Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

80
1 Inhoudsopgave Samenvatting 3 Verantwoording 15 1 Waarom dit investeringsprogramma? 17 1.1 Inleiding 17 1.2 De markt: het onderwijs en de burger 19 1.3 Van behouden naar ontsluiten 22 2 Situatieschets 29 2.1 Nederland aan de elektronische snelweg 29 2.2 Digitaal erfgoed in soorten 29 2.3 Problematiek rond digitaal erfgoed 33 2.4 Internationale ontwikkeling 36 3 Programma 45 3.1 Gelaagd model voor (uitvoering van) het investeringsprogramma 45 3.2 Activiteiten 46 3.3 Programmalijnen 46 3.4 Opbrengsten 54 4 Organisatie 57 4.1 Uitgangspunten voor de organisatie 57 4.2 Organisatiestructuur 58 4.3 Omvang van de bemensing 59 4.4 Taken 60 4.5 Besturingsmodel 61 5 Middelen 63 5.1 Programmalijnen 64 5.2 Organisatie 66 5.3 Cofinanciering 67 6 Het vervolg: hoe te beginnen? 69 Literatuur 72 Bijlagen 73 A Enkele kwantitatieve gegevens over musea en archieven 73 B Berekening van het digitaliseren van één kilometer archief 76 C Aanpak 78 D Met wie hebben we gesproken? 79 Inhoudsopgave

description

Het rapport Alles uit de kast geeft de richting aan om in Nederland een grotere effectiviteit van het cultureel erfgoed te bereiken door middel van informatisering.

Transcript of Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Page 1: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

1

Inhoudsopgave

SSaammeennvvaattttiinngg 33

VVeerraannttwwoooorrddiinngg 1155

11 WWaaaarroomm ddiitt iinnvveesstteerriinnggsspprrooggrraammmmaa?? 1177 1.1 Inleiding 171.2 De markt: het onderwijs en de burger 191.3 Van behouden naar ontsluiten 22

22 SSiittuuaattiieesscchheettss 2299 2.1 Nederland aan de elektronische snelweg 292.2 Digitaal erfgoed in soorten 292.3 Problematiek rond digitaal erfgoed 332.4 Internationale ontwikkeling 36

33 PPrrooggrraammmmaa 4455 3.1 Gelaagd model voor (uitvoering van) het investeringsprogramma 453.2 Activiteiten 463.3 Programmalijnen 463.4 Opbrengsten 54

44 OOrrggaanniissaattiiee 5577 4.1 Uitgangspunten voor de organisatie 574.2 Organisatiestructuur 584.3 Omvang van de bemensing 594.4 Taken 604.5 Besturingsmodel 61

55 MMiiddddeelleenn 6633 5.1 Programmalijnen 645.2 Organisatie 665.3 Cofinanciering 67

66 HHeett vveerrvvoollgg:: hhooee ttee bbeeggiinnnneenn?? 6699

LLiitteerraattuuuurr 7722BBiijjllaaggeenn 7733 A Enkele kwantitatieve gegevens over musea en archieven 73

B Berekening van het digitaliseren van één kilometer archief 76C Aanpak 78D Met wie hebben we gesproken? 79

Inhoudsopgave

Page 2: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF
Page 3: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

In de overheidsarchieven is bijna zeshonderd kilometer plank-ruimte gevuld: genoeg om de grens van Nederland met Duitslanden België mee af te zetten. Aan het behoud van de collecties worden terecht aanzienlijkebedragen uitgegeven. Het belang daarvan wordt in brede lagenvan de samenleving ondersteund. In een tijd van globalisering eneen gefragmenteerde maatschappijstructuur ontstaat steeds meerde behoefte aan het behouden van ons collectieve geheugen datdoor het cultureel erfgoed wordt gevormd.Een deel van de collecties wordt om formele (bijvoorbeeld wette-lijke) redenen bewaard. Deze objecten zullen in het algemeendoor een beperkte groep van professionals worden geraadpleegd.Voor veel andere objecten, bijvoorbeeld museale voorwerpen engenealogisch materiaal is echter een grote en algemene belang-stelling, maar er zijn allerlei praktische redenen waardoor maareen zeer beperkt deel van deze objecten beschikbaar is om beke-ken of geraadpleegd te worden. Zo kan in de museumzalen, doorruimtegebrek, vaak slechts een zeer beperkt deel (enkele procen-ten) van de collectie worden getoond. Archieven zijn veelal maargedeeltelijk ontsloten en geven hun geheimen pas prijs na uitvoe-rig en gedegen graafwerk. Ouder bibliotheekmateriaal is vaak zo

kwetsbaar dat het slechts bij hoge uitzondering 'uitde kast' wordt gehaald. Er zijn zo allerlei drempelsdie de toegang tot ons cultureel erfgoed bemoeilij-ken of verhinderen.

Meer betrokken publiekDigitalisering kan deze drempels goeddeels wegne-men. Elektronische kopieën van boeken en prenten

slijten niet. Gedigitaliseerde archiefinventarissen laten zich door-zoeken op willekeurige combinaties van woorden en namen.Collecties die tot dusverre verborgen bleven in de depots, krijgennu de ruimte in virtuele exposities.Digitaal materiaal is in beginsel onafhankelijk van tijd en plaatste raadplegen. Computernetwerken zoals het Internet kunnen defysieke drempels tussen gebruiker en instelling belangrijk ver-minderen. En daar blijft het niet bij. Informatie- en communica-tietechnologie (ICT) biedt nieuwe mogelijkheden om beeldmate-riaal te verrijken met achtergrondinformatie waaraan bijvoorbeeldmuseumbezoekers veel behoefte hebben. Wie zich thuis, in biblio-theek of op school heeft kunnen voorbereiden, zal oog in oog meteen fysiek object veel meer zien.Mét die toegankelijkheid kan informatisering ook het imago vaneen instelling bij brede groepen in de samenleving veranderen. NuICT steeds meer ingeburgerd raakt, moeten beheerders van cultu-reel erfgoed extra goed oppassen dat ze niet 'stoffig' worden. Deafgelopen eeuw is de fotografie omarmd, wat heeft geleid tot eenenorme verrijking van ons cultureel erfgoed. Een soortgelijke wer-king wordt verwacht van de nieuwe digitale media, waarmee ookde jongere generaties beter bereikt worden. De instellingen kun-

3

Samenvatting

In Nederland zijn honderden verzamelingen van cultureel erfgoed aanwezig: ondergebracht in

musea, bibliotheken en archieven. De gezamenlijke omvang van deze collecties is onvoorstelbaar

groot. Alleen al het Rijksmuseum bezit meer dan 950.000 objecten, en dat is slechts een veertigste

deel van het totaal aantal objecten in de Nederlandse musea.

Samenvatting

Page 4: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

nen aldus hun draagvlak verbreden en hun klanten binden.De betrokkenheid van het publiek kan nog worden versterkt metde interactieve mogelijkheden van het Internet: aan een websitelaat zich bijvoorbeeld eenvoudig een verzendlijst of een discus-sielijst koppelen. De instellingen krijgen niet alleen een aanvul-lend marketingkanaal, maar zij krijgen ook nieuw inzicht in debeleving van hun bezoekers. Kortom: door informatisering wordt de traditionele beleving vancultureel erfgoed aangevuld, verrijkt en gestimuleerd.

Een rol voor de overheid Voor het ontsluiten van ons cultureel erfgoed moet veel werk wor-den verzet. Een gezamenlijke inspanning van de erfgoedinstellin-gen is hiervoor noodzakelijk. Daarbij is een actieve rol van deoverheid onontbeerlijk. Deze mening wordt ook uitgedragen doorde Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in de cul-tuurbijlage van Staat zonder land: "Vanuit overheidsbeleid gezienis de afzonderlijke instelling steeds minder het unieke beleidsob-ject en wordt vooral het gehele netwerk relevant waarin de instel-lingen functioneren, zowel binnen als buiten de eigen sector,zowel nationaal als internationaal." i

Digitalisering van het cultureel erfgoed kan een belangrijke bij-drage leveren aan de realisatie van andere ambities van de over-heid zoals vastgelegd in Investeren in voorsprong en het Nationaalactieprogramma Elektronische Snelwegen.ii

Een digitale collectie Nederland is met name een perfecte aanvul-ling op Edunet en het Studiehuis. Daarmee leveren de instellin-gen een effectieve bijdrage aan datgene wat volgens het WRR-rap-port "sleutelbegrip" moet zijn in het nieuwe cultuurbeleid: de vor-ming van de "cultureel goed uitgeruste, competente burger". Leerlingen zouden bijvoorbeeld de Nederlandse maatschappij vande jaren dertig kunnen verkennen aan de hand van beeld- en

tekstmateriaal van verschillende zuilen en maatschappelijke gele-dingen. Het spreekt vanzelf dat het wetenschappelijk onderzoekevenzeer gebaat is bij informatisering van het cultureel erfgoed.Nu gaat vaak nog een groot deel van de werktijd verloren metrondreizen op zoek naar relevant materiaal. Digitale collectiesechter verplaatsen zich naar de gebruiker in plaats van omge-keerd. Het overschrijden van de scheidslijnen tussen uiteenlopen-de instellingen kan daarbij een grote stimulans betekenen voorinterdisciplinair onderzoek en voor het in onderlinge samenhangtoegankelijk maken van materiaal.Tenslotte zou een digitale collectie Nederland ook meer contem-porain materiaal kunnen bevatten. Scheidslijnen in de tijd zijnimmers arbitrair. Digitale overheidsinformatie kan evenzeer pro-fiteren van – en bijdragen aan – de kracht van het geheel.

Alles uit de kast !?Het rapport Alles uit de kast geeft de richting aan om inNederland een grotere effectiviteit van het cultureel erfgoed tebereiken door middel van informatisering. Hiervoor is een aan-zienlijk nationaal investeringsprogramma nodig.Informatisering vereist digitalisering van collecties en van gege-vens over die collecties. Momenteel zijn gedigitaliseerde gege-vens over collecties slechts in beperkte mate beschikbaar.Gedigitaliseerde collecties zijn nagenoeg geheel afwezig.Overdrachtelijk moet 'alles uit de kast' worden gehaald om dedigitalisering van het Nederlandse cultureel erfgoed op een verge-lijkbaar internationaal niveau te brengen. In ons omringende lan-den als Engeland, Duitsland en de Scandinavische landen, en metname ook in de Verenigde Staten heeft de overheid reeds eerdereen hoge prioriteit gegeven aan de digitalisering van het cultu-reel erfgoed. Ten opzichte van dergelijke landen loopt Nederlandver achter. Om de digitalisering op een aanvaardbaar peil te bren-

4

Alle

s ui

t de

kas

t

iStaat zonder land, een verkenning van

bestuurlijke gevolgen van informatie-

en communicatietechnologie, WRR,

maart 1998.

ii Investeren in voorsprong, actieplan voor

informatie- en communicatietechno-

logie in het onderwijs, ministerie van

OCenW, april 1997.

Page 5: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

gen hoeft natuurlijk niet letterlijk 'alles uit de kast' te wordengehaald en gedigitaliseerd. Dat kan ook niet, ons cultureel erf-goed is daarvoor te omvangrijk en grote delen ervan zijn alleenvan wezenlijk belang voor professioneel geïnteresseerden.

AchterstandOnze nationale ambities en feitelijke inspanningen op het terreinvan informatie- en communicatietechnologie in financiële, zake-lijke en wetenschappelijke toepassingen kunnen zich meten metdie van andere landen. Voor de wereld van het cultureel erfgoedligt het anders. Onze bibliotheken zijn goed op weg steeds meerICT-diensten te leveren. De toegang tot archiefstukken en bodem-vondsten wordt door ICT-toepassingen steeds verder verbeterd.Maar als het gaat om informatie uit de erfgoedsector als geheel,bijvoorbeeld om gegevens over 17de eeuwse schilderijen te com-bineren met die van archiefstukken en aardewerk uit dezelfdetijd, valt er nog niet veel te vinden.Als de informatiemaatschappij verder gestalte krijgt en de andereNederlandse sectoren op ruime schaal op het Internet vertegen-woordigd zijn, mag het niet zo zijn dat ons cultureel erfgoed nietdigitaal toegankelijk is.De inspanningen die houders van cultureel erfgoed moeten leve-ren om hun collecties digitaal toegankelijk te maken zijn aanzien-lijk. De collecties zijn omvangrijk en het ontbreekt aan expertiseen middelen. Een krachtige, nationale stimulering gepaard gaandmet substantiële investeringen, is in dit verband noodzakelijk.De overheid zal hierbij een 'voortrekkersrol' moeten spelen. Vanhet bedrijfsleven (uitgevers, mediaconcerns, softwarebedrijvene.d.) wordt in dit vlak geen belangrijke bijdrage verwacht. Diesector is met name geïnteresseerd is in reeds gedigitaliseerdmateriaal voor het ontwikkelen van producten met toegevoegdewaarde op educatief gebied.

In dit rapport wordt een strategie en een organisatie geschetstvoor het tot stand brengen van de noodzakelijke ICT-innovatie.Aldus is het een bijdrage aan de programmatische vormgeving diede missie van elk van de betrokken instellingen kan verbindenmet het meer omvattende cultuurbeleid voor de erfgoedsector.Let wel: Alles uit de kast is opgesteld in het kader van cultuurbe-leid (en niet van technologiebeleid). Dat betekent dat de voor-stellen tot investering voornamelijk worden ingegeven door degedachte dat het Nederlands cultureel erfgoed beter toegankelijkkan en moet worden gemaakt, voor de huidige en toekomstigegeneraties (potentiële) geïnteresseerden in de desbetreffende col-lecties.

Nederlands cultureel erfgoed: waarover hebben we het?

MuseaNederland kent circa 800 musea. De omvang en samenstelling vande collecties is niet altijd goed bekend. Naar schatting betreft hetin totaal meer dan 36 miljoen objecten. Een derde van de musea -waaronder de grote rijksmusea - is overheidsinstelling.Onderverdeeld naar de aard van de collecties telt het CBS de vol-gende aantallen: beeldende kunst (75), geschiedenis (380),natuurlijke historie (67), bedrijf en techniek (149), volkenkunde(18) en musea met een gemengde collectie (55).De belangstelling voor de musea is groot. Voor 1995 heeft het CBSbijna 22 miljoen bezoekers geteld (22% beeldende kunst, 30%geschiedenis, 15% natuurlijke historie, 16% bedrijf en techniek).Niet meer dan circa 2% van de beschikbare objecten wordt inmusea tentoongesteld. Een zeer gering deel van de museale

5

Samenvatting

Page 6: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

objecten is in gedigitaliseerde vorm toegankelijk, hoewel in enke-le sectoren duidelijk vorderingen worden gemaakt. Circa 40% vande musea heeft geen of geen redelijk compleet geautomatiseerdcollectieregistratiesysteem.

ArchievenOnder de archiefwet vallen 439 instellingen: 12 rijksarchieven, 84gemeentelijke archieven, 42 streek- of waterschapsarchiefdien-sten/archivariaten, 300 gemeente- en 43 waterschapssecreta-rieën. De archivering betreft gegevens die variëren van grafischeafbeeldingen en tabellen tot akten van eigendomsoverdracht, in-en uitschrijving van domicilie, geboorte, huwelijk en overlijden.Het aantal bezoekers van archieven bedroeg in 1995 ca. 199.000,zij legden gezamenlijk ca. 484.000 archiefbezoeken af. Voortswerd 38.000 maal schriftelijk inlichtingen verstrekt. Van debezoeken had meer dan de helft betrekking op genealogischeinformatie. De totale planklengte van de archieven bedraagt bijna 600 km. Deautomatiseringsgraad van de meeste archieven laat te wensenover. De archieven beheren ca. 115.000 microfilms en 3,6 miljoenmicrofiches.

Bibliotheken Bij de Koninklijke Bibliotheek en de universiteitsbibliotheken iseen grote verzameling publicaties aanwezig, grotendeels goedbeschreven en – voor wat de catalogus betreft – digitaal ontslo-ten. Alleen al de universitaire bibliotheken omvatten 6,6 miljoenitems, waaronder handschriften (o.a. uit de Middeleeuwen).Nederland kent een uitgebreid netwerk van openbare bibliothe-ken. De informatisering van deze bibliotheken is mede door deactiviteiten van het Nederlands Bibliotheek- en Lektuurcentrum(NBLC) op de goede weg. In dit rapport komen de openbare bi-

bliotheken niet uitgebreid aan de orde. Wel wordt hier gewezenop de belangrijke rol die de openbare bibliotheken zouden kun-nen vervullen als 'balie' voor digitale toegang tot andere erfgoed-instellingen. Door middel van de terminals van openbare biblio-theken zal voor burgers en scholieren een goede toegang tot hetdigitaal erfgoed kunnen worden gerealiseerd.

Academische collectiesDe academische collecties kennen een grote diversiteit aan objec-ten, afhankelijk van de aard van het desbetreffende wetenschaps-gebied. De automatiseringsgraad van de universitaire collectie-registraties is goed tot uitstekend bij bibliotheken en redelijk totgoed bij de overige collecties.

Monumenten en bodemvondstenDe monumenten in Nederland worden door een grote diversiteitaan instellingen beheerd. Een groot deel van de meest belang-wekkende objecten is, ook in (twee-dimensionale) afbeeldingenen beschrijvingen, aanwezig in erfgoedinstellingen (architectuur-musea, musea voor beeldende kunst, archieven en kunsthistori-sche collecties) en bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.Van monumenten is nu nog vrijwel niets in gedigitaliseerde vormvoorhanden, ook digitale informatie over monumenten is nage-noeg afwezig.Archeologische vondsten zijn – voor zover beschreven – redelijktot goed vastgelegd in digitale vorm. De Archis-database bevat dedigitale informatie over opgravingen.Daarnaast zijn vele archeologische vondsten in musea opgeslagenen ten dele tentoongesteld. Voor de in musea opgenomen archeo-logische collecties geldt hetzelfde als voor andere museale collec-ties: weinig is in digitale vorm ontsloten.

6

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 7: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Het Nederlands cultureel erfgoed als geheelIn het kader van het 'Deltaplan voor het cultuurbehoud' heeft eenuitgebreide inventarisering van de collecties plaatsgevonden. Deacademische collecties zijn redelijk compleet geïnventariseerd.Maar in het algemeen vertonen documentatie en inventarissenvaak grote lacunes. Bij (wetenschappelijke) bibliotheken en bij enkele grote musea(bijvoorbeeld het Rijksmuseum voor Volkenkunde) is volgensmoderne standaards (o.a. voor informatie-uitwisseling) gedigita-liseerde informatie over cultuurobjecten aanwezig. Het 'HollandMuseums' project is een goed initiatief, maar de inhoud is, over-eenkomstig het doel van het project, beperkt tot de logistiekeinformatie van musea (openingstijden, bereikbaarheid, etc.). Digitalisering van objecten heeft nog slechts op beperkte schaalplaatsgevonden op basis van incidentele projecten. Hierbij kanbijvoorbeeld gedacht worden aan (delen van) museale collectiesdie zijn gedigitaliseerd. Door archieven wordt in bepaalde gevallen reeds bij de bron gedi-gitaliseerde informatie opgenomen. Op het Internet en op CD-ROM is veel cultureel erfgoed voorhan-den, doch een zeer gering deel daarvan heeft betrekking opNederlandse verzamelingen.

Digitalisering en cultureel erfgoed: wat valt er tebereiken?

Het primaire belang van digitalisering is dat de gedigitaliseerdecollecties kunnen worden geraadpleegd, bekeken en bestudeerd,onafhankelijk van openingstijden en in beginsel vanuit elkeplaats. Daarnaast levert digitalisering een positieve bijdrage aanhet collectiebeheer.Door het toepassen van geavanceerde technologie kunnen syste-men zo worden opgezet dat thematisch en sectoroverschrijdend

gezocht, gebladerd en gestudeerd kan worden. Dat is ook noodza-kelijk want begrijpen en betekenisgeven vergt context. Deze in velerlei opzicht sterk verbeterde toegankelijkheid zal ren-dement opleveren in de vorm van meer publieke belangstelling.Dus in een meer omvangrijke en bredere cultuurparticipatie. Een andere vorm van rendementsverbetering wordt gevonden inhet intensiever (breder en dieper) gebruik van de collecties.Digitalisering heeft ook een indirect positief effect op de conser-vering van cultureel erfgoed. Het digitale erfgoed is ongeachttijd, plaats en materiële toestand beschikbaar. De originele objec-ten kunnen onder optimale condities worden bewaard zonder risi-co's van slijtage en schade.Het EduNet, dat de noodzakelijke 'content' thans nog ontbeert,zal met het gedigitaliseerde materiaal van de erfgoedinstellingenvan inhoud kunnen worden voorzien. EduNet ondersteunt regu-liere opleidingen alsook zelfstudie op het gebied van kunsten,wetenschappen en techniek. Hiermee geeft dit initiatief medeinvulling aan het SER-advies van april 1998 over ICT en onderwijs,dat oproept tot een blijvende rol van de Nederlandse overheid bijde ontwikkeling van onderwijssoftware.iii

Ook de burger zal met de toenemende graad van informatiseringvan de thuisomgeving gebruik kunnen maken van het gedigitali-seerde erfgoed. Het virtuele museum-, archief- en bibliotheek-bezoek van alle burgers zal een zinvol functioneren in de maat-schappij bevorderen, gedreven door de geboden technische moge-lijkheden en de eigen belangstelling en nieuwsgierigheid of dewens tot verdere post-initiële vorming voor beroep en vrijetijds-bestedingDe positieve effecten van digitalisering kunnen worden vergrootdoor gegevens van verschillende collecties te verbinden tot sec-toroverschrijdende cultuurthema's ten behoeve van onderwijs eneen breder publiek.

7

Samenvatting

iiiICT en onderwijs, SER advies 98/05.

Page 8: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Voorbeelden van dergelijke thema's zijn: 1) Handel en kolonies, beschouwd in hun historische ontwikke-

ling, vervlochten met informatie en afbeeldingen uit archie-ven, bibliotheken en musea;

2) Nederlandse wetenschapsbeoefening als cultuurthema, waar-bij biografische en historische context met wetenschappelijkeontdekkingen en beschouwingen worden verbonden.

Het voorziene resultaatBij voldoende nationale investeringen over meer jaren en doormiddel van goed geleide en gecoördineerde samenwerking tussenerfgoedinstellingen (gedeeltelijk ook tussen erfgoedinstellingenen commerciële instanties) kan de 'digitale collectie Nederland'daadwerkelijk tot stand worden gebracht.De aanwezigheid van gegevens- en beeldbanken leidt tot eenbrede en actieve dienstverlening door de erfgoedinstellingen.Moderne en gestandaardiseerde zoeksystemen bieden eengebruiksvriendelijke mogelijkheid tot virtueel bezoek aan musea,archief en bibliotheek. Naarmate meer cultureel erfgoed gedigita-liseerd is, zullen deze mogelijkheden interessanter worden.Ervaringen elders leren dat daardoor ook het fysieke bezoek aanerfgoedinstellingen wordt gestimuleerd. Digitalisering heeft tevens een positief neveneffect op behoud enbeheer. Schematisch levert dat de nevenstaande tabel op.

Het digitale erfgoed: hoe te bereiken?

Wie doet wat?De collectiehouders dienen de informatie over collecties en decollecties zelf te digitaliseren. De arbeidsintensiviteit en de kos-ten daarvan zijn zo hoog dat pas nadat digitalisering heeft plaats-

gevonden commerciële bedrijven bereid zullen zijn deze markt tebetreden. De beschikbare middelen van collectiehouders zullenvoor een beperkt deel voor het digitaliseringsproces kunnen wor-den ingezet, met name waar het ook de doelmatigheid van deeigen beheers-, exploitatie- en dienstverleningstaken bevordert.Maar de eigen middelen zijn ontoereikend om een substantiëlebijdrage te leveren aan het inlopen van de achterstand inNederland. Additionele centrale investeringen zijn daartoe zondermeer noodzakelijk; alleen al het digitaliseren van 1 km plankleng-te aan archieven kost 12 miljoen (er is bijna 600 km planklengtegevuld). Er zal dus drastisch op relevantie en belangwekkendheidmoeten worden geselecteerd.

8

Alle

s ui

t de

kas

t

erfgoedbeheerders P betere collectieregistratie en bedrijfsvoering

P verbeterde mogelijkheden tot wetenschappelijke bewerking

P verbetering informatiseringsinfrastructuur

P verhoging informatiseringskennis

P betere/nieuwe presentatiemogelijkheden

P toeneming van bezoek

maatschappelijk P stimulans samenwerking tussen erfgoedbeheerders

P impuls aan contentindustrie

P impuls aan nieuwe media-industrie

P impuls aan hard- en softwareleveranciers

P impuls toeristenindustrie

P beschikbaarheid gedigitaliseerde grondstof

afnemers P betere exploratiemogelijkheden

P producten voor het onderwijs

P betere toegankelijkheid voor het onderwijs

P betere toegankelijkheid voor het onderzoek

P betere toegankelijkheid voor het publiek

tabel 1Resultaten digitalisering.

Page 9: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

De investeringen hebben betrekking op projecten ter zake van:P digitalisering van zoek, verwijzings- en beheersinformatie

voor collecties;P digitalisering van te selecteren objecten zelf;P digitalisering in het kader van te selecteren, sectoroverschrij-

dende cultuurthema's en educatieve projecten;P toepassing van moderne standaarden en interoperabiliteit

tussen standaarden;P scholing van instellingspersoneel;P sectoroverschrijdende samenwerking, coördinatie en project-

monitoring.

Wat kan voor hoeveel?Neemt men de door het ministerie van OCenW geïndiceerde scena-rio's voor additionele investeringen van ƒ 50, ƒ 100 en ƒ 150 mil-joen in 4 jaar tot uitgangspunt, dan constateert de WTR dat hetresultaat van de genoemde financiële injecties zal zijn:

VVoooorr ƒƒ 5500 mmiilljjooeenn:: 1. een minimum aan voorwaardenscheppende investeringen

(methoden, technieken, standaarden, beperkte kennisverho-ging en digitale beheers-, zoek- en verwijzingsinformatiebetreffende het cultureel erfgoed);

2. zeer beperkte digitalisering van sectorgebonden collecties;3. incidentele digitalisering van sectoroverschrijdende cultuur-

thema's;4. zeer beperkte ontwikkeling van educatieve producten;5. inrichting van de noodzakelijke organisatie (sturing, advies,

bureau en expertise).De relatieve achterstand wordt vermoedelijk vergroot, medeomdat elders op de wereld tal van overheidsinitatieven wordenuitgevoerd.

VVoooorr ƒƒ 110000 mmiilljjooeenn:: 1. voldoende voorwaardenscheppende investeringen, maar niet

voldoende om de noodzakelijke kennisverhoging te bewerk-stelligen;

2. beperkte digitalisering van sectorgebonden collecties;3. beperkte digitalisering van sectoroverschrijdende collecties;4. beperkte ontwikkeling van educatieve producten;5. inrichting van de noodzakelijke organisatie.De relatieve achterstand wordt niet vergroot, maar zal nauwelijksworden ingelopen.

VVoooorr ƒƒ 115500 mmiilljjooeenn:: 1. voldoende voorwaardenscheppende investeringen;2. voldoende digitalisering van sectorgebonden collecties;3. beperkte digitalisering van sectorgebonden collecties;4. beperkte ontwikkeling van educatieve producten;5. inrichting van de noodzakelijke organisatie.De relatieve achterstand wordt ingelopen. Na vier jaar ontstaatmogelijk op enkele terreinen een voorsprong, indien voldoendemomentum kan worden bereikt en door voortgezette investeringvan de inkomsten uit exploitatie van digitaal erfgoed (partieelrevolving fund).

Bovenstaande impliciete prioriteringen per scenario zijn uitgesprekken met deskundigen voortgekomen en worden onder-schreven door de desbetreffende instellingen.

