ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het...

73
1 ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN Een onderzoek, in samenwerking met de VVSG, uitgevoerd door Pieter Rondelez, stafmedewerker aan het Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen - Hogeschool-Universiteit Brussel

Transcript of ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het...

Page 1: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

1

ACTIEF OUDER WORDEN IN

VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN Een onderzoek, in samenwerking met de VVSG,

uitgevoerd door Pieter Rondelez, stafmedewerker aan

het Kenniscentrum Hoger Instituut voor

Gezinswetenschappen - Hogeschool-Universiteit

Brussel

Page 2: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

2

Page 3: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

3

Inhoudstafel

Inhoudstafel .................................................................................................................................................................................................................. 3

Woorden van dank ................................................................................................................................................................................................... 5

.......................................................................................................... 6

........................................................................................................................................... 7

Maatschappelijke participatie. .................................................................................................................................................................... 8

Onderzoeksvragen en de gebruikte methode. .............................................................................................................................. 9

Hoofdstuk 1. Active Ageing: hoe zien lokale besturen het? .............................................................................................. 12

1.1 ..................................................................................................................................................................... 12

1.2 Visie van lokale beleidsmakers. .................................................................................................................................................. 12

1.3 Rol van de lokale overheid. ........................................................................................................................................................... 15

1.4 Economische argumenten in het active ageing - discours. .................................................................................. 17

Hoofdstuk 2. Actoren betrokken bij het beleid in het kader van actief ouder worden. ................................ 20

2.1 Diensten van het lokale bestuur. .............................................................................................................................................. 20

2.2 Samenwerking met externe organisaties. .......................................................................................................................... 22

2.3 Ouderenloket/ouderenambtenaar. ........................................................................................................................................ 23

2.4 Lokaal dienstencentrum. ................................................................................................................................................................ 24

2.5 Informatiekanalen voor ouderen. ............................................................................................................................................. 26

2.6 Allochtone ouderen. .......................................................................................................................................................................... 26

Hoofdstuk 3. Levenslang leren. ............................................................................................................................................................. 28

3.1 Het aanbod. ............................................................................................................................................................................................. 28

3.2 De samenwerking met externen. ............................................................................................................................................. 29

3.3 Hoe wordt het aanbod aan ouderen bekendgemaakt? .......................................................................................... 31

3.4 Oudere vrijwilligers en ouderenadviesraad. ..................................................................................................................... 32

3.5 Verhoging van het aanbod en stimulering van de interesse ............................................................................... 33

Hoofdstuk 4. Informele zorg en vrijwilligerswerk. .................................................................................................................... 34

4.1 Informele zorg. ....................................................................................................................................................................................... 34

4.2 Vrijwilligerswerk. ................................................................................................................................................................................... 39

Page 4: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

4

Hoofdstuk 5. Politieke participatie ...................................................................................................................................................... 45

5.1 Rechtstreekse politieke participatie ....................................................................................................................................... 45

5.2 Onrechtstreekse politieke participatie ................................................................................................................................. 54

Hoofdstuk 6. Ouderen en het verenigingsleven ...................................................................................................................... 56

6.1 Het stimuleren van ouderen tot deelname aan verenigingen ........................................................................... 56

6.2 Ouderen horen ook in andere verenigingen thuis ..................................................................................................... 58

6.3 Actief ouder worden zonder lidmaatschap van verenigingen ........................................................................... 59

Besluit .............................................................................................................................................................................................................................. 61

Bibliografie ................................................................................................................................................................................................................... 65

Bijlagen........................................................................................................................................................................................................................... 67

Page 5: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

5

Woorden van dank

Vele mensen hebben meegeholpen aan de totstandkoming van dit onderzoek. Ik wil hen bedanken

voor hun steun en vertrouwen.

Vooreerst gaat mijn dank uit naar Gaby Jennes, tot september 2012 directrice van het kenniscentrum

van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen om dit onderzoek mogelijk te maken en voor het

geven van de nodige kritische commentaren.

Joris Vierendeels dank ik voor het mee helpen uitwerken van de onderzoeksopzet alsook voor het

nalezen.

Veerle Baert zorgde er voor dat de samenwerking met de VVSG en de voorbereiding van de studiedag

vlot verliep.

Grote dank ben ik verschuldigd aan de gemeentelijke mandatarissen en ambtenaren die in de periode

mei-augustus 2012 tijd hebben vrijgemaakt voor een uitgebreid interview waardoor deze studie

mogelijk werd.

