en heb mezelf aangemeld als lid.
Drie boeken mocht ik mee naar huis nemen.
Thuis las ik ze achter elkaar uit en ik liep
weer terug voor een nieuwe set. Maar dat was
niet de bedoeling: op n dag boeken lenen
en ze ook weer omruilen, dat trok het sys-
teem niet.
s Avonds in bed maakte ik mijn meters.
Ik haalde het bedlampje van de wand en nam
het mee onder de dekens tot bij mijn voeten-
einde. Zo las ik, met mijn tenen op het kus-
sen, in de hoop dat ik niet gesnapt zou
worden. Nog n hoofdstuk, en daarna nog
n. Nou, nog eentje dan, tot het boek uit
was.
Op school had ik mijn werk meestal snel
af, ik mocht dan gaan tekenen (wat ik haatte)
of een boek lezen. Aangezien de schoolbibli-
otheek uit een tiental boeken bestond die ik
allemaal allang gelezen had, legde ik s mid-
dags mijn hoofd op mijn handen, liet de zon
op mijn gezicht schijnen en dommelde weg
terwijl ik droomde over fantastische turnsuc-
cessen, glorieuze filmrollen en al wat dies
meer zij.
Schrijven deed ik ook. De bovenmeester
vroeg mij verhaaltjes te schrijven voor de
schoolkrant, als enige van de klas. Het ver-
baasde me dat hij mij vroeg, maar ik stond er
verder niet bij stil. Eens per half jaar kwam
zon krant uit, vanaf de vijfde klas mocht je
er kopij voor aanleveren. Ik heb het drie keer
gedaan. Achteraf gezien kan ik er een thema
in onderscheiden: eenzaamheid in je bestaan
als buitenbeentje.
ANKE KRANENDONKGEBOREN OP 1 6 ME I 1 959
Foto: H
ans Bo
ssman
n
-
Bang om iets te kiezen wat ik na een paar
maanden toch niet leuk zou vinden, besloot
ik mezelf een stevige, algemene basis te
geven: de Pedagogische Academie! Ik werd
lid van de grote stadsbibliotheek en las me
suf: ontwikkelingspsychologie, pedagogiek,
onderwijskunde, jeugdliteratuur, historische
pedagogiek. Heel wat meer dan in de lessen
werd behandeld. Er ging een wereld voor me
open, op een zolderkamertje in Amsterdam.
Met de bus reed ik naar mijn stageschool
in Badhoevedorp. De eerste dag was dat leuk,
het ritje was nieuw. De tweede dag kon ik wat
bijslapen in die bus. De derde dag dacht ik: o
god, moet ik nu mijn hele leven om half acht
in een bus zitten die me naar een schooltje in
Badhoevedorp brengt? Na een week was de
spanning er wel af en zocht ik een nieuw
avontuur.
Mijn stageweken vulde ik op mijn eigen
manier in. De lesjes uit het boek vond ik
knap saai en fantasieloos. Ik verpakte ze in
verhalen, waarin ik verkeerde vervoegingen
van de verleden tijd gebruikte of de getallen
door elkaar husselde. De kinderen werden
alert en wilden allemaal aan de beurt komen
om mij te vertellen dat ik iets niet helemaal
goed deed. Ik knoopte er een beetje theorie
aan vast, liet de kinderen oefenen en zong
een liedje voor ze. Aan het einde van de week
zei de docent tegen me: Alles leuk en aardig,
maar de volgende keer moet je toch de lessen
uit het boek behandelen, anders raken we te
veel achterop.
Meneer, zei ik. U moet wel opletten.
De pa heb ik keurig afgemaakt en het di-
ploma heb ik in het kistje gelegd, bij mijn
zwem- en verkeersdiplomas.
En toen ben ik gaan spelen.
Aan het eind van de basisschool hadden
we een bonte avond. Ik schreef een toneel-
stukje, regisseerde het en speelde zelf de
hoofdrol. Graag hield ik de touwtjes in han-
den.
Op de basisschool wist ik al wat ik wilde wor-
den: toneelspeler. Maar mijn moeder vond
zon sterrenwereld niets voor mij. Sportlera-
res dan. De sportjuf raadde me aan om eerst
naar de Pedagogische Academie te gaan, dan
kon ik in geval van blessures altijd terugval-
len op een stevige, algemene basis.
Maar ik hoefde geen stevige, algemene
basis! Ik wist toen al dat ik kinderen niet
wilde leren rekenen en spellen. Ik wilde spe-
len!
Toen ik net op de middelbare school zat,
deed ik een cursus voorturnen. Ik werd het
hulpje van de gymnastiekjuf op de vereni-
ging. Al op vijftienjarige leeftijd werd me de
sleutel van een gymnastieklokaal overhan-
digd en begon ik zelfstandig lessen te geven.
Aan kleuters, aan jongens en meisjes van de
basisschool, zelfs aan hun ouders en aan jon-
geren van mijn eigen leeftijd. Ik deed het ge-
woon!
Maandelijks kwamen de leerkrachten bij
elkaar en werd samen met het bestuur de
gang van zaken besproken. Dat was saai,
maar daarna kwam er een glaasje drank op
tafel en gingen die oude mensen (Hoe oud?
Heel oud!) elkaar verhalen vertellen over
vroeger en over het dorp. Ik smulde daarvan.
Of het allemaal waar was? Kon me niet sche-
len. Als een verhaal maar goed verteld werd.
Aan het einde van de middelbare school
moest ik een studie kiezen. Sportlerares,
toneelspeler, verloskundige, Nederlands,
pedagogiek, textiele vaardigheden, drama -
therapeut. Alle folders liet ik opsturen en
het leek me allemaal leuk voor even.
