Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een...

150

Transcript of Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een...

Page 1: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de
Page 2: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de
Page 3: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

Amor Docet Musicam De Koninklijke Harmonie St.-Cecilia Veurne in haar concurrentiestrijd

tijdens de periode 1870-1914

Scriptie ingediend tot het behalen van het diploma Master in de Geschiedenis

Door

Fanny Matsaert

Promotor Prof. Dr. Jan Art

Faculteit Letteren en wijsbegeerte

Vakgroep Nieuwste Geschiedenis

Academiejaar 2007-2008

Page 4: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

1

Voorwoord

Dit academiejaar studeren de eerste Masterstudenten Geschiedenis af aan de

Universiteit van Gent. Dat betekent dat het ook het eerste jaar is dat de Masterscriptie, de

vroegere licentiaatsverhandeling, in één academiejaar dient afgewerkt te zijn. Het gevolg

hiervan is, dat de onderwerpen van de scripties veel beperkter zullen zijn in diepgang en

periodisering. Ook het inlezen in het onderwerp en het opzoekingswerk voor de scriptie

dienen op enkele maanden beëindigd te worden. Het vormde dan ook geen gemakkelijke

opdracht om deze Masterscriptie tegen de voorziene datum af te ronden, niettegenstaande

er mij wel wat hulp werd aangeboden. Ik neem hier dan ook even de tijd om enkele mensen

te bedanken.

Eerst en vooral wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Jan Art, bedanken voor het geven van de

nodige richtlijnen met betrekking tot mijn scriptie. Ook zijn assistente, Drs. Karlijn Deene, wil ik

bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele

nuttige werken.

Daarnaast wil ik het personeel van het Stadsarchief en de Bibliotheek van Veurne bedanken

voor het mij wegwijs maken in hun instelling en het verdragen van mijn vele uren

aanwezigheid.

Ik had graag de voorzitter van de harmonie, Ivan Winnock bedankt, voor het ter beschikking

stellen van zijn archiefbronnen en het vele illustratiemateriaal.

Verder wil ik ook mijn dank betuigen aan Jan Deschilder voor het uitlenen van zijn laptop

gedurende meerdere maanden en het aanpassen en controleren van mijn

voetnotensysteem.

Ik had graag een woordje van dank geuit aan de lezers van mijn scriptie, die in een zeer

korte tijdspanne hun kritische bemerkingen hebben gegeven.

Tot slot wil ik nog mijn ouders bedanken voor de mogelijkheid, die ze mij hebben gegeven

om deze opleiding tot een goed einde te brengen, maar ook voor hun financiële

ondersteuning gedurende mijn studies en tijdens mijn Masterscriptie. Hierbij dien ik dan nog

mijn vader in het bijzonder te bedanken, voor zijn hulp bij het ontwerpen van het titelblad

van deze scriptie.

Fanny Matsaert, 26 mei 2008

Page 5: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

2

Inleiding

1. Probleemstelling en methodologisch onderzoek

Wanneer ik in september voor de aanvang van het academiejaar op zoek diende te

gaan naar een onderwerp voor mijn masterproef, was ik ervan overtuigd, dat het onderwerp

een zekere relevantie moest hebben met mijn geboortestreek, de Westhoek. Ik ben namelijk

van mening dat de motivatie om de opdracht tot een goed einde te brengen veel groter is

wanneer er toch enige verbondenheid met het onderwerp is. Na wat zoeken in mogelijke

historische onderwerpen en na raadgevingen van plaatselijke geïnteresseerden, ben ik

uiteindelijk op een onderwerp gestoten. De centrale vraag doorheen mijn masterscriptie is

welke rol een culturele vereniging heeft gespeeld in een stad op cultureel, sociaal en politiek

vlak gedurende de periode 1870-1914. Als culturele vereniging heb ik mij geconcentreerd op

een amateuristische muziekvereniging, de Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, waarover tot op

heden nog geen enkele studie werd gemaakt, maar die zich nochtans wel kan beroepen op

een rijk verleden van 186 jaar. Ze werd namelijk reeds gesticht in het jaar 1822. Mijn eerste

doelstelling was dan ook om de harmonie vanaf haar stichtingsdatum door te lichtten, maar

door de vernieuwde maatregelen binnen de Masteropleiding, waarbij de thesis in slechts 1

academiejaar dient afgewerkt te worden, was ik genoodzaakt om de onderzoeksperiode in

te korten tot 40 jaar. De masterproef speelt zich af in de stad Veurne, mijn eigen

geboortestad, die als leidraad doorheen de volledige studie loopt.

In de masterscriptie kunnen twee grote onderdelen onderscheiden worden. Enerzijds heb ik

een studie gemaakt van de harmonie zelf gedurende de periode 1870-1914, omdat er

hierover geen enkel literair werk voorhanden was. Er zijn namelijk al heel wat

licentiaatsverhandelingen gemaakt die een terreinverkennende studie doorvoerden, met als

onderwerp de amateuristische muziekmaatschappijen. Daarom leek het mij enigszins nuttig

om deze algemene bevindingen ook eens concreet toe te passen op één enkele harmonie.

Mijn studie bestaat dus uit een gedetailleerd historisch overzicht en daarnaast werd ook de

volledige harmonie op tal van punten doorgelicht, zoals de werking, het repertoire, de

concerten en festivals,….

Anderzijds werd een politieke studie aangevat, waarbij de keuze van de bestudeerde

periodisering een belangrijke rol heeft gespeeld. De startdatum, 1870, is namelijk ook de

periode wanneer de politieke verzuiling in België een concrete aanvang neemt. Het

volledige land wordt in twee politieke zuilen verdeeld: een katholieke en een liberale. Deze

verzuiling vindt plaats binnen alle aspecten van de maatschappij, dus ook op cultureel vlak.

Het leek mij interessant om eens na te gaan hoe deze verzuiling zich concreet in een stad als

Veurne heeft gemanifesteerd en hoe dit het culturele leven heeft beïnvloed. Daarom zal de

relatie van de harmonie St.-Cecilia, die liberaal getint was, worden afgewogen tegenover

Page 6: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

3

een andere muziekmaatschappij in de stad, namelijk De Melomanen, die aanleunde tegen

de katholieke zuil. Er zal onderzocht worden in welke mate er een rivaliteit of concurrentie

tussen deze twee verenigingen was. Daarnaast wordt eveneens de relatie van de harmonie

St.-Cecilia met het stadsbestuur bestudeerd en of er veranderingen merkbaar zijn tussen een

liberaal of een katholiek stadsbestuur. Het was namelijk zo dat er zich halverwege de

bestudeerde periode een politieke machtswissel voordeed.

De einddatum van mijn onderzoek, 1914, werd gekozen omdat vanaf dan de Eerste

Wereldoorlog plaatsgreep en dit in Vlaanderen en zeker in Westhoek een speciale situatie

met zich meebracht. Het was namelijk zo dat er praktisch geen enkele vereniging gedurende

de vier jaren van bezetting actief was. Daarenboven was, gezien de korte periode voor het

bestuderen van een masterproef, 40 jaar al voldoende.

Voor mijn onderzoek diende ik vooral in de bronnen van het Stadsarchief van Veurne op

zoek te gaan naar gegevens. Ook in de lokale kranten, die in het archief op microfilm

worden bewaard, vond ik heel wat bruikbare informatie. Deze lokale kranten waren de

belangrijkste bronnen voor het onderzoek naar de concurrentie tussen de plaatselijke

muziekmaatschappijen.

De bronnen van de harmonie St.-Cecilia worden bewaard bij de hedendaagse voorzitter en

secretaris. Deze bronnen waren dan ook gedurende het volledige onderzoek in mijn bezit,

wat een grote meerwaarde was voor het bestuderen van de harmonie. Niettegenstaande

het grote voordeel ik hier genoot, werd ik ook al snel geconfronteerd met een

methodologisch probleem. Aangezien de archiefwet bepaalt dat culturele verenigingen niet

verplicht zijn, om hun bronnen af te staan aan een plaatselijke archiefinstelling, zijn de

bronnen van de andere muziekvereniging, De Melomanen, nergens meer teruggevonden.

Dit vormde wel een grote leemte in het onderzoek, maar kon enigszins opgevuld worden met

de gevonden informatie in de literatuur en de lokale kranten. Er was in het stadsarchief wel

nog een pakket over De Melomanen voorhanden, maar deze dateerde van een latere

datum. Gelukkig werd er wel nog een kopie van de stichtingsakte in teruggevonden, die

toch nog enigszins bruikbaar was voor het onderzoek. Toch is het afwezig zijn van deze

bronnen ook de reden waarom het onderzoek aangevangen werd vanuit één culturele

vereniging, namelijk de harmonie St.-Cecilia.

Page 7: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

4

2. Bibliografie

2.1 Archiefbronnen 2.1.1 Openbare archieven

- Rijksarchief Brugge: Provinciale Almanak en wegwijzer van de stad Brugge en

der provincie West-Vlaanderen: 1870-1914

- Stadsarchief Veurne: pakket feesten en plechtigheden: 1870-1896

- Stadsarchief Veurne: pakket feesten en plechtigheden: 1896-1914

- Stadsarchief Veurne: gemeenteraadsverslag: 1879-1901

- Stadsarchief Veurne: registers der beraadslaging: 1883-1892

- Stadsarchief Veurne: registers der beraadslaging: 1892-1893

- Stadsarchief Veurne: registers der beraadslaging: 1901-1910

- Stadsarchief Veurne: pakket De Melomanen

2.1.2 Private archieven

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: verslagboek van de vergadering: 1822-1860

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: verslagboek van de vergadering: 1860-1909

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: verslagboek van de vergadering: 1910-1945

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: rekenboek:inkomsten en uitgaven:1870-1888

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: rekenboek:inkomsten en uitgaven:1881-1903

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: rekenboek:inkomsten en uitgaven:1904-1974

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: overzicht programma concerten: 1876-1889

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: ledenlijst: actieve leden + ereleden:1849-1873

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: ledenlijst: actieve leden + ereleden:1874-1895

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: ledenlijst: actieve leden + ereleden: 1904-1933

- Koninklijke harmonie St.-Cecilia: Kas voor het onderhoud van de militaire kledij

- Map knipsels Sasje-Muziek

- Harmonie Apollon: 1833-1849

2.1.3 Periodieken

- Het Advertentieblad der stad en arrondissement Veurne: 1825-1914

- De Veurnaar: weekblad der stad en arrondissement van Veurne: 1838-1913

2.1.4 Foto archief

- Privé fotoarchief Ivan Winnock

Page 8: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

5

2.2 Literatuurlijst

- AMEEUW (Jef.) en VILAIN (W.). Het Veurnse van toen. Brugge, Vandewiele

PVBA, 1978, 160p.

- ART (Jan). Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente? Deel 1: Inleiding

tot de lokale geschiedenis van de 19de en 20ste eeuw. Gent, Mens en cultuur

uitgevers, 2003, 415p.

- BAETEMAN (Cecile). The Holocene development of a tide-dominated coastal

lowland: Western coastal plain of Belgium: Field Guide. Brussel, Belgian

Geological Survey, 2004, 76p.

- BLOM (J.C.H.) en LAMBERTS (E.). Geschiedenis van de Nederlanden. Baarn,

Hbuitgevers, 2004, 432p.

- BORRE (Pieter). Jaarboeken der maatschappij van Rhetorika ‘Arm in de borze

en van zinnen jong’ te Veurne. Veurne, Ryckeboer, 1868, 51p.

- BOS (Chr.) en JANS (E.). Het grote muziek- en showboek. Helmond, Uitgeverij

Helmond, 1988, 159p.

- CLARK (C.) en KAISER (W.). Culture wars: secular-catholic conflict in nineteenth-

century Europa. Cambridge, Cambridge University Press, 2003, p. 376p.

- DALLE (D.). Gids voor de Westkust, Veurne en het achterland. Si., WestVlaamse

Gidsenkring afdeling Westhoek, s.d., 80p.

- DALLE (D.). Historiek van het koninklijk Atheneum te Veurne (1851-1951).

Veurne, Oud-leerlingenbond, 1951, 97p.

- DALLE (Godgaf). Gids voor Veurne-Ambacht. Antwerpen, Standaard, 1981,

264p.

- DAWYNDT (A.). Veurne rond ‘la Belle Epoque’. Veurne, Bachten de Kupe, 1978,

128p.

- DAWYNDT (A.). “De Ollevier’s, oud-burgemeesters van Veurne”. Veurne,

Bachten de Kupe, XVII, 2, 1975, pp. 43-44

- DECLERCK (Roland). Veurne, nostalgische terugblik. Veurne, Het Streekboek,

1990, 96p.

- DEGRAER (Hugo). Repertorium van de pers in de arrondissementen Diksmuide,

Ieper, Kortrijk, Tielt en Veurne (1807-1914). Leuven, Nauwelaerts, 1968, 413p.

- DEHOLLANDER (Daniël). Snippelingen uit het vroegere Veurne en Ommeland.

Veurne, si., 1967, sp.

- DE POTTER (F), RONSE (E) en BORRE (p.). Geschiedenis der stad en kastelnij van

Veurne. Brussel, Kultuur en Beschaving, 1975, 2dl., 454p.

Page 9: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

6

- DE POTTER (F.), RONSE (E.) en BORRE (P.). Geschiedenis van het Sint-

Sebastiaansgilde van Veurne. Gent, Annoot-Braeckman, 1873, 120p.

- DE POTTER (F.) en BORRE (P.). Geschiedenis der Rijderijkerskamer van Veurne.

Gent, 1870, 209p.

- DUFRANE (J). Annuaire musical de la Belgique, contenant l’Historique de toutes

les sociétés musicales du Royaume, la date de leur fondation, les noms des

membres, l’adresse de locaux, etc. Frameries, Si., 1880, 1884, 1886, 1890, 1895,

sp.

- DUMOULIN (Luc). Particuliere studie van het harmonie- en fanfarewezen in

West-Vlaanderen. Sociologisch onderzoek over de amateuristische

blaasmuziekverenigingen in Groot-Kortrijk. Gent, RUG (onuitgegeven

licentiaatsverhandeling), 1979, 2dl., sp.

- Gesquiere (A.). Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse

boetprocessie. Veurne, Gesquiere, 1993, 140p.

- GREGOIR (E.). L’art musical en belgique sous regne de leopoldI et II. Sl., si., sd.,

sp.

- HAEGHEBAERT (Luc). Terreinverkennend onderzoek naar de geschiedenis van

de amateuristische muziekverenigingen in de provincie West-Vlaanderen

gedurende de Nieuwste Tijden. Gent, RUG (onuitgegeven

licentiaatsverhandeling), 1984, 3 dl., sp.

- HEINDERYCKX (Pauwel.). Jaerboeken van Veurne en Veurne-ambacht.

Veurne, Edmond Ronse, 1853-1856, 4 dl., sp.

- HENDRYCKX (J.). “De burgemeesters van Veurne vanaf de Belgische

onafhankelijkheid tot aan wereldoorlog II.” Veurne, Bachten de Kupe, XXVIII,

1986, 4, pp. 85-98

- http://www.christianmusicians.be

- HUYSE (L.). De verzuiling voorbij. Leuven, Kritak, 1987, 103p.

- JACOPS (E.). Nomenclature des sociétés musicales de la Belgique suivie d’une

notice chronologique sur l’association royale de sociétés lyriques d’anvers.

Anvers, Van Merlen et fils, 1853, 92p.

- LAPLASSE (Jan). Veurne, een kleine provinciestad tijdens Wereldoorlog II: een

bijdrage tot de analyse van het verzet in de Westhoek. Gent, Universiteit Gent

(onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1996, 268p.

- LUYKX (Theo). Politieke geschiedenis van België 1, van 1789-1944. Brussel-

Amsterdam, Elsevier, 1977, 765p.

- MORTELMANS (Ronny). Politieke machtstrijd in het arrondissement Veurne

(1848-1894). Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 99

Page 10: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

7

- MORTIER (Chris). Motieven voor het lidmaatschap van muziekverenigingen:

een sociografisch onderzoek binnen 7 verenigingen in Oost-Vlaanderen. Gent,

RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1987, 156p.

- NEVEJANS (M.). Een oude Veurnaar vertelt …Sl., Vandenabeele, 2004, 68p.

- OOMS (Hans). Terreinverkennend onderzoek naar elementen in het

muziekleven in de periode 1770-1914. Gent, RUG (onuitgegeven

licentiaatsverhandeling), 1982, 3dl., sp.

- PAUWELS (W.). Gids van Veurne. Veurne, De Klaproos, 1996, 24p.

- PAUWELS (W.). “Daniël de Haene, een vernieuwer”. Veurne, De Archikrant, XXI,

2, 2001, pp. 42-51

- PAUWELS (W.). “Veurne onder de liberale burgemeester Behaeghel : Veurne in

de 19de eeuw”. Veurne, si., sd., pp. 1-9

- POELS (J.). De volkse muziekverenigingen. Hun oorsprong, hun evolutie in België. In

vademecum ten dienste van de Belgische volkse muziekverenigingen. Oostende, I. De

Vriese, 1956, 315p.

- PLETTINCK (Leopold). Furnes illustré. Veurne, Desmyter, 1902, 139 p.

- Sn. 150 jaar Koninklijk Atheneum, 100 jaar oudleerlingenbond; jubileumboek.

Veurne, Bond Rijksscholen, 2000, 145p.

- Sn. Dit is West-Vlaanderen. Steden-gemeenten-bevolking. Sint-Andries, Flandria

N.V., 1959, 312p.

- Sn. Harmonies en fanfares in 150 jaar België. Brussel, gemeentekrediet, 1980,

80p.

- Sn. Inventaris van het verenigingsleven in west-vlaanderen. Brugge, Provinciale

dienst voor cultuur. 1969, 507p.

- Sn. “Ste-Cecilia muziek te Veurne”. Veurne, Bachten de Kupe, XXIV-XXV, 1982-

1983, p. 164

- Sn. Veurnse kroniek. Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, 112p. - VANDERSTRAETEN (Raf). “Cultural Values and Social Differentation: the

Catholic pillar and its education system in Belgium and the Nederlands”.

Compare, XXXII, 2002, 2, pp. 134-148

- VANDEWALLE (Karin). De Socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-

1914. Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, 415p.

- VAN ACKER (Jan). De burgemeesters van de 5-Art-gemeenten. Veurne,

Bachten de Kupe, XV, 3, 2001, pp. 65-72

- VAN ACKER (Jan).“De kiosk in het Stadspark van Veurne ”. Veurne, De

Archikrant, XXII, 3, 2002, pp. 95-100

Page 11: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

8

- VAN DEN BERGHE (Felix). Geschiedenis van de Latijnsche schoole en van het

Bischoppelijk College te Veurne. Veurne, Oud-leerlingenbond College, 1952,

313p.

- VAN DEN EECKHOUT (Patricia) en VANTHEMSCHE (G.). Bronnen voor de

studie van het hedendaagse België, 19de en 20ste eeuw. Brussel, VUBPress, 1999,

1439p.

- VAN GELDER (Etienne). Bibliografie van Veurne. Veurne, Van Gelder, 1987,

228p.

- VAN GELDER (Etienne). Bijvoegsel en aanvullingen 1986-1992. Veurne, Van

Gelder, 1992, 51p.

- VERDONCK (Juliette). “Wij hebben de jongste! Veurnse burgemeesters sinds de

Belgische Omwenteling”. Veurne, De Archikrant, IX, 1, 1999, pp. 10-16

- VERDONCK (Juliette). “Feestelijk Archief”. Veurne, De Archikrant, VIII, 3, 1998,

pp. 85-96

- WINNOCK (Ivan). Geschiedenis Willemsfonds Veurne-De Panne 1907-2007: ter

gelegenheid van het honderdjarig bestaan 1907-2007. Sl., si., 2007, 120p.

Page 12: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

9

Hoofdstuk 1: Historische voorstelling van de stad Veurne Hierna volgt een overzicht van de stad Veurne, waarin mijn verhandeling zich afspeelt.

Achtereenvolgens wordt de geografische ligging en de geschiedenis van de stad

besproken. Vervolgens wordt een weergave gegeven van het dagelijkse leven in de stad op

het einde van de 19de – begin 20ste eeuw en bied ik een overzicht aan van de bestaande

culturele verenigingen, die de stad rijk was tijdens de bestudeerde periode.

1.1 Geografische ligging

Veurne is een kleine stad, die zich in het hart van de Polders bevind.1 De stad

situeert zich op enkele kilometers van de kust en is tevens niet ver verwijderd van de Franse

grens. Ze vormt sinds lang de hoofdstad van het arrondissement Veurne. De stad telde bij de

aanvangsperiode van mijn onderzoek een 4500-tal inwoners. In 1914 waren dit er al tegen de

7000.

Veurne bestond, zoals elke andere stad, eveneens uit een aantal wijken en

niettegenstaande het bestaan van wijken al eeuwen terugliep, werd de wijkindeling in

Veurne pas in 1849 wettelijk door het stadsbestuur geregeld. Er waren in de stad 15 erkende

wijken met elk hun eigen vaandel. De belangrijkste wijken voor mijn onderzoek waren vooral

de Marktwijk, waar alle grote stedelijke aangelegenheden op plaatsvonden, maar ook de

Statiewijk, de Bewesterpoort en de Beoosterpoort. Aan het hoofd van iedere wijk stond een

wijkmeester, die bij grote plechtigheden het voorrecht kreeg, om het vaandel aan zijn

huisgevel te mogen bevestigen. De wijkmeester had meerdere taken. Zo stond hij in voor het

versieren van de huizen bij stads- of familiefeesten, voor het oprichten van praalbogen en

voor het voorlezen van gelegenheidsredevoeringen. Daarnaast kon hij ook de leden van een

wijk samenroepen, indien dit nodig was. De wijkmeester werd bij al zijn taken bijgestaan door

een onderwijkmeester, die net als de wijkmeester zelf door het stadsbestuur werd aangesteld.

Naast deze officiële wijken, waren er ook nog enkele niet-officieel erkende wijken, waarbij de

wijk ‘Het Sasje’2 voor ons de meest belangrijke is. Deze buurten waren vooral bekend voor

hun organisatie van feesten en kermissen.3

1 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 3 2 Het Sasje, gelegen in het noordoosten van de stad en slechts te bereiken via een lange onverlichte dreef. Hiermee lag de wijk wat meer afgelegen van het stadscentrum. 3 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, pp. 5-9

Page 13: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

10

1.2 Historisch overzicht

De vroegste vermelding van Veurne bevindt zich in een akte van Karel de Kale van

het jaar 877. Hierin wordt Furnis vermeld, afkomstig van het oud-Germaanse Furnum, een

nederzetting aan de waterloop de ‘Furn’. Veurne lag op een klein eiland voor de Vlaamse

kust. Reeds vele jaren werd aangenomen dat ze net boven de overstroming van Duinkerke

bleef uitsteken,4 toen de tweede Duinkerkse transgressie rond de 3de - 4de eeuw de volledige

ijzervlakte onder water zette.5 Onlangs werd echter door de geologe Cecile Baeteman vast

gesteld, dat de vorming van de kustvlakte een zeer geleidelijk proces was en er zich geen

overstroming heeft voorgedaan.6 Op het einde van de 9de eeuw, rond 890, werd op deze

plaats door de grondbezitters een castrum7 gebouwd, ter bescherming tegen aanvallen van

de Noormannen. Van Noord-Frankrijk tot Zeeland zijn een aantal gelijkaardige plaatsen

teruggevonden. Deze plaatsen zijn rond van vorm, hebben een diameter variërend tussen

150 en 200m en waren oorspronkelijk omgeven door een gracht en een aarden wal met

palissade. Ze vertonen eveneens een grote overeenkomst met Vikingkampen in

Denemarken. Er bestaat een algemene tendens om de oorsprong van deze plaatsen in

verband te brengen met de periode van de Vikinginvallen.8 Ook Veurne kan dus perfect

binnen dit patroon worden ingekaderd. Binnen het castrum te Veurne stond centraal een

burcht en een burchtkapel.9 De burchtkapel was aan Onze Lieve Vrouw toegewijd, waar

vanaf de 10de eeuw de relieken van de Heilige Walburga en haar broers Winnebald en

Willibald werden in ondergebracht, die in dit burchtkerkje vereerd werden. In de 12de eeuw

werd het burchtkerkje vervangen door een Romaanse kerk, met de Heilige Walburga als

patrones.10 Het castrum werd begrensd door een ringgracht en een afsluiting van houten

palen, een palissade.11 De omwalling van de burcht tekent zich nog gedeeltelijk af in het

huidige stadsbeeld.12 Rond 1060 ontstond aan de oostzijde van de burcht een

handelsnederzetting van schippers en kooplui.13 Er liep namelijk een waterweg ‘de Colme’

nabij de burcht, die als aanleghaven werd gebruikt en meteen ook een gunstige plaats was

voor bewoning en werkgelegenheid. Nabij deze haven werd tussen 1099 en 1120 een kleine

kapel gebouwd, die later zou uitgroeien tot het Sint-Niklaasklooster.14

4 K. VANDEWALLE, De socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p. 42 5 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boeteprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, p. 5 6 C. BAETEMAN, The Holocene development of a tide-dominated coastal lowland: Western coastal plain of Belgium: Field Guide, Brussel, Belgian Geological Survey, 2004, pp. 4-56 7 Een versterkte woonkern 8 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 10 9 Ibid., p. 8 10 Ibid., p. 13-14 11 Ibid., p. 15 12 G. DALLE, Gids voor Veurne-Ambacht, Antwerpen, Standaard, 1981, p.94 13 J. AMEEUW en W. VILAIN, Het Veurnse van toen, Brugge, Vandewiele PVBA, 1978, p.6 14 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, pp. 17-18

Page 14: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

11

In de 12de - 13de eeuw kent Veurne een grote economische bloei door de lakennijverheid en

wolhandel en wordt ze vermeld onder de leden van de Londense Hanze.15 In die zelfde

periode werd Veurne eveneens hoofdstad van Veurne-ambacht, één van de kasselrijen

waarin het graafschap Vlaanderen was ingedeeld. Daarnaast was ze tevens één van de

best versterkte steden van Vlaanderen.16

Toch maakte Veurne in de 13de eeuw ook het begin van een crisisperiode mee. In 1270 zou

de actieve handel met Engeland sterk verzwakken door een verslechtering van de Vlaams-

Engelse betrekkingen. Deze crisisperiode zou tot in de 16de eeuw voortduren, waarbij de stad

economisch volledig uitgeblust was en waarbij de leidende klasse hoofdzakelijk uit renteniers

bestond. Dit wijst erop dat Veurne een tijdperk van buitengewone bloei moet hebben

gekend, maar in de 16de eeuw volledig ingeslapen was. Hierdoor kregen de Veurnaars dan

ook hun bijnaam: ‘De Slapers’, voor het eerst vermeld in het boek ‘De properheden van den

Steden van Vlaenderen’ (geschreven tussen 1347 en 1414) en overgenomen door de Brugse

rederijker Edward de Dene in het gedicht ‘Langhen Adieu’.17 Daarenboven werd de streek in

de 15de en 16de eeuw vaak geteisterd door oorlogen. Tot twee keer toe vielen beeldstormers

de stad binnen: een eerste keer in 1566 en een tweede keer in 1578. Deze geuzen hadden

het op kerken en kloosters gemunt, waarbij het interieur van de Sint-Walburgakerk en de Sint-

Niklaasabdij zwaar werden toegetakeld.18

1586 zou echter een keerpunt betekenen voor Veurne, want toen werd de magistraat van

de stad en de kasselrij in één unie verenigd. Hierdoor ontstond er een grotere eenheid tussen

de stads- en plattelandsbewoners en kon er zich opnieuw een economische bloei voor het

platteland handhaven.19

De periode van ellende en oproer zou volledig ten einde komen met de komst van het

Spaans bewind van de aartshertogen Albrecht en Isabella over de Zuidelijke Nederlanden.

Tussen 1596 en 1636 zouden een aantal prachtige renaissancegebouwen worden

opgetrokken.20 Door een drie-stedenakkoord met Duinkerke en Brugge werd het

waterverkeersnet tussen 1633 en 1641 uitgebreid, wat verder bijdroeg tot de economische

voorspoed van de stad.21

Met het verdwijnen van de aartshertogen Albrecht en Isabella komt ook een einde aan de

periode van relatieve rust. Niet alleen werd de stad tussen 1646 en 1648 geteisterd door een

grote pestepidemie, waardoor een derde van de bevolking stierf, maar daarnaast leed men

ook onder de Frans-Spaanse oorlogen. Veurne werd het toneel van voortdurende

15 D. DALLE, Gids voor de westkust, Veurne en het achterland, si., West-Vlaamse Gidsenkring afdeling westhoek, sd., p. 47 16 W. PAUWELS, Gids van Veurne, Veurne, De Klaproos, 1996, p.1 17 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boeteprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, p. 8 18 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 49 19 D. DALLE, Gids voor de westkust, Veurne en het achterland, si., West-Vlaamse Gidsenkring afdeling westhoek, sd., p. 49 20 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boeteprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, p. 9 21 W. PAUWELS, Gids van Veurne, Veurne, De Klaproos, 1996, pp.1-2

Page 15: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

12

schermutselingen en wisselende bezettingen, die telkens gepaard gingen met roof en

plundering. Op 5 september 1646 werd de stad geannexeerd onder de Franse heerschappij,

nadien kwam ze onder Oostenrijkse invloed, maar als gevolg van de Vrede van de

Pyreneeën werd ze op 7 november 1659 terug bij de Spaanse Nederlanden ingedeeld. Door

het verdrag van Aken op 2 mei 1668 kwamen de stad en de kasselrij van Veurne terug bij

Frankrijk. Het hele gebied noemde men Frans-Vlaanderen. De vestingen moesten op kosten

van de stad hersteld worden, wat een zware financiële aderlating was. Toch werden deze

stadsvesten in 1673 opnieuw afgebroken, op last van de Franse koning. Het Frans werd de

voertaal. In 1706 werd de stad opnieuw van stenen fortificaties voorzien door Vauban. Zeven

jaar later werd door de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden echter weer bevel

gegeven tot slopen. Het was dan pas op 11 april 1713 dat Frankrijk opnieuw een deel van

Frans-Vlaanderen moest afstaan aan Spanje, als gevolg van de Vrede van Utrecht. Het

barrièretractaat verleende aan de Verenigde Provinciën het recht om garnizoenen op te

richten en forten te bouwen. In Veurne werd een Hollands garnizoen gelegerd, dat door de

plaatselijke bevolking moest onderhouden worden.22 Frankrijk liet echter niet af en

annexeerde Veurne opnieuw in 1744. Vier jaar later werd de stad weer aan Oostenrijk

geschonken. Het barrièretractaat werd nog maar eens toegepast, maar de jaarlijkse subsidie

die de stad voor het onderhoud van het Hollandse garnizoen moest betalen, werd toch

gemilderd.23

Onder het bewind van Maria-Theresia van Oostenrijk van 1748 tot 1780, kende de stad

opnieuw een tijdelijke rustperiode. Er worden tal van prachtige herenhuizen gebouwd. Toch

zou de stad geen echte economische heropleving kennen, maar was het vooral de

administratieve hoofdplaats van de kasselrij, een onderwijscentrum, een stedelijk

verzorgingscentrum, kortom een stadje waar grondeigenaars en rijk geworden boeren

kwamen rentenieren.24

Deze periode van rust zou echter verstoord worden door de intrede van Jozef II in de stad,

op 10 juni 1781, nadat hij zijn moeder had opgevolgd. Hij stond bekend als een zeer

intelligent man, maar werd misprezen voor het feit dat hij vaak oude instellingen omver worp,

zonder rekening te houden met soms diep ingewortelde tradities. Dit was ook in Veurne het

geval. In 1782 eiste hij het slopen van de vestingen om zo de Hollandse garnizoenen tot

vertrekken te dwingen.25 Op 8 april 1787 vaardigde hij een edict uit, waarbij alle kloosters en

broederschappen werden afgeschaft.26 Het bewind van de Oostenrijkse keizer lokte overal

mistevredenen uit, waardoor priesters, adel, burgerij, maar ook het gewone volk tegen hem

in opstand kwamen en ze het Oostenrijkse leger tijdens de Brabantse Omwenteling en de

22 J. AMEEUW en W. VILAIN, Het Veurnse van toen, Brugge, Vandewiele PVBA, 1978, p.7 23 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 75 24 D. DALLE, Gids voor de westkust, Veurne en het achterland, Si., West-Vl. Gidsenkring afdeling westhoek, sd., p. 49 25 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 78 26 J. AMEEUW en W. VILAIN, loc.cit

Page 16: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

13

Luikse opstand uit de Lage Landen konden doen verdwijnen. Toch vielen de Oostenrijkers

opnieuw aan en overwonnen de opstandelingen. Uiteindelijk zou Jozef II, die in 1790 stierf,

opgevolgd worden door zijn broer, Leopold II, die slechts voor één jaar zou regeren, tot in

1792.27

Ondertussen was in Frankrijk een grote revolutie uitgebroken en aangezien de Oostenrijkse

keizer de Franse koning steunde, werd er vooral aan onze grenzen veel gevochten. Veurne

zag in 1792 de eerste Franse republikeinse soldaten in de stad, waarbij de commissaris van de

Franse Republiek verklaarde dat zij gekomen waren om de inwoners vrijheid, gelijkheid en

broederlijkheid te brengen, en dat ze zich noch met het bestuur, noch met de godsdienst

zouden bemoeien. Toch zouden er kort nadien herverkiezingen worden gehouden en

werden de geestelijke goederen door de Fransen in beslag genomen. Gedurende de

periode 1792-1814 zou de stad verscheidene malen grondig geplunderd worden. Terwijl de

Fransen Duinkerke bezet hielden, gebruikten het Engelse en het Oostenrijkse leger Veurne als

krijgsgevangenkamp, hospitaal en opslagplaats.28 Na de slag van Fleurus op 25 november

1794 werd Veurne ingelijfd bij de Franse Republiek. Hierdoor werden alle kloosters en kapittels

te Veurne ontbonden en werden de kerkelijke eigendommen aangeslagen en verkocht.29

De toestand verbeterde toen Napoleon Bonaparte consul werd van Frankrijk in 1802 en hij

het concordaat met de paus afsloot, waarin oa. vrijheid en openbaarheid van de eredienst

werden beloofd. Door zijn burgerlijk wetboek, de ‘Code Napoléon’, was er een juridische

eenheid in Frankrijk en zou het alle wetgevingen in West-Europa beïnvloeden.

Sinds 1800 zou Veurne niet meer de hoofdplaats zijn van een kasselrij, maar van een

arrondissement. Er zou tevens door de reorganisatie van de rechtbanken in Veurne een

vredegerecht en een rechtbank van eerste aanleg worden ingevoerd.

Uiteindelijk zou de eigenlijke rust past echt terugkeren op 18 juni 1815, na de slag van

Waterloo, waarbij Veurne van dan af behoorde tot het Koninkrijk der Nederlanden.30

In deze periode werd de stadskern volledig gerenoveerd en verscheen er midden op de

markt een fontein. Koning Willem I bracht tweemaal een bezoek aan de stad.31

Wanneer in 1831 te Veurne het nieuws vernomen werd, dat de hertog van Nemours, zoon

van de Franse koning, tot de eerste koning der Belgen zou verkozen worden, ging men aan

het juichen. Men verwachtte immers heel veel van dit Frans-Belgisch samengaan, aangezien

de streek economisch zeer nauw verbonden was met Noord-Frankrijk. Toch zou de Franse

koning Louis-Philippe dit koningschap voor zijn zoon weigeren en uiteindelijk werd op 4 juni

1831 in het Nationaal Congres besloten dat hertog Leopold van Saksen-Coburg de eerste

27 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 79-80 28 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 81 29 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boeteprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, p. 10 30 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 84 31 W. PAUWELS, Gids van Veurne, Veurne, De Klaproos, 1996, p.2

Page 17: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

14

vorst van België zou worden. Veurne zou als eerste Belgische stad de koning mogen

ontvangen en begroeten, maar hierover volgt later meer.32

Tijdens de Eerste Wereldoorlog zou Veurne de belangrijkste vrije stad worden, waar Koning

Albert I er zelfs zijn voorlopig hoofdkwartier vestigde na zijn terugtocht van de IJzer. Het was

daar dat de toezichter van de ‘Noordwateringen Veurne’, Karel Cogge, geraadpleegd

werd in verband met het onder water zetten van de IJzervlakte.33 Het was door de aanblik

van dit overstroomde IJzergebied, die door de soldaten als een enorme kuip werd aanzien,

dat het gebied tussen de IJzer, de Noordzee en Frankrijk ‘Bachten de Kupe’ werd genaamd.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog zouden heel wat gebouwen in Veurne ernstige schade

oplopen.34

1.3 Een schets van het leven te Veurne gedurende de tweede helft van de

19de eeuw - begin 20ste eeuw

Een groot deel van de Veurnse bevolking bestond uit landbouwers, waardoor de

stad vooral kan aanzien worden als een plattelandsconcentratie, waarbij het vooral als

handelscentrum voor het omliggende platteland diende.35

Het dagelijkse leven van de meeste Veurnaars speelde zich tot aan de Eerste Wereldoorlog

hoofdzakelijk af in en om hun woonhuis. De dagtaak van de man bestond uit minimum

twaalf uur zwaar labeurwerk. De toenmalige vaklui waren gekend om hun stielkennis en hun

arbeidsdrift. Vele metsers, timmerlui, schilders, plafonneurs en losse arbeiders gingen te voet,

later met de stoomtram naar de opkomende kustgemeente De Panne om er te werken,

aangezien er in Veurne tot aan de Eerste Wereldoorlog weinig industrie voorhanden was,

maar ook omdat de meeste mannen, die over enige handigheid beschikten, zelf de

huishoudelijke werkjes opknapten en dus geen beroep deden op een stielman. Anderen

werkten als kleine zelfstandige en voerden thuis hun beroep uit.36 Het merendeel van de

vrouwen gingen leuren met vet, regenschermen of droogvis, of baatten een winkeltje uit. Er

werden omstreeks 1875 ook heel wat ambachtelijke activiteiten verricht. Zo waren er heel

wat brouwerijen, bakkers, in mindere mate beenhouwers37, timmerlieden en meubelmakers,

wagenmakers, schoenmakers, kleermakers, maar ook steenbakkerijen, kaarsengieterijen,

suikerraffinaderijen, een kalkoven, een olieslagerij en enkele tabaksverwerkers.38 Naast de

vele zelfstandige zaakjes waren er ook heel wat drankgelegenheden in Veurne. Hierbij moet

een onderscheid gemaakt worden tussen de ‘estaminets’ en de meer voorname instellingen,

32 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boeteprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, p. 11 33 J. AMEEUW en W. VILAIN, Het Veurnse van toen, Brugge, Vandewiele PVBA, 1978, p.7 34 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 97 35 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 3 36 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, p. 23 37 De beenhouwers waren minder talrijk vertegenwoordigd in de stad, want in die tijd was het namelijk zo dat de huisgezinnen zoveel mogelijk zelf probeerden te voorzien in hun vleesbehoeften. Zo hadden velen een zwijntje lopen in de stal, of kweekte men wat pluimvee. Toch waren er zo’n 8-tal gevestigde beenhouwerijen in de stad. 38 W. PAUWELS, Veurne onder de liberale burgemeester Behaeghel: Veurne in de 19de eeuw, Si, sl., sd., p. 7

Page 18: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

15

die de titel ‘café’ of ‘hotel’ droegen.39 Het gevolg hiervan is dat rond de eeuwwisseling de

‘Handels- en Nijverheidskamer van Veurne’ het levenslicht zag.40 Naast deze klasse van

werkvolk, leurders en dagloners, was er in Veurne eveneens een verfranste bourgeoisie

aanwezig, die hoofdzakelijk grondeigenaars waren, met bezittingen op het platteland.41 Het

zou vooral deze bevolkingsgroep zijn, naast advocaten, geneesheren, notarissen, ingenieurs,

enz., die een grote invloed zouden uitoefenen op het politieke leven.42 Toch had de

meerderheid van de Veurnse inwoners het niet zo breed en omdat er in het winterseizoen

niet veel werk was, waren de arbeiders veroordeeld om te bedelen. Daarom werden er in de

stad geregeld acties ondernomen om de meest behoeftigen bij te staan. Zo kon men

bonnen krijgen voor brood, kolen, vlees, kleren, …maar werden er ook feesten en concerten

georganiseerd, waarvan de opbrengst naar een fonds voor armen ging.43 Er waren tal van

klachten over de sociale toestand in de stad. Het mortaliteitscijfer lag enorm hoog en in 1890

was de kindersterfte de hoogste van heel België. De redenen hiervoor waren oa. het

ongezonde en vochtige klimaat, maar ook de hygiëne liet veel te wensen over. Zo had de

stad uitermate slecht onderhouden rioleringen, modderpoelen bij de stadswallen en

drinkputten bij het kerkhof.44 Toch werden er acties ondernomen om deze toestanden op te

lossen. Het verhuren van krotwoningen werd verboden. Ook werd er een onderzoek ingesteld

om de oorzaken van de kindersterfte te achterhalen en er werden 10 nieuwe

werkmanswoningen gebouwd. Daarnaast werden er tal van rioleringen aangelegd en liet de

stad openbare citernes en pompen zetten. Veel aardewegen werden verhard en

gloednieuwe straten aangelegd. Daarenboven werden er rond de eeuwwisseling tal van

gebouwen gerestaureerd.45

Veurne is een stad waar de tradities in ere worden gehouden. Elke laatste zondag van juli

trekken nog steeds naar oude gewoonte honderden boetelingen door de straten van

Veurne, die onder het oog van tal van toeschouwers deelnemen aan de aloude

boeteprocessie. Dit is een overblijfsel van de openbare boetedoeningen en kruiswegen, die

door de Contrareformatie in de 17de eeuw werden georganiseerd. Deze werd voor de eerste

maal doorgevoerd in 1626, nadat ze door een norbertijn van de St.-Niklaasabdij in Veurne,

Jacobus Clou in het leven werd geroepen. De processie brengt een uitbeelding van de

belangrijkste bijbelverhalen weer, maar nog steeds heeft het voor de boetelingen tot doel

39 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, p. 69 40 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boeteprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, p. 11 41 W. PAUWELS, “Daniël de Haene, een vernieuwer”, Bachten de Kupe, Veurne, sd., sp. 42 R. MORTELMANS, loc.cit 43 W. PAUWELS, Veurne onder de liberale burgemeester Behaeghel: Veurne in de 19de eeuw, Si, sl., sd., p. 1 44 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 4-5 45 W. PAUWELS, “Daniël de Haene, een vernieuwer”, Archikrant, Veurne, II, 2001, 11, pp. 48-49

Page 19: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

16

anoniem boete te doen.46 Deze processie luidt eveneens de traditionele kermisweek in, die

bekroond wordt met een groots vuurwerk. Daarnaast was ook de jaarlijkse carnavalviering

een traditie, waarbij tal van carnavalbals werden georganiseerd. Sinds 750 jaar gaat iedere

woensdagmorgen de wekelijkse markt door.47

Het merendeel van de verplaatsingen binnen de stad gebeurde te voet. Voor het vervoeren

van goederen naar omliggende gemeenten gebruikte men een kar of wagen en wanneer

het grotere afstanden betrof, werd de trein of het schip ingeschakeld.48

Tegelijkertijd met het ontstaan van het koninkrijk België, deed de trein zijn intrede in ons land.

In 1858 werd de spoorlijn Lichtervelde-Veurne in gebruik genomen en in 1869 werd deze tot in

Duinkerke doorgetrokken.49 In 1886 werd een tramverbinding aangelegd naar Nieuwpoort en

vanaf 1889 was ook Ieper bereikbaar via de tram vanuit Veurne. Tenslotte werd op 6 juni 1901

een tramverbinding naar De Panne aangelegd, wat vooral voor de Veurnse arbeiders een

positieve vooruitgang betekende. Rond de eeuwwisseling had ook de fiets haar intrede

gedaan. Deze werd aanvankelijk enkel gebruikt door de gegoede burgerij, wegens de

kostprijs, maar na verloop van tijd vond ze ook haar doorbraak bij de lagere stand van de

bevolking. De fiets werd ook ingezet voor professionele doeleinden. Zo reed ook de

veldwachter per fiets naar de verschillende wijken in de stad en deed de bakker zijn ronde

met het nieuwe vervoersmiddel. Op 30 april 1903 werd dan ook de allereerste wielerwedstrijd

in de stad georganiseerd. Kort nadien werd ook de auto ingevoerd, waarvoor er al in 1903

specifieke politieverordeningen door het stadsbestuur werden doorgevoerd.50

Het onderwijs in Veurne was al zeer vroeg goed georganiseerd. De eerste scholen waren

Latijnse scholen, die in handen waren van het kapittel van St.-Walburga. Men werd er

onderwezen in de artes liberales: trivium (grammatica-rhetorica en dialectica) en quadrivium

(arithmetica-geometria-astronomia en musica). Daarnaast waren er eveneens Vlaamse

scholen, die als lager onderwijs moeten beschouwd worden: lezen, schrijven en cijferen. Er

werd dan ook nog een ‘armenschool’ opgericht.51

De Latijnse school te Veurne bloeide tot 1825, maar kende daarna een snelle teloorgang.

Vanaf 1830 werd zowel door liberalen als door katholieken in het Nationaal Congres een

vrijheid van onderwijs geëist, wat uiteindelijk ook opgenomen werd in de grondwet.52

Eveneens in 1830 kwamen twee ‘soeurs Annonciades’ uit het klooster van Veldhem in

Brabant naar Veurne en stichtten hier een school voor begoede en één voor behoeftige

46 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boetprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, pp. 29- 32 47 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 108 48 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, p. 43 49 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 89 50 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, pp. 44-53 51 150 jaar Koninkklijk Atheneum, 100 jaar oudleerlingenbond; jubileumboek, Veurne, Bond Rijksscholen, 2000, p. 7 52 Ibid., pp. 12-13

Page 20: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

17

meisjes.53 In 1831 werd in Veurne het Latijns College geopend. In 1844 werd via een Koninklijk

Besluit een ‘Ecole Primaire Superieure’ opgericht, die in 1850 een staatsmiddelbare school

zou worden, het latere ‘Koninklijk Atheneum’. Deze school zag haar leerlingenaantal steeds

groeien, in tegenstelling tot het Latijns College. In deze periode bepaalde de ‘wet Rogier’

eveneens dat er in iedere stad een ‘neutrale school’ moest worden opgericht, wat inhield

dat godsdienst geen verplicht vak meer was. Het gevolg hiervan was dat de geestelijke

leraars de school verlieten en er in 1851 een nieuw bisschoppelijk college werd opgericht.54

Veurne beschikte omstreeks 1870 dus over lager onderwijs voor jongens en meisjes, een

middelbare staatsschool, een Latijns college, een bewaarschool, een wezenschool,

avondscholen voor teken- en muziekonderwijs en een zondagschool voor volwassenen, die

wilden leren schrijven, lezen, rekenen en de franse taal leren, voor hun job als ambachtsman

of bediende.55

1.4 Het culturele leven te Veurne gedurende de periode 1870-1914

Veurne kende een groot aantal gilden en verenigingen. Het lijkt mij gepast om

binnen het kader van het algemene verenigingsleven een overzicht te geven van de

toenmalige culturele verenigingen. We hebben ons hiervoor gebaseerd op de ‘Almanach

van de provincie West-Vlaanderen’, die de verenigingen voor de periode 1870-1914

opsomde.

1.4.1 De koninklijke rederijkerskamer ‘Arm in de Beurs en van Zinnen

jong’ (Liberaal)

Deze rederijkerskamer is ontstaan uit de Kamer der Barbaristen ‘Van zinnen

jonc’, gesticht in 1493 en uit de buurtschap van de markt ‘Aerm in de Beurse’, ontstaan in

1512.56 Er heerste een sterke rivaliteit tussen deze twee genootschappen, waarop de

kanunniken van het kapittel St.-Walburga voorstelden om de twee gilden tot één

rederijkerskamer te verenigen. Dit gebeurde ook op 24 februari 1530. De rechtbank van

Veurne keurde deze nieuwe vereniging goed op 2 maart 1530 en de schepenen beloofden

om geen nieuwe rederijkerskamer meer toe te laten in de stad.

