Alumni SoAP juni

36
SOCIOLOGISCH ANTROPOLOGISCH PERIODIEK SINDS 1970 JAARGANG 43, NUMMER 3, MEI 2012 SOAP IS ONDERDEEL VAN DE VAKGROEP SOCIOLOGIE AAN DE

description

3e editie van 2012

Transcript of Alumni SoAP juni

Page 1: Alumni SoAP juni

SOCIOLOGISCHANTROPOLOGISCH

PERIODIEKSINDS 1970

JAARGANG 43, NUMMER 3, MEI 2012

SOAP IS ONDERDEEL VAN DE VAKGROEP SOCIOLOGIE AAN DE

Page 2: Alumni SoAP juni

2 SOAP

VAN DE HOOFDREDACTEURRONALD KIELMAN

COLOFON

VOLG ONS

@SoAP_Groningenfacebook.com/SoAP-Groningenwww.soapgroningen.nl

SoAP (Sociologisch Antropologisch Periodiek)Contact: [email protected] Sociologie t.a.v. ‘SoAP’Grote Rozenstraat 319712 TG GroningenJaargang 43, nummer 2, januari 2012Drukwerk: Drukwerklab.nl REDACTIE:

Hannah Achterbosch Dieko Bakker Daan Bloem Roel Bottema Marjan Faber Vincent de Goeij

Verzending: Rijksuniversiteit GroningenLay-out: Huub SchuijnCover: Huub SchuijnFoto cover: Marjan FaberEindredactie: Ronald KielmanOplage : 2500 plus digitale uitgaveSoAP logo: Thomas Bos

Anna Herngreen Siebren Huizema Ronald Kielman Marloes Kingma Madelien Meulenkamp

Kasper Nelissen Huub Schuijn Nienke Tebbens Miriam van Voornveld Marion de Vries

OP DE COVER: Je hebt nu de extra dikke alumni editie van SoAP in je handen! Redacteur Marjan heeft ons archief wat terug gaat tot begin jaren ‘70 voor deze gelegenheid op de gevoelige plaat gezet. En niet alleen kun je de legendarische covers van voorgaande SoAPs bewonderen, want ons archief is vanaf nu ook online te lezen. Bezoek onze nieuwe site vandaag nog:

soapgroningen.nl

IN VAKGROEP SoAP DOOR DE JAREN HEEN.................................................4ESSAY VAN HOGENDOORN EN CORNELISSE.........................7SOCIOLOGISCHE STADSWANDELING EN..............................8SOCIOQUEST: STOKPAARDJE VAN SOCIOLOGIE?...............12MIDDELPUNT JOOST VAN DE BRAKE....................................18SOCIETAS................................................................................32

MAATSCHAPPIJ EN POLITIEK

HET HEILIGE HUISJE HOLOCAUST..........................................14GELUID VAN HET STILLE PROTEST..........................................16DEZE DOCU’S MAG JE NIET MISSEN....................................20COLUMN: DE WIJDE WERELD IN..........................................21SOCIOLOGIE IN DE MEDIA...................................................22INTERVIEW MET MELINDA MILLS...........................................23

OPINIE VERSTRENGELING VAN BEDRIJFSLEVEN EN.........................24WANBELEID OP VOORMALIG NEDERLANDS ANTILLEN......26HOOLIGANS: MANNEN MET AKTETASJES............................28BATTLE: ROUND 3...................................................................34

Het kan raar lopen... Zo heb je een kabinet waar je je kapot aan ergert, en zo heb je helemaal geen kabinet meer. Natuurlijk geen van beide een ideale situatie, maar toch prefereer ik optie twee. De laatste weken zitten de politieke ontwikkelingen in een stroomversnelling, dus wellicht is hetgeen ik vandaag schrijf alweer achterhaald op het moment dat SoAP op uw deurmat ploft. Maar ja, om daarom nou helemaal niks te gaan schrijven.

Op dit moment is één van de voornaamste angsten dat we onze zogenaamde ‘triple A-status’ verliezen. Wat een heerlijke Engelse term is dat toch: triple A. Echte economentaal. Het klinkt mij meer in de oren als de cupmaat van één van Benno L’s vriendinnetjes van het zwem-bad. Trouwens, misschien is het wel een goed idee om onze cijfers binnen sociologie ook om te vormen naar dergelijke gradaties. Dus geen 5,5 meer... Nee, je hebt een double D! Dat klinkt toch veel beter!? Halbe, en ik weet dat je dit leest als alumnus, als ik jou was zou ik het meenemen in de verkiezingscampagne; daar neem je namelijk ook in één klap de hele zesjescultuur mee weg. Nou, ik neem in ieder geval z.s.m. contact op met Mien Dobbelsteen, wellicht wil ze mijn scriptie wel beoordelen...

Over alumni gesproken: onze alumni hebben nu natuurlijk voor het eerst een volledig in kleur gedrukte SoAP in hun handen. Wat een heugelijk moment! Wij als SoAP-redactie zijn vanzelf-sprekend apetrots op dit resultaat en bovendien ontzettend benieuwd naar jullie meningen. Dus schroom niet een reactie te geven. We zitten tegenwoordig op Facebook, Twitter en LinkedIn en heeft bovendien heeft SoAP sinds een aantal weken een eigen website: soapgroningen.nl. Als er dagelijks ruim 1.500.000 mensen naar Goede tijden, slechte tijden kijken, dan mogen wij met een kwalitatief veel betere SoAP toch minstens dergelijke bezoekersaantallen verwachten?

Tot slot een woord richting alle sociologie-studenten: SoAP is voor volgend studiejaar alvast op zoek naar nieuwe toptalenten die het leuk lijken om vier keer per jaar een artikel te schrijven. Daarnaast zijn wij altijd op zoek naar fotografen of andere creatievelingen die denken een steentje bij te kunnen dragen aan hét vakgroepblad van sociologie.

Page 3: Alumni SoAP juni

SOAP 3

THEMANUMMMER:

DE WIJDE WERELD VAN DE SOCIOLOOGErgernisopwekkend en aandacht vragend gedrag van aandachtsgeile mensen.

Narcistisch, simplistisch en mijns inziens totaal overbodig. Ik heb het hier over de emotioneel geladen statussen op Facebook. ‘’Aan de studie maar pijn in mijn rug’’, ‘’Volgens mij komt er een griepje aan, verkoudheid” of ‘’Mama het is nu 5 jaar sinds je overleden bent, ik mis je’’. Wat bezielt mensen om, af en toe zeer intieme, boodschappen op het wereldwijde web te plaatsen?

Misschien ben ik wel ouderwets of bekrompen, maar feit blijft dat vage bekenden van jou dit ook allemaal kunnen lezen. Wat moet jou vakantieneukertje van Lloret met de mededeling dat je broertje vorig jaar aan kanker is overleden? Wat interesseert het mensen, uitgezonderd je naasten misschien, in vredesnaam dat je ziek bent of dat je vanochtend een beetje misselijk was? Een verklaring die me te binnen schiet is dat mensen in hun persoonlijke omgeving een chronisch tekort aan aandacht hebben. De meeste mensen kunnen hun spreekwoordelijke ei dus niet kwijt bij vertrouwenspersonen en zetten het dan maar op de digitale snelweg. Verder wil het geval dat familieleden en vrienden ook reageren op die statussen, dan lijkt het eerder een soort van tweede bevestiging. Ze willen dan naast persoonlijke aandacht ook nog aandacht digitaal. Tevens is dit een teken naar andere online vrienden dat jij een hele speciale band onderhoudt met de eerste ring vrienden die erop reageren.

Een andere verklaring zou kunnen zijn dat mensen juíst willen dat de tweede ring vrienden kennis kan nemen van het o zo dramatische feit. Ze hunkeren, narcistisch als ze zijn, naast de aandacht van de eerste ring vrienden en familieleden ook nog naar aandacht van anderen.

Maar aan de andere kant, waar ligt dan de grens tussen wat je deelt op het internet en wat niet? Zo zie ik nooit statusupdates van mensen die zeggen dat ze nog nooit zo lekker een Albertus-sletje hebben afgewerkt als afgelopen nacht, een bruine trui hebben gebreid als nooit tevoren of zichzelf lekker hebben bevredigd bij een herhaling van Sexcetera. Waarom delen mensen de ellende die ze hebben meegemaakt wél en de leuke dingen des levens niet? Er moet dan een soort universele grens zijn van wat wel ge-update kan worden en wat niet.

Dit is toch op zijn minst zeer opvallend te noemen. Zo is seks bijvoorbeeld één van de meest positieve en het overlijden van een naaste één van de meest negatieve dingen des levens. Toch wordt over seks zelden een woord gerept terwijl de overlijdensberichten en memorials je om de oren vliegen. Mensen zijn dus meer geneigd om andere mensen met hun ellende op te zadelen terwijl pleziertjes dan te ver gaan; dan kom je opeens te ver in hun Lebensraum?

Begrijp me niet verkeerd, ikzelf heb getuige mogen zijn van een lijdensweg aan kanker en onvermijdelijk overlijden van mijn beste vriend, een plotselinge dood van mijn jonge tante en een zelfmoord van de broer van een goede vriend. Toch heb ik nooit de behoefte om dit te delen met mijn ‘’internet-vrienden’’ in de vorm van een gedicht, aankondiging hoelang dit geleden is en hoe ik me er nu over voel. Sterker nog, ik praat hier behoudens met enkele intimi eigenlijk nooit over. Sommige dingen gaan mijns inziens namelijk te ver om te delen op het wijde web en ik vind mensen die dit toch plaatsen rieken naar een ordinaire portie aandachttrekkerij.

Natuurlijk bestaan er wel statusupdates van het product van de seksuele handelingen (kinderen) en als men trouwt is het ook gangbaar dit te delen. Dit gaat dan opeens niet te ver en mag iedereen wel weten. Waar ligt die grens dan tussen wat te posten en wat niet? Maar nog belangrijker; is status updaten dan echt een vertoning van klassiek egoïstisch gedrag en gewoon een nieuwe vorm van aandacht verkrijgen? Ik ben er in ieder geval hélémaál klaar mee, fuck Facebook!

Abe

FUCK FACEBOOK!

INGEZONDEN STUK

Tegenwoordig kun je jezelf vrijwel ieder moment van de dag verwonderen over wat zich in de wereld afspeelt. Alles komt binnen via allerlei mediakanalen. We plaatsen onze laatste status-updates over wat ons beweegt en liken die van een ander. Of het nu een fotoreportage is van bloedbaden in Syrie of van het uit de hand gelopen feestje van een vage Facebookvriend, we worden overal mee geconfronteerd. Hoe beweegt men zich binnen deze tijd in een wereld die volledig draait om het in verbinding staan met “de rest”? Zijn mensen wel in staat om al deze contacten, impulsen en indrukken te beteugelen? In deze editie van SoAP is er speciale aandacht voor deze vragen. In meerdere van de artikelen in deze editie zal een verschillend aspect rondom dit thema worden benaderd. Is de hele wereld voor ons te vatten in een blik?

Wil jij jouw verhaal ook kwijt in SoAP? Stuur je berichtnaar [email protected] en wie weet verschijn

je op deze pagina in SoAP!

Page 4: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

4 SOAPFOTO: MARJAN FABER

Page 5: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

SOAP 5

1982/83

et startpunt van de afbouw van de verzorgingsstaten, wereldwijde protesten tegen kernwapens of de aanhoudende spanning tussen de VS en de Sovjet-Unie. In 1982 en 1983 waren

er meer dan genoeg maatschappelijke ontwikkelingen om over te schrijven. SoAP was daarentegen vooral gericht op het studenten-leven en de faculteit. Het studentenleven van toen, 30 jaar geleden, lijkt op basis van de artikelen helemaal niet zoveel te verschillen van het studentenleven van nu. Zo wordt bijvoorbeeld geschreven over maatregelen die de kamerhuurder moeten beschermen, over bezuinigingen en over de productiecijfers van universiteiten.

Vanaf toen begonnen productiecijfers een grotere rol te spelen op de universiteiten. Het sociologische instituut van de RUG had dat jaar vier artikelen weten te publiceren in sociaal wetenschappelijke tijdschriften. Om dit aantal te verhogen geeft een SoAP redacteur een advies aan de RUG, namelijk: “stimuleer de kroondocenten tot het schrijven van meer artikelen of ontwikkel een zodanige meetmethode van output dat Groningen bovenaan komt in de rangorde.” Op basis van de artikelen in SoAP leek er nog weinig aandacht te zijn voor de negatieve gevolgen van een verhoogde druk op publiceren.

Het is natuurlijk niet zo dat alles gelijk is gebleven. In een aantal artikelen wordt aandacht besteed aan vrouwenstudies. Dit is een verzamelnaam voor onderzoeken gericht op onderdrukkingssituaties van vrouwen met als doel het opheffen van deze onderdrukking. Vanuit de wetenschap was er veel kritiek op deze studies. Vrouwenstudies gingen bij voorbaat al uit van een onderdrukkingssituatie, er was dus geen objectief uitgangspunt. De discussie over de maatschappelijke positie van vrouwen ten opzichte van mannen is gebleven, maar de rol van feministische vrouwenstudies op universiteiten hierin lijkt te zijn verdwenen.

2004

In de SoAP-jaargang van 2004 is veel aandacht voor de EU. Er wordt een artikel gewijd aan chauvinisme in verschillende Europese landen, het verzet tegen de eenwording in Europa en er wordt geschreven over de grote onderlinge verschillen tussen de EU landen. Op 1 mei 2004 werd Hongarije lid van de EU. Een groepje sociologie studenten bezocht dit land tijdens een excursie en kreeg onder andere een rondleiding in een ziekenhuis. De verschillen met de Nederlandse gezondheidszorg bleken ontzettend groot te zijn. Het ziekenhuis was vies, artsen verdienden weinig en er lagen ongeveer twintig patiënten op één zaal. De gezondheidszorg moest toen verbeterd worden en de Hongaren verwachtten dat de EU daarbij zou helpen, ook met financiële ondersteuningen. Naast de artikelen over de EU is er aandacht voor het imago van de socioloog. Er is een pagina met

daarop citaten uit de media over sociologen. Het volgende citaat van Jan Blokker stond in 2004 in de Volkskrant: “Ik heb wel eens de indruk dat sociologen graag dure, en een beetje onduidelijke Nederlandse woorden gebruiken om gewichtig te lijken, zoals apothekers nog altijd in potjeslatijn communiceren om de patiënt op afstand te houden.” Opvallend is ook het citaat van een Chinese socioloog: “In het Westen doen sociologen studeerkamer-onderzoek, maar in China kun je als wetenschapper echt invloed uitoefenen”. Misschien ligt hierin dan de verklaring voor het economische succes in China en de puinhopen in Europa, sociologen hebben te lang te weinig invloed gehad op de maatschappelijke ontwikkelingen in Europa!

1987

In deze SoAP, gedrukt in A3 formaat, wordt de charme van de typemachine gecombineerd met fraaie schrijfkunst. In tegenstelling tot het moderne, attractieve schrijven waarin relatief kleine stukjes staan met pakkende koppen zijn de artikelen hier érg lang maar niet minder interessant. Zo staat er een zeer uitgebreid verslag in van het sociologie-symposium in Groningen waar verschillende hoogleraren het doel en de ontwikkeling van de sociologie bediscussiëren. Rond deze tijd bestond het Groningse Sociologische Instituut vijftig jaar dus naast het officiële deel was er uiteraard ook tijd voor feest. Eén opvallend detail in het verslag is de incorporatie die uitgevoerd werd door Siegwart Lindenberg, in zijn speech benadrukte hij dat sociologie in Groningen een bescheiden plaats toegewezen heeft gekregen binnen de sociologische wereld. Door de integratie tussen de vroegere vakgroepen en twee nieuwe studierichtingen staat sociologie in Groningen sterker dan ooit tevoren. Na Lindenberg betrad Fortuyn (Ja, de échte!) het podium en maakte bekend dat professor Bouman geëerd zal worden met een portret in de senaatskamer.

Verder staat er een in deze SoAP een aardige recensie van een onderzoek naar vrouwenstudies en emancipatievraagstukken. Dit onderzoek, gepubliceerd in Mens en Maatschappij, gaat over de relatie tussen vrouwenstudieonderzoek en het overheidsbeleid op het terrein vrouwenemancipatie. Het gaat hier voornamelijk om de culturele rol die vrouwenstudies vervullen. Aangezien sociaalwetenschappelijk onderzoek veelal voor beleidsmatige doeleinden wordt gebruikt is het volgens de onderzoekster zinvol om te kijken of vrouwenstudies bijdragen aan verandering van gangbare perspectieven en emancipatie van de vrouw. Hier lijkt toch sprake te zijn van een bepaalde tijdsgeest. Nu is op het gebied van (sociaal)wetenschappelijk onderzoek de invloed van man dan wel vrouw gelijk en is de vrouw, zeker in Nederland, volledig geëmancipeerd.