Pieter Rondelez, oktober 2012

Page 6: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

6

Concept en opbouw van het onderzoek ‘Active Ageing’?1

Population ageing is

enter the 21st century, global ageing will put increased economic and social demands on all countries. At the

same time, older people are a precious, often-ignored resource that makes an important contribution to the

fabric of our societies. (WHO)

Europa (en de rest van de wereld) wordt geconfronteerd met demografische veranderingen waarvan

vragen op. Hoe zorgen we

ervoor dat mensen zolang mogelijk onafhankelijk en actief blijven als ze ouder worden? Wat zijn

hiervoor de onderliggende redenen? Zullen een groter aantal ouderen het failliet inluiden van de

gezondheidszorg en het sociale zekerheidssysteem? Hoe kan de levenskwaliteit van ouderen verbeterd

worden? Hoe vinden we een goed evenwicht tussen de rol van het gezin (en familie) en de staat

wanneer het erop aan komt te zorgen voor oudere mensen die assistentie nodig hebben?

Intergeneratione

ij oudere mensen

de economie in haar

geheel in ondersteunende en toegankelijke leefomgevingen.

regio-gebonden is: de ene regio zal meer te kampen hebben met de effecten ervan dan de andere. Er

gaan dan ook stemmen op dat regionale en lokale overheden (en andere stakeholders) het best in

staat zijn om de specifieke uitdagingen van de vergrijzingsproblematiek te begrijpen om er een

adequaat antwoord op te bieden. De manier waarop lokale en regionale overheden zich aanpassen

aan demografische veranderingen wordt gezien als één van de sleuteldeterminanten voor een

kwaliteitsvol leven van ouderen en het welzijn van de gehele gemeenschap.2 In dit rapport stellen we

ons de vraag hoe steden/gemeenten in Vlaanderen invulling geven aan active ageing (en

intergenerationele solidariteit).

1 De inleiding steunt voornamelijk op twee bronnen:

- WHO (2002). Active ageing. A policy framework, a contribution of the World Health Organization to the second United Nations world assembly on ageing. Madrid: Author.

- Age platform (2011). How to promote active ageing in Europe? EU support to local and regional actors. European Commission. Committee of the Regions. Age Platform Europe.

2 ageing and solidarity between generations will be a major added

Page 7: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

7

Wat verstaan we onder geing ? Meestal vertrekken

onderzoekers en beleidsmakers van de definitie die werd opgesteld door de Wereldgezondheids-

organisatie (WHO).3

kansen en mogelijkheden m.b.t. gezondheid, participatie en veiligheid met als doel het verbeteren van

de levenskwaliteit van ouderen. Het begrip omvat drie centrale concepten: gezondheid, participatie en

veiligheid. Dit laatste wordt opgedeeld in fysieke-, sociale- en financiële veiligheid.

We steunen op recent werk4 van K. Boudiny en D. Mortelmans waarin drie visies inzake active ageing

geïdentificeerd worden.

I Active Working Hoewel er geen eenduidige definitie bestaat van active ageing, voert de economische interpretatie de

boventoon. Bovenstaande WHO-definitie wordt in de praktijk vaak eng geïnterpreteerd. Veel

onderzoekers focussen zich enkel op arbeidsmarktparticipatie, terwijl ook nationale overheden van

vele geïndustrialiseerde staten dit principe bekijken met een economische bril. Een exclusieve focus op

werkgelegenheid is problematisch, aangezien het de complexiteit van het concept reduceert tot

slechts één component. Boudiny en Mortelmans benoemen dit productief ouder worden.

II Active Not Paid Working Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal

productieve activiteiten (als een tweede vorm van productief ouder worden) waaronder drie vormen

worden onderscheiden: vrijwilligerswerk, zorgverlening en ondersteunen van sociale

dienstverleningsorganisaties.

III Leisure Boudiny en Mortelmans argumenteren dat enkel focussen op productieve activiteiten ontspanning

verwaarloost wat zeker voor oudere ouderen een belangrijke activiteit is. Hierdoor wordt er weinig

ruimte gelaten voor alternatieve manieren van zelf- en sociale ontwikkeling naast betaald en onbetaald

werk, ondanks de positieve effecten ervan in het latere leven. Dit concept is erg moeilijk in te vullen

aangezien wat beschouwd wordt als ontspanning afhankelijk van de persoon.

