Actuariaatcongres Magazine 2012

68
De generatiekloof binnen het pensioenstelsel Actuariaatcongres 2012: Kiezen en Delen In deze editie: Kortingsmaatregelen: stresstest voor solidariteit Leidt solidariteit tot een generatieconflict? 9 mei 2012 Felix Meritis Amsterdam

description

VSAE Actuariaatcongres Magazine 2012

Transcript of Actuariaatcongres Magazine 2012

Page 1: Actuariaatcongres Magazine 2012

De generatiekloof binnen het

pensioenstelsel

Actuariaatcongres 2012:

Kiezen en Delen

In deze editie:

Kortingsmaatregelen: stresstest voor solidariteit

Leidt solidariteit tot een generatieconflict?

9 mei2012

Felix MeritisAmsterdam

Page 2: Actuariaatcongres Magazine 2012

C E R T I F I E D B Y T H E C R F I N S T I T U T E

‘As a trainee I worked in the day-to-day business. Thanks to the talent development program, I had unlimited opportunities to develop and to discover what suits me best. I was promoted to manager within two years. Every day, my team and I help dozens of participants gain a better understanding of their pension. We are expected to shift gears quickly at all times. And we always ask ourselves what this means for our clients.’

Are you a talented recent university graduate? Then the APG Traineeship may very well be something for you.

APG manages pension assets of in total approximately284 billion euros on behalf of 4.5 million people. We have offices in Heerlen, Amsterdam, Hong Kong, and New York. Would you like to know more? Imagine…

www.apgjobs.nl

‘Imagine… helping tens of thousands of people gain a better understanding of their pension’ Dennis Rienties, Pensions Service Manager at APG in Heerlen

25.1226.12.1

25.1226.12.1_imago_Dennis_210x297en.indd 1 24-02-12 15:05

Page 3: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 1© 2012 VSAE

Dit jaar vindt voor de twaalfde keer het Actuariaatcongres plaats en voor u ligt een speciale editie van de Aenorm die geheel in het teken staat van het aankomende congres. Het congres is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een gerespecteerd en succesvol congres dat met veel enthousiasme wordt georganiseerd door studenten van de VSAE (Vereniging Studenten Actuariaat Econometrie en Operationele Research), verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ook voor deze twaalfde editie van het Actuariaatcongres hebben wij een interessant en leerzaam programma samengesteld. Het thema van de dag is de generatiekloof binnen het pensioenstelsel. Het congres vindt plaats op woensdag 9 mei 2012, in Felix Meritis te Amsterdam. Het congres is aangevraagd voor zes Permanente Educatie punten en de verwachting is dat het Actuarieel Genootschap de accreditatie zeer binnenkort definitief zal maken. De dagvoorzitter is Ir. drs. J.D. Breen AAG, directeur van het Actuarieel Genootschap en het Actuarieel Instituut. De dag zal in het teken staan van solidariteit binnen het Nederlandse pensioenstelsel. Door de financiële crisis zijn de buffers van de pensioenfondsen uitgehold en indexatie blijft uit, zelfs het korten van pensioenen is realiteit geworden. Steeds meer komt de solidariteit tussen jongeren en ouderen onder druk te staan. Jongeren voelen zich bestolen door ouderen, terwijl ouderen wijzen op de aan hen gedane toezeggingen. Het publiek van dit congres zal juist dit congres tot een bijzonder en leerzaam evenement maken. Er zullen namelijk jongeren aanwezig zijn in de vorm van studenten die in de eindfase van de bachelor of in de master Actuariële wetenschappen zitten. Vanuit het bedrijfsleven zullen er werknemers van verschillende leeftijden zijn. Deze unieke combinatie biedt wat mij betreft de ideale gelegenheid om met elkaar in debat te gaan over de toekomst van de pensioenen in Nederland. Ik ben van mening dat het belangrijk is dat jongeren, en dus zeker studenten Actuariaat en Econometrie, zich nu al gaan bezighouden met de betaalbaarheid van hun pensioen in de toekomst. Dit magazine is vast een voorproefje voor het congres, alle belangrijke informatie over het congres is in dit blad te vinden. Veel sprekers hebben een artikel geschreven wat te lezen is in dit blad, zodat u vast een goed beeld van het congres kan krijgen. Daarnaast zijn er ook een aantal extra artikelen in het blad opgenomen over het Nederlandse pensioenstelsel. Uiteraard zijn ook praktische zaken als een routebeschrijving en een inschrijfformulier voor het congres in dit blad te vinden. Wij hopen dat u dit magazine met veel plezier zult lezen en dat wij u op 9 mei 2012 in Felix Meritis op ons congres mogen verwelkomen. Inschrijven is mogelijk via onze website www.actuariaatcongres.nl en vragen over het congres kunnen worden gericht aan [email protected].

Namens de Actuariaatcongrescommissie 2012,

Bas Koolstra (voorzitter)

Colofon

HoofdredactieLouana van Dijk

RedactieBas KoolstraLennart NiezenArent StienstraDaniel Tobón ArangoLianne Westinga

Ontwerp© United Creations, 2012

CoverUnited Creations

VormgevingLouana van Dijk

Oplage2000

AdverteerdersAchmeaAEMASAPGASRDe Nederlandsche BankEMASGeneraliGroen Van Solinge & PartnersLens & PartnersMillimanMn ServicesNetsparPGGMPwCTowers WatsonTriple A

Voor meer informatie over adverteren kun u contact opnemen met [email protected]

Deze speciale editie van Aenorm wordt verspreid onder alle studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. Tevens wordt het magazine verspreid onder alle alumni van de VSAE.

Plaatsing van een artikel betekent niet dat de mening van het VSAE-bestuur, of van de redactie is verwoord. Niets uit dit blad mag worden vermenigvuldigd zonder toestemming van de VSAE. Aan de inhoud van dit blad kunnen geen rechten worden ontleend.

Adres RedactieVSAERoetersstraat 11, E2.02-2.04 1018 WB Amsterdamtel. 020-5254134

Websitewww.actuariaatcongres.nl

Beste lezer,

Van links naar rechts: Lennart Niezen, Louana van Dijk, Bas Koolstra (vz), Daniel Tobón Arango, Lianne Westinga en Arent Stienstra

Page 4: Actuariaatcongres Magazine 2012

2 AENORM SPECIAL April 2012

8Pensioenfondsen en generaties

Door: Drs. Dirk de Jong AAG en Drs. Agnes Joseph AAG Financiële crisis en een stijgende levensverwachting hebben als een katalysator gewerkt bij het aanwakkeren van verschillende pensioendiscussies. Discussies waarbij vanzelfsprekend meerdere generaties betrokken zijn. Er is momenteel een financieel tekort en ook is het de vraag of het huidige systeem wel toekomstbestendig is.

Door: Bas Koolstra en Lennart Niezen 6Interview met dagvoorzitter Jeroen Breen

Jeroen Breen is sinds juni 2011 directeur van het Actuarieel Genootschap en Actuarieel Instituut. Daarvoor was hij ruim 17 jaar consultant en certificerend actuaris bij Towers Watson en haar rechtsvoorgangers. Jeroen heeft Technische Wiskunde aan de Technische Universiteit in Eindhoven en Actuariële Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.

Ruim 100 pensioenfondsen hebben aangekondigd volgend jaar te moeten korten als hun financiële situatie niet verbetert. Ongeveer 7,5 miljoen actieve deelnemers, gepensioneerden en zogenoemde slapers worden daardoor met een mogelijke korting geconfronteerd. Gemiddeld gaat het daarbij om een korting van 2,3 %.Het (voor)nemen tot deze maatregel is uniek binnen de historie van de Nederlandse fondsen.

Door: Mr. A.J. Kellermann

Kiezen en Delen21

17

In 2000 waren er nog circa 1000 pensioenfondsen, anno 2012 zijn het er bijna 500 waarvan circa 100 in toestand van liquidatie, en de verwachting is dat het er binnen vijf jaar nog maar maximaal vijf zijn. Is dat erg? Ligt er aan voor wie.

Door: Martin Pikaart, voorzitter Alternatief voor Vakbond en auteur De pensioenmythe

Pensioenfondsen: survival of the fittest?

In het Pensioenakkoord van juni 2011 doen sociale partners voorstellen voor een nieuw pensioencontract. Elk van de voorgestane aanpassingen leidt tot generatie-effecten. De uiteindelijke grootte van de effecten hangt samen met wat onder een bestaand contract dient te worden verstaan.

Door: Prof. dr. Eduard Ponds

Het Pensioenakkoord en verdelingseffecten tussen jonge en oude generaties bij Pensioenfondsen

29

Het Financieel Toetsingskader (FTK) is sinds 2007 van toepassing op pensioenfondsen. Bij het waarderen op marktwaarde van de pensioenverplichtingen nemen de (actuele) marktrente en de sterftetafels een meer prominente plaats in. Wat is de invloed van marktwaardering in het pensioenakkoord op de solidariteit tussen jongeren en ouderen?

Door: Drs. Rajish Sagoenie Actuaris AG

Pensioen is saai! Hoezo? 13

Door: Louana van Dijk en Bas Koolstra26Interview met Angela van Heerwaarden

Angela van Heerwaarden kan maar niet kiezen: na haar studie Actuariaat en promotie in schade-actuariaat aan de UvA heeft ze zeven jaar in de actuariële praktijk gewerkt en daarna bijna zeven jaar weer als docent actuariaat aan de UvA. Sinds 2006 is ze senior manager bij Ernst & Young Actuarissen BV op het gebied van schadeverzekeringen, en daarnaast is ze nu programmadirecteur van de AEMAS aan de UvA. Amsterdam gevolgd.

Page 5: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 3

63

64Puzzel

Inschrijven

57Kortingsmaatregelen: stresstest voor solidariteit

Door: Rick Westhoff, Wichert Hoekert en Harmen PullenSolidariteit in tijden van overvloed is heel wat makkelijker dan solidariteit in tijden van tekorten. Uit de eerste inventarisatie van DNB van februari 2012 blijkt dat 103 fondsen op grond van hun eigen evaluatie van hun herstelplan een voorgenomen kortingsbesluit zullen moeten nemen.

Door: Mr. Bastiaan Starink en Mr. Charlotte Straatman

46Fiscaal pensioenkader moet op de schop voor nieuw pensioencontract: op naar Witteveen 2.0

Het Nederlandse pensioenstelsel is volop in beweging. Het nieuwe pensioencontract kenmerkt zich door een stabiele premie en een variabele pensioenopbouw. Het pensioencontract krijgt daarmee meer trekken van een DC-regeling.

RoutebeschrijvingCommissie

Over het Actuariaatcongres

05

VSAE

Sprekers

38

62

De huidige situatie van onderdekking leidt tot emotionele reacties. Ouderen vrezen voor hun koopkracht, jongeren zijn bang dat er straks voor hen niets meer over is. De media smullen en spreken van een generatieconflict. Dat leidt tot interessante vragen: wie is er nu eigenlijk solidair met wie? En in welke mate?

Door: Ir. drs. Dick Boeijen en Hans Staring MSc

Leidt solidariteit tot een generatieconflict? 41

54

34Dagprogramma

Locatie

55

36

Page 6: Actuariaatcongres Magazine 2012

Ook op zoek naar een eerste baan waarin je meteen verantwoordelijkheid krijgt?

Wij zoeken actuarieel analisten.Ga naar www.werkenbijgenerali.nl.

Nataliya BoykoActuarieel Analist bij Generali

Check mijn profiel.

Generali is net zo goed mijn bedrijf als dat van Freek Wansink.

Uw Generali.De pensioen- en inkomensverzekeraar.

AMC_Print_A4_03.indd 3 01-03-12 14:19

Page 7: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 5

Ontvangst met koffie en thee

Opening van het congresBas Koolstra (voorzitter Actuariaatcongres 2012)

Inleiding over het thema: De generatiekloof binnen het pensioenstelselIr. drs. J. Breen AAG (Directeur AG&AI)

Eerlijk delen en eerlijk vermenigvuldigen: over modelbouw in waarderings-vraagstukkenProf. dr. ir. M.H. Vellekoop (Universiteit van Amsterdam)

Koffiepauze

Kiezen en DelenMr. Joanne Kellermann (De Nederlandsche Bank)

Pensioen(fonds)en: survival of the fittest?Martin Pikaart (Alternatief Voor Vakbond)

Lunch

Een interactieve sessie met de volgende keuzemogelijkheden:• Pensioenakkoord en solidariteit

Drs. Diede Panneman AAG (Sprenkels & Verschuren)• Het pensioenakkoord in de praktijk

Ir. H.C. Vos AAG (Ernst & Young Actuarissen)• Het pensioenakkoord en verdelingseffecten tussen jonge en oude generaties

bij pensioenfondsen Prof. dr. Eduard Ponds (APG)

Koffiepauze

Een interactieve sessie met de volgende keuzemogelijkheden:• Leidt solidariteit tot een generatieconflict?

Ir. drs. Dick Boeijen (PGGM)• De fiscale aspecten van het pensioenakkoord: het is lastiger dan het lijkt

Mr. Bastiaan Starink (PwC)• Kortingsmaatregelen: stresstest voor solidariteit

Rick Westhoff (Towers Watson)

Discussiepanel

Borrel

08:45 - 09:10

09:10 - 09:15

09:15 - 09:45

09:45 - 10:30

10:30 - 10:50

10:50 - 11:35

11:35 - 12:20

12:20 - 13:20

13:20 - 14:30

14:30 - 14:50

14:50 - 16:00

16:00 - 17:00

17:00 - 18:00

Wo

ensd

ag 9 m

ei 2012Dagprogramma

Page 8: Actuariaatcongres Magazine 2012

6 AENORM SPECIAL April 2012

Wie is Jeroen Breen? Vertelt u eens iets over uzelf. Na de middelbare school wilde ik marineofficier worden, maar na ruim twee jaar als adelborst in Den Helder te hebben gestudeerd, besloot ik dat de Marine niet mijn toekomst was. Ik ben toen overgestapt naar de Technische Universiteit in Eindhoven om Technische Wiskunde te gaan studeren. Tijdens deze studie kwam ik in aanraking met een aantal econometrie vakken en daar is mijn interesse in het actuariaat waarschijnlijk begonnen. Dat werd bevestigd tijdens een symposium in Eindhoven wat als titel had “werken als wiskundige of informaticus in de financiële sector”. Tijdens dat symposium leerde ik wat een actuaris was en vooral wat een actuaris deed. Aansluitend aan mijn Wiskunde opleiding heb ik de Postdoctorale Lerarenopleiding Wiskunde gedaan. Maar ik wist het toen al wel zeker, ik wilde in het actuariaat aan de slag. In 1993 startte ik als junior consultant bij het actuariële adviesbureau Dr. W.G.J. Ten Pas in Amsterdam. In die tijd begon ik ook de studie Actuariële Wetenschappen aan de UVA, waar ik in 1996 afstudeerde.

Hoe ziet u uw rol als dagvoorzitter?

Het onderwerp “De generatiekloof binnen het pensioenstelsel” is een erg actueel onderwerp en ik ben dan ook bijzonder vereerd dat ik het VSAE congres dit jaar als dagvoorzitter mag leiden. Spannend en uitdagend zou ik zelfs willen zeggen. Er is een interessant programma opgezet, waarbij vanuit verschillende invalshoeken naar de problematiek van de generatiekloof tussen jong en oud zal worden gekeken.

Wat zijn volgens u de argumenten waarom actuarissen, actuarieel analisten en studenten actuariaat en econometrie naar dit congres moeten komen?

Dat is een eenvoudige vraag. Het belangrijkste argument is de actualiteit van het onderwerp. Het gaat over solidariteit en dat is voor een actuarieel professional en voor een actuarieel professional in wording, één van de kernbegrippen waarop de actuariële werkzaamheden zijn gebaseerd. Het onderwerp leeft heel erg op dit moment en daarnaast is het een thema wat er toe doet. Er zijn veel verschillende meningen over solidariteit en over de toekomst van ons pensioenstelsel. Het is interessant om tijdens dit congres deze verschillende meningen en visies te horen van professionals uit het veld, om vervolgens op basis daarvan een eigen mening te vormen.

Verschillende vormen van solidariteit komen de laatste tijd steeds meer onder druk te staan. Hoe kijkt u hier tegenaan?

Het begrip solidariteit is belangrijk en zal altijd belangrijk blijven. Echter er is een verschil tussen kanssolidariteit en subsidiërende solidariteit. Deze begrippen worden door het grote publiek vaak door elkaar gebruikt, wat de discussie niet ten goede komt. Solidariteit is een groot goed, echter tot hoever en ten koste van wat? We vinden het terecht dat we een gedifferentieerde premie betalen voor een autoverzekering of een inboedelverzekering. Op dit moment is het in Nederland nog niet bespreekbaar om de ziektekostenpremie te differentiëren naar gezond versus niet gezond. Terwijl differentiëren naar life style bij overlijdensrisicoverzekeringen al redelijk is geaccepteerd? De vraag die dus vandaag de dag steeds vaker wordt gesteld is de vraag: tot hoever zijn we solidair met elkaar? Komt dit door de vergrijzing en de lage rente van het moment of speelt er meer? Thema’s die zeker aan bod zullen komen tijdens dit congres.

Interview met dagvoorzitter Jeroen Breen Door: Bas Koolstra en Lennart Niezen

Irs. drs. J. Breen AAG

Jeroen Breen is sinds juni 2011 directeur van het Actuarieel Genootschap en Actuarieel Instituut. Daarvoor was hij ruim 17 jaar consultant en certificerend actuaris bij Towers Watson en haar rechtsvoorgangers. Jeroen heeft Technische Wiskunde aan de Technische Universiteit in Eindhoven en Actuariële Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam gestudeerd. Daarnaast heeft Jeroen de eerstegraads bevoegdheid om Wiskunde te doceren.

Page 9: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 7

Wat in ieder geval moet gebeuren is het ophogen van de AOW-leeftijd naar

67, dat is een logische ontwikkeling

Wat vindt u van het pensioenakkoord? Is het waar dat het akkoord slecht uit zal pakken voor jongeren?

We worden allemaal ouder dan verwacht, wat betekent dat de pensioenpot ontoereikend is geworden om voor iedereen de toezeggingen die zijn gedaan waar te kunnen maken. De reden dat de pensioenpot niet vol genoeg is, heeft natuurlijk te maken met de vergrijzing, maar daarnaast ook met de bijzonder lage rentestand.

Echter het heeft ook te maken met wat in het verleden is toegezegd. Zijn het onvoorwaardelijke toezeggingen of zijn het voorwaardelijke toezeggingen? Oftewel meer in de taal van nu, zijn het “harde” rechten of betreft het “zachte” rechten. Wat in ieder geval moet gebeuren is het ophogen van de AOW-leeftijd naar 67, dat is een logische ontwikkeling. Dit moet wel gepaard gaan met een stimulans vanuit de overheid voor werkgevers om oudere werknemers aan te nemen; iets wat tot op heden, vanwege de hoge kosten, nog maar zeer zelden gebeurt. Het afstempelen van pensioenen lijkt onrechtvaardig voor de ouderen, maar is de consequentie van de op dit moment gebruikelijke methodiek. We hebben te maken met de huidige definitie van de dekkingsgraad, een definitie waar je over zou kunnen debatteren. Is het logisch dat de dekkingsgraad over alle leeftijden dezelfde is? Is het logisch dat er voor een 25-jarige en een 60-jarige deelnemer dezelfde dekkingsgraad wordt gehanteerd?

Hoe ziet u de betaling van de pensioenen in de toekomst?

Ik zou deze vraag graag wat breder willen trekken namelijk hoe gaan we onze toekomst financieren. Zoals bekend nemen zorgkosten een zorgelijke ontwikkeling aan en de vraag in hoeverre de zorg betaalbaar blijft, moet wat mij betreft worden beantwoord in correlatie met de betaalbaarheid van ons pensioen.

Veel fondsen hebben een dekkingsgraad onder de 100% op dit moment. Moeten we in paniek raken? Of moeten we er voor kiezen om die dekkingsgraden gewoon helemaal af te schaffen?

We moeten absoluut niet in paniek raken. We hebben te maken met een marktrente die variabel is en dagelijks fluctueert. Dat de dekkingsgraad nu lager ligt, betekent naar mijn mening niet dat er drastische maatregelingen moeten worden genomen. Afschaffen van de dekkingsgraad zou ik niet willen voorstellen, maar we zouden wel, zoals ik al eerder aangaf, een wat genuanceerdere definitie kunnen hanteren.

Moeten we dan de rekenrente aanpassen? Een gemiddelde rekenrente op basis van een bepaalde periode? De rekenrente aanpassen naar iets wat meer wenselijk is? Daar moet je voorzichtig mee zijn, omdat je nooit de suggestie wilt wekken dat er voldoende geld aanwezig is. Het middelen van de rekenrente over een langere periode is niet onlogisch, omdat je daarmee in ieder geval de dagelijkse beweging nivelleert.

Wij als jongeren zijn opgegroeid met het idee dat ons pensioenstelsel misschien wel het beste stelsel ter wereld is, maar nu lijkt het te wankelen. Is ons pensioenstelsel het beste ter wereld? De buitenwereld vindt ons pensioenstelsel erg goed, misschien wel heel erg goed. De sociale zekerheid en daar zou je pensioen onder kunnen laten vallen, is in Nederland erg goed verzorgd; zeker in vergelijking tot andere landen. Of we het beste pensioenstelsel hebben, zul je mij niet zo snel horen beweren. Wat wel een feit is, is dat de uitkering die gepensioneerden op dit moment ontvangen in vergelijking tot de landen om ons zeer hoog zijn. Maar het is een momentopname en daar moeten we ons ook van bewust blijven.

Page 10: Actuariaatcongres Magazine 2012

8 AENORM SPECIAL April 2012

Iedere generatie wordt getroffen door de voorgestelde maatregelen. We zitten in een vervelende situatie. Maar ook al doen de media ons soms anders geloven, goede oplossingsrichtingen voor alle generaties gezamenlijk zijn in pensioenland voorhanden. We noemen twee voorbeelden: alternatieven voor de huidige dekkingsgraad en evenwichtige belangenafweging op basis van risicoprofielen.

Alternatieven voor de huidige dekkings-graad

Pensioenfondsen zitten in de problemen: de dekkingsgraden schommelen rond de 95%. Ofwel het vermogen is naar verwachting niet genoeg om alle toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. Er moet dus duidelijk ingegrepen worden door vermogen te storten of verplichtingen te reduceren. Of ligt het toch genuanceerder? De dekkingsgraad is de algemeen aanvaarde maatstaf om de financiële gezondheid van pensioenfondsen weer te geven. Een nadeel is echter dat de dekkingsgraad geen eenduidige maatstaf is, omdat deze sterk afhankelijk is van de wijze waarop de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd. Zouden we overgaan van een waardering op basis van de huidige swapcurve naar waardering op basis van een verwacht beleggingsrendement (Pensioenakkoord 2010) dan stijgt de dekkingsgraad gemiddeld van 95% naar 115%.

Dan staan de pensioenfondsen er door een andere rekenregel ineens wel goed voor. De premie hoeft niet omhoog en van pensioenrechten korten is geen sprake meer, sterker nog: er kan weer geïndexeerd worden. Een eenvoudige ingreep, niet het vermogen of de verplichtingen worden aangepast maar de rekenregels en daarmee zijn de pensioenfondsen mogelijk in één klap weer op orde. Uit de nadere uitwerkingen van het pensioen-akkoord blijkt echter dat de vaste rekenrente er hoogstwaarschijnlijk niet gaat komen. Een van de nadelen van een vaste rekenrente is namelijk dat deze methode geen marktconforme waardering oplevert. Er wordt hard gewerkt aan alternatieve disconteringsvoeten in het kader van het pensioenakkoord, zie bijvoorbeeld Bovenberg en Nijman (2011). Maar, voorlopig rapporteren de pensioenfondsen de dekkingsgraad nog op basis van een swapcurve, die sinds eind 2011 overigens wel door de toezichthouder is aangepast van een curve op dagbasis naar een driemaandsgemiddelde, waardoor de dekkingsgraden momenteel zo’n 5 procentpunt hoger uitkomen: 100%. Niet alleen in Nederland, maar ook op Europees niveau wordt er gekeken naar rekenrentes die pensioenfondsen hanteren. De Europese Commissie heeft voorgesteld om voor het toezicht op pensioenfondsen te kijken naar de toepasbaarheid van de methoden uit het Solvency II toezicht voor de verzekeraar. Onder Solvency II wordt ook een andere discontovoet gebruikt dan waar Nederlandse pensioenfondsen momenteel hun dekkingsgraad op baseren. Deze andere discontovoet leidt gegeven de huidige rentestanden tot een stijging van de dekkingsgraad van 95% naar zo’n 102%.

Pensioenfondsen en generatiesDoor: Drs. Dirk de Jong AAG en Drs. Agnes Joseph AAG

Financiële crisis en een stijgende levensverwachting hebben als een katalysator gewerkt bij het aanwakkeren van verschillende pensioendiscussies. Discussies waarbij vanzelfsprekend meerdere generaties betrokken zijn. Er is momenteel een financieel tekort en ook is het de vraag of het huidige systeem wel toekomstbestendig is. Maatregelen: hogere (flexibele) pensioenleeftijden, hogere premies, lagere (toekomstige) uitkeringen, een verschuiving van beschikbare uitkering naar beschikbare premie regelingen en vernieuwd toezicht op de aanvullende pensioenen.

Drs. Dirk de Jong AAGDirk heeft wiskunde, economie en actuariële wetenschappen gestudeerd. Hij heeft gewerkt bij ASR, PGGM, PWC en werkt sinds 2007 bij Syntrus Achmea. Zijn speci-alisatie is op het gebied van pensioenadvisering en risicomanagement.

Drs. Agnes Joseph AAGAgnes is werkzaam bij Syntrus Achmea, de Universiteit van Amsterdam en het Actu-arieel Instituut. Ze heeft econometrie, actuariaat en economie gestudeerd en is gespe-cialiseerd in risicomanagement voor pensioenfondsen.

A G I S

AV É R O A CH MEA

C E N T R A A L B E H E ER A CH MEA

F BTO

I NT E R PO L I S

Z I LV ER E N K RU IS A CH MEA

KUNNEN WE JOU ONZE KLANTEN TOEVERTROUWEN?

werkenbijachmea.nl

KUNNEN WE JOU EEN FINANCIËLE SLEUTELROL BINNEN ONS BEDRIJF TOEVERTROUWEN?

ActuarisNatuurlijk houdt de actuaris binnen Achmea zich niet alleen met dit vraagstuk bezig, maar ook met allerlei andere relevante maat schappelijke vraagstukken. Als actuaris binnen Achmea kan jij je op verschillende vakgebieden ontwikkelen. Als grootste actuariële werk gever in Nederland bieden we veel mogelijk heden in jouw vakgebied op verschillende locaties.

Wat we vragenBen je al actuaris? Of studeer je voor actuarieel analist of actuaris? Dan maken we graag kennis met jou!

Wat wij biedenWij bieden een afwisselende baan in een moderne en enthousiaste organisatie. De arbeids­voorwaarden zijn uitstekend: bijvoorbeeld een 13e maand, een pensioen voorziening en een markt conform salaris. Bovendien kun je rekenen op veel mogelijk heden tot persoonlijke en professionele ontwikkeling.

AchmeaHet motto van Achmea luidt: Achmea ontzorgt. Om dat waar te kunnen maken, hebben we mede­werkers nodig die verder kijken dan hun eigen bureau. Die oog hebben voor wat er speelt. Maar vooral: mensen die zich inleven in onze klanten en dat weten te vertalen naar originele oplossingen.

Meer weten?Neem contact op met Sandrien Bekker, recruiter, (06) 51 18 98 52. Je vindt de actuele functie­profielen en de mogelijkheid om te solliciteren op www.werkenbijachmea.nl/finance. Hier kun je ook een jobalert aanmaken zodat je in de toekomst als eerste op de hoogte bent van actuariële vacatures bij Achmea.

De Nederlandse bevolking vergrijst, mensen leven gemiddeld langer en er worden minder kinderen

geboren. Dit betekent dat de pensioenlasten zullen stijgen. Dit heeft ook ingrijpende gevolgen voor een

verzekerings maatschappij. Binnen Achmea is de actuaris de aan gewezen persoon om te berekenen wat

de vergrijzing betekent en hierover de directie te adviseren: wat zijn de financiële effecten van wet- en

regel geving? En wat betekent dit voor de prijs- en premiestelling van producten? En hoe gaan we de

in- en externe rapportage hierover zo efficiënt mogelijk inrichten?