SOAP DOOR DE JAREN HEEN

H

MARJAN FABER & VINCENT DE GOEIJ

Page 6: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

6 SOAP

De SoAP uit 1987 bestaat niet alleen uit serieuze verslagen, artikelen en recensies. Zo is de ‘sociologische test’ overgekomen die uitgedeeld werd bij de voorlichtingsdagen. De test heeft zestien vragen waarin de maatschappelijke kennis van de deelnemer wordt getoetst. Soms zéér wetenschappelijk, maar de test bestaat ook veelal uit losse en interessante feitjes. Wisten jullie bijvoorbeeld dat leraren in 1987 vaker verzuimden dan werknemers bij niet-onderwijsinstellingen of dat Nederland 29.000 miljonairs telde inclusief de premier. De SoAP was dus, (ook) al in 1987, een interessant en gewild object voor elke Groningse sociologiestudent. Interessante artikelen en verslagen afgewisseld met korte mededelingen en recensies. Kortom, voor ieder wat wils en zelfs nu nog (anno 2012) dient deze SoAP als goed en vriendelijk leesvoer.

1998

Mens en Massa. Een thema dat goed binnen de sociologie past en in de SoAP van ’98 de rode draad vormt door veel artikelen. Mensenmassa’s, massahysterie, massavermaak en spontane manifestaties zijn interessante fenomenen, vooral voor sociologen. In deze SoAP gaat een artikel over de ervaringen van een studente die door Amerika heeft gereisd. Hierin stelt zij dat de ‘Amerikaan’ een echt kuddedier is en makkelijk contact legt. Voornamelijk in eerste instantie, want zij had ook gemerkt dat Amerikanen vrij oppervlakkig en uitsloverig kunnen zijn. Amerikanen worden stuk voor stuk voortgedreven door het zelfstandig liberalistisch ideaal en dit uit zich ook in hun gedrag. Ze worden door de overheid gestimuleerd om zelfstandig te handelen, zelfstandig te denken en hebben hierdoor aanzienlijk meer zelfvertrouwen. Tot slot, betoogt de schrijfster over de Amerikanen, zijn ze als burgers van wereldmacht, duidelijk trots en nationalistisch met af en toe een tikkeltje arrogantie. Het opmerkelijke was volgens haar alleen de oppervlakkigheid en de standaard typetjes die rechtstreeks uit de eerste de beste ‘sitcom’ zouden kunnen komen. De massa voelt zich enigszins superieur, is niet uniek maar lijkt zich wel zo te voelen. Dit is natuurlijk erg kort door de bocht en erg eenzijdig, maar toch is het een interessante en herkenbare karakterschets van de – in onze ogen – simpele Amerikaan. Een ander artikel in deze SoAP gaat over de festivalcultuur. De festivalcultuur die duizenden mensen samenbrengt door mooie muziek en ervoor zorgt dat al deze mensen samen als een eenheid compleet uit hun dak gaan. Heerlijk om dat te ervaren of te aanschouwen, want springen met de massa op je favoriete muziek is simpelweg fantastisch. Met het aanbreken van de lente begint de tijd van popfestivals weer, wat betekent dat we gaan genieten en luieren in de zon met een alcoholische versnapering. Net zoals veertien jaar terug zijn festivals bij sociologen zeer in trek. Het vermaak, de combinatie van actief en passief en het relaxen zijn ideale ingrediënten voor een weekend vol gezelligheid. Tijdens festivals lijkt er sprake te zijn van een groot saamhorigheidsgevoel wat leidt tot hele vreedzame festivals. Door de massale toestroom van duizenden jonge mensen zou je toch verwachten dat festivals niet altijd vreedzaam verlopen en er af en toe toch vervelende incidenten zouden moeten zijn. De realiteit wijst anders uit, er gebeuren haast nooit ernstige incidenten en het enige (persoonlijke) leed dat geleden wordt is een lekke tent. •

MARJAN FABER & VINCENT DE GOEIJ

Page 7: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

SOAP 7

en tijdje terug hebben twee studenten een 10 gehaald voor hun essay voor het vak Sociale welvaart. Dit ging niet, zoals groots

uitgemeten in de media, over ‘de fascistische PVV’, maar over sekten. In het essay worden zowel de kosten als de opbrensten van sekte-lidmaatschap besproken. Dit hebben Bram Hogendoorn en Sasja Cornelisse dusdanig goed gedaan dat zij met de hoogst mogelijke waardering beloond zijn door docent Jacob Dijkstra. SoAP heeft besloten de inleiding van het essay af te drukken. Benieuwd naar het hele essay? Het is te lezen op onze site: http://www.soapgroningen.nl/ of scan de QR-code onderaan deze pagina.

Hiernaast de inleiding van het essay.

E

DE SEKTE ALS WELVAARTSPRODUCENT:KOSTEN EN OPBRENGSTEN VAN LIDMAATSCHAP DOOR BRAM HOGENDOORN EN SASJA CORNELISSE

Sociale welvaart is een breed begrip en daarom lastig te definiëren. Omdat het een vorm is van welvaart, streven mensen er op verschillende manieren naar om zoveel mogelijk hiervan te bezitten. Er is altijd echter één overeenkomst; het streven naar sociale welvaart gebeurt in combinatie met sociaal gedrag. Sociale welvaart wordt daarom als volgt gedefinieerd: ‘Alle vormen van individueel welzijn, die ontstaan in de interactie met sociale structuren’. Dit betekent dat mensen geen sociale welvaart kunnen bezitten als zij niet in een sociale structuur zijn ingebed. Eén manier om sociale welvaart te verkrijgen is door aansluiting bij een groep gelijkgestemden. Dit essay gaat hier dieper op in, door te kijken naar mensen die zich aansluiten bij een sekte.

Evenals sociale welvaart, is het begrip sekte breed. Er vallen verschillende groeperingen onder de definitie van sekte. Volgens Merton zijn sekten religieuze groeperingen die buiten de gangbare religieuze cultuur opereren (Healy, 2011). Daarom wordt ook de term ‘New Religious Movement’ gebruikt om sekten te beschrijven. Een andere definitie die wordt gebruikt is ‘Marginal Religious Movement’ (Harper, 1982). Deze definitie verwijst ook naar een religieuze groepering die opereert buiten de geïnstitutionaliseerde godsdiensten om. Een ‘Marginal Religious Movement’ heeft een perifere positie tegenover de gangbare religies. Volgens Hume hoeven sekten echter niet religieus van aard te zijn (Healy, 2011). Afgezien zijn mening, komt in de verschillende definities voor sekten vooral naar voren dat het om religieuze groeperingen gaat. In dit essay is het begrip sekte daarom als volgt gedefinieerd: ‘Een religieuze groepering die buiten de gangbare en geïnstitutionaliseerde religieuze cultuur opereert’.

Het perspectief waarmee toetreding tot sekten en de rol die zij spelen in de productie van welvaart verklaard worden, is economisch van aard. Volgens ons is de afweging die iemand maakt om toe te treden tot een sekte, een rationele afweging. Door toetreding op die manier te beschouwen, wordt geprobeerd antwoord te krijgen op de vraag waarom mensen toetreden tot sekten. Bovendien kan zo begrip ontstaan voor de benadering van de sekte als welvaartsproducent, die het lidmaatschap verhandelt en daarmee een surplus creëert voor zowel de sekte als haar leden (Cosmides & Tooby, 1992). Extra aandacht gaat uit naar de onvoorziene kosten van sektelidmaatschap.

Lees het hele essay op onze website,scan de QR-code hiernaast

KASPER NELISSEN

Page 8: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

8 SOAP

SOCIOLOGISCHE STADSWANDELING S T A T I S T I E K E N N A D E R E N D E D E A D L I N E S

DOOR MADELIEN MEULENKAMPFOTO’S DOOR MARION DE VRIES

Page 9: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

SOAP 9

Page 10: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

10 SOAP

De tijden veranderen, zo ook bij Sociëtas. Sinds dit studiejaar is er een nieuwe commissie opgericht, de ‘commissie inhoudelijke activiteiten’ (CIA). Deze commissie richt zich, de naam doet het al vermoeden, enkel en alleen op inhoudelijke activiteiten. Hoewel er de afgelopen jaren altijd wel aandacht was voor inhoudelijke activiteiten, stond dat in schril contrast met het aantal activiteiten dat puur voor de gezelligheid werd georganiseerd. De CIA heeft dit jaar al enkele nieuwe activiteiten georganiseerd, maar heeft ook bestaande activiteiten overgenomen van de Accie, die zich vanaf nu alleen nog op gezelligheidsactiviteiten zal richten. Ook de excursie, die plaatsvond op 10 februari, werd dit jaar voor het eerst georganiseerd door de CIA en vond plaats in Amsterdam. Een verslag.

Op het voor studenten vrijwel onmogelijke tijdstip van 07.45 stond de bus gereed op het Centraal Station. Van de 33 deelnemers wisten 31 zich op tijd te melden, de andere twee hadden zich verslapen. Om de excursie niet te hoeven missen, reisden zij ons met de trein achterna.

Eenmaal in Amsterdam aangekomen werden wij verwacht aan de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Hier hadden we een afspraak met dr. Leon Deben, stadssocioloog aan de Universiteit van Amsterdam. Hij staat bekend om zijn ‘sociologische stadswandelingen’ die hij vaker voor studieverenigingen organiseert.

Ondanks de bittere kou hield iedereen goede moed en wandelden we door de binnenstad van Amsterdam. Met liefde voor de stad en enorm veel enthousiasme vertelde Deben ons

over de bewuste mix van sociale huur en koopwoningen, oude huizen die plaats hadden gemaakt voor gigantische hotels en over de straten waarin zowel hoeren als kinderdagverblijven huisden. Alle goede en minder goede beslissingen die de gemeente Amsterdam de afgelopen jaren had gemaakt werden uitgebreid besproken. Van Deben kregen we de tip om lekker maar goedkoop te lunchen in de kantine van de UvA. Na hier lekker te zijn opgewarmd vervolgden we onze tocht naar de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Hier werden we onthaald met koffie en een presentatie van één van de medewerksters.

De Dienst Onderzoek en Statistiek van Amsterdam is uniek in zijn soort, omdat het naast gemeentelijke opdrachten ook externe opdrachten aanneemt. Deze lopen uiteen van de jaarlijkse criminaliteitsmonitor naar enquêtes over de bestrating van de Amsterdamse binnenstad. Ook vertelde zij ons over een recent experiment waar de straatverlichting van Amsterdam drie minuten later aangaat en een drie minuten eerder uit. Deze besparing levert de gemeente een ton per jaar op. De dienst voerde een enquête uit waaruit bleek dat de meeste mensen er niets van hadden gemerkt. Om die reden overweegt de gemeente om de verlichting met nog eens drie minuten te verlaten en zo nog eens een ton per jaar te besparen. Naast deze algemene toelichting vertelde zij ook over haar eigen werkervaring. Na enkele jaren bij Unilever te hebben gewerkt, waar ze zich bezig hield met de nieuwe verpakking van Roosvicee, besloot ze haar baan op te zeggen. Ze vond haar werk te oppervlakkig en wilde meer inhoudelijk aan de slag. Die inhoud vond ze bij de gemeente Amsterdam.

Page 11: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

SOAP 11

De derde en laatste activiteit was een bezoek aan de redacties van twee grote landelijke dagbladen; Volkskrant en Trouw. Bij de inschrijving voor de excursie voerde 95% als voorkeur ‘Volkskrant’ in. Toch werd de groep gewoon gesplitst want in tijden van deadlines en stress op de vrijdagmiddag was er geen ruimte voor hordes sociologie studenten. Ondanks alle drukte werden we erg enthousiast onthaald. Midden op de redactie van Trouw raakten we in gesprek met drie economie redacteuren. Wat zij er nu van vonden dat de Elfstedentocht zo ontzettend veel media-aandacht had gekregen, waarom Trouw er aan mee had gedaan en of alle redacteuren dat een goed idee hadden gevonden. De redacteuren die we spraken waren het onderling oneens. Als iets zo erg speelt onder de bevolking, dan is het nu eenmaal nieuws, redeneerde de ene redacteur. Een ander vond dat er veel belangrijkere zaken, zoals Syrië, speelden en dat het diep treurig was dat aan zoiets onduidelijks (de Elfstedentocht kwam er uiteindelijk niet) een halve voorpagina werd besteed.Ook het imago van Trouw kwam ter sprake. We vroegen of ze verbaasd waren dat er zo weinig sociologen voor de Trouw hadden gekozen. Het antwoord was nee. De Trouw heeft nu eenmaal een oudere, grotendeels christelijke, doelgroep. Daar vallen veel studenten van nu buiten. Een interessant gesprek volgde over hoe de krant zich wilde blijven profileren als ‘Trouw’ maar ook graag meer lezers wilde trekken.

Zoals het een goed Sociëtas-lid betaamt werd de avond natuurlijk afgesloten in een goedkope pizzeria met lekker eten en een koud biertje in het centrum van Amsterdam. En na een drukke maar interessante dag vertrokken we vermoeid maar voldaan weer richting het noorden.

Page 12: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

12 SOAP

r werd al een tijdje wat rondgebazuind in de gangen in het Boumangebouw; er hing iets in de lucht, dat kon iedereen wel voelen aan zijn of haar water. Wat het precies was, dat wist niemand precies te vertellen.

Geruchten deden de ronde, er ging iets met GAMMAdata en Consult gebeuren. Maar wat dan, zouden er bijvoorbeeld ontslagen vallen onder de toch al zo armoedige studenten? Of komt er iets nieuws? Voor velen een vraag, voor een select gezelschap in hogere kringen een weet. Opeens dook de naam van Theo van der Zee op, maar niemand wist duidelijk te vertellen wat er precies te gebeuren stond en wat Theo van der Zee hier mee te maken had... SoAP heeft de primeur, we mogen het grote nieuws de wereld in slingeren: SocioQuest wordt het nieuwe stokpaardje van sociologie! In een exclusief interview met SoAP heeft Theo de plannen uit de doeken gedaan.

Theo, vertel eens, wat is SocioQuest?SocioQuest is een nieuw initiatief van de vakgroep sociologie. Het is een praktijkgericht onderzoeks- en adviesbureau in oprichting dat sociologische kennisdiensten en –producten levert. Belangrijk speerpunt daarbij is de expertise om met kwantitatieve onderzoeksmethoden inzicht te geven in een bepaalde situatie en om samen met opdrachtgevers onderzoeksresultaten te interpreteren en te vertalen naar nuttige verbeterpunten.

Begin eens bij het begin, hoe is dit allemaal tot stand gekomen?Bij de vakgroep was altijd GAMMAdata en Consult. Dit werd tot een paar jaar geleden aangestuurd door Hans Knol en Henk Mulder. Met hun pensionering viel er een gat. Bij de directie van sociologie (destijds Rafael Wittek en Rudi Wielers, red.) ontstond de vraag wie dit kon oppakken en wat de vakgroep eigenlijk precies met GAMMAdata beoogt. Parallel hieraan loopt de ontwikkeling dat het voor de wetenschap steeds belangrijker wordt om de praktische en maatschappelijke relevantie van onderzoek te laten zien. Bovendien wil de opleiding aan studenten kunnen laten zien wat sociologie in de praktijk eigenlijk is. Zowel voor het wetenschappelijk onderzoek als het onderwijs zijn er dus argumenten om de link met de praktijk te verstevigen. Voor GAMMAdata gold dat het daar verrichte onderzoek weliswaar praktijkgericht was, maar dat het onderzoek dichter tegen de wetenschappelijke onderzoekslijnen van sociologie aangebracht kon worden. Zo ontstond het idee voor iets nieuws – een soort ‘GAMMAdata 2.0’ – dat als doel heeft de kennis die binnen de vakgroep wordt gegenereerd, zichtbaar te maken en te benutten in de praktijk. Aangezien we meenden dat bij iets nieuws ook een sexy nieuwe naam past, werd SocioQuest geboren. Een centraal thema hierin is kennisvalorisatie, het tot maatschappelijke waarde laten komen van gegenereerde wetenschappelijke kennis.

Dus dit speelde allemaal zo’n anderhalf jaar geleden... en toen ben je aan de slag gegaan? Wat heb je gedaan?In eerste instantie ben ik intern gaan inventariseren welke mogelijkheden er waren om sociaal wetenschappelijke producten en diensten aan te gaan bieden. Naast de bevinding dat er veel mogelijk is met het door GAMMAdata reeds aangeboden enquêteonderzoek, zagen we ook dat er binnen de vakgroep veel nuttige kennis is die praktisch meer benut zou kunnen worden. Geen hapklare brokken, maar toch kennis waar je met enkele vertaalslagen veel mee kan betekenen voor de praktijk. Ruud van der Horst was bijvoorbeeld met een proefschrift bezig om netwerkanalyses toe te passen binnen tbs-instellingen. Met netwerkanalyses kan inzicht worden verschaft in het sociaal functioneren van TBS’ers. Die inzichten zijn erg nuttig voor hulpverleners binnen zo’n instelling. Of bijvoorbeeld Gijs Huitsing en René Veenstra, zij hadden een meetinstrument liggen, eveneens met netwerkanalysemethoden, waarmee het sociale klimaat van een schoolklas in kaart kan worden gebracht. Een ander voorbeeld is het cursusprogramma GRIP en GLANS, een cursusprogramma voor ouderen om hun zelfredzaamheid en welbevinden te vergroten.