Wie financiert wat?Om de noodzakelijke betrokkenheid van de instellingen te bevor-deren wordt er vanuit gegaan dat ze uit eigen middelen bijdragenaan projecten, te weten: in de instellingsgebonden projectactivi-teiten 40%, in sectorgebonden en instellingsoverschrijdende pro-

9

Samenvatting

Page 10: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

jecten 30%, in sectoroverschrijdende, voorwaardenscheppendeprojecten en brede educatieve projecten 20%. Het totaal van de investeringen in de drie scenario's zal daarmeecirca 25% hoger zijn dan de investering door de overheid. In het scenario dat de hoogste investering vergt – het meesteffectieve van de beschreven scenario's – wordt naast ƒ 150 mil-joen rijksbijdrage in vier jaar, circa ƒ 40 miljoen door de instellin-gen zelf opgebracht. De bereidheid daartoe is bij de instellingenaanwezig. In dit scenario zal in het eerste planjaar minder dan ƒ 20 miljoen en in het vierde jaar circa ƒ 50 miljoen vanuit derijkskas worden geïnvesteerd. Indien éénmaal voldoende interessant materiaal is gedigitali-seerd, kunnen in samenwerking met commerciële bedrijveninkomsten uit verkoop van producten worden verworven, dochdaarvoor moet wel voldoende momentum en omvang worden ver-kregen. Dit laatste zal wellicht bij het 150-miljoen-scenario tegenhet eind van de vierjarige planperiode kunnen worden bereikt.

Commerci le participatieDe idee dat commerciële instellingen de drijvende kracht zoudenkunnen zijn voor de digitalisering van het cultureel erfgoed moetals irreëel worden beschouwd. De aanloopinvesteringen voor digi-talisering van voldoende omvang zijn daarvoor veel te hoog.Bovendien zou het niet te verkiezen zijn dat hetgeen nu met eenmuseumjaarkaart te zien valt, straks tegen hoge kosten (metgrote winstmarges van digitale uitgevers zonder retributie vansubstantiële aard aan de instellingen) uitsluitend door het kapi-taalkrachtige segment van de burgers digitaal kan wordengeraadpleegd. Immers menige commerciële CD-ROM met litera-tuurinformatie kost nu soms al US$ 1000. Tevens zou de toegangtot gedigitaliseerd cultureel erfgoed drempelverlagend, ook in het

onderwijs, vorm moeten krijgen en niet tot nog hogere kostenvan het onderwijsmateriaal moeten leiden.De overheid treedt hier op als facilitator en initieert nieuwe eco-nomische activiteiten. Hierbij denken we aan de commerciëlebedrijvigheid die als gevolg van het programma zal ontstaan bijde producenten van educatieve producten rond kunst en cultuur.Tevens denken wij aan de nieuwe functies die bij de beherendeinstellingen zullen ontstaan om de digitale collectievorming enhet beheer daarvan uit te voeren.

Digitalisering van cultureel erfgoed:strategie en organisatie

OpzetDe aan te bevelen strategie en organisatie in dit voorstel is ener-zijds ingegeven door de noodzaak om drastisch te selecteren inhet te digitaliseren collectiemateriaal (immens van omvang enniet altijd even belangwekkend voor onderwijs en publiek, dochwellicht wel voor wetenschappers), en anderzijds door de slaag-kans van het voorgestelde doel in een complex veld met diverseen vaak concurrerende belangen. Daarbij geeft de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF(WTR) het advies de structuur van het investeringsprogramma zote kiezen dat maximaal rendement is te halen in een complex veldmet veel spelers. Sleutelwoord daarbij is 'samenwerken', waarbijoverigens de identiteit en integriteit van de deelnemers isgewaarborgd. Daarmee zal het mogelijk zijn dat men na vele –goed bedoelde maar geïsoleerde en daardoor tot mislukkengedoemde – pogingen in dit veld tot resultaat zal komen.

10

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 11: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Het programma voorziet in verschillende programmalijnen diedoor een stuurgroep zullen worden vastgesteld. De uiteindelijkeprojecten (binnen de programmalijnen) worden door (samenwer-kingsverbanden van) de instellingen zelf opgesteld en uitgevoerd,op basis van inschrijvingen in tenderprocedures.De voorgestelde organisatie en structurering is vormgegeven naaranalogie van de succesvolle SURF-organisatie voor ICT in het ver-gelijkbaar complexe veld van het hoger onderwijs en wetenschap-pelijk onderzoek. Vooral de organisatie van IWI (InnovatieWetenschappelijke Informatievoorziening) heeft model gestaanvoor de in dit rapport opgenomen structuur.

SturingAanbevolen wordt een landelijke organisatie op te richten, diegestuurd wordt door gezaghebbende deskundigen en vertegen-woordigers uit het veld (bestaande landelijke organisaties zoalshet Instituut Collectie Nederland, de Mondriaan Stichting, de

Nederlandse Museum Vereniging, het Rijksinstituut voor Kunst-historische Documentatie, de Rijksdienst voor de Monumenten-zorg en de Rijksarchiefdienst kunnen daarin vertegenwoordigdzijn), die verantwoording af legt aan de overheid, die op afstandbewaakt en voorwaarden schept. In principe kan elke relevanteinstelling lid zijn in die landelijke organisatie, op de achtergrond,als voeding van het dagelijks bestuur. Het bestuur wordt ondersteund door een relatief klein projectbu-reau, dat via tenders voor projecten met duidelijk omschrevendoelen en randvoorwaarden de uitvoering van projecten door deinstellingen zelf bewerkstelligt en bewaakt. Een gezaghebbendeadviesraad van ICT- en cultureel erfgoeddeskundigen en enkele

11

Samenvatting

afbeelding 1Uitvoeringsmodel investeringspro-

gramma informatisering cultureel

erfgoedcollecties.Adviesraad Algemeen Bestuur

Ministerie OCenW

Dagelijks Bestuur

Kennis- centrum

Project- bureau

afbeelding 2Organisatieschema. De adviesraad heeft geen hiërarchische relatie met het

bestuur.

Investeringsprogramma

Programmalijnen

Projecttenders

Informatiseringsprojecten

Randvoorwaarden inzake duurzaamheid en uitwisselbaarheid

Projectuitvoering

Prioritering en selectie

Uitschrijven tenders

Vaststellen Programmalijnen

Page 12: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

bestuurders met affiniteit terzake zou de programmalijnen dienenaan te geven en de projectvoorstellen moeten toetsen.

DraagvlakIn dit voorstel is een gedetailleerd stappenplan aangegeven voor

12

Alle

s ui

t de

kas

t

het opstarten en bijstellen van de vormgeving aan het investe-ringsprogramma, waarvoor ook een globaal gespecificeerde begro-ting is opgesteld. Uit de gesprekken die de WTR heeft gevoerd met partijen uit hetveld is gebleken dat het hier samengevatte voorstel tot een natio-

Orgaan Verantwoording Hoofdtakenverschuldigd aan

Bestuur Overheid P stelt strategisch plan vast en herziet dat tweejaarlijksP stelt het eerste jaar als invoeringsjaar vast: thema’s kiezen en beperkt aantal

projecten waarbinnen standaards mede worden ontwikkeldP initieert en bewaakt (op afstand) de uitvoering van het programma

Samenstelling: representatieve bestuurders uit het veld en daarbuiten

Adviesraad P adviseert het bestuur bij de strategievormingP bewaakt de kwaliteit van het programmaP toetst projectvoorstellen en adviseert over prioriteit

Samenstelling: onafhankelijke bestuurlijke-, ICT- en materiedeskundigen

Kenniscentrum Bestuur P initieert het ontwikkelen van standaards en bewaakt de toepassing daarvanP adviseert over standaardsP mobiliseert, coördineert en bundelt expertisekernenP draagt zorg voor opleiding en kennisdisseminatie

Samenstelling: ICT-deskundigen met ervaring in de cultureel erfgoedsector

Projectbureau Bestuur P administreert en coördineert middelenverdelingP ondersteunt bestuurP onderhoudt operationele contacten met deelnemers en overheidP organiseert de controle op projecten

tabel 2Taakverdeling.

Page 13: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

naal investeringsprogramma voor projecten terzake van de digita-lisering van het cultureel erfgoed, de voorgestelde strategie,organisatie en beoogde project-cofinanciering door de instellin-gen, een groot draagvlak bij de desbetreffende instellingen vindt.

Hoe te beginnen?Nadat door de overheid is besloten om volgens een van de scena-rio’s het investeringsprogramma te financieren zou het program-ma volgens de navolgende schets in werking moeten wordengesteld.

P OCenW benoemt enkele personen die belast worden met hetoprichten van de stichting.

P Oprichten van de stichting; benoemen van algemeen bestuuren benoemen dagelijks bestuur.

P Instellen van de adviesraad door het algemeen bestuur.P De stichting geeft opdracht om voortbouwend op het onder-

havige rapport een meer uitgebreid vooronderzoek te verrich-ten, uitmondend in een gedetailleerde inventarisatie en afba-kening van het werkterrein alsmede een uitgewerkt finan-cieel, organisatorisch en technisch plan van aanpak.

P Bemensen van het kenniscentrum en het projectbureau.P Opstellen van het Raamwerk-investeringsprogramma. Globaal

voor de gehele looptijd (4 jaar) van het investeringsprogram-ma; meer gedetailleerd voor het eerste jaar.

P Geven van voorlichting aan de betrokken instellingen metbetrekking tot het investeringsprogramma.

P Starten met de voorwaardenscheppende programmalijnen(methoden, technieken en standaards; opleiding en kennis-disseminatie; netwijzer).

P Uitschrijven van tenders voor enkele thematische en enkeleeducatieve projecten (bij de keuze van de projecten geldennaast de criteria die in het algemeen voor het kiezen van pro-jecten worden gehanteerd, ook als criteria: een hoge kansvan slagen, niet te omvangrijk, representatief voor volgendeprojecten).

P Beoordelen, honoreren en faciliteren van de project-voorstellen.

P Uitvoering (plannen, uitvoeren en bewaken) van de projec-ten.

P Evaluatie van de uitgevoerde projecten. Hierbij wordt zowelhet projectverloop als het projectresultaat geëvalueerd. Opbasis van de uitkomsten kunnen de voorwaardenscheppendeactiviteiten en de beoordelingscriteria voor projectvoorstellenzo nodig worden bijgesteld.

P Evaluatie van het functioneren van de staande organisatie(bestuur, adviesraad, kenniscentrum, projectbureau).

P Bijstellen van de strategie en opstellen van een plan voor deresterende periode van ca. 3 jaar.

De hiervoor opgenomen activiteiten zullen zich afspelen in heteerste jaar. Veel van de activiteiten zullen geheel of ten dele over-lappend kunnen plaatsvinden zodat de aangegeven volgorde nietprecies de tijdsvolgorde aangeeft.

Nadere gegevens betreffende de programmalijnen, de financieringen de organisatie treft u aan in hoofdstuk 3,4 en 5.

13

Samenvatting

Page 14: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

14

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 15: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

De tijd die de WTR geboden werd was zeer beperkt: slechts éénmaand. Het behoeft daarom verder geen betoog dat dit geen inalle opzichten wetenschappelijk doorwrocht product is. De WTR iszich van deze beperking bewust. Indien u bijvoorbeeld zoekt naarmeerdere typen scenario’s, en een zorgvuldige onderlinge afwe-ging daartussen, dan staan die niet in dit rapport. Het had zeervoor de hand gelegen om een vergelijking te produceren tussenscenario’s als:1. Een verhoudingsgewijze verdeling van het geld: alle instellin-

gen extra financiering voor de digitalisering, en veel kleineprojecten binnen de instellingen.

2. Geld besteden aan één mega-project: een CultuurNet naarScandinavisch model, een soort DISKUS-project op Internet;er wordt in zo’n scenario alleen geld aan een eindproductbesteed en er wordt niets structureels voor de sector gedaan.

3. Het geld besteden aan een beperkt aantal topprojecten bin-nen afzonderlijke instellingen: stimuleer ICT voor beheer enconservering bij de collectiehouders, verbeter de dienstverle-ning van het relatief kleine publiek van deze instellingen.

4. Een mix van contentgerichte en structurele voorzieningenvoor het hele veld. Het geld wordt verdeeld op basis van(mede) door het veld zelf op te zetten kwaliteitscriteria ver-deeld in een gestructureerd programma.

De WTR heeft zijn tijd niet besteed aan deze afweging, maar eenkeuze vooraf gemaakt, en gekozen voor de variant 4, die in depraktijk zijn nut heeft bewezen binnen het hoger onderwijs inNederland, vanwege de kracht van de mix van structuur binneneen gezamenlijk programma en de individuele handelingsvrijheiddie instellingen behouden. Meer details over de aanpak kunt uvinden in bijlage C.

De tijdsbeperking heeft in ieder geval één voordeel gehad. Allemensen die we hebben gesproken waren zich van deze beperkingbewust, en dat heeft de duidelijkheid van de antwoorden die wekregen op onze vragen zeer bevorderd. Er was gewoon geen tijdom allerlei omtrekkende bewegingen te maken. Wij zijn partijenin dat verband erkentelijk voor de getoonde openhartigheid. Inbijlage D staan de namen van degenen met wie wij hebbengesproken.

Het rapport is als volgt ingedeeld. Hoofdstuk 1 geeft weer waar-om de hele operatie nodig is. In hoofdstuk 2 vindt u de achter-gronden en een situatieschets van de stand van zaken rondominformatisering van cultureel erfgoedcollecties in Nederland endaarbuiten. Hoofdstuk 3 beschrijft het programma dat we voor-stellen. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe de operatie hetbeste kan worden georganiseerd, waarna hoofdstuk 5 ingaat opde kosten. Tot slot geeft hoofdstuk 6 in kort bestek aandacht aande zaken waaraan in het eerste jaar in ieder geval moet wordengedacht.

Utrecht, juli 1998

15

Verantwoording

Dit rapport is door de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF (WTR) opgesteld in

opdracht van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen. De opdracht

hield zeer in het kort in dat er drie scenario s zouden moeten worden uitgewerkt voor

een investeringsprogramma voor de informatisering van collecties van cultureel erf-

goed in Nederland.

Verantwoording

Page 16: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

16

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 17: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

In de moderne informatiesamenleving, die ons land ook wil zijn,is participeren en communiceren via informatietechnologie eensteeds aan belang winnende communicatievorm. Deelnemen in demoderne informatiesamenleving kan alleen als is voldaan aan alleonderstaande voorwaarden:P technische infrastructuur: voldoende aangesloten computers;P technische vaardigheden: de nieuwe technologie kunnen

hanteren;P voldoende, relevante en toegankelijke informatie (culturele

‘content’).

Met culturele ‘content’ wordt hier nadrukkelijk betekenisvolledigitale informatie over cultuur en cultuurproducten bedoeld. De cultuur ligt in belangrijke mate besloten in de producten diehet nu voortbrengt en heeft voortgebracht. Deze producten ofobjecten zijn te vinden in collecties die door cultureel erfgoed-instellingen worden beheerd, bewaard en toegankelijk gemaakt.Digitaliseren van cultureel erfgoed (de creatie van culturele ‘con-tent’) is de vorm waarin de moderne informatiesamenleving zichrekenschap geeft van haar verleden en er voor zorgt dat degemeenschap in de volle breedte kennis kan nemen van haar cul-tuur (producten). De ’spontaan’ gegenereerde informatie op Internet is meestalafkomstig van bedrijven (b.v. productinformatie, kranten, tijd-

17

Waarom

dit investeringsprogramm

a?

1 Waarom ditinvesteringsprogramma?

1 Pantser of ruggengraat. Cultuurnota

1997-2000: Inleiding.

1.1 Inleiding

Cultuur is wat mensen gemeen hebben 1, informatietechnologievormt de gemeenschappelijke toegang tot het cultuurgoed. Deeerste zinsnede, waarmee de Cultuurnota opent, is gemakkelijkinvoelbaar. De tweede, die als samenvatting van dit rapport kangelden, verdient enige toelichting. Cultuur in ruime zin is hetgeheel van levensstijlen in een samenleving (en de overleveringdaarvan) en omvat dus méér dan alleen kunst, wetenschap enreligie. Cultuurvorming en cultuuroverdracht stellen de burger instaat actiever aan de cultuur deel te nemen en er zelf bijdragenaan te leveren. Informatie- en communicatietechnologie (ICT),tegenwoordig in één adem genoemd, verbreden de mogelijkhedentot cultuurparticipatie enorm.

In een land dat meer en meer als een multiculturele samenlevingkan worden getypeerd en in een wereld waarin globalisering eensteeds belangrijkere rol speelt, is cultuur van het grootste belang:de cultuur bepaalt immers in belangrijke mate de eigen identiteit.Identiteit heeft te maken met het bepalen van ieders positie in dewereld, door te participeren. En dat kun je alleen als je kennishebt van de cultuur waartoe je behoort en van je gedeelde verle-den. Participeren mòet om volwaardig en mondig burger te kun-nen zijn.

Page 18: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

schriften) en instellingen (b.v. overheidsinformatie, voorlichting)en veelal een bijproduct van de huidige digitale bedrijfsvoering(van oorsprong digitaal). Het heeft derhalve maar heel beperktmet ònze gemeenschappelijke cultuur en haar verleden te maken.Informatievoorziening via Internet wordt gedomineerd door eco-nomische en niet door maatschappelijke, culturele of educatievemotieven.

Onderwijs en cultuureducatie sluiten nog onvoldoende aan bij deeisen van de moderne informatiesamenleving. Knelpunten zijn:

P technische infrastructuur; EduNet brengt hierin bijvoorbeeldverbetering voor het onderwijs, maar wat gaan die leerlingenopzoeken en bestuderen?

P technische vaardigheden en ‘content’ (in het onderwijsproceséén geheel):• informatietechnologie leer je door te werken met rele-

vante informatie (Leren Leren);• maar er is nog vrijwel geen bruikbare culturele ‘content’;• het leerproces zelf kan beter worden door inzet van infor-

matietechnologie: - multimedia;- individualisering van het leerproces (Leven Lang Leren);- minder kans op uitsluiting van groepen in de samenle-

ving;P er heeft zich nog vrijwel geen ‘content’-industrie in

Nederland gevormd op het terrein van cultureel erfgoed.

Het culturele verleden en heden, de dragers van onze cultuur enhun verhalen, komen niet ‘vanzelf’ op Internet terecht, daarvooris nadrukkelijk een extra inspanning nodig. Digitaliseren van cul-tureel erfgoed is van maatschappelijk belang omdat het:

P belangrijke culturele ‘content’ oplevert voor de burger, hetonderwijs en de professie;

P bijdraagt aan de conservering van het culturele erfgoed.

Digitaliseren is het hedendaagse equivalent van opslaan en toe-gankelijk maken van in dit geval cultureel erfgoedcollecties inarchieven, musea, bibliotheken, etc. Door het proces van digitali-seren ontstaan digitale kopieën van historische documenten,afbeeldingen van kunstvoorwerpen en monumenten, en databan-ken met informatie over culturele objecten, bij voorkeur metelkaar verbonden zodat de gebruiker gemakkelijk een beeld krijgtvan het hele onderwerp. Daarnaast zijn er de digitale overheids-archieven (met van oorsprong digitale informatie).

‘Gewoon’ cultureel erfgoed bestaat uit afzonderlijke documentenen objecten, ondergebracht bij verschillende instellingen:P om een bepaald cultureel object (b.v. een schilderij) te begrij-

pen, zijn feitjes als maker en datering niet voldoende.Begrijpen en betekenisgeven van cultuurproducten vergt con-text;

P context vereist vaak informatie uit verschillende collecties eninstellingen;

P de gebruiker moet zich derhalve verplaatsen en instellingenbezoeken of in gedrukte vormde vergaarde informatie totzich nemen;

P maar.., slechts 2% van het ‘gewoon’ cultureel erfgoed is toe-gankelijk en geëxposeerd.

Digitaal erfgoed is al voorzien van context of is zo gemaakt, dathet gemakkelijk in een grotere context kan worden ingepast.Digitaal erfgoed:P is uitwisselbaar tussen verschillende instellingen;

18

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 19: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

P kan via Internet worden geraadpleegd (de informatie en nietde gebruiker verplaatst zich);

P bevat verwijzingen (hyperlinks) naar verwant materiaal.

Nederland mag niet achterblijven ten opzichte van andere hoogontwikkelde landen die het belang van digitaal erfgoed ten volleinzien en navenant nationaal actie hebben ondernomen om aande eisen van moderne informatievoorziening en -behoefte te vol-doen. Voorwaarden voor een investeringsprogramma zijn:

SSeelleeccttiieeDe omvang van het cultureel erfgoed is dusdanig groot dat digita-lisering alleen zeer selectief kan en moet worden uitgevoerd, nietalles moet uit de kast! Op een zeer zorgvuldige en verstandigewijze moeten keuzen worden gemaakt wat nu in ieder geval enwat later mogelijk zal worden gedigitaliseerd.

DDuuuurrzzaaaammhheeiiddDaarnaast speelt de duurzaamheid van het ‘digitale erfgoed’ eenbelangrijke rol. De keuze van methoden, technieken en standaar-den moet bijdragen aan een toekomstvaste vorm van digitalise-ring zodat toegankelijkheid, uitwisselbaarheid en herbruikbaar-heid volledig kunnen worden gegarandeerd. Dit vereist afstem-ming en aanvaarding van regels en werkwijzen die uitstijgenboven individuele instellingsbelangen. Tot nu toe hebben deinstellingen geheel zelfstandig en in slechts beperkte onderlingeafstemming hieraan vorm gegeven.

KKeennnniissDe kennis op het terrein van informatisering in cultureel erfgoed-instellingen is in het algemeen beperkt. Er is een inhaalslagnoodzakelijk voor scholing en opleiding van medewerkers van

deze instellingen. Tevens moet de kennis die wel aanwezig is bijsommige instellingen, instituten, HBO-instellingen en universi-teiten gemobiliseerd en gebundeld worden voor het aanleverenvan de benodigde expertise en opleidingen.

IInnffrraassttrruuccttuuuurrDe technische infrastructuur voor de toegang tot Internet is vrij-wel niet aanwezig bij het merendeel van de cultureel erfgoed-instellingen. Terwijl het juist de Internettoegang is die het moge-lijk maakt voor de burger, het onderwijs en de professie om hetdigitale erfgoed te benaderen.

OOrrggaanniissaattiieeBij de realisering van het investeringsprogramma zullen projectenover de sectoren heen worden gestart. Een strakke organisatie isnodig om er voor te zorgen dat het investeringsprogramma quamiddelenbesteding beheersbaar is en om er voor te zorgen dat hetprogramma uiteindelijk resultaten oplevert die bruikbaar zijn.Knelpunt daarbij is dat samenwerking tussen de verschillendeinstellingen en over sectoren heen tot dusverre maar moeizaamtot stand is gekomen.

1.2 De markt: het onderwijs

en de burger

De markt voor het culturele erfgoed is haast even divers als hetculturele veld zelf. In het algemeen is er een stijgende belangstel-ling voor het culturele erfgoed waar te nemen. Sociologen spre-ken in dit verband wel over de ‘musealisering van de samenle-ving’, verwijzend naar een nostalgische reactie bij de burger die

19

Waarom

dit investeringsprogramm

a?

Page 20: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

niet in staat is de snelle veranderingen in de maatschappij te ver-werken. In het begin van dit hoofdstuk is reeds gewezen op hetgrote belang van culturele vorming in een samenleving die steedspluriformer wordt. Actieve cultuurparticipatie is sterk afhankelijkvan het onderwijs en de culturele educatie die men heeft genoten.

Overigens blijkt uit onderzoek dat het aandeel van de bevolkingdat met cultuurhistorische onderwerpen door de diverse mediawordt bereikt, veel groter is dan het deel dat feitelijk naar museaen monumenten gaat. De invloed van de media op de gang naarmusea is in de loop der tijd steeds toegenomen. Steeds vaker blij-ken mensen een museum te bezoeken omdat zij hierover viaradio, televisie of krant informatie hebben ontvangen2. Men magverwachten dat de ‘nieuwe media’ minstens dezelfde invloed zul-len uitoefenen, zo niet een grotere, dankzij de geavanceerdemogelijkheden om het tentoongestelde attractief te tonen.

Het museumbezoek laat over de gehele na-oorlogse periode een

trend van groei zien. Een uitzondering vormen de leeftijdsgroepen

tussen de 16 en de 40. De cesuur lijkt te liggen bij de generaties die

vóór en na 1955 zijn geboren. Dit is opmerkelijk omdat, zoals op-

gemerkt, museumbezoek sterk samenhangt met het niveau van het

gevolgde onderwijs en jongeren behoren tot het hoogst opgeleide

deel van de bevolking. Een verklaring voor dit achterblijven zou

kunnen liggen in het afgebrokkelde Bildungs-ideaal (het bezoek

aan een museum heeft niet een hogere status dan dat aan een at-

tractiepark). Ouders kunnen wel ‘het goede voorbeeld geven’, maar

dit blijkt weer averechts te werken bij nog thuiswonende kinderen3.

De studie van het Sociaal en Cultureel Planburau waaraan deze

gegevens zijn ontleend, gaat helaas niet in op mogelijke effecten

van toepassing van ICT bij het presenteren van culturele produc-

ten. Men zou de hypothese kunnen opperen dat een presentatie met

behulp van nieuwe media, complementair aan de conventionele,

esthetische en geïsoleerde opstelling die men nog vaak aantreft, wel-

licht een brug slaat tussen de wereld van het museum en de televi-

sie-cultuur waarmee juist deze leeftijdsgroep zo vertrouwd is.

De nota Investeren in voorsprong, Actieplan voor informatie- encommunicatietechnologie in het onderwijs legt de basis voor eenfundamentele toepassing van ICT, ook bij cultuureducatie.Informatietechnologie kan op verschillende niveaus tegelijk inhet onderwijs werkzaam zijn. Zij stelt leerlingen in staat in huneigen tempo en op hun eigen manier te leren, waardoor de leer-prestaties verbeteren. Zij bevordert de overgang van ‘leerkrachtgeoriënteerd’ naar ‘leerling gestuurd’ leren. Maar dat werkt alleenals er sprake is van een integrale aanpak. Een cursus lerenomgaan met de PC is niet voldoende; ICT zal meer en meer devorm van het gehele leerproces gaan bepalen en in alle leergebie-den worden toegepast.

Dit vereist ingrijpende veranderingen in de educatieve sector, hetbij elkaar brengen van partijen die in het verleden minder inten-sief samenwerkten en een brede ondersteuning en bijscholing vanhet onderwijsgevend personeel. Het Implementatieplan ICT 4

schetst de lijnen waarlangs deze ontwikkeling zich zal moetenvoltrekken. Er zijn voorbeeldprojecten die een beeld geven vanwat er mogelijk is, naast ontwikkelingsprojecten die algemeentoepasbaar materiaal beogen op te leveren. Het ConsortiumDigitaal Erfgoed vormt een belangrijk platform voor het bij elkaarbrengen van onderwijsgevenden en de collectiehouders.

Een hoeksteen in de nieuwe constructie is EduNet, het toekomsti-ge onderwijsnetwerk (voor basis- en middelbaar onderwijs) vanNederland. Het voorziet niet alleen in de noodzakelijke techni-

20

Alle

s ui

t de

kas

t

2J. de Haan, Het gedeelde erfgoed. Een

onderzoek naar veranderingen in de

cultuurhistorische belangstelling sinds

het einde van de jaren zeventig

[Sociaal en Cultureel Planbureau: Het

culturele draagvlak 3] (Rijswijk 1997),

p. 154.

3 De Haan, p. 31, 136, 145, 156.

4 Implementatieplan ICT, ministerie van

OCenW, juni 1997.

