Afstand Van de Assumburg

7
e zon duwde de dauw van de weilanden, terwijl Horis op het hek zat en een stuk brood afscheurde. Hij had we1 eens beter brood gegeten, het was al de nodige dagen oud en was aan de buitenkant al aardig droog en taai. Als al- leenwonend vrijgezel deed hij een paar dagen met een stuk brood. Een boer die in zijn eentje een grote boerderij heeft, heeft niet de tijd om iedere dag adellijk gaan winkelen. E6n van zijn twaalf koeien sjokte op hem af en liet haar natte neus lanes zijn hand glijden. Hij liet zichzelf van het hek glijden en liep naar binnen met het resterende brood in zijn hand. In de keuken stond nog een boid bier om zijn ontbijt wat zachter in te maken. Nu was het brood toch echt op, dus hij moest weer eens naar de bakker in Uytgheest. Ponden had hij niet, dus hij maakte eerst de gang naar de kaaskamer. De ruimte werd gevuld met een lichte zilte geur, vermengd met de rokerige reuk van het spek dat aan een haak in het plafond hing. Voorzichtig beklopte hij de kazen op de onderste plank, de oudste. De kaas die klonk als het pronkstuk van een kuiper, zou worden uitverkoren als beloning voor de bakker. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de kaas ook niet echt klonk als het pronkstuk, maar de week geduld die de kaas vroeg had de maag van Horis niet. Hij pakte de kaas onder zijn arm, sloeg zijn mantel om, en liep in flinke pas naar het kleipad dat naar het dorp van de bakker leidde. Bij het einde van zijn eigen padje was er een kleine toeloop. De praatgrage boeren liepen lijdelijk rond bij de aanmeerplaats van het veer, en Horis wist dat werk bij hen toch steevast voorrang kreeg. Reden om de tocht naar de bakker even uit te stellen, en even met de verneemstok te gaan.

Transcript of Afstand Van de Assumburg

Page 1: Afstand Van de Assumburg

e zon duwde de dauw van de weilanden, terwijl Horis op het hek zat en een stuk brood afscheurde. Hij had we1 eens beter brood gegeten, het was al de nodige dagen oud en was aan de buitenkant al aardig droog en taai. Als al- leenwonend vrijgezel deed hij een paar dagen met een stuk brood. Een boer die in zijn eentje een grote boerderij heeft, heeft niet de tijd om iedere dag adellijk gaan winkelen. E6n van zijn twaalf koeien sjokte op hem af en liet haar natte neus lanes zijn hand glijden. Hij liet zichzelf van het hek glijden

en liep naar binnen met het resterende brood in zijn hand. In de keuken stond nog een boid bier om zijn ontbijt wat zachter in te maken. Nu was het brood toch echt op, dus hij moest weer eens naar de bakker in Uytgheest. Ponden had hij niet, dus hij maakte eerst de gang naar de kaaskamer. De ruimte werd gevuld met een lichte zilte geur, vermengd met de rokerige reuk van het spek dat aan een haak in het plafond hing. Voorzichtig beklopte hij de kazen op de onderste plank, de oudste. De kaas die klonk als het pronkstuk van een kuiper, zou worden uitverkoren als beloning voor de bakker. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de kaas ook niet echt klonk als het pronkstuk, maar de week geduld die de kaas vroeg had de maag van Horis niet. Hij pakte de kaas onder zijn arm, sloeg zijn mantel om, en liep in flinke pas naar het kleipad dat naar het dorp van de bakker leidde.

Bij het einde van zijn eigen padje was er een kleine toeloop. De praatgrage boeren liepen lijdelijk rond bij de aanmeerplaats van het veer, en Horis wist dat werk bij hen toch steevast voorrang kreeg. Reden om de tocht naar de bakker even uit te stellen, en even met de verneemstok te gaan.