Page 11: Actuariaatcongres Magazine 2012

A G I S

AV É R O A C H MEA

C E N T R A A L B E H E ER A C H MEA

F BTO

I NT E R PO L I S

Z I LV ER E N K RU IS A C H MEA

KUNNEN WE JOU ONZE KLANTEN TOEVERTROUWEN?

werkenbijachmea.nl

KUNNEN WE JOU EEN FINANCIËLE SLEUTELROL BINNEN ONS BEDRIJF TOEVERTROUWEN?

ActuarisNatuurlijk houdt de actuaris binnen Achmea zich niet alleen met dit vraagstuk bezig, maar ook met allerlei andere relevante maat schappelijke vraagstukken. Als actuaris binnen Achmea kan jij je op verschillende vakgebieden ontwikkelen. Als grootste actuariële werk gever in Nederland bieden we veel mogelijk heden in jouw vakgebied op verschillende locaties.

Wat we vragenBen je al actuaris? Of studeer je voor actuarieel analist of actuaris? Dan maken we graag kennis met jou!

Wat wij biedenWij bieden een afwisselende baan in een moderne en enthousiaste organisatie. De arbeids­voorwaarden zijn uitstekend: bijvoorbeeld een 13e maand, een pensioen voorziening en een markt conform salaris. Bovendien kun je rekenen op veel mogelijk heden tot persoonlijke en professionele ontwikkeling.

AchmeaHet motto van Achmea luidt: Achmea ontzorgt. Om dat waar te kunnen maken, hebben we mede­werkers nodig die verder kijken dan hun eigen bureau. Die oog hebben voor wat er speelt. Maar vooral: mensen die zich inleven in onze klanten en dat weten te vertalen naar originele oplossingen.

Meer weten?Neem contact op met Sandrien Bekker, recruiter, (06) 51 18 98 52. Je vindt de actuele functie­profielen en de mogelijkheid om te solliciteren op www.werkenbijachmea.nl/finance. Hier kun je ook een jobalert aanmaken zodat je in de toekomst als eerste op de hoogte bent van actuariële vacatures bij Achmea.

De Nederlandse bevolking vergrijst, mensen leven gemiddeld langer en er worden minder kinderen

geboren. Dit betekent dat de pensioenlasten zullen stijgen. Dit heeft ook ingrijpende gevolgen voor een

verzekerings maatschappij. Binnen Achmea is de actuaris de aan gewezen persoon om te berekenen wat

de vergrijzing betekent en hierover de directie te adviseren: wat zijn de financiële effecten van wet- en

regel geving? En wat betekent dit voor de prijs- en premiestelling van producten? En hoe gaan we de

in- en externe rapportage hierover zo efficiënt mogelijk inrichten?

Page 12: Actuariaatcongres Magazine 2012

10 AENORM SPECIAL April 2012

Er liggen dus verschillende voorstellen in de markt over de te hanteren discontovoet voor de berekening van de dekkingsgraad: 95% (FTK dagbasis swapcurve), 100% (aanpassing curve naar driemaandsgemiddelde door toezichthouder), 102% (Solvency II discontovoet) of 115% (oorspronkelijke voorstel pensioenakkoord). Welke rekenrente het beste is weten we niet, maar we kunnen wel een objectieve uitspraak doen over de vraag hoeveel rendement een pensioenfonds nu eigenlijk nodig heeft om alle verplichtingen te kunnen uitkeren.

Rekenrente versus benodigd rendement

Nemen we het huidige vermogen en de pensioen toezeggingen dan kunnen we eenvoudig berekenen wat het minimaal benodigde jaarlijkse rendement is om alle uitkeringen te kunnen voldoen. Voor een gemiddeld pensioenfonds ligt dit rendement momenteel rond de 3%. Als een gemiddeld pensioenfonds 3% rendement per jaar behaalt kan het alle uitkeringen voldoen. Wordt er jaarlijks meer dan 3% rendement gehaald dan kan het fonds ook nog indexeren, wordt er minder dan 3% gehaald dan moet het fonds korten op de uitkeringen. Ter vergelijking (DNB, 2011): pensioenfondsen hebben over de periode 2000 tot en met 2010 gemiddeld 4,8% procent beleggingsrendement per jaar behaald.

Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst, maar met een toekomstig jaarlijks beleggingsresultaat van 4,8% kunnen alle uitkeringen met vrijwel de huidige prijsinflatie worden geïndexeerd en is er van korting geen enkele sprake. Het mag een tijd van financiële crisis en gestegen levensverwachtingen zijn, maar de vraag in hoeverre het nu noodzakelijk is om in te grijpen bij de pensioenfondsen is niet zomaar te beantwoorden. Een overgang naar een andere rekenmethode, door bijvoorbeeld een ander pensioensysteem of een aangepast toezicht, kan namelijk ook lucht geven. De uitwerking van dit soort aanpassingen vergt alleen veel tijd, en gegeven het huidige toezicht zijn inmiddels door de pensioenfondsen toch al de nodige maatregelen aangekondigd.

Evenwichtige belangenafweging

De maatregelen die een pensioenfondsbestuur kan nemen in geval van crisis hebben veelal betrekking op: de te verlenen indexatie, de premie in combinatie met de hoogte van het opbouwpercentage, en als uiterste maatregel het korten van rechten. Aanpassingen aan de premie en opbouw treffen, afgezien van eventueel de werkgever, alleen de actieve deelnemers. Indexatie en het korten van rechten treffen iedereen. Eventueel kan er in de hoogte van deze laatste twee maatregelen nog onderscheid gemaakt worden naar stakeholders, bijvoorbeeld door de gepensioneerden anders te behandelen dan de actieve deelnemers. Welke (combinatie van) maatregelen genomen moet worden om de huidige pensioentekorten aan te vullen, en dus impliciet welke generaties voor de tekorten op moeten draaien, staat over het algemeen niet vastgelegd in de huidige pensioencontracten.1 Met andere woorden de huidige contracten zijn niet ‘compleet’. Dit maakt de keuze van de te nemen maatregelen lastig. Het is echter bij wet uitgesloten dat een pensioenfonds in geval van een tekortsituatie slechts één van de stakeholdersgroepen zomaar voor alles op kan laten draaien. Er moet namelijk sprake zijn van evenwichtige belangenafweging. Om tot een consensus oplossing voor alle stakeholders te komen waar niemand buiten de boot valt, is een goed

gezamenlijk optreden noodzakelijk. In feite zijn er twee gezamenlijke standpunten nodig: ‘Welke maatregelen gaan we treffen om de huidige tekorten op te heffen?’ en ‘Hoe gaan we in de toekomst gezamenlijk verder?’ De eerste vraag wordt mogelijk beantwoord door, zoals hiervoor beschreven, de beoordeling van de financiële positie van het pensioenfonds niet van de hoogte van de huidige FTK dekkingsgraad te laten afhangen maar van een alternatieve dekkingsgraad of andere risicomaat zoals het benodigd rendement. De tweede vraag luidt nader geconcretiseerd naar de pensioensituatie ‘Hoe zien de toekomstige pensioencontracten er uit?’ Wij zijn van mening dat met een juiste aanpak van deze problematiek alle generaties naar tevredenheid verder kunnen en dat solidariteit het sleutelwoord blijft binnen ons pensioenstelsel.

1 In het geval van een ondernemingspensioenfonds is er soms nog een bijstortingsverplichting vanuit de werkgever om de tekorten aan te vullen.

Het mag een tijd van financiële crisis en gestegen levensverwachtingen zijn, maar de vraag in hoeverre het nu noodzakelijk is om in te grijpen bij de pensioenfondsen

is niet zomaar te beantwoorden

Page 13: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 11

Risicoprofielen

In de toekomstige pensioencontracten en de bijbehorende communicatie naar de deelnemers zal de onzekerheid over de hoogte van toekomstige pensioenuitkeringen expliciet tot uitdrukking komen. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van begrippen als ‘ambities’ en ‘risicoprofielen’, zie onder andere het pensioenakkoord (2010) en Bovenberg en Nijman (2011). Het formuleren van een doelstelling (ambitie) in combinatie met een set van acceptabele risico’s (risicoprofiel) voor het pensioenfonds zou een goede eerste stap op weg naar een nieuw toekomstbestendig solidair pensioencontract kunnen zijn. Gegeven een gekozen risicoprofiel kunnen verschillende pensioencontracten tegen het licht worden gehouden. Men kiest dan het beste contract binnen de set van acceptabele risico’s. Blijkt nu dat de doelstellingen te hoog ingestoken zijn, bijvoorbeeld doordat men een erg hoge ambitie heeft en maar heel weinig risico wil lopen, dan moet men terug naar de tekentafel: het risicoprofiel en/of de doelstellingen moeten worden aangepast. De vraag is echter nog wel hoe een risicoprofiel opgesteld kan worden. Hoe laat je bijvoorbeeld de belangen van alle generaties voldoende in het risicoprofiel terugkomen? Verschillende generaties hebben verschillende preferenties qua doelstellingen en risicohouding, bijvoorbeeld omdat ze zich op andere tijdshorizonnen focussen. Dit leidt tot andere individuele voorkeuren voor het te voeren beleid. Om uiteindelijk toch tot één gezamenlijk beleid voor het pensioenfonds te komen en daarmee solidariteit te behouden, zal het belangrijk zijn om ieders voorkeur te betrekken bij het opstellen van het risicoprofiel van het pensioenfonds en wellicht in het risicoprofiel onderscheid te maken naar verschillende stakeholders. Risicoprofielen per generaties laten zien waar de beleidsvoorkeuren liggen en hoe de verschillende generaties elkaar met beleidsaanpassingen tegemoet kunnen komen om te komen tot een consensus beleid. Niet alles hoeft exact ‘generatieneutraal’. Wij denken dat als je de gevolgen van keuzes voor alle generaties in beeld brengt, niet iedereen voor zijn eigen belang gaat en wel degelijk bereid is om ‘water bij de wijn’ te doen in belang van een andere generatie. Het starten met een discussie over doelstellingen en risico’s in plaats van een discussie over beleidsaanpassing heeft ook als voordeel dat het makkelijker kan zijn. Starten met een discussie over beleidsvarianten kan bijvoorbeeld door de standpunten ‘de premie kan niet omhoog’ en ‘de uitkeringen mogen niet omlaag’ de samenwerking om consensus te bereiken volledig blokkeren, nog voordat de feitelijke discussie begonnen is. Over doelstellingen en risicoprofielen is makkelijker overeenstemming te bereiken.

Tijd moet echter uitwijzen of het theoretische concept van de risicoprofielen naar tevredenheid in de praktijk kan worden gebracht. Het is algemeen bekend dat mensen hun keuzes niet baseren op bijvoorbeeld een eenvoudige rationele nutscurve, en bovendien zijn risicoperceptie en doelstellingen niet constant in de tijd maar veranderen ze voortdurend. Een grote uitdaging dus, maar de roep om transparantie is duidelijk. Met ambities en risicoprofielen is deze transparantie te bereiken.

Conclusie

Risicodeling over generaties ligt aan de basis van het overgrote deel van de huidige pensioencontracten in Nederland. Veelal zijn echter de exacte ‘cashflows’ en ‘opties’ van generatie tot generatie niet transparant in kaart gebracht en is ook niet vastgelegd wie wat opzij moet zetten in tijden van tekort. Gezien de huidige financiële positie van pensioenfondsen en alle openstaande vragen over de toekomstbestendigheid van het stelsel laaien de discussies tussen generaties nu op. Het is zaak om geen tijd te verspillen aan het verdedigen van eenzijdige standpunten. Beter is het om die tijd te besteden aan het komen tot een voor alle generaties acceptabele oplossing. Een einde maken aan de solidariteit in het pensioenstelsel is een uiterste maatregel. Wij menen echter dat dit suboptimaal zal werken en bovendien onnodig is. In de praktijk zien we al veelbelovende denkrichtingen die veel minder ingrijpend zijn. Forse korte termijn noodmaatregelen op basis van de huidige dekkingsgraad in pensioenland zijn vooralsnog niet nodig. Het benodigde rendement om alle uitkeringen te kunnen voldoen is namelijk niet onrealistisch hoog. Wat betreft toekomstbestendigheid zullen pensioencontracten wel aangepast moeten worden met betrekking tot elementen als compleetheid, transparantie en communicatie. Door de wensen van alle generaties hierbij te betrekken, bijvoorbeeld door middel van het formuleren van risicoprofielen, kan de solidariteit daarbij in stand worden gehouden.

Referenties

Bovenberg L,. en T. Nijman (2011), Marktconsistente waardering voor zachte contracten, Netspar Occasional Paper, september 2011

DNB (2011), Rapport beleggingsopbrengst pensioenfondsen 2000-2010, in het kader vande motie Van den Besselaar c.s., november 2011

Stichting van de Arbeid (2010), Pensioenakkoord voorjaar 2010, 4 juni 2010

Page 14: Actuariaatcongres Magazine 2012

There are risks in any business. Working with Milliman is not one of them.

Objectivity matters. Today, more than ever. Milliman consultants deliver insight with no agenda, other than getting it right. Visit us at milliman.nl for more information and contact details.

1178_LDP.indd 1 12/21/11 9:14 AM

Page 15: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 13

Introductie FTK

Voor de introductie van het FTK werd de waarde van de verplichtingen vastgesteld op basis van boekhoudkundige principes. Een realistische inschatting van de uitkeringenstroom was daarbij niet het belangrijkste, maar voorzichtigheid en gelijkmatigheid stonden centraal. Dit leidde tot het gebruik van een vaste rekenrente van 4%. De sterftetafels die toen werden gehanteerd zijn de zogenoemde ‘platte’ sterftetafels. Deze sterftetafels waren gebaseerd op een vijfjarige periode en werden om de vijf jaar gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG: beroepsvereniging van Actuarissen in Nederland). Waar nodig werd ook gebruik gemaakt van leeftijdsterugstellingen om deze sterftetafels (op maat) aan te passen. Daarnaast werd een reserve gevormd om te anticiperen op het langleven risico. Waarderen op actuele marktwaarde van de pensioenverplichtingen betekent bij de berekening dat pensioenfondsen uitgaan van een bepaalde (risicovrije) rente. In de praktijk wordt hiervoor de door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerde swapcurve gehanteerd. Daarnaast moeten de pensioenfondsen ook rekening houden met actuele sterftecijfers inclusief een voorzienbare trend in de stijging van de levensverwachting (zogenoemde prognose sterftetafels), waarbij ook rekening wordt gehouden met ervaringssterfte.

Invloed op dekkingsgraad

Onevenwichtigheid in de dekkingsgraad (verhouding tussen waarde activa en waarde verplichtingen) ontstond met name omdat obligaties wel op marktwaarde werden gewaardeerd en daardoor gevoelig waren voor wijzigingen in de rentestand, terwijl de verplichtingen daar min of meer ongevoelig voor waren. Door bij de invoering van het FTK zowel de verplichtingen als de beleggingen op actuele marktwaarde vast te stellen, wordt een beter beeld verkregen van de actuele financiële positie van het pensioenfonds. De gevolgen van deze wijze van berekenen zijn groot. De afgelopen jaren is de 10-jaars rente op en neer gegaan. Dit heeft zijn weerslag op de dekkingsgraad. Het blijkt namelijk dat de dekkingsgraad op marktwaarde de afgelopen jaren een veel volatieler beeld laat zien (zie figuur 1 op de volgende pagina). Ook het feit dat we langer leven stelt de pensioenfondsen voor nieuwe uitdagingen op het gebied van de te hanteren prognose sterftetafels. In 2007 heeft het AG voor het eerst haar prognose sterftetafels gepubliceerd. Bij de publicatie van de nieuwe prognose sterftetafels in 2010 door het AG bleek dat de meeste pensioenfondsen eind 2010 hun pensioenvoorziening extra moesten verhogen om de langer uit te keren pensioenen, te kunnen financieren. Uit onderzoek is gebleken dat het belegd vermogen van pensioenfondsen de afgelopen jaren over het algemeen is gestegen. Het feit dat de dekkingsgraden van pensioenfondsen gemiddeld genomen de afgelopen jaren zijn gedaald, betekent dat de pensioenverplichtingen van deze pensioenfondsen relatief meer zijn toegenomen. Deze afname van de dekkingsgraad is met name het gevolg van onvoldoende behaalde beleggingsrendementen, de lage stand van de (actuele) marktrente en de toename van de levensverwachting. De dekkingsgraden van de pensioenfondsen zijn door deze drie belangrijke factoren (fors) gedaald. In sommige gevallen gaat het de afgelopen drie jaar om een daling van de dekkingsgraad met meer dan 16%!

Pensioen is saai! Hoezo?Door: Drs. Rajish Sagoenie Actuaris AG

1 Akkoord tussen overheid en sociale partners dat - in 2011 is afgesloten - ertoe moet leiden dat ons pensioenstelsel duur-zaam en betaalbaar wordt

Drs. Rajish Sagoenie AAG

Rajish Sagoenie, is sinds september 2011 verbonden als partner aan Milliman Pensioenen en verantwoordelijk voor de Pensioenadviespraktijk. Daarnaast is hij sinds maart 2009 voorzitter van het Actuarieel Genootschap.

Het Financieel Toetsingskader (FTK) is sinds 2007 van toepassing op pensioenfondsen. Pensioenverplichtingen en beleggingen van pensioenfondsen worden sindsdien op de actuele marktwaarde vastgesteld. Bij het waarderen op marktwaarde van de pensioenverplichtingen nemen de (actuele) marktrente en de sterftetafels een meer prominente plaats in. Wat is de invloed van marktwaardering in het pensioenakkoord1 op de solidariteit tussen jongeren en ouderen in een pensioenregeling? In dit artikel gaan wij nader in op deze vraag. Daarnaast komen enkele andere aspecten als innovatie en communicatie aan de orde, waaruit blijkt hoe interessant het onderwerp ‘pensioen’ is geworden.

Page 16: Actuariaatcongres Magazine 2012

14 AENORM SPECIAL April 2012

Invloed op solidariteit

De genoemde drie factoren hebben er onder andere toe geleid dat men zich afvraagt of ons pensioenstelsel toekomstbestendig is. Zijn de pensioenen onder de huidige omstandigheden nog betaalbaar? De kosten van de pensioenregelingen worden immers vaak collectief gedragen en de risico’s via solidariteit gedeeld. Daarbij wordt in dit kader met name gedacht aan de beleggingsrisico’s en de langleven risico’s. Genoemde risico’s worden vaak gedeeld door alle gepensioneerden en (ex-)deelnemers (actieve deelnemers en slapers) van een pensioenfonds. Het kan zelfs voorkomen dat de risico’s verdeeld worden over verschillende generaties.

Om ons pensioenstelsel duurzaam en de kosten voorspelbaar te maken, is recent een pensioenakkoord gesloten tussen sociale partners en overheid. Het akkoord heeft veel voeten in de aarde gehad. Als uitkomst is in het pensioenakkoord de hoogte van het pensioen afhankelijk van de beschikbare financiële middelen. Deze middelen zijn het resultaat van een stabiele premie en beleggingsresultaten. De nieuwe pensioenen zijn voorwaardelijk van aard, wat inhoudt dat winsten en verliezen, die gedurende de looptijd optreden, via een aanpassingsmechanisme worden verdeeld over de opgebouwde pensioenen.

Dat wil zeggen dat pensioenen kunnen worden verhoogd of verlaagd. Er is hierbij wel sprake van een reële en loongerelateerde pensioenambitie (zogenoemde ‘zachte rechten’ = pensioenen die mee ademen met de algemene economische ontwikkelingen en de gezondheid van het pensioenfonds).

Waardering bepalend voor eerlijkheids-principe

Er zijn meerdere methodieken bekend om zachte rechten te waarderen. In het pensioenakkoord wordt vooralsnog uitgegaan van een gemiddeld verwacht reëel rendement (verwacht nominaal rendement gecorrigeerd voor inflatie). Dit kan leiden tot een hogere rekenrente om de verplichtingen te waarderen, als de grenzen van wat maximaal is toegestaan, worden opgezocht. Als andere uiterste, genoemd volgens critici van eerder genoemde methode, is de huidige door DNB gepubliceerde swapcurve (risicovrije curve). Hierbij gaat het er niet om dat risicoloos wordt belegd. Integendeel, beleggingen moeten dusdanig vorm krijgen dat er een balans is tussen verwacht extra en minimum pensioenresultaat, in lijn met gecreëerde verwachtingen. Op basis van deze swapcurve wordt meer recht gedaan aan het eerlijkheidsprincipe: voorzichtig met te veel geven aan gepensioneerden en bescheiden afnemen van jongere generaties (actieven). Literatuuronderzoek wijst uit dat de effecten van oneerlijke verdeling van pensioenvermogen behoorlijk kunnen oplopen van de ene groep (actieve, 55-minners) naar de andere groep (ouderen 55-plussers). Waarderingsbeleid bepaalt of er sprake is van een eerlijke verdeling tussen generaties. Hiermee dient dus rekening te worden gehouden.

Zijn de pensioenen onder de huidige

omstandigheden nog betaalbaar?

Figuur 1 Dekkingsgraad Pensioenfondsen Bron DNB

Page 17: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 15

Communicatie wordt nog belangrijker

In het pensioenakkoord moeten we veel meer dan voorheen denken vanuit de belangen van de gepensioneerden en (ex-)deelnemers, omdat de risico’s meer bij hen terecht komen. Explicieter dan in het verleden zullen gepensioneerden en (ex-)deelnemers worden geconfronteerd met mee- en tegenvallers. Pensioenfondsen moeten oppassen om niet in de verleiding te komen om hoge ambities te communiceren, terwijl er gelijktijdig een groot risico is, dat die ambities niet worden gehaald. Dit kan een bron zijn voor een verwachtingskloof. Daarom is op risico gebaseerde communicatie naar (ex-)deelnemers en gepensioneerden een must.

Een manier waarop (ex-)deelnemers hiermee kunnen omgaan is door zich op een systematische wijze te verdiepen in hun pensioenen. Het is eerst belangrijk om een overzicht te krijgen van alle pensioenrechten. Dit biedt inzicht in het mogelijke inkomen op de pensioendatum. Afhankelijk van de behoefte dan, kan de keuze worden gemaakt om iets extra’s te doen. Dit kan leiden tot een actie om extra financiële middelen apart te leggen die voorzien in de toekomstige behoefte. Er dient jaarlijks geëvalueerd te worden of de verwachtingen uitkomen.

Innovatie

Vanuit Brussel klinkt de roep om pensioenhervormingen. In relatie tot de toenemende druk op solidariteit is het belangrijk dat we ‘out of the box’ denken om te komen met nieuwe ideeën om ons pensioenstelsel duurzaam en de kosten voorspelbaar te maken. Daarbij kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan een leeftijdsafhankelijk risicoprofiel van deelnemers van een pensioenfonds. Explicitering van leeftijdsdifferentiatie in termen van risicoprofiel van aanspraken zal hierdoor toenemen. Juist in een pensioenstelsel waarin meer ruimte is voor het nemen van risico is explicitering hiervan belangrijk.

Een andere mogelijkheid is bijvoorbeeld om een pensioentoezegging te hebben, die na ingang bijvoorbeeld de eerste 10 jaar stijgt met een voorwaardelijke indexatie en daarna (nominaal) constant blijft. De ervaring leert namelijk dat gepensioneerden op latere leeftijd vaak aan minder pensioen genoeg hebben.

Ook andere uitvoeringsvormen, een combinatie van ‘harde’ en ’zachte’ pensioenrechten te financieren uit een stabiele premie en het laten vervallen van het afkoopverbod bij pensioeningang kunnen elementen van discussie zijn om te komen tot een houdbaar en financierbaar toekomstbestendig pensioenstelsel.

Conclusie

We kunnen concluderen dat we in een zeer interessante ‘pensioentijd’ leven. Hoewel we een goed pensioensysteem hebben, moeten we (nog meer) maatregelen nemen om dit systeem duurzaam en de premie stabiel te maken. Er is een trend waarneembaar dat de risico’s meer verschuiven naar werknemers. In het kader van solidariteit tussen jong en oud is het de vraag welke keuzes gemaakt moeten worden om deze risico’s te expliciteren en op een zo eerlijk mogelijke manier te verdelen tussen gepensioneerden en (ex-)deelnemers. De risico’s zullen ook veel explicieter inzichtelijk gemaakt en gecommuniceerd moeten worden. ‘Out of the box’ denken en innovatieve oplossingen zijn hierbij onontbeerlijk. Kortom, meer dan ooit zijn pensioenen interessant en staan in de belangstelling van jong en oud.

Vanuit Brussel klinkt de roep om

pensioenhervormingen

Het is eerst belangrijk een overzicht te krijgen van

alle pensioenrechten

Page 18: Actuariaatcongres Magazine 2012

netspar: network for creating high-quality solutions to aging-related issues

Netspar, Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement is a network connecting two main groups: pension practice and

pension science. Netspar endeavors to bring the pension debate to

a high level of sophistication and to create high-quality solutions

for present and future challenges with respect to an aging society.

Would you like to join the Netspar network? Check the website for

our partners in science and practice: www.netspar.nl

reconciling short-term risks and

long-term goals for retirement provisions

This Netspar Research Theme aims to provide a scientific framework for the

difficult decisions that must be made by insurance companies and pension funds

in the wake of the financial crisis. To do so, researchers from the universities of

Amsterdam, Tilburg and Twente cooperate with partners in pension funds and

insurance companies while working on subthemes such as longevity risk, solvency

requirements, the use of derivatives, illiquid assets, contract design and risk

measurement.

Page 19: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 17

In 2000 waren er nog circa 1000 pensioenfondsen, anno 2012 zijn het er bijna 500 waarvan circa 100 in toestand van liquidatie, en de verwachting is dat het er binnen vijf jaar nog maar maximaal vijf zijn. Is dat erg? Ligt er aan voor wie. Het zal een behoorlijke aanslag zijn op de werkgelegenheid in de branche. Niet alleen zijn er minder bestuurders nodig, ook minder adviseurs, beleggingsspecialisten, communicatiedeskundigen, actu- arissen, pensioenjuristen, trainingsbureaus, pensioen- opleidingen, administratiekantoren en pensioen-uitvoerders. Ook studenten van de VSAE dienen hier rekening mee te houden. Maar voor de deelnemer is het niet per se slecht. Hoeveel gildes bestaan er nog? Hoeveel ziekenfondsen? De wereld verandert en wat zich niet weet aan te passen, gaat ten onder. Pensioenfondsen weten zich niet of nauwelijks aan te passen. De kleinere doen vaak wel een dappere poging of worden geliquideerd, maar de grote fondsen trachten juist de realiteit aan hun beleving aan te passen. Dat doen ze op vele manieren.

Bestuursmodellen

Ten eerste blijven ze vasthouden aan bestuursmodellen die een eeuw geleden perfect werkten, toen bijna elke werknemer een blanke man was die de kost won voor zijn gezin, en wel van wieg tot graf bij dezelfde werkgever. En die lid was van een vakbond waar hij zich verbonden wist met zijn collega’s, die aan dezelfde lopende band of anders elders in het bedrijf aan hetzelfde product werkten. Deze tijden zijn voorbij. De gemiddelde duur van een baan is nog geen zeven jaar, circa een op de drie werkenden werkt op een flexibel contract, zij het als zzp-er, als uitzendkracht, als gedetacheerde, als payroller of als nul-uren contractant, en lang niet elke werknemer is meer blank of man. Bedrijfstakpensioenfondsen blijven vasthouden aan het sprookje dat de vakorganisaties die hen besturen representatief zouden zijn voor de deelnemers. Aanpassen aan de realiteit, door de besturen open te stellen voor directe verkiezing bijvoorbeeld, of door plekken te reserveren voor bijvoorbeeld bonden die (nog) niet in het bestuur vertegenwoordigd zijn, stuit op sterke weerstand. Liever houdt men een reeds jaren uitgekauwd betoog over ‘nog beter communiceren’ en ‘jongeren interesseren voor pensioen’.

Van piramide naar pakhuis

Ten tweede blijven de bedrijfstakpensioenfondsen en de vakbonden die ze besturen vasthouden aan de bevolkingspiramide van pakweg 1950: veel jongeren, weinig ouderen, slechts 80.000 respectievelijk 3.600 mensen ouder dan 80 respectievelijk 90, en 7 werkenden op 1 gepensioneerde. In 2050 zal die piramide de vorm hebben van een pakhuis, met circa 1,6 miljoen 80-plussers en ca 300.000 90-plussers, en 2 werkenden op 1 gepensioneerde. Nu zijn onze bedrijfspensioen weliswaar kapitaalgedekt, maar er zijn stevige tekorten, die aangevuld moeten worden door de jongeren. Bovendien verwachten de gepensioneerden hun indexatie. Die moet uit de overrendementen komen, of uit de premie, of niet. Overrendementen zullen er de komende decennia steeds minder zijn, met vergrijsde fondsen in een moeilijke economie. Het komt dus uit de premie of het komt niet. Als het te vaak niet komt, vervalt het bestaansrecht van een pensioenfonds. Waarom de marktverstoring van verplicht afdragen als het product niet beter is dan wat je op de markt kunt krijgen, ja zelfs in veel gevallen aanmerkelijk slechter?