Page 21: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

sche infrastructuur (werkplekapparatuur en lokale netwerken)maar zal ook fungeren als een Intranet voor het Nederlandseonderwijs. Leerlingen en studenten krijgen vanuit school toegangtot Internet en tot specifieke informatiediensten. Het is bij uit-stek de plaats waar onderwijsinstellingen, educatieve uitgeverij-en, bibliotheken, musea en archieven zullen kunnen samenwer-ken. De nota Cultuur en School 5 bevat tal van suggesties voor eenconcrete invulling. Het netwerk zou bijvoorbeeld bij cultuuredu-catie de leerlingen kunnen attenderen op wat het veld aanbiedt.De verschillende cultuurgidsen voor het basisonderwijs en hetvoortgezet onderwijs zullen uiteraard snel een plaatsje vinden opEduNet.

De gemeente Den Helder organiseert jaarlijks een rondje cultuur.

Deze ‘mystery-tour’ langs verschillende culturele instellingen zou

een permanent karakter kunnen krijgen door een goede, interactie-

ve presentatie op World Wide Web.

Het Utrechtse Universiteitsmuseum heeft een zekere faam verwor-

ven met zijn ‘Jeugdlab’, een interactieve opstelling van instrumen-

ten die leerlingen de kans geeft te ervaren hoe geleerden vroeger

naar oplossingen voor wetenschappelijke problemen zochten. Om

te zien wat ICT in een dergelijk geval aan mogelijkheden biedt,

kan men kijken naar het Exploratorium, een wetenschapsmuse-

um in San Francisco, dat in het bijzonder aandacht besteedt aan

zintuiglijke waarneming. Het trekt jaarlijks ongeveer evenveel

bezoekers via Internet als er de drempel van het museum overgaan

(ca. 600.000). ExploraNet6, de website van het museum, probeert

veel van de proefopstellingen via Internet-varianten voor een groot

publiek toegankelijk te maken (zoals geluidsexperimenten uit de

fysica). Daarnaast participeert het Exploratorium samen met

andere wetenschapsmusea en bedrijven in een educatief netwerk

dat lesmateriaal beschikbaar stelt en communicatiemogelijkheden

biedt om in een leersituatie op afstand samen te werken bij het

doen van wetenschappelijke waarnemingen. Een ander aardig

voorbeeld, bescheidener van opzet, is Web-service QUEST van het

Natural History Museum in Londen waar de bezoeker via

Internet eenvoudige onderzoekjes kan doen als objecten wegen en

meten, de ouderdom ervan vaststellen en vragen stellen aan

experts7.

Blijkens het voorstel voor innovatieprojecten van de VerenigingNBLC

8maken de openbare bibliotheken zich al op om in te spelen

op deze nieuwe ontwikkelingen. Zo willen zij een rol spelen bijhet beschikbaar stellen van overheidsinformatie aan de burger inopdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Al deze ini-tiatieven zullen ook hun vruchten afwerpen bij de volwassenen-educatie, zoals voorgesteld in het actieprogramma Een leven langleren9. Zowel de bijscholing die noodzakelijk is vanwege de snelletechnologische veranderingen als de leeractiviteit gericht opbetere inzetbaarheid, verlangen een ‘onderwijs op maat’. De hier-boven bedoelde ICT-leermiddelen zijn, juist vanwege hun geïndi-vidualiseerde karakter, heel goed in dit onderwijstraject tegebruiken.

In het begin van dit hoofdstuk is gewezen op de diversiteit vande markt. Het is natuurlijk mogelijk om per doelgroep educatieveprojecten op te zetten, lesmateriaal bij elkaar te brengen en inmultimediale leermiddelen aan te bieden. Eindexamenonder-werpen zouden daarvoor een geschikt aangrijpingspunt vormen.

Een alternatieve strategie gaat uit van de collecties zoals ze in deinstellingen voorhanden zijn. Daarbij is het raadzaam een onder-scheid te maken tussen digitaal erfgoed als grondstof en als eind-

21

Waarom

dit investeringsprogramm

a?

5T. Netelenbos, A. Nuis, Cultuur enSchool, ministerie van OCenW,

gedownload van het OCenW plein april

1998.

6 Zie voor Exploratorium:

http://www.exploratorium.edu

7Zie voor QUEST:

http://www.nhm.ac.uk/SIMILE

8Voorstel innovatieprojecten VerenigingNBLC in het kader van de Cultuurnota

1997-2000. Programma 1997.

9J. Ritzen, A. Melkert, G.J. Wijers, Eenleven lang leren, Nationaal Actie-

programma, nota kabinet, januari

1998.

Page 22: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

product. Bij de term ‘digitaal erfgoed’ denkt men vaak in eersteinstantie aan een CD-ROM met een museale collectie of een data-base met beschrijvingen van middeleeuwse handschriften. In veelgevallen zal dit nog slechts een grondstof zijn voor het educatie-ve erfgoedproduct waaraan het onderwijs en de geïnteresseerdeburger behoefte heeft. Evenmin als een jaartallenlijstje zeggenplaatjes van schilderijen, historisch aardewerk of oude kleder-drachten erg veel, zelfs als de objecten van beschrijvingen zijnvoorzien. Brits onderzoek10 heeft vastgesteld dat minder dan 1/3van alle verzoeken om informatie die musea bereiken te makenheeft met de voorwerpen zelf. Het publiek wil uitleg, achtergronden samenhang. Waar men geïnteresseerd is in het object, gaat hetmeestal om namen van makers en plaats van ontstaan.

De gedigitaliseerde gegevens krijgen pas werkelijk culturele bete-kenis wanneer zij in de juiste historische context wordengeplaatst. Dat kan door materiaal uit verschillende collecties –voorzien van achtergrondinformatie – bij elkaar te brengen opeen CD-ROM. Maar dankzij Internet-verbindingen kunnen we dedata ook bij de collectiehouders laten en de gebruiker daartoeeen geïntegreerde toegang bieden via het netwerk. De erfgoed-instelling krijgt zo een nieuwe rol toebedeeld. Naast collectiehou-der wordt zij ‘content provider’. Het genereren van ‘inhoud’ is eenarbeidsintensieve aangelegenheid en staat al vlug op gespannenvoet met de beperkte middelen. Maar ICT kan ook hier uitkomstbieden. Door de krachten te bundelen en gezamenlijk ‘commonknowledge’ te creëren en die via het netwerk te distribueren komteen raamwerk beschikbaar waarbinnen de eigen objecten betertot hun recht komen11.

Als een bepaalde verzameling eenmaal is gedigitaliseerd en goedis ontsloten, kan ze betrekkelijk snel van verschillende educatie-ve toegangen worden voorzien die stuk voor stuk zijn afgestemdop een bepaalde doelgroep. Door strategisch te werk te gaan enthemagebieden aan te wijzen, kan men verschillende instellingenin onderlinge samenwerking materiaal over hetzelfde onderwerp‘bouwrijp’ laten maken. Men pleegt zo eerst een diepte-investe-ring om vervolgens sneller over de hele breedte lesmateriaal teproduceren. Ook de media-industrie zou deze grondstoffen kun-nen benutten bij het maken van educatieve producties. Een sys-teem van projecttenders lijkt daarbij de meest aangewezen vormvan aanbieden, waarbij culturele instituten, onderwijsinstellingenen bedrijven kunnen inschrijven op een project waarvan doel,begrenzing en randvoorwaarden al bij aankondiging van de ten-der globaal zijn vastgesteld door de stuurgroep. Voordeel van hetwerken met tenders is dat instellingen geprikkeld worden projec-ten in te dienen waarbij hun identiteit en integriteit behoudenblijft. Tijdens uitvoering van de projecten voorziet de projectorga-nisatie in verantwoording van de besteding van de middelen en inkennisdiffusie.

1.3 Van behouden naar

ontsluiten

Het Deltaplan voor het cultuurbehoud heeft in periode van 1990tot nu een belangrijke rol gespeeld bij het behoud van de collec-ties van de Nederlandse musea. In totaal ca. ƒ 350 miljoen is door de rijksoverheid geïnvesteerd in deze activiteit. Momenteelloopt het Deltaplan af en worden de laatste Deltaplan-activiteiten

22

Alle

s ui

t de

kas

t

11 A. Grant, Authority, Authorship &Authenticity – What future for museumsin the Global Information Age? in:

Bridging the Gap between Museums &

Industry. Multimedia Access to

Europe’s Cultural Heritage (1997).

10MDA: Museums and Information techno-logy – Uses of Information Technology inMuseums: User Needs.

Page 23: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

afgerond. Het ergste verval is daarmee tegengegaan.Ook in de bibliotheekwereld is een dergelijke inspanning zicht-baar. In het Metamorfoze-programma van de KoninklijkeBibliotheek wordt momenteel een injectie gegeven van ca. ƒ 20miljoen, gericht op de conservering van de kwetsbare boeken-collectie uit de periode 1850-1950. Met deze inspanning is men instaat om 20% van de Nederlandstalige boekencollectie uit dieperiode op microfilm te zetten, elektronisch te registreren enzorgvuldig te verpakken.

In de monumentenzorg is ca. ƒ 275 miljoen geïnvesteerd voorbehoud.

In het behoud van audiovisuele collecties is in de afgelopen tijdca. ƒ 20 miljoen geïnvesteerd.

In de periode 1997-2000 wordt nogmaals ƒ 12 miljoen totaal doorde rijksoverheid bijgedragen aan inspanningen gericht op behoudvan cultureel erfgoed. Hiermee is aan een belangrijke voorwaardevoldaan om de collecties blijvend te kunnen raadplegen. Hiermeeis evenwel niet de ontsluiting van deze collecties geregeld.Hoewel het varieert kunnen musea altijd maar een beperkt deelvan hun collecties exposeren. Veel musea kunnen slechts 2% vanalle bezit op enig moment direct exposeren. Dat betekent dus dat98% niet zichtbaar is en weggeborgen ligt in depots. De boekendie worden geconserveerd in het Metamorfoze-project kunnen inveel gevallen niet meer zelf geraadpleegd worden omdat ze tefragiel zijn geworden. In dit geval heeft de conservering dus nietdirect geleid tot het beter toegankelijk maken van het bronmate-riaal.De operatie die in dit rapport wordt voorgesteld gaat uit van eenforse injectie in het verschaffen van toegang tot - in ICT-vakter-

men: de ontsluiting van - een veel groter deel van de collectiesdan met conventionele middelen mogelijk zou zijn. ICT maakt hetmogelijk de bronnen elektronisch te beschrijven en daarnaastdigitale kopieën (gescande plaatjes, foto’s, geluid, film of combi-naties daarvan) van de bronnen zelf zichtbaar te maken op hetbeeldscherm van de raadpleger, zonder dat die de bron zelf inhanden heeft. Met name het koppelen van collectiebeschrijvingenaan digitale toegang tot de collecties zelf leidt tot een verrijkingvan de mogelijkheden die ongekend is.

Het algemene doel van een initiatief op dit gebied zou dus moe-ten zijn: optimale ontsluiting van en toegang tot de collecties vanNederlands cultureel erfgoed.

Men zou kunnen beslissen om de beschikbare middelen te gebrui-ken voor de - tijdelijke - ophoging van de instellingssubsidies.Die zouden dan geoormerkt kunnen worden voor de inzet in ICT-doelen. Naar onze mening zal een dergelijk besluit onherroepelijkleiden tot versnippering en kwalitatief mindere oplossingen danwanneer men streeft naar een vorm van landelijke coördinatie. Devoorkeur van de WTR gaat uit naar een gecoördineerde actie. Ditgeldt voor de inhoudelijke keuzen die gemaakt moeten worden,maar ook voor de landelijke – strategische en operationele – aan-sturing van het initiatief. Daarbij moet rekening gehouden wor-den met een onderscheid naar doelgroepen: het algemenepubliek, het onderwijs en de vakdeskundigen (inclusief de weten-schap).Met die gecoördineerde acties zou een belangrijke doelstellingkunnen worden bereikt, namelijk het optimaal zichtbaar makenaan de hierboven omschreven doelgroepen van de rijkdom aancultureel erfgoed die Nederland kent.

23

Waarom

dit investeringsprogramm

a?

Page 24: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

In bijlage B is een rekenvoorbeeld opgenomen dat aangeeft dat

digitaliseren van één kilometer archiefplank ca. ƒ 12 miljoen kost.

Uit de bijlage komt naar voren dat er meer dan 500 km archief-

plank is. Als we alleen rekening zouden houden met 500 km

archiefplank komen we uit op een bedrag van ca. ƒ 6 miljard

waarmee dan alleen nog maar een klein deel van de totale cultu-

reel erfgoedcollecties is gedigitaliseerd.

Het hierboven gegeven rekenvoorbeeld is maar betrekkelijk illus-tratief voor de omvang van de inspanningen die digitaliseringvraagt, want er is nog helemaal geen rekening gehouden met dewerkzaamheden die nodig zijn voor ontsluiting en context-infor-matie. Naast basisdigitalisering zal nog een grote inspanning moetenworden gedaan die nodig is om eenmaal gedigitaliseerd materiaalbeter toegankelijk te maken en in zijn context te presenteren.Hoe het ook zij: het is een illustratie dat alleen al de omvang vande collecties het noodzakelijk maakt om prioriteiten te stellen.

Dankzij het geheel van elektronische snelwegen is het informatie-aanbod explosief gegroeid en de groep potentiële gebruikerstegelijkertijd sterk vergroot. Het wereldwijd vertakte Internetstelt iedereen die toegang heeft tot een daarop aangesloten com-puter, in staat naar eigen behoefte informatie te vergaren en metanderen te delen. In de afgelopen tien jaar is ook de culturelesector van lieverlee vertrouwd geraakt met computertechnologie,zij het dat er grote verschillen in tempo bestaan tussen de ver-schillende instellingen. Informatiebronnen over het culturele erf-goed in de vorm van afbeeldingen, beschrijvingen, catalogi, his-torische bronnen en naslagwerken, die voorheen alleen op papierwerden gepubliceerd, worden meer en meer naar digitale vormomgezet en via CD-ROM en/of Internet beschikbaar gesteld.

Daarnaast is in deze periode de overheidsadministratie verre-gaand geautomatiseerd. Het nieuwe archiefmateriaal bestaat vaakalleen in digitale vorm, maar moet evenals het papieren archiefvan voorheen voor het nageslacht worden bewaard en toeganke-lijk blijven.

Dit geheel van ontwikkelingen vergt expliciet aandacht en vraagtom een gecoördineerd investeringsbeleid rond wat men samenvat-tend aanduidt als het ‘digitaal erfgoed’. Om de krachten te bun-delen en onderlinge afstemming te bereiken is in 1996 hetConsortium Digitaal Erfgoed opgericht waarin een groot aantalorganisaties van verschillende signatuur elkaar hebben gevonden:musea, archieven, bibliotheken, monumentenzorg, de archeologi-sche sector en categoriale instellingen zoals het Architectuur-instituut, het Theaterinstituut en het Internationale Instituutvoor Sociale Geschiedenis.

De hoofddoelstelling van het Consortium is de digitale toeganke-lijkheid en beschikbaarstelling van het culturele erfgoed voor hetonderwijs en het bredere publiek te realiseren, waarbij de infor-matiebehoefte van de consument centraal staat. Dankzij ICT kaninformatie, opgeslagen in verschillende collecties, over de murenvan de instellingen heen aan elkaar worden gekoppeld en geïnte-greerd worden aangeboden. De coördinerende activiteiten van hetConsortium zijn vooral gericht op deze integratie.Het onderwijs en het brede publiek zijn genoemd als de belang-rijkste doelgroepen, maar ook de culturele instellingen zelf en deberoepsbeoefenaren in desbetreffende sectoren hebben baat bijdeze ontwikkeling. De vervlechting van informatiecollectiesonderstreept het eigen profiel van collectiehouders en vormt eenwezenlijke bijdrage aan een nieuwe, betere onderzoeksinfrastruc-tuur voor de professie. Een voorbeeld daarvan binnen de museum-

24

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 25: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

wereld is de toepassing van het concept ‘Collectie Nederland’, eenbegrip ooit geïntroduceerd door de voormalige minister van WVCHedy d’Ancona ter aanduiding van het geheel van in Nederlandaanwezige museale collecties. Een meer doelgerichte samenstel-ling van de eigen collectie, rekening houdend met wat elders aan-wezig is en met betere mogelijkheden voor onderlinge uitwisse-ling, zorgt ervoor dat museumstukken in een bredere contextworden getoond. Dit is niet te realiseren zonder informatietech-nologie. Daarom werkt het Instituut Collectie Nederland (ICN) aaneen netwerk

12dat uitwisseling van de desbetreffende informatie

tussen musea mogelijk moet maken.

Culturele informatisering is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Deschaduwzijde van Internet is de overstelpende hoeveelheid infor-matie, vaak van zeer verschillend gehalte, waaruit men zo goeden zo kwaad als het kan een oordeelkundige selectie moet maken.Dit geldt ook voor het culturele domein. De Raad voor Cultuurheeft er al eerder op aangedrongen de mensen te helpen bij hetgebruiken van de nieuwe media en van de informatie die dezeverschaffen. Daartoe zijn goed op elkaar afgestemde maatregelenen voorzieningen nodig, zowel aan de kant van de producent alsaan die van de consument:

P Coördinatie en standaardisering bij informatieproductie. De reeds ingezette trend van digitalisering van cultuur-histo-risch materiaal moet worden voortgezet, maar dan op zo’nmanier dat de samenhang en context van cultuurproductenmeer aandacht krijgt. Cultureel bewustzijn is niet de optel-som van feiten, maar berust op een verhaal dat vanuit ver-schillende visies kan worden verteld. Internettechnologiekan helpen deze pluriforme kijk op cultuur te realiserenomdat digitale informatie, anders dan die in een boek, niet

lineair vastgelegd behoeft te zijn. Zij kan zich in tal van rich-tingen vertakken en via verschillende ingangen toegankelijkzijn. Coördinatie moet ervoor zorgen dat informatiecollectiesook daadwerkelijk op elkaar aansluiten en wildgroei wordtvermeden. Een brede toegankelijkheid vergt overeenstem-ming in de gebruikte terminologie en in de manier waarophet materiaal wordt opgeslagen. Heterogene gegevensverza-melingen moeten toch op elkaar aansluiten en vanuit éénpunt voor de gebruiker bevraagbaar zijn. Dit betekent afspra-ken over standaarden, zowel bij het vastleggen van de gege-vens als voor de aanbieding op het netwerk. Het cultureletracé van de elektronische snelweg mag geen last krijgen vanverschil in spoorbreedte zoals in het Europese spoorwegnetnog hier en daar het geval is. Het spreekt vanzelf, dat daarbijgoed moet worden gelet op wat elders in de wereld gebeurt.Niet alleen zijn Europese kaderprogramma’s van betekenis,maar ook dient men zich rekenschap te geven van de ervarin-gen in andere landen waar dit proces al wat langer aan degang is.

P Mobiliseren van expertise. Zowel de consument als de producent van culturele informa-tie heeft behoefte aan scholing en begeleiding. De affiniteitmet culturele zaken gaat dikwijls gepaard met een grotereserve tegenover technologie. Scholing betreft in eersteinstantie het leren omgaan met de mogelijkheden van compu-ters en software. Het actieplan Investeren in voorsprong voor-ziet in een structurele aanpak voor het basisonderwijs en hetmiddelbaar onderwijs. Het overgrote deel van de beroepsbe-volking wordt nu al binnen de werkomgeving met informatie-technologie geconfronteerd. Voor ouderen en voor allen dieniet dadelijk hun weg weten te vinden met de nieuwe hulp-

25

Waarom

dit investeringsprogramm

a?

12 T. Reijntjes, A. Kok, I. Nelis,

Projectplan Netwerk Collectie Nederland,

RBK adviesgroep,augustus 1996.

Page 26: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

26

Alle

s ui

t de

kas

t

middelen, zal begeleiding beschikbaar moeten zijn binnenbibliotheken, archieven en andere openbare instellingen meteen informatieve functie. Het management, dat de reikwijdte van de nieuwe media ende problematiek van automatisering goed wil begrijpen heeftook behoefte aan scholing. Daarbij komt dat culturele infor-matisering in bepaalde opzichten ingewikkelder kan zijn danbedrijfsautomatisering. De moderne standaardsoftware isontwikkeld voor een bedrijfsomgeving. De culturele instellingzelf mag dan zijn op te vatten als een bedrijf, maar het cultu-rele materiaal is vaak vele malen gecompliceerder dan eenmodale bedrijfsadministratie. De onderkenning van dit pro-bleem is niet nieuw. Al decennia lang hebben deskundigen inde wetenschappelijke wereld en de culturele instellingen zichmet deze problematiek moeten bezighouden wanneer zij hetheterogene en inconsistente culturele erfgoed in een uniforminformatiesysteem wilden onderbrengen. Wij adviseren dezeexpertise, die zelf verdeeld is over verschillende sectoren eninstellingen, te mobiliseren en op een praktische wijze viaseminars en trainingen aan de mensen in het veld te presen-teren.

P Concrete resultaten.Niets is zo stimulerend als producten die ook onmiddellijkgebruikt kunnen worden in de praktijk, in het bijzonder inhet onderwijs. Voorbeeldprojecten kunnen helpen de doel-stellingen te concretiseren en aan te scherpen. Hergebruikvan informatie is daarbij belangrijk. Goed gekoppelde engestructureerde cultureel erfgoed-informatie kan op verschil-lende niveaus binnen het onderwijs worden gebruikt. Dedidactische vormgeving zal voor elk type onderwijs andersmoeten zijn, maar men kan steeds andere delen van dezelfdecollectie gebruiken.

Page 27: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

27

Waarom

dit investeringsprogramm

a?

Waarom is een investeringsprogramma digitaal erfgoed nodig?

P Cultuur heeft in de informatiesamenleving een ongewijzigd belangrijke rol, alleen de bijbehorendecommunicatievorm is wel fundamenteel anders dan men gewend is.

P Iedereen moet zinvol leren functioneren met de moderne middelen van de informatiesamenlevingen zich kunnen identificeren met zijn eigen cultuur.

P Onderwijs en educatie moeten daarop worden aangepast.

P Het ontbreekt volstrekt aan voldoende, relevante, toegankelijke en betekenisvolle digitale informa-tie over cultuur (producten): culturele content .

P Anders dan in digitale vorm geproduceerde informatie komt materiaal over het culturele verleden enheden niet vanzelf (op Internet) beschikbaar.

P Digitalisering is een nieuwe vorm van conservering van het culturele erfgoed dat als groot voordeelheeft dat het digitale erfgoed ongeacht plaats en tijd potentieel beschikbaar en toegankelijk is vooriedereen.

Page 28: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 29: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

2.1 Nederland aan de

elektronische snelweg

Het ligt voor de hand de culturele informatisering in te bedden inhet geheel van beleidsmaatregelen betreffende informatie- encommunicatievoorziening, zoals aangekondigd in het NationaalActieprogramma Elektronische Snelwegen.

13De recent verschenen

herijking14

van dit actieplan vestigt nog eens de aandacht op hetindertijd uitgesproken Nederlandse voornemen om tot deEuropese kopgroep op ICT-terrein te gaan behoren. Dit heeft totdoel om ook in het digitale tijdperk de economische positie vanNederland als ‘Gateway to Europe’ te versterken en door een goedgeorganiseerde kennisinfrastructuur een internationale brain-port-functie te gaan vervullen.

Om dit te realiseren zijn verschillende maatregelen en voorzienin-gen nodig die ook het culturele domein (in ruime zin) bestrijken.We denken hierbij aan zaken als een brede toegang voor de helesamenleving tot pluriforme informatiebronnen, versteviging vande ICT-kennis bij de beroepsbevolking en krachtige stimuleringvan ICT in het onderwijs (nader uitgewerkt in het actieprogrammaInvesteren in Voorsprong) met voldoende netwerktoegangen in

scholen,bibliotheken en andere openbare gebouwen. Nederlandheeft evenals Groot-Brittannië en Zweden daarbij gekozen vooreen centrale stimulering die zowel aan de ‘voorkant’ als aan de‘achterkant’ integratie beoogt. Bij de instellingen zelf gaat hetom het goed organiseren van het back-office, onderlinge afstem-ming, stroomlijning van basisgegevens en bundeling van kennisover ICT-toepassing, conform de situatie in het VerenigdKoninkrijk, waar overheidsorganisaties op één centraal puntadvies kunnen krijgen over de inzet van informatietechnologie.Burgers en bedrijven zullen profiteren van een geïntegreerd front-office, in de vorm van informatiekiosken, belcentra en de bunde-ling van verschillende elektronische diensten binnen één virtueelloket zoals beschreven in OL2000

15.

2.2 Digitaal erfgoed in

soorten

Tot zover is de term ‘digitaal erfgoed’ in algemene zin gebruiktter aanduiding van informatie over cultureel erfgoed die geschiktis voor verwerking in een computersysteem. Dit is enigszins dub-belzinnig, omdat het niets zegt over de oorspronkelijke aard vande digitale informatie. Het digitaal erfgoed laat zich in drie cate-gorieën verdelen

16:

P Gedigitaliseerd erfgoed: culturele documenten, vaak vanpapier, maar ook op andere dragers vastgelegd, waarvan door

29

Situatieschets

2 SituatieschetsIn dit hoofdstuk geven we aandacht aan de nationale en de internationale

situatie rond de informatisering van cultureel erfgoed.

13Elektronische Snelwegen, Van Metafoornaar Actie, p. 3.

14G.J. Wijers, Herijking van het NationaalActieprogramma Elektronische snelwegen(NAP), ministerie van Economische

zaken, april 1998, hoofdstuk 4.1.

15Herijking van het Nationaal Actie-programma Elektronische Snelwegen(NAP), hoofdstuk 3. Zie ook N. Kroon,

E. Boter-Segaar, Elektronische overheid.Zweden is voorbeeld voor Nederland, in:

Automatisering Gids (14) 3 april, 1998,

p. 21.

16H. van der Neut, Het ConsortiumDigitaal Erfgoed. Hoe gaan we om metons cultureel erfgoed: een nieuwe ronde,nieuwe kansen! [On-line Conferentie

Nederland, 3 maart 1998].

Page 30: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

middel van digitalisering een elektronische kopie is gemaaktdie geschikt is voor computerverwerking.

P Digitaal erfgoed in de letterlijke zin van het woord: cultureleinformatie die van origine in digitale vorm bestaat, bijvoor-beeld elektronische archieven en digitale publicaties.

P Digitale informatie over erfgoed: gegevens over cultureleobjecten, al dan niet vergezeld van afbeeldingen en/ofgeluid, meestal opgeslagen in databanken.

Het Consortium Digitaal Erfgoed richt zich op al deze catego-rieën. Elke categorie kent zo haar eigen specifieke problematiek.De erfgoedinstellingen in de verschillende sectoren, de archieven,musea en bibliotheken, kunnen alle met deze drie vormen vandigitaal erfgoed te maken hebben dan wel in de nabije toekomstte maken krijgen.Men kan nog een ander onderscheid maken, uitgaande van dege-ne die de collectie aanlegt: (I) collecties die door de bewarendeinstelling zelf worden gedigitaliseerd en (II) informatie van enover cultuurgoed die door anderen in digitale bestanden bijeen isgebracht

17.

Men zou groep I verticaal kunnen noemen, en groep II horizon-taal.

I. VerticaalVoor een belangrijk deel wordt het digitale erfgoed binnen de cul-turele instellingen zelf gecreëerd vanuit verschillende behoeften:P Het beheer van culturele objecten wordt gevoerd met behulp

van geautomatiseerde systemen. Daartoe moeten gegevensvan bestaande administratieve kaartsystemen worden gedigi-taliseerd. Vervolgens kan men een stap verder gaan en meerinhoudelijke informatie (bijvoorbeeld afbeeldingen enbeschrijvingen) koppelen aan deze beheerssystemen.