3 WHO (2002). Active ageing. A policy framework, a contribution of the World Health Organization to the second United Nations world assembly on ageing. Madrid: Author. 4 Boudiny & Mortelmans (2011). A Electronic

Journal of Applied Psychology. 7(1); 8 14.

Page 8: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

8

Maatschappelijke participatie. In dit onderzoek focussen we ons op de participatiepijler binnen het active ageing discours. We

steunen hierbij op de definitie van D. Verté inzake maatschappelijke participatie:

niet-arbeidsgerichte activiteiten die een bijdrage leveren aan de verbo

Verté onderscheidt hierbij sociale netwerken, informele hulp en vrijwilligerswerk, participatie aan het

verenigingsleven, politieke participatie en culturele ontspanning. We merken op dat deze definitie

gelijkloopt met de tweede en derde visie van active ageing zoals hierboven beschreven. We focussen

pure ontspanning) aangevuld met een luik rond levenslang leren. Hieronder bespreken we de

onderdelen die aan bod komen in dit onderzoek waarbij we opnieuw gebruik maken van het werk van

D. Verté5.

Informele zorg en vrijwilligerswerk (Verté) De mate waarin mensen zich min of meer belangeloos inzetten voor anderen is een belangrijke

indicator voor maatschappelijke participatie, en kan zowel op een informele manier als binnen formele

organisaties gebeuren. We maken een onderscheid in ons onderzoek tussen informele zorg (met de

focus op mantelzorg) en vrijwilligerswerk.

a. Informele zorg (mantelzorg)

Informele zorg betekent zorg verlenen binnen het eigen netwerk, en wordt meestal geboden aan

een bekende. De zorgverlener en de betrokkenen hebben reeds op voorhand een socio-affectieve

band, in tegenstelling tot het vrijwilligerswerk dat plaatsvindt in min of meer georganiseerd

verband.

Mantelzorg is de extra zorg die voortvloeit uit een sociale/familiale relatie en verleend wordt aan

naasten met beperkingen en/of gezondheidsproblemen. b. Vrijwilligerswerk

contractueel, familiaal of vriendschappelijke verplichtingen heeft. Het kan gaan om het houden

van gezelschap, administratieve taken, bestuurlijke inbreng, zorg in zijn brede definitie en sociaal-

culturele activiteiten.

Actief burgerschap (Politieke participatie). Beleidsparticipatie kan, volgens Schuyt (1990)6, onderverdeeld worden in enerzijds het rechtstreeks

deelnemen aan de politiek of het politieke apparaat, waarbij het stemgedrag, het lidmaatschap van

een politieke partij en het vervullen van een politiek mandaat bedoeld worden, en anderzijds het

deelnemen aan activiteiten buiten het politieke apparaat, die direct gericht zijn op het beïnvloeden

van de politieke besluitvorming. In dit onderzoek focussen we ons vooral op onrechtstreekse politieke

participatie: de werking van ouderenadviesraden. In de zijlijn komt ook de rechtstreekse politieke

participatie aan bod.

Deelname aan het verenigingsleven. Verté bespreekt hier activiteiten die binnen een organisatie plaatsvinden en waarbij mensen

deelnemen aan de georganiseerde activiteiten als lid. Het complexe aan dit begrip is dat ouderen lid

kunnen zijn van een bepaalde vereniging zonder (of door weinig) deel te nemen aan de activiteiten,

wat niet altijd voldoende is om als maatschappelijk participant erkend te worden. In hoeverre ouderen

actief lid zijn van een bepaalde vereniging kan sterk verschillen: sommige ouderen organiseren

5 Verté, D., Dury, S., De Donder, L., Buffel, T., De Witte, N. (2011). Doe mee! Over ouderen en maatschappelijke participatie.

Provincie West Vlaanderen.

6 Verté, D., Dury, S., De Donder, L., Buffel, T., De Witte, N. (2011). Doe mee! Over ouderen en maatschappelijke participatie. Provincie West Vlaanderen.

Page 9: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

9

activiteiten, terwijl ouderen enkel lid kunnen zijn op papier. Hier gaat active-not-paid working (als

vrijwilliger fungeren binnen een vereniging wat gezien wordt als een belangrijke schakel binnen het

sociaal kapitaal van uw samenleving) samen met pure ontspanning.

Onderzoeksvragen en de gebruikte methode.

