Advies denktank technologieroute
-
Upload
kees-noort -
Category
Documents
-
view
218 -
download
0
description
Transcript of Advies denktank technologieroute
1
DENKTANK TECHNOLOGIEROUTE
Een visie op de Technologieroute vmbo-mbo
voor Toptechniek in bedrijf en de verdere toekomst
2
Inhoud
Taakomschrijving van de denktank ......................................................................................................... 3
Overview resultaten ................................................................................................................................ 5
Aanbevelingen en procesadvies .............................................................................................................. 9
De Technologieroute: Motivatie vanuit het perspectief van docent en leerling ................................... 14
PROCESMATIGE KADERS ....................................................................................................................... 15
Vmbo ................................................................................................................................................. 15
INHOUDELIJKE KADERS .......................................................................................................................... 17
Vmbo ................................................................................................................................................. 17
Bijlage 1: Leden van de denktank .......................................................................................................... 20
Addendum 1: De route uit het perspectief van de leerling .................................................................. 21
Addendum 2: De route uit het perspectief van een school .................................................................. 23
3
Taakomschrijving van de denktank
De denktank Technologieroute had tot taak om, in het licht van het Techniekpact en de grote
diversiteit aan bestaande initiatieven, te komen tot een overzicht van succesvolle regionale
initiatieven, de identificeerbare overeenkomsten tussen die voorstellen, alsmede een beknopt
procesvoorstel voor de verdere ontwikkeling en begeleiding van de Technologieroute gedurende het
cursusjaar 2013-2014.
Als eindproduct heeft de denktank het formuleren van een beschrijving op een viertal punten
nagestreefd.
1. Context/omgevingsbeschrijving
De ontwikkeling van dergelijke Technologieroutes gebeurt niet in een vacuüm. Daarom is het
van belang dat de eindrapportage de praktische invulling van de Technologieroute verbindt
met de context waarbinnen deze zich ontwikkelt.
2. De alignment van motivaties
Een voorwaarde voor de succesvolle uitvoering van de Technologieroute is de realisatie van
collectieven in de regio (tussen vmbo, mbo, [hbo] en bedrijfsleven). De realisatie van
dergelijke collectieven vereist van alle participanten een grote mate van motivatie. Om dat te
realiseren is het noodzakelijk de samenwerking te funderen in zowel een
gemeenschappelijke als een individuele behoefte. Deze motivatie dient dus zowel
ideologische als pragmatische aspecten te bevatten, zodat deze aandacht heeft voor zowel
de maatschappelijke noodzaak als de praktische behoeftes van de leerling en docent.
3. Modelbeschrijving
De denktank formuleert tevens een modelbeschrijving van de Technologieroute, die vaststelt
wat de Technologieroute concreet betekent voor zowel vmbo-GL als vmbo-TL. Daarbij wordt
uitgegaan van organiseerbaarheid (examinering, financiering) en effectiviteit (het realiseren
van voldoende schaal, aansluiting bij regionaal belang).
4. Vervolgproces
Tenslotte dient er aandacht te bestaan voor het vervolgproces. Daaromtrent doet de
denktank een aantal concrete aanbevelingen.
Werkwijze
De leden van de denktank zijn gevraagd om deel te nemen op basis van hun inhoudelijke kennis. Alle
leden namen deel op persoonlijke titel. Naast de eigen vakkennis en de beschikbare informatie uit
eerdere onderzoekstrajecten en documentatie (zoals de Inventarisatie Doorlopende Leerlijnen
GL/TL1, de Regiovisies van Toptechniek in bedrijf, Het Techniekpact, Vernieuwing van de vmbo en
mbo structuren, De Experimenteerruimte), heeft de expertgroep haar bevindingen getoetst middels
1 http://www.platformbetatechniek.nl/publicaties.html/publication/96-inventarisatie-doorlopende-leerlijnen-
vmbo-gl-tl
4
een tiental verdiepende gesprekken met bestaande regionale initiatieven, verspreid over de
verschillende landsdelen van het Techniekpact.
De denktank is daarbij uitgegaan van een ‘holistische’ aanpak, waarbij de verschillende
ontwikkelingen op het gebied van vmbo-mbo techniekonderwijs worden samengevlochten tot een
coherent geheel. Centraal daarbij stond de vraag wat de ‘rode draad’ van de Technologieroute is.
Wat valt, binnen het spectrum aan initiatieven, beleidsinitiatieven en organisaties, te definiëren als
de kern van de technologieroute, het deel waarop samengewerkt, ondersteund, en gestuurd kan
worden?
Thema’s
De denktank heeft daarbij als uitgangspunt van het onderzoek de volgende kernthema’s gekozen,
(deze zijn grotendeels vastgesteld door de bovengenoemde inventarisatie vmbo GL/TL, aangevuld
met punten 8, 9 en 10 op basis van eigen inzicht van de denktankleden):
1. Loopbaanoriëntatie en begeleiding 2. Bedrijven faciliteren docent- en leerlingstages 3. Onderwijs op vmbo-mbo en bedrijfslocaties 4. Betrokkenheid mbo bij ontwikkelingen vmbo 5. Onderwijscontacttijd bij technische vakken 6. Betrokkenheid van bedrijven/branches bij vmbo-ontwikkeling 7. Onderwijsmateriaal / toetsing 8. Leernetwerken vmbo-mbo, docententeams/directies 9. Experimenteerruimte 10. Ontwikkelmethodiek De verdiepingsgesprekken zijn uitgevoerd aan de hand van een gesprekshandleiding, met open
vragen waarop scholen een antwoord konden geven. Daarbij werd veel ruimte gelaten om het eigen
initiatief nader toe te lichten. Aan de hand van deze thematische inventarisatie heeft de denktank
haar visie geformuleerd.
5
Overview resultaten
Doel van de technologieroute
De Technologieroute is gericht op het verminderen of opheffen van het structurele tekort aan
technisch opgeleiden. Deze leerroute richt zich op leerlingen vmbo-GL/TL. De Technologieroute kan
zich ontwikkelen tot een aantrekkelijke leerroute omdat beide schoolsoorten momenteel
overwegend theoretisch zijn ingericht en voor een groot deel worden bevolkt door leerlingen die ook
praktijkleren ambiëren. Veel scholen zijn daarom aan de slag met (het opzetten van) een
Technologieroute.
Analyse van de perspectieven
Er is de komende jaren volop werk voor jongens, meisjes, vakmensen en internationaal talent met
een bètatechnisch profiel. Tot 2020 zijn jaarlijks 70.000 technisch opgeleide mensen nodig om alleen
al aan de vervangingsvraag op de arbeidsmarkt te voldoen. In de 40 COROP-regio’s van Nederland
betekent dat 1750 gediplomeerden per jaar.
Uit het vmbo Basis/Kader worden jaarlijks per regio tussen de 200 en 500 leerlingen geleverd voor de
mbo Vakmanschapsroute. De Vakmanschapsroute levert vakmensen op niveau 2 en 3 van het mbo.
De verwachting is dat de vraag naar technisch personeel op niveau 2 door het aanbod vanuit de
Vakmanschapsroute gedekt kan worden. Er zal op dit niveau niet zozeer een kwantitatief probleem
zijn. Alle inspanningen in deze route dienen te worden gericht op de kwaliteit. Levert men de goede
vakmensen. Kunnen zij wat nodig is op de arbeidsmarkt. De samenloop van de herziening van de
inrichting van het vmbo met de ontwikkeling van de Vakmanschapsroute kan zorgen dat er een
effectief systeem ontstaat. Het kunnen echter ook uit elkaar lopende ontwikkelingen worden die ten
koste gaan van een succesvolle Vakmanschapsroute.
