‘Ecclesia de Eucharistia’ - Rooms-Katholieke Kerk Nederland · 2016-01-29 · ‘Ecclesia de...

30
Maar in de Eucharistie, door de verandering van het brood en van de wijn in het lichaam en bloed van de Heer, geniet zij van deze aanwezigheid met een unieke intensiteit. Sedert de Kerk, het Volk van het Nieuwe Verbond, met Pinksteren begonnen is met haar pelgrimstocht naar het hemels vader- land, heeft het goddelijke Sacrament onop- houdelijk haar dagen getekend, en ze ver- vuld van vertrouwvolle hoop. Het Tweede Vaticaanse Concilie heeft terecht geleerd, dat het eucharistische offer “de oorsprong en het hoogtepunt van heel het christelijk leven” 1 is. “Want in de heilige Eucharistie ligt heel het geestelijk goed van de Kerk vervat, namelijk Christus zelf, ons Paaslam en het levend brood dat het door zijn Vlees in de heilige Geest tot leven gebrachte en tot leven wekkende leven schenkt aan de mensen.” 2 Daarom is de blik van de Kerk voortdurend gericht op de Heer die in het Sacrament van het altaar aanwe- zig is; daarin ontdekt zij de volledige mani- festatie van zijn oneindige liefde. 2. In de loop van het grote Jubileum van het jaar 2000 mocht ik de Eucharistie vieren in het Cenakel te Jeruzalem; daar waar zij volgens de overlevering voor het eerst door Christus zelf werd voltrokken. De Bovenzaal is de plaats waar dit heiligste Sacrament werd ingesteld. Daar nam Christus het brood in zijn handen, brak het, en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: “Neemt en eet allen hiervan: dit is mijn lichaam, dat voor u wordt overgeleverd” (vgl. Mt 26,26; Lc 22,19; 1Kor 11,24). Daarna nam hij de kelk met wijn in zijn handen en zei tot hen: “Neemt en drinkt allen hieruit: dit is de kelk van het nieuwe en eeuwige Verbond, mijn bloed dat voor u en voor allen vergoten wordt tot vergeving van de zonden” (vgl. Mc 14,24; Lc 22,20; 1Kor 11,25). Ik ben de Heer Jezus dankbaar dat ik juist op deze plaats in gehoorzaamheid aan zijn opdracht mocht herhalen: “Blijf dit doen om Mij te gedenken” (Lc 22,19), die woorden die hij 2000 jaar geleden heeft uitgesproken. Hebben de apostelen die deelnamen aan 1. Tweede Vati- caans Concilie, dogmatische Con- stitutie over de Kerk Lumen gen- tium, 11. 2. Tweede Vati- caans Concilie, Decreet over het ambt en het leven van de priesters Presbyterorum or- dinis, 5. 99 2003 3 Johannes Paulus II Encycliek ‘Ecclesia de Eucharistia’ aan de bisschoppen, de priesters en diakens, de religieuzen en aan alle christengelovigen over de Eucharistie in haar verhouding tot de Kerk Inleiding 1. De Kerk leeft van de Eucharistie. Deze waarheid drukt niet alleen een dagelijkse geloofservaring uit, maar bevat beknopt de kern van het mysterie van de Kerk. Met vreugde ervaart zij op allerlei wijzen de voortdurende verwerkelijking van de belofte: “Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld” (Mt 28,20).

Transcript of ‘Ecclesia de Eucharistia’ - Rooms-Katholieke Kerk Nederland · 2016-01-29 · ‘Ecclesia de...

Maar in de Eucharistie, door de veranderingvan het brood en van de wijn in het lichaamen bloed van de Heer, geniet zij van dezeaanwezigheid met een unieke intensiteit.Sedert de Kerk, het Volk van het NieuweVerbond, met Pinksteren begonnen is methaar pelgrimstocht naar het hemels vader-land, heeft het goddelijke Sacrament onop-houdelijk haar dagen getekend, en ze ver-vuld van vertrouwvolle hoop.

Het Tweede Vaticaanse Concilie heeftterecht geleerd, dat het eucharistische offer“de oorsprong en het hoogtepunt van heelhet christelijk leven”1 is. “Want in de heiligeEucharistie ligt heel het geestelijk goed vande Kerk vervat, namelijk Christus zelf, onsPaaslam en het levend brood dat het doorzijn Vlees in de heilige Geest tot levengebrachte en tot leven wekkende levenschenkt aan de mensen.”2 Daarom is de blikvan de Kerk voortdurend gericht op de Heerdie in het Sacrament van het altaar aanwe-zig is; daarin ontdekt zij de volledige mani-festatie van zijn oneindige liefde.

2. In de loop van het grote Jubileum vanhet jaar 2000 mocht ik de Eucharistie vierenin het Cenakel te Jeruzalem; daar waar zijvolgens de overlevering voor het eerst doorChristus zelf werd voltrokken. De Bovenzaalis de plaats waar dit heiligste Sacramentwerd ingesteld. Daar nam Christus het broodin zijn handen, brak het, en gaf het aan zijnleerlingen met de woorden: “Neemt en eetallen hiervan: dit is mijn lichaam, dat vooru wordt overgeleverd” (vgl. Mt 26,26; Lc22,19; 1Kor 11,24). Daarna nam hij de kelkmet wijn in zijn handen en zei tot hen:“Neemt en drinkt allen hieruit: dit is de kelkvan het nieuwe en eeuwige Verbond, mijnbloed dat voor u en voor allen vergotenwordt tot vergeving van de zonden” (vgl.Mc 14,24; Lc 22,20; 1Kor 11,25). Ik ben deHeer Jezus dankbaar dat ik juist op dezeplaats in gehoorzaamheid aan zijn opdrachtmocht herhalen: “Blijf dit doen om Mij tegedenken” (Lc 22,19), die woorden die hij2000 jaar geleden heeft uitgesproken.

Hebben de apostelen die deelnamen aan

1. Tweede Vati-caans Concilie,dogmatische Con-stitutie over deKerk Lumen gen-tium, 11.

2. Tweede Vati-caans Concilie,Decreet over hetambt en het levenvan de priestersPresbyterorum or-dinis, 5.

99 • 2003 3

Johannes Paulus II

Encycliek

‘Ecclesia de Eucharistia’aan de bisschoppen, de priesters en diakens, de religieuzen en aan allechristengelovigen over de Eucharistie in haar verhouding tot de Kerk

Inleiding

1. De Kerk leeft van de Eucharistie. Deze waarheid drukt niet alleen een dagelijkse geloofservaring uit,

maar bevat beknopt de kern van het mysterie van de Kerk. Met vreugde ervaart zij op allerlei wijzen de

voortdurende verwerkelijking van de belofte: “Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de

voleinding van de wereld” (Mt 28,20).

het Laatste Avondmaal de betekenis van diewoorden begrepen, die uit de mond vanChristus kwamen? Misschien niet. Dezewoorden zouden pas volkomen helder wor-den aan het einde van het Triduum Sacrum,dat wil zeggen de tijd van donderdagavondtot zondagochtend. Deze dagen omvattenhet Mysterium Paschale, en ook het Myste-rium Eucharisticum.

3. De Kerk komt voort uit het paasmyste-rie. Juist daarom staat de Eucharistie alsSacrament van het paasgeheim bij uitstek,in het middelpunt van het kerkelijke leven.Dat kan men reeds zien in de eerste beeldenvan de Kerk die de Handelingen van deapostelen ons bieden: “Ze wijdden zichtrouw aan het onderwijs dat de apostelengaven, en aan de onderlinge gemeenschap,het breken van het brood en het gebed”(Hnd 2,42). Het “breken van het brood” ver-wijst naar de Eucharistie. 2000 jaar latergaan wij er nog steeds mee door dit oor-spronkelijke beeld van de Kerk te realiseren.En terwijl wij dat in de Eucharistievieringdoen, worden we geestelijk teruggevoerdnaar het paasmysterie: naar datgene datgebeurde tijdens het afscheidsmaal op deavond van Witte Donderdag en naar het-geen daarna gebeurde. De instelling van deEucharistie liep immers sacramenteel voor-uit op de gebeurtenissen die, te beginnenmet de doodsangst van Getsemane, kortdaarop zouden plaatsvinden. Opnieuw zienwij Christus, zoals Hij de zaal van het Laat-ste Avondmaal verlaat, om met zijn leerlin-gen het dal van de beek Cedron door tetrekken en naar de hof van Olijven te gaan.In deze tuin zijn zelfs vandaag nog enkeleoeroude olijfbomen. Misschien waren zijgetuigen van alles wat zich op die avond inhun schaduw heeft voorgedaan, toen Chris-tus in zijn gebed werd overvallen doordoodsangst en zijn zweet als bloed op deaarde druppelde (vgl. Lc 22,44). Het bloed

dat Hij kort tevoren aan de Kerk had nage-laten als drank van het heil in het Sacra-ment van de Eucharistie, werd vanaf datmoment vergoten; spoedig zou het vergietenvan zijn bloed tot voltooiing komen op Gol-gotha om zo tot werktuig van onze Verlos-sing te worden: “Christus … is gekomen, dehogepriester van de komende goede dingen;… Hij is eens en voorgoed het heiligdombinnengegaan, en niet met het bloed vanbokken en kalveren maar met zijn eigenbloed heeft Hij een eeuwige verlossing ver-worven” (Heb 9,11-12).

4. Het uur van onze verlossing. Ofschoondiep getroffen, vlucht Jezus niet voor zijn‘uur’. “Zal Ik dan zeggen: ‘Vader, red Mij uitdit uur?’ Nee, want juist daarom ben ikgekomen: met het oog op dit uur” (Joh12,27). Hij wilde dat zijn leerlingen Hemgezelschap hielden, maar toch moest Hijeenzaamheid en verlatenheid ervaren:“Konden jullie dan niet één uur wakker blij-ven met Mij? Blijf wakker en bid dat julliein de beproeving niet bezwijken”(Mt 26,40-41). Alleen Johannes zou aan de voet vanhet kruis blijven, aan de zijde van Maria ende vrome vrouwen. De doodsstrijd in Getse-mane was de inleiding op de doodsstrijd aanhet kruis op Goede Vrijdag. Het heilige uur,het uur van de verlossing van de wereld.Telkens wanneer de Eucharistie gevierdwordt bij het graf van Jezus in Jeruzalemkeert men bijna tastbaar terug naar zijn‘uur’, het uur van zijn Kruis en verheerlij-king. Iedere priester die de heilige Mis viert,wordt samen met de christelijke gemeentedie eraan deelneemt, in de geest teruggeleidnaar die plaats en naar dat uur.

“Hij is gekruisigd, gestorven en begra-ven, hij is nedergedaald ter helle, de derdedag verrezen uit de doden.” De woorden vande geloofsbelijdenis weerklinken in dewoorden van de beschouwing en van deverkondiging: “Ecce lignum crucis, in quo

2003 • 1004

salus mundi pependit. Venite adoremus.”Dit is de uitnodiging die de Kerk in het mid-daguur van Goede Vrijdag aan alle mensenricht. Zij herneemt haar gezang tijdens dePaastijd, om te verkondigen: “SurrexitDominus de sepulcro qui pro nobis pependitin ligno. Alleluia”.

5. “Mysterium fidei! – het geheim van hetgeloof!” Wanneer de priester deze woordenuitspreekt of zingt antwoorden alle aanwe-zigen: “Heer Jezus, wij verkondigen uwdood, en wij belijden tot Gij wederkeert, datGij verrezen zijt”.

Met deze of soortgelijke woorden open-baart de Kerk, terwijl zij Christus laat zienin het geheim van zijn passie, ook haareigen geheim: Ecclesia de Eucharistia. Voor-dat de Kerk door de gave van de heiligeGeest met Pinksteren naar buiten treedt enuitgaat over de wegen van de wereld, iszeker de instelling van de Eucharistie in hetCenakel een beslissend moment van haarvorming. Haar fundament en haar bron isheel het paastriduüm, maar dit is als hetware voor altijd bijeengebracht, voorafge-beeld en geconcentreerd in het geschenkvan de Eucharistie. In dit geschenk ver-trouwde Jezus Christus aan zijn Kerk toe datzij voor altijd het Paasmysterie tegenwoor-dig zou stellen. Met deze gave stichtte Hijeen mysterieuze ‘gelijktijdigheid’ tussen dattriduüm en de loop van de eeuwen. Degedachte hieraan roept in ons gevoelens opvan grote verbijstering en dankbaarheid. Inde gebeurtenis van Pasen en in de Eucharis-tie die haar de eeuwen door tegenwoordigstelt, is er een werkelijk enorm ‘vermogen’dat heel de geschiedenis omvat als de ont-vanger van de genade van de verlossing.Deze verbijstering moet de Kerk altijd ver-vullen wanneer zij zich verzamelt voor deviering van de Eucharistie maar op heel bij-zondere wijze zou zij de bedienaar van deEucharistie moeten vervullen. Want hij is

het die door het gezag dat hem gegeven isin het Sacrament van de priesterwijding, deconsecratie voltrekt. Hij is het die zegt, metde macht die tot hem komt van Christus inhet Cenakel: “Dit is mijn lichaam dat voor uzal worden overgeleverd … dit is de bekervan mijn bloed dat voor u zal worden ver-goten … .” De priester zegt deze woorden, ofliever hij stelt zijn stem ter beschikking vanHem die deze woorden sprak in de Boven-zaal en die wil dat zij worden herhaald inelke generatie door allen die in de Kerk doorhun wijding deel hebben aan zijn priester-schap.

6. Ik zou deze eucharistische verwonderingopnieuw willen opwekken met de voorlig-gende encycliek, aansluitend bij de erfenisvan het Jubeljaar die ik heb nagelaten aande Kerk in de apostolische Brief Novo mil-lennio ineunte en zijn mariale bekroning,Rosarium Virginis Mariae. De beschouwingvan het gelaat van Christus, een beschou-wing samen met Maria, is het ‘programma’dat ik aan de Kerk heb voorgelegd bij dedageraad van het derde millennium, waarbijik haar uitnodig om uit te varen op de zeevan de geschiedenis met het enthousiasmevan de nieuwe evangelisatie. Christusbeschouwen betekent in staat zijn Hem teherkennen waar Hij zich laat zien in de tal-loze vormen van zijn aanwezigheid, maarbovenal in het levende Sacrament van zijnlichaam en zijn bloed. De Kerk leeft vanChristus in de Eucharistie; door Hem wordtzij gevoed en door Hem wordt zij verlicht.De Eucharistie is geheim van het geloof entegelijkertijd “geheim van het licht”.3 Tel-kens wanneer de Kerk de Eucharistie viert,kunnen de gelovigen in zekere zin de erva-ring van de beide leerlingen op de weg naarEmmaüs opnieuw beleven: “Nu gingen hunde ogen open en ze herkenden Hem” (Lc24,31).

3. Vgl. JohannesPaulus II, apostoli-sche Brief Rosa-rium VirginisMariae (16 oktober2002), 21.

101 • 2003 5

7. Vanaf het moment waarop ik mijndienst begon als de opvolger van Petrus,heb ik Witte Donderdag, de dag van deEucharistie en de dag van het priesterschap,altijd ervoor bestemd om een brief te sturennaar alle priesters van de wereld. Dit jaar,het vijfentwintigste van mijn pontificaat,wens ik de hele Kerk nog veel meer tebetrekken in deze eucharistische overwe-ging, ook als een manier om de Heer te dan-ken voor de gaven van de Eucharistie envan het priesterschap: “Gave en geheim.”4

Door het uitroepen van het Jaar van deRozenkrans wil ik dit, mijn vijfentwintigstejaar, plaatsen onder het teken van debeschouwing van Christus in de school vanMaria. Daarom kan ik deze Witte Donder-dag niet voorbij laten gaan zonder stil testaan bij het ‘eucharistische gelaat’ vanChristus en met nieuwe kracht de Kerk tewijzen op de centrale betekenis van deEucharistie. Van haar leeft de Kerk. Met dit‘levende brood’ voedt zij zich. Hoe zou ikniet de behoefte kunnen voelen om allenertoe op te wekken deze ervaring steedsopnieuw te hebben?

