Agrarisch Magazine nummer 4

16
1 Onze beste wensen voor 2011! Een nieuw jaar betekent een nieuw begin. Tegen die achtergrond is dit misschien wel het juiste moment voor ons openingsartikel „de toekomst van de agrarische sector‟. Een tweedeling in de landbouwsector in ons land lijkt onvermijdelijk. In dit artikel leest u op welke tweedeling wordt gedoeld, welke krachten daarachter schuil gaan en welke gevolgen dit op termijn kan hebben. Als bedrijfsreportage hebben wij ditmaal een interview opgenomen met Peter van Loon, projectleider hulpverlening en senior adviseur crisismanagement van het Instituut voor Psychotrauma. Het IVP is in het verleden meermalen ingeschakeld door RVV, VWA en (destijds) het ministerie LNV in verband met begeleiding van personeel dat is ingezet bij dierziektecrises. Het ruimen van melkvee tijdens de MKZ-crisis en het ruimen van geiten als gevolg van Q-koorts heeft niet alleen bij de eigenaren maar ook bij de ruimers veel spanningen opgeroepen. Peter vertelt ons hoe daar in de praktijk mee is omgegaan, de taak van het IVP daarin en op welke andere gebieden het IVP werkzaam is. In de case „tot ziens of toch liever maar niet‟ nemen wij u mee naar een schadegeval bij een kalvermesterij waar plotselinge en nogal vrij massale sterfte optrad. Om verdere schade te voorkomen was van belang dat de oorzaak zo snel mogelijk werd gevonden. Het artikel beschrijft in het kort hoe dat onderzoek in dit geval is aangepakt en tot welke toch wel verrassende conclusie dat heeft geleid. In de rubriek „Interview met uw vakgenoot‟ komt deze keer Halbe Osinga van Cumela Verzekeringen Nijkerk aan het woord. Halbe vertelt ons over zijn eigen achtergrond en zijn werk bij dit bedrijf dat zich in een geheel eigen markt beweegt. Het gegeven dat er in de cumelasector altijd aparte dingen gebeuren, betekent voor hem en zijn collega‟s dat er geen dag gelijk is. Tegelijkertijd maakt het de risico‟s die de sector loopt soms wel lastig onder te brengen. Het benadrukt ook het belang van een eigen verzekeringsbedrijf voor deze brancheorganisatie Entomofagie Wat is „Entomofagie‟? Grote kans dat u dit begrip nog niet kent. U zult misschien (letterlijk) even door moeten bijten, maar u weet er na het lezen van dit smakelijke artikel alles van. We waarschuwen u al vast: laat u zich bij het doornemen van de tekst beslist niet afleiden door het geritsel onder uw papieren, het gekriebel in uw nek (langzaam afzakkend naar uw onderrug) of het zachte gezoem op de achtergrond……. Het CL Agrarisch Magazine laat u kennismaken met voor u interessante aspecten uit de agrarische sector. Mocht u ook willen reageren naar aanleiding van de inhoud van dit nummer of suggesties aan willen dragen, dan kunt u gebruik maken van ons e-mailadres; [email protected]. Wij wensen u veel leesplezier! De redactie In dit nummer Namens alle medewerkers van Cunningham Lindsey; Een heel goed en gezond 2011!

description

Ook in 2011 zullen wij u trachten te informeren, enthousiasmeren en te amuseren met alles wat de agrarische sector te bieden heeft. Mocht u ook willen reageren naar aanleiding van de inhoud van dit nummer of suggesties aan willen dragen, dan kunt u gebruik maken van ons e-mailadres; [email protected] of neem contact op met Sjaak Schouteren, afdeling Marketing/PR via [email protected].

Transcript of Agrarisch Magazine nummer 4

Page 1: Agrarisch Magazine nummer 4

1

Onze beste wensen voor 2011! Een nieuw jaar betekent een nieuw begin. Tegen die achtergrond is dit misschien wel het juiste moment voor ons openingsartikel „de toekomst van de agrarische sector‟. Een tweedeling in de landbouwsector in ons land lijkt onvermijdelijk. In dit artikel leest u op welke tweedeling wordt gedoeld, welke krachten daarachter schuil gaan en welke gevolgen dit op termijn kan hebben. Als bedrijfsreportage hebben wij ditmaal een interview opgenomen met Peter van Loon, projectleider hulpverlening en senior adviseur crisismanagement van het Instituut voor Psychotrauma. Het IVP is in het verleden meermalen ingeschakeld door RVV, VWA en (destijds) het ministerie LNV in verband met begeleiding van personeel dat is ingezet bij dierziektecrises. Het ruimen van melkvee tijdens de MKZ-crisis en het ruimen van geiten als gevolg van Q-koorts heeft niet alleen bij de eigenaren maar ook bij de ruimers veel spanningen opgeroepen. Peter vertelt ons hoe daar in de praktijk mee is omgegaan, de taak van het IVP daarin en op welke andere gebieden het IVP werkzaam is. In de case „tot ziens of toch liever maar niet‟ nemen wij u mee naar een schadegeval bij een kalvermesterij waar plotselinge en nogal vrij massale sterfte optrad. Om verdere schade te voorkomen was van belang dat de oorzaak zo snel mogelijk werd gevonden. Het artikel beschrijft in het kort hoe dat onderzoek in dit geval is aangepakt en tot welke toch wel verrassende conclusie dat heeft geleid. In de rubriek „Interview met uw vakgenoot‟ komt deze keer Halbe Osinga van Cumela Verzekeringen Nijkerk aan het woord. Halbe vertelt ons over zijn eigen achtergrond en zijn werk bij dit bedrijf dat zich in een geheel eigen markt beweegt. Het gegeven dat er in de cumelasector altijd aparte dingen gebeuren, betekent voor hem en zijn collega‟s dat er geen dag gelijk is. Tegelijkertijd maakt het de risico‟s die de sector loopt soms wel lastig onder te brengen. Het benadrukt ook het belang van een eigen verzekeringsbedrijf voor deze brancheorganisatie Entomofagie Wat is „Entomofagie‟? Grote kans dat u dit begrip nog niet kent. U zult misschien (letterlijk) even door moeten bijten, maar u weet er na het lezen van dit smakelijke artikel alles van. We waarschuwen u al vast: laat u zich bij het doornemen van de tekst beslist niet afleiden door het geritsel onder uw papieren, het gekriebel in uw nek (langzaam afzakkend naar uw onderrug) of het zachte gezoem op de achtergrond……. Het CL Agrarisch Magazine laat u kennismaken met voor u interessante aspecten uit de agrarische sector. Mocht u ook willen reageren naar aanleiding van de inhoud van dit nummer of suggesties aan willen dragen, dan kunt u gebruik maken van ons e-mailadres; [email protected]. Wij wensen u veel leesplezier! De redactie

In dit nummer

Namens alle medewerkers van Cunningham Lindsey; Een heel goed en gezond 2011!

Page 2: Agrarisch Magazine nummer 4

2

In een landelijk dagblad verscheen onlangs een artikel van een landbouwjournalist, met de kop “Tweedeling landbouw onvermijdelijk”. Op welke tweedeling wordt hier gedoeld en welke krachten gaan daar achter schuil? Hoe zou de agrarische sector in Nederland er over enkele decennia uit kunnen zien en aan welke voorwaarden moet dan worden voldaan? Dit artikel geeft in kort bestek een antwoord op deze vragen.

