ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

35
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2011-2012 ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN Rugproblemen Door Ine WOUTERS Promotor: Dr. Stijn Schauvliege Literatuurstudie in het kader Medepromotor: Drs. Sofie Breugelmans van de masterproef

Transcript of ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

Page 1: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2011-2012

ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN

Rugproblemen

Door

Ine WOUTERS

Promotor: Dr. Stijn Schauvliege Literatuurstudie in het kader

Medepromotor: Drs. Sofie Breugelmans van de masterproef

Page 2: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk

gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de

bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.

Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het auteursrecht beperkt zich tot

de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert

daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals

tabellen en figuren. De auteur en de promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die

in deze studie geciteerd en beschreven zijn.

Page 3: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

Voorwoord

Graag wil ik Dr. S. Schauvliege bedanken voor alle tijd en moeite die hij in mijn masterproef heeft

gestoken om het tot een goed einde te brengen.

Daarnaast wil ik graag mijn ouders, Vic Wouters en Hilde Maton, bedanken voor al de hulp en steun

die ze me gegeven hebben. Ook de vele tips hebben me veel geholpen om mijn masterproef te

maken.

Hierbij wil ik ook mijn vrienden bedanken voor de steun en hulp bij het schrijven van deze masterproef.

Page 4: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

Voorwoord

Inhoudsopgave

Samenvatting ...............................................................................................................................p. 1

Inleiding ...……………….………………………………………………………………………………….p. 2

Literatuurstudie ……….…………………………………………………………………………………p. 3

1 Inleiding ……………………………………………………………………………………………….p. 3

1.1 Geschiedenis ………………………………………………………………………p. 3

1.2 Wat is acupunctuur ………………………………………………………………p. 4

1.3 Westerse geneeskunde versus Chinese geneeskunde ………….……p. 5

1.4 Basisconcept van de Chinese geneeskunde …….…………...………....p. 6

1.4.1 Het concept van Yin en Yang …………………………………p. 6

1.4.2 Het concept van de 5 elementen …………………………….p. 7

2 Rugklachten bij het paard …………………………………………………………………......p. 8

2.1 Wat is pijn in westerse geneeskunde ……………………..………….......p. 8

2.2 Wat is pijn in de Chinese geneeskunde …………………………………...p. 9

2.3 Wat is rugpijn ……………………………………………………………………...p. 9

2.4 Behandeling van rugpijn ……………………………………………………...p. 11

2.4.1 Behandeling in westerse diergeneeskunde ………….….p. 11

2.4.1.1 Ontstekingswerende medicatie ...….….p. 11

2.4.1.2 Opioïden ...…………………………………p. 12

2.4.2 Behandeling in Chinese diergeneeskunde …………….…p. 12

2.4.2.1 Puntencombinaties ………………………p. 13

2.4.2.2 Verschillende technieken …………..…..p. 14

2.4.2.3 Beschrijving van de gebruikte

acupunctuurpunten ………………………………p. 17

2.4.2.4 Contra-indicaties en voorzorgsmaatregelen

p. 23

2.5. Onderzoek naar het effect van acupunctuur bij rugklachten ….…p. 23

Conclusie……………………………...…………………………………………………………………..p. 24

Literatuurlijst ……………………………………………………………………………………………p. 25

Page 5: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

1

Samenvatting

Rugpijn is een probleem dat zich vaak voordoet bij paarden, zowel acute als chronische rugpijn,

primair of secundair. Acupunctuur is één van de mogelijke therapieën om rugpijn te behandelen, naast

de traditionele westerse geneeskunde. Deze alternatieve therapie maakt deel uit van een oud Chinees

geneeskundig systeem dat werkt aan de hand van meridianen en acupunctuurpunten. Er zijn

verschillende technieken om rugpijn met behulp van acupunctuur te behandelen. Bij elke techniek

gebruikt men specifieke punten in het lichaam die men op een verschillende manier stimuleert. Om

een goed resultaat te bekomen, moet men de dieren meerdere keren behandelen. De technieken die

het meest worden gebruikt zijn de droge naald techniek en elektro-acupunctuur.

Het gebruik van functioneel MRI en positron emissie tomografie (PET) heeft een wetenschappelijk

bewijs geleverd voor de speciale veranderingen gegenereerd in het centraal zenuwstelsel door

acupunctuur. De veranderingen zijn mild bij gebruik van enkel naalden, maar worden belangrijker en

blijven langer duren bij elektroacupunctuur.

Er is al naar de verschillende werkingsmechanismen van acupunctuur gezocht, maar het exacte

mechanisme is nog niet helemaal wetenschappelijk verklaard.

Ondanks talrijke onderzoeken zijn er nog steeds veel aspecten onduidelijk. Het nationaal instituut van

gezondheid in de Verenigde Staten heeft een conferentie over dit onderwerp opgesteld en houdt zich

bezig met verder onderzoek naar de werking en het effect van acupunctuur.

Kernwoorden: acupunctuur, acupunctuurpunten, acupunctuurtechnieken, rugpijn.

Page 6: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

2

Inleiding

Paarden presteren vaak slechter als gevolg van rugklachten. Waar de pijn zich lokaliseert, is vaak niet

duidelijk te diagnosticeren (Jeffcott, 1981). Deze rugklachten zijn met de westerse geneeskunde niet

altijd op te lossen, of niet langdurig op te lossen. Hierdoor zoekt men meer en meer in de richting van

alternatieve therapieën, zoals acupunctuur. De vraag is natuurlijk of deze wel effectief zijn. Er bestaan

reeds teksten over acupunctuur bij de mens maar werkt deze therapie ook bij het paard? Op welke

manier past men dit dan toe bij het paard? Zijn dit dezelfde punten als bij de mens? Er zijn nog veel

onopgeloste vragen waarop we een antwoord proberen te vinden.

Hieronder volgt een beschrijving van de werking van acupunctuur, de soorten behandelingen die men

kan gebruiken bij acute of chronische rugpijn en de lokalisatie van de acupunctuurpunten.

Page 7: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

3

Literatuurstudie

1 Inleiding

1.1 Geschiedenis

Men gelooft dat acupunctuur al ontstond in de steentijd. In de brons- en ijzertijd (407- 310 VC) werd

een significante vooruitgang gemaakt. De filosofische principes van Yin en Yang en de vijf elementen

werden bedacht in de Han Dynastie (206 VC) (Wong, 1999). In deze periode ontstonden ook

verschillende denkscholen, waaronder de Yin-Yangschool. De belangrijkste vertegenwoordiger van

deze denkschool was Zou Yang (Maciocia, 1989). Ook de verschillende technieken die toegepast

worden in deze geneeskunde zijn afkomstig van scholen in China, Korea, Japan, Vietnam, en andere

Oosterse landen (Skarda en Glowaski, 2007).

In 1700 bezochten missionarissen China en brachten hun ideeën van de westerse geneeskunde over

aan de Chinese geneeskunde. Zelf leerden ze de Chinese geneeskunde kennen en verspreidden

deze in Europa (Ulett et al., 1998). Op deze manier gingen nieuwe therapeuten moderne

technologieën combineren met de oude technieken (Xie en Preast, 2007).

Modern onderzoek werd opgestart in China in 1949, onder het bewind van Mao Zedong (Pomeranz en

Stux, 1987). China meldde het gebruik van elektrische stimulatie van naalden om zo de sterkst

mogelijke analgesie te verkrijgen voor chirurgie (Ulett et al., 1998). Tien jaar later werd acupunctuur

geïntroduceerd in de vroegere Sovjet-Unie, waar verder onderzoek werd gedaan. De praktijk van deze

geneeskunde en de daarmee samengaande onderzoeken, werden voor de westerse artsen en

onderzoekers geheim gehouden. Dit verklaart het typisch gebrek, in die tijd, aan publicaties in de

Engelse taal, samen met een gebrek aan interesse vanwege de westerse onderzoekers (Pomeranz

en Stux, 1987).

In 1971 kwam er plots interesse vanuit Amerika, omdat een New York Times reporter, James Reston,

die samen met president Nixon naar China reisde, daar voor een acute appendicitis behandeld werd

en dit beschreef. Deze publiciteit wekte nieuwe belangstelling op bij de wetenschappers en leidde tot

een grondig onderzoek met behulp van de nieuwste wetenschappelijke methoden en technieken

(Yang et al., 2011).

Basis-onderzoek rond de werking van acupunctuur werd in het Westen opgestart in 1976, vooral

nadat de endorfinehypothese was geïntroduceerd (Skarda en Glowaski, 2007). Door acupunctuur

krijgt men een verhoogde afgifte van het neuropeptide b-endorfine. Endorfines interageren met

cytokines, waarvan sommige, zoals interleukine-10, de inflammatoire component in aandoeningen

verminderen (Bonta, 2002; Hökfelt, 1991).

Door de introductie van de “functional magnetic resonance imaging (fMRI)” en de “positron-emission

tomographic scanning”, zag men dat er een relatie was tussen het stimuleren van acupunctuurpunten

en de activiteit van bepaalde hersenstructuren (Biella et al., 2001).

In 1997 werd door de “World Health Organisation” een lijst van ziektebeelden opgesteld, die baat

zouden hebben bij een acupunctuurbehandeling (Skarda en Glowaski, 2007).

Ook worden de moderne of nieuwe technieken gecombineerd met acupunctuur, zoals het gebruik van

laserstralen op acupunctuurpunten (Xie en Preast, 2007).

Page 8: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

4

1.2 Wat is acupunctuur

Acupunctuur zelf maakt deel uit van een oud Chinees geneeskundig systeem dat werkt aan de hand

van bepaalde punten op de zogenoemde meridianen.

Dit zijn energiebanen (lopen meestal samen met zenuwbanen) die een verbinding maken tussen 2

elektromagnetische velden, enerzijds het elektromagnetisch veld van de aarde en anderzijds het

elektromagnetisch veld van het heelal. De aarde is de negatieve pool van het magnetisch veld (Yin)

en het heelal is de positieve pool (Yang) (Maciocia, 1989) (figuur 1).

Acupunctuurpunten zijn plaatsen gelegen op de meridianen, met een hogere concentratie van

energie. De precieze locatie van deze punten varieert van dier tot dier, zoals een rivier varieert in de

tijd (figuur 2). Een punt is zoals een zone in de rivier waar er meer stroming is. Op die plaats is er

meer activiteit en dus meer energie. Anderzijds, waar het water stilvalt is er minder activiteit en dus

minder energie (Yi en Robertson, 2008).

Links: Fig.1: Yin-Yang theorie en de pilaren van de chinese geneeskunde (Yi en Robertson, 2008).

Rechts: Fig.2: De precieze lokalisatie van de acupunctuurpunten varieert van dier tot dier, zoals de

stroom van een rivier (Yi en Robertson, 2008).

Een acupunctuurpunt heeft zeer veel eigenschappen, die overeenkomen met de fysiologische functies

van het lichaam. De punten zijn in staat om eventuele fysiologische gebreken te corrigeren wanneer

ze worden gestimuleerd (Gardner-Abbate, 1996). De namen van de punten hebben een anatomische,

fysiologische, therapeutische of symbolische betekenis en geven dus de functie van het punt weer.

Elk punt krijgt een unieke combinatie van letters en cijfers. De alfabetische prefix geeft weer op welke

meridiaan het punt is gelegen en het numeriek achtervoegsel geeft weer op welke sequentiële positie

het zich bevindt (Xie en Preast, 2007).

Het hoofdconcept en de filosofie van de Chinese geneeskunde zijn het lichaam weer in balans te

krijgen (Maciocia, 1989).

Page 9: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

5

Het doel van acupunctuur is de gezondheid te verbeteren door een verbinding te maken met de

patiënt via een naald. De naaldtechniek, het naaldtype en de naaldpunt zijn hierbij zeer belangrijk

(Gardner-Abbate, 1996). De meest moderne naalden zijn van roestvrij staal met een ronde punt,

waardoor vezels worden gesplitst i.p.v. gesneden (Skarda en Glowaski, 2007). Bepaalde technieken

zoals het licht oplichten na het inbrengen, evenals draaien van de naald (Figuur 3), dienen om het Qi-

gevoel uit te lokken. Dit is een ander gevoel dan de pure insteekpijn en is dofdrukkend, elektrisch-

kriebelend, gespannen, zwaar en warm (Lian et al.,1999). Bovendien reageert het dier hierop met een

lokale hyperemie en een lokale anesthesie (Cantwell, 2010). Maar Qi is meer dan dat alleen. Het is

zeer moeilijk om het woord ‘Qi’ letterlijk te vertalen (Maciocia, 1989). Het is een belangrijke traditionele

term die de verbinding tussen de acupunctuurnaald en de energiebanen in het lichaam beschrijft

(Kaptchuk, 2002). Men kan het ook verwoorden als energie, vitale, dynamische of materiële kracht,

materie of ether (Maciocia, 1989).

