Amerikaanse presidenten en hun geloof

3
De president moet bidden én inspireren Religie is geen vanzelfsprekendheid meer Een niet-gelovige, niet-christelijke president is ondenkbaar in wat Tocqueville noemde:‘een natie met de ziel van een kerk’. Maar wil dat ook zeggen dat de 44 presidenten tot nu toe allemaal devote gelovigen waren? Bush, Obama en nu ook kandidaat Romney – ze laten nooit helemaal het achterste van hun tong zien. En de meest openlijk gelovigen, Bill Clinton en Jimmy Carter, werden juist daarom gewantrouwd. Religie in Amerika is een mijnenveld. DOOR CEES VELTMAN ILLUSTRATIE SANDER TEN NAPEL AMERIKA II Boeken die atheïsme aanprijzen zijn in Amerika best- sellers (zoals God is not great van Christopher Hit- chens). Het aantal Amerikanen dat er openlijk voor durft uit te komen geen geloof te hebben, steeg van 8 procent in 1990 naar 15 procent in 2009. Reclamebor- den met de tekst ‘Geloof je niet in God? Je bent niet alleen’ duiken nu zelfs op in ‘God’s own country’ . Maar een presidentskandidaat die het waagt het be- staan van God te ontkennen, maakt geen enkele kans. De helft van de kiezers sluit atheïstische presidents- kandidaten a priori uit. Een grote meerderheid, ruim driekwart, zegt positief te staan tegenover presidents- kandidaten die de Bijbel citeren als ze spreken over politieke problemen. Amerika is, de zich emancipe- rende atheïst ten spijt, een religieus land: zo’n 85 procent behoort tot een religieuze denominatie en 40 procent van de Amerikanen zit elke zondag in de kerk. Tot nu toe heeft dan ook geen van de 44 Amerikaanse presidenten het aangedurfd te verklaren atheïst te zijn. Allen doen juist hun uiterste best om te laten zien hoe gelovig ze zijn, al wordt dat niet altijd ge- loofd. Obama’s tegenstanders schilderen hem zelfs af als een heimelijke moslim – hij groeide deels op in islamitisch Indonesië – of als atheïst die oorlog tegen religie voert. Feit is dat Obama geen kerklid meer is, na een rel rond een voormalige predikant van zijn kerk. De barmhartige Amerikaan Niettemin, Obama weet als ‘Barmhartige Amerikaan’ een religieuze snaar te raken bij veel kiezers. “Ik ben mijn broeders hoeder” is een van zijn bekendste naar de Bijbel verwijzende uitspraken. Hij komt rond uit voor zijn religieuze overtuiging, maar zonder waarheidsclaims en met beide benen op de grond.

description

Een niet-gelovige, niet-christelijke president is ondenkbaar in wat Tocqueville noemde:‘een natie met de ziel van een kerk’. Maar wil dat ook zeggen dat de 44 presidenten tot nu toe allemaal devote gelovigen waren? Bush, Obama en nu ook kandidaat Romney – ze laten nooit helemaal het achterste van hun tong zien. En de meest openlijk gelovigen, Bill Clinton en Jimmy Carter, werden juist daarom gewantrouwd. Religie in Amerika is een mijnenveld.

Transcript of Amerikaanse presidenten en hun geloof

De president moet bidden én inspireren

Religie is geen vanzelfsprekendheid meer

Een niet-gelovige, niet-christelijke president is ondenkbaar in wat Tocqueville noemde:‘een natie met de ziel van een kerk’. Maar wil dat ook zeggen dat de 44 presidenten tot nu toe allemaal devote gelovigen waren? Bush, Obama en nu ook kandidaat Romney – ze laten nooit helemaal het achterste van hun tong zien. En de meest openlijk gelovigen, Bill Clinton en Jimmy Carter, werden juist daarom gewantrouwd. Religie in Amerika is een mijnenveld.

door Cees Veltman illustratie sander ten napel

AMERikA ii

Boeken die atheïsme aanprijzen zijn in Amerika best-sellers (zoals God is not great van Christopher Hit-chens). Het aantal Amerikanen dat er openlijk voor durft uit te komen geen geloof te hebben, steeg van 8 procent in 1990 naar 15 procent in 2009. Reclamebor-den met de tekst ‘Geloof je niet in God? Je bent niet alleen’ duiken nu zelfs op in ‘God’s own country’. Maar een presidentskandidaat die het waagt het be-staan van God te ontkennen, maakt geen enkele kans. De helft van de kiezers sluit atheïstische presidents-kandidaten a priori uit. Een grote meerderheid, ruim driekwart, zegt positief te staan tegenover presidents-kandidaten die de Bijbel citeren als ze spreken over politieke problemen. Amerika is, de zich emancipe-rende atheïst ten spijt, een religieus land: zo’n 85 procent behoort tot een religieuze denominatie en 40 procent van de Amerikanen zit elke zondag in de kerk.