Rente

Ten derde de rente. De rente is van groot belang voor zowel de vermogenskant van de balans als de verplichtingenkant. Aan de vermogenskant is het de rente op staatsobligaties die bijdraagt aan het rendement van het fonds. Aan de verplichtingenkant is het de swaprente waarmee fondsen hun verplichtingen moeten berekenen.Die swaprente staat laag door een aantal oorzaken: veel geld in omloop, de FED zet de drukpersen aan, de ECB probeert de liquiditeit op peil te houden door lage rentes in rekening te brengen bij banken, weinig vertrouwen bij consumenten, de economische vooruitzichten zijn niet erg gunstig. Door deze factoren staat de swaprente

Pensioenfondsen: survival of the fittest?Door: Martin Pikaart, voorzitter Alternatief voor Vakbond en auteur De pensioenmythe

Martin PikaartMartin Pikaart, van huis uit wiskun-dige, is onafhankelijk pensioenstrateeg en medeoprichter van AVV, het Alter-natief voor Vakbond. Namens het AVV heeft hij een jarenlange rechtszaak gevoerd tegen de oneerlijke verdeling van lasten en lusten in de VUT-over-gangsregeling bij het ABP.

Page 20: Actuariaatcongres Magazine 2012

18 AENORM SPECIAL April 2012

laag, en daardoor pakken de toekomstige verplichtingen erg duur uit. Hierdoor worden de toch al aanzienlijke problemen in de pensioensector nog eens verergerd. De grote bedrijfstakpensioenfondsen willen massaal dat De Nederlandsche Bank hun toestaat om de toekomstige verplichtingen anders te berekenen, namelijk met een hogere rente. Hierdoor hoeven ze minder geld te reserveren voor de toekomst en kunnen ze nu meer uitkeren. In de VS wordt deze truc al jarenlang toegepast bij staatspensioenfondsen, met als gevolg dat de meeste hiervan aan de rand van een faillissement staan.1 Ook Griekenland heeft zich bediend van soortgelijke trucs om de Euro te bemachtigen. Op het moment van schrijven is nog onduidelijk in hoeverre de lobby van de bedrijfstakfondsen succesvol zal zijn.

De realiteit is dat de rente al twintig jaar daalt, en de situatie in Japan, waar de rente al ruim een decennium heel laag staat, laat zien dat de lobbykreet ‘de rente gaat snel weer stijgen’ op koffiedik-kijken berust. Bovendien roepen de bedrijfstakpensioenfondsen dit al jaren.2 Berekeningen geven aan dat door deze truc jongeren tientallen procenten pensioen gaan inleveren.3

Verplichtstelling

Ten vierde de verplichtstelling. Ons hele pensioensysteem hangt af van de verplichtstelling. Zolang de verplichtstelling in de huidige vorm overeind blijft, is het onmogelijk een duurzaam en solidair pensioenstelsel te creëren. Andersom, als we overgaan naar een duurzaam en solidair stelsel, moet de verplichtstelling eraf. Dit besef lijkt niet door te dringen bij de vakbonden die de dienst uitmaken in de bedrijfstakpensioenfondsen. Hierdoor gaan alle plannen voor het omgooien van het stelsel (want zo kun je het pensioenakkoord het beste noemen) uit van de verkeerde aanname. Tot nu toe is de verplichtstelling enkele malen rechterlijk getoetst, tot aan de hoogste rechterlijke instanties toe.4 De verplichtstelling staat nog steeds, op grond van de solidariteit die in de regeling zit. Hiermee begeeft ons pensioenstelsel zich op flinterdun ijs. De solidariteit wordt namelijk niet beleefd door de

deelnemers. Wie wil er omgekeerde solidariteit van arm naar rijk? Hoeveel mensen willen er solidariteit van alleenstaand naar gehuwd? En dan de mate van solidariteit. De bruto replacement rate van werknemers die anno 2010 met pensioen gaan is ruim 85%, onder meer door riante regelingen, lange dienstverbanden en doorgeschoven VUT regeling. Voor degenen die nu de arbeidsmarkt opgaan, is de verwachting veeleer een replacement rate van rond de 50%, vanaf hun 70ste in plaats van hun 65ste (of veel eerder), waarvoor ze een veel hogere premie gaan betalen dan de afgelopen twintig jaar werd geheven. Wie vindt dit nog solidair? De eerstvolgende die de verplichtstelling aanvecht, heeft grote kans dat gevecht te winnen.

Communicatie

Ten vijfde de communicatie. Vakbonden en bedrijfstak-pensioenfondsen gaan ervan uit dat de deelnemer nog steeds de gezagsgetrouwe wederopbouwer is, die alleen maar graag wil horen dat het wel weer goed komt. Een voorbeeld. Mark Visch, voorzitter van de NVJ (Nederlandse Vereniging van Journalisten) en tevens qq bestuurder van bedrijfstakpensioenfonds PNO Media voor de media, dat al jaren een van de laagste dekkingsgraden heeft, wordt in juli 2011 geïnterviewd5 over de stand van zaken bij PNO Media. Op dat moment is de dekkingsgraad van PNO Media net eventjes boven de minimale door DNB geëiste ondergrens van 105%. Door de afhankelijkheid van de financiële markten schommelt een dekkingsgraad namelijk aldoor. Visch zegt dan, dat de indexatie weer in zicht komt. Elke deskundige weet dan, dat PNO Media niet zal ontkomen aan korten, en sterker nog, dat de korting bij ongewijzigd beleid in de ordegrootte van 20% zal moeten zijn. De uitspraak van Visch is weliswaar aantoonbare en klinkklare onzin, maar daarmee wel representatief voor de standaard communicatie van bedrijfstakfondsen.

Regeling en risico’s

Ten zesde de regeling en de erbij behorende risico’s. De standaard pensioenregeling is nog steeds een papieren construct. De gedachte erachter is dat de deelnemer een toezegging krijgt. Die toezegging moet over 40 tot 60 jaar waargemaakt worden. Er is nooit expliciet gemaakt wie de risico loopt. Men ging er stilzwijgend van uit dat de werkgever wel bij zou storten, of dat een kleine premieverhoging voldoende zou zijn, of dat de

De lobbykreet ‘de rente gaat snel weer stijgen’

berust op koffiedik-kijken

1 Zie bv A Gold Plate Burden, The economist, 14 oktober 2010. 2 Zie bv ABP Jaarverslag 2002, p. 35 “de huidige renteniveaus (nl 5 %, MP) zijn al zeer laag”3 Zie bv De impact van een niet-risicovrije disconteringsvoet op de verdeling van een collectief vermogen tussen generaties, Th. Kocken, http://www.cardano.com/cms/upload/File/De%20impact%20van%20een%20niet-risicovrije%20 disconteringsvoet%20op%20generaties%20-%20_Prof%20dr%20Theo%20Kocken.pdf4 Bv de zaken Albany, Drijvende bokken, en Pavlov. 5 Spreekbuis, juli 2011.

Page 21: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 19

rendementen wel weer zouden aantrekken, of dat de overheid de regels wel zou aanpassen, of ... Kortom, een situatie die vergelijkbaar is met de die van de grote Amerikaanse zakenbanken: als het fout gaat, worden we wel gered door Uncle Sam. Maar helaas, Bruin -de Nederlandse Uncle Sam- kan dit niet meer trekken. Een klein voorbeeldje. Kijk bijvoorbeeld naar DNB, en nu niet als toezichthouder, maar als werkgever. Het jaarverslag vermeldt niet wat de loonsom is, maar aan (het bredere begrip) personeelskosten betaalt DNB circa 180 miljoen per jaar.6 De premie (als percentage van de grondslag) ligt boven de 30%, en komt neer op circa 40 miljoen. De dekkingsgraad ultimo 2011 ligt circa 5 procentpunt te laag, bij een pensioenvermogen van grofweg 1 miljard. Zou DNB (de toezichthouder) niet hebben aangegeven dat het pensioenfonds DNB met een uitgesmeerde rente mag werken en zou minister Donner de hersteltermijn niet hebben opgerekt, dan zou DNB (de werkgever) dus die 5 procentpunt moeten bijleggen, zeg even 50 miljoen. Meer dan een verdubbeling van de toch al zeer hoge premie. Op de totale kosten van 318 miljoen een verhoging van de kosten van ruim 15%. En met het grote risico dat zich dit spel de komende decennia meermaals gaat herhalen. Nu kan DNB als overheidsorgaan moeilijk failliet gaan, maar analoge rekenplaatjes voor Nederland laten zien dat het afwentelen van risico’s op werkgevers in de meeste gevallen faillissementen tot gevolg zal hebben. ECN heeft recent al een persbericht de wereld in gestuurd waarin het zegt te vrezen voor een faillissement nu de gepensioneerden van ECN een rechtszaak hebben gewonnen en met terugwerkende kracht hun indexatie kunnen opeisen. De overheid als risico-drager (een lang gekoesterde wens van de SP en sinds kort van PVV) klinkt mooi, maar schuift de kosten door naar de belastingbetaler en is dus een vestzak-broekzak operatie.

Conclusie

Er zit niets anders op dan te concluderen dat de deelnemer de grootste risicodrager is in het hele verhaal. Dat hoeft niet erg te zijn. Op te beginnen hebben we de AOW als basisinkomen op de oude dag. Bovendien kan het risico natuurlijk beperkt worden, door genoegen te nemen met een lager renderende en minder risicovolle beleggingen. Met het nemen van een hypotheek gaat het niet anders: de deelnemer kan een eenvoudige vorm nemen waar hij misschien niet optimaal profiteert van mogelijke tijdelijke trucs, of hij kan voor meer risico kiezen. Ook kunnen de pensioenrekeningen individueel toegekend worden, waardoor het plunderen van pensioengeld ook niet meer mogelijk is. Tenslotte zit er niets anders op dan langer door te werken.

Slotperspectief

Ik pleit ervoor om de pensioen aan te passen aan de realiteit in plaats van andersom. We moeten afscheid nemen van de droom van het Zwitserleven pensioen, waar de nog topfitte mens zijn laatste levensdecennia slijt in een luxe hangmat aan een zonovergoten strand, met een cocktail binnen handbereik. Die droom was gebaseerd op een toevallige samenloop van omstandigheden, zoals de aanwezigheid van een van ‘s werelds grootste aardgasvelden onder een van ‘s werelds kleinste landjes, de beurzen die vanaf 1980 skyhigh gingen waar de Nederlandse financiële sector (sowieso het waterhoofd van onze economie) enorm van profiteerde, een kloeke bevolkingspiramide en een zacht fiscaal klimaat waardoor multinationals de belasting over hun winsten in bijvoorbeeld Nigeria, de Filippijnen en Argentinië via hun brievenbus-hoofdkantoor in Amsterdam graag hier te lande betalen. Solidariteit van arm naar rijk, het lijkt verdorie de pensioensector wel. Een eerste stapje hiertoe is genomen in het pensioenakkoord: de AOW-leeftijd wordt op den duur gekoppeld aan de gemiddelde levensverwachting. Dat is hard nodig om onze sociale zekerheid de kans te geven betaalbaar te blijven. Als Drees dit meteen bij de introductie van de AOW had gedaan, lag de AOW-leeftijd nu al royaal boven de 70. Als Drees niet de AOW-leeftijd als ijkpunt had genomen maar de betaalbaarheidsratio (het aantal premiebetalers ten opzichte van het aantal uitkeringsgerechtigden), dan lag de AOW-leeftijd nu al op 80. In de realiteit ligt - doordat het geld hier tegen de plinten klotste - de uittreedleeftijd al twee decennia rond de 60, en stijgt die pas sinds twee, drie jaar, tot nu 62. De oneerlijkheid door het koesteren van de ‘verworven rechten’ door de vergrijsde vakbonden laat zich nu al voelen in de maatschappij, met als gevolg een verharding in de strijd om de pot met geld. Ik pleit er tevens voor dat we een duurzaam pensioenstelsel invoeren. Dat zal transparant. eenvoudig en veel individueler moeten zijn. Waarbij mensen zelf begrijpen wat ze doen en wat de mogelijke consequenties zijn. Laat de overheid elke werkende verplichten een bepaald percentage, zeg 10%, van zijn inkomen opzij te zetten voor later. De overheid kan dan tevens middels accreditatie bepalen welke instellingen toelaatbaar zijn om dat pensioengeld te stallen. Werkenden kiezen een instelling en kunnen desgewenst overstappen naar een andere. Het beleggen wordt collectief gedaan door professionals, en de besturen van deze instellingen leggen verantwoording af aan hun klanten. Die echter wel heel wat langer zullen moeten doorwerken. Leuker kunnen we het niet maken, wel eenvoudiger, en eerlijker.

6 Jaarverslagen DNB 2010 en Pensioenfonds DNB 2010

Page 22: Actuariaatcongres Magazine 2012

Werken bij MN

MN is met regelmaat op zoek naar nieuwe collega’s. Klant- en resultaatgerichte professionals, net zo ambitieus als wij.

Al tientallen jaren is MN toonaangevend in institutioneel vermogensbeheer en pensioenuitvoering. En het kan hard gaan bij MN; in de afgelopen vijf jaar steeg ons beheerd vermogen van 18 naar maar liefst 70 miljard euro. Met 1000 medewerkers voeren we ook de pensioenadministratie uit voor ruim 2 miljoen Nederlanders en meer dan 35.000 werkgevers.

MN is in Nederland de snelst groeiende beheerder van institutioneel vermogen

en een van de grotere ona� ankelijke uitvoerders van vermogensbeheer en pensioenadministratie. Je vindt ons in Den Haag, Amsterdam en Londen.

Instappen en met ons meegroeien?Werken bij MN gaat verder dan een goed salaris; we bieden je een uitdagende werkomgeving met eigen verantwoorde-lijkheden en mogelijkheden om snel een persoonlijke groei door te maken.

Jaarlijks nemen wij voor diverse businessunits ook startende academici aan. Houd onze website in de gaten voor onze vacatures.

www.mn.nl

Page 23: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 21

Financiële problemen

Veel pensioenfondsen zijn eind 2008 door de kredietcrisis in de financiële problemen gekomen. Toch zijn deze problemen niet alleen toe te wijzen aan de kredietcrisis. Het is ook een resultante van een aantal trends. Pensioenfondsen zijn over de afgelopen decennia steeds afhankelijker geworden van financiële markten. Pensioenfondsen kozen in de jaren ‘90 bewust voor een ander risicoprofiel om de kansen op indexatie te vergroten. Door meer te beleggen in zakelijke waarden zijn niet alleen de opwaartse, maar ook de neerwaartse risico’s toegenomen. Dit uit zich via flinke schommelingen in de rendementssfeer. Gelijktijdig is het vermogen om deze schommelingen op te vangen afgenomen. Door de trendmatige daling van de rente en de alsmaar stijgende levensverwachting zijn de buffers van de fondsen door de jaren heen uitgehold. Zo zorgt de in het afgelopen decennium toegenomen levensverwachting voor een continue stijging van de pensioenverplichtingen. Niet alleen nieuwe generaties hebben een hogere levensverwachting, ook de levensverwachting van de huidige deelnemers en pensioengerechtigden stijgt. Dit leidt tot structureel hogere pensioenpremies voor de nieuwe pensioenopbouw.

Naast de stijgende levensverwachting leidde ook de trendmatige daling van de rente tot een stijging van de marktwaarde van de verplichtingen. Daar tegenover staat dat premieverhogingen en bijstortingen slechts beperkte herstelkracht bieden. Schokken in de beleggingsresultaten of in de pensioenverplichtingen moeten door steeds minder werkende mensen worden opgevangen, waardoor de hefboom waarmee schokken in de premies doorwerken groter wordt. Door de vergrijzing wordt deze hefboom in de toekomst bijna tweemaal zo groot.2 Werkgevers trekken zich mede daardoor terug als risicodrager. Zij willen en kunnen tekorten veelal niet langer door middel van bijstortingen aanvullen. Ook aanpassingen in accountancyregels spelen daarbij een rol. Daarmee blijft het korten op de aanspraken en rechten van deelnemers als laatste sturingsmechanisme over.

Maatregelen vanwege de uitzonderlijke economische situatie

Het korten op pensioenaanspraken en –uitkeringen is een ultimum remedium. Het inzetten van deze drastische maatregel vraagt uiterste zorgvuldigheid. Het huidige toetsingskader, het FTK, bevat verschillende elementen die korte termijnreacties en ingrijpende maatregelen beogen te voorkomen. De belangrijkste vormen de hersteltermijnen die mogen worden toegepast bij een reserve- of dekkingstekort. Doordat aanpassingen in premie en indexatie mogen worden uitgesmeerd in de tijd worden schoksgewijze mutaties zoveel mogelijk vermeden. Op die manier kan ook worden bezien of er wellicht sprake is van een tijdelijke economische verstoring. Beurskoersen kunnen immers weer snel aantrekken of de rente kan weer oplopen.

Kiezen en DelenDoor: Mr. A.J. Kellermann*

Ruim 100 pensioenfondsen hebben aangekondigd volgend jaar te moeten korten als hun financiële situatie niet verbetert. Ongeveer 7,5 miljoen actieve deelnemers, gepensioneerden en zogenoemde slapers1 worden daardoor met een mogelijke korting geconfronteerd. Gemiddeld gaat het daarbij om een korting van 2,3 %.Het (voor)nemen tot deze maatregel is uniek binnen de historie van de Nederlandse fondsen. Nooit eerder moesten fondsen op zo’n schaal deze ingrijpende maatregel aankondigen. Hoe zijn fondsen in deze situatie terecht gekomen? Welke maatregelen zijn sinds de kredietcrisis genomen vanwege de uitzonderlijke economische situatie? Waarom is korten in sommige situaties nodig? En welke structurele oplossingen zijn mogelijk?

Mr. A.J. Kellermann Joanne Kellermann is sinds 2007 als DNB-directeur verantwoordelijk voor het toezicht op pensioenfondsen en verzekeraars. Zij trad in 2005 in dienst van DNB, als General Counsel en directeur Juridische Zaken. Daarvoor was zij werkzaam als advocaat, onder meer als foreign associate in New York en als hoofd van de financiële praktijk van NautaDutilh in Londen.

* Met dank aan Margreet Schuit, economisch/juridisch medewerker van DNB, voor haar medewerking aan dit artikel.1 Pensioendeelnemers die van werkgever zijn gewisseld en hun pensioen niet hebben overgedragen kunnen meerdere keren zijn meegeteld2 Zie Ed Westerhout, Martijn van de Ven, Casper van Ewijk en Nick Draper, Naar een schokbestendig pensioenstelsel, CPB 2004, blz. 12.

Page 24: Actuariaatcongres Magazine 2012

22 AENORM SPECIAL April 2012

Verlengen hersteltermijn en een wachttijd van één jaar

In dit kader kan ook de beslissing van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2009 worden gezien. Vanwege de uitzonderlijke economische situatie als gevolg van de kredietcrisis heeft hij de hersteltermijn van een dekkingstekort van drie naar vijf jaar verlengd. Pensioenfondsen die gebruik maakten van deze verlengde hersteltermijn moesten daarbij aangeven welke aanvullende maatregelen zij kunnen nemen als tijdens de looptijd van het herstelplan blijkt dat het fonds niet op tijd herstelt. Daarnaast moeten zij elk jaar over de voortgang van hun herstelplan rapporteren aan DNB.

Uit deze evaluatie moet blijken dat het fonds nog steeds op tijd kan herstellen. Dat wil zeggen dat er nog steeds sprake is van een concreet en haalbaar herstelplan. Concreet en haalbaar houdt in dat het minimum vereist eigen vermogen (MVEV) binnen de gestelde hersteltermijn naar verwachting wordt bereikt. Als bij de jaarlijkse evaluatie blijkt dat het fonds aan het einde van de looptijd niet naar verwachting is hersteld, dan moeten de eerder in het plan opgenomen aanvullende maatregelen worden ingezet. Deze maatregelen moeten er voor zorgen dat het fonds opnieuw op een haalbaar herstelpad uitkomt. Als de aanvullende maatregel het doorvoeren van een korting inhoudt, hebben pensioenfondsen een wachttijd van één jaar. Een fonds kan deze korting eerst aankondigen en pas bij het uitblijven van herstel na een jaar doorvoeren. De feitelijke doorvoering van een korting is daardoor niet gebaseerd op één momentopname, maar afhankelijk van de situatie van twee meetmomenten. Bovendien is de feitelijke korting die een fonds moet doorvoeren nooit hoger dan het kortingsvoornemen dat op basis van het eerste meetmoment is gemaakt. Dit beperkt de volatiliteit van deze beleidsreactie en voorkomt dat er te veel wordt gestuurd op korte-termijnontwikkelingen.

Maximering van de korting

Vanwege de verdere verdieping van de schuldencrisis in 2011 moeten, zoals hiervoor aangegeven, ruim 100 fondsen een pensioenkorting aankondigen. Als de financiële positie in 2012 niet verbetert, moeten deze fondsen per 1 april 2013 de aangekondigde kortingen toepassen om binnen de wettelijke hersteltermijn tijdig de minimaal vereiste dekkingsgraad van 105% te bereiken.

Omdat de definitieve hoogte van de kortingen nog lang onzeker zal blijven, betekent dit voor gepensioneerden en deelnemers langdurige onzekerheid over mogelijk grote inkomenseffecten. Gezien de uitzonderlijke marktomstandigheden en met het oog op macro-economische effecten hiervan heeft DNB, in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), besloten dat pensioenfondsen in beginsel de per 1 april 2013 door te voeren korting mogen maximeren op 7%. Als een lagere korting noodzakelijk is, dan geldt uiteraard dit lagere percentage. Uitstel van hoge kortingen geeft fondsbesturen meer tijd voor een evenwichtige belangenafweging en besluitvorming. De betrokken gepensioneerden en deelnemers hebben hierdoor meer

tijd om te anticiperen op de verwachte daling van hun pensioenrechten en aanspraken. Van de 34 fondsen die meer dan 7% moeten korten, hebben 15 fondsen aangegeven van deze mogelijkheid tot maximering gebruik te willen maken.

Middeling RTS

Naast het bieden van de mogelijkheid de korting te maximeren heeft DNB eveneens besloten een correctie toe te passen op de rentetermijnstructuur per ultimo 2011. De uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten maken dit besluit noodzakelijk. Gelet op de uitzonderlijke marktomstandigheden en de gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er bovendien te veel onzekerheid over de vraag of op de interbancaire swapmarkt op 30 december 2011 een juiste prijsvorming heeft plaatsgevonden. DNB heeft daarom besloten een correctie toe te passen door de curve voor ultimo december te baseren op een driemaandsgemiddelde, door het gemiddelde te berekenen van de rentetermijnstructuur van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. Deze aangepaste RTS moet door pensioenfondsen onder meer worden gebruikt voor de vaststelling van hun verplichtingen per ultimo 2011.

De feitelijke doorvoering van een korting is daardoor niet gebaseerd op één momentopname, maar afhankelijk van

de situatie van twee meetmomenten

Page 25: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 23

Adempauze premiedekkingsgraad

Omdat de Pensioenwet voorschrijft dat tijdens een dekkingstekort de risico’s voor de deelnemer niet mogen toenemen, is het niet toegestaan een premie te heffen die onvoldoende bijdraagt aan herstel. De premiedekkingsgraad moet daarom bij een dekkingstekort minimaal circa 105% zijn. In de huidige economische omstandigheden zou dit voor een aantal pensioenfondsen met een dekkingstekort noodzakelijkerwijs leiden tot een forse premiestijging. DNB achtte het in het belang van betrokkenen dat pensioenfondsen enige tijd krijgen om de financiële opzet van het pensioenfonds te verbeteren, zodat blijvend aan de minimale eis van de premiedekkingsgraad kan worden voldaan, ook als een fonds een dekkingstekort heeft. DNB biedt daarom pensioenfondsen, die voor de premiestelling voor het jaar 2012 niet voldoen aan de eis dat de premie tijdens een dekkingstekort moet bijdragen aan herstel, een adempauze aan. Ze krijgen één jaar de tijd om te zorgen voor een sluitende financiële opzet. De wettelijke eisen aan de kostendekkende premie blijven daarbij onverminderd van kracht. Voor de fondsen die geen gebruik maken van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen, stijgt de kostendempende premie als gevolg van een toename van de kosten voor de inkoop van de pensioenverplichtingen daarom wel. Dat kan betekenen dat in dat geval ook de feitelijke te heffen premie moet stijgen. De mogelijkheid om gebruik te maken van een adempauze staat niet open voor pensioenfondsen die vorig jaar al gebruik hebben gemaakt van een adempauze. De financiële opzet van deze pensioenfondsen moet voor de premiestelling 2012 al sluitend zijn. Indien zij een dekkingstekort hebben moet hun premie al in 2012 bijdragen aan herstel. De adempauze staat ook niet open voor pensioenfondsen die in 2012 een korting moeten doorvoeren. Een premie die niet bijdraagt aan herstel past immers niet bij de wettelijke eis dat alvorens tot korten wordt overgegaan alle sturingsinstrumenten maximaal moeten worden ingezet.

Evenwichtige belangenafweging

Ondanks bovenstaande maatregelen blijven veel fondsen achter op hun herstelpad. Hoe kan daarmee worden omgegaan? Hoe verdeel je in dat geval een tekort eerlijk tussen ouderen en jongeren? Is een korting wel rechtvaardig? Langdurige onderdekking betekent een onevenredige afwenteling van de lasten en risico’s op jongere en toekomstige generaties. Zij betalen langer een hogere premie, ontvangen langer geen indexatie en lopen een grotere kans dat hun aanspraken in de toekomst (verder) worden gekort. Als er geen maatregelen worden getroffen, komt de rekening onevenredig bij de jongeren terecht en wordt de continuïteit van het pensioenstelsel

op het spel gezet. Als premieverhogingen en bijstortingen zijn uitgesloten, is op enig moment het korten van de pensioenrechten en -uitkeringen noodzakelijk. Daarmee wordt de pijn eerlijk verdeeld en is de continuïteit van het pensioenfonds beter gewaarborgd.

Een voorbeeld maakt dit inzichtelijk. Neem het volgende fonds. De verplichtingen lopen van 2010 tot en met 2100 en hebben een duration – een maat voor de rijpheid – van 18 jaar. Verder is de waarde van de activa 24 miljard euro, is de omvang van de technische voorziening 30 miljard euro en bedraagt de uitkering in het komende jaar 1 miljard euro. De actuele dekkingsgraad is 80 procent. Toepassing van marktwaardering laat op objectieve wijze zien dat de aanspraken van alle deelnemers op papier met 20 procent zijn gekort. Immers als het pensioenfonds op dit moment de bezittingen rechtevenredig moet verdelen, dan is er geen andere keus dan een korting van 20 procent toe te passen. Voor de helderheid zien we in de verdere analyse af van nieuwe opbouw en van de onzekerheid omtrent het verloop van de dekkingsgraad. Stel nu dat het fonds ondanks de dekkingsgraad van 80 procent de volledige uitkering van 1 miljard euro doet. Hierdoor keert het (1 – 0,8) x 1 miljard= 200 miljoen euro uit aan de gepensioneerden waar geen middelen tegenover staan. Om deze extra uitkering van 200 miljoen via de premie te compenseren, moet deze met ongeveer 20 procent stijgen. Het is ook mogelijk om de extra uitkering te ‘corrigeren’ via een verlaging van alle resterende aanspraken, die over de gehele periode 2011 – 2100 tot uitkering komen. Die verlaging is 0,7 procent. Naarmate het fonds langer doorgaat met het volledig doorbetalen van de pensioenen worden pensioenaanspraken van de deelnemers die achter in de rij staan verder aangetast. Overigens zijn de genoemde percentages alleen voldoende om de dekkingsgraad constant te houden. Als het fonds op een haalbaar herstelpad uit wil komen moet het een veel hogere premiestijging of groter kortingspercentage toepassen (vergelijk de gemiddelde korting van 2,3% die fondsen moeten hanteren om weer op een haalbaar herstelpad uit te komen).

