Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

144
A.R. Roeten September 2011 EFFECTIEVE GEMEENTELIJKE INSTRUMENTEN IN RELATIE TOT MAATWERKADVIEZEN ENERGIEBESPARING BIJ EIGENAAR-BEWONERS VAN PARTICULIERE WONINGEN

description

Een integraal wetenschappelijk onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

Transcript of Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Page 1: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

A.R

. Ro

ete

n S

ep

tem

ber 2

01

1

EFFECTIEVE GEMEENTELIJKE INSTRUMENTEN IN RELATIE

TOT MAATWERKADVIEZEN ENERGIEBESPARING BIJ

EIGENAAR-BEWONERS VAN PARTICULIERE WONINGEN

Page 2: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

2 | P a g i n a

Lege pagina

Page 3: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

3 | P a g i n a

COLOFON

Titel : Een wetschappelijk onderzoek naar gemeentelijke beleidsinstrumenten die effectief zijn in combinatie met het Maatwerkadvies Energiebesparing in relatie tot eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

Auteur : Axel Roeten Jan Thijssenstraat 10 1403 LZ BUSSUM tel: 035-6936002 e-mail: [email protected]

Studentennummer : 131361

Opdrachtgever : Gemeenten

Opleiding : Master of Environmental Science (deeltijd)

Instituut : Saxion en the University of Greenwich

Hoofdbegeleider : Bauke de Vries,

Cobegeleider : Ricardo Cronie

Datum : September 2011

Saxion Hogescholen, i.s.m. the University of Greenwich Master of Environmental Science (deeltijd) Handelskader 75 7417 DH DEVENTER Postbus 501 7400 AM DEVENTER

© Copyright 2011

Deze uitgave mag uitsluitend worden gebruikt als afstudeerresultaat voor de Opleiding Master of Environmental Science aan de

Saxion hogeschool in Deventer en de University of Greenwich in Engeland. Het onderzoek is met de grootst mogelijke zorg

samengesteld, maar geeft geen garantie op de juistheid van de gegevens. Aansprakelijkheid naar aanleiding daarvan wordt niet

geaccepteerd.

Page 4: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

4 | P a g i n a

Lege pagina

Page 5: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

5 | P a g i n a

VOORWOORD

Een wetenschappelijk onderzoek op Master niveau vormt de afsluiting van de opleiding Master of Environmental Science aan de Saxion hogeschool in Deventer. Het behalen van dit diploma geeft het recht om de titel (MSc) te voeren.

Het zoeken naar een geschikt afstudeeronderwerp was geen gemakkelijke opgave. Verschillende opties zijn de revue gepasseerd met telkens het centrale thema Energie. De keuze voor dit thema is gebaseerd op persoonlijke interesse en nieuwsgierigheid. Deze nieuwsgierigheid is overigens een belangrijke overweging geweest om weer terug te keren in de ‘schoolbanken’. De opleiding Master of Environmental Science bood een geschikt onderwijsprogramma.

Op het gebied van de transitie naar een structureel, duurzame energiehuishouding staat Nederland aan de vooravond van grote veranderingen. De vraag naar energie neemt alsmaar toe, het aanbod is eindig. Hoe gaan we daarmee om? In dat opzicht zijn de keuzes die we nu maken essentieel voor de toekomst van onze kinderen. Ik ben vooral geïnteresseerd in de maatschappelijke dynamiek waarin de veranderingen naar een duurzame energievoorziening tot stand moeten komen. Daarin staat het energievraagstuk niet op zich. Een duurzame energetische samenleving vraagt integratie van vele andere beleidsvelden. ‘In samenwerking ligt de oplossing’, aldus Lidwien Reyn, die deze uitspraak deed tijdens een interview over Cradle to Cradle. Vooral de rol die gemeenten spelen en de verantwoordelijkheden die ze dragen, spreken mij aan. Wellicht komt dit omdat ik zelf werkzaam ben binnen een gemeentelijke overheid.

Als het gaat om een energetisch duurzame toekomst zullen wij ‘out of the box’ moeten leren denken en op zoek moeten naar nieuwe manieren om ook te kunnen voorzien in de energiebehoeften van volgende generaties. Energiebesparing is de eerste stap in de goede richting. De deur naar een nieuw energetisch tijdperk staat op een kier. Ik wil een bijdrage leveren door die deur een klein beetje verder open te zetten.

Als voorbereiding op dit onderzoek en tijdens het onderzoek heb ik verschillende gesprekken gevoerd en interviews gehouden met deskundigen op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving. Daarvoor wil ik mijn dank uitspreken aan: de heer H. Schotman van de gemeente Amersfoort, mevrouw B. van der Hoek van de gemeente Apeldoorn, mevrouw M. van der Woude van de gemeente Haarlem, mevrouw M. Boerbooms van Meer met Minder, de heer R. Hamer van de gemeente Hardenberg, de heer C. Egomond van AgentschapNL en de heer M. Burg van de SalecoGroep. Hun bijdrage is voor dit onderzoek van grote waarde geweest. Daarnaast bedank ik mijn begeleiders van de opleiding, Bauke de Vries, Ricardo Cronie en Harrie van Bommel en spreek ik mijn dank uit naar mijn gezin, mijn familie en vrienden. Zij hebben mij gedurende deze studie bijgestaan en ondersteund.

Page 6: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

6 | P a g i n a

Lege pagina

Page 7: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

7 | P a g i n a

INHOUD

Voorwoord Inhoud Samenvatting Summary 1 Introductie ..................................................................................................................................... 19

1.1 Inleiding ................................................................................................................................ 191.1.1 Het Maatwerkadvies Energiebesparing ............................................................................ 191.1.2 De actoren .................................................................................................................... 201.1.3 Het onderzoek ............................................................................................................... 20

1.2 Beleidsachtergronden .............................................................................................................. 201.3 Juridisch achtergronden ........................................................................................................... 21

1.3.1 Besluit- en de Regeling Energiebesparing gebouwen ....................................................... 211.3.2 Klimaat- en Energieakkoord gemeenten en Rijk 2007-2011 ............................................. 21

1.4 Het verloop van de energiebesparingsopgave in Nederland .......................................................... 211.5 Het niet tot stand komen van de energietransitie in relatie tot de eigenaar bewoners ............... 22

2 Probleemdefiniëring ........................................................................................................................ 232.1 De hoofdonderzoeksvraag ........................................................................................................ 23

2.1.1 Begripsbepaling ............................................................................................................. 232.2 Doelstelling en doelgroep ......................................................................................................... 242.3 Subvragen ............................................................................................................................. 252.4 Projectkader, afbakening en uitgangspunten .............................................................................. 25

2.4.1 Uitgangspunten ............................................................................................................. 262.5 Relevantie .............................................................................................................................. 272.6 Indeling van het onderzoeksrapport .......................................................................................... 27

3 Onderzoeksmethode ....................................................................................................................... 293.1 Inleiding ................................................................................................................................ 29

3.1.1 Green en Kreuter ........................................................................................................... 293.2 Onderzoeksaanpak (strategie) .................................................................................................. 29

3.2.1 Theoretisch deel .............................................................................................................. 293.2.2 Empirisch deel ................................................................................................................ 30

3.3 De casestudies ....................................................................................................................... 303.3.1 Case selectie .................................................................................................................. 30

3.4 Dataverzameling ..................................................................................................................... 313.4.1 Interviews ...................................................................................................................... 31

3.5 Het beleidsproces .................................................................................................................. 323.5.1 Beleidsevaluatie .............................................................................................................. 32

3.6 Onderzoeksmodel ................................................................................................................... 323.7 Onderzoekseenheden en proces ............................................................................................. 333.8 Interpretatie en verwerking van gegevens ................................................................................. 34

4 Het model van Green en Kreuter ...................................................................................................... 354.1 Inleiding ................................................................................................................................ 354.2 Gedragsmodel ........................................................................................................................ 35

4.2.1 Instrumententheorie ...................................................................................................... 354.2.2 Instrumentenplanner. .................................................................................................... 354.2.3 Beschrijving model ........................................................................................................ 364.2.4 Opbouw van het model .................................................................................................. 37

4.3 De gedragsbeïnvloedende factoren Willen, Kunnen en Versterken ................................................ 374.3.1 Willen (motiveren) ......................................................................................................... 374.3.2 Kunnen (in staat stellend) .............................................................................................. 384.3.3 Versterken (bestendigend) ............................................................................................. 39

Page 8: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

8 | P a g i n a

4.4 De vaststelling van de gedragsbeïnvloedende factoren ................................................................ 394.5 De werking van het model ..................................................................................................... 404.6 Het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren .................................................................. 414.7 Samenvatting ......................................................................................................................... 42

5 Het Maatwerkadvies Energiebesparing ............................................................................................... 435.1 Inleiding ................................................................................................................................ 435.2 De doelen van het Maatwerkadvies Energiebesparing .............................................................. 435.3 Ervaringen met het Maatwerkadvies ....................................................................................... 435.4 De toekomst van het Maatwerkadvies .................................................................................... 445.5 Het Maatwerkadvies, marketing en gedrag ................................................................................. 445.6 Gedragsaspecten van invloed op het Maatwerkadvies ............................................................. 45

5.6.1 Innovatie, adoptie en diffusie ............................................................................................ 465.7 Samenvatting ......................................................................................................................... 47

6 Gedragsbeïnvloedende omgevingsfactoren ......................................................................................... 496.1 De Markt (bedrijven, adviseurs en professionals) ........................................................................ 49

6.1.1 Bedrijven die Maatwerkadviezen afnemen ....................................................................... 496.1.2 Bedrijven die de maatregelen uitvoeren .......................................................................... 496.1.3 Meer met Minder ........................................................................................................... 50

6.2 Vraag en aanbod ................................................................................................................... 516.3 Gemeenten ........................................................................................................................... 51

6.3.1 Rol gemeenten .............................................................................................................. 516.3.2 Gemeentelijke organisatorische aspecten als beleidsinstrument ....................................... 526.3.3 Ambitie als beleidsinstrument ........................................................................................... 52

6.4 Samenvatting ........................................................................................................................ 537 Kenmerken van eigenaar-bewoners in relatie tot het Maatwerk-advies Energiebesparing? ....................... 55

7.1 Kenmerken van eigenaar-bewoners ten opzichte van energiegebruik ............................................ 557.2 Indeling doelgroep naar mate van milieuvriendelijk gedrag ..................................................... 557.3 Indeling doelgroep op basis van sociale milieus ...................................................................... 577.4 Samenvatting ......................................................................................................................... 58

8 Het toetsingscriterium ..................................................................................................................... 598.1 Inleiding ................................................................................................................................ 598.2 De invulling van het model “Willen, Kunnen en Versterken” ......................................................... 608.3 Samenvatting ........................................................................................................................ 62

9 Praktische inzichten en ervaringen .................................................................................................... 639.1 Inleiding ............................................................................................................................... 639.2 Casestudie Haarlem ............................................................................................................... 63

9.2.1 De Klimaatcampagne Haarlem ........................................................................................ 639.3 Casestudie Hardenberg .......................................................................................................... 63

9.3.1 De Klimaatcampagne Hardenberg ................................................................................... 649.4 Case Meer met Minder ........................................................................................................... 649.5 Resultaten toetsingscriteria ................................................................................................... 64

10 De beleidsinstrumenten ................................................................................................................... 6710.1 Inleiding ................................................................................................................................ 6710.2 Beleidsinstrumenten .............................................................................................................. 6710.3 Overwegen van de beleidsinstrumenten en hun effecten .............................................................. 6710.4 Type beleidsinstrumenten ...................................................................................................... 68

10.4.1 Communicatieve- en economische instrumenten ......................................................... 6810.5 De instrumenten ..................................................................................................................... 6910.6 Overwegingen keuze instrumentarium ....................................................................................... 6910.7 Keuze van de instrumenten ...................................................................................................... 70

11 De meest effectieve instrumenten (Synthese) .................................................................................... 7311.1 Inleiding ............................................................................................................................... 7311.2 Synthese .............................................................................................................................. 73

Page 9: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

9 | P a g i n a

11.3 Geïntegreerd model ................................................................................................................ 7411.4 Analyse ................................................................................................................................. 75

11.4.1 Willen ........................................................................................................................ 7511.4.2 Kunnen ...................................................................................................................... 7511.4.3 Versterken ................................................................................................................. 75

12 Discussie ....................................................................................................................................... 7712.1 Inleiding ................................................................................................................................ 7712.2 Validiteit en betrouwbaarheid, interne geldigheid ........................................................................ 77

12.2.1 Casestudies ............................................................................................................... 7812.2.2 Externe geldigheid ..................................................................................................... 78

13 Conclusie ....................................................................................................................................... 7913.1 De meeste geschikte instrumenten (mix) ................................................................................... 7913.2 Aanvullende observaties .......................................................................................................... 81

14 Lijst met afkortingen ....................................................................................................................... 8315 Lijst met figuren ............................................................................................................................. 8416 Lijst met tabellen ............................................................................................................................ 8417 Lijst van de bijlagen ........................................................................................................................ 84Literatuur .............................................................................................................................................. 87Bijlagen ................................................................................................................................................ 93

Page 10: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

10 | P a g i n a

Lege pagina

Page 11: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

11 | P a g i n a

SAMENVATTING

Binnen de particulier gebouwde omgeving ligt nog een aanzienlijk potentieel aan energiebesparing. Het Rijk verwacht van gemeenten dat ze zich inzetten om dit potentieel te benutten. Het Maatwerkadvies Energiebesparing is een instrument dat zich daarvoor leent. Het is een deskundig advies die de energie-efficiëntie van een gebouw beschrijft en inzicht geeft in energiebesparende maatregelen. Naar aanleiding daarvan wordt in dit onderzoek de volgende vraag gesteld: “welke beleidsinstrumenten(mix), die door gemeenten kunnen worden ingezet, zijn het meest geschikt om de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen te stimuleren?”

De beantwoording van deze vraag is tot stand gekomen door de uitvoering van een kwalitatief beleidswetenschappelijk onderzoek, waarbij enkele gemeenten en marktpartijen als onderzoekseenheden zijn gehanteerd. Het onderzoek bestond uit een theoretisch deel en een empirisch deel.

Er werden 7 deelvragen geformuleerd. Gedurende de beantwoording van die vragen werd vastgesteld dat de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing afhankelijk is van het gedrag van de eigenaar-bewoners. Dit gedrag is intentioneel, dat wil zeggen dat het om beredeneerd gedrag gaat. Ook spelen omgevingsfactoren een rol, bijvoorbeeld voorzieningen en diensten van gemeenten en/of marktpartijen die noodzakelijk zijn voor eigenaar-bewoners om het gewenst gedrag te kunnen vertonen.

Naar aanleiding daarvan is gekozen om gebruik te maken van het gedragsmodel van Green en Kreuter (1999). In dit onderzoek is dit model toegepast conform de dissertatie van Egmond. Daarmee werd het mogelijk om gedragsaspecten, in relatie tot het Maatwerkadvies, te koppelen aan gemeentelijke instrumenten, de omgeving en de effectiviteit van het instrumentarium. Het model gaat ervan uit dat de instrumenten niet rechtstreeks op het gedrag van eigenaar-bewoners invloed uitoefenen, maar eerst op gedragsbeïnvloedende factoren. Vervolgens zijn die factoren op hun beurt weer van invloed op het gedrag van de actoren (eigenaar-bewoners).

De gedragsbeïnvloedende factoren bestaan uit 3 categorieën, namelijk “Willen, Kunnen en Versterken”. “Willen” heeft te maken met de motivatie om een Maatwerkadvies uit te laten voeren en de daarin voorgestelde besparingsopties. “Kunnen” wil zeggen of eigenaar-bewoners daartoe in staat zijn. Denk hier aan financiële randvoorwaarden. Om vervolgens het gedrag voort te zetten, zijn bestendigende factoren nodig zoals positieve- en sociale feedback. In dit onderzoek zijn deze factoren uiteengerafeld in de volgende elementen, zie de tabel hieronder:

Tabel: visualisatie van de gedragsbeïnvloedende factoren

Factoren Willen Kunnen Versterken

Aw

aren

ess

kenn

is

Soc

iale

invl

oed

Att

itude

Inge

scha

tte

bekw

aam

heid

Fina

ncië

n

Tech

nisc

h in

houd

elijk

Org

anis

ator

isch

Nie

uwe

vaar

digh

eden

Gel

ijken

Expe

rts

Gez

ag

Instrumenten

Page 12: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

12 | P a g i n a

Een beleidsinstrument heeft zijn werking op de verschillende categorieën van de gedragsbeïnvloedende factoren. De mate van deze invloed bepaalt de effectiviteit.

Om de invloed van de gedragsbeïnvloedende factoren te bepalen, is normaliter onderzoek nodig onder de doelgroep. Dit bleek voor deze thesis niet haalbaar. Dit kwam door de complexiteit van de materie en het feit dat wegens privacy redenen de benodigde informatie niet beschikbaar was.

Gekozen is om het belang van de gedragsfactoren via een omweg vast te stellen. Daarvoor is eerst een toetsingscriterium gedefinieerd op grond van wetenschappelijke literatuur. Dit toetsingscriterium is getoetst gedurende het empirische deel van dit onderzoek (casestudies en interviews). Dit waren de cases Haarlem en Hardenberg. Om ook vanuit de markt inzicht te krijgen, is een interview verricht met Meer met Minder.

Het resultaat van deze exercitie wordt in de tabel hieronder weergegeven. De tabel geeft op kwalitatieve wijze het belang weer (gewicht) van de gedragsbeïnvloedende factoren in relatie tot het Maatwerkadvies.

Tabel: het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren

Gedragsbeïnvloedingen factoren Belang (gewicht)

Will

en

Factoren Awareness Heel belangrijk Kennis Belangrijk Sociale invloed Heel belangrijk Attitude (houding) Belangrijk De ingeschatte bekwaamheid Belangrijk

Kun

nen

Factoren Financiën Belangrijk Technische inhoudelijk Niet erg belangrijk Organisatorisch Heel belangrijk Nieuwe Vaardigheden Belangrijk

Ver

ster

-ke

n

Factoren Gelijken (familie en vrienden) Belangrijk Experts Niet erg belangrijk Gezag Niet erg belangrijk

Vervolgens is een set instrumenten samengesteld (24 stuks). Daarna is onderzocht op welke factoren deze instrumenten inwerken. Vervolgens werden de instrumenten en gedragsbeïnvloedende factoren geïntegreerd in een matrix naar analogie van Egmond.

In deze matrix staan verticaal de gedragsbeïnvloedende factoren, horizontaal de instrumenten. Daar waar sprake is van een effect van het instrument (het werkzame bestanddeel) op een gedragsbeïnvloedende factor, wordt met behulp van een kleurcode het gewicht aangeduid. Uiteindelijk bepalen de werkzame bestanddelen en het gewicht van de instrumenten, op de gedragsbeïnvloedende factoren, de effectiviteit ten opzichte van het Maatwerkadvies. Deze matrix is weergegeven op de volgende pagina.

Kijkend naar het instrument “Kennisoverdracht via informatieavonden”, is de matrix als volgt leesbaar. Dit instrument heeft een belangrijke invloed op de aspecten kennis, attitude en ingeschatte bekwaamheid van de factor “Willen”. Op de factor “Kunnen” heeft dit instrument zijn werking op nieuwe vaardigheden. Daarin wordt het instrument als belangrijk gezien. De overige aspecten komen niet aan de orde.

Page 13: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

13 | P a g i n a

Matrix: integratie instrumenten en gedrag

Op basis van deze matrix is per hoofdcategorie, van de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken” een set instrumenten gedefinieerd die het meest geschikt lijken voor het stimuleren van de effectiviteit van het Maatwerkadvies. Dit zijn de volgende instrumenten:

Factoren Willen Kunnen Versterken

Legenda Heel belangrijk H Belangrijk B Niet erg belangrijk N

Instrumenten A

war

enes

s

Ken

nis

Soc

iale

invl

oed

Att

itude

Inge

scha

tte

bekw

aam

heid

Fina

ncië

n

Tech

nisc

h in

houd

elijk

Org

anis

ator

isch

Nie

uwe

vaar

digh

eden

Gel

ijken

Expe

rts

Gez

ag

Kennisoverdracht via informatieavonden B B B B

Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto H H B

Helpdesk Energie H B B N H B N

Huis aan huis bezoeken H H B H N

Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening

B H B H B N

Instellen opinieleider (modelling = voorbeeldgedrag) H B B N

Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ

H B B N N

Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit gemeente H B B H N N

Websites H B B B B

Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings

H B B B N N

Prompts zoals stickers, kaarten, labels H B B

Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) Maatwerkadvies H B B B B B N

Demonstraties H B B B N B N

Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners B B N H B N

Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk

B H H B B

Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren B H B N H B N

Modelwoningen ondersteund door publicaties en films H B B N H B N

Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau) H B B N H B N

Zet bedrijven en eigenaar-bewoners in het zonnetje H H N N

Energieprijs (prijsuitreiking) H H N N N

Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia

H B B N H N N

Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies H H B B B N

Garantieregeling H B B N

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten

H B B N

Page 14: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

14 | P a g i n a

- Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto.

WILLEN

- Huis aan huis bezoeken. - Websites. - Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings. - Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies. - Demonstraties. - Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

- Helpdesk Energie.

KUNNEN

- Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening. - Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners. - Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk. - Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren. - Modelwoningen ondersteund door publicaties en films. - Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau).

- Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ.

VERSTERKEN

- Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente. - Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings. - Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies. - Energieprijs (prijsuitreiking). - Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia. - Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

Het gemeentelijk beleid zal, om effectief te zijn, een mix moeten bevatten van beleidsinstrumenten die Willen/Kunnen dan wel Willen/Kunnen/Versterken elementen dekken. Al deze onderdelen in overweging nemend kan de onderstaande mix aan gemeentelijke beleidsinstrumenten, geschikt zijn om de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing te stimuleren:

- Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies gecombineerd met specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente.

- De inrichting van een website, eventueel in combinatie met een helpdesk Energie. - Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings. - Huis aan huis bezoeken en ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag

subsidie/lening. - Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies. - Cursussen en Trainingen voor eigenaar-bewoners. - Het instellen van een netwerk met samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, gemeenten en

adviseurs.

Kijkend naar de mix van de 7 instrumenten valt op dat ze hun invloed hebben op alle gedragsbeïnvloedende factoren, wat essentieel is voor de effectiviteit. Desalniettemin is de keuze van deze instrumenten subjectief omdat het vaststellen van een instrumentarium maatwerk is. De keuze is afhankelijk van de plaatselijke (gemeentelijke) situatie. Daarnaast zullen gemeenten kiezen voor de instrumenten die het meest aansluiten bij hun organisatie, de ambitie en de beschikbare middelen. Dit onderzoek geeft een kader, in de vorm van de 21 instrumenten, van waaruit gemeenten de voor hen juiste mix kunnen kiezen. Bij die keuze is het essentieel, wil het gemeentelijk beleid effectief zijn, dat de instrumenten alle gedragsbeïnvloedende factoren dekken.

Page 15: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

15 | P a g i n a

SUMMARY

Within the built up areas in the private sector there is still considerable potential for energy saving. Government expects local councils to put in an effort to use this potential. The Customized Advice on Energy Saving is a tool for this purpose. It is an expert advice which describes the energy efficiency of a building and provides insight in the energy saving measures. In this light, this thesis poses the following question: “what policy instruments (mix), to be utilized by local councils, are the most suitable to stimulate the effectiveness of the Customized Advice on Energy Saving amongst owner-residents of private homes?”

The answer to this question has been found by carrying out a qualitative policy scientific research, using several municipal councils and market parties as research units. The research consists of a theoretical part and an empirical part.

7 sub questions were formulated. Whilst finding the answers to these questions, it was established that the effectiveness of the Customized Advice on Energy Saving depends on the behaviour of the owner-residents. This behaviour is intentional, i.e. behaviour based on arguments. Environmental factors play a role, too, as for instance facilities and services provided by councils and/or market parties which are necessary for owner-residents to show the desired behaviour.

On this account, the behavioural model of Green and Kreuter (1999) was chosen. This model was applied in accordance with the dissertation of Egmond. Thus it became possible to link behavioural aspects, in relation to the Customized Advice, to instruments local councils have, to the environment and to the effectiveness of the instruments. The model assumes that the instruments do not influence the behaviour of the owner-residents directly, but rather the behaviour influencing factors. Consequently, these factors in turn influence the behaviour of the actors (owner-residents).

The behaviour influencing factors consist of 3 categories, i.e. “willingness (predisposing), ability (enabling) and strengthening (reinforcing)”. “Willingness” (predisposing) concerns the motivation to have a Customized Advice carried out and to follow the proposed option to save energy. “Ability” (enabling) refers to whether the owner-residents are in a position to do so. Think of the financial prerequisites. And subsequently, sustaining factors (reinforcing), such as positive and social feedback, are needed to continue the achieved behaviour, In this research these factors have been dissected into the following elements, see the table below:

Table: visualization of the behaviour influencing factors

Factors Willingness (predisposing) Ability (enabling) Strengthening

(reinforcing)

awar

enes

s Kno

wle

dge

Soc

ial i

nflu

ence

Att

itude

Estim

ated

ski

lls

Fina

nce

Tech

nica

lly

Org

aniz

atio

nal

New

ski

lls

Equa

ls

Expe

rts

Aut

hori

ties

Instruments

A policy instrument influences the different categories of the behaviour influencing factors. The extent of this influence determines the effectiveness.

Page 16: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

16 | P a g i n a

To determine the influence of the behaviour influencing factors, research of the target group is usually needed. This turned out to be beyond the scope of this thesis.

This was due to the complexity of the subject and the fact that for reasons of privacy the necessary information was not available.

Via a roundabout way the importance of the behavioural factors were established. Firstly, a testing criterion was defined on the basis of scientific literature. This testing criterion was tested during the process of the empirical part of this research (case studies and interviews). These cases concerned Haarlem and Hardenberg. To gain also insight in to the market, an interview was held with More with Less.

The results of this exercise are reflected in the table below. The table reflects in a qualitative way the importance (weight) of the behaviour influencing factors in relation to the Customized Advice.

Table: the importance of the behaviour influencing factors

Behaviour influencing factors Importance (weight)

Will

ingn

ess

Factors Awareness Very important Knowledge Important Social influence Very important Attitude Important Estimated skill Important

Abi

lity

Factors Finances Important Technically Not very important Organizational Very important New skills Important

Str

engt

heni

ng

Factors Equals (relatives and friends) Important Experts Not very important Authorities Not very important

Subsequently a set of 24 instruments was composed. After that it was investigated on which factors these instruments have an effect. Then the instruments and the behaviour influencing factors were integrated into a matrix analogous to Egmond.

In this matrix the behaviour influencing factors are placed vertically, the instruments horizontally. In those instances in which there is an effect of the instrument (the effective element) on a behaviour influencing factor, the weight is indicated with the help of a colour code. As a matter of fact, the active elements and the weight of the instruments on the behaviour influencing factors determine the effectiveness in relation of the Customized Advice. The matrix is included in the next page.

Looking at the instrument “knowledge transfer via presentation evenings”, the matrix can be read as follows. This instrument has an important influence on the aspects of knowledge, attitude and estimated skill of the factor “willingness”. On the factor “ability” this instrument has an effect on new skills. In this sense the instrument is considered important. The remaining aspects will not be dealt with.

Page 17: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

17 | P a g i n a

Matrix: integrating instruments and behaviour

Based on this matrix a set of instruments which appear to be the most suitable for stimulating the effectiveness of the Customized Advice has been defined per main category of the behaviour influencing factors “willingness, ability and strengthening”. The resulting instruments are:

Factors Willingness (predisposing)

Ability (enabling)

Strengthening (reinforcing)

Legend Very important V Important I Not very important N

Instruments A

war

enes

s

Kno

wle

dge

Soc

ial i

nflu

ence

Att

itude

Estim

ated

ski

ll

Fina

nces

Tech

nica

lly

Org

aniz

atio

na

New

ski

lls

Eq

uals

Expe

rts

Aut

hori

ty

Knowledge transfer via presentation evenings I I I I

Infrared aerial photo, infrared photo outer walls V V I

Energy helpdesk V I I N V I N

Home visits V V I V N

Help to fill in forms to apply for subsidy/loan I V I V I N

Appointing opinion leader (modeling = example behaviour)

V I I N

Customized advice when applying for planning permission

V I I N N

Specific letters and information from council V I I V N N

Websites V I I I I

Promotion via newspaper, local paper, brochures, forms and mailings

V I I I N N

Prompts such as stickers, cards, labels V I I

Multimedia (e.g. Youtube footage), Customized advice

V I I I I I N

Demonstrations V I I I N I N

Courses and training to owner-residents I I N V I N

Training and employing energy ambassadors in the area

I V V I I

Coaching owner-residents by civil servants I V I N V I N

Model homes enhanced by publications and films V I I N V I N

Expertise centre (energy shop, Climate agency) V I I N V I N

Make businesses and owner-residents the centre of attention

V V N N

Energy award (award ceremony) V V N N N

Joint ventures with businesses by establishing consortia

V I I N V N N

Subsidy scheme for free Customized Advice V V I I I N

Providing Guarantees V I I N

Stimulation fund Housing Dutch municipalities V I I N

Page 18: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

18 | P a g i n a

WILLINGNESS (predisposing)

- Infrared aerial photo, infrared photo outer walls. - Home visits. - Websites. - Promotion via newspaper, local paper, brochures, forms and mailings. - Multimedia (e.g. Youtube footage) about the Customized Advice. - Demonstrations. - Subsidy scheme for a free Customized Advice.

ABILITY (enabling)

- Energy helpdesk. - Help to fill in forms to apply for subsidy/loan. - Courses and training to owner-residents. - Training and employing energy ambassadors in the area. - Coaching owner-residents by civil servants. - Model homes enhanced by publications and films. - Expertise centre (energy shop, Climate agency).

STRENGTHENING (reinforcing)

- Customized advice when applying for planning permission and WOZ??? - Specific letters and information from the council. - Promotion via newspaper, local paper, brochures, forms and mailings. - Multimedia (e.g. Youtube footage) about the Customized advice. - Energy award (award ceremony). - Joint ventures with businesses by establishing consortia. - Subsidy scheme for free Customized Advice.

If it is to be effective, the local council’s policy must contain a mix of policy instruments which cover the elements Willingness/Ability or Willingness/Ability/Strengthening. Taking into account all of these elements, the following mix of municipal policy instruments may be suitable to stimulate the effectiveness of the Customized Advice Energy Saving:

- Subsidy scheme for a free Customized Advice combined with specific letters and information from the local council.

- Installing a website, possibly in combination with an Energy helpdesk. - Promotion via newspaper, local paper, brochures, forms and mailings. - Home visits and help to fill in forms to apply for subsidy/loan. - Multimedia (e.g. Youtube footage) about the Customized Advice. - Courses and training to owner-residents. - Establishing a network of joint ventures amongst businesses, local councils and advisors.

Looking at the mix of the 7 instruments, it becomes evident that they influence all of the behaviour influencing factors, which is essential for the effectiveness. However, the choice of these instruments is subjective as determining a set of instruments is a matter of customization. The choice depends on the local (municipal) situation. Also, councils will choose those instruments which are most in line with their organization, their ambition and the available means. This research offers a framework in the form of the 21 instruments from which the councils may select the right mix. If the council’s policy is to be effective, it is essential that the selected instruments cover all the behavious influencing factors.

Page 19: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

19 | P a g i n a

1 INTRODUCTIE

De gemiddelde jaartemperatuur in Nederland is de laatste 30 jaar met 1,7 ºC gestegen (CBS, CPB, PBL en SCP, 2009, p. 124). Het klimaat lijkt te veranderen! Onder wetenschappers groeit de consensus dat de mens de oorzaak is. Met name door de uitstoot van CO2 (IPCC, 2007).

Hoewel klimaatsverandering een globaal probleem is, zijn oplossingen nodig op lokaal niveau. Het energiezuiniger maken van de gebouwde omgeving is zo’n oplossing. Veel gemeenten ontwikkelen beleid op dat gebied en maken daarbij gebruik van het Maatwerkadvies Energiebesparing. De vraag is welke gemeentelijke beleidsinstrumenten de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energie-besparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen kunnen stimuleren? Dit hoofdstuk bevat de introductie van het probleem en komen de achtergronden van het beleidsprobleem aan de orde.

1.1 INLEIDING

CO2-emissie is te relateren is aan verwarming en/of koeling van gebouwen en het gebruik van elektrische apparaten. Deze aspecten kunnen niet los van elkaar worden gezien. Het doorvoeren van energiebesparingsmaatregelen in de gebouwde omgeving staat dus gelijk met CO2-reductie (Rooijers, Leguijt en Groot, 2010, p. 7; Menkveld, M., et al, 2005, p. 7). Op dat gebied is in Nederland een groot potentieel aanwezig (Menkveld, et al, 2005, p. 27). Schattingen geven aan dat minstens 10% van de totale nationale CO2-reductie via energiebesparingsmaatregelen kunnen worden gerealiseerd (VROM, 2009b, p. 6). Zo zijn binnen de particuliere woningvoorraad bij 22 van de 100 woningen die zijn gebouwd voor het jaar 2000, kosteneffectief energiebesparings-maatregelen mogelijk tot een B-label (Bruyn, de, et al, 2005, p. 59). Dat is de reden waarom het Rijk en de provincies stellen dat de inzet van beschikbare middelen juist op dit segment gericht moeten worden (BZK, 2011, p. 1; PeGO, 2010a, p. 26). Volgens het klimaatakkoord tussen de gemeenten en het Rijk ligt een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid bij de gemeentelijke overheid (VNG, 2007, p. 3; Gerdes, et al, 2010, p. 59). Van gemeenten wordt verwacht dat ze (VNG, 2007):

- Ondersteuning bieden aan particuliere klimaatinitiatieven en marktinitiatieven.

- Faciliteren bij wijkgerichte energiebesparingsaanpak en een coördinerende rol daarin spelen.

- Afspraken maken met projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties over energiebesparing.

- Voorlichtingscampagnes en communicatieplannen ontwikkelen teneinde de eigenaar-bewoners van particuliere woningen aan te zetten tot energiebesparende maatregelen.

Centraal binnen de aanpak van de energiebesparingsopgave bij particuliere woningen staat het Maatwerkadvies Energiebesparing (ECN, RIVM en CPB, 1999, p. 3; Tweede Kamer, 2002, p. 4).

1.1.1

Een Maatwerkadvies is een deskundig advies, op maat gemaakt, die de energie-efficiëntie van een gebouw beschrijft en inzicht geeft in mogelijke energiebesparende maatregelen, inclusief een financiële onderbouwing (Internet, BEG, 2006). Doel is eigenaar-bewoners van particuliere woningen aan te zetten tot het nemen van energiebesparingsmaatregelen (Meer met Minder, 2008a, p. 4). Dat maakt het advies een belangrijk instrument om de energiebesparingsdoelstellingen te halen (De Nationale Ombudsman, 2010, p. 9; ECN, RIVM en CPB, 1999, p. 3). Veel gemeenten maken daarom gebruik van het Maatwerkadvies als onderdeel van hun klimaatprogramma’s.

HET MAATWERKADVIES ENERGIEBESPARING

Page 20: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

20 | P a g i n a

1.1.2

De inzet van het Maatwerkadvies Energie-besparing komt tot stand binnen een drieluik van actoren. In figuur 1 is dit gevisualiseerd. Het Rijksbeleid ‘Schoon en Zuinig’ gaat uit van de ondernemer (aanbieder), de bewoner en de overheid (Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010). Rooijers, et al (2006, p. 103) maakt onderscheid tussen de vraagkant, aanbodkant en faciliterende partijen. Beide indelingen worden gehanteerd in dit onderzoek. Aan de vraagkant staan eigenaar-bewoners van particuliere woningen. De aanbieders bestaan uit het midden- en kleinbedrijf en professionals (installateurs, energiebedrijven, gecertificeerde instellingen, architecten, tekenbureaus en bouwkundigen). De faciliterende partijen bestaan in dit onderzoek uit de gemeenten.

DE ACTOREN

Tussen deze drie partijen heerst een bepaalde afhankelijkheid als het gaat om de inzet en de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing. Het succes van het Maatwerkadvies is afhankelijk van de acceptatie door eigenaar-bewoners, het aanbod door de bedrijven en de inzet van instrumenten van de gemeenten en vice versa.

1.1.3

Het onderzoek gaat in op de verantwoordelijkheid van de gemeente om beleidsinstrumenten te bedenken en in te zetten, die effectief zijn in combinatie met het Maatwerkadvies Energiebesparing.

HET ONDERZOEK

Het onderzoek (de schaal) speelt zich af binnen het domein van de gemeentelijke overheden. Direct betrokkenen zijn: beleidsmakers, projectleiders, bedrijven en eigenaar-bewoners van particuliere woningen. Desalniettemin bestaan de onderzoekseenheden uit gemeenten en enkele marktpartijen. Het rapport is bestemd voor gemeenten.

1.2 BELEIDSACHTERGRONDEN

Aan de basis van het Nederlandse klimaat- en energiebesparingsbeleid staat het Protocol van Kyoto uit 1997. Het protocol stelt regels om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen (5,2 % ten opzichte van 1990). Voor Nederland betekent Kyoto een emissiereductie van 6% ten opzichte van 1990 (Gerdes, et al, 2010, p. 22; Bruyn, de, et al, 2005, p. 1).

Kyoto stond aan de basis van het coalitieakkoord van het 4e

Energiebesparing in de gebouwde omgeving is volgens dit programma één van de hoofdroutes om tot CO2-reductie te komen (VROM, 2007a, p. 10).

kabinet Balkenende (PvdA, CDA en ChristenUnie uit 2007). Daarin werd een ambitieus programma neergelegd voor een duurzame energiehuishouding in Nederland. De doelen zijn het verminderen van de uitstoot van CO2 met 20% ten opzichte van 1990, het aandeel duurzame energie te laten groeien naar 20% en elk jaar een energiebesparing te realiseren van 2% ten opzichte van het voorgaande jaar (vanaf 2011) (AZ, 2007, p. 8). In het werkprogramma ‘Nieuwe energie voor het klimaat’ van het project Schoon en Zuinig (VROM, 2007a) zijn de doelen uitgewerkt.

Figuur 1: de drieluik van actoren

Page 21: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

21 | P a g i n a

1.3 JURIDISCHE ACHTERGRONDEN

De Energy Performance Building Directive (EPBD) is het Europese antwoord op vermindering van energieverbruik binnen de gebouwde omgeving (E.G., 2002). De richtlijn (2002/91/EG) stelt dat alle gebouwen, op transactiemomenten (verkoop, verhuur en bouw), voorzien moeten zijn van een energieprestatiecertificaat (energielabel) (Internet, EPDB, 2002). De vertaling van de EPDB in Nederlandse wetgeving vond plaats in 2006 via het Besluit Energiebesparing Gebouwen (BEG) en de Regeling Energiebesparing Gebouwen (REG) (Internet, BEG, 2006; internet, REG, 2006; Stb, 2007).

1.3.1

In het Besluit en de Regeling Energiebesparing Gebouwen is de certificering van de energetische kwaliteit van gebouwen geregeld via het energiecertificaat. Onderdeel van het energiecertificaat is het energielabel. Dit label is vanaf 1 januari 2008 verplicht bij transacties (verkoop, verhuur) (Stb, 2007).

BESLUIT- EN DE REGELING ENERGIEBESPARING GEBOUWEN

Het Maatwerkadvies mag niet verward worden met het energielabel. Het label is gebouwgebonden en geeft aan hoeveel energie een gebouw nodig heeft (onder normale omstandigheden). Het label houdt verband met verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting. Het label gaat altijd vergezeld met een beperkt aantal standaard besparingsmaatregelen. Deze maatregelen bezitten echter geen relatie met het gebouw in kwestie, maar zijn gerelateerd aan het standaard gebruik daarvan. Uit het certificaat valt ook niet op te maken of de voorgestelde maatregelen reëel zijn voor het betreffende gebouw. Daarvoor is een Maatwerkadvies Energiebesparing nodig. Het verschil is dat een Maatwerkadvies specifiek op de situatie van het gebouw inzoomt.

1.3.2

De vraag welke beleidsinstrumenten gemeenten kunnen inzetten bij het energiezuiniger maken van de gebouwde omgeving is moeilijk te beantwoorden. Het Klimaatakkoord tussen het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten biedt geen juridisch kader waarmee een beleidsinstrumentarium is te definiëren (KplusV, 2010, p. 60). Wel bevat het beleid een beschrijving van de rollen van de gemeenten.

KLIMAAT- EN ENERGIEAKKOORD GEMEENTEN EN RIJK 2007-2011

Kijkend naar de afstand tussen burger en overheid, is het Rijk van mening dat gemeenten meer betrokken zijn bij energiebesparing in de gebouwde omgeving en vanuit die rol moeten opereren. Ze hebben een voorbeeldfunctie en zijn in staat op lokaal niveau actoren bij elkaar te brengen en aan te zetten tot concrete acties (VNG, 2007, p. 3; Gerdes, et al, 2010, p. 59). Maar daarvoor moeten gemeenten eerst een visie op het klimaat ontwikkelen, instrumenten bedenken en bij de uitvoering leiderschap tonen (Hoppe en Faber, 2011, p. 25). Gemeenten hebben ook een belangrijke voorlichtende rol (loketfunctie) en zijn de lijm tussen burgers en bedrijven (VNG, 2007, p. 3).

Na ondertekening van het klimaatakkoord werden meer grootschalige klimaat- en energieprojecten gestart en is de invloed en het financieel belang van gemeenten op de energetische kwaliteit van de gebouwde omgeving toegenomen (KplusV, 2010, Pp. 59-60; Gerdes, et al, 2010, p. 57).

1.4 HET VERLOOP VAN DE ENERGIEBESPARINGSOPGAVE IN NEDERLAND

Verschillende beleidsevaluaties laten zien dat de transitie naar een duurzame energiehuishouding in Nederland op problemen stuit (VROM, 2007a, p. 8; Royal Haskoning, 2010; KplusV, 2010, p. 45). Volgens de Milieubalans 2009, zijn de klimaatdoelen voor 2015 binnen bereik. Probleem wordt het als het gaat om de doelen voor 2020. Deze worden niet gehaald met het huidige beleid.

Page 22: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

22 | P a g i n a

Beleidsintensivering is nodig (PBL, 2009, Pp. 14-15). Ook uit de referentieraming wordt duidelijk dat de 2% doelstelling aan energiebesparing, tussen 2011 en 2020, niet wordt gehaald.

Het energiebesparingstempo blijft steken tussen 1,1 en 1,6% per jaar, vanaf 2011 (ECN en PBL, 2010, p. 14).

Een mogelijke verklaring voor het niet halen van de doelstellingen is een discrepantie tussen de visie van de Rijksoverheid en de sturingsmogelijkheden van gemeenten. In de literatuur ook wel aangeduid als ‘implementation gap’ (Van Geest en Ringeling, 1994, p. 246). Probleem is dat traditionele instrumenten van gemeenten onvoldoende beantwoorden aan de aard en de complexiteit van de huidige energetische problemen in de gebouwde omgeving (VROM, 2007a, p. 48).

Een andere barrière is het ontbreken van een duidelijke consistente visie van de Rijksoverheid en (in mindere mate) de gemeenten voor de lange termijn. Het ontbreken van deze consistentie leidt tot een vermindering van het maatschappelijk draagvlak (Hoppe en Faber, 2011, p. 25).

1.5

Kijkend naar eigenaar-bewoners van particuliere woningen zijn er enkele in het oog springende factoren waardoor de 2% besparingsdoelstelling nog niet binnen bereik ligt. Wat daarbij opvalt, is dat er een discrepantie bestaat tussen de keuze, de inzet en het effect van beleidsinstrumenten in relatie tot de doelgroep, het gedrag en denkpatroon van die doelgroep (Schillemans, R.A.A., F.R. Rooijers en J.H.B. Benner, 2006). De volgende aspecten spelen een rol:

HET NIET TOT STAND KOMEN VAN DE ENERGIETRANSITIE IN RELATIE TOT DE EIGENAAR BEWONERS

1. Heterogeniteit van de doelgroep en woonvormen (Daniëls, et al, 2007, p. 43; Schillemans, Rooijers en Benner, 2006, p. 14).

2. Vele individuele actoren met elk hun eigen werkelijkheid en denkpatronen (begrensde rationaliteit) (Schillemans, Rooijers en Benner, 2006, p. 5; Bruyn, De, et al, 2005, p. 9).

3. De complexiteit van de ingrepen. Deze vergen veel organisatie, geven overlast, ongemak en stress.

4. Het ontbreken van maatschappelijk belang (urgentie) (PeGO, 2010b, p. 6). 5. Het ontbreken van financieringsmogelijkheden en een beperkte interesse en motivatie

(Daniëls, et al, 2007, p. 53). De gemiddelde particuliere woningeigenaar geeft de voorkeur aan andere investeringen of uitgaven dan die van energiebesparing, zelfs als de terugverdientijd van energiebesparingsmaatregelen korter is dan 5 jaar (Menkveld, et al, 2005, p. 9; PeGO, 2010b, p. 6; CDA, et al, 2010, p. 13). Verhoudingsgewijs zijn de energiekosten te laag in relatie tot het totale budget (Rooijers, Leguijt en Groot, 2010, p. 8).

Kijkend naar deze aspecten wordt duidelijk dat ze ook een relatie hebben met de bereidheid tot het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies Energiebesparing en het implementeren van de daaruit voorgestelde energiebesparingsmaatregelen.

Verder lijkt het erop dat in Nederland onvoldoende wetenschappelijke grondslagen aanwezig zijn waarop het beleid kan worden gebaseerd (Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010, p. 15).

Bovendien worden in de huidige energiecampagnes de accenten vaak gelegd op technische maatregelen. Over de kennis en inzichten in het gedrag van de doelgroep, in relatie tot energiebesparing (inclusief het Maatwerkadvies), is weinig informatie voorhanden (Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010, p. 15). Op dat gebied is nog ruimte voor wetenschappelijk onderzoek.

Page 23: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

23 | P a g i n a

2 PROBLEEMDEFINIËRING

Nederland heeft flinke ambities op het gebied van energiereductie in de gebouwde omgeving. Het Maatwerkadvies Energiebesparing kan daarin een belangrijk rol spelen. Dat het instrument is gebaseerd op vrijwillige medewerking geldt daarbij als complicerende factor. Ook over de effecten en de toepassing van het Maatwerkadvies, in relatie tot lokaal energie- en klimaatbeleid en de inzet van lokale beleidsinstrumenten, is relatief weinig informatie bekend is (Buck, de, et al, 2007, p. 1). Deze punten resulteren in dit hoofdstuk tot de formulering van de hoofdonderzoeksvraag en de operationalisering. Daarna volgt het doel van het onderzoek en komen de deelvragen aan de orde. Tenslotte gaat de aandacht uit naar de relevatie en worden de uitgangspunten beschreven.