Page 2: Afstand Van de Assumburg

De jonge vrouwe Anna bleek haar eerste overtocht te maken vanaf haar slot aan de overzijde. Hoewel ze met haar moeder a1 vele jaren had uitgekeken vanuit de torens op de overzijde, kon ze kennelijk pas nu haar nieuwsgierigheid naar de overzijde niet bedwingen. Of haar man Nicolaas liet dringende zaken aan de overzijde aan haar over, het verhaal deed de rondte dat hij weinig mans was. De veerbaas Hendrik liet ongewoon behoedzaam het veer de kant reiken. Vrouwe Anna stapte uit terwijl ze haar jurk met beide handen optilde om deze te beschermen tegen het vuil op de steiger, haar twee begeleiders die haar galant bij het uitstappen de hand wilden reiken nutteloos achterlatend. Ze liep naar het kleipad waar een wagen met twee rossen gereed stond, en beklom het rijtuig. Het instappen van haar eerste metgezel deed het rijtuig al flink zakken in de door de regen van de laatste week verslikte kleigrond, het laden van de bagage en de beklimming van de corpulente tweede begeleider liet het rijtuig haast tot de assen wegzakken. Tegen beter weten in klakte de bestuurder tegen zijn paarden, deed voorkomen zijn best te doen door de derriere van de beesten af te ranselen met zijn zweep, maar meer dan een halve el kwam Vrouwe Anna en haar gevolg niet vooruit.

De boeren verlieten besmuikt het tafereel om voor het eigen gewin en de lieve vrede thuis ein- delijk eens aan het werk te gaan, Horis achterlatend met de veerbaas en het gestrandde rijtuig. "Mogelijk kan ik helpen", stelde Horis voor zonder echt na te denken over op welke wijze hij dat dan zou kunnen. Paarden had hij immers niet. Vrouwe Anna leek zichtbaar opgelucht, ze had er waarschijnlijk weinig zin in haar man Nicolaas te vertellen dat ze onverrichter zake had moeten terugkeren. "Ik regel we1 wat", zei Horis, en keerde huiswaarts. Maar op het moment dat hij zich omkeerde begon hij zich indringend af te vragen hoe hij dan kon helpen. Vrouwe Anna en haar gevolg vragen in hun nette goed het modderige kleipad af te lopen en daarna pas de koets te beklimmen was geen optie, ze waren gezien hun kledij zeker niet voor een veldtocht gekomen. Eenmaal thuisgekomen had Horis nog geen oplossing en beklom wederom het hek om eens goed na te denken. De ongemakkelijke zit op een scherpe houten rand leidde vaker tot spoedige ingenieuze ingevingen. De koe van vanmorgen kwam op Horis toegesjokt en veegde haar neus aan zijn hand, alsof zij daarmee mededogen met zijn lot betuigde. "Ik heb dan we1 geen paard, maar we1 koeien" zei Horis. Hij pakte twee hamen en een stuk touw, duwde twee krachtige koeien door het hek en geleidde ze naar het kleipad waar Vrouwe Anna en haar gevolg nog noodgedwongen verbleven. De aanblik van dit tafereel deed Anna glimlachen, maar dreven haar begeleiders en koetsier tot wanhoop. Horis leidde de twee koeien voor de paarden, en verbond ze met een touw met de disselboom. "Zo gaan we nooit naar de Banningersloot geraken", voorspelde de bestuurder. Maar Vrouwe Anna had zichtbaar meer vertrouwen, en zeker meer pret. Horis gaf de koeien een tik op het achterwerk, waarna ze als ervaren ploegvee de wagen in beweging brachten en de paarden nieuwe energie gaven. Langzaam maar zeker verplaatste de wagen zich, terwijl de bestuurder be- schaamd wegkeek van de glimlachende toeschouwers. Horis liep mee totdat de wagen de hardere weg had bereikt en stopte. "Ik zal mijn koeien losmaken en hoop op een goed vervolg van uw reis", sprak Horis tot Anna. "Mijn dankbaarheid is groot, ik zou u graag eens ontvangen op de Assumburg", reageerde ze spontaan. Horis maakte de touwen 10s en kon toch zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. "Maar waarom reist u via deze omweg, als u naar de Banningersloot aan de Delft wil?" "Een geschil met een molenaar van ken van mijn molens vraagt bemiddeling van de schout, hij zal zodadelijk met mij meereizen naar de Banningersloot. Bovendien had ik nog niet eerder de overzijde bezocht waar ik dagelijks op uitkijk vanuit de toren van de Assumburg. Als ik had geweten welk avontuur mi) h e r te wachten stond, had ik dat natuurlijk veel eerder gedaan", zei