Selectie onderzoekseenheden.

werd een mondeling gestandaardiseerd interview afgenomen van beleidsmakers (schepenen, lokale

ambtenaren) van 25 steden/gemeenten. Altijd werd eerst getracht om de schepen bevoegd voor

ouderenbeleid te bevragen, maar niet zelden werden we doorverwezen naar de bevoegde ambtenaar

(cfr. bijlage). We maken een selectie op basis van indicatoren waarbij we geen volledige

representativiteit nastreven, maar toch een goede mix krijgen van grote en kleine, stedelijke en

landelijke gemeenten.

We maken gebruik van statistieken van de FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en

Economische Informatie en van gegevens van de website lokaal sociaal beleid.

We gingen als volgt te werk:

1. Per provincie selecteren we vijf à zes steden/gemeenten. 2. Stad/gemeente nummer 1 en 2 selecteren we op basis van twee parameters - het hoogste aantal

inwoners (absolute cijfers) in 2006 EN het hoogste aantal ouderen in 2006 (absolute cijfers). Wanneer er geen overlapping is tussen de twee categorieën is de eerste categorie doorslaggevend. Zo zien we voor de provincie West-Vlaanderen dat Brugge en Kortrijk het hoogste aantal inwoners hebben, maar dat Brugge en Oostende meer 65-plussers huisvesten. We kiezen voor Brugge en Kortrijk. We besluiten om Oostende niet te weerhouden om het gewicht van kustgemeenten in de steekproef te beperken.

3. Vervolgens selecteren we twee steden/gemeenten die hard getroffen worden door vergrijzing. We maken hierin een onderscheid tussen de situatie in 2006 en de evolutie sinds 2000 (tot en met 2010).

Dit eerste meten we door enerzijds te kijken naar de grijze druk (aantal ouderen t.o.v. aantal actieven) en naar het relatieve aandeel 65-plussers in de gehele bevolking in het jaar 2006. Bij gebrek aan overlapping, kijken we welke stad binngrootste aandeel 65-plussers (2006) bezit.

Ten tweede selecteren we de stad/gemeente (per provincie) met de grootste relatieve stijging van het aantal 65-plussers (van 2000 tot 2010).

4. Daarna selecteren we nog één stad/gemeente die veel aandacht besteedt aan ouderenbeleid. Dit meten we door op de website Lokaal Sociaal Beleid per provincie op zoek te gaan naar die stad/gemeente die in haar lokaal sociaal beleidsplan (legislatuur 2006-2012) het meest aandacht besteedt aan de thematiek rond ouderen. Dit doen we door in de lokale sociale beleidsplannen te zoeken op het thema ouderen en kijken we hoeveel hits dit oplevert per gemeente. Hoewel dit laatste een erg beperkt meetinstrument is, geeft het ons wel een zeker vermoeden welke steden/gemeenten hier sterk op inzetten.

5. Vervolgens bestuderen we in welke mate de lijst representatief is m.b.t. bevolkingsgrootte van steden en gemeenten. We onderscheiden drie categorieën steden/gemeenten (steden inwoners; 10. steden/gemeenten < 30.000 inwoners; steden/gemeenten < 10.000 inwoners). We kijken dan welke steden/gemeenten er ondervertegenwoordigd zijn, waarbij we steeds op zoek gaan naar een stad/gemeente in de desbetreffende categorie die het hoogst scoort binnen de

minstens één gemeente geselecteerd is. Dit is niet het geval voor West-Vlaanderen(**).

Page 10: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

10

Tabel 1: Geselecteerde steden/gemeenten (bevolkingscijfers 2010)

Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen

1 Antwerpen (483505) 6 Deurne (Testinterview)

1 Hasselt (73.067)

1 Leuven (95.463)

1 Brugge (116.741)

1 Gent (243.388)

2 Mechelen (80.940)

2 Genk (64.757)

2 Dilbeek (39.998)

2 Kortrijk (74.911)

2 Aalst (80.043)

3 Wijnegem (*) (8.816)

3 Halen (8.624) (***)

3 Drogenbos (*) (4.876) (***)

3 Koksijde (21.832) (**)

3 Maarkedal (*) (6.468) (***)

4 Oud- Turnhout (12.653)

4 Opglabbeek (9.607) (*****)

4 Londerzeel (17.435) (****)

4 Oostkamp (*) (22.452) (***)

4 Lovendegem (9.358)

5 Aartselaar (14.290)

5 Bree (15.173)

5 Diest (23.048)

5 Anzegem (14.234)

5 Haaltert (17.668)

Legende

(*) gecorrigeerd naar kleinere stad/gemeente.