2.1 DE HOOFDONDERZOEKSVRAAG

De centrale vraag die binnen dit onderzoek moet worden beantwoord is; “welke beleidsinstrumenten(mix), die door gemeenten kunnen worden ingezet, zijn het meest geschikt om de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen te stimuleren

2.1.1

?”

De begrippen uit de centrale vraag worden in dit onderzoek uniform gebruikt en als volgt gedefinieerd:

BEGRIPSBEPALING

-

Bressers en Hoogerwerf verstaan onder beleidsinstrumenten: alle zaken die door of namens de overheid worden gebruikt of kunnen worden gebruikt om het bereiken van één of enkele beleidsdoelen te bevorderen (Bressers, 1994, p. 126; Hoogerwerf, A., 2008, p. 22). De term ‘bevorderen’ is hier belangrijk. In dat opzicht past deze formulering bij dit onderzoek. Als resultante daarvan wordt binnen dit onderzoek onder beleidsinstrumenten verstaan: alle zaken die door gemeentelijke overheden worden ingezet en zijn bedoeld om de acceptatie en/of het effect van Maatwerkadviezen Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van bestaande particuliere woningen te bevorderen.

Beleidsinstrumenten

- Eigenaar-bewoners van particuliere woningen

Consumenten die in het bezit zijn van een bestaande woning, daarvan eigenaar zijn en de woning gebruiken om daar zelf in te wonen.

- Maatwerkadvies Energiebesparing

Een op maat gemaakt advies specifiek gericht en toegesneden op een gebouw. In het advies staat het resultaat vermeld van de berekening van de hoeveelheid energie die nodig wordt geacht voor de verschillende behoeften, die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van dat gebouw.

Hieronder vallen verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting, waarin referentiewaarden zijn vermeld waarmee de energieprestatie van het gebouw kan worden vergeleken en beoordeeld, en dat vergezeld gaat van aanbevelingen voor kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie’ (Internet, BEG, 2006).

In de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen staat het maatwerkadvies omschreven als, een Energie Prestatie Advies, maatwerkrapport bestaande woningen als bedoeld in BRL9500, deel 2, opgesteld door een erkende adviseur met een geldig KOMO-procescertificaat (Staatscourant, 2010, p. 1).

Page 24: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

24 | P a g i n a

- Effectiviteit

De effectiviteit is het succes van het Maatwerkadvies. Wanneer is een advies effectief en wanneer niet? Hoe staan die effecten in relatie tot lokaal ingezette beleidsinstrumenten? In dit onderzoek wordt de effectiviteit benaderd vanuit twee opties:

1. De effectiviteit van het Maatwerkadvies is gebaseerd op het aantal (hoeveelheid) uitgevoerde adviezen/gemeente. Hoe meer adviezen (percentueel) hoe succesvoller de beleidsinstrumenten.

2. De effectiviteit van het Maatwerkadvies wordt gedefinieerd op basis van het aantal huishoudens waar het Maatwerkadvies heeft geresulteerd in een labelverbetering (per gemeente). Hoe meer labelverbeteringen in een gemeente (percentueel) hoe succesvoller het instrumentatrium.

Het succes van een Maatwerkadvies zou dan als volgt worden gedefinieerd:

- Een Maatwerkadvies is effectief als de adviezen die daarin staan zijn opgevolgd;

- dit vervolgens leidt tot verbetering van het energielabel, en

- deze verbetering te meten is door vergelijking van de labels.

Benadering 2 lijkt een betrouwbaar beeld te geven, maar het effect via de labels is een indirecte constatering. Bovendien zijn de meeste labels afgegeven in de huursector. Verder blijkt dat deze benadering op problemen stuit omdat de gegevens niet zomaar openbaar zijn. Ook laat de registratie van Maatwerkadviezen te wensen over. Tot 2003 werd het advies (toen nog EPA geheten) als indicator gebruikt, daarna is registratie gestaakt (Internet, Compendium voor de Leefomgeving, 2006).

Kortom vanuit de wetenschappelijke literatuur is in beperkte mate informatie gevonden om benadering 2 te onderbouwen. Daarom is bij de selectie van de casestudies eerst gekeken in hoeverre gemeenten zelf evaluatief onderzoek hebben gedaan naar de effecten van het Maatwerkadvies. Naast het aantal afgegeven Maatwerkadviezen is het beschikbaar stellen van die informatie een belangrijk selectiecriterium geweest bij de keuze van de cases en interviews.

- Geschikt

De doeltreffendheid (het succes) van het beleidsinstrument (het beleid). Dat wil zeggen of de acties en inspanningen werkelijk bijdragen aan de realisatie van de doelen (succes of falen van het instrumentarium) (EEA, 2001, p. 9).

- Stimuleren

Onder stimuleren wordt verstaan aanmoedigen en/of bevorderen.

2.2 DOELSTELLING EN DOELGROEP

Het onderzoek geeft inzicht in de effectiviteit van verschillende gemeentelijke beleidsinstrumenten die inzetbaar zijn naast het Maatwerkadvies Energiebesparing in relatie tot eigenaarbewoners van particuliere woningen. Realisatie van deze doelstelling vindt plaats door de uitvoering van een gecombineerd theoretisch en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek.

Dit resulteert uiteindelijk in een instrumentarium (model) dat enerzijds is gebaseerd op wetenschappelijk theoretische inzichten en anderzijds op de meningen van experts over energiebesparing bij gemeenten (expert judgement). De doelgroep van dit onderzoek bestaat uit gemeenten die zich bezig houden met energiebesparing binnen de particulier gebouwde omgeving.

Page 25: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

25 | P a g i n a

2.3 SUBVRAGEN

Naar aanleiding van de hoofdonderzoeksvraag zijn 7 deelvragen geformuleerd. Beantwoording van deze vragen leidt tot het beantwoorden van de hoofdonderzoeksvraag. Hieronder worden de vragen opgesomd:

1. Volgens welk theoretisch model kunnen gedragsaspecten van eigenaar-bewoners, omgevingsfactoren en gemeentelijke beleidsinstrumenten worden geïntegreerd (hoofdstuk 4)?

2. Wat is een Maatwerkadvies Energiebesparing en welke aspecten beïnvloeden de werking (hoofdstuk 5)?

3. Welke marktfactoren en gemeentelijke factoren beïnvloeden het gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot de werking van het Maatwerkadvies Energiebesparing (hoofdstuk 6)?

4. Welke kenmerken van eigenaar-bewoners spelen een rol in relatie tot de werking van het Maatwerkadvies Energiebesparing (hoofdstuk 7)?

5. Welke combinatie van factoren beïnvloeden het gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot het Maatwerkadvies Energiebesparing (toetsingscriterium) (hoofdstuk 8)?

6. Wat zijn de praktische inzichten en ervaringen bij de toepassing van het Maatwerkadvies Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen (hoofdstuk 9)?

7. Welke beleidsinstrumenten hebben gemeenten tot hun beschikking die kunnen worden ingezet naast het Maatwerkadvies Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen (hoofdstuk 10)?

2.4 PROJECTKADER, AFBAKENING EN UITGANGSPUNTEN

De onderzoekseenheden bestaan uit enkele gemeentelijke overheden en marktpartijen. Het gaat dan om beleidsmakers en –ontwikkelaars die in dienst zijn van die overheden en het beleid rondom energiebesparing vormgeven of hebben vormgegeven. Hieronder vallen (beleids)ambtenaren, projectleiders en derden (bedrijven die vanuit hun expertise gemeenten ondersteunen). Daarnaast moet dit beleid betrekking hebben op de sector gebouwde omgeving.

Deze sector is ingedeeld in handel, diensten en overheid en de sector huishoudens. De onderdelen van het beleid van de gemeenten moeten zich richten op de sector huishoudens en dan specifiek op de particuliere eigenaren. Uitgangspunt is dat de particuliere sector niet wordt gestuurd door een duidelijk en helder instrumentarium. Het succes van het Maatwerkadvies is daardoor mede afhankelijk van de inzet van flankerend beleid van gemeenten (VNG, 2007). De overige sectoren blijven buiten beschouwing, zoals in figuur 2 is weergegeven.

Omdat het Maatwerkadvies is gebaseerd op vrijwillige medewerking, beperkt dit onderzoek zich tot het ‘zachte’ beleidsinstrumentarium.

Binnen de scoop van het onderzoek is geen ruimte gevonden om een financiële afweging te maken van de inzet van het gemeentelijke instrumentarium. Er is alleen gekeken naar de werking van de instrumenten, gerelateerd aan het gedrag van eigenaar-bewoners. Inzicht in dit gedrag levert een belangrijke bijdrage aan de samenstelling van een effectief gemeentelijk instrumentarium.

Tenslotte maakt de invloed van externe- en autonome ontwikkelingen op de effecten van gemeentelijke beleidsinstrumenten geen onderdeel uit van dit onderzoek.

Page 26: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

26 | P a g i n a

Figuur 2: afbakening sectoren gebouwde omgeving.

Legenda:

Bron: samengesteld op basis van Daniëls, et al (2007, p. 43)

2.4.1

Het onderzoek is gebaseerd op het uitgangspunt dat gemeenten een grote rol spelen of gaan spelen binnen de energiebesparingsopgave van de particulier gebouwde omgeving. Binnen deze context wordt het onderzoek gestuurd door enkele uitgangspunten:

UITGANGSPUNTEN

1. Het Maatwerkadvies Energiebesparing is een belangrijk instrument geworden om energiereductie te halen binnen de particulier gebouwde omgeving. Gemeenten kunnen dit instrument moeilijk negeren bij het ontwikkelen van energiebesparingsbeleid.

2. Vanuit het perspectief van gemeenten begint het besparen van energie bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen met de uitvoering van een Maatwerkadvies Energiebesparing.

3. Het aanvaarden van een Maatwerkadvies Energiebesparing door een eigenaar wordt niet gezien als initiële aanzet tot het wijzigen van het energiebesparingsgedrag. Een bewustwordingsproces gaat daaraan vooraf.

Tekst Tekst Valt buiten de scoop van dit onderzoek

Valt binnen de scoop van dit onderzoek

Page 27: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

27 | P a g i n a

4. Het accepteren van een Maatwerkadvies Energiebesparing, en op basis daarvan het doorvoeren van energetische verbeteringen is afhankelijk van de wijze waarop het advies wordt geflankeerd door aanvullende- gemeentelijke beleidsinstrumenten (marketing).

5. Binnen dit onderzoek wordt het beleidsinstrumentarium gekozen vanuit de optiek van de gemeentelijke overheid, gebaseerd op het gedrag van de doelgroep.

6. Het gebruik van het Maatwerkadvies en Energiebesparing in de gebouwde omgeving is gebaseerd op vrijwillige medewerking.

7. Vanuit de optiek van vrijwilligheid de keuze van sturingsfilosofie beperkt wordt tot communicatieve en/of economische instrumenten (Internet, Nederlandse Grondwet, 2011; Leroy, 1994, p. 57).

8. In dit rapport wordt ervan uitgegaan dat de lezers bekend zijn met de inhoud van het Maatwerkadvies Energiebesparing.

2.5 RELEVANTIE

“Om de gestelde doelen voor energiebesparing te realiseren, is het cruciaal dat het beleid oplossingen biedt voor de praktische drempels die energiebesparing tot op heden grotendeels hebben belemmerd.” Deze stelling komt uit het Deltaplan Nieuwe Energie (CDA, et al, 2010, p. 13).

De stelling impliceert dat het ontbreekt aan een effectief en praktisch gemeentelijk instrumentarium op het gebied van energiebesparing. Daar ligt dan ook het zwaartepunt als het gaat om de legitimiteit van dit onderzoek.

Verder is het onderzoek relevant omdat gemeenten zich verantwoordelijk voelen voor de klimaatsveranderingen en de stijging van de energiekosten voor eigenaar-bewoners van particuliere woningen. Ten derde is het onderzoek relevant omdat vele beleidsvelden, actoren en factoren elkaar raken op het snijvlak van de verduurzaming van de energievoorziening van de particulier gebouwde omgeving. Dat maakt het energiebesparingvraagstuk binnen die doelgroep een integraal complex probleem. Door deze verschillende dimensies (integraliteit) is het onderwerp als zodanig ook relevant.

2.6 INDELING VAN HET ONDERZOEKSRAPPORT

De onderdelen van dit onderzoek bestaan uit 10 hoofdstukken en 14 bijlagen. Hoofdstuk 1 bevat de introductie van het probleem. Daarin wordt kort aandacht besteed aan de achtergronden. Hoofdstuk 2 bevat de probleemstelling. Hier komt de hoofdonderzoeksvraag aan de orde. In hoofdstuk 3 komt de onderzoeksmethodiek aan de orde. In hoofdstuk 4 komt het tot de keuze van een gedragsmodel. Hoofdstuk 5 behandelt het Maatwerkadvies Energiebesparing inhoudelijk. Daarna wordt ingezoomd op factoren die bepalend zijn voor het gedrag in de hoofdstukken 6 en 7. Daaruit worden toetsingscriteria geformuleerd in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 worden die criteria getoetst aan de empirie. Hoofdstuk 10 is gebruikt om het instrumentarium vast te stellen. Instrumenten en model worden in hoofdstuk 11 geïntegreerd. Hoofdstuk 12 gaat over de betrouwbaarheid en validiteit. Tenslotte wordt in hoofdstuk 13 de conclusie weergegeven.

Page 28: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

28 | P a g i n a

Lege pagina

Page 29: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

29 | P a g i n a

3 ONDERZOEKSMETHODE

In dit hoofdstuk komt de onderzoeksmethodiek aan de orde. Na de inleiding gaat de aandacht uit naar de onderzoeksstrategie, de onderzoekstechniek, de selectie van de cases, de manier van interpretatie van de empirische gegevens en de verwerking daarvan. Vervolgens bevat het hoofdstuk een beschrijving van het onderzoek aan de hand van een tweetal modellen.

3.1 INLEIDING

Het onderzoek richt zich op het onderbouwen en vaststellen van een effectief gemeentelijk instrumentarium naast het Maatwerkadvies. Daarmee typeert dit onderzoek zich als een praktijkgericht beleidswetenschappelijk onderzoek, omdat sprake is van een handelingsprobleem (Driessen, 1994, Pp. 228 t/m 230; Verschuren en Doorewaard, 2007, Pp. 46 t/m 66).

3.1.1

Gedurende dit onderzoek werd duidelijk dat het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies Energiebesparing en het treffen van maatregelen afhankelijk is van besluitvormingsprocessen (gedrag) van eigenaar bewoners en allerlei omgevingsfactoren (de rol van gemeenten en markt). Instrumenten oefenen daar invloed op uit (Bressers, 1994, p. 128). Ook de kenmerken van het Maatwerkadvies Energiebesparing bepalen de werking (dit is de manier waarop het advies in de markt wordt gezet en hoe eigenaar-bewoners daarop reageren).

GREEN EN KREUTER

Op basis van deze theoretische inzichten is een model geselecteerd waarmee de effectiviteit van beleidsinstrumenten kunnen worden bepaald. Die effectiviteit is een resultante van het gedrag van eigenaar-bewoners, de omgevingsfactoren en het “karakter” van het Maatwerkadvies. Dit model is gebaseerd op het planning- en evaluatiemodel van Green en Kreuter (1999). In dit onderzoek wordt dit model gebruikt volgens de dissertatie van Egmond, Focus on Change (2006a). Het model vormt de rode draad

in dit onderzoek en wordt in hoofdstuk 4 nader toegelicht.

3.2 ONDERZOEKSAANPAK (STRATEGIE)

Tijdens het vooronderzoek werd duidelijk dat slechts summier informatie over het Maatwerkadvies voorhanden is en dat het verkrijgen van gegevens via eigenaar-bewoners, die een maatwerkadvies hebben laten uitvoeren, op problemen stuitte op het gebied van de privacy. Daarom is de keuze gemaakt om gemeenten als onderzoeksobject te hanteren (Verschuren en Doorewaard, 2007, p. 73).

Expliciet is gekozen voor een diepgaand kwalitatief onderzoek met beperkte onderzoekseenheden. Binnen deze onderzoekseenheden is een evaluatie verricht van bestaand beleid. Daarom is een beleidsevaluatief onderzoek als onderzoeksoptiek gehanteerd (Verschuren en Doorewaard, 2007, p. 81). Binnen deze context is een gecombineerde onderzoeksstrategie toegepast. Namelijk een theoretisch deel en een empirisch deel.

3.2.1 Theoretisch deel

Dit deel kwam tot stand door uitvoering van een bureauonderzoek naar bestaande wetenschappelijke literatuur (Verschuren en Doorewaard, 2007, Pp. 201 t/m 207). Gezocht is naar factoren die van invloed zijn op het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies Energiebesparing en de daaruit te treffen maatregelen. Deze factoren hebben betrekking op eigenaar-bewoners van particuliere woningen, de markt en gemeenten.

Page 30: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

30 | P a g i n a

Parallel daaraan is in de literatuur gezocht naar instrumenten die door gemeenten inzetbaar zijn naast het Maatwerkadvies. Vervolgens zijn deze instrumenten beschreven en is vastgesteld hoe ze werken (de werkzame bestanddelen).

3.2.2 Empirisch deel

Voor dit deel van het onderzoek is een kwalitatieve benadering gehanteerd. Gekozen is voor een beleidsevaluatief onderzoek met behulp van casestudies (zie paragraaf 3.3). De overwegingen voor de keuze van een kwalitatief onderzoek is de hoge mate van complexiteit (Boeije, 2005, Pp. 35-36). Die complexiteit ontstaat doordat:

- Bij het Maatwerkadvies veel verschillende actoren zijn betrokken met elk hun specifieke belangen.

- Het advies is gericht op een doelgroep met een hoge mate van diversiteit met verschillende opvattingen, denkpatronen en gedragingen (individuele percepties).

- Het advies gebaseerd is op vrijwillige medewerking waardoor een juridisch kader ontbreekt.

- Het advies in de praktijk wordt geflankeerd door een diversiteit aan gemeentelijke instrumenten.

Deze dynamiek maakt het Maatwerkadvies Energiebesparing, binnen de context van de particulier gebouwde omgeving, onvoorspelbaar. Dit was eveneens een overweging om te kiezen voor een kwalitatieve benadering (Baarda en De Goede, 1995, p. 138; Boeije, 2005, p. 36).

3.3 DE CASESTUDIES

Om data te genereren, die inzage geeft in het hele spectrum van het handelingsprobleem, is gekozen om het empirische deel van het onderzoek te benaderen via casestudies (Swanborn, 1996, p. 21: Verschuren en Doorewaard, 2007, Pp. 183 t/m 192). Er is sprake van meerdere cases (multiple casestudy). Vervolgens zijn de cases met elkaar vergeleken (comparative method) (Swanborn, 1996, p. 23). De vergelijking vond plaats aan de hand van het model van Green en Kreuter (1999), zie hoofdstuk 4.

3.3.1 Case selectie

De selectie van de cases is tot stand gekomen door in de literatuur te zoeken naar praktijkvoorbeelden van gemeenten die met succes energiebesparingsbeleid hebben geformuleerd en toegepast (Vethman en Kroon, 2010). Parallel daaraan is een WOB-verzoek (Wet Openbaarheid van Bestuur) bestudeerd met gegevens over subsidieverstrekking en aantallen afgegeven Maatwerkadviezen (BZK, 2011a).

In het WOB-verzoek werd gerefereerd naar bedrijven die op grote schaal Maatwerkadviezen hebben afgenomen. Deze bedrijven zijn benaderd, zoals de Vereniging Eigen Huis, de SalecoGroep en SEGON (Stimuleringsinitiatief Energiebesparing Gebouwde Omgeving). Vooral de informatie van de SalecoGroep bleek bruikbaar voor dit onderzoek. Probleem was dat dit bedrijf alleen algemene informatie beschikbaar kon stellen wegens de privacywetgeving.

De SalecoGroep heeft 14.000 Maatwerkadviezen afgegeven en daarvoor 50.000 woningen benaderd (Interview, Burg, 2011). Het bedrijf richtte zich speciaal op de particulier gebouwde omgeving en werkte op grote schaal samen met verschillende gemeenten. De gemeenten die hoog scoren voor wat betreft het aantal afgenomen Maatwerkadviezen zijn Haarlem, Apeldoorn en Amersfoort. Ook Hardenberg hoort bij dit rijtje, alleen heeft de SalecoGroep hier geen bemoeienis mee gehad.

Page 31: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

31 | P a g i n a

Daarna zijn deze resultaten vergeleken met de praktijkvoorbeelden van succesvolle gemeenten waaruit de selectie van de cases is ontstaan. Die selectie is gebaseerd op de volgende criteria:

1. Het Maatwerkadvies moet met succes zijn ingezet.

2. De gemeenten moesten de werking van hun beleid (effectiviteit), in relatie tot het Maatwerkadvies hebben geëvalueerd.

3. De evaluatie moest ook inzicht geven in het gedrag van eigenaar-bewoners.

Volgens deze criteria zijn vier gemeenten geselecteerd (Amersfoort, Apeldoorn, Haarlem en Hardenberg). De gemeenten Apeldoorn en Amersfoort zijn gedurende het vooronderzoek geïnterviewd, maar beschikten niet over een evaluatie van het beleid op dat moment. Deze interviews deden vooral dienst om kennis op te doen van het onderwerp en inzicht te krijgen in het gemeentelijk instrumentarium. De uiteindelijke evaluatie vond plaats op basis van de cases Haarlem en Hardenberg.

Tenslotte, om het beeld te completeren, zijn ook marktpartijen betrokken in het onderzoek (Meer met Minder en de SalecoGroep). Van deze twee partijen is gekozen om alleen het interview met Meer met Minder uit te werken.

3.4 DATAVERZAMELING

Naast het verzamelen van de data via interviews, is ook gebruik gemaakt van specifieke documentatie met gegevens over de effecten van het beleid. Het gaat hier om beleidsevaluerend onderzoek, door Haarlem en Hardenberg in eigen beheer uitgevoerd. Voor dit onderzoek zijn deze gegevens beschikbaar gesteld, bestudeerd en verwerkt.

3.4.1 Interviews

Bij de uitvoering van de interviews is het midden gekozen tussen een ongestructureerde en semigestructureerde interviewtechniek (open interview) (Boeije, 2005, p. 58), zie de figuur hieronder. Via deze stijl is getracht dieper inzicht te krijgen in de problematiek.

Ter vergroting van de betrouwbaarheid is een standaardisatie is aangebracht in de vragenlijst (topics) en de vraagstelling (Boeije, 2005, p. 145). Tijdens de interviews zijn alle topics aan de orde gekomen.

Alleen de interviews van Haarlem, Hardenberg en Meer met Minder zijn volledig uitgeschreven en als bijlagen toegevoegd. Voor de interviews met Apeldoorn, Amersfoort en de SalecoGroep is dit niet gebeurd.

Figuur 3: indeling interview naar techniek

Bron: (Boeije, 2005, p. 58)

Page 32: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

32 | P a g i n a

3.5

Het beleid achter de ontwikkeling van beleidsinstrumenten wordt gedefinieerd als de beleidstheorie. De beleidstheorie is geen wetenschap op zich, maar een situatie gericht op de praktijk en daarom te beschouwen als een handelingsvorm (Van Heffen, 2008, Pp. 205-206).

HET BELEIDSPROCES

Het tot stand komen van een beleidsinstrumentarium staat sterk in relatie tot de doelgroep waarop de instrumenten betrekking hebben (eigenaar-bewoners van particuliere woningen) en de organisatie(s) die het beleid moeten implementeren (markt en gemeenten) (Van Heffen, 2008, Pp. 205-206). Het proces wordt bepaald door de kenmerken en de onderlinge machtsverhoudingen tussen deze actoren (Bressers, Pullen en Schuddeboom, 1990, p. 44). Wil men iets zeggen over de effectiviteit van het Maatwerkadvies, dan is het nodig daar inzicht in te krijgen. Ook daarom is gekozen voor een kwalitatieve benadering van dit onderzoek.

3.5.1 Beleidsevaluatie

Via de casestudies is het beleid geëvalueerd. Dit beleid bestaat uit verschillende cyclische processen. Er bestaan 4 typen beleidsevaluatieve onderzoeken met elk unieke kwaliteitseisen (Glasbergen, 1994; Hoorens en Oortwijn, 2005, p. 5). In dit onderzoek staat de beoordeling van de effecten van het uitgevoerde beleid centraal (Glasbergen, 1994, Pp. 227-228). Daarmee bevindt dit onderzoek zich, voor wat betreft het empirische deel, in de fase van de beleidsuitkomsten (typen: ex-nunc en/of ex post).

3.6 ONDERZOEKSMODEL

Het onderzoek bestaat uit 4 fasen. In figuur 4 zijn deze fasen gevisualiseerd. Allereerst het vooronderzoek (onderdeel van fase 1). In het vooronderzoek vond de probleemverkenning plaats aan de hand van de beschikbare literatuur en verschillende interviews.

Figuur 4: onderzoeksfasen

Page 33: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

33 | P a g i n a

Het vooronderzoek is te beschouwen als een algemene verkenning van het beleidsveld energiebesparing in de gebouwde omgeving. Uit de resultaten van het vooronderzoek is een selectie gemaakt van de te onderzoeken gemeenten en is kennis opgedaan van specifieke instrumenten in relatie tot het energie- en klimaatbeleid. Het vooronderzoek leverde daarmee input voor de uitvoering van het theoretische deel (fase 1).

Gedurende fase 1 vond een verdieping plaats van de beschikbare wetenschappelijke kennis over energiebesparing in de gebouwde omgeving en de rol van het Maatwerkadvies Energiebesparing. Op grond van de resultaten van het theoretisch deel (fase 1) is een aantal toetsingscriteria gedefinieerd over de werking van het Maatwerkadvies, de rol van de gemeenten, de markt en gedragsaspecten van eigenaar-bewoners.

Vervolgens zijn deze toetsingscriteria in fase 2, aan de hand van het empirisch onderzoek, beoordeeld (beleidsevaluaties via de casestudies). Deze beoordeling vond plaats door een kwalitatieve beoordeling van de criteria. De resultaten van deze score zijn vervolgens verwerkt in het model van Green en Kreuter volgens de methodiek van Egmond (2006a).

Tijdens de synthese in fase 3 ontmoeten criteria en instrumenten elkaar. De toepassing van het model van Egmond (2006a) maakt het mogelijk om gemeentelijke instrumenten te selecteren die het meest effectief zijn naast het Maatwerkadvies. Tenslotte worden daaruit conclusies getrokken in fase 4.

3.7

Binnen dit onderzoek is niet exact een scheiding aan te brengen tussen het theoretische deel en het empirische deel. Zowel het verzamelen van de data, de analyse en het bestuderen van de theorie wisselden elkaar gedurende het onderzoek veelvuldig af via iteratie. Ter verduidelijking van dit proces is figuur 5 toegevoegd. Dit figuur bevat een schematische weergave van de onderzoekseenheden.

ONDERZOEKSEENHEDEN EN PROCES

Figuur 5: iteratief onderzoeksmodel

Page 34: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

34 | P a g i n a

3.8 INTERPRETATIE EN VERWERKING VAN GEGEVENS

In dit onderzoek is gekozen voor een open en pragmatische onderzoeksopzet waarbij de nadruk ligt op praktische relevantie (Bosch en Boeije, 2005, p. 2). Dit komt tot uiting in de verwerking van de empirische gegevens. Die verwerking vond plaats door interpretatie van de gesproken teksten, geïnspireerd door de gefundeerde theoriemethode van Glaser en Strauss (Bosch en Boeije, 2005, p. 3; Boeije, 2005, p. 80; Verschuren en Doorewaard, 2007, Pp. 193 t/m 201). Daarvoor is gekozen omdat in dit onderzoek ruimte is gezocht voor creativiteit.

Vanuit een bepaalde vooraf ontwikkelde theorie (toetsingscriterium) is gekeken naar de onderzoekseenheden (Boeije, 2005, p. 80). De onderzoeksgegevens zijn geïnterpreteerd door middel van gegevensvergelijking en “theoretische sensitiviteit”. Theoretische sensitiviteit wil zeggen “het vermogen van de onderzoeker om creatieve vindingen te maken in de onderzoeksgegevens door vanuit een bepaalde theorie naar de gegevens te kijken” (Boeije, 2005, p. 80; Bosch en Boeije, 2005, p. 9).

Page 35: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

35 | P a g i n a

4 HET MODEL VAN GREEN EN KREUTER

In hoofdstuk 3 is al even aandacht besteed aan het model van Green en Kreuter (1999) en de rol daarvan in dit onderzoek. In dit hoofdstuk wordt dit model gebruikt aan de hand van het werk van Egmond (2006a). Deze methode maakt het mogelijk om gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot het Maatwerkadvies, instrumenten en omgeving aan elkaar te koppelen (Egmond, 2006, Pp. 11 t/m 14; Egmond, 2006a). Door een kwalitatieve beoordeling komt het model tot een selectie van geschikte instrumenten. In dit hoofdstuk komen de overwegingen aan de orde waarom dit model is gekozen. Daarna volgt een beschrijving van het model en een uitleg hoe het model in dit onderzoek wordt gebruikt.

4.1 INLEIDING

Het succes van het Maatwerkadvies is afhankelijk van het gedrag van de doelgroep en omgevingsfactoren. Dit gedrag is intentioneel. Het gaat er dus om instrumenten te definiëren die invloed uitoefenen op dit gedrag. Daarvoor is een verdieping mogelijk door toepassing van een gedragsmodel (Rooijers, et al, 2006, p. 30). Wanneer inzicht bestaat in het gedrag, is de volgende stap de juiste instrumenten te selecteren om dit gedrag te sturen.

4.2 GEDRAGSMODEL

Bij de keuze van een beleidsinstrumentarium kan het instrument centraal worden gesteld (instrumentgeoriënteerde aanpak) of het besluitvormingsproces van de doelgroep. Twee volledig verschillende uitgangspunten.

4.2.1

Deze theorie is ontwikkeld door Bressers en Klok (1991) als hulpmiddel voor het vergelijken van beleidsinstrumenten. De theorie gaat uit van een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid door het creëren van verschillende scenario’s (Bressers, 1994, p. 129). De theorie geeft inzicht in de te verwachten effecten van de beleidsinstrumenten. De instrumententheorie wordt gebruikt bij een rationele benadering van het probleem (Baarsma en Janssen, 2007, p. 270).

INSTRUMENTENTHEORIE

Bij gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot energiebesparing is van een rationele denkwijze vaak geen sprake. Hun beslissingen zijn irrationeel omdat niet het hele speelveld kan worden overzien. Bovendien ontbreekt het vaak aan kennis en kunde. Daardoor is sprake van begrensde rationaliteit (Bressers, 1994, p. 129). Dit wordt nog eens versterkt door de fragmentatie van de doelgroep, bestaande uit vele actoren met elk hun eigen rationaliteit.

Dat maakt een instrumentgeoriënteerde aanpak in dit geval onverstandig. Het instrument staat dan centraal en niet de doelstelling van het beleid waardoor een soort “trial- en error-effect” ontstaat. Op dit moment wordt deze methode veel toegepast door gemeenten in relatie tot energiebesparing (Uitdenbogerd, Egmond, Jonkers en Kok, 2007, p. 1852).

4.2.2

Gedragsveranderingen zijn het gevolg van een combinatie van individuele afwegingsprocessen en de interactie met de omgeving (sociale omgeving, fysieke omgeving).

INSTRUMENTENPLANNER.

Er bestaan verschillende modellen die het gedrag van consumenten proberen te verklaren. Een belangrijk model is gebaseerd op Fishbein en Ajzen (Kok en Damoiseaux, 2000, p. 44).

Page 36: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

36 | P a g i n a

Het gedrag in dit model bestaat uit twee factoren. De eerste factor is het effect van het gedrag. De tweede factor wordt bepaald door de sociale omgeving, het normatieve element (Rooijers, et al, 2006, p. 27). Een ander model is het gedragsmodel van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In dit model wordt het gedrag beschreven aan de hand van het aanbod, de mogelijkheden en de motivatie (Rooijers, et al, 2006, p. 28). Het nadeel van deze modellen is dat de relatie tussen instrumenten en gedrag onderbelicht blijven.

Daarom is gekozen voor de systematiek van Egmond (2006a) dat gedrag en instrumentarium integreert op basis van het model van Green en Kreuter (1999), zie figuur 6.

Figuur 6: model van Green en Kreuter (1999)

Bron: (Egmond, 2006a, p. 17)

Voor dit onderzoek zijn de stappen 1, 2, 3 van belang. Stap 1 is de definiëring van de doelstelling. Stap 2 bevat de determinanten van het gedrag (gedragsbeïnvloedende factoren). Stap 3 is de keuze van het instrumentarium.

4.2.3

Het model van Green en Kreuter wordt vaker toegepast in relatie tot energiebesparing (Rooijers, et al, 2006, Pp. 28-29; Schillemans, R.A.A., F.R. Rooijers en J.H.B. Benner, 2006, p. 4; Egmond, 2010). Daarbij geldt als uitgangspunt dat het gedrag van de doelgroep in belangrijke mate wordt bepaald door het instrumentarium en vice versa.

BESCHRIJVING MODEL

Het model is afkomstig uit de gezondheidszorg waar het gebruikt wordt als interventiemodel ter bevordering van gezond gedrag (Burg, Assema en Lechnerd, 2007, p. 22). Het manifesteert zich in twee richtingen. Van rechts naar links wordt het gebruikt ter vaststelling van de instrumenten. Van links naar rechts is het een evaluatiemodel.

Het model bewijst zijn bruikbaarheid in het proefschrift van Egmond ‘Focus on Change’ (2006a) en allerlei afgeleide onderzoeken (Egmond, 2010; Agentschap NL, 2010a).

Het voordeel van dit model ten opzichte van andere gedragsmodellen is dat het niet lineair is opgebouwd, maar dat er sprake is van integratie tussen instrumentengedrag en omgevingsfactoren.

Page 37: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

37 | P a g i n a

Als omgevingsfactor kan een gemeentelijke overheid fungeren. Zij kan de voorwaarden creëren waaronder het vertonen van het gewenst gedrag, ten opzichte van het Maatwerkadvies, mogelijk wordt.

4.2.4

Het model gaat ervan uit dat de instrumenten niet rechtstreeks op het gedrag van eigenaar-bewoners invloed uitoefenen, maar op gedragsbeïnvloedende factoren. Vervolgens zijn die factoren op hun beurt weer van invloed op het gedrag van de actoren (Egmond, 2010, p. 8). In de figuur hieronder is deze denkwijze gevisualiseerd.

OPBOUW VAN HET MODEL

Figuur 7: vereenvoudigde weergave van de werking van het model van Green en Kreuter

Bron: (Egmond, 2010, p. 8)

Het model is gericht op intentioneel gedrag, ervan uitgaande dat uitvoering van het Maatwerkadvies ook intentioneel is. Dit gedrag heeft volgens Rooijers, et al (2006) de meeste betrekking op het Maatwerkadvies.

4.3 DE GEDRAGSBEÏNVLOEDENDE FACTOREN WILLEN, KUNNEN EN VERSTERKEN

In stap 2 van het model worden de factoren bepaald die het gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot het Maatwerkadvies beïnvloeden. Dit gedrag is een uitvloeisel van allerlei ingewikkelde, op elkaar ingrijpende aspecten. Die aspecten zijn in 3 hoofdcategorieën ingedeeld: “Willen, Kunnen en Versterken.” De combinatie van deze factoren verklaren de gedragingen van de doelgroep (AgentschapNL, 2010).

4.3.1

De motiverende determinant “Willen” is te relateren aan persoonlijke kenmerken van de individuen. Ze bestaat uit de onderdelen awareness (bewustzijn), kennis, sociale invloeden, attitude (houding) en bekwaamheid.

WILLEN (MOTIVEREN)

“Willen” heeft te maken met de motivatie om aan energiebesparing te doen en leidt tot het voornemen om daadwerkelijk met energiebesparing aan de slag te gaan (uitvoering van het Maatwerkadvies). De component is gerelateerd aan, weten, voelen, vinden, waarderen en vertrouwen (Egmond, 2010, Pp. 11 t/m 13; AgentschapNL, 2010a, Pp. 15 t/m 17).

Page 38: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

38 | P a g i n a

Dit zijn vooral psychologisch- en sociaal-emotionele factoren (Egmond, 2010, p. 11; Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980, p. 180).

Allerlei aspecten spelen daarin een rol, bijvoorbeeld het gedrag van anderen (opinieleiders,etc.) (Woerkum, Van, 1999, p. 87), maar ook waarden en normen, consumptiepatroon, inkomen, opleiding. Zo neemt milieuvriendelijk gedrag toe naarmate het inkomen en het opleidingsniveau stijgen.

4.3.1.1

Awareness bepaalt of iemand op de hoogte is van het gewenste gedrag. Met andere woorden de eigenaar-bewoner heeft notie van het feit dat hij zijn gedrag kan beïnvloeden door uitvoering van een Maatwerkadvies. Kortom er is aandacht voor het Maatwerkadvies.

Awareness (bewustzijn)

4.3.1.2

Het kennisaspect bepaalt in hoeverre de eigenaar op de hoogte is van het belang van het advies.

Kennis

4.3.1.3

Sociale invloed heeft te maken met de beïnvloeding van de eigenaar-bewoner door de sociale omgeving waarin hij of zij verkeert. Mensen zijn daar gevoelig voor, bijvoorbeeld voor de gedragingen van een invloedrijk persoon (opinieleider).

Sociale invloed

4.3.1.4

Dit betreft de houding van de eigenaar-bewoner ten opzichte van het gewenste gedrag. Deze houding ontstaat doordat men in staat zijn gedrag te evalueren. Die houding is beïnvloedbaar door de waarde die men hecht aan voor- en nadelen van het gedrag.

Attitude

4.3.1.5 De ingeschatte bekwaamheid

Dit wil zeggen dat eigenaar-bewoners een inschatting maken of ze in staat zijn (het vermogen) en/of de vaardigheden hebben om het gedrag aan te vertonen.

4.3.2

De factor “Kunnen” is een in staat stellende determinant en heeft te maken met externe hulpmiddelen (omgevingsfactoren). Het zijn externe randvoorwaarden zoals financiële-, technische- en organisatorische hulpmiddelen. Het “Kunnen” bepaalt of het gedrag ook echt mogelijk is en kan worden doorgevoerd (de mogelijkheden of onmogelijkheden van het vertonen van het gedrag). Technische voorzieningen en subsidies vallen hieronder, maar ook het aanleren van nieuwe vaardigheden van de doelgroep. Het gaat erom dat men in staat wordt gesteld om bepaald gedrag te gaan vertonen (Egmond, 2010, p. 12). Hieronder worden de onderdelen toegelicht:

KUNNEN (IN STAAT STELLEND)

4.3.2.1

Het gaat hier om de beschikbaarheid (of afwezigheid) van financieringsconstructies. Bijvoorbeeld de Rijkssubsidieregeling die werd ingevoerd naast het Maatwerkadvies en/of de aanwezigheid van een (goedkope) duurzaamheidslening.

Financiën

4.3.2.2

Het gaat hier om de technische randvoorwaarden om het Maatwerkadvies uit te voeren. Dit vanuit het perspectief van de eigenaar-bewoners maar ook vanuit de markt.

Technische voorzieningen

4.3.2.3

De aanwezigheid van een uitvoeringsstructuur (netwerk). Bijvoorbeeld van mensen die het Maatwerkadvies afnemen. Ook heeft dit te maken met ontzorgen (beschikbaarheid van een helpdesk, enzovoorts).

Organisatorisch

Page 39: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

39 | P a g i n a

4.3.2.4

Deskundigheidsbevordering waarmee wordt bedoeld dat de doelgroep nieuwe competenties (handelingen) leert of krijgt aangereikt waarna het gewenste gedrag kan worden getoond. Dit kunnen zowel cognitieve als ook praktische handelingen zijn.

Nieuwe Vaardigheden

4.3.3

“Versterken” zijn vooral de externe feedback factoren. Dus kenmerken uit de omgeving die ervoor zorgen dat het gewenste gedrag wordt beïnvloed. Die invloeden kunnen zowel positief zijn, dan werken ze versterkend, maar ook negatief, dan werken ze remmend.

VERSTERKEN (BESTENDIGEND)

Denk hier aan sociale interactie, zoals de invloed van gelijken, van experts en de invloed van het gezag. Eigenlijk gaat het hier ook om een stukje nazorg die, in het geval van het Maatwerkadvies, betrekking kan hebben op het doorvoeren van de werkelijke besparingsmaatregelen.

4.3.3.1 Gelijken

Het gaat hier om sociale ondersteuning en dus de versterkende of verzwakkende invloed van directe familie, vrienden en/of buren.

(familie en vrienden)

4.3.3.2 Experts

Dit is de invloed van experts op het gebied van het Maatwerkadvies. Dit kunnen bedrijven zijn zoals de SalecoGroep en/of de Vereniging Eigen Huis.

(instellingen, bedrijven en/of professionals)

4.3.3.3

Hier wordt bedoeld de feedback van de gemeente. Dit kan door middel van financiële instrumenten en communicatie-instrumenten. Kenmerkend is dat deze feedback gebaseerd is op macht.

Gezag (gemeentelijke overheid)

4.4 DE VASTSTELLING VAN DE GEDRAGSBEÏNVLOEDENDE FACTOREN

Normaliter, in de meest optimale omstandigheden, zouden de gedragsbeïnvloedende factoren en het belang daarvan (gewicht) worden vastgesteld door onderzoek te doen onder de doelgroep (eigenaar-bewoners van particuliere woningen). Door het ontbreken van de juiste gegevens is hiervoor geen kans gezien. Daarom is gekozen om via een alternatieve route inzicht te krijgen in de gedragsbeïnvloedende factoren. Deze werkzaamheden vonden plaats in fase 1 (het theoretisch deel) van het onderzoek.

In deze fase werd geconstateerd dat het aan wetenschappelijke informatie ontbreekt waarmee een direct verband is aan te tonen tussen gedrag van de doelgroep en het Maatwerkadvies. Alleen literatuur met een indirect verband is gevonden. Deze onderzoeken gaan over het gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot energiebesparing in het algemeen, ten opzichte van het energielabel, renovatie en energie-investeringen.

Uit deze onderzoeken komen aspecten naar voren van eigenaar-bewoners die een indicatie geven over hun gedrag en houding in relatie tot het maatwerkadvies. Deze aspecten zijn verzameld en ingedeeld naar de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken” van het Green en Kreuter model (Interview, Egmond, 2011), aangevuld met de verzamelde gegevens uit de hoofdstukken 5, 6 en 7.

Vervolgens zijn uit deze aspecten de toetsingscriteria gedefinieerd voor het empirische deel van het onderzoek. In hoofdstuk 8 worden deze criteria genoemd.

In figuur 8 wordt een korte uitleg gegeven hoe bovengenoemde stappen zijn gemaakt. Als voorbeeld wordt de gedragsbeïnvloedende factor “Willen” gebruikt.

Page 40: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

40 | P a g i n a

Figuur 8: voorbeeld van het gebruik van het model als toetsingscriterium

De factor “Willen” bestaat uit de onderdelen awareness, kennis, sociale invloed, attitude en ingeschatte bekwaamheid. Met betrekking tot het onderdeel awareness is in de literatuur aangetoond dat eigenaar-bewoners een beperkt bewustzijn hebben voor energiebesparing en ook in beperkte mate op de hoogte zijn van de energetische kwaliteit van hun woning (Diggelen, Van, 2009). Zonder kennis van deze onderdelen kunnen eigenaar-bewoners geen bewustzijn ontwikkelen voor energiebesparing en ook niet voor uitvoering van een Maatwerkadvies.

In dit onderzoek worden deze theoretische inzichten genoemd en vervolgens vertaald naar toetsingscriteria. Op deze wijze zijn alle gedragsbeïnvloedende factoren gekoppeld aan wetenschappelijke theoretische inzichten over energiebesparingsgedrag en eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

4.5

In de tabel hieronder zijn de gedragsbeïnvloedende factoren nog eens kort samengevat (zie verticaal de factoren en horizontaal de instrumenten).

DE WERKING VAN HET MODEL

Tabel 1: visualisatie van de gedragsbeïnvloedende factoren

Willen Kunnen Versterken

Instrumenten

Aw

aren

ess

kenn

is

Soc

iale

invl

oed

Att

itude

Inge

scha

tte

bekw

aam

heid

Fina

ncië

n

Tech

nisc

h in

houd

elijk

Org

anis

ator

isch

Nie

uwe

vaar

digh

eden

Gel

ijken

Expe

rts

Gez

ag

Instrumenten

Page 41: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

41 | P a g i n a

Tegenover de beïnvloedende factoren staan de gemeentelijke instrumenten. In hoofdstuk 10 zijn 24 instrumenten gedefinieerd. Van elk instrument is wetenschappelijk vastgesteld hoe ze werken (wat de werkzame bestanddelen zijn). Voor een nadere beschrijving daarvan wordt verwezen naar bijlage 11. In tabel 2 is een voorbeeld uitgewerkt van het instrument subsidie.

Tabel 2: werkzame bestanddeel van het instrument subsidie

Een subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies heeft invloed op awareness, sociale invloed, attitude, financiën, gelijken en gezag (AgentschapNL, 2010a, p. 31).

Wanneer het belang (gewicht) van de gedragsbeïnvloedende factoren kunnen worden vastgesteld, is het vervolgens mogelijk om de meest geschikte instrumenten te definiëren (Egmond, 2010, p. 18).

4.6

Het onderzoek naar het belang (gewicht) van de gedragsbeïnvloedende factoren is verricht gedurende het empirische deel in fase 2. In deze fase werden de toetsingscriteria geëvalueerd via de casestudies. Op basis van de evaluaties is op kwalitatieve wijze de belangrijkheid (het gewicht) van de gedragsbeïnvloedende factoren vastgesteld. In dit onderzoek wordt het belang als volgt gedefinieerd, zie tabel 3.

HET BELANG VAN DE GEDRAGSBEÏNVLOEDENDE FACTOREN

Tabel 3: kwalitatieve aanduiding van het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren

Het toekennen van deze gewichten is terug te vinden in de bijlagen 3 t/m 9. In deze bijlagen zijn de casestudies (interviews) uitgewerkt en werd op kwalitatieve wijze het belang van de beïnvloedende factoren bepaald.