Het werd de sportacademie. Ik holde wat
af, daar op het atletiekveld. Ik sloeg softbal-
len door de lucht, hing op mijn kop in de rin-
gen, spoedde me van de ene theorieles naar
de volgende en belandde na een maand al in
het gips. Voor zes weken. Elke les zat ik op de
bank toe te kijken en vond de docenten veel
te prestatiegericht. Zo zou ik nooit willen les-
geven! Wilde ik berhaupt wel mijn hele
leven sportles geven? Nee! Wat wilde ik dan?
Wist ik niet! In januari ging ik van die school
af.
-
Ik schreef van alles. Altijd. Verhaaltjes voor in de klas,
liedjes, stukjes voor theater, een eenvoudige methode
om te leren kantklossen, gebruiksaanwijzingen. Dat
laatste was niet zon succes, de uitgever vond ze te
grappig. Dat mocht niet.
Ondertussen zat ik op de middelbare school, ging ik
naar de sportacademie en er weer vanaf, studeerde voor
onderwijzeres wat ik eigenlijk niet wilde worden ,
speelde in het theater en voor de televisie.
Totdat ik begin dertig was en er in n jaar tijd een aan-
tal mensen stierven van wie ik veel hield. Onder andere
mijn vader en mijn moeder. Ze werden ziek, terwijl ik
net mijn eerste kindje had gekregen en haar zo vurig
grootouders toewenste. Mijn ouders hadden al veel
kleinkinderen: de oudste was tien, de jongste nul. De
wijze waarop ze met hun ziekte en naderende dood om-
gingen was zo open, zo vanzelfsprekend, zoveel ruimte
latend voor gevoelens en vragen, dat het een diepe in-
druk op mij heeft achtergelaten.
Ik wilde erover schrijven. Geen lied, geen theater-
tekst, maar een boek zodat een kind het zou kunnen
lezen. In zijn eentje of veilig bij iemand op schoot.
Een monumentje, voor mijn pa en ma.
P R I J S : 9 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 1 0 4 3 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAATVAN HU I L EN K R I J G J E DOR S T I S H E RU I T G EG EV EN ME T D E N I E UWE T I T E L VO E T BA L L EN I N D E H EME L .
VAN HU I LEN KR I JG J E DORST
Kranendonk schetst in haarboek een geloofwaardig beeldvan de ogenschijnlijk tegenstrij-dige reacties van Joris. Zijn ge-drag varieert van het volkomennegeren van de naderende doodvan zijn lievelingsoom tot het, opeen onbewaakt ogenblik, doenvan ontroerende uitspraken. Cornald Maas in de Volkskrant,1993
HOE GA AT HET? GOED
Een ontroerend verhaal, niet alleen overde strijd tegen de dood, maar vooral overdie voor het leven. Lieke van Duin in Trouw, 1997
Beste Anke, Ik ben Annica en ik vind jouwboek Hoe gaat het? Goed, goed. Je kuntgoed schrijven. Schrijf je terug? Groetjes van Annica (1999)
Toen Van huilen krijg je dorstwas versche-nen, werd ik benaderd door een arts vanhet Wilhelminaziekenhuis te Utrecht.Hij behandelde kinderen met aids envroeg mij daar een leuk boek over teschrijven. De toon van Van huilen krijg jedorstwas hem bevallen en hij wilde graagdat meer bekend werd over kinderen metaids.Een leuk boek. Hoe moest ik een leuk
boek schrijven over zon onderwerp?Ik besloot om betrokkenen om de tafel
te zetten: de kinderarts, een pedagoog,een psycholoog, medewerkers uit hetziekenhuis, ouders. Ik stelde hen devraag: Als jij hierover een boek zou moe-ten schrijven, wat zou je dan vertellen?Stuk voor stuk vertelden ze aangrijpendeverhalen. En ervan raakte mij diep. Die kinde-
ren en hun gezin leefden vaak in eengroot isolement. Nagenoeg niemand ver-telde de omgeving dat zijn kind aids had,uit angst voor uitsluiting. En toen was ereen meisje dat in haar klas een spreek-beurt hield. Ze kwam binnen met eensporttas vol medicijnen, die ze leeg kie-perde boven een tafel. Dit slik ik op ndag, vertelde ze. Ik heb namelijk aids.
Het boek schreef ik in de jaren negentig.Toen ik het bijna had voltooid, kwam ereen nieuw medicijn op de markt waar-door de levenskans voor deze kinderenmisschien kon worden vergroot. Of datook echt het geval zou zijn, was nog nietbekend. Daarom heb ik het boek eenopen einde gegeven.
Hoe zou het nu met Don uit het boekzijn? Zou hij nog leven? En hoe was hetom als veertienjarige aan een toekomstte bouwen, in de wetenschap dat hij mis-schien heel snel zou sterven?
Hoe gaat het? Goed kreeg in 1999 een eervolle ver-melding van de jury van de Unesco-prijs voorjeugdliteratuur en tolerantie.
-
Mam, wanneer gaan we naar opa?
Straks, kind.
Mam, wanneer gaan we nou?
Straks, dat zei ik toch.
Wanneer dan?
Nou, zo meteen.
Het duurde uren voordat we gingen.
Straks moet je naar bed, je mag nog wel even buiten spelen.
Straks? Binnen vijf minuten moest ik al weer binnen zijn.
