Hilversummediacampus mediawijsheid - saxion - john leek-081116
Alumni onderzoek Saxion Bètatechniek afgestudeerden cohort ... · (interview in november 2016)...
Transcript of Alumni onderzoek Saxion Bètatechniek afgestudeerden cohort ... · (interview in november 2016)...
Alumni onderzoek Saxion Bètatechniek afgestudeerden
cohort 2015,
(interview in november 2016) Volgens de HBO-monitor
Door Alex Ritsema (Bureau Kwaliteitszorg van Saxion)
22 juni 2017
Achtergrond
Eén van de knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt is een tekort aan technisch
geschoolden. De Twentse situatie is hierin niet afwijkend. In de analyse van de Twentse
arbeidsmarkt wordt een drietal knelpunten ten aanzien van de technische branches
genoemd:
- Licht stijgende uitstroom van de technisch geschoolden, maar de
vervangingsvraag is groter;
- Hoge eisen aan werknemers;
- Suboptimale aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt.
Het Programma Bètatechniek van Saxion monitort de alumni om zo inzicht te krijgen in
de aansluiting van de opleiding en het bedrijfsleven, vestigingsplaatsen in kaart te
brengen en knelpunten te signaleren.
Onderzoeksdoel en doelgroep
Eén van de doestellingen van het Programma Bètatechniek is het volgen van alumni met
een technische opleiding na hun afstuderen, om inzicht te krijgen in hun loopbaan bij
een werkgever, of hun verdere studie.
De centrale onderzoeksdoelstelling luidt: Het bieden van inzicht in de doorloop van
studie naar baan van HBO-studenten Techniek en daaraan gerelateerde opleidingen
Hieronder vallen dan de subvragen:
- In hoeverre zijn de alumni gaan doorstuderen, aan het werk gegaan, of werkloos
geworden?
- Als de alumni betaald werk verrichten, in hoeverre is dat werk dan van HBO-
niveau, en in hoeverre sluit het aan op het behaalde Saxion-diploma?
- Waar werken en wonen de alumni? Is er sprake van een “brain drain” van Twente
naar de Randstad en/of andere regio’s?
- Als alumni verder studeren, wat voor soort studies worden dan het meest
gekozen? En welke instituten voor vervolgopleidingen worden relatief vaak
gekozen?
Methode: uitslag van de landelijke HBO-monitor
Er is voor dit onderzoek gebruik gemaakt van de landelijke HBO-monitor, zijnde een
vragenlijst die elk najaar wordt afgenomen onder alumni van Nederlandse HBO-
opleidingen, die in het voorgaande studiejaar – meestal ongeveer 17 maanden eerder -
zijn afgestudeerd.
Analyse van de respons
De elektronische vragenlijst van de landelijke HBO-monitor wordt elk najaar afgenomen,
aan de afgestudeerden van het voorgaand kalenderjaar; aangezien diploma’s meestal in
de zomer behaald worden, betreft de vragenlijst dus personen die ongeveer 15 maanden
eerder zijn afgestudeerd. Om drie redenen zal het nooit lukken alle alumni aan de
vragenlijst te laten meedoen: 1) de landelijke organisatie is afhankelijk van de e-mail-
adressen die de aangesloten HBO-instellingen aanleveren – en die lijst omvat niet alle
afgestudeerden, omdat de instellingen veel van hen “uit het oog” verliest, 2) bij elke
afname van de vragenlijst blijkt dat een deel van de e-mail-adressen is verouderd, 3)
niet iedereen die uiteindelijk de vragenlijst ontvangt, is bereid mee te werken (beter
bekend als “nonrespons”). Van de afstudeercohorten van 2009 tot en met 2014, kwam
elke keer voor Bètatechniek Saxion een absolute respons van ongeveer 300 personen;
details staan in Tabel 1.