De verwerking van het belang (gewicht) van de gedragsbeïnvloedende factoren in het model ziet er als volgt uit, zie tabel 4.

Willen Kunnen Versterken

Instrumenten

Aw

aren

ess

kenn

is

Soc

iale

invl

oed

Att

itude

Inge

scha

tte

bekw

aam

heid

Fina

ncië

n

Tech

nisc

h in

houd

elijk

Org

anis

ator

isch

Nie

uwe

vaar

digh

eden

Gel

ijken

Expe

rts

Gez

ag

Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies

Heel belangrijk H Belangrijk B Niet erg belangrijk N

Page 42: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

42 | P a g i n a

Tabel 4: instrumenten, werkzame bestanddeel en het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren

De interpretatie van bovenstaande tabel is als volgt: het instrument subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies heeft een heel belangrijk tot belangrijk effect op de gedragsbeïnvloedende factor “Willen”. Met andere woorden subsidie zet eigenaar-bewoners aan tot het laten uitvoeren van een advies. Op de factor “Kunnen” heeft subsidie niet zoveel invloed. Met andere woorden subsidie heeft weinig invloed op de mogelijkheden of onmogelijkheden voor het vertonen van het gedrag. Voor het Versterkende effect is subsidie redelijk belangrijk. Met andere woorden subsidie kan het vertoonde gedrag versterken.

4.7 SAMENVATTING

In dit hoofdstuk is gezocht naar een integraal model waarin gedrag, instrumenten en omgeving (markt en gemeenten) elkaar ontmoeten. Dit model is het model van Green en Kreuter (1999).

Het model gaat ervan uit dat het intentionele gedrag van de eigenaar-bewoners wordt gestuurd door 3 gedragsbeïnvloedende factoren. Dit zijn “Willen, Kunnen en Versterken”. Deze 3 factoren worden op basis van de theoretische inzichten uit dit onderzoek beoordeeld en daarna gecombineerd met verschillende instrumenten (Egmond, 2006a).

In de hoofdstukken 5, 6 en 7 wordt een nadere beschrijving gegeven van de mogelijke kenmerken van eigenaar-bewoners, de marktfactoren en de gemeentelijke beleidsinstrumenten die inzetbaar zijn naast het Maatwerkadvies.

Willen Kunnen Versterken

Instrumenten

Aw

aren

ess

kenn

is

Soc

iale

invl

oed

Att

itude

Inge

scha

tte

bekw

aam

heid

Fina

ncië

n

Tech

nisc

h in

houd

elijk

Org

anis

ator

isch

Nie

uwe

vaar

digh

eden

Gel

ijken

Expe

rts

Gez

ag

Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies

Page 43: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

43 | P a g i n a

5 HET MAATWERKADVIES ENERGIEBESPARING

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het instrument Maatwerkadvies Energiebesparing. Aangegeven wordt wat een Maatwerkadvies is, welke doelstellingen het Maatwerkadvies heeft en welke ervaringen daarmee zijn opgedaan. Daarna volgt een beschrijving over de toekomst van het advies. Tenslotte wordt ingegaan op de invloed van het advies op gedrag van eigenaar-bewoners. Later komen deze aspecten terug in het model van Green en Kreuter en worden ze gebruikt bij het samenstellen van het toetsingscriterium.

5.1 INLEIDING

Het Maatwerkadvies is een instrument waarmee huiseigenaren inzicht krijgen in de energetische toestand van hun woning. Het geeft het energiebesparingspotentieel weer van de woning, de investeringen en de terugverdientijd op die investeringen (ISSO, 2007). Het instrument is ook bedoeld om eigenaar-bewoners van bestaande particuliere woningen bewust te maken van hun energieverbruik en om ze te stimuleren tot het nemen van besparingsmaatregelen (Beeldman, et al, 1999, Pp. 6, 20).

Op papier is het advies “de hoeksteen van het klimaatbeleid in de gebouwde omgeving” (De Nationale Ombudsman, 2010, p. 9). Toch is het advies vrij onbekend bij het grote publiek. Het Rijk probeert die bekendheid te stimuleren, bijvoorbeeld door de koppeling aan subsidie (Rijkspremieregeling) (Staatscourant, 2010, p. 2) en door het advies (begin 2010) volledig te moderniseren (VROM, 2009c).

Wanneer het gaat om de effectiviteit van het Maatwerkadvies zijn er aanwijzingen dat de regierol en de ondersteunende rol van gemeenten van cruciaal belang zijn (kplusV, 2010, Pp. 51-52).

5.2

Wat het onderzoek een extra complicatie geeft is dat het Maatwerkadvies vanuit het perspectief van de actoren, verschillende doelen nastreeft.

DE DOELEN VAN HET MAATWERKADVIES ENERGIEBESPARING

De overheid streeft met het advies naar realisering van de Klimaatdoelen (VNG, 2007). Vanuit het perspectief van de eigenaar-bewoner is het doel van het Maatwerkadvies zoveel mogelijk energieverspilling te voorkomen met zo min mogelijke investeringskosten. De markt streeft ernaar zoveel mogelijk Maatwerkadviezen uit te laten voeren om daar vervolgens opdrachten uit te genereren. Tenslotte, vanuit het perspectief van gemeenten, ligt het accent op het halen van de klimaatdoelen en het reduceren van de energiekosten.

Naast de doelstellingen gericht op het algemeen belang en de bescherming van het milieu, speelt het belang van de stijgende woonlasten ook een rol. Voor gemeenten is het Maatwerkadvies een kans om eigenaar-bewoners in staat te stellen de energiekosten te reduceren en de kloof tussen stijgende energieprijzen en de energetische kwaliteit van de woningvoorraad te reduceren (BZK, 2011, p. 1).

5.3

In een onderzoek van Meer met Minder zijn enkele praktische evaringen met het Maatwerkadvies aan de orde gekomen (Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010, p. 51).

ERVARINGEN MET HET MAATWERKADVIES

Page 44: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

44 | P a g i n a

Die ervaringen zijn afkomstig van grootschalige gemeentelijke energiebesparingsprojecten in de particulier gebouwde omgeving. De volgende punten worden genoemd vanuit het perspectief van de ondernemers:

- Een Maatwerkadvies te leveren inclusief uitvoeringsprijs en door het advies aan te laten sluiten bij de wensen van de klant.

- Een Maatwerkadvies te leveren met geïntegreerde offerte waardoor de uitvoering wordt vergemakkelijkt.

- Geen (gratis) Maatwerkadvies aan te bieden vanuit de aanbodkant.

- Inspelen op verlieservaringen van mensen door het Maatwerkadvies te koppelen aan de uitvoering (wanneer bewoner geen maatregelen doorvoert moet hij of zij alsnog betalen voor het advies).

- Geheel gratis aanbieden van het Maatwerkadvies (geeft grote kans op succes met betrekking tot de uitvoering).

- In een Maatwerkadvies een op waarheid beruste en reële prijsopgave op te nemen.

5.4

Het ziet er naar uit dat het advies ook in de toekomst in gebruik blijft. Een meer verplichtend karakter is dan niet uitgesloten, aldus het Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving (PeGO).

DE TOEKOMST VAN HET MAATWERKADVIES

Een reële optie is de invoering van de energieprestatie-eis voor bestaande woningen (PeGO, 2010a, p. 10; PeGO, 2010b, p. 23). Woningen moeten dan binnen een bepaalde periode minimaal over een B-label beschikken (PeGO, 2010, p. 3). Zo’n verplichting gaat dan gelden voor eigenaar-bewoners van particuliere woningen, vanaf het moment van overdracht (Groot, et al, 2009). De uitvoering van een Maatwerkadvies kan bepalen of de labelstappen zijn gemaakt.

Een andere mogelijkheid is het Maatwerkadvies te koppelen aan de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) (Stichting de Nationale DenkTank, 2009, p. 9). Overigens blijkt het juridisch gezien erg moeilijk om een Maatwerkadvies verplicht te stellen (Oranjewoud, 2009, Pp. 23-24).

Dat maakt dat het Maatwerkadvies als instrument, de eerst komende tijd, nog gebaseerd zal zijn op vrijwillige medewerking. Deze constatering heeft invloed op de keuze van het gemeentelijke beleidsinstrumentarium.

5.5 HET MAATWERKADVIES, MARKETING EN GEDRAG

Het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies Energiebesparing heeft te maken met besluit-vormingsprocessen van eigenaar-bewoners. De vraag is welke besluitvormingsprocessen dit zijn en in hoeverre beleidsinstrumenten daar invloed op uitoefenen (Bressers, 1994, p. 128). Vanuit dat perspectief is het mogelijk om voorspellingen te doen over de effectiviteit van het Maatwerkadvies in relatie tot beleidsinstrumenten (Bressers, 1994, p. 128).

Ervan uitgaande dat het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies geld kost, is een advies vergelijkbaar met consumptie en aankoopgedrag. In feite is het advies een product waarvoor een koopproces wordt doorlopen. Het Maatwerkadvies heeft dus iets te maken met marketing (milieumarketing) (Driessen en Hillebrand, 1999).

Consumenten kopen milieuproducten op basis van de volgende factoren. Er moet sprake zijn van een bepaalde mate van milieubewustzijn. Er is kennis voor nodig (kennis van het product).

Page 45: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

45 | P a g i n a

Er worden beslissingen genomen (kosten/baten). Milieubewustzijn zorgt ervoor dat eigenaar-bewoners wel of niet overgaan tot het gewenste gedrag.

Maar eerst moet daarvoor een mentaliteitsverandering plaatsvinden (Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980, p. 179). Om tot bewustwording te komen, spelen drie psychologische factoren een rol (Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980, p. 180):

1. De energiebewuste attitude.

2. De aanvaarding van eigen verantwoordelijkheid.

3. De waargenomen effectiviteit van het getoonde gedrag.

Ad1) De energiebewuste attitude wordt gevormd door sociaal-, culturele- en economische factoren, zoals waarden en normen, consumptiepatroon, inkomen, opleiding, enzovoorts. Zo neemt milieuvriendelijk gedrag toe naarmate het inkomen en het opleidingsniveau stijgen. Ook demografische factoren beïnvloeden de attitude. Jongeren zijn meer betrokken met het milieu dan ouderen. Kortom de energiebewuste attitude is opgebouwd uit milieubesef (ecologie), prijsbesef (economie) en comfortbesef.

Ad2) De aanvaarding van eigen verantwoordelijkheid wil zeggen dat eigenaar-bewoners een bewustzijn ontwikkelen vanuit het gevoel medeverantwoordelijk te zijn voor het milieu (energiebesparing).

Ad3) Waargenomen effecten van het gedrag wil zeggen dat bewustwording ontstaat door de overtuiging dat gedrag leidt tot effect. Men heeft vertrouwen in het eigen gedrag en put daar plezier uit.

Deze psychologische factoren spelen allemaal een rol bij intentie en aanvaarding (aankopen) van een Maatwerkadvies Energiebesparing (intentioneel gedrag) en zijn ook terug te vinden in het model van Green en Kreuter.

5.6

Intentioneel gedrag is gedrag met een intentie. Aan dit gedrag gaat een analyse vooraf, bijvoorbeeld een kosten/baten analyse. Vanuit die afweging zullen de actoren meestal kiezen voor het gedrag met het hoogste nut. Bij gewoontegedrag is dit niet het geval (Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980, p. 170).

GEDRAGSASPECTEN VAN INVLOED OP HET MAATWERKADVIES

Daarmee zijn meteen twee belangrijke gedragingen rondom energiebesparing gedefinieerd (Rooijers, et al, 2006, Pp. 19 t/m 25). Te onderscheiden zijn:

1. Investeringsgedrag = intentioneel gedrag.

2. Gebruiksgedrag = intentieloos gedrag = gewoontegedrag = routine, impulsen en imitatie.

Rooijers, et al (2006) voegt daaraan een derde gedragssoort toe, namelijk keuzegedrag/behoeften. Keuzegedrag is gedrag dat ontstaat vanuit de bevrediging van een bepaalde behoefte. Bijvoorbeeld de behoefte naar een behaaglijke woning door het verbeteren van het comfort (woningvergroting, binnenklimaat, veiligheid en gezondheid). Op het moment dat een dergelijke behoefte aanwezig is, verandert de houding t.o.v. energiebesparing. Mensen worden dan ook meer ontvankelijk voor een Maatwerkadvies. Rooijers, et al, (2006, p. 20) stelt dat op dit specifieke gedragsonderdeel kansen liggen voor overheden om sturing te geven aan het energiebesparingsbeleid. Met andere woorden, stel niet het Maatwerkadvies centraal, maar juist de behoefte naar comfort, veiligheid, binnenklimaat, et cetera.

Page 46: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

46 | P a g i n a

Een soortgelijke strategie wordt (met succes) door de vereniging Eigen Huis gevolgd (Internet, Vereniging Eigen Huis, 2010).

Als de behoefte om comfortabeler te gaan wonen eenmaal is genomen (keuzegedrag), komt het gedrag rond investeringen om de hoek kijken. Het investeringsgedrag wordt in het onderzoek van Rooijers, et al (2006) gekoppeld aan het energie efficiënter maken van de woning. Hieronder vallen bouwkundige voorzieningen, installatie efficiency en de aanschaf van efficiëntere apparatuur (Rooijers, et al, 2006, p. 19). Dit wordt bevestigd in een onderzoek van Egmond, (2010, p. 11). Beide noemen investeringsgedrag intentioneel gedrag (beredeneerd gedrag).

Besluitvorming rondom het Maatwerkadvies ontstaat ook (meestal) vanuit een intentie. Het gaat erom instrumenten in te zetten om de intentie te voeden en daarna instrumenten die het investeringsgedrag beïnvloeden (Rooijers, et al, 2006, p. 42). Soortgelijke conclusies zijn eveneens naar voren gekomen uit een literatuuronderzoek van Uitdenbogerd, Egmond, Jonkers en Kok (2007). Dit onderzoek is een grootschalige literatuurstudie naar gedragingen die voorkomen bij consumenten in relatie tot energiebesparing. Die gedragingen zijn gecategoriseerd in 3 hoofdvormen. Daarin werd onderscheid gemaakt tussen ‘Energy-relevant investment behaviour’, ‘Energy-relevant household behaviour’ en ‘Energy conservation behaviour’ (Uitdenbogerd, Egmond, Jonkers en Kok, 2007, p. 1848). Het gedrag dat de meeste overeenkomsten vertoont met het Maatwerkadvies heeft betrekking op ‘Energy-relevant investment behaviour’ (intentioneel gedrag).

Bovenstaand onderzoek en de indeling van gedragingen van Rooijers, et al (2006) en Egmond (2010) komen ook overeen met de resultaten uit een omvangrijk literatuuronderzoek van Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen (1980). Hier maakt men onderscheid tussen twee vormen van gedrag. Aanschafgebonden energiegedrag en gedragsgebonden energiebesparing. Aanschafgebonden energiebesparing is te beschouwen als investeringsgedrag (beredeneerd gedrag). Gedragsgebonden energiebesparing is te beschouwen als gewoontegedrag (Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980, p. 171). Uit dit literatuuronderzoek blijkt dat aanschafgebonden besparingsgedrag sterke relaties heeft met de terugverdientijd, de hoogte van de investeringen en allerlei sociaaldemografische factoren (leeftijd, inkomen, opleidingsniveau, gezinssamenstelling, enzovoorts) (Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980, p. 171).

Valkuilen bij beredeneerd (intentioneel) gedrag is, dat vaak geen rekening wordt gehouden met alle kosten en baten, dat verkeerde percepties en assumpties meespelen in de besluitvorming en dat aanvullende kosten en baten worden meegewogen die normaliter geen relatie hebben met de maatregelen (Rooijers, et al, 2006, p. 4). In de psychologische literatuur worden deze gedragingen “begrensde rationaliteit” genoemd. Dit impliceert dat wanneer eigenaar-bewoners begrensd rationeel gedrag vertonen de kans op het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies kleiner wordt. In het model van Green en Kreuter heeft begrensde rationaliteit vooral betrekking op de factor “Willen”, zie tabel 9.

5.6.1 Innovatie, adoptie en diffusie

Zoals gezegd, is de bekendheid met het Maatwerkadvies matig (Vrom, 2009c). Eigenaar-bewoners kunnen het instrument daarom zien als een innovatie. De acceptatie van een innovatief milieuproduct heeft dan te maken met adoptie en diffusie (Driessen en Hillebrand, 1999, Pp. 100 t/m 114). Adoptie is de individuele beslissing om een nieuw product aan te schaffen. Diffusie heeft betrekking op de verspreiding van het product binnen een sociaal systeem. Onderscheidend daarin zijn een aanbod- en een vraagkant. De vraagkant (eigenaar-bewoners) bestaat uit de innovators, early adopters, early majority, late majority en laggards (naar gelang de acceptatie van het product) (Vries, De, p. 34).

Page 47: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

47 | P a g i n a

Eigenaar-bewoners verlopen de acceptatie (adoptie) van het Maatwerkadvies volgens het volgende proces:

kennis, overtuiging, beslissing, implementatie en bevestiging (Driessen en Hillebrand, 1999, p. 102). Dit zijn motiverende aspecten uit het model van Green en Kreuter, zie tabel 9.

Een hoofdrol in dit proces is weggelegd voor gemeenten. Zij vormen een vertrouwelijke en geloofwaardige bron van informatie. Dit is essentieel voor het adopteren van een nieuw product. In het model van Green en Kreuter heeft dit aspect een versterkende invloed, zie tabel 9.

De mate waarin het Maatwerkadvies wordt geadopteerd, is afhankelijk van de complexiteit van het advies, de zichtbaarheid van het product, het voordeel dat kan worden behaald en sociaal- economische en demografische eigenschappen van de eigenaar-bewoners. In het laatste geval bijvoorbeeld, blijkt dat adoptie van een product hoger is naarmate men een hoog inkomen en opleidingsniveau heeft. Deze groep blijkt ook meer risico te nemen, kunnen omgaan met onzekerheden en zijn overtuigd van zichzelf en hun eigen handelen. Ze hebben ook meer sociale contacten en een uitgebreid communicatienetwerk (Driessen en Hillebrand, 1999, p. 108).

Binnen dit netwerk kunnen de eerste adopters van het Maatwerkadvies optreden als opinieleiders. Opinieleiders vertegenwoordigen de waarden en normen in een sociaal systeem. Zij kunnen die waarden en normen dus ook positief beïnvloeden (Driessen en Hillebrand, 1999, p. 102). In het model van Green en Kreuter (zie tabel 9) is dit aspect terug te vinden onder de factor “Willen”. Wanneer het product eenmaal is geaccepteerd door de adopters wordt het diffusieproces steeds belangrijker. Dat wil zeggen, de mate waarin het product wordt geaccepteerd in het sociale netwerk.

Nu de aanbodkant van het Maatwerkadvies. De aanbodkant bestaat uit de aanbieders en gemeenten. De strategie en de wijze waarop de aanbieders de eigenaar-bewoners benaderen (marketingstrategie), hebben invloed op de adoptie. Drie aspecten spelen een rol. Het product moet op grote schaal beschikbaar zijn, de afnemer moet op de hoogte zijn van het bestaan van het Maatwerkadvies en de afnemer moet bereid zijn de prijs voor het product te betalen. Die bereidheid is weer afhankelijk van allerlei omgevingsfactoren waarin de gemeentelijke overheid dan weer een rol speelt (denk aan subsidies). In het model van Green en Kreuter (zie tabel 9) hebben deze aspecten een in staat stellende- en versterkende invloed.

5.7 SAMENVATTING

Met het Maatwerkadvies krijgen huiseigenaren inzicht in de energetische toestand van hun woning. De inzet van het advies is gebaseerd op vrijwilligheid. Een verplichtend karakter valt op termijn niet te verwachten. Complicerende factor is dat het Rijk, gemeenten, bedrijven en eigenaar-bewoners allen een ander doel voor ogen hebben bij het Maatwerkadvies. Het succes van het Maatwerkadvies is afhankelijk van persoonlijke eigenschappen en sociaal- psychologisch- en demografische factoren. Die factoren zijn bepalend voor verschillende gedragsaspecten (intentioneel gedrag) van eigenaar-bewoners ten opzichte van het Maatwerkadvies. Bovendien zijn die gedragingen vaak begrensd rationeel. Tenslotte bepalen die gedragingen of het Maatwerkadvies wordt geadopteerd door de doelgroep en of het advies vervolgens binnen die doelgroep wordt verspreid.

Kortom het succes van het Maatwerkadvies is afhankelijk van de achtergronden van de doelgroep en daaraan verbonden het gedrag van de eigenaar-bewoners, marketingfactoren en gemeentelijke instrumenten. Dit impliceert dat het succes van het Maatwerkadvies een resultante is van bovengenoemde, op elkaar inwerkende, factoren. Vandaar de keuze voor het model van Green en Kreuter, waarin deze factoren tot uiting komen.

Page 48: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

48 | P a g i n a

Lege pagina

Page 49: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

49 | P a g i n a

6 GEDRAGSBEÏNVLOEDENDE OMGEVINGSFACTOREN

Uit het model van Green en Kreuter (1999) komt naar voren dat omgevingsfactoren van invloed zijn op het gedrag. Vooral daar liggen de invloeden van de markt en de gemeenten. In dit hoofdstuk wordt naar deze invloeden gekeken. Later worden deze inzichten gebruikt in het model van Green en Kreuter bij het vaststellen van het toetsingscriterium.

6.1 DE MARKT (BEDRIJVEN, ADVISEURS EN PROFESSIONALS)

Voor de inzet en uitvoering van het Maatwerkadvies zijn gemeenten afhankelijk van marktwerking en omgekeerd. Zij spelen een rol bij de acceptatie en het effect van de adviezen.

Gebaseerd op het gedragsmodel uit hoofdstuk 4 hebben marktfactoren invloed op de omgeving en kunnen ze een versterkend of remmend effect hebben op het succes van het Maatwerkadvies. Onderscheidend daarin zijn bedrijven die het Maatwerkadvies afnemen en bedrijven die de energetische maatregelen doorvoeren.

6.1.1

Deze markt bestaat voornamelijk uit gecertificeerde instellingen. Kijkend naar de eigenaar-bewoner gaat het in dit onderdeel voornamelijk om het gedrag tot acceptatie van het advies. En, zoals uit het vorige hoofdstuk naar voren kwam, is dat intentioneel gedrag.

BEDRIJVEN DIE MAATWERKADVIEZEN AFNEMEN

De bedrijven die het Maatwerkadvies “verkopen” zullen moeten inspelen op dit gedrag. Hier komen marketingaspecten aan de orde en de keuze van een geschikte communicatiestrategie.

Om het succes te vergroten is samenwerking nodig tussen de bedrijven die de Maatwerkadviezen leveren en de gemeenten. Om de effectiviteit te vergroten zouden de instrumenten op elkaar moeten worden afgestemd. Samenwerking en consensus dus. Of, zoals Meer met Minder aangeeft, “woningen en maatregelen dienen in slimme samenhang dusdanig door de spelers bij elkaar gebracht te worden dat alle spelers hier daadwerkelijk voordeel ervaren” (Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010, p. 43). Vanuit het perspectief van het gedrag van de eigenaar-bewoners zullen bedrijven vooral betrouwbaar moeten zijn (Diggelen, Van, 2009, p. 33). Betrouwbaarheid geeft vertrouwen en is een in staat stellende- en versterkende factor in het model van Green en Kreuter, zie tabel 9.

6.1.2

Hier gaat het om de bedrijven die de energiebesparende maatregelen, aan de hand van het Maatwerkadvies, kunnen doorvoeren. Ze bestaan voornamelijk uit installateurs, bouwbedrijven, aannemers en energiebedrijven. Onderzoek naar deze spelers is verricht door het Center for Sustainability van de Nyenrode Business Universiteit (Hal, van, Postel en Dulski, 2008). Gekeken is welke rol voor het MKB is weggelegd bij de realisering van energiebesparende maatregelen in de gebouwde omgeving.

BEDRIJVEN DIE DE MAATREGELEN UITVOEREN

Het onderzoek resulteerde in de constatering dat het aanbrengen van energiebesparende maatregelen in de gebouwde omgeving veel kansen biedt voor het MKB. Maar slechts een beperkt deel van het MKB, namelijk de innovators/early adopters, herkennen die signalen. De overige MKB-ers, bestaande uit de categorie late majority/laggards, herkennen de mogelijkheden niet (Hal, van, Postel en Dulski, 2008, Pp. 5 t/m 8). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de marktmogelijkheden, die energiebesparing heeft voor het MKB, onvoldoende wordt gestimuleerd door het ontbreken van vraag.

Page 50: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

50 | P a g i n a

Een toename van de vraag zorgt voor de ontwikkeling van de categorie late majority/laggards. Deze categorieën van MKB-ers ontwikkelen zich alleen als de vraag naar een bepaald product groot is.

Dat die vraag beïnvloed kan worden door lokale gemeentelijke beleidsinstrumenten is evident. Zie hier de onderlinge relaties, de afhankelijkheden en de krachtvelden tussen gemeenten en het bedrijfsleven (MKB) (Hal, van, Postel en Dulski, 2008). Het succes van het Maatwerkadvies wordt door die krachtvelden bepaald.

Overigens bestaat er een spanningsveld tussen vraag en aanbod. Aan de ene kant wacht het MKB op een toename van de vraag, aan de andere kant wachten eigenaar-bewoners op nieuwe innovatieve producten. Bedrijven kunnen daarom niet stil gaan zitten. Voor het ontwikkelen van vraag is vanuit de aanbodkant innovatie nodig. Daar zullen ze hun best moeten doen om nieuwe innoverende producten te ontwikkelen. Wanneer de markt over geschikte instrumenten beschikt, zal de vraag uiteindelijk toenemen.

Subsidies worden verleend om die aanbodkant te stimuleren. Via Meer met Minder en op basis van de uitvoering van Maatwerkadviezen Energiebesparing vloeit dit geld naar eigenaren die hun woning energetisch verbeteren (BZK, 2011).

De onderzoekers stellen “om vraag te creëren is het van belang de juiste prikkels, op de juiste wijze, op het juiste moment door de juiste personen aan de juiste partijen toe te dienen” (Hal, van, Postel en Dulski, 2008, Pp. 5 en 31). Exact op dat gebied kunnen gemeenten een rol spelen. Ze kunnen ervoor zorgen dat de markt en de consumenten elkaar vinden. Gemeenten kunnen als katalysator optreden door de marktwerking te stimuleren. Dit is een in staat stellende factor in het model van Green en Kreuter.

Wanneer het gaat om de relatie tussen eigenaar-bewoners en het MKB, speelt de deskundigheid van die bedrijven een prominente rol. Klanten verwachten namelijk kwaliteit en een deskundig en betrouwbaar advies. Het MKB zal zich dus moeten blijven ontwikkelen op het gebied van kennis, kunde en ervaring (Oel, van, Bogerd, en De Haas, 2009, p. 16). Daarnaast geldt dat bedrijven tot in de puntjes voorbereid moeten zijn op de wensen van de klanten: “bouwbedrijven, installateur en aannemers spelen een belangrijke rol in het gedrag van de eigenaar-bewoners. Wanneer eigenaar-bewoners weerstanden ervaren bij deze bedrijven, bijvoorbeeld door praktische problemen, haken ze af (Diggelen, van, 2009, p. 34).” Deze aspecten hebben een versterkende invloed in het model van Green en Kreuter.

6.1.3

Meer met Minder is een initiatief vanuit de aanbieders gericht op energiebesparing in de gebouwde omgeving. Het convenant is ondertekend door het Rijk, energiebedrijven, de bouwsector en de vereniging de installatiesector. Meer met Minder ontwikkelt strategieën om het energiebesparingspotentieel te benutten van de bestaande woningvoorraad. Het Maatwerkadvies Energiebesparing staat daarin centraal (ECN en PBL, 2010, p. 45).

MEER MET MINDER

Daarin zoekt Meer met Minder de samenwerking met gemeenten. Door deze gezamenlijke aanpak kan vraag worden gecreëerd naar energiebesparingsproducten bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen (Schneider, H. en R. Jharap, 2010, p. 17).

De effecten van het convenant zijn onzeker door het vrijwillige karakter en de aanwezigheid van weerstanden bij de doelgroep (ECN en PBL, 2010, p. 45). Om die barrières te overwinnen is consistent en structureel flankerend overheidsbeleid nodig (Meer met Minder, 2008, p. 2). Daarentegen moeten bedrijven ook de hand in eigen boezem steken, aldus Meer met Minder. Een uitgebreide rolbeschrijving is te vinden in het rapport “Kansrijke aanpakken in gebouwgebonden energiebesparing” (Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010).

Page 51: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

51 | P a g i n a

6.2

Belangrijk is de onderkenning dat vraag en aanbod sterk afhankelijk van elkaar zijn. Daarin speelt de vraag naar energiebesparende maatregelen, vanuit het perspectief van het MKB een grote rol. De aanwezigheid van vraag bevordert de ontwikkeling van innovatie en zorgt dat de Markt in beweging komt.

VRAAG EN AANBOD

Op dat punt in het proces kan het Maatwerkadvies Energiebesparing ook een rol spelen, uitgaande van de assumptie dat het Maatwerkadvies de vraag naar besparingsmaatregelen vergroot. Maar dit werkt ook omgekeerd. Dat wil zeggen dat de ontwikkeling van innovatieve besparingsmethoden en het op de markt brengen van nieuwe producten, de vraag naar Maatwerkadviezen beïnvloed.

Een andere factor is het vertrouwen van eigenaar-bewoners in de expertise van het MKB. Rekening houdend met deze factoren bij het ontwikkelen van een gemeentelijk beleidsinstrumentarium in relatie tot Maatwerkadvisering kan een bijdrage leveren aan het effect daarvan.

6.3

De volgende actor die een rol speelt bij de inzet van Maatwerkadviezen zijn de gemeenten. Ze worden gezien als partners bij doorvoeren van energiebesparing in de gebouwde omgeving (KplusV, 2010; VNG, 2007).

GEMEENTEN

Veel gemeenten pakken die rol inmiddels op. Dit is te zien aan een significante toename van de investeringen in energiebesparingsprojecten (Gerdes, et al, 2010, Pp. 57 t/m 59). Tot nu toe valt het rendement van veel van deze projecten tegen. Dit komt vooral door de bereidwilligheid (grilligheid) van gebouweigenaren om te participeren (Menkveld, et al., 2010; JMA, 2010, Pp. 54-64; Meer met Minder, 2008, p. 2). Een situatie die kan ontstaan omdat energiebesparing bij particulieren een vrijwillige basis heeft.

Het ontbreken van dwang maakt dat overheden op zoek zijn naar nieuwe vormen van beleid met bijbehorend instrumentarium (Hajer, Van Tatenhove en Laurent, 2004, p. 10; Leroy, 1994, p. 57).

De keuzes die gemeenten maken, bepalen het succes van het energiebesparingsbeleid. Maar gemeenten blijken te worstelen met de vertaling van het Rijksbeleid naar lokale uitvoering (instrumenten) (EZ, 2008). De huidige beleidskaders, zoals de klimaatakkoorden, geven namelijk geen antwoord op de concrete uitvoeringsaspecten.

Gemeenten moeten hun ‘eigen’ koers varen en hun ‘eigen’ instrumentarium vaststellen. Bij die exercitie blijkt dat veel gemeenten het Maatwerkadvies gebruiken als onderdeel van hun beleid. Vooral wanneer het beleid is gericht op eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

6.3.1

Het zoeken naar oplossingen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving is een maatschappelijk proces waarop bestuurders en ambtenaren invloed op uitoefenen.

ROL GEMEENTEN

Dat betekent dat de werking van beleidsinstrumenten afhankelijk is van degene die ze bedenkt (Heffen, 2008, Pp. 205-206). Daarom is het verstandig een blik te werpen in de keuken waar de ingrediënten liggen. Het gaat hier om de instrumenten die onderdeel uitmaken van een gemeentelijke organisatie en die het effect van het energiebesparingsbeleid bepalen in de gebouwde omgeving.

Die gebouwde omgeving kenmerkt zich door veel verschillende actoren met elk hun belangen en verantwoordelijkheden (Heuvelhof, 1994, p. 253).

Page 52: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

52 | P a g i n a

Binnen die context passen instrumenten, gebaseerd op samenwerking. Een voorbeeld van zo’n samenwerkingsvorm is het ontwikkelen van netwerken tussen de bouwsector, de overheid, woningcorporaties en particuliere eigenaren van woningen (VROM, 2007a, Pp. 12 en 24).

Binnen deze netwerken neemt de hiërarchische rol van de gemeenten steeds verder af. Daarentegen wint de rol van initiator, coördinator en facilitator aan invloed (Hajer, Van Tatenhove en Laurent, 2004, p. 10).

Kijkend naar de relatie tussen eigenaar-bewoners en gemeenten, in een netwerk, is een juridisch instrumentarium vrijwel niet mogelijk. Dit is anders als het gaat om de relatie tussen gemeenten en bedrijven. Daar is wel een juridisch instrumentarium mogelijk (convenanten).

Het ontwikkelen van beleidsinstrumenten is dus afhankelijk van de doelgroep waarop het instrument betrekking heeft. In dat opzicht is energiebesparingsbeleid maatwerk (Interview, Boerbooms, 2011).

Bovendien kiezen beleidsmakers, door het ontbreken van dwang, vaak voor economische- en communicatieve beleidsinstrumenten (Hoppe, Bressers en Lulofs, 2010, p. 29). Daarnaast is het beleid afhankelijk van de kennis en kunde van de betrokken beleidsmakers en bestuurders (Hoogerwerf, A., 2008a, p. 83).

6.3.2

De veronderstelling leeft dat er een causaal verband bestaat tussen organisatiekenmerken, de keuze en inzet van de beleidsinstrumenten en de resultaten op het gebied van energiebesparing. Ook lijkt het succes van het beleid afhankelijk van de ambitie en sturing (Hoppe, Bressers en Lulofs, 2010, p. 32). Een onderzoek onder 87 gemeenten naar de toepassing van een energieconcept (energievisie) van SenterNovem, lijkt dit te bevestigen.

GEMEENTELIJKE ORGANISATORISCHE ASPECTEN ALS BELEIDSINSTRUMENT

Gekeken is naar het beleidsinstrumentarium van de gemeenten die het beleid met succes implementeerden (Dahm, et al, 2002). De volgende instrumenten voor een succesvolle uitvoering van het energiebeleid (energievisie) kwamen daaruit naar voren (Dahm, et al, 2002, p. 13):

- Voldoende beschikbare capaciteit (ambtelijk of extern) en middelen (budget).

- Gedreven projectleider intern en extern.

- Verankering in beleids- en uitvoeringsplannen.

- Duidelijke en haalbare planningen om gemaakte afspraken na te komen.

- Verankering van beleid in overige beleidsvelden (in dit geval bestemmingsplannen).

- Geen juridische belemmeringen.

Belemmerende factoren, die door de gemeenten werden ervaren, waren (Dahm, et al, 2002, p. 14):

- De omgang met marktpartijen (het koste moeite de markt enthousiast te maken).

- Draagvlak van de markt.

- De onervarenheid met de materie (gemeenten).

- Beschikbare financiële ruimte.

6.3.3 Ambitie als beleidsinstrument

Hoppe, Bressers en Lulofs (2010-2010a) maken onderscheid tussen intra- en interorganisationele kenmerken in relatie tot succesvol energiebesparingsbeleid in de gebouwde omgeving.

De interorganisationele factoren zijn verantwoordelijk voor de relatie tussen beleidsmakers en de doelgroep(en).

Page 53: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

53 | P a g i n a

Politiek bestuurlijke factoren, zoals de politieke oriëntatie van de raad, bepalen de ambities. De ambities zijn weer gekoppeld aan de beschikbare middelen, de grootte van de organisatie en de wijze waarop de gemeentelijke dienstverlening is georganiseerd.

De Intraorganisationele factoren zijn daarentegen extern gericht. Ze bepalen de mate waarin de organisatie samenwerkingsverbanden (netwerken) heeft met externen (andere overheden en/of bedrijven). Een netwerkbenadering als instrument wordt als voorwaarde gezien voor een succesvol lokaal energiebesparingsbeleid. Omgekeerd lijkt het ambitieniveau van gemeenten weer afhankelijk van de mate van samenwerking (Hoppe, Bressers en Lulofs, 2010, p. 33).

6.4

Belangrijkste conclusie is dat de markt aansluiting vindt bij de gemeentelijk instrumenten en andersom. Dit kan wanneer gemeenten en bedrijven met elkaar gaan samenwerken door bijvoorbeeld het creëren van netwerken.

SAMENVATTING

Dit blijkt ook uit eerder onderzoek, waarin werd aangegeven dat de mate waarin een gemeente in staat is een netwerk op te bouwen van invloed is op het succes van energiebesparingsprojecten (Hoppe, Bressers en Lulofs, 2010, p. 33). Binnen die context kunnen bedrijven hun producten en marketingconcepten afstemmen op de gemeentelijke beleidsinstrumenten.

Vanuit het perspectief van de klant staat centraal dat bedrijven betrouwbaar zijn, vergaande kennis en expertise bezitten, onafhankelijk zijn en geen weerstanden oproepen. Dit zal het succes van het Maatwerkadvies Energiebesparing bevorderen. De rol van de gemeente binnen die context is het ontwikkelen van beleidsinstrumenten. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het “klimaat” waarbinnen het Maatwerkadvies wordt ingezet.

Page 54: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

54 | P a g i n a

Lege pagina

Page 55: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

55 | P a g i n a

7 KENMERKEN VAN EIGENAAR-BEWONERS IN RELATIE TOT HET MAATWERK-ADVIES ENERGIEBESPARING?

Het succes van het Maatwerkadvies heeft te maken met gedrag, houding en sociaal-, economisch- en demografische factoren. Deze aspecten zijn afhankelijk van de kenmerken van de doelgroep. Daarover gaat dit hoofdstuk. De aspecten worden gerelateerd aan het Maatwerkadvies en staan in verband met het model van Green en Kreuter. Ze worden gebruikt bij het formuleren van de toetsingscriteria voor het empirisch onderzoek.

7.1 KENMERKEN VAN EIGENAAR-BEWONERS TEN OPZICHTE VAN ENERGIEGEBRUIK

De doelgroep waarop het Maatwerkadvies betrekking heeft, bestaat uit vele individuele kleinverbruikers met een uniform energieverbruik. Ze kenmerken zich door een enorme diversiteit aan woonvormen en gedragingen (heterogeniteit) (Rooijers, Leguijt en Groot, 2010, p. 8). Het is juist deze diversiteit die gemeenten kopzorgen geeft. Eigenaar-bewoners zijn moeilijk te bereiken, moeilijk beïnvloedbaar en slechts onder voorwaarden bereid te investeren in energiebesparingsopties (Hoppe, T., 2009, p. 330). Indien gemeenten toch besluiten hiervoor beleidsinstrumenten in te zetten, gaat dat over het algemeen gepaard met aanzienlijke inzet van financiële en personele middelen (Hoppe, T., 2009, p. 330). Rooijers, et al (2006, p. 33) geeft de volgende kenmerken aan de doelgroep eigenaar-bewoners, zie tabel 5.

Tabel 5: kenmerken van de doelgroep eigenaar-bewoners

Eigenaar-bewoners

Moeilijk bereikbaar aanspreekpunt.

Individuele, kleine energieverbruikers.

Verhuizingen geschikte momenten voor maatregelen aan het gebouw,

alle soorten maatregelen.

Investeringen en kostenbesparingen liggen bij dezelfde partij (eigenaar).

Bron: (Rooijers, et al, 2006, p. 33)

7.2

Een belangrijke aanzet tot een indeling van de doelgroep is gebaseerd op het gedrag (milieuvriendelijk handelen). Dit is gedaan in een onderzoek verricht door het Center for Sustainability van de Nyenrode Business Universiteit.

INDELING DOELGROEP NAAR MATE VAN MILIEUVRIENDELIJK GEDRAG

In dit onderzoek ‘Draaien aan Knoppen’ leggen de onderzoekers een verband tussen de acceptatie van nieuwe energiebesparingsproducten en eigenaar-bewoners. De onderzoekers delen de Nederlandse consumenten in op basis van het werk van Hoijtink (2004) die de volgende indeling hanteert: De Groenen, Cultural Creatives, ‘Gewone mensen’ en Hedonisten (Hal, van, Postel en B. Dulski, 2008, p. 31).

Het acceptatieproces vertoont veel gelijkenissen met adoptie en diffusie, zie paragraaf 4.8.1. In andere wetenschappelijke onderzoeken over energiebesparing is deze indeling al eens gebruikt (Menkveld, et al, 2010, p. 28). Ook sluit deze indeling aan bij het paradigma van transities (Wijk, van, Engelen en W.F. Blom, 2001, p. 43). Tabel 6 geeft een overzicht van de indeling.

Page 56: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

56 | P a g i n a

Tabel 6: indeling van de doelgroep op basis van Hoijtink

Doegroep

Overwegingen

De Groenen Milieuoverwegingen zijn doorslaggevend bij beslissingen.

De Cultural creatives ‘milieu-idealisten’

Zien milieu als een toegevoegde kwaliteit tenzij ingeleverd moet worden op al bestaande kwaliteit. Ze hebben een proactieve houding ten opzichte van energiebesparing en nieuwe technologieën. Ze zijn ontvankelijk voor sociale prikkels vanuit de ‘groep’.

De Gewone mensen Milieuoverwegingen spelen pas een rol indien hier financieel voordeel uit kan worden gehaald. Ze zijn afwachtend, gericht op de korte termijn en houden van duidelijke en eenvoudige communicatie.

Hedonisten Milieuoverwegingen zijn niet

Bron: (Hal, van, Postel en Dulski, 2008, p. 31)

doorslaggevend bij beslissingen.

Binnen deze indeling nemen ‘De Groenen en De Cultural Creatives’ een centrale positie in. Dit zijn de koplopers. Wanneer voldoende koplopers bereid zijn te investeren in energiebesparingsmaatregelen, kan er massa ontstaan (vliegwiel, sneeuwbaleffect) waardoor de markt wordt gestimuleerd (Menkveld, et al, 2010, p. 25). De Groenen en De Cultural Creatives spelen een grote rol bij de adoptie- en diffusieprocessen. Ze laten zich kenmerken door nieuwsgierigheid en vernieuwing, zijn daardoor eerder geneigd tot acceptatie van innovatieve producten en nieuwe technologieën. Ze zijn bereid te investeren in energiebesparing en bereid daarin risico’s te nemen (Oel, van, Bogerd, en De Haas, 2009, p. 17). Daaruit ontstaat de veronderstelling dat deze groep ook eerder geneigd is een Maatwerkadvies Energiebesparing uit te laten voeren.

Bij ‘Gewone mensen’ gaat het erom de drempel te overbruggen door te wijzen op de financiële voordelen van energiebesparing, de boodschap te richten op de korte termijn en in te zetten op het delen van ervaringen met gelijkgestemden (Hal, van, Postel en B. Dulski, 2008, Pp. 8-9). Daar kan een Maatwerkadvies een rol spelen. Daarentegen stelt deze groep zich afhankelijk op, wat impliceert dat de inzet van gemeentelijk beleidsinstrumentarium gericht moet zijn op overreding.

Gebaseerd op de eerder gegeven doelgroepbenadering kan het volgende worden gesteld betreffende de acceptatie van het Maatwerkadvies, zie tabel 7.

Tabel 7: kans op acceptatie Maatwerkadvies Energiebesparing

Doelgroep % bevolking

Kans Maatwerkadvies

Inzet gemeentelijk beleidsinstrumentarium

Mogelijke effecten

De Groenen 3 Groot Weinig middelen nodig om te overtuigen

Klein, gezien de grootte van de groep.

De Cultural creatives ‘milieu-idealisten’

15 Redelijk Weinig middelen nodig om te overtuigen

Matig, gezien de grootte van de groep.

De Gewone mensen

60 Klein Veel middelen nodig om te overtuigen

Het groots in verband met de doelgroep.

Hedonisten 22 Zeer klein - -

Page 57: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

57 | P a g i n a

Het inzetten van gemeentelijke beleidsinstrumenten is dus gebonden aan de specifieke kenmerken van een doelgroep (Interview, Woude, van, der, 2011). Dit impliceert dat een doelgroepenanalyse kan helpen om het effect van beleidsinstrumenten, in relatie tot het Maatwerkadvies, vast te stellen.

7.3

Een andere, meer algemene indeling van eigenaar-bewoners is gebaseerd op een grootschalig bevolkingsonderzoek van het bedrijf

INDELING DOELGROEP OP BASIS VAN SOCIALE MILIEUS

Motivaction. Dit onderzoek is verricht naar de waarden en leefstijlen van Nederlanders waardoor een indeling ontstaat in sociale milieus. Het onderzoek geeft inzichten in het gedrag van burgers en consumenten en wordt in verschillende wetenschappelijke rapporten gecombineerd met energiebesparing (Rooijers, et al, 2006, p. 34).

Rooijers et al (2006) onderscheidt 5 typen consumenten, geselecteerd in relatie tot het gebruik van energie. Dit zijn de statuszoeker, de milieubewuste, de prijsbewuste, de zekerheidszoeker en de gemakszoeker (

Tabel 8: weerstanden energiebesparing

Rooijers, et al, 2006, p. 35). Vervolgens legt hij een relatie tussen de sociale milieus (gedrag) en de weerstand tegen energiebesparing gebaseerd op een Brits wetenschappelijk onderzoek van Oxera. In tabel 8 worden deze weerstanden opgesomd.

Weerstanden a. Het geringe aandeel energiekosten in verhouding tot de huishoudelijke kosten. b. De assumptie dat de verwachte opbrengsten van het doorvoeren van energiemaatregelen niet op wegen

tegen de tijd en de moeite die het invoeren van die maatregel kost. Deze assumptie is gebaseerd op de hoogte van de rente van het te lenen bedrag, waardoor de baten zullen tegenvallen.

c. De verwachting dat de energieprijs in de komende jaren niet sterk stijgt. d. Dit zijn financiële beperkingen. Bijvoorbeeld het niet kunnen krijgen van een lening (vrijgeven van

financiering door banken). Hierdoor is een diepte-investering in winstgevende energiebesparingsmaatregelen niet mogelijk.

e. De weerstand wordt opgeroepen doordat energieverbruikende apparaten (verwarmingsketel) nog niet zijn afgeschreven.

f. Het ontbeken van kennis over nieuwe energiebesparingstechnieken, de assumptie dat het verwerven van die kennis veel tijd koste, ervan uitgaande dat sprake is van een ondoorzichtige markt.

g. Het branchevreemde karakter van de (innovatieve) technieken (buiten belevingswereld van consument en ondernemer).

h. De weerstand is gelegen in het feit dat consumenten en of instellingen geen winstoogmerk hebben en daardoor niet streven naar winstmaximalisatie en/of kostenreductie. De urgentie wordt dus niet gevoeld.