Pragmatische argumenten staan aan de basis van deze ontwikkelingen
Als we in ogenschouw nemen dat de arbeidsmarktbehoefte van rond 1750 techneuten per jaar ook
voor een deel met volwassen zij-instromers wordt gedekt, zal de Technologieroute derhalve 1250 tot
1500 leerlingen per jaar moeten leveren. Dat is een veelomvattende opgave. Het is niet onmogelijk
om deze aantallen te leveren, echter de vraag is wel of dat gaat lukken met kleine aanpassingen aan
vmbo-T en mbo-4. Gezamenlijke initiatieven, vmbo-mbo met bedrijfsleven en branches om een
perspectiefvolle herkenbare beroepskolom neer te zetten, komen in diverse regio’s van de grond.
De Technologieroute vraagt veel afstemming en coördinatie. Eén of twee ROC’s werken in een regio
samen met 10 tot 20 vmbo-scholen. Scholen moeten samenwerken en hebben tevens een
onderlinge concurrentiepositie. Om beide routes op te zetten omwille van de arbeidsmarkt is extra
motivatie noodzakelijk en die moet geleverd worden door leiderschap en goed georganiseerd
(project)management. Voldoende aanwezigheid daarvan vormt een belangrijke kritische
succesfactor.
Adequate inzet van mensen en middelen
Gezien de bovenstaande analyse is het van groot belang de schaarse middelen daar in te zetten waar
het effect het grootst is. De Vakmanschapsroute zal relatief weinig bijdragen aan het opheffen van
6
het tekort op de technische arbeidsmarkt. Dat zal een aantrekkelijke Technologieroute zeker wel
kunnen doen, zij het dat 1250 tot 1500 mbo-4 leerlingen per regio een grote opgave vormt. Een
nieuw sterk merk in de onderwijsmarkt zou daar een oplossing voor kunnen bieden.
Gezien de hoge coördinatiekosten en het bijbehorende afbreukrisico van de Technologieroute is het
wenselijk modellen uit te werken die de coördinatielast drukken. Het aanreiken van modellen die in
de hele regio door alle scholen kunnen worden toegepast, draagt bij aan de snelheid van invoering,
reduceert de faalkansen en levert sneller resultaat zoals in de prestatiecontracten van Toptechniek in
bedrijf zijn overeengekomen.
Cijfers
Het Techniekpact2 beschrijft hoe Nederland zich voor een probleem gesteld ziet. Tussen de jaren
2011 en 2016 ontstaat een tekort van 61.800 vmbo-gediplomeerden, alsmede 58.100 mbo-
afgestudeerden. Dat betekent dat er binnen het vmbo jaarlijks 12.360 extra leerlingen moeten
slagen. In het mbo betreft dat jaarlijkse het aantal 11.620. Ondanks de economische crisis, staat
daarmee buiten kijf dat er tekorten, en daarmee goede kansen voor afgestudeerden zijn binnen de
technische beroepen.
Vanuit de gemengde leerweg stromen jaarlijks 2039 leerlingen door naar het mbo-techniek, op een
totaal van 8142 leerlingen. Dat is 25%. Vanuit vmbo-TL stroomden in 2012 7245 leerlingen door, op
een totaal van 31169. Dat is 23%. Deze aantallen zijn momenteel niet voldoende om aan de
ontstaande vraag te voldoen. Door techniekonderwijs aantrekkelijker te maken, kan het percentage
leerlingen dat kiest voor technische studies op het vmbo, en doorstroomt naar technische studies in
het mbo (en hbo) systematisch worden verhoogd.
Jaarlijks stromen 7706 leerlingen door van de HAVO naar het mbo, waarvan 1436 in de techniek. Dat
is 18,6%. 6227 van deze havisten hebben op dat moment geen diploma behaald. De havisten zijn
daarmee een interessante doelgroep voor het technisch mbo.
Effectieve modellen
Uit de schouw die de denktank heeft gedaan zijn enkele modellen naar voren gekomen, die een
kansrijke bijdrage kunnen leveren aan de vlotte realisatie van de Technologieroute in alle regio’s.
Voor deze modellen geldt dat ze nader moeten worden uitgewerkt op alle aspecten, zoals inhoud,
organisatie, programmering, regelgeving en expertise. Het moet evidence based onderwijs
opleveren. Een aantal centrale thema’s keert in al deze modellen terug.
1. LOB
Het programmeren van Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding als vak dat in de leerjaren 1 t/m 3 van
zowel vmbo GL als TL wordt vormgegeven, is het fundament waarop een aantrekkelijke
Technologieroute rust. De contexten binnen het LOB worden ontleend aan het perspectief van de
betreffende doorlopende beroepskolom vmbo GL/TL-mbo (en aansluitend hbo). Het Bredaas model
2 http://www.techniekpact.nl/over
7
waarbij LOB opdrachtgestuurd is, met een bedrijf als opdrachtgever, betekent kennis maken met de
wereld van techniek en technologie, maar ook het ontwikkelen van competenties. Leerlingen gaan
naar de bedrijven toe en vervullen voor het bedrijf een betekenisvolle prestatie. Het bedrijfsleven is
op deze wijze onlosmakelijk verbonden aan de Technologieroute. In het leerjaar 3 of 4 heeft de
leerling inmiddels gekozen voor een richting in de technologie en “loopt “ gedurende 1 dag in de
week mee met jaar 1 van het mbo. Door deze extra inzet kan de leerling eventueel in kortere tijd
door het mbo-4 of in dezelfde tijd extra specialiseren en/of voorbereiden op het hbo.
2. Technologie als examenvak
Veel scholen voor vmbo-TL hebben het verzoek ingediend om een nieuw examenvak Technologie te
mogen opvoeren. Ook dit is een kansrijk model, mits dat vak niet louter als een theorievak wordt
ingevoerd. Dit vak, dat naast theorie ook praktijk en stage moet bevatten, dient anders ingestoken te
worden dan vmbo B/K techniek. Niet gericht op de maakindustrie alleen, maar meer uitgaand van de
bedrijfsprocessen, zoals beroepsbeoefenaren van niveau 4 en 5 die in hun werk tegen komen:
verkoop, design, produceren, afleveren, onderhouden en verwijderen. Daarmee brengt technologie
een veel bredere en interessantere wereld bij kinderen binnen, waardoor de kans op succesvolle
entree optimaal wordt vergroot. Het bedrijfsleven kan door middel van opdrachten en eventuele
examinering structureel verbonden zijn met deze vorm van Technologieroute. De verbinding met het
mbo krijgt vorm door de uitvoering van het vak in leerjaar 4 op locatie van het mbo, zo mogelijk
samen met mbo-4 leerlingen. Volgend cursusjaar starten experimenten doorlopende leerlijnen
vmbo-mbo in de techniek3. Na evaluatie van de opbrengsten van experimenten Technologieroutes
zal een eventueel voorstel worden geformuleerd tot structurele invoering van de Technologieroute,
waarbij de beschreven variant mogelijk structureel kan worden ingevoerd.
3. W&T in de onderbouw
Voorbereidend op het technische examenvak bieden scholen een breed, oriënterend wetenschap en
techniekvak aan in de onderbouw.
4. Schoolontwikkeling / professionalisering
Het opzetten van een Technologieroute vergt een hoge mate van procesmatige en inhoudelijke
coördinatie tussen, maar ook binnen scholen. Didactische en organisatorische kennis is daarbij van
groot belang. Een belangrijke sleutel tot succes zit tevens in het vermogen om eenmaal in gang
gezette ontwikkelingen ook werkelijk te voltooien. Om een route tot een succes te maken is daarom
o.m. pedagogiek, didactiek, projectmanagement, onderwijsuitvoering van een hoog niveau nodig.
Succesvolle samenwerkingsverbanden dragen daarom ook zorg voor de gezamenlijke ontwikkeling
van dit soort kennis.