8. Wanneer ik denk aan de Eucharistie enkijk naar mijn leven als priester, als bis-schop en als opvolger van Petrus, denk ikspontaan aan de vele momenten en aan deplaatsen waar het mij gegeven was deEucharistie te vieren. Ik herinner mij deparochiekerk van Niegowiæ waar ik mijneerste pastorale opdracht had, de collegialekerk van Sint Floriaan in Krakau, de Kathe-draal op de Wawel, de Sint Pieter en de velebasilieken en kerken van Rome en in de helewereld. Ik kon de heilige mis vieren inkapellen langs bergpaden, aan de oeversvan meren, aan zeekusten; ik heb ze gevierdaan altaren die in stadions waren opgericht,op de pleinen van de steden … Deze zo ver-schillende ‘scènes’ van mijn Eucharistievie-ringen hebben mij duidelijk haar universele

en om zo te zeggen kosmische karakterlaten ervaren. Ja, kosmisch! Want ook danwanneer men haar viert op het kleine altaarvan een dorpskerk, wordt de Eucharistiealtijd in een zekere zin op het altaar van dewereld gevierd. Zij verbindt hemel en aarde.Zij omvat en vervult al het geschapene. DeZoon van God is mens geworden om voorHem die alles uit het niets heeft geschapen,al het geschapene in een hoogste act van lofte herstellen. En zo geeft Hij, de eeuwigeHogepriester, doordat Hij door het bloedvan zijn kruis binnentreedt in het eeuwigeheiligdom, aan de Schepper en Vader dehele verloste schepping terug. Dit doet Hijdoor het priesterlijke ambt in de Kerk, terere van de Allerheiligste Drie-eenheid. Dit iswaarlijk het Mysterium fidei dat in deEucharistie wordt volvoerd: de wereld die isvoortgekomen uit de handen van God deSchepper, keert naar Hem door Christus ver-lost terug.

9. De Eucharistie, de heilbrengende aan-wezigheid van Jezus in de gemeenschapvan de gelovigen en haar geestelijke voed-sel, is het meest waardevolle bezit dat deKerk op haar pelgrimstocht door de geschie-denis kan hebben. Dit verklaart de zorgza-me aandacht die zij altijd heeft getoondvoor het eucharistische mysterie, een aan-dacht die gezagvol wordt uitgedrukt in hetwerk van de concilies en van de pausen.Kunnen wij anders dan bewondering heb-ben voor de leerstellige uiteenzettingen vande decreten over de allerheiligste Eucharis-tie en over het heilig Misoffer, die zijn uit-gevaardigd door het Concilie van Trente?Deze bladzijden hebben de eeuwen doorzowel de theologie als ook de catechesegeleid en nog steeds zijn zij het leerstelligereferentiepunt voor de voortdurende ver-nieuwing en voor de groei van het volk vanGod in het geloof en in de liefde tot de heili-ge Eucharistie. In tijden die dichterbij de

4. Dat is de titeldie ik aan eenautobiografischgetuigenis bij gele-genheid van mijnvijftigjarig priester-schap heb willengeven.

2003 • 1026

onze liggen zijn drie encyclieken te noe-men: de Encycliek Mirae Caritatis (28 mei1902)5 van paus Leo XIII, de EncycliekMediator Dei (20 november 1947)6 van PiusXII, en de Encycliek Mysterium fidei (3 sep-tember 1965)7 van paus Paulus VI.

Het Tweede Vaticaans Concilie – of-schoon het geen specifiek document overhet eucharistische mysterie heeft uitgevaar-digd – belicht in elk geval verschillendeaspecten ervan in zijn documenten, en meerbijzonder in de dogmatische Constitutieover de Kerk Lumen gentium en in de Con-stitutie over de heilige liturgie Sacrosanc-tum Concilium.

Zelf heb ik in de eerste jaren van mijnapostolische dienst op de Stoel van Petrusde apostolische Brief Dominicae Cenae (24februari 1980)8 geschreven waarin ik enkeleaspecten van het eucharistische mysterieuiteenzette en het belang ervan voor hetleven van hen die haar bedienaars zijn.Vandaag neem ik de draad van dat betoogweer op met zelfs nog grotere emotie endankbaarheid in mijn hart, waarbij ik alshet ware de woorden van de psalmist laatweerklinken: “Wat zal ik op mijn beurt aande Heer geven voor al het goede aan mijbesteed? Ik hef de beker tot dank voor uwweldaad, de naam van de Heer roep ik uit”(Ps 116,12-13).

10. Deze dienst van de verkondiging van dekant van het Leergezag heeft een antwoordgekregen in de innerlijke groei van de chris-telijke gemeente. Zonder twijfel heeft deliturgiehervorming van het Concilie in hogemate bijgedragen aan een bewustere, actie-vere en vruchtbaarder deelname aan hetheilig Offer van het Altaar van de kant vande gelovigen. Op veel plaatsen is aanbiddingvan het heilig Sacrament ook een belangrij-ke dagelijkse praktijk en wordt een onuit-puttelijke bron van heiligheid. De vromedeelname van de gelovigen aan de eucha-

ristische processie op Sacramentsdag is eengenade van de Heer die ieder jaar vreugdebrengt aan hen die eraan deelnemen. Ande-re positieve tekenen van geloof in en liefdevoor de Eucharistie zouden nog genoemdkunnen worden.

Helaas is er naast dit licht ook schaduw.Op sommige plaatsen is de praktijk van deeucharistische aanbidding vrijwel volledigverwaarloosd. In verschillende delen van deKerk zijn misbruiken opgetreden, die lijdentot verwarring met betrekking tot hetgezonde geloof en de katholieke leer tenaanzien van dit wonderbaarlijke Sacrament.Soms komt men een uiterst verengd begripvan het eucharistische mysterie tegen.Beroofd van zijn betekenis als offer wordthet gevierd als ware het eenvoudigweg eenbroederlijke maaltijd. Daarenboven wordtvan tijd tot tijd de noodzaak van het ambte-lijke priesterschap dat wortelt in de apos-tolische opvolging verduisterd en de sacra-mentaliteit van de Eucharistie wordtteruggebracht tot louter werkdadigheid inde verkondiging. Dit heeft hier en daargeleid tot oecumenische initiatieven diehoewel edel in hun motieven, toegeven aaneucharistische praktijken die in tegenspraakzijn met de discipline waarmee de Kerk haargeloof uitdrukt. Kunnen wij anders danonze diepe droefheid over dit alles uitdruk-ken? De Eucharistie is een te groot geschenkdan dat wij dubbelzinnigheid en verschra-ling van de betekenis zouden kunnen dul-den.

Ik vertrouw erop dat deze encycliek ereffectief aan kan bijdragen om de schadu-wen van onaanvaardbare doctrines en prak-tijken te verdrijven, opdat de Eucharistieverder moge stralen in heel de glans vanhaar mysterie.

5. Leonis XIII Acta,XXII (1903), 115-136.

6. AAS 39 (1947),521-595 [Neder-landse vertaling:Katholiek Archief 2(1948), 845-894].

7. AAS 57 (1965),753-774 [Neder-landse vertaling:Katholiek Archief20 (1965), 1002-1019].

8. AAS 72 (1980),113-148 [Neder-landse vertaling:Archief van de Ker-ken 35 (1980), 465-488].

103 • 2003 7

Hoofdstuk I

Geheim van het geloof

11. “In de nacht waarin Hij werd overgele-verd heeft de Heer Jezus” (1Kor 11,23) heteucharistische Offer van zijn Lichaam enzijn Bloed ingesteld. De woorden van deheilige apostel Paulus voeren ons terug naarde dramatische omstandigheden waarin deEucharistie is ontstaan. De gebeurtenis vanhet lijden en van de dood van de Heer staanonuitwisbaar in haar geschreven. Zij is nietslechts een in-herinnering-roepen, maar hetsacramenteel opnieuw tegenwoordig stellenvan deze gebeurtenis. Het is het offer vanhet kruis dat de eeuwen door voortduurt.9

Deze waarheid wordt goed uitgedrukt doorde woorden waarmee het gelovige volk inde Latijnse ritus de verkondiging van depriester “Geheim van het geloof” beant-woordt: “Heer, wij verkondigen Uw dood!”

De Kerk heeft de Eucharistie van Chris-tus haar Heer niet ontvangen als een gave,hoe kostbaar ook, temidden van zoveleandere, maar als de gave bij uitstek, wanthet is de gave van Hemzelf, van zijn per-soon in zijn heilige mensheid, alsook degave van zijn verlossingswerk. Het blijftook niet beperkt tot het verleden, immers:“Alles wat Christus is en alles wat Hij voorde mensen gedaan en geleden heeft, maaktdeel uit van de goddelijke eeuwigheid enoverkoepelt dus alle tijden.”10

Wanneer de Kerk de heilige Eucharistie,de gedachtenis van de dood en de verrijze-nis van haar Heer, viert, wordt dit centralegeheim van het heil werkelijk tegenwoordiggesteld, en “wordt het werk van onze ver-lossing voltrokken”.11 Dit offer is voor deverlossing van het mensengeslacht zobeslissend, dat Jezus Christus het pas toenheeft voltooid en naar de Vader is terugge-keerd, nadat Hij ons het middel heeft nage-laten om eraan deel te nemen, alsof wij erbij

aanwezig waren geweest. Iedere gelovigekan aldus eraan deelnemen en er onuitput-telijk de vruchten van verkrijgen. Dat is hetgeloof waaruit de christelijke generaties inde loop van de eeuwen geleefd hebben. Ditgeloof heeft het Leergezag van de Kerkonophoudelijk met blijde dankbaarheidvoor het onschatbare geschenk bevestigd.12

Ik zou nog eenmaal aan deze waarheid wil-len herinneren en mij met u, mijn zeerge-liefde broeders en zusters, willen verenigenin aanbidding vóór dit mysterie: een grootmysterie, het mysterie van de barmhartig-heid. Wat had Jezus nog meer kunnen doenvoor ons? Waarachtig, in de Eucharistietoont Hij ons een liefde die “tot het uiterste”(Joh 13,1) gaat, een liefde die geen maatkent.

12. Dit aspect van de universele liefde vanhet eucharistische offer is gebaseerd op dewoorden van de Verlosser zelf. Toen Hij hetinstelde zei Hij niet slechts: “Dit is mijnlichaam”, “dit is mijn bloed”, maar voegdeer vervolgens aan toe: “Dat voor u gegevenwordt”, “Dat voor u vergoten wordt” (Lc22,19-20). Jezus verklaarde niet eenvoudig-weg dat hetgeen Hij hun te eten en te drin-ken gaf zijn lichaam en zijn bloed was; Hijdrukte bovendien het offerkarakter ervan uiten stelde zijn offer sacramenteel tegenwoor-dig dat spoedig gebracht zou worden aanhet kruis voor de redding van allen. “De misis tegelijk en onscheidbaar de gedachtenisvan het offer, waarin het Kruisoffer vereeu-wigd wordt, en van het heilig gastmaal datbestaat in de gemeenschap met het lichaamen bloed van de Heer.”13

De Kerk leeft onophoudelijk van hetoffer van de Verlossing en zij benadert hetniet alleen door een van geloof vervuldeherinnering maar ook als een werkelijk con-tact, aangezien dit offer telkens opnieuwtegenwoordig wordt gesteld, sacramenteelvoortduurt, in iedere gemeente die het

9. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,Constitutie over deheilige liturgieSacrosanctum con-cilium, 47: Salvatornoster … Sacrifici-um EucharisticumCorporis et Sangui-nis sui instituit,quo SacrificiumCrucis saecula,donec veniret, per-petuaret.

10. Katechismusvan de KatholiekeKerk, 1085.

11. Lumen genti-um, 3.

12. Vgl. Paulus VI,Credo van het Volkvan God (30 juni1968), 24, in: AAS60 (1968), 442;Johannes Paulus II,apostolische BriefDomenicae Cenae(24 februari 1980),9, in: AAS 72(1980), 142-146[Nederlandse ver-taling: Archief vande Kerken 35(1980), 474-476].

13. Katechismusvan de KatholiekeKerk, 1382.

2003 • 1048

brengt door de handen van de gewijdepriester. Op deze wijze reikt de Eucharistieaan de mensen van vandaag de verzoeningaan die Christus eens en voorgoed heeftverkregen voor de mensheid van alle tijden.“Het offer van Christus vormt met het offervan de eucharistie één enkel offer.”14 De hei-lige Johannes Chrysostomus verwoorddehet goed: “Wij offeren altijd hetzelfde Lam,niet vandaag het ene en morgen een andermaar altijd hetzelfde. Daarom is er altijdslechts één offer … Ook vandaag offeren wijdat slachtoffer dat eens werd geofferd endat nooit op zal raken.”15

De Mis stelt het offer van het Kruistegenwoordig; zij voegt zich er niet aan toeen vermenigvuldigt het niet.16 Wat herhaaldwordt is het vieren ter gedachtenis, hettonen ter gedachtenis (memorialis demon-stratio),17 hetgeen Christus’ ene, definitieveverlossende offer steeds tegenwoordig steltin de tijd. De offernatuur van het eucharisti-sche geheim kan dientengevolge niet begre-pen worden als iets op zichzelf staands,onafhankelijk van het Kruis of slechts indi-rect verwijzend naar het offer van Calvarië.

13. Krachtens haar innige relatie met hetoffer van Golgotha, is de Eucharistie offer inde eigenlijke betekenis en niet slechts in eenalgemene zin, alsof het om een loutere zelf-gave van de Heer ging als geestelijk voedselvoor de gelovigen. De gave van zijn liefdeen van zijn gehoorzaamheid tot aan hetlaatste moment van zijn leven (vgl. Joh10,17-18) is in de eerste plaats een geschenkaan zijn Vader. Natuurlijk is het een gave terwille van ons, ja, van de hele mensheid (vgl.Mt 26,28; Mc 14,24; Lc 22,20; Joh 10,15),maar toch is het eerst en vooral eengeschenk aan de Vader: “de Vader heeft dezetotale zelfgave van zijn Zoon, die ‘gehoor-zaam (werd) tot de dood’ (Fil 2,8), aanvaarden er Hem de gave voor geschonken dieHem als Vader eigen is: het nieuwe en

onsterfelijke leven in de verrijzenis.”18

Doordat Christus aan de Kerk zijn offerheeft geschonken heeft Christus ook hetgeestelijk offer van de Kerk tot het zijnegemaakt, de Kerk die geroepen is om zich-zelf te offeren in vereniging met het offervan Christus. Dit is de leer van het TweedeVaticaans Concilie betreffende alle gelovi-gen: “Deelnemend aan het eucharistischoffer, dat de oorsprong en het hoogtepuntvan heel het christelijk leven is, dragen zijhet goddelijk Offerlam en zichzelf met Hemop aan God.”19

14. Het Pasen van Christus omvat met hetlijden en de dood ook zijn opstanding.Daaraan herinnert de acclamatie van hetvolk na de consecratie: “Wij belijden dat Gijverrezen zijt.” Het eucharistische offer steltniet alleen het geheim van het lijden en dedood van de Verlosser tegenwoordig, maarook het geheim van de verrijzenis die zijnoffer bekroonde. Juist als de Levende en deVerrezene kan Christus zich in de Eucharis-tie tot het “brood des levens” (Joh 6,35.48),tot “levend brood” (Joh 6,51) maken. Deheilige Ambrosius prentte dit de pasgedoop-ten als toepassing van de verrijzenisgebeur-tenis voor hun eigen leven in: “WanneerChristus vandaag de uwe is, dan staat Hijvoor u iedere dag op uit de doden.”20 De hei-lige Cyrillus van Alexandrië maakt ook dui-delijk dat het deelnemen aan de heiligegeheimen “een echte belijdenis en een echtegedachtenis zijn, dat de Heer gestorven is entot het leven is teruggekeerd voor ons envoor ons heil”.21

15. Het opnieuw sacramenteel tegenwoor-dig stellen van het offer van Christus in deheilige Mis die bekroond wordt door zijnopstanding houdt een heel bijzondere aan-wezigheid in, die – om met de woorden vanPaulus VI te spreken – “ ‘werkelijk’ genoemdwordt, niet in uitsluitende zin, alsof de

14. A.w., 1367.

15. H. JohannesChrysostomus, InEpistolam adHebraeos homiliae,17, 3, in: PG 63,131.

16. “Want de offer-gave is één endezelfde; dezelfdedie zich destijdsaan het kruis offer-de, offert zich nudoor de dienst vande priester; alleende wijze van offe-ren is verschil-lend”: Concilie vanTrente, Sess. XXII,Doctrina de ss.Missae sacrificio,cap. 2, in: DH 1743.

17. Vgl. Pius XII,Encycliek MediatorDei (20 november1947), in: AAS 39(1947), 548 [Neder-landse vertaling:Katholiek Archief 2(1948), 863].