Tabel 1: Analyse van de respons afstudeer-
cohort
jaar van meting
(in okt/nov/dec)
aantal afgestudeerden
Bètatechniek Saxion absolute respons respons in %
2009 2010 879 322 37%
2010 2011 863 354 41%
2011 2012 845 281 33%
2012 2013 852 294 35%
2013 2014 812 294 42%
2014 2015 844 282 39%
2015 2016 869 355 41%
In onderstaande tabel is de respons per Saxion-opleiding weergegeven.
Tabel 2: Analyse van de respons per Saxion-diploma (opleidingen van na de techniek-conversie; ze worden met terugwerkende
kracht weergegeven, vandaar dat opleidingen als Bouwtechnische Bedrijfskunde (door de conversie opgegaan in Bouwkunde) en
Stedenbouwkundig Ontwerpen (opgegaan in Ruimtelijke Ontwikkeling) ontbreken)
Alle opleidingen zijn bachelor-opleidingen, tenzij expliciet “Ad” staat vermeld
absolute respons
aantal afgestudeerden
procentuele respons
Opleiding
coh
11
coh
12
coh
13
coh
14
coh
15
coh
11
coh
12
coh
13
coh
14
coh
15
coh
11
coh
12
coh
13
coh
14
coh
15
Ad IHO 0 0 0 0 1 0 6 0 2 1 nvt 0% nvt 0% 100%
Ad TI 0 0 5 0 1 0 4 8 1 7 nvt 0% 63% 0% 14%
Ad Bus IT & M 0 0 0 0 2 0 1 0 0 0 nvt 0% nvt nvt 0%
Bouwkunde 14 11 24 11 35 66 67 79 53 77 28% 24% 30% 21% 45%
Civiele T. 9 13 10 12 14 31 40 36 39 27 29% 33% 28% 31% 52%
Ruimt. Ontw. 12 16 10 7 20 49 61 29 29 46 32% 30% 34% 24% 43%
Milieukunde 11 9 4 3 7 31 20 9 8 15 35% 45% 44% 38% 47%
Elektrotechn. 15 25 33 26 11 42 64 67 52 48 36% 39% 58% 50% 23%
For. Onderzoek 0 0 0 0 6 0 0 0 0 7 nvt nvt nvt nvt 86%
HBO-ICT 8 8 14 12 9 21 20 24 33 27 38% 40% 43% 36% 33%
Techn. Inform. 22 23 25 18 6 63 71 58 49 16 35% 32% 43% 37% 38%
Werktuigb.k. 24 33 28 22 45 66 83 62 62 85 36% 40% 45% 35% 53%
Mechatronica 0 0 0 2 5 0 0 0 2 10 nvt nvt nvt 100% 50%
Tech. Natuurk. 12 8 8 7 7 25 16 15 16 17 48% 50% 53% 44% 41%
Ind. Prod. Ontw 10 7 7 13 7 36 26 25 26 17 28% 27% 28% 50% 41%
Chem. Tech. 2 5 13 7 8 15 11 28 14 11 13% 45% 46% 50% 73%
Bio. & Med. Lab 22 11 37 31 31 53 36 67 52 52 42% 31% 55% 60% 60%
Chemie 11 26 20 26 19 29 61 41 42 54 38% 43% 49% 62% 35%
Tech. Bedrijfsk. 39 28 26 30 38 123 80 84 94 108 32% 35% 31% 32% 35%
Fashion & Text.
Technologies 20 24 32 34 26 89 82 76 114 85 22% 29% 42% 30% 31%
Archeologie 0 1 4 8 11 0 6 7 15 20 nvt 17% 57% 53% 55%
Creative Media
& Game Techn. 35 31 28 51 46 106 97 105 144 139 33% 32% 27% 35% 33%
Bètat. Saxion 281 294 341 333 355 845 852 812 844 869 33% 35% 42% 39% 41%
We zien – helaas – een sterk schommelende respons. Zo varieert de respons van een
grote opleiding als Fashion & Textile Technologies tussen 22% voor afstudeercohort
2011 tot 42% voor afstudeercohort 2013.
Werken of doorstuderen; analyse van de doorstudeerders
Van de respondenten van de zeven onderzochte afstudeercohorten begon 23% tot 32%
aan een vervolgopleiding. Details staan in onderstaande tabel.