Fig.3: links: draaibeweging met hoge amplitude (180°) en met lage frequentie (1-2Hz) is sederend,

rechts: draaibeweging met kleine amplitude (90°) en met hoge frequentie (4-8Hz) is toniserend of

versterkend, toniseren en sederen is enkel mogelijk als er Qi-gevoel is ontstaan (Lian et al., 1999).

In de oosterse geneeskunde gelooft men dat Qi door het volledig levend organisme stroomt en ook

aanwezig is in de hele natuur. Het is de basis van alles wat bestaat en men kan Qi voorstellen als een

verzameling van golflengtes of energiebanen met verschillende densiteit. De hele natuur is dus

opgesteld uit golflengtes, sommige kunnen we zien en voelen, zoals bot en huid. Hoge frequenties

zoals radiogolven zijn niet voelbaar. De Masters van Qi zijn de meest vereerde dokters in China omdat

ze trillingsniveaus kunnen waarnemen die een extraordinaire helingscapaciteit hebben (Zidonis et al.,

1999).

De Qi beïnvloedt de Yin-Yang balans om de gezondheid te herstellen (Kong et al., 2007). Als Qi in

evenwicht is, is het individu ook in evenwicht, als Qi te zwak is of in de verkeerde richting circuleert

dan is er ziekte (Maciocia, 1989).

1.3 Westerse geneeskunde versus Chinese geneeskunde.

Algemeen kunnen we zeggen dat de westerse geneeskunde meer mechanisch is en de oosterse

geneeskunde meer energetisch werkt (Wiseman en Gung, 2002).

Een westerse arts gaat het ziekteproces analyseren om de specifieke fysieke oorzaak te ontdekken, of

dit nu een uitwendige ziekteverwekker is, een enzymatisch probleem of een toxische besmetting. Men

probeert een duidelijk inzicht te krijgen in de functies van het fysieke lichaam, en dieper, tot op cellulair

of moleculair niveau. Zo kan men een abnormaliteit opsporen en op die manier de ziekte beter

controleren (Xie en Preast, 2007).

Page 10: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

6

Aan de andere kant gaat een oosterse arts de ziekte waarnemen als een verstoring van het evenwicht

in het lichaam. Zij zien het lichaam als een integrale, energetische structuur, waarbij een verstoring

van de energetische stroom ziekte kan veroorzaken in het hele lichaam. Wanneer een bepaald

ziektepatroon wordt vastgesteld, gaat men het evenwicht en de gezondheid herstellen, door de

zelfhelende eigenschap van het lichaam te stimuleren (Aquarius, 2010).

Beide systemen kunnen terugvallen op een medische geschiedenis en hebben hun eigen manier van

diagnosestelling ontwikkeld (Xie en Preast, 2007).

De westerse arts maakt naast het klinisch onderzoek ook gebruik van diagnostische testsystemen

zoals een bloedonderzoek en een radiologisch onderzoek (Martin en Klide, 1997). Naargelang de

diagnose bestaat de behandeling uit het toedienen van antibiotica, steroïden of andere

farmaceutische producten, of het uitvoeren van een chirurgische ingreep (Wiseman en Gung, 2002).

De oosterse arts gaat andere diagnostische systemen gebruiken, zoals kijken naar de reactie bij

palpatie van acupunctuurpunten langs de nek en de rug en het voelen van hogere sensitiviteit van

back-Shu (zijn gelegen op de rug) en front-mu punten (zijn gelegen op de buik) bij ontsteking, pijn, …

(Xie en Preast, 2007). De behandeling bij de oosterse arts bestaat uit het toedienen van kruiden en

het behandelen met acupunctuur in specifieke acupunctuurpunten. Men heeft veel soorten

acupunctuurpunten en ieder van de twaalf meridianen bezitten vijf bijzondere punten (6 meridianen

per lidmaat). Dit zijn de 5 Shu-punten die elk verwijzen naar de vijf elementen, hout, vuur, aarde,

metaal en water (Gardner-Abbate, 1996). Ze zijn gelokaliseerd tussen de carpus en de hoef en tussen

de sprong en de hoef bij paarden (Lian et al., 1999). De Shu-punten zijn zeer effectief door hun

energetische waarde. Sommige therapeutische voordelen bij acupunctuur bekomt men enkel door het

prikken in deze specifieke Shu-punten (Gardner-Abbate, 1996).

Beide geneeswijzen hebben hetzelfde doel voor ogen: namelijk het verbeteren van de gezondheid en

het voorkomen van ziekten (Xie en Preast, 2007).

Men kan de ziekten op twee manieren benaderen, iedere manier heeft zijn sterkten en zijn zwakten.

Zo gaat de westerse geneeskunde betere resultaten bekomen met acute ziekten en bij patiënten waar

geavanceerde chirurgische technieken nodig zijn (Wong, 1999). De oosterse geneeskunde heeft dan

weer meer resultaat met chronische ziekten, vooral die ziekten waar men met de westerse

geneeskunde de ziekte alleen maar kan controleren en niet genezen.

Door te werken met beide systemen, kan men profiteren van de sterkte van elk systeem en gaat men

hun zwakten compenseren (Xie en Preast, 2007).

1.4 Basis concept van de Chinese geneeskunde

1.4.1 Het concept van Yin en Yang

Het concept van Yin en Yang is waarschijnlijk het belangrijkste in de Chinese geneeskunde. In feite

kan alles in de medische fysiologie, pathologie en behandeling teruggebracht worden tot deze

denkwijze. Op zich is het opvallend simpel, maar tegelijkertijd ontzettend diep en vergaand.

Het concept van Yin en Yang, samen met dat van Qi, heeft de Chinese filosofie gedurende eeuwen

doordrongen en is radicaal verschillend van elke vorm van het westers filosofisch denken (Maciocia,

1989). Het werd ontwikkeld om de natuurlijke fenomenen te begrijpen en juist te interpreteren (Xie en

Preast, 2002).

De eerste beschouwingen rond Yin en Yang zijn allicht bij de landbouwers ontstaan, die de cyclische

opeenvolging van dag en nacht observeerden. De dag correspondeert met Yang en de nacht met Yin

(Maciocia, 1989). Men kan het principe van Yin en Yang dus verklaren als een continue uitwisseling

Page 11: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

7

tussen deze twee verschillende polen (dag en nacht), waargenomen in alle omstandigheden (Xie en

Preast, 2002). Als we dit verder doordenken, behoort activiteit, die bij de dag hoort tot Yang en de rust

van de nacht tot Yin (Maciocia, 1989). Yin en Yang zijn herkenbaar in een beeld verwant aan het

weer, vb Yin is geassocieerd met koude, donker,… en Yang met hitte, licht, … (figuur 4) (Kaptchuk,

2002).

Yang Yin

Vuur

Warmte (Zomer)

Droog

Hyperactief

Water

Koude (Winter)

Nat

Hypoactief

Fig.4: Yang en Yin (Kaptchuk, 2002)

Deze natuurkrachten zijn ook werkzaam in het lichaam. Bijvoorbeeld is een ontsteking Yang van

natuur (energie zit geblokkeerd en geeft warmte). Anderzijds is een oedeem Yin van natuur (oedeem

is vocht en koud) (Aquarius, 2010).

Als Yin en Yang uit elkaar geraken neemt de levenskracht af. Yin en Yang bevatten tegengestelde

krachten, die elkaar wederzijds opheffen, maar tegelijkertijd onderling afhankelijk zijn van elkaar. De

dag is tegengesteld aan de nacht, maar er kan geen nacht zijn zonder dag (Zidonis, 1999).

Yin en Yang vertegenwoordigen niet alleen twee fenomenen met tegengestelde natuurlijke aard, maar

ook twee verschillende en tegengestelde aspecten van hetzelfde fenomeen. Het is een middel om

twee tegengestelde principes te generaliseren in alle fenomenen die men in de natuur kan

observeren. Op die manier kan men Yin en Yang gebruiken om de fysiologie en pathologie van

dierlijke fenomenen te verklaren en het helpt met de klinische diagnose en de behandeling (Xie en

Preast, 2002).

Yin en Yang zijn voortdurend in beweging en in verandering. Onder bepaalde omstandigheden kan

Yin overgaan in Yang. Bij een goede gezondheid is er een evenwicht tussen de twee (Maciocia,

1989).

1.4.2 Het concept van vijf elementen.

Dit concept is eigenlijk een verdere onderverdeling van Yin en Yang. Deze vijf elementen zijn

aanwezig in de natuur en hun wetten gelden ook in het lichaam. De vijf elementen zijn geen

basisbouwstenen van de natuur, maar vijf fundamentele processen of fasen van eenzelfde cyclus of

fenomeen (Maciocia, 1989).

Een overzicht van dit concept wordt weergegeven in de volgende tabel (Tabel 1) (Maciocia, 1989):

Tabel 1. Het concept van de vijf elementen (Aquarius, 2010).

Vijf Elementen Hout Vuur Aarde Metaal Water

Seizoen Lente Zomer (Nazomer) Herfst Winter

Klimaat Wind Warm Vochtig Droog Koud

Yang/Yin Yang Yang Yang/Yin Yin Yin

Yin-orgaan Lever Hart Milt/Pancreas Longen Nieren

Yang-orgaan Galblaas Dunne darm Maag Dikke darm Blaas

Kleur Groen Rood Geel Wit/Grijs Blauw/Zwart

Weefsels Pezen Bloedvaten Spieren Huid Gewrichten/

Botten

Page 12: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

8

Zintuig Ogen (Zien) Tong

(Spreken)

Mond

(Proeven)

Neus

(Ruiken)

Oren

(Horen)

Smaak Zuur Bitter Zoet Scherp Zoutig

Windrichting Oosten Zuiden Westen Noorden

Emotioneel

Geestelijk

Woede

Mildheid

Tolerantie

Vreugde

Blijdschap

Intuïtie

Intelligentie

Bezorgdheid

Zwaarmoedigheid

Gepieker

Vernuft

Stabiliteit

Verdriet

Vertrouwen

Rechtvaardig

heid

Angst

Moed

Bescheidenheid

Functie Vloeiend

Bewegen

Verdelen v/

energie

Kwaliteit v/h

bloed

Opslag Loslaten/

Opnemen

Zuivering

De vijf elementen komen elk overeen met een seizoen, behalve de aarde die wordt geassocieerd met

een transformatie. De aarde ligt in het centrum, waarrond de seizoenen en andere elementen draaien

(Maciocia, 1989).

De kern van het concept van de vijf elementen ligt in de verschillende onderliggende interacties en in

de grote overeenkomsten tussen de elementen. Bovenstaande tabel toont aan hoe de organen en

hun fenomenen een geïntegreerd geheel vormen. Hiermee kan men verklaren dat bepaalde

pathologieën in het ene orgaan, invloed hebben op een ander orgaan (Maciocia, 1989).

Bij de pathologie van de pezen en spieren (o.a. aangetast bij rugklachten) zien we dat de pezen tot

het element ‘hout’ behoren en zo ook verbonden zijn met de lever. Bij een peesontsteking moeten we

dus ook oog hebben voor een goede leverwerking. Spieren behoren tot het element ‘aarde’, vandaar

dat men bij spierproblemen de milt en pancreas moet reguleren en men moet zorgen voor een goede

vertering.

Als men dus in de Chinese geneeskunde een bepaald orgaan wenst te herstellen of genezen, dan

beoogt men het hele element te versterken (één van de vijf elementen) en niet alleen het vernoemde

orgaan (bv. versterken van de nieren bij artrose, omdat dit een gewrichtsprobleem is) (Aquarius,

2010).

De vijf elementen vertegenwoordigen verschillende fysieke eigenschappen en wijzen ook op

kenmerken van het karakter. Paarden, en ook mensen, kunnen gezien worden als een uitdrukking van

een bepaald element. Er zijn verschillende types beschreven, namelijk ‘vuurpaard’, ‘aardepaard’,

‘metaalpaard’, ‘waterpaard’ en ‘houtpaard’, elk met hun eigen specifieke kenmerken (Zidonis, 1999).

Door een dier te vergelijken met zijn meest dominante karaktertrek, is het mogelijk de patiënt in zijn

geheel te bekijken. Op deze manier kan men het onevenwicht in het dier beter aanpakken (Xie en

Preast, 2002).