De rederijkerskamer verkreeg een nieuwe standaard en blazoen, ter vervanging van deze

van de oude gilden.57

De rederijkerskamer nam deel aan tal van ommegangen en processies. Op markt- en

feestdagen voerden zij mysteriespelen en kluchten op. Ze schreven ook zelf verzen en

toneelstukken, die ze voor een publiek voordroegen.58

53 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 91 54 150 jaar Koninkklijk Atheneum, 100 jaar oudleerlingenbond; jubileumboek, Veurne, Bond Rijksscholen, 2000, p. 13-15 55 W. PAUWELS, Veurne onder de liberale burgemeester Behaeghel: Veurne in de 19de eeuw, Si, sl., sd., p. 5 56 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 86 57 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, p. 79-80

Page 21: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

18

Onder het bewind van de Aartshertogen Albrecht en Isabella brak er een gouden tijd aan

voor de rederijkers. De kamer van Veurne diende een verzoekschrift in ter bekrachtiging van

hun oude rechten en privileges, waarop ze op 29 november 1613 een gunstig antwoord

verkregen en ze toegestaan werden om in het openbaar of op feestdagen stukken voor te

dragen, indien ze op voorhand goedgekeurd waren door de pastoor van de hoofdkerk van

Veurne. Toch kende de rederijkerskamer eveneens harde periodes, vooral gedurende het

einde van de 17de en begin 18de eeuw, wanneer ze haar uitvoeringen moest stopzetten, als

gevolg van oorlog of het niet verkrijgen van een uitkering van de gemeente, die al onder

zware financiële druk stond. Dit was echter niet de enige vorm van moeilijkheden die de

rederijkerskamer heeft mogen verduren. Zo kende ze in 1704 een geschil met de pastoor van

de St.-Niklaaskerk, die het alleenrecht wilde hebben over het verzorgen van de erediensten

binnen zijn kerk. De rederijkers beschikten namelijk over een altaar, zowel in de St.-

Walburgakerk, als in de St.-Niklaaskerk. Dit geschil zou uiteindelijk in het voordeel van de

rederijkers eindigen. Daarnaast was er in 1723 eveneens een onenigheid met de St.-

Sebastiaansgilde, ter gelegenheid van de inhuldiging van de nieuwe hoofdman van de

handboogschutters. De rederijkers claimden immers hun ereplaats op in de stoet. De

handboogschutters weigerden eerst resoluut, maar stelden naderhand een akkoord voor,

dat de hoofdman van de rederijkers naast deze van de handboogschutters mocht lopen.

Hiermee ging de rederijkerskamer in beginsel niet akkoord, maar werd er uiteindelijk toe

verplicht. Ze zou het er echter niet bij laten en stuurde naar de handbooggilde een

protestatie.59 In 1781 kregen ze te maken met enige vorm van concurrentie van enkele

amateurs, die wensten om toneelvertoningen te geven in de herberg Petit Paris. Dit kwam

echter niet overeen met de privileges van de rederijkerskamer en ze verzetten zich hier

onmiddellijk tegen, zodat de nieuwkomers nooit een voorstelling hebben gegeven. In 1784

wenden de ‘Libertate Gaudemus’ zich echter tot het magistraat en verkregen alsnog de

toestemming om enkele opvoeringen te verzorgen in de stadsschouwburg. Naar aanleiding

van de in 1789 uitgebarsten opstand der Belgen tegen het Oostenrijkse bewind, vervoegden

de rederijkers van Veurne zich in 1890 bij de volksbeweging. Als blijk van hun patriottisme

schonken ze aan de oorlogskas 22 zilveren schakels van de halsketting, die de koning en

koningin van de gilde droegen op de feestdagen. Nadat deze oorlogsspanningen opnieuw

bekoeld waren, kondigde er zich in 1792 een nieuw gevaar aan. De Franse republikeinen

eisten de juwelen van alle gilden en broederschappen op. Hoewel de rederijkerskamer met

afschaffen bedreigd was, hield ze toch stand, maar ze had haar eens zo aanzienlijke invloed

binnen de stad compleet verloren. Wanneer ze in 1804 en in 1810 het blijde intreden van

vorsten, ter ere van Keizer Napoleon verzorgden, in hun kostuums met hun banieren en

vaandels, werden ze door de bevolking enkel nog als amateurs begroet. Daarbij kwam dat

58 Veurnse kroniek, Veurne, Gemeentekrediet van België, 1980, p. 86 59 Een protestatie is volgens Van Dale een protest

Page 22: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

19

op bevel van de Franse overheid alle toneelstukken zowel in de moedertaal als in het Frans

moesten worden opgevoerd.

Wanneer het land vanaf 1815 werd geannexeerd bij het Koninkrijk der Nederland, brak er

voor de rederijkerskamer opnieuw een periode van voorspoed aan. Op 23 juli 1819 werd

koning Willem I plechtig ontvangen te Veurne, waarbij hij stoetsgewijs begeleid werd door de

rederijkers. Deze maakten van de gelegenheid gebruik om de vorst, die een verlicht

voorstander was van kunst en onderwijs, te verzoeken aan hen de titel ‘Koninklijke

maatschappij’ te willen verlenen. Deze gunst werd hen op 9 september 1819 toegestaan. De

kamer kende echter vanaf 1826 een crisisperiode, want ze had nog slecht een 10-tal leden.

Er werden tal van maatregelen getroffen om de maatschappij er opnieuw bovenop te

helpen, zoals het afschaffen van inkomgeld voor nieuwe leden, het opwekken van een

leeszucht onder de bevolking, het verspreiden van de volkstaal na de overheersing van het

Frans, …60 Op deze manier kon de Veurnse rederijkerskamer zich opnieuw herstellen en

beleefde ze opnieuw een voorspoedige periode, zeker sinds de aanstelling van Auguste

Houtsaeger, grondeigenaar te Veurne, als voorzitter van de maatschappij. Elk jaar

verzorgden de rederijkers minstens drie grote voorstellingen in de stadschouwburg, die

telkens door een grote publieke belangstelling werden bijgewoond. Rond de eeuwwisseling

bestond het bestuur van de gilde uit: voorzitter Auguste Houtsaeger, penningmeester

Gustave Borre en secretaris François-Désiré Goossen. Daarnaast kende de vereniging nog

een groot aantal werkende leden en ereleden. Het lokaal was gelegen op de Houtmarkt in

het ‘ l’Hotel de la Rhétorique’.61

1.4.2 De St.-Sebastiaansgilde of de handboogschutters (Liberaal)

Het genootschap der handboogschutters kent een zeer rijk verleden en is tot

op heden nog steeds een befaamde vereniging binnen de stad Veurne. Ze beschikt over

een ruim bewaard archief. De oudste vermelding van de schuttersgilde dateert uit 1403,

maar volgens Leopold Plettinck bestond ze al gedurende de 13de eeuw. Ze zouden al

hebben deelgenomen aan de kruistochten, maar toen bestonden ze nog niet als een

genootschap. Het was pas na de oorlogen in het oosten dat voet- en handboogschutters,

die van groot belang waren bij de belegering van vestingen en in veldslagen, door onze

vorsten in gilden werden verenigd.62 Gedurende de middeleeuwen, het gouden tijdperk der schuttersgilden, oefende de gilde

een grote macht uit binnen de gemeente. Ze droeg immers bij tot de macht van de stad, in

tijden van vijandelijke aanvallen, maar eveneens bij het houden van landjuwelen of

60 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en beschaving, 1975, pp. 227-240 en F. DE POTTER en P. BORRE, Geschiedenis der Rederijkerskamer van Veurne, Gent,si., 1870, pp. 23-87 61 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, pp. 83-84 62 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis van het Sint-Sebastiaansgilde van Veurne, Gent, Annoot-Braeckman, 1873, p. 3

Page 23: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

20

schietoefeningen op de schietbaan in vredestijd. Het is zeer moeilijk om na te gaan waar de

doelen van de handboogschutters stonden in Veurne, maar we weten wel dat ze in de 16de

eeuw een onderdeel vormden van het Schutterhof. In 1618 waren ze gevestigd op ‘ ‘t

gebroocken cloosterlant’, waar de in ca. 1580 verdwenen St.-Niklaasabdij stond. De

handbooggilde moest zelf instaan voor het onderhouden van haar domein en alhoewel ze

het land waar de gaaipers op stond, zeer goedkoop pachtte, vroeg ze aan de stad toch

een onderhoudsuitkering.

De Veurnse handbooggilde had zijn kapel en altaar in de St.-Niklaaskerk van Veurne. Naast

de officiële kapel bezat de St.-Sebastiaansgilde ook een gildenhuis, dat met afbeeldingen

van de patroonheilige opgesmukt werd.63 Dit gildenhuis was gelegen in de handboogstraat,

genoemd naar de schuttersgilde.64 Naargelang de bron en de periode heette het hof soms

‘Scottershove’ of ‘Handbooghof’, met tal van varianten. In het gebouw bewaarde de gilde

onder meer het zilverwerk, die op allerlei schietwedstrijden door leden gewonnen werd.

Wanneer de stad door vreemde krijgers werd bezet, diende het gildenhof meestal tot

huisvesting voor de soldaten, die het gebouw heel vaak volledig verwoesten en

leegplunderen.65

Gedurende de 17de- begin 18de eeuw kende de schuttersgilde een verval, aangezien ze door

vorsten minder aangetrokken, bevoorrecht en ondersteund werden, maar eveneens door de

veelvuldige oorlogen in deze periode.

Onder het bewind van de Franse republikeinen kon de vereniging niet in stand blijven, maar

ze werd opnieuw opgericht in 1801.66

Deze Veurnse schuttersgilde had heel wat feestelijkheden gedurende het jaar. Zo was er in

januari het patroonfeest, om de heilige St.-Sebastiaan te vieren. Op vastendag was er de

‘Krakeschieting’, op tweede Pasen de schieting naar de ‘cruydekoecke’ en het meifeest. In

juni kenden ze de schieting naar de ‘koningsvogel of de gaai van ere’ en de dag erop de

schieting naar de ‘prijsvogel’. Daarnaast namen ze ook deel aan gewone feesten,

processiedagen, vaderlandse feesten, aanstellingen van hoofdmannen uit andere

verenigingen, ... .67

Omstreeks de tweede helft van de 19de eeuw was Bieswal-Bricoult de koning van de gilde. Hij

schonk in 1864 een klein beeldje van de patroonheilige St.-Sebastiaan, die aan de zilveren

halsketting werd bevestigd, gedragen door de koning van de gilde bij grote feestelijkheden.

Deze halsketting bestond uit 19 zilveren schakels, waaraan onderaan een medaillon

bevestigd werd, die door de gilde op een schietwedstrijd werd gewonnen in 1719 te Bergues.

63 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en beschaving, 1975, pp. 329-332 64 J. AMEEUW en W. VILAIN, Het Veurnse van toen, Brugge, Vandewiele PVBA, 1978, p. 52 65 Teksten tentoonstelling 600jaar St.-Sebastiaengilde in Veurne, 2003 66 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en beschaving, 1975, pp. 329-332 67 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis van het Sint-Sebastiaansgilde van Veurne, Gent, Annoot-Braeckman, 1873, p. 40

Page 24: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

21

Uiteraard is er ook een afbeelding van een kleine vogel aan de halsketting aangebracht. De

halsketting zelf dateert uit de 16de eeuw.

Naast de koning, die aan het hoofd stond van de gilde, was er eveneens een kapitein, die

zich voornamelijk bezig hield met het behouden van de orde en het organiseren van

stoeten. De griffier werd belast met het bijhouden en optekenen van geschriften en

daarnaast was er eveneens een nar, die de feesten van de vereniging entertainde.

Rond de eeuwwisseling was Emile Van Staen, ere-toezichter van bruggen en wegen en

gehuldigd met het stedelijk kruis 1e klasse, de voorzitter van de gilde. Een samenkomst van de

vereniging gebeurde in het ‘Café de Flandre’ op de grote markt.68

1.4.3 De ‘Sodaliteit van de Gekruisigde Zaligmaker’ (katholiek)

Deze vereniging is de oudste katholieke vereniging van Veurne. Dit

lekenbroederschap werd in 1637 gesticht door de norbertijn Jabobus Clou. Deze vereniging

organiseerde ieder jaar een Vastenkruisweg. Vanaf 1646 werd de Sodaliteit erkend en in

datzelfde jaar organiseerde ze zelf een boeteprocessie. De boetelingen waren gekleed in

een ruwe boetepij en trokken met een zwaar kruis op hun schouders door de straten van

Veurne. De processie werd later nog aangevuld met bijbelse taferelen uit het Oude en het

Nieuwe Testament, met als hoogtepunt het lijden en de dood van Christus, uitgebeeld door

honderden anonieme boetelingen.69

1.4.4 De Koorzangerskring ‘De Vereenigde Vrienden’ (Liberaal)

Deze vereniging ontstond op 15 november 1866, onder invloed van Pierre

Ryckeboer en zes andere amateurs. Ryckeboer nam het bewind waar tot aan zijn dood in

1872 en werd nadien opgevolgd door J. Steyaert. De ‘Vereenigde Vrienden’ was de

opvolger van de koorzangerskring ‘Zannekin’, die in 1861 werd opgedoekt als gevolg van

financiële moeilijkheden.70

De koorzangerskring kende een langzame start, maar kon zich opwerken tot een mooie

vereniging, die rond de eeuwwisseling een 40-tal werkende leden telde, onder het

voorzitterschap van Louis Van den Kerckhove en gedirigeerd door Henri Van der Linden. Hun

concerten waren mooi verzorgd en konden steeds op een grote publieke belangstelling

rekenen. Ze hadden hun lokaal in de Pannestraat, in het ‘Café de l’Empereur’.71

68 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, p. 86-89 69 A. GESQUIERE, Het kruis van Jezus: een kritische kijk op de Veurnse boetprocessie, Veurne, Gesquiere, 1993, pp. 15-23 70 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne. Brussel, Kultuur en beschaving, 1975, pp. 420-421 71 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, p. 91-92

Page 25: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

22

1.4.5 De St.-Jorisgilde of kruisboogschutters (Katholiek)

Deze schuttersgilde kent een ver verleden, toch is het onmogelijk om de

precieze oorsprong te bepalen, aangezien de documenten omtrent de oprichting zoek zijn

geraakt. Het alleroudste document, dat melding maakt van de St.-Jorisgilde te Veurne, is een

stadsrekening van het jaar 1403. Op 12 april van hetzelfde jaar organiseerde de gilde een

concours, waarbij ook de kruisboogschutters van Nieuwpoort, Diksmuide, Bergues en

Duinkerke waren op uitgenodigd. Ze nam ook vaak deel aan concours in andere steden,

waarbij ze haar grootste succes behaalde in 1440 te Gent. Dit concours werd gekenmerkt

door het grote aantal concurrenten en de overweldigende luxe. De gilde kaapte er de

tweede prijs weg, die bestond uit 5 prachtige stukken zilverwerk. Er werd een stoet gevormd

van een 100-tal ruiters, notabelen en geestelijken van de stad Veurne, die naar Gent gingen

en de overwinnaars in Veurne binnenleiden. De St.-Jorisgilde had haar eigen altaar in de

inmiddels verdwenen St.-Denijskerk.72 De oude schuttersgilden waren niet enkel ten dienste

van de stad, maar eveneens van de vorst. Ze vergezelden hem meestal op kruistochten en

deden dit met veel moed en dapperheid. Zo namen ook de Veurnse kruisboogschutters deel

aan de oorlogen, die gevoerd werden onder Maximiliaan van Oostenrijk op het eind van de

15de eeuw.

De grootste bloei zou de gilde gekend hebben in de eerste helft van de 17e eeuw, wanneer

ze over een groot aantal leden beschikte. Een eeuw later, in het begin van de 18de eeuw,

beleefde de gilde dan weer een crisisperiode, ondanks het feit dat ze wel konden rekenen

op een bijdrage uit de stadskas. Het zou pas in 1752 zijn dat enkele kruisboogschutters zich

opnieuw genootschappelijk gingen verenigen, toch waren slechts een 6-tal personen lid.

Door de opkomst van nieuwe wapens hadden veel schuttersgenootschappen hun belang

verloren en raakten in verval. Omstreeks 1826 bloedde de St.-Jorisgilde opnieuw dood en

verdween uit het verenigingsleven.73

In 1844 werd ze echter opnieuw opgericht en stond ze onder het voorzitterschap van Van

Hee-Faure.74 In 1896 kwam de vereniging dan onder het bestuur te staan van Edmond Van

Hee. Er waren twee herbergiers lid van de vereniging. Dus werden de activiteiten ook over

twee lokalen verdeeld. In het ‘Hotel du Commerce’ werd op de liggende wip geschoten,

terwijl de vergaderingen doorgingen in het ‘Hotel du Nord’. De Veurnse schutters van Sint-

Joris waren gekend voor hun uitmuntende schutterskwaliteiten. Bij elke koningsschieting werd

een schakel aan de koningsketen toegevoegd en de nieuwe koning kreeg een zilveren

couvert. Elke zondag werden schietingen onder de leden gehouden, waarbij de winnaar

een bord met het wapen van de gilde kreeg. Wanneer de patroonheilige werd gevierd, was

72 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, pp. 84-85 73 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne. Brussel, Kultuur en beschaving, 1975, pp. 315-318 74 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, p. 85

Page 26: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

23

er een groot avondfeest. In 1906 hield de gilde op te bestaan. De vlag en de ornamenten

werden aan de stad afgestaan en zijn nog steeds te bewonderen in het stadhuis.75

1.4.6 De Koorzangerskring St.-Cecilia (Katholiek)

De koorzangerskring komt voor de eerste keer aan bod in de kastelnijrekening

van 1588, in verband met een donatie die ze ontving uit de stadskas. In de tweede helft van

de 17e eeuw, rond 1653, brachten de Cecilianen op de toren van het landhuis, de

Ceciliatoren, enkele van hun beste zangstukken naar voor, ter ere van de magistraat en het

volk. Dit greep voor de laatste keer plaats in 1687. In de jaren nadien zou het genootschap

zich gaan ontwikkelen tot een groep muzikanten, de uiteindelijke voorlopers van de latere

harmonie St.-Cecilia.76

In de maand februari in 1887 werd de koorzangerskring opnieuw opgericht door Van Hee-

Faure en Théophile Retsin. Een 15-tal amateurzangers antwoorden op het verzoek van de

oprichters, en de koorzangerskring was opnieuw een feit. In het begin was zij enkel een

afdeling van de katholieke kring, maar nadien werd ze een autonome koorzangerskring. Een

drie of vier tal jaar na haar oprichting nam de vereniging niet enkel deel aan reglementaire

feesten, maar verzorgde eveneens een groot publiek concert op maandag tijdens de

kermisweek in de stadsschouwburg van Veurne. Dit concert was ieder jaar een groot succes.

De vereniging stond onder het bestuur van Van Hee-Faure als voorzitter, Théophile Retsin als

dirigent, Emile De Jonghe als secretaris en de leden Hector Ruyssen, Th. Zoete en J.

Noterdaeme. Dankzij dit bestuur groeide de maatschappij uit tot één van de voornaamste

binnen de provincie en de keuze van de verschillende nummers uit hun repertoire was

waarlijk onberispelijk. De gilde kende rond de eeuwwisseling een 50-tal werkende leden, wat

een aanzienlijk cijfer was gezien het belang van de stad en in vergelijking met andere

verenigingen. Daarnaast waren tevens nog een 60-tal ereleden lid van de maatschappij. De

koorzangerskring kwam bijeen in het ‘Café Français’ op de Grote Markt.77

1.4.7 De Rokersgilde ‘Verzet na ’t werk’

De gilde werd gesticht op 18 april 1897 en ze hadden hun lokaal in café ‘In de

Nieuwpoort-brug’. De gilde mocht slechts 20 leden bedragen en de reglementen voor die

leden waren enorm streng. Zo werden de pijpen door de maatschappij zelf geleverd,

droegen de naam van de eigenaar en bleven in het lokaal. Wanneer er een vergadering

plaats vond, was men verplicht om elkaar met confrater aan te spreken en ieder bestuurslid

met zijn aanspreektitel, zoniet volgde een boete van twee centiemen. Als een lid stierf,

dienden ook alle gildenbroeders op de begrafenis aanwezig te zijn. Wanneer dit niet het 75 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, pp. 58-59 76 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en beschaving, 1975, p. 410 77 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, p. 95

Page 27: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

24

geval was, moest men een boete betalen van 50 centiemen. En zo golden er nog tal van

regels, die strikt allen dienden opgevolgd te worden.78

1.4.8 De maatschappij van blinde vinken ‘ ’t Vogelgezang is de stem

van ons Vermaak’

Deze vereniging had haar lokaal in ‘ Het Paradijs’ in de Smissestraat. De

wedstrijden grepen echter wel elders plaats, namelijk in de Lindendreef, om de vogels niet te

storen bij het fluiten van hun liedjes wanneer karren en wagens over de kasseistenen

hobbelden. Inschrijven gebeurde in het lokaal van 3u tot 5u.79

1.4.9 De hengelaars ‘De Onafhankelijke Lijnvisschers’ en ‘De Vrije

Lijnvisschers’

De Onafhankelijke Lijnvisschers hadden hun lokaal in ‘Het Kroonhof’ in de

Oratoriestraat, met Amand Ryckewaert als voorzitter. De Vrije Lijnvisschers stonden onder het

bewind van Florent Heughebaert en hadden hun lokaal in ‘De Beurte van Antwerpen’.80

1.4.10 De Duivengilden ‘Nut en Vermaak’, ‘ De Ware Liefhebbers

zonder Vrees’, ‘Vermaak in’t Vliegen’ en ‘Saint-Esprit’

De vereniging ‘Nut en Vermaak’ ontstond in 1905, onder het voorzitterschap

van Fr. Debusschere en was gevestigd in het lokaal ‘Café de l’Industrie’. De maatschappij

‘De Ware Liefhebbers zonder Vrees’ hadden hun lokaal in ‘Den Dolphijn’, met als voorzitter H.

Cavereel. ‘ Vermaak in ’t Vliegen’ vergaderde in ‘De Wildeman’ en had Pamphiel

Rackelboom als voorzitter. Tot slot de duivengilde ‘Saint-Esprit’, die later de Nederlandse

naam ‘De Heilige Geest’ kreeg, had Louis Hancke als voorzitter, met hun lokaal in ‘Den

Anker’. Het merendeel van de prijsvluchten vertrokken vanuit Amiens of Creil. De duiven

werden per trein vervoerd.

1.4.11 De maatschappij ‘De Kegelbolders’

Deze vereniging had haar lokaal in de herberg ‘De Halve Maan’, omdat dit

het enige etablissement was, dat over een kegelbaan beschikte. Ze hadden H. Kesteloot als

voorzitter.81

78 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, pp. 55-56 79 Ibid., p. 56 80 Ibid., p. 56 81 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, pp. 57-58

Page 28: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

25

1.4.12 De Handels- en Nijverheidskamer

Deze vereniging werd op 28 april 1901 gesticht in het gasthof ‘La Noble Rose’.

Ze had tot doel om aan de handelaars en nijveraars toe te laten zich te verenigen om over

hun algemene belangen te beraadslagen en hen onderlinge steun te verlenen. Kortom, ze

streefde de voorspoed en bloei van de handel en nijverheid na. De vereniging stond onder

het voorzitterschap van Alfons Dambre. Het stadsbestuur begreep al snel het belang van

dergelijke vereniging en verleende snel de medewerking voor het inrichten van een

etalagewedstrijd.82

1.4.13 Oud-militairenvereniging ‘De Leopoldisten’(katholiek)

In 1903 groepeerden de Veurnse oud-militairen, die gediend hadden onder

Leopold II, zich in een gilde onder de naam ‘De Leopoldisten’. Ze verzamelden in het lokaal

‘Den leeuw van Vlaanderen’ in de Zwarte Nonnenstraat.83 Deze maatschappij stond onder

het voorzitterschap van L. De Bois, bijgestaan door Henri Ruyssen.84

1.4.14 Gespaarzaamheidskringen

Vanaf 1860 kwamen de spaarmaatschappijen volop naar voor. Dergelijke

verenigingen waren gevestigd in het ‘Hotel du Nord’.85

In 1875 ontstond de vereniging ‘De Vrije Burgers’ met H. Verhoest als voorzitter.86

In 1903 werd de pensioensgilde ‘Zorgen voor morgen’ (katholiek) gesticht, dat verzamelde in

het lokaal St.-Jozef. Een vrijwillige maandelijkse bijdrage was de eerste vereiste om als lid

aanvaard te worden.87 Daarnaast waren er ook nog de gespaarzaamheidskringen ‘Hoop

doet leven’, ‘De Veurnsche Broederbond’ en ‘Help U zelve’(liberaal). Deze laatste

bijstandsvereniging werd in 1897 opgericht door Adolphe De Hoon, vooraanstand liberaal

schepen in diezelfde periode.88

1.4.15 De ‘Vlaamsche Lettergilde’ (Katholiek)

In januari 1899 werd de ‘Vlaamsche Lettergilde’ gesticht door Edmond Van

Hee. Om beurten behandelden de leden een vooropgezet onderwerp, in de vorm van een

gezang, lezing of voordracht. Hun aantal schommelde tussen 20 en 30, die tot zeer

uiteenlopende beroepsklasses kwamen. Na de voordrachten volgde meestal een zeer

ernstige gedachtewisseling. Op het eind van 1901 werd reeds het tenietgaan van de 82 Ibid., p. 60 83 Ibid., p. 60 84 Almanach van de Provincie West-Vlaanderen, Stad Veurne, 1914, p. 72 85 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, p. 56 86 Almanach van de Provincie West-Vlaanderen, Stad Veurne, 1875, p. 267 87 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, p. 61 88 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 68

Page 29: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

26

Veurnse lettergilde meegedeeld. Het zou te intellectualistisch zijn voor de eenvoudige

mensen.89

1.4.16 Het Willemsfonds (Liberaal)

In 1881 werd het Veurns Comité gesticht met Adolphe De Hoon als voorzitter,

die een interne vriend was van JF. Willems. Vanaf 1885 kwam het comité onder het

voorzitterschap van Karel Barbier te staan.

Op het einde van de 19de en begin 20ste eeuw was er een terugval bij het Willemsfonds. Dit

was vooral te wijten aan de schoolstrijd, die in 1884 het politieke landschap in België

veranderde van liberaal naar katholiek. Het gevolg was dat vele onderwijzers en

ambtenaren in het katholieke kamp dienden te stappen, wilden ze hun werk behouden. In

1887 was er een scheuring in de liberale partij tussen de doctrinairen en radicalen. Dit alles

kende een weerslag binnen het Willemsfonds dat een heel gematigde koers volgde.

Tengevolge van deze lakse houding ging tussen de jaren 1897 en 1914 het ledenaantal

achteruit en werden slechts 9 nieuwe afdelingen opgericht. Na jarenlang een comité te zijn

geweest werd op 20 mei 1907 een autonoom Willemsfonds afdeling Veurne opgericht in het

lokaal van de harmonie St.-Cecilia.

Aanvankelijk waren er een 60-tal leden, maar het aantal steeg vlug tot 80, wat waarschijnlijk

te danken was aan de actieve werking. Elk jaar waren er in de winter een 6-tal activiteiten in

de vorm van concert-voordracht-avonden. Deze activiteiten werden ondersteund door de

Koninklijke harmonie St-Cecilia. Het Willemsfonds speelde ook een actieve rol bij de

versmelting in 1911 van de Liberale Burgers en Werkmanskring met de Liberale Associatie. De

Liberale Volksbond was geboren en deze versmelting bracht na WOI verschillende

spanningen teweeg in de Veurnse politiek.

Het Willemsfonds diende vanaf 1875 te concurreren met haar katholieke tegenhanger, het

Davidsfonds.90

In Veurne waren er eveneens twee muziekverenigingen aanwezig in deze periode, die het

eigenlijke onderwerp van deze masterscriptie inhouden. Deze worden echter in de volgende

hoofdstukken behandeld.

89 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque’, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, p. 63 90 Y. WINNOCK, Geschiedenis van het Willemsfonds Veurne-De Panne, 1907-2007, Si, Sn, 2007, pp. 15-23

Page 30: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

27

Hoofdstuk 2: De Muziekvereniging

2.1 Het ontstaan van de blaasmuziek

De eerste vormen van muzikaal samenspel met behulp van blaasinstrumenten, kan

men al in de vroege middeleeuwen situeren. Zo waren er muzikanten, die de troubadours bij

hun optreden aan de hoven begeleidden. Rond 1300 ontstond de gewoonte bij de vorsten

en hoge edelen, dat men enkele muzikanten in dienst nam. Ze hadden als taak om enerzijds

de vorsten wat ontspanning aan te bieden in de ver afgelegen burchten, maar anderzijds

droegen ze ook bij tot de glorie van de heer en meester, wanneer deze zich in het openbaar

vertoonde. Daarnaast was het ook gebruikelijk om met trompetgeschal en tromgeroffel het

bezoek aan te kondigen van hoog geplaatste personen. Deze aan het hof verbonden

muzikanten, behoorden tot de meest befaamde personen binnen een gebied, in

tegenstelling tot de rondtrekkende muzikanten, die leefden van aalmoezen.91 Naast deze

vorm van musiceren ontstond er in de 13de eeuw eveneens een andere manier van muzikaal

samenspel, in de vorm van de torenmuziek. Dit bestond uit twee lusines, een fluit, een

schalmei en soms een grote trom, om signaal- en koraalachtige muziek uit te voeren van op

de toren. Deze torenwachters speelden verschillende instrumenten en werden ingezet om de

burgers te waarschuwen voor brand, onraad of de komst van vreemde troepen. Daarnaast

lieten ze zich ook horen bij de ontvangst van belangrijke personen, plechtigheden,

jaarmarkten en tornooien.92 Na verloop van tijd namen de werkzaamheden van deze

torenwachters zodanig toe, dat het nodig werd om het ambt van torenwachter te scheiden

van dat van stadsmuzikant. De torenwachters oefenden nog steeds de taak uit om de

burgers te waarschuwen voor gevaar, maar daarnaast dienden ze ’s nachts ook de tijd aan

te geven door ieder kwartier een signaal te blazen. Dit beroep van torenwachter zou in vele

steden zelfs tot in het begin van de 20ste eeuw gehandhaafd blijven, maar dan in de functie

van brandwachter. De stadsmuzikanten speelden dan weer eerder bij feestelijke

gebeurtenissen in de stad of bij de gilden, bij kerkelijke processies of bij begrafenissen. Ze

bespeelden hoofdzakelijk de fluit, trompet, schalmei, doedelzak en het psalterium of

hakkebord93. Hun repertoire bestond uit vrolijke en plechtige dansmelodieën, maar eveneens

volksliederen.94 Deze stadsmuzikanten zouden zich in de late middeleeuwen in gilden gaan

groeperen met een sterke hiërarchie en ze zouden tot in de 18de eeuw blijven bestaan.95

Toch speelden deze stadsmuzikanten in het sociale leven van de middeleeuwen slechts een

bescheiden rol. Het was pas wanneer de gegoede burgerij zich in de muziek begon te

91 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, p. 43 92 L. DUMOULIN, Particuliere studie van het harmonie-en fanfarewezen in West-Vlaanderen. Sociologisch onderzoek over de amateuristische blaasmuziekverenigingen in Groot-Kortrijk, Gent, RUG, MUS, 1979, p. 8 93 Dit is een snaarinstrument, in de vorm van een dertiensnarige harp 94 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, pp. 44-45 95 L. DUMOULIN, loc.cit

Page 31: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

28

interesseren dat de stadsmusici zich als leermeesters opwierpen, met de oprichting van tal

van muzieksociëteiten tot gevolg.96

Naast de stadsmuzikanten had de heer in de 14de eeuw ook trompetterkorpsen in dienst, die

zich voornamelijk bezighielden met het opluisteren van het openbare leven.97

De periode 1500-1600 staat bekend als een eeuw, waarin nieuwe ideeën botsen met de

oude gewoonten. Deze overgang van middeleeuwen naar renaissance had ook voor de

muziek verstrekkende gevolgen. Het polychrome klankideaal, waarbij één stem werd

gespeeld door de trompet, een tweede door de blokfluit en de derde en vierde

respectievelijk voor rekening kwamen van de vedel en de luit, moest plaatsmaken voor meer

zinnenstrelende, prettige in het gehoor liggende muziek. Dit werd mogelijk gemaakt door het

ontstaan van instrumentfamilies (sopraan, alt, tenor, bastrompet of blokfluit). Omdat de

vierstemmigheid norm was, bestonden de stemwerken in de regel dan ook uit vier

instrumenten.98

Tot dan toe was het voortbrengen van muzikale geluiden enkel een manier om krijgsliederen

aan te voeren of feestelijkheden op te luisteren. Het was pas in de 17de eeuw dat men

overging tot het spelen van composities, en men ook echt begon te musiceren. Het waren

vooral de stadsmuzikanten, die hiertoe hebben bijgedragen.99 De trompetterkorpsen zouden

eerder evolueren naar cavaleriekorpsen, die sterk vooruitgeholpen werden door de

technologische verbeteringen van de instrumenten.100 Er ontstonden in die periode

sociëteiten, die ‘collegae musicae’ werden genoemd. Deze telden doorgaans 15 - 20 leden,

die in besloten kring muziek maakten in een veelal door het stadsbestuur ter beschikking

gestelde lokaliteit. Aangezien de meeste burgers muzikaal ongeschoold waren, werd

dankbaar gebruik gemaakt van de diensten der stadsmuzikanten. Niet alleen omdat zij als

‘meester’ muziekonderricht konden geven, maar ook omdat zij bij uitvoeringen een

waardevolle versterking betekenden. Het merendeel van deze sociëteiten ontstond rond

1700. Het spelen van muziek verplaatste zich nu grotendeels naar binnen, waardoor het

gebruikelijk werd de concerten tegen betaling te laten bijwonen. In het begin van de 19de

eeuw werden de gezelschappen geleidelijk professioneler en het repertoire klassieker.101

Voor 1830 was de muziekbeleving voor het volk echter niet zo evident. Buiten enkele

koninklijke scholen voor muziek, waren er geen andere instellingen. In de grote centra werd

er wel aan muzikaal samenspel gedaan, maar dit was nog niet zo goed georganiseerd. De

notenleer werd sterk genegeerd en de muziekopleiding liet te wensen over, zodat het zeer

96 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, p. 42 97 L. DUMOULIN, Particuliere studie van het harmonie-en fanfarewezen in West-Vlaanderen. Sociologisch onderzoek over de amateuristische blaasmuziekverenigingen in Groot-Kortrijk, Gent, RUG, MUS, 1979, p. 9 98 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, pp. 44-45 99 Ibid., pp. 46-48 100 L. DUMOULIN, Particuliere studie van het harmonie-en fanfarewezen in West-Vlaanderen. Sociologisch onderzoek over de amateuristische blaasmuziekverenigingen in Groot-Kortrijk, Gent, RUG, MUS, 1979, p. 10 101 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, pp. 46-48

Page 32: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

29

moeilijk was om zelfs de gemakkelijkere stukken uit te voeren. Toch werd er nadien een grote

muzikale vooruitgang geboekt, vooral dankzij enkele toonaangevende personen.102

2.2 De oorsprong van de harmonieën en fanfares

De stamvader van het harmonie- en fanfareorkest is het militaire muziekkorps. De

oorsprong van deze militaire korpsen ligt vooral bij de invloeden van de Turkse milities, die al

in de 14de eeuw hun eigen regimentskorpsen hadden. Hierin was een verzameling van hout-,

koperinstrumenten en slagwerk terug te vinden.103 Het was dan weer de bekende Zwitserse

infanterie, die in de 15de eeuw gezorgd heeft voor de introductie van twee oosterse

muziekinstrumenten in de Europese legers, namelijk de pijperfluit en de pauk. Ze waren de

eersten om deze combinatie van instrumenten dan ook te hanteren.104 Toch zou het pas met

de evolutie van de techniek mogelijk worden om nieuwe instrumenten te bouwen. Zo

ontstonden de militaire orkesten die zich vooral als eerste in Frankrijk manifesteerde. Er moet

echter wel een onderscheid gemaakt worden binnen de militaire muziekkorpsen tussen de

muziekkapel en het cavaleriekorps. De cavalerie bestond uit regimentstrompetters, die vooral

gebruik maakten van trompetten en pauken. De muziekkapel maakte dan weer gebruik van

de trommels en de overige blaasinstrumenten.105

De eerste marsen voor trom en melodieën om te marcheren stammen uit de periode 1610-

1650. Zo componeerde J.B. Lully (1632-1687) in deze periode zeer originele muziek voor

militaire muziekkorpsen.106 Het was eveneens handig om het marcheren te begeleiden met

het slaan op trommen en het bespelen van blaasinstrumenten. Men had namelijk ontdekt

dat het lopen de soldaten gemakkelijker afging onder muzikale begeleiding, vooral bij het

afleggen van grote afstanden. Het toen gebruikelijke tempo lag echter aanzienlijk lager dan

tegenwoordig het geval is. Een typisch aspect van de militaire muziek is wel dat elke

commandant zijn eigen mars had. De vele rond 1700 gecomponeerde marsmelodieën

dragen dan ook bijna allemaal de naam van een bevelhebber of regimentscommandant.

Na 1750 diende er echter binnen het leger bezuinigd te worden, waarbij dan ook het eerst

gedacht werd aan de muziekkapel. Er werd besloten om enkel nog de pauken, de

trompetten en de tamboers in de militaire korpsen te behouden.107

Het zou dan vooral de Franse Revolutie zijn, die een grote bloei zou doen ontstaan voor de

militaire muziek. De nieuwe machthebbers maakten zelfs van de populariteit van de militaire

orkesten gebruik, om het volk op te voeden en te beïnvloeden.108 Deze militaire

102 E. GREGOIR, L’art musical en Belgique sous regne de Leopold I et Leopold II: 1830-1880, sl., si., pp. 11-12 103 L. DUMOULIN, Particuliere studie van het harmonie-en fanfarewezen in West-Vlaanderen. Sociologisch onderzoek over de amateuristische blaasmuziekverenigingen in Groot-Kortrijk, Gent, RUG, MUS, 1979, p. 9 104 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, p. 14 105 C. PHILIPPON, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, pp. 15-16 106 L. DUMOULIN, Particuliere studie van het harmonie-en fanfarewezen in West-Vlaanderen. Sociologisch onderzoek over de amateuristische blaasmuziekverenigingen in Groot-Kortrijk, Gent, RUG, MUS, 1979, p. 9 107 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, pp. 19-20 108 Ibid., p. 13

Page 33: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

30

muziekkapellen zouden de burgerlijke bevolking ertoe aanzetten om zelf muziekkorpsen te

stichtten, alleszins wat betreft de samenstelling van het instrumentarium en het repertoire. Het

was namelijk zo dat, naast de muziekkapel als voorbeeld, heel wat Vlaamse muziekgenootschappen oorspronkelijk vooral ontstaan zijn uit rederijkerskamers, toneelgilden

of kerkelijke zangkoren.109

2.3 Harmonies en fanfares in Vlaanderen

In Vlaanderen zien we dat vanaf 1800 de eerste muziekmaatschappijen werden

opgericht. Vanaf de onafhankelijkheid van België had bijna elke gemeente haar eigen korps

en kende de blaasmuziek een grote bloei. Dit is hoofdzakelijk te verklaren door het feit dat

het in de 19de eeuw een welgekomen aanvulling bood voor de vele leemten op sociaal-

cultureel vlak. Bovendien waren de harmonies en fanfares afgestemd op het levenspatroon

van de toenmalige middenklasse en de meer geëvolueerde arbeiders. Het vormde één van

de weinige ontspanningsmogelijkheden in verenigingsverband, die door de overheden en

vooraanstaande burgers gestimuleerd werden. Het repertoire van de harmonies en fanfares

bestond uit de 19de eeuwse succesmuziek. Zo waren de amateuristische blaasverenigingen

de enige kanalen, die het volk muzikaal kon bekoren. Op deze manier zou het muziekkorps

een onmiskenbaar element vormen binnen het lokale gemeenschapsleven. Feesten,

kermissen, begrafenissen, plechtigheden of inhuldigingen werden door de vereniging

opgeluisterd.110

Er moet wel degelijk een onderscheid gemaakt worden tussen een harmonie en een fanfare.

De term harmonie is afkomstig van het Grieks en vormt tevens een muziektheoretisch begrip.

De muzikale formatie bestaat uit houten blaasinstrumenten, koperen blaasinstrumenten en

slagwerk of percussie.111 Ze ontstonden concreet in de tweede helft van de 18de eeuw,

wanneer ensembles van fluiten, trommelaars en signaalinstrumenten samensmelten met

hobo’s en fagotten. Ook de invloeden van de Turkse muziek of het Janitsarenmuziek vindt

men op het eind van de 18de eeuw terug in de harmoniebezetting. Zij hadden vooral hun

effect gehad op het slagwerk, waarbij trommels, cimbaal, grote trom, triangel en

schellenboom112 werden overgenomen. Rond 1800 bereikte de bezetting van de harmonie

een eerste evenwichtstoestand, in de vorm van 12 klarinetten, 2 fluiten, 4 hoorns, 4 fagotten,

2 trompetten, 2 trombones, 2 serpenten, grote trom, 2 kleine trommels, cimbalen, triangel en

schellenboom.113 De klarinet vormt het melodie instrument.114 Tussen 1811 en 1818 werden

109 L. DUMOULIN, Particuliere studie van het harmonie-en fanfarewezen in West-Vlaanderen. Sociologisch onderzoek over de amateuristische blaasmuziekverenigingen in Groot-Kortrijk, Gent, RUG, MUS, 1979, p. 11 110 J. AERTS, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, pp. 19-21 111 C. MORTIER, Motieven voor het lidmaatschap van muziekverenigingen: een sociografisch onderzoek binnen 7 verenigingen in Oost-Vlaanderen, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1987, p. 8 112 Dit muziekinstrument bestaat uit een draagboom met dwarshouten, waaraan schelletjes hangen 113 I. DE KEYSER, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, pp. 45-47

Page 34: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

31

dan de eerste ventielsystemen ontwikkeld in Silezië door Stoelzei en Blühmel. Volledig

onafhankelijk van elkaar vinden zij de druktoetsventielen uit, die ze in 1818 samen laten

patenteren. Toch was het niet zo dat sedert dan de ventielinstrumenten reeds in

muziekverenigingen werden gebruikt, niettegenstaande deze ventielsystemen wel bepalend

zouden zijn voor het verder gebruik van de koperen blaasinstrumenten.115

De fanfare bezit daarentegen enkel koperen blaasinstrumenten en slagwerk. De term fanfare

is in feite een onomatopee, wat inhoudt dat het woord gevormd wordt door een

klanknabootsing. Het is afkomstig van het Arabisch ‘Fanfaron’, wat zoveel betekent als hij die

muziek maakt en die zich kan verplaatsen zonder moeilijkheden.116 De fanfares ontstonden

als uitbreiding van de cavalerieregimentskorpsen. Een cavaleriebezetting rond 1805 omvatte

16 trompetten, 6 hoorns en 3 trombones. Na de Napoleontische oorlogen werden daar de

klephoorns of Kent Horn aan toegevoegd. Bij de fanfare, die ook wel eens ‘musique de

cuivre’ werd genoemd, was de hoofdmelodie steeds voor deze klephoorns gereserveerd.117

Gedurende de jaren ’20 en ’30 van de 19de eeuw werden meerdere ventielsystemen

uitgevonden. Het gevolg hiervan was dat de ventielinstrumenten nu ook geleidelijk in de

bezetting van harmonies en fanfares werden doorgevoerd. Toch is deze evolutie slechts zeer

geleidelijk verlopen en zouden sommige muziekverenigingen na de tweede helft van de 19de

eeuw nog steeds niet over deze ventielinstrumenten beschikken. Het opvullen van het

middenregister en het homogeen maken van de klankkleur over een omvang van meerdere

registers door de invoering van een familie van gelijksoortige ventielinstrumenten, gebeurde

voor het eerst in Duitsland. Daarnaast werd eveneens een bas aan het timbre toegevoegd,

in de vorm van een bombardon en bastuba. Toch kwam de belangrijkste bijdrage tot de

vorming van families van nieuwe instrumenten om het middenregister op te vullen van

Adolphe Sax. Hij droeg bij tot de invoering van een aantal ventielinstrumenten aan de

bezetting van harmonies en fanfares. Dit waren vooral saxhoorns, saxtuba’s en saxtromba’s,

maar eveneens door het invoeren van de familie van saxofoons, creëerde hij een compleet

nieuwe instrumentengroep. Het lijkt er wel op dat de invoering van de saxinstrumenten in de

Vlaamse harmonie- en fanfarebezettingen toch niet zo vlot is gegaan. Het zou pas vanaf de

jaren 1860 zijn, dat deze zouden doorgevoerd worden.

In de loop van de jaren ’50 zullen de Belgische instrumentenbouwers ook de bugels

aanpassen tot een volwaardige homogene familie.118 Deze zouden binnen de fanfare het

114 L. HAEGHEBAERT, Terreinverkennend onderzoek naar de geschiedenis van de amateuristische muziekverenigingen in de provincie West-Vlaanderen gedurende de Nieuwste Tijden, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1984, p. 33 115 I. DE KEYSER, loc.cit 116 C. MORTIER, Motieven voor het lidmaatschap van muziekverenigingen: een sociografisch onderzoek binnen 7 verenigingen in Oost-Vlaanderen, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1987, p. 8 117 I. DE KEYSER, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, p. 47 118 Ibid., pp. 47-51

Page 35: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

32

melodie instrument gaan vormen.119 Uiteindelijk zou men geleidelijk aan evolueren tot een

definitieve bezetting. De fanfare bestond uit 8 tot 56 instrumentalisten, waaronder een

sopraan-, alt-, tenor- en baritonsaxofoon, sopraan-, alt-, tenor-, bariton- en bas bugelhoorns,

een bombardon, een contrabasbombardon, een cornet, hoorns, trompetten, trombones en

slagwerk (triangel, trommel, grote trom, cimbalen en pauken). De harmoniebezetting bestaat

naast de net opgenoemde instrumenten ook nog uit kleine en grote fluiten, klarinetten, alt-

en basklarinetten, hobo’s, fagotten en een dubbelrietcontrabas. De saxofoons zijn in beide

bezetting facultatief. Het aantal uitvoerders per instrument kan wel eens variëren, toch werd

er doorheen de 19de en 20ste eeuw geregeld modelbezettingen ontworpen.120

Omstreeks de periode 1875 zijn er voor het eerst meer fanfares dan harmonieën in België.

Ook heel wat harmonieën schakelden over naar een fanfarebezetting. De reden hiervoor is

volgens Hans Ooms de popularisering van de muziekwereld. Een fanfare zou van haar leden

minder muziekkennis of muziekvaardigheid eisen dan een harmonie.121 Hiermee gaat Luc

Haeghebaert echter niet akkoord. Hij stelt dat in een fanfare zeker evenveel vaardigheid

wordt geëist van de leden en daarenboven zou het volgens hem moeilijker zijn om met een

koperen instrument dezelfde virtuositeit te creëren als met een houten. De reden waarom er

plots meer fanfares waren, is volgens hem de kleinere bezetting van een fanfare, maar ook

de nieuwe bezettingsvorm, die na de tweede helft van de 19de eeuw werd doorgevoerd.122

2.4 De amateuristische muziekvereniging sociologisch doorgelicht

Het amateurisme binnen de lokale muziekverenigingen wordt vooral gekenmerkt

door het feit dat men ofwel geen geld heeft, ofwel tijdsgebrek heeft, ofwel de kans niet krijgt

om zich beter te ontwikkelen. Daarenboven dient het lidmaatschap tot een

muziekmaatschappij vooral als vrije tijd, waarbij men de kans krijgt om zich te ontspannen en

te vermaken.

De muziek vormt een aspect van het sociale leven en de muziekvereniging is een sociale

entiteit, omdat het voor zijn bestaan afhankelijk is van mensen in groepsverband. Deze

sociale groep is een verzameling van individuen, die met elkaar verbonden zijn door middel

van een positie of een complementaire relatie en die te onderscheiden zijn van alle andere

dergelijke collectiviteiten van individuen. Deze individuen werken samen aan een

gemeenschappelijk actieproject. Binnen de muziekvereniging wordt vooral een sociale

interactie nagestreefd.123

119 L. HAEGHEBAERT, loc.cit 120 I. DE KEYSER, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, pp. 47-51 121 H. OOMS, Terreinverkennend onderzoek naar elementen in het muziekleven in de periode 1770-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1982, p. 247 122 L. HAEGHEBAERT, Terreinverkennend onderzoek naar de geschiedenis van de amateuristische muziekverenigingen in de provincie West-Vlaanderen gedurende de Nieuwste Tijden, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1984, p. 178 123 C. MORTIER, Motieven voor het lidmaatschap van muziekverenigingen: een sociografisch onderzoek binnen 7 verenigingen in Oost-Vlaanderen, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1987, pp. 21-25

Page 36: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

33

Volgens Jerry Aerts kunnen we binnen de amateuristische muziekvereniging een dubbele

doelstelling ondervinden. Enerzijds is het ‘Inside Oriented’, wat inhoudt dat er een dienst of

een bijdrage wordt geleverd tav. de eigen leden. Anderzijds is het ‘outside oriented’, waarbij

een dienst of een bijdrage wordt geleverd aan de omringende samenleving.

Via de ‘inside oriented’ probeert men een bijdrage te leveren tot de algemene en specifieke

vorming en zelfontwikkeling van de leden, door middel van het beoefenen van instrumentale

muziek. Zo worden er culturele en artistieke prestaties geleverd ten voordele van de eigen

leden. Hiermee wordt tevens het gevoel van zelfbewustzijn en van eigenwaarde verhoogd

bij de leden. Daarnaast vormt het ook een mogelijkheid om de behoefte aan contact met

gelijkgerichten op te vangen. Het facet van de vrijetijdsbesteding speelt ook hier een

belangrijke rol.