Sturing op resultaat
Het is van groot belang dat bij de inrichting van de Technologieroute veel aandacht wordt besteed
aan de kwantitatieve resultaten. Alle inspanningen die daar niet aan bijdragen zijn in feite verspilde
moeite. De natuurlijke drive van scholen zit bij het aanbieden van goed onderwijs en veel minder bij
de effecten die dat heeft voor de regionale arbeidsmarkt. Die aandacht moet duidelijk meer vooraan
3 http://duo.nl/zakelijk/VO/bekostiging/maatwerk_muo/experimenten_doorlopende_leerlijn.asp
8
komen en dat is goed mogelijk door de prestatiecontracten op dat punt te onderstrepen en veel
aandacht te geven.
Sturing op inhoud
De technologieroute biedt bij uitstek de mogelijkheid om een aantrekkelijke, uitdagende en
herkenbare leerroute techniek binnen de beroepskolom in te richten, waarin meer leerlingen met
een beroepskwalificerend diploma gaan uitstromen. In het longitudinaal opgebouwde
kwalificatiedossier van de beroepskolom vmbo-mbo(-hbo) worden competenties en leerstof als
Technologieroute gedefinieerd.
Personele aspecten
De competenties om opleidingen opnieuw vorm te geven, om samenwerking tussen scholen en met
het bedrijfsleven te realiseren en om te zorgen voor een zich voortdurend verbeterend systeem, zijn
niet in alle scholen en regio’s voldoende aanwezig. Het is daarom noodzakelijk dat een aanbod wordt
gecreëerd vanuit Toptechniek in bedrijf waarmee leiderschap, projectmanagement en
onderwijsuitvoering voor de verwezenlijking van de bovengenoemde modellen wordt ondersteund.
Een systeem van intervisie en onderlinge audits is een inmiddels beproefd middel voor voortdurende
verbetering van de zich ontwikkelende praktijken.
9
Aanbevelingen en procesadvies
Op basis van haar bevindingen, zoals beschreven in het vervolg van dit document, doet de denktank
een aantal aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van de Technologieroute. Zij sluit zich aan bij
eerdere aanbevelingen uit het Techniekpact en de inventarisatie vmbo GL/TL. Aangezien de
Technologieroute nog in een jong stadium verkeert, waarbij wel in veel regio’s en op vele scholen al
is aangevangen met het bouwen van een route, meent de denktank dat enige spoed noodzakelijk is
bij het realiseren van een overkoepelend, verbindend model.
De denktank observeert dat veel Toptechniek-regio’s, zoals Leiden, Haaglanden, Amsterdam en
Friesland, aan de vooravond staan van een dergelijke overkoepelende ontwikkeling. Een belangrijk
onderdeel van een gemeenschappelijke Technologieroute vormt daarom de doorontwikkeling van de
onder de werktitel ‘Technologieroute’ actieve initiatieven in Toptechniek in bedrijf, in regionaal
verband.
Gezien de beperkte tijdspanne waarbinnen Toptechniek in bedrijf nog actief blijft, is het belangrijk
vast voorbij dit programma te kijken en de borging van de nog prille regionale ontwikkelingen binnen
het programma toekomstbestendig te borgen. Concurrent met deze ontwikkelingen binnen
Toptechniek in bedrijf, vindt ook de start van de experimenteerruimte plaats. De Technologieroute
vormt zo ook een natuurlijke brug tussen bestaande of nieuwe initiatieven, en de tweede
aanvraagtranche van de experimenteerruimte.
De denktank is van mening dat voldoende draagvlak, succesvolle initiatieven en realiseerbaar
potentieel aanwezig zijn om de Technologieroute tot een succes te maken. Suggestie van de
denktank is om, in samenwerking met een groep koploperscholen, waaronder scholen die de
experimenteerstatus hebben aangevraagd of binnen een samenwerkingsverband al concrete
stappen hebben gezet, de Technologieroute verder te implementeren en te legitimeren door
gecoördineerd, per landsdeel, een gedeeld concept te ontwikkelen.
De denktank stelt vast dat een grote mate van aandacht zal moeten worden besteed aan het creëren
van behoeftes, op het gebied van ideologie en pragmatiek. Ideologisch, omdat een Technologieroute
slechts succesvol kan zijn als het breed gedragen, maatschappelijk noodzakelijk doelen nastreeft.
Pragmatisch, omdat betrokken partijen uiteindelijk vanuit een persoonlijk commitment mee zullen
werken aan een route.
Ontwikkelteam
Daartoe adviseert de denktank om een landelijk ontwikkelteam te formeren, dat voor de twee
varianten (GL, TL) de vastgestelde ‘rode draad’ uitwerkt tot een ‘prototype’ van de Technologieroute
en de inhoud hiervan bewaakt. Dit ‘prototype’ kan per landsdeel worden uitgewerkt op een wijze die
past binnen de regionale omstandigheden, voldoende schaalgrootte realiseert en financieel haalbaar
is. Zo wordt de nationale ‘ideologische noodzaak’ van de Technologieroute geborgd, onderwijl ruimte
latend voor de pragmatische behoeftes van actoren per landsdeel.
Dit prototype zal modulair zijn. Dat wil zeggen dat aspecten van de ontwikkelde route waar nodig (in
overleg met het ontwikkelteam) moeten kunnen worden aangepast/weggelaten indien de regionale
10
situatie hierom vraagt, en dat de route eenvoudig moet kunnen worden ‘omgebouwd’ naar
verschillende kwalificatiedossiers (d.w.z. eenduidigheid van het onderliggende model, zodat een
route voor Crebo X qua opzet niet navenant verschilt van Crebo Y). De in dit document beschreven
kaders van de Technologieroute zullen daarbij als leidraad worden gehanteerd. Gedurende de
ontwikkeling van de prototype routes en in de afstemming met de routes die tegelijkertijd in de
landsdelen worden opgezet, zal waar nodig van die leidraad worden afgeweken.
Het ontwikkelteam zal tenminste moeten bestaan uit vijf landsdeelvertegenwoordigers (die namens
vmbo, mbo en het aangesloten bedrijfsleven van een specifiek landsdeel participeren), aangevuld
met een aantal experts. Deze experts worden voorgedragen door in ieder geval het SLO, SPV, OCW,
Vo-raad, mbo-raad, Duo, en VNO-NCW. Door deze mix van partijen beschikt het ontwikkelteam over
voldoende inhoudelijke kennis op verschillende beleidsniveaus, en kan worden gegarandeerd dat de
ontwikkeling van de Technologieroute relevant en breed geaccepteerd is.
Figuur: Organogram van de relatie tussen het ontwikkelteam en de regionale implementatie van de Technologieroute. Ieder
landsdeel selecteert een vertegenwoordiger voor in het landelijke ontwikkelteam. Deze stemt ook de ontwikkeling in de
eigen regio af met de uitvoerder van het Techniekpact in zijn landsdeel.
Specifieke Taken Landelijk Ontwikkelteam
Het ontwikkelteam heeft als eerste taak om de in dit document beschreven rode draad van de
Technologieroute om te zetten in twee gedetailleerde ‘prototypes’: volledig uitgewerkte
voorbeeldroutes, voor vmbo-gl, vmbo-tl. Deze gedetailleerde voorbeeldroutes vormen het model
waaraan andere, binnen de landsdelen ontwikkelde routes zich kunnen gaan spiegelen. De
prototypes zijn echte routes, ontwikkeld in samenwerking met vmbo, mbo en bedrijfsleven in een
specifieke regio. Het is daarom zaak een zorgvuldige selectie te maken qua uit te werken leerroute.
De prototypes moeten een werkelijke leerroute naar een crebo-nummer zijn, dat ten voorbeeld kan
dienen aan en geïmplementeerd kan worden door andere landsdelen. Het landelijke ontwikkelteam
zal deze afweging in goed overleg moeten maken. Daarbij zal een sterke focus liggen op de manier
11
waarop de vrije ruimte wordt ingevuld, het curriculum (en dan speciaal de inhoud van de (extra)
technologievakken die worden aangeboden), en de loopbaanoriëntatie en –begeleiding.