18. Johannes Pau-lus II, EncycliekRedemptor hominis(4 maart 1979), 20.

19. Lumen genti-um, 11.

20. H. Ambrosius,De Sacramentis, V,4, 26, in: CSEL 73,70; SCh 25bis, 135.

21. H. Cyrillus vanAlexandrië, InIoannis Evangeli-um, XII, 20, in: PG74, 726.

105 • 2003 9

andere niet ‘werkelijk’ waren, maar bena-drukkend, omdat zij substantieel is, want zijbrengt de aanwezigheid van de gehele envolledige Christus, de God-Mens, mee”.22

Daarmee wordt de altijd geldige leer van hetConcilie van Trente: “Door de consecratievan het brood en de wijn vindt een veran-dering plaats van de hele substantie van hetbrood in de substantie van het Lichaam vanonze Heer, en van de hele substantie van dewijn in de substantie van zijn bloed. Dezeverandering is door de Heilige KatholiekeKerk treffend en in de eigenlijke betekenistranssubstantiatie genoemd.”23 De Eucharis-tie is werkelijke een Mysterium fidei, eenmysterie dat ons begrip te boven gaat en datalleen kan worden gevat in geloof, zoalsdikwijls naar voren is gebracht in de cate-chese van de Kerkvaders met betrekking totdit goddelijke sacrament: “Zie niet” – spoortde heilige Cyrillus van Jeruzalem ons aan –“in het brood en de wijn louter natuurlijkeelementen, aangezien de Heer uitdrukkelijkzei dat zij zijn lichaam en zijn bloed zijn:het geloof verzekert het je, ook al suggere-ren de zintuigen je iets anders”.24

Adoro te devote, latens Deitas, zullen weblijven zingen met de Engelachtige Leraar.Vóór dit geheim van de liefde aanvaardt demenselijke rede volledig haar beperkingen.Men begrijpt hoe de eeuwen door dezewaarheid de theologie heeft geprikkeld omernaar te streven er een steeds dieper begripvan te krijgen.

Dit zijn prijzenswaardige pogingen, diedes te nuttiger en indringender zijn, naar-mate zij de kritische inbreng van het denkenmeer verbinden met het “geloofsleven” vande Kerk, dat zich in het bijzonder bevindthet “zekere charisma van de waarheid” vanhet Leergezag en in het “innerlijk begripvan geestelijke waarheden”25 dat vooral deheiligen bereiken. Blijft de grens die doorPaulus VI is aangegeven: “Elke theologischeverklaring, die zich bezighoudt met het

begrip van dit geheim, moet om overeen tekunnen stemmen met ons geloof, eraanvasthouden dat brood en wijn in de objec-tieve werkelijkheid, onafhankelijk van onsdenken, na de consecratie opgehouden heb-ben te bestaan, zodat van nu af het aanbid-denswaardige lichaam en het aanbiddens-waardige bloed van onze Heer voor onstegenwoordig zijn onder de sacramentelegedaanten van brood en wijn.”26

16. In haar volheid wordt de heilbrengendewerking van het offer gerealiseerd, wanneerwij in de communie het lichaam en hetbloed van de Heer ontvangen. Het eucharis-tische offer is uit zichzelf gericht op de inni-ge gemeenschap van ons gelovigen metChristus door de communie: wij ontvangenHem zelf die zich voor ons geofferd heeft,zijn lichaam dat Hij voor ons heeft prijsge-geven aan het Kruis, zijn bloed dat Hij heeft“vergoten voor velen tot vergeving vanzonden” (Mt 26,28). Herinneren we ons zijnworden: “Zoals Ik leef uit de Vader, deLevende, die Mij gezonden heeft, zo zal ookhij die Mij eet, leven uit Mij” (Joh 6,57). Hetis Jezus zelf die ons verzekert dat een derge-lijke vereniging die door Hem wordt voor-gesteld in analogie met die van het levenvan de Drie-eenheid, zich waarlijk reali-seert. De Eucharistie is een echte maaltijd,waarin Christus zichzelf aanbiedt als onsvoedsel. Toen Jezus voor de eerste keersprak van dit voedsel, waren zijn toehoor-ders verbijsterd en verward, zodat de Mees-ter zich gedwongen zag de objectieve waar-heid van zijn woorden te onderstrepen:“Waarachtig, Ik verzeker u: als u het vleesvan de Mensenzoon niet eet, als u zijn bloedniet drinkt, is er geen leven in u” (Joh 6,53).Het gaat niet om een figuurlijke voeding:“Mijn vlees is echt voedsel, mijn bloed isechte drank” (Joh 6,55).

17. Doordat wij deelhebben aan zijn

22. Paulus VI,Encycliek Myste-rium fidei (3 sep-tember 1965), in:AAS 57 (1965), 764.

23. Concilie vanTrente, Sess. XIII,Decretum de ss.Eucharistia, cap. 4,in: DH 1642.

24. H. Cyrillus vanJeruzalem, Mysta-gogische Cateche-ses, IV, 6, in: SCh126, 138.

25. Tweede Vati-caans Concilie,dogmatische Con-stitutie over degoddelijke openba-ring Dei verbum, 8.

26. Credo van hetVolk van God, 25.

2003 • 10610

lichaam en zijn bloed, deelt Christus onsook zijn Geest mee. Sint Efraïm schrijft: “Hijnoemde het brood zijn levende lichaam, hijvulde het met zichzelf en met zijn Geest. …En degene die het met geloof eet, eet Vuuren Geest. … Neemt daarvan, eet allen daar-van, en eet daarmee de heilige Geest. Het iswerkelijk mijn lichaam en degene die heteet zal leven in eeuwigheid.”27 In de eucha-ristische epiclese vraagt de Kerk deze god-delijke Gave, bron van elke andere gave. Inde Goddelijke Liturgie van de heilige Johan-nes Chrysostomus staat bijvoorbeeld telezen: “Wij roepen U aan, wij bidden U enwij smeken U: zend uw heilige Geest overons allen en over deze gaven, ... opdat zijdie eraan deelnemen reiniging van de zielverkrijgen, de vergeving van de zonden ende gaven van de heilige Geest.”28 En in hetRomeins Missaal vraagt de celebrant: “Geefdat wij mogen worden verkwikt door hetnuttigen van zijn Lichaam en Bloed. Vervulons van zijn heilige Geest opdat men ons inChristus zal zien worden tot één lichaam enéén geest.”29 Aldus doet Christus door degaven van zijn Lichaam en zijn Bloed in onsde gave van zijn Geest toenemen, die wijreeds hebben ontvangen in het doopsel endie als een ‘zegel’ is aangeboden in hetsacrament van het Vormsel.

18. De acclamatie die het volk uitspreekt nade consecratie vindt een gepast slot door hetuitdrukken van de eschatologische dimensiedie de viering van de Eucharistie kenmerkt(vgl. 1Kor 11,26): “Tot Gij wederkeert”. DeEucharistie betekent spanning naar het doeltoe, voorsmaak van de door Christus beloof-de volkomen vreugde (vgl. Joh 15,11); inzekere zin is zij een vooruitlopen op hetParadijs, “onderpand van de toekomstigeheerlijkheid”.30 In de Eucharistie spreekt allesvan een vertrouwvol wachten “hoopvolwachtend op de komst van Jezus, Messias,uw Zoon”.31 Degenen die zich voeden met

Christus in de Eucharistie hoeven niet tewachten tot het hiernamaals om het eeuwi-ge leven te ontvangen: zij bezitten het reedsop aarde, als de eerste vruchten van eentoekomstige volheid die de mens in zijntotaliteit zal omvatten. Want in de Eucharis-tie ontvangen wij ook de verzekering vanonze lichamelijke verrijzenis bij het eindevan de wereld: “Wie mijn vlees en bloed eeten drinkt, die bezit eeuwig leven: op delaatste dag laat Ik hem opstaan” (Joh 6,54).Deze verzekering van de toekomstige verrij-zenis komt voort uit het feit dat het vleesvan de Mensenzoon, gegeven als voedsel,zijn lichaam is in zijn verheerlijkte staat nade verrijzenis. Met de Eucharistie nemenwij, om zo te zeggen, het ‘geheim’ van deverrijzenis in ons op. Daarom definieert deheilige Ignatius van Antiochië terecht heteucharistische brood als “medicijn van deonsterfelijkheid, tegengif tegen de dood”.32

19. De eschatologische spanning die deEucharistie oproept drukt de gemeenschapmet de hemelse Kerk uit en versterkt die. Hetis niet toevallig dat in de oosterse anaforenen in de eucharistische gebeden van deLatijnse ritus in verering aan Maria, dealtijd maagdelijke Moeder van onze Heer enGod Jezus Christus, aan de engelen, de hei-lige apostelen, de roemrijke martelaren enalle heiligen wordt gedacht. Dit is eenaspect van de Eucharistie dat het verdientom naar voren te worden gehaald: terwijlwij het offer van het Lam vieren, verenigenwij ons met de hemelse Liturgie, en sluitenwij ons aan bij die geweldige menigte dieroept: “De redding komt van onze God, dieop de troon zetelt, en van het Lam!” (Apk7,10). De Eucharistie is werkelijk een ope-ning van de hemel die zich over de wereldspreidt. Ze is een straal van de heerlijkheidvan het hemelse Jeruzalem, die de wolkenvan onze geschiedenis doorbreekt en diemet zijn licht onze weg beschijnt.

27. H. Efraïm,Sermo IV in Heb-domadam Sanctam,in: CSCO 413 / Syr.182, 55.

28. Anaphora.

29. Derde eucha-ristische gebed.

30. BreviariumRomanum, Anti-foon op het Magni-ficat in de tweedevespers van Sacra-mentsdag.

31. Romeins Mis-saal, Embolisme nahet Onze Vader.

32. H. Ignatius vanAntiochië, Briefaan de Efesiërs,20,2, in: PG 5, 661;SCh 10bis, 77.

107 • 2003 11

20. Een betekenisvolle consequentie van deeschatologische spanning binnen de Eucha-ristie bestaat in het feit dat zij onze wegdoor de geschiedenis een impuls geeft,doordat zij een zaadje van levendige hooplegt in de dagelijkse toewijding van iederafzonderlijk aan de vervulling van zijneigen plichten. Wanneer de christelijke kijkop de dingen er werkelijk toe leidt dat wijkijken naar “de nieuwe hemel” en “de nieu-we aarde” (vgl. Apk 21,1), dan verzwakt ditniet, maar stimuleert juist ons verantwoor-delijkheidsgevoel voor de huidige wereld.33 Ikwil dit graag met kracht herhalen bij hetbegin van het nieuwe millennium opdat dechristenen zich meer dan ooit betrokkenvoelen bij het nauwgezet nakomen van hunplichten als burgers van de aarde. Het is hunopdracht met het licht van het Evangelie bijte dragen aan de opbouw van een wereldnaar de maatstaf van de mens en in volko-men harmonie met het plan van God.

Veel problemen verduisteren de horizonvan onze tijd. Het mag volstaan te denkenaan de noodzaak om te werken voor devrede, om degelijke voorwaarden van ge-rechtigheid en solidariteit in de betrekkin-gen tussen de volkeren te brengen, en omhet menselijk leven vanaf de ontvangenistot aan zijn natuurlijke einde te verdedigen.En wat moet men denken van de duizendongerijmdheden van een ‘gemondialiseerde’wereld, waarin de zwaksten, de kleinsten ende armsten schijnbaar weinig te verwachtenhebben? Juist in deze wereld moet de chris-telijke hoop oplichten! Ook daarom wilde deHeer in de Eucharistie bij ons blijven enheeft Hij in zijn heilige tegenwoordigheidbij de offermaaltijd de belofte van een doorzijn liefde vernieuwde mensheid gegra-veerd. Daar waar de synoptische evangeliënverslag doen van de instelling van deEucharistie, biedt het Johannesevangelie,aldus de diepe betekenis aangevend, hetverhaal van de “voetwassing”, waarin Jezus

zich tot Heer van de gemeenschap en dedienst maakt (vgl. Joh 13,1-20), om zo dediepe betekenis van de instelling duidelijk temaken. De heilige apostel Paulus noemt vanzijn kant de deelname van de christelijkegemeente aan de maaltijd van de Heer‘onwaardig’, wanneer er verdeeldheid be-staat en de gemeente onverschillig staattegenover de armen (vgl. 1Kor 11,17-22.27-34).34

Het verkondigen van de dood van deHeer, “totdat Hij komt” (1Kor 11,26) houdtvoor alle christenen die aan de Eucharistiedeelnemen de verplichting in om hun levente veranderen, opdat het in zekere zin hele-maal ‘eucharistisch’ wordt. Juist deze vruchtvan de verandering van het bestaan en deplicht om de wereld om te vormen overeen-komstig het Evangelie, doen de eschatologi-sche spanning van de Eucharistieviering envan het hele christelijke leven schitteren:“Kom, Heer Jezus!” (Apk 22,20).

Hoofdstuk II

De Eucharistie bouwt de Kerk op

21. Het Tweede Vaticaanse Concilie heefteraan herinnerd dat de viering van deEucharistie het middelpunt van het groei-proces van de Kerk is. Na de uitspraak: “DeKerk, die het rijk van Christus reeds nu opmysterievolle wijze tegenwoordig stelt,groeit in deze wereld door de kracht vanGod op zichtbare wijze”,35 voegt het Concilie– net alsof het een antwoord wil geven opde vraag: “Hoe groeit zij?” – toe: “Telkenswanneer wij het kruisoffer, waardoor ‘onspaaslam, Christus, is geslacht’ (1Kor 5,7), ophet altaar vieren, wordt het werk van onzeverlossing voltrokken. Terzelfder tijd wordtdoor het sacrament van het eucharistischbrood de een-wording van de gelovigen die

33. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,pastorale Constitu-tie over de Kerk inde wereld van dezetijd Gaudium etspes, 39.

34. “Wilt u hetlichaam van deHeer eren? VerachtHem niet wanneerHij naakt is. EerHem niet hier inhet heiligdom metzijden stoffen, omHem dan buiten teverachten waar Hijkou lijdt en gebrekaan kleren. Hij diegezegd heeft: ‘Dit ismijn lichaam’, isdezelfde die gezegdheeft: ‘Jullie heb-ben mij hongeriggezien en niets teeten gegeven’, en‘Wat je de minstevan mijn broedershebt gedaan, heb jeMij gedaan’ … Watbaat het, wanneerde eucharistischetafel rijk beladen ismet gouden vaat-werk, terwijl Hijhonger lijdt? Beginermee de hongeri-gen te verzadigenen tooi dan hetaltaar met wat eroverblijft”: H.Johannes Chryso-stomus, Homilieover het Evangelievan Matteüs, 50, 3-4, in: PG 58, 508-509; vgl. JohannesPaulus II, EncycliekSollicitudo reisocialis (30 decem-ber 1987), 31.

35. Lumen genti-um, 3.

2003 • 10812

in Christus één lichaam vormen (vgl. 1Kor10,17), uitgebeeld en bewerkt.”36

Een oorzakelijke invloed van de Eucha-ristie is juist bij het begin van de Kerk aan-wezig. De evangelisten beschrijven nauw-keurig dat het de Twaalf, de apostelen,geweest zijn, die met Jezus bijeen kwamenvoor het Laatste Avondmaal (vgl. Mt 26,20;Mc 14,17; Lc 22,14). Dit is een detail vanopmerkelijk belang, want de apostelen“waren het zaad van het nieuwe Israël entegelijkertijd de oorsprong van de heiligehiërarchie”.37 Doordat Hij hun zijn lichaamen zijn bloed als voedsel gaf, betrok Chris-tus hen op mysterievolle wijze bij het offerdat enkele uren daarna op Calvarië zouworden volbracht. Analoog aan de sluitingvan het verbond van de Sinaï, dat door hetoffer en de besprenkeling met bloed werdbezegeld,38 leggen de handelingen en dewoorden van Jezus bij het Laatste Avond-maal de grondslag voor de nieuwe Mes-siaanse gemeenschap, het Volk van hetNieuwe Verbond.

Toen zij de uitnodiging van Jezus in dezaal van het avondmaal hebben aangeno-men: “Neemt en eet … drinkt allen hieruit…” (Mt 26,26-27), zijn de apostelen voor heteerst tot sacramentele gemeenschap metHem gekomen. Vanaf dit moment tot aanhet einde der tijden wordt de Kerk door desacramentele gemeenschap met de Zoonvan God, die voor ons werd geofferd, opge-bouwd: “Blijf dit doen om Mij te gedenken… blijf dit doen om Mij te gedenken, telkenswanneer jullie eruit drinken” (1Kor 11,24-25; vgl. Lc 22,19).

22. Het in het doopsel opgenomen wordenin Christus vernieuwt en versterkt zichvoortdurend door het deelnemen aan heteucharistische offer, vooral door de volledeelname daaraan, die door de sacramentelecommunie wordt bereikt. We kunnen zeg-gen dat niet alleen ieder van ons afzonder-

lijk Christus ontvangt, maar ook dat Chris-tus ieder van ons afzonderlijk ontvangt. Hijsluit vriendschap met ons: “Mijn vriendenzijn jullie” (Joh 15,14). Dankzij Hem hebbenwij zelfs het leven: “Zo zal ook hij die Mijeet, leven door Mij” (Joh 6,57). In de eucha-ristische communie wordt het ‘inwonen’van de één in de ander van Christus en deleerling op de hoogste wijze werkelijkheid:“Blijft in Mij, zoals Ik in u” (Joh 15,4).