We hebben vervolgens voor één testcase gekozen om te kijken of het daadwerkelijk mogelijk is om kennis te vertalen naar een aan te bieden product of dienst. Dit werd het instrument van Gijs Huitsing en René Veenstra. We hebben gekeken of we dat meetinstrument zo konden verfijnen dat we daarmee een interessant aanbod kunnen doen aan scholen in het primair onderwijs. Dat is gelukt. Mede door een subsidie van de Gratama-stichting en samenwerking met APS en de schoolbegeleidingsdiensten JAS en CEDIN, ligt er nu een mooi product. Dit brengt, onder andere door de overzichtelijke netwerkanalyses, efficiënt het sociale klimaat van een klas in beeld en geeft zicht op wat de kwetsbare kinderen zijn in de klas. De meester of juf hoeft alleen de namen van het kind in te voeren en er rolt dan voor ieder kind een vragenlijst uit die online en ondersteund door filmpjes ingevuld kan worden. Met een rapportgenerator kan er met enkele handelingen en analyses een rapport worden geleverd. Naast het nut voor scholen heeft het de wetenschap er ook nog wat aan; het instrument wordt namelijk ook gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek, zoals het onderzoek Boekenmaatjes en het onderzoek naar KiVa, een anti-pestprogramma. Al met al kwamen de directie van sociologie en ik tot de conclusie dat er mogelijkheden liggen om in praktische zin meer te doen met de gegenereerde sociologische kennis.

SOCIOQUESTHET NIEUWE STOKPAARDJE VAN SOCIOLOGIE

E

RONALD KIELMAN & KASPER NELISSEN

Page 13: Alumni SoAP juni

VAKGROEP

SOAP 13

Duidelijk, hoe ging dat verder? Je moet een structuur opzetten? Hoe is dat organisatorisch allemaal geregeld?Ik heb toen een heus businessplan gemaakt samen met mensen die daar verstand van hebben. Zoiets moet ook juridisch goed worden ingebed. En dat bleek best lastig. Een dergelijke organisatie kan alleen goed werken wanneer deze enigszins snel kan handelen en in kan spelen op de markt. Besluitvorming moet bijvoorbeeld niet voor het minste en geringste via het College van Bestuur lopen. Er moet een structuur bestaan waarbinnen je kan ondernemen en die voor de RUG beheersbaar is. Daar worden nu door het College van Bestuur de laatste beslissingen over genomen. Hoewel de exacte rechtsvorm nog niet helemaal duidelijk is, komt er een aparte rechtspersoon die grotendeels zelfstandig keuzes kan maken.

Hoe zie je alles over vijf jaar?Goede vraag, het doel is dat SocioQuest dan met enkele vaste medewerkers een aantal kwalitatief goede, onderscheidende sociologische producten en diensten aanbiedt die in het veld een zekere naam hebben opgebouwd. We gaan voor kwaliteit en, in marketingtermen, productleiderschap. Doorlopend worden er nieuwe kennisproducten en –diensten worden ontwikkeld.

En het onderscheidende is: jullie zijn misschien wel goed, maar wij zijn van de RuG en wij zijn de beste?Ik ga niet zeggen dat we beter zijn dan welk ander bureau dan ook ‘omdat wij van de RUG zijn’. Er is echter wel bepaalde unieke kennis en expertise waarin sociologie uitblinkt. Juist die willen we meer naar voren brengen en praktisch benutten. Ik denk daarbij met name aan het in beeld brengen van een bepaalde situatie en het vertalen van uitkomsten van onderzoek naar beleid en strategie. Of het nou gaat om een onderzoek onder medewerkers of een onderzoek onder buurtbewoners, wij kunnen ons daar met onze kennis en expertise zeker op profileren.

Zou het kunnen dat over één of twee jaar een onderwijsproject wordt opgezet waarbij studenten bij dergelijke werkzaamheden worden betrokken?Ja, dat denk ik wel en dat streven we ook na. SocioQuest zou natuurlijk prima projecten kunnen proberen te koppelen aan echte praktijkproblemen. Aan de andere is er ook de ervaring dat je richting organisaties in de praktijk ook niet te veel verwachtingen moet wekken met het werken met studenten. Dit soort projecten moet goed worden begeleid, wat veel tijd kost. Ook is het niet altijd mogelijk om met studenten strak volgens de planning van een opdrachtgever te werken. Echter, wanneer je zoiets goed vormgeeft, is het denk ik prima mogelijk om met onderwijsprojecten direct bij te dragen aan het verbeteren van het beleid van organisaties.

SocioQuest gaat dus voor kwaliteit, betekent dat dan ook direct ‘duur’?.Kwaliteit wordt inderdaad nog wel eens geassocieerd met duur, maar dat is niet wat ik voor me zie. Ik bedoel dat je zo goed nadenkt, dat je de kennis zodanig vertaald dat je een efficiënte oplossing creëert. Een goede prijs-kwaliteit verhouding is van groot belang. Zo werk ik nu samen met UD Jacob Dijkstra en stagiair Pieter van Eijsden aan een instrument waarmee we inzicht willen bieden in de sociale staat van een gebied, zoals een dorp, buurt, regio enzovoorts. Efficiency is daarbij een expliciet aandachtspunt. De vraag is niet alleen hoe zo’n instrument er inhoudelijk het beste uit kan zien, maar ook hoe je dat in beeld kunt brengen zonder dat je bakken gegevens moet verzamelen.

Ik denk dat we zo een duidelijk beeld hebben gekregen waar SocioQuest om en voor gaat. Bedankt voor het interview en veel succes met SocioQuest! •

FOTO: KASPER NELISSEN

Page 14: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

14 SOAP

iscriminerend is, dat de Holocaustmythe in stand wordt gehouden door de Joden en dat het Duitse volk ten onrechte wordt beschuldigd.” Dit is één van de uitspraken van

Siegfried Verbeke, een beruchte Holocaustrevisionist. Door zijn activisme tegen wat hij de ‘mythe van de Holocaust’ noemt, is hij talloze malen veroordeeld door verschillende Europese rechtbanken en zit hij momenteel gevangen in België. In Nederland (en veel andere westerse landen) is het namelijk strafbaar om de Holocaust te ontkennen, te rechtvaardigen of te bagatelliseren. In Nederland is dit bepaald in het arrest over deze zelfde Siegfried Verbeke uit 1997. De uitlatingen van de heer Verbeke doen mij (en waarschijnlijk de meeste mensen) de rillingen over de rug lopen, maar is een expliciet verbod hier wel op zijn plaats? Dit betwijfel ik.

Ten eerste is het interessant deze vraag te bekijken in het licht van het (altijd actuele) debat over de vrijheid van meningsuiting. Hoe ver mag je gaan in deze vrijheid en vooral: wat moet je doen als de vrijheid van meningsuiting botst met dat andere belangrijke grondrecht, het verbod op discriminatie? Dit zijn vragen die de laatste jaren vooral interessant bleken als het ging om immigranten en Geert Wilders (en dan vooral de combinatie van beiden). Deze dilemma’s worden vaak beslecht in het voordeel van de vrijheid van meningsuiting. Uitspraken als “stelletje geitenneukers” en een meldpunt voor klachten over Midden- en Oost-Europeanen worden veel bekritiseerd, maar door wet en regering wel geaccepteerd. “Fijn hè, dat we sinds Pim af zijn van die politieke correctheid.” Opvallend genoeg overwint de vrijheid van meningsuiting echter niet als het over Holocaustrevisionisme gaat. Aan het verbod, wat duidelijk niet te verenigen is met de vrijheid van meningsuiting, wordt nauwelijks getwijfeld. Een enkele keer doet iemand een poging om het onderwerp bespreekbaar te stellen, zoals Mark Rutte in 2009, maar reacties hierop zijn vaak zo fel dat de initiatiefnemer uit angst zijn imago te schaden maar snel zijn mond houdt. Een grappige constatering in dit kader is dat zelfs dé Nederlandse voorstander van de vrijheid van meningsuiting, ons aller Geert, in deze kwestie kiest voor de beperking van deze vrijheid. De Holocaust is een hardnekkig heilig huisje.

Een tweede bezwaar tegen het Nederlandse verbod op Holocaustrevisionisme is dat het een ongewenst gevolg heeft. De rechters bepaalden in 1997 dat Holocaustrevisionisme onder het discriminatieverbod valt en daarom strafbaar is. Als de bepalingen uit het arrest doorgetrokken worden, betekent dit dat revisionisme over elke gruwel tegen elke bevolkingsgroep(of die nou etnisch, religieus, naar seksuele voorkeur, etc. is) in elk tijdperk strafbaar is. Dit zou betekenen dat een ieder die meent

dat de politionele acties in Indonesië niet zo heel erg waren, of dat het voor Afrikanen die naar Amerika verscheept werden best leuk was om zo hard te werken, enzovoort, opgepakt en veroordeeld zou moeten worden. De meeste mensen zouden deze meningen natuurlijk verwerpen, maar zou zij dit dan ook een strafrechtelijke veroordeling waard vinden? Het feit dat het verbod op revisie als vorm van discriminatie alleen op de Holocaust van de Joden toegepast wordt, en dus niet op gruwelijke daden tegenover andere bevolkingsgroepen, is in zichzelf discriminerend. Het verbod leidt er dus toe dat er of ondoenlijk veel mensen opgepakt moeten worden voor hun revisionistische standpunten, of dat het zelf discriminerend wordt doordat het alleen voor Joden gehandhaafd wordt.

Ten slotte is een verbod naast onjuist ook niet effectief. Als je iets verbiedt verdwijnt het niet automatisch. Neem nou Amerika: hier wordt het fenomeen tienerseks doodgezwegen: mag niet, niet over praten, gebeurt niet; met als gevolg dat 10% van de kinderen die jaarlijks geboren worden het kind is van een tienermoeder. Zolang Holocaustrevisionisme strafbaar blijft , zullen de revisionisten in stilte aan hun denkbeelden, die vaak gevaarlijk zijn omdat ze vaak met extremisme en racisme gepaard gaan, vasthouden. Als ze deze denkbeelden echter openbaar mogen maken zal er een publiek debat ontstaan waarin de Holocaustrevisionisten van een (beargumenteerd) weerwoord worden voorzien. Dit kan ertoe leiden dat ze hun standpunten herzien en dat anderen niet verleid worden deel te nemen aan bijvoorbeeld neonazistische bewegingen.

De vraag uit de inleiding kan wat mij betreft met een volmondig ‘nee’ beantwoord worden. Een verbod is in strijd met de vrijheid van meningsuiting, leidt júist tot discriminatie en is niet effectief in het bestrijden van Holocaustrevisionisme en het vaak daarmee verbonden extremisme en racisme. Door het debat open te houden kunnen Holocaustrevisionisten bewust gemaakt worden van het gevaar van hun standpunten. Mocht er dan ooit nog eens iets zo verschrikkelijks gebeuren als een herhaling van de Holocaust (want de vreemdelingenhaat is heus nog niet weg uit onze samenleving), kan niemand zich meer verschuilen achter het laffe ‘Wir haben es nicht gewusst’.

NB: Terwijl ik dit schrijf is in Frankrijk net het verbod op de ontkenning van de Armeense genocide ongrondwettig verklaard: ze was niet te verenigen met de vrijheid van meningsuiting. De Franse wet wordt waarschijnlijk tot juni niet aangepast, maar dat deze ontwikkeling al eerder invloed zal hebben op de Nederlandse situatie en het Nederlandse debat is zeer waarschijnlijk. Blijft het heilige huisje staan of blaast de Grote Boze Wolf hem zo om? •

HET HEILIGE HUISJE HOLOCAUST

“D

ANNA HERNGREEN

Page 15: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

SOAP 15 FOTO: KASPER NELISSEN

Page 16: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

16 SOAP

e worden wekelijks overspoeld met berichten over bezuinigingen in het hoger onderwijs. Afschaffing van de basisbeurs voor de masterfase, een boete voor langstudeerders. Nee,

het lijkt studenten niet mee te zitten de komende jaren. Maar on-danks al deze bezuinigingen lijkt het mee te vallen met het protest onder studenten. Naast wat zacht gemopper heb ik dit jaar nog niet veel georganiseerde protesten gezien. De Grote Markt lag er in dat opzicht, op wat Occupy tentjes na, angstvallig stil bij. Dit stille protest lijkt typerend voor de huidige generatie jongeren. Waar in de vorige eeuw nog massaal meegezongen werd met de protestliederen op Woodstock en de steden volhingen met affiches van protestgroepen lijken de jongeren van deze generatie zich niet snel geroepen voelen de straat op te gaan. De huidige generatie lijkt geen reden te zien om in opstand te komen, of lijkt dat maar zo? Is de protestdrang daadwerkelijk afgenomen, zoals velen denken? Ik vroeg Jacquelien van Stekelenburg (universitair hoofddocent sociologie aan de VU in Amsterdam) en de LSVB (Landelijke Studenten Vakbond) om hun mening.

DE PROTESTGENERATIEWij, de huidige generatie jongeren, moeten vaak de verhalen aanhoren van de zogeheten ‘protestgeneratie’. De herinneringen uit die bijzondere tijd worden nog vaak opgehaald. “Weet je nog, die tijd waarin we met z’n allen zongen: And it’s one, two, three, what are we fighting for?”Die tijd waarin we massaal de straat op gingen om onze onvrede te uiten? De tijd waarin we de stad volplakten met affiches en de Provo de straten onveilig maakten?” De protestgeneratie is ook onder de huidige generatie jongeren een bekend begrip. Maar wat was de protestgeneratie precies en hoe ontstond deze?

Het begon allemaal in de jaren ’60 van de vorige eeuw. Waar de protesten voor de jaren ’60 nog keurig verliepen en geen grote veranderingen ten gevolge hadden, begon dit in deze jaren te veranderen. In deze jaren begon de waardering voor het gezag aanzienlijk af te nemen, begon men steeds kritischer te worden en nam de internationale solidariteit toe. Onderwerpen als ‘de Vietnamoorlog’, ‘vrouwenrechten’ en ‘het milieu’ kwamen hoog op de agenda te staan. In de jaren ‘60 kwam ook de ‘Provo’ op. De Provo was gezagsprovocerend en hield zich bezig met een veelheid van sociale en politieke problemen. Ondanks de grote naamsbekendheid die de Provo’s in de loop der jaren ontwikkelden, bleef de groep erg kortstondig en lokaal. Al eerder kwamen de zogeheten ‘nozems’ op. Hoewel deze twee groepen veel overeen lijken te hebben, verschilden ze wel degelijk van elkaar. Waar de Provo’s protesteerden uit onvrede deden de nozems dit meer uit verveling.

Ook vond er in de jaren ’60 een explosie van het aantal studenten plaats. Tussen 1960 en 1980 verdubbelde - onder invloed van de babyboomgeneratie - het aantal studenten aan universiteiten of hogescholen. Met deze toename nam ook het verzet van de studenten in Nederland toe. Zo werd in 1962 de Studenten Vak Beweging (SVB) opgericht in Nijmegen die progressieve verand-eringen teweegbracht. Studenten gingen steeds meer voelen voor directe actie.

In 1968 was Parijs het decor van felle protesten en heftige rellen. De studenten wilden af van de ouderwetse onderwijssystemen met autoritaire professoren die in Frankrijk nog steeds de lakens uitdeelden. Hoewel studenten het protest in Parijs begonnen, bleek de onvrede niet alleen bij deze bevolkingsgroep te heersen. Binnen de kortste keren gingen ook de arbeiders en allerlei andere bevolkingsgroepen de straat op. Ook Nederlanders waren betrokken bij deze opstanden. Zo ontaardde het protest in Parijs in een ware veldslag. Ondanks het feit dat de opstanden in Parijs zo plotseling als ze uitbraken ook weer net zo plotseling afgelo-pen waren, blijft Parijs ’68 een begrip.

Wat men niet los kan zien van de protestgeneratie, zijn de demonstraties tegen de Vietnamoorlog. Aan deze oorlog, die in 1965 losbarstte, lag het conflict tussen het communistische Rusland en het kapitalistische Amerika (oftewel; de Koude Oorlog) ten grondslag. Amerika wilde koste wat het kost voorkomen dat Vietnam in handen viel van de communisten. Hierbij kwamen miljoenen mensen om het leven. Naarmate de oorlog vorderde en steeds meer slachtoffers begon te eisen, gingen het Amerikaanse volk en de rest van de wereld inzien waar Amerika mee bezig was. Er ontstonden massale protesten over de hele wereld.