De outside oriented draagt bij tot de algemene ontwikkeling en de culturele vorming van de

lokale gemeenschap. Hierbij worden de inwoners dan ook aangespoord om bij

plechtigheden, vieringen, feesten, ed. de kunstbezigheid te komen beluisteren of wordt de

liefhebber er toe gebracht om zich aan te sluiten en de samenleving te sensibiliseren voor de

kunstzinnige activiteit. Beide doelstellingen zijn dus quasi identiek zowel tov. de leden, als tov.

de buitenwereld, maar met dat verschil dat er van de leden een actieve deelname wordt

geëist en de buitenwereld slechts passief betrokken wordt.

Tot aan de Eerste Wereldoorlog hebben de amateuristische muziekverenigingen vooral

getracht om de kunstbeoefening als vrijetijdsbesteding door te voeren, als een stimulans voor

de persoonlijke- en gemeenschapsverrijking. Het succes van de muziekmaatschappijen in de

tweede helft van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw was vooral te wijten aan het feit dat

men de toenmalige succesmuziek speelde en men volledig achter de vereniging stond. Er

werd ook vaak aan competitie gedaan tussen de verenigingen, die op tornooien en

wedstrijden hun beste culturele prestaties naar voor brachten. Het spelen in een

muziekmaatschappij bracht de leden vooral een gevoel van respectabiliteit bij. Het was

namelijk zo dat de muziekvereniging voor de maatschappij steeds een goed aanvaarde

vereniging was. Het leverde een soort bewijs van goed burgerlijk gedrag. Deze vorm van

verenigingsleven werd dan ook door de lokale leidende kringen gestimuleerd, waarbij het

tevens een eer was om een muziekvereniging te kunnen steunen.124

124 J. AERTS, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, pp. 59-62

Page 37: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

34

2.5 De organisatie binnen de muziekvereniging

Binnen een muziekvereniging dient een strikt hiërarchische opstelling nagevolgd te

worden, zodat de goede werking van de maatschappij kan bevorderd worden. Zo bestaat

een muziekvereniging uit een bestuur, de werkende of actieve leden en de ereleden.

Aan het hoofd van de vereniging staat een voorzitter, die de eerste verantwoordelijke

persoon is. De taak van de voorzitter of de hoofdman houdt in om de taken en activiteiten

aan de andere bestuursleden over te maken, de vergaderingen te leiden en hij onderhoudt

het contact met de dirigent. Hij vormt tevens het visitekaartje van de vereniging naar de

buitenwereld toe.

De kapitein of ondervoorzitter heeft als primaire taak om als contactpersoon te fungeren.

Daarnaast notuleert hij de vergaderingen en staat in voor de briefwisseling. Hij is tevens

bewaarder van het archief van de maatschappij.

De tresorier of de penningmeester is verantwoordelijk voor de financiën. Hij stelt jaarlijks een

begroting op en legt aan het einde van het verenigingsjaar verantwoording af over het

financieel beheer. Dit driemanschap (voorzitter / ondervoorzitter / penningmeester) vormen

het dagelijkse bestuur en nemen beslissingen, die geen uitstel kunnen dulden. Het draagt ook

zorg voor de opstelling van statuten en het huishoudelijk reglement. Hiernaast beschikt de

vereniging ook heel vaak over een griffier of secretaris, voor de administratieve taken.

Naast dit kernbestuur zijn er eveneens nog een 10-tal raadsleden, die deel uit maken van het

bestuur.125

De vereniging zal kunnen rekenen op een aantal geldelijke ondersteuningen, afkomstig van

het stadsbestuur, in ruil voor het verzorgen van openbare plechtigheden, maar eveneens

van plaatselijke weldoeners, al dan niet met een achterliggende motivatie.

125 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, pp. 198-201

Page 38: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

35

Hoofdstuk 3: De Koninklijke Harmonie St.-Cecilia Veurne

3.1 De historie van de harmonie

3.1.1 Van het ontstaan tot 1870

De muziekmaatschappij St.-Cecilia werd opgericht op 12 september 1822 en

op 22 december 1823 werd dit bekrachtigd door koning Willem I.126 Het zou echter volgens

Edouard Jacops al in 1808 zijn opgericht127 en volgens het heemkundig tijdschrift Bachten de

Kupe zou 1822 de datum zijn waarop het fusioneerde met een ander muziek uit Veurne,

namelijk ‘Karel Verstraetes Muziek’.128 De verslagboeken van de vergadering startten echter

pas in 1822, waardoor de vroegere ontstaansdatum, die door Jacops wordt aangehaald,

niet kan gecontroleerd worden. We blijven dus aannemen dat het officiële stichtingsjaar

1822 is. De harmonie had de heilige Cecilia als patrones en nam de kenspreuk ‘amor docet

musicam’ aan, ‘de liefde onderwijst de muziek’.129 Uit de naamgeving van

muziekmaatschappijen is heel vaak af te leiden hoe ze zijn ontstaan. Zo zijn verenigingen die

de naam Cecilia, Crescendo of Amicitia dragen, vaak afkomstig van Collegae Musicae.

Toch bestaan er ook heel wat genootschappen, die hun kerkelijke afkomst niet

verloochenen en die de naam St.-Cecilia, St.-Augustinus of St-Michael dragen.130 De

harmonie St.-Cecilia van Veurne draagt eveneens een katholieke naam, die ze kreeg

doordat ze oorspronkelijk afstamde van de koorzangerskring St.-Cecilia, niettegenstaande ze

toch zou uitgroeien tot een liberale vereniging bij uitstek. Ze stond vanaf haar ontstaan onder

het voorzitterschap van Charles Du Bois, die gedurende zijn leven ook nog burgemeester van

Veurne, arrondissementscommissaris en volksvertegenwoordiger was geweest. Hij werd later

als voorzitter opgevolgd door Vandevelde. De harmonie St.-Cecilia werd in deze periode

aanzien als het stadsmuziek.131 (Bijlage 1)

Wanneer Leopold I, na zijn benoeming tot koning der Belgen, zijn intrede deed in het land via

Veurne op 17 juli 1831, was het St.-Cecilia, die aan het hoofd van de stoet, de vorst

verwelkomde. Tijdens deze gelegenheid had de harmonie gevraagd aan de nieuwe koning,

om haar de titel ‘Koninklijk’ te willen verlenen. Dit werd haar toegestaan en op 30 augustus

1833 bekrachtigd. De koning is dan ook sinds 17 juli 1831 beschermend lid van de harmonie.

126 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en Beschaving, 1975, 2 dl., p. 411 127 E. JACOPS, Nomenclature des sociétés musicales de la Belgique suivie d’une notice chronologique sur l’association royale de sociétés lyriques d’Anvers, Anvers, Van Merlen et fils, 1853, p. 40 128 “Ste-Cecilia muziek te Veurne”, Bachten de Kupe, XXIV, 1982, 6, p. 164 129 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, loc.cit 130 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, pp. 51-52 131 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, 1873

Page 39: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

36

In datzelfde jaar deed er zich echter een geschil voor, en onttrokken verschillende leden zich

aan de harmonie, om een nieuw muziekgenootschap op te richtten: ‘Apollon’.132 Deze

muziekmaatschappij nam de kenspreuk ‘Jong en leerzuchtig’ aan en zou volgens haar

reglement niemand als lid aanvaarden, die eveneens lid was van een ander

muziekgezelschap te Veurne. Uitdrukkelijk werd nog eens vermeld, dat leden van de

harmonie St.-Cecilia geen lid of erelid konden worden van Apollon. De stichter en tevens

eerste voorzitter was Louis Ollevier, die de vereniging in 1833 een gift van 100 Nederlandse

Gulden schonk. Ook het vaandel was een schenking van de kapitein, baron Napoleon

Herwyn, schoonzoon van Louis Ollevier en medestichter van de fanfare. Ollevier, die vanaf

1835 klerikaal burgemeester van Veurne zou worden en Herwyn, die in hetzelfde jaar

katholiek raadslid werd, gaven de fanfare een katholieke stempel mee, tegenover de

harmonie St.-Cecilia, die toen reeds liberaal getint was.133 De zoon van Louis Ollevier, Auguste

Ollevier was gedurende het volledige bestaan van de fanfare schatbewaarder of tresorier.134

De maatschappij stond onder de muzikale leiding van Karel van der Straeten. Bij de

inhuldiging waren alle gilden en maatschappijen van Veurne aanwezig, uitgezonderd St.-

Cecilia natuurlijk. In 1834 verkreeg de fanfare een militair uniform, waarmee ze in hetzelfde

jaar deelnam aan een prijskamp in Poperinge. Daar verkreeg ze de prijs voor het prachtigste

en mooiste uniform, maar de burgemeester van de stad Veurne, die eveneens de voorzitter

was van de harmonie St.-Cecilia, verbood de maatschappij om de stad opnieuw in te

komen. De reden hiervoor was het feit dat er een degen aan hun uniform hing, wat een

onafscheidelijk onderdeel van een militaire uitrusting was. De fanfare Apollon moest zich

onderwerpen, en had bij het binnenkomen in de stad, alle degens van de uniformen

losgemaakt. Uit dit voorval kan men opmaken hoe groot de rivaliteit tussen de beide

muziekmaatschappijen wel was. Apollon was hiermee natuurlijk in zijn eer gekrenkt en richtte

daarom een brief aan de gouverneur van de provincie West-Vlaanderen en de Minister van

Binnenlandse Zaken, waarin ze hen verzochten om een degen te mogen dragen. Zij kregen

hierop het antwoord dat er geen wettelijk beletsel bestond voor het dragen van een militair

uniform, zolang dit geen gelijkenissen vertoond met andere krijgs- of burgerlijke korpsen.

In 1835 werd Hendrik van der Straeten muziekmeester van de fanfare. Verder was Apollon

niet zo erg bedrijvig binnen de stad Veurne, maar nam ze vooral deel aan muziekfestivals.

Daarnaast had ze wel sterke banden met de rederijkersgilde ‘Arm in de beurs en van zinnen

jong’, waarmee er heel dikwijls werd samengewerkt. Op 13 april 1839 werd de fanfare Apollon in een harmonie veranderd. In 1841 werd René De Prey kapitein van de fanfare en

132 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, loc.cit 133 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en Beschaving, 1975, 2 dl., p.415 134 K. VANDEWALLE, De Socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, Universiteit Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p.158

Page 40: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

37

ze verkregen eveneens een nieuwe muziekmeester, namelijk Amand Vermeesch. Deze werd

in 1845 opgevolgd door Karel Geva.135 In 1844 werd Antoine Behaeghel deken van

Apollon.136

De tweedracht met St.-Cecilia duurde tot in 1849. Nadat St.-Cecilia van de koning een

vaandel kreeg, deed het stadsbestuur alle moeite om de beide muziekmaatschappijen

opnieuw te verzoenen. ‘Apollon’ deed afstand van haar naam en vaandel en de leden

vervoegden opnieuw de harmonie St.-Cecilia. De kapitein van Apollon werd binnen St.-

Cecilia als ondervoorzitter aanvaard. Om deze verbroedering steeds indachtig te zijn, werd

besloten om jaarlijks een feest te organiseren en het was ook vanaf dit tijdstip dat de

harmonie van het stadsbestuur een geldelijke bijdrage verkreeg, in ruil voor haar optreden bij

openbare plechtigheden.

De harmonie hield zich vooral bezig met het geven van concerten en serenades,

wandelconcerten, het opluisteren van misvieringen, enz., maar sinds kort waagde ze zich ook

net buiten Veurne met enkele muzikale uitstapjes.

Sinds 1853 stond ze onder het bestuur van de muziekmeester Clément, die muziekoverste was

bij het 12de linieregiment. Onder zijn leiding werden spectaculaire vorderingen gemaakt. Zo

kwam ze steeds zegevierend terug thuis, wanneer ze in 1856 te Brugge en in 1858 te Gent op

festivals grote successen behaalden.137 De harmonie stond sinds 1858 onder het

voorzitterschap van Lodewijk Desmedt.138 In 1859 vroeg de harmonie aan het stadsbestuur

om een toelage te verkrijgen, met de bedoeling hiermee een muziekschool op te richtten. Ze

kregen hiervoor 600fr. uit de stadskas, en nadien nog een extra toelage van de Provincie en

de Staat. De muziekschool ging in 1860 van start en telde heel wat leerlingen. In 1869 werd

de muziekschool onder de bescherming van de stad gesteld.

Nadat op 7 april 1862 Clément als muziekmeester aftrad, werd enige tijd later Frans van

Herzele aangesteld tot muziekmeester. Deze was afkomstig uit Gent en had Clément tevens

opgevolgd als hoofd van het 12de linieregiment.139 Daarnaast was hij tevens solist bij de

‘Gidsen’ geweest en muziekmeester van de harmonie ‘De Melomanen’ van Gent. Hij zou de

harmonie op artistiek en muzikaal vlak een sterke impuls geven.140 In 1864 werd de voorzitter

135 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en Beschaving, 1975, 2 dl., pp. 415-417 136 K. VANDEWALLE, De Socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, Universiteit Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p. 208 137 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en Beschaving, 1975, 2 dl., p. 412 138 K. VANDEWALLE, De Socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, Universiteit Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p.204 139 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en Beschaving, 1975, 2 dl., p. 413 140 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, juli 1873

Page 41: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

38

Lodewijk Desmedt vervangen door zijn zoon Gustave Desmedt, die al sinds 1853 actief lid was

van de harmonie. Hij was een belangrijke grootgrondbezitter en rentenier.141

Vanaf 1865 beschikte de harmonie ook over een militair uniform om de openbare

plechtigheden te verzorgen en werd er eveneens een nieuw vaandel geschonken door het

erelid, Isenbrand Delendonck.142

3.1.2 Van 1870 tot aan de Eerste Wereldoorlog

In 1870 stond Gustave Desmedt nog steeds als voorzitter aan het hoofd van de

harmonie. (Bijlage 2) Aangezien er in datzelfde jaar geconstateerd werd dat de repetities

nog slechts in beperkte mate werden bijgewoond, stelde de voorzitter voor om met de

harmonie een uitstap naar Brussel te doen om in de hoofdstad op 10 juli een concert te

geven. Hiervoor werden dan ook speciale repetities ingelast, die opnieuw talrijk bijgewoond

werden. Nadat de harmonie in Brussel was aangekomen, gaf ze eerst een serenade voor de

burgemeester, vooraleer ze het concert in de tuinen van het dierenpark zou aanvatten. De

locatie is niet zo verwonderlijk, aangezien de voorzitter van het koninklijk genootschap der

Dierentuin te Brussel, August Orts, eveneens beschermend en erelid was van St.-Cecilia sinds

1860. Het concert zou volgens de kranten heel wat volk hebben gelokt en de gespeelde

werken zouden met groot applaus ontvangen zijn.143

In februari 1871 werd de toenmalige muziekmeester, Frans van Herzeele, door de harmonie

plechtig verwelkomt, nadat hij uit London was teruggekeerd. Hij had daar namelijk

deelgenomen aan een groot internationaal muziekconcours met de ‘koninklijke harmonie

l’Alhambra’ van London, waar hij de eerste prijs ter waarde van 5000fr. behaalde. Voor deze

gelegenheid werd de muziekmeester, onder begeleiding van de harmonie St.-Cecilia, dan

ook plechtig ontvangen op het stadhuis, waar hij geëerd werd.144

Op 29 juni 1873 vierde de maatschappij haar 50-jarig bestaan. Het eerste gedeelte van het

feest bestond uit een muzikale ochtend, waarbij het muziekkorps in uniform en met het

vaandel op kop, door het centrum van Veurne paradeerde. Tijdens het tweede deel van de

viering werd er een banket gegeven in het lokaal van de harmonie, ‘l’Hotel du Commerce’.

Hierop waren bijna alle werkende leden en ereleden aanwezig, en eveneens 10

gemeenteraadsleden. Daarnaast werd ook Hubert Dewitte gehuldigd als oudste lid van de

harmonie. Hij was er al bij vanaf het ontstaan van de harmonie in 1822 en had gedurende de

afgelopen 50 jaar steeds in het bestuur gezeteld en geregeld de functie van kapitein en

141 K. VANDEWALLE, De Socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, Universiteit Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p.206 142 F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE, Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, Brussel, Kultuur en Beschaving, 1975, 2 dl., p. 414 143 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juli 1870 144 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering februari 1871

Page 42: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

39

tresorier als vervanger waargenomen. Dewitte zou tot aan zijn overlijden in 1875 lid blijven

van de harmonie.145

Gedurende het jaar 1874 nam de harmonie de beslissing om zich minder toe te leggen op

festivals en zich hoofdzakelijk enkel nog te vertonen voor het geven van concerten of om

deel te nemen aan concours.146

In januari 1876 werd binnen de harmonie een crisis geconstateerd. De harmonie stelde een

gebrek aan toewijding vast bij de leden, want de repetities werden nog nauwelijks

bijgewoond. Hierop werden alle leden van de harmonie op een algemene vergadering

bijeen geroepen en werd er door het bestuur gewezen op artikel 17 en 18 van het reglement,

waarbij een lid van de harmonie geen drie opeenvolgende repetities mag afwezig zijn

zonder wettige reden, op straffe van uitsluiting uit de vereniging. Hierop beloofden de

aanwezige leden om wat meer ijver op te brengen om de wekelijkse repetities bij te wonen

en zo de harmonie opnieuw te doen bloeien. Maar ook de financiële toestand van de

harmonie bleek in een kritieke fase te zitten. De tresorier stelde aan de muziekmeester voor,

om zijn loon te verminderen naar 700fr. en de kosten van het lokaal op 60fr. per jaar terug te

brengen. Hierop reageerde Mr. Van Herzele positief en wilde hij eveneens zijn bijdrage

leveren om de harmonie opnieuw in de muzikale toestand van weleer te brengen. Ook de

eigenaar van het lokaal, Mr. De Groote was akkoord met deze financiële regeling.

Daarenboven werd door de tresorier voorgesteld om een nieuwe kas aan te leggen om de

kosten voor reizen van de harmonie tijdens het jaar te bekostigen. Hiertoe zou 6fr. van het

inleggeld van de werkende leden in de kas worden gestoken, en zouden de hulpleden

ouder dan 21 jaar eveneens een som van 6fr. doneren in deze kas.147

Het was op 29 maart 1876 dat de harmonie melding gaf dat hun voorzitter, Gustave

Desmedt-Bernier d’Hongerswal, overleden was. Hij was sinds 1853 lid van de harmonie en

bespeelde de trompet. Sinds 1855 maakte hij deel uit van de bestuurscommissie en

uiteindelijk zou hij in 1864 zijn vader opvolgen als voorzitter van de maatschappij. Onder zijn

bewind was de harmonie uitgegroeid tot één van de besten van het land. Van 1860 tot 1872

behoorde hij tot het besturend comité van de stedelijke muziekschool, wat eveneens zijn

grote liefde voor de muziek weergaf. Hij zat ook nog in het bestuur van de nijverheidsschool

en van de middelbare school. Sinds 1864 was hij tevens majoor van de Veurnse burgerwacht.

Maar ook op politiek vlak was hij zeer bedrijvig. In 1864 werd hij liberaal provincieraadslid,

waar hij zeer antiklerikaal voor de dag kwam en hij was ook ondervoorzitter van de Liberale

Associatie. In 1875 werd hij dan nog tot gemeenteraadslid van Veurne gekozen en was hij

verkiesbaar voor de Senaat. Toch zou zijn dood in 1876 hieraan al snel een einde maken.

145 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juni 1873 146 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering april 1874 147 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering januari 1876

Page 43: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

40

Binnen de harmonie St.-Cecilia werd besloten om drie maanden de rouw aan te nemen.148 In

hetzelfde jaar diende de muziekmeester, Frans van Herzeele, zijn ontslag in bij St.-Cecilia,

aangezien hij bij het stadsmuziek van Gent als muziekmeester aan de slag kon. Hierop werd

de directeur-leraar van de stedelijke muziekschool, de heer J. Steyaert, aangeduid als

voorlopige muziekmeester. Gelijktijdig werd er binnen de harmonie afgesproken om zich

minstens één maal per maand, of om de 5 à 6 weken, op zondag na de hoogmis in de stad

te vertonen op het stadhuis of op een andere publiekelijke plaats.149

Als opvolger van Gustave Desmedt-Bernier d’Hongerdal als voorzitter, werd binnen het

bestuur gedacht aan burgemeester August Behaeghel. Niettegenstaande hij zeer gevleid

was door het voorstel, kon hij het voorzitterschap niet aanvaarden wegens enkele bijzondere

redenen en ook voor het ere-voorzitterschap paste de burgemeester. Toch zal hij wel als

beschermend lid van de harmonie dienst doen en verklaarde hij dat de maatschappij steeds

op zijn steun kon rekenen. Na een geheime stemming zou uiteindelijk de tresorier Hector De

Prey als nieuwe voorzitter van de harmonie worden verkozen. Hij was sinds 1863 lid van de

harmonie en vervulde binnen de stad Veurne nog tal van overige functies op politiek vlak en

was hij actief binnen andere verenigingen. De inhuldiging van de nieuwe voorzitter vond

plaats op 31 december 1876 en gebeurde zoals de traditie het voorschreef. Om 15u dienden

alle werkende leden en ereleden te verzamelen in het lokaal van de harmonie, om van

daaruit stoetsgewijs de heer Hector De Prey aan zijn woning te gaan ophalen en hem te

begeleiden naar het gildenhof. Hier werd dan tot de inhuldiging overgegaan. ’s Avonds

werd aan alle werkende en ereleden een banket aangeboden, mits het betalen van de som

van 5fr. per persoon. De leden, die niet in staat zouden zijn om deze som te betalen, zouden

alsnog tot het banket worden uitgenodigd. De kas van de maatschappij zou dan instaan

voor de te betalen som, en daarenboven werd door de maatschappij eveneens een glas

champagne aangeboden.150

Op 10 augustus 1877 deed de voorlopige muziekmeester Steyaert het voorstel om als

definitieve muziekmeester aangesteld te worden. Hij werd namelijk op 6 juni 1876 als

voorlopig muziekmeester benoemd, na het ontslag van Van Herzele. Aangezien de

muziekmeester wel schitterend muzikaal werk leverde binnen de harmonie, werd door het

bestuur aanvaard dat Steyaert voor onbepaalde tijd als muziekmeester mocht fungeren.151

Op 13 maart 1878 stierf burgemeester August Behaeghel. Op 20 juli 1878 werd hij opgevolgd

door schepen Hector De Prey, die tevens voorzitter was van de harmonie.152

148 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, 1876 + Het Advertentieblad 1 april 1876 + K. VANDEWALLE, De Socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, Universiteit Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p.207 149 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering maart 1876 150 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1876 151 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering augustus 1877 152 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juli 1878

Page 44: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

41

Om een vernieuwde impuls te geven aan de harmonie werd in 1881 besloten om naast

muziekmeester Steyaert, ook geregeld een beroep te doen op Edmond Waucampt. Hij was

tevens muziekmeester van het 9de linieregiment, laureaat van het conservatorium en een

zeer bekwaam componist. Men had er het volste vertrouwen in, dat met zijn capaciteiten, de

harmonie een grote muzikale heropleving zou beleven.153 Wanneer Steyaert op 12 juli 1885

zijn ontslag indiende als muziekmeester, werd Edmond Waucampt als volwaardig muziekmeester van de harmonie aangesteld.154 Wanneer deze echter te kennen gaf de

taak niet meer te willen volbrengen, werd er op zoek gegaan naar een nieuwe

muziekmeester. Er werden 21 brieven ontvangen van mogelijke dirigenten, maar uiteindelijk

werd gekozen voor de heer Herman, muziekleraar en componist uit Diest.155 De harmonie werd door het stadsbestuur uitgenodigd om op 17 juli 1886 op de grote markt

enkele muziekstukken te spelen, ter gelegenheid van de opening van de spoorweg

Nieuwpoort-Veurne.156 Enkele maanden later verkeerde de harmonie opnieuw in

feeststemming. De stad kreeg immers het bezoek van Koning Leopold II op 22 september

1886. De koning verbleef op dat moment te Oostende en arriveerde in de namiddag per

trein in Veurne. Hij kreeg een rondleiding in de stad en werd op het stadhuis ontvangen, waar

hij door de burgemeester werd herinnerd aan het feit dat Leopold I bij zijn aanstelling als

eerste koning der Belgen, allereerst een bezoek bracht aan Veurne. Tegen de avond zou

Leopold II opnieuw naar Oostende afreizen en werd hij bij zijn vertrek door de harmonie St.-

Cecilia vereerd met het nationale volkslied, de ‘Brabançonne’.157

In 1887 zou het lokaal van de harmonie, l’Hotel du Commerce, van eigenaar wisselen. Na

een beraadslaging werd daarom besloten dat men zou verhuizen van lokaal. Cabaretier

Emile Hendryckx had namelijk het voorstel gedaan aan de harmonie, om voor hen een

lokaal op te richten. Het bestuur ging met dit voorstel akkoord en in afwachting dat het

beloofde lokaal gebouwd was, werden de repetities gehouden in het huis van raadslid

Arseen Morez.158 Op 12 december 1887 ging de eerste repetitie van start in het nieuwe

lokaal.159 Er kwam echter een einde aan het jaar van feestelijkheden, nadat op 24 oktober

1887 voorzitter Hector De Prey overleed. Hij was al sinds 1863 lid van de harmonie en werd in

1871 tot tresorier aangesteld. Hij vervulde deze taak tot in 1878 en werd sindsdien voorzitter

van de maatschappij. Toch heeft hij niet enkel voor de harmonie een grote betekenis gehad,

maar ook binnen de stad was hij een vooraanstaand persoon. Op politiek vlak was hij

liberaal schepen van 1876 tot 1882, vervangend burgemeester in 1878 en verkiesbaar voor

de Senaat in 1886-1887. Daarnaast vervulde hij nog tal van andere functies zoals 153 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering februari 1881 154 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juli 1885 155 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1885 156 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juli 1886 157 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering september 1886 + De Veurnaar: 29 september 1886 158 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering september 1887 159 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1887

Page 45: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

42

commandant van de brandweer, luitenant-majoor van de burgerwacht,

arrondissementscommissaris van Veurne-Diksmuide, bestuurslid van de nijverheidsschool,

bestuurslid van de muziekschool, bestuurslid van de gevangenis, enz.160 In de stoet, die

gevormd werd om het lichaam van de overledene te begeleiden naar de kerk en opnieuw

naar het kerkhof, waren alle verenigingen van de stad met hun eretekens en alle ereleden

van de harmonie aanwezig. Onder begeleiding van de treurmarsen van St.-Cecilia werd

afscheid genomen van Hector De Prey.161 Er werd binnen de harmonie drie maanden van

rouw aangenomen. De weduwe van de gewezen voorzitter Hector Deprey schonk aan de

harmonie een som van 6000fr., waarop ze de titel van erelid kreeg aangeboden.162

In april 1888 besloot het bestuur van de harmonie om het voorzitterschap aan te bieden aan

hun kapitein Henri Bricoult. Deze weigerde echter om deze zware taak te aanvaarden,

waarop gekozen werd om Julien Andries tot voorzitter te benoemen. Andries beoefende het

beroep uit van advocaat aan het Hof van Beroep te Gent en was sinds 24 juli 1887 erelid van

de harmonie. De nieuwe voorzitter werd op 10 juni ingehuldigd. Er zou zich een stoet van

werkende en ereleden vormen, die de voorzitter begeleiden naar het lokaal, waar een

banket werd gehouden.163

Julien Andries, 1888

Bron: L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, Desmyter, 1902, p. 90

Onder het voorzitterschap van Andries zou de harmonie een zeer voorspoedige tijd

tegemoet gaan. Hij legde oa. gratis lessen notenleer in, om op deze manier nieuwe, jonge

160 K. VANDEWALLE, De Socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, Universiteit Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p.193 161 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1887 162 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering maart 1888 163 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering mei 1888

Page 46: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

43

leden aan te trekken. Daarenboven was hij van mening dat goede vakmannen voorzien

moeten zijn van degelijke werktuigen. Daarom kocht hij op eigen kosten een 70-tal nieuwe

instrumenten aan.164 Er werd tevens voor heel wat amusement gezorgd, want ook feesten

werden heel vaak op zijn kosten en in zijn tuin gehouden. Hij richtte ook in 1890 een speciale

commissie op, die zich zou bezighouden met het inwinnen van informatie over de vele

festivals, waarvoor de harmonie gevraagd was. Deze commissie bestond uit de kapitein, de

tresorier en de voorzitter zelf.165 Tijdens dezelfde periode richtte hij eveneens een aparte

afdeling op binnen de harmonie. Deze groep bestond uit een 20-tal jonge muzikanten, die

speelden, onder de naam ‘Willen is kunnen’. Ze hadden hun lokaal in de wijk ‘Het Sasje’, en

werden dan ook heel vaak ’t Sasje genoemd.

Het Sasje ‘Willen is Kunnen’, 1899

Bron: J. AMEEUW en W. VILAIN, Het Veurnse van toen, Brugge, Vandewiele PVBA, 1978, p.49

Een verplichting om in dit orkestje te spelen was dat men eveneens lid was van de harmonie

St.-Cecilia. Het had vooral tot doel om kleine uitstapjes te doen in Veurne of om feesten en

bals van verenigingen in de stad op te luisteren. Andries was ere-voorzitter van het

genootschap. De eigenlijke voorzitter was Emiel Pinte, eveneens bestuurslid bij de harmonie

St.-Cecilia.166 Volgens Dawyndt genoot het Sasje-muziek in Veurne een enorme populariteit

en waren ze vooral berucht voor het opluisteren van de kermis op hun eigen wijk op de

164 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering maart 1889 165 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering april 1890 166 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juni 1892

Page 47: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

44

laatste zondag van augustus.167 Daar waar St.-Cecilia een elitair korps was, die grote faam

genoot binnen heel België, was het Sasje-muziek eerder een volks genootschap, die zich

enkel bezighield met het entertainen van de plaatselijke bevolking. (Bijlage 3)

In 1891 brak er een crisis uit. Het stadsbestuur van Veurne besloot, dat de toelage die

verleend werd aan St.-Cecilia, zou worden stopgezet. Hiervoor werd geen enkele reden of

motief gegeven. De harmonie schreef hierop een protestbrief naar het stadsbestuur, maar

bepaalde eveneens dat het van dan af een vrije en onafhankelijke vereniging zou worden.

Dit had als gevolg dat ze dan ook geen enkele verplichting meer hadden tegenover het

stadsbestuur. De financiële aderlating werd opgelost door een bijdragesysteem door te

voeren, te betalen door de ereleden. Zij dienden zelf te bepalen of ze een jaarlijkse bijdrage

van 15, 20, 30 of 40 fr. wilden betalen. De voorzitter wilde eveneens zijn bijdrage leveren en

schonk aan de harmonie jaarlijks de som van 500fr., bovenop zijn lidgeld. Dit was namelijk de

subsidie, die de vereniging voorheen jaarlijks van het stadsbestuur verkreeg. Daarnaast kwam

de voorzitter ook overeen met het bestuur, dat hij alle uitzonderlijke kosten voor zijn rekening

zou nemen. Het ging hier dan over de kosten voor het geven van concerten, de aankoop

van nieuwe instrumenten, de kosten voor het vervoer en het eten bij uitstappen, enz. De

maatschappij zelf zou dan instaan voor de gewone kosten.168

In 1893 zou naar het idee van de voorzitter een bijkomende muziekmeester aangesteld

worden, namelijk Charles Simar, voorzitter van het 3de linieregiment. De voorzitter was van

mening dat dit periodiek optreden van deze vreemde muziekmeester de motivatie en de

ijver van de leden ten goede zou komen. Uiteraard blijft muziekmeester Herman zijn functie

behouden.169

De Koninklijke Harmonie St.-Cecilia Veurne, 1895

167 A. DAWYNDT, Veurne rond ‘la Belle Epoque, Veurne, Bachten de Kupe, 1996, pp. 9-11 168 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering februari 1891+ 1892 169 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering november 1893

Page 48: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

45

Op 27 juni 1897 werd opnieuw feest gevierd, ditmaal om de 75ste verjaardag van de

harmonie te vieren. De voorbereidingen voor dit gebeuren starten al in 1896. Er werd een

speciale feestcommissie aangeduid, die zich zou bezighouden met de organisatie en er

werd verwacht dat ieder actief lid een bijdrage van 10 centiemen betaalde per week, om

het feest te kunnen betalen. Daarnaast werd een nieuw militair uniform aangekocht. De

leden hadden zelf de keuze om dit uniform geheel of gedeeltelijk te bekostigen, maar

wanneer men zich niet in de mogelijkheid bevond om dit aan te kopen, zou de voorzitter

financieel bijspringen. Met de invoering van het nieuwe uniform werd eveneens een

kledingscomité opgericht, die instond voor het verwerven en onderhouden van de

uniformen. (Bijlage 4)

Bij de aanvang van 1897 werd de harmonie echter nog geconfronteerd met het ontslag van

de heer Herman als muziekmeester. Onmiddellijk werd overgegaan tot het kiezen van een

nieuwe dirigent, namelijk Henri Vanderlinden, die eveneens muziekmeester was bij de

pupillenschool van het leger te Namen.

Op zondag 27 juni nam de viering van het 75ste jaar bestaan van de harmonie zijn aanvang

met de vorming van een stoet, waarbij de harmonie samen met de ereleden, de

rederijkerskamer Rhetorica, de koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’ en de

koorzangerskring ‘Jeune France’ van Duinkerke door de straten van Veurne marcheerde. Dat

was dan ook de gelegenheid om voor de eerste maal hun nieuwe uniformen te tonen aan

de Veurnse bevolking. Deze uniformen waren donkerblauw met groen en met een hoge

kepie met een witte pluim.170 Naar aanleiding van deze stoet werd dan ook door de

harmonie aan alle wijkmeesters van de stad gevraagd om hun straten met de wijkvlaggen te

willen versieren. ’s Avonds werd er dan een banket georganiseerd, waar er door de

voorzitter, de kapitein, de bevriende verenigingen ‘de Rhetorica’, de ‘Verenigde Vrienden

en de ’Jeune France’, maar ook een vertegenwoordiger van de ereleden, de bestuursraad

en de werkende leden een redevoering werd gehouden. De week erop, de zondag, vond er

een groot concert plaats in het lokaal, dat gevolgd werd door een bal en de maandag

vond er in de tuin van de voorzitter nog een nachtfeest plaats voor de werkende en

ereleden van de harmonie, maar ook voor de vereniging Rhetorica en de Verenigde

Vrienden. Het feest werd beëindigd met een schitterend vuurwerk. Ter gelegenheid van deze

75ste verjaardag verkreeg de vereniging tot slot nog van de koning een gulden eremedaille

en werd Prins Albert tot erelid gehuldigd.171

170 D. DEHOLLANDER, Snippelingen uit het vroegere Veurne en ommeland, onuitgegeven, Veurne, 1967, sp. 171 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering 1896-1897

Page 49: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

46

Korte tijd nadien, in 1898, werd de voorzitter Julien Andries-Van Severen172 opnieuw gevierd,

want hij kreeg van de Minister van Schone Kunsten van Frankrijk een palm als officier van de

academie. Voor deze gelegenheid werd er een stoet gevormd door de harmonie en de

bevriende verenigingen om aan de voorzitter bij zijn huis een serenade te geven en hem te

feliciteren met deze eer. Het feest werd afgesloten met het Franse volkslied, de

‘Marseillaise’.173

Op 6 november 1902 werd het erelid Adolphe De Hoon gevierd. Hij was namelijk al 50 jaar lid

van de harmonie, sinds november 1852. Vanaf 1888 zetelde hij als raadslid in de bestuursraad

tot in 1893 en daarna werd hij erelid. Hij kreeg eveneens de taak van de reeds overleden

burgemeester August Behaeghel om het Behaeghelfonds te beheren ter bevordering van de

kunst en de wetenschap binnen Veurne. De Hoon verdeelde het bedrag onder de

vereniging Behaeghel, de rederijkerskamer Rhetorica, de koorzangerskring ‘De Verenigde

Vrienden’ en de harmonie St.-Cecilia. Voor deze redenen werd hij tot beschermend lid

uitgeroepen. Hij aanvaarde deze erkenning en zou hierbij jaarlijks de som van 100fr. schenken

aan de harmonie. Desalniettemin opteerde hij ervoor om geen publieke manifestatie door te

voeren, omwille van zijn hoge leeftijd.174

De 7de juni 1903 bezocht Prins Albert de stad Veurne. Hij was sinds 1897 erelid van de

harmonie en daarom werd een delegatie van de muziekmaatschappij uitgenodigd op het

stadhuis om de Prins te ontvangen. Hierop tekende de Prins in het Gulden Boek van de

harmonie. Bij zijn vertrek uit de stad speelde de harmonie nog het nationale volkslied. Nadien

werd er nog een concert gegeven op de kiosk op de grote markt. De dag werd afgesloten

met een prachtig vuurwerk.175

Op verzoek van enkele werkende leden werd het voorstel gedaan om de voorzitter, Julien

Andries, te huldigen met een medaillon, als bedanking voor zijn toewijding aan de harmonie.

Dat medaillon zou men speciaal bij een kunstenaar laten maken. Er werd een inschrijvingslijst

opgemaakt, waarbij de leden hun bijdrage voor de aankoop van dit medaillon konden op

noteren. Het minimum bedrag werd op 1fr. bepaald, maar toch was men niet verplicht om

een schenking te geven. Daarenboven verkondigden de ereleden Leopold du Bois, August

Houtsaeger en Emiel Kind, dat ze het bedrag dat door de werkende leden werd gestort,

zouden verdubbelen. Het eerbetoon aan Andries vond plaats op 23 oktober 1904, waarbij

zijn diensten aan de harmonie door de kapitein in een redevoering werden opgesomd. Hij

172 Julien Andries huwde immers met Valentine Van Severen, nadat hij weduwnaar was na een huwelijk met Julia Ollevier, dochter van Louis Ollevier, gewezen burgemeester van Veurne. Voor Valentine Van Severen was Julien Andries haar vierde echtgenoot. Voordien was zij ook al gehuwd geweest met de vorige voorzitter Hector De Prey. 173 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering maart 1898 174 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering november 1902 175 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juni 1903

Page 50: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

47

had de harmonie, na een periode van crisis en onverschilligheid, opnieuw haar waardige

status gegeven. Tot slot werd door de harmonie nog een concert gegeven.176

De Koninklijke Harmonie St.-Cecilia Veurne, 1905

Vanaf 1907 werden er maatregelen genomen om de muzikale ijver van de leden wat kracht

bij te zetten. Daarom werden extra muzieklessen ingelast, waarbij notenleer en

muziekonderricht werden gegeven. Daarenboven werd ook nog een extra partiële repetitie

ingericht. De ene week voor de koperblazers, de andere week voor de houtblazers.177

Op 20 april 1907 werd een groot concert gegeven door de harmonie St.-Cecilia in

samenwerking met de koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’ om hun muziekmeester

Henri Vanderlinden, te vieren voor zijn 10-jarige aanstelling als muziekmeester van de beide

verenigingen.178 In hetzelfde jaar werd ook bestuurslid Isidoor Ryckewaert gehuldigd voor zijn

50-jarig lidmaatschap van de harmonie. Voor deze gelegenheid werd er een serenade

gegeven aan zijn huis en daarna speelde de harmonie een concert in de tuin van de

voorzitter. Tot slot werd de gevierde plechtig ontvangen in het lokaal van de harmonie. Daar

werd een redevoering gehouden door de voorzitter, waarin hij de loopbaan van Ryckewaert

176 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1904 177 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering maart 1907 178 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering april 1907

Page 51: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

48

schetste. Hij was namelijk sinds 1857 hulplid bij de harmonie en in 1860 werd hij aanvaard als

actief lid. Het was in 1881, dat hij de functie van bestuurslid opnam en steeds met

eenparigheid van de stemmen werd herkozen. Als eerbetoon werd een zelfportret van de

man opgehangen in het lokaal. Tevens werd er van de gelegenheid gebruik gemaakt om

buitengewone diensten van werkende leden vanaf nu te belonen met een ereteken of

decoratie. Het ereteken vertoonde de Veurnse leeuw met een koninklijke kroon op en het

opschrift van de koninklijke harmonie St.-Cecilia. Daaraan was dan een lint bevestigd in de

kleuren van de harmonie: groen en wit. Isidoor Ryckewaert mocht als eerste dergelijk

ereteken ontvangen. Daarnaast werden ook nog enkele andere werkende leden, die al 25

jaar lid waren, gehuldigd met een decoratie.179

In mei 1913 werd de voorzitter Julien Andries-Van Severen gevierd voor zijn 25-jarig

voorzitterschap bij de harmonie St.-Cecilia. Hiervoor werden heel wat eerbetuigingen

voorzien. Zo kregen alle leden, die eveneens 25 jaar lid waren van de vereniging, een zilveren

ereteken. De voorzitter mocht een gouden ereteken ontvangen, dat bij een serenade

overhandigd werd, in het bijzijn van de twee bevriende maatschappijen: de rederijkerskamer

Rhetorica en de koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’. Er werd eveneens een klein

medaillon gemaakt, de grootte van een frankstuk, om aan alle leden van de harmonie te

schenken als aandenken. Vervolgens werd een feestmaal gegeven voor alle werkende

leden en ereleden en alle vrienden en kennissen van de gevierde. Hierop werd dan een

kader overhandigd met de afbeelding van de muzikanten in uniform en in het midden een

foto van de voorzitter. Na het feestmaal werd een concert gegeven, dat gevolgd werd door

een bal. Voor de bekostiging van dit gebeuren, werd een beroep gedaan op de werkende

en de ereleden. Men kon namelijk niets gebruiken uit de kas van de harmonie, aangezien de

voorzitter alle tekorten in de kas telkens zelf aanvulde en hij dan zijn eigen feest zou moeten

betalen.180

Enige tijd later echter, in september 1913 besloot Julien Andries-Van Severen, om zijn ontslag

in te dienen als voorzitter van de harmonie. Hij vond dat de harmonie niet meer het artistieke

niveau bereikte als vier à vijf jaar terug en dat de repetities slechts beperkt werden gevolgd.

De muziekschool bestond enkel nog op papier. Dit alles was vooral het gevolg van het

gebrek aan ijver van de spelende leden en eveneens van de dalende toewijding van de

muziekmeester Vanderlinden, die niet meer handelde zoals in het contract werd

overeengekomen. Hij aanvaarde ook het erevoorzitterschap niet, omdat hij niet de indruk

wilde wekken dat hij nog steeds een drukking uitoefende op het bestuur en de nieuwe

voorzitter. Toch verloochende Andries zijn genegenheid voor de harmonie niet en

179 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juni 1907 180 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1910-1945, vergadering maart 1913

Page 52: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

49

aanvaardde hij om beschermend lid te worden. Deze eer werd ook aangeboden aan

Mevrouw Andries-Van Severen.

Op hetzelfde ogenblik deelde ook de muziekmeester Henri Vanderlinden mee, dat hij zijn

ontslag als dirigent indiende. De harmonie was de gewezen dirigent zeer dankbaar voor zijn

vele dienstjaren en omdat hij de vereniging in de beginjaren muzikaal een grote progressie

had bezorgd. Hij had in zijn laatste jaren als dirigent zijn taak wel wat verwaarloosd en ook

geen muzieklessen meer gegeven, met als gevolg dat er ook geen nieuwe muzikanten

werden gevormd. Hiermee kwam de harmonie dus zonder voorzitter en zonder dirigent te

zitten, de twee belangrijkste functies binnen een muziekvereniging. Ze bevond zich in een

crisismoment. De sous-chef, Edmond Van Eygen, zou tijdelijk de repetities leiden, tot dat men

een nieuwe bekwame dirigent had gevonden, want men besefte dat de repetities niet

konden worden stil gelegd gedurende deze crisisperiode. Vervolgens werd Henri Van

Elslander de nieuwe dirigent ad interim. Hij was namelijk ook muziekmeester van de

Philharmonie van Poperinge en had wel wat muzikale ervaring. Er werd geopteerd om nog

slechts één repetitie in de week te houden, en die ging door op donderdag. De maandag

werd namelijk als een slechte dag beschouwd, aangezien deze na de zondag kwam.

Voor het voorzitterschap werd gedacht aan de kapitein, Albert Claeys. Hij nam al 21 jaar de

functie van kapitein waar en had de laatste jaren heel vaak de plaats moeten innemen van

de voorzitter. Toch meende de kapitein dit voorzitterschap niet te kunnen aanvaarden. Als

magistraat-rechter van de rechtbank van eerste aanleg in Veurne was de mogelijkheid groot

dat hij rechtzaken moest beoordelen, waarin leden van de harmonie betrokken waren.

Daarnaast kon hij als magistraat ook niet deelnemen aan politieke uitstappen of feesten,

waar een harmonie toch dikwijls diende op aanwezig te zijn. Toch zou hij zijn functie als

kapitein blijven vervullen. Hij riep in de algemene vergadering dan ook op aan de spelende

leden om zo talrijk mogelijk de repetities bij te wonen, zodat de harmonie opnieuw op het

muzikale niveau van weleer zou komen. Pas dan zou men overgaan tot het aanstellen van

een nieuwe voorzitter. Aangezien de tijd dat de voorzitter alles bekostigde eveneens voorbij

was, vroeg de kapitein tot slot nog, dat de spelende leden aan de notabelen en de

gegoede burgers van Veurne zouden vragen om zoals Julien Andries-Van Severen, eveneens

beschermend lid te worden, zodat de harmonie op eigen krachten verder kon. Hierop

werden een 13-tal nieuwe beschermende leden opgenomen in de harmonie, die voor een

minimum bedrag van 30fr. per jaar de harmonie financieel ondersteunden.

Daarnaast werden ook de muzieklessen heringericht. Deze zouden voortaan door

verdienstelijke leden worden gegeven, die hiervoor een kleine vergoeding kregen. Ook het

reglement werd volledig herbekeken en gemoderniseerd, vooral wat betreft het kiesstelsel.

Vervolgens werd de zoektocht naar een nieuwe vaste dirigent voortgezet. Er werden echter

enkele eisen gesteld, waaraan deze zou moeten voldoen. De muziekmeester moest in

Veurne komen wonen en in staat zijn om tweemaal per week een repetitie te geven en

Page 53: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

50

daarnaast ook nog lessen notenleer en muzieklessen geven voor koperen- en

houteninstrumenten. Hij zou dan een vergoeding ontvangen van 1500fr. per jaar. Er dienden

een 6-tal personen hun kandidatuur in om de nieuwe muziekmeester van de koninklijke

harmonie St.-Cecilia van Veurne te worden. Hiervan waren er slechts twee, die bereid waren

om in Veurne te komen wonen. Uiteindelijk werd de heer Verberckmoes tot nieuwe dirigent

van St.-Cecilia verkozen. Hij was al sous-chef bij het 3de linieregiment muziekkorps te

Oostende en had de leeftijd van 50 jaar bereikt. Nadat de heer Verberckmoes dit ambt

aanvaardde, diende hij echter meteen opnieuw ontslag te geven, aangezien hij dacht dat

hij bij het leger op pensioen kon gaan, maar bleek dat hij nog tot aan zijn 60ste verjaardag in

dienst van het leger moest blijven. Daarom werd dan geopteerd voor de andere kandidaat,

die bereidwillig was om in Veurne te komen wonen, namelijk de heer Albert Wittegaele. Hij

was muziekmeester van de liberale harmonieën van Gistel en Torhout. Vanaf januari 1914 zou

hij het ambt van muziekmeester van St.-Cecilia uitoefenen. Het voorzitterschap werd tijdelijk

uitgeoefend door de secretaris Louis Houtsaeger.181

Deze nieuwe start, gegeven door het aanstellen van een nieuwe muziekmeester en een

tijdelijke voorzitter, gaf de vereniging een hernieuwde kracht en ze was ervan overtuigd dat

ze opnieuw kon bloeien, zodat binnen 9 jaar, in 1922, het 100-jarig bestaan kon worden

gevierd. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 maakte tijdelijk einde

aan deze nieuwe verwachtingen. Niettegenstaande Veurne vlakbij het front lag, waar een

zware loopgravenoorlog werd uitgevochten, bleef de stad toch vrij van bezetting. De stad

moest wel meerdere malen vijandige aanvallen incasseren, in de vorm van beschietingen en

bombardementen. Het spreekt voor zich dat elke vorm van verenigingsleven onmogelijk

werd. Ook de harmonie zou gedurende deze vier jaren volledig inactief zijn. De leden van de

harmonie waren ofwel ingelijfd bij het leger, ofwel gevlucht naar Frankrijk of naar de

omliggende dorpen.