Langdurige onderdekking betekent een onevenredige afwenteling van de lasten en risico’s op jongere en

toekomstige generaties

Page 26: Actuariaatcongres Magazine 2012

24 AENORM SPECIAL April 2012

De consequenties van doorbetalen in onderdekking worden overigens sterk door de ouderdom (rijpheid) van fondsen beïnvloed. Bij een rijp fonds komt een groter deel van de pensioenverplichtingen al op korte termijn tot uitbetaling. Doorbetalen resulteert dan in een sterkere verslechtering van de dekkingsgraad. Dit kan inzichtelijk worden gemaakt met het eerder beschreven voorbeeldfonds. Stel nu dat de duration van het fonds niet 18 maar 11 jaar is. De benodigde korting om de daling van dekkingsgraad te herstellen is dan niet meer 0,7, maar 1,6 procent. Dit is meer dan een verdubbeling. Bovendien is de veronderstelde afwezigheid van het premie-instrument bij dit fonds waarheidsgetrouwer doordat het fonds ouder is. Zonder een werkgever die bijstort, blijft alleen korten nog over. Ook het verwachte beleggingsrendement is immers op enig moment niet meer voldoende om de uitbetaling van niet-gedekte pensioenen te corrigeren, laat staan herstel van de dekkingsgraad te realiseren. Het verwachte herstelpad laat dan – bij blijvend doorbetalen tijdens onderdekking – een neerwaartse spiraal zien. Het fonds wordt dan de bekende sinking giant, zelfs zonder dat met het risico van een slecht scenario rekening is gehouden.3

Naar een structurele oplossing

Zonder aanpassingen is het huidige pensioenstelsel onhoudbaar. Als verdere premiestijgingen zijn uit-gesloten, zoals in het pensioenakkoord door werkgevers- en werknemersorganisaties is opgenomen, moeten de kosten van de stijging in de levensverwachting en de schommelingen op de financiële markten op een andere manier worden opgevangen. Er moeten keuzes worden gemaakt om te komen tot een houdbaar stelsel. Sociale partners hebben daarom afspraken gemaakt voor de vormgeving van een nieuw pensioencontract om het probleem van de kosten die samenhangen met de stijgende levensverwachting te kunnen adresseren en heldere afspraken te maken over de verdeling van beleggingsrisico’s. Dat is positief. Het nieuwe contract zorgt echter wel voor een verschuiving van de risico’s en legt deze meer bij de deelnemers. Daarom wordt in het kader van het nieuwe pensioencontract ook wel over zachte verplichtingen gesproken (tegenover de harde verplichtingen in het huidige contract). Vanwege deze zachte verplichtingen is een stevig toezichtkader nodig dat heldere normen stelt aan de financiële opzet en communicatie van pensioenfondsen. Zo zal DNB in de nieuwe toezichtpraktijk concrete handvatten moeten hebben om objectief te kunnen beoordelen of het beleggingsbeleid van fondsen in lijn is met het risicoprofiel dat is vastgelegd in het nieuwe pensioencontract. Bovendien moet met een objectiveerbare en marktconsistente disconteringsvoet worden gerekend. Daarbij is het beleggingsbeleid

voor een juiste waardering niet van belang. Hoewel de verwachte uitkering en het bijbehorende risico tussen zachte en harde verplichtingen verschillen, zijn harde verplichtingen evenveel waard als zachte verplichtingen (100 euro op een spaarrekening is evenveel waard als 100 euro belegd in aandelen). Veranderingen in het beleggingsbeleid maakt een pensioenfonds niet armer of rijker. De hoeveelheid geld verandert immers niet bij aanpassing van het beleggingsbeleid. Het beleggingsbeleid doet daarom voor een juiste waardering niet ter zake, zolang de disconteringscurve en de verwachte uitkeringen maar consistent worden vastgesteld. DNB vindt het vervolgens belangrijk dat alle fondsen met dezelfde rentecurve hun verplichtingen waarderen. Tenslotte zal bij het nieuwe contract vooraf moeten worden getoetst of de reële ambitie op termijn haalbaar is. Daarvoor is een haalbaarheidstoets nodig die voorkomt dat pensioenfondsen verwachtingen wekken over de hoogte van het te verwachten pensioen die niet realistisch zijn en op de lange termijn niet kunnen worden waargemaakt. Ook moet worden voorkomen dat het pensioenresultaat in een slechtweer scenario te ver afwijkt van het geambieerde pensioen. De bestaande tekorten eerlijk delen en daarnaast keuzes maken voor de vormgeving van een nieuw pensioencontract en de inrichting van een stevig toezichtkader. Dat is waar de pensioensector op dit moment voor staat. Het is niet kiezen of delen, maar kiezen en delen.

Referenties

Pensioen in Beweging, De Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht december 2010, blz 33-36.

Eerlijk zullen we alles delen, Dirk Broeders, Margreet Schuit en Richard Venniker, PBM Magazine nr 1 2011. Spelregels evaluatie herstelplannen, Margreet Schuit en Wouter Vinken, PBM Magazine nr 1 2012.

Grijze reuzen staat water aan de lippen, Theo Kocken en Joeri Potters, NPN juni/juli 2010.

3 Zie ook Theo Kocken en Joeri Potters “Grijze reuzen staat water aan de lippen” in npn juni/juli 2010.

Page 27: Actuariaatcongres Magazine 2012

Amsterdam Business School

»Thinking Business«

Actuaris worden? Amsterdam Executive Master-programme in Actuarial Science

De Amsterdam Business School (UvA) biedt een

volledige actuariaat opleiding aan in een goed

studeerbaar format voor werkenden in de

fi nanciële sector.

■ Toelating voor academici met minimaal

BSc econometrie of wiskunde

■ Of instroom na de MSc Actuarial Science &

Mathematical Finance

■ AEMAS premaster op niveau BSc Actuariaat

■ AEMAS Master Actuariaat: volledige

MSc-bul mogelijk

■ AEMAS Postmaster Actuarial Practice Cycle

■ De totale AEMAS is geaccrediteerd door het

Actuarieel Genootschap

Meer informatie, brochure en aanmelden:

www.abs.uva.nl/aemas

Plantage Muidergracht 12 | 1018 TV Amsterdam | T (020) 525 5313 | [email protected]

Fotograaf: Christina Chouchena

Page 28: Actuariaatcongres Magazine 2012

26 AENORM SPECIAL April 2012

Graag willen wij via een interview Angela van Heerwaarden aan u voorstellen. Zij heeft de afgelopen jaren verschillende commissies geholpen met de eerste voorbereidingen voor het Actuariaatcongres.

Waar in het actuariaat liggen uw interesses?

Mijn interesse ligt vooral bij schade-actuariaat waarop ik ook ben gepromoveerd. Drie jaar geleden ben ik met UvA-collega’s het proces gestart om de AEMAS op te richten. Dit is o.a. een post-master opleiding voor Actuariaat studenten. De AEMAS is vooral opgericht voor UvA studenten maar iedereen die een kwantitatieve Bachelor heeft afgerond is welkom.

Wat vindt u van het huidige pensioendebat?

Pensioen Jong versus Oud: ik vind dat er veel gunstige regelingen zijn voor 50-plussers maar niet voor de jongeren. Ik refereer graag naar de Amerikaanse filosoof Rawls, een social contract denker met de theorie over “the veil of ignorance” die ik hier wel van toepassing vind. Het houdt in dat je een stelsel voor inrichting van de samenleving bedenkt zoals die wenselijk is in een situatie waarbij je niet weet of je tot de ‘gelukkigen’ of ‘ongelukkigen’ hoort. Als je een solidair generatiestelsel van te voren opstelt is er geen probleem, omdat iedereen weet dat er een kans was om bij de ‘ongelukkigen’ te komen. Maar als je het stelsel wilt bedenken terwijl je midden in de situatie zit krijg je problemen, omdat mensen dan weten in welke situatie zij zelf zitten. Dit is ook zo met de pensioenen.

En de solidariteit?

Ik vind het zonde als de leeftijdssolidariteit niet houdbaar is. De ouderen hebben te lage premies betaald (blijkt nu), dus ik vind het niet gek dat zij mede gekort worden. De jongeren kunnen tenslotte niet alles gaan betalen.

Denkt u dat het snel goed komt met de pensioenen?

Ik denk dat het nooit echt goed zal komen, er komt altijd weer een nieuwe ramp die je niet had kunnen bedenken. Ik koos eigenlijk voor het schadevak uit ‘liefde’ voor catastrofetheorie. Het is in dat licht natuurlijk wel leuk voor de wetenschap dat er zoveel beweging is binnen de pensioenen.

Wat vindt u van het congres?

Ik word bijna elk jaar geraadpleegd voor het congres. De ene keer voor onderwerpen en dan weer voor sprekers. Ik vind het altijd erg leuk om mee te denken en vind het een erg stoer congres. Er staan altijd goede enthousiaste mensen op het podium, ik vind dat jullie het elk jaar weer erg goed doen.

U bent de laatste jaren erg druk in de weer met de AEMAS. Voor wie is de AEMAS? Is het iets waar de huidige studenten Actuariaat iets aan hebben?

Het Amsterdam Executive Master-programme in Actuarial Science is een parttime programma dat specialisten opleidt in het actuariaat. De eindtermen van de opleiding zorgen ervoor dat men na een succesvolle afronding lid kan van het Actuarieel Genootschap, met de bijbehorende titel Actuaris AG (AAG).

Interview met Angela van Heerwaarden Door: Louana van Dijk en Bas Koolstra

Dr. Angela van Heerwaarden AAG

Angela van Heerwaarden kan maar niet kiezen: na haar studie Actuariaat en promotie in schade-actuariaat aan de UvA heeft ze zeven jaar in de actuariële praktijk gewerkt en daarna bijna zeven jaar weer als docent actuariaat aan de UvA. Sinds 2006 is ze senior manager bij Ernst & Young Actuarissen BV op het gebied van schadeverzekeringen, en daarnaast is ze nu programmadirecteur van de AEMAS aan de UvA. Haar motto: “Onderwijs en praktijk versterken elkaar juist!”

Page 29: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 27

Cursisten van de opleiding hebben een achtergrond in actuariaat, econometrie, wiskunde of hebben een vergelijkbare masteropleiding gedaan. Met een bachelor- of masterdiploma in Actuariële Wetenschappen krijg je direct toegang tot de ‘hogere’ onderdelen van de opleiding.

Hoe ziet het programma eruit?

Het programma van de AEMAS bestaat uit drie onderdelen:

1) Premasterfase2) Intensieve Master3) Actuarial Practice Cycle

Voor deelnemers met een Bachelordiploma Actuariele Wetenschappen volstaan de laatste twee onderdelen en wie al een Masterdiploma Actuarial Sciences & Mathematical Finance heeft hoeft alleen de Actuarial Practice Cycle te doorlopen. In dit programma kunnen werkenden op parttime-basis meedoen met de reguliere actuariaatvakken, en de volledige masteropleiding volgen. De afsluitende postmaster Actuarial Practice Cycle van 30 ECTS is parttime binnen een jaar af te ronden. Bij de roostering van vakken en tentamens wordt rekening gehouden met de financiële jaarcyclus. Zo wordt ervoor gezorgd dat in de maand januari de studiedruk beperkt blijft omdat die voor professionals vaak veel extra werk met zich meebrengen. Instappen kan in september of februari. In de Actuarial Practice vakken maar ook bij veel vakken in de Master wordt aan de hand van praktijk-situaties en cases ingegaan op de niet-technische competenties. Beleidskwesties, maatschappelijke vraagstukken en de actualiteit spelen daarbij een belangrijke rol. We werken in de APC alle competenties van de actuaris AG uit. Na de masteropleiding zit het al goed met alle theoretische kennis die je nodig hebt, in de APC oefenen we praktijksituaties en soft skills. Denk aan oefensessies met productpresentaties, optimaliseren van efficient teamwork, projectmanagement, onaf-hankelijkheid, moeilijke boodschappen presenteren, etc.

U geeft net aan dat er veel aandacht is voor praktische zaken en actuele problematiek. Wat voor actuele vakken staan er nu op het programma rondom het pensioenstelsel, wie geven die vakken en wat wordt er behandeld?

Ik loop ze even allemaal af:1. In de bachelor (en de AEMAS Premasterfase) hebben we Pensioen Actuariaat, met prof. Kuné en praktijkdocent Machiel Koper van KPMG. Ze behandelen de

opbouwregelingen, de financiering en premiestelling, de economische betekenis en de rapportages bij een pensioenfonds. 2. Ook is er het vak Verzekerings- en Pensioenrecht, waarin fiscaal recht en pensioenrecht twee van de zes weken vullen. De belastingwetgeving en de PSW worden daar behandeld door verschillende praktijkjuristen.3. Er is een keuzevak in de Bachelor economie: Economie van de Sociale zekerheid, door professor Philip de Jong. Dit zit niet in het AEMAS curriculum, maar is voor de reguliere studenten interessant. De eerste pijler van het pensioenstelsel, de AOW, is natuurlijk onderdeel van dit vak. 4. Het echte pensioenvak in de master is Caput Financing of Pensions, door Jan Tamerus (UvA en PGGM). Hij behandelt vraagstukken over financiering, solvabiliteit en houdbaarheid van pensioenregelingen. Het vak is elk jaar opnieuw actueel, en gaat nu over het proefschrift van Tamerus en het Pensioenakkoord. 5. Het mastervak Asset Liability Management 1 (en ook 2) behandelt voor verzekeringen en pensioenen het modelleren van marktrisico’s, sterfterisico en solvabiliteitseisen, en dan de koppeling naar hedging en allocatiestrategieën voor activa van een financiële instelling met langetermijnperspectief. Deze vakken worden gegeven door UvA/APG docent JiaJia Cui en door Milliman actuaris Ben Hummel.6. In de postmaster APC gaat module APC3 over pensioenwaarderingen voor ondernemingen. Een onderwerp dat gekoppeld is aan M&A (transacties). Hierin worden boekhoudregels toegepast, maar komen ook alle pensioenvraagstukken bij transacties aan bod, De praktijkdocenten zijn Alexander van Stee en Machiel Koper van KPMG, de softskill docent is Rob van Meurs van de A&O-groep. 7. Tot slot wordt de postmaster APC afgesloten met module APC6 over de actuariële certificering van een pensioenfonds. Hier wordt samengewerkt door praktijk en toezichthouder: Marco van der Winden van PGGM en David Schelhaas van DNB, die de studenten blootstellen aan alle actuele issues die bij de fondsen spelen. Rob van Meurs van A&O-groep traint hier de soft-skills voor slecht nieuws gesprekken en oordeelsvorming. Meerdere praktijkexperts worden ‘ingevlogen’ voor een rollenspel met een pensioenfondsbestuur. Me dunkt dat de pensioenactuaris daarnaast ook nog de kennis over sterftemodellen nodig heeft die wij onder “leven-actuariaat” rekenen. Ik denk dat actualiteit niet het hoofddoel kan zijn van al ons onderwijs, maar in het pensioenvak is het onmogelijk om een boek of syllabus lang te handhaven.

Zien we u op 9 mei op ons congres?

Dat zou ik heel graag willen, maar in mijn agenda staat dat ik de hele dag Solvency II training sta te geven.

Page 30: Actuariaatcongres Magazine 2012
Page 31: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 29

Aanpassingen in de tweede pijler

Het Pensioenakkoord van juni 2011 bevat een aantal voorstellen tot aanpassing van het bestaande pensioencontract in de tweede pijler. Dit betreft allereerst de overstap op een zacht en compleet pensioencontract. Een zacht contract omdat niet langer sprake is van harde, gegarandeerde pensioenaanspraken, maar van aanspraken die mede afhankelijk zijn van de financiële positie van het pensioenfonds. Een compleet contract omdat expliciet is geregeld op welke wijze mee- en tegenvallers in de ontwikkeling van de financiële positie (dekkingsgraad) toegedeeld worden aan de aanspraken van de deelnemers. In een dergelijk contract is het niet opportuun om pensioenaanspraken te waarderen alsof deze risicovrij zijn. Er zijn immers geen garanties meer. Een tweede voorstel in het Pensioenakkoord is om als alternatief voor de nominale rentecurve over te stappen

op een andere wijze van waarderen van de verplichtingen van pensioenfondsen. Een wijze die recht doet aan de voorgestelde aanpassing van de aanspraken. Een derde onderdeel van het Pensioenakkoord betreft premiestabilisatie, waarbij de premie niet meer wordt aangepast voor ontwikkelingen in de financiële positie van het pensioenfonds. Er zijn overigens al pensioenfondsen waarbij een stabiele premie onderdeel is van het huidige beleid. Een vierde onderdeel in het Pensioenakkoord is dat een zacht contract zowel in een nominaal als in een reëel beleidskader kan worden uitgewerkt. Een belangrijke aanpassing is de koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Deze aanpassing is echter in deze analyse buiten beschouwing gelaten. Ook deze aanpassing kan generatie-effecten hebben, maar dit is nog onderwerp van studie.

In het Pensioenakkoord van juni 2011 doen sociale partners voorstellen voor een nieuw pensioencontract. Elk van de voorgestane aanpassingen leidt tot generatie-effecten. De uiteindelijke grootte van de effecten hangt samen met wat onder een bestaand contract dient te worden verstaan. In deze studie wordt hieronder begrepen een geïndexeerde middelloonregeling met een indexatiestaffel. Vanaf 2005, en in het bijzonder na 2009, zijn aanpassingen doorgevoerd in het contract, die deels al vooruit liepen op de voorstellen van het Pensioenakkoord. De periode sinds 2005 wordt in deze studie beschouwd als een transitieperiode waarin de opzet van de afgelopen decennia wordt aangepast naar een nieuwe toekomstbestendige opzet van de pensioenregeling in de 2e pijler. De aanpassing naar een zacht en compleet contract is in het algemeen in het nadeel van de oudere generaties en in het voordeel van de jongeren. De aanpassing in de systematiek van waarderen is juist in het voordeel van de ouderen en in het nadeel van de jongeren. Het integrale beeld is dat voor de verschillende generaties de voor- en nadelen in belangrijke mate tegen elkaar wegvallen.

Prof. dr. Eduard PondsEduard Ponds is expert in economie van pensioenen, in het bijzonder op het vlak van pensioenfondsen, (re)design van collectieve pensioenregelingen, risicomanagement, klassiek en value-based ALM en intergenerationele risicodeling. Hij heeft veel gepubliceerd over economie van pensioenen, met name in relatie tot de pensioenfondsen in Nederland en elders. Naast zijn aanstelling aan de Universiteit van Tilburg als bijzonder hoogleraar Economie van Collectieve Pensioencontracten is Eduard Ponds ook werkzaam bij APG. Vanaf 1995 was hij achtereenvolgens actuaris, senior researcher vermogensbeheer, manager strategie pensioenfonds en thans is hij hoofd onderzoek collectieve pensioenen.

Door: Prof. dr. Eduard Ponds

Het Pensioenakkoord en verdelingseffecten tussen jonge en oude generaties bij Pensioenfondsen

Page 32: Actuariaatcongres Magazine 2012

30 AENORM SPECIAL April 2012

Er is veel discussie over de gevolgen van de voorgestelde aanpassingen voor de deelnemers. De discussie lijkt zich daarbij toe te spitsen op de vraag hoe het Pensioenakkoord uitwerkt op de positie van de verschillende generaties. Ofwel, wie heeft voordeel van het akkoord en wie nadeel? Deze generatie-effecten zijn op te delen in twee typen.

Ten eerste de effecten die optreden als gevolg van de aanpassing van het bestaande, incomplete contract naar een compleet contract. Dit betreft met name de explicitering van het beleid bij lage en hoge overdekking. Ten tweede de effecten als gevolg van een aanpassing van de waardering van de aanspraken. Er zijn inmiddels verschillende alternatieven genoemd in de discussie, waaronder waarderen met de verwachte opbrengstvoet en waarderen tegen de rentecurve, plus een vaste of termijnafhankelijke opslag. In een reëel kader dient de waarderingscurve geënt te zijn op de indexatieambitie.De integrale generatie-effecten zijn de optelsom van de effecten uit hoofde van het compleet maken van het contract en de effecten uit hoofde van de andere waarderingsystematiek. Om inzicht te geven in de grootte van de intergenerationele effecten bij de overgang naar het voorgestane pensioencontract, worden de intergenerationele overdrachten die al bestaan in het huidige pensioencontract buiten beschouwing gelaten. In Ponds en Lekniute (2011) worden de uitgangspunten, analyselijn en resultaten in detail beschreven (vergelijk ook Lekniute 2011). De grootte van de generatie-effecten bij de overstap naar een nieuw contract wordt in belangrijke mate bepaald door de interpretatie van het bestaande contract. Het bestaande contract zie ik in de kern als een geïndexeerde opbouwregeling met nominale garanties die zijn wortels kent in de jaren vijftig. Bij veel pensioenfondsen is dit sinds 2005 ingevuld met een beleidsstaffel. De afgelopen jaren, met name vanaf de kredietcrisis in 2008, staat de basisopzet van de regeling ter discussie. Vanaf 2005, en in het bijzonder na 2009, zijn aanpassingen doorgevoerd in het contract, die deels al vooruit liepen op de voorstellen van het Pensioenakkoord. De periode sinds 2005 dient mijns inziens dan ook beschouwd te worden als een transitieperiode waarin de opzet van de afgelopen decennia wordt aangepast naar een nieuwe toekomstbestendige opzet van de regeling in de 2e pijler. Dit is de primaire motivatie bij de invulling van wat het bestaande contract is.

Naar een zacht en compleet contract

Veel pensioenfondsen maken bij de invulling van het financiële beleid gebruik van een beleidsstaffel of een beslissingskader dat hiermee sterke gelijkenis vertoont. Met de staffel wordt jaarlijks bepaald wat het niveau van de premie en de indexatie dient te zijn op basis van de financiële positie, gemeten aan de hand van dekkingsgraad. In de huidige praktijk van de circa 500 pensioenfondsen is een veelheid aan staffels te onderscheiden, maar grosso modo kan die veelheid gevangen worden in twee basistypen. Ten eerste een contract met een flexibele premie en een voorwaardelijk indexatiebeleid, variant A, en ten tweede een contract met voorwaardelijke indexatie maar stabiele premie, variant B. In figuur 1, 2, 3 en 4 zijn de varianten uitgewerkt. De horizontale as geeft de nominale dekkingsgraad weer. Langs de verticale as is het premieniveau en indexatieniveau weergegeven. Bij een dekkingsgraad hoger dan de bovengrens (130% nominaal), kan er volledig worden geïndexeerd. Bij een dekkingsgraad lager dan de ondergrens (100% nominaal) wordt er niet geïndexeerd. Tussen de onder- en bovengrens wordt gedeeltelijk geïndexeerd, oplopend van 0% naar volledige indexatie.

Wie heeft voordeel van het akkoord en wie nadeel?

Figuur 1 Variant A

Figuur 2 Variant B

Page 33: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 31

In variant A hangt naast de verleende indexatie ook het premieniveau af van de dekkingsgraad. Bij een lage dekkingsgraad wordt de kostendekkende premie verhoogd met een dekkingsgraadafhankelijke opslag waarbij de opslag wel gebonden is aan een afgesproken maximum. De tegenhanger is dat de premie verlaagd kan worden bij een ruime overdekking , waarbij de verlaging doorgevoerd wordt tot een afgesproken minimum. De jaarlijkse mutatie in het premieniveau is daarbij begrensd op jaarlijks 2%-punt. Een aantal fondsen heeft sinds kort de systematiek van flexibele premie losgelaten en gaat uit van een stabiele premie. Dit is in variant B geïncorporeerd. Ongeacht de financiële positie is de premie altijd gelijk aan het kostendekkende niveau. In een typische beleidsstaffel is vaak niet gedefinieerd hoe het beleid dient te zijn bij sterke onderdekking en grote overdekking. Dit wordt in de regel overgelaten aan de discretionaire bevoegdheid van het bestuur van het pensioenfonds. Dit heeft vaak geleid tot discussies met onder meer de toezichthouder. In een compleet contract is dit niet langer het geval: ex ante worden afspraken gemaakt over het te voeren beleid bij grote onder- en bovendekking. Bij een compleet contract is onder alle omstandigheden expliciet aangegeven hoe te handelen.

De effecten van twee contractaanpassingen die in de context van een beleidsstaffel leiden tot een volledig contract, zijn uitgewerkt in de varianten C en D (figuur 1). De aanpassingen sluiten aan bij de voorstellen en voorbeelden van het Pensioenakkoord. In variant C is verondersteld dat de dekkingsgraad nooit onder een bepaald minimum mag zakken. Dit is bij een enkel fonds al geïmplementeerd. Als de dekkingsgraad onder het minimum van 85% zakt, zullen de aanspraken gekort worden zodat de dekkingsgraad tenminste gelijk is aan het minimum. In variant D is het beleid gedefinieerd bij ruime overdekking. In het geval de dekkingsgraad stijgt tot voorbij 160% (dit is de bovengrens van 130% plus een extra buffer van 30%) ook bekend als egalisatiereserve, kan er extra geïndexeerd worden. Het Pensioenakkoord volgend wordt 1/10e van de overdekking boven de reservedekkingsgraad van 160% uitgekeerd als extra indexatie.

Generatie-effecten contractaanpassingen

Welk effect hebben de verschillende aanpassingen in het contract op de posities van de deelnemers? Op basis van Asset Liability Management (ALM) analyse zijn de generatie-effecten berekend met behulp van de methodiek van value-based generational accounting (Ponds en Lekniute 2011). In figuur 5 wordt getoond hoe over de evaluatie-periode elk van de besproken veranderingen in het pensioencontract tot wijzigingen leidt in de waarde van de aanspraken van een leeftijdscohort. Langs de horizontale as staat de leeftijd van een cohort in het aanvangsjaar. Ook de cohorten van 0 tot 24 jaar zijn weergegeven omdat die in de komende 25 jaar zullen deelnemen. Langs de verticale as is weergeven het generatie-effect als gevolg van een contractaanpassing, zijnde het totale voor- of nadeel over de komende 25 jaar uitgedrukt als percentage van het pensioengevende salaris in het eerste jaar.

Figuur 4 Variant D

Figuur 3 Variant C

Figuur 5 Generatie-effecten bij aanpassingen contract (als % pensioengevend jaarsalaris)

Page 34: Actuariaatcongres Magazine 2012

32 AENORM SPECIAL April 2012

De gestippelde lijnen geven het effect aan voor de generaties van achtereenvolgens de overstap naar een vaste premie (van A naar B), de invoering van een expliciete kortingsgrens (van B naar C) en de invoering van een bovengrens van de overdekking waarboven extra wordt geïndexeerd (van C naar D). Daarnaast zijn met de twee volle lijnen het totaaleffect van de contractaanpassingen getoond, uitgaande van variant A respectievelijk variant B als de twee interpretaties van het bestaande contract in de uitgangssituatie. De overstap van een flexibele premie naar een stabiele premie (van variant A naar variant B) leidt tot voordeel voor de jongeren. Een stabiele kostendekkende premie is voor de werkende meer waardevol dan een volatiele premie rond het kostendekkend niveau. De oudere deelnemers leveren in doordat het uitzetten van het premiestuur tot gevolg heeft dat een groter beroep moet worden gedaan op bijsturen via indexatiebeleid. De introductie van een expliciete kortingsgrens (van variant B naar variant C) is nadelig voor de ouderen. De nominale garantie verdwijnt, want bij een wegzakkende dekkingsgraad tot onder het toegestane minimum van 85% zal er expliciet worden gekort zodat de dekkingsgraad altijd tenminste 85% is. Omdat een deel van het neerwaarts risico voor rekening komt van de ouderen, gaan de jongere deelnemers er op vooruit. Jongere deelnemers hebben bovendien meer toekomst waarin de korting kan worden hersteld. De invoering van een beleid van expliciete surplusdeling boven de 160% (van variant C naar variant D) is in het voordeel van de ouderen. In het bestaande contract kunnen de rechten nooit meer zijn dan de volledig geïndexeerde pensioenaanspraken. Met een beleid van surplusdeling nemen de ouderen ook deel in ruime overdekking. De jongeren leveren waarde in doordat wat bij ruime overdekking extra aan ouderen wordt uitgekeerd niet langer in de toekomst beschikbaar is voor de dekking van hun aanspraken. Tenslotte is zowel het gezamenlijke effect getoond van de aanpassingen, uitgaande van een bestaand contract met flexibele premie (van variant A naar variant D), als het effect van de invoering van een stabiele premie (van variant B naar variant D). De aanpassingen in het contract zijn per saldo in het voordeel van de jongere deelnemers en oudere deelnemers hebben nadeel. In vergelijking met het bestaande contract gaan oudere deelnemers expliciet participeren in tegenvallende economische ontwikkelingen die tot kortingen van de aanspraken kunnen leiden. Daar staat tegenover dat oudere deelnemers ook participeren in gunstige economische ontwikkelingen die juist tot extra indexatie bovenop de reguliere indexatie kunnen leiden. In zekere zin kan gesproken worden van symmetrie tussen lusten en lasten. Deelnemers zijn evenwel risicomijdend. Bijgevolg zijn tegenvallers meer waard in economische termen dan meevallers.