V olgens het CBS waren er anno 2009 in ons land meer dan 70.000 agrarische bedrijven, variërend van hele kleine hobbymatig gerunde bedrijven (van 3 tot 8 nge = Ned. grootte eenheid) tot zeer grote bedrijven met meer dan

250 nge. Wanneer de grens voor een levensvatbaar bedrijf op 40 ngs wordt gesteld, resteren totaal 42.000 bedrijven. Dat is 14.500 minder dan 10 jaar geleden, ofwel een afname van ruim 25%. In dezelfde periode vanaf het jaar 2000 is het circa. 2 miljoen ha. grote landbouwareaal met slechts 3 % afgenomen. De rest van de vrijgekomen grond is dus herverdeeld onder steeds groter wordende bedrijven. Deze schaalvergroting is vanuit economische motieven goed te verklaren, maar lijkt zonder een nadere regulering geen oplossing voor een blijvende en duurzame landbouw in ons land. Minder subsidie Binnen nu en 5 jaar zullen er naar verwachting grote wijzigingen ontstaan in het Europese landbouwbeleid. Deze wijzigingen zullen er toe leiden dat ons land een drastisch lagere bijdrage uit de Europese subsidiepot zal ontvangen, dan de huidige ruim 1 miljard Euro per jaar. Het opdrogen van deze subsidiestroom zal er in combinatie met binnenlandse bezuinigingen op de landbouwbegroting naar verwachting toe leiden dat een deel van de agrarische ondernemers zal investeren in (verdere) bedrijfsuitbreiding om daarmee de kosten te drukken. Binnen onze samenleving zijn er stromingen opgestaan, die de ontwikkeling van deze megabedrijven proberen te keren. Naast horizonvervuiling, voeren de tegenstanders het bezwaar aan dat deze bedrijven een bedreiging vormen voor het dierenwelzijn en de volksgezondheid.

Zonder schaalvergroting en verdere intensivering, zal de landbouw het in ons land echter afleggen tegen de buitenlandse concurrentie en zal Nederland haar van oudsher sterke positie als agrarische grootmacht verliezen. In het hier geschetste dilemma ligt de ontwikkeling opgesloten van een toekomstig tweesporenbeleid voor de agrari-sche sector in ons land. Enerzijds wordt in dit beleid agrarische ondernemers de ruimte geboden voor vergroting en intensivering om concurrerend voor de wereldmarkt te kunnen produceren in aangewezen gebieden, zogenaamde „agroproductieparken‟. Deze parken zijn bij voorkeur te vestigen op industrieterreinen zoals de Tweede Maasvlakte en de Eemsmond. Grote glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijbedrijven kunnen hier terecht. Grondgebonden melkveehouderijen en akkerbouwbedrijven die voor de wereldmarkt willen produceren, kunnen zich in relatief dunbevolkte delen van ons land vestigen, zoals het Oldambt, de Veenkoloniën, de Flevopolders en Zeeland. Anderzijds wordt ook kleinschalige landbouw gestimuleerd, die produceert voor lokale markten en maatschappelijk waardevolle diensten verleent in de vorm van behoud en verbetering van ons gevarieerde en door velen geprezen cultuurlandschap, recreatie en zorgverlening. Aan deze „verbrede‟ landbouw moet dan uiteraard wel een passende vergoeding worden geboden, ofwel door de overheid ofwel door de consumerende burger ofwel beide.

De toekomst van de agrarische sector in ons land

“De wijzigingen in het Europees landbouwbeleid

zorgen voor een drastisch lagere bijdrage uit

de Europese subsidiepot”

Page 3: Agrarisch Magazine nummer 4

3

Tweesporenbeleid Met dit tweesporenbeleid is het onderhoud van de directe leefomgeving van het merendeel van de bevolking van ons land gezekerd en kunnen professionele boerenbedrijven die daarvoor kiezen, op een door de samenleving geaccepteerde wijze toch verder gereguleerd doorgroeien. De agroproductieparken dienen uiteraard wel zo te worden ingericht dat zij in de toekomst blijven voldoen aan onze wetgeving op het gebied van diervriende-lijk produceren. Het aantal dierbewegingen (transporten) kan door de concentra-tie afnemen. De concentratie van diergroepen brengt echter grotere risico‟s met zich mee op de uitbraak van dierziektes en de ernst daarvan. Sanitair protocol en klimaatregeling Deze risico‟s hebben tevens betrekking op onze volksgezondheid, want de parken bevinden zich weliswaar in dunbevolkte gebieden, maar het verzorgend personeel kan besmet worden en deze besmettingen vervolgens thuis op huisgenoten overbrengen. Er zal dan ook een duidelijk sanitair protocol voor leveranciers, afnemers en personeel moeten worden opgesteld, voordat deze grootschalige agroparken werkelijkheid kunnen worden. Ook zal er veel aandacht uit moeten gaan naar de klimaatregeling in de stallen op deze parken en het risico op uitstoot van fijnstof vanuit de dierverblijven.

Verder zal de beloning voor de kleinschalig opererende, dienstverlenende bedrijven moeten worden geconcretiseerd. Natuurbeheer zal beter dan nu moeten worden beloond. Het moet voor boeren rendabel zijn om bepaalde elementen, zoals houtwallen in een coulisselandschap te onderhouden en in stand te houden. De zorglandbouw zal moeten worden ontwikkeld tot een volwassen bedrijfstak. Waarbij de organisatiestructuur van deze bedrijfstak verder zal moeten worden geprofessionaliseerd. Op deze wijze kan de zorglandbouw een bijdrage leveren aan een goed contact tussen de zorgvrager, de landbouw en de samenleving en daarmee aan de leefbaarheid van het platteland. Randvoorwaarden Deze multifunctionele landbouw zal zich ook moeten kunnen ontwikkelen op gebied van andere verbredingactiviteiten zoals agrarische dag- en verblijfs-recreatie, bedrijfsexcursies, wandelroutes, kinderopvang, productverwerking en huisverkoop van streekproducten. Er zal een nadere invulling nodig zijn voor de randvoorwaarden die mede bepalen of deze economische potenties ook werkelijk zijn te realiseren. Daarbij kan worden gedacht aan marktontwikkeling, ondernemerscapaciteiten, verschillen in bedrijfskenmerken (onder andere locatie), belemmerende regelgeving of de mogelijke opheffing hiervan. Bestemmingsplannen zullen moeten worden aangepast aan de activiteiten van de multifunctionele landbouw. Omdat de kleinschalige landbouw vaker en intensiever bezoekers zullen ontvangen, is ook hier regelgeving op het gebied van bedrijfshygiëne van belang. Het aantal agrarische bedrijven in ons land zal naar verwachting voorlopig blijven afnemen, maar door de hier geschetste specialisatie enerzijds en verbreding anderzijds, kan er toch een goed toekomstperspectief ontstaan voor alle blijvers in deze sector.

“Natuurbeheer zal beter dan nu moeten worden beloond.

Het moet rendabel zijn om bepaalde elementen, zoals houtwallen in

een coulisselandschap te onderhouden en in stand te houden.”

Modern wandelgebied?