Bij het ontwikkelen van deze prototypes formuleert het ontwikkelteam daarom, ten tweede, tevens
een aantal scherpe kwalitatieve en kwantitatieve eisen, die definiëren waaraan een
Technologieroute tenminste moet voldoen om succesvol te zijn en voor erkenning in aanmerking te
komen. Deze eisen dienen ter evaluatie en accordering van de Technologieroutes die in de nabije
toekomst nog zullen ontstaan. Hiervoor kan worden voortgebouwd op de uitkomsten van de
inventarisatie doorlopende leerlijnen GL/TL. Onderdeel van deze eisen is ook in ieder geval een
onderbouwde keuze voor een select aantal ‘technologievakken’ die binnen vmbo-TL in het kader van
de Technologieroute aangeboden kunnen worden (waaronder bijvoorbeeld mogelijk ITTL, Techniek
Breed of Procestechniek).
Het landelijke ontwikkelteam zal tenslotte ondersteunend moeten optreden bij het verweven van de
Technologieroute met het Techniekpact op regionaal niveau. In dat kader zal de voorzitter van het
ontwikkelteam, in samenwerking met de vertegenwoordigers van de landsdelen, ook een belangrijke
functie vertolken. De verbinding met het Techniekpact is voorwaardelijk voor de succesvolle
uitvoering en toekomstbestendigheid van de Technologieroute.
Het landelijke ontwikkelteam treedt buiten deze drie wegbereidende taken voornamelijk
coördinerend op. De uitwerking en het management van de routes zelf wordt in het landsdeel
georganiseerd. Op die wijze wordt aangesloten op het binnen het Techniekpact opgestelde
institutioneel kader, wordt de regionale context in acht genomen, en wordt tevens voorkomen dat
een route van hogerhand wordt ‘opgelegd’.
De vijf regionale vertegenwoordigers in het landelijke ontwikkelteam dragen zorg voor het bewaken
van de congruentie tussen de ontwikkeling binnen hun eigen landsdeel en het landelijke kader. Zij
stemmen de ontwikkeling binnen de landsdelen met en op elkaar af en acteren als
communicatiepunt van het landsdeel omtrent de Technologieroute(s). In die hoedanigheid staan zij
ook in contact met de binnen het Techniekpact aangestelde boegbeelden. De ontwikkeling van de
Technologieroute wordt zo op twee niveaus geborgd: binnen de uitwerking van het Techniekpact in
de landsdelen, en op nationaal niveau middels het ontwikkelteam.
Regionale implementatie
De scholen en bedrijven binnen het landsdeel bepalen zelf voor welke opleiding(en) men een route
zal ontwikkelen. Het staat hen daarbij vrij voor één of meerdere routes te kiezen. Ook de
organisatiewijze tussen de scholen en bedrijven staat daarbij vrij, zolang sprake is van regiobrede
afstemming en afspraken, net zoals binnen de Regiovisies van Toptechniek in bedrijf (in veel gevallen
zal hierop kunnen worden aangesloten). Reeds bestaande initiatieven (zoals BètaChallenge en ToT)
kunnen daarin uiteraard worden opgenomen.
In regio’s waar een Centrum voor innovatief vakmanschap aanwezig is, zal zonder uitzondering
tenminste een route worden ontwikkeld die leerlingen leidt naar een binnen dat Civ aangeboden
opleiding. Door uit te gaan van de Civ’s wordt op natuurlijke wijze een overzichtelijke selectie
gemaakt binnen de enorme hoeveelheid opleidingen die in regio’s aanwezig zijn, en wordt
automatisch aangesloten op economische speerpunten van de regio (zoals beoordeeld en
12
geselecteerd binnen het selectiemechanisme van de Civ’s). Ook zal de verbinding met een Civ van
grote waarde zijn voor de uitstraling van de Technologieroute naar leerlingen en ouders.
Figuur: Een hypothetisch voorbeeld van de verdere ontwikkeling van de routes per landsdeel, op basis van de door het
ontwikkelteam opgestelde prototype routes.
Landsdeel 1 bouwt twee routes: één voor vmbo-TL naar het Civ Water, en één voor ‘Procestechniek’.
Landsdeel 2 kiest ervoor om alleen een TL-route naar het regionale Civ “Biobased” te realiseren. Regio 3 kiest voor een
vmbo-GL en TL route naar instrumentenmaker en het medische Civ.
Labeling
De binnen een landsdeel ontwikkelde routes kunnen, indien gewenst, een erkenning van kwaliteit
krijgen binnen het landsdeel. Zo zou het landsdeel Zuid-West het label ‘Erkende Technologieroute
Zuid-West’ (NB: over exacte titel kan nog worden gesproken) toekennen aan een ontwikkelde route
binnen haar grenzen, die aan de door het Ontwikkelteam vastgestelde kwalitatieve en kwantitatieve
eisen voldoet. Zo vindt op natuurlijke wijze labeling plaats, zonder dat daarvoor een grote landelijke
organisatie hoeft te worden opgetuigd. Erkende routes kunnen vervolgens ook naar andere regio’s
worden getransplanteerd.
Financiering
Het Platform Bèta Techniek stelt geen geld beschikbaar voor de ontwikkeling van de
Technologieroute of de taken van het ontwikkelteam. Het Platform zal wel de kosten van de
voorzitter en enige bijeenkomsten kunnen vergoeden. Tevens zal het de ontwikkelingen van de
Technologieroute via Toptechniek in bedrijf blijven ondersteunen.
Er zal wel gebruik kunnen worden gemaakt van de binnen het Techniekpact beschikbaar gestelde
fondsen voor publiek-private samenwerking en loopbaanoriëntatie en begeleiding. Per landsdeel
wordt besloten waarvoor en hoe men de middelen in het Techniekpact gaat inzetten. Het zal daarom
zaak zijn hierbij tijdig aan te sluiten, door de ontwikkeling van de Technologieroute binnen deze
13
regionale uitwerking van het Techniekpact op te laten nemen als belangrijk speerpunt van het
Techniekpact, en hier fondsen voor beschikbaar te maken.
Procesvoorstel
De denktank stelt daarbij globaal het volgende tijdspad voor:
Augustus: Rapportage vmbo/mbo rapportage aan OCW
Augustus / September 2013: Voordracht en selectie ontwikkelteamleden
September 2013: Eerste bijeenkomst ontwikkelteam, validatie/aanvulling van het in dit
Denktankrapport geformuleerde ontwikkelkader.
September – November 2013: Ontwikkeling ‘Prototype routes’ gl, tl.
September 2013: Opname van Technologieroute als speerpunt binnen uitwerking van het
Techniekpact in ieder landsdeel.
September – December 2013: Ontwikkeling 1 à 2 routes per landsdeel.
Januari 2014: Publicatie prototyperoutes.
Samenvatting taakstelling ontwikkelteam
1. Vorming landelijk ontwikkelteam
2. Ontwikkelteam draagt zorg voor:
- Ontwikkeling prototyperoutes (GL, TL)
- Definiëring kwalitatieve en kwantitatieve eisen Technologieroutes
- Verweving van Technologieroute met regionale plannen Techniekpact
3. Gelijktijdig met ontwikkeling prototypes de (begeleide) ontwikkeling van 1 à 2 routes per
landsdeel:
- Tenminste één naar een Civ
- Waar mogelijk meenemen van bestaande succesvolle initiatieven
4. Publicatie van Prototype routes.
14
De Technologieroute:
Motivatie vanuit het perspectief van docent en leerling
Leerlingen
Een Technologieroute is een samenwerkingsverband tussen de vmbo scholen in de regio, een of
meerdere ROC’s en het regionale bedrijfsleven. Het doel van deze samenwerking is om de leerlingen
te interesseren voor techniek, voorlichting geven, stages plannen en LOB activiteiten organiseren,
met als eindresultaat een snellere, grotere doorstroom. Het leidt ertoe dat jongeren zich meer
interesseren voor techniek, dat doorlopende leerlijnen ontstaan of worden versterkt, dat stages goed
en beter geregeld worden, dat stages beter aansluiten op de belevingswereld van studenten en hun
opleiding. Door een brede loopbaan oriëntatie te stimuleren zijn ze beter in staat beroepen en
functies te visualiseren, en een afgewogen keuze te maken over hun toekomst. Leerlingen zijn
daardoor op het ROC en bij hun stages beter gemotiveerd. Door het aanbieden van een
aantrekkelijke leeromgeving, in de eigen regio, raken ze nog meer gemotiveerd en verbonden met de
regio. Belangrijk is dat het ontwikkelde materiaal eigentijds is en regionale binding heeft.