De protesten die in die tijd plaatsvonden brachten vele veranderingen met zich mee. Natuurlijk weten we niet hoe het geweest zou zijn als de protesten niet hadden plaatsgevonden, maar feit is dat de protesten een grote impact hadden, niet alleen op Frankrijk maar ook op de rest van Europa. In het huidige Nederland zijn de rechten van de vrouwen beter gewaarborgd en zijn studentenvakbonden geen onbekende begrippen. Het lijkt erop dat de protestgeneratie al het werk voor ons heeft gedaan. Waarom zouden we nu nog de straat op moeten gaan?

HET GELUID VAN HET STILLE PROTESTIS ER SPRAKE VAN EEN AFNAME VAN DE PROTESTDRANG ONDER HUIDIGE JONGEREN?

W

NIENKE TEBBENS

Page 17: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

SOAP 17

Dit is natuurlijk niet helemaal juist. Ook vandaag de dag zijn er nog genoeg onrechtvaardige zaken waartegen geprotesteerd kan worden. De langstudeerboete die ingevoerd gaat worden, het BSA dat al ingevoerd is en de afschaffing van de basisbeurs voor de masterfase, het zijn onderwerpen die huidige studenten liever vermijden. Maar als er zoveel onvrede heerst, waar blijft dan het protest van deze generatie studenten? Is de protestdrang echt afgenomen onder de huidige generatie studenten?

DE HUIDIGE GENERATIE JONGERENDe klachten die dagelijks bij de LSVB (Landelijke Studenten Vakbond) binnenstromen, wijzen erop dat de onvrede onder stu-denten niet is afgenomen. In 2011 kwamen 150 klachten binnen, wat meer was dan de jaren daarvoor. Volgens Jelmer de Ronde, Vicevoorzitter van de LSVB is de kwaliteit van het protest onder studenten veranderd, in plaats van de kwantiteit. Volgens hem gaan studenten tegenwoordig niet meer massaal de straat op om te protesteren maar doen zij dit op andere manieren. Het protest op 21 januari 2011, tegen de kabinetsplannen, is hier een uitzon-dering op. Toch geeft Jelmer de Ronde aan dat een verandering in de maatschappij wellicht invloed heeft gehad op de protestdrang onder jongeren. Hij zei hierover het volgende: “Actievoeren is niet zo gebruikelijk meer als vroeger en je moet met goede ideeën of enorm grote aantallen komen om in de huidige mediacultuur de aandacht te krijgen en vast te houden.” Ondanks deze verander-ingen krijgt de LSVB toch veel vragen over wanneer er protesten plaats zullen gaan vinden. Er zijn dus wel degelijk studenten die staan te popelen om de straat op te gaan. En volgens de LSVB is dit niet onterecht want volgens hen kan met protesten heel veel bereikt worden, “ook al is dat niet altijd even zichtbaar”.

Ook vroeg ik Jacqueline van Stekelenburg om haar mening betreft dit onderwerp. Als Universitair Hoofddocente sociologie aan de VU in Amsterdam en onderzoekster naar onderwerpen op het gebied van protesten en sociale bewegingen zou ze een goed beeld van de protestdrang onder de huidige studenten moeten hebben.

Van Stekelenburg is het niet geheel met de LSVB eens. Het feit dat de protestdrang onder studenten er wel degelijk is, staat volgens haar als een paal boven water. Ze gaf aan dat er de afgelopen jaren juist een stijging te zien is van het aantal protesten in vergelijking met de jaren daarvoor. Zo zijn er vorig jaar tal van protesten geweest door de scholieren en docenten van het middelbaar onderwijs vanwege de maatregelen die werden genomen. Ook werd er massaal door de studenten en hoogler-aren geprotesteerd vanwege de bezuinigingen in het hoger onder-wijs. Dat zelfs de hoogleraren de straat op gingen om te protest-eren, liet een grote indruk achter. Het beeld van de hoogleraren in toga die rond de Hofvijver liepen, zullen we dan ook niet snel vergeten.

Volgens van Stekelenburg spelen vele factoren een rol bij het ontstaan van massaal protest. Een verklaring van het ontstaan van de vele protesten in 2011 is volgens haar het wereldwijde protest dat toen plaatsvond. De Ararbische lente en de demonstraties van de Occupy beweging zouden wel eens als voedingsbodem gediend kunnen hebben. Van Stekelenburg spreekt ook wel van een “contentious 2011”. Wanneer men anderen ziet protesteren en daarmee ook veranderingen te weeg laten brengen, zal men zelf ook eerder geneigd zijn de straat op te gaan.

Maar er zijn nog meer factoren die een rol spelen bij het ontstaan van massale protesten. Allereerst moet men zich sympathiseren met het issue. Men moet ontevreden of boos zijn vanwege datgene waar tegen geprotesteerd wordt voordat men de straat op gaat. Bovendien moet men op de hoogte zijn van het protest. Bij het organiseren van massale protesten is dit onmisbaar. Ten slotte moet men gemotiveerd zijn om daadwerkelijk de straat op te gaan. Kleine barrières kunnen deze stap in de weg staan. Zo moet er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met kosten van de treinreis wanneer er een landelijk protest plaatsvindt. Als deze kosten te hoog zijn zal men minder snel deelnemen. Een andere barrière kan het vertrouwen in het effect van de protesten zijn. Wanneer men het idee heeft niets met de protesten te bereiken, zal men niet snel gaan protesteren. Ondanks het enthousiasme van van Stekelenburg over het protesteren, kan ze niet zeggen hoeveel effect protesten nou daadwerkelijk hebben. “Dat er veranderingen plaatsvinden zegt niets over het feit of deze veranderingen teweeg zijn gebracht door de protesten”, aldus Jacqueline van Stekelenburg. Toch hoopt ze dat de studenten ook dit jaar hun stem zullen laten horen. Daarbij benadrukt ze het belang van de organisatie van de protesten. Hoe beter dit geregeld is, hoe groter de opkomst zal zijn.

DE PROTESTDRANG IS ER, NU HET PROTEST NOGOndanks de vele verschillende meningen rond dit onderwerp wijst alles erop dat jongeren nog wel degelijk voor hun belangen op willen komen. Oftewel; de protestdrang is er, maar nu het protest nog. Hoe kan het zijn dat na zoveel geluiden van onvrede er het afgelopen jaar door studenten nog zo weinig geprotesteerd is? De LSVB kondigde een tijd geleden landelijke protesten aan van 19 t/m 23 maart. Ik besloot al mijn gevoelens van onvrede te verzamelen en marcheerde met spandoek en al naar de Grote Markt, klaar voor het massale protest. Klaar om protestliederen mee te brullen, het kabinet met een boze vinger aan te wijzen, de protestgeneratie te laten zien dat de protestdrang er nog wel degelijk is, dat wij wel degelijk een stem hebben. Maar toen ik daar aankwam zakte de moed me in de schoenen. De Grote Markt lag er verlaten bij. Ik herkende het geluid, de stilte. Het was het geluid van het stille protest. •

NIENKE TEBBENS

Page 18: Alumni SoAP juni

In h

et m

idde

lpun

t dez

e ke

er J

oost

van

de

Bra

ke. 2

5 ja

ar

oud,

3e

jaar

s ho

nour

sstu

dent

en

voor

zitt

er v

an d

e st

uden

ten

in d

e O

nder

wijs

Com

issi

e (O

C).

Wel

licht

dat

de

OC

nie

t zo

opva

lt al

s an

dere

com

issi

es, z

ijn d

e le

den

toch

bez

ig o

m o

nze

ople

idin

g be

ter

te m

aken

.

Ho

e b

en je

bij

soci

olo

gie

ter

echt

gek

om

en?

Eer

st h

eb ik

MB

O g

edaa

n in

Hee

renv

een,

waa

rna

ik

bego

nnen

ben

aan

een

HB

O-o

plei

ding

tot d

ocen

t m

aats

chap

pijle

er. H

ier

heb

ik m

ijn P

geh

aald

, waa

rna

ik

ben

bego

nnen

met

soc

iolo

gie.

Ho

e is

het

gek

om

en d

at ie

man

d d

ie b

ego

n m

et e

en

MB

O-o

ple

idin

g n

u in

het

Ho

nour

spro

gra

mm

a zi

t?Ja

, daa

r be

n ik

voo

r ui

tgen

odig

d. A

ls je

het

eer

ste

half

jaar

bij

de b

este

10%

van

de

ople

idin

g zi

t dan

krij

g je

een

ui

tnod

igin

g om

te s

ollic

itere

n. E

en b

eetje

arb

itrai

r na

tuur

lijk w

ant a

ls je

een

goe

d ha

lf ja

ar d

raai

t krij

g je

dus

al

een

uitn

odig

ing.

Toe

n he

b ik

ges

ollic

iteer

d en

als

je

sollic

iteer

t wor

dt je

vol

gens

mij

mee

stal

wel

aa

ngen

omen

. Het

is w

el z

o da

t ik

altij

d go

ed m

ijn b

est

heb

geda

an. I

k be

n oo

k al

25,

dan

ben

ik d

us 2

6 al

s ik

kl

aar

ben.

Ik d

enk

dat d

at e

en g

oede

leef

tijd

is, m

aar

dat

bete

kent

ook

dat

je s

tevi

g m

oet a

anpa

kken

. Ik

kan

me

ook

voor

stel

len

dat a

ls je

net

van

het

VW

O k

omt,

je in

je

stu

dent

entij

d oo

k no

g ee

n be

stuu

rsja

ar g

aat d

oen

en

wat

din

gen

er n

aast

.

And

ers

mo

et je

op

je 2

2ste

al a

an h

et w

erk

bed

oel

je?

Ja, i

k w

eet o

ok n

iet o

f dat

het

hel

emaa

l is.

Het

is

alle

en w

el z

o da

t ik

die

ding

en e

r na

ast a

l ged

aan

had

voor

ik n

aar

de u

nive

rsite

it kw

am.

Ho

e b

en je

in d

e O

C t

erec

htg

eko

men

?D

at w

as n

aar

aanl

eidi

ng v

an e

en m

ailtj

e aa

n he

t be

gin

van

het j

aar.

Om

dat i

k oo

k na

ast m

ijn s

tudi

e no

g w

el ie

ts w

ou le

ren

heb

ik to

en g

esol

licite

erd

en

ben

aang

enom

en. I

k vi

nd d

e O

C in

tere

ssan

t om

dat j

e he

el in

houd

elijk

bez

ig b

ent m

et d

e op

leid

ing.

Nie

t om

an

dere

com

issi

es n

ou te

kor

t te

wille

n do

en, m

aar

ik

denk

dat

de

OC

een

van

de

mee

st in

houd

elijk

e co

mis

sies

is. D

e fa

culte

its-

en u

nive

rsite

itsra

ad

natu

urlijk

ook

, maa

r da

n be

n je

toch

bez

ig re

gels

uit

Den

Haa

g om

te z

ette

n in

bel

eid.

Ik v

ind

dat m

inde

r in

tere

ssan

t.

To

ch li

jk je

wel

een

op

vatt

ing

te

heb

ben

ove

r w

at

er in

Den

Haa

g g

ebeu

rt.

Ja k

lopt

, ik

vind

pol

itiek

ook

inte

ress

ant.

Om

te v

olge

n,

maa

r oo

k om

ove

r te

pra

ten

met

mijn

med

estu

dent

en.

Het

is o

ok a

ltijd

de

span

ning

tuss

en d

e w

erke

lijkhe

id e

n ho

e de

wer

kelijk

heid

vol

gens

jou

zou

moe

ten

zijn

.

Zo

u je

dan

liev

er in

Den

Haa

g z

itte

n o

m

bes

lissi

ngen

te

mak

en d

ie d

an d

oo

r un

iver

site

itsr

aden

uit

gev

oer

d m

oet

en w

ord

en?

Nou

nie

t per

sé.

Ik v

ind

wet

ensc

hap

nam

elijk

ook

hee

l bo

eien

d. H

et li

jkt m

ij he

el le

uk o

m b

elei

dson

derz

oeke

r te

wor

den

en b

elei

d te

eva

luer

en. J

e zi

t dan

op

het

raak

vlak

van

pol

itiek

en

maa

tsch

appi

j. D

at z

ijn m

ijn tw

ee

grot

e in

tere

sses

, het

zijn

gel

ukki

g tw

ee v

rij b

rede

in

tere

sse

gebi

eden

. Dus

pro

bere

n be

leid

te e

valu

eren

en

wel

licht

zel

fs b

eter

te m

aken

lijk

t me

heel

leuk

. •

IN H

ET M

IDD

ELPU

NT

JOO

ST V

AN

D

E BR

AKE

Page 19: Alumni SoAP juni

FOTO: KASPER NELISSEN

Page 20: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

20 SOAP

et mekka voor de liefhebber van documentaires is het International

Documentary Festival Amsterdam. Tien dagen achter elkaar worden dan de beste documentaires van het jaar gedraaid. Vaak zijn de regisseurs of de hoofdpersonen aanwezig en wordt er volop over gedebatteerd. De laatste jaren lukt het me niet om naar het IDFA te gaan. Het geluk wil dat een groot deel van de hoogtepunten binnen een jaar op televisie te zien is. Zo kwam intussen de complete top vijf van de publieksenquête van 2010 op de beeldbuis, te weten Waste Land, Autumn Gold, The World According to Ion B, Kinshasa Symphony en The Green Wave. Voor wie ze gemist heeft, zijn ze met een beetje mazzel via Uitzending Gemist te zien. De beste documentaires zijn doorgaans bij Het Uur van de Wolf (vaak op dinsdag), Canvas (altijd een documentaire op woensdag), VPRO Import (elke woensdag) en Holland DOC (elke donderdag).

Op mijn website heb ik een lijst met de beste documentaires opgesteld en daarvan geef ik hier de bovenste 25.

Voor wie het nog niet wist, Rene Veenstra is een filmfanaat! Al vanaf jonge leeftijd houdt Rene een lijst bij van zijn favoriete films en documentaires. Deze lijst is de vinden op zijn website. In SoAP deelt hij de komende drie edities zijn filmkennis met ons en geeft hij de absolute must see’s aan de trouwe SoAP-lezers mee.

scan de QR-code voor de gehele filmlijst van Rene

HEnron: The Smartest Guys in the Room (Alex Gibney 2005 USA) Vaste prik op het college over witteboordencriminaliteit. De arrogantie en hoogmoed ten top: om de aandeelhouders tevreden te stellen worden denkbeeldige winsten alvast ingeboekt en wordt de zeepbel groter en groter.

Het is een schone dag geweest (Jos de Putter 1993 NL) Cineast De Putter filmt het laatste oogstjaar van zijn ouders op hun boerenbedrijf in Zeeland. Een portret van een familie en van een manier van leven. De vier seizoenen worden gevat in 75 lange, ingetogen shots.

Hoop Dreams (Steve James 1994 USA) James volgt vier jaar lang twee grote basketbaltalenten en laat zien hoe belangrijk die sport in Amerika is, maar ook hoe sport de enige optie vormt om een kansarme omgeving te ontgroeien en hoe die hele omgeving daardoor wordt beïnvloed.

Hotel Terminus. Klaus Barbie (Marcel Ophüls 1988 F) Hotel Terminus was het hoofdkwartier van de Nazi-officier Klaus Barbie, ‘de Slager van Lyon’, die in 1987 in Frankrijk terecht stond, nadat hij door Bolivia werd uitgewezen. In deze documentaire onderzoekt Ophüls de manier waarop de mensheid omgaat met het kwaad.

La hora de los hornos (Fernando Solanas 1967 RA) Totaal overdonderende documentaire lanceerde de Third Cinema beweging en plaatste de Latijns-Amerikaanse cinema nadrukkelijk op de kaart. Gedetailleerde analyse van de periode onder en na Peron. Meer dan vier uur en geen minuut te veel.

The 3 Rooms of Melancholia (Pirjo Honkasalo 2004 SF) Deze subtiele documentaire bestaat uit drie delen. Het vangt aan met een groep cadetten van een militaire school in St. Petersburg, vervolgt met de uitzichtloze levens van de inwoners van het Tsjetsjeense Grozny, en eindigt met gevechten in Ingoesjetië.

Metal: A Headbanger’s Journey (Sam Dunn et al. 2005 USA) Verrassend diepgaande maar ook humoristische documentaire over de minst begrepen en meest belachelijk gemaakte muzikale stroming. Glansrol voor Dee ‘Twisted Sister’ Snider.

Nanook of the North (Robert Flaherty 1922 USA) Met als hoofdpersoon de jonge Eskimo Nanook maakt de kijker kennis met de levenswijze van de Eskimo’s, deelt hij mee in hun vreugde en ontberingen en krijgt hij bewondering voor hun inventiviteit om in barre klimatologische omstandigheden te overleven. De film toont Nanook als jager op walrussen, echtgenoot en vader.