P R I J S : 1 3 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 1 2 8 9 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
I K KOM ZOGellustreerd door Jung Hee Spetter
Ik heb het twee keer voorgelezen, toenkende mijn kind het uit haar hoofd. Ze gingop het kleed liggen lezen. Hardop, en als zede moeder was, leek haar stem verdachtveel op de mijne Myrn
Straks, een woord van elastiek. Het is zorekbaar als wat, en een volwassene be-paalt hoe lang het wordt.Ik maakte een verhaal voor een pren-
tenboek. Het was nog even zoeken naareen geschikte tekenaar. Eerst hadden we
iemand die het kind vervelend maakte,maar dat was niet de boodschap. Hetkind is niet vervelend, de moeder is on-duidelijk! Jung Hee Spetter heeft er eengoede draai aan gegeven. Een draai naarmijn hart!
-
P R I J S : 1 4 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 1 5 2 1 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
Schrijven is net als bakken. Afhankelijk van
of het een cake of een boterkoek wordt, doe
je een mengsel van bloem, boter, suiker en
eieren in bepaalde verhoudingen in een kom.
Zo is het ook met schrijven: ik stop een paar
herinneringen, alledaagse gebeurtenissen en
iets wat ik heb gehoord of gelezen in een
apart kamertje van mijn hersenpan. Daar
stop ik een grote dosis fantasie bij en ik laat
het een tijd pruttelen, totdat de stoom uit
mijn oren komt. Dan moet het verhaal ge-
schreven worden.
Zo ontstond Ik word nooit normaal.
Ik had een oma van wie ik heel veel hield.
En als vakantiehulp werkte ik in het bejaar-
denhuis. Bij heel wat mensen heb ik de kou-
sen aangetrokken, het gezicht gewassen, hun
kamers schoongemaakt en liedjes met ze ge-
zongen terwijl ze knetter dement waren. Hun
kromme houding, hun uitgezakte lijven, de
mensonterende aftakeling bij sommigen, het
verdriet in de ogen en soms ook het plezier
staan op mijn netvlies gebrand.
Neem daarbij de verwarring die je als zes-
tienjarige over je eigen leven voelt, et voil: de
basis voor een boek.
Is alles dan echt gebeurd? vragen kinde-
ren vaak aan me.
Nee hoor, alles is echt verzonnen. Ook in
dit boek.
I K WORD NOO I T NORMA AL
Opeens komt alles weer terug. Alleen opde gang met een trommeltje vol saaie bo-terhammen. De vieze, vieze tafels in deaula. Het opstellen van de pikorde en deontgoocheling toen ik in de lagere regio-nen terechtkwam. Wat Anke Kranendonkbeschreven heeft in Ik word nooit normaalis grotendeels ook mijn verhaal. Catelijne Coopmans in De Limburger,1998
Ik word nooit normaal is een met veel gevoel geschreven,en bij vlagen ontroerend boek, waarin bijna elke jonge-vrouw-in-ontwikkeling zich zal herkennen. Alice Plekkenpol in Tubantia, 1998
-
P R I J S : 1 2 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 3 8 6 3 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
DAG BOET
Met illustraties van Sandra Klaassen
Als kind was mij het verschil geleerd tussen hoe ik heet en hoe
ik word genoemd. Ik heet namelijk Johanna Adriane, maar ik
word Anke genoemd. Wanneer mensen aan mij vroegen: Hoe
heet jij?, dan wist ik dat ze bedoelden: Hoe word je genoemd?
Wat moest ik antwoorden? Als ik hen vroeg wat ze precies be-
doelden, dan keken de volwassenen me glazig aan en lachten
meewarig: zon klein kind dat nog niet wist wat ze bedoelden.
Nou, wat dan?
Uiteindelijk heb ik er iets op gevonden. Hoe ik heet? Johanna
Adriane Anke Kranendonk.
En dan begonnen ze te lachen, die volwassenen.
Toen ik vijf jaar was, kreeg ik te horen dat we gingen verhuizen
naar een veel groter huis met een enorme tuin eromheen. Ook
dit was voor mij een grote zaak om over na te denken. Aan de
ene kant vond ik het fantastisch en spannend, aan de andere
kant wist ik dat ik moest achterlaten wat me zo vertrouwd was.
Terwijl ik de bekende route naar mijn kleuterschool liep, maakte
ik in gedachten een lijstje:
O U D E H U I S
De zon door de
openslaande deuren naar de tuin
De grote ronde granieten zandbak
Mijn kastjes in de slaapkamer
N I E U W E H U I S
Heel grote achtertuin
Misschien een schommel en een wip
Het spookhol op zolder
Oma die bij ons komt wonen
Toen we eenmaal verhuisd waren en ik weer eens naarmijn oude wijk fietste, trof ik daar de groenteboer met zijnbus vol groente. Hij gooide een kist aardappels leeg in eengrote weegschaal.Hallo! riep ik enthousiast door het gerommel van de
aardappels heen. Ik wist dat ik een wortel zou krijgen, diekreeg ik immers altijd.De man hield zijn kist even recht en keek me aan. Geen
enkele blik van herkenning. Hij zei me droog gedag enging weer verder met zijn werk.Ik keerde mijn fiets en reed terug naar huis, waar ik nog
niemand zo goed kende als onze groenteman.
Dag Boet is gesitueerd in mijn geboorteplaats Baarn. Hoe-wel ik de plekken wat door elkaar gehusseld heb, is hettoch onmiskenbaar mijn oude vertrouwde wijkje, waar ikmijn eerste levenservaringen zo intens heb beleefd.