Page 4: Agrarisch Magazine nummer 4

4

Dierenartsen die fysiek bedreigd worden en zwarte rouwbanden rond de bomen: de grootschalige ruimingen van dieren bij de MKZ-crisis, vogelpest en vrij recent Q-koorts hebben veel emoties los gemaakt. Zowel bij de getroffen eigenaren als bij de ruimers van de dieren. Hoe daarmee om te gaan? Peter van Loon, van het Instituut voor Psychotrauma (IVP) vertelt ons over zijn ervaringen met deze ruimingen. Wie is Peter van Loon en wat doe je bij het IVP? Ik werk nu 10 jaar bij het IVP als projectleider hulpverlening en senior advi-seur crisismanagement. Binnen het IVP doe ik voornamelijk de advisering aan verantwoordelijke bestuurders of directies rond crises en calamiteiten. Hierbij kun je denken aan dodelijke bedrijfsongevallen, bussen die in het bui-tenland ongelukken krijgen, een vliegtuigcrash zoals in Tripoli, een overval, gijzeling, kidnapping of een grote dierziektecrisis zoals we die de afgelopen jaren een paar maal gehad hebben. Hoe is het IVP ontstaan? Circa 25 jaar terug hebben twee psychologen, Rolf Kleber en Danni Brom het IVP opgericht. Onder andere een promotieonderzoek leidde tot vragen in de trant van “kunnen jullie iets voor ons betekenen met de kennis die jullie nu ontwikkeld hebben?” Zij werden bijvoorbeeld benaderd door een bank met een probleem rondom overvallen, die er bij het personeel nogal „inhakten‟. Ze vroegen hoe ze daar mee om moesten gaan. Vanaf die tijd is het instituut gegroeid mede door de toenemende aandacht die ontstond voor emotionele gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen, zoals posttraumatische stressstoornissen.

Hoe is het IVP georganiseerd? We werken voor overheden en bedrijven. Het instituut heeft drie pijlers: wetenschappelijk onderzoek, opleiding & training, crisisadvisering en het bieden van begeleiding of behandeling aan individuele werknemers in dienst van bedrijven. Inclusief back-office zijn we met totaal 17 collega‟s, die worden bijgestaan door een groot aantal freelance-medewerkers. Zijn er andere instituten in Nederland die vergelijkbaar zijn met jullie? Niet in de combinatie van dienstverlening zoals ik net beschreef. In die zin zijn we wel uniek. Er zijn geen vergelijkbare instituten die zowel onderzoek doen, opleiding en training verzorgen en ook nog praktijkervaring opdoen in het werkveld. Dat is ook het unieke van het IVP: kennisontwikkeling en opdoen van ervaring, die we combineren met onze scholingsactiviteiten. Wat is de reden dat het IVP bij de dierziektes betrokken werd? Bij de uitbraak van MKZ in 2004, werd het IVP benaderd door het RVV (Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees) met de vraag of wij hen konden bijstaan. De oplopende spanningen en alle calamiteiten die ontstonden in de relatie tussen de agrariër en de mensen die namens het ministerie van LNV de ruimingen moesten uitvoeren, hadden op iedereen een grote impact. Dat is de start geweest van een relatie tussen het IVP en de toenmalige RVV van het ministerie van LNV. Structureel maakt het IVP nu deel uit van de klankbordgroep Psychosociale zorg ten tijde van een dierziektecrisis binnen de VWA. Is dat systeem er voor zowel de ruimers als de eigenaren van de geruimde bedrijven? Het systeem is primair opgezet vanuit het perspectief personeelszorg, maar dat kan niet los worden gezien van de relatie met de agrariër. Bij de Q-koorts adviseerde het instituut via het RIVM aan VWS hoe men de psychosociale zorg aan de betrokken agrariër en burger in goede banen kan leiden. Het IVP is dus op verschillende manieren in verschillende rollen actief in dierziektecrises.

Bedrijfsreportage: IVP: Hoe om te gaan met emoties rond het ruimen van dieren?

“Dat is ook het unieke van het IVP:

kennisontwikkeling en opdoen van ervaring,

die we combineren met onze scholingsactiviteiten.”

Peter van Loon

Page 5: Agrarisch Magazine nummer 4

5

Is het IVP dan ook wel eens actief op één en hetzelfde bedrijf voor zowel de boer als de ruimers? Nee. Als het gaat om de boer zelf proberen wij er voor te zorgen dat er binnen het normale hulpverleningscircuit van slachtofferhulp, huisarts, GGD en maatschappelijk werk individuele psychosociale ondersteuning komt. Daarbij zijn standsorganisaties ook actief. Hoe komen de mensen die hulp nodig hebben bij jullie terecht en welke klachten hebben ze dan? Bij de Q-koorts heeft het ministerie LNV aan alle personeel dat werkte in het kader van de crisis de mogelijkheid geboden om hulp te krijgen. Dat geldt zowel voor personeel dat in loondienst is als voor externe dierenartsen, bijvoorbeeld van de Gezondheidsdienst voor Dieren. Zowel de medewerker zelf als de teamleider kan een beroep op het hulpsysteem doen. Belangrijke signalen dat het mogelijk niet goed gaat, zijn bijvoorbeeld moeilijk slapen, concentratieverlies en sneller geïrriteerd raken. Als deze met even „rust‟ niet afnemen kan psychosociale ondersteuning gewenst zijn. Wat maakt het werk van de ruimers emotioneel belastend? Naast de belasting van het massaal doden van dieren komen de ruimers als vertegenwoordiger van de overheid een ruiming uitvoeren die de boer wordt opgelegd. Dat is nooit leuk en levert altijd spanning op. Als de communicatie en de samenwerking tussen agrariër en de teams van de VWA op een „nette‟ manier, beheerst en gecontroleerd verlopen dan gaat zo‟n ruiming meestal wel goed. Op het moment dat het in de communicatie of in de wederzijdse verwachtingen iets misgaat, ontstaan er spanningen. Andere bronnen van stress zijn bijvoorbeeld besmettingsrisico‟s voor de ruimers of het zonder rustperioden maken van lange werkdagen. De teamleiders worden opgeleid om heel goed met communicatieve aspecten met de agrariër om te gaan, maar ook om stressreacties te herkennen. Van belang is onnodige stress te voorkomen en daar waar toch stress ontstaat dat te kanaliseren en de mensen eventueel hulp aan te bieden.

Wat komt het IVP bij ruimingen zoal in praktijk tegen? Bij de MKZ bijvoorbeeld werden ruimers nogal agressief bejegend. Een auto met een paar man erin is van de weg getild en in een sloot geduwd. Je zult er maar in zitten. Dat heeft impact. Ook zijn er toen mensen verbaal bedreigd. Bij de Q-koorts is het allemaal minder heftig geweest, maar hoe je het ook wendt of keert, een agrariër blijft na een ruiming met een leeg bedrijf zitten. Je ontneemt hem dus een deel van zijn levenswerk. Dat voelt een ruimer ook. Bij de agrariër komen dan zaken naar voren als onzekerheid over de bedrijfscontinuïteit. Dat levert stress op, ook wanneer de ruiming in technische zin goed verloopt. Nu blijkt bij de Q-koorts wel dat er van voorgaande ruimingen veel is geleerd. Er wordt veel meer rekening gehouden met de agrariër en er wordt veel meer samengewerkt. Je zou kunnen zeggen dat je nooit hoopt dat ruimingen nodig zijn, maar wil je als samenleving de gevolgen steeds beter kunnen hanteren, dan moet je het toch vaker meemaken. Wat kan het IVP doen bij ruimers die tegen de grenzen van hun incasseringsvermogen aanlopen? We proberen over te brengen dat je in eerste instantie niet veel meer kunt doen dan begrip opbrengen dat dit voor de agrariër een erg vervelende situatie is. Dus menselijke compassie te tonen en proberen zo goed mogelijk te communi-ceren. In de meeste gevallen leidt dit er wel toe dat de agrariër bereid is om zijn medewerking te verlenen. Maar soms ligt dat anders, dat kan van de ene op de andere dag veranderen. Bijvoorbeeld door positieve of negatieve media-aandacht. Dat bepaalt mede welke emoties er loskomen. De ruimingen zijn door overheidsbesluiten opgelegd en moeten hoe dan ook, linksom of rechtsom worden uitgevoerd.