Door de vereniging met Christus wordthet Volk van het Nieuwe Verbond – verrevan zich in zichzelf op te sluiten – tot‘sacrament’ voor de mensheid,39 tot teken enwerktuig van het heil dat door Christus isbewerkt, tot licht van de wereld en tot zoutvan de aarde (vgl. Mt 5,13-16) voor de ver-lossing van allen.40 De zending van de Kerkis rechtstreekse voortzetting van het werkvan Christus: “Zoals de Vader Mij gezondenheeft, zo zend Ik jullie” (Joh 20,21). Daaromhaalt de Kerk uit de altijddurende tegen-woordigstelling van het Kruisoffer in deEucharistie en uit de gemeenschap met hetLichaam en het Bloed van Christus de nood-zakelijke geestelijke kracht om haar zendingte vervullen. Zo vormt de Eucharistie debron en tegelijkertijd het hoogtepunt van dehele evangelisatie, aangezien haar doel decommunio van de mensen en in Hem metde Vader en met de heilige Geest is.41

23. Door de eucharistische communie wordtde Kerk tegelijkertijd gesterkt in haar een-heid als Lichaam van Christus. De heiligePaulus richt zich op deze eenheidsstichtendewerking van de eucharistische maaltijdwanneer hij aan de Korintiërs schrijft: “Hetbrood dat wij breken, geeft ons gemeen-schap met het lichaam van Christus. Omdathet één brood is, vormen wij allen tezamenéén lichaam, want allemaal hebben wij deelaan het ene brood” (1Kor 10,16-17). Hetcommentaar van de heilige Johannes Chry-sostomus is precies en diepzinnig: “Wat is

36. T.a.p.

37. Tweede Vati-caans Concilie,Decreet over demissieactiviteit vande Kerk Ad gentesdivinitus, 5.

38. ”Vervolgensnam Mozes hetbloed, sprenkeldedat over het volken sprak: ‘Dit is hetbloed van het ver-bond dat de Heer,op grond van aldeze woorden, metu sluit’ ” (Ex 24,8).

39. Vgl. Lumengentium, 1.

40. Vgl. a.w., 9.

41. Vgl. Presbyte-rorum ordinis, 5.Hetzelfde decreetzegt in nr. 6: “Geenenkele christelijkegemeenschap wordtechter opgebouwd,als zij niet haaroorsprong en mid-delpunt heeft in deviering van de hei-lige Eucharistie.”

109 • 2003 13

dan dit brood? Het is het lichaam van Chris-tus. Wat worden zij die het ontvangen? Hetlichaam van Christus: niet verschillendelichamen, maar één enkel lichaam. Inder-daad, zoals het brood helemaal één is,ofschoon het is samengesteld uit verschil-lende graankorrels die, ofschoon men zeniet ziet, zich in het brood bevinden, zoda-nig dat hun verschil verdwijnt aangezien zijeen volmaakt geheel zijn gaan vormen, zozijn ook wij op dezelfde wijze onderlingverenigd en allen samen met Christus.”42 Deargumentatie is overtuigend: Onze vereni-ging met Christus die een geschenk en eengenade is voor ieder van ons maakt het voorons mogelijk, in Hem, te delen in de eenheidvan zijn lichaam dat de Kerk is. De Eucha-ristie versterkt het opgenomen worden inChristus, dat plaatsvond in het doopsel doorde gave van de Geest (vgl. 1Kor 12,13.27).

Het gezamenlijk en onscheidbaar han-delen van de Zoon en van de heilige Geest,dat aan het begin staat van de Kerk, vanhaar vestiging en van haar voortduren, vol-trekt zich in de Eucharistie. Dit was zonne-klaar voor de auteur van de Liturgie van deheilige Jakobus: in de epiclese van de ana-fora wordt aan God de Vader gevraagd omde heilige Geest over de gelovigen te zendenen over de offergaven, opdat het lichaam enhet bloed van Christus “voor allen die eraandeelhebben … dient tot heiliging van hunzielen en hun lichamen”.43 De Kerk wordtversterkt door de goddelijke Vertroosterdoor de heiliging van de gelovigen in deEucharistie.

24. De gave van Christus en van zijn Geest,die wij ontvangen in de eucharistische com-munie, vervult met overvloedige volheid deverlangens van broederlijke eenheid die inhet menselijk hart wonen. Tegelijkertijd ver-heft zij de ervaring van broederlijkheid dieinherent is aan de gemeenschappelijke deel-name aan dezelfde eucharistische tafel tot

niveaus die ver liggen boven dat van eenlouter menselijke ervaring van een geza-menlijke maaltijd. Door middel van de deel-name (communie) aan het lichaam vanChristus dringt de Kerk steeds verder doortot haar diepste identiteit: zij is “in Christusals het ware het sacrament, dat willen zeg-gen het teken en het instrument, van deinnige vereniging met God en van de een-heid van heel het menselijk geslacht”.44

Tegen de kiemen van de verdeeldheidtussen de mensen, die, zoals uit de dagelijk-se ervaring blijkt, door de zonden diep in demenselijke natuur zijn geworteld, stelt zichde enorme kracht van de eenheid van hetlichaam van Christus op. De Eucharistie, diede Kerk opbouwt, schept juist daardoorgemeenschap onder de mensen.

25. De aanbidding van de Eucharistie buitende Mis is van onschatbare waarde voor hetleven van de Kerk. Deze aanbidding is nauwverbonden met de viering van het eucharis-tische offer. De tegenwoordigheid vanChristus onder de heilige gedaanten die nade Mis bewaard worden – aanwezigheid diezolang voortduurt als de gedaanten vanbrood en wijn intact zijn45 – komt voort uitde viering van het offer en is gericht op desacramentele zowel als de geestelijke com-munie.46 Het is de taak van de Herders ookmet hun persoonlijke getuigenis ertoe aan temoedigen om de eucharistische aanbidding,in het bijzonder de uitstelling van het Aller-heiligste Sacrament, alsook de aanbiddingvoor Christus aanwezig onder de eucharisti-sche gedaanten, te koesteren.47

Het is mooi om bij Hem te zijn, om dichtaan zijn borst te liggen als zijn geliefdeleerling (vgl. Joh 13,25), en om de oneindi-ge liefde te voelen van zijn hart. Als hetchristendom zich in onze tijd moet onder-scheiden, met name in de “vaardigheid vanhet bidden”,48 hoe zou men dan geen nieuwebehoefte kunnen voelen om lang te blijven

42. Homilieën overde Eerste Brief aande Korinthiërs,24,2, in: PG 61, 200;vgl. Didachè, IX, 4,in: F.X. Funk I, 22;SCh 248, 177; H.Cyprianus, BrievenLXIII, 13, in: PL 4,384.

43. PO 26, 206.

44. Lumen genti-um, 1.

45. Vgl. Decretumde ss. Eucharistia,canon 4, in: DS1654.

46. Vgl. RitualeRomanum: Desacra communioneet de cultu mysteriieucharistici extraMissam, 36 (80).

47. Vgl. a.w., 38-39 (86-90).

48. Johannes Pau-lus II, apostolischeBrief Novo millen-nio ineunte (6 ja-nuari 2001), 32.

2003 • 11014

in geestelijk gesprek, in stille aanbidding, ineen houding van liefde, vóór Christus dieaanwezig is in het Allerheiligst Sacrament?Hoe dikwijls, dierbare broeders en zusters,heb ik dit ervaren, en heb ik hieruit kracht,troost en steun gevonden!

Talrijke heiligen hebben ons het voor-beeld van deze praktijk gegeven, dat her-haaldelijk is geprezen en aanbevolen doorhet Leergezag.49 De heilige Alfonsus Mariade’ Liguori onderscheidde zich in het bij-zonder op dit gebied en hij schreef: “Onderalle uitingen van vroomheid is de aanbid-ding van Jezus in het Heilig Sacrament deeerste na de sacramenten, die aan God hetdierbaarste is en voor ons zeer nuttig.”50 DeEucharistie is een onmetelijke schat: nietalleen haar vieren, maar ook in aanbiddingvoor haar verblijven buiten de Mis maakthet mogelijk te putten uit de bron van degenade zelf. Een christelijke gemeenschapdie ernaar verlangt het gelaat van Christusbeter te beschouwen, in de geest die ik hebvoorgesteld in de apostolische Brieven Novomillennio ineunte en Rosarium VirginisMariae, moet dit aspect van de eucharisti-sche aanbidding, waarin de vruchten vanhet lichaam en het bloed van de Heer groteren talrijker worden, eveneens ontwikkelen.

Hoofdstuk III

De apostoliciteit van deEucharistie en van de Kerk

26. Als, zoals ik heb gezegd, de Eucharistiede Kerk opbouwt en de Kerk de Eucharistiemaakt, volgt daaruit dat er een diepe ver-bondenheid is tussen de twee, en wel in diemate dat we op het eucharistische mysteriede woorden van de Geloofsbelijdenis vanNicea-Konstantinopel zelf kunnen toepas-sen waarmee we uitspreken dat de Kerk

“één, heilig, katholiek en apostolisch” is. DeEucharistie is óók één en katholiek. Ze isook heilig, ja het Allerheiligste Sacrament.Maar nu moeten we vóór alles haar apost-oliciteit bezien.

27. Wanneer de Katechismus van de Katho-lieke Kerk uitlegt hoe de Kerk apostolisch is,dat wil zeggen: gesticht op de apostelen,onderscheidt hij drie betekenissen in dezeuitdrukking. Enerzijds “is en blijft zijgebouwd op ‘het fundament van de aposte-len’ (Ef 2,20), de getuigen die door Christuszelf gekozen en uitgezonden zijn”.51 Ook deEucharistie heeft haar grondslag in de apos-telen, niet in de zin dat zij niet haar oor-sprong had in Christus zelf, maar omdat zijdoor Christus werd toevertrouwd aan deapostelen en door hen, en door hun opvol-gers, aan ons is overgeleverd. In onafgebro-ken verbondenheid met het handelen van deapostelen die gehoorzaamden aan deopdracht van de Heer, viert de Kerk de eeu-wen door de Eucharistie.

De tweede betekenis van de apostolici-teit van de Kerk die door de Katechismuswordt aangegeven, luidt: “Zij bewaart metde hulp van de heilige Geest, die in haarwoont, de leer, de geloofsschat, de heilzamewoorden die zij van de apostelen vernomenheeft en geeft deze door.”52 Ook in dezetweede betekenis is de Eucharistie apos-tolisch, omdat zij gevierd wordt overeen-komstig het geloof van de apostelen. In deloop van de tweeduizendjarige geschiedenisvan het Volk van het Nieuwe verbond heefthet kerkelijk Leergezag de leer over deEucharistie gepreciseerd bij verschillendegelegenheden, met inbegrip van de termino-logie, met name om het apostolische geloofmet betrekking tot dit verheven mysterie tebeschermen. Dit geloof blijft onveranderden het is van levensbelang voor de Kerk dathet onveranderd blijft.

49. “De gelovigenmoeten niet nala-ten gedurende dedag een bezoek tebrengen aan hetHeilig Sacrament,dat op een uiterstwaardige plaatsmet de grootsteeerbied volgens devoorschriften derliturgie in de ker-ken bewaard moetworden, aangeziendit bezoek eenbewijs is van dank-baarheid, een tekenvan liefde en eenplicht van aanbid-ding jegens Chris-tus de Heer, daartegenwoordig”:Mysterium fidei (3september 1965),in: AAS 57 (1965),771 [Nederlandsevertaling: KatholiekArchief 20 (1965),1016].

50. Bezoeken aanhet AllerheiligsteSacrament en aande AllerheiligsteMaria, Inleiding,in: Opere Ascetiche(Avellino 2000),295.

51. Katechismusvan de KatholiekeKerk, 857.

52. T.a.p.

111 • 2003 15

28. Ten slotte is de Kerk apostolisch in dezin dat “zij voortdurend wordt onderricht,geheiligd en geleid door de apostelen totaan de wederkomst van Christus dankzijdiegenen die hen in hun pastorale taakopvolgen: het college van de bisschoppen‘die door de priesters bijgestaan worden, ineenheid met de opvolger van Petrus, deopperherder van de Kerk’”.53 De apostelenopvolgen in de pastorale zending houdtnoodzakelijkerwijs het sacrament van hetpriesterschap in, dat wil zeggen de ononder-broken opvolging van geldige bisschopswij-dingen, teruggaand tot het eerste begin.54

Deze opvolging is wezenlijk voor de Kerkom in eigenlijke en volledige betekenis tebestaan.

De Eucharistie drukt ook deze betekenisvan apostoliciteit uit. Zoals het TweedeVaticaans Concilie leert “doen de gelovigendoor hun koninklijk priesterschap actiefmee in de aanbieding van de eucharistischeoffergave”,55 maar het is de gewijde priesterdie “in de persoon van Christus het eucha-ristisch offer voltrekt en het opdraagt aanGod in naam van geheel het volk”.56 Daaromschrijft het Romeins Missaal voor dat alleende priester het eucharistisch gebed zegt, ter-wijl het volk deelneemt in stilte en gebed.57

29. De uitdrukking die door het TweedeVaticaans Concilie herhaaldelijk gebruiktwordt, volgens welke “de ambtelijke priester… handelend in de persoon van Christus, heteucharistisch offer viert”,58 was reeds in eer-dere pauselijke leerstellige uitspraken stevigverankerd.59 Ik heb het bij eerdere gelegen-heden aangegeven: de uitdrukking in perso-na Christi “betekent méér dan alleen maar‘in naam van Christus’ of ‘in plaats vanChristus’. Dat het in persona opgedragenwordt, betekent: in die heel speciale, sacra-mentele vereenzelviging met de ‘hogepries-ter in eeuwigheid’, die zelf de eigenlijkebewerker en de handelende hoofdpersoon is

bij dit, zijn offer. Daarin kan werkelijk nie-mand Hem vervangen.”60 Het ambt van depriesters die het sacrament van het priester-schap hebben ontvangen maakt duidelijkdat de Eucharistie die zij vieren een gave isdie op radicale wijze uitstijgt boven de vol-macht van de gemeente en die hoe dan ookonvervangbaar is voor een geldige verbin-ding van de eucharistische consecratie methet offer van het Kruis en met het LaatsteAvondmaal.

De gemeente die samenkomt voor deviering van de Eucharistie heeft, wil het eenechte eucharistische gemeente zijn, absoluutde aanwezigheid van een gewijde priesternodig die haar voorzit. Van de andere kantis de gemeente uit eigen kracht niet in staateen gewijde bedienaar aan te stellen. Dezebedienaar is een gave die de gemeente ont-vangt door de apostolische successie dieteruggaat tot de apostelen. Het is de bis-schop die, door het sacrament van de wij-ding, een nieuwe priester aanstelt door ophem de macht over te dragen om de Eucha-ristie te vieren. Daarom “kan het eucharis-tisch mysterie in geen enkele gemeenschapgevierd worden dan door de gewijde pries-ter, hetgeen het Vierde Lateraans Concilieuitdrukkelijk heeft verklaard”.61

30. De leer van de katholieke Kerk over debetrekking tussen het priesterlijke ambt ende Eucharistie en haar leer over het eucha-ristische offer zijn beide in de afgelopendecennia onderwerp van een vruchtvaredialoog geweest in het kader van de oecu-mene. We moeten dank zeggen aan de heili-ge Drie-eenheid voor de aanmerkelijkevoortgang en toenadering die op dit vlakzijn bereikt, die ons doen hopen dat wij eenshet geloof ten volle zullen delen. Nietteminblijven de constateringen van het Concilieten aanzien van de Kerkelijke Gemeen-schappen die in het Westen opkwamenvanaf de zestiende eeuw en die gescheiden

53. T.a.p.

54. Vgl. Congrega-tie voor de Geloofs-leer, Brief Sacerdo-tium ministeriale (6augustus 1983),III.2, in: AAS 75(1983), 1005[Nederlandse ver-taling: Archief vande Kerken 38/11(1983), 18].

55. Lumen genti-um,10.

56. T.a.p.

57. Vgl. InstitutioGeneralis (Editiotypica tertia), 147.

58. Vgl. Lumengentium,10 en 28;Presbyterorumordinis, 2.

59. “De bedienaardes altaars handeltin de persoon vanChristus als Hoofd,dat namens alleledematen offert”:Mediator Dei, in:AAS 39 (1947), 556[Nederlandse ver-taling: KatholiekArchief 2 (1948),868]; vgl. Pius X,apostolischeExhortatie HaerentAnimo (4 augustus1908), in: Acta PiiX, IV, 16; Pius XI,Encycliek AdCatholici Sacerdotii(20 december1935), in: AAS 28(1936), 20.