Bron: (Rooijers, et al, 2006, Pp. 34 en 40).

Rooijers koppelt deze weerstanden aan de leefstijlen en het gedrag van de eigenaar-bewoners. Op basis van deze exercitie is een inschatting mogelijk van de kans op het doorvoeren van energetische maatregelen bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen in relatie tot de leefstijlen, zie bijlage 2.

Het gebruik van deze methodiek door Rooijers en de koppelingen die zijn gelegd tussen weerstanden tegen energiebesparing en het gedrag van de doelgroep staan in dit onderzoek model voor het definiëren van de toetsingscriteria, zie paragraaf 8.2.

Page 58: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

58 | P a g i n a

7.4 SAMENVATTING

De belangrijkste conclusie uit dit hoofdstuk is dat de inzet van effectieve instrumenten naast het Maatwerkadvies, een directe relatie heeft met de doelgroep. Die doelgroep (eigenaar-bewoners) is zeer divers. Deze diversiteit maakt dat ze verschillend reageren op instrumenten. Desondanks is een categorisering van de doelgroep mogelijk via het werk van Hoijtink en/of op basis van leefstijlen.

Verder is een verband aangetoond tussen de doelgroep, gedrag van die doelgroep en de knelpunten (weerstanden) tegen energiebesparing. Rooijers et al (2006) ziet een link tussen specifieke weerstanden en de verschillende doelgroepen. Deze methode staat model voor het benoemen van de toetsingscriteria in hoofdstuk 8.

Page 59: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

59 | P a g i n a

8 HET TOETSINGSCRITERIUM

Op basis van het model van Green en Kreuter (1999) wordt in dit hoofdstuk gekeken naar de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken”. Deze factoren beïnvloeden op hun beurt het gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot het Maatwerkadvies en de te treffen maatregelen. Het ontbreekt in de literatuur aan specifieke gegevens over het gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot het Maatwerkadvies. In dit hoofdstuk wordt daarom gebruik gemaakt van bestaande wetenschappelijke literatuur die een direct verband vertoont met eigenaar-bewoners van particuliere woningen en energiebesparing in het algemeen. Vervolgens is uit deze informatie indirect een relatie af te leiden met het Maatwerkadvies Energiebesparing. Daarvoor is overigens ook gebruik gemaakt van de resultaten uit de hoofdstukken 5, 6 en 7.

8.1 INLEIDING

In paragraaf 4.4 is uiteengezet hoe de gedragsbeïnvloedende factoren zijn bepaald en dat daaruit de toetsingscriteria zijn gedestilleerd voor het empirische onderzoek.

In de literatuur zijn verschillende wetenschappelijke onderzoeken gevonden met betrekking tot eigenaar-bewoners van particuliere woningen en energiebesparingsgedrag. Het eerste onderzoek betreft een enquête onder 500 respondenten (Diggelen, Van, 2009). Zij heeft onderzoek gedaan naar het investeringsgedrag in energiebesparende maatregelen naar aanleiding van het energielabel. Het onderzoek laat zien dat er een relatie bestaat tussen gedrag, het energielabel en de investeringen. Dit onderzoek heeft overigens de meeste aanknopingspunten met het Maatwerkadvies Energiebesparing en het gebruik van het gedragsmodel van Egmond. Uit het onderzoek komt naar voren dat het besluitvormingsproces om een label aan te schaffen bestaat uit de volgende onderdelen (Diggelen, Van, 2009, p. 5):

- Bewustzijn van het energieverbruik.

- Vertrouwen in maatregelen en actoren.

- Omgevingsfactoren.

- Financiële beperkingen en –mogelijkheden.

- Praktische beperkingen en -mogelijkheden.

- Het te verwachten effect.

Het tweede onderzoek is verricht door A. Bogerd (2009). Zijn onderzoek was gericht op de relatie tussen energiebesparing en sociale-, persoonlijke-, demografische- en financiële factoren. De uitkomsten daarvan tonen sterke overeenkomsten met het onderzoek van Van Diggelen (2009).

Een derde onderzoek is verricht door G.J. de Haas (2008) ‘Reductie CO2-uitstoot in de bestaande woningvoorraad’. De Haas deed dit onderzoek in samenwerking met A. van Eck (2008). Zij hebben samen een enquête verricht onder eigenaar-bewoners van particuliere woningen via het netwerk van de Vereniging Eigen Huis. Vervolgens zijn nog belangrijke aanknopingspunten gevonden in een onderzoek van Rooijers, et al (2006). Aanvullend zijn rapporten bestudeerd van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit 2010 en het literatuuronderzoek van Uitdenbogerd, Egmond, Jonkers en Kok (2007).

Tenslotte is een oud literatuuronderzoek van (Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980) betrokken en is het recente werk van Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal (2010) bestudeerd.

Page 60: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

60 | P a g i n a

Wat al deze onderzoeken met elkaar gemeen hebben, is dat ze betrekking hebben op eigenaar-bewoners van particuliere woningen en energiebesparing, inzicht geven in het intentioneel gedrag en in relatie staan tot de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken”.

8.2 DE INVULLING VAN HET MODEL “WILLEN, KUNNEN EN VERSTERKEN”

De volgende stap is dat de resultaten uit de hierboven genoemde onderzoeken, aangevuld met de resultaten uit dit onderzoek, worden verwerkt in het model van Green en Kreuter, waarbij gebruik wordt gemaakt van het raamwerk van Egmond (2006a). In tabel 9 is het resultaat daarvan weergegeven. De cursief gedrukte teksten corresponderen met de wetenschappelijke literatuur en de bevindingen uit de vorige hoofdstukken. De blauwgedrukte teksten betreffen de daaruit gedestilleerde toetsingscriteria in relatie tot het Maatwerkadvies.

Tabel 9: het toetsingscriterium

Awareness (bewustzijn)

De gedragsbeïnvloedende factor “Willen”

1 Eigenaar-bewoners hebben een beperkt bewustzijn van de noodzaak tot energiebesparing. Appelleren aan het energiebewustzijn door het verstrekken van kennis, is essentieel voor eigenaar-bewoners

voordat ze gaan nadenken over hun eigen energiesituatie (Diggelen, van, 2009, p. 67).

Er moet sprake zijn van energiebewustzijn voordat men een Maatwerkadvies laat uitvoeren. Het gaat er dus om te appelleren aan dit bewustzijns- en kennisaspect van eigenaar-bewoners.

3 Eigenaar-bewoners zijn zich niet bewust van de energetische kwaliteit van hun woning. Pas als ze daar

kennis over beschikken, zijn ze in staat en bereid om energetische maatregelen door te voeren (BZK,

2010; Diggelen, Van, p. 33). Er moet een bepaalde mate van bewustzijn over de energetische mogelijkheden van de woning aanwezig zijn en verantwoordelijkheidsgevoel, voordat men overgaat op uitvoering van een Maatwerkadvies.

Kennis 2 Eigenaar-bewoners beschikken over beperkte kennis over het nut van de maatregelen. Maar ook kennis

over de gevolgen van die maatregelen in relatie tot bijvoorbeeld verbouwingswerkzaamheden en overlast is minimaal (Diggelen, van, 2009, Pp. 67-33).

Eigenaar-bewoners moeten vertrouwen hebben in het Maatwerkadvies maar ook vertrouwen in de effecten van de maatregelen.

Sociale invloed 4 Van Diggelen geeft aan dat sociale factoren een belangrijke invloed hebben op het gedrag en de

besluitvorming over te gaan tot energetische maatregelen (opvattingen van familie, buren, vrienden

enzovoorts) (Diggelen, van, 2009, p. 67).

Eigenaar-bewoners laten zich sterk beïnvloeden door de (positieve) ervaringen van vrienden en familie. Ook voor de uitvoering van het Maatwerkadvies.

Attitude (houding) 5 De attitude van eigenaar bewoners op het doorvoeren van besparingsmaatregelen wordt beïnvloed door

verkeerde veronderstellingen en aannames waardoor weerstanden ontstaan in het aanvaarden en uit

laten voeren van maatregelen. Eigenaar-bewoners beschikken over begrensde rationaliteit (Rooijers, et al, 2006, p. 42). Een positieve attitude t.o.v. het maatwerkadvies ontstaat wanneer begrensde rationaliteit wordt weggenomen.

6 Van Diggelen (2009) stelt dat eigenaar-bewoners vaak niet bekend zijn met de bijkomende effecten van

de besparingsmaatregelen, zoals verbetering comfort, verlaging energiekosten, verbetering label, enzovoorts. Hierdoor kunnen ze de voor- en nadelen niet afwegen.

Page 61: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

61 | P a g i n a

De attitude rond het Maatwerkadvies verandert als men beschikt over alle voor- en nadelen van energiebesparing.

7 Het Maatwerkadvies is meer een soort communicatie-instrument (Diggelen, van, 2009, Pp. 68-69). Dit impliceert dat het invloed kan uitoefenen op de attitude.

De houding ten opzichte van het Maatwerkadvies verandert door het te gebruiken als communicatie-instrument om de eerste aanzet te geven tot energiebesparing.

8 Naar gelang energiebesparing zichtbare effecten heeft op bijvoorbeeld de verkoopwaarde van de woning of comfortverbetering, verandert de houding (Diggelen, van, 2009, p. 36).

Eerst appelleren aan de positieve effecten van het Maatwerkadvies en energiebesparing verhoogt de acceptatie.

De ingeschatte bekwaamheid 9 De eigen effectiviteit bepaalt of iemand energiezuinig gedrag gaat vertonen (

Geef eigenaar-bewoners vertrouwen in het eigen handelen. Dit bevordert het succes van het Maatwerkadvies.

Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en Verhallen, 1980, p. 180).

Financiën

De gedragsbeïnvloedende factor “Kunnen”

10 Van Diggelen (2009) zegt dat financieringsmogelijkheden (subsidies, leningen, hypotheekconstructies) een key factor vormen bij de besluitvorming (gedrag) (Diggelen, van, 2009, p. 67).

Subsidie is een belangrijke voorwaarde voor het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies. Ook is het een voorwaarde om mensen daarover te laten nadenken.

11 Eigenaar-bewoners hebben veel vertrouwen en belangstelling in gemeentelijke financieringsregeling (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65).

Financieringsregeling aangeboden door gemeenten verhoogt de acceptatie en het succes van het advies. 12 Eigenaar-bewoners schrikken terug voor hoge investeringskosten en te lange terugverdientijden (> 7

jaar) (Bogerd, 2009). Kennis over de eigen financiële positie is belangrijk voordat men nadenkt over energiebesparing en uitvoering van het Maatwerkadvies.

13 Eigenaar-bewoners met beperkte financiële mogelijkheden zullen wachten met het nemen van

energetische maatregelen (Diggelen, Van, 2009 p. 35). Hogere inkomens laten sneller een Maatwerkadvies afnemen en vertonen sneller het gewenst gedrag.

Technisch inhoudelijk 14 Eigenaar-bewoners staan open voor energiebesparing op natuurlijke momenten (groot onderhoud van

de woning). Comfort (woningvergroting), binnenklimaat, veiligheid en gezondheid zijn belangrijkere

overwegingen dan energiebesparing en/of milieuoverwegingen op zich (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65; Bogerd, 2009; Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010).

Eigenaar-bewoners zijn meer ontvankelijk voor verandering van hun energiebesparingsgedrag en bereid over energiebesparing na te denken, wanneer men gaat verbouwen. Op die momenten is de kans op succes van Maatwerkadvies optimaal.

15 Eigenaar-bewoners staan open voor energiebesparing bij natuurlijke vervanging van bijvoorbeeld een

verwarmingsketel (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71).

Bij natuurlijke vervanging is men ook meer bereid een Maatwerkadvies uit te laten voeren. 16 Onbekendheid met de technische mogelijkheden van de woning beperken eigenaar-bewoners bij de

keuze tot energiebesparing. Eerst is kennis en inzicht nodig in de mogelijkheden van de eigen woning voordat men gaat nadenken over het Maatwerkadvies.

Organisatorisch

Page 62: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

62 | P a g i n a

17 Energiebesparingsconcepten zijn succesvoller binnen een lokaal sociaal raamwerk (netwerk) waarin

sprake is van een leeromgeving (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65).

Het organiseren van een netwerk van rond bewoners en betrouwbare bedrijven in relatie tot het Maatwerkadvies, bevordert de uitvoering.

18 Het vertrouwen in uitvoeringsinstanties moet heel hoog zijn wil men besluiten over te gaan tot

verbouwingen, renovaties en energiebesparende maatregelen (Diggelen, van, 2009, p. 67).

Er moet vertrouwen zijn in de gemeente en de uitvoeringsinstanties wil men over gaan tot het uitvoeren van een Maatwerkadvies.

Nieuwe vaardigheden 19 Vertrouwen in eigen expertise en kennis (praktisch en cognitief) moet heel hoog zijn wil men besluiten

over te gaan tot energetische maatregelen (Diggelen, van, 2009, p. 67).

Eerst moeten eigenaar-bewoners over een bepaalde mate van kennis, ervaring en competenties beschikken voordat men een Maatwerkadvies laat uitvoeren of maatregelen laat nemen.

Gelijken (familie en vrienden)

De gedragsbeïnvloedende factor “Versterken”

20 Mensen hebben sterk de behoefte om te leren van ervaringen van onafhankelijke actoren, zoals buren,

en energieambassadeurs (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65).

Sociale netwerken hebben een positieve invloed op het gedrag en de uitvoering van het Maatwerkadvies Energiebesparing.

Experts (instellingen, bedrijven en/of professionals) 21 Eigenaar-bewoners hebben veel vertrouwen in onafhankelijke instellingen, die geen commercieel belang

nastreven. Een voorbeeld hiervan is Vereniging Eigenhuis (Diggelen, van, 2009, p. 69).

Het Maatwerkadvies, aangeboden door onafhankelijke, partijen beïnvloed in positieve zin het besluitvormingsproces om een Maatwerkadvies af te nemen.

22 Bouwbedrijven, installateur en aannemers spelen een belangrijke rol in het gedrag van de eigenaar-

bewoners. Wanneer eigenaar-bewoners weerstanden ervaren bij deze bedrijven, bijvoorbeeld door

praktische problemen, haken ze af (Diggelen, van, 2009, p. 34). Bedrijven moeten zich bewust zijn van de psychologische factoren die een rol spelen bij eigenaar-bewoners inzake de praktische uitvoering en daarop anticiperen.

23 Eigenaar-bewoners worden beïnvloed door partijen die een grote mate van deskundigheid, expertise en

kennis bezitten en waarvan vertrouwen uitgaat (Diggelen, van, 2009, p. 34; Bogerd, 2009). Experts hebben een belangrijke rol bij de uitvoering van het Maatwerkadvies. Correcte uitvoering zal het imago van het Maatwerkadvies verbeteren en aanzetten tot meer acceptatie.

Gezag (gemeentelijke overheid) 24 De invloed van de gemeente telt zwaarder ten opzichte van bedrijven, woningbouwverenigingen en

energiebedrijven (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65). Eigenaar-bewoners laten zich eerder beïnvloeden door gemeenten. Ze spelen een belangrijke rol bij de aanvaarding en het succes van een Maatwerkadvies.

8.3

Het bovenstaande model is het resultaat van het theoretisch deel van dit onderzoek. Het model is gebaseerd op Green en Kreuter (1999) en is de invulling van de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken”. Vervolgens is daaruit het toetsingscriterium geformuleerd voor het empirische deel van dit onderzoek waarmee het belang (gewicht) van de verschillende factoren is bepaald, zie hoofdstuk 9.

SAMENVATTING

Page 63: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

63 | P a g i n a

9 PRAKTISCHE INZICHTEN EN ERVARINGEN

In dit hoofdstuk worden de toetsingscriteria uit hoofdstuk 8 getoetst aan de empirie. Dit gebeurt door de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken” te voorzien van een gewicht (kwalitatief). Dit gewicht is een interpretatieslag van de resultaten uit de casestudies Haarlem en Hardenberg en het resultaat uit het interview met Meer met Minder. Alle respondenten hebben de resultaten gelezen en toestemming gegeven om de gegevens op te nemen en te gebruiken voor dit onderzoek.

9.1

Voor de leesbaarheid van dit hoofdstuk is ervoor gekozen om de cases Haarlem en Hardenberg kort te beschrijven. De volledige analyse van de documenten, alsmede de uitwerking van de interviews zijn als bijlagen toegevoegd (bijlagen 3 t/m 6). Dit geldt ook voor het interview met Meer met Minder (bijlagen 7 en 8). Dit hoofdstuk eindigt met een tabel van de gedragsbeïnvloedende factoren, inclusief de beoordeling van die factoren (gewicht).

INLEIDING

9.2

Voor Haarlem is gekozen omdat deze gemeente op het gebied van de effectiviteit van het maatwerkadvies een studie heeft verricht onder hun bevolking. Deze gegevens zijn bestudeerd en samen met het interview gecorreleerd aan de gedragsbeïnvloedende factoren uit het model van Green en Kreuter. Het interview is gehouden met mevrouw M. van der Woude op 5 april 2011. In deze paragraaf wordt een korte beschrijving gegeven van de klimaatcampagne.

CASESTUDIE HAARLEM

9.2.1

Op 9 oktober 2008 heeft de Haarlemse gemeenteraad het plan van aanpak “Haarlem klimaatneutraal 2030” goedgekeurd. De ambitie is om een klimaatneutrale gemeente te worden. De centrale doelstelling van Haarlem is eigenaar-bewoners van particuliere woningen aan te zetten tot het nemen van energiebesparende maatregelen (verduurzaming van het onroerend goed). Haarlem wil dit bereiken door bevorderen van bewustwording, ontzorging en zoveel mogelijk eigenaar-bewoners laten adviseren via een Maatwerkadvies Energiebesparing.

DE KLIMAATCAMPAGNE HAARLEM

In februari 2011 zijn de klimaatacties geëvalueerd (Haarlem, 2011). Op grond van deze evaluatie zijn voorzichtige conclusies mogelijk over het effect van het Maatwerkadvies energiebesparing en is een relatie zichtbaar met het instrumentarium.

9.3

De tweede case in dit onderzoek is de gemeente Hardenberg. Hiervoor heeft een interview plaats-gevonden met de heer Hamer, op 10 mei 2011. Daarnaast is, net als in Haarlem, aanverwante literatuur bestudeerd over het effect van het Maatwerkadvies. Deze gegevens zijn door Hardenberg beschikbaar gesteld.

CASESTUDIE HARDENBERG

Het project in Hardenberg heet “Bewust Duurzaam Thuis” en is in november 2008 van start gegaan. De methode “Hardenberg”, betreffende het klimaatbeleid, wordt in veel literatuur gebruikt als voorbeeld voor andere gemeenten. Bewust Duurzaam Thuis is een soort totaalpakket gericht op eigenaar-bewoners van particuliere woningen. De methode is gebaseerd op ontzorging.

Page 64: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

64 | P a g i n a

Daarnaast begeleidt de gemeenten in sommige gevallen de renovaties. Een opvallend instrument dat in Hardenberg het Maatwerkadvies Energiebesparing flankeert, is een zeer goedkope duurzaamheidslening via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn).

9.3.1

De campagne in Hardenberg heet “Bewust duurzaam Thuis” (Hardenberg, 2011). Er zijn 570 Maatwerkadviezen afgegeven. Uit eigen onderzoek van de gemeente komt naar voren dat twee op de drie huiseigenaren, die een Maatwerkadvies hebben laten uitvoeren, uiteindelijk maatregelen nemen. Bewust Duurzaam Thuis helpt bij de aanvraag van het Maatwerkadvies, de aanvraag van offertes, financiering en begeleiding bij de uitvoering van de renovatieaanpassingen.

DE KLIMAATCAMPAGNE HARDENBERG

9.4

Om ook vanuit de markt zicht te krijgen op de hoofdonderzoeksvraag is een interview gehouden met mevrouw M. Boerbooms op 22 april 2011. De overwegingen om mevrouw Boerbooms te interviewen heeft te maken met het feit dat ze één van de auteurs is van het onderzoek “Kansrijke aanpakken in de gebouwgebonden energiebesparing” (2010). Vanuit die optiek heeft ze veel ervaring als het gaat om het Maatwerkadvies en energiebesparing in de particulier gebouwde omgeving.

CASE MEER MET MINDER

Ook heeft ze een compleet beeld van de verhoudingen tussen gemeenten, de Markt en eigenaarbewoners. Bovendien put mevrouw Boerbooms ook uit eigen ervaringen.

Naast het interview met mevrouw Boerbooms zijn documenten bestudeerd afkomstig van het initiatief “De gemeentetafel”. Dit is een initiatief van Meer met Minder waarin betrokken partijen ervaringen delen en ideeën uitwisselen over energiebesparing.

Aan de gemeentetafel nemen personen zitting die vanuit gemeenten of provincies verantwoordelijk zijn voor het klimaatbeleid. Dit zijn projectleiders en beleidsmedewerkers. Tijdens deze tafelgesprekken worden praktische ervaringen gedeeld. In dit onderzoek wordt soms gerefereerd aan deze informatie, zonder in detail te treden. Het uitgeschreven interview met mevrouw Boerbooms en de interviewvragen zijn respectievelijk als bijlage 7 en 8 toegevoegd.

9.5

In bijlage 9 is het belang van de toetsingscriteria (zie tabel 9 uit paragraaf 8.2) empirisch vastgesteld. Het resultaat van deze exercitie wordt in tabel 10 weergegeven. De tabel geeft op kwalitatieve wijze het belang (gewicht) van de gedragsbeïnvloedende factoren in relatie tot het Maatwerkadvies. In het volgende hoofdstuk worden daar de instrumenten tegenover gezet.

RESULTATEN TOETSINGSCRITERIA

Tabel 10: het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren

Gedragsbeïnvloedingen factoren Belang (gewicht)

Will

en

Factoren Awareness Heel belangrijk Kennis Belangrijk Sociale invloed Heel belangrijk Attitude (houding) Belangrijk De ingeschatte bekwaamheid Belangrijk

Page 65: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

65 | P a g i n a

Kun

nen

Factoren Financiën Belangrijk Technische inhoudelijk Niet erg belangrijk Organisatorisch Heel belangrijk Nieuwe Vaardigheden Belangrijk

Ver

ster

-ke

n

Factoren Gelijken (familie en vrienden) Belangrijk Experts Niet erg belangrijk Gezag Niet erg belangrijk

De tabel laat zien dat de factoren awareness, sociale invloed en organisatorisch heel belangrijk zijn voor het succes van het Maatwerkadvies. Met andere woorden het gebruik van instrumenten die invloed uitoefenen op deze factoren zullen relatief gezien effectiever zijn dan bijvoorbeeld instrumenten die invloed uitoefenen op de factoren Experts en Gezag.

Page 66: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

66 | P a g i n a

Lege pagina

Page 67: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

67 | P a g i n a

10 DE BELEIDSINSTRUMENTEN

In dit hoofdstuk wordt de theorie achter de beleidsinstrumenten behandeld. Het gaat erom instrumenten te definiëren die gemeenten tot hun beschikking hebben en kunnen gebruiken in combinatie met Maatwerkadviezen Energiebesparing. In hoofdstuk 11 worden deze instrumenten gekoppeld aan de andere resultaten om zo te komen tot een effectief gemeentelijk instrumentarium.

10.1 INLEIDING

Voor het samenstellen van een set instrumenten is niet specifiek gekeken naar het milieubeleidsveld. Gedurende dit onderzoek is vast komen te staan dat de energiebesparingsopgave in de gebouwde omgeving van een ander kaliber is dan de ‘oude’ sectorale milieuproblemen zoals bodem, water en lucht.

Dit komt door de complexiteit van de energiebesparingsopgave. Deze complexiteit uit zich in allerlei psychologische- en sociale interacties tussen actoren en de daaruit voorvloeiende gedragingen. Daarnaast speelt de opgave zich af op een beleidsveld dat gedomineerd wordt door complexe structuren (gebouwde omgeving), ingewikkelde bouwregelgeving, onbekende technieken, en een innovatieve (ontwikkelende) markt. Deze complexiteit geldt ook voor het Maatwerkadvies en bepaalt mede het karakter van het beleidsinstrumentarium. Dit gegeven maakt het noodzakelijk om de energiebesparingsopgave in de gebouwde omgeving niet louter vanuit de milieuhygiënische kant te benaderen maar ook vanuit de sociaal- psychologische kant.

10.2

Wanneer er een situatie bestaat waarin de relatie tussen overheid en doelgroep hiërarchisch van aard is hebben beleidsinstrumenten een juridisch karakter. De instrumenten kenmerken zich door afdwingbaarheid (Bressers, 1994, p. 127). In dit onderzoek speelt het juridisch instrumentarium een mindere rol van betekenis omdat bij de toepassing van het Maatwerkadvies van afdwingbaarheid geen sprake is. Dat wil zeggen dat het accent niet op wet- en regelgeving is geënt. In dat geval wordt door beleidsmakers, traditioneel, bijna altijd gekozen voor communicatieve- en economische beleidsinstrumenten (1990, Pp. 11 t/m 35).

BELEIDSINSTRUMENTEN

Het Rijk stelt dat instrumenten moeten zijn gericht op het conditioneren van de markt tussen vraag en aanbod, het beïnvloeden van het gedrag van eigenaar-bewoners, het verhogen van kennis en het faciliteren van een leeromgeving voor energiebesparende renovatie- en bouwconcepten (VROM, 2007a, p. 51). Gemeenten zullen dus op zoek moeten naar nieuwe innovatieve beleidsinstrumenten (VNG, 2007, artikel, 6).

10.3 OVERWEGEN VAN DE BELEIDSINSTRUMENTEN EN HUN EFFECTEN

Uit de literatuur komt naar voren dat verschillende factoren invloed uitoefenen op de werking van beleidsinstrumenten. Allereerst, de intrinsieke waarde van een instrument zelf. Dit zijn de “persoonlijke” eigenschappen van het instrument. Ten tweede wordt de werking bepaald door diegene die het instrument heeft bedacht, gebruikt of in de markt zet. Tenslotte bepaalt ook de doelgroep (diegene waarop de instrumenten zijn gericht), de doelen van het beleid en de overige actoren de werking (Hufen, H., 2007, p. 73). Al die variabelen maken de werking van beleidsinstrumenten complex en ondoorzichtig (Bressers, 1993, p. 207).

Page 68: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

68 | P a g i n a

10.4

De meest traditionele indeling van beleidsinstrumenten is gebaseerd op het werk van Van der Doelen (Vermeulen, 1994, p. 160). Geredeneerd vanuit gedragsbeïnvloeding wordt onderscheid gemaakt tussen juridische-, economische- en communicatieve beleidsinstrumenten. Fenger en Klok (2008, p. 224) voegen daar nog een vierde instrument aan toe, namelijk fysieke instrumenten.

TYPE BELEIDSINSTRUMENTEN

Binnen deze hoofdgroepen zijn nog subindelingen mogelijk (dimensies). Zo wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen algemene en individuele instrumenten. Daarnaast is nog een dimensie mogelijk waarin de instrumenten een beperkende werking hebben en een verruimende werking. Verruimend wil zeggen dat de gedragsalternatieven worden vergroot (rechten). Beperkend houdt in dat verplichtingen worden opgelegd en de gedragingen aan banden worden gelegd. In de tabellen hieronder worden de dimensies ten opzichte van de instrumenten weergegeven.

Tabel 11: type beleidsinstrumenten

Dimensie Sturingsmodel Juridisch Economisch Communicatief Fysiek Algemeen Wet Maximum en

minimum prijzen Massamedia Verkeersdrempels

Individueel Beschikking Subsidies Advies Bestuursdwang

Dimensie Sturingsmodel Juridisch Economisch Communicatief Fysiek Verruimend legalisering Subsidie Voorlichting Uitbreiding

wegennet Beperkend Verbod en gebod Heffing Propaganda Toegangspoorten

Bron: (Fenger en Klok, 2008, Pp. 226-228)

10.4.1

Juridische instrumenten moeilijk zijn toe te passen in combinatie met het Maatwerkadvies. Dat is de reden waarom het accent in dit onderzoek ligt bij communicatieve en economische instrumenten. Daar moet echter wel een kanttekening bij worden geplaatst omdat in een netwerkomgeving wel spraken kan zijn van een juridisch instrumentarium. Die instrumenten zijn dan gebaseerd op consensus en pas mogelijk wanneer sprake is van een relatie tussen gemeenten en bedrijfsleven (Bruijn, de, 2008, p. 311). Een voorbeeld daarvan is het convenant.

COMMUNICATIEVE- EN ECONOMISCHE INSTRUMENTEN

Volgens Bressers (1990, p. 22) passen communicatieve instrumenten goed indien het Maatschappelijke probleem zodanig is dat overheid en doelgroep gezamenlijk optreden en zichzelf zien als partner. Daarnaast blijkt uit zijn onderzoek dat communicatieve instrumenten vaak worden gericht op een specifieke doelgroep met als gevolg dat niet iedereen wordt bereikt. Het effect van zelfstandig communicatieve instrumenten is daarom beperkt (Bresser, 1990, p. 25). Maar die effectiviteit kan toenemen wanneer communicatieve instrumenten in relatie met andere instrumenten worden toegepast. Volgens Bressers moet het communicatieve instrumentarium daarom meer worden gezien als ondersteuning van andere instrumenten (Bresser, 1990, p. 25).

Die “andere” beleidsinstrumenten bestaan uit economische instrumenten.

Page 69: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

69 | P a g i n a

Economische instrumenten worden gebruikt om de omstandigheden waarin besluitvorming plaatsvindt zodanig te beïnvloeden dat het handelen het meeste nut oplevert voor de doelgroep en samenvalt met de doelen van het beleid van de overheid (Vermeulen, 1994, p. 160). De accenten liggen voornamelijk op subsidies. Overigens bestaat bij beleidsmakers, vroeg in het beleidsvormingsproces de neiging te kiezen voor subsidies, terwijl de effectiviteit niet altijd is gegarandeerd (Vermeulen, 1994, Pp. 163, 167). Vermeulen stelt (1994, p. 169) dat de werking van subsidies sterk in verband staat met de complexiteit van het beleidsveld.

10.5 DE INSTRUMENTEN

In veel recente wetenschappelijke artikelen wordt het gedrag van eigenaar-bewoners in relatie tot energiebesparing benaderd van uit de psychologie en de sociale wetenschappen (o.a. Uitdenbogerd, Egmond, Jonkers en Kok, 2007, p. 1848). De door hen genoemde instrumenten zijn:

Informatie, marketing

Communicatie-instrumenten:

en promotie, opleiding, persoonlijk advies, demonstraties, benchmarking, bevorderen van betrokkenheid, doelen stellen, etikettering, modellering, feedback op de actuele energieconsumptie.

Economische

S

instrumenten:

timulansen via subsidie, heffingen, toeslagen, belastingen, bonussen, belastingteruggave, financiële constructies zoals renteloze leningen, beloningen, sancties, en hogere piek tarieven voor elektriciteit.

Juridische instrumenten (regelgeving):

Algemene wetten en regels, specifieke vrijstellingen, convenanten en afspraken

.

10.6 OVERWEGINGEN KEUZE INSTRUMENTARIUM

Voor de selectie van de instrumenten is informatie nodig over mate waarin ze effect hebben op de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken”. Dit worden de werkzame bestanddelen van de instrumenten genoemd (Egmond, 2010, p. 16).

Die onderbouwing is onder meer afkomstig uit de sociale wetenschappen (Baarsma en Janssen, 2007). In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben zij 35 hoofdgroepen aan moderne instrumenten samengesteld en beschreven op hun werking. Ambtenaren kunnen hieruit een keuze maken bij het oplossen van beleidsproblemen (Baarsma en Janssen, 2007, Pp. 32 t/m 65). Overigens zijn de overeenkomsten van deze instrumenten met die van Uitdenbogerd, Egmond, Jonkers en Kok (2007) evident.

Baarsma en Janssen hebben door toepassing van verschillende wetenschappelijke theorieën (criteria), de 35 instrumenten ingedeeld in 9 clusters (Baarsma en Janssen, 2007, Pp. 34-35). In bijlage 10 zijn deze criteria weergegeven en vergeleken met de eisen die vanuit dit onderzoek aan de instrumenten worden gegeven.

Dit zijn: het ontbreken van dwang, horizontale verhoudingen, vrijwillige medewerking, inzetbaar door gemeenten, of het instrument inspeelt op het gedrag van de eigenaar-bewoners en/of het instrument kan worden ingezet in netwerken. Dit kunnen zowel formele als informele instrumenten zijn (formeel = subsidie, informeel = kennis verstrekken, advisering et cetera).

Page 70: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

70 | P a g i n a

Directe instrumenten passen hier niet. Dit zijn instrumenten gebaseerd op ge- en verboden. Indirecte instrumenten zijn wel toepasbaar. Dit zijn gedragsbeïnvloedende instrumenten, bijvoorbeeld co-productie. De gemeente werkt dan samen met de inwoners. Van co-productie kan ook sprake zijn bij samenwerking met de Markt (netwerken).

Gemeenten kunnen ook kiezen voor economische sturing via subsidies, investeringspremies, leningen en fiscale instrumenten. Ook instrumenten die een sociaal regulerende werking hebben, zijn bruikbaar. Deze instrumenten gaan uit van vrijwilligheid en overreding, zoals educatie en naming en shaming. Er is sprake van gelijke verhoudingen waardoor een horizontaal instrumentarium meer geschikt is (subsidie, voorlichting en afspraken). De instrumenten kunnen zowel een specifieke als generieke werking hebben en zouden ook voor langere tijd inzetbaar moeten zijn (constituerend) (Baarsma en Janssen, 2007, Pp. 34 t/m 40).

Op basis van deze inzichten is een keuze gemaakt van de hoofdgroepen aan instrumenten die voor dit onderzoek bruikbaar zijn. Elk instrument bevat een afzonderlijke analyse van de eigenschappen, kenmerken en de werking, weergegeven factsheets, zie bijlage 11.

De factsheets zijn aangevuld met instrumenten die momenteel veel door gemeenten worden ingezet, naast het Maatwerkadvies. De aangevulde instrumenten zijn allen afkomstig uit de praktijk en geselecteerd op basis van verschillende theoretische bronnen, de interviews in Amersfoort, Apeldoorn, Hardenberg, Haarlem, Meer met Minder en de SalecoGroep. In de factsheets wordt van elk instrument weergegeven wat de werkzame bestanddelen zijn en waarop deze zijn gebaseerd.

10.7 KEUZE VAN DE INSTRUMENTEN

Bovenstaande inzichten leiden in deze paragraaf tot een keuze van de instrumenten, zie tabel 12.

Tabel 12: geselecteerde gemeentelijke instrumenten naast het Maatwerkadvies Energiebesparing.

Cat Instrumenten

Spe

cifie

ke v

oorl

icht

ing

Kennisoverdracht via informatieavonden (Interview, Schotman, 2010).

Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto (Interview, Schotman, 2010).

Helpdesk Energie (vraagbaak en informatielijn) (Interview, Hamer, 2011).

Huis aan huis bezoeken (Interview, Burg, 2011). Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie of lening (Meer met Minder, 2010).

Instellen opinieleider (modelling = voorbeeldgedrag) (Interview, Egmond, 2011).

Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ (Interview, Woude, Van der, 2011; Meer met Minder, 2010).

Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente (Interview, Burg, 2011).

Gen

erie

ke

voor

licht

i

Websites.

Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

Prompts zoals stickers, kaarten, labels.

Page 71: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

71 | P a g i n a

Inzet multimedia (Youtube-film) over het Maatwerkadvies (Interview, Boerbooms, 2011).

Demonstraties (energiemanifestatie, beurzen, energiemarkten) (Meer met Minder, 2010).

Des

kund

ighe

ids

bevo

rder

ing

Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners (Interview, Boerbooms, 2011). Opleiding van Energieambassadeurs voor in de wijk (Interview, Schotman, 2010). Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren (Meer met Minder, 2010a).

Bes

t pr

actic

e Modelwoningen ondersteund door publicaties en films (Interview, Schotman, 2010).

Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau) (Interview Hoek Van der, 2010; Meer met Minder, 2010a).

Nam

ing

en f

amin

g Zet bedrijven en eigenaar-bewoners in het zonnetje (Interview, Boerbooms, 2011). Energieprijs (prijsuitreiking) (Interview, Boerbooms, 2011).

Con

vena

nt Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia (Interview, Boerbooms,

2011).

Sub

sidi

es e

n du

urza

amhe

ids-

leni

ng

Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies (Interview, Woude, Van der, 2011).

Garantieregeling. Dit is een regeling waarbij de gemeente garant staat dat de kosten van de investeringen (kosten van de lening) niet hoger zijn dan de besparingen (Interview Hoek Van der, 2010; Meer met Minder, 2010).

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten SVn (Interview, Hamer, 2011).

Page 72: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

72 | P a g i n a

Lege pagina

Page 73: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

73 | P a g i n a

11 DE MEEST EFFECTIEVE INSTRUMENTEN (SYNTHESE)

In dit hoofdstuk vindt de synthese plaats van de geselecteerde instrumenten en de gedragsbeïnvloedingen factoren “Willen, Kunnen en Versterken”. Dit resulteert in een model waaruit de meest geschikte instrumenten zijn af te leiden.

11.1

Het onderzoek is opgebouwd uit 4 fasen waarin 7 subvragen zijn beantwoord. Elke fase werd afgesloten met een bepaald resultaat. Hieronder wordt de fasen en vragen kort samengevat.

INLEIDING

1. In fase 1 werd, vastgesteld dat de inzet van beleidsinstrumenten en de effectiviteit daarvan afhankelijk is van het gedrag van de doelgroep en omgevingsfactoren. Vervolgens is een gedragsmodel gekozen waarmee inzage wordt gekregen in de effecten van beleidsinstrumenten. Dit gedragsmodel is het model van Green en Kreuter (1999).

2. Daarna werden de gedragsbeïnvloedende factoren uit dit gedragsmodel “Willen, Kunnen en Versterken” ingevuld en vertaald naar een set toetsingscriteria. Dit is gebeurd op grond van enkele verschillende wetenschappelijke inzichten over energiebesparing in relatie tot gedrag van eigenaar-bewoners in de particulier gebouwde omgeving en op basis van inzichten uit de markt en gemeentelijke overheden (omgeving).

3. In fase 2 werden de toetsingscriteria via beleidsevaluatief onderzoek getoetst. Dit is gebeurd via de casestudies van Haarlem en Hardenberg, data-analyse, documentonderzoek en het interview met Meer met Minder. Via deze toetsing werd het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren vastgesteld in kwalitatieve zin.

4. Parallel aan de punten 1, 2 en 3 werd onderzoek gedaan naar het gebruik van beleidsinstrumenten en is een set instrumenten gekozen. Van deze instrumenten is op basis van theoretische- en praktische inzichten vastgesteld wat hun werkzame bestanddelen zijn in relatie tot de gedragsbeïnvloedende factoren.

11.2

Na de voorgaande stappen komt het in deze paragraaf tot de synthese. In een matrix worden de instrumenten, de werkzame bestanddelen van deze instrumenten, de gedragsbeïnvloedende factoren en het belang van de factoren (gewicht) samengevoegd.

SYNTHESE

Verticaal staan de gedragsbeïnvloedende factoren. Horizontaal staan de instrumenten. Daar waar sprake is van een effect van het instrument (het werkzame bestanddeel) op een gedragsbeïnvloedende factor, wordt met behulp van een kleurcode het gewicht aangeduid volgens de legenda hieronder.

Uiteindelijk bepalen de werkzame bestanddelen en het gewicht op de gedragsbeïnvloedende factoren hoe effectief het instrument is ten opzichte van het Maatwerkadvies. In de volgende paragraaf worden de instrumenten en factoren samengevoegd.

Heel belangrijk H Belangrijk B Niet erg belangrijk N

Page 74: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

74 | P a g i n a

11.3 GEÏNTEGREERD MODEL

Het geïntegreerd model laat zien dat beleidsinstrumenten werkzame bestanddelen hebben die zich concentreren op de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken”. Dit kan variëren van “Heel Belangrijk (H), Belangrijk (B) tot Niet erg Belangrijk (N)”.

Matrix: integratie instrumenten en gedrag

Factoren Willen Kunnen Versterken

Legenda Heel belangrijk H Belangrijk B Niet erg belangrijk N

Instrumenten A

war

enes

s

Ken

nis

Soc

iale

invl

oed

Att

itude

Inge

scha

tte

bekw

aam

heid

Fina

ncië

n

Tech

nisc

h in

houd

elijk

Org

anis

ator

isch

Nie

uwe

vaar

digh

eden

Gel

ijken

Expe

rts

Gez

ag

Kennisoverdracht via informatieavonden B B B B

Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto H H B

Helpdesk Energie H B B N H B N

Huis aan huis bezoeken H H B H N

Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening

B H B H B N

Instellen opinieleider (modelling = voorbeeldgedrag) H B B N

Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ

H B B N N

Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit gemeente H B B H N N

Websites H B B B B

Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings

H B B B N N

Prompts zoals stickers, kaarten, labels H B B

Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) Maatwerkadvies H B B B B B N

Demonstraties H B B B N B N

Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners B B N H B N

Opleiding en inzet van Energieambassadeurs in de wijk B H H B B

Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren B H B N H B N

Modelwoningen ondersteund door publicaties en films H B B N H B N

Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau) H B B N H B N

Zet bedrijven en eigenaar-bewoners in het zonnetje H H N N

Energieprijs (prijsuitreiking) H H N N N

Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia

H B B N H N N

Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies H H B B B N

Garantieregeling H B B N

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gem. H B B N

Page 75: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

75 | P a g i n a

11.4

Uit de casestudies en de toetsing van de criteria komt naar voren dat de belangrijkste gedragsbeïnvloedende factor het “Willen” is. Het “Willen” leidt tot het voornemen om ook daadwerkelijk met het Maatwerkadvies aan de slag te gaan. Het is de motivator achter het Maatwerkadvies. Na het “Willen” is de factor “Kunnen” belangrijk. Het kunnen bepaalt of men ook in staat is om een Maatwerkadvies uit te laten voeren en de maatregelen te treffen. Tenslotte de gedragsbeïnvloedende factor “Versterken”. Deze factor is van minder belang in relatie tot het succes van het Maatwerkadvies maar is wel van invloed of het gedrag wordt voortgezet. Het voorgaande in acht genomen kunnen de onderzoeksresultaten als volgt worden geïnterpreteerd:

ANALYSE

11.4.1

Met betrekking tot de gedragsbeïnvloedende factor “Willen” is van de volgende instrumenten geconstateerd dat deze het meest geschikt lijken voor het stimuleren van de effectiviteit van het Maatwerkadvies. Bijlage 12 bevat de beoordeling.

WILLEN

1. Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto.

2. Huis aan huis bezoeken.

3. Websites.

4. Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

5. Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies.

6. Demonstraties.

7. Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

11.4.2

Met betrekking tot het aspect “Kunnen” lijken de onderstaande instrumenten het meest geschikt om de effectiviteit van het Maatwerkadvies te stimuleren, zie bijlage 13 voor de beoordeling.

KUNNEN

1. Helpdesk Energie.

2. Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening.

3. Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners.

4. Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk.

5. Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren.

6. Modelwoningen ondersteund door publicaties en films.

7. Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau).

11.4.3

Met betrekking tot het aspect “Versterken” lijken de onderstaande instrumenten het meest geschikt om de effectiviteit van het Maatwerkadvies te stimuleren, zie bijlage 14 voor de beoordeling.

VERSTERKEN

1. Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ.

2. Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente.

3. Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

4. Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies.

5. Energieprijs (prijsuitreiking).

6. Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia.

7. Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

Page 76: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

76 | P a g i n a

Lege pagina

Page 77: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

77 | P a g i n a

12 DISCUSSIE

Het hiervoorliggende rapport is de uitwerking van een kwalitatief onderzoek. Daarvoor is gekozen vanwege de complexiteit van het onderwerp. Deze kwalitatieve benadering heeft ervoor gezorgd dat het onderzoek is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Daarbij zijn keuzes gemaakt die van invloed zijn op de betrouwbaarheid en de geldigheid van dit onderzoek. In dit hoofdstuk komen deze aspecten aan de orde. De conclusie van dit onderzoek moet worden geplaatst in de context van dit hoofdstuk.

12.1 INLEIDING

Van valide onderzoek wordt gesproken wanneer datgene wat moest worden gemeten ook daadwerkelijk is gemeten (Boeije, 2005, p. 145; Bergsma, 2003, p. 15). Voorts wordt de validiteit bepaald door de geldigheid van interpretatie en analyse van de interviews (Boeije, 2005, p. 146). Gaat het om de betrouwbaarheid dan wordt die gemeten aan de hand van de reproduceerbaarheid van het onderzoek en de gekozen onderzoeksmethodiek. Dat wil zeggen dat het onderzoek zodanig moet zijn opgebouwd dat een andere onderzoeker tot dezelfde resultaten komt. Zowel de validiteit als de betrouwbaarheid komen hier aan de orde.

12.2 VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID, INTERNE GELDIGHEID

Het eerste punt dat hier wordt besproken heeft te maken met de keuze van de instrumenten. De hoofdonderzoeksvraag insinueert een volledige (complete) lijst van beleidsinstrumenten.

Het mag duidelijk zijn dat het instrumentarium, gebruikt in dit onderzoek, niet volledig is. De lijst is beperkt tot 24 instrumenten. Deze zijn gekozen op basis van de verzamelde gegevens in dit onderzoek. Met andere woorden er zijn nog meer instrumenten te bedenken die door gemeenten naast het Maatwerkadvies kunnen worden ingezet. Desalniettemin wordt in dit onderzoek een model gepresenteerd die de vaststelling van de effectiviteit van andere instrumenten mogelijk maakt, mits de werkzame bestanddelen van de instrumenten bekend zijn.

Het volgende punt is het vaststellen van de werkzame bestanddelen van de instrumenten. De vaststelling daarvan is niet overal gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. Enkele instrumenten zijn door de onderzoeker zelf beoordeeld, waardoor sprake kan zijn van subjectiviteit.

Om die invloed te reduceren is het instrumentarium eerst gecategoriseerd aan de hand van wetenschappelijke inzichten uit de sociale wetenschappen. De weging van de werkzame bestanddelen is mede gebaseerd op deze categorie-indeling, zie de factsheets in bijlage 11.