Generatie-effecten alternatieve waardering

Tot zover is uitgegaan van waardering van de aanspraken volgens de thans door DNB voorgeschreven methodiek, dit is waardering tegen de nominale rentecurve. DNB heeft al eerder aangegeven dat bij de overstap naar een zacht contract met een hogere rekenrente dan de nominale rentecurve kan worden gerekend. Bij een zacht contract is er immers niet langer sprake van risicovrije aanspraken die waardering tegen de swapcurve of rentecurve overheidsobligaties rechtvaardigt. DNB zelf denkt aan een vaste opslag op de rentecurve van 0,5%. In het Pensioenakkoord is aangegeven dat ook zou kunnen worden gerekend met de verwachte opbrengstvoet. In een reëel kader is dat dan de verwachte opbrengstvoet minus de geambieerde indexatie. Een tussenvariant is voorgesteld door Nijman en Werker (2011). In deze variant is sprake van een termijnafhankelijke risico-opslag. Uitkeringen die op korte termijn zullen worden gedaan zijn in hoge mate zeker en kennen slechts geringe spreiding rond het verwachte niveau. De spreiding rond de verwachte uitkering zal toenemen naarmate uitkeringen verder in de tijd liggen. In lijn met de systematiek van waardering op financiële markten kan een oplopende disconteringscurve worden toegepast die op de zeer lange termijn uiteindelijk een maximum bereikt ter grootte van de verwachte opbrengstvoet. We evalueren de generatie-effecten voor verschillende waarderingscurven, te weten:- Variant E: Nominale rentecurve plus vaste opslag van 50 bpt- Variant F: Verwacht nominaal rendement zonder meer- Variant G: Nominale rentecurve plus termijnafhankelijke opslag gebaseerd op uitsmeerduur 10 jaar- Variant H: Nominale rentecurve plus termijnafhankelijke opslag gebaseerd op uitsmeerduur 20 jaarIn figuur 6 zijn de verschillende varianten gestileerd weergegeven:

Figuur 6 Disconteringscurven

Page 35: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 33

In figuur 7 zijn de generatie-effecten weergegeven bij de overstap van de nominale rentecurve naar de betreffende disconteringscurve, waarbij variant D, met waardering volgens de bestaande systematiek met de rentecurve, geldt als benchmark. De oudere deelnemers hebben ten opzichte van variant D voordeel omdat er met een hogere disconteringscurve wordt gerekend. De overstap van waarderen tegen de rentecurve naar waarderen tegen een rentecurve plus opslag leidt tot een hogere dekkingsgraad en daarmee tot eerder en meer indexeren. Bij de overgang is dat in het voordeel van de huidige ouderen en in het nadeel van de jongeren. Immers wat op korte termijn meer wordt uitgekeerd kan niet in de toekomst worden aangewend. De grootste herverdeling van jong naar oud vindt plaats wanneer de waardering gebaseerd is op de verwachte opbrengstvoet.

Integraal beeld generatie-effecten

Uitgaande van een volledig kader, waarbij én de effecten van de aanpassing naar een zacht contract worden beschouwd én de effecten van een andere disconteringsmethodiek integraal worden beschouwd, kan niet zonder meer worden gesteld dat de voorstellen van het pensioenakkoord leiden tot het systematisch bevoordelen of benadelen van specifieke generaties. Voor elk van de afzonderlijke stappen in de aanpassing van het pensioencontract zijn er voor de verschillende groepen grote voordelen of nadelen te onderkennen.

Het gezamenlijke effect voor de onderscheidbare generaties is dat de voor- en nadelen deels tegen elkaar wegvallen. Het uiteindelijke beeld voor de verschillende generaties wordt daarbij sterk bepaald door wat onder het bestaande contract wordt beschouwd. In deze studie betreft dat de geïndexeerde middelloonregeling met een indexatiestaffel zoals die in 2005 bij de grote (bedrijfstak)pensioenfondsen van kracht is. Vanaf 2005, en in bijzonder na 2009, zijn aanpassingen doorgevoerd in het contract die uiteindelijk zullen leiden tot een nieuw pensioencontract. De periode sinds 2005 wordt in deze studie beschouwd als een transitieperiode waarin de opzet van de afgelopen decennia wordt aangepast naar een nieuwe toekomstbestendige opzet van de regeling in de 2e pijler. Algemeen gesteld zal deze aanpassing naar een compleet en zacht contract evident in het nadeel zijn van de oudere generaties, maar zal de overstap naar een waarderingscurve met opslag dit nadeel in belangrijke mate compenseren. Voor de jongeren geldt ook dat evident voordeel van de overstap naar een zacht contract kan opwegen tegen evident nadeel van het hanteren van een opslag in de waarderingscurve. Desalniettemin is het moeilijk te voorkomen dat bij aanpassingen in het pensioencontract en de waarderingsystematiek intergenerationele overdrachten zullen optreden. Met behulp van value-based generational accounting (Ponds en Lekniute, 2011) kan het pakket van veranderingen worden beoordeeld op basis van het totaal van de effecten voor de verschillende leeftijden.

Referenties

Lekniute, Z. (2011) A value-based approach to pension plan design in the Netherlands. Who will gain and who will lose? Masterscriptie. Tilburg: Universiteit van Tilburg.

Nijman Theo en Bas Werker (2011): Toezichtskader voor zachte reële pensioencontracten, working paper.

Ponds Eduard en Zina Lekniute (2011): Pensioenakkoord en effecten voor generaties, Netspar Discussion Paper 2011-066.

Ponds, E.H.M. (2011) Pensioenakkoord en generatieeffecten. ESB, 96(4617), 506–509.

Figuur 7 Nominale staffel en waarderingsvarianten:

generatie-effecten (als % pensioengevend jaarsalaris)

Page 36: Actuariaatcongres Magazine 2012

34 AENORM SPECIAL April 2012

Op de volgende twee pagina’s stellen wij graag de sprekers aan u voor.

Ir. drs. Dick Boeijen

Dick studeerde wiskunde aan de Technische Universiteit van Eindhoven en actuariële wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2002 is hij werkzaam bij PGGM, op dit moment op de afde-ling Actuarieel Advies & ALM.

Irs. drs. J. Breen AAG

Jeroen Breen is sinds juni 2011 directeur van het Actuarieel Genootschap en Actuarieel Instituut. Daarvoor was hij ruim 17 jaar consultant en certificerend actuaris bij Towers Watson en haar rechtsvoorgangers. Jeroen heeft Technische Wiskunde aan de Technische Universiteit in Eindhoven en Actuariële Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam gestudeerd. Daarnaast heeft Jeroen de eerstegraads bevoegdheid om Wiskunde te doceren.

Mr. A.J. Kellermann

Joanne Kellermann is sinds 2007 als DNB-directeur verantwoordelijk voor het toezicht op pensioenfondsen en verzekeraars. Zij trad in 2005 in dienst van DNB, als General Counsel en directeur Juridische Zaken. Daarvoor was zij werkzaam als advocaat, onder meer als foreign associate in New York en als hoofd van de financiële praktijk van NautaDutilh in Londen.

Drs. Diede Panneman AAG

Diede Panneman is sinds 1992 als actuaris werkzaam in de wereld van de pensioenen. Hij heeft het pensioenvak geleerd bij het befaamde actuarieel adviesbureau Brans & Co. Vanaf 2010 is hij verbon-den aan Sprenkels & Verschuren, hét ándere actuarieel bureau. De actualiteit van de pensioenen heeft zijn bijzondere aandacht en hij schrijft daarover in De Telegraaf. Het werkterrein van Diede is divers te noemen. Naast de traditionele actuariële werkzaamheden voor bedrijfstak- en ondernemingspensi-oenfondsen heeft hij onderzoeksopdrachten gedaan voor enkele Ministeries. Diede is lid geweest van diverse commissies van het Actuarieel Genootschap, waaronder de Commissie Overlevingstafels.

Martin Pikaart

Martin Pikaart, van huis uit wiskundige, is onafhankelijk pensioenstrateeg en medeoprichter van AVV, het Alternatief voor Vakbond. Namens het AVV heeft hij een jarenlange rechtszaak gevoerd tegen de oneerlijke verdeling van lasten en lusten in de VUT-overgangsregeling bij het ABP.

Page 37: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 35

Prof. dr. Eduard Ponds

Eduard Ponds is expert in economie van pensioenen, in het bijzonder op het vlak van pensioenfond-sen, (re)design van collectieve pensioenregelingen, risicomanagement, klassiek en value-based ALM, intergenerationele risicodeling. Hij heeft veel gepubliceerd over economie van pensioenen, met name in relatie tot de pensioenfondsen in Nederland en elders.Naast zijn aanstelling aan de Universiteit van Tilburg als bijzonder hoogleraar Economie van Collectieve Pensioencontracten is Eduard Ponds ook werkzaam bij APG. Vanaf 1995 was hij achtereenvolgens actuaris, senior researcher vermogensbeheer, manager strategie pensioenfonds en thans is hij hoofd onderzoek collectieve pensioenen.

Prof. dr. ir. M.H. VellekoopMichel Vellekoop is full professor in Actuarial Sciences at the Department of Quantitative Economics at the University of Amsterdam. He studied Applied Mathematics at the University of Twente and obtained his PhD. degree in 1998 at Imperial College in London for research on nonlinear filtering problems for stochastic processes. Since then he has focused on applications in finance and insurance, both as assistant and associate professor at the University of Twente and as director of research for the Derivatives Techno-logy Foundation. His main research interests are valuation and risk management problems for contingent claims in complete as well as incomplete markets. Since 2009 he has been theme coordinator for the Netspar research theme “Reconciling short term risks and long term goals for retirement provisions”.

Rick Westhoff

Rick Westhoff is werkzaam bij Towers Watson en adviseert en certificeert diverse pensioenfondsen. Hij is Service Line Leader Pensioenactuariaat.

Mr. Bastiaan Starink

Bastiaan Starink is als pensioenadviseur werkzaam bij PwC te Amsterdam. Hij is deskundig op het gebied van collectieve fiscale pensioenadvisering. Daarnaast is hij als promovendus en docent werkzaam bij het CompetenceCentre for Pension Research van Tilburg University.

Ir. H.C. Vos AAG

Coenraad Vos is heeft na zijn studie Wiskunde aan de Universiteit Twente en de Technische Universiteit in Delft heeft hij in 1992 gekozen voor een loopbaan in het actuariaat. Op dit moment is hij werkzaam bij Ernst & Young Actuarissen. Zijn specialisatie is advisering over pensioenregelingen en pensioenfinanciering. Recent is van hem een artikel over het pensioenakkoord verschenen in het tijdschrift van de Vereniging voor Pensioenrecht.

Page 38: Actuariaatcongres Magazine 2012

36 AENORM SPECIAL April 2012

Op deze pagina vertellen wij u graag wat meer over de VSAE

Naast het Actuariaatcongres organiseert de VSAE een tal van andere evenementen en projecten. Waarvan enkele uitgelicht: Het meeste prestigeuse project van de VSAE is de Econometric Game, een driedaagse wedstrijd tussen verschillende universiteiten. Teams van 30 gerenommeerde internationale universiteiten strijden tegen elkaar bij het oplossen van een maatschappelijk actuele, wetenschappelijke case. De teams bestaan uit drie of vier laatstejaars topstudenten, en een of twee promovendi van de universiteit. Deelnemende universiteiten zijn onder andere Oxford, Cambridge, Madrid, Harvard, Chicago, en Boston. De Beroependagen worden jaarlijks in samenwerking met de Financiële Studievereniging Amsterdam (FSA) georganiseerd. Tijdens dit tweedaagse carrière evenement wordt aan studenten de kans geboden om via onder andere presentaties, workshops, lunches, persoonlijke gesprekken, een borrel en een diner in contact te komen met interessante bedrijven en potentiële werkgevers.In samenwerking met de econometriche studievereniging van de Vrije Universiteit van Amsterdam (Kraket) geven wij vier keer per jaar de Aenorm uit. De Aenorm is het grootste door een studievereniging uitgegeven econometrische/actuariële magazine van Nederland, en is toonaangevend binnen het vakgebied van econometrie, actuariaat en operationele research.

Ook organiseert de VSAE om het jaar de Risk Intelligence Competition, een tweedaags evenement specifiek gericht op risk management. Een competatief evenement waar ouderejaars studenten in groepjes meerdere cases maken met verschillende bedrijven en strijden om wie zich het best de risico’s meester maakt. In samenwerking met Natuurwetenschappelijke Studievereniging Amsterdam (NSA) en de studievereniging van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (Sefa) organiseren wij ook het Consultancy Event. Een twee daags evenement met de nadruk op strategy concultancy. Er zijn twee dagen met elke dag twee bedrijven, waarbij studenten een case maken en wellicht een plek kunnen bemachtigen bij een prominent consultancy bureau. Eens in de vijf jaar organiseerd de VSAE ook de Landelijke Econometristen Dag (LED). De LED is het jaarlijkse evenement waar ongeveer 400 studenten van alle econometrie verenigingen workshops, lunchen en dineren met bedrijven. Ook organiseert de VSAE vele andere evenementen zoals een studiereis, ontspannende reizen, een persoonlijke ontwikkelingsdag, weekendjes weg, borrels en activiteiten zoals een pubquiz, wintersport, poolen, bowlen en een voetbaltoernooi.

De Vereniging voor Studenten Actuariaat en Econometrie & Operationele Research (VSAE) is de studievereni-ging voor alle studenten Actuariaat, Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. De VSAE behartigt de belangen van deze studenten door contacten met de faculteit te onderhouden, maar ook door de studenten een totaaloverzicht te geven van het vakgebied. De VSAE richt zich sterk op het traject waar studenten na hun studie mee te maken krijgen. Dit doet zij door diverse projecten te organiseren. Met onge-veer 750 leden is de VSAE een van de grootste studievereniging op het gebied van actuariaat en econometrie. De VSAE heeft meer dan 100 actieve leden, die zich bezig houden met de organisatie van diverse evenementen en projecten. De meeste projecten die de VSAE organiseert, richten zich op het gehele vakgebied en dus ook op het bedrijfsleven. Daarom werkt zij bij de organisatie van deze projecten nauw samen met diverse kwantitatief economische bedrijven en beroepsgenootschappen als het Actuarieel Genootschap.

Huidig bestuur, van links naar rechts:

Commerciële Zaken & Vice-voorzitter:Kevin Weltevreden

Voorzitter & Commerciële Zaken:Ruben Walschot

Secretaris & Interne Zaken:Milan Schinkelshoek

Penningmeester:Lennart Niezen

Page 39: Actuariaatcongres Magazine 2012
Page 40: Actuariaatcongres Magazine 2012

38 AENORM SPECIAL April 2012

Over het ActuariaatcongresE

dit

ie 2

011 Op de derde dinsdag van september 2011 stond

de elfde editie van het VSAE Actuariaatcongres op het programma. Het congres vindt elk jaar plaats in een bijzondere ambiance, voor de editie van dit jaar was gekozen voor de Rode Hoed te Amsterdam, een gepaste locatie op deze Prinsjesdag. Het congres richt zich elk jaar op een ander thema binnen de actuariële wereld.

Dit jaar stond het congres in zijn geheel in het teken van de nieuwe Europese regelgeving voor verzekeraars: “Solvency II” en het daarbij horende risicomanagement. Een actueel en voor velen interessant onderwerp, waardoor voor het eerst in de geschiedenis van het congres kon worden gesproken van een volledig uitverkocht evenement. De bezoekers van het congres bestaan uit een mix van studenten en professionals. Om één ieder toch de benodigde achtergrondkennis te geven, bestond de eerste presentatie uit de inhoudelijke kanten van Solvency II. Deze eerste presentatie, en introductie van het onderwerp, werd verzorgd door de dagvoorzitter van vandaag: drs. Ester Lamerikx AAG (Towers Watson). Na deze introductie was het podium geheel open voor de eerste drie sprekers, respectievelijk; Drs. Pieter Bouwknegt AAG (Nationale-Nederlanden), Dr. Andre van Vliet (Ortec Finance) en Drs. Margreet Haandrikman AAG (Sprenkels en Verschuuren). Na deze laatste presentatie ontstond door enkele scherpe vragen uit de zaal een levendig discussie

tussen deze eerste drie sprekers. Een mooie afsluiting van een erg leerzame ochtend en een goed moment om op het gemak te lunchen. Na de lunch stonden interactieve sessies op het programma. Door twee ronden van elk drie workshops was er voor een ieder een sessie die het beste aansloot bij zijn of haar interesses. In de eerste ronde stonden workshops op het

programma van drs. Ir. Erwin Bramer (DNB), drs. Agnes Joseph AAG (Achmea) en Frank den Bieman AAG (Pwc), die allen op een interactieve manier zich op Solvency II richten. Na een korte koffiepauze stond de tweede ronde op het programma. In deze ronde werden de workshops verzorgd door: Frits Mönking (Accenture), drs. Pelle van Vlijmen AAG drs. Harold Malaihollo CIA(beide Deloitte) en Drs. Wouter Elshof AAG (Milliman). Na deze tweede en laatste ronde stond de laatste plenaire presentatie op het programma. Sabijn Timmers-Janssen AAG MBA (Actuarieel Genootschap) richtte zich inhoudelijk op de moeilijkheden van het nieuwe regelgevings pakket. Na deze presentatie was het tijd om de dag af te sluiten door middel van een hapje en een drankje op de borrel. Een uiterst geslaagde dag voor een ieder die deze Prinsjesdag richting de Rode Hoed was getrokken.

Namens de Commissie Actuariaatcongres 2011,Roel de Waal, coordinator 2011

Een uiterst geslaagde dag voor een ieder die deze Prinsjesdag richting de Rode Hoed was getrokken

Page 41: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 39

Dit jaar wordt het Actuariaatcongres voor de 12e keer georganiseerd door studievereniging VSAE (Vereniging voor Studenten Actuariële wetenschappen, Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam). Elk jaar wordt een actueel thema binnen de actuariële wetenschappen belicht. Vaak zijn dat thema’s die terug te vinden zijn in politieke discussies. Daarnaast wordt er een magazine uitgegeven dat geheel in het teken staat van het thema van het congres. De opzet van het congres is in de loop der jaren veranderd van een Actuariaatdag jaarlijks afgewisseld met een Actuariaatdebat, tot een combinatie die de dag completer maakte, tot de huidige vorm waarbij er een plenaire bijeenkomst wordt afgewisseld met kleinschalige interactieve sessies. De sprekers komen uit de top van het bedrijfsleven en het toezicht. Elk jaar wordt er gekozen voor een bijzondere, chique locatie waar het congres plaatsvindt. In de afgelopen jaren zijn onder andere het congrescentrum West-Indisch Huis, de hotels NH Barbizon Palace, Hotel Okura en het Amstel Hotel en de speciale locaties theater Tuschinski de monumentale kerk de Duif en bijeenkomstcentrum de Rode Hoed aangedaan. Dit jaar hebben wij ook weer gekozen voor een bijzondere locatie voor het congres,

namelijk Felix Meritis, wat betekent ‘gelukkig door verdiensten’. het was vroeger een schuilkerk achter een hoedenmakerij. De dag is elk jaar volledig verzorgd en tijdens de koffiepauzes, lunch en borrel is er uitgebreid de gelegenheid om te praten met (collega) actuarissen en (collega) studenten. De doelgroep is dan ook enerzijds het bedrijfsleven en anderzijds de studenten. Voor gecertificeerde actuarissen is er daarom de mogelijkheid om PE punten te verdienen door aanwezig te zijn op het congres. Ook dit jaar is het congres weer aangevraagd voor 6 PE punten. Voor actuarieel gefocuste studenten is deze dag een bijzondere kans om naast de theoretische opleiding kennis te maken met de praktijk. Het poogt te tonen hoe het werk van de actuaris er in de praktijk aan toe gaat en laat zien hoe de theoretische studiestof terug te vinden is in de praktijk. Verder krijgt het werkzame deel van de bezoekers een kans om zich te laten bijpraten over een belangrijk thema binnen het actuariaat. Op het congres is het mogelijk om vragen te stellen aan de aanwezige sprekers, maar het meedenken begint al voor de dag van het congres, met de keuze voor de interactieve onderdelen. Wordt het een update van De Nederlandsche Bank, of gaat de interesse meer uit naar een spraakmakende case? Aan het einde van de dag is er tijdens een gezellige borrel altijd de gelegenheid om door te praten over de aangeboorde onderwerpen. Het leuke van dit congres is dat een actuaris die tegen zijn pensioen aan zit, zomaar in gesprek kan raken met een eerstejaars student. Veel bijzondere gesprekken zijn al gevoerd na afloop van het congres. Met het Actuariaatcongres hoopt de VSAE haar bijdrage te kunnen leveren aan actuele discussies en vraagstukken binnen de actuariële wetenschap en wil daarbij zo veel mogelijk (toekomstige) actuarissen betrekken.

Alg

emeen

Felix Meritis

Page 42: Actuariaatcongres Magazine 2012

Beginner of belofte?

PGGM: werken aan een waardevolle toekomstPGGM is een vooraanstaande pensioenuitvoeringsorganisatie met

haar oorsprong in de sector zorg en welzijn. We verlenen aan diverse

pensioenfondsen diensten op het gebied van pensioenbeheer,

integraal vermogensbeheer, bestuursondersteuning en beleidsadvisering.

Momenteel beheren we circa 105 miljard pensioenvermogen van ruim

2,3 miljoen deelnemers.

PGGM is een organisatie waar gewerkt wordt met geld, maar waar het

draait om mensen. Vanuit dat perspectief zijn we elke dag bezig om

mensen te helpen bij het realiseren van een waardevolle toekomst.

Zo lopen we voorop op het gebied van verantwoord beleggen.

En investeren we als coöperatie zonder winstoogmerk we actief in een

waardevolle toekomst door verder te kijken dan pensioen alleen.

Samen met partners en meer dan 562.000 leden werken we aan een

nieuwe oude dag door de domeinen pensioen, zorg, werk en wonen

actief aan elkaar te verbinden.

Een veelbelovende start?Bijna afgestudeerd in Actuariële Wetenschappen, Econometrie of

Wiskunde? Op zoek naar een onvergetelijke stageplek? Toe aan je

eerste baan? Het actuariaat van PGGM is een geweldige plek om

ervaring op te doen in de wereld van de financiële dienstverlening.

Ons actuariaat bestaat uit twee afdelingen van totaal dertig mensen.

Bij Actuarieel Advies & ALM ben je bezig met bestuurlijke advisering.

Je werkt aan vraagstukken als de houdbaarheid van het huidige

pensioencontract en de optimale beleggingsmix. En bij Actuariële

Verantwoording & Analyse gaat het om het analyseren van de

pensioenverplichtingen voor nu en in de toekomst. Bestandsanalyse is

belangrijk voor diverse pensioenvraagstukken en voor jaarverslaglegging.

Kom kijken!

Nieuwsgierig geworden? Bel met de afdeling Recruitment

(030) 277 72 41, mail naar [email protected] of kijk op

internet: www.pggm.nl/werkenbij

www.pggm.nl/werkenbij

11-4387 Advertentie HR A4-7.indd 1 23-08-11 09:38

Page 43: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 41

We beschouwen in dit artikel de huidige, gangbare pensioenpraktijk. Dat betekent een middelloonregeling met voorwaardelijke indexering. Als de dekkingsgraad voldoende hoog is (zo’n 125%), kan het pensioenfonds de reeds gegeven pensioenopbouw laten meegroeien met de inflatie (indexeren). Als de dekkingsgraad lager is, dan kan het fonds dat slechts gedeeltelijk. In geval van onderdekking, een dekkingsgraad lager dan 105%, mag het fonds helemaal niet indexeren en moet het zelfs aanvullende maatregelen nemen. De voorliggende vraag: wat betekent een situatie van onderdekking voor de solidariteit tussen jong en oud? Het antwoord op die vraag is mede afhankelijk van de stuurmiddelen die het pensioenfondsbestuur inzet.

Stuurmiddelen

In geval van onderdekking heeft een pensioen-fondsbestuur drie stuurmiddelen voorhanden. Ten eerste: de premie verhogen. De onderdekking wordt dan ‘betaald’ door diegenen die de premie betalen, de werkgevers en de werknemers. De gepensioneerden blijven buiten schot. Het verhogen van de premie is vanwege de vergrijzing een steeds minder effectief stuurmiddel. Een voorbeeld ter illustratie: de totale premiesom in Nederland bedraagt nu 30 miljard euro, terwijl de totale pensioenvoorziening 850 miljard euro

bedraagt. Voor 1% dekkingsgraad is dus 8,5 miljard extra premie nodig, ofwel een premieverhoging van zo’n 30%. Het tweede stuurmiddel is de pensioenregeling versoberen. De werknemers krijgen in de toekomst minder nieuwe opbouw voor dezelfde hoeveelheid premie. Dat kan op twee manieren: of de nieuwe opbouw is lager of die nieuwe opbouw kent een hogere pensioenleeftijd. In beide gevallen zijn het alleen de werknemers die hier ‘last’ van hebben. Werkgevers en gepensioneerden blijven buiten schot. Net als de premie wordt ook dit stuurmiddel door de vergrijzing steeds minder effectief. Het derde stuurmiddel is om de in het verleden reeds gegeven opbouw met terugwerkende kracht te verlagen. In de volksmond wordt dit inmiddels ook wel ‘korten’ of ‘afstempelen’ genoemd. Alle opgebouwde pensioenrechten, zowel van werknemers als van gepensioneerden, worden verlaagd. De werkgevers delen niet mee in de pijn. Afstempelen is een zeer effectief stuurmiddel: 1% afstempelen levert onmiddellijk 1% dekkingsgraad op. In theorie heeft een fonds nog een vierde stuurmiddel: niets doen en afwachten totdat de economie weer aantrekt en de dekkingsgraad vanzelf weer stijgt. Dit stuurmiddel wordt echter ingeperkt door de wet. Een fonds mag namelijk maximaal drie jaar in onderdekking verkeren, om zo niet te veel pijn door te schuiven naar de toekomst. De wetgever behartigt hiermee de belangen van de jongeren die ‘straks’ toetreden tot het pensioenfonds.

Leidt solidariteit tot een generatieconflict? Door: Ir. drs. Dick Boeijen en Hans Staring MSc

De huidige situatie van onderdekking leidt tot emotionele reacties. Ouderen vrezen voor hun koopkracht, jongeren zijn bang dat er straks voor hen niets meer over is. De media smullen en spreken van een generatieconflict. Dat leidt tot interessante vragen: wie is er nu eigenlijk solidair met wie? En in welke mate? Nuchtere antwoorden op deze vragen kunnen de emoties verzachten. Maar mogelijk ook aanwakkeren… Dat leidt tot een nieuwe vraag: is er een alternatief systeem te bedenken, dat het generatieconflict verzacht, maar tegelijkertijd de waardevolle kenmerken van ons huidige, solidaire pensioensysteem behoudt?

Ir. drs. Dick Boeijen Dick studeerde wiskunde aan de Technische Universiteit van Eindhoven en actuariële wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2002 is hij werkzaam bij PGGM, op dit moment op de afdeling Actuarieel Advies & ALM.

Hans Staring MSc Hans studeerde Actuarial Sciences and Mathematical Finance aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2010 is hij werkzaam bij PGGM, op dit moment op de afdeling Actuariële Verantwoording & Analyse.

Page 44: Actuariaatcongres Magazine 2012

42 AENORM SPECIAL April 2012

Solidariteitsoverdrachten

Figuur 1 toont de koopkrachteffecten van de drie stuurmiddelen. De media verwijzen vaak naar deze koopkrachteffecten als ze berichten over de gevolgen van onderdekking: “wie merkt het op de korte termijn het hardst in de portemonnee?” Dan wordt al gauw de conclusie getrokken dat afstempelen, het enige stuurmiddel dat echt effectief is, vooral de gepensioneerden hard raakt. Er is echter nog een andere manier om naar de gevolgen van onderdekking te kijken, namelijk door een analyse te maken van de solidariteitsoverdrachten tussen de verschillende leeftijdscohorten. Onderdekking is voor niemand prettig. Maar door de solidariteit in het systeem wordt de ergste onderdekkingspijn voor de gepensioneerden behoorlijk verzacht. De (huidige en toekomstige) werknemers nemen een deel van die pijn namelijk op hun schouders. In figuur 2 (licht grijze balken) zien we dat de 55-plussers, en dus ook de gepensioneerden, profiteren van de solidariteitsoverdrachten binnen het pensioenfonds. De 55-minners, inclusief de jonge deelnemers die nu nog niet in het fonds zitten, hoesten dit op.