Tot nu toe heeft dan ook geen van de 44 Amerikaanse presidenten het aangedurfd te verklaren atheïst te zijn. Allen doen juist hun uiterste best om te laten zien hoe gelovig ze zijn, al wordt dat niet altijd ge-loofd. Obama’s tegenstanders schilderen hem zelfs af als een heimelijke moslim – hij groeide deels op in islamitisch Indonesië – of als atheïst die oorlog tegen religie voert. Feit is dat Obama geen kerklid meer is, na een rel rond een voormalige predikant van zijn kerk.

de barmhartige amerikaan Niettemin, Obama weet als ‘Barmhartige Amerikaan’ een religieuze snaar te raken bij veel kiezers. “Ik ben mijn broeders hoeder” is een van zijn bekendste naar de Bijbel verwijzende uitspraken. Hij komt rond uit voor zijn religieuze overtuiging, maar zonder waarheidsclaims en met beide benen op de grond.

VOL003_18_artAmerika.indd 18 27-01-12 16:04

Verwijzend naar het verhaal van Abraham die bijna zijn zoon Isaak moest offeren, zei hij: “Als we nu een vader met een mes boven de buik van zijn zoon zien staan, roepen we de politie.” Je zou Obama een vrijzinnige gelovige kunnen noemen. Ook een fundamentalist ontkomt volgens hem niet aan een duiding van de Bijbel: “Stel dat we de laatste ongelo-vigen het land zouden uitzetten. Zou dan duidelijk zijn welk christendom en welke bijbelpassages we onze kinderen op de scholen moeten voorhouden? Leviticus waarin wordt gezegd dat slavernij oké is? Of Deuteronomium waar staat dat je je kinderen moet stenigen als ze van hun geloof vallen? Of de Bergre-de, die zo radicaal is dat ons ministerie van Defensie er niet aan kan voldoen?” Een vrijzinnige gelovige dus, die niet met zijn recht-zinnigheid te koop loopt, terwijl je een christelijke inspiratie wel in zijn daden kunt vermoeden. Maar hij zwijgt erover als hij een stelsel van gezondheids-zorg voor iedereen bepleit (zorg voor de zwakkeren), of maatregelen neemt om de klimaatcrisis te be-strijden (rentmeesterschap). En wat is de inspiratie achter zijn maatregelen om martelpraktijken en de discriminatie van homo’s in het leger af te schaffen? Toch schokte Obama religieus Amerika door voor het eerst in de Amerikaanse geschiedenis in de presidentiële inaugurele rede de niet-christenen te noemen: “Wij zijn geen christelijke natie, in ieder geval niet alleen dat, we zijn ook een joodse, een islamitische, een boeddhistische en een hindoeïsti-sche natie.” Dat is een nieuw geluid omdat zijn voor-gangers Amerika altijd als christelijke natie hebben aangemerkt en daarbinnen vooral als een protes-tantse natie. Het was dan ook even wennen voor veel Amerikanen toen in 1961 John F. Kennedy zich als eerste rooms-katholieke president aandiende. Hij werd ervan verdacht orders vanuit het Vaticaan op te volgen.

Nieuwe landDe preoccupatie met geloof zit diep in het DNA van de Verenigde Staten. Ze komt voort uit de opvattingen van de uit Europa gevluchte founding fathers – on-der wie Benjamin Franklin, John Adams en George Washington, de eerste president – die Amerika als het door God beloofde nieuwe land beschouwden. Zij hadden leiding gegeven aan de opstand tegen Engeland en de Onafhankelijkheidsverklaring gete-kend, in 1776, om de geloofsvrijheid in Amerika te garanderen die zij zelf in Europa hadden ontbeerd. Hoe deze landstichters ook van mening verschilden over bijbelse wonderen, de drie-eenheid of de onfeil-baarheid van de Bijbel, ze waren eensgezind over de waarde en het nut van een gelovig en bijbelvast volk dat een Amerikaans wij-gevoel moest creëren. Nog steeds hebben de kerken een grote sociale functie in Amerika, feitelijk ontlenen ze daar hun grote kracht aan. Wil je bij de gemeenschap horen, dan ligt een kerklidmaatschap voor de hand. De Amerikanen hoppen wel van de ene naar de andere kerk. Vier op de tien Amerikanen hebben de kerk van hun jeugd ingeruild voor een andere.