2 Rugklachten bij het paard

2.1 Wat is pijn in westerse geneeskunde

Het comité van taxonomie definieert pijn als volgt: “Pijn is een onplezierige sensorische en/of

emotionele ervaring veroorzaakt door feitelijke of mogelijke weefselschade of die beschreven wordt in

termen van weefselbeschadiging. Pijn is altijd subjectief” (Merskey, 1991). De definitie is slechts

Page 13: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

9

gedeeltelijk van toepassing omdat dieren de ervaring van pijn niet kunnen beschrijven (Anand en

Craig, 1996).

Elk pijngevoel heeft zijn origine in de perifere pijnreceptoren. Deze nociceptoren depolariseren bij

thermische, mechanische of chemische stimuli. De perifere zenuwvezels worden opgesplitst in 2

groepen, namelijk de gemyeliniseerde en de niet-gemyeliniseerde vezels (Steiss, 2001). De

pijnprikkels worden in ons lichaam naar het ruggenmerg geleid via de dunnere, weinig

gemyeliniseerde Aβ en Aδ vezels en de dunste, ongemyeliniseerde C vezels. Vanuit het ruggenmerg

gaan de pijnprikkels via de tractus spinothalamicus naar het schakelstation in de thalamus en verder

naar de hersenen waar men de pijn bewust wordt (Julius en Basbaum, 2001).

Pijn is een protectiemechanisme om (verdere) weefselschade te voorkomen en laat de genezing van

wonden en beschadigd weefsel toe. Wanneer de weefselschade te sterk is uitgebreid, ontstaan er een

aantal exciteerbare veranderingen in het perifere of centrale zenuwstelsel die zorgen voor een diepe,

maar omkeerbare pijn. Het dier gaat ook fel reageren door een overgevoeligheid in het ontstoken en

omringende weefsel (Woolf en Mannion, 1999).

Chronische pijn wordt niet genoeg herkend en behandeld (Gaynor, 2008). In veel gevallen wordt een

verkeerde behandeling ingesteld of de foutieve medicatie toegediend. Zo zal pijn ten gevolge van een

ontsteking goed reageren op een behandeling met ontstekingsremmers, terwijl deze geen effect

hebben bij patiënten met neuropathische pijn. Ondanks een goede chronische pijnbehandeling

kunnen er toch opflakkeringen zijn. Wanneer dit het geval is, moet de patiënt bijkomend behandeld

worden voor deze acute pijn, bovenop de reeds bestaande behandeling (Grubb, 2010b).

2.2 Wat is pijn in de Chinese geneeskunde

In de Chinese geneeskunde gaat men pijn onderverdelen in verschillende soorten. Pijn is meestal

veroorzaakt door slijm- of bloedstase, door damp of door een obstructie veroorzaakt door koude (zich

in tocht of in koude omgeving bevinden) (Maciocia, 2004). Damp kan zowel intern (onder de vorm van

oedeem) als extern (als de patiënt zich in een vochtige omgeving bevindt) zijn. Een pijn die erger

wordt bij beweging verwijst naar een zwakte (artrose). Een pijn die erger wordt bij rust verwijst naar

een obstructie van Qi in de meridiaan (ontsteking) (Aquarius, 2010). De blokkade van Qi veroorzaakt

een groter, minder intens pijngebied in tegenstelling tot stase van bloed die een zeer lokale, stekende

en intense pijn geeft.

Een obstructie van Qi of bloed kan veroorzaakt worden door pathogene factoren. Deze kunnen zowel

intern als extern zijn. Externe pathogene factoren zijn koude, warmte (zonneslag), wind en vocht.

Interne pathogene factoren zijn stagnatie van Qi, stase van bloed, slijm of damp. Er bestaat een

Chinees gezegde dat zegt: ‘Obstructie veroorzaakt pijn: als er geen obstructie is, is er geen pijn’ (Bu

tong ze tong, tong ze bu tong) (Maciocia, 2004).

2.3 Wat is rugpijn

Rugpijn bij paarden is vaak de oorzaak voor slechte prestaties (Martin en Klide, 1997). Pijn is

eenvoudig te diagnosticeren maar de exacte oorzaak van de pijn vinden is zeer moeilijk (Jefcott, 1979;

Harman, 1993). Vroeger dacht men dat rugpijn bij paarden vooral secundair was aan problemen van

de achterbenen of door een slechte werking van de nieren. Later ontdekte men dat rugpijn vaak

primair is (Koch,1980). Rugpijn kan dus primair, secundair of een deel van een gegeneraliseerde

Page 14: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

10

ziekte zijn (Chan et al., 2001). Wanneer mankheidsproblemen de oorzaak zijn van rugpijn, kan deze

rugpijn de duur van het herstel verlengen (Jeffcott, 1979; Martin en Klide, 1991; Harman,1993).

Secundaire rugpijn kan ook veroorzaakt worden door irritatie van thoracale en abdominale organen.

De lever, de milt en de nieren spelen een belangrijke rol voor het behouden van de integriteit van de

spieren, pezen, botten en gewrichten. Primaire rugpijn kan ontstaan door paravertebrale

mankementen, vertebrale of sacroiliacale laesies of afwijkingen, artrose letsels of letsels van de

dorsale doornuitsteeksels (Chan et al., 2001).

Pathologisch ziet men bij rugpijn spierstijfheid, acidose door een opstapeling van spiermetabolieten

zoals melkzuur en een stijging van spierenzymes in het bloed. Wanneer de rugpijn chronisch wordt

kunnen de paarden mankheidsproblemen en spieratrofie vertonen (Chan et al., 2001).

Mankheidsproblemen kunnen dus zowel primair als secundair zijn.

Chronische rugpijn ontstaat meestal door een musculaire motor disease thv o.a. m. longissimus

thoracis, m. lumborum, gluteusspieren, biceps femoris en andere spieren. Occasioneel is de

trochanter major of de volledige femur erin betrokken (Chan et al., 2001). De functie van de spieren

kan men nagaan met behulp van EMG (elektromyografie) en MUP (motor unit actie potentiaal). Via

MUP kan men een onderscheid maken tussen neurogene en myogene problemen. Met behulp van

EMG kan men de elektrische activiteit van de motorneuronen evalueren (Wijnberg et al., 2002).

Chronische rugpijn kan ook een gevolg zijn van reuma (Xie et al., 1997).

De anatomische structuren die pijn in de rug veroorzaken, zijn zeer moeilijk te palperen. Hierdoor is

het niet eenvoudig de oorzaak te diagnosticeren (Jeffcott, 1999). Thermografie kan helpen de regio’s

te identificeren of objectief te bevestigen na palpatie (Graf von Schweinitz, 1999). Nadat de regio’s

van de letsels zijn gelokaliseerd via EMG, MUP of thermografie kan men via radiografie, echografie,

scintigrafie of MRI het letsel nauwkeurig bekijken (Martin en Klide, 1997).

Individuen hebben een verschillende pijndrempel en reageren dus anders op bepaalde pijnprikkels.

Het temperament speelt bij paarden waarschijnlijk ook een grote rol (Jeffcott, 1999).

Het is ook belangrijk rugpijn snel te diagnosticeren omdat de schade snel kan opstapelen. Dit is

mogelijk aan de hand van het gedrag van paarden. Soms weigeren de paarden stil te staan tijdens het

opstijgen of zakken ze door bij het opleggen of aanspannen van het zadel. Ook weigeren paarden te

lopen of achteruit te stappen, veranderen ze van springstijl en zwaaien ze met hun staart

(Hendrickson, 1998).

In de traditionele Chinese geneeskunde wordt rugpijn onderverdeeld in twee groepen, namelijk “het

verzwikken van de rug” en reuma in de rug (Yu en Yu, 1963; Yu, 1987; Cheng, 1991). Onder “de rug

verzwikken”, verstaat men een acute rugpijn veroorzaakt door een plotse kneuzing van de rugspieren,

gewrichten of wervels. Dit kan ontstaan wanneer een paard op een oneffen weg traint, scherpe

bochten neemt of niet gebalanceerd springt (Xie et al., 1997). Reuma behoort tot het Bi syndroom,

waarmee men chronische rugpijn bedoelt. Deze wordt meestal veroorzaakt door wind, koude of damp

(vochtige omgeving). Bijvoorbeeld bij een plotse wijziging van het weer (Vangermeersch en Pei-Lin,

1994). Paarden met acute rugpijn hebben een predispositie om bij deze 3 exogene pathogene

factoren reuma te krijgen (Xie et al., 1997).

Page 15: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

11

2.4 Behandeling van rugpijn

Eerst moet men de oorzaak van de rugpijn onderzoeken. Dit is één van de belangrijkste stappen om

een goede behandeling te starten. Indien de rugpijn ontstaan is door een onderliggende oorzaak,

moet men eerst deze behandelen. Wanneer er geen onderliggende oorzaak aanwezig is, moet men

onderzoeken of de pijn wordt veroorzaakt door zacht weefsel of door botlesies (Hendrickson, 1998).

2.4.1 Behandeling in westerse diergeneeskunde

Rust is één van de belangrijkste behandelingen voor rugpijn, al dan niet in combinatie met medicatie

(Jeffcott, 1979). De medicatie kan parenteraal, lokaal en topicaal worden toegediend (Martin en Klide,

1987b). Bij lokale toediening wordt de medicatie direct geïnjecteerd in de supraspinale, interspinale of

dorsale sacroiliacale ligamenten (Altamirano, 2007). Ook chiropractie en massage zijn mogelijke

behandelingen, al zijn er niet veel studies over (Haussler en Erb, 2003).

Er is gerapporteerd dat de meeste conventionele behandelingen voor rugpijn bij paarden niet of voor

slechts enkele weken effectief zijn (Martin en Klide, 1991; Jeffcott, 1979; Harman, 1993; Klide en

Martin, 1989).

Chirurgie is nog een mogelijke behandeling, deze past men vooral toe bij ‘kissing spines’ en sommige

fracturen (Hendrickson, 1998).

2.4.1.1 Ontstekingswerende medicatie

2.4.1.1.1 Niet steroïdale anti- inflammatoire drugs

Niet-steroïdale anti-inflammatoire drugs (NSAID’s) zijn de meest gebruikte analgetica voor de

behandeling van acute en chronische ontstekingspijn. Ze werken pijnstillend maar hebben eveneens

een ontstekingsremmende werking (Grubb, 2010a). NSAID’s inhiberen de enzymen COX-1

(cyclooxygenase-1) en COX-2, die arachidonzuur afbreken in prostaglandines en thromboxanen

(Vane, 1971). COX-1 bevindt zich in de membraan van het endoplasmatisch reticulum en is een

constitutieve component van bijna alle weefsels. COX-2 daarentegen bevindt zich in de membraan

van zowel de nucleus als het endoplasmatisch reticulum en wordt voornamelijk geïnduceerd in cellen

bij inflammatie (Beretta et al., 2005; Ren et al., 1995; Morita et al., 1995). Er wordt doorgaans

aangenomen dat COX-2 remmers veiliger zijn dan COX-1 remmers (Bergh en Budsgerg, 2005).

Net zoals bij de mens kunnen er bij dieren ook neveneffecten optreden zoals: braken, diarree,

verminderde eetlust, gastro-intestinale letsels (vnl. hoge doseringen), leverbeschadiging, nierschade

(vnl. bij eerdere nierproblemen en dehydratatie) (Grubb, 2010a). Bij langdurige toediening moet men

regelmatige bloedcontroles uitvoeren (Rychel, 2010).

Bij stoornissen aan het bewegingsapparaat bij paarden wordt meestal fenylbutazone gebruikt, in het

bijzonder voor acute rugpijn (Jeffcott, 1979). Fenylbutazone is een niet-selectieve NSAID met een

analgetische werking door het blokkeren van COX (Tobin et al., 1986). Helaas is er bij chronische

thoracolumbaire pijn weinig respons op fenylbutazone en andere NSAID’s (Denoix en Dyson, 2003).

Fenylbutazone is effectief als analgeticum bij een inflammatie, maar is niet of weinig pijnverzachtend

in niet ontstoken weefsel. Bij chronische thoracolumbaire pijn heeft men weinig ontsteking waardoor

fenylbutazone minder effectief is (Tobin et al., 1986).