Het boek is opgebouwd uitplezierige korte hoofdstuk-jes met een soms verras-sende clou, die toch samenn verhaal vormen. Jammerdat er af en toe een bas-taardvloekje (getsie) in detekst staat. Hans van Holten in Reformatorisch Dagblad, 2002
Dag Boet is mijn lievelingsboek.Ik heb het al vier keer gelezen. Lammie
-
P R I J S : 1 3 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 2 0 7 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
VR I END !Met illustraties van Sandra Klaassen
Als de dood ben ik voor vogels. Die snavels die in je ogen kun-nen prikken, die fladderende vleugels waarmee ze rakelingsover je haren vliegen, verschrikkelijk.En toch schreef ik een boek over een vogel. Dat komt door
mijn broer. Toen hij zestien jaar was, had hij lange krullen,reed op een paarse Puch (4 bak) en versierde de meisjes opschool. Hij was ook de jongen met de kraai, die hij ooit had ge-vonden als verminkt beestje en die was uitgegroeid tot een bru-tale, jaloerse en trotse vogel. Mijn broer vond het geweldig ommij met dat beest te plagen. Liep ik op blote voeten door de
tuin, dan zei hij: Gerrit, pak Anke. De kraai hipte naar me toe,pikte in mijn voeten en ik vluchtte het huis in.Maar onder de lagen stoerheid zag ik in mijn broer een klein,
kwetsbaar mannetje, met geduldige handen voor elk verwonddier. Dat heb ik als uitgangspunt genomen voor Vriend.Ik vond mezelf geweldig knap dat ik Bob in het boek de vogel
liet oppakken. In gedachten moest ik de handelingen zelf ver-richten. Brrr. Ik kon het dan ook niet laten mezelf een compliment te
geven:
Langzaam laat Bob de vogel in de doos zakken. Wat doe je dat goed, zegt mama. Bob doet net alsof hij haar niet hoort.
Met weinig woorden veel kunnenzeggen. Dat is niet veel mensen ge-geven. Anke Kranendonk beschiktover dat talent. Marjan Kok in Tubantia, 2001
Een prachtig voorbeeld van zorg voor hetweerloze dier vinden we in Vriend! Bas Maliepaard in Trouw, 2012
-
P R I J S 1 3 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 5 3 1 7 | L EMN I S CAAT
Soms waren mijn verhalen in n keer goed.
Ik moest nog wel eens wat veranderen, maar
de kern had ik te pakken.
Het kwam ook wel eens voor dat ik gebeld
werd door de redacteur met de boodschap
dat we even moesten gaan lunchen.
Dan wist ik het wel.
De redacteur, of de uitgever, zat tegenover
me in een lawaaiig restaurant, keek me diep
in de ogen en zei: Wat wil je nou eigenlijk
zeggen?
Uhm, nou, dat ik, dat het, dat uh. Is het
niet duidelijk?
Nee, het was nog niet duidelijk. We
moesten nog wat lagen afpellen, ik moest nog
helderder voor mezelf formuleren wat de
kern van het verhaal was.
Als ik die eenmaal te pakken had, dan
diende de vorm zich vanzelf aan.
Ik had eens een personage bedacht dat Danny
B heette. Het hele verhaal had ik voor ogen
(ik verklap het niet, want ooit wordt het een
boek!), ik heb er zelfs drie versies van
geschreven. Maar er klopte iets niet. Ik kon
niet uit de voeten met het karakter van
Danny B, ik kreeg de vorm niet te pakken, ik
weet het niet. Ik ploeterde en worstelde,
maar de uitgever was niet tevreden.
Ik kan het niet meer, dacht ik. Het is klaar
met de schrijverij. Ik keek door het raam van
mijn werkkamer en zag een man uit een auto
stappen. Met een apparaat op zijn rug liep hij
de straat op en spoot alle strepen op de weg
weer oogverblindend wit.
Wat een heerlijke baan! Gewoon strepen
wit spuiten. Lekker duidelijk! Dat wilde ik
wel worden: wittestrepen spuiter.
Toen belde mijn collega Edward van de
Vendel. Hij had een plan bedacht: de Slash-
reeks. Een jongere vertelt zijn of haar verhaal
aan een schrijver, die daar vervolgens een
roman over schrijft. Geen journalistiek
verslag, maar een verhaal dat boven het
persoonlijke verhaal uit zou stijgen.
Of ik eraan mee wilde werken. Omdat jij
jongeren snapt en goed kunt schrij ven, zei
Edward.
Maakte Edward een grapje? Nee, hij
meende het.
Ik keek naar buiten. De man was in zijn
auto gestapt. Dag hoor! riep ik van achter het
raam. Ik blijf toch maar hier!
Danny B legde ik in de kast en ik ging
nadenken over de Slash-reeks. Ik dacht aan
iemand die ik ooit had genterviewd voor een
televisieprogramma. Maar toen belde mijn
nichtje.
Writers blockL I EVER EEN HONDMet illustraties van Sandra Klaassen
Met mijn zoon, die toen zes jaar was, ging ik langs bij eenkennis waar twee kleine cavias waren geboren. Ik was ont-roerd door de vriendelijke wijze waarop mijn zoon met debeestjes omging en dacht: ik vraag of hij zon kleintje maghebben.Toen het beestje groot en sterk genoeg was, toog ik met
mijn zoon weer naar de kennis. We stonden gebogen overde cavias en ik vertelde hem dat hij er n mocht uitkiezen.Waarop mijn zoon in mijn oor fluisterde: Ik heb liever eenhond.Tja, dat was heel wat anders. Met Theo (zo noemde mijn
zoon het beest!) reden we terug naar huis. Daar deden wehem in een kooi, gaven hem vers hooi, water en lekker eten.Mijn zoon keek niet naar Theo om, ook al moest hij dat
van mij dagelijks doen.Op een dag kwam er iemand bij me op bezoek. Ze keek
naar de cavia en zei: Wat een mal beest, daar moet je eenboek over schrijven.Over Theo? Wat dan? Dat beest deed niets, zat de hele tijd
alleen maar in zijn hok.Toch ging ik erover nadenken en al snel volgde een boek.
