Agrarisch Magazine jan 2012

24
Agrarisch Magazine nr 8 De onmisbare schakel Nummer 8 januari 2012

description

Voor u ligt het laatste nummer van het Agrarisch Magazine van Cunningham Lindsey. Twee jaar geleden zijn wij begonnen met dit blad met het oogpunt de specifieke deskundigheid van de Vakgroep Agrarisch binnen Cunningham Lindsey duidelijk(er) tot uiting te brengen. De experts werkzaam binnen de Vakgroep Agrarisch hebben, door hun opleiding, interesses en jarenlange ervaring, vanuit veel verschillende invalshoeken met de agrarische sector kennis gemaakt. Dit magazine was bedoeld om deze kennis met u te delen. En dat is als wij uw reacties mogen geloven goed gelukt!

Transcript of Agrarisch Magazine jan 2012

Page 1: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 1

De onmisbare schakel

Nummer 8 januari 2012

Page 2: Agrarisch Magazine jan 2012

2 Agrarisch Magazine nr 8

Het CL Agrarisch Magazine wordt mede mogelijk gemaakt door:

Wil Kingma - Eindredacteur - Senior Expert T 088 - 286 66 25 M 06 - 51 218 366 E [email protected]

Sjaak Schouteren - Redacteur - Marketeer T 088 - 286 66 89 M 06 - 41 460 093 E [email protected]

Tef Tevonderen - Gastschrijver - Senior Expert T 088 - 286 66 05 M 06 - 53 562 874 E [email protected]

Eric van Waes - Redacteur - Senior Consultant T 088 - 286 66 46 M 06 - 51 611 187 E [email protected]

Wilt u reageren op de inhoud van dit blad, zelf iets aandragen of iemand aanmelden?

Meld het ons dan via: [email protected]

Centraal postadres Postbus 23212 3001 KE Rotterdam Centraal telefoonnummer 088 – 286 64 64 [email protected] www.cunninghamlindsey.

Rotterdam Westerstraat 21 3016 DG Rotterdam

Amsterdam Reimersbeek 4 1082 AG Amsterdam Amsterdam Burg. Hogguerstraat 391-393 1064 CS Amsterdam

Eindhoven Winkelcentrum Woensel 84C 5625 AE Eindhoven

Hoogeveen Van Limburg Stirumstraat 170 7901 AT Hoogeveen

Zwolle Dokter van Lookeren Campagneweg 8 8025 BX Zwolle

Page 3: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 3

In dit nummer

Natuurlijk brengen wij graag allereerst onze beste wensen voor het nieuwe jaar 2012 aan u als trouwe lezer over. Ondanks dat we met z’n allen aan de start van een nieuw jaar vooral toekomstgericht zullen zijn, “duiken” wij hier en daar met u in dit nummer toch onze historie in.

In ons thema-artikel “De verbondenheid van de Nederlandse landbouw met het water” laten wij u zien dat de wapenspreuk van onze provincie Zeeland “Luctor et Emergo” (ik worstel en kom boven) niet alleen betrekking heeft op onze strijd in de 16e eeuw tegen de Spanjaarden, maar ook in bredere zin betekenis heeft voor een groter deel van ons land en voor onze landbouw. Met 451 km kustlijn heeft ons volk door de eeuwen heen en tegen wil en dank met water leren leven. Onze innovatieve landbouwsector weet ook hier tussen alle bedreigingen door weer kansen en oplossingen te vinden.

In onze bedrijfsreportage zijn dit keer onze spotlights op DeLaval geplaatst. DeLaval is wereldwijd marktleider op het gebied van het faciliteren van de melkveehouderij. Erik Pel en Johan ter Weele maken in dit artikel duidelijk dat de visie van de grondlegger van het bedrijf (Gustaf de Laval, geb. 1849) nog altijd de leidraad vormt voor de bedrijfsactiviteiten. Geen probleem zo groot of er is wel een slimme oplossing voor te vinden die de melkveehouder het werken gemakkelijker maakt.

“De case” in dit nummer gaat over de gevolgen van een ogenschijnlijk vrij onschuldig spel van een hondenbezitter met zijn viervoeters. Na het lezen van dit verhaal zult u ook begrijpen waarom een koeientong erg ruw is, wel een halve meter lang kan worden en een gewicht tot 5 kg kan bereiken.

In “het Interview met uw vakgenoot” vertelt Arthur van Hoey Smit, Advocaat bij Nauta Dutilh u hoe hij er toe gekomen is voor een rechtenstudie en civiel recht te kiezen. Hij geeft aan waarom hij zich op de sectie Verzekeringen & Aansprakelijkheid helemaal op z’n plaats voelt en op welke wijze hij in zijn omgang met mensen een eigen persoonlijke “touch” weet aan te brengen.

Dioxines komen met enige regelmaat terug in de media en dan vaak in combinatie met het thema voedselveiligheid. We weten daardoor allemaal wel dat dioxines schadelijk kunnen zijn. Ook wij als experts komen deze verbindingen regelmatig tegen in ons werk. Het artikel “Dioxines, hoe zit dat nou?” geeft antwoord op de vragen “dioxines, wat zijn dat nu eigenlijk”, “Hoe ontstaan dioxines en waar komen ze vandaan?”en ‘”wat zijn de gezondheidsrisico’s”.

Komt er ooit een einde aan de koeiendans? Na enkele maanden op stal te hebben gestaan maken koeien de prachtigste bewegingen om uiting te geven aan hun vreugde

Het CL Agrarisch Magazine wordt mede mogelijk gemaakt door:

Wil Kingma - Eindredacteur - Senior Expert T 088 - 286 66 25 M 06 - 51 218 366 E [email protected]

Sjaak Schouteren - Redacteur - Marketeer T 088 - 286 66 89 M 06 - 41 460 093 E [email protected]

Tef Tevonderen - Gastschrijver - Senior Expert T 088 - 286 66 05 M 06 - 53 562 874 E [email protected]

Eric van Waes - Redacteur - Senior Consultant T 088 - 286 66 46 M 06 - 51 611 187 E [email protected]

Wilt u reageren op de inhoud van dit blad, zelf iets aandragen of iemand aanmelden?

Meld het ons dan via: [email protected]

Centraal postadres Postbus 23212 3001 KE Rotterdam Centraal telefoonnummer 088 – 286 64 64 [email protected] www.cunninghamlindsey.

Rotterdam Westerstraat 21 3016 DG Rotterdam

Amsterdam Reimersbeek 4 1082 AG Amsterdam Amsterdam Burg. Hogguerstraat 391-393 1064 CS Amsterdam

Eindhoven Winkelcentrum Woensel 84C 5625 AE Eindhoven

Hoogeveen Van Limburg Stirumstraat 170 7901 AT Hoogeveen

Zwolle Dokter van Lookeren Campagneweg 8 8025 BX Zwolle

Page 4: Agrarisch Magazine jan 2012

4 Agrarisch Magazine nr 8

en plezier dat ze eindelijk weer naar buiten kunnen. Wie dat één keer heeft gezien zal zo’n dans niet snel weer vergeten. In het artikel “dreigt ons landschap te ontkoeien?” zetten we de voor- en nadelen van het robotmelken overzichtelijk voor u op een rijtje. Ook hier toont de Hollandse Landbouw zich weer vindingrijk.

Onze laatste bijdrage geeft een schets van de bedreigingen en kansen voor de Nederlandse landbouw door de klimaatverandering die in het verschiet ligt. Langere

droogteperioden, temperatuurverhoging en extremere neerslag zullen het de boer en tuinder lastiger maken om hun werk te doen. Maar zoals altijd heeft ook deze medaille een keerzijde.

Bij de introductie van het CL Agrarisch Magazine twee jaar geleden hebben wij u 8 nummers beloofd. Dat betekent dat dit nummer al weer het laatste is. We hopen dat we u met alle aangeboden artikelen duidelijk hebben kunnen

maken dat de agrarische sector aan de basis staat van een gezonde samenleving, heel veel verschillende invalshoeken en diepgang heeft en vol is van creativiteit, innovaties en dynamiek.

Daarnaast hopen we natuurlijk dat we u duidelijk hebben kunnen maken dat de kwalificaties deskundigheid en gedrevenheid binnen Cunningham Lindsey ook op agrarisch gebied in ruime mate vertegenwoordigd zijn.

Het redactieteam heeft met veel plezier de verschillende nummers voor u samengesteld. Mocht u willen reageren naar aanleiding van dit of vorige nummer(s) met opmerkingen of suggesties, dan kan dat via ons e-mailadres [email protected].

Wij wensen u weer veel leesplezier!

De redactie.

Page 5: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 5

Deze sage verbeeldt de strijd van ons land tegen het water. Een strijd die zich in de loop van de tijd heeft voortgezet met in plaats van tegen het water. Vanaf de 12e eeuw zijn in ons land windaangedreven poldermolens gebouwd om landerijen droog te malen, om te kunnen wonen en landbouw uit te kunnen oefenen. In de loop der tijd hebben stoommachines, pompgemalen, waterschappen en hoogheemraadschappen hun intrede gedaan. Door de eeuwen heen heeft onze landbouw zich zo steeds aan het ons omringende water weten

aan te passen. Men zou kunnen zeggen dat ons land door de drijvende kracht “pompen of verzuipen” veel expertise heeft

opgedaan op het gebied van waterbouwkunde. De Zuiderzeewerken en de inpoldering van nieuwe landbouwgebieden zijn daar een mooi voorbeeld van. Dit artikel laat zien dat de landbouw in ons land nu aan het begin lijkt te staan

van weer een nieuwe ontwikkeling: de teelt van gewassen in verzilte grond en zelfs in het zoute water.

De verbondenheid van de Nederlandse landbouw met het water Hans Brinkers is de zoon van de sluiswachter in Spaarndam. Hij is pas acht jaar oud en moet van z’n moeder pannenkoeken brengen naar een oude blinde man. Wanneer hij het huisje van de oude man verlaat ziet hij dat het water hoger staat dan anders. Hij ziet de zon schijnen in de ramen van het huisje. Eerst denkt hij dat alles in brand staat. Dan hoort hij plotseling het geluid van water en ziet een gat in de dijk. Als zoon van de sluiswachter begrijpt hij direct het gevaar. Hij stopt zijn vinger in de dijk en het lekken van het water stopt. Hij roept om hulp, maar niemand hoort hem. De hele nacht blijft Hans op zijn post. De volgende ochtend ziet de pastoor hem en die zorgt dat de noodzakelijke maatregelen worden genomen. Heel Spaarndam begrijpt dat Hans de stad aan een groot onheil heeft doen ontsnappen.