Beschouwen we nu de groep doorstudeerders (ofwel de “korte balkjes” van Figuur 1); met
wat voor stoort vervolgstudie begonnen zij? Zie de volgende figuur.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
coh 2009 (n=322)
coh 2010 (n=352)
coh 2011 (n=278)
coh 2012 (n=293)
coh 2013 (n=337)
coh 2014 (n=338)
coh 2015 (n=377)
coh 2009(n=322)
coh 2010(n=352)
coh 2011(n=278)
coh 2012(n=293)
coh 2013(n=337)
coh 2014(n=338)
coh 2015(n=377)
ja 32% 30% 23% 28% 31% 29% 32%
nee 68% 70% 77% 72% 69% 72% 80%
Figuur 1: Zijn ze aan een vervolgstudie begonnen?
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
coh 2009 (n=99)
coh 2010 (n=103)
coh 2011 (n=63)
coh 2012 (n=83)
coh 2013 (n=101)
coh 2014 (n=95)
coh 2015 (n=105)
coh 2009(n=99)
coh 2010(n=103)
coh 2011(n=63)
coh 2012(n=83)
coh 2013(n=101)
coh 2014(n=95)
coh 2015(n=105)
WO 58% 64% 65% 76% 71% 68% 77%
HBO-Master 4% 5% 8% 2% 14% 16% 10%
HBO-Bach 16% 13% 19% 8% 4% 6% 7%
anders (incl bedrijfsopl.) 22% 18% 8% 13% 11% 9% 7%
Figuur 2. Aan wat voor vervolgstudie zijn ze begonnen?
In figuur 2 zien we dat van het cohort 2009 koos 58% van de doorstuderende
respondenten voor een universitaire vervolgstudie, langzaam oplopend naar 76% voor
cohort 2012, en dalend naar 71% voor cohort 2013 en 68% voor cohort 2014, en
vervolgens weer stijgend naar 77% voor cohort 2015. Edoch, hieruit valt geen trend te
concluderen, vanwege de lage respons, met name voor afstudeercohorten 2011 en 2012.
We mogen wel concluderen dat universitaire vervolgstudies voor alle onderzochte
cohorten het meest populair zijn. Tellen we de gekozen HBO-Master-vervolgopleidingen
op bij de universitaire vervolgopleidingen, dan zien we dat 62% tot 87% voor een
“hogere” vervolgopleiding koos dan de zojuist afgesloten HBO-Saxion-Bachelor-
opleiding.
Kijken we tenslotte nog, in onderstaande Figuur 3, naar het “studiesucces” van
doorstudeerders, voor zover dat middels de HBO-Monitor gemeten kon worden. In alle
zeven onderzochte cohorten, kruiste minder dan 10 procent van de doorstuderende
respondenten aan – ruim een jaar na het behalen van het Saxion-diploma - de nieuwe
studie te hebben gestaakt zonder certificaat of diploma.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
coh 2009 (n=98)
coh 2010 (n=105)
coh 2011 (n=63)
coh 2012 (n=83)
coh 2013 (n=103)
coh 2014 (n=95)
coh 2015 (n=105)
coh 2009(n=98)
coh 2010(n=105)
coh 2011(n=63)
coh 2012(n=83)
coh 2013(n=103)
coh 2014(n=95)
coh 2015(n=105)
ja 65% 63% 63% 75% 61% 67% 58%
nee, dipl. of cert. behaald 28% 34% 30% 17% 31% 31% 38%
nee, ben ermee gestopt 7% 3% 6% 8% 8% 2% 4%
Figuur 3. Volgend de doorstudeerders nog steeds die vervolgstudie? (op het moment van invullen van de Monitor) (per jaar van Saxion-dip)
Aan het werk na het behalen van het Saxion-diploma: is men werkloos geweest?