De titel had ik al!
Anke beschrijft haar kleuter ondeugend, ongedwongen en overtuigend. Meesterlijkis de scne waarin Kees zijn cavia met een riempje buiten de supermarkt vastzetaan een fietsenrek. Dat soort momenten maakt het boek ook nog grappig. Bas Maliepaard in Algemeen Dagblad, 2004
Ik vind het zoooo leuk dat u boeken schrijft. In groep 6 werden we voorgelezen uitLiever een hond. Dat boek was gewoon geniaal! Weet u, als ik later ietsje ouder ben,word ik ook schrijfster. Julia, 2011
-
P R I J S : 1 3 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 5 1 0 6 4 8 9 | U I T G E V E R I J QU E R I DOE - BO E K | P R I J S : 1 0 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 5 1 0 8 1 9 3 | U I T G E V E R I J QU E R I DO
Een paar weken nadat Edward mij had ge-
vraagd om voor de Slash-reeks te schrijven,
belde mijn nichtje Lieke.
Het was tien jaar geleden dat haar boezem-
vriend Muis voor haar ogen van de brug af
viel en verdronk in de rivier. Hij was vijftien
jaar, net als Lieke.
Ook al is die gebeurtenis inmiddels lang
geleden, nu nog voel ik haar ontreddering en
die van alle vrienden en familieleden. De to-
tale schok, het in n klap afgesneden zijn
van hun onbezorgde kindertijd, dat alles
staat me nog scherp voor ogen. Binnen vijf
minuten was niets meer wat het ooit was ge-
weest.
Tien jaar lang had Lieke erover gezwegen,
net als alle anderen. Maar het is van grote in-
vloed geweest op hun leven: op het aangaan
van relaties, op schoolkeuzes en -prestaties,
op het vertrouwen in het leven, op hun dro-
men.
Lieke vertelde me dat ze een monumentje
wilden oprichten voor hun overleden vriend,
en ze vroeg me daarbij te helpen. Ze wilde dat
ik de vrienden en familieleden zou intervie-
wen over hun herinneringen aan Muis, over
hoe ze de periode na het ongeluk hebben er-
varen en hoe het nu met ze gaat.
Dat heb ik gedaan. Het was een bijzondere
ervaring dat al deze mensen ongekend open-
hartig tegen mij waren en me vertelden over
hun gevoelens van toen en nu. Vaak voor het
eerst sinds tien jaar.
ALLES I S WEG
Met Lieke Kranendonk
Verfrissend In dit boek worden de dood van een jongen enhet verdriet van de nabestaanden zonder omwegen, bijna rauw,beschreven. Het verhaal komt aan als een linkse directe. Karel Berkhout in NRC Handelsblad, 2008
Nadat dit geschreven monument voltooid
was, heb ik Lieke gevraagd of ik een roman
mocht schrijven over haar verhaal. Ze stemde
toe, maar vond het ook doodeng. Net als ik -
ik wist dat ik haar moest gaan vragen hoe het
nu precies gegaan was: waar stond jij op die
brug, waar stond Muis, hoe viel hij precies,
hoe keek hij, riep hij nog wat? En toen? Hoe-
lang hebben jullie op de brug gestaan? En
seconde? Tien? En toen, en toen?
Lieke moest heel ver terug in herinnerin-
gen die ze tien jaar lang had weggestopt.
Ze heeft het gedaan! En hoe!
Ik heb uw boek Alles is weg gelezen vooreen boekverslag, maar wat kunt u goedschrijven!! Ik heb er gewoon om moetenhuilen. Echt, als dit boek ooit verfilmd zouworden, ben ik de eerste die de film wilkopen. Super goed!!!! Graag reactie terug?Mvg. Roald
-
Al jaren verzamel ik krantenartikelen. Malle, aangrijpende,
bijzondere artikelen, allemaal mogelijke aanzetten tot een
verhaal.
Toen ik de hoofdpersoon Sean had bedacht, vond ik hem
een jongen die de krant las. Niet het nieuws, geen achter-
grondartikelen, nee, juist die kleine, onopvallende, gekke be-
richtjes. Ik heb veel van die knipsels dan ook in het boek
verwerkt en ik heb er nog heel veel over.
En dan de titel. Ik had er een. Een heel goede. Net toen het
boek naar de drukker zou gaan, werd ik gebeld door Lemnis-
caat: Wist je dat zojuist het eerste boek van een serie is ver-
schenen met als titel
Dat heb ik weer, zei ik en ik moest op zoek naar een an-
dere.
Heel wat woorden, zinnen, halve zinnen uit het boek heb-
ben we toen de revue laten passeren. We kwamen er niet uit
en ik pluisde opnieuw het verhaal uit op zoek naar een titel,
verzuchtende: Daar gaan we weer.
O, en de moeder van Sean: je begrijpt dat die in de verste
verte totaal helemaal niets van mij heeft!
P R I J S : 1 4 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 1 4 1 5 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
Mijn middelbare schoolperiode is niet helemaal vlotjes verlopen.
In de vierde klas van het vwo bleef ik zitten. Veel tijd om huis-
werk te maken had ik niet: na school gaf ik gymnastieklessen en
in het weekend werkte ik in het bejaardenhuis.