Nota bene: dit plaatje geldt voor een fonds dat in onderdekking verkeert. In een situatie van overdekking, waarin de dekkingsgraad aanzienlijk hoger is dan 125%, is het beeld precies andersom. Dan zijn het juist de ouderen die solidair zijn. De jongeren profiteren dan van de weelde die de ouderen in het fonds achterlaten. We gaan weer terug naar de situatie van onderdekking. We kijken naar het effect van de drie mogelijke stuurmiddelen. Allereerst een hogere premie of een lagere opbouw. Deze twee stuurmiddelen hebben nagenoeg hetzelfde effect op de solidariteitsstromen. In figuur 2 (donker grijze balken) zien we dat de solidariteit van jong naar oud bij het inzetten van deze instrumenten alleen maar toeneemt. In figuur 3 op de volgende pagina (donker grijze bal-ken) zien we dat afstempelen de solidariteitsstromen van jong naar oud verkleint. Maar de jongeren zijn ook bij afstempelen per saldo nog steeds solidair met de oude-ren. Met andere woorden: zónder de jongeren zou de onderdekkingspijn (lees: het afstempelpercentage) voor de ouderen een stuk groter zijn geweest.

Figuur 1 wat is het effect van de drie verschillende stuurmiddelen?

Figuur 2 Solidariteitsstromen van jong naar oud worden groter in geval van premie-opslag…

Hogere premie Lagere opbouw Afstempelen

Werknemers direct effect op koopkracht uitgesteld effect op koopkracht

uitgesteld effect op koopkracht

Gepensioneerden - - direct effect op koopkrachtWerkgevers direct effect op

pensioenkosten- -

Dekkingsgraadeffect beperkt beperkt groot

Page 45: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 43

Solidariteit tussen generaties

Een pensioenfonds is dus een herverdelingsmachine. In economisch slechte tijden zijn de jongeren solidair met de ouderen en in economisch goede tijden is het precies andersom. Deze intergenerationele risicodeling heeft grote voordelen. Zo stelt het alle deelnemers, jong én oud, in staat om tegen aanvaardbare risico’s van hoge rendementen te profiteren. Dat geeft een collectieve welvaartswinst. Daarmee beperkt het ook de inkomensverschillen tussen pech- en gelukgeneraties. De tegenvallers van de ene generatie worden opvangen door de meevallers van de andere generatie, met een stabielere pensioenhoogte als resultaat. Daarnaast maakt de risicodeling in het pensioenfonds de markt completer. De risicodeling zorgt er impliciet namelijk voor dat ouderen het (onzekere) rendement op hun pensioengeld kunnen inruilen voor een (meer zekere) inflatievergoeding, een ruil die op de reguliere financiële markten niet of nauwelijks mogelijk is. De intergenerationele risicodeling heeft om bovengenoemde redenen een grote maatschappelijke meerwaarde.

Generatieconflict?

Tegelijkertijd lijkt deze intergenerationele risicodeling momenteel echter onder grote druk te staan. De huidige situatie van onderdekking leidt namelijk tot uiteenlopende reacties van jongeren en ouderen. En daarbij lopen de emoties soms hoog op. Aan de ene kant horen we de gepensioneerden, die afstempelen onverantwoord en onnodig vinden. Zij vrezen een grote koopkrachtachteruitgang in deze economisch toch al zo moeilijke tijd en dreigen met een gang naar de rechter, om het afstempelen te voorkomen. Aan de andere kant horen we de jongeren die vinden dat het doorschuiven van de pijn onverantwoord is. Zij vrezen ‘straks’ een lege pensioenpot aan te treffen als de ouderen hun pensioen nu onverkort blijven ontvangen. In figuur 4 zien we dat deze tweestrijd in de toekomst met grote kans weer zal oplaaien, als de pensioenfondsen ervoor kiezen om, ondanks de vergrijzing, het huidige beleggingsrisico te handhaven.

Dat leidt naar verwachting steeds vaker en in steeds omvangrijkere mate tot onderdekking en dus tot het dilemma van pijn doorschuiven versus pijn nemen. Logische redenering is om dan maar het beleggingsrisico te verlagen naarmate het bestand grijzer wordt. Keerzijde daarvan is echter dat het verwachte rendement ook lager is, met een hogere premie of een minder royale opbouw tot gevolg. We zien dus dat de vergrijzing niet alleen leidt tot dilemma’s achteraf (wat te doen bij onderdekking?), maar ook tot dilemma’s vooraf (hoeveel beleggingsrisico?).

Dan maar individueel?

Jongeren vragen zich openlijk af of ze nog wel solidair willen zijn met ouderen. Sterker nog: zij vragen zich af of we pensioen niet beter kunnen vormgeven als een individuele spaarpot, waarin je als deelnemer met helemaal niemand risico’s meer deelt. Dan hoef je je geen zorgen meer te maken of je nou wel of niet profiteert van de solidariteit. Iedereen zijn eigen potje, met ieder zijn eigen risico en ieder zijn eigen rendement. Ieder zijn eigen geluk en zijn eigen pech. Lekker overzichtelijk en geen conflicten meer tussen de generaties. Alle mee- en tegenvallers worden onmiddellijk op de eigen, individuele rekening bij- of afgeschreven, zonder herverdelingsmechanismen. Dat laatste is precies waar de tegenstanders van individuele rekeningen bang voor zijn, namelijk dat de voordelen van intergenerationele solidariteit – de welvaartswinst, het beperken van pech- en gelukgeneraties en de completere markt – verloren zullen gaan.

Figuur 3 de solidariteitsstromen als gevolg van onderdekking, in euro’s per deelnemer per jaar

Figuur 4 gelijke behandeling leidt tot dilemma’s vooraf en achteraf

Page 46: Actuariaatcongres Magazine 2012

44 AENORM SPECIAL April 2012

Een mogelijke tussenvorm

Enerzijds willen we dus de voordelen van ons collectieve, solidaire pensioenstelsel behouden, anderzijds willen we mogelijke generatieconflicten binnen dat stelsel vermijden. De vraag luidt dan: is er een werkbare tussenvorm te bedenken? Een gulden middenweg tussen het huidige, collectieve systeem en het door de jongeren geopperde individuele systeem? Een systeem waarin solidariteit niet langer tot generatieconflicten leidt? Het antwoord op die vraag luidt: ja, zo’n tussenvorm is te bedenken. De sleutel is daarbij gelegen in een gedifferentieerd beleid: zowel jongeren als ouderen krijgen het beleid dat het beste bij hen past. Als we nog eens goed kijken naar figuur 4 dan zien we dat de dilemma’s eigenlijk voor- en achteraf veroorzaakt worden door de huidige gewoonte om alle deelnemers, jong en oud, hetzelfde te behandelen. Iedereen krijgt dezelfde hoeveelheid beleggingsrisico, dezelfde indexering, dezelfde korting, enzovoort. Juist deze gelijke behandeling maakt het zo moeilijk om bij te sturen: er is altijd wel een groep die reden tot klagen heeft. Het ligt dus voor de hand om binnen het collectief voor verschillende groepen een verschillend beleid te hanteren. Ouderen krijgen meer zekerheid, maar betalen daarvoor wel een prijs, in de vorm van bijvoorbeeld een minder hoge indexeringsambitie. Jongeren blijven risico nemen en krijgen daar dan ook daadwerkelijk de bijbehorende upside voor terug. Op deze wijze kunnen we het pensioenfonds opdelen in twee of drie (of meer) deelcollectieven met elk hun eigen beleidsregels. Desgewenst kunnen er nog expliciete afspraken worden gemaakt over risicodeling tussen de deelcollectieven. Er zijn veel vrijheidsgraden en dus veel verschillende invullingen denkbaar. Hoe dit alles er precies uit zou kunnen en moeten zien is daarom onderwerp van nader onderzoek. Interessante en uitdagende kost voor actuarissen en beleidsmakers!

Het pensioenakkoord

Hoe verhoudt de bovenstaande discussie zich nu tot het onlangs gesloten pensioenakkoord? Welnu, dat akkoord adviseert heel nadrukkelijk om de gehele pensioenopbouw (en dus niet alleen de indexering) expliciet voorwaardelijk te maken. Dat betekent dus dat vooraf heel duidelijk moet worden afgesproken wanneer en hoeveel het pensioenfonds gaat afstempelen. Dat is goed nieuws voor de jongeren: het risico van teveel doorschuiven wordt vooraf ingeperkt. Maar de ouderen zullen zich afvragen of het dan nog wel zo verstandig is om de huidige hoeveelheid beleggingsrisico te blijven nemen. Afijn, de dilemma’s van figuur 4 komen onmiddellijk op tafel. Een gedifferentieerd beleid kan hier dus uitkomst bieden. In het pensioenakkoord wordt dit ook al

aangestipt. Daar wordt echter ook bij vermeld dat de huidige wetgeving beperkingen oplegt. Daarom wordt een gedifferentieerd beleid voor de korte termijn niet verder uitgewerkt. Maar het pensioenakkoord noemt een gedifferentieerd beleid wel zeer nadrukkelijk als mogelijk verbeterpunt voor de toekomst. Als gulden middenweg tussen één groot collectief waarin iedereen hetzelfde behandeld wordt en miljoenen verschillende individuele pensioenpotjes zonder risicodeling.

Referenties

Boeijen, T.A.H., P.A.C.M. Janssen en C.E. Kortleve (2009). Reactie op: Herstel dekkingsgraad pensioenfondsen vergt grote inkomensoffers. Economisch Statistische Berichten. 94, (4558), 252-253.

Boelaars, Ilja, Nikie van Thiel, Jojanneke Vanderveen, Rick Jonkers, Bram Dirkx, Martin Pikaart (2februari 2012). Pensioenakkoord is voor jongeren onaanvaardbaar. NRC Handelsblad, ingezonden brief, pag. 16.

Bovenberg, L., R. Koijen, T. Nijman en C.N. Teulings (2007). Saving and investing over the life cycle and the role of collective pension funds. Netspar Panel Paper, 1.

Staring, J.C. (2010). Een optimaal pensioencontract vanuit het oogpunt van jongeren. Masterscriptie Actuarial Sciences and Mathematical Finance, Universiteit van Amsterdam.

Tamerus, J.H. (2008). Gaan we in het pensioencontract differentiëren? Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, (4), 100-106

Hoe berekenen we solidariteitsoverdrachten in figuur 2 en 3?Het fonds is in onderdekking, de dekkingsgraad bedraagt 95%. We laten voor elk van de leeftijdscohorten zien wat het pensioencontract de komende 15 jaar voor hen oplevert. Hier-toe worden twee fictieve mogelijkheden tegen elkaar afgezet:1. Het fonds nu sluiten en het aanwezige vermogen naar rato van het opgebouwde recht onder de deelnemers van het fonds verdelen.2. Het pensioencontract de komende vijftien jaar voortzet-ten en na vijftien jaar het fonds sluiten en dan het aanwezige vermogen naar rato van het dan opgebouwde recht onder de deelnemers verdelen. Voor elk leeftijdscohort wordt bekeken hoeveel premie er wordt betaald en hoeveel opbouw het cohort daarvoor terug krijgt. Met behulp van Fair Value ALM wordt berekend wat de waarde van de twee keuzes is, uitgedrukt in euro’s van nu. Vervolgens wordt bekeken wat het verschil is tussen door-gaan (keuze 2) en nu stoppen (keuze 1), uitgedrukt in euro’s per deelnemer. Als dat verschil voor een cohort positief is, dan profiteert dat cohort de komende vijftien jaar van de solidariteit. Als het verschil voor een cohort negatief is, dan draagt dat cohort juist bij aan de solidariteit. Ter verduidelij-king (figuur 1): als het fonds in onderdekking geen aanvul-lende maatregelen neemt dan draagt een deelnemer die nu veertig jaar is de komende vijftien jaar vanwege de onderdek-kingssituatie jaarlijks zo’n 2000 euro bij aan de solidariteit.

Page 47: Actuariaatcongres Magazine 2012

PROFIEL

Een opleiding actuariaat of econometrie gecombineerd met sterke persoonlijke vaardigheden: analytisch,

adviesvaardig, resultaatgericht, innovatief en ondernemend. Je bent tevens geïnspireerd door Risk Management

en weet je binnen dit vakgebied uitstekend te profileren. Door je sterke communicatieve vaardigheden ben je een

sparringpartner voor je collega's en klanten.

WAT BIEDEN WIJ JOU?

Een uitdagende functie binnen een hecht team professionals als onderdeel van een ambitieuze, gedreven

organisatie. Uiteraard bieden wij je een goed basissalaris aangevuld met een uitstekende bonusregeling en

goede secundaire arbeidsvoorwaarden. Bezoek onze website www.aaa-riskfinance.nl voor meer informatie.

GEÏNTERESSEERD?

Neem dan contact op met Deborah Telgt:

Email: [email protected]

Telefoon: 020 - 707 36 40

Triple A – Risk Finance is een onafhankelijk en innovatief Risico Management en Actuarieel

Consultancy bureau. Wij zien risico management zich ontwikkelen als een belangrijke

"business driver" voor de financiële instellingen. Wij zijn in staat innovatieve maatwerk-

oplossingen te realiseren, waarbij wij onze expertise zoveel mogelijk overdragen aan de

klantorganisatie zodat zij na ons vertrek zelfstandig verder kan.

WIJ ZIJN OP ZOEK NAAR JOU!

> OUT OF THE BOX ACTUARISSEN EN RISK PROFESSIONALS

Adv_Magazine_VSAE_A4 12-08-2009 15:11 Pagina 1

Page 48: Actuariaatcongres Magazine 2012

46 AENORM SPECIAL April 2012

1 Het Pensioenakkoord

Een van de hoofdproblemen van het huidige pensioenstelsel is de almaar stijgende levensverwachting. Mensen leven langer, terwijl de pensioenleeftijd gelijk blijft. Voor deze stijgende levensverwachting is in het verleden geen premie betaald zodat onder andere hierdoor de dekkingsgraad sluipenderwijs is gedaald. Om deze daling op te vangen en de premie voor de huidige opbouw op peil te brengen, is de pensioenpremie de afgelopen jaren gestegen. Door de vergrijzing daalt het aantal premiebetalers ten opzichte van het aantal gepensioneerden, zodat de lasten onvoldoende kunnen worden opgevangen door het verhogen van de premie. Daar komt bij dat zowel werkgevers als werknemers de almaar stijgende premie niet meer kunnen en willen betalen. De rek in de premie is er dus wel uit.

De afgelopen twee jaar is het kabinet samen met sociale partners druk bezig geweest om te zoeken naar een toekomstbestendig pensioenstelsel welke beter bestand is tegen de stijgende levensverwachting en ontwikkelingen op de financiële markten. Na lang gesteggel hebben het kabinet en de sociale partners uiteindelijk in de zomer van 2011 overeenstemming bereikt over de hervorming van het pensioenstelsel. In het Pensioenakkoord zijn afspraken gemaakt over premiestabilisatie, verwerking van de stijgende levensverwachting en de overgang naar schokbestendige en transparante pensioencontracten. Het Pensioenakkoord is bedoeld als raamwerk voor decentrale partijen om tot een nieuw pensioencontract te komen. In het nieuwe pensioencontract worden ontwikkelingen in levensverwachting en op financiële markten niet meer automatisch opgevangen door het aanpassen van de pensioenpremie maar door een tweetal aanpassingsmechanismen die hun weerslag vinden in de pensioenopbouw.

Fiscaal pensioenkader moet op de schop voor nieuw pensioencontract: op naar Witteveen 2.01 Door: Mr. Bastiaan Starink en Mr. Charlotte Straatman

Het Nederlandse pensioenstelsel is volop in beweging. In de zomer van 2011 hebben sociale partners en het kabinet het Pensioenakkoord gesloten waarin afspraken zijn gemaakt om het pensioenstelsel toekomstbestendig te houden.2 In het Pensioenakkoord worden voorstellen gedaan voor een nieuw pensioencontract. Het nieuwe pensioencontract kenmerkt zich door een stabiele premie en een variabele pensioenopbouw. Het pensioencontract krijgt daarmee meer trekken van een DC-regeling; een fenomeen dat aansluit bij de reeds ingezette trend waarbij DB-regelingen worden omgezet in CDC- en DC-regelingen. Deze trend zet zich door het Pensioenakkoord verder door, zo is onze verwachting. Wij zijn van mening dat het huidige fiscale pensioenkader onvoldoende ruimte biedt voor deze ontwikkelingen. Het biedt te weinig flexibiliteit om mee- en tegenvallers in de pensioenopbouw op te vangen. Anderzijds is het fiscale pensioenkader niet uitgerust om de trend van DB naar DC of DC-achtige regelingen te ondersteunen. Een grondige aanpassing is daarom nodig. Hiervoor is (politieke) wil en durf nodig.

Mr. Bastiaan Starink Bastiaan Starink is als pensioenadviseur werkzaam bij PwC te Amsterdam. Hij is des-kundig op het gebied van collectieve fiscale pensioenadvisering. Daarnaast is hij als promovendus en docent werkzaam bij het CompetenceCentre for Pension Research van Tilburg University. Mr. Charlotte Straatman Charlotte Straatman is als pensioenadviseur verbonden aan PwC. Beide adviseren grote ondernemingen onder andere bij pensioenveranderingstrajecten, specialistische (internationale) fiscale pensioenadvisering en implementatie van het pensioenak-

1 Dit artikel is ook geplaatst in PensioenMagazine, april 2012.2 Stichting van de Arbeid, Uitwerkingsmemorandum Pensioenakkoord van 4 juni 2010, 9 juni 2011.

Page 49: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 47

In het vervolg van dit artikel lichten wij de genoemde ontwikkelingen nader toe en geven wij aan op welke punten het fiscale pensioenkader ten minste moet worden aangepast om het pensioenstelsel daadwerkelijk flexibel en toekomstbestendig te maken. Om deze analyse systematisch uit te voeren, toetsen wij de fiscale wet- en regelgeving steeds aan het nieuwe pensioencontract waarbij wij de keuzes die het Pensioenakkoord biedt, volledig benutten. Of deze keuzes verstandig/wenselijk zijn, laten wij in het kader van dit artikel achterwege. Wij toetsen het fiscale kader aan een nieuw pensioencontract met de volgende kenmerken:

1: Een fiscaal maximale middelloonregeling met een opbouwpercentage van 2,25;2: Een minimale franchise;3: Een maximale pensioengrondslag;4: De pensioenen worden voorwaardelijk geïndexeerd maar zijn in het verleden altijd volledig verhoogd met het hoogste van de loon- of prijsinflatie. Er is dus fiscaal geen ruimte voor inhaalindexatie;5: De premie blijft stabiel. Kostenverhogingen en – verlagingen worden direct en volledig verwerkt in de pensioenopbouw. Het nieuwe FTK2 is van toepassing;6: De kostenverhoging of –verlaging als gevolg van een wijziging in de levensverwachting en pensioenrichtleeftijd (LAM) wordt zowel voor de opgebouwde rechten als de toekomstige opbouw direct en volledig in het pensioenresultaat verwerkt via een (negatieve) indexatie;7: Er wordt geen egalisatiereserve aangehouden; beleggingsresultaten en rentewijzigingen (RAM) worden zowel voor opgebouwde rechten als toekomstige rechten direct en volledig verwerkt in het pensioenresultaat;8: Vanwege het bovenstaande is de reële dekkingsgraad dus altijd 100%;9: De pensioenpremie is reeds sinds 2011 gebaseerd op de meest recente overlevingstafels van het AG: de prognosetafel 2010-2060. De toegenomen levensverwachting van de komende jaren is dus reeds in de financiële gegevens van de pensioenregeling en de pensioenuitvoerder verwerkt.

Zoals gezegd toetsen wij het huidige fiscale kader dus aan de hierboven beschreven pensioenregeling. Hierna lichten wij eerst de belangrijkste onderdelen van het nieuwe pensioencontract nader toe.

1.1 Stabiele premie Uitgangspunt van het nieuwe pensioencontract is een stabiele premie. Aanpassing aan schommelingen in levensverwachting en op de financiële markten dient

premieneutraal plaats te vinden. In dit licht stelt de Stichting van de Arbeid een premieneutraliteitsregel en een aanpassingsmechanisme voor het opvangen van financiële schokken voor. De pensioenopbouw en indexatie zijn variabel en bewegen mee met deze schommelingen. Dit betekent dat de pensioenopbouw en indexatie in slechte jaren lager en in goede jaren hoger zijn.

LevensverwachtingsaanpassingsmechanismeIn het nieuwe pensioencontract is een aanpassings-mechanisme voor de ontwikkeling van de levens-verwachting opgenomen. Deze aanpassing bestaat uit drie componenten3:1: De pensioenrekenleeftijd blijft uniform afgestemd op de AOW-leeftijd. De pensioenrekenleeftijd gaat per 1 januari 2014 omhoog naar 67 jaar.4 Daarna wordt de pensioenrekenleeftijd eventueel om de vijf jaar verder verhoogd. Door een verhoging van de pensioenrekenleeftijd wordt een kostenbesparing gerealiseerd, met name omdat over een kortere periode pensioen wordt uitgekeerd.2: Aanpassing aan gewijzigde overlevingstafels. Aanpassing van de overlevingstafels aan een toegenomen levensverwachting gaat gepaard met hogere kosten; bij een dalende levensverwachting gaan de kosten juist omlaag. De kostengevolgen van de aanpassing aan gewijzigde overlevingstafels worden gesaldeerd met de kostenbesparing van een hogere pensioenrekenleeftijd. Ervan uitgaande dat de meeste pensioenregelingen de meest recente overlevingstafels reeds hanteren, kan de volledige kostenbesparing als gevolg van de verhoging van de pensioenrekenleeftijd met twee jaar in 2014 in dat jaar worden ingezet voor de verhoging van het opbouwpercentage of indexatie van de pensioenopbouw.3: Premieneutraliteitsregel5: het kostensaldo van de aanpassing van de pensioenrekenleeftijd en de aanpassing aan gewijzigde overlevingstafels wordt per sector dan wel onderneming zodanig verwerkt dat sprake is van premieneutraliteit. Bij een kostenverhoging vindt een korting plaats op het opbouwpercentage en/of indexatie van de pensioenopbouw. Bij een kostenverlaging is er een drietal mogelijkheden: a. Een verhoging van het opbouwpercentage; b. Een hogere indexatie; c.Toevoeging aan de egalisatiereserve. Voor de strekking van dit artikel gaan wij er zoals gezegd vanuit dat een kostenverlaging volledig wordt ingezet voor een opslag op het opbouwpercentage dan wel indexatie.

3 Stichting van de Arbeid, Uitwerkingsmemorandum Pensioenakkoord van 4 juni 2010, 9 juni 2011, p.10.4 Kamerstukken I, 2011-2012, 33046 nr. A.5 De Stichting van de Arbeid geeft in het Uitwerkingsmemorandum Pensioenakkoord van 4 juni 2010 op p. 11, noot 15 aan dat het Witteveenkader de gevolgen van het toepassen van de premieneutraliteitsregel dient te respecteren.

Page 50: Actuariaatcongres Magazine 2012

48 AENORM SPECIAL April 2012

Aanpassingsmechanisme voor het opvangen van financiële schokkenNaast het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme kent het nieuwe pensioencontract een aanpassingsmechanisme voor het opvangen van financiële schokken. Dit mechanisme dient ertoe om bij een dekkingstekort of een dekkingsoverschot de pensioenopbouw aan te passen in een periode van maximaal 10 jaar. In het Pensioenakkoord wordt aangeraden om in het nieuwe pensioencontract te werken met een egalisatiereserve. Met een egalisatiereserve worden goede rendementen gereserveerd voor tijden met lager dan gemiddelde rendementen. De egalisatiereserve is slechts bedoeld om schommelingen op de financiële markten op te vangen, niet om de financiële gevolgen van langer leven op te vangen. Een egalisatiereserve is evenwel niet verplicht.

Conclusie nieuwe pensioencontractIn het nieuwe pensioencontract is de pensioenpremie dus stabiel en de pensioenopbouw variabel. De pensioenopbouw is afhankelijk van de levensverwachting, beleggingsresultaten en de rekenrente. Het nieuwe pensioencontract is for better and for worse. Dit betekent dat bij een stijgende levensverwachting, tegenvallende beleggingsresultaten en een lage rekenrente de pensioenopbouw en de opgebouwde rechten omlaag moeten worden bijgesteld. Bij een dalende levensverwachting, positieve beleggingsresultaten en een hoge rekenrente worden de pensioenopbouw en de opgebouwde rechten verhoogd. Het fiscale pensioenkader biedt hiervoor echter onvoldoende ruimte. Dit betekent dat het nieuwe pensioencontract zoals wij dat hebben geschetst, in het huidige fiscale kader niet tot stand kan worden gebracht. Wij lichten dit toe.

2 Het fiscale pensioenkader

In haar brief van 10 juni 2011 geeft het kabinet aan bereid te zijn om te onderzoeken hoe een passend en eenduidig Witteveenkader kan worden gerealiseerd dat in lijn is met het uitwerkingsmemorandum van het Pensioenakkoord.6 Wij begrijpen dat dit onderzoek momenteel wordt uitgevoerd en zijn benieuwd naar de uitkomsten hiervan. Hierna geven wij aan waar het huidige fiscale pensioenkader naar onze mening onvoldoende ruimte biedt voor de inpassing van het nieuwe pensioencontract. Hierbij toetsen wij het huidige fiscale pensioenkader steeds aan de in het begin van dit artikel beschreven pensioencontract.

2.1 Opbouwpercentages In artikel 18a, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) zijn de fiscaal maximale opbouwpercentages voor een ouderdomspensioen opgenomen. Bij een middelloonregeling bijvoorbeeld, mag per dienstjaar niet meer dan 2,25 % van het pensioengevend loon aan pensioen worden opgebouwd. Wanneer in enig jaar bijvoorbeeld de pensioenrekenleeftijd of de rekenrente wordt verhoogd, wordt een kostenbesparing gerealiseerd. Deze kostenbesparing kan op grond van het uitgangspunt van premieneutraliteit worden toegevoegd aan de pensioenopbouw. Op basis van de fiscale pensioenwetgeving is dit echter slechts mogelijk tot de hoogte van de maximale opbouwpercentages. Voor de door ons geschetste fiscaal maximale pensioenregeling werkt dit als volgt uit. In 2014 wordt de pensioenrekenleeftijd verhoogd van leeftijd 65 naar leeftijd 67. Wij gaan er vanuit dat deze verhoging van de pensioenrekenleeftijd op dat moment leidt tot een kostenverlaging van 14%. Doordat in de genoemde pensioenregeling de meest recente overlevingstafels reeds worden gehanteerd, komt de volledige kostenverlaging van 14% ten goede aan de pensioenopbouw. Premieneutraliteit is immers het uitgangspunt. Deze kostenbesparing kan volgens het Pensioenakkoord volledig worden gebruikt voor een verhoging van de pensioenopbouw. De opbouw zou in dit voorbeeld dan ook moeten stijgen naar 2,25 x 1,14 = 2,57%. Echter, op basis van artikel 18a van de Wet LB kan per dienstjaar niet meer dan 2,25% van het pensioengevend loon aan pensioen worden opgebouwd. Dit betekent dat de kostenbesparing van 14% niet kan worden benut voor een verhoging van het opbouwpercentage. Het fiscale pensioenkader is daarmee niet toereikend. Wij menen dan ook dat het fiscaal mogelijk moet worden het opbouwpercentage (tijdelijk) boven de huidige grenzen te laten uitkomen, gegeven het feit dat het Witteveenkader het nieuwe pensioencontract mogelijk moet maken. Er is overigens geen budgettaire reden om dit niet te doen; door de premieneutraliteit wordt er geen euro meer aan pensioenpremie afgetrokken. De omkeerregel wordt hiermee dus niet opgerekt. Dit leidt daarmee niet tot belastingderving of een bovenmatig pensioen. Een mogelijkheid om een eventueel maatschappelijk ongewenst hoog pensioen te voorkomen, is wellicht om ook voor DB-regelingen een eindtoets in te bouwen waarbij het pensioen niet meer mag zijn dan 2% van het laatstgenoten loon per dienstjaar; een bepaling die ook bij DC-regelingen wordt gebruikt.

6 Brief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer, ‘Overleg van het kabinet met de Stichting van de Arbeid’, 10 juni 2011, p. 5.