Wanneer op 11 november 1918 de wapenstilstand werd uitgeroepen, vond de harmonie

haar lokaal in erbarmelijke toestand terug. Tijdens de oorlog had ze het spelend lid Dupou

Oscar en het erelid Masereel Gustave verloren, die gesneuveld waren op het slagveld. Vanaf

1919 keerden de Veurnaars geleidelijk aan naar hun stad terug, maar velen hadden eerst

heel wat persoonlijke zaken te vereffenen. Het was pas in de maand april 1919 dat er

opnieuw aan het Ceciliagenootschap kon worden gedacht. De eerste taak van het bestuur

was te onderzoeken in welke toestand de harmonie zich bevond en of het mogelijk was om

de vereniging opnieuw op te richten. Daaruit bleek dat alle oud-muzikanten bereid waren

opnieuw de harmonie te vervoegen. Er waren ook nog steeds voldoende instrumenten en

financiële middelen aanwezig om de harmonie nieuw leven in te blazen. Dit betekende dat

181 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering september-december 1913

Page 54: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

51

de vereniging aan haar heropleving kon beginnen, om over 4 jaar een groots feest te geven

voor haar 100-jarig bestaan.182

Uiteindelijk zou de harmonie zelfs nog haar 150-jarig bestaan vieren en is ze tot op de dag

van vandaag nog steeds een bloeiende vereniging. Het huidige jaar 2008 vormt

daarenboven eveneens een feestelijk jaar, want de harmonie St.-Cecilia van Veurne viert,

dat ze reeds 175 jaar ‘Koninklijk’ is, als oudste vereniging in België, en wordt om deze reden

vereerd met een bezoek van Prinses Astrid van België.

3.2 Samenstelling en werking van de vereniging

Zoals dit bij vele verenigingen het geval was, bestond de harmonie uit werkende

leden, ereleden en beschermende leden, die onder het bestuur stonden van een commissie.

Om te mogen deel uit maken van de harmonie, moest je dit aan een lid van de commissie

meedelen en indien er hiertegen geen tegenspraak kwam binnen de commissie, werd je als

lid aanvaard.

De werkende leden, ook wel confraters genoemd, werden onderverdeeld in 4 klassen. Men

werd onderverdeeld in een klasse naargelang je financieel vermogen en capaciteit tot het

betalen van het lidgeld. De eerste klasse diende jaarlijks 25fr. te betalen, de tweede 13,20fr.

en de derde 6,60fr. Deze bijdragen konden bij ieder kwartaal van het jaar voor een vierde

opgeëist worden.183 Sinds 1911 werden de inleggelden niet meer vier maal per jaar

opgehaald, maar slechts twee maal.184 In 1882 werden deze bedragen aangepast naar

respectievelijk 25,80fr., 13,20fr. en 6fr.185 De vierde klasse moest geen bijdrage betalen, omdat

deze leden als hulpleden werden aanzien. Deze hulpleden zijn jongeren, die al over

voldoende kennis van notenleer beschikten. Daarnaast behoorden ook de leerling-

muzikanten tot deze vierde klasse. De leerlingen werden door de voorzitter toegelaten om de

repetities bij te wonen en deel te nemen aan uitstappen van de vereniging. Wanneer de

leerlingen na verloop van tijd niet voldeden aan de muzikale verwachtingen, konden ze door

de voorzitter tijdelijk of definitief worden weggestuurd. Zowel de hulpleden, als de leerlingen

hoefden geen jaarlijkse bijdrage te betalen, maar beschikten ook niet over stemrecht. Sinds

1892 was het wel zo dat wanneer men de leeftijd van 18 jaar had bereikt, men wel kon

meestemmen indien men eveneens een bijdrage betaalde.186 Vanaf dat men de leeftijd van

21 jaar had bereikt, werd men actief lid en onderverdeeld in één van de drie bovenstaande

klassen. Het was vooral de tweede klasse, die het sterkst vertegenwoordigd was. Elke

182 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1910-1945, vergadering 1914-1919 183 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 3-4 184 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juni 1911 185 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, herziening van het reglement 1882 186 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1892 art. 4

Page 55: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

52

confrater kon vrijwillig de maatschappij verlaten, maar diende hiervan wel een schriftelijke

verklaring af te leggen en de bijdrage van het lopende jaar te betalen.187 In het hernieuwde reglement van 1913 werden de werkende leden in 4 klassen

onderverdeeld, die respectievelijk 15, 10, 6 en 3fr. betaalden. Daarnaast bestond eveneens

nog de klasse van hulplid en leerling-muzikant, die nog steeds vrijgesteld waren van alle

kosten.188

In 1900 werd er een meervoudig stemrecht doorgevoerd. Enkel de leden, die minimum 18

jaar waren, mochten stemmen. Degenen die 18 jaar waren en een inleggeld betaalden van

6fr. verkregen een extra stem. Degenen die een inleggeld betaalden van 13, 20fr. verkregen

twee extra stemmen en zij die 26,80fr. betaalden hadden drie extra stemmen bij. Wanneer er

twee leden (twee broers of vader en zoon) onder hetzelfde dak woonden, zou er één van

zijn inleggeld worden ontlast. De extra stemmen werden toegekend aan het oudste lid.189

De ereleden zullen vanaf de dag van hun opname in de harmonie gehouden zijn tot het

betalen van een jaarlijkse bijdrage van 10,58fr.190 Deze bijdrage werd in 1892 verhoogd tot

15fr.191 Zij hebben het recht deel te nemen aan festiviteiten, concerten, uitstappen en andere

feestelijkheden. Ook kunnen zij de maatschappij vrijwillig verlaten, als ze dit aan een lid van

de commissie meedelen voor de dag, waarop ze oorspronkelijk tot de harmonie waren

toegetreden.192

De beschermende leden betaalden een bijdrage van minstens 30fr. per jaar en hebben

dezelfde rechten als de ereleden.193

Sinds 1892 was het ook zo dat al degenen, die onder hetzelfde dak woonden als een

werkend lid of erelid van de harmonie, deze mochten vergezellen naar de repetities of naar

feesten. De dames van de leden waren uitgenodigd naar een speciaal voor hen ingerichte

‘jeux de boule’ en naar tombola’s. Wanneer men als vreemde de stad kwam bewonen, kon

je twee maanden de repetities van de harmonie gratis volgen, om nadien al dan niet als lid

aanvaard te worden.194

De harmonie werd bestuurd door een commissie, die samengesteld was uit een hoofdman,

een kapitein, een tresorier, een griffier en 9 raadsleden. Deze raad werd tijdens een

algemene vergadering met een geheime stemming en met betrekkelijke meerderheid

verkozen door de Confraters. Enkel de leden boven de 21 jaar, die hun inleggelden betalen,

187 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 5-6 188 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909 reglement 1913 art. 2 189 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1900 190 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 5-6 191 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, herziening van het reglement 1892: art. 5 192 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 5-6 193 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1913 art. 5 194 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1892 art. 11

Page 56: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

53

waren verkiesbaar voor een mandaat binnen de bestuursraad.195 Indien er zich een ex

aequo voordeed, kreeg de oudste voorrang. De bestuursraad beraadslaagde over gevallen,

die niet door het opgestelde reglement geregeld werden. Om te beraadslagen werd de

aanwezigheid van minstens de helft van de leden geëist, anders werd deze als ongeldig

verklaard, zoniet moest er een nieuwe vergadering worden gepland.196

De hoofdman, de kapitein, de tresorier en de griffier werden voor het leven verkozen en

dienden eveneens als werkend lid in de vereniging te fungeren.

Het bestuur van de Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, 1895

De hoofdman was de voorzitter van de vereniging en had als taak om de commissie en de

confraters samen te roepen wanneer dit noodzakelijk was. Daarnaast waakte hij er over dat

het reglement van de vereniging werd nageleefd. Als de hoofdman afwezig was, nam de

kapitein zijn plaats in om de vergadering te leiden. Wanneer ook deze afwezig is, werd hij

vervangen door het oudste lid van de bestuursraad.197 Deze maatregel werd in 1911

aangepast, want niet het oudste raadslid nam dan de plaats in van de kapitein, maar wel

de secretaris of de tresorier. Het was pas wanneer deze twee laatsten afwezig waren, dat het

oudste raadslid de vergadering zou leiden.198 Het vaandel, de medailles en de eretekens

werden door de hoofdman bewaard.

195 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1900 196 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1913 art. 9 197 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 11-14 198 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1910-1945, vergadering juni 1911

Page 57: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

54

De kapitein of ondervoorzitter had het opperbevel over het muziekkorps, zowel binnen als

buiten het gildenhof. Hij hield zich bezig met de betaling van alle uitgaven onder de 21,16fr.

Alle grotere uitgaven dienen eerst binnen de bestuursraad besproken te worden.

De tresorier had als taak om alle bijdragen van de confraters en van de ereleden te

ontvangen. Daarbij moest hij alle inkomsten en uitgaven van de vereniging in een register

optekenen. Elk jaar diende hij een verslag van het afgelopen dienstjaar aan de commissie

voor te leggen.

De taken van de griffier bestonden erin om het register van de beraadslagingen bij te

houden. Verder was hij ook verantwoordelijk voor de briefwisseling van de maatschappij en

werden alle documenten aan hem toevertrouwd, die echter wel bewaard werden binnen

het gildenhof.199 Sedert 1892 werd de benaming van griffier vervangen door deze van

secretaris. Daarenboven moest hij tevens de ledenlijsten van de werkende leden en

ereleden bijhouden.

Deze bestuursraad vertegenwoordigde de maatschappij en handelde in haar naam. Ze

mocht vergaderen met de helft van het aantal leden. Elk verslag van de vergadering zou in

de volgende bijeenkomst voorgelezen en ondertekend worden. Daarenboven moesten ook

de confraters op de hoogte worden gebracht van de inhoud van de vergaderingen.200

De 9 raadsleden, waaronder twee ereleden, werden voor een termijn van 6 jaar verkozen,

maar om de 3 jaar werden de raadsleden met de helft vernieuwd. Toch waren ze telkens

weer herkiesbaar. Vanaf 1892 dienden er nog slechts 7 raadsleden te zijn. Wanneer een

raadslid op drie opeenvolgende vergaderingen afwezig was zonder wettige reden, zou de

commissie dit aanzien alsof hij zijn ontslag had gegeven.201 In geval van overlijden of ontslag

van een bestuurslid, moest deze binnen de maand vervangen worden en de nieuw

gekozene zou de ambtstermijn van de overledene of ontslaggevende uitdoen.202

Sinds 1892 benoemde de harmonie tevens iemand tot luitenant en luitenant-vaandrig. De

vlag, de medailles en eretekens waren in het bezit van de voorzitter, maar bleven eigendom

van de harmonie.203 Daarnaast was er eveneens een luitenant-kledingbeheerder, een sous-

chef, een sergeant-majoor en een sergeant-fourrier. Deze functies maakten eveneens deel

uit van het bestuur, maar enkel met een raadgevende stem.204

De harmonie repeteerde wekelijks de maandagavond. Het aanvangsuur werd door de

kapitein bepaald. Het muziekkorps werd geleid door een muziekmeester, die door de

bestuursraad met volstrekte meerderheid werd verkozen voor onbeperkte duur en die

eveneens aanvaard werd door de confraters. Hij had de leiding over alles wat de kunst

199 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 11-14 200 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 10 201 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 9 202 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1913 art. 7 203 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1892 art. 16 204 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1913 art. 7

Page 58: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

55

betreft. Het was de muziekmeester die bepaalde welke muziekstukken er zouden uitgevoerd

worden. Hij oordeelde of de leerlingen over voldoende muzikale kennis beschikten, om als

hulplid van de harmonie te worden aanvaard. Bij de herziening van het reglement in 1892

zou de keuze van de muziekstukken en het aanvaarden van hulpleden besproken worden,

samen met de hoofdman. Het aanvaarden van nieuwe spelende leden zou door een

commissie worden besproken, die bestond uit de voorzitter, de muziekmeester en de sous-

chef, waarbij ze oordeelden of de kandidaat over voldoende muzikale kennis beschikte.

Toch diende de muziekmeester te allen tijde de bevelen van de hoofdman en van de

bestuursraad, en de bepalingen in zijn contract op te volgen. Er zou door de bestuursraad

eveneens een knaap worden aangesteld, die vooral ten dienste stond van de

muziekmeester. Vanaf 1906 zou er nog een bijkomende repetitie worden gehouden de

donderdag afwisselend voor koper- en houteninstrumenten, om de muzikaliteit te

bevorderen.205

Wanneer een confrater afwezig was op drie opeenvolgende repetities, feesten of andere

omstandigheden die door de harmonie werden bijgewoond zonder wettige reden, dan zou

de bestuursraad genoodzaakt zijn om deze uit de vereniging te ontslaan.206 Deze maatregel

werd wel degelijk toegepast. Dat ondervonden Gustave Hoet en Hubert Fosseprez toen zij in

1904 geregeld afwezig waren op de repetities. Wanneer zij ook na aanmaning van de

kapitein niet reageerden, werden beiden uit de vereniging gezet.207

Het was eveneens verboden om deel uit te maken van een andere instrumentale

vereniging.208

De instrumenten en de muziekstukken waren in het bezit van de betalende confraters, maar

werden wel in het gildenhof bewaard. Deze instrumenten mochten dan ook niet buiten het

lokaal gebruikt worden, tenzij de bestuursraad hiervoor de toestemming verleende. Ook was

het zo dat men zonder toestemming niet van instrument mocht wisselen, of het instrument

mocht uitlenen aan derden. De leden waren zelf verantwoordelijk voor schade aan hun

instrument dat door henzelf werd veroorzaakt.209 Zo deed confrater Henri Vanderstraeten op

15 september 1879 het voorstel aan de bestuursraad om opnieuw trombone te mogen

spelen. Hij was namelijk eerder trombone-solo in de harmonie, maar na het vertrek van Henri

Caillie naar het leger, diende hij tuba-solo te spelen. Aangezien de harmonie op dat

205 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1906 206 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 16-17+ art. 22+ herziening van het reglement 1892 art. 17 207 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering mei 1904 208 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, herziening van het reglement 1892: art. 20 209 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, herziening van het reglement 1892: art. 22

Page 59: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

56

ogenblik echter in de onmogelijkheid was om een nieuw instrument aan te kopen, werd dit

voorstel verworpen.210

Wanneer de maatschappij van het stadsbestuur een uitnodiging kreeg voor het verzorgen

van een openbare plechtigheid, dan zou dit door de commissie aan de confraters worden

meegedeeld. Daarna zou de commissie beslissen of men hierop ging ingaan. Toch was de

harmonie verplicht om alle feesten, die ter ere van het vorstenhuis werden gehouden, bij te

wonen.

Daarnaast was het ook zo dat wanneer er een confrater, die in de stad woonde, in het

huwelijk trad, deze met een serenade werd onthaald, op een door de voorzitter gekozen

dag. Eveneens wanneer er een werkend lid stierf, werden de confraters verplicht om op de

begrafenis aanwezig te zijn en werd er muziek worden gespeeld, tenzij het huisgezin van de

overledene dit niet wilde.211 Hoe een dergelijk afscheid in zijn werk ging, kan aangetoond

worden met de begrafenis van de voorzitter en werkend lid Gustave Desmedt-Bernier

d’Hongerswal, die op 29 maart 1876 overleed op 42jarige leeftijd, als gevolg van een ziekte.

Zijn lichaam werd vanuit zijn geboortedorp Alveringem per trein naar Veurne gebracht. Aan

het station zou de harmonie St.-Cecilia, samen met een grote menigte, het lichaam plechtig

opwachten en wanneer het lichaam uit de trein werd gehaald presenteerde het korps der

pompiers de wapens en speelde de harmonie treurliederen. Vandaar uit vormde er zich een

lijkstoet met St.-Cecilia op kop, gevolgd door heel wat verenigingen uit Veurne, zoals het

korps van de pompiers, leerlingen en leraren van de middelbare school (hij was sinds 1873

bestuurslid van de middelbare school), de koorzangerskring, de maatschappijen der bolders,

de duivenliefhebbers, de vinkeniers, de gilden van St.-Joris, St.-Sebastiaan en van Rhetorica.

Daarna kwam het lijk, gevolgd door familie, de gemeenteraad, de liberale associatie en

vrienden. De vier hoeken van de kist werden gedragen door de heren Behaeghel, Ollevier-

Van Woumen, M. De Cae en F. Vermout. Zij symboliseerden de 4 belangrijkste groeperingen

in het leven van de overledene, namelijk de gemeenteraad, het bestuur van de middelbare

school, de liberale associatie en de maatschappij St.-Cecilia. Er werd, onder de begeleiding

van treurmarsen, door de straten van Veurne getrokken, totdat de kist op een doodswagen

werd geplaatst, en opnieuw naar Alveringem werd gevoerd. Daar ging de stoet dan uiteen.

‘s Anderendaags vond de rouwdienst plaats, waarop de muziekmaatschappij St.-Cecilia en

een delegatie van de middelbare school aanwezig waren, samen met een groot aantal

burgers uit Veurne, maar ook heel wat vooraanstaanden uit de politieke wereld. Tijdens de

kerkdienst zou de harmonie ter ere van haar gestorven voorzitter de mis opluisteren. Na de

viering werd opnieuw een stoet gevormd tot aan het kerkhof, waar het lijk werd bijgezet in

de familiegrafkelder. Tot slot werden er nog drie lijkredes uitgesproken. Eén door de heer De

210 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering september 1879 211 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 19-20+ art. 23

Page 60: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

57

Prey, die de muziekmaatschappij St.-Cecilia vertegenwoordigde, één door burgemeester

Behaeghel, in naam van de Liberale Associatie en één door een bijzondere vriend.212

Naast dit voorbeeld kan er eveneens nog een andere illustratie gegeven worden. Het was

namelijk zo dat wanneer in 1890 de kapitein, Hector Bricoult, overleed het de wens was van

zijn vrouw dat de harmonie geen treurmarsen speelde.213

De harmonie moet minstens over een aantal leden beschikken om een bestuursraad te

kunnen samenstellen, zoniet werd ze ontbonden.214 De ontbinding van de harmonie kon

slechts door vier vijfden van de ingeschreven betalende leden worden uitgeroepen. Alle

instrumenten en meubilair zouden dan het gezamenlijk eigendom worden van alle

betalende leden.215

Heel vaak werd ook in algemene vergaderingen aangemaand om bepaalde artikelen van

het reglement meer te respecteren en werd er verwittigd, dat er door het bestuur strenger

zou worden toegezien op de naleving van het reglement.

3.2.1 Schematisch overzicht van het bestuur sinds 1870

Hierna wordt een overzicht gegeven van de samenstelling van de

bestuursraad van de harmonie gedurende de periode 1870-1914. Hierbij kan gevolgd

worden, welke personen uit Veurne aan het hoofd stonden van de harmonie.

1870 Functie Naam Voorzitter Gustave Desmedt-Bernier d’Hongerswal Kapitein Edouard Bieswal Tresorier Hector De Prey Griffier Joseph Aubert Muziekmeester Frans Van Herzeele Raadslid Désiré De Keuwer Raadslid Hubert Dewitte Raadslid Lodewijk Cailliau Raadslid August Nihoul Raadslid Pieter Ryckeboer Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1849-1873 212 Het Advertentieblad: 1 april 1876 + Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909: 1876 213 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering februari 1890 214 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1860 art. 24 215 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, reglement 1913 art. 24

Page 61: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

58

Opmerking: Op 4 oktober 1872 werd kapitein Edouard Bieswal wegens overlijden, vervangen

door François Vermout, voormalig luitenant-vaandeldrager. De nieuwe luitenant-

vaandeldrager werd erelid Henri Declercq.216

1873

De voorzitter stelde in een vergadering voor om tijdens het volgende concert in januari 1874

een operafragment te spelen. De leden van de harmonie zouden hierin ook zingen.

Daartegen kwam er echter protest van de griffier, Joseph Aubert, die aanhaalde dat dit

zanggedeelte een zekere gevoeligheid zou opwekken bij de bevriende koorvereniging: ‘De

Verenigde Vrienden’, met wie reeds veelvuldig werd samengewerkt. De voorzitter

verdedigde zich door te stellen dat het niet de bedoeling was om zelf een koor binnen de

harmonie op te richten. Toch ontstond er een grote discussie over het feit of een muziekkorps

wel het recht had om alle genres van muziek uit te voeren. Hierop gaf Aubert zijn ontslag

binnen de harmonie en werd hierin gevolgd door de leden van het bestuur, die op deze

vergadering aanwezig waren (de voorzitter, de kapitein, de tresorier en drie raadsleden). Op

24 december werden alle leden van de harmonie samengeroepen en werd er dan ook een

nieuw bestuur samengesteld.217

Functie Naam Voorzitter Gustave Desmedt-Bernier d’Hongerswal Kapitein Lodewijk Cailliau Tresorier Hector De Prey Griffier Andreas Decroo père Muziekmeester Frans Van Herzeele Raadslid Hubert Dewitte Raadslid Désiré De Keuwer Raadslid Arseen Morez Raadslid Charles Questroy Raadslid Henri Terlinck Raadslid Louis Pinte Raadslid Pieter Van Haecke Raadslid August Nihoul Raadslid Joseph Aubert Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1849-1873 Opmerking: Bij de aanvang van het jaar 1874 gaven Aubert, Morez, Questroy en Terlick

alsnog hun ontslag als bestuurslid, maar bleven wel werkend lid van de harmonie. Daarom

werd François Vermouth-Deetens aangesteld als nieuwe kapitein, omdat hij reeds in het

216 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1872 217 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1873

Page 62: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

59

verleden zijn trouwheid aan de vereniging had bewezen. Daarnaast werd L. Butseraen als

nieuwe, voorlopige griffier aangeduid.218 Het bestuur zag er dus als volgt uit:

1874 Functie Naam Voorzitter Gustave Desmedt-Bernier d’Hongerswal Kapitein François Vermouth-Deetens Tresorier Hector De Prey Griffier Louis Butseraen Muziekmeester Frans van Herzeele Raadslid Hubert Dewitte Raadslid Désiré De Keuwer Raadslid Louis Pinte Raadslid Pieter Van Haecke Raadslid August Nihoul Raadslid Lodewijk Calliau Raadslid Andreas Decroo Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1874-1895 Opmerking: Op 12 december 1874 overleed raadslid Désiré De Keuwer. Vanaf zijn

aanvaarding tot lid in 1862 tot in 1874 was hij telkens op alle vergaderingen, uitstappen,

concerten, enz. aanwezig geweest. Hij werd dan ook in de rouwstoet begeleid door de

harmonie.219

Op 16 april 1875 zou eveneens Hubert Dewitte overlijden. Ook hij zou door de harmonie in de

vorm van een rouwstoet begeleid worden tijdens de begrafenis.220

Op 29 maart 1876 overleed voorzitter Gustave Desmedt-Bernier d’Hongerswal.

Op 24 april diende muziekmeester Frans van Herzeele zijn ontslag in.221

218 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering januari 1874 219 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1874 220 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering april 1875 221 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering maart-april 1876

Page 63: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

60

1877 Op het einde van het jaar 1876 werd overgegaan tot de samenstelling van een nieuw

bestuur. Het was namelijk zo dat de raadsleden Decroo, Nihoul en Pinte uittraden. Raadslid

Cailliau had zijn ontslag ingediend als bestuurslid en de reeds overleden raadsleden Désiré

De Keeuwer en Hubert Dewitte, dienden vervangen te worden. Daarnaast werd er eveneens

overgegaan tot de aanstelling van een nieuwe voorzitter, na het overlijden van Gustave

Desmedt-Bernier d’Hongerswal. Op deze manier werden er opnieuw 9 raadsleden verkozen,

zoals in het reglement stond opgesteld.222

Functie Naam Voorzitter Hector De Prey Kapitein François Vermouth-Deetens Tresorier Hector Bricoult Griffier Louis Butseraen Muziekmeester L. Steyaert Raadslid Andreas Decroo Raadslid August Nihoul Raadslid Louis Pinte Raadslid Joseph De Tollenaere Raadslid Edouard De Cae Raadslid Arseen Morez Raadslid Charles Questroy Raadslid de Stappens Raadslid Pieter Van Haecke Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1874-1895

Opmerking: Er werd eveneens een nieuwe luitenant-vaandrig gekozen, namelijk I. De Cae, in

vervanging van Henri Declercq, die zijn ontslag kreeg door zijn talrijke afwezigheid.

Op 15 februari 1877 overleed de kapitein François Vermout-Deetens.223 Deze werd op 22

september 1878 vervangen door de verkozen August Nihoul, die zoals de traditie het

voorschreef, onthaald werd op een serenade aan zijn huis.

Op 11 oktober 1878 diende de heer de Stappens zijn ontslag in als bestuurslid en als werkend

lid van de harmonie.224

222 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1876 223 Vermout was reeds sinds 1847 lid van de harmonie en werd in 1866 opgenomen in de bestuursraad. Vanaf 1872 nam hij de functie van kapitein waar. Zijn overlijden kwam hard aan binnen de harmonie, zeker na het nog maar pas heengaan van de vroegere voorzitter Gustave Desmedt. Vermout werd enorm geprezen voor zijn leiderscapaciteiten in vergaderingen en bij discussies. 224 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering september-oktober 1878

Page 64: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

61

1878 In december 1878 werd overgegaan tot de verkiezing van twee nieuwe bestuursleden in de

plaats van de heer de Stappens, die zijn ontslag gaf en in de plaats van de heer Nihoul, die

tot kapitein werd benoemd, waardoor zijn plaats als raadslid kwam open te staan.

Functie Naam Voorzitter Hector De Prey Kapitein August Nihoul Tresorier Hector Bricoult Griffier Louis Butseraen Muziekmeester L. Steyaert Raadslid Andreas Decroo Raadslid Lodewijk Vandenkerckhove Raadslid Louis Pinte Raadslid Joseph De Tollenaere Raadslid Edouard De Cae Raadslid Arseen Morez Raadslid Charles Questroy Raadslid Henri Terlinck Raadslid Pieter Van Haecke Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1874-1895 Opmerking: Op 12 juli 1879 stierf de griffier Louis Butseraen. Hij was sinds 1874 benoemd tot

griffier van de harmonie en zou door de harmonie geëerd worden tijdens zijn begrafenis door

het spelen van treurmarsen. Daarnaast zou de luitenant-vaandrig, I. De Cae, zijn ontslag

indienen, maar hij zou zelf een vervanger voorstellen, namelijk César Barbier. Dit werd door

de bestuursraad aanvaard.225

In december 1879 eindigde de termijn van vijf raadsleden (de heren De Cae, Morez,

Questroy, Terlinck en Van Haecke) en werd er opnieuw tot een geheime stemming

overgegaan. De vijf leden verkregen echter opnieuw de meerderheid van de stemmen,

waardoor ze voor een nieuwe termijn van 6 jaar werden aangesteld en de situatie eigenlijk

ongewijzigd blijft.226

Op 6 december 1880 gaf de kapitein August Nihoul zijn ontslag als lid van het bestuur en

eveneens als werkend lid. Hij werd echter wel meteen als erelid opgenomen binnen de

harmonie.227 Op 7 februari 1881 werd een nieuwe muziekmeester aangesteld, de heer

Waucampt.228

225 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juli 1879 226 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1879 227 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1880 228 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering februari 1881

Page 65: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

62

1881 Op 2 mei 1881 werd besloten om over te gaan tot de benoeming van een nieuwe kapitein,

secretaris en de ontbrekende bestuursleden. Zoals te zien is in de onderstaande tabel waren

er enkele verschuivingen gebeurd.

Functie Naam Voorzitter Hector De Prey Kapitein Hector Bricoult Tresorier Charles Questroy Griffier Lodewijk Vandenkerckhove Muziekmeester L. Steyaert + Edmond Waucampt Raadslid Andreas Decroo Raadslid Isidoor Ryckewaert Raadslid Louis Pinte Raadslid Joseph De Tollenaere Raadslid Edouard De Cae Raadslid Arseen Morez Raadslid Henri Decroo Raadslid Henri Terlinck Raadslid Pieter Van Haecke Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1874-1895 Opmerking: Op 9 oktober 1882 gaf Charles Vanbuckhove zijn ontslag als werkend lid en

knaap van de harmonie, aangezien hij verhuisde uit de stad. Hij was sinds 1855 tot knaap

benoemd en kreeg dan ook een eervolle vermelding door het bestuur van de harmonie.229

Hierop werd Edmond Pinte als nieuwe knaap aangeduid op 26 november 1882 en verkreeg

hij hiervoor de som van 100fr. per jaar.230

Op 11 december 1882 traden vier raadsleden (de heren Decroo A., De Tollenaere, Pinte en

Ryckewaert) uit de bestuursraad en deed er zich een nieuwe verkiezing voor. Deze 4 leden

werden echter allemaal opnieuw verkozen en begonnen aan een nieuwe termijn van 6 jaar

als raadslid.231

Op 5 mei 1884 overleed Andreas Decroo, raadslid van de harmonie sinds 1855, maar al lid

sedert 1 augustus 1836, nadat hij al een jaar hulplid was geweest. Hierdoor was de heer

Decroo het gewezen oudste lid van de harmonie. Het bestuur van de harmonie had al

plannen gemaakt om het 50-jarig lidmaatschap van Decroo in 1885 te vieren, maar diende

deze plannen op te bergen, na de plotse dood van hun trouw lid. Er werd hem dan ook op

zijn begrafenis een passend eerbetoon gegeven.232

229 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1882 230 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering november 1882 231 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1882 232 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering mei 1884

Page 66: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

63

Op 12 juli 1885 diende Steyaert zijn ontslag in als muziekmeester en werd opgevolgd door

Edmond Waucampt.233 Deze laatste gaf echter te kennen de functie niet te willen

uitoefenen, zodat op 5 oktober 1885 de heer Herman als nieuwe muziekmeester werd

aangesteld. Hij zou de som verkrijgen van 900fr. per jaar.234

1886 In december 1885 werd overgegaan tot de herkiezing van 4 raadsleden (de heren Morez,

Van Haecke, Decroo en Terlinck), omdat hun mandaat ten einde loopt. Deze vier werden

echter opnieuw herkozen, zodat ze opnieuw voor een termijn van 6jaar werden aangesteld.

Daarnaast diende eveneens ontslaggevend bestuurslid Edouard Decae en overleden

bestuurslid Andreas Decroo vervangen te worden. Dit gaf de volgende uitslag:

Functie Naam Voorzitter Hector De Prey Kapitein Hector Bricoult Tresorier Charles Questroy Griffier Lodewijk Vandenkerckhove Muziekmeester Herman Raadslid L. Vanderstraete Raadslid Isidoor Ryckewaert Raadslid Louis Pinte Raadslid Joseph De Tollenaere Raadslid Charles Claeys Raadslid Arseen Morez Raadslid Henri Decroo Raadslid Henri Terlinck Raadslid Pieter Van Haecke Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1874-1895 Opmerking: Op 23 oktober 1887 overleed de voorzitter Hector De Prey. Hij werd in 1888

opgevolgd door Julien Andries. Op 28 juli 1888 werd Henri Hollevoet als nieuwe luitenant-

vaandrig aangesteld.235

In december 1888 werd de helft van de raadsleden vernieuwd. Het mandaat van Louis Pinte,

Louis Vanderstraete en Isidoor Ryckewaert werd opnieuw met 6 jaar verlengd. In de plaats

van de al overleden Joseph de Tollenaere werd Adolphe De Hoon aangesteld.236

Op 9 februari 1890 stierf de kapitein Hector Bricoult. Hij was sinds 1862 lid van de harmonie en

werd in 1878 tot tresorier benoemd. Op 2 mei 1881 werd hij kapitein.237

233 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juli 1885 234 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1885 235 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juli 1888 236 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1888 237 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering februari 1890

Page 67: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

64

1891 Er werd op het eind van 1890 overgegaan tot het aanstellen van een nieuwe kapitein en

enkele bestuursleden. Als kapitein werd uit eerbetoon het oudste lid en bestuurslid Pieter Van

Haecke aangesteld. Daarnaast worden in de plaats van Pieter Van Haecke en Lodewijk

Vanderstraete, die overleden waren, twee nieuwe raadsleden verkozen. Het bestuur zag er

als volgt uit:

Functie Naam Voorzitter Julien Andries Kapitein Pieter Van Haecke Tresorier Charles Questroy Griffier Lodewijk Vandenkerckhove Muziekmeester Herman Raadslid Polydoor Vandenkerckhove Raadslid Isidoor Ryckewaert Raadslid Louis Pinte Raadslid Adolphe De Hoon Raadslid Charles Claeys Raadslid Arseen Morez Raadslid Henri Decroo Raadslid Henri Terlinck Raadslid Ernest Vermout Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1874-1895 Opmerking: Op 15 januari 1891 overleed de kapitein Pieter Van Haecke. Hij was lid sinds 1848

en opgenomen in het bestuur sinds 1869. Hij was nog maar net verkozen geweest tot nieuwe

kapitein.238 Hij werd op 17 november 1892 vervangen door Albert Claeys.239 Daarnaast

overleed eveneens bestuurslid Arseen Morez. In november 1893 werd een tweede

bijkomstige muziekmeester aangeduid, namelijk Charles Simar en nam bestuurslid Adolphe

de Hoon ontslag. Hij werd vervangen door Leopold du Bois.240

Op 8 april 1894 overleed bestuurslid Louis Pinte, die sinds 1849 lid was van de harmonie. In

datzelfde jaar werd de harmonie eveneens geconfronteerd met het overlijden van

bestuurslid Charles Claeys. Deze laatste zou vervangen worden door Auguste Houtsaeger.241

238 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering januari 1891 239 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering november 1892 240 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering november 1893 241 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering april + oktober 1894

Page 68: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

65

1896 Op het einde van het jaar 1895 werd overgegaan tot de verkiezing van de bestuursraad,

want de helft diende vernieuwd te worden. Henri Terlinck, César Barbier en Leopold Du Bois

traden uit als bestuursleden. Zij werden echter opnieuw verkozen voor een mandaat van 6

jaar. De bestuursraad zag er als volgt uit:

Functie Naam Voorzitter Julien Andries Kapitein Albert Claeys Tresorier Charles Questroy Secretaris Lodewijk Vandenkerckhove Muziekmeester Herman + Charles Simar Raadslid Polydoor Vandenkerckhove Raadslid Isidoor Ryckewaert Raadslid César Barbier Raadslid Leopold Du Bois Raadslid Auguste Houtsaeger Raadslid Henri Decroo Raadslid Henri Terlinck Raadslid Ernest Vermout Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1895 Opmerking: In april 1897 werd een nieuwe functie in het leven geroepen, namelijk deze van

bibliothecaris, om alle muziekstukken te controleren en te ordenen. Deze functie werd

verleend aan Edmond Van Eygen, die de graad van sergeant-koerier kreeg. Ook werd er

voor het bijhouden en onderhouden van de nieuwe uniformen de functie van

kledingmeester in het leven geroepen, die door Arthur Delanoeye zou vervuld worden in de

graad van sergeant-majoor. In hetzelfde jaar diende muziekmeester Herman zijn ontslag in

en werd Henri Vanderlinden aangesteld als nieuwe dirigent.242

242 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering april 1897

Page 69: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

66

1901 In december 1900 werd de helft van de bestuursraad herkozen. De raadsleden Ryckewaert,

P. Vandenkerckhove en A. Houtsaeger traden uit en H. Decroo en H. Terlinck gaven hun

ontslag. Het mandaat van de uittredende leden werd opnieuw met 6 jaar verlengd. De

bestuursraad zag er dan als volgt uit:

Functie Naam Voorzitter Julien Andries Kapitein Albert Claeys Tresorier Charles Questroy Secretaris Lodewijk Vandenkerckhove Muziekmeester Henri Vanderlinden Raadslid P. Vandenkerckhove Raadslid Isidoor Ryckewaert Raadslid César Barbier Raadslid Leopold Du Bois Raadslid Auguste Houtsaeger Raadslid Arseen Morez Raadslid Edmond Van Eygen Raadslid Prosper Terlinck Raadslid Ernest Vermout Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1900 Opmerking: Aan het eind van 1901 traden er opnieuw drie raadsleden uit, namelijk Leopold

Du Bois, Cesar Barbier en Prosper Terlinck. Zij werden alledrie opnieuw voor een mandaat van

6jaar herkozen.243

Op 6 november 1902 werd erelid Adolphe De Hoon tot beschermend lid uitgeroepen als

eerbetoon voor zijn 50-jarig lidmaatschap van de harmonie.244

De 21ste januari 1903 overleed de secretaris Lodewijk Vandenkerckhove. Hij was lid sinds 1873

en vervoegde de bestuursraad in 1878. In 1879 werd hij tot vervangend griffier benoemd en

dit mandaat werd officieel bekrachtigd in 1881. Er werd door de harmonie op gepaste wijze

afscheid genomen van hun bestuurslid.245

In april 1903 diende de tresorier Charles Questroy zijn ontslag in. De harmonie wilde de

gewezen tresorier bedanken voor zijn ijver en diensten die hij leverde voor de vereniging en

stuurde hem daarom een bedankingsbrief. Vervolgens werd overgegaan tot de verkiezing

van een nieuwe secretaris en een nieuwe tresorier. Als secretaris werd Louis Houtsaeger

aangesteld en als tresorier nam Amand Vandevelde dit ambt waar. 246

243 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1901 244 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering november 1902 245 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering januari 1903 246 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering april 1903

Page 70: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

67

In oktober 1903 overleed het pas aangestelde beschermend lid Adolphe De Hoon. Hij werd

geëerd met een concert en het spelen van treurmarsen bij zijn begrafenis.247

Op 17 juni 1905 werd Gustave Vande Berghe als nieuwe knaap aangeduid.248

1907 Op het einde van 1906 werd de helft van de bestuursraad vernieuwd. De raadsleden Isidoor

Ryckewaert, Polydoor Vandenkerckhove, Edmond van Eygen traden uit het bestuur, waarbij

hun mandaat opnieuw werd verlengd, en August Houtsaeger diende zijn ontslag in als

bestuurslid.

Functie Naam Voorzitter Julien Andries Kapitein Albert Claeys Tresorier Amand Vandevelde Secretaris Louis Houtsaeger Muziekmeester Henri Vanderlinden Raadslid Polydoor Vandenkerckhove Raadslid Isidoor Ryckewaert Raadslid César Barbier Raadslid Leopold Du Bois Raadslid Emiel Kind Raadslid Arseen Morez Raadslid Edmond Van Eygen Raadslid Prosper Terlinck Raadslid Ernest Vermout Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1904-1933 Opmerking: In december 1907 traden drie bestuursleden af, namelijk Leopold du Bois, César

Barbier en Prosper Terlinck. De drie raadsleden werden door de kapitein geprezen voor hun

diensten, die ze reeds leverden aan de harmonie en werden daarom zonder herkiezing

opnieuw aangesteld voor een mandaat van 6 jaar als bestuurslid bij de harmonie.249

Op 4 februari 1909 overleed raadslid Ernest Vermout, reeds lid van de harmonie sinds 1876.

1911 In december 1910 werd door de voorzitter voorgesteld om de functie van sous-chef in het

leven te roepen, die als taak had om de muziekmeester te vervangen bij diens afwezigheid.

Om deze functie te vervullen werd Edmond Van Eygen aangesteld in de graad van

adjudant. Hiermee kwam de functie van bibliothecaris in de graad van sergeant-koerier

open te staan. Het was Joseph Delanoeye die deze plaats innam. Daarnaast werd eveneens

247 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering oktober 1903 248 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juni 1905 249 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering december 1907

Page 71: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

68

overgegaan tot de herkiezing van vier bestuursleden, namelijk Isidoor Ryckewaert, Polydoor

Vandenkerckhove, Emiel Kind en Edmond Van Eygen. Hierop diende Edmond Van Eygen zijn

ontslag in als bestuurslid, om deze plaats over te laten aan een ouder werkend lid. De

overige drie leden werden als bij wijze van dankbetuiging zonder herkiezing opnieuw

aangesteld voor een mandaat van 6 jaar. In de plaats van Van Eygen werd Van Elslande

Remy verkozen als nieuw raadslid. 250

Functie Naam Voorzitter Julien Andries Kapitein Albert Claeys Tresorier Amand Vandevelde Secretaris Louis Houtsaeger Muziekmeester Henri Vanderlinden Raadslid Polydoor Vandenkerckhove Raadslid Isidoor Ryckewaert Raadslid César Barbier Raadslid Leopold Du Bois Raadslid Emiel Kind Raadslid Arseen Morez Raadslid Remy Van Elslande Raadslid Prosper Terlinck Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1904-1933 Opmerking: Op 18 april 1911 overleed raadslid Isidoor Ryckewaert. Hij werd in juni opgevolgd

door Hector Morez als raadslid.251

In september 1913 deed er zich een crisis voor binnen de harmonie, met grote veranderingen

tot gevolg. De voorzitter, Julien Andries-Van Severen, diende zijn ontslag in en eveneens de

muziekmeester Henri Vanderlinden hield op de harmonie muzikaal te leiden. Deze laatste

werd tijdelijk opgevolgd door Henri Van Elslande. Het voorzitterschap werd nog niet meteen

ingevuld.252 Daarnaast werden in oktober drie bestuursleden opnieuw herkiesbaar, namelijk

Leopold du Bois, Prosper Terlinck en César Barbier. Deze werden opnieuw voor een termijn

van 6 jaar herkozen.253 Op het eind van 1913 werd een nieuwe muziekmeester aangesteld,

namelijk Albert Wittegaele en zou de secretaris Louis Houtsaeger als dienstdoend voorzitter

optreden. Het bestuurslid Emiel Kind zou dan de taak van dienstdoend secretaris opnemen.

Vervolgens zou het bestuurslid Prosper Terlinck in februari 1914 zijn ontslag indienen. Hij werd

opgevolgd door Edmond Van Eygen.254

250 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1910-1945, vergadering december 1910 251 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering:1910-1945, vergadering april-juni 1911 252 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering:1910-1945, vergadering september 1913 253 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering:1910-1945, vergadering september-oktober 1913 254 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1910-1945, vergadering 1914

Page 72: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

69

1914 Aan de vooravond van het uitbreken van Eerste Wereldoorlog zag het bestuur van de

Koninklijke Harmonie St.-Cecilia er als volgt uit:

Functie Naam Voorzitter Dd. Louis Houtsaeger Kapitein Albert Claeys Tresorier Amand Vandevelde Secretaris Dd. Emiel Kind Muziekmeester Albert Wittegaele Raadslid Polydoor Vandenkerckhove Raadslid Hector Morez Raadslid César Barbier Raadslid Leopold Du Bois Raadslid Emiel Kind Raadslid Remy Van Elslande Raadslid Edmond Van Eygen Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, ledenlijst actieve leden + ereleden: 1904-1933 Besluit: Uit het gegeven overzicht is op te maken, dat er streng werd vast gehouden aan het correct

invullen van het bestuur. Wanneer een bestuurslid overleed of zijn ontslag indiende, werd

heel snel overgegaan tot het verkiezen van een vervanger. Na verloop van tijd was ook

duidelijk te zien dat het aanstellen van een nieuw bestuurslid niet steeds op de wettelijke

manier gebeurde. Vaak zou het ambtstermijn van de uittredende bestuursleden gewoonweg

met een nieuw mandaat van 6 jaar worden verlengd. Het was namelijk zo dat een verkiezing

meestal identiek hetzelfde resultaat opleverde. Uit de tabellen is ook vast te stellen, dat men

binnen de harmonie heel veel eer betuigde de oudere leden. Deze werden dan ook vaak

tot bestuurslid uitgeroepen om hun trouw lidmaatschap te eren. De weergave van het

bestuur biedt een mooi overzicht van de leidinggevende personen binnen de harmonie, wat

voor het volgende hoofdstuk nog van belang zal blijken.

3.3 Het repertoire

Zoals reeds eerder vermeld kreeg het blaasorkest pas de gelegenheid om zich qua

bezetting en qua speelmogelijkheid te ontwikkelen na de invoering van het ventielsysteem

voor blaasinstrumenten in het begin van de 19de eeuw. Pas dan was het mogelijk om de

koperinstrumenten ook chromatisch te bespelen.255 In deze periode bestonden de

muziekstukken voornamelijk uit transcripties van de successen van het ogenblik. Dit waren

255 C. BOS en E. JANS, Het grote muziek en showboek, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1988, pp. 148-150

Page 73: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

70

dan vooral ouvertures of symfonische operafragmenten. Hierbij werden zelfs verschillende

opera’s door elkaar vermengd.256 Toch is het zo dat componisten niet erg hielden van het

blaasorkest, omdat ze vonden dat de meeste orkesten op een te laag niveau speelden en

hun composities niet tot hun recht zouden komen in openlucht.257 De belangstelling voor het

componeren van muziekstukken voor harmonies zou zich pas ontwikkelen in het begin van

de 20ste eeuw. Niettegenstaande bestaan er wel partituren, die oorspronkelijk voor harmonies

en fanfares werden geschreven, maar dit was meestal ter gelegenheid van een speciale

gebeurtenis. Onder invloed van de militaire muziekkorpsen, die beter gestructureerd waren

en voorzien waren van een professioneel statuut, droegen de marsen, de ‘pas redoublés’ en

andere stormpassen, wel bij tot het gangbare repertoire voor burgerlijke formaties. Deze

marsen hebben een vaste structuur: appel van het koper, de mars, het trio en een reprise.258

Hiernaast zullen heel vaak de muziekmeesters zelf stukken voor symfonische orkesten gaan

arrangeren, uit gebrek aan originele werken.

Bij de harmonie St.-Cecilia zien we dat er bij wandelconcerten altijd werd gebruik gemaakt

van ‘pas redoublés’ muziekstukken. Deze marsen maakten het immers veel gemakkelijker om

op te marcheren. Toch werden ook voor gewone concerten dergelijke pas redoublés of

marsen gespeeld, meestal als inleidend stuk.

Het aantal uitgevoerde werken in een concert bij St.-Cecilia kon wel eens variëren van 8, 10

tot 12 stukken. Stereotiep is wel dat er telkens in de helft een korte onderbreking werd

ingelast. Het aantal opgelegde werken hing hoofdzakelijk af van de dirigent, waaronder de

harmonie op dat moment speelde, de gelegenheid, maar ook de tijdspanne die men nodig

had om de stukken in te oefenen. Onder muziekmeester Van Herzeele ( 1971-1876) werden er

steeds tussen de 8 en 12 werken opgevoerd. Dirigent Steyaert (1876-1885) hield het

hoofdzakelijk bij 8 muziekstukken. Herman (1885-1897) daarentegen gaf steeds concerten

met 10 tot 12 werken. Er werd zelfs een concert opgemerkt van 14 muziekstukken. Onder

muziekmeester Henri Vanderlinden (1897-1913) werd er dan weer geopteerd om concerten

te geven van 8 tot 10 werken.259 Volgens Hans Ooms is het gebruikelijk dat het aantal

utgevoerde werken sterk steeg in de periode 1890.260

Naast de reeds vermelde gebruikelijke mars om het concert in te zetten, werden er eveneens

nog ouvertures, polka’s, fantasieën en walsen ten toon gebracht. De meest voorkomende

componisten waren Verdi, Faust, Auber, Rossini, enz. Niet verwonderlijk waren dit de grote

vedetten uit de 2de helft van de 19de eeuw. Toch zouden de dirigenten van St.-Cecilia ook

256 F. LECLERCQ, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, p. 55 257 C. BOS en E. JANS, loc.cit 258 F. LECLERCQ, Harmonies en fanfares in 150 jaar België, Brussel, Gemeentekrediet, 1980, p. 55-56 259 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, overzicht programma concerten 1876-1889 260 H. OOMS, Terreinverkennend onderzoek naar elementen in het muziekleven in de periode 1770-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1982, p. 170

Page 74: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

71

geregeld zelf werken gaan componeren of arrangeren. Vooral muziekmeesters Van Herzeele

en Vanderlinden zouden zich geregeld aan het werk zetten om een gepast werk te schrijven

voor de harmonie. Er werden ook vaak werken gecomponeerd ter gelegenheid van een

speciale gebeurtenis. Zo schreef muziekmeester Vanderlinden in 1903 ter gelegenheid van

het koninklijk bezoek van Prins Albert, erelid van de harmonie, een speciaal aan hem

opgedragen ‘Marche Militaire’.

Verder werd in een concert ook heel vaak stukken opgelegd met een solo voor een

bepaald instrument. Zo zien we dat de klarinet, de fluit en de cornet als solo-instrumenten

opduiken. Het gebeurde dat deze solo’s gespeeld werden door de eigen leden, maar

meestal werden er professionele solisten uitgenodigd, die lid waren van een conservatorium,

om als ultieme uitblinker op de affiche, het concert van de harmonie wat meer elitaire

uitstraling te geven. Naast deze solisten werd ook vaak gebruik gemaakt van bekende

zangers of zangeressen, om afwisselend met de harmoniestukken of onder begeleiding van

de maatschappij, een zangnummer op te voeren. Deze vreemde solisten werden voor hun

optreden steeds door de harmoniekas betaald. Deze bezoldiging bedroeg gemiddeld zo

tussen de 250fr. en 400fr., verblijf in de stad en reiskosten inbegrepen. Het was pas met de

grote crisis van 1913, dat de harmonie besloot om te besparen op deze dure

aangelegenheid en te rekenen op de eigen muzikanten, om tot hetzelfde resultaat te

komen.