Page 21: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

SOAP 21

ls eerstejaarsstudent zien je toekomstplannen er nog vrij simpel uit: veel feesten, drinken, lol maken en een beetje studeren ernaast. De keuzes die

gemaakt moeten worden beperken zich vaak tot ‘wat trek ik vanavond aan?’, ‘bij wie eten we?’ en ‘blijf ik met m’n brakke kop in bed liggen of zal ik toch naar de UB gaan?’. Zo af en toe moet er wel gestudeerd worden zodat de eisen van de door ons allen geliefde Halbe Zijlstra gehaald kunnen worden. Dit maakt het studeren iets serieuzer; er zal vaker gekozen moeten worden voor het vroeg naar bed gaan om fris en fruitig in de collegebanken te kunnen zitten. Maar los daarvan is het studentenleven vooral leuk en hoeft er nog niet erg nagedacht te worden over de toekomst.

Ik las laatst een artikel van één of andere wetenschapper die stelde dat je in de tien jaar tussen je 20e en 30e de meeste en belangrijkste keuzes moest maken. Deze keuzes zijn het meest bepalend voor je verdere levensloop: je volgt een studie, maakt een keuze in welke baan je wilt hebben, je zoekt je vaste partner uit en koopt een huis met diegene. De schrik sloeg me om het lijf: ik ben nog niet verder gekomen dat het kiezen van een studie. Nu ben ik nog 21 en heb ik, volgens deze wetenschapper, nog 9 jaar om de rest van mijn keuzes te maken. Het lijkt me dat het zoeken van een partner redelijk vanzelf gaat, je komt wel iemand tegen waarmee je de rest van je leven (of tot je een ander tegenkomt) wilt doorbrengen. Het huis en de kinderen lijken me dan ook niet zo’n probleem: dat los je samen wel op (en alle financiële en moeilijke zaken laat je hem oplossen). Maar die baan, dat bleef in mijn hoofd hangen.

Het thema van deze SoAP is niet voor niets ‘de wijde wereld van de socioloog’. Als sociologie student word je breed opgeleid: economie, psychologie, statistiek en politicologie komen allen aan bod in de verschillende vakken tijden de bachelorfase. Er komt een dag waarop je het papiertje krijgt waarmee je deze wijde wereld in kunt trekken, alles is dan mogelijk. Het idee is natuurlijk dat wanneer je bent afgestudeerd, je genoeg vaardigheden en kennis hebt om je te kunnen begeven op de arbeidsmarkt. Maar welke richting ga je op op die arbeidsmarkt? Word je daarop wel voorbereidt?

Er bestaat helaas geen handboek ‘wat te doen na mijn afstuderen’ dat van dag tot dag beschrijft hoe je nu verder dient te gaan. Uiteindelijk dien je zelf uit te zoeken wat je gaat doen en hoe je dat gaat doen en dat is misschien maar goed ook. Dat betekent niet dat een beetje hulp kwaad zou kunnen: er zijn niet voor niets talloze carrièrebeurzen en we lopen in onze master stage om een reden. Maar juist het feit dat we, als socioloog, alle kanten op kunnen is ook wel iets waar we van moeten genieten. Als je eenmaal van 9 tot 5 werkt bij één of ander ministerie in Den Haag denk je met verlangen terug aan de dagen waarin je het gevoel had nog alles te kunnen doen. En ach, ik heb volgens dat fijne artikel nog 9 jaar om doelloos rond te kijken en van alles te doen, ik beslis alles wel als ik 29 ben... •

A

DE WIJDE WERELD IN: HOE DOE JE DAT?

COLUMN: MARLOES KINGMA

Page 22: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

22 SOAP

Uit GroningenSinds de vorige SoAP heeft een aantal Groninger sociologen de landelijke media gehaald. Het proefschrift van Katya Ivanova werd besproken in ondermeer De Telegraaf, het Algemeen Dagblad en het Reformatorisch Dagblad. Ook de NOS besteedde aandacht aan het onderwerp. Voor haar proefschrift onderzocht Katya Ivanova het dategedrag van tieners. Zij ontdekte onder andere dat kinderen die een slechte band hebben met de ouders eerder daten. Hoe komt dit? Ivanova zegt zelf: “Uit vervolgonderzoek moet blijken waarom deze tieners eerder gaan daten, maar we denken dat het komt omdat ze compensatie zoeken voor de warmte die ze thuis missen.” (Bron: AD.nl) Ook Melinda Mills was recent weer in het nieuws. Haar onderzoek, waaruit blijkt dat dure kinderopvang samenhangt met minder kinderen, haalde de voorpagina van de Volkskrant. Ook het AD en het Dagblad van het Noorden zochten haar op voor een interview. Mills zegt zelf in het Dagblad: “Mensen stellen hun keuze om kinderen te krijgen uit vanwege de onzekerheid. Als vrouwen dan boven de dertig of vijfendertig jaar zijn, blijkt het ineens heel lastig om nog kinderen te krijgen.” Een interview met Melinda Mills over haar aanwezigheid in de media vind je verderop. Verder in de wereldDe BBC berichtte op 6 maart over drie familiemoorden, gevallen waarin een gezinslid (meestal de man) zichzelf en de rest van het gezin ombrengt. Om te ontdekken wat mensen er toe brengt hun naasten te doden wordt onder andere een socioloog bevraagd. Jack Levin, professor sociologie en criminologie aan de Northeastern University in Boston, onderzocht het voorkomen van familiemoorden. Een belangrijke oorzaak vindt hij in de economie, vooral het werkloos-heidspercentage. Een toenemende werkloosheid hangt samen met een toenemend aantal familiemoorden. Levin geeft zijn visie op de beweegredenen van mannen die hun gezin ombrengen: “Als iemand zijn baan kwijt raakt voelt hij zich alsof het leven zinloos is. Maar als broodwinner, als iemand die zich altijd verantwoordelijk heeft gevoeld voor het welzijn van zijn kinderen en echtgenote, brengt hij ze om zodat ze later weer spiritueel verenigd kunnen worden.” (Bron: BBC.co.uk) Misschien dat die interpretatie nog wat extra onderzoek kan gebruiken… In Amerika maakt men zich al decennia zorgen om de uiteenvallende samenleving, het verdwijnen van gemeenschapsgevoel en het verminderde sociale contact tussen mensen. Al die tijd is er uitgebreid (sociologisch) onderzoek gedaan naar de oorzaken van dit probleem. Ondanks dat dit onderzoek veel nieuwe inzichten heeft opgeleverd zijn de percepties van de oorzaken nauwelijks veranderd. Liberalen geloven dat het verdwijnen van laagopgeleide banen het probleem is, de conservatieven wijzen op het verdwijnen van traditionele normen en waarden en de voorstanders van een kleine overheid geven de schuld aan sociale welvaartsprogramma’s. David Brook geeft een overzicht van de belangrijkste inzichten uit recent onderzoek. De drie belangrijkste zijn: als het uiteenvallen van een samenleving begint gaat dit onverminderd door, mensen in uiteengevallen buurten hebben geen slechtere normen en waarden dan andere mensen en tot slot is de sociale context van gedrag veel belangrijker dan vroeger werd gedacht. Ondanks deze inzichten is Amerika blijven hangen in denkbeelden uit de jaren ’70. Dat maakt het nog moeilijker dan het al is om de samenleving weer op de rails te krijgen.

SOCIOLOGIE IN DE MEDIA

DIEKO BAKKER

Page 23: Alumni SoAP juni

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

SOAP 23

elinda Mills heeft de laatste maanden veel media-aandacht gehad. Haar onderzoek werd besproken in onder andere de Volkskrant, het AD,

en het Dagblad van het Noorden en de Linda. Voor SoAP was dit aanleiding om haar een paar vragen te stellen. Bent u benaderd door de verschillende media, of heeft u zelf de media opgezocht? Hoe verloopt het eerste contact met een krant of tijdschrift?Ik word altijd benaderd door de verschillende media. Ik neem zelf nooit contact met hun op. Ik heb momenteel een beurs (VIDI beurs) van NWO welke een grote deel van mijn salaris betaalt en dat van mijn onderzoeksgroep. Om deze reden is NWO ook vaak zeer proactief met het samenstellen van persberichten over mijn onderzoek. Maar ik denk dat in de laaste maanden de aandacht voornamelijk is onstaan vanwege het feit dat het onderzoek gewoon zeer maatschappelijk relevant is. Het gaat over onderwerpen zoals de lange termijn invloed van de bezuigningen op kinderopvang, oudere ouders (zoals Rob de Nijs), of het ontmoeten van een partner via internet. Dit zijn allemaal actuele onderwerpen, maar het zijn tegelijkertijd onderwerpen die veel mensen meteen kunnen begrijpen. Heeft u bewust gekozen voor bepaalde media? Heeft u aandacht van bepaalde kranten, tijdschriften of andere media afgewezen?Ik sta zeer open voor alle soort media. Ik stond bijvoorbeeld op de hoofdpagina van de Volkskrant in Januari, maar kom vaak ook in de Telegraaf, de locale kranten en radio en ik heb zelfs deze week iets gedaan voor ‘Linda’. Ik vind het belangrijk een breed publiek te betrekken. Voor mij is sociologie niet elitair. Je moet juist met beide benen direkt in de maatschapij staan. Hoe staat het met de kwaliteit van de berichtgeving? Zijn journalisten in staat om wetenschappelijk onderzoek goed te interpreteren en weer te geven?Ik moet toegeven dat het zeer wisselend is. De journalist die bijvoorbeeld de artikelen over mijn onderzoek op de voorpagina van de Volkskrant heeft geschreven was zeer nauwkeurig. Wij hebben vaak en lang over alles gebeld, ook tot zeer laat op de vrijdag avond voordat het naar de drukker ging. Dat was een geweldige journalist. Hij wilde echt de waarheid weten. Maar het gebeurt vaker dat je alles zorgvuldig uitlegt, en een jaar op je onderzoek hebt gewerkt, en dat de interviewer dan zegt: ‘Nu ga ik naar het winkelcentrum om een paar mensen te vragen of wat je zegt ECHT klopt’. Dat heb ik gehad bij de Telegraaf en ook bij het RTL 4 nieuws. Je hebt jaren aan iets gewerkt en dan ga zij een willekeurig persoon op de straat vragen of het klopt. En Jan Modaal zegt: ‘Nee hoor, volgens mij klopt dat niet’. Het is grappig en frusterend tegelijk.

Hoe belangrijk is media-aandacht voor sociologen?Het is zeer belangrijk dat sociologen een verband maken tussen hun onderzoek en de maatschapij. De kern van sociologie is het bestuderen van sociale ongelijkheid, cohesie en de maatschapij zelf. Wij kunnen daarmee ook invloed uitoefenen op het publieke debat en beleid. Presenteren sociologen zich genoeg in de diverse media?Wegens de druk om alles in het Engels te publiceren heb ik soms het gevoel dat wij de kans mislopen om vaker in de publieke debat te staan. Sociologen kunnen een belangrijk deel uitmaken van het publieke debat. Sociologie in Groningen heeft de sterke ‘track record’ in die zin dat wij niet alleen een naam hebben met zeer goed theoretisch onderzoek en argumentatie, maar ook één van de beste zijn in het gebruik van gevorderde statistiek en empirische technieken. Dit is tamelijk uniek. Wij komen meestal niet alleen met een ‘verhaal’, maar met harde gegevens om het te bewijzen. Wij moeten ook bewust persberichten maken en een Nederlandstalig versie of tenminste een samenvatting van het onderzoek publiceren. Heeft u nog tips voor andere sociologen die hun onderzoek onder de aandacht willen brengen?Veel van mijn collega’s zitten al vaak in de media, dus volgens mij hebben zij niet veel tips nodig. Ik doe niets om bewust vaak in de media te komen, dus volgens mij is de ‘truc’ heel eenvoudig. Je moet iets zeer interessants en relevants bestuderen en je moet het met passie en op een toegangelijk manier kunnen uitleggen. •

INTERVIEW MET MELINDA MILLSM

DIEKO BAKKER

Page 24: Alumni SoAP juni

OPINIE

24 SOAP

e Nederlandse media-aandacht die uitgaat naar de Republikeinse voorverkiezingen is voornamelijk gericht op het gestuntel van de kandidaten en de

oer-conservatieve uitlatingen van Rick Santorum. Maar daarnaast staan de voorverkiezingen ook in het teken van de zogenaamde Super PACs, oftewel ‘Super Political Action Committees’.

In 2010 bepaalde het hooggerechtshof van de Verenigde Staten dat bedrijven te veel gelimiteerd waren in het inzamelen van geld voor politieke campagnes. Bedrijven mochten tot dan toe niet direct aan een PAC doneren. Het hooggerechtshof zag het niet kunnen doneren aan PACs als een beperking van de vrijheid van meningsuiting en besliste dat bedrijven daarom ongelimiteerd moeten kunnen doneren aan zogenaamde Super PACs. Een belangrijke voorwaarde was dat Super PACs onafhankelijk zijn; ze mogen niet ‘coördineren’ ( een gezamenlijke strategie uitstippelen) met de kandidaten die gesteund worden. Leiders van Super PACs mogen alleen van de zijlijn de kandidaat steunen.

En dan nu de praktijk: de uitspraak van het hooggerechtshof heeft ervoor gezorgd dat de donaties van bedrijven de politiek op grote schaal beïnvloeden. De campagnes voor de voorverkiezing van de Republikeinen zijn valser dan ooit, waarbij leugens over de andere kandidaten worden verspreid. Daarnaast is de regeling omtrent het inzamelen van het geld een juridische gatenkaas. De regeling dat de Super PACs en de kandidaten niet met elkaar mogen coördineren is niet te controleren; de grootste Super PAC die Mitt Romney steunt wordt geleid door zijn voormalig zakenpartner, die toevallig ook nog één van zijn beste vrienden is.

Bovendien mogen Super PACs een zogenaamde “501 (c) non-profit” organisatie starten: bij deze organisatie hoeven donaties niet vrijgegeven te worden en hoeft niet verklaard te worden waaraan het geld besteed wordt. Waar het geld vandaan komt en waar het aan uitgegeven wordt, is zelfs niet

bij de Amerikaanse belastingdienst bekend. De Amerikaanse comedian Stephen Colbert, die voor de grap zijn eigen Super PAC oprichtte en daarmee 1 miljoen dollar inzamelde, vroeg aan zijn advocaat wat het verschil is tussen zo’n organisatie en het witwassen van geld. Zijn advocaat antwoordde daarop: ‘dit is legaal’.

Nu is politiek lobbyen door grote bedrijven niets nieuws. In alle landen doneren bedrijven al jaren aan partijen en kandidaten in de hoop een voet tussen de deur te krijgen bij een wisseling van de politieke wacht. Echter, de expliciete goedkeuring van het

hooggerechtshof is tekenend voor de toenemende beïnvloeding van de politiek door bedrijven. Zelfs het hart van de Amerikaanse democratie, het kiezen van de leiders van de staat door het volk, is niet meer immuun voor de groeiende invloed van grote bedrijven. De staat kan steeds moeilijker weerstand bieden tegen bedrijven die de democratische besluitvorming beïnvloeden. BEINVLOEDING IN DE PRAKTIJKEr vindt een steeds grotere verstrengeling plaats tussen politiek en het bedrijfsleven, waarbij bedrijven via politieke wegen hun commerciële doelstellingen proberen te halen. Grote multinationals proberen via verschillende wegen de politiek en publieke opinie te beïnvloeden. Dit gebeurt op dusdanig niveau dat een transparante, democratische besluitvorming in de verdrukking komt. Dit komt in de eerste plaats door directe beïnvloeding. Dit is voornamelijk lobbywerk, waarbij het zelfs zover gaat dat lobbyisten hele wetsvoorstellen voor beleidsmakers en ambtenaren schrijven. Op zich is lobbyen geen probleem, het is onderdeel van de agendasetting in een democratie en wordt beoefend door allerlei verschillende organisaties. Desondanks is het aantal lobbyisten de laatste jaren enorm toegenomen. In Brussel zijn er meer dan 15.000 lobbyisten, waarvan 70% voor het bedrijfsleven werkt en slechts 10% voor andere NGO’s(1). Het lobbyen van multinationals gaat gepaard met zoveel financieel geweld dat NGO’s daar niet tegen op kunnen. Een kritisch rapport uit 2010 stelt dat bedrijven voor tientallen miljoenen uitgeven aan lobbyen in Brussel en dit heeft een groot effect op het beleidsontwerp. Ondanks pogingen om lobbyen transparanter te maken, werken de lobbyisten vaak in het geheim en is het moeilijk om lobbywerk te controleren(2). In de tweede plaats proberen bedrijven het publieke debat te beïnvloeden. Dit gebeurt door medewerkers van PR-bedrijven als onafhankelijke analist te laten spreken in de krant en op de televisie. Daarnaast worden er wetenschappers gesteund om resultaten te publiceren die in het voordeel zijn van bedrijven. Het gevolg hiervan is dat het publieke debat bol staat van mythes, misinformatie, stereotyperingen en het onderuithalen van daadwerkelijk onafhankelijke wetenschap. VER VAN MIJN BED SHOW? Nu is het zo dat het grootste deel van het lobbyen plaatsvindt in de Verenigde Staten. Maar dit betekent niet dat de effecten van de

VERSTRENGELING TUSSEN HET

D

“DE STAAT KAN STEEDS MOEILIJKER WEERSTAND BIEDEN TEGEN BEDRIJVEN

DIE DE DEMOCRATISCHE BESLUITVORMING BEINVLOEDEN”

BEDRIJFSLEVEN EN DE POLITIEK: DEMOCRATIE OP ZIJN BEST?