We wonen in Nederland en vormen samen met onze zuiderburen de Lage Landen:

26% van ons land ligt nu onder NAP. In de toekomst zal dat percentage nog verder

toenemen.

Page 6: Agrarisch Magazine jan 2012

6 Agrarisch Magazine nr 8

We wonen in Nederland en vormen samen met onze zuiderburen de Lage Landen: 26% van ons land ligt nu onder NAP. In de toekomst zal dat percentage nog verder toenemen. Delen in het westen van ons land verzakken door bijvoorbeeld inklinking tot 5 cm per eeuw. Klimaatverandering zorgt voor een geleidelijke opwarming van de aarde, met als gevolg het afsmelten van landijs en de uitzetting van water. De volumetoename van water is 0,021% bij iedere graad temperatuurstijging. Door de verwachte stijging van de zeespiegel zal de zoute kweldruk toenemen. Dat betekent dat

grondgebieden aan onze kust zullen verzilten en niet meer geschikt zijn voor landbouwdoeleinden. En dit probleem speelt niet alleen in ons land. Wereldwijd is al meer dan 1 miljard hectare landbouwgrond door verzilting onbruikbaar geworden.

Onze landbouwsector toont zich weer eens van haar vindingrijke kant. Aardappeltelers langs de kust hebben begrepen dat zij op deze ontwikkeling in moeten spelen en in de toekomst hun landerijen (meer) met zout water zullen moeten irrigeren. In samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam en het Zilt Proefbedrijf hebben zij zich toegelegd op de ontwikkeling van zoutminnende aardappelrassen. Doelstelling is om ook in verzilte gebieden aardappelteelt mogelijk te houden. Het Zilt

Proefbedrijf in Den Hoorn onderzoekt meerdere bekende en onbekende gewassen om in de toekomst voor boeren in verzilte gebieden een compleet bouwplan beschikbaar te hebben. Hiermee hopen zij een bijdrage te leveren aan de door bevolkingsgroei toenemende vraag naar voedsel.

Op onze aarde lopen anno 2011 meer dan tweemaal zoveel wereldburgers rond dan in 1960. In die 50 jaar tijd is het aantal inwoners toegenomen van 3 naar 7 miljard. Demografen van de VN gaan uit van 8 tot 10,5 miljard bewoners in 2050.

Daar komt nog bij dat een groter deel van die bevolking een westers consumptiepatroon nastreeft. De Wereldbank verwacht bijvoorbeeld dat er in 2030 ruim 1 miljard mensen in de ontwikkelingslanden tot de mondiale middenklasse zullen behoren, tegen vierhonderd miljoen in 2005. Per jaar komen er ca. tachtig miljoen mensen bij. En al die mensen streven naar een beter leven en betere voeding. Onze aarde is ruim 510 miljoen km2 groot, maar groeit niet mee

met de bevolkingsexplosie. Van dat oppervlak bestaat slechts 29,2% uit landmassa. De rest (70,8%) bestaat uit wateroppervlak. Van dat wateroppervlak bestaat 97,5% uit zout water.

Van de (droge) landmassa wordt nu bijna 5% gebruikt voor permanente landbouw. Ruim 13% is geschikt voor gebruik als cultuurgrond. Door natuurlijke omstandigheden (reliëf,

De ideeën verkeren nog in testfase, maar – het moet gezegd – de oplossing lijkt

briljant: telen in het zoute water. Wereldwijd is daar genoeg van.

Page 7: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 7

grondsoort, klimaat) is het landoppervlak dat te gebruiken is voor landbouwdoeleinden dus beperkt. Door ontwikkeling van resistente rassen (tegen droogte, schimmels etc.) zal er mogelijk nog wel wat rek zitten in de te verwachten producties. Anderzijds weten klimatologen ons al enige jaren te melden dat we rekening moeten houden met langere en extremere perioden van regen en droogte.

“Hoe zorgen we nu dat onze toekomstige generaties voldoende voedsel ter beschikking zullen krijgen en van voldoende kwaliteit (voedingswaarde)?” dat lijkt dus de vraag waar we met z’n allen nu voor staan. Opnieuw toont onze landbouwsector zich van haar vindingrijke kant. Niet denken in problemen maar in oplossingen. In Wageningen heeft een aantal bioproces-technologen de koppen bij elkaar gestoken. De ideeën verkeren nog in de testfase, maar – het moet gezegd – de oplossing lijkt briljant: telen in het zoute water. Wereldwijd is daar genoeg van. Dergelijke drijvende teelten worden niet bedreigd door fluctuaties van zeespiegelniveau en trekken zich niets aan van extreme regenperioden of droogtes.

Ja, zult u als kritische lezer zeggen, dat klink allemaal wel mooi, maar waar hebben we het nu over? Nou, we hebben het nu over de mogelijkheden van aquacultuur, de teelt van zoutminnende gewassen zoals zeekraal, lamsoor,

zeesla, snijbiet en zeewier in afgeschermde delen van onze kustwateren. Met als thema “Nederland, als kustland met een traditie van innovatieve landbouw, staat klaar voor de ontwikkeling van een duurzame “landbouw op zee””, heeft begin dit jaar een symposium plaatsgevonden met deelnemers uit openbaar bestuur, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het ging daarbij vooral om de veelbelovende mogelijkheden van zeewierteelt. De naam “zeewier” klink nu niet direct aantrekkelijk maar uit onderzoek blijkt dat door de hoge gehaltes aan hoogwaardige, functionele eiwitten zeewieren met name geschikt zijn als eiwitbron voor humane voeding en diervoeder.

Het onderzoek verkeert nog in een verkennende fase, flinke investeringen zullen nodig zijn en de dialoog met natuur- en milieuorganisaties dient nog te worden gezocht, maar Wageningen lijkt overtuigd van de kansen van aquateelten als nieuwe duurzame grondstof voor de voedingsindustrie en de biobased economy. Het onderzoek concentreert zich nu op de ontwikkeling van productiesystemen en de eisen daaraan om een constante kwaliteit van geoogste gewassen te kunnen leveren. Dat onze boer als een moderne Hansje Brinkers de Noordzee op gaat lijkt wel duidelijk. De vraag is alleen nog wanneer.

Page 8: Agrarisch Magazine jan 2012

8 Agrarisch Magazine nr 8

In Steenwijk spraken wij met Johan ter Weele, Solution Manager VMS & Cooling en Erik Pel, Market Development Manager DeLaval Nederland. Johan ter Weele is verantwoordelijk voor de “vertaling” van eisen en trends in de Nederlandse melkveehouderij naar de vrijwillige melksystemen (VMS) van DeLaval en de bijbehorende koelapparatuur. Erik is als Market Developement Manager verantwoordelijk voor locale implementatie van nieuwe producten in ons land en de terugkoppeling van signalen uit de locale markt naar het Zweedse moederbedrijf.

Nederland is op agrarisch gebied toch voorloper voor nieuwe ontwikkelingen? Hoe kan het zijn dat DeLaval dan Zweedse wortels heeft?

Ja, dat is historisch gegroeid. Gustaf de Laval is als eerste in staat geweest om waarde toe te voegen aan melk. Het proefcentrum Hamra is rond 1920 als uitvloeisel daarvan ontstaan.Er wordt vanuit Zweden wel heel erg goed gelet op ontwikkelingen in ons land, want hier is de automatiseringsgraad relatief hoog. Wat zich hier aan producten of “upgrades” heeft bewezen kunnen we daarna succesvol in andere landen introduceren. In ons land zijn we het stadium van de grupstal al lang voorbij, maar wereldwijd worden er nog altijd meer koeien in een grupstal gemolken dan in een ligboxstal.

Op welke wijze en waar doet DeLaval nu zaken met de melkveehouder?

Dat kan zijn met een hele uitgebreide organisatie met een importeur, dealers en rechtstreekse verkoop of met een agentschap of “key-persoon” die ter plekke onze belangen

behartigt. We zijn actief op het gebied van conventioneel en automatisch melken in bijvoorbeeld India en China met 1-3 koeienbedrijven en een éénemmerinstallatie tot enorme grote bedrijven in de VS met duizenden koeien waarbij 100 koeien op één roterend platform van een melkstal zonder inzet van arbeid tegelijkertijd kunnen worden gemolken. In vooral Frankrijk en Nederland bedienen we overigens de markt met een tweede merk “Manus”.

Voor het vrijwillige melksysteem is niet alleen de verkoop maar vooral ook de service van belang. Het gaat om hoogstaande techniek, waar nog lang niet alle landen met melkveehouderij aan toe zijn om die toe te passen.

Met VMS zijn we op dit moment in circa 40 landen actief. Je moet dan vooral denken aan alle landen in West-Europa, Australië, Nieuw Zeeland, USA en Canada. Opkomende landen voor de melkrobot zijn Brazilië, India, China en Rusland.

Er zijn meer aanbieders van automatische melksystemen. Hoe zorgt DeLaval ervoor dat ze marktleider blijft?