Werkloosheid lijkt maar weinig voor te komen onder de alumni van Bètatechniek van
Saxion. Althans, we zien in onderstaande Figuur 4, dat slechts ongeveer een derde van
de respondenten – voor zover ze niet aan een vervolgstudie waren begonnen - gaf aan
werkloos te zijn geweest; en als ze al werkloos waren geweest, dan gaven ze meestal aan
dat die werkloosheid maar kort geduurd had. We beschikken over deze vraag over
gegevens sinds het afstudeercohort 2010. Men zie Figuur 4.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
coh 2010 (n=245)
coh 2011 (n=212)
coh 2012 (n=208)
coh 2013 (n=231)
coh 2014 (n=218)
coh 2015 (n=240)
coh 2010(n=245)
coh 2011(n=212)
coh 2012(n=208)
coh 2013(n=231)
coh 2014(n=218)
coh 2015(n=240)
werkloos geweest 33% 33% 35% 37% 40% 46%
niet werkloos geweest 67% 67% 65% 63% 60% 54%
Figuur 4. Alumni exclusief doorstudeerders: werkloos geweest? (per jaar van Saxion-dip)
Als vervolgens gevraagd werd aan degenen die enige tijd werkloos waren geweest - of
dat nog waren op het moment dat ze de vragenlijst invulden – dan krijgen we het
volgende beeld (Figuur 5):
We zien in Figuur 5, dat een periode van werkloosheid van langer dan zes maanden
voorkwam in 14% (voor afstudeercohort 2010) tot 32% (voor afstudeercohort 2012) van
de respondenten.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
coh 2010 (n=80)
coh 2011 (n=71)
coh 2012 (n=72)
coh 2013 (n=86)
coh 2014 (n=87)
coh 2015 (n=110)
coh 2010(n=80)
coh 2011(n=71)
coh 2012(n=72)
coh 2013(n=86)
coh 2014(n=87)
coh 2015(n=110)
1, 2 of 3 maanden 68% 55% 49% 62% 44% 46%
4, 5 of 6 maanden 19% 25% 19% 22% 30% 24%
langer dan 6 maanden 14% 20% 32% 16% 26% 30%
Figuur 5. Alumni (exclusief doorstudeerders) die enige tijd werkloos zijn geweest (of dat nog waren tijdens het invullen van de vragenlijst): Hoe lang duurde de
werkloosheid? (per jaar van Saxion-dip)
Aan het werk na het behalen van het Saxion-diploma: analyses van de werkenden
We beschouwen nu de alumni, die aan het werk zijn; met andere woorden, we laten de
werklozen en doorstudeerders buiten beschouwing. Allereerst vragen we ons af, in welke
mate deze personen in loondienst zijn getreden, zelfstandige zijn geworden, of
anderszins aan de slag zijn gegaan – bijvoorbeeld door deelname in het bedrijf van
ouders of levenspartners. Men zie figuur 6.
De conclusie uit Figuur 6 is duidelijk: meer dan 80 procent van de werkende
respondenten van alle onderzochte cohorten bevond zich in loondienst ten tijde van het
invullen van de vragenlijst. Aan de respondenten in loondienst werd vervolgens gevraagd
naar de aard van het dienstverband, weergegeven in Figuur 7.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
2009 (n=209)
2010 (n=234)
2011 (n=193)
2012 (n=188)
2013 (n=270)
2014 (n=208)
2015 (n=309)
2009(n=209)
2010(n=234)
2011(n=193)
2012(n=188)
2013(n=270)
2014(n=208)
2015(n=309)
loondienst 86% 83% 87% 89% 85% 85% 84%
uitzend-, oproepkracht 4% 9% 7% 4% 10% 8% 10%
zelfstandig / freelancer 8% 5% 4% 4% 3% 4% 3%
anders 2% 3% 2% 3% 3% 2% 3%
Figuur 6. Over de werkende alumni (ten tijde van het invullen van de vragenlijst): soort dienstverband (per jaar van Saxion-dip)
Volgens Figuur 7 lijkt het er op, dat het aandeel vaste aanstellingen onder de
loontrekkers geleidelijk daalde van 62% voor cohort 2009 tot 43% voor cohort 2014, om
in het meest recente cohort weer te stijgen tot 51%; maar er kan ook sprake zijn van
vertekening doordat de steekproeven niet representatief zijn. Het lijkt er wel op, dat het
percentage vaste aanstellingen onder de loontrekkers nooit hoger is geweest dan 62%.