“Op het moment dat het in de communicatie of in

de wederzijdse verwachtingen iets mis gaat, ontstaan er spanningen.“

Page 6: Agrarisch Magazine nummer 4

6

Ruimers wordt geleerd hoe met dit spanningsveld zo goed mogelijk om te gaan. Daarbij is van belang zoveel als moge-lijk in vaste teams te werken om goed op elkaar ingespeeld te raken of werktijden in acht te nemen zodat „overbelasting‟ wordt voorkomen. In feite is het een vorm van arbo-zorg. Maak je wel mee dat sommige dierenartsen niet mee willen werken aan ruimingen? Ja, het VWA had als werkgever voor de Q-koorts een regeling dat personeel een beroep kon doen op een regeling gewetensbezwaren. De externe dierenartsen hadden zelf de keuze of ze mee wensten te werken aan de ruimingen. In de aanpak van ruimingen wordt hier nu ook meer rekening meegehouden. Ook dat is een vorm van professionalisering. Wat geven jullie de ruimers nu als bagage mee om problemen te voorkomen? Leg uit wat je komt doen en hoe je te werk gaat. Zorg dat de ruiming in zo kort mogelijke tijd plaatsvindt. Hou rekening met de stijl waarin je acteert. Maak geen grappen waar de agrariër bij is. Doe je werk in een serene sfeer. Ontstaan er toch mentale problemen, bagatelliseer dat dan niet maar ga daar serieus en zorgvuldig mee om. Maak er een gespreksonderwerp van of de boer het prettig vindt of de kinderen op het bedrijf aanwezig zijn bij de ruiming. Je hoeft als teamleider van de ruiming dan nog niet eens het antwoord op de vraag te geven, het benoemen van het thema is veelal voldoende. Per geval reageren agrariërs daar verschillend op. Geef de boer de ruimte om mee te denken hoe het noodzakelijke proces kan worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld. de manier van doden of hoe de dieren in de container worden gebracht. Dan heeft de boer in ieder geval het gevoel dat de dieren niet onnodig lijden en dat de ruimers het in ieder geval netjes doen.

Kun je vooraf weten hoe een agrariër zal reageren op een ruiming van zijn bedrijf? De dierenarts van het VWA treedt op als teamleider en nam bij de Q-koorts meestal op de avond voorafgaande aan de ruiming contact op met de agrariër om het bezoek aan te kondigen en een eerste inschatting van de situatie te maken. Het gesprek geeft dan wel een indicatie of de boer iemand is die wil samenwerken of dit juist blokkeert en bijvoorbeeld het team niet op het erf toelaat. Het eerste contact is dan gelegd en dat is heel wat anders dan ‟s morgens vroeg onaangekondigd op een erf te staan. In de opleiding voor teamleiders wordt aan deze aspecten veel aandacht besteed. Merk je nu dat agrariërs anders reageren op calamiteiten dan andere beroepsgroepen? Ze zijn in dat opzicht moeilijk te vergelijken. Bij dierziektecrises praat je meteen over iets massaals. De hele sector is meteen onderwerp. Dat kennen we niet bij andere sectoren. Bij agrariërs raak je met een ruiming aan hun identiteit, hun „way of live‟. De boerderij is de plaats waar hun leven plaatsvindt. De ruiming betreft levend materiaal waar de boer affectie mee heeft. Op het moment dat er iets gebeurt waar je als mens affectie mee hebt, doet dat iets met je. We zien bijvoorbeeld dat eigenaren van de hele grote bedrijven met veel dieren „zakelijker‟ om kunnen gaan met ruimingen. Hoe groot zijn de ruimingsteams? Dat verschilt per te ruimen bedrijf. Er is altijd een coördinerend teamleider dierenarts aanwezig. Dan zijn er nog taxateurs en dierenartsen die euthanaseren en ruimen. Per basisteam zijn er 5 of 6 mensen. Wanneer het een groter bedrijf is, opereren er meerdere teams tegelijkertijd met één kernteam. Je zult soms heftige situaties meemaken. Hoe zorg je er als hulpverlener voor dat je daarvan niets mee naar huis neemt? Het is altijd zoeken naar de balans tussen „betrokken zijn bij‟ en „afstand houden tot‟. Overbetrokkenheid leidt nergens toe en een te grote distantie maakt daarentegen weer het leggen en onderhouden van contact moeilijk. Hoe triest het voor direct betrokkenen vaak ook is; als hulpverleners is het natuurlijk prettig voor mensen in moeilijke omstandigheden iets te kunnen betekenen. Daarom doe ik dit werk. Voor het IVP zijn mensen met diverse beroepsachtergronden werkzaam zoals sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen en maatschappelijk werkers.

“We zien dat eigenaren van hele grote bedrijven met veel dieren

veel ‟zakelijker‟ om kunnen gaan met ruimingen.”

Page 7: Agrarisch Magazine nummer 4

7

Werkt het IVP ook voor verzekeraars en welk werk voeren jullie dan uit? Jazeker, voor verzekeraars en bijvoorbeeld letselschadeadvocaten. Het gaat dan om diagnostiek en behandeling of het geven van een second-opinion over een mogelijk psychotrauma of dat is ontstaan door het voorval waar hun verzekerde voor wordt aangesproken. Bij het vliegtuigongeval met Turkeys Airlines waren er nog verschillende mensen die lange tijd slapeloze nachten en andere klachten hadden. In opdracht van een letselschadeadvocaat helpen wij deze mensen. Onze kosten worden dan meegenomen in de gehele financiële afwikkeling. Kun je een praktijkvoorbeeld noemen van training aan een bedrijf? Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan een energiebedrijf. Bij de directie komt een telefoontje binnen dat er een medewerker is geëlektrocuteerd. Helaas is hij overleden. Wat doe je dan als directie? Wat is de behoefte van de nabestaanden en van de collega‟s van die medewerker?

Hoe ga je om met de emoties en hoe ga je om met de media die mogelijk op de stoep staan? Een journalist spreekt de directie aan, dat een soortgelijk voorval vorig jaar ook is gebeurd en vraagt wat er is gedaan om herhaling te voorkomen. Als die vraag wordt gesteld, moet je als directie wel een antwoord kunnen formuleren, maar ook rekening houden met de gevoelens van betrokkenen. Voorkom dat de medewerkers ‟s avonds als de directeur op de televisie verschijnt, zich afvragen „waar heeft die man het over‟. Dan heb je als directie de volgende dag een probleem. We bereiden bedrijven voor op dit soort situaties en adviseren ten tijde van de crisis. Voor een directie is van belang te weten in welk krachtenveld je terechtkomt. Maar ook hoe je „acteert‟ in een zeer dynamische vaak stressvolle situatie. In korte tijd, onder hoge druk kun je met veel partijen te maken krijgen zoals de medewerkers, eventueel familie, media, arbeidsinspectie, justitie. En daarbij zijn directeuren meestal ook gewone mensen met hun eigen gevoelens. Er wordt echter vanuit hun rol wel wat van ze verwacht.

Op deze situaties en de spanningsvelden die dat met zich meebrengt, kun je ze voorbereiden. Hierdoor zullen ze sneller het proces herkennen als zich onverwacht toch een crisis voordoet. Zij zijn dan meer handelingsbekwaam. Hoe weet het werkveld jullie als IVP te vinden? We bestaan al 25 jaar en er gaat veel mond op mond. Veel bedrijven kennen ons. Met veel klanten hebben we ook een structurele relatie. Als er zich echt een crisis voordoet is het prettig dat je elkaar kent en weet je wat je van elkaar mag en kunt verwachten. Dat voorkomt veel onnodige stress in een toch al stressvolle situatie.