Voor alles rondom het melken van de koe – en ook het schaap, de geit en de buffel – kunnen wij de veehouder bedienen. Wij benaderen dat vanuit de filosofie dat we toegevoegde waarde moeten kunnen leveren voor de melkveehouder of de koe. We letten ook op de duurzaamheid van het toegepaste materiaal. Dan moet je denken aan een bedrijfsuitbreiding waarbij 10 jaar na aankoop van de eerste robot een tweede robot zonder problemen kan worden ingepast in de technologie van het bestaande systeem. Onze hard- en software heeft een hoge “upgradebility” waarmee we bedoelen dat een melkveehouder die in het verleden ons VMS-systeem heeft gekocht zonder

DeLaval: stelt de moderne melkveehouder in staat zich tot sociale herdmanager te ontwikkelenDe agrarische sector wordt gekenmerkt door voortdurende vernieuwingen. Een van de “boegbeelden” daarvan is Gustaf de Laval (1849 – 1913). In zijn werkzame leven wist hij 92 Zweedse patenten op zijn naam te brengen. Hij had niet alleen de capaciteiten om zijn ideeën als uitvinder te verwezenlijken maar bracht deze ook bijzonder succesvol aan de man. Hij ontwikkelde zich tot grootindustrieel en stichtte in totaal maar liefst 37 verschillende bedrijven. Met zijn uitvinding van de centrifugaal roomseparator in 1878 stond hij aan de basis van een bedrijf dat zou uitgroeien tot wereldwijd markleider op het gebied van het faciliteren van de melkveehouderij. DeLaval heeft nu ruim 4.200 personeelsleden in dienst, is onderdeel van de Tetra Laval Group en behaalde in 2009 een omzet van ruim 2,9 miljard Euro. Het hoofdkantoor staat in Lund Zweden. DeLaval is actief in meer dan 100 landen en heeft in alle landen waar de melkveehouderij enige economische betekenis heeft een eigen vestiging.

Page 9: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 9

Links Erik Pel, rechts Johan ter Weele

problemen mee kan groeien met de nieuwe technologie die we in een later stadium hebben ontwikkeld. Dat geeft de afnemer veel vertrouwen. Men durft dan te kopen, omdat men weet dat men meegaat in onze ontwikkelingen. En dat moet je niet alleen denken aan melktechniek of bewaring maar ook aan veiligheid van mens en dier, dierenwelzijn en voedselveiligheid. In Zweden hanteert men daar bijzonder hoge standaardnormen voor, bijvoorbeeld uitsluitend gebruik van foodgradecomponenten.

De “ruggengraat” van DeLaval is onze serviceorganisatie. Wanneer zich een storing op een bedrijf voor doet is het van groot belang dat die binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek wordt opgelost. Een tracktor met storing kun je tijdelijk vervangen, maar een melkmachine moet altijd draaien. Onze apparatuur is ingebouwd en dat betekent dat er snel een deskundige monteur ter plekke moet zijn om de veehouder te helpen. Onze organisatie met dealers en servicemonteurs, die altijd bereikbaar zijn en kort bij de klant zitten, staat in de sector als erg goed bekend. Een melkveehouder koopt dus niet alleen een product maar ook de service die daar bij hoort. In dit verband is ook belangrijk te benoemen dat we trainingscentra hebben waar we op jaarbasis wel driehonderd trainingen uitvoeren op nieuwe producten en competentie en vaardigheden van onze installateurs en monteurs in het algemeen.

Welke ontwikkelingen signaleren jullie op dit moment in de melkveehouderij?

Dat zijn er eigenlijk drie. Als eerste zien wij dat er een toename in vraag naar melk ontstaat.

De consumptie van zuivel en zuivelproducten stijgt bij economische groei. Het gebruik van zuivelproducten in maaltijden, bijvoorbeeld kaas in pizza en voorverpakte maaltijden neemt toe. En de productiestijging per koe die wordt gerealiseerd kan de bevolkingsgroei niet bijbenen.Een tweede trend is een versnelde groei van bedrijven. China bijvoorbeeld is als economie erg in opkomst. Het land is nogal bergachtig en men kan niet overal koeien houden.

Page 10: Agrarisch Magazine jan 2012

10 Agrarisch Magazine nr 8

Bovendien zorgt de infrastructuur voor beperkingen in de ruwvoeraanvoer. China wil graag zelfvoorzienend zijn en dat betekent dat de bestaande bedrijven de toename in vraag naar melk moeten opvangen. De derde is de verdere toename van het managementniveau op de melkveebedrijven.

Hoe speelt DeLaval op deze marktontwikkelingen in?

Op verschillende manieren. Vorig jaar hebben we als eerste ter wereld de automatische melkrotor AMR op de markt gebracht.

Met deze roterende melkmachine kunnen op dit moment 90 koeien per uur worden gemolken. Het grote voordeel van de AMR ten opzichte van de melkrobot met boxen is dat de robotarm intensiever kan worden ingezet. In een box kan de robotarm pas weer bij een volgende koe worden gebruikt wanneer de vorige is uitgemolken en plaats heeft gemaakt. In het roterende systeem kan een veel grotere capaciteit worden behaald omdat de robotarm beter kan worden ingezet. Dit geeft een melkveehouder flexibiliteit in groei. Een bedrijf kan dan de veestapel uitbreiden zonder te hoeven investeren in nieuwe apparatuur voor melkwinning.

Binnen DeLaval hanteren we het principe “One man, one million”. Daarmee doelen we erop dat één man voldoende moet zijn om alle arbeid te kunnen verrichten om een bedrijf met ca. 100 koeien en een productie van 1 miljoen kg melk te halen. Die doelstelling is te halen door “smart farming”, dat wil zeggen het automatisering van het melken en werkprocessen rond het melken en door een toename van de productie per dier.

Een tweede manier is dat we per koe en zelfs per kwartier de veehouder informatie uit de melk kunnen verschaffen over hoe de koe er aan toe is. De veehouder kan dan aan die informatie in een vroeg stadium zien dat er iets aan de hand is met dat dier. Met een gerichte behandeling kan de boer dan ook veel meer resultaat boeken, want het dier vertoont op dat moment nog geen klinische ziekteverschijnselen. Dat leidt op termijn niet alleen tot een hogere melkgift, maar ook lagere dierenartskosten en verminderde uitval van dieren.

Hoe werkt die informatieverzameling en informatie-overdracht dan precies?

We hebben het dan over onze “herdnavigator”, die sinds twee jaar op de markt is. Dit is een managementtool, waarmee gegevens uit de melksamenstelling, bijvoorbeeld hormonen, per kwartier rechtstreeks worden vertaald naar voor de boer bruikbare informatie waar hij zijn beslissingen op kan baseren. De herdnavigator meet de melk die de koe afgeeft tijdens een melkbeurt en richt zich op vier aandachtsgebieden. Uit het gehalte progesteron kan de status van vruchtbaarheid worden afgeleid, bijvoorbeeld tochtig, drachtig of verworpen vrucht. Het gehalte lactate dehydrogenase (LDH) geeft een vroegtijdige detectie op uiergezondheid. Door het meten van het gehalte beta-hydroxyboterzuur weet de boer of het dier gevoelig is voor slepende melkziekte, subklinische ketose of stofwisselingsziektes. Als laatste wordt ook nog het ureumgehalte in de melk gemeten wat een belangrijke

aanwijzing vormt voor de juiste balans in het voerrantsoen. De combinatie van die gegevens met de bestaande informatie uit het managementsysteem resulteert bij afwijkingen in concrete behandelplannen voor een vroegtijdige en gerichte aanpak.

De meetwaarden uit de herdnavigator worden aan de melkveehouder gecommuniceerd met korte, krachtige, praktische adviezen, bijvoorbeeld “de koe is tochtig en kan nu worden geïnsemineerd met 60% kans op drachtigheid”.

Heeft DeLaval nog andere nieuwe producten op stapel staan?

We hebben onlangs een slimme techniek met een nieuw middel “Proactive” geïntroduceerd. Dit middel beschermt de koe steeds opnieuw tegen binnendringende bacteriën in de speen. Jodium desinfecteert ook goed, maar is op zeker moment uitgewerkt. Het product Proactive maakt steeds opnieuw werkzame stof aan nadat de spenen zijn gesprayd of gedipt. De bescherming duurt hiermee tot aan de volgende melkbeurt.

Automatisch melken heeft een grote invloed op het sociale gezinsleven van een melkveehouder. Hoe volgen jullie dat binnen DeLaval?

We werken veel samen met landbouwuniversiteiten en landbouwhogescholen. Afstudeeropdrachten lenen zich er goed voor om daar inzicht in te krijgen. Meestal duren die een half jaar en dat is voldoende tijd voor een student om een project af te ronden met conclusies die ook voor ons weer bruikbaar zijn.

Daaruit komt steeds weer naar voren dat de flexibiliteit in arbeid, de vrijheid en in zekere zin de “gemoedsrust” die een vrijwillig melksysteem bieden, voor de melkveehouder een belangrijke overweging zijn om over te stappen op automatisch melken. Tegenwoordig is het zo dat bij een bedrijfsuitbreiding in ons land ca. de helft kiest voor automatisch melken.

De sector heeft er even aan moeten wennen maar het is niet meer vreemd wanneer een melkveehouder vertelt dat zijn vrouw buitenshuis werkt en hij ’s ochtends zelf de kinderen naar school brengt en ‘s middags weer ophaalt.

Page 11: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 11

De Case: scherp (on)gezienIn het Romeinse rijk was het niet ongebruikelijk om urenlang te tafelen. Vaak was er tijdens het diner ook gelegenheid voor animatie in de vorm van dansen, zingen, acrobatiek en poëzie. Het werd als een teken van hoge sociale klasse gezien wanneer de mannen liggend konden eten. Vrouwen aten altijd zittend op een stoel. Of de mannen meer spijsverteringsproblemen hadden in die tijd dan hun vrouwen, is nergens opgetekend. Een erg gemakkelijke houding om te eten lijkt het niet, vooral ook omdat het hoofd door de linkerarm moest worden ondersteund. De Romeinse eliteman had dus alleen zijn rechterhand beschikbaar om te eten.

Een dier dat geen enkele moeite heeft met liggend eten – ook al is er geen afleiding in de vorm van animatie – is de koe. Een koe herkauwt 6 tot 8 uur per dag en al dat herkauwen gebeurt liggend. Het ‘voorwerk‘, het vullen van de pens, heeft dan al plaatsgevonden. Komt u straks in het voorjaar al wandelend of fietsend langs weidende koeien, let u er dan eens op hoe ze het gras naar binnen werken. Ze slaan hun lange vlezige tong om een toefje gras en plukken het als het ware van de grond. Ze kauwen er even op, slikken dan door en zijn ondertussen al bezig met de volgende hap. Een koe heeft dan ook gras nodig dat minimaal 10 tot 12 cm hoog staat. Met korter gras heeft ze moeite, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een paard. Dat neemt het gras met lippen en tanden op en kan nog goed uit de weg in schraal grasland.