60. DominicaeCenae, 8.

61. Sacerdotiumministeriale, III.4;vgl. Vierde Late-raans OecumenischConcilie, Hoofdstuk1, Constitutie overhet katholiekegeloof Firmiter cre-dimus, in: DS 802.

2003 • 11216

zijn van de katholieke Kerk, volledig vankracht: “Weliswaar ontbreekt bij de van onsgescheiden kerkelijke gemeenschappen dievolle eenheid met ons die in het verlengdevan het doopsel ligt en hebben zij naar onzegeloofsopvatting, vooral door tekorten inhet wijdingssacrament, niet ongeschondende werkelijkheid van het eucharistisch mys-terie bewaard zoals die oorspronkelijkbedoeld is. Maar wanneer zij bij het heiligavondmaal de dood en de verrijzenis vanonze Heer gedenken, belijden zij, dat daarinhet leven in de gemeenschap met Christustot uitdrukking wordt gebracht en verwach-ten zij zijn glorievolle wederkomst.”62

Daarom moeten de katholieke gelovi-gen, terwijl zij toch de religieuze overtui-gingen van deze gescheiden broedersrespecteren, zich onthouden van deelnameaan de communie die in hun vieringenwordt uitgedeeld, om geen tweeduidigheidte wekken over de natuur van de Eucharistieen als gevolg daarvan hun plicht te verza-ken, getuigenis te geven van de waarheid.Dit zou tenslotte de voortgang naar volledi-ge zichtbare eenheid vertragen die geboektis. Het is evenzo ondenkbaar om de zon-dagsmis te vervangen door oecumenischewoordvieringen of gemeenschappelijke ge-bedsdiensten met christenen van de hier-voor genoemde Kerkelijke Gemeenschappenof zelfs deelname aan hun eigen liturgischediensten. Zulke vieringen en diensten, hoeprijzenswaardig ook in bepaalde omstan-digheden, bereiden het doel van volledigecommunio voor, inclusief de eucharistischegemeenschap, maar kunnen die niet ver-vangen. Het feit dat de volmacht om deEucharistie te consacreren alleen aan bis-schoppen en priesters is toevertrouwd bete-kent in genen dele een onderwaarderingvan de rest van het Volk van God, want inde communie van het ene Lichaam vanChristus dat de Kerk is wordt deze gave uit-gereikt tot welzijn van allen.

31. Als de Eucharistie het middelpunt en hethoogtepunt is van het leven van de Kerk,dan is het op dezelfde wijze middelpunt enhoogtepunt van het priesterlijke dienstwerk.Daarom herhaal ik, met een hart dat voldankbaarheid is jegens onze Heer JezusChristus, dat in de Eucharistie “de voor-naamste en hoogste bestaansreden ligt vanhet sacrament van het priesterschap, datimmers tegelijk met de eucharistie en ineenheid met haar is ingesteld”.63

De pastorale activiteiten van de priesterzijn veelvoudig. Als we ook denken aan desociale en culturele omstandigheden van dehuidige wereld, kunnen we gemakkelijkinzien hoezeer de priester blootstaat aan hetgevaar van de versnippering in een grootaantal verschillende taken. Het TweedeVaticaans Concilie zag in pastorale liefda-digheid de band die aan het leven en wer-ken van de priester eenheid geeft. Deze, zovoegt het concilie toe, “vloeit bovenal voortuit het eucharistisch offer, dat daarom hetmiddelpunt en de oorsprong vormt van hethele priesterleven”.64 We kunnen zo begrij-pen hoe belangrijk het voor het geestelijkleven van de priester is, alsook voor hetwelzijn van de Kerk en de wereld, dat depriesters de aanbeveling van het Concilievolgen om dagelijks de Eucharistie te vie-ren: “ook dán, als de gelovigen er niet bijtegenwoordig kunnen zijn, is het toch eendaad van Christus en de Kerk.”65 Op dezewijze zullen de priesters in staat zijn om allespanningen die hen afleiden in de loop vande dag, te overwinnen, doordat zij in heteucharistische offer, het ware middelpuntvan hun leven en hun ambt, de geestelijkeenergie zullen vinden die nodig is om hunverschillende pastorale taken te kunnen uit-voeren. Zo zullen hun dagen werkelijkeucharistisch zijn.

Uit het centrale karakter van de Eucha-ristie in het leven en in het ambt van depriesters vloeit ook het feit voort dat zij het

62. Tweede Vati-caans Concilie,Decreet over dekatholieke deelne-ming aan de oecu-menische bewegingUnitatis redintegra-tio, 22.

63. DominicaeCenae, 2.

64. Presbyterorumordinis, 14.

65. A.w., 13; vgl.Wetboek van Cano-niek Recht [CIC],can. 904; Wetboekvan Canones van deOosterse Kerken[CCEO], can. 378.

113 • 2003 17

middelpunt vormt van de pastoraal terbevordering van de priesterroepingen. Juistin de Eucharistie wordt het gebed om roe-pingen het nauwste verbonden met hetgebed van Christus de Eeuwige Hogepries-ter. Maar tegelijkertijd geeft de aandachtigezorg die de priesters hebben bij hun eucha-ristisch dienstwerk, gevoegd bij de bewuste,actieve en vruchtbare deelname van degelovigen aan de Eucharistie, een krachtigvoorbeeld en een aanmoediging om edel-moedig te antwoorden op de roep van God.Hij maakt dikwijls gebruik van het voor-beeld van ijverige herderlijke liefde van eenpriester om in het hart van een jonge manhet zaad van een priesterroeping te zaaienen tot volle wasdom te brengen.

32. Dit alles laat zien hoe verdrietig en vervan het normale de situatie is van een chris-telijke gemeente die, ondanks het feit dat zevoldoende, en voldoende verschillende, ge-lovigen heeft om een parochie te vormen,geen priester heeft om haar te leiden.Parochies zijn gemeenschappen van degedoopten die hun identiteit bovenal uit-drukken en bevestigen door de viering vanhet eucharistisch offer. Maar dit vereist deaanwezigheid van een priester, aan wie hetals enige toekomt om de Eucharistie op tedragen in persona Christi. Wanneer eengemeente een priester ontbeert, zoekt menterecht, op enigerlei wijze, een oplossingvoor de situatie, zodat zij haar zondagsevieringen kan voortzetten, en die religieu-zen en leken die hun broeders en zustersvoorgaan in gebed oefenen op prijzens-waardige wijze het gemeenschappelijkepriesterschap van alle gelovigen uit, datgebaseerd is op de genade van het doopsel.Maar zulke oplossingen moet men als loutertijdelijk zien, terwijl de gemeenschap wachtop een priester.

Het sacramenteel onvolledige karaktervan deze vieringen moet vóór alles de hele

gemeenschap ertoe inspireren om met meervuur te bidden dat de Heer arbeiders zalzenden in zijn oogst (vgl. Mt 9,38). Hetmoet ook een aansporing zijn om alle ande-re elementen die een geschikte roepingen-pastoraal uitmaken, in de praktijk te bren-gen, zonder toe te geven aan de verleiding,oplossingen te zoeken die de morele criteriaen de kwaliteit van de opleiding van kandi-daten voor het priesterschap verlagen.

33. Wanneer aan niet-gewijde gelovigenvanwege het tekort aan priesters een deelvan zielzorg in een parochie is toever-trouwd, moeten zij zich, zoals het TweedeVaticaans Concilie leert, ervan bewust zijndat “geen enkele christelijke gemeenschapwordt opgebouwd, als zij niet haar oor-sprong en middelpunt heeft in de vieringvan de heilige Eucharistie”.66 Zij hebbendaarom een verantwoordelijkheid om in degemeente een echte ‘honger’ naar de Eucha-ristie levend te houden, zodat geen enkelegelegenheid tot het vieren van de Mis ooitzal worden gemist, waarbij men ook gebruikzal maken van de aanwezigheid, als zich dievoordoet, van een priester die niet verhin-derd is door het kerkelijk recht om te cele-breren.

Hoofdstuk IV

De Eucharistie en de kerkelijkecommunio

34. De Buitengewone Vergadering van deBisschoppensynode in 1985 heeft in de“kerkleer van de communio” de centrale enfundamentele idee van de documenten vanhet Tweede Vaticaans Concilie gezien.67 Tij-dens haar pelgrimstocht over de aarde,wordt de Kerk ertoe geroepen evenzeer decommunio met de Drie-ene God te behou-

66. Presbyterorumordinis, 6.

67. Vgl. Eindrap-port, II.C.1, in:L’OsservatoreRomano (10 decem-ber 1985), 7[Nederlandse ver-taling: Archief vande Kerken 41(1986), 144].

2003 • 11418

den en te koesteren, als de gemeenschaponder de gelovigen. Te dien einde beschiktzij over het Woord en over de Sacramenten,vooral de Eucharistie, waardoor zij “onop-houdelijk leeft en groeit,”68 en waarin zijtegelijkertijd zichzelf uitdrukt. Het is niettoevallig dat het begrip communie een vande specifieke namen van dit verheven sacra-ment is geworden.

Van alle sacramenten bekleedt deEucharistie dus de eerste plaats, doordat zijde gemeenschap met God de Vader doormiddel van de vereenzelviging met de één-geboren Zoon door de werking van de heili-ge Geest tot volmaaktheid brengt. Met descherpzinnigheid van het geloof verwoord-de een belangrijke schrijver uit de Byzan-tijnse traditie deze waarheid: in de Eucha-ristie “is – vóór elk ander sacrament – hetmysterie (van de gemeenschap) zo vol-maakt, dat het tot het hoogtepunt van allegoederen leidt; hier ligt het hoogste doelvan iedere menselijke streving, aangezienwij hier God bereiken en God zich hier metons in de volmaaktste eenheid verbindt”.69

Precies om deze reden is het goed om inonze harten een voortdurend verlangen naarhet sacrament van de Eucharistie te koeste-ren. Dit was de oorsprong van de praktijkvan de ‘geestelijke communie’, die zichsinds eeuwen gelukkigerwijs heeft gevestigdin de Kerk en is aanbevolen door heiligendie meesters van het geestelijk leven waren.De heilige Teresia van Jezus schreef: “Wan-neer je de communie niet ontvangt en nietde Mis bijwoont, kun je geestelijk commu-niceren. Deze oefening houdt veel voorde-len in; zo zullen jullie een diepe liefde vooronze Heer in je prenten.”70

35. De viering van de Eucharistie kan echterniet het beginpunt zijn van gemeenschap;het vooronderstelt dat de gemeenschapreeds bestaat, een gemeenschap die zij zoektte bestendigen en tot volmaaktheid te bren-

gen. Het sacrament is een uitdrukking vandie gemeenschapsband zowel in zijnonzichtbare dimensie die ons in Christusdoor de werking van de heilige Geest met deVader en onderling verbindt, als in de zicht-bare dimensie die de gemeenschap in de leervan de apostelen, in de sacramenten en inde hiërarchische orde betreft. De innigerelatie die er bestaat tussen de onzichtbareelementen en de zichtbare elementen van dekerkelijke gemeenschap bouwt als het warede Kerk op als sacrament van het heil.71

Alleen in deze samenhang kan er een geldi-ge viering van de Eucharistie zijn, en eenechte deelneming daaraan. Daaruit volgtdat het een intrinsiek vereiste van deEucharistie is dat zij gevierd wordt in com-munio en wel zó dat de verschillende ban-den van die gemeenschap intact blijven.

36. De onzichtbare communio die volgenshaar natuur steeds groeit, vooronderstelt hetleven van de genade, waardoor men “deelaan Gods eigen wezen” (2Pe 1,4) krijgt,evenals de praktijk van de deugden vangeloof, hoop en liefde. Alleen zo hebben wijwaarachtig gemeenschap met de Vader, deZoon en de heilige Geest. Het geloof vol-staat niet; we moeten volharden in de hei-ligmakende genade en in de liefde, terwijlwe zowel ‘lichamelijk’ als ‘in ons hart’ bin-nen de Kerk blijven;72 wat vereist wordt, inde woorden van de heilige Paulus, is “hetgeloof dat door de liefde werkzaam is” (Gal5,6).

Deze onzichtbare banden intact laten iseen specifieke morele plicht voor de christendie volledig wil deelnemen aan de Eucharis-tie door het lichaam en het bloed van Chris-tus te ontvangen. Tot deze plicht roept deapostel Paulus de gelovige op met de aan-sporing: “Iedereen moet zichzelf onderzoe-ken alvorens van het brood te eten en uit debeker te drinken” (1Kor 11,28). De heiligeJohannes Chrysostomus vermaant met de

68. Lumen genti-um, 26.

69. Nicolas Cabasi-las, Leven in Chris-tus, IV, 10, in: SCh355, 270.

70. Camino de per-fección, 35.

71. Vgl. Congrega-tie voor de Geloofs-leer, Brief aan debisschoppen van dekatholieke Kerkover enkele aspec-ten van Kerk alscommunio [Com-munionis notio] (28mei 1992), 4.

72. Vgl. Lumengentium, 14.

115 • 2003 19

kracht van zijn welsprekendheid de gelovi-gen: “Ook ik verhef mijn stem, smeek, vraagen bezweer jullie om niet te naderen totdeze heilige tafel met een bevlekt en verdor-ven geweten. Een dergelijke toenadering zalmen echt nooit communie kunnen noemen,ook wanneer wij duizend keer het lichaamvan de Heer aanraken, maar verdoemenis,pijn en vermeerdering van de straffen.”73

Langs deze zelfde lijnen stelt de Kate-chismus van de Katholieke Kerk terecht vastdat “Hij die zich van een zware zondebewust is, het sacrament van de verzoeningmoet ontvangen voordat hij te communiegaat.”74 Daarom wens ik opnieuw te beklem-tonen dat in de Kerk van kracht blijft, nu enin de toekomst, de regel waarmee het Conci-lie van Trente concreet uitdrukking gaf aande ernstige vermaning van de apostel Pau-lus toen het bevestigde dat, om de Eucharis-tie op waardige wijze te ontvangen, “debelijdenis van de zonden vooropgesteldmoet worden, wanneer men zich bewust isvan een doodzonde”.75

37. De twee sacramenten van Eucharistie enboete en verzoening zijn nauw met elkaarverbonden. Omdat de Eucharistie het ver-lossende offer van het Kruis tegenwoordigstelt en het op sacramentele wijze laatvoortduren, betekent dit dat dit Sacramentvoortdurend tot bekering oproept en tot eenpersoonlijk antwoord op de vermaning vande apostel Paulus aan de christenen vanKorinte: “Wij smeken u in Christus’ naam:laat u met God verzoenen” (2Kor 5,20). Alshet geweten van een christen wordt belastmet een ernstige zonde, dan wordt de wegvan boete door het sacrament van verzoe-ning noodzakelijk voor een volledige deel-name aan het eucharistisch offer.

Het oordeel over iemands staat vangenade komt uiteraard alleen de betrokkenetoe, aangezien het een zaak is van hetonderzoeken van het eigen geweten. Niette-

min kan de Kerk, in zaken van uitwendiggedrag, die ernstig, duidelijk en hardnekkigingaan tegen de zedelijke norm, in haarpastorale zorg voor een goede orde van degemeenschap, en uit eerbied voor het sacra-ment, niet anders dan zich direct betrokkenvoelen. Het Wetboek van Canoniek Rechtverwijst naar deze situatie van duidelijkgebrek aan een gepaste zedelijke gesteld-heid, wanneer het verklaart dat zij die“halsstarrig volharden in een zware zondedie bekend is” niet mogen worden toegela-ten tot de eucharistische communie.76

38. De kerkelijke communio, waaraan ikreeds herinnerd heb, is ook zichtbaar, envindt haar uitdrukking in de banden diedoor hetzelfde Concilie worden opgenoemdwanneer het leert: “Volledig in de kerkelijkegemeenschap ingelijfd, zijn degenen die,met de Geest van Christus begiftigd, haargehele organisatie en al haar ingesteldeheilsmiddelen aanvaarden en tevens in haarzichtbare organisatie met Christus, die haardoor de opperherder en de bisschoppenbestuurt, verbonden blijven: dit zijn immersde banden van de geloofsbelijdenis, desacramenten, het kerkelijk bestuur en degemeenschap.”77

Aangezien de Eucharistie de hoogstesacramentele manifestatie is van de com-munio in de Kerk, dient zij ook te wordengevierd in een context van eerbied voor deuitwendige gemeenschapsbanden. Op eenbijzondere manier is zij “het hoogtepuntvan het geestelijke leven en het doel vanalle sacramenten”78; vandaar dat vereist isdat de gemeenschapsbanden in de sacra-menten, in het bijzonder in het doopsel enin de priesterwijding, echt zijn. Het is nietmogelijk om de communie te geven aaniemand die niet gedoopt is of aan iemanddie de volle geloofswaarheid met betrekkingtot het eucharistische mysterie verwerpt.Christus is de waarheid en Hij getuigt van

73. Homiliae inIsaiam, 6, 3, in: PG56, 139.

74. Katechismusvan de KatholiekeKerk, 1385; vgl. CIC,can. 916; CCEO, can.711.

75. Toespraak Hetsacrament van deverzoening vormthet christelijkgeweten tot depenitenciers van devier patriarchalebasilieken (30 ja-nuari 1981), in: AAS73 (1981), 203[Nederlandse ver-taling: Archief vande Kerken 36(1981), 763]. Vgl.Decretum de ss.Eucharistia, cap. 7en canon 11, in: DS1647, 1661.