Naast deze overeenkomsten met professionele uitvoerders, werd ook heel vaak

samengewerkt met andere kunstzinnige verenigingen uit de stad. Zo verleenden de

rederijkerskamer van Rhetorica en de koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’ hun

medewerking bij tal van concerten en stoeten door de stad. Het gebeurde ook dat de

harmonie ging meehelpen aan een toneelopvoering of zanggelegenheid van deze

verenigingen. Daarnaast was er ook nog een samenwerking met de koorzangerskring ‘La

Jeune France’ uit Duinkerke in Frankrijk, net over de grens. Regelmatig werden er uitstappen

georganiseerd naar Duinkerke en kwam het genootschap ook naar de stad Veurne. Deze

samenwerking was vooral van kracht tijdens het voorzitterschap van de heer Andries-Van

Severen. Na 1910 werd er geen samenwerking met de Duinkerkse vereniging meer

aangetroffen. Vanaf 1907 werden er ook geregeld overeenkomsten gesloten met het pas

opgerichte Willemsfonds. Dit genootschap werd zelfs in het lokaal van St.-Cecilia opgericht.

De link tussen deze verenigingen was vooral dat, in tijden van politieke spanningen tussen

katholieken en liberalen, allen aanhangers waren van de liberale zuil. Daarnaast speelde ook

het lidmaatschap een belangrijk aspect. Zo zien we dat August Houtsaeger voorzitter was

van de rederijkerskamer, Louis Vandenkerckhove was voorzitter van de koorzangerskring en

Adolphe De Hoon van het Willemsfonds. Niet verwonderlijk zetelden deze personen ook een

periode in het bestuur van de harmonie St.-Cecilia.

Page 75: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

72

3.4 Het Ceciliafeest

De harmonie had de heilige Cecilia als patrones. Zij is reeds meer dan duizend jaar

één van de meest vereerde martelaren uit de eerste eeuwen van de kerk. Het verhaal van

de heilige Cecilia is hoofdzakelijk opgebouwd uit legenden. Cecilia werd geboren in een

patricische familie in Rome en opgevoed als christen. Ze bezat alle gaven van gratie,

schoonheid en onschuld, die een jong meisje kon hebben. Ze was rijk en hield van kunst en

muziek. Reeds heel jong al wijdde ze haar leven aan God en deed een gelofte van

maagdelijkheid. Tegen haar wil in werd ze echter door haar vader uitgehuwelijkt aan een

jonge, heidense patriciër Valeriaan. Terwijl iedereen op haar bruiloft zong en danste, zat zij

apart om God om hulp te vragen door in haar hart te zingen en psalmen te reciteren. Dit zou

haar tot de beschermheilige van de muziek maken.

Toen op het einde van de avond de pasgehuwden elkaar terugvonden op hun kamer,

vertelde ze aan Valeriaan, dat er een engel over haar waakt en dat hij haar niet mocht

aanraken. Valeriaan wilde echter bewijzen over deze engel, maar daarom moest hij eerst in

God geloven en zich laten dopen, volgens haar. Met behulp van paus St.-Urbanus slaagde

Cecilia erin haar man te bekeren tot het Christendom en hem te laten dopen. Toen deze

thuis kwam zag hij Cecilia bidden met een engel met vlammende vleugels naast haar. Na dit

gezien te hebben bekeerde Valeriaan ook zijn broer Tiburcius en samen vervulden ze heel

wat goede werken. Toen ze betrapt werden bij het begraven van de lichamen van

gemartelde christenen, werden beiden onthoofd. Cecilia zette dit barmhartig werk wel

verder en bekeerde heel wat mensen tot het Christendom. Ook zij werd gegrepen en men

liet haar de keuze om haar geloof te ontkennen of te sterven. Ze bekeerde telkens degenen,

die naar haar gezonden waren. Daarop werd zij ter dood veroordeeld door verstikking in de

badkamer van haar huis. Toch lukte het niet om haar door het stoken van het vuur te

verstikken, want zowel de rook als de hitte deerden haar niet. Toen ze uiteindelijk wel buiten

bewustzijn raakte, kreeg een soldaat de opdracht om haar te onthoofden. Na de drie

officiële slagen liet hij haar bloedend achter. Ze leefde nog drie dagen en zou uiteindelijk op

22 november 230 sterven.

Tot in de middeleeuwen was het Paus Gregorius, die de patroonheilige was van de muziek

en de muzikanten. Maar toen in 1584 de Romeinse Academie voor Muziek werd opgericht,

werd ze onder de bescherming geplaatst van de heilige Cecilia, wat haar de

beschermheilige van de muzikanten maakte.

De allereerste vermelding van Cecilia in de kerkelijke canon voor de misviering dateert uit

496. Alles begon bij de volgende passage: ‘venit dies in quo thalamus collocatus est et

cantibus organis, Caecilia in corde suo soli Domino decantabat dicens; Fiat cor meum et

corpus meum immaculatum ut non confondar…..’

Page 76: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

73

De woorden ‘Cantibus organis’ werden echter verkeerd geïnterpreteerd, waardoor zij vanaf

de 16de eeuw al spelend op een orgel wordt afgebeeld en zo de beschermheilige van de

muzikanten en de kerkmuziek werd. De woorden betekenden eigenlijk echt dat ze op de

dag van haar huwelijk in haar hart muziek maakte. Op deze manier werd Cecilia door een

verkeerd geïnterpreteerde tekst de patrones van de muzikanten. Vele

muziekmaatschappijen en koren namen dan ook haar naam over. De dag van haar dood

bleef dan ook de dag waarop de heilige Cecilia werd gevierd en alle muziekinstanties hun

Ceciliafeest hielden, zo ook de harmonie St.-Cecilia van Veurne.261

Dergelijke viering verliep zeer stereotiep gedurende de bestudeerde periode.

Op de 22ste november werd om 19.30u een concert gegeven in het lokaal van de harmonie.

Dit concert werd opgevolgd door een bal, waarop alle leden, ereleden en hun familie op

uitgenodigd waren. ’s Anderendaags, de 23ste werd er steeds om 17u een bolling gehouden

enkel voor de dames. De 24ste om 18u in de namiddag ging er een bolling door enkel voor

de mannen. Dit was heel vaak een worstenbolling. Elke eerstkomende zondag werd er dan

nog om 11u een muzikale ochtend georganiseerd met een concertje op het stadhuis.

Dit programma wijzigde niet, tot de katholieken in 1885 aan de macht kwamen in de stad.

Vanaf dan ging het ochtendconcert op het stadhuis niet meer door.

3.5 Concerten en uitstappen

Een concert is volgens Hans Ooms een georganiseerd gebeuren, dat

muziekwerken ten gehore brengt, die niet tot de genres van het lyrische toneel behoren en

dat een min of meer een zelfstandig karakter heeft.262

De harmonie St.-Cecilia gaf in de door ons bestudeerde periode jaarlijks een 5-tal concerten.

Hiervan waren de twee concerten ter gelegenheid van de kermis in juli een vaste waarde.

Deze kermis startte telkens de laatste zaterdag van juli, waarbij de harmonie op de Grote

Markt om 20.30u een volksconcert gaf, nadat de kermisweek werd geopend door het luiden

van de triomfklok en het spelen van de bazuinen. De zondagmorgen werd er om 11u ieder

jaar een muzikaal feest aangeboden door de harmonie, dat doorging in de lusthof van de

heer De Spot-Verwaerde. Waarschijnlijk ging dit in deze hof door, omdat het de grootste was

in de stad, niettegenstaande de familie De Spot later fervent aanhanger werd van de

katholieke zuil. Daarnaast werden er nog tal van andere volksspelen en optredens door

verenigingen van de stad verzorgd. (Bijlage 5)

Het was pas na de afschaffing van de subsidies aan de harmonie door het stadsbestuur, dat

de harmonie besliste om geen diensten meer te verlenen ten voordele van de stad. Daarom

dat ze vanaf 1891 geen concert meer gaf op de Grote Markt om de kermisweek te openen. 261 http://www.christianmusicians.be 262 H. OOMS, Terreinverkennend onderzoek naar elementen in het muziekleven in de periode 1770-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1982, p. 169

Page 77: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

74

Ook het muzikale feest in de hof van de heer De Spot-Verwaerde werd afgeschaft. Voortaan

werd iedere zondagmorgen van de kermisweek een concert gegeven in de hof van de

voorzitter Julien Andries-Van Severen en iedere volgende zondagmorgen een muzikaal feest

opnieuw in de hof van de voorzitter. Deze feesten waren voor iedereen toegankelijk.

Hiernaast gaf de harmonie ook nog tweemaal per jaar een muzikaal winterfeest. Dit

fenomeen kwam gedurende de volledig bestudeerde periode voor en verliep ook telkens op

een identieke manier. Het feest werd ingeleid met een concert gegeven door de harmonie

in hun lokaal om 20u, waarbij ze ook heel vaak werd bijgestaan door bevriende kunstzinnige

verenigingen in de stad. Na het concert vond in het zelfde lokaal een bal plaats.

Tot slot sloot ze het jaar af met de eerder vermelde viering van haar patroonheilige in

november, waar ze ook een concert aan de bevolking van Veurne liet horen.

Verder kon het ook wel eens voorvallen dat er liefdadigheidsconcerten werden gegeven. De

opbrengst van een dergelijk concert werd afgestaan aan een liefdadig doel. Heel vaak

werd een dergelijk gebeuren ingericht door het stadsbestuur en werkten heel wat

verenigingen van de stad hieraan mee. Voor dergelijk concert werden dan kaarten van 5, 2

of 1fr. verkocht en het gebeurde eveneens dat er na het concert nog een bal werd

gehouden. Het programma en kaarten voor het bal werden aan 10 centiemen verkocht.

Page 78: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

75

Liefdadigheidsfeesten waar de harmonie St.-Cecilia van Veurne aan meewerkte:

Datum ‘Menschlievend Feest’ Opbrengst 12 februari 1870 Feest ten behoeve van de

armen door de harmonie in samenwerking met de schuttersgilde St.-Sebastiaan, rederijkerskamer Rhetorica, kruisbooggilde St.-Joris, de valkenieren, de verenigde werklieden, de boldersgilde mild en gespaarzaam en de koorzangerskring

/

26 februari 1881 Concert ten voordele van de overstroming door de harmonie in samenwerking met de rederijkerskamer en de koorzangerskring

1296,90fr.

2 april 1887 Concert ten voordele van de slachtoffers van de mijnramp van Quaregnon in de stadsschouwburg van Veurne door de harmonie in samenwerking met tal van solisten

/

13 juli 1902 Concert te Duinkerke, ten voordele van de slachtoffers van de ramp in de Martinique en de Ijslandvaart

/

20 mei 1906 Concert ten voordele van de slachtoffers van de zeeramp voor de kust van Nieuwpoort in de lusthof van voorzitter Julien Andries-Van Severen

857,50fr.

16 januari 1910 Concert ten voordele van de slachtoffers van de ramp te Koksijde in het lokaal van de harmonie, met medewerking van de rederijkerskamer en de koorzangersvereniging (Bijlage 6)

630,40 fr.

Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering, 1860-1909 & 1910-1945 + Het Advertentieblad & De Veurnaar Naast het geven van concerten verzorgde de maatschappij ook nog heel wat uitstappen

buiten de stad. Vooral in de periode 1895-1914 waren de uitstappen aanzienlijk. Deze konden

doorgaan naar een gemeente of stad in de buurt, maar er werden eveneens verdere reizen

ondernomen, zelfs voor meerdere dagen. Deze uitstappen werden meestal bekostigd door

de voorzitter of de burgemeester, omdat het vaak een uitstap was om een bevriende

Page 79: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

76

persoon uit een andere stad een plezier te doen. Toch was het zo dat deze uitstappen

aanzien werden als een gunst voor de spelende leden en soms ereleden, die op die manier

de gelegenheid kregen om een andere stad te bezoeken. Daarnaast konden ook

uitstappen ondernomen worden ter gelegenheid van een bepaalde viering of gebeurtenis.

Vooral vanaf 1895 werden er geregeld dergelijke reizen georganiseerd binnen de harmonie.

Dit was opnieuw niet zo verwonderlijk, aangezien de transportmogelijkheden altijd maar

toenamen, maar ook door de totale stopzetting van elke samenwerking met het

stadsbestuur sinds 1891, zodat er meer tijd vrij kwam voor dergelijke uitstappen. Toch stonden

deze uitstappen telkens in het teken van de muziek, want er werden veelvuldig concerten en

wandelconcerten gegeven in de bezochte steden. Er werd ook steeds met de trein of tram

gereisd naar verder afgelegen steden.

Er werden reizen aangeboden door de voorzitter aan de spelende leden. Zo organiseerde

voorzitter Hector De Prey in 1880 een reis naar Brussel om er een concert te geven en daarna

konden de muzikanten een bezoek brengen aan de Nationale Expositie ter gelegenheid van

de 50ste verjaardag van de onafhankelijkheid van België.263

Maar de verste en mooiste reizen werden gemaakt onder het voorzitterschap van Julien

Andries-Van Severen. Zo ondernam de harmonie op 13, 14 en 15 augustus 1899 een reis naar

Namen, Dinant en Brussel. Op zondag 13 augustus vertrokken de leden om 5u ’s morgens

met de trein om omstreeks 11u aan te komen in Namen. Daar werden ze ontvangen door

een plaatselijk comité van de ‘Société Générale des Voyageurs de Commerce de Belgique’,

die een feest in Namen hadden ingericht en die ter ere van de harmonie het nationale

volkslied lieten horen. Van daaruit werd hun bagage overgebracht naar het hotel, waar ze

met hun instrument verzamelden voor de ingang van het hotel. Vervolgens werden ze naar

het stadhuis geleid en verwelkomt door de gemeenteraad met een receptie. Daarna

keerden ze terug naar hun hotel om het middagmaal te nuttigen. In de namiddag werd er

wat ontspanning voorzien, door met een kabelbaan naar de top van de berg ‘Citadel’ te

gaan en van het uitzicht te genieten. ’s Avonds werd er dan nog in het park een groot

liefdadigheidsconcert gegeven.

De volgende dag, maandag 14 augustus, werd met een stoomboot naar Dinant afgereisd.

Ook hier werd de harmonie op het stadhuis ontvangen en een receptie aangeboden. Daar

werd in de namiddag het eerste deel van het concert gegeven in de hof van het casino en

het tweede deel op de Grote Markt. (Bijlage 7) ’s Avonds werd er opnieuw met de trein naar

Namen teruggekeerd, waar er een banket en een feest werd ingericht. ’s Anderendaags,

dinsdag 15 augustus, werd vanuit Namen naar Brussel gereisd, waar er eerst en vooral een

wandeling door de stad op het programma stond en in de namiddag een concert werd

gegeven op de Grote Markt in Elsene. Na het concert werd de harmonie nog verwelkomt op

263 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering juni 1880

Page 80: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

77

het stadhuis van Elsene. Alle concerten gegeven tijdens de driedaagse uitstap werden met

veel lof door de plaatselijke kranten onthaald. Om 18u werd er met de trein vanuit Brussel

vertrokken om zo omstreeks 22u opnieuw in Veurne te arriveren. Daar werd de harmonie

totaal onverwacht opgewacht door een grote massa volk, waaronder ook leden van de

bestuursraad en ereleden. Van daaruit werd met fakkels en Belgische vlaggen door de

straten van Veurne getrokken tot aan het huis van de voorzitter, waar het nationale volkslied

werd gespeeld.264

Op deze manier zijn alle reizen, die georganiseerd werden door voorzitter Andries verlopen. Er

werd een afwisseling van muzikaliteit en ontspanning aangeboden, met grote feestmalen

om de dag af te sluiten. Hiervoor werd de voorzitter dan ook met alle nodige lof bedankt

door de leden en het bestuur.

Met het indienen van het ontslag van de voorzitter Julien Andries-Van Severen kwam dan

ook een einde aan de verre uitstappen, die de harmonie in de afgelopen 20 jaar maakte en

door de voorzitter werden georganiseerd en bekostigd.265

Daarnaast werden er ook geregeld uitstappen gemaakt naar de kustgemeenten, zoals De

Panne of Nieuwpoort-Bad, waar er op de dijk in een kiosk een concert werd gegeven tijdens

de zomermaanden of naar Oostende om in het Casino Kursaal een concert te geven. Dit

concert werd dan opgevolgd door een banket, aangeboden door de voorzitter, waar ook

de ereleden en de vrouwen van de spelende leden op waren uitgenodigd. Deze uitstappen

dienden om de eerste reizende toeristen aan de Belgische kust te vermaken. Daarnaast was

er ook regelmatig een uitstap naar Duinkerke, waar men samenkwam met de bevriende

koorzangerskring ‘La Jeune France’ en men in het ‘Parc de la Marine’ een concert voor de

bevolking verzorgde, nadat de harmonie eerst ontvangen werd op het stadhuis door de

burgemeester en een receptie kreeg aangeboden.

264 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering augustus 1899 265 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1910-1945, vergadering oktober 1913

Page 81: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

78

Overzicht van de uitstappen gedaan door de koninklijke harmonie St.-Cecilia Veurne

gedurende de periode 1870-1914:

Datum Uitstap naar… 10 juli 1870 Brussel (bekostigd door voorzitter

Gustave Desmedt) 9 juli 1876 De Panne (bekostigd door burgemeester

August Behaeghel) 1 augustus 1880 Brussel (bekostigd door voorzitter Hector

De Prey) 18 augustus 1895 Nieuwpoort-Bad 6 september 1896 Nieuwpoort-Bad 14 juli 1897 Duinkerke ter gelegenheid van de

Franse Nationale feestdag 18 augustus 1897 Duinkerke ter gelegenheid van de

doortocht van de voorzitter van de Franse Republiek

21 augustus 1898 Oostende, concert gevolgd door banket (bekostigd door voorzitter J. Andries-Van Severen)

13, 14 en 15 augustus 1899 Namen, Dinant en Brussel (bekostigd door voorzitter J. Andries-Van Severen)

16 en 17 juni 1901 Luik en Seraing (bekostigd door de voorzitter J. Andries-Van Severen)

15 augustus 1903 De Panne 23 augustus 1903 Oostende 14 en 15 augustus 1904 Holland (bekostigd door de vorzitter J.

Andries-Van Severen) 28 augustus 1904 Nieuwpoort-Bad 26 augustus 1906 Tourcoing (bekostigd door voorzitter J.

Andries-Van Severen) 18 augustus 1907 De Panne 9 augustus 1908 De Panne 4 juli 1909 Duinkerke 1 mei 1910 Gistel ter gelegenheid van de inhuliging

van het lokaal van de liberale fanfare 8 mei 1910 Ghyverinchove ter gelegenheid van de

inhuldiging van een nieuw vaandel geschonken door de koning aan de maatschappij van de oude militairen

24 juli 1910 De Panne 21 augustus 1910 Eiland Walcheren (Holland) 24 augustus 1913 De Panne Bron: Verslagboek van de vergadering: 1860-1909 en 1910-1940 Een laatste activiteit, die omstreeks de eeuwwisseling meer en meer opgang vond, was het

vieren van carnaval in de maand februari, in de dagen voorafgaand aan Aswoensdag,

waarmee de vastentijd van 40 dagen aanvangt tot aan Pasen. Dit werd door de harmonie

gevierd, in samenwerking met de twee bevriende verenigingen in de stad, namelijk de

Page 82: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

79

rederijkerskamer en de koorzangerskring, door het geven van een bal in het lokaal van de

harmonie. Hiertoe waren enkel de leden en hun gezin van deze verenigingen uitgenodigd.

Voor de verklede gasten was de toegang gratis. Wanneer men niet verkleed was, betaalden

de heren 1fr. en de dames 2fr. toegangsgeld. Op het bal werd vooral gedanst, waarbij de

muzikale tonen werden verzorgd door het Sasje-muziek en op het einde van de avond werd

een tombola gegeven, waarbij flessen champagne verloot werden, die met de opbrengst

van het ingangsgeld werden betaald. Het doorgaan van dergelijke carnavalbals bleef zeer

populair tot diep in de 20ste eeuw. (Bijlage 8)

3.6 Festivals

De festivals hadden in de 19de eeuw een grote impact op het stadsleven. Vooral

vanaf 1860 werden de muziekfestivals ontzettend populair en tijdens de drie laatste decennia

van de 19de eeuw vond er gedurende de zomermaanden wel iedere zondag ergens een

festival plaats. Voor deze grote stijging en populariteit van de festivals kunnen wel een aantal

redenen gegeven worden. Zo waren er vanaf 1850 al heel wat meer muziekmaatschappijen,

die met elkaar konden wedijveren. Daarnaast hebben ook de verbeterde

transportmogelijkheden een aanzet gegeven voor de evolutie van het festivalwezen. Vooral

de ontwikkeling van het openbaar vervoer droeg hier sterk toe bij, waar voorheen met paard

en kar werd rondgetrokken. Het was ook zo dat ter gelegenheid van een festival, de

spoorwegen heel vaak extra avondtreinen inlegde om iedereen de gelegenheid te bieden

het festival tot op het einde bij te wonen. Bovendien genoten de spelende leden een korting.

Dit alles toont aan dat deze muziekfestiviteiten heel wat volk lokten en een belangrijke

ontspanningsgelegenheid waren voor de bevolking.

Het verloop van een festival was in Vlaanderen zeer stereotiep. Eerst werd er een stoet

gevormd met alle deelnemende verenigingen met de organiserende fanfare of harmonie

voorop. Vooraleer het eigenlijke festival begon werd aan de vooraanstaanden van iedere

muziekvereniging een receptie aangeboden op het stadhuis. Na deze receptie opende het

plaatselijke korps het festival en speelden de verschillende harmonies en fanfares op een

kiosk een drietal werken. Na het festival volgde dan de uitreiking van de eremedailles waarbij

het korps uit de verste gemeente meestal een speciale herinneringsmedaille kreeg. Het

aantal deelnemende maatschappijen varieerde sterk, meestal 20 tot 30 groepen. Vanaf het

eind van de 19de eeuw zou het ook de gewoonte worden om het festival af te sluiten met

een spetterend vuurwerk.

De gespeelde werken tijdens dergelijke festivals waren goed te vergelijken met het repertoire

van de gewone concerten. Zo werden er fantasieën, ouvertures, walsen, potpourri’s, polka’s

en marsen gebracht. Om praktische redenen moest elke maatschappij korte nummers

Page 83: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

80

spelen en op die manier werd het festival een bonte aaneenschakeling van wisselende

muziekstukjes door wisselende uitvoerders.266

Naarmate de ontspanningsmogelijkheden van de gewone man toenamen, zagen we een

afnemend succes van de muziekverenigingen en festivals. De grote concurrentie van deze

festivals was de opkomst van de sportverenigingen rond de eeuwwisseling.267

Het verloop van een festival te Veurne kan heel goed vergeleken worden met die theorie.

In 1875 kwam er in de lokale liberale krant een oproep van een lezer om in de zomer te

Veurne een groot muziek- en zangfeest te organiseren. Dat idee konden de lezers wel

appreciëren, want in de volgende editie trad een andere lezer deze oprichting van een

groot muziekfeest bij en vond dat het vooral ook voor de handelaars en herbergiers zeer

profijtig zou zijn. Uiteindelijk besloot het stadsbestuur om op zondag 1 augustus 1875 een

groot internationaal muziekfeest voor fanfares en harmonieën te organiseren in

samenwerking met de koninklijke harmonie St.-Cecilia. Op de dag van het festival werden

alle straten en belangrijke gebouwen in de stad versierd met vlaggen en wimpels. Rond het

middaguur werden de 12 vreemde muziekkorpsen ontvangen aan het station door de

harmonie St.-Cecilia en de commissie feestelijkheden van het stadsbestuur. Alle

maatschappijen hadden hun vaandels en eretekens meegebracht. Van daaruit werd dan

een stoet gevormd naar het stadhuis, waar aan de prominenten van iedere vereniging een

receptie werd aangeboden door het stadsbestuur.

Vanaf 15u verzamelden alle muziekmaatschappijen en het pompierkorps aan de kaai, net

buiten het centrum van de stad en marcheerden stoetsgewijs door het beurtelings spelen

van ‘pas redoublés’ naar de grote markt. Uiteindelijk zou het feest om 16u worden geopend

door de koninklijke harmonie St.-Cecilia van Veurne. Elke maatschappij speelde op haar

beurt vervolgens twee muziekstukken. Daarna volgde de prijsuitdeling. Zo werd er een premie

van 50fr. uitgerijkt aan de maatschappij met de meeste muzikanten en de maatschappij, die

van het verst kwam. Dat waren respectievelijk de maatschappijen van Poperinge en

Zonnebeke. Daarnaast werden ook nog premies geschonken aan de steden en gemeenten

van 50fr. tot 150 fr. Iedere maatschappij kreeg ook nog een herinneringsmedaille. Tot slot

werd er nog driemaal 25fr. verleend aan de wijk met de best versierde straten in de stad. Dit

werden de Grote Ooststraat, de Zuidstraat en de Grote Markt. Het festival duurde tot rond

23u en was volgens de lokale krant een immens groot succes geweest, dat heel wat volk had

bijeen gebracht.268

266 H. OOMS, Terreinverkennend onderzoek naar elementen in het muziekleven in de periode 1770-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1982, pp. 174-175 267 L. HAEGHEBAERT, Terreinverkennend onderzoek naar de geschiednis van de amateuristische muziekverenigingen in de provincie West-Vlaanderen gedurende de Nieuwste Tijden, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1984, pp. 354- 357 268 Het Advertentieblad: 7 augustus 1875

Page 84: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

81

Heel vaak werden dergelijke festivals en muziekfeesten ingericht ter gelegenheid van een

speciale gebeurtenis of viering. Zo werd op zondag 24 augustus 1890 een festival ingericht

door het stadsbestuur ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van de troonbestijging van de

koning en de inhuldiging van het borstbeeld van kapitein Edmond Hanssens,

ontdekkingsreiziger in Neder-Congo onder Leopold II en geboren in 1843 te Veurne.

Daarnaast werd er op zondag 25 augustus 1895 door het stadsbestuur een festival ingericht

ter gelegenheid van de inhuldiging van ‘de herstelde pronkgebouwen in de stad en de

spoorwegstatie’. Nadat de nieuwe gebouwen of het borstbeeld werden ingehuldigd met

enkele vooraanstaande ministers en de te vieren gebeurtenis werd herdacht, verliep het

festival op een identieke manier zoals het festival van 1875, dat hierboven beschreven werd.

Na het festival volgde dan nog de prijsuitdeling. Opmerkelijk is wel dat de harmonie St.-

Cecilia van Veurne op het festival van 1895 niet aanwezig was. Na 1891 nam zij dan ook aan

geen enkele feestelijkheid georganiseerd door het stadsbestuur nog deel.269

Hierna volgt een overzicht van de gegeven festivals te Veurne gedurende de periode 1870-

1914:

Jaar Datum 1873 12 oktober 1875 20 juli 1876 13 augustus 1875 1 augustus 1878 25 augustus 1881 7 augustus 1890 24 augustus 1894 / 1895 25 augustus 1899 25 juni 1902 22 juni 1911 11 juni 1912 28 april

Bron: L. HAEGHEBAERT, Terreinverkennend onderzoek naar de geschiedenis van de amateuristische muziekverenigingen in de provincie West-Vlaanderen gedurende de Nieuwste Tijden, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1984, pp. 363-372

Er is geen duidelijk patroon te zien in het jaartal dat er een festival werd gegeven. Er is zelfs

een grote leegte op te merken in de periode 1881-1890, waar er 9 jaar geen festival werd

gehouden. Daarentegen zijn de maanden waarin het festival plaats greep wel tamelijk

gelijklopend en komt het overeen met de theorie. De meeste festivals vonden plaats tijdens

de zomermaanden.

269 SAV, Pakket feesten en plechtigheden 1870-1896

Page 85: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

82

De harmonie St.-Cecilia nam natuurlijk ook deel aan heel wat festivals buiten de stad, maar

toch bleef men hiervoor hoofdzakelijk binnen de provincie West-Vlaanderen of net over de

grens van Frankrijk. Hierbij werden de kosten van verplaatsing heel vaak ook door de

harmonie zelf bekostigd.

Vanaf 1877 werd door de voorzitter beslist om op festivals een decoratie op te spellen, die

voorheen werd gedragen, voordat de harmonie over uniformen beschikte. Hiervoor werd

aan de leden een bijdrage van 50 centiemen gevraagd om deze decoraties aan te kopen.

De nieuwe leden, die in de toekomst tot de harmonie zouden toetreden, dienden deze

decoratie wel volledig zelf aan te kopen.270

Hierna volgt een overzicht van de festivals waaraan de koninklijke harmonie St.-Cecilia heeft

deelgenomen gedurende de periode 1870-1914:

Datum Festival 17 juli 1870 Festival te Diksmuide 22 augustus 1875 Festival te Zarren 28 mei 1876 Festival te Adinkerke 16 juli 1876 Festival te Torhout 10 juni 1877 Festival te Roosendael (Frankrijk) 25 augustus 1878 Festival te Veurne 25 mei 1879 Festival te Isenberge 12 september 1880 Festival te Diksmuide 26 juni 1881 Festival te Reninge 24 juli 1881 Festival te Zonnebeke 7 augustus 1881 Festival te Veurne 4 juni 1882 Festival te Leisele 24 juni 1882 Festival te Hondschoote (Frankrijk) 9 juli 1882 Festival te Eessen 29 juni 1884 Festival te Duinkerke (Frankrijk) 17 juli 1886 Festival te Diksmuide 1 juli 1888 Festival te Eessen 1 september 1889 Festival te Duinkerke (Frankrijk) 10 augustus 1890 Festival te Ieper 16 augustus 1890 Festival te Veurne 28 mei 1893 Festival te Diksmuide 22 juli 1894 Internationaal Festival te Antwerpen 9 september 1894 Festival te Duinkerke (Frankrijk) 7 juli 1895 Festival te Gyverinchove (Frankrijk) 14 juli 1895 Festival te Oostende Bron: Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering, 1860-1909 & 1910-1945 + Het Advertentieblad & De Veurnaar Na het consulteren van de verslagboeken van de vergadering en de lokale kranten valt het

ons op dat er grote afwijkingen zijn volgens de tabel. Het ene jaar werden er veel festivals

270 Koninklijke harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering: 1860-1909, vergadering september 1877

Page 86: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

83

bijgewoond, het andere jaar geen enkele. Het gebeurde geregeld dat de harmonie een 10-

tal uitnodigingen kreeg om festivals in de zomermaanden bij te wonen. Er werd door het

bestuur van de harmonie St.-Cecilia heel vaak ook beslist om niet deel te nemen aan

festivals. Meestal was de reden hiervoor dat de festivals te dicht bij elkaar vielen, en dat de

verplaatsing naar deze festivals voor een probleem zorgden. Soms gaf men ook de voorkeur

om gewoon een uitstap te doen naar een stad in de buurt en daar een concert te geven in

plaats van deel te nemen aan een muziekfestival. Mijn inziens werd in de bronnen ook niet

altijd vermeld dat er aan een festival werd deelgenomen. Het is eveneens opmerkelijk dat er

volgens de bronnen maar zelden een festival te Veurne werd bijgewoond. Ook hier ben ik

van mening dat dit niet altijd in de verslagboeken werd genoteerd. Dat er na 1891 niet meer

werd deelgenomen aan festivals in de stad, is dan weer wel begrijpelijk, aangezien sinds dan

de toelage aan de harmonie werd stopgezet en er ook geen samenwerking meer was met

het stadsbestuur.

Na 1895 werd er geen enkele deelname aan een festival nog teruggevonden. Er werden

dan vooral uitstappen gemaakt naar andere steden, waar een concert werd gegeven. Dat

strookt met de theorie, dat rond de eeuwwisseling de populariteit van de festivals sterk

daalde door de opkomst van allerlei andere verenigingen en bezigheden.

Page 87: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

84

Hoofdstuk 4: Schets van de politieke situatie

Om zich volledig in de politieke leefwereld van de bestudeerde periode te kunnen

inleven, heb ik ervoor geopteerd om een overzicht te bieden van de politieke situatie op

nationaal vlak. Daarna wordt er eveneens een voorstelling gegeven van de politiek op

lokaal vlak, in de stad Veurne.

4.1 België tot aan de Eerste Wereldoorlog

In 1830-1831 werden de grondvesten voor een onafhankelijk Koninkrijk België

gelegd, met behulp van het Nationaal Congres en een Voorlopig Bewind. Deze twee

organen creëerden een grondwet en zorgden voor de verkiezing van een vorst, waarna ze

ontbonden werden. Op 21 juli 1831 legde Leopold I van Saksen-Coburg de eed af als Koning

der Belgen.271 In deze eerste jaren van zijn onafhankelijkheid, is België trouw gebleven aan

het unionisme, een politieke unie tussen katholieken en liberalen, dat tot stand was gekomen

in 1828 en tot 1847 zou duren, volledig gesteund door de koning. Tijdens deze periode van

Unionisme kan echter wel een breukmoment gesitueerd worden in 1839. Het was namelijk zo

dat in de beginjaren van het unionisme de politici neutraal stonden tegenover katholiek-

liberale tegenstellingen. In deze periode waren er namelijk nog steeds oorlogsdreigingen

vanuit Nederland en wilde men er alles aan doen om de verworven onafhankelijkheid en de

pas opgerichte staat te consolideren. Door de ondertekening van het Verdrag der XXIV

artikelen in 1839 kwam er een einde aan de buitenlandse spanningen met Nederland en

kwamen de binnenlandse tegenstellingen meer naar voor. De twistpunten op confessioneel

vlak tussen katholieken en liberalen waren nu volop aan de orde. Daarnaast werd in 1846

door de liberalen een Liberaal Congres opgericht en wonnen ze in 1847 de verkiezingen, wat

de opkomst van de partijregeringen inluidde.

Tot 1839 waren de regeringen steeds gemengd, wat inhield dat zowel katholieke als liberale

personaliteiten in hetzelfde kabinet zitting hadden. Na 1839 waren twee van de vier

kabinetten homogeen, zowel een homogeen katholiek, als homogeen liberaal kabinet.

Allebei hebben zij echter beweerd in unionistische geest te willen regeren.272

Met de opkomst van de eerste uitgesproken partijregering sinds de verkiezingen van 8 juni

1847 functioneerde voortaan een echt parlementair regime, waarin een groep of partij de

regeringsverantwoordelijkheid draagt en de andere groep, als oppositie, de daden van de

regerende groep controleert. De ministers worden in dit regeringssysteem niet uitsluitend

ministers van de koning, maar ook van hun partij. Toch moet de periode 1847-1857 nog als

een overgangsjaren aanzien worden. Er was nog niet echt een sfeer van elkaar bestrijdende

politieke partijen. De conservatief-katholieke groep heeft zich nog niet tot een centraal

271 T. LUYKX, Politieke geschiedenis van België: 1789-1944, Brussel-Amsterdam, Elsevier, 1977, p. 50 272 Ibid., p. 62

Page 88: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

85

georganiseerde partij uitgebouwd en wenste het voorlopig ook niet te doen. Zij aanzagen

zichzelf nog steeds als vertegenwoordigers van de hele natie en in meerderheid bleven zij

geloven in een terugkeer van de unionistische regeringsformule. Daarnaast was het langs

liberale zijde de doctrinaire of conservatieve vleugel van het liberalisme, dat volledig de toon

aangeeft. Deze doctrinairen legden wel de nadruk op de voorrang van het burgerlijk gezag

in de staat tegenover het kerkelijke, maar de meeste van hen waren alles behalve

antigodsdienstig. Velen zelfs waren gelovige en praktiserende katholieken. Het was pas

vanaf 1857 dat de echte partijstrijd in België werd ingeluid, wanneer het antiklerikalisme van

sommige liberalen naar een antigodsdienstigheid verschoof.273

De partijstrijd tussen de georganiseerde liberale partij, die nu lange jaren aan het bewind

blijft, en de conservatieve groep, die uit katholieken bestaat, maar nog over geen

partijorganisatie beschikt, neemt definitief een aanvang. Hoewel de liberalen onafgebroken

gedurende 13 jaar aan de macht zijn geweest, hebben er verschillende malen

regeringswijzigingen plaats gehad en heeft de liberale meerderheid wel op- en neergang

gekend.274

De overwinning van de conservatief-katholieken bij de verkiezingen van 14 juni 1870

betekende de aanvang van 8 jaar katholiek bewind van de regering Malou. Toch slaagden

de eerder gematigde katholieke regeringen er niet in om het politieke leven te milderen. Het

radicale liberalisme werd steeds agressiever, terwijl ook het ultra-montanisme bij een groep

van katholieken steeds scherpere vormen aannam. De regerende conservatieve ploeg werd

hierdoor in het parlement tot een defensieve houding gedwongen. Niet alleen in het

parlement komt in deze jaren de onverzoenbaarheid tussen de liberale radicalen en de

katholieke kerk in België meer en meer tot uiting, maar deze strijd breidt zich tevens uit tot de

straat. Het gebeurde wel vaker dat katholieken werden afgeranseld bij godsdienstige

plechtigheden. De extreme vleugels uit de twee partijen hadden zich tegenover elkaar

opgesteld: de Ultramontanen bij de Katholieken en de Radicalen bij de Liberalen.275

Bij de verkiezingen van 11 juni 1878 waren de katholieken verdeeld. De ultramontanen

hebben de gematigde katholieke regering regelmatig aangevallen. De liberalen buitten

deze tegenstellingen uit en wierpen zich op als de enige verdedigers van de grondwettelijke

vrijheden. De verkiezingen 1878 waren dan ook een waar succes voor de liberalen. Voortaan

beschikten de liberalen opnieuw over een comfortabele meerderheid in de beide kamers.276

Het radicaal-liberaal ministerie Frère-Van Humbeeck oordeelden om de oprichting van een

lekenstaat volledig uit te bouwen. Zij wilden de volledige scheiding van Kerk en Staat

nastreven. Volgens hen was het doeltreffendste middel om de invloed van de Kerk op de

samenleving te ontnemen, het onderwijs volledig onder staatstoezicht te brengen. Door deze

273 Ibid., p. 99 274 Ibid., p. 121 275 Ibid., p. 152 276 Ibid., pp. 157-164

Page 89: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

86

maatregel beleefde België tussen 1879 en 1884 de meest onrustigste tijd op gebied van

binnenlandse politiek.277 Er werd een nieuwe schoolwetgeving vastgelegd in twee

wetsontwerpen, één voor het lager en één voor het middelbaar onderwijs. Het is vooral het

eerste dat aan de basis lag voor de schoolstrijd. Het wetsontwerp op het lager onderwijs

werd door minister Van Humbeeck op 21 januari 1879 bij de Kamer ingediend en hield in, dat

de gemeentelijke autonomie inzake lager onderwijs werd beperkt ten voordele van de staat,

die in feite voortaan voogdij over dit onderwijs zou uitoefenen. Elke gemeente moest

namelijk minimum één officiële staatsschool bezitten, mocht ook geen vrije school

aanvaarden of subsidiëren en alle onderwijzers moesten gediplomeerden zijn van officiële

Normaalscholen. Daarnaast werd het staatsonderwijs een neutraal lekenonderwijs, want het

godsdienstonderricht werd van het programma geschrapt. De wet op het middelbaar

onderwijs gaf de regering de toelating naar eigen goedvinden middelbare

onderwijsinrichtingen op te richten, waar zij dit nuttig of nodig achtte. Het zou zelfs gebeuren

op kosten van de gemeente en tegen de wil in der gemeenten, van wie de autonomie dus

opnieuw beperkt werd.

De strijd om het onderwijs, die in België reeds lang latent aanwezig was, barstte naar

aanleiding van het wetsontwerp op het lager onderwijs in volle scherpte uit. De verre

oorzaken van het conflict wortelen in de uiteenlopende interpretatie die katholieken en

liberalen schonken aan art. 17 van onze Grondwet: ‘Het onderwijs is vrij. Elke preventieve

maatregel is verboden. De bestraffing van misdrijven wordt alleen bij de wet geregeld.’ Van

katholieke zijde werd dit zo geïnterpreteerd: de staat moet het privé initiatief aanmoedigen

en dit initiatief aanvullen, indien het te kort schiet. Van liberale zijde: de staat krijgt positieve

opdracht van de grondwet om het officieel onderwijs op te richten en te besturen, desnoods

tegen het vrij onderwijs in. De strijd brak uit onmiddellijk na de troonrede van de koning van

12 november 1878, waarin hij had verklaard : ‘ l’enseignement donné au frais l’état doit être

placé sous la direction et sous la surveillance exclusives de l’autorité civile’. Onmiddelijk werd

de tegenactie door de Katholieken ingezet. De openbare mening werd zowel door het

Belgisch episcopaat onder leiding van kardinaal Dechamps als door de parlementaire

katholieke leiders gealarmeerd. Er werden aan de hand van een petitie 317.000

handtekeningen verzameld. De liberale regering beantwoordde deze actie met de afzetting

van hoge ambtenaren: provinciegouverneurs, arrondissementscommissarissen en

burgemeesters. De debatten in de kamer verliepen in grote opwinding. Uiteindelijk werd het

wetsontwerp toch goedgekeurd, zowel in Kamer als Senaat, en ondertekende de koning op

1 juli de wet, het verscheen in het Belgisch Staatsblad op 10 juli 1879. Onmiddellijk na de

stemming van de wet trof het Belgisch episcopaat zeer strenge kerkelijke maatregelen. Zo

werden de Heilige Sacramenten geweigerd aan het onderwijzend personeel der

staatsscholen, ook aan de leerlingen der officiële normaalscholen en aan de ouders, die er 277 Ibid., p. 166

Page 90: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

87

hun kinderen naartoe stuurden. Elke pastoor kreeg van het episcopaat de opdracht om in

zijn parochie een vrije lagere school op te richten. Uit gewetensbezwaren namen talrijke

onderwijzers en onderwijzeressen ontslag uit de staatsscholen en kwamen hun diensten

aanbieden in de nieuwe vrije scholen. De vrije katholieke lagere scholen, opgericht met

private geldinzamelingen, gingen spoedig opbloeien.278 Ondanks het vruchtdragende

verweer der katholieken, dachten de progressieve liberalen er niet aan hun wetgeving op

het onderwijs te wijzigen. De belangrijkste maatregelen van de liberale regering waren: het

verbreken van de diplomatieke maatregelen met de Heilige Stoel, een aantal maatregelen

tegen de Belgische geestelijkheid en de oprichting van een commissie voor

schoolonderzoek. Al deze maatregelen bereikten trouwens hun doel niet.

De radicaal-liberale schoolwetgeving heeft standgehouden tot aan de verkiezingen van 10

juni 1884, toen de liberalen een zware electorale nederlaag moesten ondergaan.279 De

redenen voor deze zware nederlaag waren meervoudig. De houding van de radicaal-

liberalen had een groot gedeelte van het land misnoegd. Daarnaast bleek ook dat de

schoolpolitiek (het bouwen van nieuwe scholen, aanstellen van werkloze onderwijzers,..) een

zeer dure onderneming was, waardoor belastingen werden opgelegd op tabak en drank,

wat natuurlijk door niemand positief werd onthaald. Verder gingen de katholieken

eensgezind de verkiezingsstrijd in, in tegenstelling met de liberalen, die compleet verdeeld

waren. Dit alles had er dus voor gezorgd dat de schoolstrijd en de verkiezingen van 1884 in

het voordeel van de katholieken eindigden. Na de verkiezing werd de regering Malou

samengesteld, die vooral een gematigde politiek wilde voeren. De eerste opdrachten waren

de oude schoolwetgeving door een nieuwe te vervangen en de diplomatieke betrekkingen

met de Heilige Stoel. Opnieuw kwam hiertegen een liberale reactie, zowel in het parlement,

als in de vorm van straatprotesten te Brussel. Dit lokte dan tegenmanifestaties uit van de

katholieken. Onder de stuwing van progressieve en republikeins-socialistische manifestanten

ontaarden deze tot anti-koningsgezinde en republikeinse betogingen. Om hieraan een eind

te maken besloot de koning om de regering Malou op te geven.280 Het was de katholieke

regering Beernaert, die nadien de geesten opnieuw heeft kunnen bedaren en die de

belangstelling van het land op andere belangrijke problemen heeft kunnen vestigen, zoals

de sociale problemen bij de industrie-arbeiders.281 Na de schoolstrijd werden de liberalen

voor dertig jaar in de oppositie gedrongen. Tijdens de laatste periode van de cijnskiezers

behielden zij echter nog een belangrijk aantal vertegenwoordigers in de beide kamers. De

reeds lang bestaande spanning tussen de doctrinairen en de radicalen of progressisten,

vooral met betrekking tot het sociale vraagstuk, werd na de schoolstrijd met de dag

scherper. Dit zou in 1887 leiden tot een scheuring binnen de liberale partij en zo werd in

278 Ibid., pp. 170-172 279 Ibid., p. 166 280 Ibid., pp. 173-176 281 Ibid., p. 166

Page 91: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

88

datzelfde jaar de ‘Progressistische parij’ opgericht. Deze partij vertoonde in haar programma

talrijke punten met de in 1885 opgerichte Belgische Werkliedenpartij. Het zou pas in 1900 zijn,

dat de liberalen opnieuw eenheid zouden terugvinden.282 Maar ook binnen de katholieke

partij deden er zich veranderingen voor. Zo hebben de sociale beroerten van 1886 het

geweten van vele katholieken wakker geschud en over het sociale vraagstuk in de

katholieke partij zelf tegenstellingen doen ontstaan. In de plaats van het oude conflict tussen

het liberaal-katholicisme en het ultramontanisme, dat door de schoolstrijd was verdwenen,

gaan wij geleidelijk naar een verbreding van de kloof tussen de burgerlijk-conservatieve en

sociaal-katholieken.283

In 1893 werd een eerste grondwetsherziening doorgevoerd, waarin een reorganisatie van het

kiesrecht, een hervorming van de senaat en enkele andere bepalingen werden vastgelegd.

Zo werd een algemeen stemrecht voor iedere man van 25jaar ingevoerd. Men kon echter

één of twee bijkomende stemmen verwerven als gezinshoofd, als cijnsbetaler of wegens

bekwaamheid.284 In 1894 kwam de regering Beernaert tot een einde, wat vooral het gevolg

was van problemen binnen de eigen partij en de oppositie die hij uit zijn eigen rangen

kreeg.285

Tijdens de volledige periode, dat in België bij de landsverkiezingen het principe van het

algemeen meervoudig stemrecht werd gehuldigd, bezat de katholieke partij in de beide

kamers de meerderheid. Tot het uitbreken van WOI heeft zij dan ook alleen de

regeringsverantwoordelijkheid gedragen. Tijdens WOI verkoos zij echter deze te delen met de

twee oppositiepartijen.

De invoering van het algemeen meervoudig stemrecht, die het systeem van de cijnskiezer

verving, had een diepgaande invloed op de partijverhoudingen in België. Niet alleen

veroverde nu één partij voor een lange tijd de volstrekte meerderheid, maar de periode van

twee-partijenstelsel, die het land met de cijnskiezers had gekend, behoorde nu voorgoed tot

het verleden. Sinds 1894 deed immers een derde partij, namelijk de Belgische

Werkliedenpartij, haar intrede in de kamer. De katholieke partij, die dus onafgebroken over

de absolute meerderheid in de beide kamers beschikte, mag echter niet voorgesteld

worden als een homogene groep. Er heerste een felle strijd tussen de conservatieven en de

christendemocraten. Van de twee oppositiepartijen heeft ongetwijfeld de Belgische

werkliedenpartij een diepere stempel op het politieke leven van die tijd kunnen drukken dan

de liberalen. De erg uitgedunde liberale partijen waren verdeeld tussen doctrinairen en

radicalen of progressisten. De progressisten hebben hun programma van 1887 nog in

progressistische richting aangevuld, waardoor zij het programma van de socialisten en

christendemocraten benaderden en zich afscheiden van de oude doctrinairen. Dit

282 Ibid., pp. 181-182 283 Ibid., pp. 179-180 284 Ibid., pp. 192-195 285 Ibid., p. 197

Page 92: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

89

progressistische programma heeft echter niet kunnen beletten, dat de verkiezingen van 1894

voor de liberalen over het algemeen catastrofaal verliepen. Op 21 december 1900 kwam

tussen beide vleugels een gemeenschappelijk programma tot stand, zodat de eenheid

onder de liberalen zich kon herstellen.

De periode van het meervoudig stemrecht viel voor België samen met een tijdperk van grote

materiële voorspoed en economische expansie. Daarnaast werd door de uitbreiding van het

stemrecht de massa voortaan meer betrokken bij de gang van het openbare leven. Bij deze

politieke bewustwording heeft de goedkope massapers, de zogenaamde centenbladen, die

sinds ca. 1880 door de drie partijen werden gelanceerd, een zeer belangrijke rol gespeeld.

Het sociaal probleem drong zich in deze periode ongetwijfeld het meest naar het politiek

voorplan. Daarnaast gaf het Vlaamse vraagstuk aanleiding tot scherpe politieke strijd. De

Vlaamsgezinden slaagden erin de zogenaamde gelijkheidswet af te dwingen, waarbij

eindelijk het Nederlands in België als officiële taal, gelijkwaardige met het Frans, werd erkend.