Doordat de vakinhoud en didactiek tussen vmbo en mbo beter aansluiten, en de doorstroom veel
soepeler verloopt voor de leerling, zonder grote knip tussen vmbo en mbo, geeft een
Technologieroute de leerlingen de mogelijkheid versneld door te stromen in het mbo. Belangrijk is
dat leerlingen zo’n route ook als leuker in uitdagender ervaren. Leerlingen kiezen zo vaker voor
techniek. Al tijdens hun opleiding kan een keuze worden gemaakt voor een technologisch beroep en
daarmee een keuze worden gemaakt voor een opleidingsperspectief binnen één van de technische
mbo- of hbo-domeinen. Met een aantrekkelijke en uitdagende programmatische inhoud en mogelijk
korter programma zijn leerlingen beter voorbereid op de overgang naar het mbo (of het hbo).
Docenten
De uitwisseling en samenwerking tussen docenten vmbo-mbo levert een enorme impuls aan
vakinhoudelijke en pedagogische kennis op. Docenten die nog minder kennis van Techniek hadden,
doen dit nu wel op. Door klein te beginnen, projecten en leerinhouden te delen, ontwikkelt zich een
docententeam dat samen een groeiproces begint.
Aangezien de mentoren in dit geheel een belangrijke rol spelen en niet alle mentoren een technische
achtergrond hebben, organiseren de bedrijven bedrijfsstages voor docenten. Zo kunnen docenten
meelopen op een bedrijf uit de regio. Docenten komen zo vaker, en inhoudelijker, in aanraking met
de beroepspraktijk. Zo leren de mentoren het bedrijf kennen en zien ze de mogelijkheden die
geboden worden. Docenten ervaren dit soms als een enorm avontuur. De contacten worden op deze
manier echter al snel steeds “natuurlijker”. Bedrijven faciliteren deze stages volledig. Docenten
ontwikkelen zelf, samen met het bedrijfsleven, en begeleid door het ROC, de methode voor de
vmbo-lessen. Zo worden ze beter in hun vak, kunnen ze studenten beter ondersteunen, raken ze
meer gemotiveerd, en leren ze over de eigen heg heen te kijken. Docenten verbeteren zichzelf zo,
krijgen meer plezier en kunde in hun werk en dat alles leidt tot beter onderwijs.
15
PROCESMATIGE KADERS
Vmbo Om in voldoende mate aan de vervangingsvraag op de technische arbeidsmarkt te kunnen voldoen,
is het van belang om binnen het onderwijs te focussen op leerwegen waar het te verwachten effect
het grootst is. Daarbij zijn drie varianten voor drie doelgroepen te onderscheiden: ten eerste het
verhogen van de totale keuze voor technische opleidingen door vmbo leerlingen effectiever naar de
techniek toe te geleiden. Ten tweede het bieden van een interessant alternatief voor de HAVO-hbo-
route, waarbij, ten derde, ook het opvangen van afvallers uit de HAVO grote kansen biedt.
Op dit gebied bestaat al enige ervaring. Alhoewel het in veel gevallen om nog jonge initiatieven gaat,
en de activiteiten daardoor enigszins diffuus zijn, vertonen deze toch op een aantal punten
opvallende overeenkomsten. Het blijkt dat een basisset van zaken bestaat die bij het opzetten van
doorlopende leerlijnen binnen de Technologieroute zeker afgestemd moeten worden. Bestaande
initiatieven maken hierbij vergelijkbare keuzes. Hierdoor is het mogelijk de ‘rode draad’ van de
Technologieroute te definiëren.
Kaders: afwegingen vooraf
Voordat een technologieroute kan worden gerealiseerd, moet een aantal zaken worden afgewogen.
Een eerste vraag daarbij is wat de gemeenschappelijke onderwijskundige visie van vmbo en mbo
t.a.v. deze routes voor de Technologieroute zijn. Naast overeenstemming tussen vmbo, mbo en
bedrijfsleven over het doel van de route, vereist dit dat men beslist voor welke opleidingen men de
route wil opzetten. Dit is uiteraard sterk afhankelijk van het bij het mbo aangeboden onderwijs. Het
is daarbij, tot op zekere hoogte, onvermijdelijk ‘terug te redeneren’ vanuit de kwalificatiedossiers op
het mbo, naar de examenprogramma’s op het vmbo. Van grote invloed op de vormgeving van de
route is daarbij, of men kiest voor de theoretische leerweg (AVO) of de gemengde leerweg. Alle
onderwijsinstellingen zijn bij de ontwikkeling van de routes vertegenwoordigd door een schoolleider.
Ieder bedrijf heeft tevens een vertegenwoordiger aangesteld die actief participeert in het
samenwerkingsverband. Door bedrijven vroeg te betrekken, ontstaat een gemeenschappelijk
verband. Een heel belangrijke succesfactor van diverse samenwerkingsprojecten vmbo-mbo is dat
vooral de docenten samen kunnen werken. Via Toptechniek in bedrijf zijn hierover in de regio (via de
regiovisie of Programmalijn 1 vmbo-mbo techniek) reeds afspraken gemaakt, die binnen de
verschillende regio’s momenteel verder uitgewerkt worden.
Proces: inhoudelijke afstemming
Nadat de (overkoepelende) visie en leerdoelen van de route(s) zijn vastgesteld, kan men overgaan
tot de fase, waarbij de inhoud van de route wordt afgestemd.
Een eerste stap hierbij is het afstemmen van de vakinhoud op vmbo en mbo. Daarbij wordt niet
alleen gekeken welke lesinhoud momenteel dubbel worden behandeld, maar ook de gaten tussen
vmbo en mbo. Gedurende dit proces wordt ook gekeken in welke mate de leerinhoud tussen vmbo
en mbo verschilt. Alleen leerinhoud afstemmen is onvoldoende om een coherente, doorlopende
route te realiseren, waarbij de overgang tussen vmbo en mbo zo vloeiend mogelijk verloopt. In het
verlengde van de leerinhoud, wordt daarom door vmbo en mbo ook een gezamenlijk
16
pedagogisch/didactisch concept ontwikkeld. Het afstemmen van LOB en begeleiding vormt daarop
een logische vervolgstap. Het lijkt goed te werken om LOB als ‘kapstok’ voor het hele proces te
gebruiken. Vakinhoud en didactiek blijven vaak nog lang enigszins separaat op vmbo en mbo
ontwikkeld. Geïntegreerde docententeams ontstaan niet uit het niets, hierop moet daadwerkelijk
worden gestuurd. Doordat LOB gedurende de hele loopbaan van de leerling/student een rol speelt,
vormt het een voor de hand liggende, verbindende factor tussen vmbo en mbo (docenten). Waar de
samenwerking op het gebied van lesinhouden en maatwerktrajecten soms lastiger blijkt dan
aanvankelijk gedacht, kan LOB het speerpunt vormen dat de ontwikkeling aanjaagt en gaande houdt.
Het is een quick win die snel resultaat laat zien. Zo ontstaat geloof in het proces en door de vele
raakvlakken van LOB met ander onderwijsaspecten, komen bij de ontwikkeling van een LOB-traject
ook de andere zaken op natuurlijke wijze voorbij (zie ook de fundamentele rol die LOB nu krijgt in de
nieuwe examenprogramma’s beroepsgerichte vakken). Hierbij kan gedacht worden aan het
gezamenlijk opstellen van één kwalificatiedossier voor de Technologieroute.