(**) De kustgemeenten scoorden hier het hoogst en er werd gekozen voor een middelgrote gemeente aangezien later nog een kleine gemeente zou bevraagd worden. Wegens tijdsdruk werd besloten geen kleine stad/gemeente extra te bevragen.

(***) reservegemeente/stad

(****) een te laat ontdekte fout volgens de gevolgde methodiek

(*****) De gemeente had in eerste instantie toegezegd, maar zou uiteindelijk niet

deelnemen. Wegens tijdsdruk werd besloten geen nieuwe gemeente/stad erbij te

nemen.

Page 11: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

11

Onderzoeksvraag en methode van dataverzameling. De onderzoeksvraag Hoe geven Vlaamse steden/gemeenten inv

ageing-

Methode van dataverzameling De methode van dataverzameling is een mondelinge bevraging op

basis van een semi-gestandaardiseerde vragenlijst. De vragenlijst vindt

U terug in bijlage 1 op het einde van het rapport.

Hoe worden de resultaten verwerkt? Alle interviews van lokale beleidsmakers werden digitaal opgenomen en uitgetypt. Voor de verwerking

van de resultaten werd gebruik gemaakt van het kwalitatief onderzoeksprogramma NVIVO.

Hoe worden de resultaten in het rapport besproken? Het rapport is opgedeeld in drie delen. Het eerste deel bestaat uit twee hoofdstukken. Ten eerste

geven we een beeld van de visies die lokale beleidsmakers hebben inzake active ageing. Welke actoren

betrokken worden en welke middelen ter beschikking staan om het beleid van active ageing vorm te

geven bespreken we in het tweede hoofdstuk. In het tweede luik bakenen we actief ouder worden af

waarbij we ons concentreren op het participatieluik, meer specifiek op de maatschappelijke

participatie van 55-plussers. We bevragen vier aspecten waarbij we willen achterhalen hoe Vlaamse

steden en gemeenten hieraan vorm geven. Achtereenvolgens staan we stil bij levenslang leren;

informele zorg en vrijwilligerswerk; actief ouder worden en deelname aan het verenigingsleven. In het

derde deel volgt een besluit. De lezer kan de hoofdstukken afzonderlijk lezen.

Page 12: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

12

Hoofdstuk 1. Active Ageing: hoe zien lokale besturen het?

1.1 ctive A

Meestal vertrekken onderzoekers en beleidsmakers van de definitie die werd opgesteld door de World

Health Organisation schreven als een proces gericht op het

optimaliseren van kansen en mogelijkheden m.b.t. gezondheid, participatie en veiligheid met als doel

het verbeteren van de levenskwaliteit van ouderen. Het begrip omvat drie centrale concepten:

gezondheid, participatie en veiligheid. Deze laatste wordt opgedeeld in fysieke- , sociale en financiële

veiligheid.

WHO definitie

security in order to enhance quality of life as people age. Active Ageing applies to both

individuals and population groups. It allows people to realize their potential for physical,

social and mental well-being throughout the life course and to participate in society

according to their needs, desires and capacities, while providing them with adequate

continuing participation in social, economic, cultural, spiritual and civic affairs, not just the

ability to be p

Het is duidelijk dat dit een zeer ruime definitie is die op verschillende manieren kan geïnterpreteerd of

aangewend worden. Daarom besteden we in dit rapport aandacht aan de visie van lokale

beleidsm in op een drietal aspecten:

1. WHO definitie werd voorgelegd.

2. De aanwezigheid van een economische logica op lokaal niveau bij het invullen van het beleid inzake actief ouder worden.

3. De rol van de lokale overheid: waar liggen prioriteiten en op welke domeinen zou een lokaal bestuur actie dienen te ondernemen?

1.2 Visie van lokale beleidsmakers. Dat de defi WHO een ruim begrip is, werd duidelijk uit de gesprekken

met lokale beleidsmakers. Hoewel iedere stad/gemeente deze definitie onderschrijft, is er toch sprake

van heel wat nuanceverschillen. Acht beleidsmakers nemen deze definitie letterlijk over wanneer hen

aantal gemeenschappelijke elementen terug.