Page 3: Afstand Van de Assumburg

ze gekscherend. Even keken zij elkaar aan zonder te weten wat verder te zeggen, het was een moment met een ongemakkelijke spanning die werd verbroken door de bestuurder die met een knal van de zweep de paarden in beweging zette. Horis keek de wagen na, hopend dat vrouwe Anna nog even zou omkijken. Hij wist niet waarom h j dat hoopte, elke reden van hoop herop zou ongepast zijn. Maar toch gebeurde het, ze keek om. Of het werkelijk zo lang en indringend was als Horis later dacht, was maar zeer de vraag. Horis zette zijn koeien vast aan een pad bij het kruispunt, wreef de inmiddels vuil beveegde kaas schoon en ging naar de bakker.

Wat voor presentje breng je mee voor een slotvrouwe? Als er al etiquette voor bestond, kende Horis deze niet. Er was inmiddels een maand verstreken sinds de ontmoeting met vrouwe Anna, en Horis was haar uitnodiging niet vergeten. In de rode avondzon tuurde h j lanes zijn fruitbo- men naar het verder gelegen slot. De peren zagen er al smaakvol uit. Een perfecte vorm, mooie verfijnde rondingen, het verlangen om er in te bijten. Het moest zo zijn, h j besloot haar een perenboompje cadeau te doen. Ze zou er ruimte genoeg voor hebben. De volgende dag haalde Horis met een schop een boompje uit de grond, deed deze in een bak, trok zijn goede goed aan en vertrok met boompje en schop onder de arm naar het veer. Je kunt onmogelijk vragen van een slotvrouwe zelf een boom te planten. Het was een stralende dag, dus Horis zou het graag doen. "Waar gaat de reis naartoe?", vroeg de veerbaas nieuwsgierig. Hij wist steevast van iedere reiziger de bestemming, en het duurde nooit lang of iedere bewoner van de dorpen aan beide zi- jden kon je gangen navertellen. Horis wist niet waarom h j het deed, maar h j verzon een bezoek aan een niet bestaand familielid in het duin. En achterdochtig als de veerbaas was, vermoedde h j meteen dat dit niet waar was, hetgeen hem nog nieuwsgieriger maakte. Hij zou er vast achter ko- men, waarschjnlijk vandaag nog maakte er iemand de oversteek die op de vraag "Heb je Horis van ' t End gezien" meteen zijn route kon navertellen. Dat zijn de secundaire arbeidsvoorwaarden van een veerbaas, het recht om alles van iedereen te weten en dit ook naar eigen goeddunken door te vertellen.