“Voorkom dat de medewerkers ‟s avonds

als de directeur op de televisie

verschijnt, zich afvragen „waar heeft die man het over‟. ”

Page 8: Agrarisch Magazine nummer 4

8

Iedere expert maakt het wel eens mee tijdens zijn of haar bezoek aan een verzekerde of een gedupeerde. Als afsluiting van het gesprek zeg je dan, min of meer zonder erg, iets aardigs in de trant van “nou, tot ziens dan maar”. De gesprekspartner reageert een beetje weifelend of antwoordt met, “nee, liever niet”. Vaak komt daar dan nog een excuus of verklaring achteraan dat het natuurlijk wel prettig was dat je in dit geval zo snel ter plekke was, maar hij of zij hoopt het allemaal niet nog eens mee te hoeven maken. Eén keer zo‟n schade is wel genoeg. Dus, als het een beetje kan, graag in de toekomst geen schade-expert weer over de vloer.

D at soort momenten doet de schade-expert wel eens denken aan het werk van een huisarts of specialist. Patiënten komen immers – als ze de keuze hadden gehad – ook liever niet in de behandelkamer van deze beroepsgroep terecht. Maar als er dan toch ongewild vroeg of laat serieuze gezondheidsperikelen ontstaan, is

het toch wel heel erg fijn dat er iemand is die de klachten wil aanhoren en daar vanuit zijn deskundigheid iets mee doet om te proberen de problemen zo snel mogelijk op te lossen. Verschil tussen art en schade-expert Een geneeskundige verricht levensreddend werk en de schade-expert komt bijna altijd pas achteraf en kan hooguit adviseren hoe de materiële of financiële schade te beperken. In die zin is het niet passend dat de expert zich wil meten aan de arts, maar toch is het werk van beide beroepsgroepen ook in een ander opzicht wel vergelijkbaar. De arts probeert aan de hand van de anamnese, een diagnose op te stellen over hetgeen er nu precies aan de hand kan zijn met zijn patiënt. Alleen op die manier kan hij een gericht behandelplan of een therapie opstellen. De schade-expert probeert vanuit een „blanco‟ achtergrond ook een analyse te maken van de gebeurtenissen, die zich voorafgaand hebben voltrokken. Met het doel om zich een goed oordeel te vormen over de exacte oorzaak. Zolang die oorzaak niet helder is, kan de opdrachtgever in de meeste gevallen geen goed oordeel vormen over de dekkingsaspecten en de eventuele verhaalsmogelijkheden. Vaak is wel snel duidelijk welke oorzaak of welk mechanisme er ten grondslag ligt aan het voorval in kwestie, maar soms wordt een vermoeden alleen duidelijk door het „wegstrepen‟ van alle overige theoretisch mogelijkheden. Om objectief en ontvankelijk te blijven is het voor de expert van belang om daarbij geen (onbewuste) aannames te doen die bepaalde aspecten in het causale verband kunnen uitsluiten. Als voorbeeld van een dergelijke zaak beschrijven wij een dossier met de plotselinge sterfte van mestkalveren. Dode kalven De betrokken kalvermester had zo‟n 90 kalveren op stal staan om de dieren voor de (wit)vleesproductie af te mesten. Op zekere dag vond hij een kalf dood in de box. Jammer natuurlijk, maar dat komt vaker voor. De alarmbellen gingen echter op volle sterkte rinkelen toen er daarna binnen 48 uur nog 12 andere dieren een identiek noodlot bleken te hebben ondergaan. Ook waren er enkele dieren door hun hoeven gezakt en op sterven na dood. De rest van de dieren had op een enkeling na, de voeropname gestaakt. Wij werden in dit dossier in een vroeg stadium betrokken. “Wat is hier aan de hand?” was natuurlijk de prangende vraag.

De Case Tot ziens of toch liever maar niet?

“De schade-expert probeert vanuit een „blanco‟ achtergrond

ook een analyse te maken van de gebeurtenissen, die zich

voorafgaand hebben voltrokken.”

Page 9: Agrarisch Magazine nummer 4

9

De uitslag van de sectie zou op z‟n vroegst pas over enkele dagen bekend worden. Samen met een dierenarts zijn direct alle relevante aspecten geanalyseerd. De mest van de kalveren werd als eerste onderzocht. Afwijkingen hierin konden niet worden vastgesteld. Andere kalvermesterijen in de directe omgeving hadden geen problemen. Een virusinfectie of een besmettelijke bacterie lag dus niet voor de hand. Vrij snel was wel duidelijk dat er een „systeemoorzaak‟ moest zijn in de bedrijfsvoering. Met het water bleek niets aan de hand te kunnen zijn. De kalveren kregen geen bronwater of regenwater, maar leidingwater dat aantoonbaar regelmatig op kwaliteit werd gecontroleerd. De dieren hadden voor het voorval geen middelen of medicijnen toegediend gekregen, waarmee een fout zou kunnen zijn gemaakt. Omdat er ook in de huisvesting geen opvallende afwijkingen konden worden vastgesteld – de mesterij vond al jarenlang in dezelfde stal plaats – kwamen wij tot de conclusie dat de oorzaak waarschijnlijk in het voer opgesloten moest liggen.

Krachtvoer Wij controleerden samen met de dierenarts het rantsoen. Naast ruwvoer kregen de kalveren krachtvoer, in de vorm van harde korrels. Van hetzelfde ruwvoer werd al langere tijd zonder problemen gevoerd, hetgeen onze aandacht op de korrels deed vestigen. Kort voor het voorval was een nieuwe vracht krachtvoer in zakken afgeleverd. Om alle details over de samenstelling daarvan en het productieproces goed in beeld te krijgen, bezochten wij de mengvoerproducent. Uit navraag bij de verantwoordelijke productieleider, bleek dat er zich kort voor de productie van de charge die bij de mester terecht was gekomen, een (op het eerste gezicht onschuldig) incident in de maalderij had voorgedaan. Vlak bij de trechter waar de diverse grondstoffen voor het kalvervoer bij elkaar waren gebracht, was een zak met kruimelvoer voor mestkuikens kapot gestoten. De inhoud had zich over de vloer van de productieruimte verspreid. Het losse meel was zo goed mogelijk opgeruimd, maar men had niet kunnen voorkomen dat er een deel in het productieproces van het krachtvoer voor de kalveren terecht was gekomen. In eerste instantie leek dit niet verontrustend. Hoe zou een beetje kuikenvoer nu schadelijk voor kalveren kunnen zijn?

Bij nader onderzoek bleek echter dat aan het kuikenvoer een voedingsupplement was toegevoegd ter bestrijding van coccidiose (een parasitaire aandoening van darmen bij vogels). Dit supplement bleek het antibioticum “salinomycine” te bevatten. Gebruik van dit medicijn bleek wettelijk alleen toegelaten in één specifieke diergroep, namelijk. mestkippen.

Verder overleg met de Gezondheidsdienst voor dieren, de instantie die de sectie op de dode kalveren uitvoerde, bevestigde dat dit de “boosdoener” moest zijn. Salinomycine bleek bij kalveren een acuut hartfalen te kunnen veroorzaken. Uiteraard is de bewuste charge meteen aan het verkeer ontrokken om verdere problemen te vermijden. De AVB-verzekeraar van de mengvoederfabrikant heeft met deze gegevens het dossier direct af kunnen wikkelen na onze vaststelling van de schade.

“Hoe zou een beetje kuikenvoer nu

schadelijk voor kalveren kunnen zijn?”