Als het gaat om het gebruik van het model van Green en Kreuter (1999), volgens de methode van Egmond (2006a), valt op te merken dat de gemaakte processtappen zijn voorgesproken tijdens een interview met Egmond (Interview, Egmond, 2011). Tijdens dit gesprek is ook het samenstellen van het toetsingscriterium aan de orde gekomen. Dit toetsingscriterium is gebaseerd op de gedragsbeïnvloedende factoren “Willen, Kunnen en Versterken”.

Normaliter is onderzoek nodig onder de doelgroep van eigenaar-bewoners om deze criteria vast te stellen. In dit onderzoek is daar geen kans voor gezien.

Page 78: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

78 | P a g i n a

Desalniettemin is de betrouwbaarheid met betrekking tot de vaststelling van de toetsingscriteria bereikt door alleen wetenschappelijk theoretische inzichten te gebruiken van eerdere onderzoeken naar energiebesparing, gedrag en omgevingsfactoren. Het probleem hier is dat deze theorieën niet exact aansluiten bij het Maatwerkadvies.

Daarom is in dit rapport gestreefd naar volledige openheid en transparantie. Dit geldt voor de onderzoeksopzet, de verwerking van de onderzoeksresultaten en in de gebruikte referenties, de bronnen en de verwijzing naar de literatuur.

Een aanbeveling en een aanvulling voor dit onderzoek zou zijn om de kwalitatief bepaalde gedragsbeïnvloedende factoren via een kwantitatief onderzoek onder de doelgroep te verifiëren.

12.2.1

Als interviewtechniek is gekozen tussen een ongestructureerde en semigestructureerde interviewtechniek (open interview) (Boeije, 2005, p. 58), zie paragraaf 3.3.3. In de praktijk bleek deze techniek goed toepasbaar omdat door deze techniek veel informatie is verzameld. Daarentegen heeft elk interview zijn eigen dynamiek wat de verwerking en de interpretatie van de gegevens heeft bemoeilijkt.

CASESTUDIES

Alle interviews zijn digitaal vastgelegd. Dit bleek achteraf een goede keuze voor de verwerking. Die verwerking vond plaats door evaluatief onderzoek aan de hand van de toetsingscriteria. Bij het beoordelen van de toetsingscriteria is gebruik gemaakt van gegevensvergelijking en “theoretische sensitiviteit” (Boeije, 2005, p. 80). Hierdoor is een bepaalde mate van subjectiviteit van de onderzoeker niet uit te sluiten.

Ter verifiëring van de gemaakte keuzes, zijn de interviews volledig uitgeschreven samen met de beoordeling van de toetsingscriteria. Daarmee zijn de gemaakte afwegingen controleerbaar.

Een andere methode, waarvan in dit onderzoek gebruik is gemaakt, is feedback. Dat wil zeggen dat alle interviewverslagen aan de respondenten zijn voorgelegd ter controle.

12.2.2

Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de effectiviteit van verschillende gemeentelijke beleidsinstrumenten, die inzetbaar zijn naast het Maatwerkadvies Energiebesparing in relatie tot eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

EXTERNE GELDIGHEID

Die doelstelling is bereikt. Het resultaat is een set van instrumenten, die bruikbaar kunnen zijn voor gemeenten en als basis kunnen dienen voor verdere ontwikkeling en aanscherping van het gemeentelijk instrumentarium in combinatie met het Maatwerkadvies. Een kanttekening daarbij is dat het selecteren van gemeentelijke instrumenten maatwerk is. Het is daarom aanbevelingswaardig de resultaten van dit onderzoek te zien in perspectief van de plaatselijke (gemeentelijke) situatie.

Page 79: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

79 | P a g i n a

13 CONCLUSIE

In dit hoofdstuk komen de conclusies aan de orde, onder andere door beantwoording van de hoofdonderzoeksvraag. De vraag die aan het begin van dit onderzoek werd gesteld, luidde: “welke beleidsinstrumenten(mix), die door gemeenten kunnen worden ingezet, zijn het meest geschikt om de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen te stimuleren?”

13.1 DE MEESTE GESCHIKTE INSTRUMENTEN (MIX)

Met behulp van het model van Green en Kreuter (1999) en volgens de methodiek van Egmond (2006a), werden 21 instrumenten (meest geschikte) geselecteerd die invloed uitoefenen op het gedrag van eigenaar-bewoners van particuliere woningen in relatie tot het Maatwerkadvies Energiebesparing.

De methode van Egmond maakt het mogelijk om gedrag te koppelen aan gemeentelijke instrumenten en omgeving. Vervolgens is op basis daarvan de effectiviteit van het instrumentarium vastgesteld. Het model vormde de rode draad in dit onderzoek.

Het model gaat ervan uit dat de instrumenten niet rechtstreeks op het gedrag van eigenaar-bewoners invloed uitoefenen, maar eerst op gedragsbeïnvloedende factoren. Vervolgens zijn die factoren op hun beurt weer van invloed op het gedrag van de actoren (eigenaar-bewoners) (Egmond, 2010, p. 8). De gedragsbeïnvloedende factoren bestaan uit 3 categorieën, namelijk “Willen, Kunnen en Versterken”.

“Willen” heeft te maken met de motivatie om een Maatwerkadvies uit te laten voeren en de daarin voorgestelde besparingsopties. Hier spelen awareness, kennis, houding en sociale invloeden een rol. Zo moet men eerst op de hoogte zijn van de mogelijkheid om het gewenst gedrag te vertonen. “Kunnen” wil zeggen of eigenaar-bewoners daartoe in staat zijn. Denk hier aan financiële-, technische- en organisatorische randvoorwaarden. Om vervolgens het gedrag voort te zetten zijn bestendigende factoren nodig zoals positieve- en sociale feedback, afkomstig van experts, gezagshebbers of de sociale omgeving.

Hieronder worden de 21 meest instrumenten nog een keer opgesomd, waarvan lijkt dat ze het meest geschikt zijn om in te zetten naast het Maatwerkadvies. De instrumenten zijn gecategoriseerd naar aanleiding van de gedragsbeïnvloedende factoren, waardoor sprake is van overlapping van enkele van de instrumenten:

- Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto.

WILLEN

- Huis aan huis bezoeken.

- Websites.

- Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

- Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies.

- Demonstraties.

- Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

Page 80: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

80 | P a g i n a

- Helpdesk Energie.

KUNNEN

- Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening.

- Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners.

- Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk.

- Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren.

- Modelwoningen ondersteund door publicaties en films.

- Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau).

- Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ.

VERSTERKEN

- Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente.

- Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

- Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies.

- Energieprijs (prijsuitreiking).

- Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia.

- Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

Het gemeentelijk beleid zal, om effectief te zijn, een mix moeten bevatten van beleidsinstrumenten die Willen/Kunnen dan wel Willen/Kunnen/Versterken elementen dekken. Daarbij is het zo dat sommige instrumenten elkaar onderling versterken maar mogelijk ook verzwakken. Bijvoorbeeld infrarood fotografie. Dit instrument is alleen effectief als vervolgens eigenaar-bewoners met de resultaten worden geconfronteerd. Dat vereist dus de inzet van een ander instrument (Interview, Boerbooms, 2011).

Overigens lijkt het zo dat instrumenten uit de categorie “Willen” zwaarder wegen dan instrumenten uit de categorieën “Kunnen en Versterken”, en dat instrumenten uit de categorie “Kunnen” weer zwaarder wegen dat instrumenten uit de categorie “Versterken”.

Al deze onderdelen in overweging nemend kan de onderstaande mix aan gemeentelijke beleidsinstrumenten, geschikt zijn om de effectiviteit van het Maatwerkadvies Energiebesparing te stimuleren:

- Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies gecombineerd met specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente.

- De inrichting van een website, eventueel in combinatie met een helpdesk Energie.

- Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

- Huis aan huis bezoeken en ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening.

- Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies.

- Cursussen en Trainingen voor eigenaar-bewoners.

- Het instellen van een netwerk met samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, gemeenten en adviseurs.

Page 81: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

81 | P a g i n a

Subsidieverlening verdient enig uitleg. Indien intentioneel gedrag is beoogd, dan dient terughoudend te worden omgegaan met het gebruik van subsidies. Met andere woorden: het gratis verstrekken van Maatwerkadviezen leidt in kwantitatieve zin tot meer adviezen, maar niet per definitie tot meer maartregelen (gemeente Haarlem).

Juist indien eigenaar-bewoners (gedeeltelijk) moeten betalen voor een Maatwerkadvies worden meer bewuste mensen aangetrokken. Vastgesteld is dat deze eigenaren meer bereid zijn te investeren in Maatregelen (Hardenberg).

Kijkend naar de mix van de 7 instrumenten valt op dat ze hun invloed hebben op alle gedragsbeïnvloedende factoren, wat de effectiviteit bevordert.

Maar omdat het vaststellen van een instrumentarium maatwerk is (Interview, Boerbooms, 2011), zal de keuze afhankelijk zijn van de plaatselijke (gemeentelijke) situatie. Daarnaast zullen gemeenten kiezen voor de instrumenten die het meest aansluiten bij hun organisatie, de ambitie en de beschikbare middelen. Dat maakt dat de keuze van de individuele instrumenten, zoals de lijst hierboven weergegeven, niet exact vaststaat, maar dat een kader wordt gegeven van waaruit gemeenten de voor hen juiste mix kunnen kiezen.

13.2 AANVULLENDE OBSERVATIES

In paragraaf 1.5 werd kort aangegeven welke factoren het tot stand komen van de energiebesparingsopgave in de particulier gebouwde omgeving bemoeilijken. Genoemd werden:

1. De heterogeniteit van de doelgroep en de woonvormen.

2. De vele individuele actoren met elk hun eigen werkelijkheid en denkpatronen.

3. De complexiteit van de ingrepen (veel organisatie, geeft overlast, ongemak en stress).

4. Het ontbreken van financieringsmogelijkheden.

5. De aanwezigheid van een beperkte interesse en motivatie.

6. Het ontbreken van maatschappelijk belang.

Een ander aspect werd in paragraaf 4.7 besproken. In deze paragraaf kwam het intentioneel gedrag aan de orde. Daaruit bleek dat bij het vertonen van dit gedrag verkeerde percepties en assumpties meespelen in de besluitvorming. Dit is de begrensde rationaliteit.

Een effectief instrumentarium zou dus moeten bestaan uit instrumenten die hun werking hebben op de punten 1 t/m 6 en op het onderdeel begrensde rationaliteit.

Vanuit die optiek lijkt het zo dat effectieve instrumenten gericht zouden moeten zijn op het wegnemen van de weerstanden, vooroordelen en mythen. Bovendien zullen de instrumenten in staat moeten zijn routines te doorbreken, gericht moeten zijn op het verbeteren van de perceptie van de kosten en de baten, het stimuleren van nieuwe innovatieve technieken en het wegnemen van de risico’s van de toepassing daarvan. Verder zouden de instrumenten zich moeten richten op het creëren van vertrouwen en transparantie.

Tenslotte gaat het er ook om waarde toe te rekenen aan immateriële factoren (zoals wooncomfort), succesfactoren in het voetlicht brengen (voorbeelden) en het scheppen van financiële ruimte (Rooijers, et al, 2006, p. 42).

Kijkend naar de instrumenten die in dit onderzoek zijn geselecteerd, lijkt het erop dat ze op bovenstaande punten invloed uitoefenen.

Page 82: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

82 | P a g i n a

Uit het onderzoek is ook naar voren gekomen dat de effectiviteit van het Maatwerkadvies sterk afhankelijk is van de plaatselijke situatie. Dat maakt dat het onderzoek context afhankelijk is.

Het ontwerpen van instrumenten is maatwerk (Interview, Boerbooms, 2011; interview, Burg, 2011). Ook lijkt er een verband te bestaan tussen het succes van het Maatwerkadvies en de socio-demografische opbouw van een gemeente. De uitvoering van een doelgroepenanalyse kan hier uitkomst bieden (Interview, Woude, Van der, 2011).

Daarnaast lijkt er een verband aanwezig tussen het succes van het Maatwerkadvies en de beschikbaarheid van middelen en formatie, de ambitie, het politieke draagvlak, een gedreven projectleider, enzovoorts.

Verder is uit het onderzoek naar voren gekomen dat de markt, als factor, niet belangrijk wordt gevonden ten opzichte van de effectiviteit van het Maatwerkadvies.

Tenslotte is tijdens het onderzoek naar voren gekomen dat het Maatwerkadvies als instrument teveel doelen moet dienen. Aannemers en installateurs zijn teleurgesteld in het advies vanwege de technisch matige kwaliteit (Interview, Woude, Van der, 2011). Ook blijken ze ontevreden omdat te weinig wordt gefocust op de werkzaamheden zelf (verbouwing en renovatie).

Gemeenten vinden het Maatwerkadvies daarentegen weer te ingewikkeld (Interview, Woude, Van der, 2011). Desalniettemin lijken eigenaar-bewoners wel tevreden met het advies omdat er concrete aanbevelingen in worden gedaan met een gespecificeerd kostenplaatje. Het advies geeft daardoor een vorm van zekerheid (Interview, Woude, Van der, 2011). Dit maakt het advies geschikt als communicatie-instrument voor gemeenten maar niet als instrument om ingewikkelde verbouwingen mee mogelijk te maken.

Een aanbeveling is om het Maatwerkadvies Energiebesparing niet zonder voorbereiding in te zetten. Kijk eerst goed naar de doelgroep. Weet waar deze eigenaar-bewoners uit bestaan wat er leeft en pas het instrumentarium daarop aan.

Page 83: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

83 | P a g i n a

14 LIJST MET AFKORTINGEN

BEG: Besluit Energieprestatie Gebouwen

BRL: Beoordelingsrichtlijnen

BZK: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

CPB: Centraal Planbureau

CO2: Kooldioxide

CO2-eq: Kooldioxide-equivalenten

ECN: Energieonderzoek Centrum Nederland

EEA: European Environment Agency

EI: Energieprestatie Index

EPA: Energie Prestatie Advies

EPBD: Energy Performance Building Directive

EPC: Energieprestatie coëfficiënt

EZ: Ministerie van Economische Zaken

IPCC: Intergovernmental Panel on Climate Change

ISSO: Stichting Instituut voor Studie en Stimulering van Onderzoek op het Gebied van Gebouwinstallaties

JMA: De Jonge Milieu Advies

KBI: Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector

MNP: Milieu- en Natuur Planbureau

MKB: Brancheorganisatie voor het Midden- en Kleinbedrijf

PeGO: Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving

PBL: Planbureau voor de Leefomgeving

REG: Regeling Energieprestatie Gebouwen

SCP: Sociaal en Cultureel Planbureau

RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

SDE: Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie

het Gebied van Gebouwinstallaties

SEGON: Stimuleringsinitiatief Energiebesparing Gebouwde Omgeving

VEH: Vereniging Eigen Huis

VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VROM: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (thans: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

WOZ: Wet waardering onroerende zaken

Page 84: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

84 | P a g i n a

15 LIJST MET FIGUREN

Figuur 1: De drieluik van actoren.

Figuur 2: Afbakening sectoren gebouwde omgeving.

Figuur 3: Indeling interview naar techniek.

Figuur 4: Onderzoeksfasen.

Figuur 5: Iteratief onderzoeksmodel.

Figuur 6: Model van Green en Kreuter (1999).

Figuur 7: Vereenvoudigde weergave van de werking van het model van Green en Kreuter (1999).

Figuur 8: Voorbeeld van het gebruik van het model als toetsingscriterium.

Figuur 9: Resultaten evaluatieonderzoek Hardenberg (bijlage 5).

Figuur 10: Vliegwiel Meer met Minder (bijlage 7).

16 LIJST MET TABELLEN

Tabel 1: Visualisatie van de gedragsbeïnvloedende factoren.

Tabel 2: Werkzame bestanddeel van het instrument subsidie.

Tabel 3: Kwalitatieve aanduiding van het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren.

Tabel 4: Instrumenten, werkzame bestanddeel en het belang van de gedragsbeïnvloedende factoren.

Tabel 5: Kenmerken van de doelgroep eigenaar-bewoners.

Tabel 6: Indeling van de doelgroep op basis van Hoijtink.

Tabel 7: Kans op acceptatie Maatwerkadvies Energiebesparing.

Tabel 8: Weerstanden energiebesparing.

Tabel 9: Het toetsingscriterium.

Tabel 10: Het belang (gewicht) van de gedragsbeïnvloedende factoren.

Tabel 11: Typen beleidsinstrumenten.

Tabel 12: Geselecteerde gemeentelijke instrumenten naast het Maatwerkadvies Energiebesparing.

17 LIJST VAN DE BIJLAGEN

Bijlage 1: Begrippenlijst.

Bijlage 2: Indeling sociale milieus in relatie tot de weerstand tegen energiebesparing.

Bijlage 3: Uitwerking case en interview gemeente Haarlem.

Page 85: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

85 | P a g i n a

Bijlage 4: Interviewvragen gemeente Haarlem.

Bijlage 5: Uitwerking case en interview gemeenten Hardenberg.

Bijlage 6: Interviewvragen gemeente Hardenberg.

Bijlage 7: Uitwerking interview Meer met Minder.

Bijlage 8: Interviewvragen Meer met Minder.

Bijlage 9: Weging theoretisch model aan de empirie

Bijlage 10: Criteria clusterindeling.

Bijlage 11: Beschrijving instrumenten.

Bijlage 12: Kwalitatieve bepaling meest geschikte instrumenten van de gedragsbeïnvloe-dende factor “Willen”.

Bijlage 13: Kwalitatieve bepaling meest geschikte instrumenten van de gedragsbeïnvloe-dende factor “Kunnen”.

Bijlage 14: Kwalitatieve bepaling meest geschikte instrumenten van de gedragsbeïnvloe-dende factor “Versterken”.

Page 86: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

86 | P a g i n a

Lege pagina

Page 87: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

87 | P a g i n a

LITERATUUR

AgentschapNL, 2010. Energiebesparing door gedragsverandering – praktijkervaring. Sociale norm belangrijker dan mensen denken. Verkregen via: http://www.agentschapnl.nl op 25-06-2011.

Agentschap NL, 2010a. Werkboek de Knop om. Vergroot het energiebewustzijn in uw organisatie. Verkregen via: http://www.agentschapnl.nl op 11-03-2011.

AZ, 2007. Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie. Den Haag, Ministerie van Algemene Zaken. Verkregen via: http://www.cultuurformatie.nl op 12-06-2010.

Baarda, D.B. en M.P.M de Goede, 1995. Basisboek Methoden en Technieken. Houten, Stenfert Kroese, tweede, herziene druk.

Baarsma, B. en K. Janssen, 2007. Selectie sturingsinstrumenten, op weg naar een roadmap. Amsterdam, SEO Economisch onderzoek. Verkregen via: http://www.seo.nl op 27-12-2010.

Beeldman, M., et al, 1999. De uitvoeringsnota klimaatbeleid doorgelicht. Een analyse op basis van het Optiedocument. ECN-RIVM. Verkregen via: http://www.ecn.nl op 01-02-2011.

Bergsma, M., 2003. Betrouwbaarheid en Validiteit van Kwalitatief georiënteerde Operational Audits. Den Haag, Erasmus Universiteit. Verkregen via: http://www.iia.nl op 6-7-2011.

Boeije, H., 2005. Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Boomonderwijs, derde oplage (2008).

Boerbooms, M., H. Diepenmaat en A. van Hal, 2010. Kansrijke aanpakken in gebouwgebonden energiebesparing. Meer met Minder. Berkel en Rodenrijs, Samplonius & Samplonius.

Bosch, R. en H. Boeije, 2005. Wetenschapsfilosofische grondslagen bij Analyseren in kwalitatief onderzoek. In:

Bogerd, A., 2009. Energiebesparing in bestaande woningvoorraad. Een onderzoek naar de bereidheid van eigenaar-bewoners om energiebesparende maatregelen toe te passen. Delft, Technische Universiteit Delft. Verkregen via:

Analyseren in kwalitatief onderzoek. Boeije, H. Amsterdam, Boomonderwijs, derde oplage (2008).

http://repository.tudelft.nl op 10-1-2011.

Bressers, J.Th.A., 1990. De praktijk van het Nederlands milieubeleid. In: Toetsing van beleidsinstrumenten: een aanzet tot een bestuurskundig toetsingskader met een toepassing op verkeer en vervoer en de cadmiumproblematiek. Enschede, Universiteit Twente. Verkregen via: http://doc.utwente.nl/4529/ op 12-04-2011.

Bressers, J.Th.A. en P.J. Klok, 1991. De verklaring van de effectiviteit van een beleid, deel 2: Instrumententheorie. In: Beleidsevaluatie. Alphen aan den Rijn, Samsom HD Tjeenk Willink.

Bressers, J.Th.A., 1993. Ontwikkelingen in het onderzoek naar beleidsinstrumenten. In: Beleidsinstrumenten bestuurskundig beschouwd. Bressers, J.T.A., et al. Assen/Maastricht, Van Gorcum.

Bressers, J.Th.A., 1994. Beleidsinstrumenten in het beleidsproces. In: Milieubeleid. Een beleidswetenschappelijke inleiding. Glasbergen, P. Den Haag, Vuga uitgeverij, 4e herziene druk.

Bressers, J.Th.A., H. Pullen en J. Schuddeboom, 1990. Toetsingskader.

Bruijn, de, T.J.N.M., 2008. Samenwerken in beleidsnetwerken. In: Overheidsbeleid: een indeling in de beleidswetenschap. Hoogewerf, A. en M. Herweijer. Alphen aan den Rijn, Kluwer, 8

In: Toetsing van beleidsinstrumenten: een aanzet tot een bestuurskundig toetsingskader met een toepassing op verkeer en vervoer en de cadmiumproblematiek. Enschede, Universiteit Twente.

ste

Bruyn, de, S.M., et al, 2005. Evaluatie doelmatigheid binnenlands klimaatbeleid. Kosten en effecten, 1999-2004. Delft, CE. Verkregen via:

druk.

http://www.ce.nl/ op 01-02-2011.

Buck de, A., et al, 2007. Doeltreffend gemeentelijk klimaatbeleid. Delft, CE-Delft. Verkregen via: http://www.ce.nl op 01-02-2011.

Burg, J., P., van Assema en L. Lechnerd, 2007. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: een planmatige aanpak. Assen, Koninklijke Van Gorcum B.V., 5e druk. Verkregen via: http://books.google.nl op 2-7-2011.

CDA, et al, 2010. Nederland krijgt nieuwe energie voor welvaart en welzijn in de 21e eeuw. Een partijover-stijgend voorstel voor een Deltaplan Nieuwe Energie.

Page 88: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

88 | P a g i n a

CBS, CPB, PBL en SCP, 2009. Monitor Duurzaam Nederland 2009. Centraal Bureau voor de Statistiek, het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag, CBS.

Dahm, M.T.P.G.M., et al, 2002. Visie voor energievisie bij gemeenten. Een onderzoek naar kennis, succes- en faalfactoren. Draagvlak van het instrument energievisie bij gemeenten. Rotterdam, CEA, Bureau voor communicatie en advies over energie en milieu B.V. Verkregen via: http://www.senternovem.nl op 01-11-2010.

Daniëls, B.W., et al, 2007. Instrumenten voor energiebesparing. Achtergronddocument instrumentatie energiebesparingsmaatregelen uit het Optiedocument energie en emissies 2010/2020. Energy research Centre of the Netherlands. Verkregen via: http://www.ecn.nl op 10-11-2010.

Diggelen, L., van, 2009. Het energielabel gelabeld. Onderzoek naar het investeringsgedrag in energiebesparende maatregelen naar aanleiding van het energielabel. Nijmegen, Radboud Universiteit . Verkregen via: http://www.milieuprisma.nl op 05-11-2010.

Driessen, P.H. en B. Hillebrand, 1999. Adoptie en diffusie van milieu-innovaties. In: Marketing en milieu. Driessen, P.H., G, Kienhorst. Deventer, Kluwer.

EEA, 2001. Reporting on environmental measures: Are we being effective? Environmental issue report nr. 25. European Environment Agency, Copenhagen. Verkregen via: http://www.eea.europa.eu op 04-10-2010.

Eck, A. van, 2008. De ‘willingness to pay’ voor een energiezuinige nieuwbouw woning. Delft. Verkregen via: http://repository.tudelft.nl op 20-2-2011

ECN, RIVM en CPB, 1999. Effecten van de uitvoeringsnota klimaatbeleid, samenvatting van analyses van ECN, RIVM en CPB. Verkregen via: http://www.ecn.nl op 11-11-2010.

ECN en PBL, 2010. Referentieraming emissies en energie 2010-2020. Daniëls, B. en S. Kruitwagen. Petten, Bilthoven en Den Haag, Energieonderzoekscentrum Nederland en Planbureau voor de leefomgeving. Verkregen via: http://www.pbl.nl/nl/publicaties/2010 op 2-10-2010.

Egmond, C., 2006. Energiebesparing door woningcorporaties: keuze van beleidsinstrumenten. In: Nieuwsbrief Milieu & Economie, jaargang 20, nummer 4, oktober 2006. Verkregen via: http://www.ivm.vu.nl op 02-04-2011.

Egmond, C, 2006a. Focus on Change. Influencing Segments of Housing Associations to Adopt Energy Conservation Measures and Innovations.

Egmond, C., 2010. De kunst van het veranderen gedrag van doelgroepen. Utrecht, Agentschap.nl. Verkregen via http://www.sme.nl op 05-02-2011.

Europese Gemeenschap, 2002. De Europese richtlijn (2002/91/EC) energieprestatie gebouwen (EPBD). Europese Gemeenschap. Publicatieblad L1/65. Verkregen via: http://eur-lex.europa.eu op 12-09-2010.

Fenger, H.J.M. en P.J. Klok, 2008. Beleidsinstrumenten. In: Overheidsbeleid: een indeling in de beleidswetenschap. Hoogewerf, A. en M. Herweijer. Alphen aan den Rijn, Kluwer, 8ste

Gerdes, J., et al., 2010. Monitor Schoon en Zuinig. Stand van Zaken April 2010. ECN en Agentschap NL. Verkregen via:

druk.

http://www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10042.pdf op 12-10-2010.

Geest, H.J.A.M., van, en A.B. Ringeling, 1994. Planning in het milieubeleid. In: Milieubeleid een beleidswetenschappelijke inleiding. Glasbergen, P., 1994. Den Haag, Vuga uitgeverij, 4e

Glasbergen, P., 1994. Milieubeleid een beleidswetenschappelijke inleiding. Den Haag, Vuga uitgeverij, 4

herziene druk. e

Green L.W. en M.W. Kreuter, 1999. Health promotion planning. Mountain View, California, 3e druk.

herziene druk.

Groot, M.I., et al, 2009. Energieprestatie-eisen bestaande woningen. Verkenning van economische en juridische haalbaarheid. Delft, CE Delft. Verkregen via: http://www.energietransitie.nl op 02-04-2011.

Haarlem, 2009. Klimaatconvenant Haarlem.

Haarlem, 2011. Duurzame verbetering van oudere Haarlemse eengezinskoopwoningen.

Haas, G.J., de, 2008. Reductie CO2-uitstoot in de bestaande woningvoorraad, Delft, TU-Delft. Verkregen via: op 20-2-2011.

Page 89: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

89 | P a g i n a

Hajer, M.A., J.P.M. van Tatenhove en C. Laurent, 2004. Nieuwe vormen van Governance. Bilthoven, MNP-RIVM. Verkregen via: http://rivm.openrepository.com op 1-11-2010.

Hal, J. D. M., van, A. A. M. Postel en B. Dulski, 2008. Draaien aan knoppen, Onderzoek naar het creëren van business-opportunities bij het MKB in het kader van het terugdringen van het energieverbruik van woningen van eigenaar-bewoners. Breukelen, Nyenrode Business Universiteit, Center for Sustainability. Verkregen via: http://www.eco-logisch.nl op 02-02-2011.

Hardenberg, 2011. Tussenevaluatie, Bewust Duurzaam Thuis. Hardenberg.

Harmelink, M., et al, 2010. Potentieel voor Besparing en Efficiency van Energiegebruik in Nederland (BEEN). Ecofys. Verkregen via: http://www.harmelinkconsulting.nl op 20-12-2010.

Heffen, Van, O., 2008. Beleidstheorieën uit de beleidspraktijk. In: Overheidsbeleid: een indeling in de beleidswetenschap. Hoogewerf, A. en M. Herweijer. Alphen aan den Rijn, Kluwer, 8ste

Heuvelhof, E.F., ten, 1994. Het vraagstuk van samenhang. In: Milieubeleid een beleidswetenschappelijke inleiding. Glasbergen, P., 1994. Den Haag, Vuga uitgeverij, 4

druk.

e

Hoijtink, J., 2004. Van geitenwollen sokken naar design jeans, over duurzaamheid en marketing. Amsterdam, Kluwer.

herziene druk.

Hoorens, S. en W. Oortwijn, 2005. Richting een beleidsevaluatie cultuur in Nederland, identificatie van knelpunten en oplossingrichtingen. Rand Europe. Verkregen via: http://www.rand.org op 02-10-2010.

Hoppe, T., 2009. CO2-reductie in de bestaande woningbouw. Een beleidswetenschappelijk onderzoek naar ambitie en realisatie. Enschede, Universiteit Twente. Verkregen via: http://doc.utwente.nl op 05-06-2010.

Hoppe, T. en A. Faber, 2011. Waarom de energietransitie van de woningsector niet opschiet. In: Milieudossier 2011-4. Verkregen via: http://doc.utwente.nl/77603/ op 18-07-2011.

Hoppe, T., J.Th.A. Bressers en K.R.D. Lulofs, 2010. Energiebesparing op bestaande woninglocaties: een ‘zesjescultuur’? De invloed van locale overheden op ambitieformulering. Bouwwetenschappen, 6, 2010. Verkregen via: http://doc.utwente.nl/75639/ op 14-03-2011.

Hoppe, T., J.Th.A. Bressers en K.R.D. Lulofs, 2010a. Energiebesparing in bestaande woningwijken blijkt weerbarstig. Milieudossier 2010-3. Verkregen via: http://www.milieutijdschrift.info op 10-03-2011.

Hufen, H., 2007. Bestaat Sinterklaas? Verkenning van het Sinterklaaseffect bij de Toepassing van Financiële Stimuleringsinstrumenten voor Bedrijven. In: Liefde voor het Openbaar Bestuur en Liefde voor de Bestuurskunde. Kickert, W., et al, 2007. Delft, Eburon. Verkregen via: http://repub.eur.nl/res/pub/11564/ op 11-04-2011.

Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), 2007. Climate Change 2007: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Solomon, S., et al. Cambridge, Verenigd Koninkrijk en New York NY, Verenigde Staten, Cambridge University Press.

JMA, 2010. Ambitieuze klimaatsdoelstellingen bij gemeenten. De Jonge Milieu Advies. Verkregen via: http://www.dejongemilieuadvies.nl op 2-1-2011.

Kok, G. en Damoiseaux, V., 2000. Beïnvloeding van attitudes en gedrag. In: Overtuigen en activeren. Publieksbeïnvloeding in theorie en praktijk. Klandermans, B. en E. Seydel. Assen, Koninklijke Van Gorcum B.V., 4e druk. Verkregen via: http://books.google.nl op 03-05-2011.

Kplusv, 2010. Rapportage evaluatie Klimaatakkoorden. Arnhem, Kplusv.

Leroy, P., 1994. De ontwikkeling van het milieubeleid en van de milieubeleidstheorie. In: Milieubeleid een beleidswetenschappelijke inleiding. Glasbergen, P., 1994. Den Haag, Vuga uitgeverij, 4e

Maele-Vaernewijck, M.C.L., van de, W.F., van Raaij en T.M.M. Verhallen, 1980. Energiegedrag in de woning: Literatuuroverzicht en gedragsmodel. In: Marktonderzoek en consumentengedrag: Jaarboek van de Nederlandse Vereniging van Marktonderzoekers. J.W. van der Ben. Amsterdam, Stenfert Kroese.

herziene druk.

Meer met Minder, 2008. Convenant Energiebesparing bestaande gebouwen. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 2-10-2010.

Page 90: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

90 | P a g i n a

Meer met Minder, 2008a. Het Nationale energiebesparingsplan voor de gebouwde omgeving. Verkregen via: http://www.meer-met-minder.nl op 23-09-2010.

Meer met Minder, 2010. Gemeentetafel bijeenkomst 4 november 2010.

Meer met Minder, 2010a. Gemeentetafel bijeenkomst 11 november 2010.

Menkveld, M., et al, 2005. Het onbenut rendabel potentieel voor energiebesparing. ECN, Nummer 77681. Verkregen via: http://www.ecn.nl op 10-12-2010.

Menkveld, M., et al, 2010. Referentieraming energie en emissies 2010-2020 Gebouwde Omgeving Achtergrondrapportage. ECN, Verkregen via: http://www.ecn.nl op 01-11-2010.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010. Sanctionering energielabel voor gebouwen. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 30-3-2011.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2011. Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 30-3-2011.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2011a. WOB-verzoek subsidie Maatwerkadvies Energiebesparing. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 09-03-2011.

Ministerie van Economische Zaken, 2008. Energierapport 2008. Den Haag, Ministerie van EZ, (publicatienummer: 08 ET 14). Verkregen via http://www.rijksoverheid.nl/ op 18-07-2010.

Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 2007a. Nieuwe energie voor het klimaat. Werkprogramma schoon en zuinig. Den Haag, Ministerie van VROM. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 21-05-2010.

Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 2009b. Voortgangsrapportage Schoon en Zuinig deelprogramma Gebouwde omgeving – Kamerbrief. Den Haag, SB2008111123. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 19-09-2010.

Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 2009c. Rapportage Gebruik en betrouwbaarheid energielabels bij woningen. Den Haag, Ministerie van VROM. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 08-09-2010.

Nationale Ombudsman, de, 2010. Rapport betreffende een klacht van comité EnergyClaim uit Meppel.

Oel, C.J., van, A. Bogerd, en G.J. de Haas, 2009. Renovatie Innovatie in de Gebouwde Omgeving en Reductie Energiegebruik door Unieke Systeemintegratie = (Rigoureus WP 3 Beslissingsondersteuningsmodellen). Delft, TU en SenterNovem . Verkregen via: http://www.rigoureus.net op 5-2-2011.

PBL, 2009. Milieubalans 2009. Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven. PBL-publicatienummer 500081015. Verkregen via: http://www.rivm.nl op 02-09-2010.

Platform energietransitie Gebouwde Omgeving, 2010. Verslag Verleidelijk Verplichten. Naar een versnelling van Energiebesparing in de gebouwde omgeving. Utrecht, Platform energietransitie Gebouwde Omgeving. Verkregen via: http://www.PeGOcongres.nl op 28-09-2010.

Platform energietransitie Gebouwde Omgeving, 2010a. Versnelling energietransitie in de gebouwde omgeving, een waaier aan instrumenten. Utrecht, Platform energietransitie Gebouwde Omgeving. Verkregen via: http://www.energietransitie.nl op 28-09-2010.

Platform energietransitie Gebouwde Omgeving, 2010b. Investeren in innovatie en energiebesparing. Naar een energiezuinig gebouwde omgeving. Utrecht, PeGO. Verkregen via: http://www.energietransitie.nl op 28-09-2010.

Rooijers, F.J., C. Leguijt en M.I. Groot, 2010. Halvering CO2-emissie in de gebouwde omgeving. Een beoordeling van negen instrumenten. Delft, Centrum voor Energiebesparing (CE). Verkregen via: http://www.ce.nl op 12-9-2010.

Rooijers, F.J., et al, 2006. Energiebesparingsgedrag, Verkenning t.b.v. Algemene Energie Raad. Delft, CE. Verkregen via: http://www.ce.nl op 02-04-2011.

Royal Haskoning, 2010. Nieuwe energie nieuwe instituties! Versnelling van de energietransitie vraagt om institutionele ingrepen. Royal Haskoning. Verkregen via: http://www.royalhaskoning.com op 21 mei 2010.

Page 91: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

91 | P a g i n a

Schneider, H. en R. Jharap, 2010. Signed, Sealed, Delivered? Evaluatie van drie convenanten energiebesparing in de gebouwde omgeving: Meer met Minder, Lente-Akkoord, Energiebesparing Corporatiesector. Delft, BuildDesk Benelux B.V. Verkregen via: http://www.lente-akkoord.nl op 04-04-2011.

Schillemans, R.A.A., F.R. Rooijers en J.H.B. Benner, 2006. Belemmeringen binnen en buiten de muren. Inventarisatie knelpunten en belemmeringen energiebesparingsmaatregelen Gebouwde Omgeving. Delft, CE. Verkregen via: http://www.ce.nl op 25-01-2010.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 2007, 216. Besluit van 6 juni 2007, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit energieprestatie gebouwen. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 30-03-2011.

Staatscourant, 2010. Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen. Staatscourant 2010 nr. 11039. Verkregen via: http://www.meermetminder.nl op 15-04-2011.

Stichting Instituut voor Studie en Stimulering van Onderzoek op het Gebied van Gebouwinstallaties (ISSO), 2007. Publicatie 82.2 Handleiding EPA-W ''Maatwerkadvies. Rotterdam, Stichting ISSO.

Stichting De Nationale DenkTank, 2009. Energie in beweging. Adviezen om consumenten aan te zetten tot energiebesparing. Eindrapport De Nationale DenkTank 2009 Kennismaken zonder kaders.

Swanborn, P.G., 1996. Case-study’s. Wat, wanneer en hoe? Amsterdam, Boom uitgeverij, 4e

Tweede Kamer der Staten Generaal, 2002. Duurzaam bouwen, Uitvoeringsnota Klimaatbeleid, Brief van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer. Vergaderjaar 2001–2002, 24 280 en 26 603, nr. 22. Verkregen via:

druk.

http://www.vrom.nl op 10-09-2010.

Uitdenbogerd, D., C. Egmond, R. Jonkers en G. Kok, 2007. Energy-related intervention success factors: a literature review. Saving Energy – Just do it! ECEEE 2007, Summer Study. Verkregen via: http://www.eceee.org op 7-05-2011.

Vermeulen, W.J.V., 1994. Het economische sturingsmodel. In: Milieubeleid. Een beleidswetenschappelijke inleiding. Glasbergen, P. Den Haag, Vuga uitgeverij, 4e

Vethman, P. en P. Kroon, 2010. Lokaal energie- en klimaatbeleid. Aandachtspunten, valkuilen en oplossingsrichtingen uit lokale projecten in binnen- en buitenland. ECN. Verkregen via:

herziene druk.

http://www.ecn.nl op 02-02-2011.

VNG, 2007. Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007 -2010. Verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl op 28-09-2010.

Verschuren, P.J.M. en J.A.C.M. Doorewaard, 2007. Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag, Lemma, 4e

Vries, de B., 1996. Basisboek Milieucommunicatie, van plan tot praktijk. Bussum, Dick Coutinho.

druk.

Wijk, J. J., van, R.F.J.M. Engelen en W.F. Blom, 2001. Verkenning van methodieken ten behoeve van netwerkanalyses in transitieonderzoek. Bilthoven, RIVM. Verkregen via: http://www.pbl.nl op 12-2-2011

Woerkum, van, C, 1999. Basisboek communicatie en verandering. Boom, Amsterdam.

Internet, BEG, 2006. Overheid.nl. 2006.

Internet

http://wetten.overheid.nl. Besluit energieprestatie gebouwen. Geraadpleegd op 01-10-2010.

Internet, Compendium voor de Leefomgeving, 2006. Planbureau voor de leefomgeving, Centraal Bureau voor de Statistiek en de Wageningen UR. 2006. http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl. Energieprestatieadvies (EPA) voor woningen.

Internet, EPDB, 2002.

Compendium voor de Leefomgeving. Geraadpleegd op 08-03-2011.

Publications.europa.eu. 2002. http://eur-lex.europa.eu. Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen. Geraadpleegd op 07-11-2010.

Page 92: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

92 | P a g i n a

Internet, Nederlandse Grondwet, 2011. http://www.denederlandsegrondwet.nl. Verslag van een algemeen overleg, gehouden op woensdag 16 maart 2011, over Energiebesparing woningen - Duurzame ontwikkeling en beleid - Nederlandse grondwet. Conceptverslag van een algemeen overleg over: Energiebesparing woningen. Duurzame ontwikkeling en beleid - Nederlandse Grondwet.

Internet, REG, 2006. Overheid.nl. 2006.

Geraadpleegd op 16-04-2011.

http://wetten.overheid.nl. Regeling energieprestatie gebouwen. Geraadpleegd op 01-10-2010.

Internet, Vereniging Eigen Huis, 2010. http://www.eigenhuis.nl.

Energiebesparingsadvies - Vereniging Eigen Huis. Vereniging Eigen Huis. Geraadpleegd op 24-03-2011.

Boerbooms, M. (Marlou). Energiecoach voor o.a. Meer met Minder. Interview op 22-04-2011.

Interviews

Burg, M. (Malcolm). Eigenaar SalecoGroep. Interview op 12 juli 2011.

Egmond, C. (Cees). AgentschapNL, Utrecht, Senior programmamanager AgentschapNL. Interview op 28-06-2011.

Hamer, R. (Rob). Beleidsadviseur duurzaam bouwen en energie gemeente Hardenberg. Interview op 10-05-2011.

Hoek, B., van der (Barbara). Eigenaar van TKE10, Projectleider, programma Apeldoorn Energieneutraal. Interview op 11-11-2010.

Schotman, H. (Herman). Eigenaar ProjectAtelier.119, Apeldoorn. Werkzaam voor de gemeente Amersfoort als Energiecoördinator gebouwde omgeving. Interview op 28-10-2010.

Woude, M., van der (Margreet). Beleidsadviseur Haarlem Klimaat Neutraal 2030. Interview op 05-04-2011.

Page 93: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar een geschikt gemeentelijk instrumentarium in relatie tot de effectiviteit van het Maatwerkadvies

Energiebesparing bij eigenaar-bewoners van particuliere woningen.

93 | P a g i n a

BIJLAGEN

Page 94: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Bijlage 1: begrippenlijst

In dit onderzoek worden verschillende begrippen gebruikt. Voor de validiteit is het van belang dat deze begrippen worden gedefinieerd. Hieronder een overzicht:

- Adoptie: is de beslissing van een individu om een bepaald nieuw product (dienst) aan te schaffen.

- Begrensde rationaliteit (bounded rationality): de onmogelijkheid om op rationele gronden besluiten te nemen door het ontbreken van essentiële informatie.

- Beleidstheorie: het geheel van veronderstellingen waarop een bepaald beleid rust (Hoogerwerf, A., 2008,p. 22).

- Diffusie: is het proces van verspreiding van een nieuw product (dienst) in een sociaal systeem.

- Duurzame energiehuishouding: daarvan is sprake als de huidige productie en consumptie van energie de mogelijkheden van toekomstige generaties, om in hun energiebehoeften te voorzien, niet wordt beperkt.

- Energiebesparing: is het uitvoeren van dezelfde taak, activiteit of functie met minder energieverbruik = Energie-efficiëntieverbetering (Harmelink, et al, 2010, p. 25). Onder energiebesparing in de gebouwde omgeving wordt verstaan het verbeteren van de energie-efficiency naar energielabel B (volgens de Regeling Energieprestatie Gebouwen) en/of met een verbetering van twee klassen in het label (van G naar E).

- Energielabel/energieprestatiecertificaat: een op gebouw toegesneden certificaat dat niet ouder is dan tien jaar. Daarin staat het resultaat vermeld van de berekening van de hoeveelheid energie die nodig wordt geacht voor de verschillende behoeften die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van dat gebouw, waaronder verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting. In het certificaat zijn referentiewaarden vermeld waarmee de energieprestatie van het gebouw kan worden vergeleken en beoordeeld. Het certificaat gaat vergezeld van aanbevelingen voor kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie (Internet, BEG, 2006).

- Ex-nunc: evaluatief onderzoek gebaseerd op beleid dat nog niet is afgerond (tijdens).

- Ex-Post: evaluatief onderzoek gebaseerd op beleid dat is afgerond (achteraf).

- Energieverbruik: dit is de hoeveelheid energie die nodig is om een bepaalde taak, activiteit of functie uit te oefenen (vaak wordt dit weergegeven als de energie die nodig is om een persoon te verplaatsen over 1 km) (Harmelink, et al, 2010, p. 25).

- Gedragsbeïnvloedingen factoren (determinanten): factoren die invloed uitoefenen op het gedrag van de doelgroep, bestaande uit “Willen, Kunnen en Versterken.”

- Innovatie: vernieuwing van een product, dienst of proces.

- Instrumentenplanner: een methode, ontworpen door Egmond (2006) waarmee de effectiviteit van een instrumentarium is te meten.

- Intentioneel gedrag: gedrag met een bepaalde intentie (beredeneerd gedrag)

- Maatwerkadvies Energiebesparing: een deskundig advies, op maat gemaakt, die de energie-efficiëntie van een gebouw beschrijft en inzicht geeft in mogelijke energiebesparende maatregelen, inclusief een financiële onderbouwing (Internet, BEG, 2006).

- Model van Green en Kreuter (1999): een planning en evaluatiemodel waarmee een interventiestrategie kan worden ontworpen geënt op het gedrag van de doelgroep.

- Omgevingsfactoren: factoren die onderdeel uitmaken van het model van Green en Kreuter en invloed uitoefenen op het gedrag van de doelgroep.

- Protocol van Kyoto: verdrag uit 1997 over vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

- Zachte beleidsinstrumenten: gemeentelijke beleidsinstrumenten zonder verplichtend karakter. Ze doen een beroep op de moraal van de actoren. Voorbeelden zijn subsidies, educatie, adviezen, ontzorging, enzovoorts (Rooijers, et al, 2006, Pp. 12-13).

Page 95: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

95 | P a g i n a

Bijlage 2: indeling sociale milieus in relatie tot de weerstand tegen energiebesparing

Deze bijlage correspondeert met hoofdstuk 7, paragraaf 7.3. De tabel is afkomstig uit het onderzoek van Rooijers, et al (2006). De weerstanden, uit het onderzoek van Oxera, zijn in de vorm van letters gekoppeld aan het gedrag. Die weerstanden staan in het overzicht hieronder.