P Digitalisering fungeert als een vorm van conservering van deoorspronkelijke documenten die in minder goede staat verke-ren en/of sterk te lijden hebben onder veelvuldige raadple-ging door bezoekers. De Koninklijke Bibliotheek is voorne-mens door middel van een aantal proefprojecten de waardevan digitale media naast de beproefde microfilm nader teonderzoeken

18.

P Digitalisering biedt een snellere en meer gedetailleerde toe-gang tot het culturele erfgoed. Een tekst in de computer kanworden doorzocht op trefwoorden, afbeeldingen kunnengemakkelijk worden vergroot, voorwerpen geroteerd, gemetenen vergeleken, en de ontwikkeling van gebouwen kan in ani-maties zichtbaar worden gemaakt.

Zo vormen bijvoorbeeld de genealogen een belangrijke doelgroep

voor de archieven. Van oudsher zijn de archieven de beoefenaren

van familie-onderzoek van dienst geweest door het ‘klapperen’ (het

in kaartsystemen onderbrengen) van personalia in doop-, trouw-

en begraafboeken en andere, soortgelijke bronnen. Met de komst

van ICT zijn deze gegevens overgezet naar in de eigen instelling

30

Alle

s ui

t de

kas

t

17Ter vergelijking een soortgelijke inde-

ling, gemaakt in het National Digital

Library Program van de Library of

Congress: (1) ‘archival groupings’:

archieffondsen, dus verticale collecties

binnen een bepaalde instelling (b.v.

The Detroit Publishing Company

Photographs 1850-1920), (2) ‘accumu-

lated sets’: verzamelingen van een

bepaald genre (b.v. vroege films) en (3)

‘special compilations’: gerelateerd

materiaal dat speciaal voor het digitali-

seringsproject bij elkaar is gebracht,

dus horizontale collecties in onze ter-

minologie. Zie C. Fleischhauer, DigitalHistorical Collections: Types, Elementsand Construction:

http://memory.loc.gov/ammem/

elements.html

18Metamorfoze. Nationaal programma voorde conservering van bibliotheekmateri-aal.Beleidsplan 1997-2000 [Koninklijke

Bibliotheek] (Den Haag 1997), p. 13.

Wat is digitaal erfgoed precies?

P Digitale kopie n van historische documenten, afbeeldingen van kunstvoorwerpen, foto s, films,geluidsopnamen en monumenten.

P De digitale overheidsarchieven.

P Databanken met informatie over culturele objecten- bij voorkeur met elkaar verbonden;- zodat de gebruiker gemakkelijk een beeld krijgt van het hele onderwerp.

Page 31: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

onderhouden databanken. Niet alleen kan de bezoeker zo sneller

en gemakkelijker naar persoonsgegevens zoeken, behoeft hij niet

meer te wachten totdat de aangevraagde archiefstukken uit het

depot zijn gehaald, maar wordt het kwetsbare archiefmateriaal

ook minder vaak geraadpleegd19

.

P Bredere toegankelijkheid. Slechts ca. 2% van de museale col-lectie kan worden getoond in de vaste opstelling. ICT maakthet mogelijk een veel groter deel toegankelijk te maken viaafbeeldingen en aanvullende informatie. Er is nu al eenwereldwijd aanbod van virtuele musea en tentoonstellingenop Internet

20. Van de Verenigde Staten tot Japan, Australië,

Argentinië en Oost-Europa hebben musea websites, waarop ineen aantal gevallen uitgebreide tentoonstellingen zijn inge-richt. Deze kunnen een wervende functie vervullen binnenhet cultuurtoerisme en de bezoeker over de drempel trekken,maar ook de collectie zelf beter ontsluiten voor het publiek.Voor dit laatste is duidelijk belangstelling.

In Engeland is een onderzoek uitgevoerd naar de wensen en ver-

wachtingen van het publiek, dat de Internet-pagina bezoekt met

verwijzingen naar virtuele musea en tentoonstellingen (2500

bezoekers per dag). Enkele feiten uit R. Reynolds 21

:

• 74% verwacht on-line tentoonstellingen aan te treffen bij een

bezoek aan een Webpagina van een museum;

• 87% wenst afbeeldingen (sterker nog: 52% wil die ook down-

loaden);

• 40% van de ondervraagden gebruikt de museumpagina’s voor

onderzoek, 16% vooronderwijsdoeleinden;

• 88% kwam uit Noord Amerika (46% vrouwen). De gemiddel-

de leeftijd lag tussen de 40 en64 jaar.

19Zie over de wenselijkheid van geauto-

matiseerde ontsluitingen voor genealo-

gen: F.M.H.M. Driessen, M.C.

Schoneveld, Bezoekers van de Rijks-archieven (Rijswijk, Utrecht 1993)

p.154.

20Zie de ICOM-webpagina: Museumsaround the worldhttp://www.comlab.ox.ac.uk/archive/

other/museums/world.html

21R. Reynolds, Museums and the Internet:What purpose should the informationsuppliedby museums on the World WideWeb serve? [Submissions for Master of

Science Degree, Department of

Museum Studies, Leicester University]

(1997). K. Futers, Tell Me What YouWant, WhatYou Really Want: a look atInternet user needs:http://www.open.gov.uk/mdocassn/

eva_kf.htm

0

10

20

30

40

50

60

70

80

met ee

n spe

cifiek

e

belan

gste

lling

om ee

n mus

eum el

ders

te ve

rkenn

envo

or de

aard

igheid

voor

onde

rzoek

om ac

hter

gron

dinfo

rmat

ie

te ve

rgar

en vó

ór ee

n bez

oek

om le

smat

eriaa

l te v

inden

om id

eeën

uit t

e wiss

elen

met de

prof

essie

als co

mforta

bele

en fl

exibe

le

verva

nging

van e

en ec

ht be

zoek

afbeelding 3 Waarom bezoekt men webpagina’s van musea? (naar Reynolds)

Situatieschets

31

P Gedigitaliseerde informatie is gemakkelijk te koppelen: men kan kruisverwijzingen aanbrengen en Internet maakt het aantrekkelijk daarbij ook naar andere instellingenen collecties elders te refereren.

P Cultureel erfgoed laat zich in digitale vorm gemakkelijker engoedkoper distribueren. Het tijdperk van volumineuze ge-drukte historische bronnenuitgaven, dat in de 19e eeuw isingezet, lijkt min of meer ten einde. De CD-ROM eventueel incombinatie met een begeleidend boekje combineert de voor-delen van een betere toegang met lagere productiekosten.

Page 32: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, dat een omvangrijke

reeks historische bronnenpublicaties op zijn naam heeft staan,

gaat eveneens meer en meer over tot publicatie in digitale vorm.

Afhankelijk van de bronsoort kiest men daarbij voor digitalisering

van de teksten dan wel voor het beschikbaar stellen van databases

met gegevens afkomstig uit de historische documenten. Internet

lijkt ook hier weer een belangrijke intermediair tussen producent

en consument te worden.

P Het nieuwe culturele erfgoed ontstaat in veel gevallen indigitale vorm, bijvoorbeeld de Gemeentelijke BasisAdministratie (GBA), het kadaster en overheidsdocumentendie met kantoorsoftware worden geproduceerd.

II. HorizontaalDaarnaast zijn ook buiten de culturele instellingen talrijke grotereen kleinere informatiesystemen opgezet die digitaal erfgoedbevatten. Het gaat daarbij meestal om databases met systema-tisch vergaard feitenmateriaal, in bepaalde gevallen voorzien vandigitale afbeeldingen van kunstvoorwerpen of originele documen-ten. Ze zijn aangelegd door archieven en grote bibliotheken(zoals de Koninklijke Bibliotheek), maar ook in historischeonderzoeksprojecten van universiteiten en KNAW-instituten (bij-voorbeeld het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenisen het P.J. Meertensinstituut). De onderzoeksdoelstelling dieeraan ten grondslag ligt, maakt dat dit type bestanden vaak the-matisch van aard is en gegevens uit verschillende collectiesbevat.

Een schat aan cultuur-historische informatie is dus verspreid oververscheidene instellingen in het land, waarover men niet zogemakkelijk een overzicht kan krijgen. Het NederlandsHistorische Data Archief (NHDA – nu onderdeel van hetNederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten(NIWI) van de KNAW) heeft al een aantal jaren gefungeerd alsdepot voor historische databestanden met het doel deze op langetermijn voor hergebruik in onderwijs en onderzoek beschikbaar tekunnen stellen. Het NHDA heeft bovendien een makelaarsrol ver-vuld door zo veel mogelijk elders beheerde gegevensbestanden inzijn registratie op te nemen en deze verwijzingen te publiceren

22.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van internationaal geaccepteerdestandaard beschrijvingsschema’s. De rol van een historisch data-archief (in de brede zin zoals het NHDA die heeft vervuld) is ookin de toekomst gewenst om de toegankelijkheid van de verspreidebestanden te garanderen en past tevens bij de beleidslijn die inde ons omringende landen wordt gevolgd.

32

Alle

s ui

t de

kas

t

22A.B. Graver, H.D. Tjalsma, P.K. Doorn,

Data Historica. A Guide to ElectronicResources for Historians, Leiden 1997.

Monumenten Musea Archieven Bibliotheken

Collecties Gedigitaliseerde delen van collecties Thematische digitale bestanden

afbeelding 4 Instellingen en collecties en verschil-

lende soorten digitaal erfgoed

Page 33: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

2.3 Problematiek rond

digitaal erfgoed

Van oorsprong digitaal erfgoedModerne administraties gevoerd met computers leveren gegevensop die in de loop van hun bestaan tal van gedaanteverwisselingenondergaan en slechts zo nu en dan ‘incarneren’ in papieren vorm.Dit brengt een volstrekt eigen problematiek met zich.Doorhalingen en veranderingen die op papier zichtbare sporenachterlaten en zo historische veranderingen vastleggen, wordenin digitale systemen niet automatisch bewaard. Vaak is allerleiaanvullende informatie los van de eigenlijke gegevens in hetinformatiesysteem zelf geïncorporeerd. Voor een goed begrip vande historische werkelijkheid is het dan niet voldoende alleen de‘kale’ gegevens voor het nageslacht te bewaren. De hele geauto-matiseerde administratie moet worden gedocumenteerd en in som-mige gevallen ook via nieuwere versies operationeel gehouden.

Deze problematiek is voor het eerst aangesneden door de Reken-kamer in 1991 en heeft inmiddels uitgebreid aandacht gekregen,onder andere van de Rijks Archief Dienst (RAD)

23. De ministeries

van BIZA en OCenW hebben gezamenlijk een initiatief ontplooidin de vorm van het Programma Digitale Duurzaamheid, dat pilot-projecten kent voor de duurzame bewaring van topografischebestanden en het formuleren van functionele eisen voor beheers-systemen van digitale gegevens. De in 1996 in werking getredennieuwe archiefwet regelt ook het beheer van digitale archieven.Inmiddels is er een Proefreglement digitale bestanden dat in eenaantal van de genoemde pilotprojecten wordt geëvalueerd.Hoewel men dus de problemen onderkent en men op verschillendefronten werkt aan oplossingen, toont de Rekenkamer zich in zijn

rapport aan de Tweede Kamer van begin 1998 nog niet tevredenover de geboekte resultaten. Veel is nog in beweging of komt naarhaar oordeel onvoldoende snel op gang

24. Het moge duidelijk zijn,

dat deze kwesties van grote betekenis zijn voor het behoud en detoegankelijkheid van het van oorsprong digitale cultuurgoed enderhalve hier vermeld dienen te worden, hoewel zij de reikwijdtevan deze nota overstijgen.

Digitaliseren van bestaand cultureel erfgoedAutomatisering vergt een zekere eenvormigheid. Maar juist wan-neer je meer van de culturele inhoud wil laten zien, neemt deveelvormigheid en complexiteit toe, ook in het bijbehorendeinformatiesysteem. Dit is in het kort het dilemma waarmee menbij digitalisering van cultureel erfgoed wordt geconfronteerd. Degrote diversiteit in het culturele veld heeft bovendien geleid toteen eigen aanpak van deze automatiseringsproblematiek per sec-tor en daarbinnen soms tot verschillende oplossingen voor het-zelfde probleem. Ook hier zou men vanuit het streven naar doel-matigheid en vanuit de wens de informatie over de muren van deinstellingen heen voor het publiek te ontsluiten, moeten strevennaar grotere integratie zowel aan de ‘voorkant’ als aan de ‘achter-kant’. Toch zal dit altijd met grote behoedzaamheid dienen tegeschieden. De stroomlijning en uniformering mag niet leiden toteen verdoezeling en inperking van de enorme variëteit die hetculturele erfgoed laat zien en tot het uitwissen van de sporen diehet verleden erin heeft nagelaten.

Hierin ligt het grote verschil met de moderne overheidsadminis-tratie, waarbij wij zelf de productie van nieuwe data kunnenbeheersen en daarover relatief gemakkelijk afspraken kunnenmaken. Cultureel erfgoed vormt altijd een gegeven op zich. Juistomdat het in veel gevallen een product is uit een (ver) verleden,

33

Situatieschets

23T.K. Bikson, E.J. Frinking, Het hedenonthouden (Den Haag 1993). Annex II:

Strategies for Implementing

Document Management Technology

[United Nations: Administrative

Committee on Co-ordination] (New

York 1997). P. Horsman, Digitaalarchiveren. Het Recordkeeping System

als kader voor het beheer van digitale

archiefbescheiden (Den Haag 1998).

Terug naar de toekomst. Over het

gebruik van informatie en informatie-

en communicatietechnologie in de

openbare sector [ministerie van

Binnenlandse Zaken) (Den Haag). Zie

voorts de website van het Programma-

bureau Digitale Duurzaamheid:

http://www.archief.nl/digiduur

24Beheer en archivering van digitalebestanden (Den Haag 1998),

Conclusies, p. 20.

Page 34: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

moet de vastgelegde informatie ook de onderscheidende kenmer-ken tonen die specifiek waren voor de wereld waarin het cultuur-product ontstond.

Bij de uitwisseling van persoonsgegevens uit de geautomatiseerde

systemen van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en het

kadaster stuit men nog wel eens op problemen aangaande het

gebruik van diacritische tekens zoals accenten en trema’s en het

gebruik van hoofdletters en kleine letters. Verschillen daarin kunnen

ertoe leiden dat een bepaalde persoon onvindbaar is25

. Hoe lastig ook

voor het moment, het probleem is op termijn oplosbaar door onder-

ling goede afspraken te maken over de invoer van deze gegevens.

Deze zelfde oplossing werkt niet voor historische persoonsgegevens,

waarbij we niet zomaar mogen standaardiseren. De achternaam

zoals wij die nu kennen, is een betrekkelijk modern verschijnsel,

dat in de afgelopen eeuwen via verschillende overgangsstadia is

gegroeid uit allerlei toevoegingen aan de roepnaam. Wanneer

iemand 500 jaar geleden verwees naar ‘Bertold Kokenbacker’,

bedoelde hij dan dat de persoon in kwestie ‘koekenbakker’ was, of

zien we hier al een achternaam verschijnen?26

Ook de variëteit in

taal en spelling is een interessant cultureel gegeven, maar lastig

voor ‘domme’ computersystemen. Niemand weet op voorhand of

het bij ‘Janszen’ en ‘Jansen’ om een spellingsvariant gaat, of om de

aanduiding van twee verschillende personen. Namen maken hun

eigen ontwikkelingsgeschiedenis door: ‘Sgrooten’ werd ‘Seroo’, en

‘Le Brun’ werd ‘De Bruin’27

.

Al deze zaken zijn van meer dan academisch belang. Natuurlijk is

de professie (bijvoorbeeld de naamkunde) geïnteresseerd in de

zorgvuldige vastlegging van dit deel van het culturele erfgoed,

maar ook het grote publiek (de groeiende markt van genealogen)

vraagt hierom. Om deze groep goed te kunnen bedienen, maken

archieven meer en meer gebruik van geautomatiseerde informatie-

systemen met persoonsgegevens, die speciale voorzieningen moeten

bevatten om met al deze eigenaardigheden overweg te kunnen.

Zoekt men naar een verdere structurele verbetering in dit seg-ment, dan behoeft de productiekant zelf meer aandacht, in hetbijzonder de afspraken die gebruikt worden voor de opslag vangegevens. Wil men in de toekomst gemakkelijk data kunnen uit-wisselen en integreren, dan is het nodig een zekere overeenstem-ming te bereiken over de wijze waarop verschillende soortengegevens worden vastgelegd. Standaarden zijn in dezen onmis-baar

28. Tot op zekere hoogte kan men een vergelijking trekken met

de Gemeentelijke Basis Administratie, die ook referentiemodellenkent om het dataverkeer mogelijk te maken. Het heterogenekarakter van met name het oudere culturele erfgoed, zoals hier-boven uitgelegd, maakt dat zo’n uniformering maar in beperktemate realistisch is, maar het mobiliseren van overleg en het sti-muleren van samenwerking om tot koppelbare producten tekomen lijkt wel raadzaam.

Internationaal bestaan hiertoe in zeer beperkte mate enige aanzet-

ten. De museale wereld kent bijvoorbeeld standaard schema’s voor

het beschrijving van objecten29

. Het TextEncoding Initiative in

Oxford heeft modellen gepubliceerd om textuele bronnen uit te

geven volgens een vast stramien, gebruik makend van de voor dit

domein standaard coderingstaal SGML.

Met respect voor deze bijzondere problematiek dient men te stre-ven naar oplossingen die een maximale mogelijkheid bieden omover een lengte van jaren eenmaal digitaal opgeslagen cultureelerfgoedinformatie gemakkelijk van het ene naar het andere infor-

34

Alle

s ui

t de

kas

t

25P. Mom, Gemeente aanbieder én afne-mer. Leveranciers op één lijn met stan-daarduitwisselingsformaat, in:

Computable, 10 april 1998, p. 59.

26R.A. Ebeling, Voor- en familienamen inNederland. Geschiedenis, verspreiding,

vorm en gebruik (Den Haag 1993)

p. 77.

27A.J. Lever, Namen in historische bron-nen. Een introductie, in: Namen in his-

torischebronnen. Verslag van de

workshop gehouden op 7 april 1995

[Centraal Bureau voor Genealogie]

(Den Haag 1995).

28Zie bijvoorbeeld: D. Bearman,

Standards for Networked CulturalHeritage:

http://www.ahip.getty.edu/mesl/about/

docs/standards.html

29Bijvoorbeeld Z39.50 Application Profilefor Cultural Heritage Information van

het Consortium for the Computer

Interchange of Museum Information

(CIMI) (Denton – Texas 1998).

Page 35: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

matiesysteem te verplaatsen en om zeer verschillende systemengoed te laten samenwerken. Hiervoor is informatiekundige kennisop voldoende hoog niveau nodig, en ook een goede kennis vanwat er internationaal en in eigen land in andere culturele secto-ren en bij de overheid gebeurt. Het advies is derhalve een coördi-natiepunt in te richten, dat informeert, rapporteert en expertiseover de scheidslijnen van de sectoren heen mobiliseert.

Auteursrecht en databankrechtDe Auteurswet heeft betrekking op werken van letterkunde,wetenschap en kunst voor zover deze de vereiste oorspronkelijk-heid bezitten. Van verschillende zijden is gewezen op de klem-mende problemen die ontstaan door het vigerende auteursrechtenerzijds en de mogelijkheden en wenselijkheden van cultureleinformatisering anderzijds

30. Reproductie hoort bij het beheren

van digitale documenten. Volgens de Auteurswet is hiervoor ech-ter toestemming van de maker vereist. Een licentiesysteem zoualleen al nodig zijn voor de reproductie ten behoeve van hetarchiveren van documenten in een digitaal systeem. Vanuit hetDepot van Nederlandse Elektronische Publicaties heeft mengeklaagd dat de huidige ruimte die het auteursrecht biedt onvol-

doende is om deze cultuurproducten voor de toekomst veilig testellen. Iets soortgelijks doet zich voor wanneer binnenkort deEuropese richtlijn voor bescherming van databanken in hetNederlandse recht zal zijn geïmplementeerd, waardoor het makenvan archiefkopieën van of uit databanken eveneens de toestem-ming van de rechthebbende verlangt.

Hoewel we ook hier weer te maken hebben met een bredere pro-blematiek dan in deze nota aan de orde is, valt een specifiekeoplossing voor de onderwijsmarkt te bepleiten. In navolging vanregelingen in de Verenigde Staten

31en Schotland kan men denken

aan een bemiddelingsbureau dat een collectieve licentie regeltvoor de aangesloten onderwijsinstellingen. In ruil voor de af-dracht van een licentiebedrag krijgen docenten, studenten enleerlingen vrijelijk de beschikking over gedigitaliseerde afbeel-dingen en teksten om deze voor educatieve doeleinden te gebrui-ken. Het bureau draagt op zijn beurt de ontvangen gelden weer afaan de rechthebbenden. Iets dergelijks is ook in het Nederlandseonderwijs geregeld voor softwarelicenties, waarbij SURFdienstenbv een sleutelrol speelt.

35

Situatieschets

30Zie in het bijzonder J.E.J. Prins,

Digitale duurzaamheid: een verlorengeschiedenis? Mogen, moeten en willenbewaren juridisch bekeken; bijdrage con-

gres Digitale Duurzaamheid, 9 april

1998 te Rotterdam.

31In de V.S. heeft eerst onder de hoede

van het Getty Information Institute het

experimentele Museum Educational SiteLicensing Project (MESL) bestaan, waar-

in ca. zeven grote musea en een zelfde

aantal universiteiten participeren. Zie:

http://www.gii.getty.edu/giinew/

index/mesl.html.

Dit is opgevolgd door het Art Museum

Image Consortium (AMICO), dat ook

werkt met een bemiddelingsbureau in

navolging van de Amerikaanse Image

Bank. Zie: J. Trant, D. Bearman, TheArt Museum Image Consortium:Licensing Museum DigitalDocumentation for Educational Use:

http://www.archimuse.com/papers/

amico.spectra.9708.html

Hoe staat het momenteel met het digitaliseren van cultureel erfgoed?MuseaP automatisering collectie-administratiesP beperkte digitalisering collecties

ArchievenP geautomatiseerde beheerstoegangen op archie-

ven, weinig inhoudelijke ontsluitingP informatiesystemen voor genealogen

BibliothekenP geautomatiseerde bibliotheekcatalogiP beperkte digitalisering van bijzondere collectiesP elke sector kent zijn eigen internationaal coör-

dinatie-orgaan voor standaardenP Europese/mondiale, sectoroverschrijdende

initiatieven

Page 36: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

2.4 Internationale

ontwikkeling

Europese en mondiale initiatievenHet is ondoenlijk om voor het zo brede culturele veld alle interna-tionale samenwerkingsverbanden te beschrijven die richtingge-vend zijn voor de nationale activiteiten. Er zijn tal van organisa-ties en initiatieven in dit veld. Hieronder volgen alleen de voor-beelden die in het kader van dit rapport van belang zijn. Degemeenschappelijke noemer is het streven naar internationaleafspraken over standaarden,

32zowel in technische zin om cultu-

reel erfgoed met behulp van informatietechnologie onderling uitte wisselen, als in het gebruik van terminologie bij het beschrij-ven van de culturele objecten. De uitdaging waarvoor men staat,is heterogene dataverzamelingen voor alle partners toegankelijkte maken. De op Europees niveau uitgedragen visie gaat uit vanéén groot cultureel erfgoednetwerk, in de huidige constellatiegebaseerd op Internet. De deelnemende instellingen zullen in dievisie via hun websites virtuele tentoonstellingen aanbieden, dieonderling gekoppeld en als geheel toegankelijk zijn voor deInternet-reiziger tegen betaling van één abonnement (dus geen‘pay-per-view’)

33.

MMuullttii--mmeeddiiaa AAcccceessss ttoo EEuurrooppee’’ss HHeerriittaaggee:: MMeemmoorraanndduumm ooff UUnnddeerrssttaannddiinngg

3344

Een raamwerk van afspraken geformuleerd door de EuropeseCommissie om cultureel erfgoed te digitaliseren en via multi-mediale technieken en netwerken toegankelijk te maken, waarbijook het bedrijfsleven een aandeel levert. Deelnemende organisa-ties verbinden zich informatie met andere deelnemers uit te wis-selen. Om dit mogelijk te maken, dienen de partners afspraken te

maken over de kerngegevens, wijze van digitaliseren, zoekmoge-lijkheden en technische protocollen. Binnen deze samenwer-kingsovereenkomst dienen ook copyright-kwesties te wordengeregeld.

HHEERRIINNEETT ffoorr MMuullttiimmeeddiiaa AAcccceessss ttoo WWoorrlldd CCuullttuurraall HHeerriittaaggeeEen breed project dat vooral gericht is op het documentaire deelvan de culturele erfenis met expliciete aandacht voor wat inandere projecten tot stand is gebracht (accumuleren van kennisen zoeken naar generieke oplossingen). Er zijn verschillende‘modules’, betreffende beeldmateriaal, conservering, toeganke-lijkheidstechnieken voor gehandicapten en geografische informa-tiesystemen. Ook de opslag van materiaal in de verschillendedatabaseformaten is voorwerp van studie. Doelgroepen zijn deuniversiteiten en de cultuur-historische professie.

CCuullttuurraall HHeerriittaaggee IInnffoorrmmaattiioonn ((CCHHIIOO))--pprroojjeeccttCHIO is een internationaal samenwerkingsproject tussen musea,monumenten, archieven, bibliotheken, universiteiten en docu-mentatiecentra. Het culturele erfgoed is hier breed gedefinieerden omvat zowel landschappen, historische gebouwen, museumob-jecten, als documenten en meer abstracte culturele verworvenhe-den. De nadruk ligt op het gebruik van standaarden bij documen-tatie van het erfgoedmateriaal op verschillende niveaus.

AAqquuaarreelllleeEen Europees project met als doel culturele informatie voor eenpluriforme groep gebruikers (zoals museumpersoneel, planologen,uitgevers, onderzoekers) beschikbaar te maken. Materiaal moet inkaart worden gebracht en bevraagbaar gemaakt. Ook de proble-matiek van toegang tot heterogene databases komt aan de orde.Aquarelle is nog in de fase van prototyping.

36

Alle

s ui

t de

kas

t

32 In de museumwereld speelt hierbij het

International Documentation

Committee (CIDOC) van de

International Council of Museums een

belangrijke rol. Een inleiding en over-

zicht van de desbetreffende standaar-

den is te vinden via de website van het

ICOM:

http://www.cidoc.icom.org/stand1.htm

In de archiefwereld heeft de

International Council on Archives

(ICA) de International Standard

Archival Description (ISAD) vastge-

legd. Ook de ISAAR(CPF)

International Standard Archival

Authority Record for Corporate Bodies,

Persons, and Families is door ICA vast-

gelegd. Meer hierover is te vinden op

de website van ICA:

http://www.archives.ca/ica/cgi-bin/ ica

33A Market Scenario for Open andCoherent Access to Europe’s CulturalHeritage, annex III van P. Johnston,

Opportunities for New Creativity and

Easier Access to Europe’s Cultural

Heritage [Europese Commissie], 1997.

34Memorandum of understanding:Multimedia access to Europe’s CulturalHeritage, Europese Unie, juni 1996.

Page 37: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

RReemmoottee AAcccceessss ttoo MMuusseeuumm AArrcchhiivveess ((RRAAMMAA))RAMA is een van de experimentele projecten binnen het EuropeseRACE-programma (Research and Technologies Development ofAdvanced Communication in Europe). Het beoogt een breedbandigtelecommunicatiesysteem te creëren voor gebruik in het cultureleveld: een multimediasysteem dat musea toegang biedt tot elkaarscollecties. Ook bedrijven nemen deel aan dit project. RAMA looptal vanaf 1992. Vanuit Nederland neemt het Museon deel.