Participatie, zeggenschap van bedrijven en branches over de content is van wezenlijk belang voor het
slagen van LOB en dus van de Technologieroute.
17
INHOUDELIJKE KADERS
Vmbo
Wat is een technologieroute. Een concrete beschrijving van de inhoud van een Technologieroute
voor het vmbo (GL/TL)4
Hoewel de Technologieroute nog in de kinderschoenen staat en de praktische uitwerking daardoor
nog niet breed is afgestemd, zijn toch al veel scholen gestart met het ontwikkelen en uitvoeren van
een Technologieroute. Ondanks de versplintering, lijken deze initiatieven op elkaar. Een aantal zaken
keert vaak terug bij verschillende initiatieven. De precieze invulling wijkt vaak enigszins af, maar er is
wel sprake van een duidelijke rode draad. Men zou kunnen spreken van een prototype
Technologieroute.
Vrijwel alle initiatieven streven, naast een verbeterde overdracht tussen vmbo en mbo, een
studiewinst in tijd na. Daarbij zijn grofweg twee varianten te onderscheiden, een waarbij binnen
vmbo en mbo apart wordt gecomprimeerd, en een waarbij in de overlap tussen vmbo en mbo wordt
gecomprimeerd door mbo lesstof reeds in het vmbo aan te bieden:
Binnen de tweede variant bestaat in theorie de mogelijkheid om ook vmbo-onderdelen nog in het
mbo aan te bieden door gebruik te maken van de experimenteerruimte. Scholen kiezen hier
momenteel echter nog niet vaak voor.
4 Zie Bijlage 1: Lijst Bevindingen Experts, voor een (samengevat) overzicht van deze tekst in lijstvorm.
Leerjaar 1
Leerjaar 1
Leerjaar 4
Leerjaar 3
Leerjaar 2
Leerjaar 1
Leerjaar 3
Leerjaar 2
Leerjaar 1
vmbo
mbo
vmbo
mbo
Compri-
meren in de
overlap
Leerjaar 4
Leerjaar 3
Leerjaar 2
Leerjaar 3
Leerjaar 2
18
Scholen kiezen veelal voor een mengeling van beide varianten. Daarbij wordt binnen vmbo en mbo
gekeken waar een effectief doorlopende leerlijn zonder, voor de leerling hinderlijke doublures in het
onderwijsaanbod, kan worden gerealiseerd. Daardoor ontstaat er meer ruimte om de leerstof beter,
verdiepend en verbredend aan te bieden. Ontdubbeling is echter slechts een aspect van de realisatie
van tijdswinst. Veel aandacht gaat bijvoorbeeld uit naar het inbrengen van mbo lesstof in het vmbo.
De meest geziene variant bestaat uit een geoptimaliseerde vmbo opleiding van (regulier) 4 jaar,
waarna de echte tijdswinst in het mbo wordt gerealiseerd. Voor ambitieuze, snellere leerlingen,
bestaat daarbij soms de optie om het vmbo ook al in drie jaar af te ronden. Binnen deze laatste optie
wordt gebruik gemaakt van de periode na de eindexamens en ‘summerschools’, waarin AVO-vakken
of stages (dit heeft de voorkeur, kan bijna budgetneutraal gerealiseerd worden) worden afgerond.
Bijkomstig voordeel van de ‘summerschools’ is dat de aansluiting op het mbo temporaal
gecontinueerd is en het zogenaamde ‘zomerlek’ daardoor wordt tegengegaan.
Een andere interessante variant is die waarbij de eerste 10 weken van het mbo worden gebruikt om
de instromende eerstejaars, collectief, een breed technisch onderwijspakket aan te bieden. Na die
eerste tien weken gaat men over op een specifiekere opleiding. Zo krijgen alle instromers een breed-
technische basis, zijn zij in staat te proeven van andere vakgebieden, en heeft het mbo een middel
om efficiënt om te gaan met de diversiteit aan instroom vanuit verschillende vo-niveaus, scholen en
keuzepakketten, zonder het maatwerk per leerling daarbij uit het oog te verliezen.
Het mbo is binnen de huidige Technologieroutes verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de
lesstof. Dit gebeurt uiteraard in afstemming met vmbo docenten en het bedrijfsleven, maar het
curriculum van het mbo is sterk leidend. De vakinhoud wordt vormgegeven op basis van de belangen
en wensen van het regionale bedrijfsleven (waarmee het mbo een innigere relatie heeft dan het
vmbo), en op basis van de aangeboden kwalificaties binnen de mbo instelling. Er wordt dus ‘terug
geredeneerd’ vanuit de mbo-domeinen, niet ‘bottom up’ gewerkt vanuit vmbo. Door hechte
samenwerking tussen mbo en vmbo wordt er echter wel zorg voor gedragen dat de eigen identiteit
en expertise van het vmbo gewaarborgd blijven. Er is voor aardig wat routes al lesmateriaal
ontwikkeld. Het ontsluiten van dit lesmateriaal voor scholen zal in de toekomst een belangrijke
bijdrage leveren aan de ontwikkeling van Technologieroutes. Door het regionale bedrijfsleven te
betrekken bij de ontwikkeling van lesinhoud, examens en onderzoeksopdrachten zorgt men ervoor
dat deze ‘bij de tijd’ is.
Binnen vmbo-GL bieden de nieuwe kern- en keuzedelen een handzame wijze om een lessenpakket
aan te bieden dat goed aansluit en reeds vooruitloopt op de kwalificatiedossiers in het mbo5. Binnen
vmbo-tl gebeurt dit door een extra vak aan te bieden. Scholen kiezen daarbij voor een eigen
invulling, variërend van het aanbieden van een techniekbreed vak tot een meer smalle insteek via
vakken als ITTL, Science, Wetenschap en Techniek, Procestechniek, of Medische Instrumenten
Techniek. De keuze voor een specifiek vak hangt af van de wensen van het omliggende bedrijfsleven
(zoals bijvoorbeeld georganiseerd in Technet), Topsectorplannen en de regiovisie.
Ook in de gevallen waar voor die meer smalle insteek is gekozen, is sprake van een trechtermodel: in
de eerste twee jaren krijgen leerlingen een bredere kennismaking met de techniek, om vervolgens
5 Zie http://www.vernieuwingvmbo.nl/wp-content/uploads/2012/05/Powerpoint-Techniek.ppt
19
een steeds gerichtere keuze te maken voor een specifiek vakgebied, via het extra vak. Tijdens de
eerste twee jaar volgende leerlingen een verdiepingstraject in de vorm van een extra wetenschap en
techniekvak dat nog breed en verdiepend is. De verdiepingslessen bestaan uit theorie en praktische
vaardigheden. Zo kunnen leerlingen een bewuste keuze maken voor hun een sector of profiel. In het
derde en vierde jaar richt het extra vak zich meer op sector en vervolgopleiding, en is daarom
gelieerd aan een mbo-domein.
Tijdens leerjaar 1 en 2 vindt binnen LOB een bredere oriëntatie plaats middels bedrijfsbezoeken.
Tijdens leerjaar 3 en 4 worden dit echte stages. Sectorwerkstukken en stages worden gezamenlijk
uitgevoerd door vmbo leerlingen en mbo studenten. Die opdrachten zijn zo vaak mogelijk gelieerd
aan een bedrijf, en vinden zo mogelijk plaats bij het bedrijf – het gaat zoveel mogelijk om echte
opdrachten. Vmbo docenten gaan met de studenten mee en komen zo op natuurlijke wijze in
aanraking met het omliggende bedrijfsleven.
Het trechtermodel biedt ook een uitkomst voor vmbo-scholen die zelf niet over een techniekafdeling
beschikken. Een breed verdiepingstraject kunnen zij zelf aanbieden, waarna de meer vak- of
sectorgerichte lessen in de hogere jaren worden georganiseerd via het samenwerkende mbo.