Weerstanden i. Het geringe aandeel energiekosten in verhouding tot de huishoudelijke kosten. j. De assumptie dat de verwachte opbrengsten van het doorvoeren van energiemaatregelen niet op wegen

tegen de tijd en de moeite die het invoeren van die maatregel kost. Deze assumptie is gebaseerd op de hoogte van de rente van het te lenen bedrag, waardoor de baten zullen tegenvallen.

k. De verwachting dat de energieprijs in de komende jaren niet sterk stijgt. l. Dit zijn financiële beperkingen. Bijvoorbeeld het niet kunnen krijgen van een lening (vrijgeven van

financiering door banken). Hierdoor is een diepte-investering in winstgevende energiebesparingsmaat-regelen niet mogelijk.

m. De weerstand wordt opgeroepen doordat energieverbruikende apparaten (verwarmingsketel) nog niet zijn afgeschreven.

n. Het ontbeken van kennis over nieuwe energiebesparingstechnieken, de assumptie dat het verwerven van die kennis veel tijd koste, ervan uitgaande dat sprake is van een ondoorzichtige markt.

o. Het branchevreemde karakter van de (innovatieve) technieken (buiten belevingswereld van consument en ondernemer).

p. De weerstand is gelegen in het feit dat consumenten en of instellingen geen winstoogmerk hebben en daardoor niet streven naar winstmaximalisatie en/of kostenreductie. De urgentie wordt dus niet gevoeld.

Gebaseerd op de weerstanden is een inschatting gemaakt van de kans op uitvoering van een Maatwerkadvies Energiebesparing gerelateerd aan het gedrag de betreffende doelgroep en het sociale milieu.

De tabel is enigszins aangepast aan de doelstelling van dit onderzoek. Daardoor is het gebruiksgedrag (gewoontegedrag) buiten beschouwing gelaten met die redenen dat dit gedrag van minder belang is bij het accepteren van het Maatwerkadvies en de daaruit voorvloeiende investeringen.

Statuszoeker 5%

De statuszoeker is vooral geïnteresseerd in nieuwigheden en vindt alles wat in massa geproduceerd wordt minder interessant. Dit geldt overigens alleen voor bepaalde productgroepen, zoals elektronica (bijv. TV, mobiele telefoon, computers), auto’s, of andere luxe artikelen. Bestaat uit een deel van de groepen: Nieuwe conservatieven, Opwaartsmobielen en Kosmopolieten Keuzegedrag behoeften Investeringsgedrag

(gebouwen en apparaten)

Kans: koppelen aan design producten Belemmeringen: [factornummer: A – C – G - H] Kans: energiezuinig statussymbool

Succes van het Maatwerkadvies

Klein omdat de noodzaak van energiebesparing niet wordt gevoeld en sprake is van een positief mensbeeld op de ontwikkeling van de brandstofprijzen (deze zullen dalen). Kans op een Maatwerkadvies wordt groter indien dit als statussymbool kan fungeren.

Page 96: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

96 | P a g i n a

Milieubewuste 10%

De milieubewuste geeft voorkeur aan de milieuvriendelijke variant van een product, ook al is die variant wat duurder of minder gebruikersvriendelijk. Overigens gaat het niet om de objectief gemeten milieudruk van een product; het gaat om hoe de consument er over denkt. Bestaat volledig uit de groep Postmaterialisten Keuzegedrag behoeften Investeringsgedrag

(gebouwen en apparaten)

Kans: koppelen aan kunst & cultuur en voedingsmiddelen

Belemmeringen: [factornummer: D – E - F]

Succes van het Maatwerkadvies

Is groter dan bij de statuszoeker vooral op natuurlijke vervangingsmomenten. Grote bereidheid tot investeringen mits hiervoor de financiële mogelijkheden aanwezig zijn. Hiervoor is nodig het verstrekken van kennis en aangeven van financieringsopties.

Prijsbewuste 20%

Gaat zondermeer voor het goedkoopste alternatief, ook wanneer dit ten koste gaat van de kwaliteit. Bestaat uit de doelgroepen: Traditionele burgerij en Moderne burgerij Keuzegedrag behoeften Investeringsgedrag

(gebouwen en apparaten)

Belemmering: geen kostendaling Belemmeringen: [factornummer: D - E] Kans: bij lage investeringskosten redelijke bereidheid

Succes van het Maatwerkadvies

Is groot mits er geen financiële beperkingen zijn en het Maatwerkadvies op natuurlijke vervangingsmomenten wordt aangeboden.

Zekerheidszoeker 45%

Wil naast een goede prijs vooral een degelijk product. Dit betekent dat de storingsgevoeligheid minimaal moet zijn en de mogelijkheden voor reparaties maximaal, in het geval dat er toch iets kapot gaat. Bestaat uit de groepen: Traditionele burgerij, Moderne burgerij en Kosmopolieten Keuzegedrag behoeften Investeringsgedrag

(gebouwen en apparaten)

Belemmering: levert onzekerheid

Belemmeringen: [factornummer: F – G] Kans: Synergie met veiligheid, bedrijfszekerheid

Succes van het Maatwerkadvies

Is relatief groot mits aan het kennisaspect wordt voldaan. Dat wil zeggen dat de kennis snel en makkelijk toegankelijk moet zijn en er moet vertrouwen zijn in de markt.

Gemakszoeker 20% Gaat voor gemak. De makkelijke verkrijgbaarheid, en functionaliteit van een product spelen de grootste rol in hun overwegingen. Bestaat uit de groepen Gemaksgeoriënteerden en Postmoderne hedonisten Keuzegedrag behoeften Investeringsgedrag

(gebouwen en apparaten)

Belemmering: vraagt om verandering

Belemmeringen: [factornummer: A,B,C,F,G,H]

Succes van het Maatwerkadvies

Is klein omdat alle beperkingen en belemmeringen in deze doelgroep worden gevoeld.

Bron: (Rooijers, et al, 2006, Pp. 34 en 40).

Page 97: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

97 | P a g i n a

Bijlage 3: uitwerking case en interview gemeente Haarlem

Het evaluatieonderzoek vond plaats via een digitale vragenlijst die werd voorgelegd aan een onderzoekspanel in Haarlem. Daarnaast zijn 198 personen, die een bezoek hebben gebracht aan de een van de wijkavonden, via een e-mail benaderd. Met een resultaat van 378 bruikbare enquêtes was de respons 48.6% met een betrouwbaarheid van 95%. 158 van de ondervraagden hebben een Maatwerkadvies Energiebesparing laten uitvoeren.

EVALUATIEONDERZOEK KLIMAATCAMPAGNE HAARLEM

Een meerderheid van de Haarlemmers in oudere eengezinskoopwoningen (63,2%) zegt actief bezig te zijn met het besparen van energie in en rond het huis (Haarlem, 2011, p. 12). Bovendien heeft 70% van de ondervraagden vaak zelf de energiebesparingen aangebracht (Haarlem, 2011, p. 12). Het kennisaspect is hoog en het energiebewustzijn is hoog [factornummer: 1=heel belangrijk] wat een aanleiding kan zijn voor het succes van het Maatwerkadvies.

De respondenten vinden energiebesparing minder belangrijk dan de behoefte aan een veilig gevoel (96,3%), voldoende financiële ruimte overhouden om te genieten van het leven (96,3%), de grootte van de woning (voldoende ruimte) (96%) en de uitstraling van de woning (71%). Met ander woorden energiebesparing staat niet bovenaan het lijstje. Andere factoren zoals comfort en veiligheid zijn belangrijker. Dit zijn technisch inhoudelijke kenmerken. Eigenaar-bewoners hechten eerst waarde aan de woning [factornummer: 3=belangrijk]. Wanneer daar op gewezen wordt heeft het Maatwerkadvies ook meer succes [factornummer: 8=belangrijk].

Verdere uikomsten van het onderzoek hebben betrekking op de vraag waarom nog geen energiebesparende voorzieningen zijn doorgevoerd. Daaraan liggen vooral financiële overwegingen ten grondslag, zoals gebrek aan geld [factornummer: 12=belangrijk]. Ook werd aangegeven dat men denkt dat sommige voorzieningen helemaal geen besparend effect hebben en dat de voorzieningen slechts in beperkte mate bijdragen aan de verbetering van het comfort in huis (begrensde rationaliteit en het ontbreken van vertrouwen) (Haarlem, 2011, p. 14) [factornummer: 16=belangrijk].

Een andere vraag ging over de redenen waarom men de wijkpresentaties niet

Gebaseerd op deze gegevens blijkt een groot percentage van de mensen die de wijkavonden niet hebben bezocht niet geïnteresseerd te zijn in energiebesparing en over begrensde rationaliteit te bezitten (22 + 10 + 7 + 4 = 43) [factornummer: 5=heel belangrijk]. Deze mensen zijn dus ook niet bereikbaar voor een Maatwerkadvies.

heeft bezocht. Dit had vooral financiële achtergronden (bijna 25% van de ondervraagden). Bij voorbaat ging men niet omdat de financiële middelen ontbreken. Daarmee blijkt dat voordat eigenaar-bewoners gaan nadenken over energiebesparing, de financiële kanten van het verhaal meer geaccentueerd moeten worden [factornummer: 12=belangrijk]. Verder gaf ruim 22% aan geen tijd te hebben of niet geïnteresseerd te zijn. Ruim 11% had al een advies of was bekend met de materie. 1 op de 10 mensen vond het initiatief ongepast en 7% gaf aan geen vertrouwen te hebben in de actie. Ongeveer 7% gaf aan al te beschikken over goede isolatie. 6% heeft angst dat energiebesparende investeringen een waardestijgend effect heeft op de WOZ en ruim 4% gaf aan niet bezig te zijn met energiebesparing (Haarlem, 2011, p. 15).

De mensen die wel een wijkavond hebben bezocht, is gevraagd waarom ze dat hebben gedaan. Bijna 70% was geïnteresseerd in de informatie en/of hadden daar behoeft aan. Men is dus bewust op zoek naar informatie. 11% is naar de wijkavond gekomen specifiek voor het Maatwerkadvies. Ruim 7% bezocht de avond in verband met het voornemen om te gaan verbouwen.

Page 98: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

98 | P a g i n a

De mogelijkheden van subsidie deed ongeveer 4% besluiten om te komen. Ruim 2% kwam met het idee te gaan isoleren. Milieuoverwegingen spelen slechts in heel beperkte mate een rol, ruim 1% (Haarlem, 2011, p. 15).

Deze conclusie uit de evaluatie contrasteert echter met het interview van mevrouw Van der Woude. Zij gaf te kennen dat tijdens de wijkbijeenkomsten het milieu wel een zwaarwegende factor was waarom eigenaar-bewoners aan energiebesparing willen doen. Het feit dat de subsidie laag scoort is ook vreemd omdat in andere vragen de financiële kant wel belangrijk wordt gevonden. Mogelijk heeft dit dan toch te maken met het feit dat een wijkavond appelleert aan een specifieke doelgroep en of dat sociaal wenselijke antwoorden werden gegeven. Ook werd die tegenstrijdigheid gevonden in het interview met mevrouw Van der Woude, die aangaf dat het kosteloos aanbieden van het Maatwerkadvies een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het succes [factornummer: 10=heel belangrijk].

Van de mensen die een Maatwerkadvies hebben laten uitvoeren was ruim 70% tevreden of zeer tevreden. Dit heeft ook te maken met de manier waarop de adviezen zijn afgenomen (expertise en vertrouwen naar de adviseur). Het Maatwerkadvies wordt dus wel positief ontvangen. Daarmee lijkt het Maatwerkadvies te voldoen aan de communicatiedoelstelling die het advies heeft voor gemeenten. Overigens is dit opmerkelijk te noemen, gezien de complexiteit van het advies, de leesbaarheid, et cetera.

Haarlem ziet het Maatwerkadvies als ‘voet tussen de deur’ bij eigenaar-bewoners. Daarin wordt ook gesteld dat het Maatwerkadvies als instrument niet op zich staat, maar als aanleiding wordt gezien om het effect van een breed assortiment aan andere instrumenten te faciliteren.

Door Haarlem werd een tweesporenbeleid gevoerd. Enerzijds de wijkavonden, anderzijds de inzet van de SalecoGroep. Deze groep heeft een huis aan huis benadering toegepast en zodoende heel Haarlem benaderd. 1 op de 5 mensen, die huis aan huis zijn benaderd, heeft ja gezegd op het Maatwerkadvies (weliswaar kosteloos aangeboden). Dit is succesvol te noemen, mede dankzij het sociale aspect (buren, vrienden et cetera) [factornummer: 20=heel belangrijk].

Uiteindelijk heeft Haarlem het voor elkaar gekregen om binnen 1 jaar 18.000 huiseigenaren te benaderen, waarvan meer dan 3000 Maatwerkadviezen zijn afgegeven (17%). Dat maakt dat hun klimaatcampagne als een succes kan worden betiteld.

De website wordt maandelijks bezocht door 400 mensen, van het forum wordt geen gebruik gemaakt. Gebleken is dat de mensen in Haarlem zelden ontzorgt willen worden. Ze absorberen de informatie die door Haarlem wordt uitgezet en gaan vooral zelf aan de gang (Interview, Woude, M., vd., 2011).

Daarbij moet wel een kanttekening worden geplaatst, omdat Haarlem onderscheid maakt tussen ontzorgen in de communicatie (wijkavonden, folders et cetera) en ontzorgen door contacten te leggen tussen aannemers en eigenaar-bewoners. Als het gaat op kleine bedragen, heeft deze methode in Haarlem geen resultaten gegeven.

Zoals gezegd zijn er in Haarlem meer dan 3000 Maatwerkadviezen afgegeven. Dit succes lijkt niet op zich te staan. In Haarlem is secuur nagedacht hoe eigenaar-bewoners zijn te benaderen door naar de doelgroepen te kijken. “Het gaat om communiceren, vertrouwen krijgen en het proces helder uitleggen. Bewustwording blijft voor de gemeente Haarlem het allerbelangrijkst” (Meer met Minder, 2011).

DE AANPAK VAN HAARLEM IN DE PRAKTIJK

Page 99: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

99 | P a g i n a

Vooraf is een doelgroepenanalyse gemaakt volgens Hoijtink. Vervolgens heeft Haarlem, gebaseerd op die doelgroepen, de woningvoorraad ingedeeld naar bouwkundige eigenschappen, leeftijd, samenstelling van de bewoners en het inkomen. Daarna is onderzocht van welke doelgroep, in eerste instantie, het meeste succes verwacht kon worden. Uit die exercitie kwamen de Cultural Creatives (15%) naar voren. Daarop is het communicatieplan afgestemd. Er is een intensieve mailing uitgegaan, gericht op deze doelgroep. Bij de samenstelling van deze mailing is gebruik gemaakt van moderne marketingtechnieken.

Als voorbeeld wordt genoemd dat de subsidie voor het Maatwerkadvies werd aangeboden in de vorm van een tegoedbon en in combinatie met een brief van de wethouder.

Gebleken is dat deze strategie heeft bijgedragen aan het succes van de wijkbijeenkomsten. De gemiddelde opkomst per wijkbijeenkomst is vastgesteld op ongeveer 50 mensen per avond. Per wijk werden 2 bijeenkomsten gehouden. Daarvoor werden zo’n 1500 mailings verstuurd.

Van de mensen die een wijkpresentatie bezochten, schreef gemiddeld 80% zich in voor een Maatwerkadvies. De wijkbijeenkomsten waren laagdrempelig, informeel en met korte lijnen. Daarbij waren aanwezig een maatwerkadviseur, een adviseur vanuit Meer met Minder en enkele marktpartijen. De gemeente en de marktpartijen stelden zich tijdens die wijkavonden kwetsbaar op. Zowel psychologisch als fysiek. Als voorbeeld gaf mevrouw Van der Woude dat de presentatie te midden van de bewoners werd gegeven. Dus niet gebruikmakend van een verhoogd spreekgestoelte. Ook gaf de gemeente blijk van transparantie en dat ze niet alle wijsheid in pacht heeft. Dit gaf vertrouwen, wat als een zeer belangrijke factor werd gezien [factornummer: 18=heel belangrijk]. De mensen bleken tijdens de wijkavonden behoefte te hebben aan informatie. Vooral het kennisaspect blijkt in Haarlem een belangrijke factor waardoor de attitude veranderde [factornummer: 6=belangrijk] [factornummer: 19=belangrijk].

Bovendien appelleerde de wijkavonden aan het aspect ‘persoonlijk contact’ waardoor vertrouwen werd gewekt. Deze factoren speelden gedurende alle wijkavonden een belangrijke rol bij het enthousiasmeren van de eigenaar-bewoners. Het Maatwerkadvies werd vooral ingezet als communicatie-instrument om de kloof tussen gemeente en eigenaar-bewoner te overbruggen. Een belangrijk aspect volgens Haarlem [factornummer: 7=belangrijk].

Overigens blijkt het sociale aspect van de actie in Haarlem van groot belang voor het succes van het Maatwerkadvies. Vooral het huis aan huis bezoeken blijkt daarin sturend. Daaruit bleek dat bewoners leren van elkaar (buren) en sneller tot acceptatie van het Maatwerkadvies [factornummer: 4=heel belangrijk]. Hierdoor werd het gedrag in positieve zin gestuurd tot aanvaarding van een Maatwerkadvies.

Ook werd stilgestaan bij de motivaties van eigenaar-bewoners die zich niet

Met betrekking tot het aspect ontzorgen zijn de ervaringen in Haarlem dat eigenaar-bewoners daar minder behoefte aan hebben. Vooral wanneer de energiebesparingsmaatregelen relatief simpel zijn door te voeren en wanneer de kosten laag zijn. Veel mensen besloten zelf aan de slag te gaan (doe het zelf en hoge mate van bekwaamheid) [factornummer: 9=belangrijk].

hebben opgegeven voor het Maatwerkadvies. Vooral het ‘nee’ heeft een leereffect gegeven voor de volgende wijkpresentaties. Daarmee kreeg het proces min of meer een organisch karakter waarin ook ruimte was om fouten te mogen maken.

Uit de enquête kwam duidelijk naar voren dat energiebesparing vooral in de context wordt gezien van een grootschalige verbouwing (Haarlem, 2011, p. 14). Het aanbieden van een maatwerkadvies op een natuurlijk moment verhoogt dus de kans op acceptatie.

Page 100: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

100 | P a g i n a

Er zijn echter maar weinig mensen die op het punt staan te verbouwen. Dus de invloed is vrij klein [factornummer: 14=niet erg belangrijk] [factornummer: 15=niet erg belangrijk].

Tijdens het interview bleek dat het Maatwerkadvies zelf niet aanzet tot renovatie of verbouwing. ‘Je kunt mensen geen verbouwing aanpraten’ (Interview Woude, M. vd, 2011). Als reactie daarop probeert Haarlem de markt (professionals, zoals architecten, tekenbureaus en bouwkundigen) actief te betrekken via informatieoverdracht. Dit kan een versterkend effect geven op termijn [factornummer: 23=niet erg belangrijk].

Voor deze partijen is een seminar gehouden, allereerst om elkaar te leren kennen en vervolgens, op inhoud, informatie uit te wisselen over technieken met betrekking tot energiebesparing. De achterliggende gedachte is, dat deze partijen in staat zijn de klanten (eigenaar-bewoners) te infomeren over de mogelijkheden van energiebesparing op het moment dat ze daarvoor open staan. Ze zijn zich bewust van de kansen die energiebesparing biedt. Probleem is dat er nog niet veel gebruik van wordt gemaakt [factornummer: 22=niet erg belangrijk].

Het ligt overigens in de verwachting dat aannemers op dezelfde manier kunnen worden betrokken zoals Haarlem dat met de professionals doet.

Probleem is dat deze beroepsgroep moeilijker is te bewegen door het ontbreken van de juiste bouwtechnische kennis en vraag vanuit de markt. De rol van de bedrijven is belangrijk maar wordt onvoldoende opgepakt [factornummer: 23=niet erg belangrijk].

Wanneer het om het Maatwerkadvies inhoudelijk gaat, constateert Haarlem dat de kwetsbaarheid van dit rapport ligt in de verschillende doelstellen die de rapportage moet vervullen. Dat gegeven is waarschijnlijk de oorzaak waarom veel bouwkundigen teleurgesteld zijn in het niveau van het rapport. De bouwkundige rol van het Maatwerkadvies is dus vrij beperkt. Dit heeft effect op de rol van de markt in het versterken van het gedrag [factornummer: 23=niet erg belangrijk].

Niet-bouwkundigen, zoals de eigenaar-bewoners, zijn daarentegen juist weer redelijk tevreden (Haarlem, 2011, p. 17). Toch is het rapport zeer technisch, vrij ingewikkeld en moeilijk leesbaar. Dat zijn de redenen waarom Haarlem het Maatwerkadvies niet beschouwt als een bouwkundig instrument maar eerder als een communicatie-instrument waarmee begrensde rationaliteit kan worden weggenomen [factornummer: 5=heel belangrijk]. Het rapport verlaagt de drempel bij de eigenaar-bewoners om in contact te treden met gemeente en/of aannemers.

Overigens heeft het feit dat het Maatwerkadvies geheel gratis was, in belangrijke mate bijgedragen aan het succes [factornummer: 10=heel belangrijk]. Dit geldt ook voor de gemeentelijke financieringsconstructie [factornummer: 11=belangrijk]. Het is niet eenduidig dat alleen de hogere inkomens gebruik maakten van het Maatwerkadvies [factornummer: 13=niet erg belangrijk].

Gebaseerd op het interview met mevrouw Van de der Woude en de gegevens van de evaluatie, lijkt het succes van Haarlem ook sterkt procesmatig georiënteerd, afhankelijk van de ambitie, de sturingsfilosofie van de gemeente, het politiek draagvlak, de formatie en de middelen.

Daarnaast lijken de diversiteit van de projectgroep, de financiële onafhankelijkheid, het minimaliseren van bureaucratische- en juridische belemmeringen en de consistentie van het beleid voorwaardelijk om niet gebaande paden te kunnen betreden. Vooral consciëntie is een voorwaarde, ‘energiebesparing kost tijd’, aldus Mevrouw van der Woude. De inzet van al deze middelen is een versterkende factor en is noodzakelijk om mensen bij de ‘les’ te houden [factornummer: 24=heel belangrijk].

Page 101: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

101 | P a g i n a

Een andere belangrijke succesfactor is het aspect creativiteit. Daarmee wordt bedoeld het vermogen van de projectgroep om nieuwe instrumenten te verzinnen die wezenlijk verschillen van de traditionele gemeentelijke instrumenten. Frappant is dan de onderkenning dat de aanpak van Haarlem, naast een milieuhygiënische benadering, ook veel psychologische- en sociaaleconomische kenmerken bezit en dat deze kenmerken een sterke correlatie vertonen met de persoonlijke motivatie en achtergronden van de beleidsambtenaren. Vooral deze laatste factoren lijken bepalend voor het tot stand brengen van verbindingen met eigenaar-bewoners en de mate waarin de organisatie in staat is netwerken te bouwen en te onderhouden [factornummer: 17=belangrijk].

Bovendien krijgt de projectgroep relatief veel vrijheid om zelf keuzes te maken inzake de aanpak van het probleem en de inzet van het instrumentarium. De mate van leiderschap is daarin een belangrijk aspect. Er is geen sprake van leiderschap in de traditionele context (top down) maar van horizontaal leiderschap, gebaseerd op samenwerking (servent leadership).

Haarlem lijkt erin geslaagd een balans te hebben gevonden tussen kennisaspecten op het gebied van milieukunde, energie, duurzaamheid, architectuur en bouwkunde enerzijds en anderzijds de benodigde middelen, het politieke draagvlak en de stijl van management. Ze slagen erin eigenaar-bewoners bewust te maken energiebesparing [factornummer: 2=belangrijk].

Bovendien combineren ze dat met een diepgaand inzicht in de plaatselijke situatie en opbouw van de bevolking. Daarnaast is consequent rekening gehouden met de wensen van de ‘klant’ en is de campagne sterk gericht op menselijke/persoonlijke interactie en dat wekt weer vertrouwen (Interview, Woude, M., vd, 2011). In feite is men de gemeente gaan zien als een betrouwbare en onafhankelijke partij om mee samen te werken [factornummer: 21=belangrijk].

Verder lijkt Haarlem erin geslaagd een brug te slaan tussen de gemeente en de professionals door rekening te houden met de ontwikkelingen in de markt. Met andere woorden Haarlem heeft het feit onderkend dat professionals steeds afhankelijker worden van privaatparticulier opdrachtgeverschap en hebben daarop geanticipeerd door het initiëren van een seminar en daarbij in te spelen op het kennisaspect. De versterkende rol van de experts wordt daarmee onderkend alleen speelde die in het geval van Haarlem nog geen rol van betekenis [factornummer: 23=niet erg belangrijk] [factornummer: 22=niet erg belangrijk].

Daaruit blijkt overigens de creativiteit van Haarlem naar het vinden van nieuwe oplossingen. Haarlem voedt dus niet alleen eigenaar-bewoners met kennis, maar ook de Markt.

Een andere succesfactor lijkt te liggen in de partnerschappen met diverse bedrijven onder de noemer “De Groene Mug”. Ook binnen die context staat het kennisaspect centraal. Dat wil zeggen dat Haarlem actief zoekt naar bedrijven die kennis kunnen toevoegen in de bouwkolom en zo het verduurzamen van de gebouwde omgeving kunnen stimuleren. Dit geeft eigenaar-bewoners meer vertrouwen in de markt waardoor het Maatwerkadvies ook weer wordt gestimuleerd. “De Groene Mug” appelleert aan het vertrouwensaspect van eigenaar-bewoners [factornummer: 17=belangrijk].

Alle bovengenoemde factoren laten overigens een verband zien met het communicatieaspect. De keuze voor de juiste communicatie-instrumenten lijken voorwaardelijk voor het succes van het Maatwerkadvies. In Haarlem wordt dit geïllustreerd door een toegankelijke, laagdrempelige website met open en eerlijke informatie. De site doet daarnaast dienst als platform om vraag en aanbod bij elkaar te brengen.

Aansluitend kan als succesfactor worden genoemd de stellige overtuiging van Haarlem in de rol die ze spelen als intermediair tussen de eigenaar-bewoner enerzijds en de markt anderzijds.

Page 102: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

102 | P a g i n a

De kracht zit hem in het zelfvertrouwen van de gemeente Haarlem, en/of de overtuiging dat ze eigenaar-bewoners kunnen aanzetten tot gedragsverandering. Dit effect kan op termijn resulteren in een groeiende-, innovatieve en energetisch duurzame renovatiemarkt.

Verder is het proces in Haarlem sterk georiënteerd op de communicatiekant en het leggen van verbindingen in de markt. Haarlem denkt dat het vooral deze aanpak is geweest die heeft geresulteerd in het succes. Dat maakt dat Haarlem, in dit stadium van het proces meer stuurt in de richting van het veranderen van het gedrag van de doelgroep.

Einde interview

Page 103: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

103 | P a g i n a

Bijlage 4: interviewvragenlijst gemeente Haarlem

Interview mevrouw (Margreet) van der Woude Datum: 5-4-2011 Tijd: 10.00 – 12.00 uur Locatie: gemeentehuis Haarlem Functie: Beleidsadviseur Haarlem Klimaat Neutraal 2030

1. Ik heb even op LinkedIn gekeken en zag dat je inmiddels 1 jaar en 8 maanden voor Haarlem werkt. Wat is precies de functie die je daar bekleedt?

Topic: Kennismaking/Persoonlijk

- Waarom doe je dit werk? - Wat vind je er leuk aan?

2. Kun je iets vertellen over jouw persoonlijke drijfveren binnen het vakgebied van duurzaamheid?

3. Ik zag dat je een studie gevolgd heb aan de Technische Universiteit in Delft. Wat heb je precies gestudeerd?

4. Hoe is het gekomen dat je nu bent beland in het duurzaamheidsbeleid bij een overheid?

1. Op 9 oktober 2008 heeft de Haarlemse gemeenteraad het plan van aanpak Haarlem klimaatneutraal 2030 goedgekeurd. Kun je wat meer vertellen over de achtergronden waarin deze ambitie tot stand is gekomen?

Topic: Algemeen

- Politiek-bestuurlijke verhoudingen 2. Hoe is deze ambitie ontvangen bij inwoners en bedrijfsleven en welke rol hebben zij gespeeld

bij het tot stand komen daarvan? 3. Haarlem heeft gekozen voor 4 thema’s, Bebouwde Omgeving, Verkeer & Vervoer, Industrie &

Bedrijvigheid en de Gemeentelijke organisatie, waar liggen nu, na 3 jaar, de accenten? 4. Hoeveel middelen trekt Haarlem jaarlijks uit om deze ambitie te bewerkstelligen? 5. Hoeveel formatie stelt Haarlem beschikbaar. De convenantpartners in Haarlem zijn: - ASN Bank; - Ecosol; - Eneco; - Fortis Greenloans en Energieker; - De gemeente Haarlem; - Haarlem Duurzaam in Beweging; - Industriekring Haarlem; - Liander; - Milieudefensie Haarlem; - Nuon; - Provincie Noord-Holland; - De Rabobank Haarlem en Omstreken; - SAPlaza; - De Haarlemse Woningbouwcorporaties.

Page 104: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

104 | P a g i n a

6. Welke van deze partners representeren de gebouwde omgeving (Meer met Minder)? Met

andere woorden, voelen eigenaar-bewoners van particulieren woningen zich betrokken bij het energiebeleid?

7. Hoe consistent is het klimaatbeleid in Haarlem? 8. Kun je iets zeggen in hoeverre het klimaatbeleid een bijdrage levert aan de economie in

Haarlem?

1. Waar in het convenant hebben de Maatwerkadviezen een plaats gekregen? Topic: Maatwerkadviezen

2. Welke waarde hecht Haarlem aan het Maatwerkadvies? 3. Ik heb gelezen dat het Maatwerkadvies geheel gratis werd verleend. Hoe zag deze constructie

eruit? 4. Bij het afnemen van de Maatwerkadviezen heeft de SalecoGroep een grote rol gespeeld. Wat

zijn de ervaringen geweest met de SalecoGroep en heeft de inzet van dit bedrijf bijgedragen aan het succes?

5. Konden eigenaar-bewoners ook zelf een adviseur in de armen nemen en kregen ze daarvoor dan ook subsidie?

6. Hoeveel eigenaar-bewoners van particuliere woningen heeft Haarlem aangeschreven? 7. Hoeveel maatwerkadviezen heeft Haarlem afgegeven? 8. Hoeveel maatwerkadviezen zijn te herleiden naar de particulier gebouwde omgeving? 9. Is er informatie beschikbaar waaruit kan worden afgeleid wat eigenaar-bewoners met deze

adviezen hebben gedaan (wel of geen energetische verbeteringen aangebracht)? 10. Zijn er gegevens voorhanden waaruit blijkt waarom eigenaar-bewoners energetische

maatregelen hebben getroffen? 11. Welke gemeentelijke beleidsinstrumenten hebben de doorslag gegeven om over te gaan tot

actie? 12. Is er informatie beschikbaar waaruit blijkt wat de gemiddelde investering is per eigenaar-

bewoners van particuliere woningen die Maatregelen hebben getroffen? 13. Welke rol spelen de partners als het gaat om de inzet van Maatwerkadviezen (Nuon met

Woonoptimaal/Step2save)? 14. In hoeverre speelt de consistentie van het Haarlemse beleid een rol in het succes achter het

Maatwerkadvies Energiebesparing? 15. Welke (mix) van specifieke beleidsinstrumenten bepalen volgens jou het succes van het

Maatwerkadvies? Op 10 februari 2009 heeft Haarlem het Europese Burgemeestersconvenant ondertekend. Hierin verklaren inmiddels 974 Europese steden dat zij streven naar meer dan 20% CO2-reductie in 2020, het doel dat de EU zichzelf heeft opgelegd. Dit betekent dat ervaringen tussen verschillende steden kunnen worden uitgewisseld en gezamenlijke projecten kunnen worden opgezet. De Europese Investeringsbank heeft voor dit doel geld gereserveerd. 16. Wat levert deze samenwerking op voor de gebouwde omgeving? Met andere woorden worden

lessen geleerd uit de ervaringen van andere steden in Europa met betrekking tot de inzet van Maatwerkadviezen Energiebesparing?

Page 105: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

105 | P a g i n a

1. Uit literatuuronderzoek (Thomas Hoppe) blijkt dat eigenaar-bewoners van particuliere woningen moeilijk te benaderen zijn als het gaat om energiebesparing. Hebben jullie dat in Haarlem ook zo ervaren?

Topic: doelgroepenanalyse

Er worden verschillende oorzaken aangedragen waarom eigenaar-bewoners een moeilijk te benaderen doelgroep is. Hieronder een opsomming: - Heterogeniteit van de doelgroep en woonvormen. - De complexiteit van de ingrepen. Het energiezuinig maken van woningen is geen simpele

aangelegenheid. Het vergt veel organisatie, geeft overlast, ongemak en stress. - Vele individuele actoren met elk hun eigen werkelijkheid en denkpatronen (begrensde

rationaliteit). - Ontbreken van financieringsmogelijkheden en een beperkte interesse en motivatie. De

gemiddelde particuliere woningeigenaar geeft de voorkeur aan andere investeringen of uitgaven dan die van energiebesparing, zelfs als de terugverdientijd van energiebesparingsmaatregelen korter is dan 5 jaar.

- Maatschappelijk belang (urgentie wordt niet gevoeld). - Overheidshandelen (betrouwbaarheid en consistentie van beleid) en toepassing van het

instrumentarium (beleidsinstrumenten). Het ontbreekt aan een optimale structuur en binding tussen het Rijk en gemeenten. Er is geen samenhang en geen sprake van sturing. Een duidelijke routekaart met concreet beleid ontbreekt. Onbekend is wie verantwoordelijk is en voor wat.

- Marktfalen bijvoorbeeld door splitt incentives. Splitt Incentives houdt in dat degene die investeert in besparingsmaatregelen niet direct profiteert van de financiële besparingen die hieruit voortkomen.

2. Is er in Haarlem onderzoek gedaan naar de weerstand onder eigenaar-bewoners inzake het

toepassen van Maatwerkadvies en het doorvoeren van energetische maatregelen? Zo ja, heeft Haarlem daar specifiek beleid op ontwikkeld?

1. Waar halen eigenaar-bewoners hun informatie vandaan (welk communicatiemiddelen werken het best om het maatwerkadvies te promoten)?

Topic: Communicatie

2. Op welke manier werden eigenaar-bewoners door de gemeente benaderd inzake het afnemen van Maatwerkadviezen (direct mail, persoonlijk, via derden, website)?

3. Welke rol speelt de benadering van de gemeente bij de acceptatie van het Maatwerkadvies? 4. Is er een bewuste keuze gemaakt (vooraf) voor een bepaalde manier van communicatie? 5. Hoe is Haarlem omgegaan met klachten (klachtenregeling)? 6. In veel gevallen is het Maatwerkadvies Energiebesparing het eerste contact met de gemeente

op het gebied van energiebesparing. Dit contact moet goed zijn, wil je de interesse van de eigenaar-bewoner niet verliezen. Heeft de gemeente Haarlem op dit gebied specifieke acties ondernomen?

7. Hoe belangrijk is de rol van een goede website?’ 8. Het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies heeft te maken met gedragsverandering. Heeft

de gemeente Haarlem een gedragstudie gedaan?

Page 106: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

106 | P a g i n a

1. Om energieneutraal te worden in 2030 is absoluut de inzet nodig van veel ambtenaren in de gemeentelijke organisaties. Kun je daarover iets vertellen (betrokkenheid)?

Topic: gemeentelijke organisatie

2. Het Haarlems beleid is creatief en vernieuwend, hoe borgen jullie dat in de organisatie? Met andere woorden hoe komt het dat binnen Haarlem zoveel creatief talent aanwezig is?

3. Heeft dat te maken met de structuur van de organisatie (verantwoordelijkheden laag in de organisatie, directiemodel, dienstenmodel)?

Uit onderzoek van mevrouw Van Hall, blijkt dat het MKB een sleutelpositie inneemt als het gaat om het aanbieden en doorvoeren van energetische maatregelen binnen de particulier gebouwde omgeving.

Topic: het MKB

1. Welke rol heeft de gemeente Haarlem het MKB toebedeeld? 2. Welke afspraken is met het MKB gemaakt? 3. Hoe borgt Haarlem de kwaliteit van het MKB?

Gebaseerd op een onderzoek van A. Bogerd, “Energiebesparing in bestaande woningvoorraad. Een onderzoek naar de bereidheid van eigenaar-bewoners om energiebesparende maatregelen toe te passen” kan van eigenaar-bewoners bij de besluitvorming om energiebesparende maatregelen door te voeren het volgende worden gezegd (Bogerd, 2009):

Topic: Uitvoering / ontzorging

- Eigenaar-bewoners zijn meer geneigd aan energiebesparing te doen tijdens of op natuurlijke

momenten (groot onderhoud van de woning). - Eigenaar bewoners zijn gevoelig voor kostenbesparing maar schrikken terug voor de hoogte

van de investeringskosten. - Eigenaar bewoners beschikken over beperkte kennis op het gebied van energiebesparing. - Eigenaar bewoners stellen hoge eisen aan kennis, kwaliteit en de betrouwbaarheid van

deskundigen. Vertrouwen is dus een essentiële voorwaarde. - Verbeteren van comfort (woningvergroting), binnenklimaat, veiligheid en gezondheid zijn

belangrijkere overwegingen dan energiebesparing op zich. - Qua terugverdientijd is 7 jaar acceptabel. Hogere terugverdientijden blijken steeds moeilijke

acceptabel. - Terugverdientijden hoger dan 14 jaar zijn onacceptabel maar wanneer sprake is van een

combinatie van het doorvoeren van energiebesparingsmaatregelen en het vergroten van de woning zijn terugverdientijden tussen de 7 en 14 jaar wel weer acceptabel.

- Milieubewustzijn heeft geen invloed op de acceptatie van langere terugverdientijden. - Het verlaten van de woning voor het doorvoeren van energiebesparingsmaatregelen is

nauwelijks acceptabel. 1. In hoeverre laat de gemeente Haarlem deze onderzoeksresultaten meewegen in het beleid

rond de Maatwerkadviezen? 2. Wordt het Maatwerkadvies aangeboden op het moment dat een eigenaar-bewoner een

bouwvergunning aanvraagt?

Page 107: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

107 | P a g i n a

3. Hoe zorgt de gemeente Haarlem ervoor dat eigenaar-bewoners beschikken over de juiste informatie bij renovatie?

4. Welke rol speelt de gemeente Haarlem als het gaat om betrouwbaarheid en vertrouwen? Ook blijkt uit onderzoek dat eigenaar-bewoners ontvankelijk zijn voor energiebesparing op transactiemomenten. 5. Heeft de gemeente Haarlem inzicht in de aantallen verkochte woningen? 6. Worden de (nieuwe) eigenaar-bewoners expliciet benaderd voor uitvoering van een

Maatwerkadvies?

1. Vind je het Maatwerkadvies een geschikt instrument om eigenaar-bewoners aan te zetten tot energiebesparing?

Topic: mening

- Zo ja waarom? - Zo nee, heb je mogelijk inhoudelijke suggesties voor verbeteringen?

2. Wat zijn jouw ervaringen met eigenaar-bewoners van particuliere woningen? 3. Zie je nog andere mogelijkheden om het effect van het Maatwerkadvies, middels

gemeentelijke beleidsinstrumenten te verbeteren? Einde interview

Page 108: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

108 | P a g i n a

Bijlage 5: uitwerking case en interview gemeente Hardenberg

Hardenberg heeft een inwoneraantal van ongeveer 58000. Het Maatwerkadvies is opvraagbaar via de gemeente. De kosten worden ook door de gemeente in rekening gebracht. Ten tijde van het interview waren 570 Maatwerkadviezen afgegeven. Hier is twee jaar voor nodig geweest. In de figuur hieronder zijn de resultaten weergegeven van de enquête.

EVALUATIEONDERZOEK KLIMAATCAMPAGNE HARDENBERG

Figuur 9: resultaten evaluatieonderzoek Hardenberg

Bron: (Hardenberg, 2011)

De aanvraag van het maatwerkadvies gaat via de gemeente. De kosten zijn € 275,-- tot een oppervlakte van 200 m2. Voor grotere woningen is een offerte nodig via een Maatwerkadviseur. Wanneer twee woningen tegelijk meedoen wordt een korting verleend van € 75,--. De subsidie bedraagt € 200,--.

Onder diegene die een Maatwerkadvies hebben afgenomen is een enquête gehouden waarvan de resultaten voor dit onderzoek beschikbaar zijn gesteld. 492 mensen hebben meegedaan.

Daaruit blijkt dat 304 eigenaren energetische maatregelen hebben getroffen. Dat is een percentage van 62% (Hardenberg, 2011, p. 9). Een relatief hoog percentage. Ongeveer 40% van de respondenten heeft gebruik gemaakt van de Hardenbergse duurzaamheidslening [factornummer: 11=heel belangrijk]. Daaruit werd tot 31-12-2010 € 1,8 miljoen aan subsidie geclaimd. € 1,3 miljoen is ook daadwerkelijk verleend. Voor een bedrag van € 500.000 euro moet nog een toetsing plaatsvinden. De overige eigenaar-bewoners investeren zelf. Hieronder zijn in een notendop de kenmerken van de duurzaamheidslening weergegeven.

Page 109: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

109 | P a g i n a

- Voor energiebesparende maatregelen kan er een lening tegen 1% rente worden afgesloten. Het bedrag waarvoor geleend kan worden is minimaal € 3.000 en maximaal € 20.000.

- Looptijd: 10 jaar.

- Afsluitkosten: 2% (aftrekbaar van de inkomstenbelasting).

- De lening wordt bij SVn afgesloten.

- Er is een startadvies energiebesparing of energie op maatadvies van de woning opgemaakt.

- Koppeling aan een bouwvergunning

Vooral het rentepercentage van 1% is hier uniek te noemen. Nergens in Nederland is een zo laag percentage gangbaar. Hardenberg heeft in dat opzicht een streepje voor. Dit komt omdat Hardenberg een van de voorlopers is op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving. De lening is zo goedkoop omdat daarmee ervaringen moesten worden opgedaan.

Overigens werd de aanvraag voor een duurzaamheidslening gekoppeld aan het uitvoeren van een Maatwerkadvies.

Mogelijk bestaat hier een verband tussen het succes van het Maatwerkadvies [factornummer: 3 = heel belangrijk]. Het gaat om vaak relatief hoge bedragen waaruit de assumptie is op te maken dat de lening wordt gecombineerd met het verbeteren van de woning [factornummer: 14=belangrijk].

Door het instellen van een netwerk met bedrijven, het zoeken van de samenwerking en consensus heeft de lokale economie een impuls gekregen van een geschat bedrag van 2,5 a 3 miljoen euro. Hardenberg noemt de resultaten een groot succes. Later in het interview blijkt dat de markt niet zo’n grote rol heeft gespeeld dan gedacht.

Daarnaast is frappant (blijkens de enquête) dat relatief veel eigenaar-bewoners, die hebben geparticipeerd, in het bezit zijn van een vrijstaande woning of een 2 onder 1 kap (ongeveer 69%). Daarentegen is het percentage eigenaar-bewoners, die in het bezit zijn van een tussenwoning en/of hoekwoning en die aan de actie hebben meegedaan, vastgesteld op 18%. Het overige percentage bestaat uit appartementen of andere woningsoorten [factornummer: 13=heel belangrijk].

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat het succes in Hardenberg is gekoppeld aan een bepaalde doelgroep in combinatie met een unieke financieringstructuur. Het zijn vooral de mensen geweest die vertrouwen, kennis en inzicht hebben in de eigen woning en financiële situatie [factornummer: 12=heel belangrijk] [factornummer: 16=heel belangrijk] [factornummer: 19=heel belangrijk]. Dit verband is echter niet vast te stellen met de huidige informatie.

17.1.1

Uit het interview met de heer Hamer is duidelijk geworden dat aan de acceptatie van het Maatwerkadvies door eigenaar bewoners al een gedragsveranderingtraject vooraf is gegaan, ook in relatie tot de energetische kwaliteit van de woning [factornummer: 3=heel belangrijk]. Met andere woorden, eigenaar-bewoners besluiten een Maatwerkadvies aan te vragen gebaseerd op rationele overwegingen en vanuit een bepaalde mate van energiebewustzijn (awareness) [factornummer: 1=heel belangrijk] [factornummer: 5=heel belangrijk]. Daarentegen werd het Maatwerkadvies in Hardenberg in eerste instantie gebruikt als een soort wervingsmiddel. Dit bleek bij nader inzien niet de juiste weg, omdat eerst geappelleerd moest worden aan het bewustwordings- en vertrouwensaspect voordat het Maatwerkadvies inzetbaar is [factornummer: 7=niet erg belangrijk] [factornummer: 2=belangrijk] [factornummer: 6=belangrijk]. Daarnaast bleken de kosten van het Maatwerkadvies (gebruikt als eerste kennismaking met energiebesparing) weerstanden op te roepen. Eerst moest duidelijk worden gemaakt wat de voordelen waren van het Maatwerkadvies [factornummer: 8=heel belangrijk].

DE AANPAK VAN HARDENBERG IN DE PRAKTIJK

Page 110: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

110 | P a g i n a

Ook in Hardenberg lijkt het succes van de klimaatcampagne te beginnen bij bestuurlijk- en politiek draagvlak (ambitie). Dit draagvlak is in de loop van de tijd in Hardenberg gegroeid. Dit mede dankzij de aanstelling van een gedreven projectleider, die erin geslaagd is het energiebesparingsbeleid naar een hoger niveau te brengen. Dit heeft een versterkend effect [factornummer: 24=belangrijk]. Daarnaast zijn de beschikbaarheid van financiële middelen alsmede formatie, essentiële voorwaarden om het Maatwerkadvies Energiebesparing in de ‘markt’ te zetten.

Op klimaatgebied werkt de gemeente Hardenberg nauw samen met de provincie Overijssel, die overigens zelf ook forse ambities hebben inzake energiereductie en klimaatbeleid. In 2008 is de samenwerking via een convenant geaccordeerd. Recentelijk is de samenwerking opnieuw bevestigd met een nieuw convenant “Een verdergaand Duurzaam Hardenberg en Overijssel”.

Daarmee is een bedrag van 3,1 miljoen gemoeid. Ook deze samenwerking draagt bij aan het succes van het Maatwerkadvies in Hardenberg.

Daarnaast geven Hardenberg en de provincie Overijssel, door ondertekening van het convenant, een belangrijk signaal af als het gaat om vertrouwen en consistentie van beleid. De heer Hamer geeft aan dat dit bijdraagt aan het succes [factornummer: 18=heel belangrijk].

Kijkend naar het proces “Bewust Duurzaam Thuis” is te vermelden dat de start werd ingeluid door het laten vaststellen van een footprint (nulmeting). Onderzocht is waar in Hardenberg de meeste CO2 winst zou zitten.