Eén atheïstVan de 535 Amerikaanse parlementsleden (Huis en Senaat) noemt er slechts één zich openlijk atheïst: de populist Fortney Stark uit Oakland, Californië. Toen hij in 1971 lid van het Congres werd, speelde religie een minder prominente rol in de politiek dan nu, vertelt Stark op zijn website. Maar in de jaren tachtig veranderde dat omdat televisiepredikanten en politici

De founding fathers wisten dat een gelovig en bijbelvast volk essentieel was voor het creëren van het Amerikaanse wij-gevoel’

VOL003_18_artAmerika.indd 19 27-01-12 16:04

religie ontdekten als middel om fondsen te werven en hun invloed te vergroten. Religie werd een pr-factor. Maar op de dagelijkse politiek heeft religie weinig invloed, aldus Stark. “De presidentskandidaten zijn het er allemaal over eens dat ze geloven in een hogere macht, maar zodra ze gekozen zijn, vergeten ze dat weer. Religie speelt geen rol in het voornaamste debat in Amerika: moeten we tegen de overheid worden beschermd (Republikeinen) of moet de overheid ons leven beter maken? (Democraten).”Stark zou dus een kansloze kandidaat zijn. Het pre-sidentschap combineert de functies van staatshoofd, hoofd van de regering en hoofd van de ‘kerk van Ame-rika’. In die hoedanigheid is de president nadrukkelijk aanwezig bij nationale feestdagen en herdenkingen. Bij de Eed van Trouw aan de vlag en de natie moet hij – sinds president Eisenhower dat heeft ingevoerd in de jaren vijftig – spreken over “one nation under God”. Hij moet bij belangrijke manifestaties God Bless America laten zingen en het volkslied dat rept van

godsvertrouwen. Steeds moet hiermee worden bena-drukt dat Amerika ‘een natie met de ziel van een kerk’ is, zoals filosoof Tocqueville het uitdrukte. Bill ClintonDe baptist Bill Clinton kwam het meest openlijk uit voor zijn geloof (wat nog niet hetzelfde is als het meest gelovig, natuurlijk). Hij verbaasde iedereen met zijn bijbelkennis en probeerde – vergeefs – zijn van oudsher wat religieschuwe partij te overreden godsdienst serieus te nemen. Toch werd Clinton (slick Willy) vooral gezien als iemand die het iedereen naar de zin wilde maken, een opportunist als veel politici. Geloofde hij zelf wel wat hij zei? Zelfs zijn geregelde kerkbezoek bewees voor sommigen dat hij niet wer-kelijk religieus was. Anders hoefde hij immers niet zo vaak te gaan.En dan is er nog, op een lager pitje maar nog immer actueel, de strijd tegen het terrorisme door moslim-fundamentalisten. In die strijd is het belangrijk dat de president zich ook bedient van een religieuze claim in de orde van ‘God houdt van Amerika en van toleran-tie, niet van terroristen’. Dat stelt hem beter in staat ook de steun te verkrijgen van gematigde moslims. Moslimfundamentalisten zouden gemakkelijker haat kunnen zaaien tegen een president die in niets zegt te geloven, ‘een ongelovige hond’.Toch is de noodzakelijkheid van een geloof nog niet hetzelfde als een sterke kerkelijke binding. Tien van de 44 presidenten tot nu toe hadden geen of slechts een zwakke band met hun kerk. Enkele founding fathers noemden zich deïst. Dat maakte hen minder conventioneel christelijk, maar niet ongelovig. Zelfs Thomas Jefferson, de meest gedurfde theologische denker ooit in het Witte Huis, zorgde dat er kerkdien-sten werden gehouden op Capitol Hill en bezocht die geregeld. Jefferson schreef een eigen versie van de Bijbel. Hij vatte de boeken van de vier evangelisten samen en zuiverde die van bovennatuurlijke zaken als wonderen, engelen en Jezus’ opstanding uit de

Andrew Johnson, 1808 - 1875 De meest ongelovige presidentAndrew Johnson volgde Lincoln op na diens overlijden in 1865. Hij re-geerde ten tijde van de ‘Reconstruction’, na de Amerikaanse Burgeroor-log, en was de derde persoon die president werd nadat zijn voorganger vroegtijdig stierf. Johnson kwam uit een arm gezin en leerde pas lezen toen hij al werkte als winkelbediende. Onder historici staat Johnson bekend als minst gelovige Amerikaanse president. Heel af en toe bezocht hij een methodistendienst, samen met zijn protestantse vrouw Eliza McCardle. Ook was hij sporadisch bij ka-tholieke vieringen aanwezig. Het sprak hem aan dat je bij de katholieken niet voor de beste plaatsen hoefde te reserveren, iets wat in veel andere kerken gebruikelijk was. Johnson is nooit lid geweest van een kerkge-meenschap. Op de ‘beschuldiging’ dat hij ongelovig was, zou hij hebben gezegd: “Wat mijn religie betreft, baseer ik me op de doctrine van de Bijbel en op het leven en de leer van Christus.” Verder gaf hij zelden blijk van zijn affiniteit met het christendom. (GC)

VOL003_18_artAmerika.indd 20 27-01-12 16:04