Een koe graast gedurende een dag 15 tot 20 kg droge stof uit ruwvoer bij elkaar. Vers gras bevat ca. 15% droge stof. Per koe moet er dus op een dag meer dan 100 kg vers gras worden ingeslagen. U kunt zich dan wel voorstellen dat zo’n dier tijdens het grazen behoorlijk door moet werken en niet al te kieskeurig kan zijn. Bij de inname van al dat gras of ander ruwvoer gaat er dan ook wel eens wat mis. Een koe “harkt” alles in eerste instantie vrij snel naar binnen en maakt daarbij weinig onderscheid in de samenstelling, tenzij er sprake is van een afwijkende geur. Je kunt in een grasland ook altijd heel mooi de plekken zien waar de “koeieflatsen” terecht zijn

gekomen. Net als boterbloemen (bevat de giftige glycoside ranunculine,) laat een koe het gras op zo’n plaats staan, omdat het een afwijkende geur heeft.

Het tempo en de manier van vreten van de koe heeft wel tot gevolg dat ze soms onverteerbare delen binnen krijgt. Meestal leidt dat niet tot problemen, maar het wordt anders wanneer het gaat om metaal. Dierenartsen hebben bij operaties of secties wel spijkers, ijzerdraad, staaldraad van autobanden en kleine losse metalen onderdelen van werktuigen in koeien aangetroffen. Soms kan “scherp-in”, zoals het wel wordt aangeduid, onschadelijk worden gemaakt door het inbrengen van een ronde, holle magneet, waarmee de metalen delen worden “weg” gevangen. Vaak ook lukt dat niet. Vooral de netmaag maakt samenknijpende, pulserende bewegingen. Wanneer zich daar een hard, scherp voorwerp in bevindt, kan het gebeuren dat dit door de wand van de maag heen prikt en zo de koe naast veel pijn een buikvliesontsteking of zelfs een ontsteking van het hartzakje bezorgt. Een dergelijke ziek dier zal minder voer opnemen, minder melk geven en extra kosten voor gezondheidszorg met zich meebrengen.

Treedt geen verbetering op dan zal een melkveehouder een dergelijk dier vervroegd moeten afvoeren. Dat brengt ons op onze case, zoals bijna alle voorvallen ook dit keer

weer een nogal speciaal geval. De verklaring van de betrokken melkveehouder en de aangesproken verzekerde liepen in eerste instantie nog al uit elkaar. Na onze bezoeken en gesprekken met beide partijen en vervolgonderzoek konden wij het volgende reconstrueren.

Het tempo en de manier van vreten van de koe heeft wel tot gevolg dat ze soms

onverteerbare delen binnen krijgt.

Page 12: Agrarisch Magazine jan 2012

12 Agrarisch Magazine nr 8

Verzekerde, een particulier, had samen met zijn vriendin twee honden. Wanneer hij ’s avonds na zijn werk thuis kwam en de honden voor het slapen gaan nog een laatste keer uit werden gelaten, vond hij het leuk om de trouwe viervoeters wat extra beweging te geven. Hij nam dan wat blikjes bier mee in z’n tas, stapte op z’n fiets en reed met de honden naast zich het dorp uit naar een vaste plek op een kilometer afstand van z’n woning. Hij ging daar dan een half uurtje in de berm zitten, genietend in het donker van de honden en z’n biertje. Wanneer het blikje leeg was gooide hij dit weg, waarmee de honden ermee aan de haal gingen. Ze renden er dan spelend mee weg en verscheurden het blik samen tot repen.

Verzekerde gaf ons te kennen dat hij niet door had gehad dat de honden met de blikjes onder een afscheiding door een weiland in renden en daar de blikresten achterlieten. Zelf hadden wij het idee dat hij dat – ook al was het donker – wel gezien moet hebben maar zich niet had gerealiseerd wat de gevolgen van de aan gort gescheurde en achtergebleven blikdelen konden zijn. Er liepen namelijk nooit koeien in het betreffende weiland. De tegenpartij, eigenaar van het betreffende grasland, maaide het gras regelmatig voor ruwvoerwinning. Al verschillende malen had hij gemerkt dat er blik tussen het gras zat. Ondanks de aanschaf van een metaaldetector was hij er niet in geslaagd om alle metaalresten op tijd te verwijderen. Dat hij wel z’n best had gedaan bleek wel uit de vuilniszakken (!) vol met metaalafval die hij in de loop der tijd had verzameld, zowel voorafgaand aan het maaien uit het weiland als na het maaien uit het verse en het kuilgras. Omdat de betreffende melkveehouder overdag nooit iemand bij het weiland zag – de boerderij stond op enige afstand - en hij de herkomst van het afval niet kon traceren, heeft hij met een aantal omwonenden een buurtwacht geformeerd. Tijdens een van de “patrouilles” van deze buren werd verzekerde op een avond bij het weiland aangetroffen. Omdat men niet wist hoe verzekerde zou

reageren en de honden hen nogal groot en agressief voor kwamen, belden zij de politie. Naderhand hebben wij de betreffende agenten gesproken, die ons lieten weten dat zij vast hadden gesteld dat verzekerde had gedronken en bierblikjes in zijn fietstas had. Zij hadden niet vast kunnen stellen wat verzekerde met de lege blikjes had gedaan, maar de verklaring van tegenpartij – dat verzekerde de oorzaak was van zijn probleem – kwam hen wel plausibel voor.

Verzekerde ontkende tegenover ons dat zijn blik in het weiland terecht had kunnen komen en wees erop dat in de directe nabijheid ook een hangplek was van jongeren die nogal veel zwerfafval veroorzaakten. Nadat wij hadden vastgesteld dat het biermerk van de blikresten overeenkwam

met het merk dat verzekerde volgens zijn vriendin altijd dronk en afdrukken van tanden in de losse repen aan troffen, hebben wij aan onze opdrachtgever gerapporteerd dat een

oorzakelijk verband ons wel aannemelijk voor kwam.

Er werden 6 koeien gevorderd die door “scherp-in” zouden zijn gestorven of vervroegd waren afgevoerd. Bij enkele dieren had de dierenarts een verklaring geschreven dat hij symptomen (kreunen, kromme rug etc.) had waargenomen die duiden op scherp-in. Eén van de dieren was na de slacht door een keurmeester onderzocht. Deze had inderdaad gerapporteerd dat hij scherp-in in de koe had gevonden. De aard daarvan had hij jammer genoeg niet vermeld en hij kon ook later niet bereid worden gevonden om dat alsnog aan te geven.

Wij hebben in goed overleg met de veehouder de schade vast kunnen stellen, waarbij wij rekening hebben gehouden met de relatief hoge leeftijd van de afgevoerde dieren, waardoor deze – anders dan tegenpartij aanvankelijk meende - slechts een beperkte handelswaarde vertegenwoordigden.

Tijdens een van de “patrouilles” van deze buren werd verzekerde op een avond

bij het weiland aangetroffen.

Page 13: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 13

INTERVIEW MET UW VAKGENOOT

Arthur van Hoey Smith (33), advocaat bij NautaDutilh te Rotterdam, sectie Verzekeringen & Aansprakelijkheid.

Wat is je achtergrond, voordat je in 2005 in dienst trad bij NautaDutilh?

Ik ben in 2002 afgestudeerd in Leiden in civiel en fiscaal recht. Die tweede studie heb ik gevolgd omdat ik vrij snel door de eerste jaren heen liep en ik mezelf nog te jong vond om op mijn 22e al te beginnen met werken. Ik heb na mijn studie een stage in New York gedaan en ben vervolgens op mijn 24e begonnen als belastingadviseur en later als advocaat bij Loyens & Loeff. Daar was ik betrokken bij fusies, overnames en joint ventures.

Zit het volgen van de rechtenstudie in je familie?

Nee, dat niet maar ik kom uit een nest van vier met twee broers en één zus. Alle vier hebben we rechten gestudeerd in Leiden. Twee zijn kandidaat-notaris geworden, ik ben advocaat geworden. We hebben dus wel een gezamenlijk gedeelde interesse.

Dat is wel uitzonderlijk te noemen. Hoe is dat te verklaren?

Veel mensen in onze omgeving in Kralingen, waar we zijn opgegroeid, vrienden van onze ouders, waren in de juridische beroepsgroep betrokken als advocaat, jurist of notaris. We kwamen daar in onze jeugd dus al mee in contact. Kennelijk heeft dat een zaadje geplant, wat later is ontkiemd.

Heb je persoonlijke motieven waar jij je in je studiekeuze door hebt laten leiden?

Dat is leuk dat je dat vraagt, want onlangs kwam ik thuis een programmaboekje van mijn eindexamenjaar tegen, waarin ik had aangegeven dat ik of ambassadeur of advocaat wilde worden. En het leuke is dat je als advocaat ook eigenlijk de ambassadeur van je cliënt bent, dus die voorspelling van toen ik 17 was, is wel uitgekomen.Ik heb dus heel bewust gekozen voor de rechtenstudie. In eerste instantie was ik meer geïnteresseerd in het strafrecht met “boeven vangen” en vanuit het OM pleiten. Vandaar dat ik in de 5e klas van de middelbare school een stage heb gevolgd bij de Rechtbank Dordrecht. Ik heb toen een week mogen meedraaien op de zedenafdeling. Een zitting van een ontuchtzaak staat mij nog steeds helder op het netvlies. Dat was heel heftig. Mijn interesse en ambitie ging vanaf dat moment meer uit naar de civielrechtelijke kant.

Ik kwam er al gauw achter dat je daar veel aan hebt in een maatschappij die in toenemende mate “juridiceert”. Ook in privésituaties heb ik veel aan mijn studie. Thuis ben ik dan ook een beetje advocaat.

Is dat niet soms ook lastig dat je in je vriendenkring op je deskundigheid aangesproken wordt?