Op basis van deze nulmeting heeft het klimaatbeleid in Hardenberg vorm gekregen via drie sporen. Eerst eerste spoor is zelf het goede voorbeeld geven, vervolgens de accenten verplaatsen naar de gebouwde omgeving (spoor 2) en, als derde spoor, het creëren van een Maatschappelijk speelveld waarin een voedingsbodem aanwezig is voor een ambitieus gemeentelijk energiebesparingsbeleid. Dat het meest duurzame gemeentehuis straks in Hardenberg staat, past in deze filosofie.

Inzake de footprint moet opgemerkt worden dat het hier niet om een doelgroepenanalyse gaat. Hardenberg heeft van dit instrument geen gebruik gemaakt maar overweegt dat wel te doen in de toekomst, in combinatie met warmte beelden.

Een andere factor is het gebruik van Netwerken. Hardenberg heeft getracht om de Markt deelgenoot te maken van haar ambities. Bedrijven kunnen zich aansluiten als partner wanneer ze zich conformeren aan verschillende doelstellingen. Met name de EPA-adviseurs hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het succes.

De uitvoerende bedrijven zijn gaandeweg minder enthousiast geraakt omdat de verwachte omzet toch tegenviel. In eerste instantie rekende Hardenberg erop dat de Markt uit eigen initiatief die rol zou oppakken. Dat is niet gelukt. Bedrijven kwamen maar mondjesmaat in beweging. Volgens de heer Hamer komt dit mede doordat de marges voor bedrijven op het gebied van energiebesparing, op dit moment, nog te klein zijn. Met ander woorden, vraag en aanbod sluiten niet goed op elkaar aan. Met als gevolg dat de Markt ook nog niet in staat is te beantwoorden aan de wensen die eigenaar-bewoners stellen [factornummer: 22=niet erg belangrijk] [factornummer: 23=niet erg belangrijk]. Het succes van het Maatwerkadvies Energiebesparing is dus niet afhankelijk van de technische mogelijkheden die het MKB de eigenaar-bewoners kunnen bieden. Ook de netwerkbenadering is minder belangrijk geweest in Hardenberg [factornummer: 17=niet erg belangrijk]. Daarnaast is in het verleden een initiatief gelanceerd door enkele bedrijven via een redelijke grote campagne. Hierbij is gebruik gemaakt van de inzet van het Maatwerkadvies.

Eigenaar-bewoners konden dan gelijktijdig aansluiting vinden bij een bedrijf om energetische maatregelen te treffen.

Page 111: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

111 | P a g i n a

Deze methode is niet aangeslagen waaruit geconcludeerd kan worden dat het Maatwerkadvies moet worden aangeboden door een onafhankelijke partij en die vertrouwen oogst bij de eigenaar-bewoners. In het geval van Hardenberg is dat de gemeente geweest [factornummer: 21=heel belangrijk].

Hardenberg heeft overigens geen gebruik gemaakt van een marktpartij om de Maatwerkadviezen op te stellen (denk hier aan de SalecoGroep). Daarvoor in de plaats is wel een experiment doorlopen door woningen te pre-labelen (EnerDeCo). 500 woningen van vergelijkbare kwaliteit, in van te voren geselecteerde wijken werden bezocht en voorzien van een label. Wanneer een eigenaar-bewoner in de buurt dan een Maatwerkadvies wilde afnemen, werd dat met een flinke korting gedaan, namelijk voor het bedrag ten hoogte van de subsidie. Mensen werden zich bewust van de energetische kwaliteit van de woning wat heeft bijgedragen om het Maatwerkadvies onder de aandacht te brengen.

Net als in Haarlem werden ook in Hardenberg wijkavonden gehouden. Het gaat dan om de wijken waar men eerder 500 woningen heeft voorzien van een prelabel. Op basis daarvan werden communicatieplannen gemaakt en werden de mensen in de wijk benaderd. Die wijkavonden in Hardenberg zijn minder vlot verlopen dan in Haarlem, in termen van bezoekers. De exacte redenen daarvan zijn niet onderzocht. Maar ondanks de vaak geringe opkomst dragen de informatiebijeenkomsten wel degelijk bij in het aan de man brengen van Maatwerkadviezen in combinatie met andere activiteiten.

De ervaringen leren dat de avonden voornamelijk werden bezocht door veel ouderen en/of betrokken burgers. Andere doelgroepen waaronder ouders met kinderen werden niet via deze avonden bereikt.

Daaruit wordt de conclusie getrokken dat de wijkavonden niet een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het succes van het Maatwerkadvies. Desalniettemin is de heer Hamer het wel eens over het feit dat het geven van kennis en sociale invloeden een bijdrage leveren aan het succes van het Maatwerkadvies, ook via de wijkavonden [factornummer: 4=belangrijk].

Overigens is in Hardenberg het Maatwerkadvies slecht één instrument van vele. Het instrument staat dus niet op zich waardoor het moeilijk is om daarvan de effecten vast te stellen.

Eigenlijk maakt het advies onderdeel uit van een groter geheel en dat de som daarvan het effect van het advies bepalen. ‘Voor gemeenten ligt de belangrijkste rol in het stimuleren van de bewustwording’, aldus de heer Hamer. Wanneer de bewustwording eenmaal is gecreëerd komt de inzet van het Maatwerkadvies om de hoek kijken.

Hardenberg vond het vooral haar taak om eigenaar-bewoners van informatie te voorzien, en deze laagdrempelig aan te bieden. Kennisoverdracht is dus een belangrijke voorwaarde om het Maatwerkadvies te positioneren. Maar ook een goed financieel traject is essentieel voor het succes van het Maatwerkadvies. Ook het ontzorgingsaspect speelde daarbij een belangrijke rol. Dit in tegenstelling tot de gemeente Haarlem. In Hardenberg lijkt, voor wat betreft het ontzorgen.

In Hardenberg wordt het Maatwerkadvies bij de bewoners over het algemeen positief ontvangen. Dat maakt het instrument geschikt om te gebruiken voor communicatiedoelen. Maar ook hier, net als in Haarlem, bestaat teleurstelling over de bouwkundige kwaliteit van het advies. De andere nadelen die worden genoemd is dat het advies moeilijk leesbaar is voor een leek en een hoge mate van complexiteit kent.

Desalniettemin heeft het advies in Hardenberg succes, immers 62% heeft iets met het advies gedaan. De heer Hamer geeft aan dat dit ook te danken is aan de manier waarop de Maatwerkadviseurs hun werk hebben gedaan.

Page 112: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

112 | P a g i n a

Daarnaast geeft de heer Hamer aan dat hij graag zou zien dat het Maatwerkadvies in de toekomst wordt begeleid door een soort gebruiksaanwijzing. Daarin moet dan staan hoe eigenaar-bewoners, door simpele handelingen en kennis van de energetische apparatuur, energie kunnen besparen (laaghangend fruit). Verder kan het effect van het Maatwerkadvies worden verbeterd door een stukje persoonlijke begeleiding en toelichting. Gelijktijdig geeft hij aan dat deze extra service, niet binnen de mogelijkheden liggen, omdat het advies daarvoor te goedkoop is. Overigens ziet Hardenberg een daling optreden in het aantal aanvragen voor een Maatwerkadvies door het wegvallen van de subsidie [factornummer: 10=heel belangrijk]. Dit impliceert een relatie tussen het Maatwerkadvies en de landelijke subsidieregeling.

Naar aanleiding van deze constatering is de vraag gerechtvaardigd of het Maatwerkadvies Energiebesparing, zichzelf kan handhaven, zonder ondersteuning van subsidie. Aan de andere kant komt hier ook weer de consistentie van de overheid om de hoek kijken. Die laat namelijk te wensen over, aldus de heer Hamer. Dit komt het Maatwerkadvies niet ten goede.

Ook stelt de heer Hamer dat het financiële aspect een belangrijke invloed heeft op het besluitvormingsproces om van een Maatwerkadvies over te gaan op werkelijke Maatregelen. Daarbij stelt hij dat niet alleen de duurzaamheidslening een rol heeft gespeeld, maar ook allerlei andere financiële regelingen (bijvoorbeeld het verlaagd BTW-tarief). En ook hier komt weer naar voren dat het Maatwerkadvies als bouwkundig instrument niet datgene levert wat ervan verwacht wordt. Want wanneer men echt op basis van het advies aan een renovatie gaat beginnen, blijkt dat het advies niet altijd overeenkomt met de praktijk. Dat is ook één van de redenen waarom Hardenberg het Maatwerkadvies loskoppelt van de duurzaamheidslening.

Ook andere adviezen worden in de toekomst geaccepteerd. In dat kader ontwikkelt Hardenberg overigens ook zelf een soort Maatwerkadvies, het “Startadvies”.

Uitgangspunt daarbij is dat inmiddels via internet zoveel gegevens voorhanden zijn, dat daaruit best een kwalitatief goed beeld kan worden gekregen van de energetische kwaliteit van een woning. Deze stap is opmerkelijk te noemen en getuigt van lef en creativiteit.

Als het gaat om de toekomst van het energiebesparingsbeleid in Hardenberg zegt de heer Hamer te overwegen gebruik te willen maken van de sociale interactie. Hij denkt dat de doelgroep die nu in Hardenberg is bereikt vooral bestaan uit ‘Cultural Creatives’.

In de toekomst moeten natuurlijk de ‘Gewone mensen’ ook in staat worden gesteld aan energiebesparing te doen. Daarbij overweegt Hardenberg instrumenten in te zetten zoals in Amersfoort gebruikt, in dit geval gaat het om de ‘Energie Makeover’. Waarbij 2 woningen op kosten van Hardenberg energiezuiniger worden gemaakt en de bewoners als tegenprestatie de woning een jaar lang via mediakanalen moet ontsluiten (bijvoorbeeld via twitter).

Volgens de heer Hamer gaat het erom de eerste stap heel laagdrempelig te maken en te zorgen voor een vertrouwensrelatie. Of een Maatwerkadvies daarvoor geschikt is, is de vraag. Mogelijk zijn er andere instrumenten te vinden die een goed alternatief vormen. Zeker in een tijd van bezuinigingen is dat het overwegen waard. De heer Hamer benadrukte dat het uiteindelijk moet gaan om de werkelijke maatregelen die door de eigenaar-bewoners zelf worden getroffen. ‘Je hebt er als gemeente niets aan als je aan het einde van de campagne een stapel Maatwerkadviezen hebt, maar geen Maatregelen getroffen’ (Interview, Hamer, 2011).

Einde interview

Page 113: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

113 | P a g i n a

Bijlage 6: interviewvragenlijst gemeente Hardenberg Interview de heer (Rob) Hamer Datum: 10-05-2011 Tijd: 13.00 – 15.00 uur Locatie: gemeentehuis Hardenberg Functie: Beleidsadviseur duurzaam bouwen en energie gemeente Hardenberg

1. Kun je iets vertellen over je vooropleiding? Topic: Kennismaking/Persoonlijk

2. Kun je iets vertellen over de inhoud van jouw functie (wat houdt jouw functie precies in en welke onderdelen kun je daarin beschrijven)?

3. Hoe is het gekomen dat je bent beland in het duurzaamheidsbeleid bij de gemeente Hardenberg?

4. Wat is jouw relatie met energiebesparing? 5. Kun je iets vertellen over jouw persoonlijke drijfveren binnen het vakgebied van

duurzaamheid?

In 2008 zijn jullie het project Bewust Duurzaam Thuis gestart. Inmiddels zijn 600 Maatwerkad-viezen afgegeven en € 1,8 miljoen aan duurzaamheidsleningen. Een groot succes t.o.v. andere gemeenten.

Topic: Algemeen

9. Kun je wat meer vertellen over de achtergronden waarin jullie beleid tot stand is gekomen?

- Politiek-bestuurlijke verhoudingen - Inzet van middelen

10. Kun je iets vertellen over de inhoud van het proces van de totstandkoming van Duurzaam thuis (ik ben dan benieuwd naar de processen rondom het netwerk)?

11. Wat is de rol van het bedrijfsleven binnen Duurzaam Thuis? 12. Hoeveel middelen trekt Hardenberg jaarlijks uit in relatie tot Duurzaam thuis? 13. Kun je ook iets vertellen over het aantal fte’s? 14. Kun je iets vertellen over de consistentie van het beleid in Hardenberg? 15. Kun je iets zeggen in hoeverre het klimaatbeleid een bijdrage levert aan de economie in

Hardenberg? 16. Welke bijdrage levert de markt aan het succes van Hardenberg?

17. Hoeveel maatwerkadviezen hebben jullie op dit moment afgegeven? Topic: Maatwerkadviezen

18. Hoe worden die adviezen bij eigenaar-bewoners ontvangen? 19. Wat zijn jouw ervaringen met het Maatwerkadvies Energiebesparing, wat vind je van de

kwaliteit en vind je het Maatwerkadvies essentieel om te komen tot energiebesparende maatregelen?

20. Hoe wordt het Maatwerkadvies gebruikt? Is het meer een communicatie-instrument of wordt het advies ook echt in detail uitgevoerd?

21. Hoe betrouwbaar is een Maatwerkadvies?

Page 114: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

114 | P a g i n a

22. Welke partijen zijn betrokken geweest bij de uitvoering van de Maatwerkadviezen (groot-schalig of kleinschalig bv de SalecoGroep)?

23. Konden eigenaar-bewoners ook zelf een adviseur in de armen nemen en kregen ze daarvoor dan ook subsidie?

24. Is er informatie beschikbaar waaruit kan worden afgeleid wat eigenaar-bewoners met deze adviezen hebben gedaan (wel of geen energetische verbeteringen aangebracht)?

25. Zijn er gegevens voorhanden waaruit blijkt waarom eigenaar-bewoners energetische maatregelen hebben getroffen?

26. Welke gemeentelijke beleidsinstrumenten geven de doorslag gegeven om over te gaan tot actie?

27. Welke rol spelen de partners als het gaat om de inzet van Maatwerkadviezen? 28. In hoeverre speelt de consistentie van het Hardenbergse beleid een rol in het succes achter

het Maatwerkadvies Energiebesparing? 29. In hoeverre speelt de duurzaamheidslening een rol in het succes? 30. Welke (mix) van specifieke beleidsinstrumenten bepalen volgens jou het succes van het

Maatwerkadvies? 31. Tot nu toe is het Maatwerkadvies volledig gebaseerd op vrijwillige medewerking. Vind je dat

deze situatie moet veranderen? Moet een Maatwerkadvies Energiebesparing verplicht worden gesteld?

3. Uit literatuuronderzoek (Thomas Hoppe) blijkt dat eigenaar-bewoners van particuliere woningen moeilijk te benaderen zijn als het gaat om energiebesparing. Hebben jullie dat in Hardenberg ook zo ervaren?

Topic: doelgroepenanalyse

Er worden verschillende oorzaken aangedragen waarom eigenaar-bewoners een moeilijk te benaderen doelgroep is. Hieronder een opsomming: - Heterogeniteit van de doelgroep en woonvormen. - De complexiteit van de ingrepen. Het energiezuinig maken van woningen is geen simpele

aangelegenheid. Het vergt veel organisatie, geeft overlast, ongemak en stress. - Vele individuele actoren met elk hun eigen werkelijkheid en denkpatronen (begrensde

rationaliteit). - Ontbreken van financieringsmogelijkheden en een beperkte interesse en motivatie. De

gemiddelde particuliere woningeigenaar geeft de voorkeur aan andere investeringen of uitgaven dan die van energiebesparing, zelfs als de terugverdientijd van energiebesparings-maatregelen korter is dan 5 jaar.

- Maatschappelijk belang (urgentie wordt niet gevoeld). - Overheidshandelen (betrouwbaarheid en consistentie van beleid) en toepassing van het

instrumentarium (beleidsinstrumenten). Het ontbreekt aan een optimale structuur en binding tussen het Rijk en gemeenten. Er is geen samenhang en geen sprake van sturing. Een duidelijke routekaart met concreet beleid ontbreekt. Onbekend is wie verantwoordelijk is en voor wat.

- Marktfalen bijvoorbeeld door splitt incentives. Splitt Incentives houdt in dat degene die investeert in besparingsmaatregelen niet direct profiteert van de financiële besparingen die hieruit voortkomen.

Page 115: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

115 | P a g i n a

4. Is er in Hardenberg onderzoek gedaan naar de weerstand onder eigenaar-bewoners inzake het toepassen van Maatwerkadvies en het doorvoeren van energetische maatregelen, zo ja, heeft Hardenberg daar specifiek beleid op ontwikkeld?

Ik zie dat jullie een uitgebreide website hebben inzake energiebesparing. Die website is opgebouwd rond een netwerk van bedrijven. Bedrijven kunnen zich aansluiten, maar moeten voldoen aan verschillende eisen.

Topic: Communicatie

“Meedoen met uw bedrijf houdt in dat u zich conformeert aan de doelstellingen, uitgangspunten en werkwijze van Bewust Duurzaam Thuis.” “Een particuliere woningeigenaar kan zich op de website www.bewustduurzaamthuis.nl, bij het servicepunt in het gemeentehuis (energieserviceloket) en De Koppel aanmelden voor een Energie Maatwerkadvies. De prijs van het maatwerkadvies in de gemeente Hardenberg is gelijk aan de prijs van alleen een label (vanaf € 100,00). In het maatwerkadvies worden de uit te voeren maatregelen benoemd en wordt verwezen naar de site voor de marktpartijen die de maatregelen kunnen uitvoeren.” 1. Kun je deze werkwijze kort toelichten? 2. Binnen deze werkwijze, neemt de gemeente dan de organisatie van het Maatwerkadvies voor

haar rekening? Hardenberg verwacht van een marktpartij, op hoofdlijnen, de volgende werkwijze: - Maken van een afspraak met consument voor het opstellen van een offerte voor

energiebesparende maatregelen (binnen twee werkdagen contact opnemen na verzoek consument of tip BewustDuurzaamThuis).

- Indien nodig, het brengen van een bezoek aan de consument (bij voorkeur binnen vijf werkdagen na maken afspraak).

- Uitbrengen van een offerte aan de consument voor energiebesparende/duurzame maatregel(en) op basis van het bezoek of het reeds uitgebrachte EPA-maatwerkadvies (bij voorkeur binnen vijf werkdagen na bezoek aan consument).

- Houdbaarheid offerte minimaal drie maanden (bij voorkeur zes maanden). - Eventuele subsidiebedragen voor maatregelen en de mogelijkheid voor duurzaamheidleningen

op de offerte benoemen. - Het uitbrengen van de offerte terugmelden aan Bewust Duurzaam Thuis. - Na opdracht consument, afstemmen met Bewust Duurzaam Thuis of duurzaamheidlening van

toepassing is (lening moet geregeld zijn voor start werkzaamheden). - Uitvoeren werkzaamheden bij consument en terugmelden aan Bewust Duurzaam Thuis dat

werkzaamheden zijn uitgevoerd. - Bereid zijn, naar aanleiding van eventuele bij Bewust Duurzaam Thuis binnengekomen

klachten, deze in onderling overleg naar behoren op te lossen. De marktpartij is zelf volledig verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de bij de consument verrichte werkzaamheden. 3. Vele bedrijven zijn inmiddels aangesloten, hoe zorgen jullie voor kwaliteitsborging? 4. Hoe gaat Hardenberg om met klachten (klachtenregeling) en waar gaan die klachten meestal

over?

Page 116: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

116 | P a g i n a

5. Wat doen jullie met bedrijven die geen kwaliteit leveren? 6. Waar halen eigenaar-bewoners hun informatie vandaan (welke communicatiemiddelen werken

het best om het maatwerkadvies te promoten)? Ik zag dat Hardenberg op een gegeven moment een loket heeft ingericht dat ook ’s-avonds bereikbaar was. 7. Wat zijn de ervaringen met dit loket? 8. Hoe belangrijk is een goede voorlichting? 9. Maakt Hardenberg nog gebruik van andere methoden om hun bewoners te enthousiasmeren

(denk hier aan specifieke marketingmethoden)? 10. Op welke manier worden eigenaar-bewoners door de gemeente benaderd inzake het afnemen

van Maatwerkadviezen (direct mail, persoonlijk, via derden, website)? 11. Welke rol speelt de benadering van de gemeente bij de acceptatie van het Maatwerkadvies? 12. Is er een bewuste keuze gemaakt (vooraf) voor een bepaalde manier van communicatie? 13. In veel gevallen is het Maatwerkadvies Energiebesparing het eerste contact met de gemeente

op het gebied van energiebesparing. Dit contact moet goed zijn wil je de interesse van de eigenaar-bewoner niet verliezen. Heeft de gemeente Hardenberg op dit gebied specifieke acties ondernomen?

14. Het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies heeft te maken met gedragsverandering. Heeft de gemeente Hardenberg een gedragstudie gedaan?

Onderzoek geeft aan dat een netwerkbenadering noodzakelijk is om succes te behalen op het gebied van energiebesparing binnen de gebouwde omgeving. Dit geld dus ook voor het Maatwerkadvies.

Topic: gemeentelijke organisatie

1. Ben je het met deze stelling eens? 2. Hoe ver kunnen gemeenten gaan in de samenwerking met marktpartijen? 3. Hieronder een opsomming van enkele randvoorwaarden voor succesvol energiebeleid in de

gebouwde omgeving. Wanneer ik deze benoem, waaraan denk je dan? - Aanwezigheid politiek/bestuurlijk draagvlak. - Voldoende beschikbare capaciteit (ambtelijk of extern). - Gedreven projectleider intern en extern. - Verankering in beleids- en uitvoeringsplannen (incl. uren en budget). - Haalbare planningen om gemaakte afspraken na te komen. - Verankering van beleid in overige beleidsvelden (in dit geval bestemmingsplannen). - Geen juridische belemmeringen. - Out of the box denken

4. Zie je een causaal verband tussen ambitie (klimaat neutraal)? 5. Zie je een verband tussen de structuur van een gemeentelijk organisatie (managementstijl,

cultuur) en succes met het Maatwerkadvies? 6. In hoeverre speelt de consistentie van het gemeentelijk beleid een rol in het succes achter het

Maatwerkadvies Energiebesparing? 7. Welke gemeentelijke beleidsinstrumenten zijn volgens jou onmisbaar naast het

Maatwerkadvies? 8. Gemeente Hardenberg heeft dus duidelijk gebruik gemaakt van Netwerkoplossingen. Kun je

iets vertellen hoe dit netwerk tot stand is gekomen?

Page 117: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

117 | P a g i n a

9. Het Hardenbergse beleid is creatief en vernieuwend, hoe borgen jullie dat in de organisatie? 10. Heeft dat te maken met de structuur van de organisatie (verantwoordelijkheden laag in de

organisatie, directiemodel, dienstenmodel)?

Uit onderzoek van mevrouw Van Hall, blijkt dat het MKB een sleutelpositie inneemt als het gaat om het aanbieden en doorvoeren van energetische maatregelen binnen de particulier gebouwde omgeving.

Topic: het MKB

1. Welke rol heeft de gemeente Hardenberg het MKB toebedeeld? 2. Welke afspraken is met het MKB gemaakt? 3. Hoe borgt Hardenberg de kwaliteit van het MKB?

Gebaseerd op een onderzoek van A. Bogerd, “Energiebesparing in bestaande woningvoorraad. Een onderzoek naar de bereidheid van eigenaar-bewoners om energiebesparende maatregelen toe te passen” kan van eigenaar-bewoners bij de besluitvorming om energiebesparende maatregelen door te voeren het volgende worden gezegd (Bogerd, 2009):

Topic: Uitvoering / ontzorging

- Eigenaar-bewoners zijn meer geneigd aan energiebesparing te doen tijdens of op natuurlijke momenten (groot onderhoud van de woning).

- Eigenaar bewoners zijn gevoelig voor kostenbesparing maar schrikken terug voor de hoogte van de investeringskosten.

- Eigenaar bewoners beschikken over beperkte kennis op het gebied van energiebesparing. - Eigenaar bewoners stellen hoge eisen aan kennis, kwaliteit en de betrouwbaarheid van

deskundigen. Vertrouwen is dus een essentiële voorwaarde. - Verbeteren van comfort (woningvergroting), binnenklimaat, veiligheid en gezondheid zijn

belangrijkere overwegingen dan energiebesparing op zich. - Qua terugverdientijd is 7 jaar acceptabel. Hogere terugverdientijden blijken steeds moeilijke

acceptabel. - Terugverdientijden hoger dan 14 jaar zijn onacceptabel, maar wanneer sprake is van een

combinatie van het doorvoeren van energiebesparingsmaatregelen en het vergroten van de woning zijn terugverdientijden tussen de 7 en 14 jaar wel weer acceptabel.

- Milieubewustzijn heeft geen invloed op de acceptatie van langere terugverdientijden. - Het verlaten van de woning voor het doorvoeren van energiebesparingsmaatregelen is

nauwelijks acceptabel. 1. In hoeverre laat de gemeente Haarlem deze onderzoeksresultaten meewegen in het beleid

rond de Maatwerkadviezen? 2. Wordt het Maatwerkadvies aangeboden op het moment dat een eigenaar-bewoner een

bouwvergunning aanvraagt? 3. Hoe zorgt de gemeente Hardenberg ervoor dat eigenaar-bewoners beschikken over de juiste

informatie bij renovatie? 4. Welke rol speelt de gemeente Hardenberg als het gaat om betrouwbaarheid en vertrouwen? Ook blijkt uit onderzoek dat eigenaar-bewoners ontvankelijk zijn voor energiebesparing op transactiemomenten.

Page 118: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

118 | P a g i n a

5. Heeft de gemeente Hardenberg inzicht in de aantallen verkochte woningen? 6. Worden de (nieuwe) eigenaar-bewoners expliciet benaderd voor uitvoering van een

Maatwerkadvies?

1. Wat zijn jouw ervaringen met eigenaar-bewoners van particuliere woningen? Topic: mening

2. Zie je nog andere mogelijkheden om het effect van het Maatwerkadvies, middels gemeentelijke beleidsinstrumenten te verbeteren?

Einde interview

Page 119: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

119 | P a g i n a

Bijlage 7: uitwerking interview Meer met Minder

Mevrouw Boerbooms is energieambassadeur en zelfstandige. Ze leent zich uit aan instellingen en bedrijven, zoals Meer met Minder. Ze is een inspirator voor veel gemeenten en bedrijven.

MEER MET MINDER

Ze spreekt op bewonersavonden en congressen. Daarnaast geeft ze regelmatig opleidingen. Haar drijfveren in dit vak zijn betrokkenheid bij het energievraagstuk vanuit algemeen maatschappelijke overwegingen (het creëren een schonere wereld met minder verspilling en meer comfort). Haar doelstelling is mensen te inspireren en te motiveren voor energiebesparing.

Tijdens het interview gaf mevrouw Boerbooms aan dat energiebesparing begint met bewustzijn. Bewustzijn over de energetische staat van de woning is belangrijker dan bewustzijn op het gebied van het energievraagstuk [factornummer: 1=belangrijk] [factornummer: 3=heel belangrijk]. Ze is van mening dat dit bewustzijn afhankelijk is van sociaal- demografische factoren. Bijvoorbeeld de leeftijd of dat iemand kinderen heeft of niet.

Tot die conclusie komt ze ook door haar eigen ervaringen. Vooral mensen met kinderen kunnen profijt hebben van energetische verbeteringen, maar hebben vaak andere dingen aan hun hoofd. Daarom stelt ze dat het vergroten van het succes van het Maatwerkadvies toeneemt wanneer je weet wie de doelgroep is. Als instrument noemt ze het televisieprogramma “Klus je rijk”. “Klus je Rijk” wordt geïnitieerd vanuit Meer met Minder en is een soort wedstrijd om energie te besparen en om eigenaar-bewoners meer vertouwen te geven. Dergelijke instrumenten kunnen het succes van het Maatwerkadvies vergroten [factornummer: 19=belangrijk].

Mevrouw Boerbooms stelt dat naast socio- demografische factoren, energiebesparing afhankelijk is van het gedrag van de doelgroep. “Gedragsaspecten worden vaak niet in overweging genomen wanneer gemeenten aan de slag gaan met energiebesparing.” Ze wijst op een onderzoek van Anke van Hall en geeft aan dat inzicht in deze gedragsaspecten van waarde kan zijn bij het succes van het Maatwerkadvies.

Gedrag en bewustzijn van eigenaar-bewoners zijn het best te sturen door te wijzen op het verlies van energie. Kennis van verlies heeft een grotere impact dan mensen te informeren over de financiële voordelen van energiebesparing “niemand wil geld verliezen”, aldus mevrouw Boerbooms [factornummer: 8=heel belangrijk]. Ze geeft aan dat de voorlichting, ook die van gemeenten, erg gefocust is op winst. Maar wanneer mensen niet weten hoeveel energie ze gebruiken, heeft het appelleren aan “winst” geen effect [factornummer: 3=heel belangrijk]. Daarentegen snapt iedereen het effect van “verlies”. Dat zou wel eens een belangrijkere drijfveer kunnen zijn voor het succes van het Maatwerkadvies [factornummer: 12=belangrijk].

Daarnaast geeft mevrouw Boerbooms aan dat technische hulpmiddelen, zoals op afstand afleesbare meters, een bijdrage kunnen leveren aan het bewustzijn. Geef eerst inzage in het verbruik, daarna komt de bewustwording [factornummer: 6=heel belangrijk]. Dit geldt in zekere zin ook voor het Maatwerkadvies [factornummer: 16=heel belangrijk]. Dit advies heeft ook een bewustzijnsverhogend effect. Mevrouw Boerbooms ziet het Maatwerkadvies overigens ook als een kans om in contact te treden met de eigenaar-bewoners [factornummer: 7=belangrijk].

Wanneer de rol van de gemeenten aan bod komt, stelt mevrouw Boerbooms dat ze nog te veel langs elkaar heen werken. Het beleid van de gemeente zou ook meer rekening moeten houden met de wensen van de “klanten”. Met andere woorden zoek eerst uit waar eigenaar-bewoners behoefte aan hebben.

Page 120: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

120 | P a g i n a

Waar gemeenten voor op moeten passen, is dat ze niet in de schoenen gaan staan van de eigenaar-bewoners en de bedrijen. Daarmee zegt ze dat gemeenten eigenaar-bewoners niet moeten voorschrijven met wie ze wel of niet moeten samenwerken. Dit geldt ook voor het Maatwerkadvies. Keuze is een belangrijke factor binnen de energiebesparingsopgave.

Mevrouw Boerbooms geeft aan dat het succes van een project wordt vergroot indien de gemeente zich beperkt tot het faciliteren. Samenwerken is daarin een belangrijk punt. “Zoek de mensen die willen en zoek de aanbieders die kunnen”, aldus mevrouw Boerbooms. Een doelgroepenanalyse kan hierbij helpen. Creëer vraag bij eigenaar-bewoners en zorg dat ze in contact kunnen komen met betrouwbare bedrijven.

Dit is in tegenspraak met wat vaak wordt beweerd, dat eigenaar-bewoners volledig ontzorgt willen worden. Mevrouw Boerbooms geeft aan dat veel eigenaar-bewoners juist zelf willen bepalen met wie ze gaan samenwerken, vooral de jongeren. “Hoe meer je als gemeente gaat regisseren, hoe stroperiger het proces wordt.”

Zorg ervoor dat je voldoende aanbieders hebt die maatregelen kunnen uitvoeren, die gecertificeerd zijn door Meer met Minder, die betrouwbaar zijn en goede klachtenregelingen hebben [factornummer: 23=heel belangrijk]. Wat ook helpt is wanneer bedrijven en organisaties lokaal verankerd zijn en waarbij eigenaar-bewoners het gevoel hebben niet al te veel risico te lopen. Organiseer cursussen zodat je de aanbieders kunt “binden” aan het netwerk. Faciliteer dat de aanbieders met elkaar kunnen samenwerken [factornummer: 17=heel belangrijk].

Als het gaat om voorlichting richting eigenaar-bewoners, zorg dan dat je als gemeente niet alleen staat. Zorg dat de aanbieders ook aan het woord komen. Geef ze de gelegenheid om hun producten te laten zien, en zorg voor het stroomlijnen van de contacten. Daarnaast geeft ze aan dat het doorvoeren van energetische maatregelen ontzettend veel tijd kost en waarvoor veel kennis is vereist. Eigenlijk hebben eigenaar-bewoners daar hulp bij nodig.

Wanneer die hulp wordt geboden, is de onafhankelijkheid een belangrijk issue. Onafhankelijke informatie, bijvoorbeeld afkomstig van de directe sociale omgeving, is een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van vertrouwen [factornummer: 2=heel belangrijk]. Betrouwbaarheid is overigens een belangrijk gegeven om mensen te laten participeren in energiebesparingsconcepten (succes van het Maatwerkadvies). “Laat ‘gewone mensen’ het woord doen. Laat ze hun ervaringen vertellen over bijvoorbeeld het Maatwerkadvies.” Die ervaringen geven vertrouwen, mits ze natuurlijk positief zijn [factornummer: 20=belangrijk].

Verder geeft mevrouw Boerbooms aan dat elke gemeente weer anders is. Vanuit die optiek is het heel moeilijk om de meest effectieve instrumenten te kiezen, die inzetbaar zijn naast het Maatwerkadvies en landelijk toepasbaar. “Je moet eerst inzicht hebben in de lokale setting.”

Vanuit dit inzicht kunnen dan beleidsinstrumenten worden gedefinieerd. Een doelgroepenanalyse kan hier uitkomst bieden. Net als in Haarlem, op zoek naar de eigenaar-bewoners die echt willen. Mevrouw Boerbooms geeft aan dat dit niet alleen de jongeren zijn. Ook ouderen hebben veel belangstelling voor besparingsopties, vaak voortkomend uit de wil om comfortabeler te wonen. Dat ouderen niets doen aan energiebesparing is dus een vooroordeel. Ouderen willen ook meer ontzorgt worden en hebben meestal een dikkere beurs [factornummer: 13=belangrijk]. Jongeren daarentegen willen alles zelf doen. Geef beide doelgroepen de ruimte. Daar zit de kracht van de gemeente als het gaat om de inzet van instrumenten en het succes van het Maatwerkadvies.

Een andere factor van belang is het kennisaspect en de mate van professionaliteit bij bedrijven en eigenaar-bewoners. Op het gebied van kennis is in Nederland nog een grote slag te slaan. Zowel bij de bedrijven maar ook bij eigenaar-bewoners. En ook hier kunnen gemeenten faciliteren.

Page 121: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

121 | P a g i n a

Ze noemt bijvoorbeeld het geven van doe-het-zelfcursussen (gemeente Breda) [factornummer: 9=heel belangrijk]. Draag zorg voor openheid en transparantie en zorg dat bedrijven en inwoners kennis met elkaar kunnen delen. Een ander belangrijk punt is het vieren van successen. “Geef bedrijven een podium die succesvol zijn.” “Doe dit ook voor eigenaar-bewoners die met succes hun huis hebben verbouwd.” Door deze mensen in het zonnetje te zetten wordt ook het succes van het Maatwerkadvies vergroot. “Maak van deze mensen een ambassadeur” [factornummer: 4=heel belangrijk].

Volgens mevrouw Boerbooms moeten gemeenten meer gebruik maken van hun netwerken. Ze legt een vergelijking met het plaatsen van een dakkapel. Meestal worden deze bedrijven gekozen op advies van de directe sociale omgeving. Zo gaat het ook met het Maatwerkadvies en met energiebesparing in het algemeen [factornummer: 4=heel belangrijk].

Het gebruik maken van sociale netwerken vergroot de kans op succes van het Maatwerkadvies. Hoe lokaler deze netwerken, hoe groter het vertrouwen [factornummer: 17=heel belangrijk]. Deze benadering werkt beter dan adverteren. Overigens zijn er vele manieren om een netwerk in te richten. Sommige gemeenten maken daarbij gebruik van consortia. Daardoor ontstaan inkoopvoordelen (ook Maatwerkadviezen).

Er worden afspraken gemaakt tussen de gemeente en bedrijven. Eigenaar-bewoners kunnen dan gebruik maken van de voordelen door in zee te gaan met de betrokken bedrijven.

Een ander voorbeeld is het ontstaan van samenwerkingsvormen tussen gespecialiseerde bedrijven en een Maatwerkadviseur. Dit is gebeurd op het eiland Tholen.

In eerste instantie werden deze bedrijven gefaciliteerd door de gemeente. Later zijn ze op “eigen benen” gaan staan en met succes. Van dit soort samenwerkingsvormen moet de energiebesparingsopgave het hebben, aldus mevrouw Boerbooms.

Naast bovengenoemde marktinitiatieven bestaan er ook initiatieven vanuit de gemeenten en Meer met Minder. De “gemeentetafel” bijvoorbeeld. Op geregelde tijden initieert Meer met Minder een overleg tussen succesvolle gemeenten en provincies die op grote schaal bezig zijn met energiebesparing in de gebouwde omgeving.

Kijkend vanuit het perspectief van de eigenaar-bewoners stelt mevrouw Boerbooms dat door overheid opgelegde regels niet gaan werken. “Waar gemeenten zich op moeten focussen is consistent en betrouwbaar beleid [factornummer: 18=heel belangrijk]. Eigenaar-bewoners willen niet horen dat iets niet mag. Ze willen horen wat kan.” Energiebesparing neemt een lange tijd in beslag. Overheidsbeleid moet daarom duurzaam zijn en gericht zijn op de lange termijn.

Ook te ingewikkelde subsidieregelingen werken vertragend [factornummer: 10=niet erg belangrijk]. Mensen kunnen dan het gevoel hebben iets te missen of zien door de bomen het bos niet meer. Dit komt ook door de inconsistentie van het gemeentelijk beleid [factornummer: 11=niet erg belangrijk]. Een ander nadeel van is dat mensen die geen subsidie hebben gekregen, gaan wachten. Subsidie is namelijk meestal beperkt.

“Hou het simpel. Verlaag desnoods het BTW-tarief. Dat begrijpt iedereen en daar zit ook de kracht van de overheid.” Daarnaast gaat het eigenaar-bewoners niet alleen om geld. Het gaat juist om de voordelen van energiebesparing (comfort, veiligheid, verspilling et cetera). Maak daarin gebruik van natuurlijke momenten [factornummer: 15=belangrijk].

Kortom de inzet van gemeentelijke instrumenten naast het Maatwerkadvies is sterk afhankelijk van de plaatselijke situatie.

Page 122: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

122 | P a g i n a

Bij eigenaar bewoners spelen naast financiële overwegingen ook zaken mee als zekerheid, vertrouwen, garantie, betrouwbaarheid, status en de mate waarin men geholpen wordt. Daar moeten bedrijven rekening mee houden [factornummer: 22=belangrijk].

Verder geeft mevrouw Boerbooms aan dat het succes van het inzetten van instrumenten begint met politiek draagvlak en een gedreven bestuur. Het stellen van ambitie is ook een instrument. Daarnaast zouden de beleidsmakers beleid moeten ontwikkelen met als doel te faciliteren. Tijdens het interview wordt veelvuldig het “vliegwiel” genoemd. “Dit wiel moet gaan draaien. Dit lukt alleen wanneer alle partijen de juiste beslissingen nemen.”

Ook het Maatwerkadvies valt binnen de structuur van het vliegwiel. Het laten uitvoeren van het Maatwerkadvies en het doorvoeren van maatregelen gaan hand in hand met attitude en gedrag. Eigenaar-bewoners die al wat aan energiebesparing doen en hun gedrag al enigszins hebben aangepast, zijn sneller bereid een Maatwerkadvies uit te voeren.

In de figuur hieronder is het vliegwiel gevisualiseerd.

Figuur 10: vliegwiel Meer met Minder

Bron: (Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010, p. 9).

Tenslotte het aspect binding. Binding van alle betrokkenen is een belangrijk punt. Een gemeente zou in staat moeten zijn om die binding tot stand te brengen en daarbinnen gezag uit te dragen [factornummer: 24=belangrijk]. Daarnaast geeft mevrouw Boerbooms aan dat gemeenten moeten inzetten op lokaliteit.

“Zorg dat je als gemeente in contact staat met je omgeving. Weet wie in de omgeving een koploperspositie inneemt. Verzamel deze mensen en draag het succes uit.” Onderschat als gemeente ook niet de kracht van persoonlijk contact. Persoonlijk contact is gewoon heel belangrijk bij energiebesparing en het succes van het Maatwerkadvies. Daarmee geeft mevrouw Boerbooms aan dat het meest krachtige instrument om energie te besparen en het Maatwerkadvies tot een succes te maken, eigen initiatief is. De gemeente wijst slechts in de goede richting.

Einde interview

Page 123: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

123 | P a g i n a

Bijlage 8: interviewvragenlijst Meer met Minder Interview mevrouw M. (Marlou) Boerbooms Datum: 22-4-2011 Tijd: 12.00 – 14.00 uur Locatie: Middelburg Functie: Energieambassadeur Meer met Minder

1. Marlou, je hebt een eigen bedrijf opgericht, (Energieambassadeur). Wat heb je daarvoor gedaan? En waarom heb je de zekerheid van een woningbouwvereniging verlaten voor de onzekerheid van een eigen bedrijf?

Topic: Kennismaking/Persoonlijk

- Waarom doe je dit werk? - Wat vind je er leuk aan? - Wat vindt je belangrijk? - Waar laat je je door inspireren?

2. Kun je iets vertellen over jouw persoonlijke drijfveren binnen het vakgebied van duurzaamheid?

1. Ik kom regelmatig artikelen van jou tegen waarin je uiteenzet wat jouw rol als energieambassadeur is. Richt je je daarbij alleen op de huurmarkt of ook op de particulier gebouwde omgeving?

Topic: Algemeen

2. Je begeleidt proefprojecten voor MmM in Zeeland, Rotterdam, Eindhoven, Tilburg en Breda. Kun je wat meer vertellen over deze projecten en wat jouw rol daarin is?

3. Je rol in deze proefprojecten is ontzorgen en verleiden, hoe doe je dat? 4. Wat is belangrijker, energiebesparing of verbetering van comfort? 5. Wat verwacht je van gemeenten als het gaat om energiebesparing in het algemeen?

1. Onderzoek wijst uit dat particuliere huiseigenaren sceptisch staan tegenover marktinitiatief op het gebied van energiebesparing. Zie jij dat ook zo?

Topic: Meer met Minder

2. Met welke partners werk je samen?

1. Wat zijn jouw ervaringen met het Maatwerkadvies Energiebesparing? Topic: Maatwerkadviezen

2. Welke waarde hecht je aan het Maatwerkadvies? 3. Hoe betrouwbaar is een Maatwerkadvies? 4. Welke rol zie je voor gemeenten weggelegd wanneer het gaat om de introductie en invoering

van Maatwerkadviezen? 5. Heb je ervaringen met bedrijven die grootschalig Maatwerkadviezen afnemen, zoals de Saleco-

groep? 6. Tot nu toe is het Maatwerkadvies volledig gebaseerd op vrijwillige medewerking. Vind je dat

deze situatie moet veranderen? Moet een Maatwerkadvies Energiebesparing verplicht worden gesteld?

Page 124: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

124 | P a g i n a

7. Klopt het dat alleen grotere gemeenten succes behalen met het Maatwerkadvies? 8. Weet jij of er inmiddels wetenschappelijke gegevens bestaan waaruit kan worden afgeleid wat

eigenaar-bewoners met Maatwerkadviezen hebben gedaan (wel of geen energetische verbeteringen aangebracht)?

9. Is er informatie beschikbaar waaruit blijkt wat de gemiddelde investering is per eigenaar-bewoners van particuliere woningen die Maatregelen hebben getroffen?

10. Welke (mix) van specifieke beleidsinstrumenten bepalen volgens jou het succes van het Maatwerkadvies?

5. Uit literatuuronderzoek (Thomas Hoppe) blijkt dat eigenaar-bewoners van particuliere woningen moeilijk te benaderen zijn als het gaat om energiebesparing. Ervaar jij dat ook zo?

Topic: doelgroepenanalyse

Er worden verschillende oorzaken aangedragen waarom eigenaar-bewoners een moeilijk te benaderen doelgroep is. Hieronder een opsomming: - Heterogeniteit van de doelgroep en woonvormen. - De complexiteit van de ingrepen. Het energiezuinig maken van woningen is geen simpele

aangelegenheid. Het vergt veel organisatie, geeft overlast, ongemak en stress. - Vele individuele actoren met elk hun eigen werkelijkheid en denkpatronen (begrensde

rationaliteit). - Ontbreken van financieringsmogelijkheden en een beperkte interesse en motivatie. De

gemiddelde particuliere woningeigenaar geeft de voorkeur aan andere investeringen of uitgaven dan die van energiebesparing, zelfs als de terugverdientijd van energiebesparingsmaatregelen korter is dan 5 jaar.

- Maatschappelijk belang (urgentie wordt niet gevoeld). - Overheidshandelen (betrouwbaarheid en consistentie van beleid) en toepassing van het

instrumentarium (beleidsinstrumenten). Het ontbreekt aan een optimale structuur en binding tussen het Rijk en gemeenten. Er is geen samenhang en geen sprake van sturing. Een duidelijke routekaart met concreet beleid ontbreekt. Onbekend is wie verantwoordelijk is en voor wat.

- Marktfalen bijvoorbeeld door splitt incentives. Splitt Incentives houdt in dat degene die investeert in besparingsmaatregelen niet direct profiteert van de financiële besparingen die hieruit voortkomen.

6. Zijn er binnen jouw projecten onderzoeken gedaan naar de weerstand onder eigenaar-bewoners inzake het toepassen van Energiebesparing.

7. Kan het Maatwerkadvies in die gevallen mensen stimuleren om toch energetische maatregelen door te voeren?

8. Wordt door Meer met Minder specifiek beleid gevoerd op de doelgroepen?

1. Waar halen eigenaar-bewoners hun informatie vandaan (welk communicatiemiddelen werken het best om het maatwerkadvies te promoten)?

Topic: Communicatie

2. Op welke manier worden eigenaar-bewoners door de MmM benaderd inzake het afnemen van Maatwerkadviezen (direct mail, persoonlijk, via derden, website)?

3. Welke rol speelt de benadering van MmM bij de acceptatie van het Maatwerkadvies? 4. Is er een bewuste keuze gemaakt (vooraf) voor een bepaalde manier van communicatie? 5. Hoe gaan jullie om met klachten (klachtenregeling)?

Page 125: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

125 | P a g i n a

6. In veel gevallen is het Maatwerkadvies Energiebesparing het eerste contact van een klant met energiebesparing. Dit contact moet goed zijn wil je de interesse van de eigenaar-bewoner niet verliezen. Heeft de MmM op dit gebied specifieke acties ondernomen?