Page 10: Agrarisch Magazine nummer 4

10

Halbe Osinga (47) Cumela Verzekeringen Nijkerk Halbe, waar komt de naam “CUMELA” vandaan? Tot 1998 heetten we Boval, de Bond van Loonwerkers. Maar die vlag dekte de lading niet langer omdat veel van oorsprong agrarische loonbedrijven hun werkzaamheden verbreed hebben naar grondverzet, cultuurtechniek, infrawerk en meststoffendistributie. Onze leden hebben zich ontwikkeld tot specialisten in groen, grond en infra en ze voelen zich beter thuis onder de paraplu CUMELA Nederland. CUMELA is een afkorting die lekker klinkt en blijft hangen. Hoe groot is de sector waar CUMELA in werkzaam is? Wij schatten dat er 3.500 bedrijven in Nederland tot de – wat wij dan noemen – “cumelasector” horen, waarvan er ruim 1.900 lid van onze brancheorganisatie zijn. Onze sectoromzet is 3,3 miljard euro en er werken plusminus 30.000 mensen. Vrijwel alle grote en middelgrote bedrijven zijn lid maar ook eenmansbedrijven. CUMELA Nederland groeit de laatste jaren vooral bij cultuurtechnische- en grondverzetbedrijven Is er in ons land nog een vergelijkbare marktpartij die als concurrent voor CUMELA optreedt? Nee, in ons land zijn wij de enige. In andere landen zijn wel zusterorganisaties onder de vlag van Ceettar, de overkoepelende Europese organisatie. Organisaties in Duitsland, Denemarken, Oostenrijk en Frankrijk zijn vergelijkbaar met de onze maar zij richten zich voornamelijk op agrarische loonbedrijven en dienstverleners. Met al die zusterorganisaties onderhouden wij ook contacten, bijvoorbeeld over de regelgeving vanuit Brussel. Wat heeft een bedrijf aan zijn CUMELA- lidmaatschap? Het gaat om belangenbehartiging voor een individueel bedrijf en de sector als geheel. We hebben specialisten op diverse gebieden, zoals wet- en regelgeving van meststoffendistributie, deskundigen op gebied van verkeer, ruimtelijke ordening en gewasbeschermingsmiddelen. Deze specialisten onderhouden contacten met beleidsbepalende instanties op Europees, landelijk en provinciaal niveau. Ook is CUMELA als werkgeversorganisatie een partij in de CAO-onderhandelingen voor de landbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen voor de zogenaamde CAO LEO. Maar bedenk ook dat ca. 70% van alle grondverzetwerkzaamheden voor wegenaanleg en infrastructurele werken wordt uitgevoerd door cumelabedrijven. In hoofd- of onderaanneming of verhuur. Dat betekent dat ook ca. 70% van alle laadschoppen, graafmachines, dumpers en bulldozers wordt gekocht door CUMELA-leden. De ontwikkelingen op dat terrein houden wij bij zodat we onze leden daarover goed kunnen adviseren.

Jij werkt niet bij CUMELA Nederland maar bij een dochteronderneming. Wanneer ben je daar in dienst gekomen? In 1996 ben ik in dienst gekomen bij CUMELA Verzekeringen. Ik ben daar allround schadebehandelaar. Veel schades handelen we zelf af in volmacht van Amlin, ARAG, Delta Lloyd en Avéro Achmea. Omdat het heel branchespecifiek is wat wij doen, bemoeien wij ons als schadeafdeling eigenlijk overal mee, ook met letselschades. Heb jij altijd in verzekeringen gezeten? Nee, toen ik hier binnenkwam was ik een half jaar vrachtwagenchauffeur geweest. Daarvoor heb ik drie jaar bij Dienst Landbouwvoorlichting gewerkt als voorlichter en daarvoor bij UTD als veevoervoorlichter. Dat is toch heel wat anders, hoe kom je dan in de verzekeringswereld terecht? Eigenlijk kwam dat door mijn vrouw. Die deed een cursus assurantie-B op een moment dat ik aan het rondkijken was naar wat anders, liefst buiten de landbouw.

“Door mijn vrouw zit ik nu in de verzekeringswereld.”

Interview met een vakgenoot

Halbe bij de vestiging te Nijkerk

Page 11: Agrarisch Magazine nummer 4

11

Je hebt een landbouwachtergrond en -opleiding ? Ja, mijn vader is melkveehouder geweest in Jutrijp-Hommerts in Friesland, vlakbij Sneek. Daar ben ik geboren en heb ik mijn eerste levensjaren op de boerderij doorgebracht tot ik acht jaar oud was. Begin jaren zeventig kwamen de ligboxstallen. Om het bedrijf financieel gezond en levensvatbaar te houden moest er nogal zwaar geïnvesteerd worden. Mijn vader heeft toen de keus gemaakt om te stoppen. We zijn wel in het dorp blijven wonen. Ik heb in de vakanties altijd bij de boer gewerkt en bij een neef van mijn vader in de Flevopolder. Daardoor heb ik affiniteit gehouden met de landbouw. In Leeuwarden heb ik de hogere landbouwschool gevolgd, afstudeerrichting “Veeteelt en landbouwtechniek”. Dat komt je hier wel goed van pas? Ja dat klopt. Cumelabedrijven zijn vaak uit een landbouwachtergrond ontstaan. We zitten als CUMELA in een heel gespecialiseerde deelmarkt. De kracht van CUMELA Verzekeringen is dat we veel kennis van die markt hebben. Cumelabedrijven zijn trouwens geen boerenbedrijven. Ze zijn het verlengde van de agrarisch sector en bieden dienstverlening met vakmensen en specifieke machines. Wat me bezighoudt is, waarom je nou vrachtwagenchauffeur werd? Vanuit mijn interesse in leuke, grote machines. Tractoren kon ik al besturen, maar een vrachtauto leek me een uitdaging. De achterliggende drijfveer was dat ik in 1988 bij UTD in dienst was gekomen in een tijd van de eerste mestwetgeving en de superheffing. Er ontstond een teruglopende vraag naar pluimvee- en varkensvoer, met als gevolg een krimpende markt. Mede daarom wilde ik na verloop van tijd mijn mogelijkheden buiten de agrarische sector verkennen.

Op jullie website staat dat CUMELA Verzekeringen de cumelasector ook op lange termijn verzekerbaar wil houden. Is dat “verzekerbaar houden” zo moeilijk dan? Er gebeuren in onze sector aparte dingen. Het gaat dus vaak om bijzondere risico‟s en bijzondere werkzaamheden waar verzekeraars in veel gevallen geen kennis van hebben en waarschijnlijk ook niet willen hebben. Verzekeraars denken en handelen namelijk steeds vaker op hoofdlijnen. Processen worden gestroomlijnd waardoor er minder ruimte en aandacht lijkt te ontstaan voor ongewone risico‟s en individuele belangen. Wanneer de cumelasector de activiteiten van haar leden verzekerbaar houdt kunnen ze ook uitgevoerd worden. Dat is ook de reden dat we maar met een beperkt aantal verzekeraars zaken doen. Met partijen die weten wat onze leden doen en weten wat wij verzekeren. „Continuïteit‟ is het toverwoord in dit verband. Aan welke risico’s moeten we dan denken? Dat varieert van transportverzekeringen, AVB, land- en werkmaterieel tot ziektekosten- en ziekteverzuimverze-keringen. Ons streven is ook om een totaalrelatie op te bouwen met een klant. Dan weet je ook precies wat er op het bedrijf gebeurt en kun je daar je verzekeringspakket op afstemmen en gericht op adviseren. Wat we wel zien is dat een bedrijf zijn AVB bij verzekeraar X heeft ondergebracht en zijn graafmachine bij Y, waardoor ergens een gat in de dekking ontstaat. Bij een totaalpakket kun je die gaten bijtijds zien aankomen en dichten Hoeveel mensen werken er bij CUMELA Verzekeringen? In totaal 18 mensen waarvan vijf in de buitendienst. We hebben vier collega‟s die zich uitsluitend met inkomensverzekeringen zoals ziekteverzuim en WGA-eigen risico bezig houden. Even kort over het fenomeen expertise. Wanneer vindt jij een schade-expert goed? Een goeie expert is vooral sociaal vaardig. Hij moet zich met alle partijen kunnen verstaan en is het visitekaartje van CUMELA Verzekeringen. Daarnaast moet hij of zij door de bijzondere aard van onze sector met kennis van zaken opereren. Een goeie expert zorgt er voor dat er na het lezen van de rapportage geen vragen meer zijn. Bij problemen overlegt hij niet alleen met de tegenpartij en de verzekerde, maar ook bijtijds met de schadebehandelaar.