De HBO-monitor probeert ook uit te zoeken, in hoeverre het betaalde werk van de
alumni aansluit bij de gevolgde opleiding. Had de werkgever – of opdrachtgever als de
alumnus een zelfstandige of free-lancer is – inderdaad HBO-niveau vereist voor de
huidige baan of opdracht? Helaas is deze vraag pas in 2013 voor het eerst gesteld, aan
het afstudeercohort 2012; het resultaat staat in Figuur 8.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
2009 (n=179)
2010 (n=194)
2011 (n=167)
2012 (n=166)
2013 (n=250)
2014 (n=175)
2015 (n=282)
2009(n=179)
2010(n=194)
2011(n=167)
2012(n=166)
2013(n=250)
2014(n=175)
2015(n=282)
vaste aanstelling 62% 59% 53% 48% 46% 43% 51%
tijdelijk met uitzicht op vaste baan 34% 34% 35% 45% 40% 49% 38%
tijdelijk zonder uitz. op vaste baan 4% 7% 11% 7% 14% 7% 11%
Figuur 7. Over de werkende alumni in loondienst: soort aanstelling (per jaar van Saxion-dip)
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
2012 (n=186)
2013 (n=265)
2014 (n=206)
2015 (n=303)
2012 (n=186) 2013 (n=265) 2014 (n=206) 2015 (n=303)
hoger dan HBO Bach 7% 5% 8% 5%
HBO Bachelor 73% 74% 73% 78%
lager dan HBO Bach 20% 22% 19% 17%
Figuur 8. Welk niveau vereiste de werkgever/opdrachtgever voor de huidige betaalde werkzaamheden van de werkende alumnus? (per jaar van Saxion-dip)
De conclusie uit Figuur 8 is duidelijk; ongeveer 80% van de respondenten geeft aan, dat
de werkgever of opdrachtgever minstens hbo-bachelor vereiste voor de huidige functie.
Vervolgens beschouwen we de opleidingsrichting die de werkgever in gedachten had
voor de baan of opdracht die de alumnus thans vervult. Het resultaat staat in Figuur 9.
De conclusie is uit Figuur 9 duidelijk; in ongeveer driekwart van de gevallen vereiste de
werkgever of opdrachtgever hetzij de richting van de alumnus, hetzij een verwante
richting – althans, naar de mening van de alumnus-respondent.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
2009 (n=208)
2010 (n=232)
2011 (n=193)
2012 (n=185)
2013 (n=267)
2014 (n=205)
2015 (n=301)
2009(n=208)
2010(n=232)
2011(n=193)
2012(n=185)
2013(n=267)
2014(n=205)
2015(n=301)
uitsluitend mijn eigen richting 24% 19% 21% 15% 22% 17% 18%
mijn eigen of verwante richting 61% 68% 62% 58% 57% 60% 60%
een geheel andere richting 2% 3% 3% 7% 2% 4% 5%
geen specifieke richting 13% 10% 14% 19% 19% 19% 17%
Figuur 9. Werkende alumni ; welke opleidingsrichting vereiste de werkgever of opdrachtgever voor het huidige betaalde werk van de alumnus?
(volgens de responderende alumnus) (per jaar van Saxion-dip)
Waar werken de werkende alumni?
Is er sprake van een “brain drain” vanuit Twente en de Achterhoek naar andere delen van
de wereld? De HBO-monitor kan hier over informatie verschaffen. We laten de werkloze
en doorstuderende alumni in deze paragraaf buiten beschouwing. Hun werkplaatsen zijn
samengevat in Figuur 10.
De conclusie is uit Figuur 10 duidelijk: ongeveer 30 procent van de werkende alumni
werkt buiten Overijssel of Gelderland. Wat betreft de categorie “buitenland”; dat
“buitenland” blijkt in ongeveer driekwart van de gevallen Duitsland te zijn, in alle
onderzochte cohorten.