Aangekomen bij de Assenburg meldde Horis zich bij de poort. Een bediende keek meewarig naar Horis met zijn boom en schop. "Je hebt het we1 erg hoog in de bol voor een hovenier, zo in je nette pak", sneerde de man hem toe. Horis rechtte zijn rug en antwoordde: "Ik ben h e r op uitnodiging van vrouwe Anna". Hier had de man niet van terug. Met een zuinig mondje antwoordde h j zacht: "Ik zal uw bezoek aankondi- gen, wie kan ik zeggen dat er is?". Horis realiseerde zich dat h j zich bij hun eerdere ontmoeting niet had voorgesteld, en inmiddels was dat ook weer een maand geleden. Zou zij het nog weten? Hij besloot zichzelf voor te stellen als "Horis de karretrekker", dat moest een belletje doen rin- kelen. En inderdaad, al snel wenkte de bediende dat Horis hem moest volgen. Horis werd geleid naar de tuin aan de achterzijde, waar vrouwe Anna aan een tafel in de zon zat te schjven. Nu werd h j plotseling toch zenuwachtig, mogelijk had zij hem alleen uit beleefdheid uitgenodigd, maar haar glimlach stelde hem direct gerust. Ze was blij met zijn bezoek. "Ga maar zitten", zei ze terwijl ze naar de lege stoel naast haar wees. Hij plaatste het peren- boompje naast zich, liet de schep vallen en ging zitten. En weer die spannende stilte. "Ik zal mij voorstellen, ik ben Horis", doorbrak h j het stilzwijgen, "ik heb een perenboompje meegebracht voor in uw tuin, vrouwe Anna". "Je mag mij Agnes noemen, zo noemen mijn vrienden mil. En jij bent na ons fantastische avon- tuur natuurlijk mijn vriend". Het ijs was gebroken, en ze spraken over van alles. Over het weer, over de nieuwsgierige veerbaas. Over de reis van haar man Nicolaas die tevens haar neef bleek te

Page 4: Afstand Van de Assumburg

zijn, waar ze met zichtbare afkeer over sprak. Over de heerlijke vruchten die de perenboom, die ze uiteindelijk samen plantten, kunnen opleveren. En ondanks dat het zeer passend voelde, zaten ze uiteindelijk ongepast dicht bij elkaar aan de tafel in de tuin. "Vrouwe Anna, de molenaar van de Ooijevaar bezoekt u" onderbrak de bediende plotseling dit tafereel, waarvan beiden niet wisten hoe lang hij dit al had gadegeslagen. Zichtbaar geschrokken vergrootten ze de afstand tot elkaar, en Agnes zei: "Laat hem maar verder komen". De molenaar keek nieuwsgierig naar haar gezelschap, en overhandigde haar vier ponden. Ze nam het in ont- vangst, zonder hem te bedanken. De sfeer was gespannen tussen haar en de molenaar, Horis wist dat dit niet door zijn aanwezigheid kon komen. Dit moest de molenaar zijn waar ze eerder met de schout was geweest. Na zijn vertrek was Agnes duidelijk wat afstandelijker, ze leek zich betrapt te voelen, maar toen Horis aankondigde weer naar de overkant te reizen drukte ze hem indrin- gend op het hart zeker nog eens lanes te komen. Op woensdagen, als het kon. En dat deed hij. Op de woensdagen dat Nicolaas nog steeds op reis was, en de bediende vrijaf kreeg om zijn familie te bezoeken, bezocht Horis trouw zijn familie in het duin.

Maar Nicolaas kwam eens terug, de droom was over, terwijl ze toch zo onlosmakelijk met elkaar verbonden leken. Een week ging voorbij, twee weken, drie weken, het begon 's avonds vroeg donker te worden en de eerste herfststorm leek zich te gaan aankondigen. Horis had zojuist het vee op stal gezet, toen er plotseling bij hem op de deur werd geklopt. Het leek een man met een gewaad als een monnikspij ver over het hoofd getrokken, die direct naar binnen stapte en het hoofd vrijmaakte. Agnes lachte hem toe. Horis omhelsde haar langdurig en leidde haar aan twee handen naar de tafel in de warme kamer. Ze ging zichtbaar zenuwachtig zitten. "Ik moet je iets vertellen. Ik denk dat ik zwanger ben. En het kan zeker niet van Nicolaas zijn". Horis was geschrokken en verheugd tegelijkertijd, en Agnes leek dezelfde vreemde combinatie van emoties te hebben. Ze keken elkaar indringend aan, het leek oneindig. "Er is storm op komst, het veer vaart niet meer veilig, je hebt een goede reden her te blijven zolang de storm duurt", besloot Horis. Zorgen wisselden elkaar af met zorgeloos genieten. Maar er moest een oplossing worden bedacht. Alsnog met veel tegenzin eenmalig het bed delen met Nicolaas zou hem misschien kunnen misleiden, hij zou er suf genoeg voor kunnen zijn om te denken dat je na zeven maanden een voldragen kind ter wereld kan brengen. En dat leek de enige oplossing, Agnes ging terug naar de Assumburg zodra de veerbaas de overtocht weer aandurfde.