AACCOO**HHUUMMACO*HUM is een breed Europees samenwerkingsverband inzakeonderwijs op cultuur-historisch terrein en ICT-toepassing

35. Hierin

is onder andere een Noors project inzake leren-op-afstand (‘elec-tronic classroom’) opgenomen (o.a. kunsthistorisch onderwijs).Het heeft werkgroepen die zich bezighouden met standaarden,methodologische implicaties van het gebruik van ICT en een aan-gepast instrumentarium.

Noord-AmerikaVVeerreenniiggddee SSttaatteenn

De V.S. behoort tot de landen waar het meest fundamenteel overde problematiek is nagedacht. In 1994 maakte de regering Clintoneen begin met een plan voor een nationale informatie-infrastruc-tuur. In plaats van zich onmiddellijk te storten op producten endoelgroepen, heeft men deskundigen uit verschillende sectorenbij elkaar gebracht en een white paper laten schrijven: Humanitiesand Arts on the Information Highways: A Profile. Daarbij consta-teerde men al spoedig, dat er relatief weinig bekend was over hetgrote scala van projecten in de humaniora dat met ICT te makenheeft, en dat nader onderzoek gewenst was inzake de toepassingvan informatietechnologie. Dit leidde tot het formuleren van eenNationale Onderzoeksagenda voor dit terrein. Deskundigen werd

verzocht de stand van zaken voor deelgebieden samen te vattenin artikelen, die vervolgens via een discussielijst op Internet aaneen groter publiek ter becommentariëring zijn aangeboden. Ditproces is in 1995 afgerond en leverde de volgende conclusies op

36:

P De culturele sector ontbeert één centraal uitwisselingspunt(een jaarlijkse conferentie of gezaghebbend tijdschrift, even-tueel in elektronische vorm) dat dient tot periodieke evalu-atie van de voortgang in de Nationale Onderzoeksagenda.

P De culturele studies missen ref lectie op het eigen vakgebiedin de vorm van samenvattende kennis over methoden en tech-nieken, waardoor er te weinig overeenstemming bestaat tus-sen de beroepsbeoefenaren voor het ontwikkelen van geauto-matiseerde systemen.

P De informatiebehoeften in de culturele sector dienen duidelij-ker te worden geformuleerd tegenover de ICT-industrie.

P Er is behoefte aan een bewustwordingsproces binnen de ver-schillende culturele instellingen waardoor men beter beseftwat het betekent om van ICT gebruik te maken.

P Kennisrepresentatie. Digitaal opgeslagen kennis is wendbaaren kan onmiddellijk antwoorden leveren op heel verschillen-de vragen, maar dit werkt alleen wanneer overeenstemmingwordt bereikt over de manier waarop die kennis is gestructu-reerd. Kortom, dit is het pleidooi voor logische standaarden,hetgeen ook de zorg is van verschillende Europese projecten.

P Zoektechnieken. Er is behoefte aan sterk verbeterd instrumen-tarium om opgeslagen kennis te vinden en te bevragen.

P Duurzaamheid. Met name de Internet-omgeving lijdt ondervluchtigheid. Men kan waardevol materiaal vinden, maarwebsites zijn vaak aan verandering onderhevig, hetgeen cite-ren en verwijzen tot een probleem maakt. Digitale kennisdient de stabiliteit te hebben van in drukvorm gepubliceerdeinformatie.

37

Situatieschets

35Zie: http://www.hart.bbk.ac.uk/

AcoHum/introduction.html

36D. Bearman, Overview and DiscussionPoints, in: Research Agenda for

Networked Cultural Heritage:

http://www.ahip.getty.edu/gii/ranch

Terwille van de leesbaarheid zijn de

genoemde conclusies bij de vertaling

hier en daar geparafraseerd.

Page 38: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Inmiddels is er een brede coalitie gevormd onder de naamNational Initiative for Networked Cultural Heritage. Een leidenderol in het organiseren van deze kennis vervult het GettyInformation Institute, een gezaghebbende instelling in het cultu-rele veld, dat ook participeert in verschillende internationale enook Europese projecten (onder andere het Aquarelle- en CHIO-project en het Memorandum of Understanding – zie boven). Destrategie van Getty richt zich vooral op: standaarden, eigendoms-rechten, interoperabiliteit tussen verschillende informatiesyste-men, het bewaren van de (noodzakelijke culturele) diversiteit bijhet uniform toegankelijk maken en wegen zoeken voor samenwer-king met het bedrijfsleven. In de museumwereld heeft het eenzekere faam verworven door de Art and Architecture Thesaurus(AAT), waarvan momenteel in ons land een Nederlandse versiewordt vervaardigd.

Aan de praktische kant is veel werk gedaan onder verantwoorde-lijkheid van de Library of Congress. Zo is er het National DigitalLibrary (NDL)–programma, waarin bibliotheken, archieven enonderwijsinstellingen samenwerken bij het creëren van voor edu-catieve doeleinden bruikbare digitale collecties. Onder de naamTHOMAS is inmiddels een juridisch informatiesysteem on-linebeschikbaar. Tussen 1990 en 1995 is een omvangrijke pilot voorhet digitaliseren van historisch materiaal uitgevoerd, hetAmerican Memory-project

37. Dit heeft een groot leereffect gehad.

Het heeft gefungeerd als een model voor het digitaal toegankelijkmaken van historische collecties en voor de institutionele produc-tie van het materiaal. Resultaten werden beschikbaar gesteldeerst op CD-ROM en later ook op Internet. Er waren tal van pro-blemen op te lossen, betreffende opslagformaten, standaarden,software voor raadpleging, en copyrights

38.

Maar daarnaast is er nog een enorm aantal andere, grotere enkleinere projecten waarin cultuur-historisch materiaal wordt gedi-gitaliseerd. De Council on Library Resources en de Commission onPreservation hebben samen een lange lijst hiervan gepubliceerd.Om een paar voorbeelden te noemen: Making of America (histo-risch materiaal: Cornell University en de universiteit van Michi-gan), ARTFL (Franse literatuurteksten: universiteit van Chicago insamenwerking met het Franse CNRS), Open Book (digitaliserenvan ca. 10.000 boeken betreffende de Amerikaanse en Europesegeschiedenis die al op microfilm staan: Yale University), hetHistorical Text Archive (Mississippi State University) en het Centerfor Electronic Texts in the Humanities (CETH –Rutgers enPrinceton).

CCaannaaddaaIn Canada is de brede maatschappelijke discussie over dit onder-werp eveneens in 1994 gestart

39. De eerste fase bestond uit het

vergaren van de meer dan 1000 schriftelijke reacties op nota’s,gevolgd door mondelinge consultatie, die begin 1995 is afgerond.Veel aandacht ging daarbij uit naar de technische infrastructuur,in het bijzonder de liberalisering van de telecommunicatiesector.Nieuwe diensten, het stimuleren van concurrentie en deelnemingvoor iedereen, ook in de geografisch geïsoleerde delen van hetland, vormen de hoofdpunten. In iedere woonplaats dient ten-minste één Internet-toegang te zijn. Het SchoolNet is deCanadese tegenhanger van het Nederlandse EduNet. Ook daaronderschrijft men de gedachte dat de elektronische snelweg hetonderwijssysteem wezenlijk kan veranderen. Leren-op-afstand, de‘electronic classroom’ met docent en leerlingen op verschillendeplaatsen, biedt zeker voor een uitgestrekt land als Canada interes-sante mogelijkheden.

38

Alle

s ui

t de

kas

t

37Homepage American Memory project:

http://rs6.loc.gov/amhome.html

38Voor een samenvatting over de ervarin-

gen: C. Fleischhauer, OrganizingDigital Archival Collections: AmericanMemory’s Experiences with BibliographicRecords:http://lcweb.loc.gov/catdir/

semdigdocs/carl.html

39Competition and Culture on Canada’sInformation Highway. Managing the

Realities ofTransition [Public Works

and Government Services Canada]

1995.

Page 39: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

De discussie over de nationale identiteit concentreerde zich rondhet omroepsysteem, dat in de recente Canadese geschiedenissteeds een eigen boodschap heeft uitgedragen tegenover hetAmerikaanse cultuurgoed dat via de zuidelijke grens het land bin-nenkwam. Een video-on-demand-systeem zou prioriteit moetengeven aan Canadese programma’s (met een afzonderlijk voorzie-ningenpakket voor Franstaligen). Sommige partijen vroegen zichbezorgd af, of het systeem van auteursrecht in het digitale tijd-perk nog wel voldoende bescherming zou blijven bieden, zulksmet het oog op de vergoedingen aan rechthebbenden.

Landen in EuropaSSccaannddiinnaavviiëë

Het was niet mogelijk binnen het korte tijdsbestek waarin dezenota tot stand is gekomen, voldoende Engelstalige informatieover de ontwikkelingen in de Scandinavische landen te bemachti-gen. In het algemeen is het niveau van automatisering en infor-matisering er hoog. We zullen Zweden als uitgangspunt kiezen en bij de schets van de ontwikkeling verwijzen naar de ontwikke-lingen in Noorwegen en Denemarken.

ZZwweeddeenn In 1995 werd in Zweden een commissie onder leiding van BiPuranen, hoogleraar Economische Geschiedenis aan de universi-teit van Stockholm, belast met het opstellen van een rapport overhet gebruik van ICT in het culturele veld. Het werk werd begin1997 afgerond. Het beoogde doel is een CultureNet (KulturNat) opbasis van Internet, dat in een periode van drie tot vijf jaar zijnbeslag moet krijgen. In Denemarken bestaat al een dergelijk cul-tureel netwerk, dat begin 1997 officieel in gebruik is gesteld.

De Engelse samenvatting van het rapport Puranen40

ademt een

optimistische stemming bij de puntsgewijze schets van het digita-le utopia: brede cultuurparticipatie, directe toegang tot het cul-tuurgoed in digitale vorm (“It may be possible, for example, to sitin your kitchen and use the Internet to find a painting in the col-lections at the National Art Gallery in Stockholm.”), meer demo-cratie door betere toegang tot kennis, World Wide Web als culture-le marktplaats en culturele agenda (een kopie bestellen vanIngmar Bergman’s boek ‘Laterna Magica’ of zien waar een van zijnfilms draait). De digitalisering binnen de diverse culturele instel-lingen is al goed op gang, maar er is nog weinig sprake van toe-gankelijkheid voor het grote publiek (een uitzondering is de CD-ROM met de database van de nationale archieven). Het culturelenetwerk heeft een coördinerende taak en moet erover waken, datvoldoende verbindingen tussen collectiehouders ontstaan en deinternationale ontwikkeling op de voet wordt gevolgd. De proble-matiek van standaardisatie en auteursrechten wordt wel aange-stipt, maar in de Engelse versie niet nader uitgewerkt.

NNoooorrwweeggeennIn Noorwegen is in 1990 een haalbaarheidsstudie uitgevoerd doorBjarne Hodne, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de universiteitvan Oslo, inzake informatisering in het culturele veld. Dit heeftgeresulteerd in het zg. Documentatieproject (Dokumtasjons pros-jektet), dat sinds 1991 aan verschillende universiteiten loopt enzowel digitalisering als nadere ontsluiting beoogt

41. De belangrij-

ke rol van de universiteit in dezen heeft o.a. te maken met hetfeit dat bijna elke instelling beschikt over belangrijke collectieshistorische documenten, die slecht toegankelijk zijn voor eengroter publiek. Het programma kent verschillende onderdelen:museumcollecties, database over taal en cultuur (digitaliserenvan verzamelingen documenten), trainingsprogramma’s voor per-soneel werkzaam in de culturele sector en bijscholing van onder-

39

Situatieschets

40Summary of the Work and the

Recommendations of the Government-

appointed IT Committee on Sweden’s

Cultural Network:

http://www.regeringen.se/kulturnat/

summary.html

41 The Documentation Project:http://www.dokpro.uio.no/

dokpro_eng.html

Page 40: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

wijsgevend personeel. De coördinatie ligt bij een nationale raad,waaronder een hierarchische projectorganisatie resorteert. Een‘voorbeeldproject’ is het Diplomatarium Norvegicum, een viaInternet toegankelijk zoeksysteem voor het 21-delige Noorse oor-kondenboek

42.

EEnnggeellaannddEngeland speelt al jaren een toonaangevende rol bij de informati-sering in de humaniora. In 1993 publiceerde de British Academyeen rapport

43met een overzicht van wat er tot op dat moment tot

stand was gebracht en met aanbevelingen voor verbetering van deinfrastructuur. In Engeland vinden we ook instellingen als hetOxford Text Archive en, eveneens in Oxford, het centrum voor hetText Encoding Initiative (toepassing van de SGML-standaard voorhet coderen van de inhoud van documenten). Het land bezit eengoede infrastructuur voor computeronderwijs in de humaniora viacentra van het Computers in Teaching Initiative (CTI). InEngeland werd medio jaren ’80 ook het initiatief genomen om dehistorische professie rond computergebruik te organiseren dooroprichting van Association for History and Computing. Deze orga-nisatie is uitgegroeid tot een mondiale federatie van verschillen-de nationale verenigingen op dit terrein (waaronder deNederlandse Vereniging voor Geschiedenis en Informatica). Voorde evenwichtige beeldvorming moet eraan worden toegevoegd,dat daar, evenals in andere landen, de introductie van informatie-technologie bij de beoefenaren van cultuur-historische disciplinesvaak moeizaam verloopt

44. De oorzaken van dit algemene ver-

schijnsel zijn al terloops genoemd: reserve van alfa-wetenschap-pers tegenover technologie en een gebrek aan methodologisch-technische ref lectie.

Een goed voorbeeld van een veelzijdig digitaal erfgoed-project is

het Scottish Cultural Resources Access Network (SCRAN)45

, dat zichprimair richt op het onderwijs. Het is in essentie een cultuurnet,zoals we dat ook in de Scandinavische landen aantreffen en datvooral museale collecties omvat. Omdat het al enige tijd loopt(vanaf 1996), weldoordacht is opgezet en uitstekend is gedocu-menteerd, krijgt het hier naar verhouding wat meer aandacht.SCRAN is niet alleen een acroniem, maar ook een oud Schotswoord voor ‘verzamelen’ of ‘voedsel’: dus digitale voeding voor degeest, zoals de publiciteitsmedewerker het uitdrukt. Omstreeks deeeuwwisseling zal het zo’n 1,5 miljoen beschrijvingen van cul-tuurobjecten bevatten, plus nog eens 100.000 verwijzingen en100 multimediale publicaties, gebaseerd op dit materiaal. Met hetgeheel is een bedrag van 15 miljoen Britse ponden gemoeid. Hetwordt gesubsidieerd uit de nationale loterij. Tot de evenementenrond SCRAN behoren conferenties, educatieve ‘roadshows’ (SCRANgaat naar de scholen toe), voorlichtingsbijeenkomsten en works-hops (ook buiten de landsgrenzen) en wetenschappelijk onder-zoek, onder andere naar de publieke belangstelling voor musealedatabases

46. Daarnaast heeft het ook een duidelijke economische

waarde: het vestigt de aandacht op de combinatie cultuur ennatuur en heeft als zodanig een wervende functie voor het toeris-me (het biedt “a taste of Scotland”).

Het project berust op een brede samenwerking tussen cultureleinstellingen, die hiervan ook zelf profiteren waardoor het copy-right-probleem gemakkelijk kan worden opgelost. De musea enandere collectiehouders ontvangen gratis de gedigitaliseerde ver-sie van hun culturele erfgoed en verlenen in ruil hiervoor eenduurzame gebruikslicentie aan alle bij SCRAN aangesloten onder-wijsinstellingen. Het SCRAN-materiaal heeft een piramidaleopbouw: basisgegevens, daarbovenop multimediale illustraties,en tenslotte het historische verhaal over het verleden waarin data

40

Alle

s ui

t de

kas

t

42Diplomatarium Norvegicum:

http://www.dokpro.uio.no/dipl_norv/

diplom_field_eng.html

43Information Technology in HumanitiesScholarship. British Achievements,

Prospects,and Barriers, London 1993.

44The AHC – Towards the NextMillennium:

http://grid.let.rug.nl/ahc/intern/

dissdoc1.htm. Voor een vergelijking

van de Europese en Amerikaanse ont-

wikkeling, zie: D. Greenstein, BringingBacon Home: The Divergent Progress

of Computer-Aided Historical

Research in Europe and the United

States, in: Computers and the

Humanities 30:5 1996/1997,

p. 351-364.

45Homepage: http://www.scran.ac.uk

46Zie bijvoorbeeld het Western Isles

National Database Evaluation Exercise

(WINDEE)-project:

http://www2.scran.ac.uk/staff/ianm/

windsmc.htm

Het Catechism-project onderzoekt hoe

museale databases ingericht moeten

worden:

http://www2.scran.ac.uk/staff/ ianm/

catec_2.htm

Page 41: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

en illustraties worden ingebed47

. Het basismateriaal is afkomstiguit de culturele instellingen en wordt opgeslagen volgens stan-daarden

48in een eigen database. Vervolgens verrijkt men het met

toelichtingen voor de leek en voorziet het waar mogelijk vanfoto’s, films, animaties, geluidsfragmenten en dergelijke. Er isgoed rekening gehouden met de mogelijkheden voor hergebruikvan de op deze wijze verkregen digitale grondstof. Het resultaat is in de eerste plaats toegankelijk via Internet, maarsommige onderdelen verschijnen ook op CD-ROM. De CurriculumNavigator op World Wide Web biedt een overzicht van de verschil-lende pakketten, die gerangschikt zijn binnen brede themagebie-den, zoals ‘Language & Communication’, ‘Religious & MoralEducation’, ‘Social & Environmental Studies’. Dit laatste themage-bied, bijvoorbeeld, is weer min of meer naar discipline onderver-deeld (onder andere economie, geografie, geologie, media-stu-dies, geschiedenis). De volgende laag bestaat uit afzonderlijkepakketten die over duidelijk begrensde onderwerpen gaan, zoals‘Housing in the North East after 1910’ of ‘Slums, The Gorbals,Glasgow 1956’. SCRAN is zo een van de belangrijke ‘content provi-ders’ voor het nationale technologie-scholingsprogramma inEngeland (het National Grid for Learning).

SCRAN laat zien wat wenselijk en mogelijk is wanneer we sprekenover digitaal erfgoed: digitalisering op grote schaal, standaarden,samenwerking in het culturele veld (weliswaar in hoofdzaak demusea), hergebruik van de digitale producten, oplossingen voorhet copyright-probleem en produceren voor de onderwijsmarkt.Het project is bedrijfsmatig opgezet en de output wordtbeschouwd als een product, waarvoor reclame gemaakt moet wor-den. Bij de beoordeling van de aanpak dient men zich echterbewust te zijn van de goede infrastructuur die het VerenigdKoninkrijk kent waar het culturele informatisering betreft. SCRAN

kan daartegenaan leunen, zeker waar het de begeleiding en stu-ring van de collectiehouders betreft

49.

In de museumwereld heeft de Museum DocumentationAssociation (MDA) veel werk verzet: de introductie van een docu-mentatiestandaard, begeleiding van musea, contact met het veldin de vorm van het organiseren van conferenties en workshops,het verzorgen van trainingen binnen musea en het onderzoeknaar de behoeften en weerstanden in dezen. De MDA heeft hetafgelopen jaar uitvoerig aandacht besteed aan ‘HeritageInformation’

50, onder andere in de vorm van onderzoek. Bij veel

musea (ca. 75%) is nog geen sprake van digitalisering, eldersheeft men grote problemen met de onderlinge uitwisseling vandigitale informatie. De noodzaak van het gebruik van standaar-den dient zich ook hier aan. Daarnaast besteedt de MDA ook denodige aandacht aan de informatiebehoeften van de gebruikersen zoekt aansluiting bij de onderwerpen in het ‘National Curri-culum’. Evenals elders ligt de nadruk op ontsluiting via Internet.Maar ook multimediale presentaties in de musea zelf blijken steedsmeer te worden toegepast. Het Museum Training Institute verzorgtde scholing voor het personeel in de hele sector, waarbij duidelijkwordt gedifferentieerd van algemene computervaardigheden tothet managen van automatiseringsprojecten.

DDuuiittssllaannddDe Duitse situatie wekt de indruk van een sector-gewijze informa-tisering. Op het niveau van de centrale overheid wordt zoals over-al nagedacht over de consequenties van de informatiesamenle-ving en de dominante positie van Internet. De daarbij getrokkenconclusies van de Rat für Forschung, Technologie und Innovationzijn niet afwijkend van wat men elders vaststelt. Het culturelehoofdstuk van het door deze raad uitgebrachte rapport Informa-tionsgesellschaft. Chancen, Innovationen und Herausforderungen

41

Situatieschets

47Afbeeldingen zijn in drie resoluties

beschikbaar: (1) kleine plaatjes voor

het Internet,(2) een groter formaat

voor de aangesloten educatieve

instellingen, die hiervan vrijelijk

gebruik mogen maken, en (3) een

hoge resolutie voor commerciële

doeleinden. De digitale afbeeldingen

zijn bovendien voorzien van een

elektronisch watermerk.

48Namelijk de Dublin Core Metadata

voor het coderen van betekenis en

Z39.50 voor bevraging.

49Op de SCRAN-website is een onder-

deel, de On-line Museum

Documentation Advisor, dat in een

paar pagina’s kaders en instellingen

aangeeft, die de musea kunnen

ondersteunen, onder andere de

Museum Documentation

Association, de Schotse Museums

Documentation Officer en de

Museums Council.

50Interessant zijn papers als

Establishing a Strategic Focus (dat

ingaat op het ICT-bewustzijn, ‘cross-

sector input’) en Tell Me What YouWant, What You Really Want: a look

at Internet user needs (waarin cijfer-

materiaal is opgesomd over wie de

bezoekers van virtuele tentoonstel-

lingen zijn en wat ze daar precies

zoeken), zie de algemene toegang:

http://www.open.gov.uk/mdocassn

Page 42: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

uit 199551

opent met algemene observaties over de ‘computerge-stützte Kultur’: de voortschrijdende visualisering, de ‘lezer’ dievervangen wordt door de ‘gebruiker’, de noodzaak om met deoverdosis aan informatie te kunnen omgaan, de vereiste compu-tervaardigheden en de consequenties die dit alles heeft voor hetonderwijssysteem. Wat dit laatste betreft, is er ook in dit land eenachterstand, die men snel hoopt in te halen. De scholen moeten inhoog tempo worden voorzien van de noodzakelijke hard- en soft-ware (het actieprogramma Schulen ans Netz en het starten van eenSchulWeb). De paragraaf over uitgeverijen en bibliotheken bevatechter geen verrassende mededelingen voor ‘content providing’ envolstaat met gemeenplaatsen over nieuwe producten, veranderen-de marktverhoudingen en de noodzaak samen te werken.

De betrekkelijke zwijgzaamheid in het bovenstaande rapport over‘content providing’ is echter misleidend bij de beoordeling van deDuitse situatie. Het Bildarchiv Foto Marburg vormt bijvoorbeeld alvele jaren het knooppunt in een netwerk van activiteiten rondontsluiting en digitalisering van cultureel erfgoed. Deze instel-ling heeft zowel veel gedaan voor de systematische registratie enontsluiting van museale collecties als voor de digitale publicatie.

In de jaren ’20 werd het opgezet als foto-archief met een educatieve

doelstelling. Nadat het in 1958 was overgenomen door het landsbe-

stuur van Hessen, is het uitgebouwd tot een algemeen kunsthisto-

risch documentatiecentrum. Met behulp van de Marburger Index

werd een groot deel van het Duitse culturele erfgoed in kaart

gebracht. In de jaren ’80 werd hieraan een geautomatiseerd infor-

matiesysteem toegevoegd: Marburger Informations-, Dokumen-

tations- und Administrationssystem (MIDAS). Daarna volgden

verschillende samenwerkingsprojecten met Duitse musea en de uit-

geverswereld die hebben geleid tot een omvangrijke reeks digitale

publicaties op CD-ROM van Duitse kunstcollecties, gesteund door

financiële middelen uit de Volkswagenstiftung. Zo verschijnt vanaf

1993 de DISKUS-reeks (Digitales Informationssystem für Kunst

und Sozialgeschichte) waarvoor overigens de software is vervaar-

digd door de Universiteit Utrecht52

.

ConclusiesUit dit beperkte internationale overzicht is een aantal conclusieste trekken:

1. Relatieve achterstand. Nederland is betrekkelijk laat met het planmatig aanpakkenvan informatisering in de culturele sector. In verschillendewesterse landen is de fase van plannen maken al achter derug en is men overgegaan tot concrete uitvoering. Wat coör-dinatie betreft, deelt Nederland deze positie van relatieveachterstand met Duitsland, maar particulier initiatief heeftdaar al een aantal jaren lang verschillende instellingen bijelkaar gebracht in grootschalige digitaliseringsprojecten.

2. Sector-overschrijdende aanpak.Digitaal erfgoed is niet hetzelfde als het digitaliseren van deeigen collectie binnen een museum, archief of bibliotheek,hoe nuttig dit ook op zichzelf is. Essentieel voor het digitaalerfgoed-concept is het over één bepaald onderwerp geïnte-greerd aanbieden van informatie uit verschillende collecties(op verschillende plaatsen bewaard), liefst voorzien van denodige achtergrondinformatie. Dit is ook de kern van de pro-blematiek waarmee de Europese initiatieven zich bezighou-den. Onderzoek van de MDA onder Britse musea noemt ditook als een van de grootste barrières.

42

Alle

s ui

t de

kas

t

51Initiative Informationsgesellschaft

Deutschland: http://www.iid.de/

overview.html

52Namelijk binnen het kader van de alfa-

informatica door de vakgroep

Computer & Letteren.

Page 43: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

In concreto komt het neer op:a. Informatie-uitwisseling tussen heterogene gegevensver-

zamelingen. Het heterogene karakter kan ofwel veroor-zaakt worden door het cultuurgoed zelf, of door verschil-len in aanpak die in het verleden bij digitalisering zijngevolgd (gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer).Hoe dan ook, men bespeurt allerwegen een pleidooi voorstandaarden om wildgroei en Babylonische spraakverwar-ring te voorkomen.

b. Gecoördineerde expertise-uitwisseling. De vanuit hetGetty Information Institute geformuleerde conclusiesvoor de V.S., die wijzen op het gebrek aan centrale exper-tise-uitwisseling, lijken ook voor andere landen van toe-passing. Het is moeilijk om over muren heen te kijken.Het is betrekkelijk eenvoudig om voor standaarden tepleiten, maar men vergeet wel eens dat men in de prak-tijk de keus heeft uit alternatieve standaarden. Meer danbij dirigisme lijkt het veld gebaat bij bewustwording overwat de informatisering in andere culturele instellingeninhoudt. Sturing en monitoring zullen echter wèl nodigzijn. Al decennia lang plegen cultuur-historische weten-schappers op congressen verslag te doen van hun eigenautomatiseringsprojecten en toch is het resultaat in ter-men van een generieke aanpak mager. Het is blijkbaar tevrijblijvend. Om mensen op één lijn te krijgen is blijkbaarcoördinatie nodig zoals in het American Memory-projecten bij de Duitse museale digitalisering rond hetBildarchiv Foto Marburg.

3. Training en scholing. Het Engelse model toont duidelijk de verschillende vormenvan onderwijs die gewenst zijn:

a. aan de productiekant:• training in softwaregebruik (uitvoerend personeel);• inzicht in automatiseringsprojecten (management);• assistentie en advies (de ‘outreach’-functie die het

MDA vervult).b. aan de gebruikerskant:

• ICT in het onderwijs;• hulp bij gebruik van computers en informatietechno-

logie in publieke instellingen.