Page 51: Actuariaatcongres Magazine 2012

© 2011 PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 3412089) Alle rechten voorbehouden.

www.werkenbijpwc.nl

Tijdens je studie heb je een schat aan kennis opgedaan, je bent slim, sociaal en ambitieus en nu wil je aan de slag. Bij ons kun je al je kwaliteiten volop ontwikkelen.

Je ideeën zijn meer dan welkom Ook wij zijn ambitieus. We werken in Nederland met 4.600 mensen in twaalf vestigingen op de gebieden Audit & Assurance, Tax & Human Resource Services, Advisory en Compliance Services. We willen de beste en meest innovatieve oplossingen bedenken voor de vraagstukken van onze klanten. Dat kan alleen als onze mensen vanuit allerlei oogpunten naar die vragen kijken. Dus maakt het minder uit wat je precies gestudeerd hebt. Het gaat om je ideeën.

Blijf je ontwikkelen De lat ligt hoog, maar je staat er niet alleen voor. Je krijgt op dag één een coach die je begeleidt en ondersteunt bij je werk en bij het uitstippelen van je carrière. Je werkt samen in teams met inspirerende collega’s en volgt opleidingen om je vaktechnisch en persoonlijk te blijven ontwikkelen. Zo ontdek je al doende waar je kracht ligt. Je kunt switchen tussen sectoren. Begin je bijvoorbeeld bij beursgenoteerde ondernemingen, dan kun je altijd overstappen naar de overheid. En andersom. Je kunt ook van PwC-vestiging veranderen, binnen Nederland of over de grens.

Pak de ruimte die je krijgt Je gaat bij ons aan de slag in een open kennisorganisatie. We werken met passie en een gezonde dosis lef; zijn open, integer en eerlijk; zeggen geen ja als het nee moet zijn. Het gaat er bij ons informeel aan toe. Je krijgt echt de ruimte. We staan open voor je initiatieven. Je start je carrière vliegend, ontwikkelt je volop en haalt het beste in jezelf naar boven. Want daar worden onze klanten, wij én jij beter van.

Soms hou je alle opties openSoms weet je direct waar je aan de slag wilt

Kom verder op werkenbijpwc.nl

Page 52: Actuariaatcongres Magazine 2012

50 AENORM SPECIAL April 2012

2.2 Indexatie

Een tweede belangrijke fiscale grens is de fiscaal maximaal toegestane indexatie. Op basis van artikel 18d, eerste lid, onderdeel a van de Wet LB mag een pensioen worden geïndexeerd met maximaal de loon– of prijsinflatie. De inflatie is na de jaren ‘70 aanzienlijk gedaald. Uit een lange reeks inflatiecijfers over de jaren heen is af te leiden dat een vaste indexatie niet hoger kan zijn dan 3%. Om die reden heeft de Belastingdienst besloten dat een vaste na-indexatie op maximaal 3% mag worden gesteld.7 Wanneer de vaste na-indexatie hoger is dan 3% is deze indexatie in strijd met artikel 18d, eerste lid, onderdeel a, van de Wet LB. Deze wet- en regelgeving was begrijpelijk. Echter, met deze fiscaal maximale grenzen voor indexatie kan zowel de premieneutraliteitsregel als het aanpassingsmechanisme voor het opvangen van financiële schokken in sommige situaties niet worden toegepast. Dit lichten we toe aan de hand van een voorbeeld waarbij de door ons geschetste pensioenregeling wederom als uitgangspunt is genomen.

VoorbeeldIn enig jaar is het rendement van het pensioenfonds 10%-punt hoger dan verwacht, terwijl de loon- en prijsinflatie 2,5% is. In het pensioencontract is afgesproken dat rendement direct en volledig in het pensioenresultaat wordt verwerkt; een indexatie van 10% dus. Dit is op grond van de huidige fiscale wet- en regelgeving niet toegestaan. Immers, fiscale ruimte voor niet-benutte indexatie uit het verleden is er niet.

Aanpassing van deze wet- en regelgeving is dus noodzakelijk om het nieuwe pensioencontract, zoals afgesproken in het Pensioenakkoord, te kunnen implementeren. Ook dit hoeft niet tot belastingderving te leiden. Een negatief rendement kan immers ook direct en volledig door middel van negatieve indexatie in de opgebouwde rechten worden verwerkt. Hierboven hebben wij aangegeven dat het fiscale kader voor DB-regelingen op een aantal cruciale onderdelen geflexibiliseerd moet worden om het Pensioenakkoord, dat tevens door het kabinet en de Tweede Kamer is omarmd, te kunnen implementeren. Het nieuwe pensioencontract krijgt zoals gezegd steeds meer DC-achtige kenmerken; het wordt in wezen een hybride contract met zowel DB als DC kenmerken. Het contract is daarmee niet zwart of wit maar grijs. Dit gegeven, samen met de toch al ingezette trend waarbij DB-regelingen worden omgezet in DC, vraagt daarom tevens om een grondige herziening van het fiscale kader voor DC-regelingen. Het grootste probleem is dat het fiscale kader zwart of wit is en dat het nieuwe grijze contract daarmee fiscaal lastig ondersteund wordt. Hierna gaan wij in op deze materie.

3 Trend van DB naar DC

Zoals gezegd heeft het nieuwe pensioencontract sterke overeenkomsten met de DC-regeling. In het nieuwe pensioencontract is de pensioenopbouw variabel en verschuiven de risico’s van de werkgever en de pensioenuitvoerder richting de werknemer. De uitkomst van het pensioen is onzeker. Het fiscale pensioenkader voor DC-regelingen is veel beperkter dan voor DB-regelingen. Deze fiscale ‘bevoordeling’ van DB-regelingen staat een verdere flexibilisering en toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel in de weg. De wet- en regelgeving moet in verband met dit punt op ten minste een drietal punten worden aangepast. Wij lichten dit toe.

3.1 Fiscale kader DC-regelingen De fiscale wetgeving voor de DC-regeling is te vinden in artikel 18a, derde lid van de Wet LB. Op basis van dit artikel moet het pensioen in een DC-regeling tijdsevenredig worden opgebouwd. De pensioenregeling moet gericht zijn op een pensioen dat na 35 jaar niet meer bedraagt dan 70% van het laatstgenoten pensioengevend loon. Wat betreft het pensioenresultaat wordt dus aangesloten bij de opbouw van een eindloonpensioen. Tijdsevenredige opbouw van een ouderdomspensioen van ten hoogste 70% in 35 jaren houdt in dat de opbouw per dienstjaar, behoudens beleggingsresultaten, gelijk moet lopen met de opbouw per dienstjaar in een eindloonregeling, oftewel 2%.8 Om hetzelfde pensioenresultaat te bereiken als in een eindloonregeling, worden voor de bepaling van de te storten premies in de DC-regeling de volgende uitgangspunten aangehouden:1: De beschikbare premie wordt actuarieel vastgesteld per leeftijdsklasse. Een op jonge leeftijd gestorte premie heeft namelijk meer tijd om beleggings- rendementen te genereren dan een op latere leeftijd gestorte premie;2: Voor de loopbaanontwikkeling wordt uitgegaan van een loonstijging van 3% per jaar tot en met leeftijd 35, een loonstijging van 2% per jaar tot leeftijd 45, 1% tot leeftijd 55 en 0% gedurende de overige jaren;3: Bij de berekening wordt een rekenrente van ten minste 4% aangehouden en de te verwachten inflatie wordt op nihil gesteld. Als handvat voor het vaststellen van de beschikbare premiestaffels, is een tweetal staffelbesluiten in het leven geroepen, het bruto staffelbesluit van 23 oktober 2007 (CP2007/552M) en het netto staffelbesluit van 21 december 2009 (CPP2009/1487M). Het bruto staffelbesluit geldt tot 1 januari 2015. Vanaf die datum moeten alle staffels zijn gebaseerd op een netto staffel.

7 Handreiking Indexatie van Pensioenen, 18 april 2007. www.belastingdienstpensioensite.nl.8 Zie artikel 18a, eerste lid, Wet LB.

Page 53: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 51

In de netto-staffels zijn geen vaste kostenopslagen meer verwerkt; dit zorgt voor betere transparantie van de kosten in een pensioenregeling9. In de staffelbesluiten zijn collectief toepasbare staffels gegeven. Hiervan kan nog wel op individueel niveau worden afgeweken, mits binnen de grenzen van artikel 18a, derde lid van de Wet LB wordt gebleven. Uit deze staffelbesluiten blijkt dat beschikbare premiestaffels mogen worden gebaseerd op de pensioenopbouw volgens het middelloonstelsel. Dat wil zeggen dat de jaarlijkse pensioenopbouw voor het ouderdomspensioen in een DC-regeling gericht mag zijn op ten hoogste 2,25% per dienstjaar. Uitgangspunt blijft wel een pensioen dat na 35 jaar opbouw maximaal 70 % van het eindloon bedraagt. De gehanteerde overlevingstafel is GBM/GBV 2000-2005 met leeftijdscorrecties voor de werknemer van -5 en voor de partner -6. De rekenrente is 4%, in afzonderlijke gevallen is een rekenrente van 3% mogelijk.

Rekenrente en inflatieIn een DB-regeling wordt de premie gebaseerd op de geldende marktrente. Bij een lage rente stijgt de premie. Ook mag de premie een opslag voor indexatie bevatten. Deze hogere premie is fiscaal volledig aftrekbaar. Op basis van artikel 18a, derde lid, onderdeel c van de Wet LB moet de rekenrente in een DC-regeling minimaal 4% zijn en mag niet worden betaald voor indexatie. In de parlementaire behandeling is destijds het volgende opgemerkt: “In aansluiting op hetgeen gebruikelijk is, wordt de inflatie op nihil gesteld tegenover een lage inschatting van de opbrengsten van slechts 4%. Het is zeer waarschijnlijk dat de beleggingen meer opbrengen dan 4%, zodat uit het meerdere dan de inflatie en een eventuele indexatie van de ingegane uitkeringen kunnen worden bekostigd. Wij zijn van mening dat op deze wijze, in vergelijking met een eindloonregeling, een vrij ruime mogelijkheid tot pensioenopbouw is geboden.”10 De marktrente ligt de laatste jaren echter ver onder deze 4%. Een rekenrente van 4% in combinatie met het niet mogen betalen voor indexatie is daarom achterhaald en onjuist. Het doet geen recht aan het hierna geciteerde uitgangspunt dat een beschikbare premieregeling hetzelfde pensioenresultaat als een eindloonregeling moet kunnen bereiken: “Het is dan ook de bedoeling dat met inachtneming van de grondslagen genoemd in artikel 18a, derde lid, dusdanige premiepercentages worden berekend dat deze tot een einduitkomst op pensioeningangsdatum leiden van 70% eindloon.”11 De elementen ‘rekenrente’ en ‘inflatie’ in een DC-regeling betekenen een verondersteld rendement van

ten minste 6,5% (4% rekenrente + 2% inflatie + 0,5% kosten). Uit de praktijk blijkt dat dergelijke rendementen zelden tot niet worden behaald en dat het pensioenresultaat in een DC-regeling sterk achterblijft bij een DB-regeling. Zowel de wet als de door de staatssecretaris van Financiën gepubliceerde DC-staffels zijn gezien het beoogde resultaat te beperkend vastgesteld. Het nettostaffelbesluit lijkt oplossing te bieden. Op basis van het netto staffelbesluit is het onder zeer strenge voorwaarden namelijk toegestaan te rekenen met een rekenrente van 3%. Echter hierbij geldt wel als voorwaarde dat het pensioen inclusief de toegekende indexatie zowel per jaar als in totaal niet uitgaat boven een middelloonpensioen zoals bepaald in artikel 18a, eerste lid van de Wet LB. Bovendien laat deze oplossing ook uitvoeringstechnisch te wensen over. In de literatuur is daarom al voor aanpassing van het staffelbesluit gepleit door een eindloontoets uit te voeren in plaats van een middelloontoets.12

OverlevingskansenIn een DB-regeling, zeker bij een pensioenfonds, wordt veelal gerekend met prognosetafels. Dit betekent dat bij de vaststelling van de pensioenpremie rekening wordt gehouden met de verwachte toekomstige stijging van de levensverwachting. Dit is nodig om de premie te laten aansluiten bij de uiteindelijke pensioenambitie. Immers, wanneer geen rekening wordt gehouden met een stijgende levensverwachting worden te weinig premie-inkomsten gegenereerd om de toenemende pensioenverplichtingen – als gevolg van een langere uitkeringsperiode – te kunnen financieren. Op basis van artikel 18a, derde lid, onderdeel c van de Wet LB moet de pensioenopbouw bij een DC-regeling tijdsevenredig plaatsvinden. Dit betekent dat niet betaald mag worden voor zaken die zich in de toekomst pas voordoen. Bij een DC-regeling mag daarom niet gerekend worden met een prognosetafel maar alleen met historische overlevingscijfers, zij het met leeftijdsterugstelling. In de staffelbesluiten wordt gerekend met een sterftetafel GBM/GBV 2000-2005 met een leeftijdscorrectie van -5 voor de deelnemer en -6 voor zijn partner. De levensverwachting is sinds 2005 echter sterk naar boven bijgesteld. Het resultaat is dat de inleg tekortschiet op pensioendatum. Het uitgangspunt van de DC-regeling is zoals gezegd echter om hetzelfde pensioenresultaat te bereiken als in een eindloonregeling. Om datzelfde resultaat te kunnen bereiken moeten dezelfde overlevingstafels als bij een DB-regeling gehanteerd kunnen worden.13

9 Artikel 18a van de Wet LB is formeel recht, de staffelbesluiten zijn dat niet. In de staffelbesluiten worden verschillende soorten premieovereenkomsten aangewezen. De staffelbesluiten hebben dus een begunstigende werking en dienen ter uitleg van de wet.10 Kamerstukken II, 1998-1999, 26 020, nr. 6, p. 16 (onderstreping door Bastiaan Starink en Charlotte Straatman).11 Kamerstukken I, 1998/1999, 26 020, nr. 104b, p. 14-15.12 Prof. mr. Herman Kapelle, Deelnemer BPR krijgt te optimistisch beeld, in: VVP, 24 januari 2012, p. 31.13 Zie ook prof. mr. Herman Kapelle, Deelnemer BPR krijgt te optimistisch beeld, in: VVP, 24 januari 2012, p. 31.

Page 54: Actuariaatcongres Magazine 2012

52 AENORM SPECIAL April 2012

4 Conclusie

Fiscaal kennen we drie soorten pensioenregelingen: de eindloonregeling, de middelloonregeling (beide DB) en de beschikbare premieregeling (DC). Het fiscale pensioenkader kent voor deze drie pensioenregelingen afzonderlijke wet- en regelgeving. Het nieuwe pensioencontract, een combinatie van DB en DC past in geen van deze hokjes en het fiscale pensioenkader is niet ingericht op deze, overigens maatschappelijk gewenste, ontwikkelingen. Wij realiseren ons uiteraard dat een DB-regeling nu eenmaal een andere toezegging is dan een DC-regeling en dat dit in beginsel een ander fiscaal kader vereist. Het is echter de bedoeling geweest van de wetgever om opbouw in een DC-regeling op dezelfde wijze fiscaal te ondersteunen als een DB-regeling. Hiervan is echter geen sprake. Grondige herziening van het fiscale pensioenkader op dit punt is daarom noodzakelijk. Dit wordt versterkt door het Pensioenakkoord. We vinden het een goede idee om terug te keren naar een fiscaal kader dat aansluit bij wat naar maatschappelijke opvattingen redelijk moet worden geacht, zoals dat tot 1999 voor invoering van het Witteveenkader gold. Dit kader zou dan voor alle soorten pensioenregelingen van toepassing moeten zijn. Geen apart kader voor DB en DC dus. Zeker in collectieve situaties kunnen partijen hiermee waarschijnlijk veel beter uit de voeten. De verschillende belangen van sociale partners en het uitgangspunt van premieneutraliteit uit het Pensioenakkoord leiden naar onze verwachting tot een natuurlijk maximum. De meest grondige herziening van ons pensioenstelsel sinds vele jaren vergt dan ook een evenzo grondige herziening van het fiscale kader. Op naar Witteveen 2.0!

Page 55: Actuariaatcongres Magazine 2012

Ga voor meer informatie naar www.actuariaatcongres.nl

De generatiekloof binnen het pensioenstelsel

Verder zullen er verschillende keuzemogelijkheden zijn voor het middagonderdeel van het programma. In twee rondes van elk drie mogelijke keuzes worden er door verschillende actuarissen presentaties gegeven. De presentaties geven een volledig beeld van de meest recente ontwikkelingen rondom het Nederlandse pensioenstelsel. Er is ruimte voor discussie over solidariteit en de houdbaarheid van het stelsel. Op het programma staan onder meer:

Solidariteit tussen jong en oud

Paneldiscussie

Fiscale aspecten van het pensioenakkoord

Actuariaatcongres 2012

Presentaties van:

Prof.dr.ir. M.H. Vellekoop

Mr. Joanne Kellerman

Martin Pikaart

Dagvoorzittter:

Ir. Drs. J. Breen AAG

9 mei 2012Felix MeritisAmsterdam

Page 56: Actuariaatcongres Magazine 2012

54 AENORM SPECIAL April 2012

Lo

cati

e

Felix Meritis, geschiedenis.

Aan de Keizersgracht nummer 324 werd in 1788 het gebouw Felix Meritis ingewijd door gegoede burgers uit de stad Amsterdam met wetenschappelijke en kunstzinnige interesse. De verschillende zalen van deze Tempel der Verlichting werden onder meer gebruikt voor concerten, literaire bijeenkomsten en debatten. Tot ver in de negentiende eeuw was de concertpraktijk van de Maatschappij Felix Meritis toonaangevend voor het hoofdstedelijk muziekleven. Nadat in 1889 de sociëteit Felix Meritis ontbonden werd, kocht de drukkerij Holdert & Co. het gebouw en sloopte voor een groot deel het interieur. Een brand in 1932 vernielde gedeeltelijk de voorgevel. Het gebouw werd echter hersteld en na de oorlog nam de Communistische Partij van Nederland haar intrek in Felix Meritis en rolde het dagblad De Waarheid van de persen. Tijdens de roerige jaren zestig veranderde het gebouw in een cultuurpaleis onder de naam Shaffy Theater, waar tal van experimentele dans-, mime-, toneel- en muziekvoorstellingen werden opgevoerd door onder meer Ramses Shaffy, Liesbeth List, Freek

de Jonge en vele andere bekende en onbekende artiesten. Vanaf 1988 zette de Stichting Felix Meritis de activiteiten in eigentijdse vorm voort: Felix Meritis werd een Europees Centrum voor Kunst en Wetenschappen. Door het rijke culturele, politieke en maatschappelijke verleden, de ruimtelijke capaciteit en de unieke architectonische en akoestische kwaliteiten is het gebouw Felix Meritis bij uitstek geschikt om een prominente rol te spelen in het culturele leven van Amsterdam. De accommodatie nodigt uit tot vrije gedachtewisseling, informele ontmoetingen, verdieping en dialoog, indachtig het Hollands Verlichtingsideaal. Hierbij ligt de nadruk op de rol van het individu en actief burgerschap.

Het gebouw

Het gebouw van het voormalige genootschap ‘Felix Meritis’ (gelukkig door verdiensten) is een typisch monument van de Verlichting. Het diende ter bevordering van de kunsten en de wetenschappen. Het klassieke tempelfront met zijn kolossale Corinthische halfzuilen en fronton is kenmerkend voor de stijl van het neoclassicisme. In vijf gebeeldhouwde reliëfs zijn de departementen van het genootschap gesymboliseerd - de beeldende kunsten en de bouwkunst, de letterkunde, de handel, de natuurwetenschappen en de muziek. Van het oorspronkelijke 18e eeuwse interieur getuigen het centrale trappenhuis, de om zijn akoestiek beroemde ovale concertzaal en het koepeldak, waaronder ooit een observatorium huisde.

Deze tekst is met toestemming onleend aan de website van Felix Meritis: www.felixmeritis.nl

Aen

orm

De Aenorm is een magazine om studenten en andere geïnteresseerden op de hoogte te houden van recente ontwikkelingen in de Actuariële wetenschappen, Econometrie en Operationele Research. Aenorm laat hen de diversiteit zien van de toepassing van deze verschillende gebieden. Op deze manier vormt de Aenorm een platform voor studenten, docenten en mensen uit het bedrijfsleven. Naast artikelen bevat de Aenorm ook andere dingen. Er staan in iedere uitgave één of twee interviews van hoogleraren uit binnen- en buitenland en andere mensen die gespecialiseerd zijn in één van de vakgebieden. Daarnaast staat er in iedere Aenorm een samenvatting van een klassiek, meestal baanbrekend, artikel en worden

er reacties van professoren op controversiële stellingen gepubliceerd. De artikelen in de Aenorm variëren van bachelorniveau tot PhD-niveau. De Aenorm is een samenwerking tussen VSAE en Kraket, de studieverenigingen van econometrie op respectievelijk de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. Een abonnement op de Aenorm is helemaal gratis en u kunt zich inschrijven op de website www.aenorm.eu. Voor vragen of opmerkingen kunt u een e-mail sturen naar [email protected]. Als u graag een artikel wilt publiceren in de Aenorm, neemt u ook contact op met bovenstaand e-mailadres.

Page 57: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 55

Bas Koolstra (voorzitter)Bas Koolstra (21) is de voorzitter van de commissie die het Actuariaatcongres 2012 organiseert. Hij studeert Econometrie aan de UvA, maar vult zijn volledige keuzeruimte met actuariële vakken. In welk vakgebied zijn toekomst precies zal liggen weet hij nog niet, maar hij raakt inmiddels al aardig bekend met de actuariële wereld. Bas was namelijk ook lid van de commissie die het Actuariaatcongres 2011 over Solvency II organiseerde. Of hij bij de VSAE de boeken in zal gaan als Mister Actuariaatcongres valt nog te bezien, maar de kans is groot dat hij ooit als actuaris aan de slag zal gaan.

Lennart NiezenLennart Niezen (21) studeert Actuariële Wetenschappen, maar is halverwege zijn derde jaar gestopt met studeren om één jaar in het bestuur van de VSAE te gaan. Binnen het bestuur is hij als penningmeester verantwoordelijk voor het financiële beleid van de vereniging. Naast zijn hoofdfunctie in het bestuur is hij ook coördinator van enkele commissies waar onder het Actuariaatcongres. Na zijn bestuursjaar zal hij beginnen aan zijn actuariële bachelorscriptie. Binnen de commissie is hij verantwoordelijk voor het waarborgen van de continuïteit van het project.

Lianne Westinga

Lianne Westinga (20) is derdejaars student Econometrie en Actuariële Wetenschappen aan de UvA. In 2009 begon zij met deze studie. Aanvankelijk richtte ze zich vooral op de richting econometrie maar dit jaar heeft zij haar volledige keuzeruimte met actuariële vakken gevuld. Tot nu toe is ze erg enthousiast over de actuariële vakken maar ze heeft nog niet besloten in welke richting ze wilt afstuderen. Wellicht geeft dit congres de doorslag. Als lid van deze commissie hoopt ze een beter beeld te krijgen van wat er zoal speelt in de actuariële wereld. Binnen de commissie is Lianne verantwoordelijk voor de website.

Daniel Tobón ArangoDaniel Tobón Arango (19) is tweedejaars student Econometrie, Actuariaat en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. Binnen de VSAE heeft hij naast het Actuariaatcongres ook een reis naar Krakau en Maastricht georganiseerd. Na deze ontspannende commissies werd het tijd voor een wat serieuzer project, hierom heeft hij voor het organiseren van dit congres gekozen. Sinds 1 januari is Daniel werkzaam bij Towers Watson. Voor dit congres is het contact onderhouden met de sprekers zijn voornaamste taak.

Arent StienstraArent Stienstra (19) is binnen de commissie verantwoordelijk voor de acquisitie. Na vorig jaar zijn propedeuse behaald te hebben is Arent nu bezig met zijn tweede jaar econometrie. Door zijn huidige werkzaamheden als analist Retirement Solutions bij Towers Watson is het pensioenstelsel geen onbekende sector. Voor Arent biedt het actuariaatcongres een mooie mogelijkheid om zijn kennis binnen het pensioenactuariaat te verbreden. Verder is het actuariaatcongres voor Arent een goede gelegenheid om een beeld te krijgen van de verschillende bedrijven en personen binnen de actuariële wereld.

Louana van DijkLouana van Dijk (23) is vierdejaarsstudent Actuariële Wetenschappen aan de UvA. In 2008 is zij begonnen met de studie en het was haar al meteen duidelijk dat zij voor de richting Actuariaat ging. Ze moet nog 1 vak afronden om haar Bachelor te behalen, en zal daarna doorstuderen aan de masteropleiding Actuarial Science and Mathematical Finance. Louana is werkzaam op het Amsterdams Lyceum als Assistent Lerares bij de wiskunde. Binnen de commissie is Louana de redactrice van dit magazine.

Co

mm

issie

Page 58: Actuariaatcongres Magazine 2012

E M A SEXECUTIVE MASTER OF ACTUARIAL SCIENCE

Risk is the possibility that an undesirable event will occur

The demand for skilled actuarial professionals is still growing. Actuariesare the leading professionals in finding ways to manage risk andmanaging risk requires knowledge of several disciplines. Understandinghow businesses operate, how legislation may impact and how financialeconomics can affect values are all vital skills for an actuary.

Distinguish yourself from other risk professionals

2 State-of-the-art training towards full actuarial qualification (actuary AG)

2 Developed in collaboration between the Dutch Actuarial Institute (AI) and TiasNimbas Business School

2 Shortest route becoming actuary AG (AAG) after completing BSc

2 Lecturers and tutorials are mixed with case-based learning

2 4 to 5-semester, part-time programme in English

2 Central training location in Utrecht

2 International recognition

2 Directly applicable in your working environment

2 Exchange of experience and ideas amongst fellow students

2 A major contribution to your network

NEW GENERATION

More information can be obtained from the websites of the two

partner organisations, the Dutch Actuarial Institute (www.ag-ai.nl)

and TiasNimbas Business School (www.TiasNimbas.edu).

Actuarieel Instituut

Page 59: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 57

1. Toeslagen

Het zij hier opgemerkt dat de solidariteitsoverdrachten, in percentages van de waarde van pensioen, in geval van indexatiebesluiten identiek zijn aan die in geval van kortingsbesluiten. Het toekennen van toeslagen betekent dat vrij vermogen aan deelnemers wordt toegewezen, en daardoor wordt de aanspraak die jongere en toekomstige generaties kunnen maken op een deel van dat vrij vermogen kleiner. Het achterwege laten van toeslagverlening in enig jaar betekent, vice versa, dat dat vrije vermogen vrij blijft en zodoende op termijn zou kunnen toevallen aan die generaties. Dat is geheel analoog aan wat gebeurt in geval van (uniforme) kortingsmaatregelen – maar toch is er zelden veel ophef geweest over het niet (volledig) toekennen van toeslagen. In belangrijke mate zal dit zich laten verklaren door de geldillusie: mensen hechten over het algemeen meer waarde aan de nominale waarde van hun pensioen dan aan de koopkracht ervan, en zijn zich zodoende onvoldoende bewust van het uithollende effect van inflatie. Verder zal het feit dat kortingsmaatregelen, anders dan (beperking van) de toeslagverlening, geen regulier beleidsonderdeel vormen hierbij een rol spelen.

2. Uniforme kortingen

Pensioenfondsen die over moeten gaan tot een kortingsmaatregel zullen in hun overwegingen over de vormgeving van die maatregel in de regel uitgaan van uniforme kortingen. Met andere woorden: het eerste idee zal zijn om alle opgebouwde rechten en aanspraken met een zelfde percentage te korten. In dat geval is het kortingspercentage voor iedereen identiek aan de verlaging van de Technische Voorzieningen als geheel, die benodigd is om naar verwachting tijdig uit herstel te geraken (zie kader 1), met dien verstande dat fondsen de voorgenomen korting per 1 april 2013 in afwijking van de voorschriften mogen maximeren op 7%.

Kortingsmaatregelen: stresstest voor solidariteit Door: Rick Westhoff, Wichert Hoekert en Harmen Pullen

Nederlandse pensioenfondsen gaan in de toekenning van rechten en aanspraken en de financiering uit van solidariteitsbeginselen. Dat is al sinds de inrichting van het systeem zo, en afgaande op de brieven van minister Kamp en zijn voorganger minister Donner over de “brede aanpak van pensioenvraagstukken” zal dat ook zo blijven. Maar solidariteit in tijden van overvloed is heel wat makkelijker dan solidariteit in tijden van tekorten.Wellicht meer dan ooit eerder in de historie van Nederlandse pensioenfondsen het geval is geweest, is de discussie omtrent solidariteit binnen pensioenfondsen in de eerste maanden van 2012 op scherp gesteld. Dit vanwege de dreigende, en bij ongeveer een kwart van de fondsen inmiddels voorgenomen kortingsbesluiten.