Het onderwijsprobleem was enigszins naar het achterplan verschoven, maar bleef toch aan

de orde. Op het congres van Mechelen van 1909 vroegen de katholieken in een motie, met

algemene stemmen goedgekeurd, de gelijkheid van subsidies voor het Vrij en Officieel

onderwijs.286

De invoering van de evenredige vertegenwoordiging, voor het eerst bij de verkiezingen van

27 mei 1900, veroorzaakte een ernstige achteruitgang van de volstrekte meerderheid van de

katholieke partij in de kamer. Deze meerderheid bleef nochtans steeds voldoende om alleen

de regeringsverantwoordelijkheid te dragen. Haar laagste cijfers bereikte de regeringspartij

bij de verkiezingen van 1910. De liberale partij plukte de beste vruchten van de invoering van

de evenredige vertegenwoordiging. De socialisten konden hun effectieven maar lichtjes

verhogen. Zij bleven dan ook aandringen op een nieuwe kieshervorming in de richting van

het algemeen enkelvoudig stemrecht.

Tijdens deze periode, die met het uitbreken van WOI wordt afgesloten, werden door de

katholieke regeringen belangrijke resultaten geboekt: de overname van Kongo door België,

een toenemende sociale wetgeving, de invoering van de persoonlijke dienstplicht, dit alles

gepaard met een aanzienlijke economische expansie van het land. Daartegenover staat

dat het intern politiek leven talrijke gespannen momenten beleefde. Zij cirkelden in

hoofdzaak rondom het schoolprobleem, de Vlaamse kwestie en vooral rondom de strijd voor

het algemeen enkelvoudig stemrecht. De invoering hiervan vereiste een nieuwe

grondwetsherziening en hiertegen ontstond bij de conservatieven groot verzet.287

Ondertussen werd in 1909 de overleden koning Leopold II opgevolgd door koning Albert I.

Op 18 juni 1911 werd de regering de Broqueville gevormd, die vooral een verzoeningspolitiek

voerde.

286 Ibid., pp. 203-208 287 Ibid., p. 228

Page 93: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

90

Zeer snel na de vorming van de regering de Broqueville leefde het land in een gespannen

verkiezingsatmosfeer. De gemeenteverkiezing van 15 oktober 1911, waarbij het liberaal-

socialistisch kartel in verscheidene grote steden zegevierde, leek voor de oppositie een

gunstig voorteken voor de komende landsverkiezingen, die naar haar verwachtingen, een

einde aan de katholieke meerderheid zouden stellen.288

Dit politiek overzicht op nationaal vlak, met de schoolstrijd als hoogtepunt, heeft er dus voor

gezorgd, dat de volledige Belgische samenleving in levensbeschouwelijke segmenten was

ingedeeld. Dit was echter ook op gemeentelijk vlak van toepassing en we zullen dit voor de

stad Veurne wat naderbij gaan bekijken.

4.2 Een overzicht van de gemeentewetgeving van 1830-1914

In elke gemeente is er een gemeentebestuur, samengesteld uit raadsleden, een

burgemeester en schepenen (aanvankelijk ook ‘assessoren’ genoemd). Naargelang de

bevolkingscijfers van de gemeente, wordt het aantal raadsleden en schepenen vastgelegd.

Op basis van de tienjaarlijkse tellingen kunnen deze aantallen dit dus vermeerderen of

verminderen.

De gemeenteraad wordt rechtstreeks verkozen door de gemeenteraadskiezers. Hij regelt

alles wat ‘van gemeentelijk belang’ is, en beraadslaagt daarnaast over de onderwerpen,

die hogere overheden hem opleggen. De gemeenteraad beschikt daarbij over de ‘volheid

van bevoegdheid’, wat betekent dat de raad over alles wat de gemeente aangaat

beslissingen kan nemen: het gemeentelijk patrimonium, aanbestedingen, ruimtelijke ordening

en leefmilieus, personeel, gemeentefinanciën, maar daarnaast vaardigt de gemeenteraad

ook gemeentelijke politieverordeningen uit.

Vanaf 1831 moet de kiezer voor de gemeenteraadsverkiezingen mannelijk zijn en minstens 21

jaar, en een bepaalde minimum belasting betalen. Het precieze bedrag is afhankelijk van de

woonplaats en wordt enkele keren aangepast. Dit wordt het cijnskiesrecht genoemd. Dit

systeem bevoordeelde echter wel de rijken, die allerlei middelen aanwenden om de

meerderheid te behouden.

Tot 1888 worden de schepen benoemd door de koning. Dan wordt het systeem ingevoerd

dat ze door de raadsleden uit hun midden verkozen worden. Ook de burgemeester komt

aanvankelijk uit de gekozenen voor de gemeenteraad en wordt benoemd door de koning.

Enkele maanden na de invoering van de Gemeentewet zijn er verkiezingen, waardoor een

aantal burgemeesters van het nieuwe type hun intrede doen. Vanaf 1842 kan de koning ook

een burgemeester buiten de raad benoemen, waarvoor vanaf 1888 een positief advies van

288 Ibid., p. 246

Page 94: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

91

de bestendige deputatie nodig is. Dit is echter een procedure die slechts zeer uitzonderlijk

toegepast wordt.

Het college van burgemeester en schepenen voert de beslissingen van de gemeenteraad

(en van hogere overheden) uit. Doordat het anderzijds ook het beleid als geheel praktisch

voorbereidt, is het doorgaans het machtigste orgaan. Vooral in kleine gemeenten komt de

gemeenteraad trouwens maar uitzonderlijk bijeen. De burgemeester zit zowel het college als

de gemeenteraad voor en vertegenwoordigt de gemeente. Hij is daarenboven het hoofd

van de administratieve politie en kan, als de openbare orde bedreigd wordt, zelfs de

gewapende macht vorderen voor de ordehandhaving.

Maar de burgemeester haalt een groot deel van zijn macht uit zijn persoonlijk aanzien. Hij is

onbetwist één van de belangrijkste figuren van het dorp. Soms is hij maar weinig meer dan

een rijke boer, soms een visionaire burgervader.

Als zetel voor het gemeentebestuur wordt soms een gemeentehuis voorzien. De

gemeentewet spreekt eigenlijk nauwelijks over een gemeentehuis.

Vanaf de gemeentewet van 1836 geldt dat de gemeenteraadsleden (ook de schepenen en

burgemeester) een mandaat krijgen voor zes jaar, maar dat om de drie jaar de helft van de

raad vernieuwd wordt. Een doorgaans onbekend gegeven is dat de vrouwen in die

wetgeving uitgesloten worden van het uitoefenen van politieke rechten. En dat is in feite een

achteruitgang ten opzichte van de periode van het Koninkrijk der Nederlanden, want dan

kunnen sommige vrouwen onder bepaalde omstandigheden wél stemmen.

In 1883 werd het capaciteitsstemrecht ingevoerd voor gediplomeerden van het lager

onderwijs en voor degenen, die slaagden in een bekwaamheidsexamen. Hierdoor nam het

aantal kiezers enorm toe.

De grondwetsherziening van 1893 en een wet van een jaar later voeren een Algemeen

Meervoudig Stemrecht in voor mannen vanaf 25jaar, vanaf 1895 wordt dit 30 jaar. Stemmen

is voortaan verplicht. Volgens specifieke voorwaarden, die vooral te maken hebben met het

bezit of de capaciteit van het gezinshoofd, kunnen bijkomende stemmen verkregen worden,

zodat men maximaal vier stemmen kan cumuleren.

Vanaf 1895 wordt dit gewijzigd naar een mandaat voor 8 jaar, waarbij om de 4jaar de helft

van de raadsleden vernieuwd worden. Hiermee hoopt men minder grote schokken in het

politiek bestel te krijgen.289

289 J. VAN ACKER, “De burgemeesters van de 5-Art-gemeenten”, Archikrant, Veurne, XIV, 2004, 3, pp. 66-71 + W. PAUWELS, “Daniël de Haene, een vernieuwer”, Archikrant, Veurne, II, 2001, pp. 43-44

Page 95: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

92

4.3 De Veurnse politiek tot aan de Eerste Wereldoorlog

Veurne was de hoofdplaats van een gelijknamig arrondissement dat de steden

Veurne en Nieuwpoort omvat. Veurne was tevens de zetel van een gerechtelijk kanton, dat

zich uitstrekt over de arrondissementen Veurne en Diksmuide. Deze aanwezigheid van de

correctionele rechtbank was van groot belang voor de politiek. Het was namelijk zo dat de

concentratie van heel wat rechtsmagistraten in een kleine omgeving zeer belangrijk was

voor de rekrutering van de intellectuele politieke leidersfiguren. Bij de provinciale verkiezingen

werd het arrondissement ingedeeld in twee kantons, waarbij het kanton Veurne twee

provincieraadsleden mocht kiezen. Bij de nationale verkiezingen stuurde het arrondissement

één vertegenwoordiger naar de kamer en koos samen met Oostende één senator, omwille

van het geringe bevolkingsaantal in Veurne.290

Van 1848 tot 1856 stond Veurne onder het bewind van burgemeester Désiré Napoleon Bril

(1810-1856). Hij was advocaat van beroep en tevens grondeigenaar. Daarnaast was hij

vanaf 1848 tot aan zijn dood eveneens liberaal provincieraadslid. Zijn liberaal beleid te

Veurne werd gekenmerkt door een grote gematigdheid. Zo steunde hij actief de

geestelijkheid bij de armenzorg. Toch kende deze liberale burgemeester ook tegenkantingen

tegen zijn bewind. Zo zouden de procureur Hyppolite Vandevelde (1805-1872) en de

arrondissementscommissaris René De Prey (1815- 1857) herhaaldelijk met hem in conflict

treden, vooral wat betreft het Bisschoppelijk College. Het was namelijk zo dat door de wet

van 1850 op het middelbaar onderwijs de staat probeerde om de katholieke scholen te

laïciseren, door rijksmiddelbare scholen op te richtten. Nog voor 1850 werd er binnen het

liberale stadsbestuur van Veurne reeds herhaaldelijk gediscussieerd over het Bisschoppelijk

College, omdat dit zware financiële moeilijkheden veroorzaakte voor de stad. Het waren

Vandevelde en De Prey, die van de gelegenheid gebruik maakten, om met behulp van de

nieuwe wet te ijveren voor de oprichting van een atheneum te Veurne. In 1851 werd er dan

ook een rijksmiddelbare school opgericht.291

Aangezien het onderwijs aan de rijksmiddelbare scholen gratis was, trok het wel veel

leerlingen aan. Het College daarentegen kreeg te maken met steeds grotere financiële

moeilijkheden. Het zou pas na de schoolstrijd zijn, dat deze weer zou gaan bloeien. Deze

situatie bracht wel met zich mee dat beide scholen een apart sociaal rekruteringsniveau

hadden. Het atheneum had vooral leerlingen, afkomstig van de kleine burgerij of zelfs van de

laagste bevolkingsgroepen. Het College daarentegen rekruteerde vooral kinderen uit de

gegoede burgerij. Dit werd in de liberale pers vaak voorgesteld als de sociale bekommernis

van het staatsonderwijs voor de armere bevolking, waarbij kinderen via het onderwijs zich

290 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 1 291 D. DALLE, Historiek van het koninklijk Atheneum te Veurne (1851-1951), Veurne, Oud-leerlingenbond, 1951, p. 63

Page 96: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

93

konden opwerken op de sociale ladder. Daarom ook dat er wel wat kritiek kwam op ouders,

die hun kinderen lieten werken, in plaats van naar school te zenden.292

In 1857 werd Bril door de katholieke Norbert Vanderheyde als burgemeester opgevolgd.

Deze laatste was handelaar en hotelhouder. Van de 11 raadsleden was hij, samen met

Florimond Maieur, de enige uitgesproken katholiek in de gemeenteraad. Dit wijst erop dat er

te Veurne een éénzijdige benoeming werd verricht, zeker na het feit dat Vanderheyde nog

maar een jaar in de gemeenteraad zetelde. In 1860 werd hij dan ook door het liberaal

ministerie opnieuw gedegradeerd tot gewoon gemeenteraadslid. Het was August

Behaeghel (1813-1878), die van dan af het burgemeesterschap zou waarnemen.

August Behaeghel was brouwer en eigenaar van heel wat herbergen. De familie Behaeghel

was afkomstig uit Oostende, een zeer liberaal gezinde stad gedurende de 19de eeuw.

Daarnaast ondernam Behaeghel tevens notariaatstudies aan de Universiteit van Brussel, die

een grote invloed zouden uitoefenen op de vorming van zijn politieke ideeën. Hij werd voor

het eerst tot raadslid verkozen in 1857, waar hij zijn overleden broer Antoine Behaeghel (1806-

1857) verving, die schepen van Veurne was.

August Behaeghel zou zich ontplooien tot een zeer dynamische liberale burgemeester. Hij

organiseerde tijdens de kamerverkiezingen de liberale propaganda in het arrondissement, in

de vorm van maaltijden en rijtuigen voor de plattelandskiezers, die naar Veurne afzakten om

voor de liberale groep te stemmen. Daarnaast verstuurde hij ook stembriefjes met het

verzoek om ze in de stembus te steken.

In 1864 stelde hij zich kandidaat volksvertegenwoordiger, maar werd door de katholieke Jules

Desmedt verslagen. In 1874 waagde hij nogmaals zijn kans, maar ook hier werd hij op het

nippertje verslagen door de katholieke kandidaat Bernard du Bus de Gisignies.

De grootste verwezenlijking van Behaeghel was de oprichting van de liberale associatie van

Veurne in 1864. Hierbij verenigden zich 23 notabelen uit de stad en ondertekenden het pact

om de liberale ideeën te verspreiden en te realiseren. Als voorzitter was Behaeghel zelf één

van de actiefste leden. De liberale associatie verenigde vooral grondeigenaars, advocaten,

notarissen, apothekers, geneesheren, veeartsen, ingenieurs, rechtsmagistraten en gegoede

middenstanders, zoals brouwers, groothandelaars in landbouwproducten, enz. De

activiteiten van de associatie beperkten zich quasi uitsluitend tot het voorbereiden van de

verkiezingen, waarbij de overtuigde aanhangers werden gemobiliseerd, propaganda of

dwang werd uitgeoefend op overige kiezers en er beraadslaagd werd over de kandidaten

voor gemeente- of provincieverkiezingen.

Daarnaast zette Behaeghel zich ook in voor sociale kwesties, al was dit toch hoofdzakelijk

met politieke bijbedoelingen. Zo schonk hij kledij, studiebeurzen en hulpgelden aan de arme

schoolgaande jeugd. Na zijn dood zou men dit voorbeeld volgen, door de oprichting van 292 Ibid., pp. 26-27

Page 97: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

94

het Behaeghelgenootschap. Het was ook op zijn initiatief dat er in Veurne een avondschool

werd opgericht.

Behaeghel had tevens een zeer grote belangstelling voor het culturele leven in Veurne. Van

jongsaf koesterde hij een grote belangstelling voor het toneel. In 1861 liet hij in Veurne een

theaterzaal bouwen. Dit was voor die tijd een zeer uitzonderlijke prestatie, want naast Brugge

was Veurne dan de enige stad in West-Vlaanderen met een speciaal ingericht gebouw voor

voorstellingen. Heel wat toneelverenigingen uit Vlaanderen kwamen er optreden. Deze

verwezenlijking was natuurlijk een doorn in het oog van de katholieke zijde, die geen

gelegenheid liet voorbijgaan om toneelvertoningen te bespotten. Het liberale bestuur

reageerde hierop door geen religieus geïnspireerde toneelgroepen of theaterstukken toe te

laten in de Veurnse theaterzaal.293 Het is duidelijk te merken dat er vanaf deze periode een

steeds groter wordende machtsstrijd tussen katholieken en liberalen zich voordeed. Zo zien

we dat sinds 1860 de liberale raadsleden de Veurnse Boeteprocessie niet meer vergezelden

en werden de jaarlijkse prijsdelingen in het Bisschoppelijk College niet meer bijgewoond. Er

werden tevens geen kosteloze restauraties aan de kerken meer toegestaan. Binnen de

liefdadigheidsacties werd de groeiende kloof tussen katholieken en liberalen ook steeds

meer merkbaar. Zo gebruikten de liberalen de burgerlijke godshuizen en de dis als

rekruteringsmiddel voor leerlingen van de middelbare school. Hierop reageerde priester

Theodoor Luyssen met de oprichting van het ‘Veurns Vencentius a Paulo genootschap’ in

1867 om de armen niet enkel materiële bijstand te verlenen, maar eveneens morele steun.

Vanaf 1867 zou de liefdadigheid in Veurne zich definitief opsplitsen in een liberaal en een

katholiek blok, dat in 1879 resulteerde in een wederzijds exclusiviteitsbeginsel.

Tijdens de ambtsperiode van Behaeghel zouden er ook enkele radicale liberalen de

gemeenteraad vervoegen, die zich vooral tijdens de schoolstrijd zouden laten horen. Ze

zouden er ook in slagen om reeds in 1867 een plaatselijke afdeling van de

vrijmetselaarsorganisatie op te richten, de ‘Ligue de l’Enseignement’. Deze hield zich vooral

bezig om via het volksonderricht bij de bevolking antiklerikale gevoelens aan te wakkeren.

Hierbij werd tevens de zaal van het Veurnse stadhuis ter beschikking gesteld voor al hun

activiteiten.294

In Veurne was de gemeenteraad dus bijna uitsluitend bevolkt met raadsleden, die zich

liberaal noemden. Toch wortelde deze liberale hegemonie niet overwegend in een

antiklerikale gezindheid onder het kiezerspubliek. Het heersend unionistische klimaat, die

aanwezigheid van zeer gematigde liberale burgemeesters en schepenen en vooral de

geringe weerstand der katholieken, die zich nationaal en lokaal nog niet bedreigd voelden

293 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 27-29 294 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 30

Page 98: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

95

door het radicale antiklerikalisme fungeren hierbij als verklaringsgrond. In tegenstelling tot de

periode na 1868 onderscheidde de geestelijkheid zich over het algemeen door een neutrale

houding aan te nemen tegenover lokale politieke aangelegenheden. De weinige

katholieken, die er toch in slaagden een plaats in de gemeenteraad te verwerven, werden

zelfs op de liberale kandidatenlijst geplaatst. Tot aan de verkiezingen van 1872 stonden de

katholieke raadsleden Charles Bernier-d’Hongerswal en Hubert Dewitte tegelijkertijd op de

liberale lijst en op de katholieke lijst. Hubert Dewitte ondertekende daarbij nog de liberale

circulaire, die aan de kiezers werden doorgezonden. Bernier weigerde echter.

Indien toch tegenstand werd geboden tijdens de gemeenteraadsverkiezingen, geschiedde

deze zaak meer vanuit ambitieuze, familiale en persoonlijke motieven, dan vanuit politieke

overtuiging.295

Het jaar 1868 was een keerpunt in de politieke geschiedenis van de Westhoek. Voor het eerst

werd een uitgesproken liberale volksvertegenwoordiger gekozen in het arrondissement

Veurne. De afgevaardigde was Eduard Bieswal-Bricoult (1829-1888) van Veurne. Hij was zowel

liberaal, als vrijmetselaar. Eenmaal hij volksvertegenwoordiger was geworden, keek Bieswal

niet meer veel om naar zijn arrondissement en geboortestad. Hij vestigde zich definitief te

Schaarbeek waar hij ondervoorzitter van de radicale liberale associatie werd. Tijdens de

kamerverkiezingen van 1872 hernieuwde hij zijn politieke kandidatuur niet meer, wellicht een

nederlaag anticiperend.

Van 1857 tot 1868 was Jules Desmedt (°1832) onafhankelijke volksvertegenwoordiger voor het

arrondissement Veurne. Zijn sympathie ging echter duidelijk naar de katholieke fractie in het

parlement. Vanaf 1860 begon in deze familie van machtige grootgrondbezitters uit

Alveringem een steeds scherpere in het daglicht tredende onenigheid te heersen, die haar

prestige grondig zou aantasten. De vader van Jules, Louis Desmedt (1796-1864) was van 1848

tot aan zijn dood in 1864 provincieraadslid van het kanton Veurne. Hierbij werd hij nu eens als

liberaal, dan weer als katholiek bestempeld. Tijdens de provincieraadsverkiezingen van 1862

echter werd Louis Desmedt door enkele kiezers tegengewerkt, die voor zijn zoon, de sterk

antiklerikaalgezinde Gustave Desmedt, hadden gestemd, zonder dat deze zich evenwel

kandidaat had gesteld! Hiermee hadden enkele liberale kiezers spontaan laten weten dat ze

geen vrede meer namen met een compromisfiguur.

De turbulenties binnen de familie Desmedt hielden hiermee echter nog niet op. Tijdens de

kamerverkiezingen van 1863 werd Gustave nu tegenkandidaat van zijn broer Jules. Deze

verkiezing verwekte heel wat ontstemming onder de katholieken. Uiteindelijk won Jules

Desmedt het pleit.

295 Ibid., p. 37

Page 99: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

96

Hieruit blijkt dat de liberalen de eersten waren om hun ongenoegen te uiten over de

apolitieke kleur van de toenmalige vertegenwoordigers voor Kamer en provincieraad. Deze

waren nog de late uitlopers van rechtsgeoriënteerde unionisme, dat in die jaren tot een

anachronisme was vervallen. De katholieken reageerden echter niet op het offensief door

eigen kandidaten voor te stellen. Ze klampten zich immers vast aan de vroegere

vertegenwoordigers. Maar aangezien deze zich niet welomlijnd en eenduidig achter een

politiek programma schaarden, waaraan de katholieken juist zo’n grote behoefte hadden,

belandden ze in een uiterst kwetsbare positie. Hun gebrek aan inzicht in een grondig

gewijzigde situatie en hun letargie, zou hen tenslotte fataal worden. In 1868 werd Jules

Desmedt dan ook verpletterend verslagen door Edouard Bieswal.

De verkiezing van deze Edouard Bieswal bracht meteen een katholieke reactie teweeg. Pas

nu realiseerden zij zich de gevaren voor de toekomst. De Veurnse geestelijkheid betreurde

haar afwachtende en passieve houding. 1868 werd dan ook het jaar van de oprichting van

het ‘Bewarend Verbond’ te Veurne.

De voorzitter en leider van de lokale katholieke partij was Leopold Bieswal-Bril (1831-1922).

Deze was de schoonbroer van de liberale burgemeester Bril en broer van Eduard Bieswal.

Leopold Bieswal was één van Veurnes voornaamste grootgrondeigenaars en daarnaast nog

wijnhandelaar, brouwer, steenbakker en uitbater van modelhoeven. In 1869 werd hij als enig

katholiek tot gemeenteraadslid gekozen.

In 1870 werd Bieswal door het katholiek ministerie tot schepen benoemd. Dit verwekte echter

wel heel wat ongenoegen bij de liberalen. De campagne, die tegen hem op touw werd

gezet, maakte dat hij in 1872 niet meer herkozen werd. Sindsdien brokkelde zijn positie als

politiek leider steeds verder af. Zijn gebrek aan strijdbaarheid maakte dat hij in 1877 het lokale

partijvoorzitterschap moest afstaan aan René Degrave.

Het ‘Bewarend Verbond’ werd onderhouden door geldomhalingen van de geestelijkheid

binnen de dekenij, maar toch deze financiële steun te gering blijken, waardoor werd

verzocht aan bisschop Faict om wat meer druk uit te oefenen op nalatige parochiepriesters.

In december 1869 kwam deken Casimir Affenaer (1826-1887) op het voorplan. Hij nam te

Veurne meteen de leiding van het katholieke verzet op zich. Hij organiseerde

geldomhalingen, zorgde voor de rekrutering van katholieke leidersfiguren en hield het

episcopaat regelmatig op de hoogte van de politieke toestand in de Westhoek. Toch was

het niet evident om geschikte politieke leiders te vinden in Veurne. Het gebrek aan dergelijke

kandidaten en de morele wanorde onder de katholieken bracht de liberalen steeds meer

electorale vooruitgang mee tijdens de Veurnse gemeenteraadsverkiezingen. Hierdoor

Page 100: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

97

slaagden enkele radicale liberalen erin om in de Veurnse gemeenteraad binnen te dringen.

De antiklerikalen werden trouwens steeds harder in hun optreden tegen de clerus.296

Ondanks de heersende wantoestanden in Veurne, zouden de katholieken er toch in slagen,

vooral met behulp van de plattelandskiezers, om in 1872 de twee liberale

provincieraadsleden te onttronen. Desiré Dekeeuwer297 en Gustave Desmedt werden door

Leopold Bieswal en Edmond Vanhee verslagen. Tijdens hun 10 jaar durend mandaat hadden

de twee liberale raadsheren bovendien niet al te veel kunnen bekomen voor de Westhoek.

Ze zetelden in een overwegend katholieke provincieraad en tijdens de raadzittingen liep

Desmedt vaak te koop met zijn antiklerikale gezindheid, waardoor weinig steun werd

verleend voor subsidies voor openbare werken in het kanton Veurne, enz.298

Sindsdien zouden de katholieken onafgebroken deel uitmaken van de provincieraad, de

liberalen boden zo goed als geen oppositie meer.

Leon Visart (1837-1900) zou van 1870 tot 1900 onafgebroken katholiek

volksvertegenwoordiger worden van het arrondissement Veurne in de plaats van Leopold

Bieswal.

Gustave Desmedt en Désiré Dekeeuwer zouden zich beperken tot de stad Veurne, en daar

werd Desmedt ondervoorzitter van de liberale associatie en Dekeeuwer werd raadslid. Zij

zouden door hun opgelopen nederlagen een hardere antiklerikale lijn volgen. Binnen de

liberale associatie zou dan nog De Hoon secretaris zijn, Hector De Prey schatbewaarder en

de heren Meynne, De Cae en Bernolet raadsleden.

In 1887 werd met de wet op het stemgeheim een einde gemaakt aan de electorale fraude

bij de verkiezingen voor de wetgevende kamers. Zowel de liberalen (in 1876) als de

katholieken (in 1877) zonden verzoekschriften naar de kamers om het stemgeheim te

waarborgen. Er was echter een duidelijk meningsverschil bij de formulering van de petities. Uit

de opstelling blijkt dat beide fracties hun territoriaal gestructureerd, electoraal

machtsoverwicht in de wetgeving wilden beveiligen.

De liberale associatie eiste dat de kiezerslijsten alfabetisch zouden opgesteld worden voor

gans het arrondissement. De kiezers trokken immers per gemeente in groep naar het

stembureel in Veurne. Dit kwam doordat de keizerslijsten per gemeente werden opgesteld.

Hierdoor kon gemakkelijker druk uitgeoefend worden, aangezien de pastoors aan het hoofd

van de kudde naar de stem bus trokken.

Hoewel de katholieken ook voor het stemgeheim waren, was ook hun formulering niet vrij van

weloverwogen manipulatie. Als de verkiezing moest plaatsgrijpen in de gemeente zelf lag

296 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 38-40 297 Desiré Dekeeuwer (1831-1874) was advocaat, die sinds 1862 raadslid was geworden. Alhoewel hij liberaalgezind was en de zoon van een liberaal schepen te Veurne, werd zijn kandidatuur door de katholieken ondersteund. 298 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 41-42

Page 101: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

98

voor de geestelijkheid de weg open tot het uitoefenen van optimale druk. De kiezers waren

dan niet langer meer blootgesteld aan liberale verleidingsmanoeuvres te Veurne zoals

sigaren, wijn, bier en maaltijden.299

Vanaf 1878 werd in België de schoolstrijd ingezet. Na de invoering van de nieuwe schoolwet

Van Humbeeck op 1 juli 1879 kwamen er ook in Veurne hevige reacties hierop. De katholieke

locale krant waarschuwde voor de afbraak van het geloof en van de volledige

maatschappelijke orde, waarbij het atheïsme, het liberalisme en het socialisme over dezelfde

kam werd gehaald. Het concurrerende blad van de liberalen stelde echter iedereen gerust.

Het geloof zou volledig veilig gesteld worden. Het stadsbestuur van Veurne deelde mee, dat

er door de nieuwe wet niets veranderd was. Ze konden de geestelijkheid echter niet paaien

met een jaarwedde van 100fr. per school, om daar godsdienstonderricht te geven. Om de

bevolking toch gerust te stellen gaven de officiële onderwijzers godsdienstonderricht tijdens

de lesuren. Hierop reageerden de katholieken dan weer door te stellen dat er meer

gebeden en godsdienstonderricht onderwezen werd in de rijksscholen, dan in de vrije

scholen. Heel wat officiële onderwijzers werden hierdoor in de kerkban geslagen. Er ontstond

in het land en dus ook in de provincie West-Vlaanderen grote verschuivingen binnen de

benoeming van ambtenaren en magistraten. Heel wat katholieken werden vervangen door

liberale personen.300

In Veurne kende de schoolstrijd een zeer heftig verloop. Er zou in geen enkele stad in West-

Vlaanderen zo fel gestreden zijn als in Veurne.

Voor de schoolstrijd was er in het lager onderwijs een school voor jongens (120 leerlingen),

een school voor meisjes (150 leerlingen) en nog een betalende bewaarschool (25 leerlingen).

De wet Van Humbeeck was nog maar net gestemd, of de deken Affenaer liet onmiddellijk

een lokaal ter beschikking stellen voor een vrije jongensschool, waar op het eind van 1884

tweederden van de schoolpopulatie school liep. Begin september 1879 werd plots de

meisjesschool gelaïciseerd, wat een ware volkstoeloop veroorzaakte van katholieken. Ook

het kleuteronderwijs kwam onder gemeentelijk toezicht te staan en na verloop van tijd waren

er zelfs twee officiële bewaarscholen, om zo te vermijden dat de ouders hun allerkleinsten

aan de zorgen van religieuzen bleven toevertrouwen, met het gevaar dat ze later hun groter

geworden kinderen niet naar het rijksonderwijs zouden sturen. Om dit officieel onderwijs te

steunen werd in 1879 het ‘Behaeghelgenootschap’ opgericht, met medewerking van bijna

alle Veurnse liberaalgezinde notabelen. De bedoeling hiervan was om door middel van

studiebeurzen en subsidies de arbeiderskinderen met het verlenen van onderwijs de kans te

geven om te stijgen van maatschappelijke positie. Rond 1881 volgde zo’n 43% van de

299 Ibid., pp.44-45 300 Ibid, p.57-58

Page 102: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

99

schoolgaande jeugd het officieel lager onderwijs. Dit is een tamelijk hoog percentage, maar

toch moet er ook mee rekening worden gehouden, dat er hierachter heel wat dwang en

intriges schuilgingen. Toch moet er ook mee rekening worden gehouden dat alle kinderen

van gemeenteambtenaren, net zoals op nationaal niveau, verplicht werden om hun

kinderen naar rijksscholen te sturen.

Wanneer de laatste katholiekgezinde bestuursleden van de godshuizen en de dis door de

gemeenteraad werden afgezet, kon het katholiek onderwijs volledig gediscrimineerd

worden. Het resultaat van deze uitsluitingspolitiek was dat er tal van schrijnende misbruiken

ontstonden tegenover armere katholieke gezinnen, die niet meer konden rekenen op een

financiële ondersteuning. De minderbedeelden kwamen hierna fel in opstand door

blokkades op te richten voor de vergaderzaal van het disbestuur. Het gevolg hiervan was dat

meer geld vrijkwam voor de nog aangesloten armen, maar er werd ook steeds in het

voordeel van liberale gezinnen en handelaars gehandeld. Zoals eerder vermeld werd

hiertegenover het katholieke Vincentius a Paulo genootschap opgericht, maar deze moest

reeds inspringen bij de financiering van het vrij onderwijs, waardoor slechts de

allernoodzakelijkste gezinnen werden geholpen.301

Door de eenzijdige electorale wetgeving van Frère-Van Humbeeck in 1878, die de

samenstelling van het kiezerskorps beïnvloedde302 en hierdoor het linkse kiezerskorps deed

toenemen, konden de liberalen in Veurne Ambacht na 8 jaar terug op het politieke voorplan

treden binnen de Kamer. Desondanks werd hun kandidaat, Charles Meynne, in juni 1880

door de katholieke volksvertegenwoordiger Visart verslagen.303 Het was namelijk zo dat

Charles Meynne een overtuigde atheïst was en één van de leidinggevende vrijmetselaars in

West-Vlaanderen. De katholieke pers liet dan ook geen enkele gelegenheid onbenut om

vroegere antiklerikale en antigodsdienstige redevoeringen te citeren. Het zou nog tot aan de

kamerverkiezingen in 1894 duren, voordat de liberalen het aandurfden om Visart opnieuw te

bestrijden.304

In de gemeenteraadsverkiezingen van Veurne waren de liberalen wel aan de macht en

konden ze een nipte absolute meerderheid verwerven.

Eén van de Veurnse radicalen was Hector De Prey (1845-1887). Hij was sinds 1872

gemeenteraadslid en werd in juli 1878 tot dienstdoende burgemeester van Veurne

301 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 59- 61 302 Personen, die openbare gebouwen bewoonden, werden vrijgesteld van grondlasten, en patenten op schouwen en paarden werden afgeschaft. Het was zo dat bijna uitsluitend priesters en landbouwers door deze wet van hun stemrecht beroofd werden, terwijl het aantal liberale kiezers steeg door de komst van een 30-tal officiële onderwijzers 303 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 62 304 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 63

Page 103: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

100

aangesteld. Korte tijd daarop werd hij tevens tot voorzitter van de liberale associatie en

arrondissementscommissaris benoemd. Gemeten aan de radicale optiek van het ministerie

had men zeker de juiste man weten te vinden. De Prey liet zich immers nog opmerken als

‘bijzondere commissaris’. Dit ambt werd in het leven geroepen om de naleving van de Wet

Van Humbeeck te controleren. De commissarissen moesten vooral vormen van katholieke

dwang rapporteren en bestookten de vrije onderwijsinstellingen met allerlei plagerijen.

De meerderheid van de Veurnse gemeenteraad weigerde echter hardnekkig zijn definitieve

ambtsaanvaarding, niettegenstaande er hierom herhaaldelijk werd verzocht door het

ministerie, waarschijnlijk omwille van veten rond de politieke machtsverdeling en de

tegenstelling tussen radicalen en gematigden. Uiteindelijk gaf men te Brussel toe en werd

Louis Ollevier-Van Woumen (1816-1889) op 11 december 1881 tot burgemeester benoemd.305

Ollevier was grondeigenaar en agent van de Nationale Bank tot aan zijn dood. Op 30

oktober 1860 werd hij liberaal raadslid in Veurne en in december van datzelfde jaar werd hij

al tot schepen benoemd. Sinds 1857 stond hij samen met Behaeghel aan het hoofd van de

lokale liberale partij en kende onder hen een grote opgang.306 Dit was een zeer lauw figuur.

Zijn prestige dankte hij aan zijn grootgrondbezit en familierelaties. Zelf noemde hij zich

gematigd, maar bleef toch passief toezien op het machtsmisbruik van enkele radicalen. Als

burgemeester werd Ollevier trouwens volledig overschaduwd door schepen Adolphe De

Hoon. Deze laatste was de grote leider achter de schermen. Hij was afkomstig uit Kaprijke en

vestigde zich in 1851 in Veurne, waar hij als ingenieur aan de Noordwatering werd

verbonden. In 1866 werd hij gemeenteraadslid en van 1881 tot 1887 schepen..307 Van 1866

tot 1878 verving Dehoon vaak burgemeester Behaeghel op het stadhuis om allerlei lopende

zaken af te handelen. Na Behaegel’s dood werd zijn leidende rol nog vergroot, omdat

Deprey bijna altijd bezig was met het arrondissementscommissariaat en zijn opvolger Ollevier

zo goed als nooit te zien was op het stadhuis. Dehoon regelde praktisch alles en de bevolking

kon zich enkel tot hem wenden om hun problemen voor te leggen. Daarnaast was De Hoon

trouwens één van Veurnes’ leidende sociaalvoerende figuren. Zo ondersteunde hij

persoonlijk de onbemiddelde schoolgaande jeugd, kocht hij werktuigen voor armere

arbeiders en zette zich in voor de rehabilitatie van ex-gevangenen. Hij beschouwde het

volksonderwijs als beste middel om de sociale wantoestanden te verhelpen. Om hiertoe bij te

dragen vestigde hij oa. een ‘volksbibliotheek’ in Veurne. Zijn politieke onverdraagzaamheid

wierp echter een duistere schaduw over zijn humane doelstellingen. De tegenstand van de

clerus ten opzichte van de Wet Van Humbeeck interpreteerde hij als het dwarsbomen van

de intellectuele ontvoogding van het volk.

305 Ibid., pp. 66-67 306 K. VANDEWALLE, De socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, pp. 159-160 307 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 67

Page 104: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

101

In diezelfde periode was er naast De Hoon ook nog een andere vooraanstaande liberaal,

namelijk Milo Decae. Hij was notaris van beroep te Veurne sinds 1866. Vanaf 1872 deed hij zijn

intrede in de gemeenteraad en werd in 1878 tot schepen benoemd. Door zijn financiële

invloed was hij één der voornaamste steunpilaren van het liberalisme in Veurne. Hij geraakte

echter betrokken bij een beruchte verduisteringszaak van de spaargelden van kleine

landbouwers en pleegde daarom in 1886 zelfmoord.

Daartegenover stond de katholieke oppositie, die vooral geleid werd door René Degrave. Hij

was afkomstig van een vooraanstaande Vlaamse familie, die reeds in de 13de eeuw

meerdere schepenen in Veurne en Ieper telde. Hij vestigde zich in 1878 te Veurne, werd er

advocaat aan de correctionele rechtbank en dreef er een groothandel in

landbouwproducten. Door zijn huwelijk met Marie Louise De Spot, dochter van de voorzitter

van de rechtbank van Veurne, werd hij er in de katholieke notabelenkring geloodst. Toen hij

nog geen jaar te Veurne woonde werd Degrave al voorzitter van het ‘Bewarend Verbond’.

De katholieken hadden alleszins een goede keuze gemaakt, want Degrave was een zeer

strijdlustig politicus.

De leiding van de Veurnse katholieken waarnemen was een uiterst moeilijke taak. Er waren

heel wat familieveten en personele twisten, die moesten opzijgezet kunnen worden. Degrave

slaagde er nochtans in de oppositie te coördineren.

Bij zijn strijd tegen de liberalen werd Degrave bijgestaan door Daniel Dehaene (1831-1912).

Net als Degrave vestigde hij zich als advocaat (1859) te Veurne. Rond 1875 werd hij er tot

rechter aangesteld. Vanaf 1857 vergezelde Dehaene zijn vriend, de volksvertegenwoordiger

Jules Desmedt, bij al zijn electorale meetings. Hij maakte de Nederlandstalige redevoeringen

en stelde de pamfletten op. Als advocaat muntte Dehaene uit in het verdedigen van

geestelijken en vrije onderwijsinstellingen. Wanneer er zich in de omgeving van Veurne

moeilijkheden voordeden rond de kerkhoven of studiebeurzenkwesties stond hij steeds op de

bres om als juridisch tolk van de katholieke opinie op te treden. In tegenstelling tot Degrave,

die van discussie en polemiek hield, duldde Dehaene geen tegenstand. In een informatieve

brief werd Dehaene beschreven als iemand die een afkeer had van elke vorm van redetwist.

Dehaene dacht nu eenmaal dat hij altijd bij het rechte eind had en aanvaarde geen andere

opvattingen. Zijn magistratuur als rechter had blijkbaar zijn zelfgenoegzaamheid teveel

opgeschroefd. Een grote moeilijkheid was bovendien dat Degrave en Dehaene steeds op

gespannen voet met elkaar stonden. De verschillende persoonlijkheden en de

concurrerende ambities waren hiervoor verantwoordelijk. Wellicht wilden beiden

burgemeester worden na een katholieke zege. Aangezien Degrave echter op de allereerste

Page 105: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

102

plaats carrière wilde maken in de magistratuur, moest hij zich noodgedwongen ten voordele

van Dehaene op de achtergrond houden.308

In 1884 werd in Veurne, net zoals op nationaal vlak, als gevolg van de schoolstrijd het liberale

bewind doorbroken tijdens de gemeenteraadsverkiezingen op 19 oktober 1884. De laatste

liberale burgemeester, Louis Ollevier, trad af en op 5 januari 1885 werd Daniël De Haene tot

eerste katholieke burgemeester van Veurne benoemd, die tot aan zijn dood in 1912

ononderbroken deze functie zou uitoefenen.309 Dehaene was afkomstig uit Brugge,

studeerde rechten in Leuven en zou tijdens zijn 28 jaar van bewindvoering de stad Veurne

van aanschijn doen veranderen. Hij was een sociaal-bewogen zelfstandige, die zeer

pragmatisch te werk ging en vooral opkwam voor het welzijn van de plattelandsbevolking.310

Zijn katholieke concurrent Degrave, werd op 30-jarige leeftijd door het katholiek ministerie tot

rechter van Veurne benoemd. In 1891 zou deze laatste zich terugtrekken uit de

gemeentepolitiek, omdat hij het voorzitterschap van de rechtbank niet langer verzoenbaar

met een politiek mandaat.311 Het katholiek kader bestond voorts nog uit Raphael De Spot,

August Pil en Charles Demeester. In deze periode was het vooral Pil, die zich liet opmerken als

flamingant. Het was namelijk dankzij hem, dat de gemeenteraad vanaf 1884 uitsluitend in het

Nederlands beraadslaagde.312

De katholieke partij had vooral tot doelstelling om de te hoge rentevoet te bestrijden, de

landbouwindustrieën te bevorderen, de seizoensarbeiders te verdedigen, werken aan de

erkenning van de taal van het volk, de volksgezondheid bevorderen met nutsvoorzieningen,

een wateraanvoer en gezonde woningen, daarnaast moest ook het openbaar verkeer

toenemen.313 De suprematie van de Veurnse katholieke partij zou voor WOII nooit meer in

gevaar komen. De politieke machtsstrijd te Veurne werd nog tot in de jaren 20 getekend

door een tweekamp tussen een katholieke meerderheid en een liberale oppositie.314

Een grote afwezige in de Veurnse vooroorlogse gemeenteraad was de socialistische partij.315

De streek was namelijk nauwelijks geïndustrialiseerd, zodat er ook geen echte klasse van

arbeiders was, en de anti-klerikale beweging was voor een groot deel al gerecupereerd door

de liberalen.316

308 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 68-70 309 J. LAPLASSE, Veurne, een kleine provinciestad tijdens Wereldoorlog II : een bijdrage tot de analyse van het verzet in de Westhoek, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1996, p. 25 310 W. PAUWELS, “Daniël de Haene, een vernieuwer”, Archikrant, Veurne, II, 2001, pp. 45-46 311 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 81 312 Ibid., p. 70 313 W. PAUWELS, “Daniël de Haene, een vernieuwer”, Archikrant, Veurne, II, 2001, p. 46 314 J. LAPLASSE, Veurne, een kleine provinciestad tijdens Wereldoorlog II : een bijdrage tot de analyse van het verzet in de Westhoek, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1996, p. 26 315 Ibid., p. 23 316 J. VAN ACKER, “De burgemeesters van de 5-Art-gemeenten”, Archikrant, Veurne, XIV, 2004, 3, p. 69

Page 106: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

103

Hoewel de Veurnse katholieken aanvankelijk opgekomen waren als eerlijke politici, vervielen

zij na verloop van tijd in hetzelfde gebrek als de liberalen. Er werd stelselmatig afgerekend

met de groepen, die hen weinig stemmen opleverden. Dit waren vooral de herbergiers. Zo

moest jaarlijks een soms van 80fr. aan het stadsbestuur gegeven worden, werd er een

sluitingsuur opgelegd en belastingen geheven op alle openbare vermakelijkheden. Toch was

het zo dat katholieke herbergiers een compensatie kregen en bij feestelijkheden werden

vreemde bezoekers naar de katholieke herbergen geleid.

Hierop kwam er al snel een reactie vanuit de liberale hoek. Eerst en vooral werd hun

leidinggevend kader grondig gewijzigd. Tussen 1884 en 1894 concentreerde de macht zich

vooral in handen van Auguste Houtsaegher, Charles Barbier, Hilaire Joye, Désiré Debrauwere

en ook Adolphe De Hoon bleef zeer actief.

Het energieke optreden van de nieuwe liberale leiders zorgden ervoor dat de katholieken bij

iedere verkiezing grote inspanningen moesten leveren om aan de macht te blijven. In 1887

slaagden de katholieken er wel in de liberalen een zware klap toe te brengen, die de

verkiezingen van 1890 zou beïnvloeden. Zo zou het katholieke gemeentebestuur erin slagen

om in de liberaalgezinde ‘Teken- en Nijverheidsschool’, die eerder gebruikt werd als een

liberaal rekruteringscentrum, de antiklerikale directie en het onderwijzend personeel te

ontslaan.317 Sindsdien ging de liberale partij steeds meer achteruit te Veurne.

De gemeenteverkiezing van 1890 was de heftigste uit de politieke geschiedenis van het 19de

eeuwse Veurne. Er werd een hard katholiek offensief ingezet. Alle mogelijke middelen

werden gebruikt om de liberalen een definitieve achteruitgang te bezorgen. Daarnaast werd

er ook sterk ingespeeld op degenen, die nog geen tegenstelling zagen tussen het strikt

vervullen van religieuze verplichtingen en het koesteren van een welbepaalde politieke

overtuiging. De katholieken zouden de strijd bij de verkiezingen uiteindelijk winnen, waardoor

de groep van antiklerikale personen een permanente achteruitgang zouden ondervinden.

Intussen was op nationaal niveau het debat over de uitbreiding van het stemrecht

begonnen, wat ook in de lokale pers zijn weerslag vind. Volgens het liberale blad was dit

algemeen stemrecht een na te streven ideaal voor de liberalen, maar wel onder de

voorwaarde dat men het ‘officieel’ onderwijs had genoten. De katholieken bleven tot aan

de vooravond van de grondwetsherziening afkerig tegenover het algemeen kiesrecht,

omdat het de arbeidersklasse zou betrekken in politieke twisten en ze zo van de arbeid zou

onttrekken, ten voordele van drankverkopers en herbergiers. Uiteindelijk zou tijdens een

317 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 81-83

Page 107: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

104

vergadering van het Bewarend Verbond in 1892 dit huismans- en bekwaamheidskiesrecht

alsnog verdedigd worden.318

Na de dood van Daniël Dehaene zou Raphaël De Spot (1850-1926) op 13 augustus 1912 de

eed af leggen als burgemeester van Veurne. Hij was grondeigenaar-rentenier en zou de

functie van burgemeester tot rond 1915 uitoefenen.319 Waarschijnlijk vluchtte hij tijdens de

Eerste Wereldoorlog, want hij werd de ‘frutburgemeester’320 genoemd. Sinds 18 november

1884 was hij reeds aanwezig in het politieke leven van Veurne, als katholiek

gemeenteraadslid en in 1885 werd hij schepen. Van 1894 tot 1911 was hij eveneens

verkiesbaar voor de senaat. Vanaf 1897 werd hij voorzitter van de Noordwatering te Veurne.

Hij was veelvuldig aanwezig binnen het Veurnse verenigingsleven. Zo vervulde hij heel wat

lidmaatschappen en bestuursfuncties, weliswaar telkens van katholiek onderbouwde

genootschappen. Daarnaast maakte hij als katholiek schepen en burgemeester tevens zijn

naam waardig als weldoener van tal van klerikale instellingen, zoals het schoolcomité, de

kerkfabriek, de Sodaliteit,….321

We kunnen zien dat in de steden het vaak zo is, dat de burgemeester behoort tot de hogere

kringen van advocaten, brouwers, grondeigenaars, kooplui, enz. De meeste burgemeesters

stammen ook uit lokale families, die al generaties lang in de streek actief zijn.322 De

beroepsuitoefening bleef ook heel stabiel. Vanaf het einde van de 18de eeuw was de

leidende klasse duidelijk geprofileerd. Het was een burgerij van ambten die niet handelde uit

industriële of commerciële interesse en zijn ontstaan niet zag in de opkomende industriële

activiteit. Het stabiele van de beroepsuitoefening, en daarbij aansluitend van de sociale

positie, is waarschijnlijk eerder een gevolg van de wens een beroep uit te oefenen dat ‘bij de

sociale stand paste’ dan een poging om bepaalde functies te monopoliseren binnen de

groep.

Wat de politieke carrière en de machtsuitoefening van de besproken personen betreft,

kunnen we spreken van een absolute monopoliepositie op lokaal vlak. Gezien de meeste

families zowel katholieken als liberalen, met elkaar verbonden waren dmv. huwelijken, bleef,

om het even wie de verkiezingen won, de macht steeds in handen van dezelfde groep. De

leidende groep vestigde zijn machtspositie niet alleen dmv. huwelijken, maar ook door

318 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne (1848-1894), Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp.84-85 319 J. VERDONCK, “Wij hebben de jongste! Veurnse burgemeesters sinds de Belgische Omwenteling”, Archikrant, Veurne, I, 1999, 9, p. 13 320 ‘Frutten’ is het West-Vlaamse woord voor vluchtten. 321 K. VANDEWALLE, De socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, pp. 172-173 322 J. VAN ACKER, “De burgemeesters van de 5-Art-gemeenten”, Archikrant, Veurne, XIV, 2004, 3, p. 72

Page 108: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

105

cumuleren van politieke mandaten met bestuursfuncties in oa. caritatieve, onderwijs en

culturele instellingen.