Page 16: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

12

2.4.1.1.2 Steroïden

De behandeling van rugpijn bestaat in veel gevallen uit een combinatie van medicatie zoals NSAID’s,

corticosteroïden en andere therapieën (Haussler, 2007). Intra-articulaire injectie van medicatie is niet

steeds mogelijk vanwege de dikke overliggende spieren en de slecht toegankelijke anatomische

lokalisatie van de gewrichten (Jeffcott, 1985; Tucker et al., 1998). Regionale injecties in de dorsale

doornuitsteeksels en het sacroilicaal gewricht is een alternatieve manier voor het toedienen van

medicatie (Haussler, 2007). Men injecteert meestal triamcinolone of een combinatie van

methylprednisolone acetaat, isoflupredone, sarapin (bekerplantextract) en hyaluronzuur (Walmsley et

al., 2002; Marks, 1999). Na ongeveer 2 tot 6 dagen ziet men het effect van de behandeling. Soms zijn

er meerdere behandelingen nodig na 6 of 9 maand (Marks, 1999; Haussler, 2007).

Epidurale injectie van steroïden wordt het meest gebruikt bij chronische rugpijn, met variabele

effecten. Men kan de epidurale ruimte zowel interlaminair, transforaminaal of caudaal bereiken

(Manchikanti et al., 2001a). Elke manier heeft zijn voor- en nadelen (Manchikanti et al., 2001b). Bij

paarden is er meer kans op een infectie, hoefbevangenheid, Cushing disease en een onderdrukking

van de bijnier-hypofyse as, dit vooral bij langdurig systemisch gebruik of bij gebruik van een grotere

dosis dan aanbevolen (Coppoc, 1984; French et al., 2000).

Corticosteroïden inhiberen de synthese en de excretie van pro-inflammatoire substanties waardoor de

inflammatie en de pijn vermindert. De membraan wordt gestabiliseerd, neurale peptide synthese wordt

geïnhibeerd en fosfolipase A2 activiteit wordt geblokkeerd (Manchikanti et al. 2001b).

2.4.1.2 Opioïden

Opioïden zijn centraal werkende pijnstillers en worden veel gebruikt voor de behandeling van

chronische pijn (Grubb, 2010a). Bij paarden zorgen opioïden niet alleen voor een analgetische

werking, maar verhogen ze ook de locomotorische activiteit, waardoor het moeilijk is hun effect te

beoordelen (Taylor et al., 2002).

Bij chronisch gebruik van morfine kunnen verschillende neveneffecten optreden zoals sedatie,

misselijkheid en constipatie. De meeste neveneffecten verdwijnen binnen de week behalve de

constipatie (profylaxie bij chronische toediening: laxeermiddelen, vezelrijk eten) (Grubb, 2010a).

2.4.2 Behandeling in Chinese diergeneeskunde

Acupunctuur wordt de laatste jaren steeds meer algemeen gebruikt in de diergeneeskunde. Dit kan

zowel de enige therapie zijn of het kan in combinatie worden gebruikt. Het speelt vooral een grote rol

in de behandeling van inflammatie of chronische pijn (Cantwell, 2010). Acupunctuur inhibeert

nociceptieve transmissie, verlaagt de spierspanning, beïnvloedt de respiratie, de hormoonsecretie, de

witte bloedcelproductie, de lichaamstemperatuur, het autonome nerveuze systeem en de

inflammatoire reactie in het paard (Henderson, 1990; Xie et al., 1994; Xie en Wang, 1992; Janssens et

al., 1988; Cantwell, 2010).

De effecten van acupunctuur kunnen dus niet verklaard worden door één mechanisme maar door

verschillende. Het lokale effect begint in het nerveus systeem en spreidt uit naar het endocriene en

immuunsysteem (Cantwell, 2010).

Acupunctuur kan de pijn verlichten. Allereerst kan men het pijngevoel blokkeren via stimulatie van

specifieke acupunctuurpunten voordat de pijnstimuli het centraal zenuwstelsel via het ruggenmerg

bereiken (Snader, 1993). Hiernaast gaat acupunctuur signalen stimuleren in de middenhersenen

Page 17: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

13

waardoor natuurlijke opiaten worden vrijgesteld in de vloeistof van het ruggenmerg en in de

bloedstroom. Deze opiaten, zoals β-endorfines, verzwakken de pijnimpulsen (Xie et al., 1996).

Gestimuleerde acupunctuurpunten gaan ook de hypofyse activeren tot secretie van adenocorticotroop

hormoon (ACTH). Dit hormoon activeert de bijnieren die op hun beurt cortisol in het bloed secreteren.

Cortisol reduceert de inflammatie en de pijn in de getroffen gebieden (Smith, 1992).

Rugpijn geeft meestal aanleiding tot stagnatie van bloed en Qi. De behandeling wordt dan ook hierop

gebaseerd (Yu, 1987). Een mogelijke therapie is het toedienen van kruiden zoals Chinese angelica

wortel, lindera wortel en cyperusknol (Xie et al., 1997). Deze activeren de bloedstroom en stimuleren

Qi (Yu, 1987).

Acupunctuur is ook een veel gebruikte techniek voor chronische rugpijn (Klide en Kung, 1977). Het is

geen snelle techniek vermits er meerdere behandelingen nodig zijn gedurende een bepaalde periode

om een goed resultaat te bekomen. De periode van behandeling kan variëren van enkele uren tot

verschillende jaren. Bij paarden duurt de behandeling meestal 1-3 maand (Haskins en Klide, 1992).

Ook bij chronische rugpijn is het toedienen van kruiden een mogelijke therapie. De kruiden die men

hiervoor gebruikt zijn angelica wortel, grootblad gentiaanwortel en acanthopanax schors (Xie et al.,

1997). Deze zorgen voor het verspreiden van de lucht, het verwijderen van de damp en het activeren

van de meridianen (Yu, 1987; Yu, 1984).

2.4.2.1 Puntencombinaties

Er zijn 12 meridianen, elk verbonden met een specifiek orgaan of een orgaansysteem. De meeste

acupunctuurpunten zijn gelokaliseerd op de meridianen (Westerman, 1996). Men heeft triggerpunten,

niet gelegen op de meridianen, en acupunctuurpunten, al dan niet gelegen op de meridianen.

Triggerpunten worden gebruikt in de westerse acupunctuur en niet in de traditioneel Chinese

acupunctuur. Het zijn nodulaire structuren binnen een spier of een fascie. Ze kunnen zowel subcutaan

als in het periost gelokaliseerd zijn. Triggerpunten kunnen overal op het lichaam voorkomen, maar

meestal bevinden ze zich op stabiele, anatomisch beschreven punten (Janssens, 1992). Bij druk op

deze triggerpunten, wekt men pijn. De pijn kan ter hoogte van deze punten zelf gelokaliseerd zijn of in

myofasciale of viscerale structuren (Melzack et al., 1977).

Acupunctuurpunten (meridiaanpunten en extra-punten) zijn gelokaliseerd op specifieke plaatsen in het

lichaam (Xie en Preast, 2007). Het zijn accumulaties van neurovasculaire bundels zoals vrije

zenuwuiteinden, smalle arteriolen, venen en lymfevaten. Op deze plaatsen is er ook een gestegen

concentratie van mastcellen (Egerbacher, 1971). Door het plaatsen van een naald in een

acupunctuurpunt wordt de energie in de meridiaan, die door dit acupunctuurpunt loopt, en de energie

in het corresponderende orgaan beïnvloed. Op deze manier wordt de energiebalans hersteld

(Aquarius, 2011).

Algemeen kan men ook over Ah-Shi punten spreken, dit zijn punten die pijnlijk zijn bij palpatie. Deze

punten zijn ongelimiteerd en hebben geen definitieve lokalisatie of naam (Gardner, 1996). Ze kunnen

door elke vorm van acupunctuur worden gestimuleerd en zo de pijn in het punt opheffen (Xie en

Preast, 2007).

Er zijn verschillende punten die men kan gebruiken om een bepaalde anatomische regio te

behandelen. Het is niet noodzakelijk ze allemaal te gebruiken om een goed effect te bekomen.

Meestal gebruikt men enkele punten voor, achter en op de plaats van de pijn (Martin en Klide, 1987a).

Page 18: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

14

Er zou een correlatie zijn tussen rugpijn en de acupunctuurpunten SI-16 en LI-16 (Snader,1994).

Sommige experten in acupunctuur gebruiken de lokale pijnpunten enkel als laatste middel en

proberen eerst de Jing-Well punten. Deze Jing-Well of Ting punten zijn de meest distale punten van

de kroonrand. Bij aanprikken van deze punten verdwijnen alle of de meeste pijnpunten in de rug

binnen enkele seconden. De pijnpunten die niet verdwijnen worden dan achteraf behandeld met de

traditionele acupunctuur (Kothbauer en Rogers, 1999; Schoen, 2001; Yu et al., 2000).

2.4.2.2 Verschillende technieken

Er zijn verschillende methodes om acupunctuurpunten te stimuleren. Elke traditionele methode heeft

een eigen effect of doel (Cantwell, 2010). Elke techniek heeft zijn voor- en nadelen (Klide en Martin,

1989).

2.4.2.2.1 Droge naaldtechniek

Dit is de meest gebruikte veterinaire techniek maar zelden de enige techniek (Cantwell, 2010; Bossut,

1996). Bij deze vorm van acupunctuur heeft men weinig materiaal nodig, waardoor het een goedkope

techniek is (Klide en Martin, 1989). Men gebruikt filiforme, rond-scherpe naalden die men plaatst op

alle acupunctuurpunten behalve degene op de bloedvezels. Hierdoor worden er zelden bloedingen

opgewekt. Vandaar dat deze techniek ‘droge naaldtechniek’ wordt genoemd (Xie et al., 1996). De

hoek en de diepte van de naald hangen af van de anatomische locatie, de leeftijd, de grootte en de

toestand van het dier. Verhogen of verminderen van de fysiologische functie kan door de naalden te

bewegen, al dan niet met lichte druk, en de naald in wijzerzin of tegenwijzerzin te draaien (Cantwell,

2010).

Voor acute rugpijn gebruikt men best de acupunctuurpunten Shen-shu (BL-23), Shen-peng (BI-25),

Da-kua en Xiao-kua (Cheng, 1991). Voor reuma in de rug gebruikt men 7 punten, namelijk Bai-hui

(GV-20b), bilateraal Shen-shu, bilateraal Shen-peng en bilateraal Shen-jiao (Xie,1990; Yu, 1987; Li,

1987).

2.4.2.2.2 Aqua-acupunctuur

Deze techniek, waarbij men een kleine hoeveelheid vitamine B12, lokaal anestheticum of fysiologisch

water injecteert in het acupunctuurpunt, wordt voornamelijk toegepast in Amerika (Hewson, 1998). Het

wordt gebruikt om het effect van de puntstimulatie te verlengen (Cantwell, 2010). Voor chronische

rugpijn worden vooral zoutoplossingen gebruikt (Martin en Klide, 1991; Martin en Klide, 1987b). Het

kan ook worden gebruikt om een extra effect te bekomen van een geïnjecteerd middel of om een

lagere dosis te kunnen gebruiken van het medicament (Cantwell, 2010; Zhu en Chen, 2005; Zhang et

al., 2005; Jin et al., 2006). Bij dieren die niet kalm genoeg blijven bij gebruik van filiforme naalden, is

deze techniek een goed alternatief (Ferguson, 2007).

Autoloog bloed gebruikt men om een anti-inflammatoire reactie op te wekken (Zhao, 2006). Men trekt

het bloed uit een grote vene zoals de vena jugularis of vena cephalica en voegt het toe in een buisje

zonder additieven. Dit bloed moet in de volgende minuut terug in het dier worden geïnjecteerd

(Ferguson, 2007).

Bij chronische rugpijn gebruikt men vooral de bilaterale acupunctuurpunten Yao-qian, Yao-hou en

Shen-shu (Lu, 1983).

Page 19: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

15

2.4.2.2.3 Laser acupunctuur

In de veterinaire geneeskunde stimuleert men de acupunctuurpunten bij laseracupunctuur door ze te

bestralen met golflengtes met een lage energie (5-30 mW, 630-690 nm) en zonder warmte (Lorenzini

et al., 2010; Pozza et al., 2008). Deze therapie wordt klinisch toegepast voor analgesie en om een

anti-inflammatoire reactie op te wekken. Laserlicht dringt 15 mm door in levend weefsel en is

bruikbaar voor ondiepe acupunctuurpunten en/of dunne huid (Cantwell, 2010).

Deze techniek is ook toepasbaar voor de behandeling van chronische rugpijn.

Laseracupunctuur is een niet-invasieve techniek omdat er geen naald wordt geplaatst. Hierdoor

vertonen de paarden geen afweerreactie tijdens de behandeling (Klide en Martin, 1989). Het is dus

pijnloos en zeer makkelijk te gebruiken (Hewson, 1998). Een nadeel van de techniek is de kostprijs

(Klide en Martin, 1989).