76. CIC, can. 915;CCEO, can. 712.

77. Lumen genti-um, 14.

78. H. Thomas vanAquino, SummaTheologiae, III, q.73, a. 3c.

2003 • 11620

de waarheid (vgl. Joh 14,6; 18,37); hetsacrament van zijn lichaam en bloed duldtgeen valse voorspiegelingen.

39. Daarenboven moet vanwege het eigenkarakter van de kerkelijke gemeenschap envan de verhouding die het sacrament van deEucharistie met haar heeft, eraan herinnerdworden dat “het eucharistische offer, dataltijd wordt opgedragen in een particulieregemeenschap, nooit alleen het vieren vandie gemeenschap is. De gemeenschap ont-vangt de eucharistische aanwezigheid vande Heer en daarmee de volledige gave vande verlossing en is – zelfs in de blijvendzichtbare en particuliere vorm – het beelden de ware aanwezigheid van de ene, heili-ge, katholieke en apostolische Kerk”.79 Hier-uit volgt dat een echt eucharistische ge-meenschap niet in zichzelf besloten kanzijn, alsof zij in enigerlei vorm zichzelf vol-doende zou zijn; veeleer moet zij blijvend inharmonie zijn met elke andere katholiekegemeenschap.

De kerkelijke gemeenschap van deeucharistische samenkomst is een gemeen-schap met haar eigen bisschop en met depaus, de bisschop van Rome. De bisschop isuiteindelijk het zichtbare beginsel en hetfundament van de eenheid in zijn particu-liere Kerk.80 Het zou dus volkomen onlo-gisch zijn dat het sacrament van de eenheidbij uitstek gevierd zou worden zonder eenwaarachtige communio met de Kerk. Deheilige Ignatius van Antiochië schreef: “DieEucharistie mag als geldig beschouwd wor-den die gevierd wordt onder de bisschop ofonder hem aan wie de bisschop dezeopdracht heeft gegeven.81 Evenzo is, aange-zien “de paus van Rome, als opvolger vanPetrus, het blijvend en zichtbaar beginsel enfundament is van de eenheid zowel van debisschoppen als van de menigte van degelovigen”,82 eenheid met hem intrinsiekvereist voor de viering van het eucharistisch

offer. Daaruit komt de diepe waarheid voortdie op verschillende manieren wordt uitge-drukt door de liturgie: “iedere viering vande Eucharistie vindt niet alleen plaats ineenheid met de eigen bisschop, maar ookmet de paus, met alle bisschoppen, met allegeestelijken en met alle gelovigen. Iedererechtsgeldige viering van de Eucharistiegeeft uitdrukking aan de universele com-munio met Petrus en met de gehele Kerk ofvraagt hier objectief om, zoals het geval isbij de christelijke kerken die van Romegescheiden zijn.”83

40. De Eucharistie schept gemeenschap enkoestert gemeenschap. De heilige Paulusschreef aan de gelovigen van Korinte om uitte leggen hoe hun tegenstellingen, die inhun eucharistische bijeenkomsten zichtbaarwerden, in tegenspraak waren met hetgeenzij aan het vieren waren, de maaltijd desHeren. Dus nodigde de apostel hen uit omzich te bezinnen over de ware werkelijkheidvan de Eucharistie om terug te keren tot degeest van broederlijke gemeenschap (vgl.1Kor 11,17-34). De heilige Augustinus gafeen treffende weerklank van deze oproeptoen hij, na een verwijzing naar de woordenvan de apostel: “U bent het lichaam vanChristus, en ieder van u is van dit lichaameen onderdeel” (1Kor 12,27) verder ging:“Als jullie zijn lichaam zijn en ledematenvan Hem, dan zullen jullie op de tafel vande Heer jullie eigen mysterie opgesteld vin-den. Ja, jullie ontvangen je eigen myste-rie.”84 En op grond van deze waarnemingbesluit hij: “Christus de Heer … heiligde aandeze tafel het mysterie van onze vrede eneenheid. Al wie het mysterie van de eenheidontvangt zonder de banden van de vrede tebewaren ontvangt geen mysterie voor zijnwelzijn, maar een bewijs tegen zichzelf.”85

41. De bijzondere doeltreffendheid van deEucharistie voor het bevorderen van de

79. Communionisnotio, 11.

80. Vgl. Lumengentium, 23.

81. Ad Smyrnaeos,8, in: PG 5, 713.

82. Lumen genti-um, 23.

83. Communionisnotio, 14.

84. Sermo 272, in:PL 38, 1247.

85. A.w., 1248.

117 • 2003 21

communio is een van de redenen voor hetbelang van de zondagsmis. Ik heb hier aluitvoerig bij stilgestaan, en bij de andereredenen die haar van cruciaal belang makenvoor het leven van de Kerk en de gelovigen,in de apostolische Brief Dies Domini86 overde heiliging van de zondag. Ik herinnerde eronder andere aan dat voor de gelovigen dedeelname aan de Mis een verplichting is,tenzij ze ernstig belemmerd zijn. Daaromhebben de herders van hun kant de plicht,aan allen ook werkelijk de mogelijkheid tebieden om dit gebod na te komen.87 In deapostolische Brief Novo millennio ineunte,waarin ik nog niet zo lang geleden de pas-torale route van de Kerk aan het begin vanhet derde millennium heb uitgezet, wilde ikde bijzondere betekenis van de zondagseEucharistie onderstrepen, door haargemeenschapsvormende werking te bena-drukken: “Zij is”, zo schreef ik, “de plaats bijuitstek waar onderlinge eenheid steedsopnieuw verkondigd en gevoed wordt. Juistdoor de gezamenlijke viering van de Eucha-ristie wordt de dag des Heren ook tot de dagvan de Kerk die aldus doeltreffend haar rolals sacrament van de eenheid kan vervul-len.”88

42. Het bewaren en bevorderen van de ker-kelijke communio is een taak voor iederegelovige, die in de Eucharistie, het sacra-ment van de eenheid van de Kerk, eenplaats vindt om zijn bekommernis op eenbijzondere manier te laten blijken. Meerconcreet komt deze taak met een bijzondereverantwoordelijkheid aan de herders van deKerk toe, ieder naar zijn positie en kerkelijkeambt. Daarom heeft de Kerk normen vastge-steld, die zowel bedoeld zijn om een veel-vuldige en vruchtbare nadering van degelovigen tot de tafel van de Heer aan temoedigen als om de objectieve voorwaar-den vast te leggen, waaronder afgezienmoet worden van de uitreiking van de com-

munie. De zorg die betoond wordt om hetgelovig in acht nemen van deze normen tebevorderen wordt een praktisch middel omde liefde voor de Eucharistie en voor deKerk te laten blijken.

43. Bij een beschouwing over de Eucharistieals het sacrament van kerkelijke communiois er een onderwerp dat vanwege zijnbelang niet over het hoofd mag wordengezien: ik bedoel de relatie van de Eucharis-tie met de oecumenische activiteit. We zou-den allemaal de heilige Drie-eenheid dankmoeten zeggen voor de vele gelovigen overde hele wereld die in de laatste tientallenjaren een brandend verlangen voelen naareenheid onder alle christenen. Het TweedeVaticaans Concilie ziet dit, in het begin vanzijn Decreet over de oecumene, als een bij-zondere gave van God.89 Het was eentreffende genade die ons, de zonen en doch-ters van de katholieke Kerk, en onze broe-ders en zusters van andere Kerken en Kerke-lijke Gemeenschappen ertoe inspireerde omop pad te gaan op de weg van de oecumene.

Het verlangen om eenheid te bereikenbrengt ons ertoe om onze blik te richten opde Eucharistie, die het sacrament bij uitstekis van de eenheid van het volk van God,daar zij er de meest volmaakte uitdrukkingvan is en de onvergelijkelijke bron.90 In deviering van het eucharistische offer bidt deKerk dat God, de Vader van de barmhartig-heid, aan zijn kinderen de volheid van deheilige Geest mag schenken, opdat zij éénlichaam en geest worden in Christus.91 Wan-neer zij dit gebed aanbiedt aan de Vader vanhet licht, van wie “elke goede gave, elk vol-maakt geschenk” (Jak 1,17) komt, gelooft deKerk in zijn werkzaamheid, aangezien zijbidt in vereniging met Christus haar Hoofden Bruidegom, die het smeekgebed van zijnbruid tot het zijne maakt en het verenigtmet dat van zijn verlossende offer.

86. Vgl. JohannesPaulus II, apostoli-sche Brief DiesDomini (31 mei1998), 31-51.

87. Vgl. a.w., 48-49.

88. Novo millennioineunte, 36.

89. Vgl. Unitatisredintegratio, 1.

90. Vgl. Lumengentium, 11.

91. “Verleen datwij, die het enebrood en de enekelk delen, onder-ling verenigd wor-den in de gemeen-schap van deheilige Geest”:Anaphora van deLiturgie van de hei-lige Basilius.

2003 • 11822

44. Juist omdat de eenheid van de Kerk, diede Eucharistie verwezenlijkt door het offervan Christus, en door het ontvangen vanhet lichaam en het bloed van de Heer, abso-lute gemeenschap vereist die door de ban-den van de geloofsbelijdenis, de sacramen-ten en de kerkelijke leiding wordt verzekerd,is het niet mogelijk de eucharistische litur-gie gezamenlijk te vieren voordat deze ban-den weer volledig zijn hersteld. Een derge-lijke concelebratie zou geen geldig middelzijn, en zou veeleer een hindernis voor hetbereiken van de volle gemeenschap kunnenblijken, aangezien zij ons gevoel voor deafstand die ons van dit doel scheidt zou ver-zwakken en tweeduidigheden met zich zoubrengen of aanscherpen over een of anderegeloofswaarheid. De weg naar de volle een-heid kan alleen in de waarheid wordenafgelegd. In dit domein laten de verbodenvan het kerkelijk recht geen ruimte vooronzekerheid,92 in trouw aan de morele normdie door het Tweede Vaticaans Concilie isvastgesteld.93

Niettemin zou ik willen herbevestigenwat ik in mijn Encycliek Ut unum sint hebgezegd na de onmogelijkheid van weder-zijdse eucharistische deelname te hebbenvastgesteld: “En toch verlangen ook wijvurig samen de éne Eucharistie van de Heerte vieren; alleen al dit verlangen is eengemeenschappelijke lofzang en eenzelfdesmeekbede. Samen keren wij ons tot deVader en doen dat steeds meer ‘één vanhart’.”94

45. Terwijl het nooit geoorloofd is om teconcelebreren bij afwezigheid van volledigecommunio, is datzelfde niet waar met be-trekking tot het toedienen van de Eucharis-tie onder bijzondere omstandigheden enjegens individuele personen die behoren totKerken of Kerkelijke Gemeenschappen dieniet in volle gemeenschap zijn met dekatholieke Kerk. In dit geval is het feitelijke

doel om tegemoet te komen aan een ernsti-ge geestelijke behoefte met het oog op heteeuwige heil van afzonderlijke gelovigen,maar niet om een intercommunie te prakti-seren, die onmogelijk blijft zolang de zicht-bare banden van de kerkelijke communioniet zijn bevestigd.

In deze zin heeft het Tweede VaticaansConcilie zich uitgesproken toen het de tevolgen praktijk tegenover Oosterse christe-nen heeft bepaald die, geheel te goedertrouw gescheiden van de katholieke Kerklevend, spontaan om het ontvangen van deEucharistie uit handen van een katholiekegewijde ambtsdrager vragen en die daaropop de juiste wijze zijn voorbereid.95 Dezehandelwijze is vervolgens bevestigd door debeide Codices, waarin ook voorzien is, metde noodzakelijke aanpassingen, in het gevalvan de andere, niet-oosterse christenen, dieniet in volledige gemeenschap met dekatholieke Kerk staan.96

46. In de Encycliek Ut unum sint heb ik zelflaten blijken hoezeer ik deze normen waar-deer die het mogelijk maken met de juisteonderscheiding zorg te dragen voor het heilvan de zielen: “In deze samenhang is heteen reden tot vreugde dat de katholiekeambtsdragers in bepaalde bijzondere geval-len de sacramenten van Eucharistie, biechten ziekenzalving kunnen toedienen aanandere christenen die niet in volledige com-munio zijn met de R.-K. Kerk, maar dievurig verlangen ze te ontvangen, uit vrijewil erom vragen, en het geloof delen dat deR.-K. Kerk in die sacramenten belijdt.Omgekeerd kunnen in bepaalde gevallen envanwege bijzondere omstandigheden ookde katholieken zich voor deze sacramentenwenden tot de ambtsdragers van de Kerkenwaarin deze sacramenten geldig zijn.”97

Deze voorwaarden – waarin niet gedis-penseerd kan worden – moeten goed in achtworden genomen, ook al gaat het om speci-

92. Vgl. CIC, can.908; CCEO, can. 702;Pauselijke Raadvoor de Bevorde-ring van de Een-heid der Christe-nen, OecumenischDirectorium (25maart 1993), 122-125, 129-131; Con-gregatie voor deGeloofsleer, BriefAd exsequendam(18 mei 2001), in:AAS 93 (2001), 786.

93. “Deelnemingaan elkaars ere-dienst die inbreukmaakt op de een-heid van de Kerk,of een formeleinstemming metdwaling of gevaarvan geloofsafval,ergernis of onver-schilligheidinhoudt, is door degoddelijke wet ver-boden”: TweedeVaticaans Concilie,Decreet over deoosterse katholiekeKerken OrientaliumEcclesiarum, 26.

94. Johannes Pau-lus II, Encycliek Utunum sint (25 mei1995), 45.

95. OrientaliumEcclesiarum, 27.

96. Vgl. CIC, can.844 §§ 3-4; CCEO,can. 671 §§ 3-4.

97. Ut unum sint,46.

119 • 2003 23

fieke afzonderlijke gevallen. Want de afwij-zing van één of meer geloofswaarheden metbetrekking tot deze sacramenten en, daar-onder, de loochening van de waarheid diehet voor de geldigheid ervan noodzakelijkevereiste van het gewijde priesterschapbetreft, maakt dat degene die erom vraagtniet in de juiste gesteldheid is om ze recht-matig te ontvangen respectievelijk toege-diend te krijgen. En ook omgekeerd zal eenkatholieke gelovige de heilige communieniet kunnen ontvangen in een gemeenschapwaarin het geldige wijdingssacrament nietaanwezig is.98

Het trouw in acht nemen van het geheelvan normen met betrekking tot deze mate-rie99 vormt een uitdrukking en tegelijkertijdeen garantie van liefde, zowel jegens JezusChristus in het Allerheiligste Sacrament als-ook jegens de broeders van een anderechristelijke confessie, aan wie wij het getui-genis van de waarheid verschuldigd zijn,alsook jegens de zaak zelf van de bevorde-ring van de eenheid.

Hoofdstuk V

De waardigheid van deEucharistieviering

47. Wie in de synoptische evangelies hetverslag leest over de instelling van deEucharistie wordt gegrepen door de een-voud en ook door de ‘plechtigheid’ waarmeeJezus, op de avond van het Laatste Avond-maal, dit grote sacrament instelde. Er is eenepisode die in zekere zin dient als inleidingerop: de zalving in Betanië. Een vrouw, diede evangelist Johannes vereenzelvigt metMaria, de zuster van Lazarus, giet een flesjemet kostbare balsem uit over het hoofd vanJezus, dat bij de leerlingen – en bij Judas inhet bijzonder (vgl. Mt 26,8; Mc 14,4; Joh

12,4) – een verontwaardigde reactie op-roept, alsof deze handeling, in het licht vande behoeften van de armen, een onduldbare‘verspilling’ zou inhouden. Maar de reactievan Jezus zelf is heel anders. Terwijl Hijniets afdoet aan de plicht tot liefde jegensde behoeftigen, voor wie de leerlingen altijdbijzondere zorg moeten hebben – “de armenheb je altijd bij je” (Mt. 26,11; Mc 14,7; vgl.Joh 12,8) – kijkt Hij naar gebeurtenis van dedood en begrafenis die Hem vlak daarnawacht en ziet deze zalving als een vooruit-lopen op de eer die zijn lichaam blijvend zalverdienen zelfs na zijn dood, onlosmakelijkverbonden als het is met het mysterie vanzijn persoon.