Daarnaast is het eveneens zo dat de liberale geaardheid van vele elitaire families in de

meeste gevallen niet duidde op antigodsdienstigheid, maar op de wens tot een grotere

scheiding tussen Kerk en staat.

Het is ook zo dat ze zich als leidende politieke groep verplicht achtten om de lagere klassen

te helpen, door liefdadigheid (vooral naar aanleiding van begrafenissen). Naast een reële

bekommernis lagen vooral motieven als het vergroten van macht en aanzien aan de basis

van hun lidmaatschap in liefdadigheidsverenigingen.323

323 323 K. VANDEWALLE, De socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, pp. 296-299

Page 109: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

106

Hoofdstuk 5: De politieke verzuiling

5.1 Voorstelling van het concept ‘Verzuiling’

Samen met het ontstaan van de constitutionele en democratische natiestaten

werd geheel Europa gekenmerkt door intense conflicten tussen katholieke en antiklerikale

machten betreffende de plaats van de religie binnen een moderne politieke samenleving. Er

zijn altijd wel spanningen geweest tussen de kerk en de staat in Centraal- en West-Europa,

maar de conflicten die omstreeks de 2de helft van de 19de eeuw hun opgang vonden waren

echter van een andere aard.324

Zoals in het hoofdstuk over de politieke situatie in België werd aangehaald ontstond het land

in sferen van unionisme, waar katholieken en liberalen met elkaar samenwerkten. Met het

ontstaan van de liberale partij en een liberale politieke overwinning in 1847 ontstond er een

groeiende sfeer van antiklerikalisme en atheïsme. De spanningen tussen liberalen en

katholieken stegen, vooral naar aanleiding van de debatten over het godsdienstonderricht

in het middelbaar onderwijs en de kloosterwet. Toch zou de echte partijstrijd pas sterk

doorbreken vanaf 1857. Liberalen en katholieken kwamen afwisselend aan de macht. De

spanningen zouden hun hoogtepunt bereiken met de eerder vermelde schoolstrijd van 1879-

1884 onder het liberale bewind, waardoor er een enorme verdeeldheid ontstond in het land.

Dit leidde tot een smadelijke nederlaag van de liberalen in 1884, waardoor de katholieken

tot aan de Eerste Wereldoorlog ononderbroken aan de macht bleven. Deze geschetste

politieke situatie lag aan de basis voor een samenleving, die van cultureel tot politiek niveau

in levensbeschouwelijke segmenten werd opgedeeld. De volledige maatschappij raakte

verzuild en iedereen diende een keuze te maken in welke zuil men een antwoord zou vinden

op alle vragen en behoeften.325

Het fenomeen verzuiling is dus een goeie 130 jaar oud, de term zelf werd pas in de jaren 1950

uitgevonden door Nederlandse sociologen, om dan vanaf 1960 ook in Vlaanderen aanvaard

te worden. De term wordt zowel in wetenschappelijke als in politieke milieus als een

beschrijvende en als een beoordelende term gebruikt, waardoor het wel eens wisselt van

betekenis. De ene keer is verzuiling de neutrale naam voor een bepaald type van

maatschappijorganisatie, de andere keer heeft het een uitgesproken negatieve bijklank.

Hierdoor is het zeer moeilijk om een goed omlijnde definitie van het begrip te geven.

Het gaat bij verzuiling om de levensbeschouwelijke fundamenten van de zuilen. Zuilen zijn

constructies met een ideologische onderbouw. Zuilen ontstaan pas als we te maken hebben

324 C. CLARK en W. KAISER, Culture wars: secular-catholic conflict in nineteenth-century Europa, Cambridge, Cambridge University Press, 2003, p. 1 325 J.C.H. BLOM en E. LAMBERTS, Geschiedenis van de Nederlanden, Baarn, Hbuitgevers, 2004, pp. 257-269

Page 110: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

107

met vrijwillige organisaties op levensbeschouwelijke grondslag ter behartiging van wereldlijke

zaken. Wereldlijke activiteiten worden dus in een levensbeschouwelijk, zelfs godsdienstig

kader georganiseerd.

De verzuiling is dus enerzijds de organisatie van het maatschappelijke leven op basis van

levensbeschouwelijke verscheidenheid en anderzijds is het een zelfgekozen isolement.326

In België zijn er drie zuilen te onderscheiden: een katholieke, een liberale en een socialistische

zuil. Deze zuilvorming is volgens Huyse een laat 19de eeuwse reactie op de gevolgen van de

industrialisering. Het vormde een antwoord op de ingrijpende veranderingen, die gepaard

gingen met de ‘modernisering’: de geleidelijke overgang van een agrarische naar een

industriële samenleving. Deze modernisering is vooral in de 19de eeuw van start gegaan. Heel

wat instituties, die voordien door de godsdienst met elkaar verstrengeld waren, zijn van dan

af een eigen leven gaan leiden en dit fenomeen werd nog versterkt met de industriële

omwenteling. Samen met deze industriële groei rukt ook de urbanisatie op. Velen verlieten

het platteland, in ruil voor de stad. In die steden ontbreken echter nog de nieuwe normen,

die het sociale leven in goede banen doen leiden, maar ook het individu valt uiteen in

verschillende segmenten. Huyse wordt hierin bijgestaan door Raf Vanderstraeten en andere

auteurs zoals Beck, Bax en Laermans, die eveneens van mening zijn dat de verzuiling een

gevolg is van de vermoderniseerde sociale structuren binnen de samenleving.327 Volgens

Clark en Kaiser was het eerder een proces van politieke en sociale veranderingen, die aan

de oorsprong van de conflicten tussen de verschillende zuilen lag. Heel vaak lag de oorzaak

bij een historische constitutionele innovatie en veranderingen binnen het politieke landschap.

Zo verkregen regeringen steeds meer macht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de

toonaangevende eigenschap van een democratie haar competitieve karakter was. Het

conflict tussen de katholieken en de liberalen of antiklerikalen werd uitgevochten binnen de

politiek, waarbij ook de media dan weer een cruciale rol speelde in deze strijd.328

Waarschijnlijk is het een samenloop van de twee opvattingen, die het ontstaan van de

verzuiling inhield.

Beide visies hadden echter tot gevolg dat de samenleving volledig gedesintegreerd werd.

Het is ondermeer als gevolg hiervan dat er tussen 1870 en 1910 heel wat nieuwe politieke,

sociaal-economische en culturele verenigingen ontstaan in België, als een antwoord op de

teloorgang van de oude verbanden. Tussen die verenigingen en organisaties doen er zich

dan ook heel wat dwarsverbindingen voor, waardoor verschillende netwerken en clusters

worden gevormd. Dit gebeurt in Vlaanderen rond twee kernen, namelijk de katholieke kerk

326 L. HUYSE, De verzuiling voorbij, Leuven, Kritak, 1987, pp. 11-15 327 R. VANDERSTRAETEN, “Cultural Values and Social Differentation: the Catholic pillar and its education system in Belgium and the Nederlands”, Compare, XXXII, 2002, 2, p. 134 328 C. CLARK en W. KAISER, Culture wars: secular-catholic conflict in nineteenth-century Europa, Cambridge, Cambridge University Press, 2003, p. 5

Page 111: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

108

en de liberale partij.329 De socialistische partij zou pas later doorbreken, maar is in het kader

van deze masterscriptie te verwaarlozen, aangezien de socialistische partij in Veurne pas na

de Eerste Wereldoorlog zou oprukken.

De verzuiling was dus een verregaande organisatie van het dagelijkse leven op grond van

levensbeschouwelijke verscheidenheid, waardoor aparte werelden ontstaan, die in hun

afzonderlijke verenigingen of als netwerken met de staat transacties aangaan. Toch zou

deze verzuiling niet eeuwig zijn, want een eeuw later, in 1970 was haar oorspronkelijke rol

grotendeels uitgespeeld.

In deze masterscriptie wordt vooral gefocust op deze ideologische tegenstellingen binnen de

bestaande verenigingen in de stad en hoe dit door de politieke overheid gestuurd werd. Uit

de vorige hoofdstukken is te zien, dat er heel wat verenigingen in de stad Veurne actief

waren. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw zullen deze verenigingen allemaal tot een

bepaalde levensbeschouwelijke zuil gaan behoren. In deze masterscriptie ligt de klemtoon

op een culturele vereniging, namelijk de Koninklijke Harmonie St.-Cecilia van Veurne. Zoals

eerder aangehaald zou deze vereniging aanhanger zijn van de liberale zuil. Lange tijd had

ze het monopolie binnen de stad, tot binnen deze sferen van politieke verzuiling aan de

vooravond van de schoolstrijd een concurrerende muziekmaatschappij werd opgericht, die

tot de katholieke zuil zou gaan behoren. Dergelijk fenomeen is ook bij heel wat andere

verenigingen te constateren. Vaak werd een gelijkaardige vereniging opgericht, die dan

enkel voor de aanhangers van de andere zuil toegankelijk was. Het was namelijk zo dat het

liberale verenigingsleven al sinds 1850 een grote opstoot kreeg en na het

moderniseringsproces op het einde van de 19de eeuw, voelden de katholieken aan dat er

een van godsdienst en kerk ontvoogde samenleving zou tot stand komen. De vorming van

een netwerk van katholieke verenigingen en diensten was dan ook een voor de hand

liggende reactie hierop. Op deze manier was ook het culturele en sociale leven in Veurne

door de politieke tweestrijd volledig in levensbeschouwelijke segmenten opgedeeld. Dit had

tot gevolg dat er slechts weinig interactie was met de mensen, die tot de andere zuil

behoorden, gemengde huwelijken waren uit den boze en kinderen werden naar aparte

scholen gestuurd. Deze sociale scheiding deed zich niet enkel voor op het politieke,

syndicale en coöperatieve vlak, maar was ook waarneembaar in het caféleven en in de

kunst- en cultuurbeleving. Enerzijds werd de kloof tussen twee grote bevolkingsgroepen

(liberaal en katholiek) dus breder, maar anderzijds overbrugde het ook gedeeltelijk andere

tegenstellingen, zoals de klassenstrijd en de spanningen tussen Vlamingen en Franstaligen.

329 L. HUYSE, De verzuiling voorbij, Leuven, Kritak, 1987, pp. 18-20

Page 112: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

109

Niettegenstaande de bevolking uiteen liep in totaal gescheiden werelden, was de elite wel

voortdurend in zakelijke communicatie met elkaar.330

5.2 De concurrerende muziekmaatschappij ‘De Melomanen’

De fanfare ‘De Melomanen’ werd gesticht in 1876331 door Raphaël De Spot, die

vanaf 1885 katholiek schepen werd en in 1912 verkozen werd tot burgemeester van de stad.

Deze fanfare zal dan ook in de schoot van de katholieke partij de muziekkunst gaan

uitoefenen.

De term melomaan is afkomstig van het Griekse ‘melos’,

wat lied betekend en ‘manie’, razernij. Het staat voor

iemand, die een hartstochtelijke liefde heeft voor muziek en

die geen gelegenheid overslaat om muziek te horen.332

De maatschappij bestond uit werkende leden, die een

instrument bespeelden en ereleden, die door geldmiddelen

de maatschappij ondersteunden. Als werkend lid moest je

door twee reeds aanvaarde leden in een vergadering

voorgesteld worden en moest men vervolgens door twee

derden van de meerderheid van de overige leden

aanvaard worden. Daarop was je verplicht om de originele statuten te ondertekenen of een

verklaring af te leggen. Wanneer er zich een ex aequo voordeed, was de stem van de

voorzitter beslissend. Om erelid te worden diende men een jaarlijkse bijdrage van minimum

vijf frank te betalen en moest men eveneens het reglement naleven. Daarnaast had de

vereniging uiteraard ook een bestuur, dat zowel door de werkende-, als de ereleden

verkozen werd in de algemene vergadering. Dit bestuur moest bestaan uit een voorzitter,

een ondervoorzitter, een secretaris of schrijver, een schatbewaarder of penningmeester, en

vijf raadsleden, waaronder twee ereleden en drie werkende leden. De voorzitter werd enkel

door het bestuur verkozen. De helft van het bestuur werd eveneens om de drie jaar herkozen.

De fanfare moest een minimum van 5 leden bevatten.333 Bij de aanvang van de fanfare

bestond ze uit een 25-tal leden. Rond de eeuwwisseling waren dit er al 52, wat de grote bloei

van de vereniging weergeeft.334

330 Ibid., pp. 27-28 331 L. HAEFGEBAERT, Terreinverkennend onderzoek naar de geschiedenis van de amateuristische muziekverenigingen in de provincie West-Vlaanderen gedurende de Nieuwste Tijden, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling,. 1984, p. 135 332 VAN DALE, Groot woordenboek der Nederlandse taal, Utrecht-Antwerpen, Van Dale lexicografie, 1995, p. 1792 333 SAV. Pakket ‘De Melomanen’: stichtingsakte der maatschappij: art. 4-15 334 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, De Klaproos, 1996, p.94

Page 113: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

110

Vanaf 1897 werd Raphaël De Spot tot voorzitter van de fanfare aangeduid. Sinds 1901 werd

ook advocaat, katholiek schepen en provinciaal raadslid August Pil lid van de vereniging,

waarvan hij kort daarop ondervoorzitter zou worden.335 In deze zelfde periode was handelaar

René Brys secretaris en Benoit Simpelaere was de tresorier of de penningmeester. Deze

laatste was tevens notaris van beroep en gemeenteraadslid sinds 1888. De fanfare stond

onder de muzikale leiding van muziekmeester Hippolyte Maton, die op korte tijd een grote

artistieke vooruitgang boekte.336

In het reglement van de fanfare stond daarnaast ook nog vermeld dat het verboden was

om zowel als erelid of als werkend lid deel uit te maken van een andere fanfare of

harmonie.337

Het instrument kregen de leden van de fanfare. Hiervoor dienden ze dan ook een schriftelijke

verklaring te tekenen om de ontvangst van het instrument te bevestigen. Men diende het

instrument goed te onderhouden en elke schade, die door de speler zelf werd toegebracht

aan het instrument, diende persoonlijk vergoed te worden. Daarenboven mocht het

instrument ook onder geen enkel beding uitgeleend worden aan iemand anders, of mocht

het bespeeld worden in andere muziekmaatschappijen, herbergen of op andere plaatsen.

Wanneer dit toch gebeurde, kon men na twee overtredingen uit de fanfare worden gesloten

en moest het instrument aan de voorzitter van de maatschappij worden afgegeven.338

Daarnaast zijn de leerlingen eveneens verplicht om naar de muziekschool te gaan, om van

het muziekonderricht te genieten.339

De repetitie ging wekelijks door in het lokaal van de fanfare ‘In de Nieuwpoort-brug’ en ving

aan om 20.30u. Men was verplicht om deze repetitie bij te wonen, tenzij men zich door zware

ziekte of rouw kon verontschuldigen. Indien dit niet het geval was, moest men een boete

betalen van tien centiemen. Het was ook zo dat wanneer men pas na de naamafroeping de

repetitie vervoegde, men eveneens een boete diende te betalen van vijf centiemen.340

Wanneer er feesten en uitstappen waren, zoals concerten, festivals, processies, prijsdelingen,

begrafenissen, enz., was men eveneens verplicht om hierop aanwezig te zijn. Tot slot was

men, op straffe van 25 centiemen boete, ook verplicht om de vergaderingen bij te wonen.341

335 K. VANDEWALLE, De socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, Universiteit Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p. 172 & p. 218 336 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, De Klaproos, 1996, p.94 337 SAV. Pakket ‘De Melomanen’: stichtingsakte der maatschappij: art. 13 338 SAV. Pakket ‘De Melomanen’: stichtingsakte der maatschappij: art. 16-18 339 SAV. Pakket ‘De Melomanen’: stichtingsakte der maatschappij: art. 24 340 SAV. Pakket ‘De Melomanen’: stichtingsakte der maatschappij: art. 20-22 341 SAV. Pakket ‘De Melomanen’: stichtingsakte der maatschappij: art. 26-27

Page 114: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

111

Het was ook gebruikelijk dat men bij het overlijden van een erelid of werkend lid, met de

fanfare de begrafenis ging opluisteren.342

De fanfare droeg een donkergrijs uniform en een hoge kepie met een witte pluim erop

bevestigd. Ze gaven een 3 à 4 concerten per jaar en daarnaast hadden ze eveneens nog

private feesten in hun lokaal.343

De fanfare werd na 1885 als het stadsmuziek aanzien, waarin tal van katholieke schepenen

en vooraanstaanden in het bestuur of als erelid zetelden.344

5.3 De media

Zoals eerder vermeld speelde de pers een zeer belangrijke rol in de strijd tussen

katholiek en liberaal. Niettegenstaande een fysieke uiting van geweld binnen deze strijd

nagenoeg afwezig was, vond er wel een grote hoeveelheid verbaal en grafisch geweld

plaats in de kranten. Deze pers kon de gemoederen echt doen oplaaien en bracht de

spanningen tussen de twee instanties tot een climax in de periode 1870-1914. Toch was het

ook vaak zo dat er grote tegenstellingen terug te vinden zijn tussen de verzuilingsretoriek in de

kranten en de socio-culturele realiteit.345

In Veurne waren er twee lokale kranten aanwezig, één in dienst van de katholieke zuil en één

de liberale zuil. In deze kranten werd er heel vaak gespot met de plaatselijke politieke

prominenten, die tot de andere zuil behoorden. Heel vaak zullen er ook tegenstrijdige

berichtgevingen over hetzelfde onderwerp in terug te vinden zijn. Ze vormen voor mijn

onderzoek belangrijk bronnenmateriaal en zullen nog dikwijls aangehaald worden. We zullen

hier eerst een voorstelling geven van de twee lokale kranten.

5.3.1 Het Advertentieblad (Liberaal)

Het ‘Advertentieblad van Veurne en Arrondissement’ verscheen al in de

Hollandse periode. Het werd gesticht op 1 april 1825 en was sterk orangistisch getint. Al in

1827 werd het programma van het blad in dichtvorm door de uitgever uiteengezet.

Ik wil dat in mijn blad zoo veele staat te lezen, dat het van ieder-een zeer dienstiglijk kan wezen: minnaars van ‘tpolitiek, gij zult daer in zien staen, of koning Karel Dix, naar de mis is gegaan.

Of den grooten Dauphyn zig bezig houd met jaagen en of de emigrés nu ophouden van vragen. Ook of onz’helden in het ver javasche land, tegen die muyters staeg hebben de overhand.

Gij zult zien of den turk, met zijne halve maenen, den oorlog met den Griek zal weten te doen taenen.

342 SAV. Pakket ‘De Melomanen’: stichtingsakte der maatschappij: art. 30 343 D. DEHOLLANDER, Snippelingen uit het vroegere Veurne en ommeland, Veurne, onuitgegeven, sp., 1967 344 L. PLETTINCK, Furnes illustré, Veurne, De Klaproos, 1996, p.94 345 C. CLARK en W. KAISER, Culture wars: secular-catholic conflict in nineteenth-century Europa, Cambridge, Cambridge University Press, 2003, p. 39-40

Page 115: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

112

Of den oploopenden en listigen spagniaard, nog dikwijls maakt gebruik van zijn scherpen poignaerd. Of er in ’t Italiaensche de castrade wil zingen, en of in zwisterland de meyskens geestig springen.

Of in het oostenrijk de zeer vermaarde bank, in plaatse van papier, geeft specien van goeg klank. Of in de noorsche zyd, den keyser aller russen, nog wel in vrede leeft met den koning van Pruyssen, en

of den souvereyn die regeert Engeland over Neptunus plas wil zijn den dwingeland. Of dat in Asia, de sterke Persiaenen, hegten victorie aan hun vroome zegevaanen; of in america den

boom van de vrijheid wast voor ’t gemeene-best, en voor eendragtigheyd…. Men zal van onze merkt de prijzen ook wel geven, zijn de graenen verleegd, of wel zijn zy verheven. Koop-dagen, en besluyt voor alle ambtenaars, verslag van een concert voor muzieke-minnaars… Immers die in mijn blad, wat nuttig wilt doen stellen, of iets dat geestig is aan het publiek vertellen.

Is mij zeer wellekom, als hij niet attaqueert, of eenen fraeyen mesch niet en discrediteert. Lachen, dat is zeer wel, ieder heeft zijn behaegen, en die hem exposeert moet ook lachen verdraegen.

Dit blad is tot den dienst, zoo voor kleyn als voor groot. En ‘k werke voor de eer zoo veel als voor mijn brood. Voor dat ik eindige, en kan ik niet mankeren, van qen ‘tgeëerd publiek, mij te

recommanderen,dat zij inschrijven t’ saem alwaer ’t met duyst gelijk; dit waer een schoone baet en ook een schoon pratyk.

Ik zal van alles wat wekelijks laten lezen, en met de kleine winst zeer wel te vreden wezen; immers ‘k zal alles doen wat de goe reden vraagd, Gelukkig als mijn Blad aan iedereen behaegd.346

Na de totstandkoming van België in 1830 werd het een onafhankelijk informatieblad. Pas

vanaf 1860 zou het Advertentieblad geleidelijk evolueren naar een zeer antiklerikaal

weekblad, waarbij het motto luide: ‘Antiklerikaal….Altijd! Vijandig aan den

godsdienst….Nooit! Vanaf deze periode tot aan zijn dood in 1872 was Pieter Ryckeboer

(°1831) er de drukker en uitgever. Hij werd gevreesd om zijn scherpe pen en schreef het

merendeel van de artikelen.

Hoewel hij de ideologische verdediger bij uitstek was van het liberalisme te Veurne, nam hij

het niet altijd zo nauw met de vrije meningsuiting tijdens de verkiezingsstrijd. Als rijke eigenaar

liet hij toen al zijn huurders bij zich roepen om hen tot de antiklerikale opinie over te halen. Als

sommigen het aandurfden openlijk tegenstand te bieden verklaarde hij ronduit:

‘’t Is wel, maar weet dat ik u plat zal ruineren’.

Na zijn dood werd Ryckeboer opgevolgd door zijn neef Louis Vanden Kerckhove (1848-1903).

Hij zette de door zijn oom gevolgde lijn voort. Nadien nam Camiel Brunein het bewind over.

Het is opmerkelijk dat voor 1871 het Advertentieblad op een eerder gematigde manier uiting

gaf aan zijn antiklerikalisme. De opeenvolgende liberale regeringen verzachtten het in zijn

standpunt. Met de komst van het katholieke kabinet Theux-Malou ( 1872-78) barstte een bom

van verbaal extremisme los: ‘Met zulke princiepen moet er onvermijdelijk een burgeroorlog

ontstaan, waarvan de uitbarsting verhaast wordt, door de toegevendheid en de

medeplichtigheid der klerikale ministers en volksvertegenwoordigers. Ja, we gaan

rechtstreeks naar een bloedige burgeroorlog, zoo de verstandige kiezers weldra geen einde

stellen aan de aanmatiging der geestelijken, aan de inquisitieregering, die den stoffelijken

346 H. DEGRAER, Repertorium van de pers in de arrondissementen Diksmuide, Ieper, Kortrijk, Tielt en Veurne: 1807-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1965, sp.

Page 116: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

113

ondergang van Belgie bewerkt. Het is den tijd, hoog tijd dat het zwart adderengebroed voor

goed aan de deur gesmeten wordt.’

Omdat het Advertentieblad niet meer moest optreden als de verdediger van de gevolgde

politieke koers van de eerder gematigde liberale regeringen, toonde het dus pas vanaf 1872

zijn ware radicale gelaat. Tijdens de schoolstrijd (1878-1884) schaarde het Advertentieblad

zich dan ook hartstochtelijk achter de wet Van Humbeeck. Aanvankelijk werd deze wet zelfs

als veel te gematigd gekwalificeerd. Het weekblad eiste dat de priesters nooit meer in de

klaslokalen godsdienstonderricht mochten geven. Verder eiste ze van de regering dat de

kansel en biechtstoel van overheidswege moesten gecensureerd worden.

De radicale toon werd stopgezet naarmate het Advertentieblad moest ervaren dat het

officieel onderwijs in Veurne-Ambacht steeds meer achteruit ging. Het blad paste zich aan

het lezerspubliek aan en wijdde ellenlange artikels aan het strikt neutraal karakter van het

staatsonderwijs.

Hoewel het Advertentieblad voor heel wat van zijn artikels afhankelijk was van de Belgische

liberale pers, toonde het zich in menig opzicht onafhankelijk. Het had een eigen identiteit, die

maakte dat men het niet zomaar van de hand kon doen als een verzameltrechter van

impliciete of expliciete citaten uit andere persorganen.

Zo werden zowel de doctrinairen als radicalen scherp bekritiseerd. Anno 1873 werden de

doctrinairen er profetisch voor gewaarschuwd langzaam maar zeker alle Vlaamse

landsgedeelten te zullen verliezen bij de parlementsverkiezingen omwille van hun overdreven

voorkeur voor het Franse taalgebruik. Het Advertentieblad beschuldigde hen er bovendien

nog van het Vlaamse volk voortdurend te willen vernederen. Daartegenover werden ook de

radicalen scherp op de korrel genomen. Om hun sociaal en democratisch eisenpakket

kracht bij te zetten weigerden deze soms gezamenlijk ten strijde te trekken met de

doctrinairen tijdens de verkiezeingen. Volgens het Advertentieblad moesten

democratiserende en sociale eisen achtergesteld worden op het antiklerikalisme waarrond

alle liberalen zich eensgezind dienden te scharen.347

Vanaf juni 1896 werd het Advertentieblad de verdediger van Adolf Buyl uit Elsene. Hij was

liberaal volksvertegenwoordiger van het arrondissement Veurne-Diksmuide-Oostende van

1900-1929.

347 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne: 1848-1894, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 14-15

Page 117: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

114

Het blad verscheen wekelijks tweemaal, zowel de zaterdag als de woensdag en werd

verkocht aan de prijs van 8fr. in 1869 en 4fr. in 1897. Het laatste nummer van het blad

verscheen op 9 mei 1914.348

5.3.2 De Veurnaar (katholiek)

Het Advertentieblad vond zijn ideologische tegenhanger in het weekblad De

Veurnaar. De Veurnaar verscheen vanaf 1838 en verdedigde van meet af aan het

katholieke standpunt. Vooral vanaf 1860 raakte het in scherpe polemieken verwikkeld met

het Advertentieblad.

De hoofdopsteller van dit weekblad was vanaf de tweede helft van de 19de eeuw Alexis

Bonhomme (1832-1907). Naast de bijdragen van deze drukker leverde ook de geestelijkheid

een niet onbelangrijk aandeel van de artikelen. Niet enkel de talrijke venijnige suggesties van

het Advertentieblad wezen hierop, maar ook enkele onomstotelijke bewijzen. Zo verklaarde

de zoon van de uitgever tijdens een rechtsgeding in 1890 omtrent al te verregaande

persoonlijke aanvallen in de Veurnaar, dat men in het Bisschoppelijk College beraadslaagde

over het al dan niet inlassen van bepaalde artikelen. De geestelijken, die met de stedelijke

pastorale zorg waren belast, hielden zich afzijdig. Het waren vooral de priesters, die aan het

college verbonden waren, die de bijdragen leverden. Daarnaast verleenden ook nog

seminaristen hun medewerking.

Door de heterogene samenstelling van de redactie vertoonde de Veurnaar ideologisch een

zeer ambigu karakter. In bepaalde nummers stelde het weekblad zich expliciet

ultramontaans voor. Dergelijke artikelen gingen gepaard met scherpe aanvallen tegenover

de liberalen en zelfs de eerder gematigde katholieken. Zij werden ervan beschuldigd zich te

laten meeslepen door allerlei pure tijdsgebonden stromingen. In andere nummers echter was

slechts sprake van een gematigd katholiek standpunt. Vooral tijdens de verkiezingen kwam

deze houding aan het licht. Men deed hierbij zelfs beroep op de gematigde liberalen om

toch maar voor de katholieken te stemmen.349

De Veurnaar verscheen wekelijks eenmaal op woensdag en werd ook nog na de Eerste

Wereldoorlog verder gezet.350

Naast de artikels van de uitgevers stonden er heel vaak in beide kranten bijdragen van

correspondenten. Daarnaast was een derde van het blad nog gevuld met allerhande 348 H. DEGRAER, Repertorium van de pers in de arrondissementen Diksmuide, Ieper, Kortrijk, Tielt en Veurne: 1807-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1965, sp. 349 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne: 1848-1894, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 15-16 350 H. DEGRAER, loc.cit

Page 118: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

115

nuttige advertenties. Deze aspecten wijzen erop dat de beide kranten wel een breed

lezerspubliek hadden.

Uit de inhoud van de Veurnaar bleek ook dat heel wat Veurnaars zich op beide kranten

abonneerden. Het viel frequent voor dat vooraanstaande katholieken en geestelijken van

Veurne en Nieuwpoort aan bisschop Malou (1849-1864) of zijn opvolger Faict (1865-1893) de

toestemming vroegen om liberale kranten te mogen lezen. De bisschoppen gaven zo goed

als altijd hun toestemming op voorwaarde dat de lectuur ‘ex animo impugnandi’

geschiedde en men tegelijkertijd als tegengewicht een katholieke krant las.

Toch waakte bisschop Faict ook over het leesgedrag van bepaalde vooraanstaande

katholieke families. Hij maakte zich vooral zorgen om de kinderen, die door het lezen van

liberale kranten in een ander ideologisch vaarwater zouden kunnen terechtkomen.

Rond het tijdstip van de abonnementsvernieuwing zou zowel de liberale media, als de

katholieke krant hun lezers allerlei zedenpreken en waarschuwingen meegeven: ‘Ouders en

meesters, gij alle echte volksvrienden, opgepast en gewaakt! Leest en aanveerdt geen

andere dan goede dagbladen, die gij gerust in de handen van eenieder moogt laten

komen! Raadpleegt hiering uwe geestelijke bestierders, wijze en rechtschapen lieden, die als

goede vaderlanders en vrome christenen gekend zijn. Meer dan één huisgezin is door een

slecht dagblad in schande en verdriet gebracht.

Niettegenstaande de katholieke krant een ruime aanhang kende, kon ook de liberale krant

op heel wat lezers rekenen in de stad Veurne. Het platteland, waar er nog een scherpe

sociale controle kon uitgeoefend worden, werd dan weer overheerst door katholieke

volgelingen. Toch had de liberale pers er enkele uitstralingsmogelijkheden. Vooreerst waren

er de zeldzaam voorkomende overtuigde liberalen, veelal grondeigenaars, brouwers,

officiële onderwijzers, notarissen, geneesheren, enz. Hun economische en intellectuele status

liet hen toe om af te wijken van de overwegende politieke gedragswijzen. Een ander middel

om er de liberale ideeën te propageren was de uitoefening van dwang. Overtuigde liberale

eigenaars deinsden er niet voor terug hun pachters tegen hun wil in een abonnement van

het Advertentieblad op te dringen. Het Advertentieblad zelf bestempelde deze dwingelandij

als een heilzaam propagandamiddel. Ze spoorde de liberale (groot)grondbezitters aan om

hun landerijen te verpachten onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de pachters zich

(desnoods kosteloos) op een liberale krant zouden abonneren.

Ook de herbergiers vormden een trouw abonnementenpubliek. Het uitgesproken vijandige

gedrag van de plattelandsclerus ten opzichte van drinkgelagen en danspartijen versterkte

hun uitgesproken antiklerikale mentaliteit. Liberale kranten werden in de herberg ter

beschikking gesteld aan de stamgasten. Dit laatste mag echter niet veralgemeend worden.

Het antiklerikalisme onder de herbergiers hing grotendeels af van de tolerantiegraad van de

Page 119: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

116

plaatselijke clerus, dat varieerde van een begrijpende stilzwijgendheid tot verbeten

puritanisme.

Naast het meer stedelijk gerichte Advertentieblad poogden de liberalen tweemaal tijdens

de 19de eeuw een specifiek op het platteland georiënteerde pers te introduceren.

Eerst Veurne-ambacht (1849-1853), een blad dat door Charles Rogier gesubsidieerd werd.

Pas veel later, nl. in 1895 dirigeerde de liberale plaatselijke volksvertegenwoordiger Adolf Buyl

vanuit Brussel ‘Ons Blad’.

Aangezien het liberalisme niet zo best floreerde op het platteland werd hierin een veel

zachtere ideologische aanpak gebruikt dan in de steden. Via allerlei nuttige

landbouwinformatie en het inspelen op de rancunes van de landbouwers tijdens crisisjaren,

wilde men er het liberalisme langzaam maar zeker laten binnensijpelen.351

5.4 De concurrentiestrijd

In dit onderdeel is het de bedoeling om de eigenlijke concurrentiestrijd en rivaliteit

tussen de twee harmonieën van een verschillende zuil te gaan onderzoeken gedurende de

periode 1870-1914, het hoogtepunt van de spanningen gedurende de politieke verzuiling.

In de lokale kranten zijn al vanaf 1874 aanklachten tegenover de andere zuil in de stad terug

te vinden. Zo klaagt het Advertentieblad aan dat de klerikale kranten vaak spreken van

onzedelijkheid in wereldlijke scholen, theaters, liberale verenigingen, … Overal werden er

schandalen gezien. Volgens het Advertentieblad worden de feiten enkel beoordeeld

naargelang het om een aangelegenheid van liberale of klerikale kleur ging.352

De kranten worden ook heel vaak gebruikt als rekruteringsmiddel om mensen aan te sporen

zich tegenover de andere zuil te verzetten. Zo probeert het Advertentieblad in 1875 haar

lezers te overhalen om hun kinderen naar Staatsscholen te sturen en niet naar het katholiek

onderwijs of ze poogden de herbergiers te overtuigen, dat de klerikalen hun vijanden

waren.353

De concurrentiestrijd binnen Veurne verliep heel vaak op een manier, dat telkens er een

bepaalde feestelijkheid of bijeenkomst was van de ene zuil, de andere zuil er alles aan deed

om net op hetzelfde moment iets te organiseren. Zo maakt het Advertentieblad melding van

een concert bij de liberale koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’, dat in 1878 niet aan

de concurrentie van de klerikalen ontsnapte. De katholieken organiseerden namelijk net op

351 R. MORTELMANS, Politieke machtsstrijd in het arrondissement Veurne: 1848-1894, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, pp. 19-21 352 Het Advertentieblad: 28 februari 1874 353 Het Advertentieblad: 28 augustus + 11 september 1875

Page 120: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

117

het zelfde moment een voordracht van een priester van Brugge over Midden-Afrika, om zo

heel wat volk van bij het concert van de koorzangers weg te houden.354 Deze

concurrentiestrijd verliep alsmaar heviger. In 1883 veroordeelde De Veurnaar alle

genootschappen, zowel letterkundige, landbouwkundige als muzikale, waar de liberalen

aan de macht zijn en waarschuwde de bevolking voor deze verenigingen, waar een liberaal

aan het hoofd stond.355 Wanneer in 1887 heel wat liberale verenigingen niet konden

deelnemen aan de plechtigheden ter gelegenheid van de komst van de deken, omdat ze

door het stadsbestuur te laat verwittigd werden en dus niet voldoende tijd hadden om hun

bestuursraad samen te roepen en over de invitatie te overleggen, werden ze door De

Veurnaar hiervoor fel bekritiseerd. Het Advertentieblad verdedigde zich door te stellen dat

burgerlijke en liberale verenigingen niets te zoeken hadden bij godsdienstige feesten.356 Deze

concurrentiestrijd escaleerde nog verder binnen de stad. In 1899 werd opgemerkt door Het

Advertentieblad dat ‘telkenmaal een feestje wordt ingericht buiten de medewerking van het

stadsbestuur, ook iederen keer onze stadhuisbazen hetzelve zoeken tegen te werken zooveel

zij maar kunnen’. Zo richtte het stadsbestuur tegelijkertijd met de feesten van de wijk Het

Sasje, waar ook het Sasje-muziek op aanwezig was, een concert in, gegeven op de kiosk op

de Grote Markt door een muziekmaatschappij van Tielt. Hiermee probeerde men het volk

naar de Grote Markt te trekken, wat volgens de auteurs van het liberale blad een

tevergeefse poging was geweest.357 Zo ook schreef de Veurnaar in 1890 dat ter gelegenheid

van het festival voor de inhuldiging van een borstbeeld van kapitein Hanssens ‘de liberalen

van Veurne alles gedaan hebben wat in hunne macht was om de feeste te doen

mislukken’.358

Deze rivaliteit tussen de twee zuilen komt dus op alle vlakken terug in de Veurnse

samenleving, waarbij zowel het stadsbestuur, openbare instellingen, als culturele

verenigingen er niet voor terugdeinsden om de concurrerende zuil tegen te werken.

5.5 Netwerkvorming

In België zijn er gedurende de periode 1870-1914 drie grote netwerken te

onderscheiden: een katholieke, een liberale en een sociale. Deze laatste zal in deze studie

echter niet verder behandeld worden, aangezien er in de stad Veurne voor 1914 geen

sprake was van een sociale zuil. Dit kwam vooral door de aanwezigheid van de Liberale

Burgers en Werkmanskring, waarin de Veurnse arbeiders verzameld waren. Binnen deze

netwerken kunnen er twee grote kenmerken worden aangehaald. Enerzijds is er telkens een 354 Het Advertentieblad: 9 februari 1878 355 De Veurnaar: 29 december 1883 356 De Veurnaar: 9 juli 1887 + Het Advertentieblad: 16 juli 1887 357 Het Advertentieblad: 2 september 1899 358 De Veurnaar: 3 september 1890

Page 121: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

118

gemeenschappelijke visie op mens en samenleving te constateren. Daarnaast vormen de

interne structurele banden de belangrijkste eigenschap. Door elk netwerk lopen draden, die

de componenten aan elkaar moeten koppelen. Er zijn financiële vervlechtingen en

daarnaast ook de vele ruilverhoudingen tussen de organisaties van een netwerk. Dergelijke

netwerken maken op drie manieren overkoepelingen. Enerzijds verbindt ze de territoriaal-

verspreide verenigingen van een zelfde werksoort, daarnaast worden er banden gesmeed

tussen organisaties, die op verschillende terreinen werkzaam zijn en tot slot ook tussen de

concurrerende belangengroepen.359

Het idee achter dergelijke netwerken komt door het feit dat de verschillende zuilen

tegenover elkaar strijd voeren en daarom nood hebben aan offensieve en defensieve

bondgenootschappen.

De componenten van de netwerken zijn op vele manieren met elkaar vervlochten. Er is

sprake van zowel een verticale als een horizontale integratie. Eerst zijn kleine, autonome

verenigingen in nationale federaties samengebracht. Daarna zijn boven deze nationale

verbonden koepels getrokken. Tot slot komen deze koepelorganisaties tot horizontale

integratie. Deze samenwerking kan zowel een permanent karakter als een tijdelijk hebben.

Het samenspel tussen deze organisaties draagt dan natuurlijk ook bij tot de politieke

doeleinden.360

De spanningen en de aanklachten tegenover de concurrerende muziekmaatschappij en

tegenover het stadsbestuur, kwam vooral tot uiting in de lokale persorganen. Dit is echter niet

weinig verwonderlijk, als we zien dat de personen, die aan het hoofd stonden van de

kranten, zeer nauwe banden hadden met het verenigingsleven. Zo was de uitgever en

auteur van het Advertentieblad Pieter Ryckeboer besturend lid van bijna al de

liberaalgezinde culturele verenigingen van Veurne. Binnen de harmonie St.-Cecilia was hij

werkend lid vanaf 1849 en bestuurslid sinds 1862. In 1866 stichtte hij zelf de Veurnse

koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’. Ook zijn opvolger Louis Vanden kerckhove was

sinds 1873 lid van de harmonie en zetelde in het bestuur vanaf 1878 tot aan zijn dood in 1903,

waar hij voor een lange periode de taak van secretaris waarnam. Daarnaast oefende hij

rond de eeuwwisseling ook het voorzitterschap van de liberale koorzangerskring uit. Of de

uitgever van de Veurnaar, Alexis Bonhomme, ook banden had met de katholieke fanfare De

Melomanen kan niet achterhaald worden, aangezien de bronnen van deze fanfare

verdwenen zijn.

In de theorie over verzuiling werd gezegd dat er tussen de verschillende verenigingen heel

wat dwarsverbindingen ontstonden, die zo verschillende netwerken en clusters vormden. Dit

359 L. HUYSE, De verzuiling voorbij, Leuven, Kritak, 1987, p. 49 360 L. HUYSE, De verzuiling voorbij, Leuven, Kritak, 1987, pp. 52-56

Page 122: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

119

was ook in Veurne het geval. Zo werd voordien besproken dat er tussen de harmonie St.-

Cecilia heel vaak samenwerkingen waren met bevriende liberale verenigingen voor het

geven van concerten of het houden van bals. Wanneer we echter deze verenigingen van

ietwat dichter bij gaan bekijken, zien we dat heel wat bestuursleden van de ene vereniging,

ook lid waren van de harmonie. We zullen dit kort weergeven in een overzicht:

Liberale Verenigingen:

Vereniging Naam Lidmaatschap Harmonie St.-Cecilia

Rederijkerskamer ‘Arm in den beurs’ of Rhetorika

Auguste Houtsaeger

Voorzitter Bestuurslid sinds 1894

Koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’

Pieter Ryckeboer Stichter-Voorzitter: 1866-1872

Bestuurslid sinds 1862

Koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’

J. Steyaert Voorzitter: 1872 Muziekmeester sinds 1876 tot 1885

Koorzangerskring ‘De Verenigde Vrienden’

Louis Vanden Kerckhove

Voorzitter: 1885 Bestuurslid sinds 1878

Schuttersgilde St.-Sebastiaan

Edouard Bieswal-Bricoult

Voorzitter: 1860 Kapitein sinds 1865

Schuttersgilde St.-Sebastiaan

Emile Van Staen Voorzitter Erelid sinds 1861

Bijstandsvereniging ‘Help U zelve’

Adolphe De Hoon Voorzitter: 1896 Bestuurslid sinds 1888

Het Willemsfonds Adolphe De Hoon Voorzitter: 1881-1885

Bestuurslid sinds 1888

Het Willemsfonds Karel Barbier Voorzitter: 1885-1924

Bestuurslid sinds 1895

Het Willemsfonds Prosper Terlinck Secretaris: 1907 Bestuurslid sinds 1901

Heel vaak waren leden van de harmonie St.-Cecilia ook lid van een andere liberale

vereniging. Zo zetelden voorzitter Julien Andries, bestuurslid Adolphe Dehoon en eveneens

voorzitter van de rederijkerskamer en bestuurslid van St.-Cecilia Auguste Houtsaeger, ook in

het bestuur van het Willemsfonds.361 Dit geeft goed weer wat met de netwerkvorming

bedoeld wordt.

361 Y. WINNOCK, Geschiedenis van het Willemsfonds Veurne-De Panne, 1907-2007, Si, Sn, 2007, p. 19

Page 123: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

120

Katholieke verenigingen:

Vereniging Naam Lidmaatschap Fanfare De Melomanen

Pensioensgilde ‘Zorgen voor morgen’

Raphaël De Spot Erevoorzitter: 1901 Stichter-Voorzitter sinds 1876

Kruisbooggilde St.-Joris

Raphaël De Spot Bestuurslid: 1896 Stichter-Voorzitter sinds 1876

Kruisbooggilde St.-Joris

Edmond Van Hee Voorzitter: 1896 Bestuurslid sinds 1899

Sodaliteit Edmond Van Hee Bestuurslid: 1887 Bestuurslid sinds 1899

De Vlaamse lettergilde

Edmond Van Hee Stichter: 1899 Bestuurslid sinds 1899

Koorzangerskring St.-Cecilia

Auguste Pil Voorzitter: 1905 Bestuurslid sinds 1901

Sodaliteit Auguste Pil Bestuurslid: 1887 Bestuurslid sinds 1901

Pensioensgilde ‘Zorgen voor morgen’

Auguste Pil Voorzitter: 1900 Bestuurslid sinds 1901

Kruisbooggilde ‘St.-Joris’

Auguste Pil Bestuurslid Bestuurslid sinds 1901

Bron: K. VANDEWALLE, De socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914, Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, pp. 150-217 Aangezien we niet beschikken over uitgebreide gegevens, wie er in de fanfare De

Melomanen actief was, kunnen we moeilijk vaststellen, met welke andere katholieke

verenigingen zij nog verbanden hadden. Toch kan met zekerheid gezegd worden, dat er

soms werd samengewerkt met de katholieke koorzangerskring ‘St.-Cecilia’ tijdens concerten

in de stad. Dit kon in het katholieke weekblad De Veurnaar worden vastgesteld, wanneer zij

een verslag bracht van de gegeven concerten bij de Melomanen.

Daarnaast zijn ook heel wat verbanden te constateren tussen de leden van het stadsbestuur

en de muziekmaatschappijen.

Page 124: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

121

Liberaal:

Naam Functie Stadsbestuur Periode Functie St.-Cecilia Auguste Behaeghel

Burgemeester 1861-1878 Erelid

Adolphe De Hoon

Schepen 1874-1884 Bestuurslid

Louis Houtsaeger Raadslid 1878-1884 Erelid Hubertus Dewitte Raadslid 1866-1884 Kapitein Karel Bernier Raadslid 1866-1878 Erelid Theodore Brycx Raadslid 1866-1885 Erelid Gustave Desmedt

Raadslid 1864-1875 Voorzitter

Hector De Prey Burgemeester en schepen

1878-1979 Voorzitter

Louis Ollevier Burgemeester en schepen

1881-1885 Erelid

Désiré De Keuwer

Schepen 1873-1885 Bestuurslid

Milo Decae Raadslid 1873-1886 Bestuurslid Karel Barbier Raadslid 1876-1885 Bestuurslid Daniël De Haene Burgemeester 1885-1912 Erelid Katholiek:

Naam Functie Stadsbestuur

Periode Functie Melomanen

Raphaël De Spot Burgemeester en schepen

1912-1918 Stichter-voorzitter

Benoit Simpelaere Raadslid 1888-1899 Tresorier Auguste Pil Schepen 1885-1920 Ondervoorzitter Er kunnen niet veel meer namen in de tabel van de katholieken worden geplaatst,

aangezien niet met zekerheid kan gezegd worden welke functie ze binnen de fanfare

hadden door het verlies van de bronnen. Toch ben ik ervan overtuigd dat katholieke

vooraanstaande politieke raadsleden zoals René Degrave, Charles Demeester en Emmerie

Caillau ook wel besturende- of erefuncties zullen hebben uitgeoefend binnen de fanfare.

Uit voorgaande tabellen is te zien dat heel wat vooraanstaande personen (advocaten,

grondeigenaars,…) uit de stad een politieke functie vervulden. Er werd door Karin

Vandewalle vastgesteld dat deze lokale politieke machthebbers slechts weinig interesse

hadden in het actief deelnemen aan een kunstzinnige vereniging. Zo zien we dat ze zich

vooral beperkten tot een bestuurlijke functie of enkel erelid waren. Bij verenigingen, die een

duidelijke politieke zuil onderhielden, werd ook veel sneller toegetreden, dan tot eerder

Page 125: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

122

neutrale maatschappijen.362 Dit moet toch enigszins wat genuanceerd worden, want ik heb

zelf kunnen constateren, dat de meeste bestuursleden binnen de harmonie St.-Cecilia, wel

degelijk ook spelend lid waren en dus binnen de harmonie een instrument beoefenden en

muziek speelden. Het was slechts voorzitter Julien Andries-Van Severen, die zich beperkte tot

zijn taak als voorzitter. Het is natuurlijk wel evident dat de ereleden geen muzikale bijdrage

leverden binnen de harmonie.

Volgens artikel 21 van het reglement is het zo dat voor verkiezingen of benoemingen tot

openbare ambten van leden van de harmonie die in stad verbleven, er door de harmonie

St.-Cecilia voor hun eer een serenade zou gespeeld worden. Zo werd er in februari 1879 voor

de aanstelling van hun voorzitter De Prey tot arrondissementscommissaris van Veurne een

serenade gegeven voor zijn huis.363 In het reglement werd dit eerbetoon ook voorbehouden

voor leden van de wetgevende kamers of de provinciale raad en voor de aanstelling van de

burgemeester en de schepenen van de stad. Deze laatste maatregel dateert uit het

reglement van 1860, waar de politieke spanningen nog niet zo hoog opliepen. Toch is het wel

opmerkelijk, dat de liberale harmonie geen enkele keer heeft deelgenomen aan

inhuldigingsfeesten van katholieke politiekers. Zoals verder nog besproken wordt, heeft ze

geweigerd om deel te nemen aan de inhuldigingsplechtigheid van de katholieke

burgemeester van de stad Daniël Dehaene in 1885, met als reden dat ze niet deelnam aan

politieke manifestaties. Wel zouden ze dan weer aanwezig zijn op de overwinning van de

liberalen bij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1875. De harmonie ging

stoetsgewijs, gevolgd door kiezers en andere liberale verenigingen zoals de schuttersgilde St.-

Sebastiaan en de rederijkerskamer Rhetorika, naar het lokaal van de liberale associatie, waar

de liberale overwinning rijkelijk gevierd werd.364 Ook de aanstelling van hun eigen voorzitter

Hector De Prey als burgemeester in 1878 werd door de harmonie bijgewoond. Het was zelfs

zo dat voormalige liberale burgemeesters bij hun overlijden door de harmonie in de

rouwstoet werden begeleid door treurmarsen, zoals dit in 1889 gebeurde bij de begrafenis

van Louis Ollevier. Toch zou van dit artikel in het reglement worden afgestapt, want bij de

hervormingen in 1892 is niets meer van het artikel te bespeuren en worden er ook geen

dergelijke maatregelen meer opgenomen in het reglement.