Uit de eerste inventarisatie van DNB van februari 2012 blijkt dat 103 fondsen op grond van hun eigen evaluatie van hun herstelplan een voorgenomen kortingsbesluit zullen moeten nemen. In dit artikel gaan wij in op solidariteitsvragen in het geval van een kortingsbesluit.

Rick Westhoff

Rick Westhoff is werkzaam bij Towers Watson en adviseert en certificeert diverse pensioenfondsen. Hij is Service Line Leader Pensioenactuariaat.

Harmen Pullen

Harmen Pullen is als Legal Consultant werkzaam bij Towers Watson en adviseert pensioenfondsen en ondernemingen over pensioen-gerelateerde juridische onderwerpen. Hij is tevens docent aan de Towers Watson Academy.

Wichert Hoekert

Wichert Hoekert is werkzaam bij Towers Watson en adviseert pensioen-fondsen en ondernemingen overpensioengerelateerde onderwerpen. Binnen Towers Watson is hij voorzit-ter Vaktechniek.

Page 60: Actuariaatcongres Magazine 2012

58 AENORM SPECIAL April 2012

Toch zijn er overwegingen om bepaalde groepen deelnemers of pensioensoorten te ontzien. In de eerste plaats kan dat op basis van juridische gronden: er zijn pensioensoorten waarvoor geldt dat het niet is toegestaan om ze te verlagen, ofwel op grond van overeenkomsten, ofwel op grond van wet- en regelgeving. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij pensioenkapitalen in een DC-regeling, maar ook voor premievrijgestelde toekomstige opbouw bij arbeidsongeschiktheid. Het van toepassing zijnde wetsartikel (PW 134) stelt immers dat alleen verworven rechten gekort kunnen worden.

In de tweede plaats kunnen kortingen op niet-juridische gronden anders dan uniform worden toegekend. Zeker in die gevallen geldt dat de wijze van toekenning verantwoord moet kunnen worden uit hoofde van evenwichtige belangenbehartiging (PW 105 lid 2). Op een aantal van deze gevallen gaan wij in het vervolg van deze tekst in. Evenwichtige belangenbehartiging is een open norm waar pensioenfondsbesturen bij hun beleid en besluitvorming rekening mee dienen te houden. In de good practices bij de beleidsregel financiële crisisplannen van december 2011 heeft DNB een viertal criteria opgenomen voor de beoordeling van deze evenwichtigheid, te weten continuïteit, effectiviteit, proportionaliteit en solidariteit (zie kader 2).

3. Niet-uniforme kortingen

Ontzie pensioengerechtigden

Pensioengerechtigden worden door een kortingsmaatregel direct in hun maandelijkse inkomen geraakt. Anders dan niet-pensioengerechtigden hebben zij geen, of althans veel minder mogelijkheden om nog bij te sturen in andere spaarvormen. Op grond hiervan zou gesteld kunnen worden dat een kortingsmaatregel hen buitenproportioneel treft. Verder kan worden opgemerkt dat voor pensioengerechtigden niet geldt dat eventueel toekomstig herstel van een kortingsmaatregel hun gemiste koopkracht compenseert, tenzij dat herstel met terugwerkende kracht wordt toegekend. In de jaren tussen doorvoering van een kortingsmaatregel en herstel ervan hebben pensioengerechtigden een tijdelijke achteruitgang in hun uitkering gehad die niet meer zal worden hersteld. Deelnemers van wie het pensioen later ingaat dan het moment van herstel hebben hier niet mee te maken. Op grond van een dergelijke afweging heeft Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) ten tijde van het indienen van het herstelplan aangekondigd dat pensioengerechtigden bij kortingen groter dan 10% zullen worden ontzien. Met deze redenering is direct aangetoond dat de wijze van herstel van een kortingsmaatregel van evident belang is bij de beoordeling of sprake is van evenwichtige belangenbehartiging. Wij komen daar later in dit artikel op terug. Bij wijze van kanttekening kan hier nog worden toe-gevoegd dat elk argument dat geldt voor het ontzien van pensioengerechtigden in mindere mate ook geldt voor deelnemers die de pensioendatum naderen. Zodoende zou kunnen worden betoogd dat voor hen, bijvoorbeeld afhankelijk van het aantal jaren tot aan hun pensioenda-tum, geldt dat ze ten dele worden ontzien. Dit is geheel consistent met de life cycle opzet van DC-pensioenen, die gebaseerd is op het idee dat mensen naar mate ze de pensioenleeftijd naderen steeds meer behoefte krijgen aan zekerheid.

Toch zijn er overwegingen om bepaalde groepen

deelnemers of pensioensoorten te ontzien

Kader 2:- effectiviteit: wat is het effect op de dekkingsgraad?- proportionaliteit: weegt het effect op tegen de impact op de verschillende doelgroepen?- solidariteit: zijn de bijdragen van de verschillende belanghebbenden met elkaar in evenwicht?- continuïteit: zijn de maatregelen verstandig met het oog op voorzienbare toekomstige ontwikkelingen?

Bron: Good practices crisisplannen, DNB 2012

Kader 1:De kortingen die pensioenfondsen hebben voorgenomen per 1 april 2013 zijn bepaald op basis van het formularium dat DNB aanreikt ten behoeve van de evaluatie van herstelplannen. Deze evaluatie vindt plaats op basis van een deterministische insteek. Een eventuele korting per 1 april 2013 moet zodanig groot zijn dat de verwachte dekkingsgraad per einde 2013 (uitgaande van een vijfjaars korte termijn herstelplan met ingangsdatum 1 januari 2009) precies gelijk is aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het Besluit FTK bevat voorschriften voor het maximaal te hanteren verwacht rendement waarvan mag worden uitgegaan. Met ingang van 1 januari 2012 moet daarbij worden uitgegaan van de nieuwe parameters, zoals die zijn gevolgd uit het verdeelde advies van de Commissie Don van 2010. Op grond van een in het Besluit FTK opgenomen overgangsregeling mochten de meeste fondsen voor de evaluatie per einde 2011 nog uitgaan van een verwacht rendement op basis van de oude parameters.

Page 61: Actuariaatcongres Magazine 2012

AENORM SPECIAL April 2012 59

Ontzie actieve deelnemers

De huidige actieve deelnemers betalen kostendekkende premies bij lage rentes en sterk toegenomen levensverwachting. Zodoende zijn de premies significant hoger dan ze waren, een van de punten die ten grondslag hebben gelegen aan de breed gedeelde beleving dat het pensioencontract aan herziening toe is. Daar zou een andere conclusie aan verbonden kunnen worden, namelijk dat groepen deelnemers tijden lang te weinig premie hebben betaald voor hun toezegging. Deze twee zaken kunnen aanleiding geven om juist de actieve deelnemers te ontzien. Dit op grond van solidariteit, waarbij solidariteitsbijdragen uit het verleden ook in aanmerking worden genomen. Eens te meer geldt dit als de huidige actieven zelfs meer dan de kostendekkende premie betalen, namelijk in de vorm van herstelpremies. Meer indirecte alternatieven hiervan zijn bijstortingen (waarvan gesteld kan worden dat ze weliswaar niet direct invloed hebben op de salarissen, maar toch indirect invloed hebben op de totale salarisruimte) en beperkingen van de regeling. Behalve solidariteitsbijdragen binnen het fonds kunnen ook bredere economische argumenten worden gehanteerd om het ontzien van actieve deelnemers te beargumenteren. Zo kan men bijvoorbeeld stellen dat deelnemers die nu met pensioen gaan of recent zijn gegaan geprofiteerd hebben van decennia van economische welvaart. Voor hen heeft dat vaak geleid tot relatief hoge pensioenen. Voor de huidige groepen van actieve deelnemers valt dat nog ten zeerste te bezien. Ook dit zou reden kunnen zijn actieve deelnemers te ontzien. Merendeels gaan bovenstaande argumenten ook op voor premievrije deelnemers. Zodoende kan ook voor hen een pleidooi worden gehouden om ze te ontzien bij kortingsmaatregelen. Het is in dit verband goed op te merken dat de Pensioenwet, anders dan voor toeslagver-lening, voor kortingsmaatregelen niet vereist dat premie-vrije deelnemers ten minste gelijk worden behandeld als gepensioneerde deelnemers. Wel zal een afwijkende be-handeling van premievrije deelnemers verantwoord moe-ten kunnen worden als zijnde in lijn met de evenwichtige belangenbehartiging.

Ontzie kleinere pensioenen

Bij een uniforme kortingsmaatregel worden rechten en aanspraken ongeacht de hoogte ervan met een zelfde percentage verlaagd. Voor deelnemers met lagere uitkeringen heeft dat, zo zou men kunnen beargumenteren, grotere consequenties. Om die reden zou men pensioenen onder een bepaalde hoogte van bijvoorbeeld vijfduizend euro per jaar kunnen ontzien. Ten gevolge hiervan zullen hogere pensioenen meer moeten worden gekort. De vraag is in dit geval hoe om te gaan met pensioenen die nog niet in uitkering zijn. Voor premievrije deelnemers zou de zelfde regel kunnen

worden toegepast, aangezien de huidige opgebouwde aanspraken een goede indicatie geven van de uiteindelijke uitkering – zij het dat toekomstige toeslagverlening buiten beschouwing blijft. Voor actieve deelnemers is de huidige aanspraak echter geen goede indicatie van het uiteindelijke recht. Men zou hier uit kunnen gaan van bereikbare aanspraken, met als gevolg dat de maatregel nogal complex wordt. Als kleinere pensioenen worden ontzien op proportionaliteitsgronden, namelijk omdat reductie van het pensioen voor deze mensen zou leiden tot effecten op hun bestaansniveau, dat zou in feite ook in aanmerking moeten worden opgenomen of en zo ja hoeveel pensioen elders is opgebouwd. Ook dit zal leiden tot complexiteit in de uitvoering. Eigenlijk is dat zelfs nog verder strekkend, als ook rekening wordt gehouden met andere inkomensbronnen, waaronder de AOW. Maatregelen die dermate complex in de uitvoering zijn vormen een bedreiging van de continuïteit. Daarnaast is de vraag gerechtvaardigd of herverdelende effecten, zo-als met het ontzien van kleinere pensioenen zouden wor-den bewerkstelligd, tot de opdracht van de tweede pijler behoren.

Ontzie hogere pensioenen

Andersom zou men kunnen stellen dat een procentueel gelijke korting van het tweede pijler pensioen hogere inkomens buitenproportioneel raakt. Voor hen geldt immers dat pensioen uit de tweede pijler een veel groter deel van het totale pensioen uitmaakt. Voor zover solidariteit gelijk te stellen is aan eerlijk delen, zou een totaalperspectief op zowel eerste als tweede pijler leiden tot kleinere procentuele kortingen naar mate de aanspraak hoger is. Dit aangezien het AOW-pensioen ongewijzigd blijft (en volgens het momenteel voorliggende wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd in de eerstkomende vijftien jaar zelfs sneller gaat stijgen dan tot nu toe het geval was; ook voor uitkeringen in uitbetaling). Evenals in de voorgaande paragraaf kan ook hier de vraag worden opgeworpen of het de bedoeling van tweedepijlerpensioenen is om herverdelingen te beïnvloeden – al het gaat het hier om het beperken van de herverdelingen zoals die in de eerste pijler worden gecreëerd.

Beperk juist bepaalde pensioensoorten

Buiten de pensioensoorten die op wettelijke gronden buiten een kortingsmaatregel moeten blijven kunnen pensioensoorten ook op andere gronden worden uitgesloten of juist (ten behoeve van de beperking van korting op andere pensioensoorten) extra worden gekort. Zo bepleitte Groen Links in de Tweede Kamer het korten

Page 62: Actuariaatcongres Magazine 2012

60 AENORM SPECIAL April 2012

op nabestaandenpensioen, vanuit de gedachte dat dat pensioen berust op een inrichting van de samenleving die veelal niet meer bestaat. Het is immers tegenwoordig meer uitzondering dan regel dat één van beide partners geheel afhankelijk is van het inkomen van de ander. Voor zover solidariteit ook een verzekeringsgedachte in zich draagt, lijkt het moeilijk te verantwoorden groepen deelnemers (namelijk die partners die wel afhankelijk zijn van het inkomen van hun partner) door een ingreep als deze extra hard te raken, alleen om de schade voor anderen te beperken. Het effect op de dekkingsgraad van een dergelijke ingreep zal bovendien marginaal zijn. Het ligt meer voor de hand om overwegingen als deze van toepassing te laten zijn op toekomstige pensioenopbouw – hetgeen overigens in een belangrijk deel van de pensioenregelingen al het geval is.

Beperk juist het pensioen op hogere leeftijd

Een andersoortige ingreep zou erop gericht kunnen zijn het pensioen te beperken in de jaren waarin de behoefte eraan minder groot is. Iemand die met pensioen gaat zal in de jaren daarna zijn of haar welvaartspeil willen behouden, bijvoorbeeld om wat mooie cruises te maken. Het ligt echter in de lijn der verwachting dat het uitgavenpatroon naar verloop van tijd lager wordt. Dat zou een argument kunnen zijn om pensioenen bijvoorbeeld pas vanaf leeftijd 75 voor iedereen te verlagen. Omdat de Pensioenwet vereist dat annuïteiten gelijk blijven, behalve door invloed van toeslagverlening, is het niet mogelijk toekomstige kortingen toe te kennen. Wel is het onder de Pensioenwet mogelijk zogenaamde hoog/laag constructies aan te bieden, waardoor een herverdeling van het pensioen in de tijd plaats vindt,waarbij de totale waarde gelijk blijft. In de regel bieden pensioenfondsen nu hoog/laag-constructies aan waarbij de uitkering de eerste periode (bijvoorbeeld tien jaar) na ingang van het pensioen 100/75e bedraagt van het bedrag in de jaren daarna. Er lijkt echter geen wettelijke obstructie te zijn voor pensioenfondsen die een kortingsmaatregel moeten aankondigen, om getroffen deelnemers van wie het pensioen nog niet is ingegaan direct de keuze aan te bieden of ze gebruik willen maken van een op maat gesneden hoog/laag-constructie. Met andere woorden: deelnemers kunnen kiezen of ze de korting die wordt aangekondigd van kracht willen laten zijn of voor hun hele uitkeringsperiode, of dat ze de voorkeur geven aan een grotere korting die ingaat bijvoorbeeld tien jaar na aanvang van hun pensioen, zodanig dat tot die tijd geen korting nodig is. Het is van belang deelnemers die keuze direct te laten nemen, en niet pas op de pensioenleeftijd, enerzijds om de complexiteit te beperken, maar anderzijds ook omdat de hoogte van de korting die later ingaat afhankelijk is van renteniveau en levensverwachting. Wanneer de

hoogte van die korting gefixeerd wordt maar de keuze wordt uitgesteld, neemt het fonds extra langlevenrisico en renterisico. Verlaging van de uitkering op hogere leeftijd, wat het gevolg is van de keuze voor een hoog/laagconstructie, verlaagt het langlevenrisico voor het fonds. Blijft een deelnemer na die keuze immers langer leven, dan is het een lagere uitkering die langer moet worden uitgekeerd.

4. Herstel van kortingsmaatregelen

Bij het aankondigen van een kortingsmaatregel dient een fonds direct ook beleid te vormen voor het eventuele toekomstige herstel ervan. Meer in het bijzonder moet worden vastgelegd in welke gevallen en in welke volgorde wordt overgegaan tot toeslagverlening, inhaaltoeslagverlening, herstel van doorgevoerde kortingen, herstel van doorgevoerde kortingen met terugwerkende kracht en aanpassing van de premie. Of en zo ja wanneer doorgevoerde kortingen (kunnen) worden hersteld is mede bepalend bij de beoordeling van de evenwichtigheid van een kortingsmaatregel. Hoewel het aanlokkelijk is om bij het aankondigen van een kortingsmaatregel direct ook te laten weten dat toekomstig herstel in het verschiet ligt, zijn wij van mening dat het op grond van solidariteitsoverwegingen veelal niet voor de hand ligt herstel van kortingsmaatregelen prioriteit te geven boven reguliere toeslagverlening. Zou dat gebeuren, dan geldt immers dat jongere en toekomstige deelnemers niet profiteren van opwaarts potentieel in het fonds zolang het herstel niet volledig is. Ook met het oog op de continuïteit van het fonds is dat hoogst onwenselijk.

5. Ten slotte

Aan het begin van dit artikel gingen wij in op de analogie tussen kortingsmaatregelen en (het niet toekennen van) toeslagverlening. In het nieuwe pensioencontract lijkt die analogie volvoerd te worden: kortingen worden in veel van de voorliggende varianten niets meer of minder dan negatieve toeslagen. In beginsel zal het dan gaan om uniforme kortingen. Naar onze opvatting zou de ophef over kortingsmaat-regelen zoals die nu bestaat minder zijn geweest als de mogelijkheid ervan regulier onderdeel was geweest van het beleidsinstrumentarium. Voorkomen ervan blijft ui-teraard ook in die constructie een primaire doelstelling van het fonds. In combinatie met de verhoging van de pensioenleeftijd zou een dergelijke geringe ingreep vol-doende zijn om een solidair en collectief pensioen toe-komstbestendig te maken – mits belanghebbenden, en in het bijzonder de deelnemers zich bewust zijn van de meerwaarde van collectiviteit en solidariteit.

Page 63: Actuariaatcongres Magazine 2012

Wij hebben een scherp oog op jouw ontwikkeling

Actuaris met veranderkracht!

Jij hebt een scherp oog voor ontwikkelingen in de markt

Meer weten?Kijk snel op www.werkenbijasr.nl Daarna nog vragen?Bel dan met Manon Stijnen06 512 376 66 Zij staat je graag te woord.

Jij ook?Wij zijn

Boe_advertentie_A4_Actuaris.indd 1 29-03-12 13:55

Page 64: Actuariaatcongres Magazine 2012

62 AENORM SPECIAL April 2012

Rou

tebe

schr

ijvin

gFelix MeritisKeizersgracht 3241016 EZ Amsterdam

Openbaar vervoer

Felix Meritis ligt in het centrum van Amsterdam, door haar centrale ligging is Felix Meritis goed bereikbaar per openbaar vervoer. Het openbaar vervoer biedt diverse mogelijkheden: met tramlijn 1, 2 of 5 kunt u uitstappen bij halte Spui of met tramlijn 13 of 17 bij halte Westermarkt.

Eigen vervoer

-Via Ringweg A10 Ring West. Kies afslag S105 Geuzenveld. Ga vervolgens richting centrum, Jan van Galenstraat. Bij de Nassaukade gaat u rechtsaf. Als u bij de stoplichten komt gaat u naar links, Rozen-gracht. Ten slotte gaat u op de Westermarkt rechts Keizersgracht.

Parkeren

Op 5 minuten lopen van Felix Meritis kunt u uw auto veilig parkeren in de Europarking aan de Marnixstraat 250.

Page 65: Actuariaatcongres Magazine 2012

Question Answer

AENORM SPECIAL April 2012 63AENORM SPECIAL 63

Op deze pagina staan drie uitdagende puzzels. Probeer deze op te lossen voor een leuke prijs. Met elk goed antwoord vergroot je de winkans. Antwoorden kunnen tot 5 mei 2012 worden naar [email protected]. Na het congres worden de oplossingen op de website bekend gemaakt.

Rover

Een rover besluit een kasteel te beroven. Hij vermomt zich als muzikant om binnen te komen, maar eerst verbergt hij zich nog even in de bosjes, want hij moet er nog achter komen welk wachtwoord je moet kennen om op de binnenplaats te komen. Net als hij achter een boom wil kruipen, stuift er een ridder op een paard langs hem, naar de poortwachter. ‘Zo Fredo, wat een haast, zeg’, lacht de poortwachter. ‘Geen tijd, geen tijd, zeg nou maar!’, hijgt de ridder. ‘Twaalf’, zegt de poortwachter, ‘Zes’, zegt de ridder. De poortwachter knikt en de ridder kan naar binnen. ‘Zozo’, denkt de rover, ‘volgens mij moet je de helft zeggen van het getal dat de poortwachter noemt. Ja, ik weet het zeker. Maar ik zal toch nog maar even wachten, voor álle zekerheid’. Dus hij wacht, tot er een oud vrouwtje bij de poort komt. ‘Dag Maria’, zegt de poortwachter, ‘nog lekkere eieren uit je kippenhok vandaag?’ ‘Jazeker’, antwoordt het vrouwtje. ‘Acht’, zegt de wachter. ‘Vier’, zegt het vrouwtje. En ze mag naar binnen. De rover weet nu wat hij weten moet, maar als hij opstaat, komt er net een koopman aan. “Goedendag, beste man’, zegt de wachter, ‘wat kom je doen?’ ‘Ik heb mooie waar voor de koning en zijn vrouw. Kettingen en sieraden.’ ‘Goed’, zegt de wachter, ‘maar eerst moet ik het wachtwoord van je hebben. Zes.’ ‘Drie’, zegt de koopman. ‘Goed, je kunt naar binnen’. Nu komt rover uit zijn schuilplaats. Hij groet de poortwachter. Die is wat achterdochtig. ‘Weet je het wachtwoord?’, vraagt hij. ‘Jep’, zegt de rover. ‘Oke... tien’, zegt de wachter. ‘Vijf’, zegt de rover, zeker als hij is. Maar dan roept de wachter opeens: ‘Soldaten, gooi deze bedrieger in de kerkers!’ De rover wordt gepakt, zijn antwoord was fout.

Wat had hij dan wel moeten zeggen?

Petjesdragers

Zes mensen (A, B, C, D, E en F) dragen gekleurde petjes. Twee dragen een zwarte, twee een blauwe en twee een rode. Mensen met een blauwe pet spreken altijd de waarheid, mensen met een zwarte pet liegen altijd en mensen met een rode pet mogen zelf weten of ze liegen of de waarheid spreken. Alle zes zitten ze in een kringetje, dus ieder ziet alle andere petten behalve zijn eigen pet.

De volgende conversatie vindt plaats: A: Ik zie precies één blauw petje.B: Ik zie precies één zwart petje.C: Ik zie precies één rood petje.D: A draagt een blauw petje.E: D heeft geen zwart petje.F: D heeft geen rood petje.

Wie draagt welke pet?

Kaarten

Piet heeft 6 kaarten elk met een positief geheel getal erop. Hij legt steeds 3 kaarten naast elkaar en telt de getallen van die drie kaarten bij elkaar op. Dit doet hij met elke 20 combinaties van 3 kaarten. 10 keer krijgt hij de uitkomst 16 en 10 keer de uitkomst 18.

De vraag was: wat is het laagst mogelijke getal dat op één zo’n kaart kan staan. 1,2,3,4 of 5?

Page 66: Actuariaatcongres Magazine 2012

64 AENORM SPECIAL April 2012

Hoe kan ik mij inschrijven voor het congres?

Heeft dit blad uw interesse gewekt en wilt u naar het congres komen dat op 9 mei 2012 gehouden wordt? Aarzel dan niet langer om in te schrijven. Inschrijven kan op twee manieren: via www.actuariaatcongres.nl/inschrijven of per post, vul onderstaand formulier in zijn geheel in en stuur het op naar: Studievereniging VSAE Roeterstraat 11, kamer E2.02-E2.04 1018 WB Amsterdam

Inschrijfformulier

Voornaam: Achternaam:

Straatnaam en huisnummer: Postcode en woonplaats:

(Mobiel) telefoonnummer: E-mailadres:

Geslacht: Ik ben lid van het AG en wil graag 6 PE-punten ontvangen voor deelname aan het congres:o man o jao vrouw o nee

Voor de interactieve sessies ligt mijn voorkeur bij de volgende sprekers (geef de onderdelen cijfers 1 t/m 3):

Sessie 1 Sessie 2Drs. D. Panneman AAG (Sprenkels & Verschuren) ... Ir. drs. Dick Boeijen (PGGM) ...Ir. H.C. Vos AAG (Ernst & Young Actuarissen) ... Mr. Bastiaan Starink (PwC) ...Prof. dr. Eduard Ponds (APG) ... Rick Westhoff (Towers Watson) ...

Ik ben (kies één van de volgende mogelijkheden): kosten deelname: o Fulltime student aan de Universiteit van Amsterdam € 0,-o Fulltime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 0,-o Parttime student aan de Universiteit van Amsterdam € 50,00o Parttime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 212,50o Alumnus van de VSAE € 212,50o Werknemer van een sponsorend bedrijf met recht op kortingskaarten € 175,00 (dit kunt u navragen bij de VSAE, via [email protected])o werknemer van een niet-sponsorend bedrijf € 250,-

Werkgever: Rekeningnummer:

Hierbij machtig ik de VSAE om het verschuldigde inschrijfgeld van bovenstaande rekening te incasseren.

Datum: Handtekening:

Insc

hrijv

en

Page 67: Actuariaatcongres Magazine 2012

De Nederlandsche Bank: Werken aan vertrouwen

DNB is een organisatie met belangrijke maatschappelijke taken: we dragen bij aan een so-lide monetair beleid, aan een zo soepel en veilig mogelijk betalingsverkeer en we houden toezicht op banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Daarmee maken we ons sterk voor de financiële stabiliteit van Nederland. Zo zorgen we voor vertrouwen in ons financiële stelsel en daarmee voor welvaart en een gezonde economie. Eigentijdse arbeidsvoorwaardenWe staan niet voor niets al drie jaar achter elkaar in de top-5 van het Intermediair Beste Werkgevers. Onderzoek: een eigentijds pakket arbeidsvoorwaarden, 36-urige werkweek, mogelijkheid om –afhankelijk van je werkzaamheden – flexibel te werken, een prima startsa-laris plus dertiende maand en een beloning voor extra inzet in de vorm van een bonus.

OntwikkelingWij vinden het belangrijk dat onze medewerkers zich blijven ontwikkelen. Niet alleen om te zorgen dat je vakinhoudelijk bijblijft, maar vooral ook om je talenten en competenties te sti-muleren. Daarom bieden we je voortdurend mogelijkheden om te leren en te groeien, waar-bij we proberen in te spelen op wat jij de meest waardevolle stimulans voor je persoonlijke en professionele ontwikkeling vindt.

StagesEr zijn verschillende stagemogelijkheden binnen DNB. Wij bieden meewerk-en onderzoek-stages. Heb jij een idee voor een stageopdracht dat past binnen ons werkterrein? Dan nodi-gen we je van harte uit om een gemotiveerd voorstel te doen. Maak voor het indienen van je voorstel gebruik van het digitale sollicitatieformulier op de DNB website. Stuur behalve je cv en cijferlijsten ook een brief mee met daarin je stagevoorstel. Verder zijn we ook benieuwd naar je motivatie om bij DNB stage te lopen.

DNB TraineeshipHet eerste DNB traineeship start in april 2012 en biedt een bijzondere kans voor 8 recentafgestudeerde ambitieuze high potentials. Als trainee bij DNB ga je namelijk direct inhou-delijk aan de slag, je krijgt de kans om veel te leren vanuit verschillende invalshoeken en we leiden je op tot een breed inzetbare professional. De aanmelding voor het eerste traineeship van DNB is inmiddels gesloten. Meer informatie over een volgend traineeship vind je op de DNB website.

InhousedagenWil je kennismaken met DNB? Dan ontmoeten wij je graag op een van de bedrijvendagen,banenmarkten, beurzen, evenementen of presentaties op universiteiten waar wij aanwezig zijn. Ook organiseren wij regelmatig een inhousedag voor studieverenigingen of in samen-werking met een extern bureau. Een goede mogelijkheid om DNB als bewaker van de finan-ciële stabiliteit en als werkgever te leren kennen! Kijk voor een overzicht van onze evene-menten op http://www.werkenbijdnb.nl.

Meer informatie Kijk voor meer informatie over DNB, stages en vacatures op http://www.werkenbijdnb.nl of mail voor meer informatie naar [email protected]

Page 68: Actuariaatcongres Magazine 2012

Een geboren consultant?Towers Watson is een interessante en uitdagende organisatie om je carrière te beginnen. ’s Werelds grootste multinationals

kijken onze high potentials aan om belangrijke business issues voor hen te tackelen.

Benefits | Risk and Financial Services | Talent and Rewards werkenbijtowerswatson.nl

Sca

n d

eze

QR code met je sm

art phone