DOOR ROEL BOTTEMA

Page 25: Alumni SoAP juni

OPINIE

SOAP 25

beïnvloeding van de politiek door multinationals tot de Amerikaanse grenzen beperkt blijven. Het beïnvloeden van democratische besluitvorming vindt in allerlei verschillende industrieën en sectoren plaats. En deze sectoren leveren producten die in het dagelijks leven van de meeste mensen terugkomen.

Berucht is de farmaceutische industrie, die al jarenlang verschillende wetenschappers en onderzoeksbureaus betaalt om resultaten die in hun voordeel zijn te publiceren(3). Ook oliemaatschappijen hanteren eenzelfde strategie en betalen honderden miljoenen om het debat over klimaatverandering te beïnvloeden(4). De lobby van de financiële- en bankenwereld weerhoudt de Amerikaanse overheid ervan om hervormingen in de financiële sector door te voeren – hervormingen die zelfs volgens de Financial Times nodig zijn om de sector weer gezond te maken5. In Brussel voert Vodafone een campagne voor een lossere regelgeving rond abonnementen van mobiele telefonie(6). In Nederland steunt de tabaksindustrie de campagne ‘Red de kleine horecaondernemer’ die tegen het rookverbod is gericht(2). De Amerikaanse entertainmentindustrie lobbyde stevig voor een wetsvoorstel dat het mogelijk zou maken om wereldwijd internetsites die muziek en films aanbieden zonder proces af te kunnen sluiten(7). PROTEST? Dit laatste wetsvoorstel is (gelukkig) onder protest van verschillende internetsites teruggetrokken. Veel internetters voelden zich bedreigd en er was een gezamenlijke actie opgezet om aandacht te vragen voor de gevolgen van zulke wetgeving. En met succes: een aantal Amerikaanse congresleden trok hun steun voor dit wetsvoorstel terug. De Occupiers protesteerden, naast het verkleinen van de kloof tussen arm en rijk, tegen de invloed van het bedrijfsleven op de politiek. De financiële crisis, de invloed van SuperPACs en de Occupy-beweging zorgden hier en daar voor een kritische

kanttekening of commentaar op de invloed van bedrijven op de politiek. Desondanks is het publieke debat over dit onderwerp nauwelijks aangezwengeld. De fundamentele vraag wat voor rol grote bedrijven en multinationals in een democratie spelen is in het publieke debat nergens te horen – het is niet een onderwerp dat onder het volk leeft. Deze toenemende verstrengeling van politiek en bedrijfsleven is niet een op zichzelf staande ontwikkeling. De socialistische en sociaaldemocratische ideologieën hebben sinds de jaren ’80 plaats gemaakt voor het dominante kader van de neoliberale ideologie. En in deze ideologie is er weinig plaats voor een kritische blik naar de functie van grote bedrijven en multinationals in een democratische samenleving. Voor een groot maatschappelijk debat over de invloed van bedrijven mist een duidelijk kader.

De grap is juist dat het mes van de neoliberale ideologie aan twee kanten snijdt. De verregaande liberalisering van verschillende sectoren heeft depolitisering als doel – maatschappelijke functies worden niet meer door de overheid, maar door de markt vervuld. Echter, de bedrijven die deze functies vervullen gaan zich juist steeds meer en meer met de overheid bemoeien. Sterker nog, om te overleven voelen multinationals zich genoodzaakt om de politiek en het publiek te beïnvloeden. Door ongebreideld liberalisme vindt er juist een soort van ‘repolitisering’ plaats. Maar deze nieuwe politisering is wél een die ondemocratisch en niet transparant is. Daarom doen we er goed aan om deze ontwikkeling kritisch te bekijken en volgens democratische wegen in te dammen. •

BRONNEN

1. Corporate Europe Observatory. (2005). Brussels the EU Quarter. http://archive.corporateeurope.org/docs/lobby cracy/lobbyplanet.pdf2. Friends of the Earth Europe (2010). Lobbying in Brussels http://www.foeeurope.org/corporates/pdf/Lobbying_in_ Brussels_April2010.pdf3. The Guardian (20-5-2011). ‘Drug companies Ghost Writing Journalism’ http://www.guardian.co.uk/science/2011/ may/20/drug-companies-ghost-writing-journalism4. NRCnext (28-9-2010). ‘Lobbyen tegen het klimaat’5. http://www.nrc.nl/klimaat/2010/09/28/lobbyen-tegen-het- klimaat/6. The Financial Times (8-1-2012). ‘Capitalism in Crisis’ http:// www.ft.com/intl/cms/s/fb95b4fe-3863-11e1-9d07-00144fe abdc07. NRCnext (20-6-2009). ‘Tabakssector betaalt verzet rookver bod’ http://vorige.nrc.nl/binnenland/article2277578.ece/ Tabakssector_betaalt_verzet_rookverbod

“DE FUNDAMENTELE VRAAG IS WAT VOOR ROL GROTE BEDRIJVEN EN

MULTINATIONALS IN EEN DEMOCRATIE SPELEN IS IN HET PUBLIEKE DEBAT

NERGENS TE HOREN”

BEDRIJFSLEVEN EN DE POLITIEK: DEMOCRATIE OP ZIJN BEST?

DOOR ROEL BOTTEMA

Page 26: Alumni SoAP juni

OPINIE

26 SOAP

p 6998 Kilometer van Amsterdam leert een groep Engelstalige kinderen de topografie van Nederland uit het hoofd. De ‘teacher’ kondigt aan dat ze na de pauze

verder zullen gaan met geschiedenis waarbij de Tachtigjarige oorlog en het ontstaan van het Republiek der Verenigde Nederlanden zal worden besproken. Na schooltijd kunnen de kinderen trots aan hun ouders vertellen dat ze bij ‘topography’ zelfs wisten waar Katwijk aan Zee ligt en dat de Nederlanders van de Spanjaarden gewonnen hebben.

Op 6998 Kilometer van Amsterdam ligt het Engelstalige eiland Sint Eustatius in de Caribische zee, sinds oktober 2010 opgenomen als bijzondere gemeente van Nederland. Ook de eilanden Bonaire en Saba werden als bijzondere gemeente van Nederland erkend. Met deze staatkundige wijziging werden de Nederlandse Antillen opgeheven en gaan de eilanden St. Maarten en Curaçao voortaan verder als zelfstandige landen. De nieuwe bijzondere gemeenten van Nederland kregen de verzamelnaam Caribisch Nederland.

Op Caribisch Nederland wordt geleidelijk de Nederlandse wetgeving van kracht. Ondanks dat uit volksraadplegingen in 2004 bleek dat een merendeel van de eilandbevolking deel uit wilde maken van Nederland, is er veel verzet tegen de doorgevoerde veranderingen. Bij het bezoek van koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Maxima aan Caribisch Nederland november vorig jaar werd op alle drie de eilanden geprotesteerd. Langs de route waren posters gehangen die verwezen naar het tijdperk van de slavernij en op elk eiland werden burgerpetities aan de koningin voorgelegd. Volgens de koningin was het echter ongelooflijk hoeveel goeds in korte tijd tot stand is gekomen en zij wees daarbij in het bijzonder op het onderwijs en de gezondheidszorg.

Drie jaar voor deze staatkundige wijziging was ik op familiebezoek op het kleine eiland Sint Eustatius, Statia in de volksmond. Het idee dat dit eiland onder Nederlandse hoede stond was voor mij onbegrijpelijk. De verwaarlozing van de infrastructuur, de afwezigheid van voorzieningen en de armoede die vele huishoudens uitstraalden waren verbijsterend. Dat onze regering veranderingen wil doorvoeren nu het eiland onderdeel uitmaakt van Nederland vind ik dan ook begrijpelijk, maar een eiland als Statia kan niet simpel worden omgetoverd tot een miniatuur van ons eigen land. Op het eiland bestaat een unieke samenleving die compleet verschilt van de Nederlandse samenleving. Niet alleen de cultuur, maar ook de taal, vormt een

barrière voor het succesvol invoeren van Nederlandse wetgeving. Er ontstaat een grote weerstand vanuit de Statiaanse bevolking tegenover de Nederlanders en de Nederlandse wetgeving, en dit is niet geheel onbegrijpelijk. Ik zal dit illustreren aan de hand van het onderwijsbeleid op Statia.

De documentaire ‘Caribisch Nederland’ van de NTR belicht in een zestal afleveringen de gang van zaken op het eiland St. Eustatius. In twee van deze afleveringen krijgt de kijker een goed beeld van het onderwijs op het eiland. De voertaal op Statia is Engels, maar omdat het eiland nu deel uitmaakt van Nederland krijgen de kinderen Nederlandse onderwijsmethodes. Zowel de citotoetsen op de basisschool als de eindexamens op de

WANBELEID OP VOORMALIG NEDERLANDS ANTILLEN

O

“EEN EILAND ALS SINT EUSTATIUS KAN NIET ZOMAAR WORDEN OMGETOVERD

TOT EEN MINIATUUR VAN ONS EIGEN LAND”

FOTO: MARION DE VRIES

Page 27: Alumni SoAP juni

OPINIE

SOAP 27

middelbare school moeten in het Nederlands worden gemaakt. Een groot deel van de kinderen heeft moeite met de taal en haalt daardoor slechte cijfers. Één van de leerlingen in de documentaire formuleert zijn probleem als volgt: “Frustrated as a young child I’m trying to learn Dutch, but I can’t get a good mark just because I can’t spell!” De problemen uiten zich ook in schokkend slechte resultaten bij de eindexamens. Op het vmbo op Statia ligt het slagingspercentage rond de 30 procent, wat in schril contrast staat met de percentages in Nederland die vrijwel altijd tussen de 90 en 100 procent liggen. Daarbij doet een vmbo-leerling op Statia gemiddeld zes jaar over zijn middelbare school terwijl een gemiddelde Nederlandse vmbo-er slechts vier jaar nodig heeft voor de middelbare school.

Dat veel leerlingen het Nederlands niet onder de knie krijgen, valt onder meer te verklaren aan de hand van de sociale omgeving. Veel van de ouders op Statia spreken geen Nederlands en kunnen hun kinderen daardoor niet helpen met de taal. Ook tussen de kinderen onderling en in gewone sociale situaties wordt enkel Engels gesproken. Verder is er op het eiland sprake van een

toenemende vijandige sfeer tegenover de bemoeienissen van de Nederlanders. Er worden veel Nederlandse ambtenaren, waaronder docenten, overgevlogen om veranderingen succesvol door te voeren. Zowel de veranderingen als de Nederlanders worden met afnemende hartelijkheid ontvangen. Deze negatieve houding tegenover Nederland heeft naar alle waarschijnlijkheid geen positieve invloed op de bereidheid van leerlingen om Nederlands te leren.

Een veel gehoord argument voor het Nederlandse onderwijs op Caribisch Nederland is dat alle Nederlanders nu eenmaal Nederlands moeten spreken. Ik ben het er mee eens dat Nederlanders de Nederlandse taal moeten beheersen, maar in mijn ogen betekent dat niet dat volledig Nederlands onderwijs de juiste manier is om Antilliaanse kinderen voor te bereiden op hun toekomst. Door de examens in het Nederlands af te nemen worden deze kinderen ernstig belemmerd in hun ontwikkeling. Als Nederland onze nieuwe landgenoten een eerlijke kans wil bieden op een goede loopbaan, net als iedere andere Nederlander, dan moet deze kinderen een aangepast onderwijsprogramma worden aangeboden. Een programma in hun eigen taal met Nederlands als een hoofdvak zou een goede optie zijn. Op deze manier is de ontwikkeling van de kinderen niet afhankelijk van hun taalvaardigheid, leren ze Nederlands én hebben ze alle mogelijkheden op hogescholen en universiteiten. We zien overal een toenemende internationalisering en verengelsing van zowel het onderwijs als het bedrijfsleven. Ook in Nederland zijn er volop mogelijkheden voor het volgen van Engelstalig onderwijs en deze vorm van educatie biedt tegenwoordig wellicht wel meer perspectief dan Nederlandstalig onderwijs. Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat het niet wordt toegepast op de Engelstalige eilanden van Caribisch Nederland.

Het onderwijsbeleid op Statia is slechts één voorbeeld van wat er fout kan gaan bij het invoeren van Nederlandse wetgeving op Caribisch Nederland, zonder dat daarbij de cultuur of sociale context in ogenschouw wordt genomen. Beleidmakers en uitvoerders moeten er veel meer bij stil staan dat het beleid bedoeld is voor een andere samenleving dan de Nederlandse. Een andere cultuur eist een andere aanpak van beleid. •

WANBELEID OP VOORMALIG NEDERLANDS ANTILLEN

“NIET ALLEEN DE CULTUUR, MAAR OOK DE TAAL VORMT EEN BARRIERE VOOR HET INVOEREN VAN DE NEDERLANDSE

WETGEVING”

“LANGS DE ROUTE HINGEN POSTERS DIE VERWEZEN NAAR HET TIJDPERK VAN

DE SLAVERNIJ”

MARION DE VRIES

FOTO: MARION DE VRIES

Page 28: Alumni SoAP juni

OPINIE

28 SOAP

t’s a mans world”, wordt wel vaak gezegd over de voetbalwereld Bij voetbal dacht men vroeger nog echt aan een teamsport, waar men met het gezin heen ging

en de voetballers als helden werden gezien. Tegenwoordig denkt men vaak aan het circus er omheen. Mocht je je met je gezin wagen aan een potje voetbal kijken vanaf de familietribune, dan ben je tegenwoordig meer bezig met het wanhopig dichthouden van de oren van je kinderen. Want hoe leg je je kind uit waarom de tegenstander “Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas” zingt? Tijden veranderen. SoAP verdiept zich in het fenomeen der hooligans. Hoe kan het toch dat wanneer Ajax – Feyenoord speelt, men massaal op de vuist gaat, terwijl wanneer je naar Wimbledon kijkt men vredig naast de supporter van de tegenstander kan zitten? Wie zijn die hooligans eigenlijk? Is dit een trend sinds de afgelopen eeuw?

Vormen van hooliganisme deden zich al voor tijdens het Romeinse Rijk. Tijdens wagenrenwedstrijden ontstonden er soms ook al kleine oproeren, waarbij de keizer in moest grijpen. Zo ontstonden er na een wagenrenwedstrijd in 531 rellen die niet veel anders waren dan voetbalrellen die tegenwoordig ontstaan. Toch namen deze rellen hele andere vormen aan. De rellen die ontstonden hadden daadwerkelijk politieke doelen, ze wilden de keizer ten val brengen. Van politieke doeleinden onder relschoppers en hooligans is tegenwoordig geen sprake meer.

In Groot Brittannië speelt hooliganisme bij voetbalwedstrijden al langere tijd dan in Nederland. In de negentiende eeuw zijn er veel voetbalrellen bekend. Door de media-aandacht die het in Groot Brittannië kreeg werd hooliganisme toen al een ware hype. Het enige verschil tussen de rellen toen en nu is dat ze toen nog spontaan ontstonden. Tegenwoordig worden de rellen vaak al van te voren georganiseerd. Het is ook dát wat juist bij hooligan-isme hoort. Voetbalvandalisme is het gewelddadige gedrag van supporters wanneer een scheidsrechter een bepaalde beslissing neemt waar men het er niet mee eens is. Dit leidt meestal niet tot ernstig gewelddadige conflicten. Hooliganisme daarentegen is juist structureel van aard. Het gaat hierbij om het bedrijven van geweld omwille van het geweld.

Op 29 mei 1974 vonden de eerste voetbalrellen in Nederland plaats. Dit gebeurde tijdens de UEFA Cup-wedstrijd tussen Feyenoord en Tottenham Hotspurs in De Kuip. De dronken aanhangers van Tottenham Hotspurs begonnen de gevechten. De gefrustreerde Engelse supporters begonnen met alles te gooien

wat los en vast zat en staken verscheidene keren delen van het stadion in brand. Sindsdien is het hek van de dam. Bij de meeste wedstrijden komen nu structureel opstootjes voor.