Dergelijke gegevens zijn echter wel geen eenzijdige bevinding, want ook langs de katholieke

kant kwamen dergelijke gebruiken voor. Zo zou op 10 september 1899 een jubelfeest worden

georganiseerd door de Katholieke Kring, voor de 25ste verjaardag als lid van de Bestendige

Afveerdiging van den Raad der Provincie van Edmond Van Hee. Hierop waren enkel

362 K. VANDEWALLE, De socio-politieke elite van Veurne en Diksmuide 1830-1914,Gent, RUG, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, pp. 253-260 363 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering februari 1879 364 Het Advertentieblad: 30 oktober 1875

Page 126: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

123

katholieke verenigingen aanwezig, waaronder eveneens de katholieke fanfare De

Melomanen.365

Dat de harmonie ook door heel wat politieke figuren in de stad geliefd was, is eveneens te

merken aan hun financiële schenkingen. Zo schonk de liberale burgemeester Behaeghel

regelmatig een persoonlijke som geld aan de harmonie. In 1876 schonk hij de harmonie

200fr.366 Na zijn dood in 1878 werd eveneens het Behaeghelfonds opgericht, dat 15000fr.

bedroeg. Dit bedrag werd steeds aangevuld met schenkingen van Veurnse liberale

notabelen. Hiervan zouden de intresten gebruikt worden voor het ondersteunen van

artistieke en kunstzinnige verenigingen en het officiële onderwijs in Veurne.367 Dit fonds werd

bijgehouden door Adolphe De Hoon en de harmonie ontving hiervan jaarlijks een som van

100fr. Vanaf 1897 verminderde dat bedrag naar 85fr. Ook andere verenigingen zoals de

rederijkerskamer ‘Arm in den beurs en van zinnen jong’, het Behaeghelgenootschap en de

spaarkas ontvingen gelden uit dit fonds. Niet toevallig allemaal liberale verenigingen.

5.6 Lasterende Naamgeving

Heel opmerkelijk waren de scheldnamen die gebruikt werden om een andere

vereniging of krant te benoemen. Zo werd de krant de Veurnaar door het Advertentieblad

heel vaak aangesproken als ‘Het Leugenaartje’ of het ‘Priesterbladje’. De auteurs van de

artikels worden wel eens spottend ‘de heilige schrijvers’ genoemd. De fanfare De

Melomanen werd dan weer vaak het Tapmuziek genaamd en de leden de Tapmannen,

alluderend op de verbanden met caféaangelegenheden. Soms kregen ze ook de benaming

de ‘Tsjeefs’ of de Meelmannen. De Veurnaar benoemde de concurrerende liberale krant

dan weer vaak met ‘Het Pretentieblad’368 en de liberalen zelf werden als geuzen

bestempeld.

5.7 Rivaliteit tegenover de andere muziekmaatschappij

In de bronnen van de harmonie St.-Cecilia werd voor het eerst door de voorzitter

De Prey op 24 april 1876 melding gemaakt, dat er zich binnen de stad geruchten de ronde

deden, dat er een nieuwe vrije en onafhankelijke muziekmaatschappij zou worden

opgericht. Niettegenstaande er weinig geloof werd gehecht aan deze geruchten, moet het

bestuur toch wel een zekere achterdochtigheid aan de dag hebben gelegd, want ze

vreesden dat deze nieuwe maatschappij hun werkende leden zou trachten aan te werven.

Dat wantrouwen zou uiteindelijk wel gegrond blijken, want in 1876 werd de fanfare De

365 De Veurnaar: 13 september 1899 366 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering december 1876 367 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering mei 1878 368 Pretentie is het west-vlaams woord voor hoogmoed

Page 127: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

124

Melomanen opgericht. Meteen werd een nieuwe maatregel in het leven geroepen, namelijk

dat elk werkend lid dat zou deelnemen aan een andere instrumentale of werktuigelijke

muziekmaatschappij, aanzien zou worden als ontslaggevend binnen de harmonie St.-Cecilia.

Deze nieuwe regeling werd in de eerstvolgende repetitie aan de leden bekend gemaakt.369

De daad werd dan ook meteen bij het woord gevoegd, toen men vaststelde dat een

werkend lid van de harmonie St.-Cecilia, een zekere Gustave Paret, zich in november 1876

had aangesloten bij de fanfare De Melomanen. Dat vormde dan tevens ook de bevestiging

dat er wel degelijk een nieuw muziekgenootschap werd opgericht. Nadat de heer Paret zich

voor het bestuur van de harmonie diende te verantwoorden en toegaf dat hij actief lid was

van de nieuwe fanfare, werd hij meteen ontslagen als lid van de harmonie St.-Cecilia.370

In de lokale kranten werd de kundigheid van het ander genootschap heel vaak afgebroken.

Wanneer in 1877 De Veurnaar een lofzang afstak over het katholieke fanfaregenootschap

De Melomanen en de juistheid van het uitvoeren van hun muziekstukken, reageert het

Advertentieblad meteen door te stellen dat de fanfare misschien wel een ‘pas redoublé’ kon

spelen, maar niet in staat was om een kundig en groot muziekstuk uit te voeren.

‘Om een muziekstuk uit te voeren, moet men muzikanten hebben. En zijn er wel muzikanten in

het fanfaren troepje? Zijn er onder de twintig Melomanen wel zes, die betamelijk muziek

kunnen spelen? Zijn er wel drie die kunnen solfiëren? Zijn er wel twee, die den fa-sleutel

kennen?’ Hierna werd dan de bekwaamheid van de harmonie St.-Cecilia geprezen en haar

uitstekende muzikanten.

Daarenboven verweet De Veurnaar St.-Cecilia ervan een politieke maatschappij te zijn,

terwijl het Advertentieblad dan weer net De Melomanen als een politieke vereniging

bestempelde, omdat zij een manifestatie van de katholieken muzikaal opvrolijkten.371

Een ingezonden artikel bespotte de fanfare door hun aangekondigd concert te bespreken.

Dat was namelijk volledig mislukt door een hevige regenval. De auteur bestempelde dit als

een straf van god, omdat de fanfare partijtwisten had doen ontstaan, vreedzame burgers

tegen elkaar had opgezet en het stadsbestuur belasterde.372

In december 1888 werd door een liberaal een artikel ingezonden naar het Advertentieblad,

waarin hij een avondfeest bij de Melomanen bekritiseerde. Hij zag het feest als een wereldlijk

feest, net iets wat door de katholieken en De Veurnaar voorheen sterk afgekeurd werd. Toch

zouden de Melomanen nu eveneens dergelijke avondfeesten en concerten geven, alsook

369 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering april 1876 370 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering november 1876 371 De Veurnaar: 18 juli 1877 + 21 juli 1877 372 Het Advertentieblad: 18 augustus 1877

Page 128: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

125

bollingen, net zoals de harmonie St.-Cecilia.373 De Veurnaar reageerde onmiddellijk door een

gelijkaardig artikel te publiceren over hoe de harmonie St.-Cecilia haar patroonfeest had

gevierd. Dit gegeven werd sterk bespot: ‘Gelijk men ziet, ’t is de maatschappij van Sinte, dat

is heilige Cecilia, en al die liberalen, al die geuzen die zelfs ’s zondags naar de mis niet meer

gaan, die in hunne gazette boffen en stoffen met dood zonder biechte of berechten, die

vreemde sprekers doen komen om uit te vallen tegen Paus, Kerk, misse en biecht, al die

mannen vieren, ter gelegenheid van hun patroonfeest; zij hebben eene patroonesse, eene

sinte, eene heilige!!374

In de volgende nummers van de beide kranten werd over de twee muziekmaatschappijen

venijnig heen en weer geschreven. De klerikalen werden als ezels verweten, omdat ze

aannamen dat alle genootschappen, die een heilige of een patrones tot bescherming had,

ook katholiek dienden te zijn.375 Hierop werd door De Veurnaar niet meer gereageerd.

Enige tijd later, in mei 1889, werd opnieuw gespot met de Melomanen. Zij zouden de voorbije

zondag door de stad hebben gewandeld, waarbij de liberalen dachten dat dit was om een

serenade te geven aan het katholieke gemeenteraadslid en rechter René Degrave voor zijn

benoeming tot ‘Pro Ecclesia et Pontifice’. Toch was dit niet het geval en gaven ze

gewoonweg een serenade na de hoogmis.376

De aanklachten tegenover het andere muziekgenootschap liepen nog steeds verder op,

want in 1890 gaf het Advertentieblad dan weer kritiek op het repertoire van De Melomanen.

Het was namelijk zo dat ze voor twee concerten hetzelfde programma hadden gebruikt:

‘maar t’is waar, de brave jongens waren reeds zes maanden aan het studeren om die 5

stukjes min of meer aan te leren’.377

Gedurende de periode 1891-1898 is het alsof er in beide kranten een staakt-het-vuren werd

afgekondigd, want er zijn geen lasterende artikels tegenover de andere vereniging terug te

vinden. Dit kan waarschijnlijk verklaard worden, doordat de harmonie St.-Cecilia zich van dan

af niet veel meer binnen de stad vertoonde. De Veurnaar verdedigde ‘haar’

muziekgenootschap nog wel, door haar mooie prestaties in de verf te zetten. Hierbij haalde

ze aan dat De Melomanen een steeds grotere vooruitgang boekten, terwijl St.-Cecilia

achteruit ging.378 Vanaf 1899 zouden er in het liberale blad opnieuw artikels verschijnen, die

gericht waren tegen het andere muziekkorps. Zo vermelde Het Advertentieblad in 1899 een

artikel over het feit dat de leden in de fanfare De Melomanen enkel afkomstig waren van de

werkende klasse, die verplicht zijn zich lid te maken, terwijl de harmonie St.-Cecilia uit alle

373 Het Advertentieblad: 1 december 1888 374 De Veurnaar: 5 december 1888 375 Het Advertentieblad: 12 januari 1889 376 Het Advertentieblad: 18 mei 1889 377 Het Advertentieblad: 9 augustus 1890 378 De Veurnaar: 5 augustus 1891

Page 129: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

126

standen van de bevolking bestond. Hierbij werd vooral de dwang aangeklaagd, die door de

klerikalen werd toegepast tegenover hun werkmansvolk.379

Verder werd ook nog de concertopvoering en het publiek van het Sasje-muziek, onderdeel

van de harmonie St.-Cecilia, geprezen terwijl de concerten van De Melomanen omschreven

werden als ‘misbaksels’ en hun toehoorders slechts ‘schavuiten’ waren.380 Heel vaak werd in

het Advertentieblad het niveau tussen de beide muziekmaatschappijen vergeleken. Het was

namelijk een feit dat de harmonie St.-Cecilia een hogere faam en bekendheid verwierf, dan

het stadsmuziek De Melomanen. St.-Cecilia had ook steeds kunnen beroep doen op hoog

gekwalificeerde dirigenten, die de harmonie muzikaal op topniveau brachten. De

Melomanen hielden zich eerder bezig met het opluisteren van processies, stoeten en

inhuldigingen.381

In 1906 bekritiseerde Het Advertentieblad De Melomanen bij hun afwezigheid op de viering

van de prijsdeling van de stadsmeisjesschool. Hierbij vroeg het blad zich af of het stadsmuziek

enkel een toelage verkreeg om in processies en op klerikale feesten te spelen, terwijl hun

toelage toch zowel door klerikalen als door liberalen betaald werd. Daarenboven ging het

om een stadsviering, waarbij het stadsmuziek toch diende aanwezig te zijn.382

In de daarop volgende jaren waren de betichtingen in de lokale kranten tegenover de

andere muziekmaatschappij tamelijk afgezwakt. Er werd nog wel kritiek gegeven, maar dat

was meestal het gebruikelijke commentaar op het niet aanwezig zijn op stedelijke feesten.

De reden voor deze afzwakking kan misschien gelegen zijn in het feit dat er in de laatste 10

bestudeerde jaren andere uitgevers en auteurs de artikels schreven, die dan ook minder

banden hadden met de muziekmaatschappijen. Het was wel nog steeds zo, dat de andere

zuil op politiek vlak en op vlak van het onderwijs sterk werd gehekeld. Het veroordelen van

de culturele verenigingen werd wat meer achterwege gelaten.

Toch zou voor bepaalde aangelegenheden ook regelmatig tegelijkertijd door de beide

muziekmaatschappijen zijn opgetreden binnen de stad. Zo speelden de harmonie St.-Cecilia

en de fanfare De Melomanen in 1886 beurtelings treurmarsen op de begrafenis van

Florimond Deetens, voorstander van de liberale verenigingen, maar tevens

gemeenteraadslid, waardoor het stadsmuziek ook op de plechtigheid aanwezig was .

Eveneens bij het bezoek van Prins Albert van België in 1903 traden beide verenigingen op.

Toen speelden de beide muziekmaatschappijen achtereenvolgens een concert op de kiosk

op de Grote Markt.383

379 Het Advertentieblad: 30 september 1899 380 Het Advertentieblad: 2 september 1899 381 D. DEHOLLANDER, Snippelingen uit het vroegere Veurne en ommeland, Veurne, onuitgegeven, sp., 1967 382 Het Advertentieblad: 18 augustus 1906 383 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering mei 1903

Page 130: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

127

5.8 Rivaliteit tegenover het Stadsbestuur

Niettegenstaande de harmonie al enkele wrijvingen had gekend met de

concurrerende muziekmaatschappij De Melomanen, was de samenwerking met het liberale

stadsbestuur als vanzelfsprekend telkens vlekkeloos verlopen. Het was pas vanaf 1885 dat de

conflicten tussen de twee zuilen pas echt oplaaiden. Na de machtswissel binnen de stad van

een liberaal bewind naar een katholiek stadsbestuur waren de eerste sporen van

tegenwerking al snel te constateren. Bij de aanstelling van de nieuwe katholieke

burgemeester Daniël Dehaene werd door vijf katholieke leden van de gemeenteraad (de

heren Cailliau, Degrave, De Spot, Demeester en Pil) via een brief aan de harmonie gevraagd

of ze wilden meewerken aan de feesten, die georganiseerd werden voor de inhuldiging van

de nieuwe burgemeester. De harmonie reageerde hierop door te stellen dat deze

uitnodiging een privé-aangelegenheid betrof en geen enkele officiële eigenschap

vertoonde. Het inhuldigingsfeest werd namelijk niet georganiseerd door het

gemeentebestuur. Het ging hier om een pure politieke manifestatie, waarbij de harmonie

vond dat ze hiertoe niet gemachtigd was. Daarenboven was geen enkele ondertekenaar

van de brief ook lid of erelid van de harmonie. Om deze redenen besloot ze niet deel te

nemen aan het inhuldigingsfeest van de nieuwe burgemeester.384

In juni 1890 was er opnieuw spanning tussen de harmonie en het stadsbestuur waar te

nemen. Het was namelijk zo dat de harmonie door het stadsbestuur per brief werd

uitgenodigd voor het festival op 24 augustus te Veurne. De harmonie had hiervoor een

speciale commissie opgericht, die bestond uit de voorzitter, de secretaris en de

penningmeester. Dit om inlichtingen in te winnen voor het festival, omtrent hun plaats in de

stoet en waar ze het concert dienden te spelen. Dit was volgens hen nodig om te weten

welke muziekstukken zij zouden ten gehore brengen. Hierop had de voorzitter persoonlijk

contact gezocht met de burgemeester, die hem echter vertelde dat het schepen Pil was,

die zich met de organisatie van het festival bezighield. Ook deze schepen kon omstreeks juli

nog niks meedelen omtrent de organisatie van het festival, omdat de geïnviteerde koning

nog geen bevestiging had gegeven. Op een 15-tal dagen voor het festival bleek de affiche

reeds in druk, met vermelding van deelname van de harmonie. De voorzitter was hier echter

zeer verwonderd over, aangezien hij geen enkel contact meer had gehad met het

stadsbestuur en ook geen inspraak had gehad in de organisatie van het festival. Hij haalde

aan dat de harmonie St.-Cecilia de titel koninklijk droeg en grote faam had verworven.

Daarenboven was de harmonie de oudste van het land. Daarom vond de voorzitter dat ze

zeker voor de fanfare De Melomanen moesten plaatsnemen. Het was dus niet voor de keuze

van de muziekstukken dat de harmonie wilde weten welke plaats ze in de stoet zou innemen,

384 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering januari 1885

Page 131: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

128

maar wel om voor de rivaliserende katholieke fanfare te kunnen plaatsnemen. Hierop vroeg

de voorzitter een nieuwe onderhandeling aan met het stadsbestuur. Na deze

onderhandeling bleek dat de eer van de harmonie bewaard bleef en dat ze effectief

deelnamen aan het festival. Hieruit kan geconcludeerd worden dat ze ook voor de fanfare

De Melomanen zouden plaatsnemen, niettegenstaande het niet zo expliciet vermeld

werd.385 Dit festival werd nadien in het Advertentieblad echter wel sterk bekritiseerd. Er waren

namelijk enkel een 30-tal katholieke muziekverenigingen uitgenodigd. Vooral de kostprijs van

het festival en de daaropvolgende eetgelegenheden, die volledig door de stadskas werden

betaald, werden door de liberalen in vraag gesteld. De Veurnaar stelde dan weer dat het

vaderlandse en onpartijdige feestelijkheden waren.386

Toch barstte de bom pas in januari 1891 toen de harmonie van het stadsbestuur een brief

kreeg, waarin stond dat de jaarlijkse subsidie aan de harmonie volledig en zonder reden zou

worden stopgezet. Het was zo dat de harmonie onder het liberale stadsbestuur in 1876 een

verhoging kreeg van haar jaarlijkse subsidie. Deze werd namelijk opgetrokken van 700fr. tot

800fr.387 Misschien ook niet toevallig net in het jaar dat er een katholieke fanfare werd

opgericht. De lokale katholieke krant De Veurnaar viel deze subsidie in 1877 aan, door te

stellen dat het een ware geldverkwisting en schande was om aan de harmonie een subsidie

van, volgens hen, 1200fr. te verlenen. Dit zou zo zijn omdat bepaalde personen, die in het

stadsbestuur zetelden, ook lid waren van de harmonie. Ook de oprichting van de katholieke

fanfare, waarbij gevreesd werd voor ledenverlies voor St.-Cecilia, zou een rol gespeeld

hebben.388 Het liberale Advertentieblad reageerde meteen door te stellen dat de subsidie

slechts 800fr. bedroeg en dat De Veurnaar dit maar al te goed wist.389 In 1884 klaagde De

Veurnaar opnieuw deze toelage aan en stelde dat ze deze graag had afgeschaft gezien,

niettegenstaande er ook katholieke verenigingen waren, zoals de Sodaliteit, die eveneens

een toelage van 800fr. verkregen. Volgens De Veurnaar verdienden zij deze toelage uit de

stadskas niet, omdat ze alleen maar ten goede kwam aan enkele liberalen.390 Het bedrag

van de toelage van St.-Cecilia werd bij de machtswissel in 1885 van een liberaal naar een

katholiek bewind uiteindelijk wel verminderd tot een jaarlijkse bijdrage van 500fr.391

In 1891 zou het stadsbestuur, dat toen nog steeds katholiek was, de jaarlijkse subsidie dus

volledig afschaffen. Hierop stuurde de harmonie echter een protestbrief naar het

stadsbestuur, waarin ze aanhaalde dat de harmonie sinds vele jaren door het stadsbestuur

werd gesubsidieerd. Daarenboven zou het vooral wegens haar titel van koninklijk, haar

waarde en haar anciënniteit zijn, dat deze beslissing uit jaloezie werd genomen. De harmonie 385 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering juni 1890 386 Het Advertentieblad: 30 augustus 1890 + De Veurnaar: 4 september 1890 387 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering december 1876 388 De Veurnaar: 18 juli 1877 389 Het Advertentieblad: 21 juli 1877 390 De Veurnaar: 5 januari 1884 391 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering juni 1887

Page 132: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

129

had namelijk altijd zijn taken tegenover het stadsbestuur vervuld en steeds waardig

geantwoord op brieven vanwege het stadsbestuur. Deze beslissing zou echter noch het

bestaan, noch de ontwikkeling van de vanaf heden vrije en onafhankelijke harmonie

aantastten. In naam van alle gelijkwaardige Veurnaars, die in feite de echte eigenaars

waren van de stadskas, in naam van de leden van de harmonie en in naam van de diensten

die ze al een halve eeuw had geleverd aan de stad, protesteerde de harmonie zeer krachtig

tegen deze bestraffende en onrechtvaardige maatregel van het stadsbestuur. Deze

protestbrief werd eveneens in Het Advertentieblad gepubliceerd, zodat de bevolking op de

hoogte zou zijn van de getroffen maatregel. Vanaf 1 januari 1891 zou de harmonie dus de

jaarlijkse toelage van 500fr. niet meer ontvangen omwille van politieke redenen, genomen

door een klerikaal stadsbestuur. Daarom werden er maatregelen genomen om de

harmoniekas wat aan te vullen. Er werd een brief rondgestuurd naar alle ereleden, waarbij

de situatie werd uitgelegd en waarbij gevraagd werd om een bijdrage te stortten van 15, 20,

30 of 40 frank. Hierop moesten ze dan een brief terugsturen, waarin ze vermelden welk

bedrag ze zouden bijdragen tot de financiën van de harmonie. In navolging van deze

maatregel, besliste de welgestelde voorzitter om bovenop zijn lidgeld van 25,80fr. de

gewezen jaarlijkse subsidie van 500fr. te betalen in plaats van het stadsbestuur. Alsof dit nog

niet genoeg was, zou de voorzitter ook alle uitzonderlijke uitgaven voor zijn rekening nemen,

zoals de aankoop van nieuwe instrumenten, banketten tijdens uitstappen, uitzonderlijke

concerten, enz. De harmonie zelf zou dan alle overige kosten betalen, voornamelijk de meer

gewone uitgaven. Op deze manier zou ze zich dan ook volledig onttrekken aan elke

plechtigheid of festiviteit, die door het stadsbestuur zou worden georganiseerd.392

Dat het afschaffen van de stadssubsidie de harmonie diep heeft geraakt, is goed op te

maken uit tal van maatregelen die de harmonie nam in de daaropvolgende jaren. Zo

besliste ze om met de jaarlijkse kermis het gebeuren niet meer te openen met een concert

zoals ze voorheen altijd had gedaan. Ze gaf nu een concert in de hof van de voorzitter. Het

traditionele volksconcert om de kermisweek te openen werd van dan af door de fanfare De

Melomanen verzorgd. Daarnaast werd ook het ochtendconcert dat enkele dagen later

plaatsvond en dat normaal in de openbare hof van de familie De Spot-Verwaerde werd

gehouden, georganiseerd in de tuin van de voorzitter. Ook hier werd dit ochtendconcert in

de hof van De Spot-Verwaerde vanaf toen uitgevoerd door de fanfare De Melomanen. Ze

besloot eveneens om niet deel te nemen aan festivals, die door het stadsbestuur werden

georganiseerd. Zo antwoordde ze in 1895 negatief op de uitnodiging van het stadsbestuur

om deel te nemen aan een festival te Veurne ter gelegenheid van de inhuldiging van enkele

publieke gebouwen, in de aanwezigheid van heel wat ministers. Als reden gaf ze op dat het

392 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering januari-juni 1891

Page 133: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

130

feest een politiek karakter vertoonde en georganiseerd werd door het stadsbestuur, dat haar

zonder enige reden de jaarlijkse subsidie ontnomen had.393

Zo ook weigerde ze om deel te nemen aan een stoet ter gelegenheid van de komst van de

bisschop van Brugge, de heer Waffelaert, in 1896, opnieuw met als reden, de afschaffing van

de subsidie door het stadsbestuur.394

In juli 1905 werd de harmonie uitgenodigd door de vereniging, die instond voor het

organiseren van wielerwedstrijden, om deel te nemen aan een dergelijk evenement in de

vorm van een muzikale bijdrage. Hiertegenover werd er door de ondervoorzitter de vraag

gesteld of het in feite wel gebruikelijk was, dat een harmonie op een dergelijk gebeuren zou

optreden. Daarom werd de uitnodiging negatief beantwoord met als reden, dat deze

wielerwedstrijden deel uitmaakten van de officiële feesten van het stadsbestuur en dat sinds

de afschaffing van de subsidies niet meer werd deelgenomen aan festiviteiten, die door het

stadsbestuur georganiseerd werden.395

Dat de tijden dan ook volledig veranderd waren, bleek uit de aanklacht van Het

Advertentieblad over de subsidie uit de stadskas van 1000fr. aan de Melomanen. Hiervoor

werden drie concerten op een jaar gegeven en verkiezingsfeesten opgeluisterd. St.-Cecilia

daarentegen zou voor minder geld, betere prestaties geleverd hebben. Toch was het

volgens de liberalen niet zo dat St.-Cecilia de subsidie nodig had, want ze bloeide als nooit

tevoren.396 Hieruit bleek dat de beide zuilen identiek tewerk gingen in hun bevoordeling,

maar ook hun aanklachten tegenover de concurrerende zuil. Toch is het opnieuw

overduidelijk dat het stadsbestuur zeer partijdig te werk ging: ‘Alles voor de klerikalen, niets

voor de liberalen’

Dit had tot gevolg dat er volgens Het Advertentieblad een groot verschil bestond tussen een

maatschappij die door de stad, een openbaar bestuur, wordt ondersteund en een andere,

die deze gunsten niet geniet. De eerste viel dan onder de bespreking van het publiek en de

tweede is volledig haar eigen baas en diende aan niemand verantwoording af te leggen.397

De Veurnaar wilde bewijzen dat de fanfare De Melomanen wel degelijk een grote bijdrage

leverde aan de stad en de subsidie van 1000fr. waardig was. Hiervoor gaf ze een opsomming

van de prestaties, die ze leverde voor de stad: het geven van concerten, processies en Te

Deums. Deze bezigheden werden natuurlijk volledig geminimaliseerd door Het

Advertentieblad, alsook de festivals waaraan De Melomanen deelnamen, die als politieke

aangelegenheden werden bestempeld.398

393 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering juni 1895 394 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering juni 1896 395 Koninklijke Harmonie St.-Cecilia, Verslagboek van de vergadering 1860-1909: vergadering juli 1905 396 Het Advertentieblad: 27 september 1899 397 Het Advertentieblad: 23 augustus 1900 398 De Veurnaar: 29 januari 1902

Page 134: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

131

Het niet deelnemen van de harmonie St.-Cecilia aan de festiviteiten, die door het

gemeentebestuur werden ingericht, werd door De Veurnaar in 1902 ook niet in dank

afgenomen. Zij waren van oordeel dat de harmonie haar subsidies niet verloren had omdat

het stadsbestuur dit had ingetrokken, maar wel omdat de harmonie geweigerd had om aan

een festival georganiseerd in 1890 door het stadsbestuur deel te nemen.399 Niet verwonderlijk

kwam Het Advertentieblad hier sterk tegenop.

In de laatste bestudeerde jaren waren de aanklachten tegenover het stadsbestuur sterk

verminderd. Uiteindelijk kwamen de beide kranten ook telkens met dezelfde argumenten af

en aangezien de harmonie St.-Cecilia het contact met het stadsbestuur volledig had

verbroken, werd er nog maar weinig mee geconverseerd.

5.9 Besluit

Het is zeer opmerkelijk dat de verschuivingen, die plaatsvonden binnen het

verenigingsleven, heel mooi overeenkomen met de verschuivingen, die zich voordeden op

politiek vlak binnen de stad. Zo stond er gedurende de jaren 1870 een liberaal bewind aan

het hoofd van de stad, onder leiding van burgemeester Behaeghel. Een periode die voor de

harmonie zeer voorspoedig zou zijn en waardoor zij zou uitgroeien tot het stadsmuziek bij

uitstek. Wanneer ten gevolge van debatten omtrent het onderwijs zowel op nationaal als op

lokaal vlak een wisseling van de politieke macht plaatsvond en vanaf 1884 tot aan de Eerste

Wereldoorlog de katholieken in Veurne aan het hoofd van de stad stonden, begonnen de

tijden te keren voor de liberale verenigingen. De situatie viel in de beginperiode van de

machtswissel nog wel mee voor de harmonie St.-Cecilia, niettegenstaande de fanfare De

Melomanen nu wel het stadsmuziek werd. Toch zouden de spanningen uitmonden in een

climax in 1891, waar de harmonie besloot om elke samenwerking met het katholieke

stadsbestuur stop te zetten en volledig onafhankelijk te worden, zonder haar liberale

geaardheid te verloochenen.

De harmonie hield wel degelijk voet bij stuk wanneer ze stelde, dat ze geen deel meer wilde

uitmaken van festiviteiten georganiseerd door het katholieke stadsbestuur. Tot aan het einde

van de bestudeerde periode, 1914, zou ze vasthouden aan deze maatregel en waarschijnlijk

nog veel langer, daar dit niet door mij onderzocht werd, kan ik hierover geen sluitende

bevestiging geven. Vanaf 1891 zou de harmonie zich veel meer bezighouden met het geven

van concerten en het deelnemen aan festivals buiten de stad.

399 De Veurnaar: 20 augustus 1902

Page 135: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

132

Hoofdstuk 6: Algemeen Besluit

De harmonie St.-Cecilia kende reeds een rijk verleden. Ze werd gesticht in 1822 en

verkreeg 10 jaar later tijdens de intrede van Leopold I de eervolle vermelding een

‘Koninklijke’ harmonie te zijn. Hiermee zou ze de oudste koninklijke harmonie zijn in België.

Gedurende haar geschiedenis zou ze heel wat voorzitters hebben gekend, die telkens een

prominente figuur in de stad Veurne waren. Vaak was de voorzitter tevens burgemeester van

de stad of zetelde hij in het stadsbestuur. Muzikaal zou de harmonie zich tot op een hoog

niveau kunnen manifesteren. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van de vele vooraanstaande

dirigenten, die ze gedurende haar bestaan heeft gekend. Heel vaak stonden deze eveneens

aan het hoofd van een militaire linieregiment in het land. Gedurende haar bestaan hield de

harmonie, net zoals andere muziekmaatschappijen, zich vooral bezig met het geven van

concerten en serenades, het deelnemen aan festivals en concours en het verzorgen van

plechtige feestelijkheden, die door het stadsbestuur werden georganiseerd. Binnen de stad

Veurne, maar ook in het hele land, genoot de harmonie een grote faam door haar

geleverde prestaties.

Aansluitend met de culturele aangelegenheden in een stad, speelde ook de politiek op

lokaal vlak een zeer belangrijke rol.

In Veurne was het zo dat de liberalen gedurende het begin en het midden van de 19de eeuw

steeds de meerderheid hadden binnen de gemeenteraad, net zoals op nationaal vlak. Dit

had tot gevolg dat ook het culturele leven volledig floreerde. Heel wat liberale verenigingen,

zoals de rederijkerskamer, het zangkoor, de schuttersgilde, bolders, vinkeniers, maar ook de

harmonie, kenden een vruchtbaar bestaan. Ze werden namelijk allemaal financieel

ondersteund door het liberale stadsbestuur. Daarenboven was het eveneens opmerkelijk dat

heel wat politieke prominenten deel uitmaakten van de vereniging, meestal als bestuurslid of

erelid. Vaak schonken ze persoonlijke donaties of hielpen ze de feesten en vieringen

financieren. Dit had natuurlijk dan ook zijn weerslag in het stemgedrag van de bevolking,

voor wie het verenigingsleven de uitlaatklep was bij uitstek. Doordat de liberale politiekers via

het verenigingsleven hun steun verleenden aan de bevolking, kon er in de stad dan ook

gedurende een lange periode een liberaal bewind zegevieren.

De weinige katholieke verenigingen in Veurne hadden minder succes. Zij dienden te

overleven van privé-geldschieters, aangezien het liberale stadsbestuur hen niet financieel

onderhield. Daarenboven was het zo dat de geestelijkheid helemaal niet positief stonden

tegenover het cultureel vermaak. Veel concerten, toneelvertoningen of bollingen werden

achteraf namelijk gevolgd door een bal, drinkgelegenheden of danspraktijken, wat niet

binnen de lijnen van de katholieke zedelijke voorschriften viel. Hierover werd er in de lokale

kranten dan ook dikwijls kritiek geuit. Daarenboven werd er door de klerikalen ook hevig

Page 136: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

133

geprotesteerd tegenover de herbergiers, die aan de basis lagen van het onzedelijk gedrag

door het schenken van alcohol aan de bevolking. Het was dan ook niet verwonderlijk dat

heel wat herbergiers aanhanger waren van de liberale zuil.

Wanneer de liberale verenigingen steeds meer aanhang verwierven, wat natuurlijk ook op

politiek vlak tot uiting kwam, zagen de katholieken in dat er een tegenoffensief moest

worden gelanceerd. Het was in de jaren 70 van de 19de eeuw, dat heel wat katholieke

verenigingen werden opgericht, om weerwerk te bieden aan de overheersende liberale

maatschappijen, en op deze manier ook meer greep te krijgen op het politieke leven in de

stad. Zo werd er in 1876 ook een nieuw muziekgenootschap opgericht, de katholieke

Melomanen. Binnen de stad zorgde dit natuurlijk voor enige spanningen, want natuurlijk

werden er wel een aantal muzikanten gerekruteerd uit de liberale harmonie St.-Cecilia, maar

toch verliep de rivaliteit in deze beginperiode tamelijk rustig. Het was ook zo dat tot dan toe

de notabelen in de stad heel vaak samen het bestuur in openbare instellingen waarnamen,

niettegenstaande de liberalen altijd over een ruime meerderheid beschikten. Zo is ook te zien

in de ledenlijsten van de harmonie St.-Cecilia, dat heel wat katholieke vooraanstaanden als

erelid waren opgenomen, zoals de latere katholieke burgemeester Daniël Dehaene.

Wanneer echter naar het einde van de jaren ‘70 de spanningen naar aanleiding van de

schoolstrijd steeds meer toenamen, begonnen de liberalen de katholieken binnen hun

bestuur te wantrouwen en stelselmatig aan de deur te zetten. Rond 1880 was de

verdeeldheid op politiek vlak compleet, zowel nationaal als lokaal. Deze situatie

manifesteerde zich dan ook binnen alle aspecten van het maatschappelijke leven, dus ook

binnen de culturele verenigingen, die nog meer als politiek rekruteringsorgaan en electoraal

middel werden ingezet. Wanneer in 1884 de katholieken in Veurne, net zoals op nationaal

vlak, een grote politieke overwinning boekten, vooral als gevolg van de debatten rond het

onderwijs, keert de situatie volkomen voor de liberale verenigingen. Van dan af hangen ze af

van een katholiek stadsbestuur, die nu vooral de katholieke verenigingen bevoorrechte. De

fanfare De Melomanen werd tot nieuw stadsmuziek uitgeroepen, waar voordien de

harmonie St.-Cecilia dit steeds geweest was. De spanningen tussen de beide

muziekmaatschappijen liepen steeds hoger op, niettegenstaande er nooit sprake is geweest

van fysiek geweld of uitscheldtirades. Wel werd door de harmonie St.-Cecilia vaak gewezen

op hun faam, die ze verworven hadden sinds hun ontstaan. Ze waren namelijk een elitair

genootschap, dat ruime bekendheid genoot over heel België. Daarenboven werd ook vaak

hun anciënniteit als motief naar voor geschoven, waarbij ze sinds 1822 de muzikale tonen

binnen de stad verzorgden, daar waar de fanfare De Melomanen nog geen tien jaar

bestond. Natuurlijk was ook hun koninklijke titel een reden om het genootschap toch wel

enige krediet te geven binnen de stad. Dit alles was, volgens de harmonie, wel degelijk een

reden waarom ze toch wel een beter aanzien binnen de stad verdiende dan haar

concurrerend muziekgenootschap. Vaak eiste ze dan ook in stoeten, dat ze voor de fanfare

Page 137: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

134

zou plaatsnemen. Hoe de fanfare De Melomanen tegenover de oudere en liberale harmonie

stond, is moeilijk te achterhalen, aangezien het bronnenmateriaal van deze culturele

vereniging in de loop der jaren verloren is gegaan. Niettegenstaande er bij de

muziekgenootschappen zelf wel een rivaliteit te bespeuren viel, maar niet tot verbale

provocaties werd overgegaan, was dit allerminst het geval in de lokale kranten. Veurne

beschikte namelijk over twee lokale kranten, één van de liberale zuil en één van de

katholieke. In deze kranten werden de culturele verenigingen van de andere zuil dan ook

vaak beschimpt, bespot en bekritiseerd. Dit toont dan weer aan dat bij de bevolking de

rivaliteit tegenover de andere zuil wel fel aanwezig was en de Veurnse samenleving dan ook

sterk verzuild was. Dat de artikels, die gericht waren tegenover het ander

muziekgenootschap, in deze kranten wel sterk rivaliserend naar voor kwamen, is ook te wijten

aan het feit dat de uitgevers en de schrijvers deel uitmaakten van de

muziekgenootschappen. Dit is alleszins het geval voor het liberale Advertentieblad en de

harmonie St.-Cecilia. Of de uitgever van de katholieke Veurnaar ook deel uitmaakte van de

fanfare De Melomanen, kan niet met zekerheid gezegd worden, aangezien de ledenlijsten

van de fanfare niet meer voorhanden zijn. Nochtans was het wel gebruikelijk dat een

uitgever, die toch een vooraanstaande positie bekleedde binnen de stad, dan ook

aanhanger was van verenigingen, die tot zijn zuil behoorden. Dit gegeven wijst er natuurlijk

wel op, dat er binnen de muziekmaatschappijen wel degelijk hevige concurrentiegevoelens

aanwezig waren, iets wat natuurlijk niet zo sterk tot uiting kwam in de officiële

archiefbronnen.

De relatie van de harmonie St.-Cecilia met het katholieke stadsbestuur werd ook steeds

grimmiger. Vanaf het aan de macht komen van de katholieken werd de jaarlijkse subsidie

meteen een heel stuk verlaagd. Daarnaast werden liberale feesten ook steeds geboycot

door op het zelfde moment een feest te laten doorgaan, georganiseerd door het katholieke

stadsbestuur. Toen de spanningen in 1891 hun hoogtepunt bereikten, werd de toelage aan

de harmonie volledig afgeschaft. Volgens de harmonie zelf gebeurde dit zonder enige

reden, het stadsbestuur vond echter dat de harmonie te vaak verstek gaf bij stedelijke

plechtigheden. Dit gaf de doorslag voor de harmonie om voortaan volledig vrij en

onafhankelijk van het stadsbestuur door het leven te gaan. Hierbij kon de harmonie rekenen

op een zeer welstellende voorzitter, die de harmonie financieel volledig heeft recht

gehouden. Van dan af trok ze zich dus ook niet veel meer aan van de stedelijke

plechtigheden en hield ze zich vooral bezig met het geven van concerten in andere steden

en het deelnemen aan festivals of concours. De spanningen tegenover het andere

muziekgenootschap bleven echter wel bestaan, tot zeker tot het begin van de 20ste eeuw.

Vanaf 1905 werd er nog maar weinig aandacht besteed aan het concurrerende

muziekgenootschap in beide lokale kranten, niettegenstaande de spanningen tegenover de

andere zuil nog steeds in grote mate aanwezig waren. Volgens mij kan dit verklaard worden,

Page 138: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

135

doordat de oorspronkelijke prominente uitgevers overleden waren en hun opvolgers minder

betrokken waren binnen de muziekverenigingen. Aangezien de harmonie zich ook niets meer

aantrok van de stedelijke aangelegenheden, zou ook de rivaliteit met het stadsmuziek hen

niet meer deren. Dat was ten minste af te leiden uit de artikels in de lokale kranten. Wel kan

met zekerheid gezegd worden dat de afschaffing van de subsidie door het stadsbestuur de

harmonie emotioneel diep had geraakt, want vaak wordt er in de bronnen hierop nog

teruggekomen, tot ver in de 20ste eeuw.

Dit alles toont aan dat een muziekmaatschappij, als culturele vereniging wel degelijk een

heel belangrijke rol speelde binnen de stad, zowel op cultureel, sociaal en politiek gebied

gedurende de bestudeerde periode. Ze stond in voor de culturele bijdrage van de

bevolking, die in deze periode de muzikale tonen van een muziekvereniging zeker wist te

appreciëren. Het was voor hen de ideale manier om hun populaire deuntjes te horen te

krijgen, want radio, platendraaier of jukebox bestonden immers nog niet. Daarenboven

zorgden de vele concerten, festivals en concours binnen de stad wel degelijk voor het

samenbrengen van de bevolking, wat dan weer het sociaal samenzijn versterkte. Dit vormde

in feite de bijdrage van de muziekmaatschappij naar de bevolking toe. Toch werd er ook

binnen een muziekmaatschappij een grote bijdrage geleverd op cultureel en sociaal vlak

naar de eigen leden toe. Van jongsaf kon men zich in de muziekmaatschappij cultureel

gaan scholen door het aanleren van notenleer en het bespelen van een instrument, wat

tevens voor heel wat ontspanning zorgde na de dagtaak. Daarenboven zorgden zowel de

repetities en concerten, maar ook de bals, banketten en uitstappen voor een sociale

interactie tussen de leden onderling.

De politieke bijdrage van een culturele vereniging werd hierboven eveneens al aangetoond.

De muziekmaatschappij vormde net als alle andere verenigingen in de stad een uitstekend

middel om het stemgedrag van de bevolking te beïnvloeden. Het is dan ook niet

verwonderlijk dat, nadat de katholieken eveneens hun verenigingen begonnen op te

richten, ze een weinige tijd later ook de politieke macht konden verwerven. Dit alles is vooral

ook door de invloed van de plaatselijke politieke leiders, die hun macht in de culturele

verenigingen manifesteerden door zich lid te maken van de verenigingen van hun zuil. Dit

bleek het ideale middel om de bevolking te overtuigen van hun politieke zuil. Wanneer deze

verzuiling in de bestudeerde periode de volledige samenleving had beheerst en ook de

culturele verenigingen binnen hun politieke zuil had onderverdeeld, was het dan ook niet zo

verwonderlijk, dat wanneer in 1970 de verzuiling binnen de samenleving tot een einde kwam,

de katholieke fanfare De Melomanen zich in datzelfde jaar gewoonweg fusioneerde met de

liberale harmonie St.-Cecilia. Nog geen eeuw later schuiven twee voormalig politiek sterk

rivaliserende verenigingen alle politieke spanningen opzij, om samen zich volledig te wijden

aan de muziek.

Page 139: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

136

Ik ben er mij van bewust, dat deze masterscriptie geen grote vernieuwingen aan het licht

heeft gebracht en dat het enkel een microstudie is van reeds bestaande algemene

onderzoeken binnen het thema van de amateuristische muziekverenigingen en de daarmee

gepaard gaande politieke verzuiling. Toch hoop ik, dat mijn studie een zekere bijdrage kan

leveren op lokaal vlak en een meerwaarde zal betekenen voor de Harmonie St.-Cecilia.

Page 140: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

137

Bijlage Bijlage 1:

Het vaandel van de Koninklijke Harmonie St.-Cecilia

Page 141: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

138

Bijlage 2 :

Op deze affiche werd een concert onder leiding van dirigent Van Herzeele aangekondigd onder het voorzitterschap van Gustave Desmedt.

Page 142: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

139

Bijlage 3:

Een concert door Het Sasje-Muziek, onderdeel van de Koninklijke Harmonie St-Cecilia

Page 143: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

140

Bijlage 4:

Het reglement met betrekking tot de militaire kledij, dat in 1900 werd ingevoerd.

Page 144: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

141

Bijlage 5:

Deze affiche kondigde een 3-tal concerten aan tijdens de zomermaanden van 1909, die telkens doorgingen in de tuin van de voorzitter Andries-Van Severen. Daarnaast stond ook een uitstap naar Duinkerke op het programma, waar eveneens een concert zou worden gegeven.

Page 145: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

142

Bijlage 6:

Deze affiche kondigde het liefdadigheidsconcert aan, dat door de harmonie samen met de Rhetoricagilde en de koorzangerskring werd gegeven, ten voordele van de slachtoffers van de ramp te Koksijde in 1910.

Page 146: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

143

Bijlage 7:

Op deze affiche werd het concert aangekondigd, die de harmonie in de hof van de casino te Dinant zou geven, tijdens hun driedaagse reis op 13, 14 en 15 augustus 1899

Page 147: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

144

Bijlage 8:

Op deze flyer wordt een carnavalbal aangekondigd voor het jaar 1904. Hierop is te zien hoe de drie bevriende maatschappijen St.-Cecilia, Rhetorica en de Vereenigde Vrienden, samen met hun voorzitter in de zaal van de harmonie carnaval zullen vieren.

Page 148: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

145

Inhoudstabel

Voorwoord 1

Inleiding 2

1. Probleemstelling en methodologisch onderzoek 2

2. Bibliografie 4

2.1 Archiefbronnen 4

2.1.1 Openbare archieven 4

2.1.2 Private archieven 4

2.1.3 Periodieken 4

2.1.4 Foto archief 4

2.2 Literatuurlijst 5

Hoofdstuk 1: Historische voorstelling van de stad Veurne 9

1.1 Geografische ligging 9

1.2 Historisch overzicht 10

1.3 Een schets van het leven te Veurne gedurende de tweede helft van de

19de eeuw – begin 20ste eeuw 14

1.4 Het culturele leven te Veurne gedurende de periode 1870-1914 17

1.4.1 De koninklijke rederijkerskamer ‘Arm in de Beurs en van zinnen Jong’

1.4.2 De St.-Sebastiaansgilde of de handboogschutters 19

1.4.3 De Sodaliteit van de Gekruisigde Zaligmaker 21

1.4.4 De koorzangerskring ‘De Vereenigde Vrienden’ 21

1.4.5 De St.-Jorisgilde of kruisboogschutters 22

1.4.6 De koorzangerskring St.-Cecilia 23

1.4.7 De rokersgilde ‘Verzet na ’t werk’ 23

1.4.8 De maatschappij van Blinde Vinken ‘ ’t Vogelgezang is de stem van

ons Vermaak’ 24

1.4.9 De hengelaars ‘De Onafhankelijke Lijnvisschers’ en ‘De Vrije

Lijnvisschers’ 24

1.4.10 De duivengilden ‘Nut en Vermaak’, ‘De ware liefhebbers zonder Vrees’

en ‘Saint-Esprit’ 24

1.4.11 De maatschappij ‘De Kegelbolders’ 24

1.4.12 De Handels- en Nijverheidskamer 24

Page 149: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

146

1.4.13 Oud-militairenvereniging ‘De Leopoldisten’ 24

1.4.14 Gespaarzaamheidskringen 24

1.4.15 De ‘Vlaamsche Lettergilde’ 25

1.4.16 Het Willemsfonds 26

Hoofdstuk 2: De Muziekvereniging 27

2.1 Het ontstaan van de blaasmuziek 27

2.2 De oorsprong van de harmonieën en fanfares 29

2.3 Harmonies en fanfares in Vlaanderen 30

2.4 De amateuristische muziekvereniging sociologisch doorgelicht 32

2.5 De organisatie binnen de muziekvereniging 34

Hoofdstuk 3: De Koninklijke Harmonie St.-Cecilia Veurne 35

3.1 De historie van de harmonie 35

3.1.1 Van het ontstaan tot 1870 35

3.1.2 Van 1870 tot aan de Eerste Wereldoorlog 38

3.2 Samenstelling en werking van de vereniging 51

3.2.1 Schematisch overzicht van het bestuur sinds 1870 57

3.3 Het repertoire 69

3.4 Het Ceciliafeest 72

3.5 Concerten en uitstappen 73

3.6 Festivals 79

Hoofdstuk 4: Schets van de politieke situatie 84

4.1 België tot aan de Eerste Wereldoorlog 84

4.2 Een overzicht van de Gemeentewetgeving van 1830-1914 90

4.3 De Veurnse politiek tot aan de Eerste Wereldoorlog 92

Hoofdstuk 5: De politieke verzuiling 106

5.1 Voorstelling van het concept ‘Verzuiling’ 106

5.2 De concurrerende muziekmaatschappij ‘De Melomanen’ 109

5.3 De Media 111

5.3.1 Het Advertentieblad 111

5.3.2 De Veurnaar 114

5.4 De concurrentiestrijd 116

Page 150: Amor Docet Musicam - Ghent University · bedanken voor de hulp bij het vormen van een probleemstelling en het uitlenen van enkele ... de gevonden informatie in de literatuur en de

147

5.5 Netwerkvorming 117

5.6 Lasterende naamgeving 123

5.7 Rivaliteit tegenover de andere muziekmaatschappij 123

5.8 Rivaliteit tegenover het Stadsbestuur 127

5.9 Besluit 131

Hoofdstuk 6: Algemeen Besluit 132

Bijlagen 137