Maar Nicolaas had geen enkele reden het bed met Agnes te delen, zeker niet nadat de molenaar hem een samenvatting had gegeven van wat hij gezien had en wat hij van de veerbaas had ge- hoord, in mil voor het levenslange gratis recht de oliemolen te houden. Zodra dat duidelijk werd, deed Agnes via een familielid van haar bediende een ongebruikelijk verzoek aan de veerbaas. Ze gaf hem een aanzienlijk bedrag, en vroeg hem aan Horis van 't End over te brengen dat zijn familie in het duin geen plaats had voor een zuigeling, en of hij voldoende melk had om deze te voeden. Toen de boodschap Horis bereikte, begreep hij dat hij zich zorgen moest maken. Als hun kind wilde leven, zou hi) het moeten grootbrengen. Maar de gedachte dat Agnes dan nooit hun kind zou kunnen zien en zij nooit meer samen konden zijn was ondragelijk.

Vele avonden liep hij ijsberend door het huis, de rondjes die hij aflegde in de stal lieten inmiddels een diep spoor achter. En juist dit spoor bracht hem op een dwaas idee: "Ik grad een tunnel naar de Assumburg". Dwaas, omdat de afstand misschien iets minder dan 400 roede kon zijn en ook onder water door ging. Maar Horis was vastberaden. Hij begon meteen te graven aan een mangat in zijn stal en stuitte al snel op een harde kleilaag.

Page 5: Afstand Van de Assumburg

Iedere avond na zonsondergang ging hij verder met graven. De uitgegraven brokken vette klei verspreidde hij over het land en hij bekleedde de wand van het mangat met oude stenen die hij in de stal had liggen. A1 snel was hij door de voorraad heen en begon zijn land toch we1 erg slecht te worden met zo veel klei in het natte najaar. Bij het vanuit het mangat graven van de tunnel in de richting van de Assumburg besloot hij de klei uit te snijden in baksteenvormige brokken en die vervolgens te bakken op een vuur, om deze vervolgens te gebruiken als wandbekleding voor de tunnel. Maar na enkele dagen werd Horis moedeloos en begreep hij dat hij op deze wijze nooit de Assumburg zou bereiken. Hij moest iets anders bedenken. Terwijl hij de volgende ochtend zijn ontbijt at op zijn hek, kreeg hij een idee. Want waarom zou je klei eerst moeten uitgraven om het te kunnen bakken? Hij kon ook gewoon iedere dag een stuk graven, en daarna de gehele tunnelwand van klei bakken door daar een vuur in te stoken. En zo geschiedde: hij schermde het stuk waar hij nog verder moest graven af met een tweetal geruimde grafstenen, en daarachter stookte hij een vuur om het nieuwe stuk tunnelwand te bakken. Avond na avond, week na week, maand na maand groef Horis verder, terwijl de sloten rond zijn land steeds ondieper en troebeler werden door de heimelijk gestorte klei. En zijn stal steeds meer naar rook ging ruiken doordat niet alle rook zo snel wegtrok door de staldeur.

Het was druk bij de veerbaas, kennelijk had hi) weer eens een nieuwtje. Horis schoof aan bij de

groep. "Ze maakt me brodeloos. Ze denkt iedereen te helpen, maar waar moet mijn gezin van eten als het veer er niet meer is? Als die dijk er is, mag ik nog maar hopen dat ik tolwachter mag wor- den. " Horis wist genoeg. Terwijl hij al aardig gevorderd was met het graven van een tunnel, wilde Agnes ook zonder tussenkomst van de bemoeizuchtige veerbaas naar Assum kunnen komen. Een betreklung voor hem als tolwachter was dan ook onwaarschijnlijk. Maar een dijk, die is er niet zomaar. Daarom besloot hij de werkzaamheden aan de tunnel in voile vaart voort te zetten. En de afgegraven klei bood hij gratis aan: de heren die de nieuwe tolweg aanlegden konden deze goed gebruiken en stelden geen vragen over de herkomst. Agnes betaalde natuurlijk een vooraf overeengekomen prijs, en dit verhoogde alleen maar hun winst.