“Het gaat om bijzondere risico‟s en bijzondere werkzaamheden

waar verzekeraars in veel gevallen geen kennis van (willen) hebben.”

Page 12: Agrarisch Magazine nummer 4

12

Waar woon je en wat doe je in je vrije tijd? Ik heb lange tijd in Amersfoort gewoond maar woon nu met vrouw en beide dochters (6 en 8 jaar) in Rutten in de NOP. Ik heb daar veel ruimte en ben veel in mijn groentetuin. Met een klein beetje hulp groeit daar van alles in de open lucht. Afgelopen jaar had ik onder andere paprika‟s en ik denk erover om volgend jaar met asperges te beginnen. Die hobbytuin geeft veel ontspanning. Daarnaast probeer ik mijn conditie op peil te houden door minimaal één keer per week een stuk hard te lopen. Halbe, je bent nu 47. We hebben net te horen gekregen dat we tot 67 jaar mogen doorwerken. Hoe zien jouw volgende 20 arbeidzame jaren eruit? Dat is natuurlijk wel een heel eind vooruit kijken, maar zoals ik er nu tegenaan kijk zal ik die periode bij CUMELA Verzekeringen werken. Het wordt hier niet gauw vervelend, want qua schadebehandeling sta je toch altijd weer voor verrassingen. En ik leer nog elke dag bij. Via PE-scholing, cursussen, seminars en lezingen krijg ik hier de kans om me te blijven ontwikkelen op het gebied van wet- en regelgeving, bijvoorbeeld bij werkgeversaansprakelijkheid. Het is een interessante sector waarin ik werk, met leuke collega‟s, leuke verzekerden en ik zou willen zeggen zelfs leuke tegenpartijen. Wat vind je van het CL Agrarisch Magazine? Een goed initiatief wat me al lezend op ideeën brengt, bijvoorbeeld wanneer je een wormenkwekerij start dat je dan de agrarische bestemming op de grond kunt behouden. Het blad is goed leesbaar. Hoewel de agrarische bedrijfstak in ons land langzamerhand een „kleine club‟ aan het worden is, merk je door het lezen van het Magazine dat de sector wel heel erg breed is. De agrarische bedrijfstak heeft heel veel verschillende aspecten.

Wat is de meest spraakmakende agrarische zaak die je in het verleden hebt behandeld? Dat ging om een zodenbemester die in de winter gereviseerd was. Maar bij de montage waren de slangen niet aangesloten, waardoor de verbinding met de pijpen - die de mest in de grond brengen - niet goed tot stand kwam. Met deze bemester is ca. 100 hectare land voor zetmeelaardappelen bemest. Achteraf bleek dat sommige rijen te veel mest en andere rijen helemaal geen mest hadden gekregen. Dit had gevolgen voor de uniformiteit van het gewas en het onderwatergewicht van de knollen waar de teler op wordt uitbetaald. De afwikkeling van deze zaak heeft erg lang gelopen, mede door de lastige uitleg van het schadebegrip. Sommige aardappelen waren immers wel minder groot gegroeid maar niet beschadigd. Uiteindelijk is in deze zaak toch een fors bedrag van 100.000,- gulden aan de teler betaald. Dan was er ook nog een loonbedrijf dat wortelzaad te onregelmatig had gezaaid. Daardoor ontstonden bij opkomst gaten in de rij. Maar omdat ze nu meer ruimte hadden, groeiden veel wortels zwaarder uit. Deze wortels waren exportwaardig en konden voor een hogere prijs worden verkocht. In feite was er sprake van een meeropbrengst ten opzichte van een normale teelt. De loonwerker heeft ook niets hoeven te betalen. Zijn we volgens jou in dit gesprek nog iets vergeten om te benoemen? Het enige dat ik nog wil opmerken is dat ik het wel eens jammer vind dat het een trend lijkt te worden bij verzekeraars om geen echte specialisten meer vrij te maken voor schadebehandeling. Oudgedienden worden niet opgevolgd. Het gevolg is dat wij als CUMELA Verzekeringen steeds vaker uit moeten leggen wat een cumelabedrijf doet. Tegelijkertijd benadrukt dat wel de betekenis en het belang van de eigen brancheorganisatie met een eigen verzekeringsbedrijf.

“Het is jammer dat het een trend lijkt te worden bij verzekeraars om geen echte

specialisten meer vrij te maken voor schadebehandeling.”

Halbe Osinga

Page 13: Agrarisch Magazine nummer 4

13

Winter

Winter in America is cold And I just keep growing older

I wish I could have known Enough of love

To leave love enough alone I've learnt something of love

I wish I'd known before you left me But it's funny how you don't know what youve got till it's gone

I hope you're getting all the love you ever wanted But I wish I was there

With you sharing a morning sun

Winter in america

Doug Ashdown

Page 14: Agrarisch Magazine nummer 4

14

Een voorafje van gepocheerde pissebedden, als hoofdgerecht geroosterde reuze waterwants of gebakken sprinkhaan en als dessert een patisserie van meelwormen. Ziet u het al voor u, dat u deze maaltijd met veel smaak weet weg te werken en daarna goedgehumeurd om een tweede portie vraagt? Of vergaat u de lust om iets te eten alleen al bij de gedachte daaraan? Ons eigen ministerie van Economische Zaken Landbouw & Innovatie wil de kennis en het bewustzijn van consumenten over alternatieve eiwitbronnen vergroten om de ontwikkeling van eiwitten uit algen, schimmels, insecten en kweekvlees te stimuleren. Eind 2009 heeft (toenmalig) minister Verburg hiervoor 1,9 miljoen Euro beschikbaar gesteld. Wageningen UR heeft in april 2010 één miljoen Euro ontvangen voor een onderzoek naar het gebruik van insecten in de voedselketen. Dit artikel behandelt in het kort de achtergrond en de perspectieven van het eten(= fagus) van insecten (= entomos)?

H et insect als exportproduct In (sub)tropische gebieden worden door miljoenen mensen zo‟n 1.400 verschillende soorten insecten gege-ten. Niet alleen om te overleven, uit armoe of omdat men niets anders te eten voor handen heeft, maar ook

omdat het eten van insecten lekker en gezond is. Colombiaanse bioscoopbezoekers eten bijvoorbeeld geen popcorn, maar geroosterde parasolmieren. In Mexico worden de eieren van waterwantsen als “Mexicaans kaviaar” gegeten. In Japan worden bijenpoppen in sojasaus ingeblikt en als „Baby Bee‟ verkocht. Voor sommige landen vormen insecten een belangrijk exportproduct. Honderden tonnen rupsen worden elk jaar vanuit Zuid-Afrika en Botswana naar Zambia en Zimbabwe geëxporteerd. Alleen al in Zuid-Afrika wordt 1,6 miljoen kg per jaar verhandeld. Voor Botswana is de commerciële waarde van het insect 6 miljoen US$ per jaar. Onbewuste toch insecten eten? Wereldwijd staan insecten in 98 landen op het menu. Alleen in Europa en Noord Amerika hoort het insect niet of nauwelijks tot de culinaire bestanddelen. Toch zullen de meeste Europeanen wel eens insecten of delen daarvan hebben genut-tigd. En dan doelen we niet op wat je allemaal wegslikt tijdens je slaap. Of denk aan die vlieg (was het een vlieg?) die toevalligerwijze ons pad kruiste zittend op de fiets, brommer of motor, achterin ons keelgat belandt en maar één kant op kan. Het zal een ieder van u wel eens zijn overkomen.