2.4.2.2.4 Elektroacupunctuur

Deze vorm van acupunctuur wordt veel gebruikt bij dieren en bij paarden met aandoeningen van het

bewegingsapparaat (Fleming, 1994). Er wordt een elektrische stimulus verzonden naar de perifere

zenuwen via de percutaan geplaatste naalden, waardoor er een langere analgesie ontstaat van uren

tot dagen of langer (Cantwell, 2010). De naalden worden geplaatst in de triggerpunten, die bij deze

techniek zowel acupunctuurpunten als motorische punten zijn (Ridgway, 1999; Xie et al., 2001). Veel

gebruikte punten zijn Bai-hui, Yao-qian, Yao-zhong en Yao-hou (Yu, 1984).

Electroacupunctuur heeft verschillende voordelen. Zo is er bijvoorbeeld een grotere excretie van β-

endorfines in het cerebrospinaalvocht ten opzichte van de droge naaldtechniek (Skarda et al., 2002).

Het is ook minder pijnlijk dan de droge naaldtechniek, het duurt minder lang, induceert een betere

analgesie en vergemakkelijkt standaardisatie (Ulett et al., 1998).

Om chronische pijn te behandelen moet men meerdere keren acupunctuur toepassen om een

optimaal effect te bekomen (Cantwell, 2010).

2.4.2.2.5 Pneumo-acupunctuur

Bij deze methode wordt een bepaald volume lucht geïntroduceerd of geïnjecteerd in het subcutaan

weefsel rond de specifieke acupunctuurpunten (Gansu instituut). Pneumo-acupunctuur in combinatie

met elektroacupunctuur wordt vaak gebruikt bij spieratrofie. Hierbij past men eerst de

elektroacupunctuur toe op lokale punten rond de spieratrofie en daarna behandelt men via pneumo-

acupunctuur ter hoogte van de atrofie (Xie et al., 1996; Xie en Wang, 1991).

2.4.2.2.6 Brandende-naald acupunctuur

Deze techniek is eigenlijk de combinatie van de conventionele droge naaldtechniek en cauterisatie.

Van zodra de naald warm is, wordt ze in het acupunctuurpunt geprikt. Bij deze techniek moet men wel

opletten voor infectie vermits deze techniek het weefsel beschadigt. Hiervoor kan men een

antibiotische zalf gebruiken ter hoogte van de naaldpunctie en mag men deze plaats niet wassen

gedurende 2 dagen. De acupunctuurpunten mogen niet meer gebruikt worden gedurende een maand.

Ook deze therapie wordt vaak gebruikt bij spieratrofie (Xie et al., 1996).

Bij paarden waarbij de rug zodanig verwond is dat ze moeilijk bewegen en opstaan, gebruikt men

meestal de combinatie van deze therapie en een kruidentherapie (Lu, 1984).

Page 20: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

16

2.4.2.2.7 Cupping-acupunctuur

Dit is een oude methode, een combinatie van vacuüm- en thermotherapie. Het veroorzaakt

extravasatie van bloed in de behandelde regio (Xie et al., 1996).

Bij deze techniek maakt men gebruik van 4 acupunctuurpunten (Yu, 1984). Het meest craniale punt

bevindt zich lateraal van en loodrecht op het acupunctuurpunt Qi-jia, in de groeve van de musculus

longissimus thoracis. Het caudale acupunctuurpunt is lateraal van en loodrecht op het punt Bai-hui

gelegen. De middelste twee punten liggen op gelijke afstand van zowel het craniale als caudale punt

in de groeve van de musculus longissimus thoracis. Na de behandeling moet men met de paarden 2

keer per dag gedurende 1 à 2 uur kalm wandelen (Xie et al., 1997).

2.4.2.2.8 Hemo-acupunctuur

Bij deze techniek wordt bloed afgenomen uit acupunctuurpunten gelokaliseerd op de venen (Xie et al.,

1997). Hiervoor gebruikt men scherpe, traditionele of schuine, onderhuidse naalden (Ferguson, 2007).

Het wordt veel gebruikt voor acute rugpijn door stimulatie van de punten Wen-ben, Shen-Tang, Er-jian

en Wei-jian (Xie et al., 1997; Yu en Yu, 1963; Ferguson, 2007). Deze punten mogen slechts één maal

per week gebruikt worden gedurende 3 weken (Xie et al., 1996).

Zoals elke techniek, heeft ook deze vorm van acupunctuur voor- en nadelen. Men past ze best niet

toe bij dieren met te weinig Qi of bij hypovolemische of gedehydrateerde dieren. Men moet zeer

voorzichtig zijn bij drachtige dieren en bij dieren met zoönotische, bloed-gerelateerde ziekten

(Ferguson, 2007).

2.4.2.2.9 Warme naald acupunctuur

De naald wordt verwarmd door het ontsteken van moxa en alcohol op katoen nadat de naald is

ingebracht in een acupunctuurpunt (Xie et al., 1996). Deze techniek wordt het meest toegepast bij

reuma in de rug (Xie et al., 1997).

2.4.2.2.10 Azijn-vloeistof hete moxa

Bij deze techniek wordt het dier best vastgebonden. Het haar op de rug wordt bevochtigd met warme

azijn. Soms ligt er een doek op de tafel, doordrongen met azijn. De vloeistof (met 50-75% alcohol)

wordt dan op het te behandelen gebied gegoten en verbrand. Indien de vlam te klein is, wordt er meer

vloeistof op gespoten met behulp van een injectiespuit. Als de vlam te groot is wordt er meer azijn op

het operatieveld gegoten. Het proces mag 10 tot 45 minuten duren (Xie et al., 1996; Xie et al., 1997).

2.4.2.2.11 Zemelen-azijn hete compressen

Dit is een zeer oude techniek, vooral voor chronische rugpijn en wordt nog steeds gebruikt door de

traditionele dierenartsen in China (Yu en Yu, 1963; Xie, 1990). Men kookt 5 kg tarwezemelen met 1,5 l

azijn in de pan tot 40-60° is bereikt. Dan vult men stoffen zakken met het hete zemelen-azijn mengsel

en bevestigt men dit op de regio van de rug die beschadigd is, tot deze begint te zweten. Deze

methode kan men enkele dagen, één maal per dag toepassen. Het is een zeer eenvoudige en

goedkope techniek. Het is een soort van thermotherapie plus het effect van de acupunctuurpunten en

Page 21: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

17

kruidenmedicatie. Warme zemelen en azijn worden immers aanzien als Chinese medicatie en

activeren bloed en Qi (Xie et al., 1996).

Bai-hui is het acupunctuurpunt dat het meeste wordt gebruikt bij deze techniek (Xie et al., 1997).

2.4.2.3 Beschrijving van de gebruikte acupunctuurpunten

Om de locatie van een acupunctuurpunt weer te geven, gebruikt men de eenheidsmaat cun. Dit is de

afstand tussen een punt en een anatomische lokalisatie op het lichaam of tussen een punt en een

ander acupunctuurpunt (Lian et al., 1999).

De “cun” is een relatieve, proportionele eenheidsmaat die afhankelijk is van de grootte van het dier. Zo

is bijvoorbeeld de afstand tussen het centrum van de elleboog en het centrum van de carpus, steeds

12 cun bij het paard (Xie en Preast, 2007).

Om de maatstaf van één cun bij een paard (bij benadering) te kennen, gebruikt de dierenarts de

‘vinger cun maateenheid’. Dit is de breedte van de wijs- en middenvinger van de dierenarts tussen het

proximale en distale interphalangeale gewricht (ongeveer 3 cm). Zo is twee cun gelijk aan vier vingers,

waarbij de duim niet wordt meegeteld (ongeveer 6 cm) (Xie en Preast, 2007) (Figuur 5).

Fig.5: Cun maten in het paard (Xie en Preast, 2002)

Er zijn twee soorten acupunctuurpunten die gebruikt worden:

- De eerste reeks van acupunctuurpunten zijn punten die op de meridianen gelegen zijn

(meridiaanpunten). Het zijn lokaties waar de Qi van de meridianen en de organen contact maken

met het huidoppervlak. Op deze manier maken ze een verbinding tussen het externe en het

interne (Gardner-Abbate, 1996). Bij het prikken in deze punten beïnvloedt men niet enkel het

omliggende weefsel, maar ook de betreffende meridiaan en het orgaan dat er aan verbonden is

(Yi en Robertson, 2008).

Tian-chuang (SI 16, small intestine) (Xie en Trevisanello, 2007)

Locatie: dorsale rand van de musculus brachiocephalicus, op het niveau van de tweede

cervicale intervertebrale ruimte (C2 – C3) (Figuur 6).

Page 22: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

18

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Indicatie: kwetsuren van ligamenten of pezen, cervicale stijfheid.

Fig.6: Links: Kleine ingewanden meridiaan in paarden (Xie, 2003)

Rechts: SI acupunctuurpunten van de hals en het hoofd (Xie, 2003)

Ju-gu (LI 16, large intestine) (Xie en Trevisanello, 2007)

Locatie: langs de craniale boord van de scapula (Figuur 7).

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 2 cun diep.

Indicatie: pijn ter hoogte van schouder en elleboog, kreupelheid en paralyse van het

voorbeen.

Fig.7: Links: LI acupunctuurpunten van het voorbeen (Xie, 2003)

Rechts: LI acupunctuurpunten van de schouder, hals en hoofd (Xie, 2003)

Shen-shu (BL 23, bladder) (Xie en Trevisanello, 2007)

Locatie: tweede lumbale intervertebrale ruimte (L2-L3), 3 cun van de dorsale middenlijn

(Figuur 8).

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Indicaties: back-shu punt van de nieren (voor nierproblemen), urinaire incontinentie,

impotentie, oedeem, oorproblemen, rugpijn.

Page 23: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

19

Fig.8: Boven: Blaasmeridiaan in het paard (Xie, 2003)

Onder: BL acupunctuurpunten van de achterhand (Xie, 2003)

- De tweede reeks zijn de extra-acupunctuurpunten. Deze zijn ontwikkeld door de Chinese

paarden-acupuncturisten. Ze zijn gegroepeerd volgens hun ligging in bepaalde regio´s in het

lichaam (hoofd, romp en staart, voorste en achterste ledematen) (Xie en Yamagiwa, 2007).

Bai-hui (68) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Wordt meestal gebruikt om een behandeling op te starten en het werkt heel ontspannend.

Locatie: op de dorsale middellijn, ter hoogte van het lumbo-sacrale gewricht, in de depressie

tussen de processus spinosus van de laatste lumbale wervel en de eerste sacrale wervel.

Anatomie: onder de huid ligt het ligamentum supraspinale met erin de lumbale arterie en vene,

en de dorsale tak van lumbale zenuw (Figuur 9, 10).

Methode: loodrechte of schuine insertie met de droge naaldtechniek, 2 cun diep.

Indicaties: pijn in de achterhand, paralyse van de achterhand, heupartritis, koliek, gas in de

darmen, diarree, Yang deficiëntie en overbelasting.

Shen-peng (70) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: mediaal van BL-25, 2 cun craniaal van Shen-shu (ligt 2 cun lateraal van Ba-hui).

Anatomie: onder de huid liggen de musculus gluteus medius en de musculus longissismus

dorsi. Deze spieren worden gevoed door de vijfde lumbale arterie en vene en door de dorsale

tak van de vijfde lumbale zenuw (Figuur 9,10).

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Indicaties: pijn in de achterhand, paralyse van de achterhand, rugpijn, heupartritis, Yang of Qi

deficiëntie, overbelasting.

Shen-jiao (71) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: mediaal van BL-27, 2 cun caudaal van Shen-shu (Figuur 9).

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Page 24: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

20

Indicaties: pijn in de achterhand, paralyse van de achterhand, rugpijn, heupartritis, Yang of Qi

deficiëntie, overbelasting.

Yao-qian (65) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: 1 cun mediaal van BL-22, tussen processus tranversus van L1 en L2, 2 cun lateraal

van de dorsale middellijn (Figuur 9, 10).

Anatomie: onder de huid ligt de musculus lumborum longissimus die wordt gevoed door de

dorsale tak van de eerst lumbale arterie, vene en zenuw.

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Indicaties: rugpijn, degeneratie van de lumbale gewrichten, lumbale paralyse.

Yao-zhong (66) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: 1 cun mediaal van BL-23, tussen processus tranversus van L2 en L3, 2 cun lateraal

van de dorsale middellijn (Figuur 9, 10).