Het voorjaar brak aan en de dagen werden zichtbaar langer. Niet dat Horis er veel van merkte, want hij bracht iedere avond door bij het licht van een fakkel in zijn tunnel. Ver kon hij niet meer van het slot verwijderd zijn, binnenkort zou hij voorzichtig een opening maken naar het maaiveld om te zien of zijn koers en afstand overeenkwamen met zijn richtingsgevoel. Zijn gedachten waren voortdurend bij Agnes en hun kind, dat nu ieder moment geboren zou kunnen worden. Hi] vroeg zich steeds af of ze in goede gezondheid de winter hadden doorstaan, en of Nicolaas had kunnen ontdekken dat Agnes in blijde verwachting was. Op paaszondag werd er al vroeg in de ochtend op de deur gebonkt. Een wagen met daarin een in een dikke habijt gehulde gestalte stond op het erf, en de man die verantwoordelijk was voor het kloppen op zijn deur kwam Horis bekend voor. Na enkele momenten wist hij het weer, het was de bestuurder van het qtuig van Agnes die hi) eerder had gezien. "Wilt u even meelopen?", vroeg hij. Toen Horis naderbij kwam, zag hij half verscholen in het gewaad de stralende ogen van Agnes. "Jij zal zorgen voor ons allergrootste bezit, dat vertrouw ik jou toe. " Onder haar kleed kwam het gezicht tevoorschijn van het mooiste kind dat Horis ooit had aanschouwd. "We noemen haar Anna Marij", zei ze beslist. Ze gaf het in doeken gewikkelde kind aan Horis, omhelsde hem, en fluisterde in zijn oor. "We zullen elkaar spoedig weer geregeld kunnen zien. Ik ga nu snel weg om op tijd in de kerk te zijn. Ik zal voor jullie bidden en iedere avond in het raam van mijn toren een slaaplied zingen. "

Page 6: Afstand Van de Assumburg

De dijk met de tolweg werd voltooid en feestelijk geopend en al snel werd er druk gebruik van gemaakt. Niet alleen door de dorpsbewoners van beide zijden en passanten, maar ook Agnes ontvluchtte het slot in de nachtelijke uren en opende het tolhek met haar eigen sleutel. Zo kreeg ze de kans vele uren met haar dochter en Horis door te brengen. Maar het geluk was van korte duur. Nicolaas liet al na enkele weken de tolhekken vervangen door grotere en zwaardere exem- plaren omdat vele reizigers de tolhekken zouden passeren zonder te betalen. Een tolwachter werd ontslagen, de veerbaas nam zijn plaats in, en een sleutel van het nieuwe hek had Agnes niet. Ze waren er zeker van dat Nicolaas onraad had geroken.

Horis was nu blij dat hij zijn plan met de tunnel nooit had opgegeven. Het moment was aange- broken om er gebruik van te maken. Hij stapte nog een keer nauwkeurig de lengte van de tunnel uit, probeerde de richting bovengronds te vergelijken met die in de duistere tunnel, en wist het zeker: de tunnel komt bij het slot uit. Voorzichtig begon hij zich als een mol naar boven te graven, af en toe voorprikkend met een stok naar boven. Hij liep natuurlijk het risico dat hij onder de slotgracht aan het graven was, en zodra hij water zag doorsijpelen moest hij snel teru- grennen naar de uitgang om aan een gewisse verdrinkingsdood te ontsnappen. Hij moest dus heel voorzichtig te werk gaan, en de afstand die hij moest afleggen voor het afvoeren van de vrijgeko- men grond was inmiddels aanzienlijk, dus snel ging het niet. Toen Horis zijn hoofd naar buiten kon steken was hij tevreden. Hij was weliswaar een stuk achter het slot in de achterzijde van de slottuin uitgekomen, maar daardoor was de opening goed verscholen tussen de beplanting. En om het zekere voor het onzekere te nemen, plantte hij er nog een viertal jonge perenbomen omheen. Hij werkte de tunnel af, bedekte deze met een deksel met graszoden en ging nog een drietal uren met zijn dochter van zijn nachtrust genieten.