7. Het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies heeft te maken met gedragsverandering. Heeft de MmM gedragstudies gedaan?

Binnen de overheid is een herdefiniëring gaande van de rol die ze moeten of willen spelen op het gebied van duurzame ontwikkeling in het algemeen en energiebesparing in het bijzonder. Dit wordt mede ingegeven door veranderende lokaal-, politiek- maatschappelijke opvattingen.

Topic: gemeentelijke organisatie

1. Energiebesparing, door onder andere het inzetten van Maatwerkadviezen, vereist veel inzet van gemeenten. Wat verwacht MmM van de rol van gemeenten ten opzichte van het Maatwerkadvies?

2. Vind je dat publieke gelden mogen worden ingezet voor energiebesparing bij particuliere woningeigenaren?

3. Heb je ervaringen in het algemeen met gemeenten op het gebied van energiebesparing? 4. Wat denk je van het kennisniveau van ambtenaren over het Maatwerkadvies? 5. Hoppe, Bressers en Lulofs (2010-2010a) geven aan dat een netwerkbenadering noodzakelijk is

om succes te behalen op het gebied van energiebesparing binnen de gebouwde omgeving. Dit geld dus ook voor het Maatwerkadvies. Ben je het daarmee eens?

6. Hoe ver kunnen gemeenten in de samenwerking met marktpartijen? 7. Wat vind je van de consistentie van het overheidsbeleid in relatie tot het Maatwerkadvies

(Energy Claim)? 8. Hieronder een opsomming van enkele randvoorwaarden voor succesvol energiebeleid in de

gebouwde omgeving. Wanneer ik deze benoem, waaraan denk je dan? - Aanwezigheid politiek/bestuurlijk draagvlak. - Voldoende beschikbare capaciteit (ambtelijk of extern). - Gedreven projectleider intern en extern. - Verankering in beleids- en uitvoeringsplannen (incl. uren en budget). - Haalbare planningen om gemaakte afspraken na te komen. - Verankering van beleid in overige beleidsvelden (in dit geval bestemmingsplannen). - Geen juridische belemmeringen. - Out of the box denken

9. Zie je een causaal verband tussen ambitie (klimaat neutraal) en succes met het Maatwerkadvies?

10. Zie je een verband tussen de structuur van een gemeentelijk organisatie (managementstijl, cultuur,

11. Sommige gemeenten 12. In hoeverre speelt de consistentie van het gemeentelijk beleid een rol in het succes achter het

Maatwerkadvies Energiebesparing? 13. Welke gemeentelijke beleidsinstrumenten zijn volgens jou onmisbaar naast het

Maatwerkadvies? 14. Vind je dat gemeenten hun rol als partner oppakken? 15. Het beleid van MmM is creatief en vernieuwend, hoe borgen jullie dat in de organisatie? Met

andere woorden hoe komt het dat binnen MmM zoveel creatief talent aanwezig is?

Page 126: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

126 | P a g i n a

Uit onderzoek van mevrouw Van Hall, blijkt dat het MKB een sleutelpositie inneemt als het gaat om het aanbieden en doorvoeren van energetische maatregelen binnen de particulier gebouwde omgeving.

Topic: het MKB

1. Welke rol verwacht het MKB van de gemeente? 2. Zie jij de rol van gemeenten voornamelijk aan de vraagkant van de markt? 3. Zijn er concrete voorbeelden van nauwe samenwerking met MmM? 4. Welke afspraken zijn dan met het MKB gemaakt, en welke relatie hebben die afspraken met

het Maatwerkadvies?

Gebaseerd op een onderzoek van A. Bogerd, “Energiebesparing in bestaande woningvoorraad. Een onderzoek naar de bereidheid van eigenaar-bewoners om energiebesparende maatregelen toe te passen” kan van eigenaar-bewoners bij de besluitvorming om energiebesparende maatregelen door te voeren het volgende worden gezegd (Bogerd, 2009):

Topic: Uitvoering / ontzorging

- Eigenaar-bewoners zijn meer geneigd aan energiebesparing te doen tijdens of op natuurlijke momenten (groot onderhoud van de woning).

- Eigenaar bewoners zijn gevoelig voor kostenbesparing maar schrikken terug voor de hoogte van de investeringskosten.

- Eigenaar bewoners beschikken over beperkte kennis op het gebied van energiebesparing. - Eigenaar bewoners stellen hoge eisen aan kennis, kwaliteit en de betrouwbaarheid van

deskundigen. Vertrouwen is dus een essentiële voorwaarde. - Verbeteren van comfort (woningvergroting), binnenklimaat, veiligheid en gezondheid zijn

belangrijkere overwegingen dan energiebesparing op zich. - Qua terugverdientijd is 7 jaar acceptabel. Hogere terugverdientijden blijken steeds moeilijke

acceptabel. - Terugverdientijden hoger dan 14 jaar zijn onacceptabel maar wanneer sprake is van een

combinatie van het doorvoeren van energiebesparingsmaatregelen en het vergroten van de woning zijn terugverdientijden tussen de 7 en 14 jaar wel weer acceptabel.

- Milieubewustzijn heeft geen invloed op de acceptatie van langere terugverdientijden. - Het verlaten van de woning voor het doorvoeren van energiebesparingsmaatregelen is

nauwelijks acceptabel. 1. In hoeverre laat MmM deze onderzoeksresultaten meewegen in hun uitvoeringsbeleid rond de

Maatwerkadviezen? 2. Wordt het Maatwerkadvies aangeboden op het moment dat een eigenaar-bewoner een

bouwvergunning aanvraagt? 3. Hoe zorgt MmM ervoor dat eigenaar-bewoners beschikken over de juiste informatie bij

renovatie? Ook blijkt uit onderzoek dat eigenaar-bewoners ontvankelijk zijn voor energiebesparing op transactiemomenten. 4. Hoe speelt MmM daarop in? Is er een bepaalde strategie gekozen? 5. Worden de (nieuwe) eigenaar-bewoners expliciet benaderd door MmM voor uitvoering van een

Maatwerkadvies?

Page 127: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

127 | P a g i n a

1. Vind je het Maatwerkadvies een geschikt instrument om eigenaar-bewoners aan te zetten tot energiebesparing?

Topic: mening

- Zo ja waarom? - Zo nee, heb je mogelijk inhoudelijke suggesties voor verbeteringen?

2. Wat zijn jouw ervaringen met eigenaar-bewoners van particuliere woningen? 3. Zie je nog andere mogelijkheden om het effect van het Maatwerkadvies, middels

gemeentelijke beleidsinstrumenten te verbeteren? Einde interview

Page 128: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Bijlage 9: vaststelling van het gewicht van de toetsingscriteria

Deze bijlage is de uitkomst van het empirische deel van het onderzoek. In hoofdstuk 8 zijn de toetsingscriteria geformuleerd. Deze criteria werden in hoofdstuk 9 beoordeeld via de casestudies. Daarmee werd het belang (gewicht) van de individuele criteria vastgesteld. De resultaten uit deze casestudies zijn in de tabel hieronder weergegeven.

s

Heel belangrijk Belangrijk Niet erg belangrijk Geen informatie (geen weging)

Haa

rlem

Har

denb

erg

Mm

M

Beo

orde

ling

Gedragsbeïnvloedende factoren

Wil

len

Factoren Awareness (bewustzijn) H 1 Er moet sprake zijn van energiebewustzijn voordat men een Maatwerkadvies laat uitvoeren. Het gaat er dus om te

appelleren aan dit bewustzijns- en kennisaspect van eigenaar-bewoners. Eigenaar-bewoners hebben een beperkt bewustzijn van de noodzaak tot energiebesparing. Appelleren aan het energiebewustzijn door het verstrekken van kennis, is essentieel voor eigenaar-bewoners voordat ze gaan nadenken

over hun eigen energiesituatie (Diggelen, van, 2009, p. 67).

H

3 Er moet een bepaalde mate van bewustzijn over de energetische mogelijkheden van de woning aanwezig zijn en verantwoordelijkheidsgevoel, voordat men overgaat op uitvoering van een Maatwerkadvies. Eigenaar-bewoners zijn zich niet bewust van de energetische kwaliteit van hun woning. Pas als ze daar kennis over

beschikken, zijn ze in staat en bereid om energetische maatregelen door te voeren (BZK, 2010; Diggelen, Van, p.

33).

B

Kennis B 2 Eigenaar-bewoners moeten vertrouwen hebben in het Maatwerkadvies maar ook vertrouwen in de effecten van de

maatregelen. Eigenaar-bewoners beschikken over beperkte kennis over het nut van de maatregelen. Maar ook kennis over de

gevolgen van die maatregelen in relatie tot bijvoorbeeld verbouwingswerkzaamheden en overlast is minimaal (Diggelen, van, 2009, Pp. 67-33).

B

Sociale invloed H 4 Eigenaar-bewoners laten zich sterk beïnvloeden door de (positieve) ervaringen van vrienden en familie. Ook voor de

uitvoering van het Maatwerkadvies. H

Page 129: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen Energiebesparing bij particuliere woningen.

129 | P a g i n a

Van Diggelen geeft aan dat sociale factoren een belangrijke invloed hebben op het gedrag en de besluitvorming over te gaan tot energetische maatregelen (opvattingen van familie, buren, vrienden enzovoorts) (Diggelen, van, 2009, p.

67).

Wil

len

Attitude (houding) B 5 Een positieve attitude t.o.v. het maatwerkadvies ontstaat wanneer begrensde rationaliteit wordt weggenomen.

De attitude van eigenaar bewoners op het doorvoeren van besparingsmaatregelen wordt beïnvloed door verkeerde veronderstellingen en aannames waardoor weerstanden ontstaan in het aanvaarden en uit laten voeren van

maatregelen. Eigenaar-bewoners beschikken over begrensde rationaliteit (Rooijers, et al, 2006, p. 42).

H

6 De attitude rond het Maatwerkadvies verandert als men beschikt over alle voor- en nadelen van energiebesparing. Van Diggelen (2009) stelt dat eigenaar-bewoners vaak niet bekend zijn met de bijkomende effecten van de besparingsmaatregelen, zoals verbetering comfort, verlaging energiekosten, verbetering label, enzovoorts. Hierdoor

kunnen ze de voor- en nadelen niet afwegen.

B

7 De houding ten opzichte van het Maatwerkadvies verandert door het te gebruiken als communicatie-instrument om de eerste aanzet te geven tot energiebesparing. Het Maatwerkadvies is meer een soort communicatie-instrument (Diggelen, van, 2009, Pp. 68-69). Dit impliceert dat

het invloed kan uitoefenen op de attitude.

B

8 Eerst appelleren aan de positieve effecten van het Maatwerkadvies en energiebesparing verhoogt de acceptatie. Naar gelang energiebesparing zichtbare effecten heeft op bijvoorbeeld de verkoopwaarde van de woning of comfortverbetering, verandert de houding (Diggelen, van, 2009, p. 36).

H

De ingeschatte bekwaamheid B 9 Geef eigenaar-bewoners vertrouwen in het eigen handelen. Dit bevordert het succes van het Maatwerkadvies.

De eigen effectiviteit bepaalt of iemand energiezuinig gedrag gaat vertonen (

Van de Maele-Vaernewijck, Van Raaij en

Verhallen, 1980, p. 180).

B

Ku

nn

en

Factoren Financiën B 10 Subsidie is een belangrijke voorwaarde voor het laten uitvoeren van een Maatwerkadvies. Ook is het een voorwaarde

om mensen daarover te laten nadenken. Van Diggelen (2009) zegt dat financieringsmogelijkheden (subsidies, leningen, hypotheekconstructies) een key factor

vormen bij de besluitvorming (gedrag) (Diggelen, van, 2009, p. 67).

B

Page 130: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen Energiebesparing bij particuliere woningen.

130 | P a g i n a

Ku

nn

en

11 Financieringsregeling aangeboden door gemeenten verhoogt de acceptatie en het succes van het advies. Eigenaar-bewoners hebben veel vertrouwen en belangstelling in gemeentelijke financieringsregeling (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65).

B

12 Kennis over de eigen financiële positie is belangrijk voordat men nadenkt over energiebesparing en uitvoering van het Maatwerkadvies. Eigenaar-bewoners schrikken terug voor hoge investeringskosten en te lange terugverdientijden (> 7 jaar) (Bogerd, 2009).

B

13 Hogere inkomens laten sneller een Maatwerkadvies afnemen en vertonen sneller het gewenst gedrag. Eigenaar-bewoners met beperkte financiële mogelijkheden zullen wachten met het nemen van energetische

maatregelen (Diggelen, Van, 2009 p. 35).

B

Technische inhoudelijk N 14 Eigenaar-bewoners zijn meer ontvankelijk voor verandering van hun energiebesparingsgedrag en bereid over

energiebesparing na te denken, wanneer men gaat verbouwen. Op die momenten is de kans op succes van Maatwerkadvies optimaal. Eigenaar-bewoners staan open voor energiebesparing op natuurlijke momenten (groot onderhoud van de woning). Comfort (woningvergroting), binnenklimaat, veiligheid en gezondheid zijn belangrijkere overwegingen dan

energiebesparing en/of milieuoverwegingen op zich (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65;

Bogerd, 2009; Boerbooms, Diepenmaat en Van Hal, 2010).

N

15 Bij natuurlijke vervanging is men ook meer bereid een Maatwerkadvies uit te laten voeren. Eigenaar-bewoners staan open voor energiebesparing bij natuurlijke vervanging van bijvoorbeeld een

verwarmingsketel (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71).

N

16 Eerst is kennis en inzicht nodig in de mogelijkheden van de eigen woning voordat men gaat nadenken over het Maatwerkadvies. Onbekendheid met de technische mogelijkheden van de woning beperken eigenaar-bewoners bij de keuze tot

energiebesparing.

H

Organisatorisch H 17 Het organiseren van een netwerk van rond bewoners en betrouwbare bedrijven in relatie tot het Maatwerkadvies,

bevordert de uitvoering. Energiebesparingsconcepten zijn succesvoller binnen een lokaal sociaal raamwerk (netwerk) waarin sprake is van een leeromgeving (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65).

B

Page 131: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen Energiebesparing bij particuliere woningen.

131 | P a g i n a

18 Er moet vertrouwen zijn in de gemeente en de uitvoeringsinstanties wil men over gaan tot het uitvoeren van een Maatwerkadvies. Het vertrouwen in uitvoeringsinstanties moet heel hoog zijn wil men besluiten over te gaan tot verbouwingen,

renovaties en energiebesparende maatregelen (Diggelen, van, 2009, p. 67).

H

Nieuwe Vaardigheden B 19 Eerst moeten eigenaar-bewoners over een bepaalde mate van kennis, ervaring en competenties beschikken voordat

men een Maatwerkadvies laat uitvoeren of maatregelen laat nemen. Vertrouwen in eigen expertise en kennis (praktisch en cognitief) moet heel hoog zijn wil men besluiten over te gaan

tot energetische maatregelen (Diggelen, van, 2009, p. 67).

B

Vers

terk

en

Factoren Gelijken (familie en vrienden) B 20 Sociale netwerken hebben een positieve invloed op het gedrag en de uitvoering van het Maatwerkadvies

Energiebesparing. Mensen hebben sterk de behoefte om te leren van ervaringen van onafhankelijke actoren, zoals buren, en

energieambassadeurs (Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65).

B

Experts N 21 Het Maatwerkadvies, aangeboden door onafhankelijke partijen, beïnvloed in positieve zin het besluitvormingsproces

om een Maatwerkadvies af te nemen. Eigenaar-bewoners hebben veel vertrouwen in onafhankelijke instellingen, die geen commercieel belang nastreven.

Een voorbeeld hiervan is Vereniging Eigenhuis (Diggelen, van, 2009, p. 69).

B

22 Bedrijven moeten zich bewust zijn van de psychologische factoren die een rol spelen bij eigenaar-bewoners inzake de praktische uitvoering en daarop anticiperen. Bouwbedrijven, installateur en aannemers spelen een belangrijke rol in het gedrag van de eigenaar-bewoners.

Wanneer eigenaar-bewoners weerstanden ervaren bij deze bedrijven, bijvoorbeeld door praktische problemen, haken ze af (Diggelen, van, 2009, p. 34).

N

23 Experts hebben een belangrijke rol bij de uitvoering van het Maatwerkadvies. Correcte uitvoering zal het imago van het Maatwerkadvies verbeteren en aanzetten tot meer acceptatie. Eigenaar-bewoners worden beïnvloed door partijen die een grote mate van deskundigheid, expertise en kennis bezitten en waarvan vertrouwen uitgaat (Diggelen, van, 2009, p. 34; Bogerd, 2009).

N

Page 132: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen Energiebesparing bij particuliere woningen.

132 | P a g i n a

Gezag B 24 Eigenaar-bewoners laten zich eerder beïnvloeden door gemeenten. Ze spelen een belangrijke rol bij de aanvaarding

en het succes van een Maatwerkadvies. De invloed van de gemeente telt zwaarder ten opzichte van bedrijven, woningbouwverenigingen en energiebedrijven

(Haas, de, 2008, p. 68 t/m 71; Eck, van, 2008, Pp. 64-65).

B

Page 133: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Bijlage 10: criteria clusterindeling

Instrumenten met een publieke erkenning, een aanvaarde toepassing, zijn ingeburgerd. Het gaat onder meer om heffingen, subsidies, ge- en verboden.

Formeel

Instrumenten die vooral gericht zijn op het beïnvloeden van machtsposities, het forceren van een beslissing, het over de streep trekken en onder druk zetten van de tegenpartij of het rekken van onderhandelingen. Voorbeelden van informele instrumenten zijn informatie verstrekken, advisering, maken van mondelinge afspraken, overleg, onderhandelingen, overreding, mobilisering.

Informeel

Instrumenten die direct resulteren in de realisatie van het beoogde beleidsdoel. Onder directe regulering wordt meestal verstaan het sturen van gedrag door juridisch vastgelegde ge- en verboden. Bijvoorbeeld: de overheid streeft na om verantwoord om te gaan met afval en besluit daarom om de afvalinzameling en –verwerking zelf op zich te nemen = “overheidsproductie”.

Direct

Hebben als doel het gedrag van (overige) actoren in de gewenste richting te beïnvloeden (co-productie van beleid). Een duidelijk voorbeeld hiervan is de inzet van subsidies om bedrijven te stimuleren zich ergens te vestigen.

Indirect

Het beïnvloeden van gedrag via financiële instrumenten (bijvoorbeeld fiscaal of via subsidies of investeringspremies en dergelijke) en/of via het marktmechanisme (als bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van verhandelbare rechten of vouchers).

Economische regulering

Sociale regulering baseert zich tot op informatie van en communicatie met relevante doelgroepen. Het is een instrument dat uitgaat van vrijwilligheid en overreding (voorbeelden zijn educatie, overleg, naming en shaming, et cetera). De genoemde typen instrumenten worden vaak naast elkaar ingezet om tot een effectief beleidsinstrumentarium te komen. In die zin zijn het veelal geen concurrerende alternatieven of elkaar uitsluitende instrumenten. Het is een instrument dat uitgaat van vrijwilligheid en overreding.

Sociale regulering

Die de overheid inzet om informatie in te winnen en voor te bereiden op besluitvorming (bijvoorbeeld in de vorm van monitoring van beleidseffecten, door het organiseren van ronde tafelconferenties over een bepaalde problematiek of door het via enquêtes bevragen van betrokken burgers of overige actoren).

Detector Instrumenten

Waarmee de overheid invulling geeft aan genomen besluiten en waarmee zij daadwerkelijk sturend optreedt.

Effector Instrumenten

Stimulerende instrumenten hebben een lage mate van dwang (subsidie, voorlichting en afspraken).

Stimulerend / Repressief

Instrumenten met een hoge mate van dwang (gebod, verbod, heffing en propaganda).

Repressief

Waarbij de overheid alleen en zonder betrokkenheid van de doelgroep zaken regelt (zijn voornamelijk alle vormen van wet- en regelgeving).

Eenzijdig / wederkerig

Wederkerig

Page 134: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

134 | P a g i n a

Waarbij de overheid gezamenlijk en met betrokkenheid van de doelgroep zaken regelt (subsidie, informatieoverdracht).

Top-down.

Verticaal

Gelijke verhoudingen.

Horizontaal

Specifiek is gericht op een specifieke groep of individu (convenant, vergunning, subsidie maar ook een brief).

Specifiek / generiek

Algemene instrumenten zoals advertentie en belasting.

Generiek

Dirigerende sturing is meer gericht op het op kortere termijn beïnvloeden van actoren. (Hierbij is het overigens niet noodzakelijk dat er sprake is van dwang; dirigerende sturing kan ook de vorm aannemen van voorlichting en prijsregulering).

Dirigerend / constituerend

Constituerende sturing gaat uit van lange termijn beïnvloeding. Dit kan op uiteenlopende manieren vorm krijgen, bijvoorbeeld via onderwijs.

Constituerend

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007, Pp. 34 t/m 40)

Page 135: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

135 | P a g i n a

Bijlage 11: beschrijving instrumenten

Naam Instrument Specifieke voorlichting Voorlichting en communicatie (kennis vergroten en voorkeuren beïnvloeden) Algemeen Beschrijving instrument

Het van overheidswege verstrekken van informatie om een specifieke doelgroep kennis te laten nemen van een bepaald onderwerp, te informeren of bewust te maken. Voorlichting appelleert aan gedrag(-verandering) in de samenleving. Voorlichting heeft een zelfstandige instrumentele werking: het richt zich op specifieke groepen en kan hierbij onder andere een waarschuwende, kennisbevorderende of informatieve rol innemen. Voorlichting wordt ook vaak als aanvullend instrument ingezet. Het wordt dan gebruikt om burgers, bedrijven en instellingen te informeren over andere bestuurlijke instrumenten: een subsidieregeling of een wet. Vaak in de vorm van interactieve informatie-uitwisseling (gemeentedagen, uitvoeringspanel), waarmee draagvlak voor beleid kan worden vergroot. NB. Generieke en algemene voorlichting zijn instrumenten die veel gemeenschappelijke elementen hebben. De beschrijvingen in beide factsheets lijken dan ook sterk op elkaar. De belangrijkste verschillen hebben betrekking op de gerichtheid van het instrument. Specifieke voorlichting is toegesneden op een doelgroep; generieke voorlichting is dat niet. Het gevolg is dat bij specifieke voorlichting meer tijd dient te worden besteed aan de identificatie van de doelgroep en de wijze waarop die bereikt kan worden. Bij generieke voorlichting is het belangrijkste aandachtspunt het voorkomen van een overvloed aan informatie waardoor de ontvanger door de bomen het bos niet meer ziet.

Kwalificatie instrument

Voorlichting is een beleidsinstrument dat informeel van karakter is en dat uitgaat van gedragsbeïnvloeding zonder dwang. Het is daarmee ook een stimulerend beleidsinstrument, zonder repressief karakter. Er is verder sprake van een indirect beleidsinstrument. Het is zoals gezegd gericht op gedragsbeïnvloeding en wel in de vorm van sociale regulering (net als educatie, overleg en dergelijke). Voorlichting heeft meestal een eenzijdig karakter: de overheid geeft informatie aan het brede publiek of aan een specifieke doelgroep zoals bij specifieke voorlichting. Specifieke voorlichting is daarom een specifiek instrument.

Praktijkvoorbeeld Kennisoverdracht via informatieavonden (Interview, Schotman, 2010). Invloed op: kennis, attitude, de ingeschatte bekwaamheid en nieuwe vaardigheden (AgentschapNL, 2010a, p. 32). Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto (Interview, Schotman, 2010). Invloed op: awareness, attitude en sociaal. Helpdesk Energie (vraagbaak en informatielijn) (Interview, Hamer, 2011). Invloed op: awareness en kennis, de ingeschatte bekwaamheid, technisch inhoudelijk, organisatorisch, nieuwe Vaardigheden en experts. Huis aan huis bezoeken (Interview, Burg, 2011). Invloed op: awareness en kennis, attitude, sociaal, organisatorisch en experts. Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie of lening (Meer met Minder, 2010). Invloed op: awareness en kennis, sociaal, de ingeschatte bekwaamheid, organisatorisch, nieuwe Vaardigheden en experts.

Page 136: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

136 | P a g i n a

Instellen opinieleider (modelling = voorbeeldgedrag) (Interview, Egmond,

2011). Invloed op: sociale, attitude, ingeschatte bekwaamheid, experts (AgentschapNL, 2010a, p. 33). Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ (Interview, Woude, Van der, 2011; Meer met Minder, 2010). Invloed op: awareness, attitude, ingeschatte bekwaamheid, experts en gezag. Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente (Interview, Burg, 2011). Invloed op: awareness, kennis, attitude, organisatorisch, experts en gezag.

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007) Naam Instrument Generieke voorlichting Voorlichting en communicatie (kennis vergroten en voorkeuren beïnvloeden) Algemeen Beschrijving instrument

Een actieve vorm van informatieverstrekking, met de vooropgezette bedoeling kennis, houding en of gedrag te beïnvloedden (te veranderen of bevestigen) of bewustwording te bereiken, niet specifiek gericht op doelgroepen. Uitgewerkt in een algemene campagne. Het uiteindelijke doel van voorlichting door de overheid is bij te dragen aan het bereiken van bepaalde beleidsdoelen. NB. Generieke en algemene voorlichting zijn instrumenten die veel gemeenschappelijke elementen hebben. De belangrijkste verschillen hebben betrekking op de gerichtheid van het instrument. Specifieke voorlichting is toegesneden op een doelgroep; generieke voorlichting is dat niet. Het gevolg is dat bij specifieke voorlichting meer tijd dient te worden besteed aan de identificatie van de doelgroep en de wijze waarop die bereikt kan worden. Bij generieke voorlichting is het belangrijkste aandachtspunt het voorkomen van een overvloed aan informatie waardoor de ontvanger door de bomen het bos niet meer ziet.

Kwalificatie instrument

Voorlichting is een beleidsinstrument dat informeel van karakter is en dat uitgaat van gedragsbeïnvloeding zonder dwang. Het is daarmee ook een stimulerend beleidsinstrument, zonder repressief karakter. Er is verder sprake van een indirect beleidsinstrument. De overheid neemt niet zelf een taak ter hand (zoals bij overheidsproductie, inzet van een direct beleidsinstrument), maar kiest de inzet van een indirect instrument (coproductie). Het is zoals gezegd gericht op gedragsbeïnvloeding of bewustwording en wel in de vorm van sociale regulering (net als educatie, overleg en dergelijke). Voorlichting heeft meestal een eenzijdig karakter: de overheid geeft informatie aan het brede publiek (generieke voorlichting) of aan een specifieke doelgroep (zie factsheet specifieke voorlichting). Generieke voorlichting is zoals de naam al suggereert een generiek instrument. Generieke voorlichting wordt zeer veel gebruikt door de overheid, vaak als ondersteuning van andere instrumenten.

Praktijkvoorbeeld Websites. Invloed op: awareness, kennis, attitude, ingeschatte bekwaamheid, nieuwe vaardigheden (AgentschapNL, 2010a, p. 32).

Page 137: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

137 | P a g i n a

Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

Invloed op: awareness, kennis, attitude, ingeschatte bekwaamheid, experts en gezag (AgentschapNL, 2010a, p. 33). Prompts zoals stickers, kaarten, labels. Invloed op: awareness, attitude, ingeschatte bekwaamheid (AgentschapNL, 2010a, p. 34). Inzet multimedia (Youtube-film) over het Maatwerkadvies (Interview, Boerbooms, 2011). Invloed op: awareness, kennis, attitude, ingeschatte bekwaamheid, nieuwe vaardigheden, gelijken en experts. Demonstraties (energiemanifestatie, beurzen, energiemarkten) (Meer met Minder, 2010). Invloed op: awareness, kennis, attitude, ingeschatte bekwaamheid, technisch inhoudelijk, nieuwe vaardigheden en experts (AgentschapNL, 2010a, p. 35)

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007) Naam Instrument Deskundigheidsbevordering Voorlichting en communicatie (kennis vergroten en voorkeuren beïnvloeden) Algemeen Beschrijving instrument

Alle activiteiten die de deskundigheid van personen met betrekking tot de uitoefening van een functie of beroep verbeteren; kan zich ook richten op niet-opgeleiden en vrijwilligers. Via deskundigheidbevordering kunnen beleidsmakers sturen via kennis. Deskundigheidsbevordering kan ook gericht zijn op burgers en bedrijven, maar heeft dan meer het karakter van voorlichting. Deskundigheidsbevordering kan op verschillende manieren. - Scholing/nascholing - Professionalisering - Consultatie - Kennisbevordering - Uitwisseling best practices - Supervisie Deskundigheidsbevordering kan zowel gericht zijn op de markt, de ambtenaren en de eigenaar-bewoners.

Kwalificatie instrument

Deskundigheidsbevordering is een informeel beleidsinstrument dat zich niet uit via ge- of verboden of andere vooral wettelijk vastgestelde beleidsinstrumenten. Het doel van deskundigheidsbevordering door de overheid is om gedragsbijstelling te realiseren bij de betreffende doelgroep. Het is daarmee ook een indirect instrument. Deskundigheidsbevordering valt in de categorie sociale regulering (net als educatie, overleg en dergelijke) en is niet te zien als economische regulering (waarbij gebruik wordt gemaakt van financiële prikkels of directe regulering). Deskundigheidsbevordering veronderstelt niet noodzakelijkerwijs een gezagsrelatie tussen de overheid enerzijds en de doelgroep anderzijds. Het is daarmee vooral te zien als een horizontaal beleidsinstrument. Verder is het bij uitstek een stimulerend en niet repressief instrument. Tot slot kwalificeert deskundigheidsbevordering als een specifiek instrument omdat het over het algemeen gericht is op een duidelijk afgebakende

Page 138: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

138 | P a g i n a

doelgroep en niet vaak op het brede publiek of op het bedrijfsleven als geheel. Praktijkvoorbeeld Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners (Interview, Boerbooms, 2011).

Scholing geven aan eigenaar-bewoners hoe zelfstandig energiebesparingsmaatregelen kunnen worden genomen. (Interview, Boerbooms, 2011). Invloed op: kennis, ingeschatte bekwaamheid, technisch inhoudelijk, organisatorisch, nieuwe vaardigheden en experts.

Opleiding en de inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk (Interview, Schotman, 2010). Invloed op: kennis, sociaal, organisatorisch, nieuwe vaardigheden en gelijken (AgentschapNL, 2010a, p. 34).

Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren (Meer met Minder, 2010a). Invloed op: kennis, sociaal, attitude, technisch inhoudelijk, organisatorisch, nieuwe vaardigheden en experts.

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007) Naam Instrument Best practice Voorlichting en communicatie (kennis vergroten en voorkeuren beïnvloeden) Algemeen Beschrijving instrument

Best practice is een concept, dat ervan uitgaat dat er in het bereiken van een bepaald resultaat een techniek, methode, proces, activiteit of initiatief bestaat die of dat effectiever is dan een andere manier van werken waarvan uit de praktijk gebleken is dat deze tot dan toe het meest effectief of effectief genoeg was (best en good practices). Het uitgangspunt is: goed voorbeeld doet goed volgen. Een volgende stap is het publiek bekend maken van organisaties of personen die best practices in praktijk brengen en daardoor bijvoorbeeld voldoen aan wettelijke regelingen of private afspraken (zie factsheet: naming and faming).

Kwalificatie instrument

Het stimuleren van gewenst gedrag via het communiceren van best practices kan worden gezien als een specifieke manier van voorlichting, naming and faming en deskundigheidsbevordering. Het instrument best practices is een informeel instrument, zonder wettelijke grondslag en gebaseerd op vrijwilligheid. De overheid legt door middel van best practices niets op, het is dus een stimulerend en geen repressief instrument, maar probeert de gewenste gedragsbeïnvloeding via sociale regulering te realiseren. Er is sprake van een indirect beleidsinstrument en coproductie van de overheid met een bepaalde doelgroep of sector. Best practices levert in veel gevallen een actieve dialoog met de doelgroep op. De verspreiding van best practices is over het algemeen gericht op een specifieke doelgroep, zodat het instrument een specifiek instrument is. Meestal is er sprake van eenzijdigheid in de relatie tussen de overheid en de doelgroep, hoewel dit niet per se hoeft. Tot slot kan het instrument zowel in een verticale relatie vanuit de overheid tot de doelgroep worden toegepast als in meer horizontale verhoudingen, waarbij de overheid de uitwisseling van best practices tussen leden van de doelgroep kan stimuleren.

Praktijkvoorbeeld Modelwoningen ondersteund door publicaties en films (Interview, Schotman, 2010). Invloed op: awareness, kennis, attitude, technisch inhoudelijk, organisatorisch, nieuwe vaardigheden en experts.

Page 139: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

139 | P a g i n a

Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau) (Interview Hoek Van der,

2010; Meer met Minder, 2010a). Invloed op: awareness, kennis, ingeschatte bekwaamheid, technisch inhoudelijk, organisatorisch, nieuwe vaardigheden en experts.

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007) Naam Instrument Naming and Faming Voorlichting en communicatie (kennis vergroten en voorkeuren beïnvloeden) Algemeen Beschrijving instrument

Het principe van dit instrument is helder: door het noemen van gewenst gedrag en goed presterende organisaties geef je deze organisaties roem en prikkel je het hele veld om zich naar dit voorbeeld te gaan gedragen. Het is dus een middel om aan het publiek en andere aanbieders/organisaties bekend te maken welke bedrijven, organisaties of personen voldoen aan wettelijke regelingen of private afspraken. Het is ook een middel dat gebruikt wordt bij de ontwikkeling van normbesef bij burgers. Niet alleen een onderneming wordt geroemd gezet, ook consumenten worden opgevoed. Het instrument is er bij gebrek aan beter. Door naming en faming krijgen betrokken partijen sterke prikkels om betere methodieken te ontwikkelen voor doeltreffende productvergelijking, en waar nodig maatschappelijke regulering op democratische wijze aan te passen aan maatschappelijke preferenties van de kiezer. De tegenhanger van naming and faming is naming and shaming. Naming en shaming is het publiek bekendmaken van informatie over eigenschappen van producten en productieprocessen met het doel de reputatie van de aanbieder van het product of de dienst te beïnvloeden en het gedrag van de consumenten te sturen.

Kwalificatie instrument

Het instrument gaat uit van sociale regulering (informeren van en communiceren met). Het is een stimulerend beleidsinstrument. Er is sprake van vrijwilligheid en overreding en niet van dwang. Tegelijkertijd gaat er wel enige afschrikkende werking vanuit, zodat gesteld kan worden dat het instrument tegelijkertijd ook in enige mate repressief is (er is dan sprake van ‘shaming’ in plaats van ‘faming’). Verder is naming en faming een informeel en indirect beleidsinstrument. Het instrument kent geen wettelijke basis, maar maakt gebruik van informele kanalen en uitwisseling van informatie binnen bepaalde netwerken. Het is niet de overheid zelf die een bepaalde taak op zich neemt, maar door naming en faming andere partijen aanzet om gewenst gedrag te vertonen. Naming and faming gaat verder uit van horizontale verhoudingen tussen de overheid en de doelgroepen, althans wordt geen gebruik gemaakt van een gezagsrelatie en/of legt de overheid niets op.

Praktijkvoorbeeld Zet bedrijven en eigenaar-bewoners in het zonnetje (Interview, Boerbooms, 2011). Invloed op: awareness, sociale invloed, technisch inhoudelijk en experts.

Energieprijs (prijsuitreiking) (Interview, Boerbooms, 2011). Invloed op: awareness en kennis, sociale invloed, technisch inhoudelijk, experts en gezag.

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007)

Page 140: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

140 | P a g i n a

Naam Instrument Convenant Co-regulering Algemeen Beschrijving instrument

Een convenant is een afspraak van de overheid met een of meer partijen gericht op het realiseren van bepaalde (beleids-) doelstellingen. In een convenant worden schriftelijke afspraken over het leveren van prestaties vastgelegd. Het kan hierbij gaan om verschillende soorten prestaties. Verplichtingen kunnen worden aangegaan om een inspanning te leveren of een bepaald resultaat te realiseren, ook beide is mogelijk. Er zijn ook convenanten waarin meer procedurele of organisatorische zaken worden vastgelegd, zoals de wijze waarop overleg zal worden gevoerd, de manier waarop zal worden samengewerkt, of de wijze waarop van bepaalde bevoegdheden gebruik zal worden gemaakt. De positie van de partijen is gelijkwaardig. De convenantpartijen kunnen bedrijven, belangenorganisaties, of andere overheidsorganisaties zijn. Door een convenant in te zetten wordt in samenwerking met andere partijen een probleem aangepakt. De overheid probeert het initiatief voor het oplossen van het probleem bij verantwoordelijke partijen te leggen. Door het vrijwillige karakter van het afsluiten van een convenant en door het voeren van overleg over het leveren van de prestaties wordt getracht commitment van alle partijen te waarborgen.

Kwalificatie instrument

Het convenant is een beleidsinstrument dat informeel van karakter is, ziet op een duidelijk afgebakende doelgroep waarbij over het algemeen sprake is van wederkerigheid. Bij een convenant maakt de overheid gebruik van horizontale verhoudingen met de betreffende doelgroep(en). Zij dwingt gedragsveranderingen niet af door het opleggen via wet of anderszins van ge- of verboden, maar komt met een bepaalde doelgroep op basis van min of meer gelijkwaardige verhoudingen tot afspraken. Deze afspraken zijn vrijwel altijd stimulerend bedoeld, waarbij echter ook sancties op het niet naleven van de afspraken opgenomen kunnen zijn (en er dus ook sprake is van enige mate van repressie). Het wederkerige karakter van het convenant komt tot uiting in het feit dat een convenant vaak aan alle ondertekende partijen bepaalde taken opdraagt en voor alle partijen doelen stelt.

Praktijkvoorbeeld Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia (Interview, Boerbooms, 2011). Invloed op: awareness, kennis, attitude, technisch inhoudelijk, organisatorisch, experts en gezag.

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007) Naam Instrument Subsidies en of een duurzaamheidslening

Financiële instrumenten Algemeen Beschrijving instrument

Het van overheidswege verstrekken van financiële middelen met als doel gewenste output te stimuleren. Indien de overheid bepaald gedrag of bepaalde activiteiten gewenst acht, terwijl deze gedragingen en activiteiten niet vanzelf tot stand komen omdat de (gepercipieerde) kosten te hoog zijn, dan kan de overheid een financieel instrument inzetten om de actoren over de streep trekken. Centraal staat het reguleren via prijsprikkels gericht op: (1) het veranderen van gedrag

Page 141: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

141 | P a g i n a

van burgers, bedrijven of maatschappelijke organisaties, (2) het financieren van de voorziening van een bepaald publiek goed, en/of (3) het tot stand brengen van een herverdeling.

Kwalificatie instrument

Subsidies zijn vrijwel altijd voorzien van een wettelijke basis en daarmee te zien als een formeel instrument. Het zijn algemeen aanvaarde en gebruikte instrumenten die behoren tot het standaard instrumentarium van overheden. Subsidies zijn ook te zien als een vorm van economische regulering. Er worden financiële prikkels gecreëerd om een doelgroep tot gewenst gedrag aan te zetten. Het is daarbij een indirect instrument, omdat de overheid niet zelf de realisatie van een doel op zich neemt, maar hierbij de steun nodig heeft van andere actoren. Subsidies en ook leningen zijn verder vooral te zien als effectors in de zin dat ze worden ingezet om gekozen beleidsdoelen te realiseren. De inzet van subsidies en de mate waarin er gebruik van wordt gemaakt, levert echter wel relevante informatie op voor de beleidsformulering, zodat het instrument in enige mate ook als detector een functie kan hebben. Subsidies zijn verder stimulerend en niet repressief van aard (er kan met subsidies niets worden ge- of verboden). Voorts zijn ze te zien als een vorm van dirigerende sturing in plaats van constituerende sturing, omdat het een instrument is dat vooral op de korte termijn beïnvloeding van gedrag is gericht. Verder zijn subsidies specifieke instrumenten, omdat ze over het algemeen zien op een duidelijk afgebakende doelgroep. Tegenover de toekenning van een subsidie hoeft geen wederprestatie te staan, althans niet verder dan het voldoen aan de voorwaarden voor de subsidie. Het is daarmee vooral een eenzijdig beleidsinstrument (en niet wederkerig). Tot slot zijn subsidies geen echt horizontaal beleidsinstrument waarbij de overheid zich op hetzelfde niveau stelt als de te beïnvloeden actoren (de overheid bepaalt altijd wel de subsidievoorwaarden), maar het is ook zeker geen verticaal instrument waarbij de overheid top down bepaalt.

Praktijkvoorbeeld Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies (Interview, Woude, Van der, 2011). Invloed op: awareness, sociaal, attitude, financiën, gelijken en gezag (AgentschapNL, 2010a, p. 31).

Garantieregeling. Dit is een regeling waarbij de gemeente garant staat dat de kosten van de investeringen (kosten van de lening) niet hoger zijn dan de besparingen (Interview Hoek Van der, 2010; Meer met Minder, 2010). Invloed op: awareness, attitude, financiën en gezag (AgentschapNL, 2010a, p. 31).

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten SVn (Interview, Hamer, 2011). Invloed op: awareness en kennis, attitude, financiën en gezag (AgentschapNL, 2010a, p. 31).

Bron: (Baarsma en Janssen, 2007)

Page 142: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

142 | P a g i n a

Bijlage 12: kwalitatieve bepaling meest geschikte instrumenten van de gedragsbeïnvloedende factor “Willen”

In onderstaande tabel is kwalitatief bepaald welke instrumenten het meest geschikt lijken om het effect van het Maatwerkadvies te stimuleren. Deze toetsing vindt plaats op basis van het aantal werkzame bestanddelen en het gewicht van de werkzame bestanddelen.

Meest geschikte instrumenten lijken:

- Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto.

- Huis aan huis bezoeken.

- Websites.

- Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

- Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies.

- Demonstraties.

- Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

Factor Willen

Instrumenten

Aw

aren

ess

Ken

nis

Soc

iale

in

vloe

d

Att

itude

Inge

scha

tte

bekw

aam

heid

Beo

orde

ling

Kennisoverdracht via informatieavonden B B B BBB

Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto H H B HHB

Helpdesk Energie H B B HBB

Huis aan huis bezoeken H H B HHB

Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening B H B HBB

Instellen opinieleider (modelling = voorbeeldgedrag) H B B HBB

Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ H B B HBB

Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente H B B HBB

Websites H B B B HBBB

Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings H B B B HBBB

Prompts zoals stickers, kaarten, labels H B B HBB

Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies H B B B HBBB

Demonstraties H B B B HBBB

Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners B B BB

Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk B H HB

Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren B H B HBB

Modelwoningen ondersteund door publicaties en films H B B HBB

Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau) H B B HBB

Zet bedrijven en eigenaar-bewoners in het zonnetje H H HH

Energieprijs (prijsuitreiking) H H HH

Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia H B B HBB

Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies H H B HHB

Garantieregeling H B HB

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten SVn H B HB

Page 143: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

143 | P a g i n a

Bijlage 13: kwalitatieve bepaling meest geschikte instrumenten van de gedragsbeïnvloedende factor “Kunnen”

In onderstaande tabel is kwalitatief bepaald welke instrumenten het meest geschikt lijken om het effect van het Maatwerkadvies te stimuleren. Deze toetsing vindt plaats op basis van het aantal werkzame bestanddelen en het gewicht van de werkzame bestanddelen.

Meest geschikte instrumenten lijken:

- Helpdesk Energie.

- Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening.

- Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners.

- Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk.

- Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren.

- Modelwoningen ondersteund door publicaties en films.

- Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau).

Factor Kunnen

Instrumenten

Fina

ncië

n

Tech

nisc

h in

houd

elijk

Org

anis

ator

isch

Nie

uwe

vaar

digh

eden

Beo

orde

ling

Kennisoverdracht via informatieavonden B B Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto Helpdesk Energie N H B HBN Huis aan huis bezoeken H H Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening H B HB Instellen opinieleider (modelling = voorbeeldgedrag) Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente H H Websites B B Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings Prompts zoals stickers, kaarten, labels Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies B B Demonstraties N B BN Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners N H B HBN Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk H B HB Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren N H B HBN Modelwoningen ondersteund door publicaties en films N H B HBN Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau) N H B HBN Zet bedrijven en eigenaar-bewoners in het zonnetje N N Energieprijs (prijsuitreiking) N N Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia N H HN Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies B B Garantieregeling B B Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten SVn B B

Page 144: Afstudeerscriptie axel roeten_ master_of_environmental_science_2011

Integraal onderzoek naar de toepassing van gemeentelijke beleidsinstrumenten in relatie tot de effecten van Maatwerkadviezen

Energiebesparing bij particuliere woningen.

144 | P a g i n a

Bijlage 14: kwalitatieve bepaling meest geschikte instrumenten van de gedragsbeïnvloedende factor “Versterken”

In onderstaande tabel is kwalitatief bepaald welke instrumenten het meest geschikt lijken om het effect van het Maatwerkadvies te stimuleren. Deze toetsing vindt plaats op basis van het aantal werkzame bestanddelen en het gewicht van die werkzame bestanddelen.

Meest geschikte instrumenten lijken:

- Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ.

- Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente.

- Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings.

- Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies.

- Energieprijs (prijsuitreiking).

- Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia.

- Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies.

Versterken

Instrumenten

Gel

ijken

Expe

rts

Gez

ag

Beo

orde

ling

Kennisoverdracht via informatieavonden Infrarood luchtfoto, infrarood gevelfoto Helpdesk Energie N N Huis aan huis bezoeken N N Ondersteuning bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidie/lening N N Instellen opinieleider (modelling = voorbeeldgedrag) N N Maatwerkadvies bij aanvraag omgevingsvergunning en WOZ N N NN Specifiek gerichte brieven en informatie vanuit de gemeente N N NN Websites Promotie via krant, wijkkrant, brochures, formulieren en mailings N N NN Prompts zoals stickers, kaarten, labels Multimedia (bijvoorbeeld Youtube-film) over het Maatwerkadvies B N BN Demonstraties N N Cursussen en Training voor eigenaar-bewoners N N Opleiding en inzet van Energieambassadeurs voor in de wijk B B Coaching eigenaar-bewoners door ambtenaren N N Modelwoningen ondersteund door publicaties en films N N Expertisecentrum (energiewinkel, Klimaatbureau) N N Zet bedrijven en eigenaar-bewoners in het zonnetje N N Energieprijs (prijsuitreiking) N N NN Samenwerkingsverbanden met bedrijven via de inrichting van consortia N N NN Subsidieregeling voor een gratis Maatwerkadvies B N BN Garantieregeling N N Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten SVn N N