Nee, dat is helemaal niet lastig. Ik vind het juist geweldig wanneer mensen met mij willen klankborden. Vanuit mijn werk heb ik een bepaalde invalshoek hoe je zaken op een gedegen wijze benadert en dat is altijd handig. Als ik in een privésituatie geconfronteerd wordt met een vraag van iemand, zal ik me er ook nooit zo maar vanaf maken met een kort antwoord. Ik wil dan ook van de hoed en de rand weten. Ook met de intentie om iemand die je om hulp vraagt, zo goed mogelijk te helpen en op het juiste pad te krijgen.

Page 14: Agrarisch Magazine jan 2012

14 Agrarisch Magazine nr 8

Natuurlijk treed ik dan niet op als advocaat, maar meer als buitenstaander met een juridische achtergrond die meedenkt.

Waarom heb je gekozen voor NautaDutilh als werkgever en de verzekeringswereld als jouw platform?

Ik wilde graag procederen en heb daarom in 2005 bij de afdeling Verzekeringen & Aansprakelijkheid van NautaDutilh gesolliciteerd. Ik heb inmiddels ervaren dat in lang niet alle gevallen geprocedeerd wordt. Aan een procedure gaat veelal een adviestraject vooraf, op basis waarvan een (her-)beoordeling kan plaatsvinden of een procedure wel gewenst is.

Ik heb de verzekeringswereld leren kennen als een prettige en aantrekkelijke omgeving om in te werken. Over het algemeen vormen de mensen die je daar tegenkomt een vaste en sterke groep. Je ziet ook dat mensen die éénmaal voor de verzekeringswereld hebben gekozen daarin blijven omdat het hen heel erg bevalt. Het vak bindt mensen.

Wat is er leuk aan procederen?

Wanneer je procedeert kan je volledig voor je zaak gaan. Ik vind het geweldig om een zaak vanuit een bepaalde invalshoek aan te pakken en daar helemaal voor te gaan. Je kijkt dan naar de positieve punten in een dossier waarmee je je standpunten kunt onderbouwen, je houdt rekening met de negatieve punten, maar alles met het doel om je zaak te winnen. Winnen kan dan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een goed vonnis binnen te halen of een goede schikking te bereiken. Het is altijd de uitdaging om het beste resultaat voor je opdrachtgever te bereiken.Zo was een cliënt van mij betrokken bij werkzaamheden aan een groot pand, waar tijdens de werkzaamheden een grote brand ontstond. In een recent vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat mijn client niet aansprakelijk is voor de ontstane schade. Kijk, daar doe je het voor! Daar word ik blij van.

Hoeveel zaken behartig jij nu tegelijkertijd?

Ik denk dat ik op dit moment bij ongeveer 45 dossiers betrokken ben. Die zijn echter niet allemaal actief in behandeling. Je hebt altijd fases in een dossier. Zo kan je in afwachting zijn van de dagvaarding van de wederpartij, je kan in afwachting zijn van een vonnis of een deskundigenbericht, het bepalen van een datum voor een comparitie of getuigenverhoor. In die tussentijd kan de zaak stilliggen, je bent dan ook afhankelijk van anderen zoals de wederpartij, de rechtbank of een gerechtsdeskundige.

Kom jij nu altijd op voor de aangesproken partij of ook wel voor de eisende partij?

Dat is verschillend. We hebben een breed scala van partijen waar we voor op kunnen treden, variërend van natuurlijke personen, bedrijven, verzekeraars en verzekeraars die weer optreden namens bedrijven. Verzekerings- en aansprakelijkheidszaken zijn heel breed. Bij verzekeringszaken kan je denken aan polisdisputen, maar ook bijvoorbeeld aan

verzekeraars die hebben uitgekeerd en die regres nemen op een derde partij. In die zaken kan ik optreden voor de aangesproken partij, maar indien die partij aansprakelijk blijkt, kan ik voor dezelfde partij optreden als eisende, regresnemende partij. Dat is ook zo voor de aansprakelijkheidszaken waarin ik betrokken ben. Ik behandel veel technische schades, zoals CAR-schades, brandschades, bouwschades en leidingschades. Voor al die zaken geldt dat er over het algemeen veel partijen bij betrokken zijn en kan je eerst aan de aangesproken kant staan en later aan de eisende kant, wanneer je de schade bij een derde probeert neer te leggen. Op dit moment ben ik met een contractuele schade bezig. Mijn cliënt heeft grondstoffen aan een reder geleverd en die grondstoffen hebben ertoe geleid dat het schip dat de grondstoffen vervoerde, is ontploft. Mijn cliënt heeft de schade van de reder en andere slachtoffers voldaan en neemt nu regres op de partij die die grondstoffen heeft geleverd. Een mooi voorbeeld van een ommeslag van aansprakelijke partij naar eisende partij.

NautaDutilh draagt als motto “challenge the obvious”. Wat mogen we daaronder verstaan?

Wat we er mee bedoelen, en zo ervaar ik dat trouwens ook, is dat NautaDutilh zich onderscheidt door niet alleen de gebaande paden te bewandelen, maar ook de mogelijkheden buiten de gebaande paden onderzoekt. Zo kunnen verrassende vragen aan cliënten, tot verrassende resultaten leiden. Zo kan een miljoenenclaim door goed, alternatief, feitenonderzoek, gereduceerd worden tot een claim van een paar ton.

Op de site van NautaDutilh, lees ik dat haar medewerkers ambitieus, creatief, vindingrijk, ondernemend en teamspeler zijn. In hoeverre herken jij je in die kwalificaties?

Ja, die kenmerken kan ik wel onderschrijven. Mijn collega’s en ik hebben een bepaalde gedrevenheid om een zo goed mogelijk resultaat te behalen en onze cliënten op het hoogste niveau te begeleiden. Ik kan mij voorstellen dat als je minder ambitieus bent je eerder genoegen ergens mee neemt of dat je in een zekere routine verzandt, waardoor je terugvalt naar “the obvious” en een nieuwe zaak behandelt als de vorige. En dat is niet wat we willen, waar ook ik voor sta.Ik probeer ook altijd creatief te denken en te handelen, waardoor een zaak een andere wending kan krijgen, bijvoorbeeld door het vinden van een bepaalde getuige met een andere kijk op de zaak of een document dat een inkleuring geeft waardoor de zaak van de wederpartij op losse schroeven komt te staan.NautaDutilh stimuleert en ondersteunt ondernemerschap ook. Ik heb direct na indiensttreding een cursus ondernemerschap gevolgd. Elke advocaat is in zekere zin ondernemer. NautaDutilh stimuleert dat medewerkers initiatieven ontplooien en zelf op cliënten afstappen. Ik vind dat zelf ook een mooi en positief aspect van mijn werk. Als advocaat draai je over het algemeen mee op een hoog niveau binnen een bedrijf of verzekeraar, want het gaat vaak om veel geld en je adviezen hebben een directe invloed op het resultaat van een bedrijf.

Page 15: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 15

Omdat je veelal op directieniveau communiceert krijg je een kijkje in “de keuken” van zo’n bedrijf. Recent nog sprak ik een directeur die mij uitlegde hoe zijn bedrijf handelde in een bepaald product en welke handelingen binnen zijn bedrijf verricht werden voordat het eindproduct geleverd kon worden. Dat vind ik zelf heel inspirerend.De kwalificatie “teamspeler” zie ik zowel binnen als buiten kantoor. Eerder dit jaar was ik betrokken bij een dossier waar we als team van vijf advocaten, ieder met een eigen specialisme, een gezamenlijk advies aan een cliënt hebben verstrekt. Het samen hard werken aan een dergelijke opdracht schept ook een band.Extern zie ik de eigenschap van teamspeler ook terug, omdat wij nooit alleen op een zaak zitten. Ik heb altijd te maken met iemand namens de opdrachtgever, vaak met een expert en met een makelaar. Ook is regelmatig een huisadvocaat namens de verzekerde bij een zaak betrokken. Er is dus altijd een breder verband waarbinnen ik opereer.

Waar moet een goede expert in zijn werk aan voldoen, volgens jou?

Ik vind het belangrijk dat de expert voor een niet-ingewijde helder op papier zet wat er is gebeurd. Na het lezen van het expertiserapport moet bijvoorbeeld duidelijk zijn hoe een machine nu kon ontploffen, hoe een brand is ontstaan of hoe een agrarische schade is veroorzaakt. Belangrijk is dat hij of zij snel ter plaatse is zodat alles nog “vers” is waar te nemen en dat daarvan goede foto’s worden gemaakt zodat ook bij mensen die vaak jaren later bij een dossier worden betrokken, visueel beklijft wat zich precies heeft voorgedaan. Een advocaat kan dan zijn of haar zaak goed aan de rechtbank voorleggen op basis waarvan die rechtbank dan weer een beslissing kan nemen.

De rechtbank is geen locatie om te lachen, te gieren en te brullen. In hoeverre speelt humor toch een rol in je aanpak van je werk?

Het vormt voor mij een belangrijk onderdeel van de dag. Als ik een telefoongesprek of bijeenkomst heb gehad waarin alleen maar serieus over het zakelijke is gesproken, zonder dat er af en toe is gelachen, is die wat mij betreft niet optimaal verlopen. Dat geldt ook voor de rest van het werk. Ons werk is leuk, soms zo leuk dat ook in de rechtzaal wordt gelachen. Uiteraard moet de zaak zich er wel voor lenen. Letselschades lenen zich daar bijvoorbeeld niet voor.

Een cliënt van mij omschreef mij laatst als “professioneel en persoonlijk”. Dat waardeerde hij heel erg. Dus ja, je moet in juridische zin alles goed oppakken en serieus zijn, maar het persoonlijke element in de communicatie vind ik minstens zo belangrijk. En onbewust komt daar ook de relativering en humor bij kijken.

Ben je regelmatig betrokken bij agrarische schaden?

Ik heb inderdaad een aantal agrarische dossiers in behandeling, waaronder een varkenshouder die door het niet-verlenen van een vergunning door zijn gemeente, bedrijfsschade heeft geleden. Een bijeenkomst bij die varkenshouder zal mij altijd bijblijven: wij mochten de varkensstal bekijken en bij het openen van een van de deuren van de stal zag ik 144 varkenssnuitjes naar mij kijken.