4. Samenwerking met het bedrijfsleven. Uit de internationale projecten blijkt dat op veel plaatsensamengewerkt wordt met het bedrijfsleven, vooral met uitge-vers. De idee evenwel, dat commerciële instellingen de drij-vende kracht zouden kunnen zijn voor de digitalisering vanhet cultureel erfgoed moet als irreëel worden beschouwd. Deaanloopinvesteringen voor digitalisering van enige substan-tiële omvang zijn daarvoor veel te hoog. De overheid heefthier een kans als facilitator en initiator van nieuwe economi-sche activiteit op te treden. Door te stimuleren dat waarde-volle, goed gestructureerde digitale erfgoedcollecties ont-staan, creëert men tevens de grondstof, waaruit uitgeverijeneducatieve producten voor het onderwijs kunnen samenstel-len, de media-industrie documentaire producties kan ver-vaardigen, die wellicht ook interessant zijn voor het cultuur-toerisme (de culturele instelling is dan niet alleen producent,maar ook afnemer). Dit mag er evenwel niet toe leiden dat een soortgelijke situ-atie ontstaat als bij de wetenschappelijke uitgeverij. In diesector leveren de auteurs zonder vergoeding materialen aandie door de uitgevers vervolgens met veel winst weer aan dezelfde mensen worden verkocht in de vorm van wetenschap-pelijke tijdschriften.

43

Situatieschets

Page 44: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

44

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 45: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Digitalisering zal meer bezoekers naar de instellingen trekken.Om die markt te verbreden is het noodzakelijk te investeren inhet bewustzijn van de (toekomstige) klanten van de musea. Dathoudt in dat een stevige investering zal worden gedaan in onder-wijs-gerelateerde programma-onderdelen.

Het programma zal over de muren van de instellingen voor de cul-tureel erfgoed heen kijken, en sterk inspelen op samenwerkingtussen deze instellingen. Alleen dan is er kans op dat de inspan-ning meer resultaat oplevert dan de initiatieven die er tot nu toezijn geweest. Vooral uit een zorgvuldige organisatie valt een enor-me kracht van synergie te halen. De successen van Stichting SURFin het hoger onderwijsveld zijn op een subtiel spel van synergieterug te voeren, waarbij samenwerking voorop staat, niemand vante voren een claim kan doen op een deel van het geld, en alleendie projecten worden uitgevoerd waarover men het eens is dat zedaadwerkelijk de beste zijn.

3.1 Gelaagd model

voor het investerings-

programma

In de vorige paragraaf is aangegeven dat het voorgenomen pro-gramma inhoudelijke keuzen vergt. Uit de gesprekken die we heb-ben gevoerd kwam steeds een bewustzijn naar voren dat de pro-ducten die gerealiseerd kunnen worden optimaal bruikbaar moe-ten zijn voor de klanten. Anders gezegd: probeer de productenaan de vraag van de klant aan te passen. Zeker in een onderwijs-omgeving en bij het realiseren van producten voor het bredepubliek dient men zich te realiseren dat de klantvraag vaak nieterg duidelijk gearticuleerd is, en niet zelden antwoorden vergt uitmeer dan één hoek. Het zou dus mooi zijn als een vraag die opeen willekeurige plaats wordt gesteld, antwoorden kan genererenvanuit het hele spectrum aan cultureel erfgoedinstellingen. Ditveronderstelt dat de systemen waarin de gegevens opgeslagenzijn effectief met elkaar kunnen communiceren. Om dat mogelijkte maken zullen de instellingen daadwerkelijk moeten samenwer-ken. Die samenwerking zal nodig zijn op meerdere vlakken:P op bestuurlijk-strategisch niveau, om het programma op

hoofdlijnen vast te stellen;P bij de invulling van thematische programmalijnen, in en tus-

sen projecten;P bij het maken en hanteren van standaarden;P bij de uitvoering van projecten.

45

Programm

a

3 ProgrammaVastgesteld kan worden dat Nederland een achterstand heeft waar

het gaat om de digitalisering van cultureel erfgoedcollecties.

Dat leidt tot niet optimale administraties, slechte communicatie,

betrekkelijk geringe ontsluitingsmogelijkheden. Een programma

dat voorziet in het wegwerken van een deel van die achterstand is

daarom nodig. De voordelen ervan zijn zichtbaar binnen de instel-

lingen, maar vooral bij hun klanten (de markt).

Page 46: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Deze gelaagdheid in de samenwerking is gediend met een gelaagdplannings- en uitvoeringsmodel. Afbeelding 5 poogt het gelaagdemodel zichtbaar te maken, waaraan zowel de organisatie als deactiviteiten zich dienen te spiegelen. De hiernavolgende paragra-fen gaan eerst op de verschillende activiteiten in die benodigdzijn en daarna zal nader worden ingegaan op de beste organisa-tievorm die daarbij past.

In het model is van boven naar beneden de relatie geschetst dietussen het programma en de onderdelen daarbinnen aanwezig is.Er is een tijdlijn aan te geven: eerst moet het programma vastge-steld worden en alle overige activiteiten vloeien daar uit voort.Andersom is de volgorde: geen projecten zonder tenders, geentenders zonder programmalijnen en geen programmalijnen zonderhoofdprogramma.

3.2 Activiteiten

In afbeelding 5 staat schematisch weergegeven welke activiteitente voorzien zijn bij de realisatie van het investeringsprogramma,ongeacht de uiteindelijke omvang. Feitelijke uitvoering van pro-gramma-onderdelen gebeurt door middel van projecten. De wijzewaarop projecten tot stand komen is: er wordt een tenderbrief aanalle samenwerkende partijen gestuurd, waarin men uitgenodigdwordt om voor een bepaald onderwerp of thema projectvoorstellenuit te werken. De beste voorstellen, de meest kansrijke projectenworden gehonoreerd en voor uitvoering aanbesteed. Tijdens deuitvoering is voortgangsrapportage verplicht en dienen eventuelebijstellingen te worden verantwoord. Een dergelijke tenderproce-dure kan meerdere malen worden herhaald, en per programma-lijn/thema of per periode worden uitgevoerd.Naast de specifieke activiteiten staat in afbeelding 5 ook nog eengestippeld kader. Dit is om aan te geven dat over alle projectenheen een aantal initiatieven nodig is in voorwaardenscheppendezin. Daarop gaan we in de volgende paragraaf nader in.

3.3 Programmalijnen

Zoals hierboven gemeld is het advies om programmalijnen vast testellen op grond waarvan projecten worden uitgezet in het veld.Om kwaliteit en duurzaamheid te waarborgen onderscheidt deWTR een beperkt aantal voorwaardenscheppende programmalijnenen inhoudelijke programmalijnen. De voorwaardenscheppendeprogrammalijnen zijn: methoden, technieken en standaarden,opleidingen en kennisdisseminatie. De andere programmalijnenzijn: thematische projecten en educatie. In de hiernavolgendeparagrafen zetten we uiteen wat we met deze termen bedoelen.

46

Alle

s ui

t de

kas

t

afbeelding 5 Uitvoeringsmodel investeringspro-

gramma informatisering cultureel erf-

goedcollecties

Investeringsprogramma

Programmalijnen

Projecttenders

Informatiseringsprojecten

Randvoorwaarden inzake duurzaamheid en uitwisselbaarheid

Projectuitvoering

Prioritering en selectie

Uitschrijven tenders

Vaststellen Programmalijnen

Page 47: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

47

Programm

a

Welke strategie is nodig om uit te komen bij ‘het’ digitaal erfgoed?

P Informatietechnologie maakt in principe een virtuele eenheid mogelijk = ‘het’ digitale erfgoed.

P Collectiehouders digitaliseren zelf en beheren hun eigen digitale erfgoed.

P Strategie voor de virtuele eenheid:•bestuurlijk vaststellen van het programma op hoofdlijnen;•investeren in sectorgebonden digitalisering;•investeren in digitalisering binnen brede themagebieden;•standaarden en interoperabiliteit tussen standaarden;•scholing op alle niveau’s binnen de instellingen;•sectoroverschrijdende co rdinatie en monitoring.

met het digitaliseren; zij hebben reeds standaarden geïmplemen-teerd. Deze standaarden kunnen gebaseerd zijn op algemeen inde desbetreffende sector aanvaarde standaarden, maar soms heeftmen zelf standaarden ontwikkeld. Dit leidt er toe dat instellingen bij deelneming aan gezamenlijkeontsluitingsprojecten de kans hebben als deelnemers aan hetinvesteringsprogramma de afgesproken standaarden te hanteren.Standaarden zijn niet alleen noodzakelijk voor het realiseren vaninhoudelijk geslaagde projecten, maar zij zijn ook de basis voor P beheersing van de activiteiten in een project;P kwaliteitsbeheersing;P beheersing van tijd, kosten en hulpmiddelen;P aanpassing aan veranderingen.

De te hanteren standaarden hebben grosso modo betrekking opde volgende gebieden:

OrganisatieDit betreft met name de gestandaardiseerde aanpak van pro-jecten; waaronder begrepen de planning, de gefaseerde uit-voering en de controle op de uitvoering.

GegevensDe gegevens-standaarden hebben betrekking op de termenwaarmee objecten worden beschreven. Hierbij is het aan teraden aan te sluiten bij bestaande de facto standaarden zoalsbijvoorbeeld (voor kunstvoorwerpen) de AAT. Het zal duide-lijk zijn dat men zeker bij sector-overschrijdende projectenvoor aanzienlijke standaardisatieproblemen zal komen testaan. Met deze problematiek zal pragmatisch moeten wordenomgegaan waarbij de realisatie van een project de voorrangzal moeten hebben boven het zoeken van ‘de beste oplossing’.

Voorwaardenscheppende programmalijnen

PPrrooggrraammmmaalliijjnn mmeetthhooddeenn,, tteecchhnniieekkeenn eenn ssttaannddaaaarrddeennWe hebben eerder aangegeven hoe noodzakelijk het is om afspra-ken te maken over de definitie van gegevens met betrekking tothet culturele erfgoed. Het te digitaliseren erfgoed omvat eenheterogene verzameling van objecten die vaak op zeer verschil-lende wijze zijn beschreven.Een van de opbrengsten van het digitaliseren van cultureel erf-goed is dat men in beginsel over instellingsgrenzen heen gege-vens kan koppelen en dienstbaar maken aan verschillende vormenvan presentatie. Hiervoor is het echter noodzakelijk ‘een gemeen-schappelijke taal’ te hanteren op verschillende terreinen zoalsorganisatie, gegevensdefinitie en techniek.Een probleem hierbij is dat verschillende van de in de projectendeelnemende instellingen reeds meer of minder gevorderd zijn

Page 48: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

TechniekHoewel het thans mogelijk is tot uitwisseling van data tussenverschillende apparatuur- en programmatuurplatformen tekomen zal de te gebruiken apparatuur en programmatuurtoch aan minimale eisen van compatibiliteit moeten voldoen.Voorts zullen standaarden moeten worden toegepast op hetgebied van uitwisselingsformaten (b.v. SGML [StandardGeneralised Markup Language]) en de toegang tot gegevens(b.v. Z39.50, een wereldstandaard voor gegevenstoegang ineen bibliotheekomgeving).Niet vergeten mag worden dat ook een doordachte aanpakvan de techniek op het gebied van digitalisering van beeld,geluid en video eisen stelt aan de daarvoor geldende stan-daarden.

Buiten de in het voorgaande aangegeven standaarden zullen ookop andere gebieden, zoals b.v. beveiliging en methoden en tech-nieken (zowel bij de projectontwikkeling als de projectuitvoering)standaarden moeten worden gehanteerd. Het is uitdrukkelijk debedoeling dat ten aanzien van de te hanteren standaarden zo veelmogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande (de facto) stan-daarden. Hierbij dient ook te worden aangesloten op bestaande ofin ontwikkeling zijnde internationale (Europese) standaarden.

Het realiseren van een set van standaarden is bepalend voor deefficiency en de effectiviteit van de hele operatie. Het standaar-disatieproces dient van meet af aan met kracht te worden gesti-muleerd.Dit kan op twee manieren: 1. door in de goedkeuringsprocedure voor projecten in te bou-

wen dat aan de eis tot het hanteren van standaarden op debovengenoemde gebieden wordt voldaan;

2. door het ontwikkelen van een aparte programmalijn die voor-ziet in het ontwikkelen/adapteren van standaarden voorgebieden waar die ontbreken.

Om vertraging van het programma – veroorzaakt door het wach-ten tot alle standaarden zijn bepaald – te voorkomen, kan menaan projecten die in het eerste jaar starten de mogelijkheid bie-den om naast inhoudelijke producten (on the job) ook standaar-den te ontwikkelen.

PPrrooggrraammmmaalliijjnn oopplleeiiddiinnggeenn,, kkeennnniissddiisssseemmiinnaattiieeUit de diverse gesprekken en de literatuur die de WTR heeftgeraadpleegd komt naar voren dat de kennis op ICT-gebied in desector tamelijk beperkt is

53. Zeker als de ambitie op tafel ligt om

een serieuze krachtsinspanning te doen op het gebied van deinformatisering van collecties moet men rekening houden meteen inhaalslag. Dat houdt in dat een f link aantal medewerkers zalmoeten worden opgeleid op het gebied van digitale gegevensver-werking. Ook zal men kennis moeten nemen van het belang van standaardwerkwijzen en van standaarden op het gebied van gegevensop-slag, -uitwisseling en toegang. Het programma zal er in moetenvoorzien dat die opleidingen er komen en dat een effectievemanier van kennisuitwisseling en -disseminatie onder de instel-lingen kan plaatsvinden. Als gevolg van de schaarste aan experti-se ligt het voor de hand dit opleidingeninitiatief te organiserenvanuit één landelijk punt. Dat levert de beste kansen op optimaleinzet van die schaarse expertise en op maximale kennisover-dracht. Tevens is alleen dan te garanderen dat men met eengemeenschappelijk begrippenkader zal kunnen werken aan deprojecten die men wil uitvoeren. Deze programmalijn moet deambitie uitstralen dat bij alle deelnemende partners een zelfde

48

Alle

s ui

t de

kas

t

53Zie voor een analyse van de situatie bij

de opslag van kunsthistorische beel-

den: Expertisecentrum KunsthistorischBeeldopslag: eindrapport van J.C.

Frowein, A.A. Wiercx, en

M.J.F.Verstappen, NBBI, april 1996.

Page 49: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

arsenaal aan kennis en technisch methodologisch gereedschapaanwezig is om met vertrouwen te kunnen werken aan de realise-ring van de (vaak sectoroverschrijdende) projecten.

PPrrooggrraammmmaalliijjnn NNeettwwiijjzzeerr CCuullttuurreeeell EErrffggooeedd5544

Alleen als instellingen zich presenteren op Internet zal voor hetpubliek – vanuit thuis of de bibliotheek – of voor leerlingen vaneen school vanuit het Studiehuis mogelijk zijn om relevanteinformatie te vinden. Zichtbaarheid op en toegankelijkheid viaInternet is daarom een belangrijke voorwaarde voor de sector cul-tureel erfgoedinstellingen. Men heeft zich dit in de museumwe-reld reeds gerealiseerd en daartoe het project ‘Holland Museums’uitgevoerd

55. Dit is een goed initiatief, dat naast uitbreiding naar

de brede cultureel erfgoedsector een inhoudelijke aanvulling metcollectie-informatie verdient. Kritische analyse van de inhoud diegepresenteerd wordt in de website van ‘Holland Museums’ leertdat die inhoud mager is. Vrijwel alle informatie is van logistiekeaard en gaat over openingstijden en bereikbaarheid. Dat is goed,maar de bezoeker (breed publiek of als onderwijsvragende) vraagtom meer en het medium kan ook veel meer bieden. Slechts eenklein deel van de musea is daadwerkelijk zichtbaar met een weer-gave van de collecties en met illustraties daarvan.

Doelstelling van deze programmalijn is tweeledig:P het creëren van Internettoegang tot zoveel mogelijk cultureel

erfgoedinstellingen en het informeren van het publiek overde daar aanwezige collecties;

P het op eenvoudige en eenduidige wijze verschaffen van toe-gang tot de gedigitaliseerde delen van die collecties.

De landelijke cultureel erfgoedwebsite is dan het voorportaal vande gedigitaliseerde onderdelen van de collecties. Dit is eengemeenschappelijke publiekstaak. Tevens voorziet deze program-

malijn in de mogelijkheid te zorgen voor de beschikbaarstellingop het Web van de inventaris-informatie over de bij alle instellin-gen aanwezige collecties. Het is in het kader van dit rapport nietrelevant of men besluit voor de instellingen die dat willen eengemeenschappelijke server landelijk in te voeren of niet.Organisatorisch maakt dat ook niet veel uit. De grote instellingenzullen nu reeds over voldoende mogelijkheden beschikken enhoeven slechts een logische link te realiseren naar de centraleinformatiestructuur en de kleinere instellingen kunnen naarbevind van zaken besluiten te kiezen voor een gezamenlijke ofeen individuele oplossing. De volgende kanttekening is evenwel relevant. Niets is slechterdan doodlopende links, of verouderde informatie. Met anderewoorden: bij het realiseren van websites per instelling moet menaan de voorwaarden kunnen voldoen van continuïteit en actuali-teit. De praktijk leert dat het in veel gevallen de voorkeur ver-dient om de fysieke gegevensopslag van de website onder te bren-gen bij een externe partij (de door de instelling gekozen netwerk-provider bijvoorbeeld).

Overige programmalijnen

PPrrooggrraammmmaalliijjnn tthheemmaattiisscchhee pprroojjeecctteenn ((zzoowweell sseeccttoorroovveerrsscchhrriijjddeennddee aallss nniieett--sseeccttoorroovveerrsscchhrriijjddeennddee))

In het zo brede culturele veld is het aantal digitaliseringsprojec-ten dat op zichzelf stimulering verdient, vele malen groter dan desubsidiemogelijkheden die binnen dit kader beschikbaar zijn. Ermoeten derhalve keuzes worden gemaakt. Zoals eerder gemeldmenen wij dat het zinvol is bij wijze van voorbeeld themagebiedente noemen waarbinnen projecten zouden kunnen worden uitge-schreven. Het advies is om te werken met een aantal projecten diegegroepeerd zijn rond van te voren te kiezen thema’s. Hoofd-

49

Programm

a

54Een aantal van de gedachten die hier

worden uitgewerkt staan in de nota

van P.Schröder, Netwijzer Cultuur enKennis, november 1997.

55Meer informatie over dit initiatief is te

vinden in : Holland Museums, toegangs-poort van Musea op het Internet,NMT/NBT, juli 1997, en op de website

met URL http://www.tribute.nl/hol-

landmuseums/nl/the_index.html

Page 50: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

doelstelling daarbij is dat de inhoud van de collecties in hun con-text wordt gepresenteerd. Daarbij is het verstandig een aantal cri-teria te hanteren waaraan alle projecten moeten voldoen.

UitgangspuntenIn principe dient aan alle volgende voorwaarden te zijn voldaan,wil een project passen binnen het kader van dit investeringspro-gramma:1. Het betreft het in digitale vorm overzetten van dan wel het

aanleggen van een digitale gegevensverzameling over cul-tuurproducten die

2. betrekking hebben op één bepaald thema uit de Nederlandsecultuur, waarbij

3. materiaal uit verschillende collecties, bij voorkeur uit ver-schillende sectoren (te weten de archieven, bibliotheken,musea etc.),

4. tot een goed gestructureerde en onderling gekoppelde infor-matieverzameling wordt samengevoegd, zulks met het oog opraadpleging, bevraging en verdere bewerking,

5. daarbij gebruik makend van in zo breed mogelijke kring geac-cepteerde standaarden, zowel in technisch als terminologischopzicht, waarbij

6. projecten minimaal 5% van het budget besteden aan pu-blieksvoorlichting.

ToelichtingP Het moge duidelijk zijn dat deze criteria ruimte bieden voor

al de verschillende soorten digitaal erfgoed die in deze notazijn onderscheiden.

P Het begrip ‘Nederlandse cultuur‘ dient ruim te worden opge-vat, in de zin van de Cultuurnota, en mag zeker niet eng-nationalistisch worden uitgelegd.

P Het criterium van verschillende collecties uit verschillendesectoren doet recht aan de behoefte van context en samen-hang die aan elke cultuurhistorische beeldvorming eigen is.Tevens dwingt het tot bezinning op standaarden en uitwisse-lingsmogelijkheden tussen heterogene gegevensbestanden.

P Bij technische standaarden moet men denken aan netwerk-protocollen, databasemodellen en modellen voor het coderenvan teksten (b.v. document type definitions bij SGML); termi-nologische standaarden hebben betrekking op het gestan-daardiseerde begrippenapparaat waarmee culturele objectenworden beschreven (b.v. thesauri).

VVoooorrbbeeeellddeenn vvaann tthheemmaaggeebbiieeddeennEr zijn tientallen interessante onderwerpen te bedenken, die allerelevant zijn voor de ontwikkeling van de Nederlandse cultuur.Van belang is echter dat er ook erfgoedcollecties zijn die daarbin-nen gekoppeld kunnen worden. Daarnaast kan aansluiting wordengezocht bij onderzoeksdatabases die buiten de collectie houden-de instellingen zijn (worden) aangelegd. Om de gedachten naderte bepalen volgt hieronder een aantal themagebieden.

Kastelen en vestingenRond het thema Middeleeuwse kastelen zijn in de afgelopen jarenal aardige multimediale producten vervaardigd, die laten zien hoede machtsstructuren, de politieke en sociale verhoudingen van delate Middeleeuwen en vroeg-moderne tijd aan de hand vanarcheologisch, bouwkundig en documentair materiaal in beeldgebracht kunnen worden. Een dergelijk onderwerp vormt ook eeningang tot de behandeling van het dagelijks leven, de manier vandenken en voelen van verschillende lagen van de bevolking, dehandel en de economie. Het is een goed voorbeeld van de meer-waarde die wordt bereikt door het geïntegreerd aanbieden van

50

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 51: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

heel verschillende soorten historisch materiaal. Juist samenhangen context maken dat het eindproduct gaat over méér dan bouw-werken uit een ver verleden, die omgeven zijn met een waas vanromantiek.

Handel en koloniesDit zou een diachronisch thema kunnen zijn dat voor de nieuweregeschiedenis de gelegenheid biedt tot vervlechting van informa-tie uit archieven, bibliotheken en musea. Juist de Internet-omge-ving biedt bijzondere mogelijkheden om koppelingen aan te bie-den met gerelateerde historische collecties elders op de wereld.

De ontwikkeling van het lokaal bestuur in Nederland en de rol vande centrale overheidVanuit de actualiteit van een zich terugtrekkende overheid kanhet interessant zijn terug te blikken naar een ver verleden dat eensterk gedecentraliseerd bestuur kende, om via het centralismevan de Franse tijd en de negentiende eeuw de achtergronden vande hedendaagse ontwikkeling beter te begrijpen.

Armenzorg en ziekenzorgDit thema reikt tot in een ver verleden terug, toen de ‘zorgsector’geheel werd gedragen door de gilden, de kerk en liefdadigheid.Om dit te documenteren komt men bij de archieven terecht.Daarnaast kunnen bijvoorbeeld universiteitsmusea materiaal leve-ren dat ontwikkeling van de medische wetenschap illustreert.Bibliotheken herbergen tijdschriften over ziekenzorg en wijkver-pleging. Aan het einde zou de gebruiker een antwoord moetenkunnen krijgen op vragen als: wat kostte het vroeger om ziek teworden, een ongeval te krijgen, hoe werden de financiële conse-quenties opgevangen van invaliditeit, hoe ging men om met psy-chische kwalen, enzovoort.

Politieke partijvormingDit is een tamelijk voor de hand liggende ingang tot het helemaatschappelijke leven van de 19e en 20e eeuw, waarover ookeen grote schat aan materiaal bij verschillende instellingen voor-handen is.

Twee eeuwen onderwijsOok dit gebied heeft een aantal facetten die juist in combinatieeen interessant beeld opleveren. De rapportage over het onder-wijs bevindt zich in rijks- en provinciale archieven. Er is beeld-materiaal over het schoolgebouw en de faciliteiten die het booden biedt. Onderwijstijdschriften geven een beeld van de didactieken het schoolboek laat de mentaliteit en opvoedingsidealen zien.

Boekproductie en tijdschriften in de 19e eeuwDit is een themagebied dat belangrijk basismateriaal oplevert,waaruit een grote verscheidenheid aan onderwerpen belicht kanworden. De bedoelde tijdschriftcollecties behoeven ook uit hetoogpunt van conservering de nodige zorg, maar eenmaal gedigita-liseerd, vormen ze een rijke bron voor de Nederlandse perceptievan allerhande maatschappelijke onderwerpen. Bovendien latende specialisaties (en afsplitsingen van tijdschriften) zien hoe ver-schillende sectoren van de maatschappij zich ontwikkelden.

Onbekende natuurUit gegevens van onder meer Natuurmonumenten blijkt dat er inNederland zeer grote en actieve belangstelling bestaat voor denatuur. De uitgave van boeken op dit terrein is een belangrijkebranche. Boeken kunnen echter niet wat wel in een Internet-omgeving kan. Om een voorbeeld te noemen. Iemand vindt in zijnvakantie een opmerkelijk gevormde schelp. Achter de computergezeten betreedt deze persoon een fraai vormgegeven interactief

51

Programm

a

Page 52: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

programma, dat helpt vast te stellen in welke groep de schelppast. Naast afbeeldingen uit collecties kan daarbij meer informatieworden verkregen over de verspreiding en het leven van dit dier.Veel schelpen werden naar Nederland gebracht in de tijd van deV.O.C. Een koppeling naar de informatie over monumenten (schel-pengrotten etc.) ligt voor de hand. Ook kan blijken dat het eenfossiel is. Direct kan worden doorgesurfd naar de tijdgenoten,waarbij blijkt dat de schelp mogelijk al gezien was door dinosau-riërs.

Natuur- en milieuwaardenEr zijn maar weinig gegevensbronnen die zo een brede informatiegeven over de (historische) natuur- en milieuwaarden van eengebied als de informatie uit natuurhistorische collecties. De aan-wezigheid van diverse groepen planten en dieren is zeer indicatiefvoor de waarde van een gebied. Deze informatie is interessantvoor de belangstellende leek, voor het onderwijs, voor milieu-groepen en voor professionals. De combinatie van dergelijke infor-matie uit natuurhistorische collecties met andersoortige geogra-fische gegevens is zeer inzichtelijk voor ruimtelijke ordening.

Nederlandse wetenschappers Dit cultuurthema verbindt biografische en historische contextmet wetenschappelijke ontdekkingen en beschouwingen: vanStevin en Huygens tot Kamerlingh Onnes, Zeeman, Oort enFreudenthal (Wis-natuur en sterrenkunde), van Spinoza, Erasmus,Hugo de Groot tot Brouwer, van Heek en Lindemeier (filosofie enmaatschappijwetenschappen) en van Clusius en Boerhaave totAriëns Kappers, Van Rood en Schilperoort (biologisch, medisch).

PPrrooggrraammmmaalliijjnn eedduuccaattiieevvee pprroojjeecctteennEen bijzondere categorie projecten betreft de projecten die een

educatieve doelstelling hebben. Een hoofddoelstelling van OCenWis om de doelgroep onderwijs te bedienen, en wel vanuit het heleveld van instellingen met collecties op het gebied van cultureelerfgoed. Dit kan het beste gerealiseerd worden door te werkenmet thema’s waaraan instellingen projecten kunnen verbinden.