Doorslikken maar en niet meer aan denken? Nee, we doelen op het feit dat er in bijvoorbeeld pindakaas per 100 gram gemiddeld ca. 30 insectendelen zijn mee gemalen, in chocola zelfs 60 insectendelen per 100 gram worden meegegeten en in vruchtensappen gemiddeld 5 fruitvliegeieren en 2 maden meegaan in het productieproces. “Kennis is macht” maar “alles weten maakt niet gelukkig” is ook waar. In ieder geval is het soms beter om niet te weten wat je precies allemaal eet. Als het er goed uitziet, goed ruikt en smaakt is dat voldoende. Voordelen van het eten van insecten Vlees en vis zijn de gangbare bronnen van eiwit. Door de groei van de wereldbevolking en de toenemende vraag naar vlees in opkomende economieën als China en India, zal naar verwachting de consumptie van vleesproducten in de komende 40 jaar verdubbelen. Op dit moment echter neemt veeteelt al het overgrote deel van het mondiale landbouwareaal in. Een eenvoudige rekensom leert dat het dus niet mogelijk is om de wereldbevolking van conventioneel geproduceerd vlees te blijven voorzien. Voor het kweken in gesloten ruimtes van eetbare insecten is een veel beperkter landbouwareaal nodig. Met deze vorm van eiwitproductie wordt de druk op beschikbare landbouwgrond verlaagd. Insecten hebben daarnaast nog een groot voordeel ten opzichten van traditioneel vee: ze zijn koudbloedig. Daardoor verliezen zij praktisch geen warmte en hebben zij een gunstigere energiebalans. Insecten hebben dus een efficiëntere omzetting van voer naar eiwitten. Omdat er niet alleen minder input (voer) nodig is, zal er ook minder output (mest) ontstaan. Het kweken van insecten kan zo een bijdrage leveren aan het verminderen van het mestprobleem.

Entomofagie: Westers (on)behagen?

“Per 100 gram pindakaas zijn 30 insectendelen mee gemalen, in chocola zelfs

60 en in elke fles vruchtensap gaan 2 maden mee in het productieproces ”

Uitgestalde „insectensnacks‟

Page 15: Agrarisch Magazine nummer 4

15

Gangbaar geproduceerd vlees heeft als nadeel een relatief hoge milieubelasting. Door de uitstoot van ammoniakgassen en z.g.n. broeikasgassen is de veehouderij (bio-industrie) één van de meest milieubelastende onderdelen van onze voedselproductie. De grootschalige productie van insecten verdient in dat opzicht het predikaat “duurzaam”. Andere pluspunten zijn het beperken van gezondheidsrisico‟s voor de mens (denk maar aan Salmonella, BSE, antibiotica, dioxine en MKZ), het dierenwelzijn en het verantwoord gebruik van reststromen uit de voedingsmiddelen-industrie. Uit het oogpunt van voedingswaarde is insectenvlees minimaal gelijkwaardig aan dat van pluimvee, runderen, varkens en vissen. Iedere insectensoort heeft zijn eigen specifieke smaak, maar in veel gevallen is die te vergelijken met die van noten. Onderzoek In 2008 heeft het toenmalige ministerie LNV haar visie uitgebracht op het duurzaam produceren van voedsel en ver-woordt in de „Nota Duurzaam Voedsel‟ en de „Beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen‟. LNV stimuleert daarin de verbete-ring van het aanbod van gangbare vleesvervangers en productinnovatie op basis van onder andere insectenkweek. Wa-geningen University & Research Centre heeft in april 2010 kenbaar gemaakt dat haar 1 miljoen Euro onderzoeksgeld is toegekend voor een vierjarig onderzoek naar het gebruik van insecten in de voedselketen. Het gaat daarbij vooral om het toegankelijk maken van kennis uit dat onderzoek voor het bedrijfsleven (producenten, industrie en retail). De onderzoekers werken in dit project nauw samen met de Verenigde Nederlandse Insectenkwekers (Venik), een groeiende brancheorganisatie in ons land die probeert het insect op de (menu)kaart te zetten. Eetcultuur in ons land Van alle insecten die op aarde voorkomen leeft slechts circa. 2% in Europa. De meeste insecten worden hier als lastig en vies beschouwd (Ober! Er zit een vlieg in mijn soep!). Dat zou een verklaring kunnen zijn waarom het insect niet als grondstof in onze voedingsgewoontes is opgenomen. De westerse wereld beschouwt het eten van insecten als primitief. Het wordt geassocieerd met armoe en het tijdperk van jagen en verzamelen dat onze beschaving inmiddels ver achter zich heeft gelaten. Insecten eten is in het rijke Westen daarom (nog) onbekend en dat maakt onbemind. Grotendeels nog achter de schermen zijn er echter invloeden bezig om een omslag voor te bereiden in onze eetcultuur. Een garnalencocktail, escargots met kruidenboter, kreeft met mayonaise, oesters met een glas champagne, ooit is er een tijd geweest dat deze gerechten niet werden gewaardeerd. Nu worden ze, niet alleen in de Franse en Belgische keuken, vrij algemeen als een delicatesse beschouwd. De acceptatie van insecten op ons bord Met insecten valt culinair veel te experimenteren. Duizenden soorten zijn eetbaar waardoor er een veel rijker aanbod is dan de beperkte soorten vlees die de traditionele landbouw en bio-industrie weten voort te brengen. De productie zal uiteraard dienen te voldoen aan strenge VWA-regelgeving, maar insecten of insectendelen kunnen verwerkt worden in kant-en-klare maaltijden of als eiwitsupplement worden toegevoegd aan bewerkte vleesproducten zoals hamburgers, gehakt en worst. Op die manier zal de consument geleidelijk aan het idee kunnen wennen dat sommige insecten niet alleen nuttig kunnen zijn, maar ook gewoon lekker. Naamgeving zal ook veel doen. “Landshrimps” klinkt bijvoorbeeld al heel wat aangenamer dan “sprinkhaan” toch? De echte trendsetters en fijnproevers die niet kunnen wachten, kunnen nu al terecht in restaurants (bijvoorbeeld in Den Bosch) die zich hebben gespecialiseerd in de bereiding van maaltijden op basis van insecten. Iedere individuele consument zal voor zichzelf uit moeten maken of hij of zij de stap zet. Over smaak valt niet te twisten, maar goed beschouwd zijn er eigenlijk geen steekhoudende argumenten om het niet te proberen. Vast staat wel dat er nog heel wat westers onbehagen weggewerkt zal moeten worden voordat al die sappige rupsen, krokante sprinkhanen, gefrituurde keverlarven, gebakken meelwormen, gemarineerde bijen, geroosterde wespen, gestoomde termieten, knapperige mieren, gevriesdroogde krekels, cicaden, luizen, vliegen en muggen (en wat er nog meer kruipt, vliegt en kriebelt…) massaal hun weg naar onze maag weten te vinden.

Page 16: Agrarisch Magazine nummer 4

16

zoals het weer bepaalt

wat je uit deze periode haalt

warmte

in samen zijn

of sneeuwwitte kou

ontvankelijkheid

spreidt zich uit

alle wegen leiden

naar jou

Annemarie van der Ven

Wintertijd