Arthur bij de buste in het Arboretum van zijn grootvader James Richard Pennington (Dick) van Hoey Smith

Page 16: Agrarisch Magazine jan 2012

16 Agrarisch Magazine nr 8

Verder ben ik betrokken bij een dossier waarbij een teler een leverancier heeft aangesproken in verband met een vermeende vervuiling van een geleverd product dat bestemd was voor de teelt.

Heb je vanuit je persoonlijke achtergrond iets met land- of tuinbouw?

Ik heb geen agrarische achtergrond, wel een botanische. Mijn familie heeft in het midden van de 19e eeuw in Rotterdam de buitenplaats “Trompenburg” gekocht, gelegen in Kralingen. “Trompenburg” werd in de jaren ‘20 van de 20e eeuw getroffen door de iepenziekte, in het Engels “the Dutch Elm disease”. Deze ziekte was meegekomen met een partij iepen die oorspronkelijk uit China kwam en in Nederland werd gelost. Vanuit Nederland heeft die ziekte zich daarna verspreid over heel Europa. De iepen moesten toen gerooid worden waardoor ruimte ontstond om de buitenplaats om te vormen naar een arboretum.

Als kind heb ik veel in wat wij in de familie noemen “de tuin” gespeeld en gewerkt, want mijn ouders wonen aan de rand.

Het particuliere beheer en eigendom van het Arboretum, dat nu overigens is omgedoopt tot “Trompenburg Tuinen & Arboretum” is inmiddels ondergebracht in een stichting. Ik ben dit jaar bestuurslid geworden en ben zo betrokken bij de exploitatie. Door overnames van naastgelegen tuinen is een prachtige botanische tuin met een oppervlak van ongeveer 9 hectare ontstaan. Op het terrein bevindt zich ook een kas met een omvangrijke succulentenverzameling, het paradepaardje van wijlen mijn opa.

Lever je buiten procedures nog een bijdrage aan de rechtsontwikkeling?

Ja, soms heb je een onderwerp waardoor je gegrepen wordt. Ik heb één zaak gehad die zich leende voor een omzetting naar het wetenschappelijke. Dat heeft geresulteerd in twee artikelen die zijn gepubliceerd in het Weekblad Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR). Het onderwerp is dat je als opstalbezitter in beginsel aansprakelijk bent voor schade veroorzaakt door een gebrek in dat opstal. In artikel 6:174 BW is ook sprake van een tenzij-clausule. Door veel mensen wordt die clausule, die een soort “escape” op de aansprakelijkheid vormt, niet goed begrepen. Ik heb in beide artikelen een nieuwe visie op die clausule gegeven waardoor deze vaker toepassing kan vinden dan nu in de rechtspraak naar voren komt. De aangesproken partij kan daarmee zijn schadelast beperken.

Hoe vul jij je vrije tijd in?

Ik ben bijna twee en een half jaar geleden vader geworden van mijn eerste dochter en inmiddels is daar een tweede dochter bijgekomen. Deze twee mooie prinsesjes vormen momenteel mijn grootste hobby. Ik vind het geweldig. Het heeft ook een grote invloed op hoe ik in het leven sta.Als ik de kans krijg, lees ik ter ontspanning graag fictie, een overblijfsel van mijn jeugd, toen ik gegrepen werd door de boeken van Thea Beckman.

Page 17: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 17

Dioxines hoe zit dan nou? Oorzaken en gevolgenDiëtisten, gewichtsconsulenten, de consumentenbond en voedingsspecialisten die met uw en mijn gezondheid het beste voor hebben, proberen ons bewust(er) te laten worden wat we eigenlijk allemaal eten. “Weet wat je eet” en “je bent wat je eet” zijn van die mooie one-liners die de essentie proberen duidelijk te maken. Het gaat dan niet alleen om de tussendoortjes of andere (foute) voedingsgewoontes maar ook vooral om de kwaliteit van hetgeen we als brandstof innemen om onze dag gezond en energiek door te komen.

Dat de gemiddelde consument erg kritisch is op de kwaliteit van die voedingsmiddelen is niet verwonderlijk. Wanneer b.v. bij een grote brand in de directe omgeving neerslag van roet- en andere onverbrande delen worden vermoed, staan de boeren en tuinders met vee en gewassen in dat gebied al gauw voor een voldongen feit. Consumenten zijn onzeker over de vraag of producten uit dat gebied wel onschadelijk zijn en raken hun vertrouwen kwijt. En omdat die consument niet precies kan achterhalen waar de spruitjes of de prei op het land hebben gestaan is al gauw het product zelf verdacht. Gevolg is een plotseling sterk afnemende vraag en prijsval in de markt. De boer of tuinder die het aangaat kan er vaak weinig of niets aan veranderen want “de klant is koning” en geef die klant eens ongelijk dat hij in al zijn onzekerheid kiest voor zijn eigen gezondheid.

Een begrip dat we in dat verband met enige regelmaat in de media zien verschijnen is “dioxine”. Ons bureau heeft

ook meerdere dossiers behandeld en nog in behandeling die draaien om de vervuiling van (grondstoffen van) voedselproducten door dioxinen. Als leergierige lezer wilt u natuurlijk nu weten wat dioxine is, hoe deze stof in ons milieu

en voedsel terechtkomt en waarom alle alarmbellen op vol vermogen in de media gaan rinkelen zodra dioxine wordt gevonden of zelfs maar vermoed in levensmiddelen. De redactie van dit blad wil u daarin

natuurlijk graag van dienst zijn. Daarom onderstaand een overzicht hoe dat nu precies zit met deze verbindingen.

Dioxines, wat zijn dat nu eigenlijk?

De term “dioxines’ wordt gebruikt voor een groep nauw verwante verbindingen, de zogenaamde meervoudig gechloreerde dibenzo-p-dioxines, bestaande uit twee benzeenringen die met elkaar zijn verbonden door twee zuurstofmoleculen. Het is een verzamelnaam voor een grote

En omdat die consument niet precies kan achterhalen waar de spruitjes of de prei

op het land hebben gestaan is al gauw het product zelf verdacht.

Page 18: Agrarisch Magazine jan 2012

18 Agrarisch Magazine nr 8

Recente studies geven als belangrijkste bronnen voor dioxinevervuiling de

koper- en zinkindustrie aan samen met verbrandingsovens van ziekenhuisafval.

groep stoffen, waarvan de verbinding met de chemische aanduiding 2,3,7,8-dibenzo-p-dioxine - ook wel aangeduid als 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine en afgekort als TCDD – het meest giftig is. Voor degenen onder u die geen scheikundelessen hebben gevolgd of toen wat minder goed hebben opgelet: het tussenvoegsel “tetra” slaat op de vier chlooratomen die zich hebben gehecht aan een dubbele benzeenring. De cijfers voorafgaande aan de naam geven de plaats aan waar deze chloormoleculen aan de beide ringen zijn verbonden. TCDD kwam in 1976 vrij bij een explosie in de stad Seveso in Noord Italië en wordt sindsdien ook wel “Seveso-dioxine” genoemd. TCDD is dus de meest giftige, maar komt bijna nooit alleen voor. Vaak wordt daarom niet gesproken over dioxine, maar over het totale dioxinegehalte. Het onderscheid tussen de verschillende dioxines wordt zichtbaar in het zogenaamde congenerenpatroon. Met dit patroon of “fingerprint” kan een bepaalde verontreiniging worden getypeerd. De combinatie van de verschillende dioxines en de onderlinge verhouding daarin wordt dan gezien als uniek voor die verontreiniging. De giftigheid van een bepaalde verontreiniging met dioxines wordt uitgedrukt in een toxiciteitsequivalent, oftewel het TEQ-gehalte. TCDD is daarbij op 1 TEQ gesteld. Het TEQ-gehalte wordt ook wel beschreven als toxicologische equivalentiefactor, de TEF-waarde. De begrippen TEQ en TEF zijn derhalve uitwisselbaar.

Hoe ontstaan dioxines en waar komen ze voor?

Dioxines komen meestal door menselijke activiteiten in het milieu terecht. Ze ontstaan bij de verbranding van organische producten die chlooratomen bevatten. Chloor wordt in

ons elementaire systeem aangeduid als “Cl”. Ook de niet scheikundigen onder u weten vast wel dat keukenzout met de chemische aanduiding NaCl wordt aangegeven. Zeewater bevat gemiddeld 19 gram chloride per kg. Chloor komt dus van nature veel op aarde voor, maar door de grote reactiviteit (het wil zich graag aan andere ionen hechten) altijd in gebonden vorm, in verbindingen dus.Bij het onvolledig verbranden van fossiele brandstoffen als steenkool ontstaan dioxines. Denkt u ook aan de open haard en de allesbrander. Maar ook bij bosbranden en bij de verbranding van industriële brandstoffen en PVC kunnen dioxines ontstaan. Een onvolledige verbranding vindt plaats als een te verbranden stof vochtig is of als er te weinig zuurstof beschikbaar is waardoor de temperatuur van het vuur onvoldoende hoog is. Ook ontstaan dioxines als nevenproduct van chemische processen, b.v. bij de fabricage van trichloorfenol dat wordt gebruikt voor de bereiding van antiseptische zeep (om bacteriegroei te remmen) en bij de productie van herbiciden en pesticiden

Maar dioxines komen ook van nature in ons milieu voor. Denkt u maar aan de bron (mergelklei) van het incident in 2004 bij de fritesfabrikant McCain, waarover later meer. De zogenaamde witrot-schimmels groeien op dood hout, vormen witte kolonies en maken vanuit cellulose dioxine. Ook bij vulkaanuitbarstingen komen dioxines vrij. Recente studies geven als belangrijkste bronnen voor dioxinevervuiling de koper- en zinkindustrie aan samen met verbrandingsovens van ziekenhuisafval. Geforceerde droging waarbij verontreinigde rookgassen vrij komen kan ertoe leiden dat grondstoffen van veevoer met dioxine belast raken. Wanneer dergelijke vervuilde grondstoffen worden verwerkt tot een eindproduct kan via het congenerenpatroon van de bewuste combinatie van dioxines de relatie met

de bron worden gelegd. Het congenerenpatroon wijzigt niet of nauwelijks tijdens de productie van het voer.