Anatomie: onder de huid ligt de musculus lumborum longissimus die wordt gevoed door de

dorsale tak van de tweede lumbale arterie, vene en zenuw.

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Indicaties: rugpijn, degeneratie van de lumbale gewrichten, lumbale paralyse.

Yao-hou (67) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: tussen processus tranversus van L3 en L4, 2 cun lateraal van de dorsale middellijn.

Anatomie: onder de huid ligt de musculus lumborum longissimus die wordt gevoed door de

dorsale tak van de tweede lumbale arterie, vene en zenuw (Figuur 9, 10).

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Indicaties: rugpijn, degeneratie van de lumbale gewrichten, lumbale paralyse.

Qi-jia (44) (Xie en Yamagiwa,2007)

Locatie: in de depressie langs de dorsale middellijn, ter hoogte van de intervertebrale ruimte

van T3 en T4 (Figuur 9).

Anatomie: onder dit punt ligt het ligamentum supraspinalis dat wordt gevoed door de takken

van de costocervicale romp arterie en vene, en de dorsale tak van de derde thoracale zenuw.

Methode: loodrechte insertie met de droge naaldtechniek, 1 cun diep.

Indicaties: COPD, vocht in de longen, hoest, kolieken, lumbale rugpijn en algemene rugpijn.

Page 25: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

21

Fig.9: De acupunctuurpunten van de hals en rug (Xie en Yamagiwa, 2007)

Fig.10: Acupunctuurpunten van de lumbale regio (Xie en Yamagiwa, 2007)

Wei-ben (85) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: op de ventrale middellijn van de staart, 1 cun caudaal van de basis van de staart op

de vene van het coccygeal gewricht.

Anatomie: op de vene van het coccygeal gewricht (Figuur 11).

Methode: hemoacupunctuur met een hypodermische naald van maat 25.

Indicatie: anurie, heupartritis, gastroenteritis, acute rugpijn.

Fig.11: Acupunctuurpunten van de anale regio (Xie en Yamagiwa, 2007)

Da-kua (127) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: 2 cun cranioventraal van de trochantor major van de femur.

Anatomie: in de depressie tussen de musculus tensor fascia latae en de musculus

gluteus superficialis (Figuur 12).

Methode: loodrechte of schuine insertie met de droge naaldtechniek, 2 cun diep.

Indicatie: artritis, kneuzing, spanning in de gewrichten van de achterhand, heuppijn, distorsie,

heupverlamming.

Page 26: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

22

Xiao-kua (128) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: in de depressie, 1 cun caudoventraal van de trochanter major.

Anatomie: in de spiergroeve van de musculus biceps femoris, naast de caudale femoralis

arterie, vene en de nervus tibialis en nervus fibularis (Figuur 12).

Methode: loodrechte of schuine insertie met de droge naaldtechniek, 1,5 cun diep.

Indicatie: artritis, kneuzing, spanning in de gewrichten van de achterhand, heuppijn, distorsie,

heupverlamming.

Fig.12: Acupunctuurpunten van de achterhand (Xie en Yamagiwa, 2007)

Shen-tang (141) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Locatie: op de mediale oppervlakte van het achterbeen, t.h.v. de vena saphena.

Anatomie: t.h.v. het punt vindt men de saphena vene en zenuw (Figuur 13).

Methode: hemoacupunctuur met een hypodermische naald van maat 20.

Indicaties: anhidrose, nierinfectie, lymphangitis, heupontsteking en ontsteking van de lumbale

regio, kwetsuren, artritis, laminitis, zwelling, orchitis, ontsteking van het scrotum.

Fig.13: Acupunctuurpunten van de achterbenen (caudaal zicht) (Xie en Yamagiwa, 2007)

Page 27: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

23

2.4.2.4 Contra-indicaties en voorzorgmaatregelen

Naalden plaatsen in geïnfecteerd of ontstoken weefsel moet men vermijden. Ook bij

stollingsproblemen gebruikt men best geen acupunctuur omdat de naalden bloedingen kunnen

uitlokken. Acupunctuur, en vooral elektroacupunctuur, zou men niet mogen gebruiken in of rond

tumoren. Bij dieren met pacemakers mag men geen elektroacupunctuur toepassen op de thorax.

Acupunctuur van het abdomen zou men moeten vermijden bij drachtige dieren, en zeker de punten

die zorgen voor het opwekken van een vroegtijdige partus. Naalden worden best niet gebruikt bij

fracturen of acuut trauma. Men moet er ook steeds op letten dat getraumatiseerde dieren soms

moeilijk veilig te behandelen zijn en dat verkeerd geplaatste naalden weefseltrauma kunnen geven

zoals spierspasmen en beschadiging van zenuw- en bloedvaten (Cantwell, 2010).

2.5 Onderzoek naar het effect van acupunctuur bij rugklachten

Reeds in 1989 hebben Klide en Martin een onderzoek gedaan naar het effect van acupunctuur op

chronische rugpijn bij paarden (Klide en Martin, 1989). Deze studie toont aan dat meer dan 80% van

de paarden hun normale training kunnen hervatten zowel na de droge naaldtechniek als de

lasertherapie of de injectie van zoutoplossingen. Vermits men in deze studie geen controlegroep

gebruikt, kan men de behandelde paarden niet vergelijken waardoor men niet helemaal zeker is over

de werking van acupunctuur. Het onderzoek toont enkel aan dat de verschillende technieken even

effectief zijn. De meeste behandelde paarden bleven gezond tot 8 jaar na de behandeling. De

resultaten waren hetzelfde voor dieren die reeds behandeld waren met medicatie zonder succes, ook

al werd deze behandeling jaren toegediend, en dieren waarbij acupunctuur de eerste behandeling was

(Bossut, 1996).

Het gebruik van functioneel MRI en positron emissie tomografie (PET) heeft een wetenschappelijk

bewijs geleverd voor de speciale veranderingen gegenereerd in het centraal zenuwstelsel door

acupunctuur. De veranderingen zijn mild bij gebruik van enkel naalden, maar worden belangrijker en

blijven langer duren bij elektroacupunctuur (Clemmons, 2004).

De meeste onderzoeken die men heeft uitgevoerd doorheen de jaren, zijn studies waarin enkel

gevallen werden onderzocht en geen controledieren. Het is belangrijk om gecontroleerde

wetenschappelijke studies te gebruiken om de regio’s te identificeren waarin de acupunctuurpunten

effect hebben. Op deze manier kan men ook het verschil zien tussen behandelde en niet behandelde

dieren (Xie et al., 1997).

Ondanks talrijke onderzoeken zijn er nog steeds veel aspecten onduidelijk. Het nationaal instituut van

gezondheid in de Verenigde Staten heeft een conferentie over dit onderwerp opgesteld en houdt zich

bezig met verder onderzoek naar de werking en het effect van acupunctuur (Rabinstein en Shulman,

2003).

Page 28: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

24

Conclusie

Acupunctuur is een alternatieve therapie die men kan gebruiken zowel voor kleine als grote

huisdieren. In de diergeneeskundige wereld zijn er steeds meer dierenartsen die acupunctuur

toepassen met goede resultaten. Het voordeel ten opzichte van de westerse geneeskunde is vooral

de langdurige werking. In de westerse geneeskunde behandelt men rugpijn met stalrust en met

behulp van medicatie zoals NSAID’s en steroïden. Deze geneesmiddelen hebben vooral een goede

werking bij acute rugpijn. Wanneer men bij chronische rugpijn de medicatie meerdere malen moet

toedienen, ondervindt men verschillende nadelen vanwege de vele neveneffecten van sommige

geneesmiddelen. Vandaar dat men op zoek is naar alternatieve therapieën, waaronder acupunctuur.

Acupunctuur is een zeer abstracte techniek, waardoor veel mensen er niet in geloven. Het is een

andere manier van denken waarbij men het dier als één geheel beschouwt en niet elk orgaan

afzonderlijk. Ook worden lichaam en geest niet van elkaar losgerukt, ze zijn één geheel. De dierenarts

probeert de energetische afwijkingen te begrijpen en zo tot een diagnose te komen.

In tegenstelling tot de westerse geneeskunde kan men de werking van acupunctuur niet exact

wetenschappelijk verklaren, waardoor deze therapie niet algemeen wordt aanvaard. Er is nood aan

een gestandaardiseerd onderzoek, maar dit is zeer moeilijk te realiseren. Men moet voldoende

patiënten hebben met dezelfde symptomen in hetzelfde milieu en een goede controlegroep om een

representatieve studie te bekomen. Het niet beschikken over een goede controlegroep is dan ook een

probleem dat zich veel voordoet. Wel bestaan er verscheidene studies die aantonen dat acupunctuur

zeker een positief effect heeft. Men zal in de toekomst nog veel onderzoek moeten uitvoeren om alle

onduidelijkheden in verband met acupunctuur te verklaren.

Zowel de westerse als de oosterse geneeskunde hebben hun voor- en nadelen. Om goede resultaten

te bekomen, zou men best deze beide geneeskundige systemen combineren. De boodschap is dan

ook de mensen te mobiliseren voor deze alternatieve technieken om zo onze dieren langer en beter te

kunnen verzorgen.

Page 29: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

25

Literatuurlijst

1) Altamirano A.A. (2007). Medical and acupuncture treatment of back problems. Conferencia Costa Rica. Cicade 2007, p. 6-10.

2) Anand K.J.S., Craig K.D. (1996). Editorial: New perspectives on the definition of pain. Pain 67, 3-6.

3) Aquarius T. (2010). Basisjaar: De fundamenten van de Chinese geneeswijzen. Cursus Hoge school Antwerpen, p. 1-20.

4) Aquarius T. (2011). De acupunctuurbehandeling: beschouwingen. In: Acupunctuur prikt je gezond. Uitgeverij 10P, Zottegem,

België, p. 43-51.

5) Beretta C., Garavaglia G., Cavalli M. (2005). COX-1 and COX-2 inhibition in horse blood by phenylbutazone, flunixin,

carprofen and meloxicam: An in vitro analysis. Pharmacological Research 52, 302–306.

6) Bergh M.S., Budsberg S.C.(2005). The Coxib NSAIDs: potential clinical and pharmacologic importance in veterinary

medicine. J. Vet. Intern. Med. 19, 633-643.

7) Biella G., Sotgiu M.L., Pellegata G., Paulesu E., Castiglioni I., Fazio F. (2001). Acupuncture produces central activations in

pain regions. Neuroimage 14, 60-66.

8) Bonta I.L. (2002). Acupuncture beyond the endorphin concept. Medical Hypotheses 58, 221-224.

9) Bossut D.F. (1996). Veterinary Clinical Applications of acupuncture. The journal of alternative and complementary medicine

2, 65-69.

10) Cantwell S.L. (2010). Traditional Chinese Veterinary Medicine: The Mechanism and Management of Acupuncture for

Chronic Pain. Acupuncture Point Physiology 25, 53-58.

11) Chan W.W., Chen K.Y., Liu H., Wu L.S., Lin J.H. (2001). Acupuncture for general veterinary practice. J. Vet. Med. Sci. 63,

1057-1062.

12) Cheng L.(1991). China Agricultural Encyclopedia. Traditional chinese veterinary medicine. China agricultural publishing

house, p.321. Vermeld in: Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical review. Equine

practice 19, 6-12.

13) Clemmons R.M. (2004). What’s Acupuncture: Scientific Basis. In Veterinary Acupuncture. Gainesville, Florida. Vermeld in:

Altamirano A.A. (2007). Medical and acupuncture treatment of back problems. Conferencia Costa Rica. Cicade 2007, p. 6-10..

14) Coppoc G.L. (1984). Relationship of the dosage form of a corticosteroid to its therapeutic efficacy. JAVMA 185, 1098-1101.

Vermeld in: Byron C.R. (2007). Glucocorticoids in the Management of Equine Back Pain. Case notes and commentary. Making

the rounds. 260-265.

15) Denoix J.M., Dyson S.J. (2003). The thoracolumbar spine. Diagnosis and Management of Lameness in the horse.

Philadelphia, p. 509-521. Vermeld in: Sullivan K.A., Hill A.E., Haussler K.K. (2008). The effects of chiropractic, massage and

phenylbutazone on spinal mechanical nociceptive thresholds in horses without clinical signs. Equine veterinary journal 40, 14-

20.

16) Egerbacher M. (1971). Anatomische und hitologische Untersuchungen zur Morphologic ausgewahlter Akupunkturpunkte bei

Rind und Hund, Doctoral Dissertation. Vienna, Vienna Vet. Med. University. Vermeld in: Cantwell S.L. (2010). Traditional

Chinese Veterinary Medicine: The Mechanism and Management of Acupuncture for Chronic Pain. Acupuncture Point

Physiology 25, 53-58.