De beroepsgerichte vakken worden ten dele op een mbo-locatie aangeboden, onder begeleiding van
mbo docenten én studenten. Tijdens leerjaar 3 en 4 volgen leerlingen hun lessen een dag per week
op het mbo.
mbo-docenten zijn ook betrokken bij de lessen op het vmbo zelf, in de vorm van gastlessen.
Docenten vmbo en mbo dragen daarbij gezamenlijk zorg voor de lesinhoud en begeleiding van
leerlingen, zodat een beter geïntegreerd docententeam ontstaat. Daarbij wordt veel aandacht
besteedt aan het gelijkschakelen van pedagogie en didactiek op vmbo en mbo. De mate van
werkelijke integratie tussen docententeams loopt sterk uiteen.
Loopbaanoriëntatie en -begeleiding vindt zo veel mogelijk geïntegreerd plaats gedurende de
reguliere lessen. De docent loopt daarbij met de student mee: naar stages, maar ook naar de lessen
op het mbo. Zo ontstaat op natuurlijke wijze een reguliere uitwisseling tussen vmbo docenten, mbo
docenten en professionals uit het bedrijfsleven. Ook ontwikkelen zo de warme connecties tussen
docent en bedrijfsleven die nodig zijn voor het vinden en aanbieden van docentenstages. Bij de LOB
staat de identiteitsontwikkeling van de leerling en beeldvorming over het mbo centraal. Docenten
vmbo blijven actief als fungeren als LOB-begeleider, naast de mbo-docenten die zich inzetten als
vakdocenten. Zo is een doorlopende pedagogische lijn geborgd in het LOB-traject, en kan de leerling
binding opbouwen met de begeleider. Cruciale vraag is hoe de dialoog hierover wordt georganiseerd
en geformaliseerd. Hoe wordt op systematische wijze verslag gedaan over de voortgang van het
keuzeproces en op welke wijze motiveert de leerling zijn keuzes in zijn eigen portfolio?
20
Bijlage 1: Leden van de denktank De leden van de denktank zijn: Voorzitter Max Hoefeijzers Denktank - Hans Nanninga - Marc Coenders - Geert-Jan Snijders - Peter Foppen - Ruud van Uffelen - Eveline van Hoppe - Franske van Duuren Secretariaat Jascha Laan / Platform Bèta Techniek
21
Addendum 1: De route uit het perspectief van de leerling
Anna heeft na haar Cito-toets van haar basisschoolleraar een MAVO/HAVO advies gekregen. Anna
weet nog niet wat zij later zou willen worden, die keuze staat nog erg ver van haar af. Wel merkt de
leraar dat ze graag fysiek leert: vakken waar ze actief mag zijn liggen haar beter dan stilzitten bij taal-
en rekenlessen.
Omdat ze tijdens groep acht al eens een excursie heeft gemaakt, weet ze dat het vmbo bij haar om
de hoek een leuke omgeving is. Haar moeder wil echter dat ze naar de HAVO gaat – er moet
tenslotte om haar toekomst worden gedacht. Op aanraden van de basisschoolleraar gaan ze toch een
kijkje nemen op het vmbo, en blijkt dat de school een enorm uitdagende Technologieroute aanbiedt,
de Technoclass, waardoor leerlingen die dat aankunnen, al veel sneller klaar zijn met hun opleiding,
en veel meer kans hebben op een uitdagende baan. De grote lijst high-tech bedrijven die bij de
Technologieroute is betrokken is en deze aanraadt, werkt daarbij erg inspirerend. Haar moeder vindt
het fijn dat Anna na het doorlopen van de snelle route ook nog de optie heeft om naar het hbo te
gaan, zonder veel tijdverlies. Rondvraag onder kennissen leert dat de nieuwe Technologieroute goed
te boek staat – ouders van leerlingen zijn trots dat hun kind niet op het oude vmbo, maar op de
Technoclass zit.
Via de HAVO zou Anna er 4 jaar of meer over doen om naar het mbo of hbo door te stromen. Via de
Technologieroute kan dat, als ze goed haar best doet, al in 3 jaar. Ook kan ze het mbo vervolgens
sneller afronden. Anna zelf vindt het vooral leuk dat de lessen veel te maken hebben met verzorging.
Anna begint in de onderbouw van het vmbo. Deze duurt gewoon twee jaar. Ze volgt naast het
normale vakkenpakket wel een speciaal een introductievak voor Technologie. Voor dat vak doet ze
ook een aantal excursies naar het ROC en bij bedrijven. Ze wordt daarbij begeleid door haar vaste
docent, dat maakt het wat minder spannend om zomaar naar het ROC of bedrijven te moeten. Ze
vond het vooral erg leuk om op bezoek te gaan bij een instrumentenmakerij die onderdelen voor
hoortoestellen maakt.
In de bovenbouw blijft ze het Technologievak volgen. Ze kiest voor een variant die zich richt op de
Medische Instrumenten Techniek. Doordat ze het voorbereidende vak heeft gevolgd, merkt ze dat
het haar gemakkelijk afgaat. Een deel van haar praktijkopdrachten doet ze tijdens de zomerperiode,
samen met een mbo student, bij een bedrijf. Haar mentor loopt mee en zorgt dat alles goed
verloopt. Dingen die ze in de les heeft geleerd, ziet ze bij het bedrijf in het echt terug. Naast
praktijkopdrachten, loopt ze ook stage en krijgt ze lessen bij een bedrijf in de buurt. De opdrachten
zijn uitdagend, maar doen er echt toe. Een vaste dag in de week krijgt ze les op het ROC. Het is ook
leuk om buiten school les te krijgen. Ze is niet zo goed een taal en rekenen, en haalt daardoor haar
vmbo examen gewoon in vier jaar, zonder versnelling. Vriendinnen die naar de HAVO zijn gegaan
klagen dat ze het maar saai vinden, al die lessen. Anna vindt dat bij haar op school erg meevallen,
door de leuke excursies en alle praktische dingen die ze leert. Dingen waar ze later echt wat aan
heeft.
Nadat ze op het vmbo geslaagd is, gaat ze door op hetzelfde ROC waar ze al eerder een dag per week
les kreeg. Op het ROC krijgt ze eerst een aantal weken een gezamenlijke introductie met de andere
22
eerstejaars. Haar mentor blijft hetzelfde. Dat vindt ze wel zo fijn. De mentor zorgt ervoor dat ze op
het mbo al bekend zijn met wat ze wil en waar ze goed in is. Zo krijgt ze lessen die aansluiten op haar
eigen niveau. Ze merkt dat er ook andere leerlingen van andere vmbo’s zijn die hetzelfde als zij
hebben gedaan. Na die eerste paar weken begint haar reguliere opleiding tot
Researchinstrumentmaker. Omdat ze op het vmbo al een deel ervan heeft gevolgd, gaat ze snel door
de lesstof heen. Bij een paar van haar stages en opdrachten werkt ze samen met leerlingen en
docenten van het vmbo. Ze merkt dat op deze wijze samenwerken goed gaat, ze werken tenslotte
samen aan dezelfde soort opdracht.
De opdrachten passen goed als vervolg op wat ze al op het vmbo heeft geleerd. Bij de
bedrijfsopdrachten mag ze meewerken aan echte prototypes van instrumenten. Ook heeft ze zo een
aantal vrijstellingen gekregen. Daardoor kan ze haar al na drie jaar haar mbo-opleiding afronden.
De Technologieroute van Anna
vmbo onderbouw leerjaar 1 en 2
2 jaar AVO + Breed Technologievak
vmbo bovenbouw leerjaar 3 en 4
2 jaar AVO + Smal Technologievak
mbo instroomgroep 10 weken Gemeenschappelijk Techniekbrede introductie mbo
mbo instroom 3 jaar mbo-4 (versneld door voorsprong)
Totaal 7 jaar
23
Addendum 2: De route uit het perspectief van een school
Erik is directeur van een vmbo-school Techniek en Economie met BL-KL en TL leerwegen. Het is voor
90% een Technisch vmbo met voor de BL vrijwel alle vakrichtingen techniek, handel en administratie.