In de synoptische evangelies gaat hetverslag verder met de opdracht die Jezusaan zijn leerlingen geeft om “de grotebovenzaal” zorgvuldig gereed te maken, dienodig is voor het Paasmaal (vgl. Mc 14,15;Lc 22,12) en met het verhaal van de instel-ling van de Eucharistie. Terwijl tenminstegedeeltelijk de joodse riten van het Paas-maal erin doorklinken, tot en met het zin-gen van het Hallel (vgl. Mt 26,30; Mc 14,26)biedt het in sobere en toch plechtige vorm,zij het ook in de varianten van de verschil-lende overleveringen, de door Christus uit-gesproken woorden over het brood en dewijn, die Hij als de concrete uitdrukking vanzijn prijsgegeven lichaam en zijn vergotenbloed gebruikt. De evangelisten herinnerenaan al deze details in het licht van een reedsin de vroege Kerk gevestigde praktijk vanhet ‘breken van het brood’. Maar heel zekerdraagt de gebeurtenis van Witte Donderdag,vanaf de tijd dat Jezus leefde, zichtbaar desporen van een liturgische ‘gevoeligheid’die gevormd is door de oudtestamentischetraditie en die open staat om opnieuwgevormd te worden in christelijke vieringenop een wijze die in overeenstemming is metde nieuwe inhoud en overtuiging vanPasen.

98. Vgl. Unitatisredintegratio, 22.

99. Vgl. CIC, can.844; CCEO, can. 671.

2003 • 12024

48. Zoals de vrouw die Jezus zalfde in Beta-nië, heeft de Kerk geen ‘verspilling’ vanhaar beste zaken geschuwd om uitdrukkingte geven aan haar verwondering en aanbid-ding tegenover het onmetelijke geschenkvan de Eucharistie. Niet minder dan de eer-ste leerlingen die belast waren met hetgereed maken van de ‘bovenzaal’ voelde zijzich gedreven om door de eeuwen heen enin haar ontmoeting met verschillende cultu-ren, de Eucharistie te vieren in een kader dateen zo groot geheim waardig was. Naar deimpuls van Jezus’ eigen woorden en geba-ren werd de christelijke liturgie geboren,bouwend op de rituele erfenis van hetjudaïsme. Zou er ooit een gepast middelkunnen zijn om uitdrukking te geven aanhet ontvangen van die zelfgave die de god-delijke Bruidegom voortdurend aanbiedtaan zijn Bruid, de Kerk, door het offer dateens en voor altijd is gebracht aan het kruis,te brengen aan opeenvolgende generatiesvan gelovigen en aldus voedsel te wordenvoor alle gelovigen? Ofschoon het idee vaneen ‘feestmaal’ vanzelf vertrouwelijkheidsuggereert, heeft de Kerk nooit toegegevenaan de verleiding om deze ‘intimiteit’ methaar Bruidegom te banaliseren door te ver-geten dat Hij ook haar Heer is en dat het‘feestmaal’ altijd een offermaal blijft datgetekend is door het bloed dat op Golgothawerd vergoten. Het eucharistisch feestmaalis waarlijk een ‘heilig’ maal waarin de een-voud van de tekenen de onpeilbare dieptevan de heiligheid van God verbergt: “Osacrum convivium, in quo Christus sumi-tur!”. Het brood dat wordt gebroken op onzealtaren, ons aangeboden als pelgrims op dewegen van de wereld, is panis angelorum,het brood van de engelen, waartoe wij nietkunnen naderen tenzij met de nederigheidvan de honderdman in het evangelie: “Heer,ik ben niet waard dat U onder mijn dakkomt” (Mt 8,8; Lc 7,6).

49. Geheel in de zin van dit verheven mys-terie begrijpen we hoe het geloof van deKerk in het mysterie van de Eucharistie inde geschiedenis uitdrukking heeft gevondenniet alleen in het vereiste van een innerlijkegesteldheid van godsvrucht, maar ook inuiterlijke vormen, bedoeld om de grootsheidvan de gebeurtenis die gevierd wordt, op teroepen en te accentueren. Dit heeft stapvoor stap geleid tot de ontwikkeling van eenspeciaal raam van regels om de eucharisti-sche liturgie in te kaderen, met verschuldig-de eerbied jegens de verschillende wettiggevestigde kerkelijke tradities. Op dezegrondslag heeft zich ook een rijk kunstzin-nig erfgoed ontwikkeld. Bouwkunst, beeld-houwkunst, schilderkunst en muziek heb-ben, geraakt door het christelijke mysterie,in de Eucharistie direct en indirect een bronvan grootse inspiratie gevonden.

Dat was bijvoorbeeld het geval met dearchitectuur die getuige was van de over-gang – toen de historische situatie hetmogelijk maakte – van de eerste plaatsenvan Eucharistievieringen in de domus (hui-zen) van christelijke families tot de plechti-ge basilieken van de vroege eeuwen, tot deindrukwekkende kathedralen van de Mid-deleeuwen en tot de kerken, groot en klein,die geleidelijk aan opkwamen, overal in delanden die door het christendom warenberoerd. Het motief voor de ontwerpen vanaltaren en tabernakels in de kerkinterieurswas dikwijls niet simpelweg kunstzinnigeinspiratie maar ook een helder begrip vanhet mysterie. Hetzelfde zou van gewijdemuziek gezegd kunnen worden, als wealleen maar denken aan de geïnspireerdeGregoriaanse melodieën en de vele, vaakgrote, componisten die poogden recht tedoen aan de liturgische teksten van de Mis.En ziet men niet, op het terrein van voor-werpen en paramenten die gebruikt wordenbij de liturgische viering, een geweldigehoeveelheid kunstzinnige werken, vanaf de

121 • 2003 25

producten van een goede vakman tot warekunstwerken toe?

Men kan dus zeggen dat, als de Eucha-ristie de Kerk en de spiritualiteit vorm heeftgegeven, zij ook van krachtige invloed isgeweest op de ‘cultuur’, vooral op esthetischvlak.

50. De christenen van het Westen en vanhet Oosten hebben ‘gewedijverd’ bij dezepoging om het mysterie te aanbidden,begrepen in haar rituele en esthetischedimensies. Hoe zouden we de Heer nietdankbaar zijn, in het bijzonder voor de bij-drage die aan de christelijke kunst is gele-verd door de meesterwerken van bouw- enschilderkunst uit de Grieks-Byzantijnse tra-ditie en van het hele geografische gebieddat door de Slavische cultuur wordt gete-kend? In het Oosten heeft de sacrale kunsteen opmerkelijk sterk gevoel voor het mys-terie behouden, dat kunstenaars ertoebrengt hun inspanningen om schoonheid tescheppen niet louter als een uitdrukkingvan hun eigen talenten te zien, maar ook alseen authentieke dienst aan het geloof. Vervoorbij hun puur technische vaardigheidhebben zij laten zien dat ze leergierig zijnen open voor de inspiratie van de heiligeGeest.

De schitterende voortbrengsels vanbouwkunde en mozaïekwerk in het christe-lijke Oosten en Westen vormen een erfgoeddat aan alle gelovigen behoort; ze drageneen hoop, en zelfs een belofte, van degewenste volheid van gemeenschap ingeloof en in viering. Dit veronderstelt envereist, zoals in Roebljevs beroemde voor-stelling van de Drie-eenheid, een ten diepsteeucharistische Kerk waarin de aanwezigheidvan het mysterie van Christus in het gebro-ken brood als het ware wordt ondergedom-peld in de onuitsprekelijke eenheid van dedrie goddelijke Personen, om zo van de Kerkzelf een ‘icoon’ van de Drie-eenheid te

maken.Binnen deze context van een kunst die –

in al haar elementen – gericht is op het uit-drukken van de betekenis van de Eucharistieovereenkomstig de leer van de Kerk, moet eraandacht gegeven worden aan de normendie de bouw en de versiering van gewijdegebouwen regelen. Zoals de geschiedenislaat zien en zoals ik heb benadrukt in mijnBrief aan de kunstenaars,100 heeft de Kerkaltijd veel ruimte gelaten voor de creativi-teit van kunstenaars. Maar sacrale kunstmoet zich onderscheiden door haar vermo-gen om op gepaste wijze uitdrukking tegeven aan het mysterie, gevat in de volheidvan het geloof van de Kerk en in overeen-stemming met de pastorale richtlijnen diedoor het bevoegde gezag zijn uitgevaardigd.Dit geldt zowel voor de beeldende kunstenals voor de gewijde muziek.

51. De ontwikkeling van de gewijde kunsten van de liturgische beginselen die plaats-vond in de landen van het oude christelijkeerfgoed vindt nu ook plaats in werelddelenwaar het christendom jonger is. Dit was juistde benadering die door het Tweede Vati-caans Concilie werd gekozen betreffende denoodzaak van een gezonde en gepaste‘inculturatie’. Bij mijn talrijke pastoralebezoeken heb ik in de hele wereld de grotevitaliteit gezien die de viering van deEucharistie kan hebben wanneer zij wordtgetekend door de vormen, stijlen en intuï-ties van verschillende culturen. Door aan-passing aan de veranderende omstandighe-den van tijd en plaats biedt de Eucharistievoedsel, niet alleen aan afzonderlijke perso-nen maar aan hele volkeren, en vormt zijculturen die geïnspireerd worden door hetchristendom.

Niettemin is het nodig dat dit belangrij-ke aanpassingswerk wordt uitgevoerd meteen voortdurend besef van het onuitspreke-lijke mysterie: elke generatie weet zich

100. Vgl. JohannesPaulus II, Brief aande kunstenaars (4april 1999).

2003 • 12226

geroepen zich naar dit mysterie te voegen.De ‘schat’ is te belangrijk en kostbaar dandat verarming of compromissen zoudenworden geriskeerd door vormen van experi-ment of praktijken die worden ingevoerdzonder een zorgvuldige goedkeuring doorde bevoegde kerkelijke autoriteiten. De cen-trale plaats die het eucharistische mysterieinneemt vereist bovendien dat een dergelij-ke goedkeuring moet worden doorgevoerdin nauwe vereniging met de Heilige Stoel.Zoals ik schreef in mijn postsynodale apos-tolische Exhortatie Ecclesia in Asia: “eendergelijke samenwerking is van wezenlijkbelang, want de heilige Liturgie is uitdruk-king en viering van het éne, door allen bele-den geloof, en daar zij het erfgoed is van degehele Kerk, kan ze niet door lokale Kerkenapart, buiten de universele Kerk om, wordenvastgesteld.”101

52. Dit alles maakt duidelijk hoe groot deverantwoordelijkheid is die de priesters heb-ben, in het bijzonder voor de viering van deEucharistie. Het is hun verantwoordelijk-heid om in persona Christi de Eucharistie-viering te leiden en een getuigenis te gevenen een dienst van communio te verlenenniet alleen voor de gemeenschap die directdeelneemt aan de viering maar ook voor dehele Kerk die deel is van elke Eucharistie.Men moet betreuren dat er, vooral in dejaren die volgden op de postconciliaireliturgische hervorming, als gevolg van eenmisleid gevoel van creativiteit en aanpas-sing, een aantal misbruiken zijn geweest dievoor velen een bron van verdriet zijngeweest. Een zekere reactie tegen ‘formalis-me’ heeft sommigen, vooral in bepaaldestreken, ertoe gebracht om de ‘vormen’ diede grote liturgische traditie van de Kerk enhaar Leergezag had gekozen, als niet-bin-dend te beschouwen en om niet-goedge-keurde vernieuwingen in te voeren die somsvolkomen misplaatst zijn.

Ik beschouw het daarom als mijn plicht ommet klem op te roepen tot een zeer getrouwin acht nemen van de liturgische normenvoor de viering van de Eucharistie. Dezenormen vormen een concrete uitdrukkingvan de authentiek kerkelijke natuur van deEucharistie: dit is hun diepste betekenis.Liturgie is nooit het persoonlijke eigendomvan iemand, noch van de celebrant, nochvan de gemeente waarin de geheimen wor-den gevierd. De apostel Paulus moest scher-pe woorden richten tot de gemeente vanKorinte vanwege de zware tekortkomingenin hun viering van de Eucharistie die resul-teerden in afscheidingen (schismata) en deopkomst van facties (haereseis) (vgl. 1Kor11,17-34). Onze tijd vraagt eveneens om eenhernieuwd besef van en waardering voor deliturgische normen als een weerspiegelingen een getuigenis van de ene universeleKerk die tegenwoordig wordt gesteld in elkeviering van de Eucharistie. Priesters dietrouw de Mis vieren volgens de liturgischenormen, en gemeenten die zich conforme-ren aan deze normen tonen rustig doch wel-sprekend hun liefde voor de Kerk. Juist omdeze diepere betekenis van de liturgischenormen beter te doen uitkomen heb ik debevoegde instanties binnen de RomeinseCurie gevraagd om een document ter zakevoor te bereiden, met inbegrip van voor-schriften van juridische aard, over dit zobelangrijke onderwerp. Niemand mag hetmysterie dat ons in handen is gegevengeringschatten: het is te groot dan datiemand zich vrij zou kunnen voelen om hetlichtzinnig te behandelen, zonder eerbiedvoor zijn heiligheid en universaliteit.

101. JohannesPaulus II, postsyno-dale apostolischeExhortatie Ecclesiain Asia (6 novem-ber 1999), 22.

123 • 2003 27

Hoofdstuk VI

In de school van Maria, devrouwe van de Eucharistie

53. Wanneer wij de innige betrekking, diede Kerk met de Eucharistie verbindt, in haarvolle rijkdom willen herontdekken, mogenwij Maria, Moeder en model van de Kerk,niet vergeten. In mijn apostolische BriefRosarium Virginis Mariae heb ik naar deHeilige Maagd Maria gewezen als onzeLerares bij de beschouwing van het gelaatvan Christus, en heb ik onder de geheimenvan het licht de instelling van de Eucharistieingesloten.102 Maria kan ons tot dit allerhei-ligst sacrament brengen omdat zij er eendiepe relatie mee heeft.

Op het eerste gezicht zwijgt het evange-lie over dit thema. In het verslag van deinstelling van de Eucharistie op de avondvan Witte Donderdag wordt Maria niet ver-meld. Daarentegen weten wij, dat zij bij deapostelen was die “één van hart” (vgl. Hnd1,14) baden in de eerste gemeenschap die nade Hemelvaart in afwachting van Pinksterenbijeen was. Zeker moet Maria aanwezig zijngeweest bij de Eucharistievieringen van deeerste generatie christenen, die zich trouwwijdden aan het “breken van het brood”(Hnd 2,42).

Maar naast haar deelname aan deeucharistische maaltijd kan de relatie vanMaria tot de Eucharistie indirect afgeleidworden uit haar innerlijke houding. In heelhaar leven is Maria een ‘vrouw van deEucharistie’. De Kerk, die naar Maria kijktals haar oerbeeld, wordt ertoe geroepen,haar in haar relatie tot dit heiligste geheimna te volgen.

54. Mysterium fidei! Als de Eucharistie eengeloofsgeheim is, dat ons begrip zozeer teboven gaat, dat we ons tot een pure overga-ve aan het woord van God genoopt weten,

kan niemand beter dan Maria ons steunenen tot een dergelijke gesteltenis leiden.Wanneer wij Christus’ geste bij het LaatsteAvondmaal herhalen gehoorzaam aan zijnopdracht “Blijf dit doen om Mij te geden-ken” (Lc 22,19), aanvaarden we ook de uit-nodiging van Maria, Hem zonder aarzelente gehoorzamen: “Wat Hij u ook beveelt,doe het maar” (Joh 2,5). Met dezelfde moe-derlijk zorg, die zij bij de bruiloft van Kanaliet zien, lijkt Maria ons te zeggen: “Aarzelniet, vertrouw op de woorden van mijnZoon. Als Hij in staat was water in wijn teveranderen, kan Hij ook uit brood en wijnzijn Lichaam en Bloed maken, en door ditmysterie aan ons gelovigen de levendegedachtenis van zijn Pasen schenken, aldushet ‘Brood des Levens’ wordend”.