17) Ferguson B. (2007). Techniques of Veterinary Acupuncture and Moxibustion. In: Xie’s Veterinary Acupuncture, First Edition,

Blackwell Publishing, USA, p. 329-339.

18) Fleming P. (1994). Acupuncture treatment for musculoskeletal and neurologic conditions in horses. In: Schoen A.M.

Veterinary Acupuncture: Ancient Art to Modern Medicine; American Veterinary Publications, p. 499-532. Vermeld in: Xie H.,

Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of acupuncture for treatment of equine back pain. Journal of equine

veterinary science 16, 285- 290.

19) French K., Pollitt C.C., Pass M.A. (2000). Pharmacokinetics and metabolic effects of triamcinolone acetonide and their

possible relationships to glucocorticoid-induced laminitis in horses. J. Vet. PharmacolTher. 23, 287-292.

20) Gardner-Abbate S. (1996). What is a point, The point classification system. In: Holding the Tiger’s tail, An acupuncture

Techniques Manual in the treatment of Disease. Southwest Acupuncture College Press, Santa Fe, New Mexico, USA, p. 23-31,

p. 33-48.

Page 30: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

26

21) Gaynor J.S. (2008). Control of cancer pain in veterinary patients. Vet. Clin. North. Am. Small. Anim. Pract. 38,1429-1448.

22) Graf von Schweinitz D. (1999). Thermographic diagnostics in equine back pain. Vet. Clinics of North America 15, 161-177.

Vermeld in: Altamirano A.A. (2007). Medical and acupuncture treatment of back problems. Conferencia Costa Rica. Cicade

2007, p. 6-10.

23) Grubb T. (2010a). What do we really know about the drugs we use to treat chronic pain? Topics in Companion Animal

Medicine, 25, 10-19.

24) Grubb T. (2010b). Where do we go from here? Future treatment strategies for chronic pain. Topics in

companion animal medicine 25, 59-63.

25) Harman J.C. (1993). The effect of acupuncture on the performance of horses. The equine athlete 6, 22-25.

26) Haskins S.C., Klide M.A. (1992). The veterinary Clinics of North America. Small Animal practice. Opinions in Small animal

anesthesia 22, 374-379.

27) Haussler K.K. (2007). Review of the examination and treatment of back and pelvice disorders. Lameness and Imaging.

AAEP Focus Meeting, 187-201. Vermeld in: Sardari K. (2008). Back pain: A significant Cause of Poor Performance in Show

Jumping Horses (Diagnostic challenge and Treatment). Iranian Journal of Veterinary Surgery 2, 163-169.

28) Haussler K.K., Erb H.N. (2003). Pressure algometry: Objective assessment of back pain and effects of chiropractic

treatment. Proc. Am. Ass. Equine Practnrs. 49, 66-70. Vermeld in: Sullivan K.A., Hill A.E., Haussler K.K. (2008). The effects of

chiropractic, massage and phenylbutazone on spinal mechanical nociceptive thresholds in horses without clinical signs. Equine

veterinary journal 40, 14-20.

29) Henderson A. (1990). Equine Acupuncture: East meets west in expanding field. Large Animal Veterinarian, 7-9. Vermeld in:

Xie H., Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of acupuncture for treatment of equine back pain. Journal of equine

veterinary science 16, 285- 290.

30) Hendrickson D.A. (1998). Chapter 8: Lameness, Part XVI: The thoracolumbar spine. In: Stashak T.S. (Editor) Adam’s

Lameness in horses, fifth edition, Lippincott Williams en Wilkins, Philadelphia, p. 1053-1061.

31) Hewson J. (1998). Veterinary Acupuncture. Journal of Chinese medicine 57, 19-24.

32) Hökfelt T. (1991). Neuropeptides in perspective: the last ten years. Neuron 7, 867-879. Vermeld in: Bonta I.L. (2002).

Acupuncture beyond the endorphin concept. Medical Hypotheses 58, 221-224.

33) Janssens L.A. (1992). Trigger point therapy. Problems in vet. med. 4, 117-124.

34) Janssens L.A.A., Rogers P.A.M., Schoen A.M. (1988). Acupuncture analgesia: a review. Veterinary Record 122, 355-358.

Vermeld in: Xie H., Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of acupuncture for treatment of equine back pain.

Journal of equine veterinary science 16, 285- 290.

35) Jeffcott L.B. (1979). Back problems in the horse: A look at past, present and future progress. Equine vet. J. 11, 129-136.

36) Jeffcott L.B. (1981). Diagnosis of back problems in the horse. Compend Contin Educ. Pract. Vet 3, 134-143. Vermeld in:

Klide A.M., Martin B.B. (1989). Methods of stimulating acupuncture points for treatment of chronic back pain in horses. Reports

of original studies. Javma 195, 1375-1397.

37) Jeffcott L.B. (1999). Historical perspective and clinical indications. Vet Clin North Am(Equine pract) 15, 1-12.

38) Jeffcott LB, Dalin G, Ekman S, et al.(1985). Sacroiliac lesions as a cause of chronic poor performance in competitive horses.

Equine Vet J. 17, 111-118.

39) Jin J.J., Xu Y.L;, Zheng Y. (2006). Effects of acupoint-injection of Kaixilai on TG, TC, MDA, SOD, AST and ALT in the

patient of non-alcoholic fatty liver. Zhongguo Zhen Jiu 26, 100–102. Vermeld in: Luna S.P., Angeli A.L., Ferierra C.L., Lettry V.,

Scognamillo-Szabo M. (2008). Comparison of pharmacopuncture, aquapuncture and acepromazine for sedation of horses. Evid.

Based Complement Altern. Med. 5, 267-272.

40) Julius D., Basbaum A.I. (2001). Molecular mechanisms of nociception. Insight review articles. Nature 413, 203-210.

41) Kaptchuk T.J. (2002). Acupuncture: Theory, Efficacy, and Practice, Academia and Clinic, Complementary and alternative

medicine series. Ann Intern Med. 136, 374-383.

Page 31: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

27

42) Klide A.M., Kung S.H. (1977). Veterinary Acupuncture. Philadelphia, University of pennsylvania press. Vemeld in: Haskins

S.C., Klide M.A. (1992). The veterinary Clinics of North America. Small Animal practice. Opinions in Small animal anesthesia 22,

374-379.

43) Klide A.M., Martin B.B. (1989). Methods of stimulating acupuncture points for treatment of chronic back pain in horses.

Reports of original studies. Javma 195, 1375-1397.

44) Koch D.B. (1980). Differential diagnosis and management of back pain in the horse. Cal. Vet. 34, 28-31. Vermeld in: Martin

B.B., Klide A.M. (1987a). Treatment of Chronic back pain in horses: Stimulation of Acupuncture Points with a Low Powered

Infrared Laser. Veterinary Surgery 16, 106-110.

45) Kong J., Gollub R., Huang T., Polich G., Napadow V., Hui K., Vangel M., Rosen B., Kaptchuk T.J. (2007). Acupuncture De

Qi, from Qualitative History to Quantitative Measurement. The journal of alternative and complementary medicine 13, 1059-

1070.

46) Kothbauer O., Rogers P.A.M. (1999). Veterinary acupuncture. Zweimuhlen Verlag, Germany. Vermeld in: Chan W.W., Chen

K.Y., Liu H., Wu L.S., Lin J.H. (2001). Acupuncture for general veterinary practice. J. Vet. Med. Sci. 63, 1057-1062.

47) Lian Y.L., Chen C.Y., Hammes M., Kolster B.C. (1999). Grundlagen, Meridiane und Punkte. In: Ogal P.H., Stör W. (editors)

Seirin-Bildatlas der Akupunktur. Könemann Verlagsgesellschaft mbH, Köln, p. 11-17, p.18-23.

48) Li K. (1987). Clinical Essentials of Traditional Chinese Veterinary Medicine. Sichuan Science & Technology Press,

Chengdu, China, p. 431-501. Vermeld in: : Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical

review. Equine practice 19, 6-12.

49) Lorenzini L., Giuliani A., Giardino L., Calzà L. (2010). Laser acupuncture for acute inflammatory, visceral and neuropathic

pain relief: An experimental study in the laboratory rat. Research in Veterinary Science 88, 159–165.

50) Lu S. (1984). Diagnosis and Treatment of Severe Back Injuries and Kidney-Meridian Pain. China Journal of Traditional

Chinese Veterinary Medicine 4, 58-59. Vermeld in: Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese

medical review. Equine practice 19, 6-12.

51) Lu Y.(1983). Acupuncture Point Injection With Vitamin B1 or Treatment of Chronic Back Pain. Journal of Traditional Chinese

Veterinary Medicine 2, 63. Vermeld in: Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical review.

Equine practice 19, 6-12.

52) Maciocia G. (1989). Introduction, Yin-Yang, The five elements, The vital substance, The transformation of Qi. In: Schröen J.,

Rinchart M. (editors) The Foundations of Chinese Medicine, Churchill Livingstone, An imprint of Harcourt Publishers Limited, p.

7-9, p. 1-14, p. 15-34, p. 35-57, p. 59-65.

53) Maciocia G. (2004). Pain. In: Morley K. (editor) Diagnosis in Chinese Medicine: A comprehensive guide, p. 253-260.

54) Manchikanti L., Pampati V., Rivera J.J., Beyer C., Damron K.S., Barnhill R.C. (2001). Caudal Epidural Injections with

Sarapin or Steroids in Chronic Low Back Pain. Pain Physician 4, 322-335.

55) Manchikanti L., Singh V., Kloth D., Slipman C.W., Jasper J.F., Trescot A.M., Varley K.G., Atluri S.L., Giron C., Curran M.J.,

Rivera J., Baha A.G., Bakhit C.E., Reuter M.W. (2001). Interventional techniques in the management of chronic pain. Part 2, 4,

24-96. Vermeld in: Manchikanti L., Pampati V., Rivera J.J., Beyer C., Damron K.S., Barnhill R.C. (2001). Caudal Epidural

Injections with Sarapin or Steroids in Chronic Low Back Pain. Pain Physician 4, 322-335.

56) Marks D. (1999). Medical management of back pain. Vet. Clin. North. Am. Equine Pract. 15, 179-194.

57) Martin B.B., Klide A.M. (1987a).Treatment of Chronic back pain in horses: Stimulation of Acupuncture Points with a Low

Powered Infrared Laser. Veterinary Surgery 16, 106-110.

58) Martin B.B., Klide A.M.(1987b). Use of acupuncture for the treatment of chronic back pain in horses: Stimulation of

acupuncture points with saline solution injections. Reports of original studies. Javma 190, 1177-1180.

59) Martin B.B., Klide A.M. (1991). Acupuncture for the treatment of chronic back pain in 200 horses. Proceedings of 37th

annual convention of AAEP 37, 593-601.

60) Martin B.B., Klide A. (1997). Diagnosis and Treatment of Chronic Back Pain in Horses. AAEP proceedings 43, 310-311.

Page 32: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

28

61) Melzack R., Stillwell D.M., Fox E.J. (1977). Trigger points and acupuncture points for pain: correlations and implications.

Pain 3, 3-23.

62) Merskey H. (1991). The definition of pain. Eur. J. Psychiatry 6, 153-15. Vermeld in: Anand K.J.S., Craig K.D. (1996).

Editorial: New perspectives on the definition of pain. Pain 67, 3-6.

63) Morita I., Schindle M.S., Regier M.K., Otto J.C., Hori T., De Witt D.L., Smith W.L. (1995). Different intracellular locations for

prostaglandin endoperoxide H synthase-1 and -2. J. Biol. Chem. 270, 10902–10908. Vermeld in: Beretta C, Garavaglia G en

Cavalli M. (2005). COX-1 and COX-2 inhibition in horse blood by phenylbutazone, flunixin, carprofen and meloxicam: An in vitro

analysis. Pharmacological Research 52, 302–306.

64) Pomeranz B., Stux G. (1987). Scientific Bases of Acupuncture. Springer-Verlag, Berlin. Vermeld in: Skarda R.T., Glowaski

M. (2007). Chapter 24: Acupuncture. In: Tranquilli W.J., Thurman J.C. and Grimm K.A. (editors) Lumb and Jones: Veterinary

anesthesia and analgesia, fourth edition, Blackwell Publishing, Oxford, UK, p.683-695.