Had ik tijdens de lessen nou maar opgelet, dan was ik vast nog
wel overgegaan. Maar dat deed ik niet! Ik stuurde lyrische doch
niet gemeende liefdesbrieven naar mijn klasgenoten, lag gere-
geld flauw van het lachen in mijn bankje en vulde mijn half inge-
vulde proefwerken aan met een gedichtje over de docent of de
situatie in de klas.
Door een hersenschudding als gevolg van een brommeronge-
luk (achterop bij die broer met zijn paarse Puch) en door liefdes-
verdriet bleef ik nog een keer zitten en belandde ik op de havo,
waar ik keurig mijn diploma heb gehaald.
Toen ik kinderen kreeg heb ik ze alle drie gewaarschuwd: Doe
het niet als je moeder, let goed op tijdens de lessen, zorg dat je als
een speer in n rechte lijn door je middelbare school vliegt.
Niets van dat al.
Tja, dan heb je snel een verhaal te pakken.
DA AR GA AN WE WEER
Zo precies en zo raak wordt het leven van een puber bijna nooitbeschreven. Thomas de Veen in NRC Handelsblad, 2009
Dag schrijfster, Ik heb uw boek Daar gaan we weer gelezen en ikvond het prachtig! U moet vooral doorgaan met schrijven! Groeten van Marc
-
P R I J S : 1 3 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 2 4 8 1 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
Sommige boeken komen uit mijn tenen. Vuur is er daar nvan.Als een kind niet lekker in zijn vel zit, als het zorgen
heeft of verdriet, dan gaat leren op school niet vanzelf. Erzijn docenten die dat snappen, maar sommigen niet. Wan-neer ik scholen bezoek, kom ik wel eens een leerkrachttegen die een kind niet begrijpt, die niet ziet dat een kindhet zwaar heeft. Dat gaat me aan mijn hart, telkens weer.En dan maak ik het zelf mee bij een van mijn drie kinde-
ren. Verdriet, onzekerheid, je niet begrepen voelen hetspeelt hem allemaal parten en hij blokkeert volledig.Eerst moest ik zorgen dat het beter ging met mijn zoon,
maar ondertussen speelde door mijn hoofd: later ga ikhierover schrijven.Dat werd Vuur, het verhaal over Sam, zijn hond, zijn
vrienden en zijn juf. Tegenover de strijd die hij met haar voert, wilde ik een
volwassene plaatsen die een kind neemt zoals hij is en nietmaakt tot wat hij zou moeten zijn. Maar dat niet alleen, ik wilde een personage dat een kind
tot steun kan laten zijn zonder daar woorden aan vuil temaken: een kwaliteit die in elk kind schuilt.Die volwassene is mijn moeder geworden. Ik heb haar
even van haar wolkje teruggehaald en deze geweldige ei-genschap van haar gebruikt om Sam te helpen. Hij is erflink van opgeknapt!
VUUR
Dank, het was een geweldige ervaring om van Sam te lezen. Ikvoel wat hij voelt. Dat beschrijf je niet, maar wat je wel schrijftmaakt de beleving zo intens.Heb ik potverdrie weer om een boek van jou gelachen,
gedacht, gegniffeld en gejankt. Ik wil ook een Wiwi en een geheimenpotje voor alle
Sammen en voor mezelf. Andrea
Sam is een jongen om van te houden. Zijn verdriet en verwarring na dedood van Vuur zijn puur en zo raak opgeschreven. Kranendonk blijft inkorte zinnen heel dicht op de huid en in het hoofd van de jongen, waar-door het al snel lukt om met hem mee te denken en te voelen. Jaapleest, 2010
-
Zoals muzikale mensen makkelijk het dialect van anderenkunnen overnemen, zo kon ik makkelijk het gedrag van anderenovernemen: net iets wilder dan ik eigenlijk was, net iets beleef-der, iets rustiger, iets brutaler, iets chiquer. Of anderen datdoorhadden, wist ik niet. Thuis, in mijn bed, keek ik naar de zoldering en overzag de
dag. Meestal verzuchtte ik: morgen ga ik het anders doen. Geengekke dingen meer, me niet meer laten meevoeren door wie danook. Een rechtop meisje, met haar voeten op de vloer en haarhoofd bij de les, dat de Franse woordjes er moeiteloos in stampt.
Is Anke Lynn? Is Lynn Anke?Ja. Net zozeer als Sean Anke is (Daar gaan we weer), zijn moe-
der Anke is, net zoals ik Bob ben in Vriend, maar ook zijn moe-der en zijn vriend. Ik ben Sam in Vuur, en ook zijn vader en zijnmoeder en zijn vriendinnetje in de boom.In elk personage zit wel een klein beetje van mezelf, uitgekris-
talliseerd en opgeblazen tot een nieuw karakter.Of juist niet. Kees uit Liever een hond heeft een bloedhekel aan
zwemles en het diepe water. Dat had ik niet. Integendeel, iksprong in elk zwembad. Hoe dieper, hoe leuker. Me inleven ineen personage dat juist bang is voor dat water, maakt het schrij-ven zo leuk. Want als ik er bang voor zou zijn geweest, dan wasik zo bang geweest als Kees!