1.2.1 Active In vijf steden/gemeenten argumenteren beleidsmakers dat actief ouder worden te maken heeft met

alle domeinen waar een lokaal bestuur mee bezig is. Active ageing wordt geïnterpreteerd als een

inclusief verhaal dat zich afspeelt over de verschillende beleidsdomeinen heen. Volgens een schepen

impliceert dit twee zaken: enerzijds dienen ouderen betrokken te worden in alle beleidsdomeinen en

anderzijds dient de doelgroep ouderen geïntegreerd te worden in alle beleidsplannen. In deze visie

impliceert beleid inzake actief ouder enerzijds een stuk maatzorg, maar anderzijds ook het integreren

Page 13: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

13

van de doelgroep ouderen over de verschillende beleidsdomeinen heen. We komen hier later nog op

terug.

1.2.2 Sociale inclusie als onderliggende doelstelling. Acht beleidsmakers argumen

Oudere mensen lopen een groter gevaar om familieleden en vrienden te verliezen en zijn dan ook

vatbaarder voor eenzaamheid en sociaal isolement. Een schepen verwoordt dit als volgt: ve ageing

gaat in de eerste plaats om veiligheid, het naar buiten komen. Het is hierbij van belang dat we de mensen

naar buiten krijgen, want het valt toch op dat mensen die ouder worden veel minder buiten komen: niet

Een andere schepen stelt dat beleid zich moet richten op het vermijden dat

mensen geïsoleerd geraken. De rol van een lokale overheid is het organiseren of ondersteunen van

activiteiten om ouderen

inschakelen in allerlei activiteiten die door de gemeenten/steden worden aangeboden. Participatie

wordt hier beschouwd als een middel en niet als een doel op zich. Een zekere nuancering is hier op zijn

plaats aangezien het één niet los gezien kan worden van het ander.

Een ambtenaar stelt dat het voornamelijk een kwestie is van het zinvol maatschappelijk aangesloten

blijven door een activiteitenaanbod. In de gesprekken wordt heel vaak de nadruk gelegd op

ontspanningsactiviteiten en vrije tijd. Een andere beleidsmaker maakt de link met het zolang mogelijk

thuis wonen waarbij actief ouder worden werd geïnterpreteerd als:

1.2.3 Zolang mogelijk thuis blijven wonen. Het zolang mogelijk zelfstandig thuis wonen is voor elf beleidsmakers een prioriteit. Het beleid richt

zich dan vooral op het infrastructurele luik en dienstverlening: aanpassingspremies, ergonoom aan

huis, poetsdienst

ook dit meestal gekoppeld wordt aan het sociale inclusieverhaal. De focus ligt dan niet zozeer op het

fysieke aspect maar eerder op het blijven wonen in een omgeving waar het sociaal netwerk sterk

uitgebouwd of grotendeels intact is. Andere beleidsmakers argumenteren dat het zelfstandig blijven

wonen gekoppeld moet worden aan het garanderen van de levenskwaliteit van ouderen en/of door

ouderen actief te houden. Sommigen zijn van mening dat deze doelstelling nagestreefd moet worden

door de inzet van (oudere) vrijwilligers.

1.2.4 Actief blijven deelnemen/bijdragen/participeren

aan het maatschappelijke leven. Dertien beleidsmakers onderschrijven het begrip actief ouder worden zeer letterlijk. De focus ligt dan

patie van mensen in het sociale,

economische, culturele en politieke leven. Er is een nuanceverschil tussen het participeren aan het

maatschappelijke leven (door bijvoorbeeld het deelnemen aan een sportnamiddag) en het bijdragen

aan het maatschappelijke leven. Het betreft het spanningsveld tussen vrijetijdsbesteding van ouderen

voren in

de interviews. De ene beleidsmaker legt de nadruk op het actief leven op peil houden waarbij de rol

van de lokale overheid zich voornamelijk dient te richten op het organiseren of ondersteunen van

vrijetijdsactiviteiten. Een schepen argumenteert dan weer dat ouderen uitgedaagd moeten worden

om zinvol bezig te zijn (o ). In andere interviews wordt de focus gelegd

stad/

sociale leven als vrijwil -wit verhaal: de meningen vloeien in elkaar. Het

ook niet zo dat er gemeenten of steden zijn die zich enkel richten op het rekruteren van oudere

vrijwilligers en het vrijetijdsaspect volledig aan de kant schuiven. Het actief blijven leven in de

Page 14: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

14

samenleving gaat zowel over deelname van ouderen

deelname aan sportac

1.2.5 Een strategie gericht op het kunnen, het nog kunnen van mensen. Een beleidsmaker definieert actief ouder worden als een strategie dat gericht

van ouderen Het betreft hier een beleid gericht op het creëren van een aanbod - waarvoor draagvlak

bestaat - waar senioren aan kunnen deelnemen waarbij gewerkt wordt met items die bij een bepaalde

In een negental interviews wordt beklemtoond dat de doelgroep ouderen een te groot

containerbegrip is.