65) Pozza D.H., Fregapani D.W., Weber J.B. (2008). Analgesic action of laser therapy in an animal model. Med. Oral Patol. Oral

Cir. Bucal. 13, 648-652. Vermeld in: Cantwell S.L. (2010). Traditional Chinese Veterinary Medicine: The Mechanism and

Management of Acupuncture for Chronic Pain. Acupuncture Point Physiology 25, 53-58.

66) Rabinstein A.A., Shulman L.M.(2003). Acupuncture in clinical neurology. Neurologist 9, 137-148.

67) Ren Y., Walker C., Loose-Mitchel D.S., Deng J., Ruan K.H., Kulmacz R.J. (1995). Topology of prostaglandin H synthase-1

in the endoplasmic reticulum membrane. Arch. Biochem. Biophys. 301, 205–14. Vermeld in: Beretta C, Garavaglia G en Cavalli

M. (2005). COX-1 and COX-2 inhibition in horse blood by phenylbutazone, flunixin, carprofen and meloxicam: An in vitro

analysis. Pharmacological Research 52, 302–306.

68) Ridgway K. (1999). Acupuncture as a treatment modality for back problems. Vet. Clinics of North America: Equine practice

15, 211-221. Vermeld in: Altamirano A.A. (2007). Medical and acupuncture treatment of back problems. Conferencia Costa

Rica. Cicade 2007, p. 6-10.

69) Rychel J. (2010). Diagnosis and treatment of osteoarthritis. Topics in Companion Animal Medicine, 25, 20-25.

70) Schoen A.M. (2001). Veterinary Acupuncture, 2nd

edition. Mosby inc. Vermeld in: Chan W.W., Chen K.Y., Liu H., Wu L.S.,

Lin J.H. (2001). Acupuncture for general veterinary practice. J. Vet. Med. Sci. 63, 1057-1062.

71) Skarda R.T., Glowaski M. (2007). C hapter 24: Acupuncture. In: Tranquilli W.J., Thurman J.C. and Grimm K.A. (editors)

Lumb and Jones: Veterinary anesthesia and analgesia, fourth edition, Blackwell Publishing, Oxford, UK, p.683-695.

72) Skarda R.T., Tejwani G.A., Muir W.W. (2002). Cutaneous analgesia, hemodynamic and respiratory effects, and β-endorphin

concentration in spinal fluid and plasma of horses after acupuncture and elektroacupuncture. Am.J.Vet.Res. 64, 1435-1442.

73) Smith F.W. (1992). Neurophysiologic basis of acupuncture. Problems in Veterinary Medicine 4, 34-52. Vermeld in: Xie H.,

Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of acupuncture for treatment of equine back pain. Journal of equine

veterinary science 16, 285- 290.

74) Snader M.L. (1993). Healing Your Horses: Alternative Therapies. Howell Book House. MacMillan Publishing Company, New

York. Vermeld in: Xie H., Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of acupuncture for treatment of equine back pain.

Journal of equine veterinary science 16, 285- 290.

75) Snader M.L. (1994). Diagnostic Acupuncture in Horses. Veterinary Acupuncture: Ancient Art to Modern Medicine. Mosby,

St-Louis, p. 465-492. Vermeld in: Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical review.

Equine practice 19, 6-12.

76) Steiss J. (2001). The neurophysiologic basis of acupuncture. In: Veterinary Acupuncture. Mosby, St.-Louis, p. 27-64.

Vermeld in: Altamirano A.A. (2007). Medical and acupuncture treatment of back problems. Conferencia Costa Rica. Cicade

2007, p. 6-10.

77) Taylor P.M., Pascoe P.J., Mama K.R. (2002). Diagnosing and treating pain in the horse: Where are we today? Vet. Clin.

Equine 18, 1–19.

78) Tobin T., Chay S., Kamerling S., Woods W.E., Weckman T.J., Blake J.W., Lees P. (1986). Phenylbutazone in the horse: a

review. J. vet. Pharmacol. Ther. 9, 1-25. Vermeld in: Sullivan K.A., Hill A.E., Haussler K.K. (2008). The effects of chiropractic,

Page 33: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

29

massage and phenylbutazone on spinal mechanical nociceptive thresholds in horses without clinical signs. Equine veterinary

journal 40, 14-20.

79) Tucker R.L., Schneider R.K., Sondhof A.H., Ragle C.A., Tyler J.W. (1998). Bone scintigraphy in the diagnosis of sacroiliac

injury in twelve horses. Equine Vet. J. 30, 390-395. Vermeld in: Haussler K.K. (2004). Treatment options for sacroiliac joint

disease. Proceedings AAEP 50, 297-314.

82) Ulett G.A., Han S., Han J.S. (1998). Electroacupuncture: Mechanisms and clinical application. Biol Psychiatry 44, 129-138.

81) Ulett G.A., Han J.S., Han S. (1998) Traditional and Evidence- Based Acupuncture: History, Mechanisms, and Present

Status. Southern Medical Journal 91, 1115-1120.

82) Vane J.R. (1971). Inhibition of prostaglandin synthesis as a mechanism of action for aspirin-like drugs. Nat. New Biol. 231,

232–235. Vermeld in: Bergh MS, Budsberg SC.(2005). The Coxib NSAIDs: potential clinical and pharmacologic importance in

veterinary medicine. J. Vet. Intern. Med. 19, 633-643.

83) Vangermeersch L., Pei-Lin S. (1994). Differentiation of Symptoms and Signs – Semiology of Bi-syndromes. In: Bi-

syndromes or Rheumatic Disorders Treated by Traditional Chinese Medicine. Satas, Belgium, p. 21-35.

84) Walmsley J.P., Pettersson H., Winberg F., McEvoy F. (2002). Impingement of the dorsal spinous processes in two hundred

and fifteen horses: Case selection, surgical technique and results. Equine Vet. J. 34, 23-28.

85) Wijnberg I.D., Franssen H., Van der Kolk J.H., Breukink H.J. (2002). Quantitative motor unit action potential analysis of

skeletal muscles in the Warmblood horse. Equine vet. J.34, 556-561.

86) Westerman N. (1996). Stromende energie in het lichaam. Integrale geneeskunde. Deel3: Op zoek naar een nieuw bio-

energetisch concept van gezondheid 19, 213-239.

87) Wiseman N., Gung C. (2002). Westerners’ Alternative Health-Care Values Eclipsing a Wealth of Knowledge.

Internetreferentie: http://www.paradigm-pubs.com/sites/www.paradigm-pubs.com/files/files/AltHeal.pdf (geconsulteerd op 15

maart 2012).

88) Wong J.Y. (1999). Evolution of Acupuncture, Acupuncture as a Physical Therapy. In: Neuro- anatomical acupuncture, First

Canadian Edition, Toronto, Ontario, Canada, p.1-2, p. 27-30.

89) Woolf C.J., Mannion R.J. (1999). Neuropathic pain: aetiology, symptoms, mechanisms and management. The Lancet 353,

1959-1964.

90) Xie H. (1990). Traditional Chinese Veterinary Medicine. Beijing Agricultural University Press, p. 400-410. Vermeld in: Xie H.,

Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical review. Equine practice 19, 6-12.

90) Xie H., Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of acupuncture for treatment of equine back pain. Journal of

equine veterinary science 16, 285- 290.

91) Xie H., Chen J., Zhang C. et al.(1994). Comparative study of elektroacupuncture stimulation on infertility due to inactive

ovaries in dairy cows. American Journal of Acupuncture 22, 263-270. Vermeld in: Xie H., Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A

review of the use of acupuncture for treatment of equine back pain. Journal of equine veterinary science 16, 285- 290.

92) Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical review. Equine practice 19, 6-12.

93) Xie H., Ott E.A., Colahan P. (2001). Influence of acupuncture on experimental lameness in horses. In: Proc 47th Annual

AAEP Convention 47, 347-357. Vermeld in: Altamirano A.A. (2007). Medical and acupuncture treatment of back problems.

Conferencia Costa Rica. Cicade 2007, p. 6-10.

94) Xie H., Preast V. (2002). Yin and Yang. In: Traditional Chinese Veterinary medicine: Volume 1: Fundamental principles. First

edition. Beijing, p. 1-26.

95) Xie H., Preast V. (2007). Preface, Introduction to Acupuncture Points. In: Xie’s Veterinary Acupuncture, First Edition,

Blackwell Publishing, USA, p.11-13, p. 13-26.

96) Xie H., Trevisanello L. (2007). Equine Transpositional Acupoints. In: Xie’s Veterinary Acupuncture, First Edition, Blackwell

Publishing, USA, p. 27-87.

97) Xie H., Wang Q. (1991). Application of acupuncture in the treatment of racehorses. American Journal of Acupuncture 19,

59-62. Vermeld in: Xie H., Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of acupuncture for treatment of equine back

pain. Journal of equine veterinary science 16, 285- 290.

Page 34: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent

30

98) Xie H., Wang Y. (1992). Effect of electro-acupuncture analgesia on feline castration. National conference of traditional

Chinese veterinary medicine proceedings, 31-32. Vermeld in: Xie H., Asquith R.L., Kivipelto J. (1996). A review of the use of

acupuncture for treatment of equine back pain. Journal of equine veterinary science 16, 285- 290.

99) Xie H., Yamagiwa K. (2007). Equine Classical Acupoints. In: Xie’s Veterinary Acupuncture, First Edition, Blackwell

Publishing, USA, p. 89-127.

100) Yang E.S., Li PW., Nilius B., Li G. (2011). Ancient Chinese medicine and mechanistic evidence of acupuncture physiology.

Springer 462, 645-653.

101) Yi W.J., Robertson J.D. (2008). Channel Theory and The Pillars Of Chinese Medicine. What is an Acupuncture Point? In:

Wang B., Sjur A.B., O’Connor P., Niemeier G. (editors) Applied Channel Theory in Chinese Medicine. Eastland Press, USA, p.

1-13, p. 421-435.

102) Yu B.Y., Yu B.H. (1963). Yuan-Heng’s Therapeutic Treatise of Horses (Yuan-Heng Liao Ma Ji). China agriculture

publishing house, Beijing, p. 445-446. Vermeld in: Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese

medical review. Equine practice 19, 6-12.

103) Yu C. (1984). Chinese Veterinary Acupuncture. China Agricultural Publishing House, Beijing p. 350-411. Vermeld in: Xie

H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical review. Equine practice 19, 6-12.

104) Yu C.(1987). Traditional Chinese veterinary Medicine. China agricultural publishing house, Beijing, China, p. 509-513.

Vermeld in: Xie H., Liu H., Foster M. (1997). Equine back pain: a traditional Chinese medical review. Equine practice 19, 6-12.

105) Yu C., Lin J.H. et al., (60 authors in total). (2000). Modern Complete Works of Traditional Chinese Veterinary Medicine.

Kangshi Book Inc., Kangshi, China. Vermeld in: Chan W.W., Chen K.Y., Liu H., Wu L.S., Lin J.H. (2001). Acupuncture for

general veterinary practice. J. Vet. Med. Sci. 63, 1057-1062.

106) Zhang A.L., Wu Y., Jiang X.L. (2005). Analysis on therapeutic effect of acupointinjection on chronic hepatitis B. Zhongguo

Zhen Jiu 25, 25–26. Vermeld in: Luna S.P., Angeli A.L., Ferierra C.L., Lettry V., Scognamillo-Szabo M. (2008). Comparison of

pharmacopuncture, aquapuncture and acepromazine for sedation of horses. Evid. Based Complement Altern. Med. 5, 267-272.

107) Zhao Y. (2006). Acupuncture plus point injection for 32 cases of obstinate urticarial. J. Trad. Chin. Med. 26, 22-23. Vermeld

in: Cantwell S.L. (2010). Traditional Chinese Veterinary Medicine: The Mechanism and Management of Acupuncture for Chronic

Pain. Acupuncture Point Physiology 25, 53-58.

108) Zhu Y.H., Chen Y.H. (2005). On effects of acupoints and drugs in acupointinjection treatment. Zhongguo Zhen Jiu 25, 46–

48. Vermeld in: Luna S.P., Angeli A.L., Ferierra C.L., Lettry V., Scognamillo-Szabo M. (2008). Comparison of

pharmacopuncture, aquapuncture and acepromazine for sedation of horses. Evid. Based Complement Altern. Med. 5, 267-272.

109) Zidonis N., Snow A., Soderberg M. (1999). Chapter one. In: Bittel E. (editor) Equine Acupressure, a working manual. 3th

edition. Tallgrass Publishers, Larkspur, p. 1-16.

Page 35: ACUPUNCTUUR BIJ PAARDEN - Universiteit Gent