In 1989 waren er zeer ernstige rellen tussen Feyenoord- en Ajaxsupporters. Feyenoordsupporters hadden twee zelfgemaakte bommen gegooid waardoor er 19 personen gewond raakten. Dit werd grootschalig opgepakt door de internationale media. Sindsdien zijn er beleidsmaatregelen doorgevoerd. De controle is strenger geworden en de politie heeft meer bevoegdheden gekregen. Daarnaast zijn er camera’s in stadions opgehangen waarmee de relschoppers geïdentificeerd kunnen worden. Helaas heeft deze maatregel niet voor het gewenste effect gezorgd; het geweld verplaatste zich alleen van de stadions naar de straat. Het nadeel hiervan is dat je nu steeds minder grip hebt op de rellen. In het stadion kan door middel van camerabewaking en politiesurveillance de boel onder controle worden gehouden. Op straat is het echter moeilijker om grip te krijgen op het geweld, omdat de politie niet van tevoren weet wat of waar er iets gaat gebeuren.

Met de strengere maatregelen is ook de ‘combi regeling’ ingevoerd. Met deze regeling zijn de bezoekers van een uitwedstrijd verplicht om van bepaald vervoer gebruik te maken. De supporters mogen zich dan niet op eigen houtje naar de wedstrijd verplaatsen. Deze regeling treedt alleen in werking bij wedstrijden uit de categorie C: wedstrijden met een hoog risico. Ook deze maatregel had perverse gevolgen. Doordat de groepen elkaar nu niet meer ontmoeten voor en na de wedstrijd, werden de rellen op andere tijdstippen georganiseerd. Een supporter van Utrecht stelde vast dat juist doordat de politie gevechten in de hand probeert te houden, de gevechten intenser en gevaarlijker worden. Omdat er bijna geen ‘normale’ knokpartijen meer plaatsvinden, zoeken de supporters andere manieren om de tegenpartij klein te krijgen. Daarbij wordt het geweld ook extremer. Er worden steeds vaker wapens, messen en zelfs bommen gebruikt. Bij internationale voetbalwedstrijden is er geen combiregeling, omdat deze regeling niet internationaal wordt gesteund. Daarom hebben de overheid en de politie hun handen vol aan deze wedstrijden. Soms wordt zelfs het leger ingezet. Ja, Rinus Michels had gelijk: voetbal is oorlog.

HOOLIGANS: DE MAN MET HET

AKTETASJE“I

“JA, RINUS MICHELS HAD GELIJK, VOETBAL IS OORLOG”

MIRIAM VAN VOORNVELD

Page 29: Alumni SoAP juni

OPINIE

SOAP 29

MIRIAM VAN VOORNVELD

And war it is! Tegenwoordig wordt er vaak één dag voor aanvang van de wedstrijd gevochten. Via internet worden de beide partijen op de hoogte gesteld van het waar en wanneer. Doordat er tegenwoordig geen echte hooliganleiders meer bestaan en er veel subculturen zijn, is het voor de politie moeilijk om deze berichten te achterhalen. Alleen ‘insiders’ hebben beschikking over deze ‘uitnodigingen’. Op 8 december 1991 viel de eerste Nederlandse voetbaldode. Erik Lassche, een supporter van FC Twente, stierf door toedoen van een supporter van Feyenoord.

Wanneer men spreekt over agressie, rellen en moord, komen er al snel vooroordelen boven. “Het zijn ook altijd die Turken en Marrokanen.” Toch is gebleken dat de gemiddelde hooligan in Nederland een blanke man is, van gemiddeld 24,5 jaar oud en mét een baan. Zijn motto: kameraadschap en knokken. Dus geen buitenlandse jongeren, maar burgerlijke werknemer die hooliganisme als een uitlaatklep zien. De leden voelen een sterke verbondenheid met de medesupporters en een intense haat voor hooligans van andere clubs. Hierdoor ontstaat een sterke binding ín de groep en grote kloven tussen groepen, ook wel bonding en bridging genoemd.

Dus, mocht je je afvragen wat de gemiddelde werkende man tegenwoordig in zijn weekend doet: hij staat waarschijnlijk na een uitnodiging via internet een gezellig potje te vechten op een willekeurige hoek van een straat. De vraag of het geweld onder hooligans van verschillende clubs ooit zal stoppen is moeilijk te zeggen. Volgens de hooligans zelf zal het niet stoppen. Wanneer het om hun club gaat, zijn ze zo trouw als een hond. De groeperingen willen altijd het laatste woord hebben en zijn daardoor in een vicieuze cirkel beland.

Tot nu toe zijn de vooruitzichten dus niet erg geruststellend en ziet het er naar uit dat hooliganisme een deel van onze cultuur is geworden. Hopelijk vindt men in de toekomst een andere manier waarop Nederlandse burgers hun opgekropte agressie legitiem kunnen uitten. Tot die tijd blijf ik maar tennis kijken, waar de supporters nog fatsoenlijk naast elkaar zitten om het spel te aanschouwen. Óf ik settel me met oordopjes op de familietribune bij voetbal. Daar mag je dan wel koude tenen krijgen omdat je niet de hele wedstrijd staat, of je ervaart minder sfeer omdat niet iedereen mee schreeuwt met de kwetsende spreekkoren. Nee, niets van dat alles, maar daar ben je in ieder geval je leven wél zeker. •

“TOCH IS GEBLEKEN DAT DE GEMIDDELDE HOOLIGAN EEN BLANKE MAN IS VAN 24,5 JAAR MET EEN BAAN”

Page 30: Alumni SoAP juni

OPINIE

30 SOAP

DAAN BLOEM

gezien onmogelijk. Ik weet bijna zeker dat de gemiddelde student een andere strategie had toegepast wanneer deze bij aanvang van de studietijd had geweten van de langstudeer-regel. Nu zit deze student uit het niets met drieduizend euro boete. Het is absurd dat mensen met terugwerkende kracht moeten boeten voor iets dat amper een jaar geleden nog niet strafbaar was.

Natuurlijk zijn bovengenoemde regelingen maar een klein onderdeel van de grootschalige bezuinigingen. Ook past het aanpakken van de Nederlandse student prima in het plaatje van de momenteel snel afbrokkelende verzorgingsstaat (eens Neerlandsch’ grote trots). Maar waarom wordt nu juist de student daar zo de dupe van? De student moet binnen de samenleving eigenlijk gezien worden als een ruwe maar zeer kwetsbare diamant. Wanneer men de student vormt en educatie biedt zal deze zich ontwikkelen tot een zeer waardevol en geslepen individu. Het probleem is echter dat de student, vooral financieel, vaak kwetsbaar is. Als niet voorzichtig met deze kwetsbaarheid wordt omgesprongen, gaat veel talent en waarde voor de maatschappij verloren. Een erger verspillen van talent ken ik persoonlijk niet. Men zou dus denken dat de beleidmakers wel uitkeken met deze in potentie zeer waardevolle mensen. Het tegenovergestelde is waar en op deze manier komt menig student in een financiële zeepbel terecht. Want waar kostenposten als kamerhuur en prijzen in supermarkten bijna exponentieel stijgen, lijkt het de regering een prima idee om de studerende klasse nog eens een paar keer extra uit te knijpen. Voor de student wordt het dus steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden.

Wat misschien nog wel het ergste aan dit alles is, is de hypocrisie waarmee beleidsmakers hun regels jegens studerend Nederland opstellen. Was het niet in hun studententijd dat alles kon en alles mocht? Zijn zij het niet juist, die het voor ons verpest hebben? Wanneer men denkt aan de cowboyverhalen over het studeren van vroeger lijkt het er op dat wij studenten van nu al redelijk getemperd zijn. Neem bijvoorbeeld onze minister president, Mark Rutte. Meneer Rutte heeft acht jaar gestudeerd. Dat is niet nominaal plus één, maar nominaal plus vier! Al met al zou Rutte dus in het huidige studententijdperk twaalfduizend euro extra kosten maken. Met CDA-man Maxime Verhagen is het nog erger gesteld. Hij deed maarliefst elf jaar over zijn studie! Dan Halbe Zijlstra, een oude bekende van ons Groninger sociologen. Hoewel Zijlstra twee studies heeft gedaan (Sociologie aan de Rug en Marketing aan de Hanzehogeschool), deed ook hij te lang over zijn studie, namelijk zes jaar en vier maanden. Ik vraag mij ten zeerste af met welk verstand de beleidsmakers handelen op het moment dat zij de student zo schandalig korten en of zij dit zonder enige schaamte doen wanneer zij aan vroeger denken.

Naast oneerlijk zijn de huidige regelingen ook slecht voor de hedendaagse student. Omdat er door een veel hogere studiedruk steeds minder ruimte vrij komt voor nevenactiviteiten zal de gemiddelde student zich wel drie keer achter de oren krabben

itslapen tot men er bij neervalt, feesten als tweede natuur, zeer weinig uren college in de week, drank-gebruik waartegen men geen ‘U’ maar ‘Koninklijke

Hoogheid’ zegt, allen zijn zeer belangrijke componenten van het ó zo fijne studentenleven. In de studententijd wordt het menigeen gedoogd om nog even lekker de hedonist uit te hangen. Naast hooguit het leren van interessante feiten, weetjes en de nodige professionele vaardigheden heeft de gemiddelde student het niet zo druk. De gemiddelde student hoeft nauwelijks verantwoording af te leggen en zelfs dat BSA lijkt een lachertje. Kortom: studeren, we love it! De studententijd wordt collectief beschouwd als een van de mooiste periodes in het leven en is een geweldige vorming voor ieders verdere levensloop. Het is eenieder dus aan te raden om te gaan studeren. Een leuke tijd hebben en zorgeloos aan je toekomst werken, dat wil toch iedereen? Helaas ligt de realiteit anders en geldt dit droomscenario lang niet meer voor iedereen, want ergens in een duistere, rechtse hoek schuilt gevaar.

Voor de Nederlandse student houdt dit gevaar in dat zij de dupe wordt van politieke beslissingen met rampzalige gevolgen. Nauwelijks bekomen van de schrik die de ‘nominaal plus één’ regel en de boete voor ‘langstudeerders’ met zich meebrengen, worden wij opnieuw murw gebeukt door het bericht dat het behalen van een mastergraad in Nederland in zijn geheel niet meer wordt vergoed. En dat terwijl het in de situatie die ervoor gold al opmerkelijk was dat een Nederlandse student maar vergoeding voor slechts één masterstudie kreeg. Neem bijvoorbeeld Finland, waar studeren terecht geheel vergoed wordt. Consternatie alom en door het korte tijdsbestek waarin alle nieuwe regels worden doorgevoerd, lijkt het er op dat onze gifbeker wel bijna ad fundum moet zijn.

Niets is helaas minder waar en op dit moment wordt, om de druk nog even verder op te voeren, door de universiteit zelfs nagedacht over het invoeren van een jaarlijks BSA. Kort gezegd zal dat dus betekenen dat iedere student elk jaar minimaal veertig van de zestig ECT moet halen en maar vier jaar over zijn of haar studie mag doen. De student kan dus zelfs van de studie worden uitgesloten als hij of zij in het vierde jaar minder dan veertig punten haalt. Ook zijn de regelingen zo dat zelfs studenten die zich nu al in hun vijfde jaar bevinden boete moeten gaan betalen. Zij krijgen niet eens de kans om er iets tegen te doen. Dit is moreel

USTUDEREN : ONBETAALBAAR

“HET INVOEREN VAN DE LANGSTUDEERBOETE IS HYPOCRISIE TEN TOP”

Page 31: Alumni SoAP juni

SOAP 31

voor hij bijvoorbeeld een bestuursjaar bij een vereniging gaat doen. Dit is een pijnlijk gegeven. Want op deze manier worden oude studententradities aangetast, om nog maar niet te spreken over de belangrijke bagage die studenten op kunnen doen wanneer zij er naast de studie nog andere activiteiten op na houden. Deze bagage zal door de huidige maatregelen veelal gemist worden. Studenten die vers van het onderwijs komen zullen het moeilijker op de arbeidsmarkt krijgen, simpelweg omdat zij belangrijke ervaring uit hun studentenopvoeding missen. Natuurlijk zijn er altijd nog de diehards die alsnog een bestuursjaar of iets anders organisatorisch willen doen, maar die lopen door voorgenoemde regelingen tegen een – in mijn ogen onterechte – boete van drieduizend euro aan wanneer zij hun studie niet kunnen combineren met andere verantwoordelijkheden.

Op korte termijn zullen dus duidelijk negatieve gevolgen zichtbaar worden. En helaas zijn dit zeker niet de enige gevolgen. Naast dat het verenigingsleven lijdt onder de maatregelen van Zijlstra en de zijnen, is er ook grote kans op afname van de sociale cohesie, zowel binnen de faculteiten als daarbuiten in het bruisend studentenleven. Activiteiten en feesten, bedoeld om het sociale leven van iedere student te vergroten, zullen minder bezocht worden. Hoewel deze gang van zaken teleurstellend is, moet niet naar de student zelf gewezen worden met als argument ‘dat het hun eigen

verantwoordelijkheid is’. Ik kan mij heel goed voorstellen dat een drankje tijdens een avond vanuit de studievereniging georganiseerd stukken minder smaakt als de student steeds, als een zeurende kiespijn, door die drieduizend euro achtervolgd wordt. Hetzelfde geldt voor studentenactiviteiten. Deze worden ongetwijfeld minder leuk, hoewel ze in beginsel bedoeld zijn voor het bevorderen van de sociale cohesie.

Ook op lange termijn zijn de huidige regelingen waarmee wij studenten geconfronteerd worden ondoordacht en vooral onethisch. Door het stellen van grenzen aan studietijd en het besluit de masteropleiding niet te vergoeden, wordt studeren (en doorstuderen al helemaal) voor veel mensen financieel gezien uiterst onaantrekkelijk. Wat al erg duur was zal nog veel duurder worden zodat studeren voor het gros van de samenleving nauwelijks meer te financieren is. Op deze manier is studeren binnenkort alleen nog maar weggelegd voor de bovenlaag van de Nederlandse samenleving. En hoewel de regering te allen tijde zal ontkennen dat het hun bedoeling is, wordt sociale ongelijkheid in Nederland op deze manier perfect in het zadel geholpen en zullen de tegenstellingen tussen arm en rijk groter en zichtbaarder worden. Kortom, de huidige regelingen omtrent studeren mogen door de hedendaagse student niet getolereerd worden. Wij studenten moeten er vanaf nu gezamenlijk voor zorgen dat de schade binnen de perken blijft en wij niet verder krom hoeven te liggen ten behoeve van onze studie. Dat deden ze vroeger namelijk ook niet. •“IS ONZE GIFBEKER AL BIJNA LEEG?”

“RUTTE: 8 JAAR, VERHAGEN: 11 JAAR, ZIJLSTRA: 6 JAAR”D

rukw

erkL

ab.n

lH

aars

cher

p d

rukw

erk,

teg

en d

e sc

her

pst

e p

rijs

!

Page 32: Alumni SoAP juni

32 SOAP

a een koud begin van februari, waarbij ´ons´ Groningen is omgetoverd tot een idyllische plaats van sneeuw, ijs, vrolijk

schaatsende mensen, snert en warme chocolademelk, staat de lente weer voor de deur. Er wordt door de commissies hard gewerkt om deze lente ook bij Sociëtas door te laten dringen. Voor ons zijn de eerste tekenen van een lentezonnetje niet de krokussen, narcissen of sneeuwklokjes, maar de Nacht van de Sociologie. Op woensdag 7 maart maakten we ons allemaal op voor een van de mooiste Nachten van de hele universiteit. De Nacht was zelfs helemaal uitverkocht: de 150 kaartjes vlogen de deur uit! Er waren interessante lezingen, leuke workshops, een cabaretier en om de avond af te sluiten speelde Proces Kabaal feestelijke hitjes tot diep in de nacht. Docent en student hadden een hele mooie avond. Wij zijn trots dat we deze activiteit organiseren! De toon voor een vrolijke lente is in ieder geval gezet. Wat is er nog meer gebeurd in deze periode?

De jaarlijkse dagexcursie, ditmaal voor het eerst georganiseerd door de CIA, bleek een groot succes! Met een bus vol sociologen zijn we in alle vroegte (en kou!) vertrokken naar onze hoofdstad. Daar kregen we een rondleiding door Amsterdam van de stadssocioloog van de gemeente, een rondleiding bij het onderzoeks-bureau van de Gemeente Amsterdam en een rondleiding door de redacties van de Volkskrant en de Trouw. Overigens allemaal zeer interessant. Na een lekkere maaltijd zijn we weer vertrokken naar Groningen, niet alleen gevuld met pizza’s of sparerib, maar ook met de heerlijkheid van een leerzame en inspirerende dag.

Ook de AcCie is druk bezig geweest in deze periode. Activiteiten die voorbij zijn gekomen zijn het commissiediner, het themafeest, klaver-jassen, de filmavond en de liftwedstrijd. Voor de AcCie een zeer drukke periode, maar wij zijn van mening dat ze weer een reeks fantastische activiteiten hebben opgezet! Kortom: kwaliteit gaat niet ten koste van kwantiteit. Voor ons was het hoogtepunt zeker het liftweekend naar Frankfurt. Velen waren gedoemd tot het gebruik van de Deutsche Bahn, hoewel de meerderheid de oude stad heeft gehaald zonder het inschakelen van hulplijnen. Met een feestdag als Saint Patrick’s Day was het geen ramp om de zaterdagavond in de lokale Irish Pub door te

OP NAAR DE ZOMER

N brengen. De winnaars waren Jelger en Johanne, die onlangs op de Almanak-borrel de trofee in ontvangst hebben genomen!