De woonplaatsen van de betrokken alumni – hier niet weergegeven – bevinden zich
vrijwel altijd dichtbij de werkplaatsen. Een “brain drain” uit de regio Twente/Achterhoek
lijkt dus wel mee te vallen – tenzij de alumni in de regio sterk oververtegenwoordigd
zouden zijn in de steekproef, maar dat is niet te achterhalen.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
2009 (n=208)
2010 (n=229)
2011 (n=192)
2012 (n=185)
2013 (n=262)
2014 (n=204)
2015 (n=304)
2009(n=208)
2010(n=229)
2011(n=192)
2012(n=185)
2013(n=262)
2014(n=204)
2015(n=304)
Twente 49% 44% 50% 51% 41% 38% 41%
Achterhoek 10% 9% 8% 9% 10% 9% 12%
overig Overijssel 15% 18% 13% 10% 10% 9% 12%
overig Gelderland 8% 7% 10% 6% 8% 11% 13%
overig Nederland 15% 17% 14% 18% 23% 19% 18%
Buitenland 3% 7% 5% 5% 9% 14% 5%
Figuur 10. Waar bevindt zich de werkgever/opdrachtgever van de werkende alumnus? (per jaar van Saxion-dip)
Conclusies
De volgende voorzichtige conclusies – op het niveau van geheel Saxion Bèta-Techniek -
zijn mogelijk, voor de afstudeercohorten 2009 tot en met 2015, volgens de HBO-
monitor – waarbij we wel moeten bedenken dat de HBO-monitor een momentopname
weergeeft, gemiddeld ongeveer anderhalf jaar na het afstuderen. Bovendien moeten we
bedenken dat de steekproef wellicht niet helemaal representatief is; veel afgestudeerden
zijn onbereikbaar doordat het e-mail adres onbekend is, en als dat adres wel bekend is,
is het mogelijk dat degenen die in de buurt van Enschede en Deventer zijn blijven wonen,
oververtegenwoordigd kunnen zijn. De volgende voorzichtige conclusies:
- Van de respondenten van vijf onderzochte afstudeercohorten begon 23% tot 32%
aan een vervolgopleiding. Het is niet duidelijk of de “doorstudeerders” echt zo’n
groot deel van de alumni zijn, of dat ze in de steekproef zijn onder- of
oververtegenwoordigd;
- 62% tot 85% van de doorstudeerders koos voor een “hogere” vervolgopleiding
dan de zojuist afgesloten HBO-Saxion-Bachelor-opleiding;
- Van de alumni, die na het Saxion-diploma de arbeidsmarkt op zijn gegaan,
beweert ongeveer twee derde niet werkloos te zijn geweest. Van de resterende
één derde heeft de werkloosheid meestal hooguit zes maanden geduurd;
- De werkende respondenten blijken in ruim 80 procent van de gevallen in
loondienst te zijn. De rest is zelfstandig of werkt in de zaak van familie of
partner;
- Van de werkenden in loondienst is in de afgelopen jaren het percentage in vaste
dienst afgenomen, terwijl het percentage met flexibele contracten is
toegenomen;
- Ongeveer 70 procent van de werkende respondenten werkt en woont in
Overijssel of Gelderland, en dan ook nog relatief vaak in Twente of de
Achterhoek;
- Er is gevraagd – sinds afstudeercohort 2012 - naar het niveau dat de
werkgever/opdrachtgever vereist van de werkende alumnus voor de taak die
hij/zij thans vervult. In ongeveer 73 procent van de gevallen blijkt dat HBO-
niveau te zijn, in ongeveer 9 procent van de gevallen zelfs een hoger niveau;
- Er is gevraagd naar de opleidingsrichting die we werkgever/opdrachtgever
vereist van de werkende alumnus voor de taak die hij/zij thans vervult. In
minstens driekwart van de gevallen vereiste de werkgever of opdrachtgever
precies de richting van de alumnus, dan wel een verwante richting – althans,
naar de mening van de alumnus-respondent.