P R I J S : T /M ME I 2 0 1 3 1 0 , 0 0 DAARNA 1 4 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 5 3 1 4 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
Soms denk ik dat ik een ballon aan mijn hoofd heb hangen.Waar anders moet ik alle impressies laten die ik automatischopsla? Waar liet ik ze vroeger, toen ik buiten speelde, op mijnkop aan een rekstok hing, achterstevoren op mijn fiets pro-beerde te rijden, bij vriendinnen op bezoek ging en ondertussenalle indrukken naar binnen slurpte? Ik vond het heerlijk om bij vreemden op bezoek te zijn. Ik
keek mijn ogen uit, zette mijn oren wijd open en mijn voelsprie-ten op scherp. De combinatie van nieuwsgierigheid en me on-gemakkelijk voelen, verlegen zijn en het verlangen naar mijneigen huis, waar mijn broers en zus waren en alles zo vertrouwdwas (maar niet altijd even leuk!), maakten de bezoeken aanvrienden altijd spannend. Ik observeerde, acteerde, reageerdeen sloeg alles op.
LYNN !
Realistisch en grappig, doet in niets denken aan de soapachtigeboeken die nogal eens voor deze doelgroep geschreven worden. Inge Happ van Boekhandel Bloemendaal
-
Waar ik er in Van huilen krijg je dorstvoor koos expres niet de ziekte van deoom te noemen, maar de nadruk te leg-gen op het proces van afscheid nemen,daar noem ik in Voetballen in de hemel dieziekte wel expliciet. Tijden zijn veran-derd, ziektebeelden zijn veranderd, enook de omgang van volwassenen metkinderen is anders geworden.
En ding verandert nooit: het wezen vaneen kind. De eerste aanraking met leven,dood, liefde, verlies, pijn en vriendschapkan ongelooflijk intens zijn. De grenstussen onbevangenheid en bewustwor-ding is magisch, kwetsbaar, ontluiste-rend, diepgaand. Ik zal erover blijvenschrijven.
P R I J S : T /M ME I 2 0 1 3 1 0 , 0 0 DAARNA 1 3 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 5 4 1 3 | U I T G E V E R I J L EMN I S CAAT
Het bijzondere van uitgeverij Lemniscaatis dat bijna alle boeken in het fonds blij-ven. Dat geeft na twintig jaar een mooiplaatje van mijn oeuvre. Helaas is tochmijn debuut Van huilen krijg je dorst [ziepagina 6] in het niets opgegaan. Dat vondik jammer, omdat er nog geregeld naarverwezen of gevraagd werd. Voor dit jubileum leek het me fijn als
het boek weer in druk zou komen. Ik her-las het en besloot het verhaal groter temaken. De band van de jongen met zijnoom heb ik uitgewerkt, en ook die metzijn buurjongen. De vader heb ik een rolin het verhaal gegeven, terwijl die eerstergens op de grote vaart dobberde.
VOETBALLEN IN DE HEMEL
Met illustraties van Peter-Paul Rauwerda
-
E EN N I J L PAARD VOOR D E J U F | B O L L BOO S | P R I J S : 1 2 , 7 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 8 7 0 1 9 2 6U I T G E V E R I J ZW I J S EN
DUBB E L V E R L I E F D | B O E K B END E S E R I E 1 | P R I J S : 1 2 , 2 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 2 7 6 7 4 5 8 6U I T G E V E R I J ZW I J S EN
AV I -BOEKEN VOOR U I TGEVER I J ZW I J SEN
Een boek is een boek dat gelezen moetworden om de noodzaak waaruit het ge-schreven is. Lastige woorden, lange zin-nen, moeilijke themas? Als een kindgegrepen wordt door een boek kan hetalles aan. Alles? Ja, want de rest kan hijde volgende keer aan.Als het weer zover is dat ik een boek
moet schrijven, houd ik me niet aan lees-regels; stijl en vorm dienen zich als van-zelf aan.
Niettemin vind ik het ontzettend leuk omte schrijven voor Zwijsen, de uitgeverijdie zich juist richt op de schoolmarkt enelke leerling in staat stelt om kilometerste maken met lezen. Met weinig woorden, nlettergrepige
woorden en zelfs maar een aantal letterstoch een leuk verhaal schrijven vind ikeen heerlijke puzzel.En ook verhalen schrijven met idioot
lange en ingewikkelde woorden die ik an-ders nooit zou gebruiken, in zinnenwaaraan maar geen punt wil komen, opeen manier dat een kind het boek in nruk wil uitlezen, is een hartstikke leukeuitdaging.
Een aantal jaren geleden ging het avi-systeem op de schop. Volgens de werk-groep geleerde geletterden van deuniversiteit van een of andere plaats wasvoortaan niet meer de hoeveelheid letter-grepen van belang, maar het gemiddeldaantal letters per woord en het aantalwoorden per zin.Zwijsen was er als de kippen bij en
vroeg mij om een boek op avi9 plus-ni-veau te schrijven.Dat deed ik. Het verhaal ging over de
liefde: Dubbel Verliefd. Ik liet een jongenen een meisje om de beurt vertellen hoeze verliefd waren geworden op elkaar enhoe die liefde al snel desastreus eindigde.
Ik schreef: Zodra de polyester zeilbootschuin overhelde, hing ik in mijn grote trape-zebroek boven het water waarover we pla-neerden. Terwijl ik bedoelde: Zodra de bootschuin ging en we over het meer spoten, hingik in mijn trapezebroek buitenboord.Zo praten kinderen toch niet, zei ik
tegen mijn redacteur. Nee, maar de zin-nen moesten lang, de woorden moeilijk.Toen het boek verschenen was, kwa-
men de geleerde letterheren terug op hunidee. Het hoefde toch niet zo overdreveningewikkeld. Maar wat denk je, geenenkel kind heeft last gehad van die inge-wikkelde woorden en gekunstelde zin-nen. Ze vonden het verhaal hartstikkespannend en wat ze niet begrepen, lietenze voor wat het was!