Het algemene publiek is, door haar enorme diversiteit, geïnteres-seerd in een grote verscheidenheid aan onderwerpen die in hetalgemeen niet tot grote diepte toegankelijk behoeven te zijn. Hiergaat het vooral om ontsluiting in de breedte. Onderwerpen zijnsterk gerelateerd aan de actualiteit en daardoor slecht voorspel-baar.De vakdeskundigen daarentegen hebben grote behoefte aan zeergedetailleerde gegevens, maar op een beperkt aantal gebieden.Die gebieden hangen samen met thema’s die worden gekozen inlandelijke onderzoeksprogramma’s. Hier is ontsluiting in de diep-te van meer belang dan in de volle breedte. In de loop van de tijdverschuift de aandacht uiteraard wel in de breedte.Voor educatieve doeleinden (middelbaar en hoger onderwijs) is énverscheidenheid (breedte) én detaillering (diepte) van belang.Maar niet op alle mogelijke onderwerpen behoeft de detailleringmaximaal te zijn. Wel is de samenhang van groot belang.Onderwerpen worden in het onderwijs zelf bepaald en zijn derhal-ve in principe voorspelbaar. Verderop in dit rapport komen weterug op de noodzaak tot gecoördineerd optreden bij het vaststel-len van de thema’s in de programmalijnen en de thema’s die bin-nen het onderwijs worden aangesneden.

Voor betekenisvolle ICT-onderwijsproducten geldt dat ze moetenzorgen voor variëteit en context. Verschillende bronnen dienen inhun samenhang te worden aangeboden. Daarnaast speelt inmoderne didactische concepten een rol dat men uitgaat van de

52

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 53: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

kracht van exploratief leren, waarbij de leerling leert door hetmaken van werkstukken. Zelf doen in plaats van boekjes met ver-halen. Het concept van het Studiehuis speelt op die inzichten in.Daarnaast bieden interactiviteit en multimedia nieuwe didacti-sche mogelijkheden die gebaseerd zijn op die inzichten. Een leer-aspect waarmee rekening gehouden dient te worden bij ICT-pro-ducten in didactische omgevingen is het leren omgaan met elek-tronische informatiebronnen. Het bijbrengen van een kritische enassertieve houding met betrekking tot de betrouwbaarheid en debetekenis van informatie dient mede doel te zijn van de program-malijn. In vaktermen uitgedrukt: het product dient te leiden tot een ver-groting van de ‘media literacy’, wat leidt tot kennis en vaardighe-den met betrekking tot perceptie, betekenisgeving, toetsing, enref lectie, en als resultaat daarvan het handelingsbekwaam en kri-tisch omgaan met nieuwe media

56.

Dit levert een programmalijn ‘educatieve projecten’ op waarinaandacht vereist is voor aansluiting bij (veranderingen in) het

voortgezet onderwijs. Men kan ervaring opdoen in schaalvergro-ting en nieuwe media. Elders geeft dit rapport reeds aan dat ermogelijkheden zijn om marktvoorbereidend op te treden voor decontent-industrie. Hierbij treedt de overheid (c.q. het investe-ringsprogramma) op als stimulator van nieuwe economische acti-viteiten. Het lijkt een interessante optie om voorinvesteringen tedoen richting industrie. Voorwaarde voor succes is ook hiersamenwerking over de cultureel erfgoedsectoren heen. Over de rolvan uitgevers in dit proces spreken we in de volgende paragraafmet meer diepgang.

Van belang is in ieder geval afstemming te verkrijgen met voort-gezet en funderend onderwijs wat betreft de onderwerpskeuze enthema’s. Het programma dient er in te voorzien dat het onderwijsvoor de bestudering van de onderwerpen die bijvoorbeeld vooreindexamens centraal komen te staan kan terugvallen op toegan-kelijke gedigitaliseerde delen van collecties die relevant zijn.

Relatie met de content-industrieDe content-industrie zal de kosten van het ontwikkelen van edu-catief georiënteerde materialen nooit zelf in zijn geheel kunnenopbrengen omdat economische afwegingen dat verhinderen: hetis te kostbaar en in die omvang nooit terug te verdienen in eenvoorlopig beperkte en niet kapitaalkrachtige markt. Hierbij speelt dat de kosten voor een groot deel gaan zitten in hetdigitaliseren van collectie-onderdelen. In de praktijk is geblekendat een verhouding van 80% kosten voor onderzoek en digitalise-ring versus 20% voor het inbedden in een educatief pakket heelnormaal is. Voorwaarde voor succes is dat er een brede digitalise-ring van collecties plaatsvindt. Dat gebeurt binnen de hierbovengenoemde thematische programmalijnen, met op een aantal zorg-vuldig gekozen thematische gebieden diepgang – zowel wat

53

Programm

a

Vakdeskundigen

Onderwijssector

Publiek

Vakdeskundigen

Breedte

Die

pte

afbeelding 6Relaties tussen breedte en diepte van

de informatiebehoefte bij verschillende

klantgroepen: publiek, onderwijssector

en vakdeskundigen.

56Advies van de Raad voor de Cultuur aan-gaande media-educatie, december 1996.

Page 54: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

betreft de detaillering als de omvang – in de ontsluiting. Zo ont-staan samenhangende digitale kerncollecties van waaruit speci-fieke educatieve producten kunnen worden gemaakt. Het investe-ringsprogramma zal leiden tot het ontstaan van een levensvatbare‘content-industrie’, gericht op cultureel erfgoed. Daarbij dientgewaakt te worden voor de economische voorwaarden waaronderwordt gewerkt. Zoals we al eerder hebben gemeld dient voorko-men te worden dat de uitgevers slechts een lucratieve melkkoe indeze sector gaan zien.

Factoren in dit proces zijn de erfgoedinstellingen, het onderwijs,de vakdeskundigen en de uitgevers. De rollen van deze actorenzijn als volgt:P De erfgoedinstellingen zorgen voor de digitalisering van rele-

vante collectie-onderdelen.P Het onderwijs bepaalt mede de definitie van de relevante

thema’s.P De vakdeskundigen kunnen zorgen voor de contextuele infor-

matie.P De uitgevers en de media (kranten, tijdschriften, radio, tele-

visie) dragen zorg voor productie, distributie en beheer vande educatieve producten.

Zoals uit deze rolverdeling blijkt, hebben de erfgoedinstellingengeen rol bij het actief ontwikkelen van educatieve materialen,maar wel een rol als content provider ten behoeve van deze edu-catieve producten. De onderwijssector zelf zal dat ook niet kunnen, maar kan mee hel-pen de thema’s vast te stellen die in het onderwijs van belang zijn. De uitgevers zullen niet uit zichzelf komen tot de ontwikkelingvan digitale educatieve materialen, maar dat doen als de grond-stof beschikbaar is en als men een (financiële) stimulans krijgt

om te participeren vanuit het programma. Een samenwerking van educatieve uitgevers, media, vakdeskun-digen en erfgoedinstellingen zal zo leiden tot een variëteit aanproducten die voor de erfgoedinstellingen een additionele bronvan inkomsten betekenen. Te denken valt aan:P publieksproducten: b.v. CD-ROM als ‘Topstukken van het

Rijksmuseum’ (IDG);P educatieve producten;P professionele producten: b.v. DISKUS serie (K.G. Saur Verlag).

3.4 Opbrengsten

Als gevolg van het investeringsprogramma gericht op de digitali-sering en ontsluiting via Internet van cultureel erfgoedcollectiesontstaat een geheel nieuwe categorie ‘content providers’, de cul-tureel erfgoedinstellingen samen met nieuwe en bestaande com-merciële marktpartijen. Deze ontwikkeling is aanwijsbaar gunstigvoor de nationale economische ontwikkeling met name watbetreft bedrijvigheid, werkgelegenheid en versterking van denationale kennisinfrastructuur. De sectoren: erfgoedinstellingen,(multimedia) uitgeverijen, onderwijs maar ook b.v. toerisme kun-nen hiervan direct profiteren. Immers de cultuurproducten uitbijvoorbeeld onze ‘Gouden Eeuw’ zijn al vele jaren een drijfveervoor toeristen om ons land te bezoeken. Via Internet aangebodeninformatie over en toegang tot erfgoedcollecties die ons land inzo ruime mate rijk is, kan de nieuwsgierigheid bij de burger entoeristen naar de ‘echte en fysieke’ objecten alleen maar ver-groten. Het geheel aan producten en diensten die het programma ople-vert zal moeten leiden tot een toename aan belangstelling vanuithet publiek. Dat zal leiden tot een toename aan bezoekers.

54

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 55: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Ook een rendement in termen van tevreden afnemers uit de edu-catieve hoek is zeer belangrijk. Naar onze verwachting zal dietevredenheid zich ook uiten in een toename van bezoekersaantal-len. Het initiatief in de richting van de educatie leidt tot een con-tent-industrie, waarbij de educatieve uitgevers in staat zijn omeen pakket materialen op cultureel gebied op de markt te brengenen te houden. De opbrengsten zijn samengevat in tabel 3.

Voor de nieuwe diensten kan men een gedifferentieerde verreke-ningsstructuur in het leven roepen. Sommige zaken, zoals de inventarisgegevens over de collecties

zouden vrij en gratis beschikbaar moeten komen. De toegang totveel gevraagde bronnen zou evenwel tegen betaling moetengeschieden. Hierbij spelen zeker ook auteursrechtelijke en eigen-domsvragen, naast wettelijke posities van onderdelen van de cul-tureel erfgoedinstellingen. Zo schrijft de Archiefwet bijvoorbeeldvoor dat de overheidsarchieven open toegankelijk moeten zijn.Maar daarnaast is het redelijk dat de inspanning die de archievendoen om de collectie-onderdelen die interessant zijn voor (ama-teur-)genealogisch onderzoek via Internet te ontsluiten wordtgecompenseerd door het publiek dat ze raadpleegt.

Een ‘digitale museumjaarkaart’ voor Internet-bezoekers en eenvoorziene toename van reguliere bezoekersaantallen zal de finan-cieel-economische positie van cultureel erfgoedinstellingen ver-sterken. De meest waarschijnlijke vorm van verrekening is doormiddel van een ‘digitale museumjaarkaart’. Het ligt in de lijn derverwachting dat het principe van de chipkaart ook voor dit doelbeschikbaar zal komen. Het is dan mogelijk om individuele raadplegingen te laten afboe-ken op de chipkaart, zonder dat dit leidt tot een enorme adminis-tratieve overhead bij de aanbiedende partij. Dit is een vorm van‘pay-per-view’ die serieus zou moeten worden bestudeerd. Decommerciële partners die de Stichting Museumjaarkaart nu alheeft, zullen deze ontwikkeling zeker interessant vinden. Zo zaleen ‘revolving fund’ kunnen ontstaan dat zichzelf bedruipt. Deterugvloeiende middelen kunnen door de instellingen weer wor-den geïnvesteerd voor verdere digitaliseringsprojecten.

55

Programm

a

erfgoed-beheerders P betere collectieregistratie en bedrijfsvoering

P verbeterde mogelijkheden tot wetenschappelijke bewerking

P verbetering informatiseringsinfrastructuur

P verhoging informatiseringskennis

P betere/nieuwe presentatiemogelijkheden

P toeneming van bezoek

maatschappelijk P stimulans samenwerking tussen erfgoedbeheerders

P impuls aan content-industrie

P impuls aan nieuwe media-industrie

P impuls aan hard- en softwareleveranciers

P impuls toeristenindustrie

P beschikbaarheid gedigitaliseerde grondstof

afnemers P betere exploratiemogelijkheden

P producten voor het onderwijs

P betere toegankelijkheid voor het onderwijs

P betere toegankelijkheid voor het onderzoek

P betere toegankelijkheid voor het publiek

tabel 3Resultaat digitalisering.

Page 56: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

56

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 57: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

4.1 Uitgangspunten voor

de organisatie

1. De evenwichtige projectselectie wordt bevorderd door de or-ganisatie zo in te richten dat de betrokken partijen, metname de overheid en de erfgoedbeherende instellingen daar-in vertegenwoordigd zijn.Een complicerende factor hierbij is dat het veld erg breed is:er zijn ruim 700 spelers. Om een praktisch werkzame situatiete verkrijgen, zullen de instellingen slechts sectorgewijs in deorganisatie vertegenwoordigd kunnen zijn.Om te voorkomen dat de organisatie het karakter krijgt vaneen monocultuur zullen er ook mensen van buiten de directbetrokken instellingen in deelnemen. Hierbij wordt bijvoor-beeld gedacht aan personen uit de mediawereld en/of de

onderwijswereld. Een neveneffect hiervan kan zijn dat hetinvesteringsplan een bredere maatschappelijke oriëntatiekrijgt. Teneinde het voorgaande te realiseren is er een verte-genwoordigend lichaam nodig dat naar zijn aard relatiefomvangrijk zal zijn. Dit vertegenwoordigende lichaam wordtbemensd met bestuurders die de strategie bepalen en de grotelijnen van het investeringsplan bewaken. Een belangrijke taakzal zijn het voeling houden met de achterban, de overheid enandere relevante partijen.

2. Actieve participatie van de instellingen is een voorwaardewaarbij de overheid voorwaardenscheppend is. Naar de meningvan de WTR is een terughoudende opstelling van de overheidgewenst. De kans op succes wordt vergroot als de instellingenzelf een maximale inbreng kunnen hebben bij de realisatie vanhet programma. De ervaringen in de SURF-wereld wijzen uitdat dit de beste optie is. Het motto is: samenwerking moet,maar zelfstandigheid is noodzakelijk.

3. Het sturen en bewaken van de projectuitvoering stelt hogeeisen aan structuur en bemensing. Hierbij zijn de kernwoor-den: slagvaardigheid, vakinhoudelijke deskundigheid, gerichtop operationele problemen. Om deze kernwoorden te kunnenoperationaliseren is het gewenst dat het vertegenwoordigendlichaam op afstand van de uitvoeringsorganisatie opereert.Tevens zal de manoeuvreerbaarheid en slagvaardigheid van deuitvoeringsorganisatie worden bevorderd door deze in omvangzo klein mogelijk te houden.

57

Organisatie

4 OrganisatieDe organisatie heeft de functie er voor te zorgen dat de door de

overheid ter beschikking gestelde middelen zo goed mogelijk

overeenkomstig de doelstellingen worden besteed. Dit betekent

onder meer dat de organisatie moet kunnen komen tot evenwich-

tige projectselectie en tot een zodanige sturing en bewaking van

de projectuitvoering dat het beoogde resultaat binnen de vastge-

stelde planning en begroting wordt bereikt.

Page 58: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Onder het dagelijks bestuur ressorteren een tweetal organen diebelast zijn met uitvoerende werkzaamheden namelijk:P het kenniscentrum enP het projectbureau.

Het kenniscentrum is klein in omvang en bundelt de in het veldreeds aanwezige ICT-kennis, vergaart nog niet in het veld aanwe-zige kennis en zorgt er voor dat de kennis in het veld wordt ver-spreid door middel van opleiding en voorlichting. Van het kennis-centrum wordt een actieve opstelling verwacht en een groot ver-mogen om initiatief te combineren met inventiviteit, teneindeaan operationele problemen, die zich ongetwijfeld langs de routezullen voordoen, het hoofd te bieden. Als optie kan worden over-

58

Alle

s ui

t de

kas

t

Adviesraad Algemeen Bestuur

Ministerie OCenW

Dagelijks Bestuur

Kennis- centrum

Project- bureau

afbeelding 7Organisatieschema. De adviesraad heeft geen hiërarchische relatie met het

bestuur.

4. De activiteiten die niet tot de kernactiviteiten van de organisa-tie worden gerekend (zoals personeelsbeheer, financieelbeheer, projectadministratie en secretariaat) zullen waar mo-gelijk worden ondergebracht bij bestaande instellingen, mitsdeze instellingen in staat zijn aan de eisen van deskundigheid,snelheid en flexibiliteit te voldoen. Men zou in dit verbandkunnen denken aan ICN of Mondriaan Stichting, maar ook aanorganisaties buiten die sfeer, b.v. een professioneel secreta-riaatsbureau.

4.2 Organisatiestructuur

Op basis van de onder 4.1. genoemde uitgangspunten komt deWTR tot de volgende schets van de gewenste organisatie.Het voorstel is een stichting in het leven te roepen. Deze stich-ting heeft een algemeen bestuur met een samenstelling als onder4.1. geschetst. Uit dit algemeen bestuur wordt een klein dagelijksbestuur samengesteld. De leden zijn representatief voor het velden/of kunnen rekenen op inhoudelijk gezag. Dit dagelijks bestuurheeft, binnen de richtlijnen van het algemeen bestuur, de dage-lijkse leiding over de stichting. Het algemeen bestuur fungeertals een raad van commissarissen die namens hun achterban hetfunctioneren van het dagelijks bestuur (op afstand) bewaakt. Eenraad van commissarissen is in het algemeen niet groot en het hierte vormen algemeen bestuur wordt waarschijnlijk zeer groot, alsmen geen maatregelen neemt om de omvang te beperken. Het valtin dit verband te overwegen het algemeen bestuur te latensamenstellen op grond van een vertegenwoordiging per sector.

Page 59: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

wogen vanuit het kenniscentrum een ‘vliegende brigade’ te latenopereren die op aanvraag gedetacheerd kan worden bij projectendie daarom vragen. Het projectbureau administreert en coördi-neert de middelenverdeling en bewaakt de planning en begrotingvan de lopende projecten. Ten aanzien van de middelenverdelingwordt opgemerkt dat niet goed lopende projecten (projecten diewat betreft tijd, middelen of richting te veel gaan afwijken van deplannen) al dan niet tijdelijk kunnen worden stopgezet dan welniet verder gefinancierd worden uit het investeringsprogramma.Oormerken van geld voor bepaalde instellingen, voordat er sprakeis van een project, vindt niet plaats.

Naast de hiervoor aangegeven staande organisatie fungeert er eenonafhankelijke adviesraad die het bestuur op een breed vlak advi-seert. In de adviesraad is bestuurlijke, informatietechnische encultureel erfgoeddeskundigheid aanwezig.

4.3 Omvang van de

bemensing

Bestuur, adviesraad en projectbureauEr is een minimale vaste organisatie voorzien van 2 - 3 medewer-kers die de regie over de uitvoering van het investeringsprogram-ma ondersteunt. De werkzaamheden (advisering en controle) wor-den voor het merendeel door niet vaste medewerkers uit het velduitgevoerd die hiervoor een vergoeding ontvangen.

KenniscentrumHet kenniscentrum bestaat uit een kleine staf van ten hoogstevijf personen die specialist zijn op het terrein van (ICT) metho-den, technieken en standaards, voorzover deze relevant zijn voorde gehele sector. Deze kleine groep wordt op detacheringsbasis,afhankelijk van het aandachtsgebied en de gewenste expertise,aangevuld met specialisten uit het veld, men denke hierbij metname aan universiteiten en HBO-instellingen.

59

Organisatie

Page 60: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

4.4 Taken

De hoofdtaken van de in het voorgaande aangegeven organen zijnin tabel 4 per orgaan in hoofdlijnen weergegeven.

60

Alle

s ui

t de

kas

t

Orgaan Verantwoording Hoofdtakenverschuldigd aan

Bestuur Overheid P stelt strategisch plan vast en herziet dat tweejaarlijksP stelt het eerste jaar als invoeringsjaar vast: thema’s kiezen en beperkt

aantal projecten waarbinnen standaards mede worden ontwikkeldP initieert en bewaakt (op afstand) de uitvoering van het programma

Samenstelling: representatieve bestuurders uit het veld en daarbuiten

Adviesraad P adviseert het bestuur bij de strategievormingP bewaakt de kwaliteit van het programmaP toetst projectvoorstellen en adviseert over prioriteit

Samenstelling: onafhankelijke bestuurlijke-, ICT- en materiedeskundigen

Kenniscentrum Bestuur P initieert het ontwikkelen van standaards en bewaakt de toepassingdaarvan

P adviseert over standaardsP mobiliseert, coördineert en bundelt expertisekernenP draagt zorg voor opleiding en kennisdisseminatie

Samenstelling: ICT-deskundigen met ervaring in de cultureel erfgoedsector

Projectbureau Bestuur P administreert en coördineert middelenverdelingP ondersteunt bestuurP onderhoudt operationele contacten met deelnemers en overheidP organiseert de controle op projecten

tabel 4Taakverdeling.

Page 61: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

4.5 Besturingsmodel

In tabel 5 is het besturingsmodel van de stichting opgenomen.Dit model is in grote lijnen ontleend aan het besturingsmodel vanIWI/SURF

57.

61

Organisatie

tabel 5Besturingsmodel. Advies Selectie Controle/ Eindverant- Toezicht

Begeleiding woordelijk

Vaststellen Adviesraad Bestuur Overheidprogrammalijnen

Uitschrijven Projectbureau Bestuurtenders

Prioriteren Adviesraad Bestuuren selecteren

Uitvoeren Projectbureau/ Instelling BestuurKenniscentrum

Standaards Kenniscentrum/ Kenniscentrum Bestuurinvoeren Adviesraad

57Zie het IWI-meerjarenplan 1996 – 1998,

dat beschrijft hoe de rollen tussen de

spelers in een innovatieprogramma bin-

nen de wetenschappelijke bibliotheken

het beste kunnen worden ingericht.

Page 62: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

62

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 63: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

In tabel 6 staat een voorstel tot financiering van het investe-ringsprogramma, onderverdeeld naar drie scenario’s. In de restvan dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de verschillende scenario’szich met elkaar verhouden.

Door cofinanciering komen er in het hoogste scenario nog ca. ƒ 40 mlj. bij. Uitgaande van deze scenario’s constateert de WTRdat het resultaat van de genoemde financiële injecties zal zijn:

VVoooorr ƒƒ 5500 mmiilljjooeenn:: 1. een minimum aan voorwaardenscheppende investeringen

(methoden, technieken, standaarden, beperkte kennisverho-ging en digitale beheers-, zoek- en verwijzingsinformatiebetreffende het cultureel erfgoed);

2. zeer beperkte digitalisering van sectorgebonden collecties;3. incidentele digitalisering van sectoroverschrijdende cultuur-

thema's;4. zeer beperkte ontwikkeling van educatieve producten;5. inrichting van de noodzakelijke organisatie (sturing, advies,

bureau en expertise).De relatieve achterstand wordt vermoedelijk vergroot, medeomdat elders op de wereld tal van overheidsinitatieven wordenuitgevoerd.

VVoooorr ƒƒ 110000 mmiilljjooeenn:: 1. voldoende voorwaardenscheppende investeringen, maar niet

voldoende om de noodzakelijke kennisverhoging te bewerk-stelligen;

2. beperkte digitalisering van sectorgebonden collecties;3. beperkte digitalisering van sectoroverschrijdende collecties;4. beperkte ontwikkeling van educatieve producten;5. inrichting van de noodzakelijke organisatie.De relatieve achterstand wordt niet vergroot, maar zal nauwelijksworden ingelopen.

VVoooorr ƒƒ 115500 mmiilljjooeenn:: 1. voldoende voorwaardenscheppende investeringen;2. voldoende digitalisering van sectorgebonden collecties;3. beperkte digitalisering van sectorgebonden collecties;4. beperkte ontwikkeling van educatieve producten;5. inrichting van de noodzakelijke organisatie.De relatieve achterstand wordt ingelopen. Na vier jaar ontstaat

63

Middelen

5 Middelen

SCENARIO 1 2 3

ProgrammalijnenP Voorwaardenscheppend

- Methoden, technieken en standaarden 5 5 5- Opleidingen en kennisdisseminatie 5 7 9- Netwijzer Cultureel Erfgoed 14 14 14

P Thematische programma’s- Horizontaal (sector-overschrijdend) 11 51 81- Verticaal (sectorgebonden) 5 10 20

P Educatie- Educatieve projecten 4 7 15

Organisatie- Bestuur, Adviesraad, Bureau 2 2 2- Kenniscentrum 4 4 4

M˜ 50,0 M˜ 100,0 M˜ 150,0

tabel 6Investeringen per scenario.

Page 64: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

mogelijk op enkele terreinen een voorsprong, indien voldoendemomentum kan worden bereikt en door voortgezette investeringvan de inkomsten uit exploitatie van digitaal erfgoed (partieelrevolving fund).

Bovenstaande impliciete prioriteringen per scenario zijn uitgesprekken met deskundigen voortgekomen en worden onder-schreven door de desbetreffende instellingen.

5.1 Programmalijnen

VoorwaardenscheppendMMeetthhooddeenn,, tteecchhnniieekkeenn eenn ssttaannddaaaarrddeenn

Essentieel voor het welslagen van de informatisering van cultu-reel erfgoedinstellingen is een samenhangend kader van metho-den, technieken en standaarden, dat wordt toegepast in alleinstellingen. De omvang en problematiek van het aandachtsge-bied vereist een aanzienlijke inzet van middelen die slechtsbeperkt afhankelijk is van het financiële scenario. Wenselijk ishier minimaal ƒ 5,0 miljoen aan te besteden, hetgeen is afgeleidvan een jaarlijkse inzet van minimaal 5 manjaren gedurende degehele looptijd. Deze omvang is gebaseerd op vergelijkbare activi-teiten op dit terrein in andere Westerse landen. Het is aan tebevelen die middelen vooral in de beginfase in te zetten. Debelangrijkste taak zal zijn het vertalen van de internationaalgeaccepteerde en gehanteerde werkwijzen en standaarden naar deNederlandse situatie. De coördinatie van de besteding van dezemiddelen geschiedt vanuit het kenniscentrum en zal projectmatigworden uitgevoerd.

OOpplleeiiddiinnggeenn eenn kkeennnniissddiisssseemmiinnaattiieeGezien de grote achterstand die er in vrijwel de gehele sectorbestaat ten aanzien van informatiseringskennis en de bijbehoren-de systematische werkwijzen is een sectorbrede scholingsactivi-teit en kennisdisseminatie noodzakelijk. Voorzien is in 300-500 meerdaagse cursussen per jaar voor speci-fieke kennisoverdracht en training van (een beperkt deel van) hetzittende personeel. Verder zullen jaarlijks zo’n 5 - 10 meer specia-listische seminars en workshops worden georganiseerd. Met post-doctorale opleidingsprogramma’s zullen afspraken wordengemaakt om te kunnen voorzien in de opleiding en bijscholing van(pas) afgestudeerden van universiteit en HBO. Deze specifiekopgeleide groep specialisten zal (op projectbasis en parttime)beschikbaar zijn voor het vervullen van de vele informatiseringsta-ken die gedurende (en na afloop) van het investeringsprogrammamoeten worden uitgevoerd. Er mag verwacht worden dat zij uitein-delijk in de geïnformatiseerde culturele erfgoedsector een (defini-tieve) werkkring zullen vinden. Het merendeel van de beschikbaregelden zal onderdeel uitmaken van een projecttender.

NNeettwwiijjzzeerr CCuullttuurreeeell EErrffggooeeddEen uitgangspunt bij het neerzetten van deze programmalijn isdat veel instellingen nog geen voorziening hebben om contact temaken met Internet. Dit is een voorwaarde voor het gehele pro-gramma. Voor de realisatie van deze programmalijn is derhalvevoorzien dat alle instellingen die dat nog niet hebben, de kanskrijgen zich op Internet aan te sluiten. Er zal dan per instellingeen lokale ISDN-inbeloptie moeten worden gerealiseerd, aange-vuld met een werkplekvoorziening die zowel de aansluiting vaneen eventueel lokaal net mogelijk maakt als de aansluiting vanéén enkel werkstation. De schatting is dat dit een kostenpost vanca. ƒ 10.000 per instelling met zich brengt.

64

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 65: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Tevens voorziet deze programmalijn er in dat alle instellingen diezich op Internet presenteren zorg dragen voor het volgende: menmoet de inventaris-informatie over de bij de instelling aanwezigecollecties beschikbaar stellen aan het publiek, voorzien van illus-traties en zoveel mogelijk contextinformatie. Ook deze inspanning levert een kostenpost op van gemiddeld ƒ 10.000 per instelling. Bij de realisering van websites is hetinschakelen van overal in het land opererende webontwerp- enbeheersbureaus een optie, waarbij wel moet worden gewaakt voorde kwaliteit en continuïteit van de producten.