Dioxines komen in een lage achtergrondbelasting overal in het milieu voor. Door

afvalscheiding en het toepassen van filters, rookgasreinigers en technische aanpassingen van verbrandingsovens is de uitstoot van dioxine sinds de jaren 1970 sterk beperkt.

Wat zijn de gezondheidsrisico’s?

Dioxines kunnen op twee manieren het milieu belasten, via het water en via neerslag vanuit de lucht.Ze behoren tot de “dirty dozen” van de persistent milieuverontreinigende stoffen. De term “persistent” houdt in dat deze stoffen in stofwisselingsprocessen niet worden afgebroken maar zich ophopen, voornamelijk in vetweefsel. Zij verspreiden zich in ecosystemen, accumuleren in de voedselketen en kunnen voorkomen in of op vlees, melk en melkproducten, vetten, oliën, vis, eieren, granen, fruit en groente.Niet alle dioxines zijn giftig. Alleen de structuren die 4 tot 8 chlooratomen bevatten die op de posities 2, 3, 7 en 8 staan

Page 19: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 19

worden als toxisch aangemerkt. Er zijn totaal 17 structuren bekend die als giftig worden beoordeeld. De giftigheid van deze congeneren varieert van 1 tot 0,0001 TEQ.

De WHO en de Europese Unie hebben de maximale toegestane dagelijkse inname vastgesteld op 10 picogram (= 10–12) TEQ per kilogram lichaamsgewicht. Korte termijn blootstelling aan hogere niveaus van dioxinen kan leiden tot huidaandoeningen, zoals chlooracne. Misschien kunt u zich nog het gezicht herinneren van de Oekraïense politicus Joesjtsenko in 2004? Hij bleek bij onderzoek o.a. aan de VU Amsterdam besmet te zijn met dioxines in een hoeveelheid van 1-3 mg TEQ. Langdurige blootstelling aan verhoogde gehaltes dioxine kan leiden tot aantasting van het immuun-systeem en het endocriene stelsel, waardoor de hormoonproductie wordt beïnvloed. Bij ratten en apen is prenatale sterfte en verminderde vruchtbaarheid aangetoond. Alleen bij chronische blootstelling aan verhoogde gehaltes is dioxine onder bepaalde omstandigheden carcinogeen (kankerverwekkend).

Ongeboren en pasgeboren kinderen zijn het meest gevoelig volgens het Media Center van de WHO.Daarnaast kunnen zekere beroepsgroepen een verhoogd risico lopen, zoals werknemers in de pulp- en papierindustrie en de al genoemde verbrandingsinstallaties. Ook bewoners - met name opgroeiende kinderen - in de directe omgeving van dergelijke installaties lopen een verhoogd risico.

Is preventie mogelijk?

De risico’s van dioxinevervuiling en -besmetting zijn wel te beperken maar nooit helemaal te voorkomen. De individuele burger kan helpen de emissie te verlagen door zijn afval

gescheiden aan te bieden en niet zelf achter in de tuin in een allesbrander te verstoken.

De overheid heeft duidelijke normen met een ruime veiligheidsmarge gesteld aan de aanwezigheid van dioxine in het voedsel en veevoer. Die normen zijn vastgelegd in de Algemene Levensmiddelenwet en de Kaderwet Diervoeders. Een frequentere controle op het nakomen van deze wetgeving kan het vroeg opsporen van bronnen bevorderen voordat deze uitgroeien naar daadwerkelijke incidenten.

Producenten in de voedselketen zullen niet altijd standaard op dioxine controleren. Dioxines komen vaak voor in kleine hoeveelheden, waardoor ze lastig zijn op te sporen. De onderzoeksmethode naar dioxines is vrij ingewikkeld en kostbaar. Dioxines stellen producenten in de voedingsketen ook regelmatig voor verrassingen doordat ze vanuit onverwachte hoek opduiken. Wie had er b.v. in 2004 vooraf op verdacht kunnen zijn dat de aardappelschillen van McCain met dioxine besmet zouden kunnen worden vanuit onbewerkte mergelklei die werd gebruikt voor het sorteren van aardappelen op onderwatergewicht (zetmeelgehalte). Pas nadat er dioxine bij een melkveehouder was gevonden die zijn koeien had gevoerd met de schillen, bleek dat er in de klei 910 nanogram natuurlijke dioxine per kilogram voor kwam. Het toenmalige ministerie van Landbouw heeft via een rapid alert systeem een waarschuwing Europa ingestuurd. McCain gebruikt sindsdien zout water om te sorteren.

Met maatregelen voortkomend uit voortschrijdend inzicht in de aard van mogelijke vervuilingsbronnen en -routes kan de verspreiding van dioxine wel worden beperkt. Maar niet alle processen en ketens zijn volledig te controleren en dioxinevrij te houden. Dioxines zullen dus ook in de toekomst nog wel regelmatig opduiken in de voedselketen op plaatsen en momenten waar we dat niet wensen.

Page 20: Agrarisch Magazine jan 2012

20 Agrarisch Magazine nr 8

Dreigt ons landschap te“ontkoeien”?

Rond 1992 deed het volautomatisch melksysteem – vaak aangeduid als AMS of melkrobot – haar intrede in de melkveehouderij in ons land. Na een wat aarzelende start, zijn nu alle kinderziektes van het systeem wel ondervangen. Meerdere producenten in ons land zijn in staat een betrouwbare robot te leveren, bestaande uit één of meerdere boxen.

In april 2009 hadden van de ca. 20.000 melkveehouders die ons land telt, volgens de Stichting Kwaliteitszorg Onderhoud Melkinstallaties (KOM) totaal 1.545 één of meerdere robots op het bedrijf in gebruik. Omdat één systeem per dag maximaal 50 à 70 koeien kan bedienen, hebben de grotere bedrijven er meerdere in gebruik. Het totale aantal verkochte robots in Nederland zou nu ruim 2.300 stuks zijn, Hiermee heeft nu bijna 8 procent van alle melkveebedrijven in Nederland een volautomatisch melksysteem.

Dat de robot aan een sterke opmars bezig is, blijkt uit een vergelijking met het jaar 2000. Op dat moment waren er nog slechts enkele honderden verkocht. Ook de stijgende vraag naar gebruikte robots bevestigt de populariteit van het AMS. Overigens niet alleen in ons land. Wereldwijd heeft Lely 7.000 en DeLaval inmiddels 5.000 melkrobots afgezet. Cijfers die boekdelen spreken.

Het grootste voordeel ligt in de arbeidsbesparing: de boer is verlost van het dwingende ritme om dagelijks op gezette tijden, minimaal tweemaal in de melkput te staan. Natuurlijk zal het vee en ook de boer zelf, moeten leren omgaan met de nieuwe techniek en technologie, maar na een cursus “inmelken” en enkele maanden draaien, zal het al gauw op de boerderij ingeburgerd raken dat papa met het ontbijt bij de kinderen aan tafel zit. Er blijft uiteraard nog meer dan genoeg te doen op de farm, maar de grotere vrijheid om de tijd zelf in te delen, geeft rust in het hoofd en verhoogt het werkplezier.

Een ander voordeel is de hogere productie. Niet alleen de boer heeft meer vrijheid. De koeien kunnen nu zelf kiezen, wanneer en hoe vaak ze gemolken willen worden. De praktijk wijst uit dat een gemiddeld aantal melkbeurten van bijna drie per koe per dag, goed haalbaar is. Het resultaat is een productiestijging van 2 - 5 %. Het grotere aantal melkingen heeft als pluspunt dat er een betere uiergezondheid ontstaat. De vele jaren van genetische vooruitgang hebben de koe tot

Toekomstige boer?

Page 21: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 21

Het grootste voordeel ligt in de arbeidsbesparing: de boer is verlost van

het dwingende ritme om dagelijks op gezette tijden, minimaal tweemaal

in de melkput te staan.

Maar het grootste nadeel is toch wel dat de koe de wei niet meer ziet.

een hoogproductief dier gemaakt. Een overvolle uier veroorzaakt stress en dat kan weer aanleiding zijn voor uierontsteking. Minder antibiotica en een betere melkkwaliteit, gaan dus hand in hand met robotmelken.

Ook het grasland wordt beter benut. De koe op stal voeren, betekent dat er geen gras meer wordt vertrapt tijdens het grazen. En het gras wordt niet meer door het mesten vervuild. Kieskeurig als die koe is, laat ze gras met een mestgeur bij voorkeur onaangeroerd.

Maar zoals iedere medaille, heeft ook de robot een keerzijde. Allereerst is er de forse investering die nodig is om het apparaat aan te schaffen en te laten installeren. Per AMS moet daar al gauw een bedrag van € 110.000,00 à € 125.000,00 voor op tafel komen. Veelal is het ook noodzakelijk om de stal aan te passen op het gewijzigde koeverkeer. En al dat geld moet natuurlijk wel terugverdiend kunnen worden.

Daarnaast betekent robotmelken dat de boer de individuele koeien zelf niet of in ieder geval veel minder vaak ziet. Hij zal voor zijn bedrijfsbeslissingen – wanneer insemineren en droogzetten, welk rantsoen etc. – af moeten gaan op de informatie waarmee het managementsysteem hem voorziet. Niet iedere melkveehouder kan die overstap even gemakkelijk maken.

Dan is er het nadeel dat niet iedere koe geschikt is om zich in een robotbox te laten melken. Soms hangen de spenen dusdanig onder het uier dat de lasers niet in staat zijn om de bekers van het melkstel goed te plaatsen. En sommige dieren vertikken het gewoon om zich alleen door een machine te laten melken. In de meeste gevallen zal de boer zich genoodzaakt zien deze verder gezonde dieren te verkopen of af te voeren naar het slachthuis.

Maar het grootste nadeel is toch wel dat de koe de wei niet meer ziet. In plaats dat de koe zelf het gras haalt, wordt dit voor hem opgehaald. De robotkoe wordt namelijk ’s zomers

en ‘s winters op stal gevoerd. Op die manier blijft zij binnen het bereik van het AMS. Wie in het voorjaar wel eens “de koeiendans” heeft meegemaakt, weet waar de dieren zelf de voorkeur aan geven. En kan begrip opbrengen voor de sceptici, die stellen dat de koe in de

wei hoort. Want, een mooi koppel grazende of herkauwende koeien in de wei, zou wel eens een bijzonderheid kunnen

worden.