55. In zekere zin heeft Maria haar eucharis-tisch geloof reeds voor de instelling ervanbeleden en wel door het feit dat zij haarmaagdelijke schoot voor de menswordingvan het Woord van God heeft aangeboden.Terwijl de Eucharistie naar het lijden en deVerrijzenis verwijst, is zij ook in continuïteitmet de menswording. Maria ontving bij deAankondiging de Zoon van God in de licha-melijke werkelijkheid van zijn Lichaam enBloed. Aldus anticipeert zij in zekere zin opwat sacramenteel gebeurt in iedere gelovige,die onder de tekenen van brood en wijn hetLichaam en Bloed van de Heer ontvangt.

Er is daarom een diepe overeenkomsttussen Maria’s Fiat op de aankondigingdoor de engel, en het Amen dat iedere gelo-vige uitspreekt als hij het Lichaam van deHeer ontvangt. Maria was gevraagd te gelo-ven dat Hij, die zij ontving “door de wer-king van de heilige Geest de Zoon van God”was (vgl. Lc 1,30-35). In continuïteit methet geloof van de Maagd wordt in heteucharistisch geheim van ons gevraagd tegeloven dat Jezus Christus, de Zoon vanGod en de Zoon van Maria, met heel zijn

102. Vgl. RosariumVirginis Mariae,21.

2003 • 12428

goddelijk en menselijk zijn, tegenwoordig isonder de tekenen van brood en wijn.

“Zalig zij die geloofd heeft” (Lc 1,45): inhet geheim van de menswording liep Mariaook vooruit op het eucharistisch geloof vande Kerk. Bij haar bezoek aan Elisabet droegzij het vleesgeworden Woord in haar schooten was zo in zekere zin een ‘tabernakel’ –het eerste ‘tabernakel’ in de geschiedenis –waarin de Zoon van God, nog onzichtbaarvoor de ogen van de mensen, zich liet aan-bidden door Elisabet. Zijn licht werd ‘uitge-straald’ door de ogen en stem van Maria. IsMaria’s verrukte blik, waarmee zij voor heteerst het gezicht van de pasgeboren Jezusaanschouwde en waarmee zij Hem in haararmen drukte, niet het ongeëvenaardemodel van liefde, waardoor wij ons zoudenmoeten laten inspireren, telkens als wij tecommunie gaan?

56. Maria, heel haar leven – en niet alleenop Calvarië – aan Christus’ zijde, heeft zichde offerdimensie van de Eucharistie eigengemaakt. Toen zij haar kind Jezus naar deTempel in Jeruzalem bracht om Hem “aande Heer aan te bieden” (Lc 2,22), hoorde zijde oude Simeon profeteren dat dit kind een“teken van tegenspraak” zou zijn, en dateen zwaard ook haar eigen hart zou doorbo-ren (vgl. Lc 2,34-35). De tragedie van dekruisiging van haar Zoon werd zo aange-kondigd en het Stabat Mater van Maria aande voet van het kruis wierp in zekere zin alzijn schaduw vooruit. In haar dagelijksevoorbereiding op Calvarië heeft Maria ietsvan een ‘geanticipeerde Eucharistie’ erva-ren, dat men een ‘geestelijke communie’ zoumogen noemen. Een geestelijke communievan verlangen en offer, die haar hoogtepuntzou vinden in haar eenheid met haar Zoonin zijn lijden, en die dan na Pasen haar uit-drukking zou vinden in haar deelname aande Eucharistie die de apostelen vierden alsgedachtenis van dat lijden.

Wat moet Maria gevoeld hebben, toen zij uitde mond van Petrus, Johannes en Jacobusen de andere apostelen de woorden hoordedie bij het Laatste Avondmaal werdengesproken: “Dit is mijn Lichaam, dat voor ugegeven wordt” (Lc 22,19)? Het Lichaam datvoor ons is overgeleverd en werkelijk aan-wezig werd gemaakt onder de sacramenteletekenen was hetzelfde Lichaam dat zij hadontvangen in haar schoot! Voor Maria moethet ontvangen van de Eucharistie in zekerezin een hernieuwd welkom in haar schootzijn geweest van het hart dat in eenheid methet hare had geklopt en een opnieuw bele-ven van haar ervaring aan de voet van hetKruis.

57. “Blijf dit doen om Mij te gedenken” (Lc22,19). In de ‘gedachtenis’ van Calvarië isalles aanwezig wat Christus met zijn lijdenen dood heeft bewerkstelligd. Dat betekent,dat alles wat Christus heeft gedaan jegenszijn Moeder voor ons heil ook aanwezig is.Hij gaf haar zijn geliefde leerling en, inhem, ieder van ons: “Zie daar uw zoon!” Totieder van ons zegt Hij ook: “Zie daar uwMoeder!” (vgl. Joh 19,26-27).

De gedachtenis van Christus’ dood in deEucharistie beleven, betekent ook het voort-durend ontvangen van deze gave. Dat bete-kent dat wij degene die ons telkens opnieuwals Moeder wordt geschonken, net alsJohannes aanvaarden. Het betekent ook datwij ons ervoor inzetten gelijkvormig aanChristus te worden en ons daarvoor in deschool van Maria begeven om ons doorhaar te laten begeleiden. Maria is met deKerk en als Moeder van de Kerk in iedereEucharistieviering aanwezig. Zoals Kerk enEucharistie een onscheidbare eenheid vor-men, zo geldt dat evenzeer voor Maria en deEucharistie. Daarom is ook, vanaf de vroeg-ste tijd, de gedachtenis aan Maria altijdonderdeel is geweest van de Eucharistievie-ringen in de Kerken van Oost en West.

125 • 2003 29

58. In de Eucharistie wordt de Kerk volledigverenigd met Christus en zijn offer enmaakt zij zich de geest van Maria eigen.Deze waarheid kan dieper verstaan wordenwanneer wij het Magnificat in eucharisti-sche zin herlezen. Net als de lofzang vanMaria is de Eucharistie vóór alles lof- endankzegging. Als Maria uitroept: “Hoogverheft nu mijn ziel de Heer en verrukt ismijn geest om God mijn Verlosser”, draagtzij Jezus reeds in haar schoot. Zij looft deVader ‘door’ Jezus, maar zij looft hem ook‘in’ Jezus en ‘met’ Jezus. Dat is precies deware ‘eucharistische houding’.

Tegelijkertijd gedenkt Maria de wonder-bare daden van God in de heilsgeschiedenis,overeenkomstig de belofte aan de vaderen(vgl. Lc 1,55), en verkondigt het alles over-treffende wonder van de verlossende mens-wording. In het Magnificat is uiteindelijkook de eschatologische spanning van deEucharistie aanwezig. Telkens wanneer deZoon van God zich in de ‘armoedige’ sacra-mentele tekenen van brood en wijn aan onstoont, kiemen in de wereld de zaden van dienieuwe geschiedenis, waarin “machtigenvan hun troon gestoten” en de “eenvoudi-gen tot aanzien” (vgl. Lc 1,52) gebrachtworden. Maria bezingt deze “nieuwe hemel”en “nieuwe aarde”, waarop de Eucharistievooruitloopt; zij vinden daarin in zekere zinhun ‘programma’. Als het Magnificat de spi-ritualiteit van Maria uitdrukt, kan niets onsbeter helpen dan deze spiritualiteit om heteucharistisch geheim te beleven. De Eucha-ristie is ons gegeven opdat ons leven, net alsdat van Maria, geheel een Magnificat magworden!

Besluit

59. Ave, verum corpus natum de MariaVirgine! Enkele jaren geleden vierde ik de

vijftigste verjaardag van mijn priesterschap.Vandaag ervaar ik de genade om aan deKerk deze encycliek aan te bieden over deEucharistie op de Witte Donderdag die valtin het vijfentwintigste jaar van mijn Petrijn-se dienst. Nu ik dit doe is mijn hart vervuldvan dankbaarheid. Meer dan een halveeeuw lang, dagelijks, te beginnen op 2november 1946, toen ik mijn eerste misopdroeg in de crypte van Sint Leonardus inde Wawel-kathedraal van Krakau, zijn mijnogen gericht geweest op de hostie en dekelk, waarin tijd en ruimte in zekere zin‘samentrekken’ en het drama van Golgothaweer levend wordt voorgesteld, aldus zijngeheimvolle ‘gelijktijdige’ tegenwoordig-heid manifesterend. Elke dag is mijn geloofin staat geweest in het geconsacreerdebrood en de geconsacreerde wijn de godde-lijke Pelgrim te herkennen die zich aanslootbij de twee leerlingen op de weg naarEmmaüs en hun ogen opende voor het lichten hun harten voor nieuwe hoop (vgl. Lc24,13-35).

Sta mij toe, dierbare broeders en zusters,om met diepe emotie mijn eigen getuigeniste geven van mijn geloof in de allerheiligsteEucharistie, opdat ik mij bij uw geloof voegen het versterk. Ave, verum corpus natumde Maria Virgine, vere passum, immolatum,in cruce pro homine! Hier is de schat van deKerk, het hart van de wereld, de belofte vaneen vervulling waarnaar iedere mens, zelfsonbewust, hunkert. Een groot en transcen-dent geheim, zeker, en één dat het vermo-gen van onze geest om verder te gaan danverschijningsvormen, op de proef stelt. Hierschieten onze zintuigen te kort: visus, tac-tus, gustus in te fallitur, in de woorden vande hymne Adoro te devote; maar alleen hetgeloof, geworteld in het woord van Christusdat ons door de apostelen is overgeleverd, isvoor ons voldoende. Sta mij toe om, zoalsPetrus aan het einde van de eucharistischeuiteenzetting in het evangelie van Johan-

2003 • 12630

nes, nog eens tot Christus te zeggen,namens de hele Kerk en namens ieder vanU: “Heer, naar wie zouden we gaan? In uwwoorden vinden we inderdaad eeuwigleven” (Joh 6,68).

60. Bij de dageraad van dit derde millen-nium, worden wij, de kinderen van de Kerk,ertoe opgeroepen om met hernieuwde geest-drift de reis van het christelijke leven teondernemen. Zoals ik schreef in mijn apos-tolische Brief Novo millennio ineunte “gaathet er niet om een ‘nieuw programma’ uit tedenken. Het programma is er al: het bestaatal van oudsher en is te vinden in het evan-gelie en in de levende Traditie. Uiteindelijkis de kern ervan in Christus zelf gelegen, diegekend, bemind en nagevolgd moet wordenzodat wij in Hem het leven van de Drie-eneGod mogen leven, en met Hem de geschie-denis omvormen tot haar voltooiing in hethemelse Jeruzalem.”103 De verwerkelijkingvan dit programma van een hernieuwd elanin het christelijk leven loopt door de Eucha-ristie.

Ieder streven naar heiligheid, elke actiedie gericht is op de vervulling van de zen-ding der Kerk, elke uitvoering van pastoraleplannen moet de noodzakelijke kracht halenuit het eucharistische geheim en daaropgericht zijn, als op haar hoogtepunt. In deEucharistie vinden we Jezus, is voor onszijn offer van verlossing aanwezig, ontmoe-ten we zijn verrijzenis, ontvangen we degave van de heilige Geest, hebben de aan-bidding, de gehoorzaamheid en de liefdejegens de Vader. Als we de Eucharistie zou-den verwaarlozen, hoe zouden we dan onzeerbarmelijkheid kunnen genezen?

61. Het eucharistische geheim – offer,tegenwoordigheid, maaltijd – verdraagtnoch reductie noch exploitatie. Het moet inzijn geheel ervaren worden, hetzij in degebeurtenis van het feest, hetzij in het intie-

me tweegesprek met Jezus, die men zojuistin de heilige communie heeft ontvangen,hetzij in biddende overweging bij de eucha-ristische aanbidding buiten de heilige Mis.De Kerk wordt aldus stevig opgebouwd enwat zij werkelijk is, blijkt: één, heilig,katholiek en apostolisch: volk, tempel enfamilie van God; lichaam en Bruid vanChristus, bezield door de heilige Geest; uni-verseel heilssacrament en hiërarchisch geor-dende gemeenschap.

De weg die de Kerk aflegt in deze eerstejaren van het derde millennium is ook eenweg van hernieuwde oecumenische inzet. Delaatste jaren van het tweede millennium, diehun hoogtepunt vonden in het grote Jubi-leum, hebben ons in die richting gedreven,doordat zij alle gedoopten aanspoorden, omte beantwoorden aan het gebed van Jezus“ut unum sint” (Joh 17,11). Een dergelijkeweg is lang en vol hindernissen die de men-selijke krachten te boven gaan; maar wijhebben de Eucharistie, en in haar presentiemogen wij in de diepte van ons hart dezelf-de woorden vernemen die de profeet Eliaheeft gehoord, juist alsof ze tot ons gerichtwaren: “Sta op en eet; anders gaat de reisuw krachten te boven” (1K 19,7). De eucha-ristische schat, die de Heer ons ter beschik-king heeft gesteld, geeft ons vleugels opweg naar het doel van het volle delen vandeze schat met alle broeders en zusters metwie ons de gemeenschappelijke doop ver-bindt. Om een dergelijke schat echter niet teverkwisten, is het noodzakelijk om de ver-eisten te eerbiedigen die voortvloeien uithet feit dat het het Sacrament van degemeenschap in het geloof en in de apos-tolische successie is.

Door aan de Eucharistie alle belang toete kennen die zij verdient en door met groteaandacht ervoor te waken niets van haardimensie of aanspraak af te doen laten wezien dat we ons werkelijk bewust zijn vande grootheid van deze gave. Een ononder-

103. Novo millen-nio ineunte, 29.

127 • 2003 31

broken overlevering nodigt ons daartoe uit,die vanaf de eerste eeuwen getuigt van dewaakzaamheid van de christelijke gemeentemet betrekking tot het bewaren van deze‘schat’. Gedreven door de liefde bekommertde Kerk zich erom het geloof in het mysterievan de Eucharistie en de betreffende leeraan de volgende christelijke generaties doorte geven, zonder daarvan ook maar éénfragment op te geven. Er bestaat geenszinshet gevaar in de zorg voor dit mysterie teoverdrijven, aangezien “in dit sacrament hethele geheim van ons heil is samengevat”.104

62. Laten we ons, dierbare broeders en zus-ters, begeven in de school van de heiligen,de grote verkondigers van de ware eucharis-tische vroomheid. In haar bereikt de theolo-gie van Eucharistie de volle glans van degeleefde werkelijkheid , ze ‘steekt ons aan’en ze ‘verwarmt’ ons zogezegd. Laten wevooral luisteren naar de AllerheiligsteMaagd Maria, in wie het eucharistischegeheim zich meer dan in iedere andere mensmanifesteert als geheim van het licht. Kij-kend naar Maria herkennen we de verande-rende kracht van de Eucharistie. In haarzien we de wereld die in liefde vernieuwd is.Wanneer wij Maria beschouwen als degenedie met lichaam en ziel in de hemel is opge-nomen, zien we het openbreken van de”nieuwe hemel” en van de “nieuwe aarde”die zich bij de tweede komst van Christusvoor onze ogen zullen openen. De Eucharis-tie is hier op aarde hun onderpand en inzekere zin een vooruitlopen daarop: “Veni,Domine Iesu!” (Apk 22,20).

Onder de nederige gedaanten van brooden wijn, substantieel veranderd in zijnlichaam en bloed, gaat Christus met onsmee als onze kracht en ons voedsel voor

onderweg en maakt Hij ons voor allen totgetuigen van de hoop. Wanneer voor ditgeheim ons verstand zijn grenzen ervaart,begrijpt het hart, door de genade van deheilige Geest verlicht, hoe zijn houdingmoet zijn en verzinkt in aanbidding engrenzeloze liefde daarin.

Laten we de gevoelens van de heiligeThomas van Aquino tot de onze maken,deze uitmuntende theoloog en tegelijkertijdgepassioneerde bezinger van Christus in deEucharistie. Laten we toe dat onze ziel zichook opent voor de overweging van hetbeloofde doel, waarnaar ons hart hunkert inzijn dorst naar vreugde en vrede:

Bone pastor, panis vere,Iesu, nostri miserere …

Goede Herder, brood des levens,Jezus, toon ons uw ontferming:wil ons weiden, ons geleidennaar de zalige aanschouwingin het land der levenden.Gij, alwetend en almachtighier de spijs van stervelingen,maak ons daar tot disgenoten,mede-erfgenamen, mede-burgers van uw eeuwig Rijk.

Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 17 april2003, Witte Donderdag, in het vijfentwin-tigste jaar van mijn pontificaat, in het Jaarvan de Rozenkrans.

JOHANNES PAULUS II

Vertaling: drs. W.L.P.M. Peeters

104. Summa Theo-logiae, III, q. 83, a.4c.

2003 • 12832