Het was een stralende zomerse dag. Nadat Horis het vee in het land had gezet en de kazen had gekeerd, werd het tijd om eens bij daglicht door de tunnel te gaan. Anna Marij lag geluklug te slapen, hij kon onmogelijk met haar op zijn arm en een fakkel in zijn andere hand afdalen in het mangat. Aangekomen bij het einde van de tunnel schoof hij het deksel voorzichtig opzij. Onder het struikgewas door zag hij dat hij niet alleen was in de slottuin, aan tafel zat Agnes te schnjven. Hij bekeek haar treurige blik in de stralende zon. Het was te riskant naar haar toe te lopen of haar te roepen, de kans was groot dat hij werd betrapt en daarmee zou al zijn werk voor niets zijn geweest. Naast hem lag een nog niet volgroeid peertje dat van de door hem aangeplante boompjes was gevallen, en hij besloot dit in de richting van Agnes te gooien om zo haar aandacht te trekken. Ze keek verschnkt op, keek rond, maar pakte haar zwanenveer weer beet om verder te schnjven. Horis waagde nog een poging met een tweede peertje dat bijna tot bij haar voeten kwam. Even dacht ze na, maar begreep al snel dat iemand haar aandacht probeerde te trekken. Het zou een kwajongensstreek kunnen zijn, maar die peren deden haar aan iemand denken. Ze stond op en begon een wandelingetje naar de achterzi- jde van de slottuin. Toen ze binnen enkele meters van Horis kwam, siste hij vanuit de struiken. Haar gezicht kleurde van geluk toen ze zijn hoofd boven de grond zag uitkomen. "Liefde zal voor jou komen te midden van vier perenbomen", zei Horis. "Je kunt ons nu altijd bezoeken als je wilt. "

En zo geschiedde. Agnes zag Anne Marij opgroeien tot een mooie jonge vrouw en deelde vele gelukluge momenten met Horis. Haar rijkdom kon ze moeilijk delen met haar buitenechtelijke dochter en haar huwelijk met Nicolaas bleef kmderloos, waardoor het slot uiteindelijk niet naar haar enig erfgenaam ging, maar buiten de familie werd overgedaan aan een koopman. Maar het verhaal vertelt dat ze naast a1 haar liefde, haar dochter een gedicht schonk. Een gedicht in goud. Ze had er we1 ondermeer het fraaie schilderij van Jan Janszoon Mostaert uit de eetkamer voor

Page 7: Afstand Van de Assumburg

moeten laten verdwijnen om het achtdelige gouden paneel te kunnen bekostigen, maar dat had ze er graag voor over. Volgens overlevering luidde de tekst van het gedicht als volgt:

Ter wereld gekomen in een slotborght vol prachte Daernae een ledekant vol stroo, averegtsch den Heer Ghelucksaeligh speelend onder een Assummer peer Een liejhebbende vader, ende moeder by nachte

Met smart kon ik m@ ooghappel niet alles seven En sonder aenbiddingh door den koninghen Krijs jy niemer alle toeghekomen belooninghen Maer dot ghemis vul ik met liefde by leven

Anna Marij trouwde gelukkig, kreeg vier gezonde kinderen en stierf op hoge leeftijd. Tot op de dag van vandaag gaat het verhaal dat de acht delen van haar gouden gedicht onder haar kinderen en kleinkinderen werden verdeeld en nog immer wachten op hereniging van alle regels tot de twee kwatrijnen. En of de tunnel later ooit nog is ontdekt is de vraag. Hoewel ...