Thematische programma sDe kosten voor digitalisering van een collectie-object is medeafhankelijk van de aard van het object. Bij papieren documentenis de behandeling eenvoudiger uit te voeren dan bij driedimensio-nale objecten die eerst nog uit het depot moeten worden opge-haald en waarvan het vervoer en behandeling immers complexeren tijdrovender is. De selectie van objecten (welke wel en welkeniet) neemt ook tijd in beslag. Het is niet zo’n zinvolle exercitieom te berekenen hoeveel objecten voor hoeveel geld kunnen wor-den gedigitaliseerd. De uitgebreidheid en detaillering vanbeschrijving van het object (indexeren, catalogiseren) zijn hierbijook lastig te kwantificeren grootheden maar zullen wel kostenbe-palend zijn! De gekozen procedure biedt voldoende toetsingsmogelijkhedenom vast te stellen of een adequate inspanning wordt geleverd inrelatie tot de omvang van de digitalisering van verzamelingen van(deel)collecties.Geheel in de geest van ’samenwerken loont’ zijn voor sectorover-schrijdende projecten meer middelen gereserveerd dan voor sec-torgebonden projecten.

In het hiernavolgende staan ondergrenzen aangegeven van ƒ 0,5 en ƒ 1 miljoen per project. Het is niet onze bedoeling dezeondergrenzen dwingend voor te schrijven. Het belang ervan isvooral gelegen in het voorkomen van al te sterke versnippering,waardoor de projecten dermate klein worden dat voor de effectivi-teit en de efficiency zou moeten worden gevreesd.

HHoorriizzoonnttaaaall ((sseeccttoorroovveerrsscchhrriijjddeenndd))Bij de sectoroverschrijdende projecten wordt rekening gehoudenmet een minimum projectomvang van ƒ 1 miljoen zodat ook daad-werkelijk verschillende samenhangende collecties van substantië-le omvang (200.000 objecten en meer) kunnen worden aangevat.In de verschillende scenario‘s varieert het aantal projecten der-halve tussen de 11 en 81.

VVeerrttiiccaaaall ((sseeccttoorrggeebboonnddeenn))Bij de sectorgebonden projecten is het wenselijk de minimale pro-jectomvang te reduceren tot ƒ 0,5 miljoen omdat in deze catego-rie ook ruimte wordt gelaten voor kleine maar uiterst waardevolleen belangwekkende collecties. Het aantal projecten dat is voor-zien bedraagt dan ook 10-40 in aantal.

Alle middelen zullen door middel van een projecttender beschik-baar komen.

EducatieEEdduuccaattiieevvee pprroojjeecctteenn

Voor de educatieve projecten geldt dat zij vrijwel geheel afhanke-lijk zijn van de digitalisering van de eigenlijke grondstof: cultu-reel erfgoedcollecties. Zonder dat deze grondstof in voldoendemate beschikbaar is, zal er geen content-industrie ontstaan vanenige omvang die de middelen heeft om serieuze educatieve pro-

65

Middelen

Page 66: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

jecten (multimediaal, interactief en op afstand raadpleegbaar) temaken voor lager, middelbaar en hoger onderwijs. Veel van dezedigitaliseringsactiviteiten worden uitgevoerd in de thematischeprojecten.

Voor de ontwikkeling van een educatief pakket moet toch mini-maal ƒ 0,5 miljoen worden gerekend.In het kleinste scenario levert dat ca. 8 producten op, in het mid-delste ca. 14 en in het grootste ca. 30 producten. Dat betekentdat in het eerste scenario maar zeer beperkt educatieve ’software’zal kunnen ontstaan. De subsidiëring van juist deze categorie is ingegeven door deoverweging dat het onderwijs de middelen niet heeft om produc-ten tegen commerciële prijsstelling af te nemen en dat de con-tent-industrie voor cultureel erfgoedinstellingen op educatief ter-rein duidelijk moet worden gestimuleerd.

Tevens heeft deze subsidiëring een controlerende functie naaronderwerp, inhoud en kwaliteit, zodat de gewenste educatieveproducten ontstaan. Alle middelen zullen onderdeel uitmaken van een projecttender.Bijzonderheid is dat de inbreng van de industrie een anderematchings-verhouding zou moeten kennen dan in de rest van hetinvesteringsprogramma. Het voorstel is om die voor de inbrengvan de industrie op 50% te zetten. Ook dan zorgt het programmavoor een stimulans in de realisering van een content-industriemet toekomstmogelijkheden.

5.2 Organisatie

Bestuur, adviesraad en projectbureauEr is een minimale vaste organisatie voorzien van 2-3 medewer-kers, die de regie ondersteunt over de uitvoering van het investe-ringsprogramma. De werkzaamheden (advisering en controle)worden merendeels door niet vaste medewerkers uit het veld uit-gevoerd die hiervoor een onkostenvergoeding ontvangen.

KenniscentrumHet kenniscentrum bestaat uit een kleine staf van ten hoogstevijf personen die specialist zijn op het terrein van (ICT) metho-den, technieken en standaarden, welke relevant zijn voor degehele sector. Deze kleine groep wordt op detacheringsbasis aan-gevuld met specialisten uit het veld afhankelijk van het aan-dachtsgebied en gewenste expertise. Het kenniscentrum coördi-neert en initieert de projectactiviteiten binnen de programmalijn’methoden, technieken en standaarden’, maar voert die niet zelfuit.

66

Alle

s ui

t de

kas

t

Concrete resultaten van het investeringsprogrammaP Centraal loket op het Internet voor alle cultureel erfgoedinstellingen met doorverwijzing naar

de instellingen zelf.

P Meer dan 80% van alle instellingen zijn bereikbaar via Internet ten behoeve van publieksvoor-lichting en educatie.

P Meer dan 9.000.000 objecten zijn digitaal ontsloten en toegankelijk via Internet bij cultureelerfgoedinstellingen.

P Tot 30 educatieve producten (multimediaal en interactief) over zeer uiteenlopende thema s zijnbeschikbaar via het Internet voor het onderwijs en voorlichting over de Nederlandse cultuur.

Page 67: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

5.3 Cofinaniering

Voor het noodzakelijk commitment gaan we er van uit dat deinstellingen uit eigen middelen bijdragen aan projecten. De redenom dat te doen is dat op die wijze de grootste garantie voor conti-nuïteit kan worden gegeven. Het advies is tevens om minimaal20% eigen bijdrage te hanteren. Concreet stellen wij voor in deinstellingsgebonden projectactiviteiten 40%, in sectorgebondenen instellingsoverschrijdende projecten 30%, in sectoroverschrij-dende, voorwaardenscheppende projecten en brede educatieveprojecten 20% cofinanciering te vragen.

Voor partners uit de commerciële hoek stellen we voor maximaal50% van de kosten die zij maken uit het fonds te vergoeden.

67

Middelen

Page 68: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

68

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 69: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

1. OCenW benoemt enkele personen die belast worden met het oprichten van de stichting.

2. Oprichten van de stichting; benoemen van algemeen bestuuren benoemen dagelijks bestuur.

3. Instellen van de adviesraad door het algemeen bestuur.4. De stichting geeft opdracht om voortbouwend op het onder-

havige rapport een meer uitgebreid vooronderzoek te verrich-ten, uitmondend in een gedetailleerde inventarisatie en afba-kening van het werkterrein alsmede een uitgewerkt finan-cieel, organisatorisch en technisch plan van aanpak.

5. Bemensen van het kenniscentrum en het projectbureau.6. Opstellen van het Raamwerk-investeringsprogramma. Globaal

voor de gehele looptijd (4 jaar) van het investeringsprogram-ma; meer gedetailleerd voor het eerste jaar.

7. Geven van voorlichting aan de betrokken instellingen metbetrekking tot het investeringsprogramma.

8. Starten met de voorwaardenscheppende programmalijnen(methoden, technieken en standaards; opleiding en kennis-disseminatie; netwijzer).

9. Uitschrijven van tenders voor enkele thematische en enkeleeducatieve projecten (bij de keuze van de projecten gelden –naast de criteria die in het algemeen voor het kiezen van pro-jecten worden gehanteerd – ook als criteria: een hoge kansvan slagen, niet te omvangrijk, representatief voor volgendeprojecten).

10. Beoordelen, honoreren en faciliteren van de projectvoorstel-len.

11. Uitvoering (plannen, uitvoeren en bewaken) van de projec-ten.

12. Evaluatie van de uitgevoerde projecten. Hierbij wordt zowelhet projectverloop als het projectresultaat geëvalueerd. Opbasis van de uitkomsten kunnen de voorwaardenscheppendeactiviteiten en de beoordelingscriteria voor projectvoorstellenzo nodig worden bijgesteld.

13. Evaluatie van het functioneren van de staande organisatie(bestuur, adviesraad, kenniscentrum, projectbureau).

14. Bijstellen van de strategie en opstellen plan voor de resteren-de periode van ca. 3 jaar.

69

Nadat door de overheid is besloten om volgens een van de scenario s het investerings-

programma te financieren zou het programma volgens de navolgende schets in werking

moeten worden gesteld.

6 Het vervolg: hoe te beginnen?

Het vervolg: hoe te beginnen?

Page 70: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

De hiervoor opgenomen activiteiten zullen zich afspelen in heteerste jaar. Veel van de activiteiten zullen geheel of ten dele over-lappend kunnen plaatsvinden zodat de aangegeven volgorde nietprecies de tijdsvolgorde aangeeft.

Een programma als het onderhavige draagt een aantal bijzondereafbreukrisico’s in zich die ten dele vergelijkbaar zijn met die vangrote automatiseringsprojecten. Genoemd kunnen worden:P Het is een betrekkelijk uniek project; er is in de Nederlandse

cultureel erfgoedwereld nauwelijks ervaring met een pro-gramma van deze aard en omvang.

P Het programma eist samenwerking van de verschillendeinstellingen uit verschillende sectoren van het werkterrein;samenwerking kwam tot dusverre maar moeilijk van degrond.

P Er zijn omvangrijke problemen op het gebied van gegevensde-finitie te verwachten (hoe definieer je de gemeenschappelij-ke taal tussen de verschillende collecties en objecten?).

P Er is relatief weinig ICT-kennis en ervaring in het veld aanwe-zig.

P Er is geen ervaring met het gebruik van dergelijke ontslotengeïntegreerde collecties.

De kwaliteit van de bemensing van de staande organisatie en deprojecten is gezien het voorgaande een zeer belangrijke randvoor-waarde voor het welslagen van het programma. In de bestuursor-ganen moet met name visie en managementkwaliteit aanwezigzijn. Bij de overige organen komt het aan op materiedeskundig-heid, ICT-deskundigheid en projectmanagementdeskundigheid ophoog niveau. De activiteiten 2, 3 en 5 zijn in verband hiermeezeer kritisch.

70

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 71: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF
Page 72: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

72

Alle

s ui

t de

kas

t

LiteratuurIn de tekst is reeds een groot aantal verwijzingen naar literatuuropgenomen. Daarnaast vermelden we hier nog een aantal publica-ties die de moeite van het vermelden zeker waard zijn, maarwaarnaar niet specifiek wordt verwezen in de tekst.

Knulst, W., Van vaudeville tot video, Rijswijk, juni 1989

Neut, H. van der, Het belang van informatisering van de collecties van het cultureelerfgoed,maart 1998

Tijdelijke commissie voor Informatiebeleid, Algemeen bereik van informatiediensten, december1997

P.C.J. van der Wel, M. Hol, B.J. Flos, E.J. Snijder, Achter de Internetsite, VB management Consultants, december 1997

WTR, Trends en Visie, trendrapport,november 1995

Ministerie van WVC, Cultuurbeleid in Nederland, Zoetermeer, 1993

Page 73: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Musea

Bron: Sociaal Culturele berichten 1996 –15, Voorburg/Heerlen1997. De CBS-cijfers hebben betrekking op 1995.Het CBS telt 758 musea. (Er zijn volgens Simin in totaal ca. 850musea in Nederland waarvan 430 lid van de NMV). Deze wordennaar beherende instantie als volgt onderscheiden

Beheerder AantalDoor Rijk gefinancierd 49Provincie 4Gemeente 125Overheidsstichting 17Andere stichting 383Vereniging 61Bedrijf 11Particulier 96Overige 12Totaal 758

CollectiesVolgens ICN omvatten (brief d.d. 27 maart 1998) de rijkscollectiestenminste 18.000.000 inventarisnummers; niet rijkscollectiesomvatten eveneens ca. 18.000.000 inventarisnummers

58

Samen dus ca. 36 miljoen objecten.

Enkele uitschieters zijn de natuurhistorische musea met ca. 20.000.000 objecten. De volkenkundige musea beheren ca. 500.000 objecten, terwijl het Rijksmuseum 950.000 objectenbeheert waarvan 800.000 prenten.

Naar aard van de collectie maakt het CBS de volgende onderverdeling

Aard van de collectie AantalBeeldende kunst 75Geschiedenis 380Natuurlijke historie 67Bedrijf en techniek 149Volkenkunde 18Gemengd 55Totaal (opengestelde musea) 744

73

Bijlagen

Bijlage A

Enkele kwantitatieve gegevens

over musea en archieven

58Berekening Joost Willink, Roerend erf-goed, ruim een halve eeuw rijkszorg voorcollecties, Amsterdam/Leiden, 1997.

Page 74: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

AutomatiseringsgraadBron: ICN (brief d.d. 27 maart 1998)Uit een door ICN gehouden enquête naar de automatiseringsgraadvan ca. 50 musea blijkt dat 60% van de collectieregistratiesyste-men geheel geautomatiseerd is, 30% gedeeltelijk en 10% niet. Datzegt overigens nog niets over de inhoud van deze systemen.

BezoekersHet CBS telt in 1995 21.921.000 museumbezoekers. Dit bezoekersaan-tal is als volgt over de musea (naar aard der verzameling) verdeeld.

Aard van de collectie %Beeldende kunst 22Geschiedenis 30Natuurlijke historie 15Bedrijf en techniek 16Volkenkunde 2Gemengd 15Totaal (opengestelde musea) 100

Archieven

De hier gepresenteerde gegevens hebben betrekking op de archie-ven die vallen onder de Archiefwet. Dit betreft 12 rijksarchieven84 gemeentelijke archiefdiensten14 streekarchiefdiensten17 streek archivariaten11 waterschapsarchiefdiensten

300 gemeentesecretarieën43 waterschapssecretarieën

CollectiesVolgens het Tabellenrapport Archieven 1995, (CBS, Rijswijk, 1997)is de bezette planklengte 596 km.

AutomatiseringsgraadOver de automatiseringsgraad van de archieven vermeldt hetTabellenrapport geen gegevens. Wel wordt vermeld dat er intotaal ca. 115.000 microfilms zijn en ca. 3.600.000 microfiches.

BezoekersHet tabellenrapport meldt in 1995199.000 bezoekers484.000 bezoeken

38.000 maal schriftelijke inlichtingen Van de bezoeken heeft 54% betrekking op genealogie en 46% opoverig onderzoek.

Universitaire collecties

Van de tabellen in de publicatie Om het academisch erfgoed zijndie betreffende ‘universitaire geschiedenis’ en ‘bibliotheken’bestudeerd en bewerkt.Hieruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken:P Er is veel (b.v. alleen al de universiteitsbibliotheken (UB’s)

omvatten 6,6 miljoen items en ca. 18.000 meter bezetteplankruimte).

P Er is een grote diversiteit aan objecten.P Beheerders lijken een gevarieerd verzamelbeleid te hebben

(b.v. wat men in de ene UB tegenkomt ontbreekt bij eenandere en omgekeerd).

P Beheerders groeperen op verschillende wijze.

74

Alle

s ui

t de

kas

t

Page 75: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

75

Bijlagen

P De eenheden waarin geteld wordt zijn over het gehele veldniet consistent en geven derhalve onvoldoende uitsluitselover de omvang van de (deel)collecties.

P Gehanteerde omschrijvingen geven onvoldoende inzicht in deaard van de collecties.

Zelfs op een gebied waar reeds geïnventariseerd is, zoals bij hetacademisch erfgoed het geval is, biedt deze inventarisatie weinighouvast om te bepalen:P kan het ‘geïnformatiseerd’ worden;P is het zinvol (doelmatig) om te ‘informatiseren’;P zal het ‘geïnformatiseerde’ in de praktijk bruikbaar

zijn/gebruikt worden?

Page 76: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

1. Eerst de vraag: hoeveel documenten gaan er in een kilometerarchief? We gaan uit van acht archiefdozen per plank en 500vel per doos, waarvan de helft tweezijdig is beschreven/bedrukt. Dus: per meter 8 * 750 pagina’s te digitaliseren =6000 pagina’s per meter = 6 miljoen pagina’s per kilometer.

2. Bij het digitaliseren zou kunnen worden uitgegaan van hetgebruik van microfilmscanners of van f latbedscanners. Wegaan er van uit dat automatische papierdoorvoer niet moge-lijk is in verband met kwetsbaarheid van de (unieke) origine-len, uiteenlopende papierformaten, etc. Voor de kostenbere-

kening maakt de gevolgde procedure niet veeluit: microfilmscanning (inclusief het latenmaken van de microfilms) is vrijwel even duurals het werken met f latbedscanners. Ook isgeen algemene uitspraak te doen over welkeprocedure de beste kwaliteit images oplevert.Microfilmscans doen in het algemeen nietonder voor scans direct van de originelen(uiteraard geldt dit alleen als de kwaliteit vande microfilm goed is; liefst verfilmd op 35 mmfilm met een minimale verkleiningsfactor).Wel geldt dat de microfilmscanner niet in staat

is om kleurenfilm te digitaliseren. In het algemeen is hetbedrijfsproces bij inzet van een microfilmscanner betrouw-baarder. De Sunrise-software heeft diverse image-enhance-ment algoritmes aan boord. Tijdens de scangang kunnendirect edge-enhancement, noise removal en cropping (=afsnijden van ‘zwarte randen’) worden toegepast. Bij f latbed-scanning moet dit laatste achteraf gebeuren: dit is hier nietmeegerekend!

3. Met een f latbedscanner zonder automatische doorvoer zijnca. 1.000 scans per werkdag op één scanner haalbaar (inclu-sief scannerinstellingen, opslag) (= 2 / minuut = 30 secondenper image). Met de Sunrise 7500 microfilmscanner is het dub-bele aantal scans per dag haalbaar (2.000 / dag = 4 / minuut= 15 sec. / image) (scannerdoorvoer afhankelijk van resolutieen aantal grijswaarden; in dit voorbeeld: 300 dpi, zwart/wit,35 mm film, verkleiningsfactor 12). Als er twee pagina’s opéén frame staan (zoals vaak bij boeken) is het aantal pagina’sdat verwerkt wordt per tijdseenheid nog dubbel zo groot.Voordeel hierbij is dat (bij uniforme opname-kwaliteit) tij-

76

Alle

s ui

t de

kas

t

Bijlage B

Berekening van het

digitaliseren van één

kilometer archiefDe WTR heeft door een deskundige een ruwe schatting laten maken van wat het zou kos-

ten om een kilometer archiefmateriaal te digitaliseren. Die schatting is afhankelijk van

nogal wat factoren. Zonder op alle parameters in te gaan, is hieronder een zeer globale

berekening gemaakt, uitgaande van een aantal aannames en scan-ervaringen in projecten

met veel kleinere aantallen (orde: 20.000 - 45.000 pagina s).

Page 77: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

dens het scannen niet permanent de aandacht van een opera-teur vereist is. Een operateur zou bijvoorbeeld drie of viermicrofilmscanners tegelijkertijd kunnen bedienen. Ook kaneventueel ‘s nachts onbemand worden gewerkt (dit vereisthet produceren van lange films op grote spoelen; op eengewone film en standaardspoel staan ca. 550 frames = 1100pagina’s; het scannen daarvan kost ca. 2 - 2,5 uur).

4. Na het scannen moet rekening gehouden worden met controleen zo nodig correctie van het scanwerk. De controle kan wor-den gecombineerd met het maken van een eenvoudige index(bijv. doos, map, documentnummer) ter ontsluiting van deimages. In onze ervaring kost dit ca. 30 seconden per image(2 images / minuut), indien de nummering consistent is engedeeltelijk automatisch kan verlopen (ieder volgend docu-ment krijgt een volgnummer). Het aantal re-scans is afhanke-lijk van de kwaliteitseisen.

5. Kosten per image: • Bij inzet microfilmscanner: microverfilming: ca. ƒ 0,50

per documentzijde (wederom uitgaande van eerdergenoemde kwaliteitseisen en film). Microfilmscanning:ca. ƒ 0,50 per frame of image.

• Bij inzet f latbedscanner: scanning met handmatige door-voer: ca. ƒ 1,00 per image (incl. cropping).

• Nabewerking: controle/indexering/re-scans: ca. ƒ 1,00per image.

Totaalprijs voor de scanning per image (incl. eenvoudigeindex) komt dus uit op ca. ƒ 2,00.

6. Kosten per kilometer: 6.000.000 * ƒ 2,00 = ƒ 12 miljoen.Bij microverfilming is ca. 25% van het bedrag nodig voormicroverfilming. Voordeel hierbij is, dat een hard-copy back-up beschikbaar blijft. Geschatte benodigde arbeidstijd bijmicrofilmscanning: ca. 14-15 arbeidsjaren voor de scanningen ca. 32 arbeidsjaren voor controle, indexering en correctie.Totaal ca. 50 arbeidsjaren voor zes miljoen documenten (= 120.000 documenten per arbeidsjaar).

Bovenstaande is, zoals gezegd, slechts indicatief, uitgaande vanallerlei aannames.

77

Bijlagen

Page 78: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

De aanpak die de WTR heeft gekozen is sterk gericht geweest ophet vinden van een draagvlak voor een gezamenlijke operatie.Daarom is de nadruk gelegd op het voeren van gesprekken meteen zo groot mogelijk aantal ‘stakeholders’ uit het veld van hetcultureel erfgoed.

Een deel van die gesprekken is gevoerd ‘en petit comité’, bij eenbeperkt aantal instellingen in huis en tijdens een workshop overhet onderwerp ‘Informatisering van cultureel erfgoedinstellingen’gehouden op 9 april 1998 in hotel Figi te Zeist. Daarnaast is door de WTR een groot aantal bronnen geraadpleegdom te komen tot getalsmatig inzicht en zijn deskundigen uit hetveld geraadpleegd om inzicht te verwerven in de omvang van desector, en de collecties die er aanwezig zijn. Dit is gedaan om met het oog op de inspanningen die nodig zijnvoor informatisering en de daarbij behorende financiële omvangvan de hele operatie.

De bedragen van ƒ 50, ƒ 100 en ƒ 150 miljoen zijn van te vorendoor het ministerie van OCenW expliciet als richtsnoer vastge-steld. De WTR heeft deze bedragen gebruikt om te bezien welkerealiteitszin ze hebben.

Bij het werk is de WTR begeleid door een commissie van deskun-digen uit het veld. Twee maal is er een bijeenkomst geweest. Dezebegeleidingscommissie bestond uit de volgende leden:

C. Buijs, ministerie OCenW P. Doorn, Nederlands Instituut voor WetenschappelijkeInformatiediensten (NIWI)K. Elderink, Nederlands Bibliotheek en Literatuurcentrum(NBLC)E. van Huis, Nederlands Audiovisueel ArchiefW. Los, Zoölogisch Museum AmsterdamH. van der Neut, Consortium Digitaal ErfgoedS. Scholten, Instituut Collectie NederlandP. Schröder, ministerie OCenWJ. Tackara, Nederlands Vormgevingsinstituut

78

Alle

s ui

t de

kas

t

Bijlage C Aanpak

Om tot dit rapport te komen heeft de WTR een zeer korte tijd tot zijn

beschikking gehad. Om precies te zijn: tussen het moment waarop de

opdracht is verstrekt en het moment waarop het rapport aan het minis-

terie is aangeboden ligt n maand. Het was derhalve ondoenlijk om

een diepgaand feitenonderzoek te verrichten.

Page 79: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

Ministerie van OCenWKoninklijke BibliotheekRijksarchiefdienstRijksdienst voor de MonumentenzorgRijksmuseum voor VolkenkundeUniversiteitsmuseum UtrechtInstituut Collectie NederlandNederlandse MuseumverenigingRijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek

Daarnaast is een workshop georganiseerd. Naast de schrijvers van het rapportwaren de volgende deelnemers, of in een aantal gevallen hun vertegenwoordiger,aanwezig op de workshop ‘Informatisering van Cultureel erfgoedinstellingen’ op 9 april 1998 in hotel Figi te Zeist.

Belinfante, mevrouw drs. J.C.E.; Joods Historisch MuseumBijleveld, dr. W.; Stichting Nederlands Scheepsvaartmuseum AmsterdamBuijs, drs. C.M.P.; Ministerie van OCenWBuis, mevrouw M.; Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis

Daamen, M.; Mondriaan StichtingHübner, mevrouw drs. I.; Afrika MuseumEkkart, R.E.O.; Rijksdienst voor Kunsthistorische DocumentatieEngelsman, dr. S.B.; Stichting Rijksmuseum voor VolkenkundeFiledt Kok, dr. J.P.; Stichting het RijksmuseumGaal, R. van; Theater Instituut NederlandGerrits, G.J.; NaturalisGenuchten, S. van; STABIENHendriks, ir. C.C.M.; lid van de WTR

Huis, drs. E. van; Nederlands Audiovisueel ArchiefKoornstra, drs. M.J.; voorzitter van de WTRKorteweg, A.; Nederlands Letterkundig MuseumLeeuwen, R. van; Nederlands Architectuur InstituutLeven, drs. A.J.; Centraal Bureau van GenealogieLos, De heer W.; Zoölogisch Museum UvAMetselaar, drs. H.J.A.H.G.; De Algemeen RijksarchivarisNeut, mr. H.H. van der; Consortium Digitaal ErfgoedNugteren, drs. B.; Universiteit UtrechtOtter, P. den; STABIEN, (Industrieel Erfgoed)Petkov, prof.dr.sc.techn. N.; lid van de WTRPruijn, drs. L.F.; Stichting beheer Museum Boek/

Museum Meermanno-WestreenianumReichardt, drs. C.Ch.; Stichting Museum Het CatharijneconventScholten, S.; Instituut Collectie NederlandTaekema, J.; Stichting Rijksmuseum voor VolkenkundeUdink ten Cate, dr.ir. A.J; lid van de WTRVeeneman, dr. G.A.C.; Stichting tot beheer van het Museum BoerhaaveWesterink, C.M.; Stichting Kerkelijk Kunstbezit in NederlandTeunissen, P.; Museum Boymans van BeuningenWillinge, M.; Nederlands Architectuur InstituutWoestijne, M. van de; Nederlands Foto-archiefZijp, drs. R.P.; Stichting Rijksmuseum Het Zuiderzeemuseum

79

Bijlagen

Bijlage D

Met wie hebben we

gesproken?Er is een beperkt aantal instellingen met wie de WTR in de

voorbereiding van dit advies heeft gesproken. Dat zijn:

Page 80: Alles uit de kast - 1998 - WTR SURF

' Wetenschappelijk Technische Raad SURF, 1998

Alle rechten voorbehouden. Overname en/of openbaarmaking

van (gedeelten van) deze uitgave is slechts toegestaan na

schriftelijke toestemming van de uitgever.

Wetenschappelijk Technische Raad SURF

Postbus 2290

3500 GG Utrecht

telefoon 030-234 66 00

fax 030-233 29 60

e-mail [email protected]

Auteurs

drs. W. Adriaans

prof.dr. J. van den Berg

dr. L. Breure

dr. A.B.M. Melief

Ontwerp

Volta, grafisch en ruimtelijk ontwerpers, Utrecht

Druk

Drukkerij Bouman, Amersfoort

ISBN 90-74256-07-4

80

Alle

s ui

t de

kas

t