Maar gelukkig, er is hoop! De Animal Sciences Group van Wageningen UR heeft

samen met DeLaval sinds enige jaren een mobiele melkrobot in ontwikkeling. Een prachtig staaltje van Hollandse innovatie, dat erop neer komt dat een robot op rupsbanden tussen de koeien in de wei staat. De boer hoeft alleen eens per twee dagen de gewonnen melk naar de hoofdtank te transporteren. In zekere zin gaat de koe dan niet meer naar de robot, maar de rollen worden omgedraaid. De robot rijdt naar de koe.

Voordat deze “Natureluur” in praktijk kan worden genomen, zal er echter nog wel heel veel melk door de leidingen moeten stromen. Denk alleen maar aan de weersinvloeden op de gevoelige elektronica, de energievoorziening en de beveiliging. Het is te hopen dat het project zal slagen. Het is in ieder geval een diervriendelijker systeem en kan ook de liefhebbers van “het melkvee in de wei” in de toekomst een goed alternatief bieden voor de traditioneel arbeidsintensieve melkstal.

Page 22: Agrarisch Magazine jan 2012

22 Agrarisch Magazine nr 8

Klimaatverandering, een bedreiging of kans?De beelden van de watersnoodramp van 1953 staan velen van ons in het geheugen gegrift. De mensen die het destijds zelf hebben meegemaakt en overleefd konden er jarenlang niet goed over praten, zoveel indruk heeft het watergeweld in de nacht van 31 januari op 1 februari van dat jaar op hen gemaakt. Deze ramp heeft ons destijds extra bewust gemaakt van de kwetsbaarheid van ons land door haar ligging aan het uiterste Noordwestelijke randje van het Europese contingent. Met de bouw van massieve waterkeringen en dijkverzwaringen is die kwetsbaarheid weliswaar verkleind, maar nooit helemaal verdwenen. In een recent rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change IPPC staat aangegeven dat 55% van ons land gevaar loopt bij zeespiegelstijging en andere extreme events.

Onze eeuwige strijd met het water heeft er wel voor gezorgd dat wij, nuchtere Hollanders als geen ander weten hoe wij met massa’s water “voor de deur” toch in betrekkelijke veiligheid kunnen wonen, werken en leven. Vanaf 500 v. Chr. toen onze voorouders begonnen met het opwerpen van terpen en wierden als letterlijke vluchtheuvels om droog te kunnen blijven, hebben wij veel kennis en ervaring opgedaan op het gebied van watermanagement. “Hydrologie” en “Waterbeheer” zijn tegenwoordig aparte leerstoelen aan de TU-Delft. Op die manier wordt opgedane kennis verder verdiept en overgedragen. De Nederlandse offshore-industrie is mede daardoor erg gewild bij buitenlandse landen die oplossingen zoeken in de bestrijding van hoogwater, achterland bescherming, havenuitbreiding etc.

Ons waterschapsbestel zorgt er voor dat oppervlaktewater in ons land “in toom” wordt gehouden en de aandacht krijgt die het nodig heeft. Tegen die achtergrond is het eigenlijk niet te begrijpen dat er steeds meer kamerstemmen opgaan om de waterschappen als zelfstandige professionele instellingen op te heffen en de taken onder te brengen bij provincies. De gegarandeerde financiering en decentrale legitimering zijn in de loop van het meer dan 150-jarige bestaan van waterschappen de succesfactoren van dit bestel gebleken. Wanneer provincies het beheer krijgen over belastinginkomsten voor water, ontstaat het risico dat dit geld of een deel daarvan zal worden ingezet voor doeleinden waar het niet voor bedoeld is. Politieke keuzes over bestedingen zullen dan bepalend worden gemaakt, mogelijk ten koste van het beheer van waterkwaliteit en –kwantiteit. Dat moeten wij in een zo kwetsbare delta als ons land nu eenmaal is, niet willen, zeker niet in een tijd van klimaatverandering.

Overal in de wereld is momenteel aandacht voor verandering van het klimaat en de gevolgen daarvan op lange termijn. Een aantal jaar geleden heeft Al Gore het onderwerp op de agenda

gezet. Maar niet alleen Al Gore maakt zich zorgen over het klimaatverandering en de mogelijke gevolgen daarvan. Tal van instanties en overheden zijn met het vraagstuk van de opwarming van de aarde bezig. Ook in ons land zijn de gevolgen van de opwarming voelbaar. Mensen die werken in en met

de natuur kunnen dat beamen. Het klimaat lijkt door het jaar heen minder stabiel en minder voorspelbaar. Dat heeft

gevolgen voor boeren, burgers en buitenlui. Gevolgen die een nieuwe bedreiging vormen maar ook weer kansen bieden.

In Nederland is geld, kennis en techniek beschikbaar om adequate oplossingen aan te dragen voor knelpunten die ontstaan door de opwarming van de aarde. Voor meer zuidelijk gelegen gebieden is dat daarentegen, zeker op de langere termijn, wel een bedreiging. Denkt u daarbij maar aan de beschikbaarheid van voldoende (drink en irrigatie)water.

Tegen die achtergrond is het eigenlijk niet te begrijpen dat er steeds meer

kamerstemmen op gaan om de waterschappen als zelfstandige

professionele instellingen op te heffen en de taken onder te brengen bij provincies.

Page 23: Agrarisch Magazine jan 2012

Agrarisch Magazine nr 8 23

De opwarming van de planeet raakt niet alleen de agrarische sector maar ook verzekeraars. Waterbeheerders en boeren zullen zich vaker geconfronteerd zien met wateroverlast en met schade aan gewassen. Verzekeraars zullen vaker storm- en waterschades uit moeten keren.

Klimaatveranderingen zullen nieuwe bedreigingen voor onze landbouw betekenen. Denkt u naast de al genoemde watertekorten maar aan vernatting, verzilting, extreme buien, wind en toename van ziekten en plagen. Droogte leidt tot productieverlies. Het veroorzaakt ook denitrificatie in de bodem, waardoor de beschikbaarheid van stikstof afneemt. Stikstof is een van de belangrijkste mineralen die nodig zijn voor groei van groene gewassen. Naast productieverlies is ook meer afspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te verwachten. Door stijging van de zeespiegel zal de zouttong landinwaarts oprukken. Verschillende gewassen zijn erg zoutgevoelig, vooral in de tuinbouw en sierteelt. Hagelschade zal zich vaker voordoen in de open teelten en fruitteelt. In warme winters zal het ook problematischer worden om opgeslagen landbouwproducten zoals aardappelen voldoende te koelen. Dit veroorzaakt vochtverlies, rot en vervroegt uitlopende kiemen. In aardappelteelten kan ook “doorwas” ontstaan. Doorwas is het fysiologisch verschijnsel waarbij als gevolg van een periode met hoge (bodem)temperaturen de kiemrust van de nieuw gevormde aardappelknollen in de grond wordt verbroken. De nieuwe knollen lopen dan dus opnieuw uit. Oogstverliezen kunnen ontstaan doordat schimmels en insecten hun verspreidingsgebied aanpassen met de gewijzigde temperatuurszones.

Klimaatverandering biedt echter ook ontegenzeggelijk kansen voor de landbouw in ons land. Temperatuurstijging leidt tot vervroeging van het groeiseizoen en biedt de mogelijkheid voor de introductie van nieuwe teelten. Door

veredeling en biotechnologie zullen ook nieuwe rassen kunnen worden ontwikkeld. Het is bijvoorbeeld mogelijk om met een techniek als “gene silencing” genen in bestaande rassen uit te schakelen waardoor deze ziekteresistent worden. Ook kunnen rassen veredeld worden specifiek op hitte- en

droogteresistentie en een hogere zouttolerantie. Allemaal uitdagingen die door de komende klimaatverandering een stimulans en daarmee meer aandacht zullen krijgen.

Er zal ook een verdere verbreding van de agrarische bedrijfstak kunnen ontstaan. Denkt u bijvoorbeeld aan de productie- en gebruiksmogelijkheden van eendenkroos en algen. Deze kunnen worden ingezet als groenbemester, voor waterzuivering, als eiwitbron voor de industrie van voedingssupplementen en veevoer. Algen kunnen ook worden ingezet als groeibevorderaar of natuurlijke schimmelremmer. Andere interessante en mogelijk erg lucratieve (!) toepassingen van algen liggen op het gebied van biodiesel, grondstof voor multivitaminen, medicijnen,

voedingsmiddelen en cosmetische producten. Meer verzilte gebieden bieden kansen voor de teelt van zeekraal, zeekool en standbiet.

Ook op technisch gebied zal een klimaatverandering tot innovaties leiden. Denk

aan het verfijnen van sensortechnologieën en systemen voor “early warning”. Met dat laatste doelen we op het vroegtijdig signaleren van (nieuwe) insecten door middel van seksferomonen. Met geurlokstoffen wordt dan bijvoorbeeld een mot in een feromoonval gelokt Het tijdig signaleren van dit plaaginsect geeft de teler tijd om het onschadelijk te maken voordat het gewasschade kan veroorzaken. Een veranderend klimaat en een veranderende samenleving leiden dus tot innovatie en de ontwikkeling van slimme technieken. Het levert ook een uitdaging op en een markt voor verzekeraars en daarmee ook voor experts. Het leidt ook tot nieuwe producten. De regenverzekering en brede weersverzekering voor landbouwers zijn daar een mooi voorbeeld van.

Klimaatverandering biedt echter ook ontegenzeggelijk kansen voor de landbouw

in ons land. Temperatuurstijging leidt tot vervroeging van het groeiseizoen en biedt

de mogelijkheid voor de introductie van nieuwe teelten.

Page 24: Agrarisch Magazine jan 2012

24 Agrarisch Magazine nr 8

Het CL Agrarisch Magazine is een uitgave van Cunningham Lindsey.

Wilt u meer informatie over onze dienstverlening? Kijk dan op www.cunninghamlindsey.nl of stuur een e-mail naar [email protected]