De school heeft kaderopleidingen voor zowel Techniek als handel en administratie. De TL kent al
jaren geen instroom meer, met name door de toegenomen concurrentie van de omliggende MAVO-
HAVO-VWO-scholen, maar ook door een verslechtering van het imago van de school. Bij de ouders
stond de school bekend als de oude technische school, “een school als je de bouw in wilt gaan, of
automonteur wilt worden”.
De grens van de opheffingsnorm komt met rasse schreden naderbij. Erik, voor wie het al jaren een
doorn in het oog is dat TL talenten zich niet meer op zijn school inschrijven, buigt zich over een nieuw
concept waarmee hij de school nieuw leven in kan blazen. In zijn concept draait het om de
Technologieroute voor de TL. Erik gaat een nieuw vmbo-schoolconcept bouwen voor de doelgroep
die hij weer graag binnen wil halen, de in techniek geïnteresseerde TL-HAVO-leerlingen. Een nieuwe
school die een aantrekkelijke en unieke leerroute aanbiedt maar ook een school die qua imago en
uitstraling die groep ouders en leerlingen weer aan zich weet te binden.
Daarnaast ook een school die in het keuzeproces overgang PO-VO minstens een gelijkwaardige optie
is ten opzichte van andere MAVO-HAVO- scholen in de directe omgeving. In zijn concept staat
imagoverbetering van vmbo Techniek centraal. Door aan de bovenkant van het opleidingsaanbod
(met name de KL-TL techniekopleidingen) te laten zien wat de school met haar leerlingen kan
presteren, verhoogt Erik het imago van het kwaliteitsniveau (en daarmee de instroomniveaus) van de
gehele school.
Het concept kanteling van het imago werkte hij uit op vier transformatiepunten:
1. Doelgroepenbeleid 2. Docenten en curriculum 3. Organisatie 4. Omgeving
Ad1 Doelgroepenbeleid
Prioriteit heeft de focus op potentiële KL-TL- en de TL-HAVO-doelgroep. Erik wil met zijn nieuwe
school streven naar een verdubbeling van de instroom en tevens een 50-50 verdeling, 50% BL en 50%
KL/TL+ instroom. Uit statistische gegevens blijkt dat veel leerlingen kiezen voor de brugklas MAVO-
HAVO terwijl zij van hun basisschool een KL-TL of TL-HAVO advies hebben gekregen. Het potentiële
aanbod van die leerlingen is dus aanwezig, het is aan Erik de opgave die binnen de muren van de
school te krijgen.
Ouders en leerlingen zien dat ook voor praktisch ingestelde leerlingen op Mavo- en HAVO -niveau de
school adequaat is toegerust. Met de omliggende HAVO-scholen, het bedrijfsleven en het mbo wordt
afgesproken dat gezamenlijk wordt gewerkt aan goede Technologielessen (zowel qua locaties als in
personele zin).
Resultaat na 4 jaar: Instroom 20% TL, 30% KL en 50% BL . Erik kan vol trots weer Mavo-techniek
diploma’s uitreiken met een naadloze aansluiting op vervolgtrajecten binnen het mbo. De kanteling
24
van het imago van zijn vmbo heeft plaatsgevonden en heeft een positieve invloed op zowel de
kwantiteit als de kwaliteit van de instroom:
- Verdubbeling van de instroom: van twee naar vier brugklassen; - van 0% TL naar 25% TL waarvan 5% TL/HAVO.
Ad2 Docenten en curriculum
Door terugloop in aantal leerlingen heeft de school een docentencorps gekregen dat in pedagogisch-
didactisch opzicht voornamelijk is ingesteld op de BL- leerling. Kanteling van het pedagogisch klimaat
is een voorwaarde tot slagen van het totale concept. Een eigentijds uitdagend ICT-curriculum voor de
TL+ techniek had de school niet, daar zet Erik een jong, hoogopgeleid docententeam op. Zij
ontwikkelen een open curriculum dat inspeelt op de snel veranderende technologische wereld, met
links naar het bedrijfsleven. Een curriculum dat dicht bij de wereld van de leerlingen staat, waarin
onderzoek en ontwerpen centrale thema’s zijn. Docenten van het mbo hebben hieraan een
substantiële bijdrage geleverd, zo worden modules van het 1e jaar mbo al in het 3e en 4e jaar van de
TL-opleiding Techniek gegeven. Hiermee is verkorting van de totale studieduur mogelijk.
Het digitale LOB programma is breed oriënterend in de onderbouw en wordt door de leerling zelf
beheerd. Dat leidt tot een bewuste keuze voor het vervolgtraject in de bovenbouw. In de bovenbouw
wordt het portfolio gevuld met onder andere de ervaringen met arbeidsoriëntatie en stageverslagen
bij diverse bedrijven. Het bedrijfsleven organiseert de stages, van intake, begeleiding tijdens de stage
tot en met de evaluatie daarvan. Met het mbo zijn afspraken gemaakt dat de leerling zijn portfolio
gewoon mee kan nemen.
Resultaat na 4 jaar: Het docentencorps is op het gewenste pedagogisch-didactische niveau gekomen,
de kanteling van het pedagogisch klimaat heeft plaatsgevonden. Leerlingen stromen uiterst
gemotiveerd en goed geëquipeerd door naar het mbo.
Ad3 Organisatie
Er is een docententeam Technologieroute samengesteld met het mbo. De teamleider bovenbouw en
de onderwijsmanager van het mbo zijn beiden verantwoordelijk. De Technologie-uren worden
verzorgd op zowel de vmbo- als op de mbo-locatie en door docenten van beide scholen. Het
Technologierouteteam verzorgt het onderwijs, en is ook verantwoordelijk voor de contacten met het
bedrijfsleven en de branches.
Resultaat na 4 jaar: Het Technologieroute is zelfsturend , het management ( Erik en directeur mbo) is
faciliterend en handelt veelal vraaggestuurd. Erik kan zich daardoor richten op zijn kerntaken: de
school verder krachtig positioneren in de regio, proactief zijn input leverend aan de uitvoering van de
afspraken gemaakt in de Techniekagenda, met name aan het project TiB en een vinger aan de pols
houdend voor wat betreft de financiën.
Ad4 Omgeving
Docenten zijn verantwoordelijk voor duurzame relaties met het bedrijfsleven en rapporteren
daarover in hun digitale portfolio’s. De vakgroepen zorgen dat in goed overleg met bedrijven de
beroepsgerichte stages op maat worden ingevuld en in een dialoog met de leerling, het bedrijf en de
25
mentor worden geëvalueerd. Bedrijven faciliteren de stages volledig en zijn ook betrokken bij de
examens.
Resultaat na 4 jaar: De school heeft een uitstekende naam opgebouwd. Ouders en leerlingen zijn
gelukkig dat de school de Technologieroute heeft gerealiseerd. Bedrijven zijn kind aan huis op school,
sponsoren in ruime mate en behoren graag tot de Technetkring.
Resumé
Een Technologieroute maakt integraal deel uit van het totaal ontwikkelingsproces van een school.
Zowel ideologische als pragmatische argumenten kunnen een belangrijke rol spelen. Voor Erik boden
ze in elk geval een kapstok waarmee hij succesvol het implementatietraject van de Technologieroute
op zijn school kon realiseren. Ouders van leerlingen met een TL-HAVO-advies bevestigen dat ze heel
gelukkig zijn deze weg naar het mbo voor hun kind gekozen te hebben. Erik’s ambities staan
beschreven in de regiovisie van Toptechniek in bedrijf. Op deze wijze draagt hij een steentje bij aan
het doen slagen van het Techniekpact: meer leerlingen gaan bewust kiezen voor een
techniekopleiding.