Toen ik Vuur had geschreven, wilde ikook schrijven over lieve juffen en mees-ters, over de zware druk die op hunschouders rust, over de administratie dieze moeten bijhouden, over alle normenwaaraan kinderen moeten voldoen, duseigenlijk over die bespottelijke ratracewaaraan wij als maatschappij maar blij-ven deelnemen en waarbij we ons doorangst laten leiden, zonder ons eens af te
vragen of we van al dat gejakker eigenlijkwel vrolijk worden. Zo.Prompt belde Zwijsen of ik een boek
wilde schrijven voor jonge kinderen dieal goed kunnen lezen. Het werd Een nijl-paard voor de juf, waarin een jongetje ver-liefd is op zijn juf, die de regels van deinspecteur weet te trotseren. Ik kon hetallemaal in romantische volzinnen be-schrijven.
Met drie kinderen woonde ik in Amster-dam. Hoeveel nachtmerries ik niet hebgehad over het verliezen van een kind bijeen tramhalte, en hoeveel scenarios ikniet heb bedacht over wat te doen als eenkind al in de tram zit, een ander kind netwegloopt en de derde bedenkt een anderelijn te nemen. Dat leek me een leuk uitgangspunt
voor een boek dat geschreven zou wordenin enkel dialogen en dat kinderen met el-
-
DANK
Na twintig jaar schrijverschap en dertigjaar liefde is dit een goede gelegenheidvoor een dankwoord. Mijn man Hans isde grote stimulator achter mijn schrijf-carrire. Dertig jaar geleden was hij kun-stenaar en ik zoekende. Van huis uit hadik meegekregen dat je je dienstbaarmoest maken aan de maatschappij. Metde Amsterdamse drop-outjongeren konik goed overweg, was dat mijn toekomst? Maar ik moest mijn fantasie kwijt, din-
gen maken, verbeelden wat ik mee-maakte en wat me raakte. Er was eenonstuitbare drang tot creren. Hans deed dat gewoon.Toen mijn vader tijdens het kennisma-
kingsgesprek met mijn lief vroeg of zijnbezigheden enig toekomstperspectief enaanzien in de maatschappij boden, ant-woordde Hans: Dat weet ik niet, maar ikword er gelukkig van.Hans stimuleerde me om te schrijven.
Hij las mijn manuscripten, moedigde meaan om door te gaan, bood me de gele-genheid een aantal dagen in afzonderingte werken terwijl hij het gezin runde. Hijwas ook streng! Als ik met iets bezig waswat ik nog niet duidelijk voor ogen had,
schreef hij onder mijn opzet: je inzet isgoed, de uitwerking niet. Was het manu-script echter goed, dan wachtte hij memet open armen op, omhelsde me enhield hij weer voor een poosje van me.Lieve Hans, ik omarm je nu met woor-
den.
Dank Lemniscaat. Dank Jean Christophe,Monique, Frances, Susanne, Joukje,Carlijn, Merel, Kelly, Jesse, Marc, Joop,Marleen, Kirsten, Barbara en alleanderen. Voor het vertrouwen in mij,voor de stimulans, de gesprekken, deredactie, het geduld.
Ook dank aan Zwijsen, aan Anke, Agnes,Karin, Elise, Rineke, Anna, Hubertine,Roel en alle anderen voor de fijne samen-werking en de grappige en mooie projec-ten waaraan we samen hebben gewerkt.
kaar hardop konden lezen. Het verscheenin de serie Toneellezen, met als titel Ver-dwaald in Amsterdam. Er komen toeristenin voor, rasechte Amsterdammers, tram-chauffeurs, marktkooplui en nog veelmeer figuren. Achter in het boek is deroute getekend die het meisje en haarmoeder afleggen door Amsterdam om el-kaar te zoeken.
Toen mijn buurmeisjes te horen kregendat ze over vier weken zouden verhuizennaar een ander land, waren ze volledigvan slag. Voor hen schreef ik een boekje,vanuit het perspectief van een van dezusjes: het meisje dat heel makkelijk konleren maar dat wat moeite had met soci-ale interactie. Het boekje was ook ditmaal bestemd
voor jonge lezers die vlot konden lezen.Mijn personage leende zich daar goedvoor.Een jaar na hun verhuizing verscheen
het boek, net voor de zomervakantie.Trots en ontroerd was ik toen ik na zes
weken een cadeau kreeg van de meisjes:een zelfgemaakte film waarin ze het heleboek Ik ga weg hadden nagespeeld.
Spelen met woorden, dat is waar Uitgeve-rij Zwijsen mij de gelegenheid toe geeft.Ik hoop dat ik nog lang mag blijven spe-len!
V E RDWAA LD I N AMS T E RDAM | TON E E L L E Z EN | P R I J S : 1 2 , 9 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 8 7 0 7 7 1 3U I T G E V E R I J ZW I J S EN
I K GA WEG | B O L L E BOO S | P R I J S : 1 2 , 7 5 | I S BN : 9 7 8 9 0 4 8 7 1 0 2 3 2U I T G E V E R I J ZW I J S EN
-
Broers en zussen in 1963
-
Mama las elke dag voor
Kantklossen
Ik ging gewoon weg
Mijn eerste motor
-
Jeugdtheater
En altijd mijn gitaar mee
In zelfgemaakte kleren en zelfgeverfde haren rond 1983
Buurman Bolle I I , VPRO
Moeder van de kinderenin Buurman Bolle
-
Openening van de Letterenloop 2010, Foto: Ben van der Meer
Presentatie Daar gaan we weer
Voorleesworkshop op Manuscripta
De tweeling verteltwie er het eerst uitde buik kwam. Berlicum 2009
Voorleesvoorstelling
-
Brugklas 1971