Het huldigen van de winnaars van de liftwedstrijd is natuurlijk niet de enige reden waarom de Almanakborrel een geslaagd feest is! Na hard werken is het meest gelezen boek van Sociëtas klaar: de Almanak is uitgereikt! Wij zijn heel tevreden met het resultaat! Daarnaast was het de borrel na de Excursie naar Bratislava, Wenen en Praag, de zogenaamde After Trip Borrel. De hele avond lang hebben we kunnen nagenieten van niet alleen de foto’s die voorbij kwamen, maar ook van het ophalen van herinneringen aan deze mooie reis. In Bratislava zijn we begonnen met een interessante rondleiding door de stad, waar we boeiend geluisterd hebben naar onze gids die veel over de stad en haar geschiedenis kon vertellen. Op dinsdag hebben we de burcht boven Bratislava bezocht. Op woensdag zijn we vertrokken naar Wenen, een schitterende stad om te bezoeken. Donderdag hebben we de universiteit en de faculteit sociologie bezocht voor een interessante presentatie over gender roles in Slowakije en Nederland. Tot slot zijn we vrijdag op de terugreis een dag in Praag geweest, wederom een mooie stad. Op dinsdagavond heeft een aantal sociologiestudenten uit Bratislava zich bij ons gezelschap gevoegd, om gezellig met ons mee te borrelen. Wat ons betreft was de excursie weer een schitterende ervaring! Dus bij deze, TripCie, bedankt voor deze schitterende week!

Als laatste nog een update over het bestuur. Wij hebben net de ALV achter de rug. We zijn blij met de input van onze leden! Tot slot is de zoektocht naar een nieuw bestuur aangebroken! Dat betekent dat binnenkort een nieuw bestuur zich zal aandienen! Het wordt dus een spannende tijd. Liefs,

Het bestuur van Sociëtas

Page 33: Alumni SoAP juni

SOAP 33

voor een frisse blik op de maatschappij

WWW.SOAPGRONINGEN.NL

“Daar word ik nou vrolijk

van!”

het gehele SoAP-archief eindelijk online!

www.soapgroningen.nl

Page 34: Alumni SoAP juni

the battle

34 SOAP

ROUND 3: DE WERELD IS ZO KLEINDe wereld wordt steeds kleiner. Al in 1929 stelde Karinthy Frigyes als eerste de hypothese van “six degrees of seperation”, waarmee hij de voorspelling deed dat iedereen ter wereld verbonden is met elkaar door gemiddeld zes connecties. In 1929 waren er nog geen televisies, laat staan mobiele telefoons of internet. Door het ontstaan van deze technologische middelen is het nog veel gemakkelijker mensen overal ter wereld te bereiken, zonder dat letterlijke afstand ons hierin belemmerd. Het Facebook datateam maakte op 23 november 2011 zelfs bekend dat een facebookgebruiker gemiddeld met 3.74 connecties iedere andere facebookebruiker kan bereiken. Het lijkt erop dat de aarde die ooit zo groot leek, nu meer gezien kan worden als een gemiddelde stad, of misschien zelfs als een dorp. Maar in hoeverre komen deze 3.74 degrees of seperation overeen met de “echte wereld”? Soap test met behulp van sociale media in welke mate wij mensen met elkaar verbonden zijn en buigt zich over de vraag hoe nuttig het is om zoveel mensen te kunnen bereiken.

Internet zoals wij het kennen bestaat pas sinds 1993. De introductie van het World Wide Web, maakte het mogelijk om gemakkelijk onderling contact te onderhouden via e-mail en chatprogramma’s als msn. Met de opkomst van de sociale media werd het nog gemakkelijker om contacten te leggen en te onderhouden. Voorbeelden van zeer populaire en grote netwerksites zij natuurlijk het in 2004 opgerichte facebook en Twitter uit 2006 . Ook sociale netwerken die gericht zijn op een bepaald soort relaties worden populairder, zoals het professionele netwerk LinkedIn, die sinds 2003 bestaat en gericht is op werkrelaties. In een tijdsbestek van minder dan 20 jaar schieten de sociale netwerksites als paddenstoelen uit de grond. Hoewel de sites in het begin vooral gebruikt werd door de jongere generaties, maken ook steeds meer oudere mensen gebruik van de netwerksites. Hoewel deze netwerksites in eerste instantie virtuele netwerken op het web lijken te zijn, hebben ze wel degelijk weerslag op de “echte wereld”. De netwerksamenleving ontwikkelt zich sinds het ontstaan van de televisie en de telefoon, maar krijgt nog een extra impuls door de sociale netwerken op het internet.

De netwerksamenleving heeft verschillende positieve gevolgen. Ten eerste hebben mensen toegang tot meer informatiestromen. Dit is een typisch voorbeeld van “kennis is macht”. Mensen hebben meer beschikking tot informatie die nuttig kan zijn bij het vinden van werk en bij het vinden van een partner. Waar eerst geografische barrières mensen weghielden van bepaalde bronnen informatie, maakt de netwerksamenleving toegang tot veel en verschillende bronnen mogelijk.

Daarnaast bieden sociale netwerken een goede basis voor collectieve actie. Bij de opstanden in Libië, waarbij burgers in opstand kwamen tegen hun dictatoriale leider Khadafi, werden de sociale media gebruikt om grootschalige protesten te organiseren. Een ander voorbeeld is de strijd tegen de Oegandese rebellenleider Kony. Op facebook worden er berichten verspreid over Kony die in Oeganda kindsoldaten ronselt om te strijden tegen de huidige regering. Invisible Children is de organisatie die deze actie heeft gestart om zo macht uit te oefenen op de regeringen in Oeganda om weerstand te bieden tegen deze Kony. Inmiddels zijn de actievoerders uitgenodigd om in Oeganda langs te komen en daar de situatie te bestuderen. Hoewel de regering dus niet rechtstreeks actie onderneemt tegen Kony, hebben de sociale netwerken wel zoveel macht dat ze niet negeert worden. Collectieve actie en het uitoefenen van macht zijn twee belangrijke gevolgen van het ontstaan van de netwerksamenleving en sociale media.

Een ander mogelijk gevolg is de convergentie van culturen. Omdat informatiestromen en ideeën gemakkelijk verspreid worden binnen de netwerken komen mensen sneller in aanraking met ideeën, normen en waarden van andere culturen. Hierdoor kan het gebeuren dat culturen meer gemeenschappelijke normen en waarden gaan ontwikkelen en daardoor deels convergeren.

Toch blijft het de vraag in hoeverre deze netwerken echt invloed uitoefenen. Facebookgebruikers bevatten 10% van de wereldbevolking. Het is een groot aantal mensen, maar toch kun je met die 3.74 connecties slechts 10% van de wereldbevolking bereiken. Daarbij is het de vraag of die 10% representatief is voor de gehele wereldbevolking. China heeft Facebook bijvoorbeeld verboden, hierdoor is een grote bevolkingsgroep als niet vertegenwoordigd in het netwerk.

Verder is Facebook erg bepalend op welke manier mensen relaties hebben. Zo kun je wel op een bericht reageren met “vind ik leuk”, maar niet met “vind ik niet leuk”. Dus zo worden mensen gestuurd om positief te reageren op andere facebookgebruikers. Op zich is het heel goed om mensen te stimuleren positief tegenover elkaar te staan, maar dit is ook het bewijs dat de vorm van het netwerk ook de aard van de relaties bepaald.

Daarbij is het nut van het netwerk afhankelijk van het soort netwerk waarin een individu zich bevindt. Als iedereen binnen het netwerk elkaar kent, komt er niet veel nieuwe informatie binnen. Als alle sociologen bij elkaar in één netwerk zitten en elkaar onderling allemaal kennen, is het netwerk niet erg nuttig voor bijvoorbeeld het banenperspectief van de socioloog.

Page 35: Alumni SoAP juni

WIE IS ER HET MEEST VERBONDEN?REDACTEURS HUUB EN HANNAH STRIJDEN OM LIKES, FOLLOWERS EN CONNECTIONS IN SOCIAL MEDIA LAND

VERSUSHANNAH HUUB466 VRIENDEN

574

VRIENDEN

400+ LIKES400+LIKES

0 FOLLOWERS

86

FOLLOWERS

68CONNECTIES

218

CONNECTIES

SECONDDEGREE

SECONDDEGREE

THIRDDEGREE

THIRDDEGREE

5200+

527.100+

24.400+

2.016.900+

WAT ZEGGEN DE CIJFERS ONS?Hannah en Huub hebben hun Facebook-, Twitter- en LinkedIn-accounts naast elkaar gelegd en gekeken naar de verschillen. Wat zeggen deze verschillen over hen? Wie is meer verbonden met de rest van de wereld? De twee sociale zielen gingen de strijd aan en hierboven zie je een overzicht van de resultaten.

Als we kijken naar Facebook hebben Hannah en Huub 107 gemeenschappelijke vrienden. Huub heeft weliswaar meer vrienden, maar toch krijgen Hannah en Huub evenveel likes van hun vrienden (400+). Dit maakt ze even populair bij hun vrienden, dus dit liked erg veel op gelijk spel.

Hannah blijkt een zielig vogeltje zonder Twitter-account. Dit maakt Huub de trotse winnende duif met 86 volgers die trouw elke dag de tweets over zijn interessante leven lezen. Hannah over Twitter: “Daar doe ik niet aan mee hoor, ik heb mijn handen vol aan de statusupdates van mijn Facebook Timeline”. Geef d’r eens ongelijk...

Dan het spannendste punt in de vergelijking: de Degrees of Separation op LinkedIn. Hoeveel mensen kunnen Huub en Hannah in drie stappen bereiken? De verschillen zijn immens: waar Hannah 527.100 mensen kan bereiken in twee stappen via LinkedIn, kan Huub er ruim twee miljoen bereiken? Huub legt uit dat hij LinkedIn gebruikt om na zijn studie snel aan een baan te komen: “Mensen met wie ik in het verleden heb samengewerkt of die ik tegenkom tijdens netwerkborrels en symposia zoek ik altijd even op via LinkedIn. Mocht ik ooit nog binnen een bepaalde discipline aan het werk willen, dan is het handig dat je iemand hebt om het eerste contact mee te leggen”.

Hannah en Huub trekken samen de conclusie dat de cijfers betrekkelijk zijn, maar dat het goed is om je bewust te zijn van je netwerk via social media. Je weet nooit waar je al die contacten nog eens voor kunt gebruiken. “It’s a small world after all, dus blijf verbonden met de rest van de wereld en wie weet heb je er nog eens wat aan!”

Page 36: Alumni SoAP juni

Bezoekadres: St. Jansstraat 2C, GroningenPostadres: Postbus 1781, 9701 BT Groningen

www.intraval.nl - [email protected] - 050 3134052

B. Bieleman

J. Snippe

M. Boendermaker

M. Hofman

Onderzoek Pilotprojecten

campussen

Onderzoek Pilotprojecten

campussen

1. BESCHRIJV ING PROJECTEN EN DOELGROEP

Schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten vor-

men in Nederland een belangrijk probleem. Van

de niet schoolgaande en niet werkende jongeren

worden 12.000 tot 14.000 als een probleemgroep

gezien. Zij gaan niet naar school, hebben geen

baan of startkwalificatie, ontvangen geen uitkering

en zijn ook niet op zoek naar werk of scholing.

Een aantal ministeries (Sociale Zaken en Werkge-

legenheid; Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Justitie;

en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) heeft geza-

menlijk een bedrag van tien miljoen euro vrijge-

maakt om te investeren in praktijk initiatieven van

gemeenten en andere lokale/regionale project-

uitvoerders voor deze jongeren.

In opdracht van het ministerie van Jeugd en Ge-

zin evalueert onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL

de pilotprojecten campussen, die zijn gestart in de

gemeenten Amsterdam, Deventer, Rotterdam en

Tilburg. Daarnaast is in 2008 een pilotproject in

Friesland gestart en is besloten het defensieproject

De Uitdaging te continueren. Alle negen projecten

zijn gericht op het afronden van een (reguliere) op-

leiding en het toeleiden naar (regulier) werk.

Dit boek, het eerste van drie delen, geeft naast in-

zicht in de beleidsveronderstellingen tevens een

beschrijving van de inhoud en de doelgroep van

de pilotprojecten. Tevens wordt ter vergelijking

een beeld geschetst van bestaande projecten voor

niet-participerende jongeren. In deel twee en drie

zullen respectievelijk resultaten en effecten van de

pilotprojecten worden gerapporteerd.

ISBN 978 90 8874 038 1

On

de

rzoe

k P

ilotp

roje

cten

cam

pu

ssen

1. B

ES

CH

RIJV

ING

PR

OJE

CT

EN

EN

DO

ELG

RO

EP

INT

RA

VA

L

Onderzoek Pilotprojecten

campussen

Onderzoek Pilotprojecten

campussen

3 . E INDRAPPORT : PROCES- EN EFFECTEVALUATIE

Schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten vor-

men in Nederland een belangrijk probleem. Een

aanzienlijk aantal jongeren gaat niet naar school,

heeft geen baan of startkwalificatie, ontvangt geen

uitkering en is ook niet op zoek naar werk of

scholing. Een aantal ministeries (Sociale Zaken en

Werkgelegenheid; Onderwijs, Cultuur en Weten-

schappen; Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrela-

ties; Justitie; en Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

heeft gezamenlijk middelen geïnvesteerd in prak-

tijkinitiatieven van gemeenten en andere lokale/

regionale projectuitvoerders voor deze jongeren.

In opdracht van het ministerie van Jeugd en Ge-

zin heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL de

pilotprojecten campussen geëvalueerd, die zijn ge-

start in de gemeenten Amsterdam, Deventer, Rot-

terdam en Tilburg. Daarnaast is één project geves-

tigd in Friesland en is één project gehuisvest op de

kazerne in Soesterberg. Alle negen projecten zijn

gericht op het afronden van een (reguliere) oplei-

ding en het toeleiden naar (regulier) werk.

In dit boek, dat het eindrapport van de evaluatie

vormt, wordt ingegaan op de bevindingen van het

onderzoek. Het boek omvat vier onderdelen. In het

eerste deel worden de achtergrond en de metho-

dologische verantwoording van het onderzoek be-

schreven. In het tweede deel, de procesevaluatie,

komen de implementatie en de ontwikkelingen

van de projecten aan bod en wordt ingegaan op

de ervaringen van de instanties die betrokken zijn

bij de uitvoering van de projecten. In deel drie, de

effectevaluatie, komen de resultaten van de pro-

jecten aan de orde. Dit gebeurt op basis van de

informatie die is verzameld bij de deelnemers die

in 2008 bij de projecten zijn ingestroomd en een

controlegroep. In het vierde en laatste deel worden

de conclusies van het onderzoek gepresenteerd.

ISBN 978 90 8874 0886

On

de

rzoe

k P

ilotp

roje

cten

cam

pu

ssen

3. E

IND

RA

PP

OR

T: P

RO

CE

S- E

N E

FF

EC

TE

VA

LU

AT

IEIN

TR

AV

AL

B. BielemanM. Boendermaker

Met medewerking van:J. de BoerA. KruizeF. SchaapJ. SnippeJ. BloemendalM. Hofman

Intensief Casemanagement Rotterdamse risicojongeren van Marokkaanse afkomst

J. Snippe

F. Schaap

M. Boendermaker

B. Bieleman

Evaluatie

Intraval-EICMR.indd 1 12-03-2011 16:06:42

Onderzoek gezinscoaching Rotterdam

J. Snippe

F. Schaap

A. Kruize

B. Bieleman

VRIJ. ONAFHANKELIJK.

ALTIJD INZETBAAR.

INTRAVAL is een onafhankelijk bureau voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek en advies.

INTRAVAL heeft ruim 25 jaar ervaring op de werk-terreinen leefbaarheid, jeugd, verslaving en welzijn.

Alle onderzoekers werkzaam bij INTRAVAL zijn sociologen, psychologen en sociaal geografen die vrijwel allemaal aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn afgestudeerd.

PRODUCTENHet onderzoek en advies van INTRAVAL wordt uitgevoerd in opdracht van diverse opdrachtgevers, waaronder ministeries, provincies, gemeenten, kennisinstituten, maar ook onderwijs-, opvang-, hulpverlenings- en zorginstellingen. Afhankelijk van de vraagstelling en de behoefte van de opdrachtgever, levert INTRAVAL verschillende producten, namelijk:

• Quick scans• Inventarisaties• Monitoren• Evaluaties• Adviezen

MEER WETEN?

Mocht u meer willen weten over INTRAVAL of wat wij voor u kunnen betekenen, neem dan contact met ons op.

Wij zijn graag bereid u geheel vrijblijvend te informeren over de verschil lende moge-lijkheden.