Ten eerste wordt hier voorbijgegaan aan de diversiteit binnen de groep op vlak van leeftijd, inkomen,

oudere

gezondheidsproblemen vertonen, terwijl er ook mensen zijn die op zeer hoge leeftijd een zeer goede

levenskwaliteit vertonen. Ten tweede zou de oudere van dertig jaar geleden niet meer de oudere zijn

van nu. Vandaag de dag heeft een oudere andere behoeftes en blijft men langer actief. Een schepen

verwoordt dit als volgt:

aan sport doen, gaan wandelen, fietsen, re of active ageing als een realiteit

waarbij een lokale ambtenaar het woord ontgrijzing in de mond neemt.

Enerzijds zou er sprake zijn van een vergrijzing, maar tezelfdertijd van een ontgrijzing van de groep 50-

tot 70-jarigen. Hij argumenteert dat die ouderen als krachten moeten worden gezien die nog veel

kunnen bijdragen als vrijwilliger, ook nadat men uit de arbeidsmarkt is gestapt. Hij meent dat het voor

een lokaal bestuur erg belangrijk is om die klik te maken op alle domeinen. Een andere ambtenaar zet

zich af van de negatieve beeldvorming die rond ouderen hangt waarbij ze stelt dat er te weinig

gefocust wordt op wat ouderen zelf kunnen bijdragen aan de samenleving. We merken hier duidelijk

het spanningsveld naar voren komen tussen het deelnemen versus het bijdragen aan de samenleving.

In een gesprek met een schepen wordt deze kritiek doorgetrokken naar het principe van actief ouder

worden. De schepen argumenteert dat ouderen in de definitie gelijkgeschakeld worden met mensen

die een vergroot risico hebben op gezondheidsproblemen, wat lang niet het geval is. Omwille van

deze connotatie (hoge leeftijd, gezondheids- en mobiliteitsproblemen) gaan vele 55-plussers zich niet

identificeren met de categorie ouderen. Volgens sommige beleidsmakers zou een oplossing er in

bestaan om de doelgroep ouderen op te splitsen in medioren- senioren. Dergelijke opsplitsing kan ook

in drie categorieën gebeuren volgens een andere lokale beleidsmaker: actieve oudere,

zorgbehoevendere oudere, hoogbejaard. Dergelijke visie heeft natuurlijk ook een impact op de manier

waarop beleid wordt gevoerd. Een schepen argumenteert daarom dat in het beleid een onderscheid

dient gemaakt te worden tussen ouderen die zorgbehoevend en minder zorgbehoevend zijn. Hier

komen we verder in dit rapport nog op terug.

1.2.6 Andere aspecten. In de gesprekken komen nog enkele andere aspecten aan bod. Sommigen vertrekken in hun visie

- zich al dan niet

baserend op het ouderenbehoeftenonderzoek. Ieder gemeente- of stadsbestuur kan worden

-beleid irrelevant is.

Verschillen tussen stad en platteland worden vermeld. In een landelijke gemeente wees het

ouderenbehoeftenonderzoek uit dat ouderen zich nogal afgesloten voelden.

Sociale inclusie (exclusie) heeft hier duidelijk een fysiek geografische component. In een ander

terwijl een andere

beleidsmaker zich focust op het uitdagen van ouderen om zinvol bezig te zijn.

Page 15: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

15

In enkele gesprekken komt ook het verhaal van intergenerationele solidariteit aan bod dat nauw

samenhangt met sociale inclusie, sociale net n is er bovendien van overtuigd dat

actief ouder worden en intergenerationele solidariteit niet los gezien kunnen worden van elkaar.

moeten vormen met elkaar. Er moet sprake zijn van een en - en verhaal: dat kunt ge doen door dingen te

Dit vinden we ook terug in het WHO - discours.

ce within the context of others - friends, work associates, neighbors and family members.

This is why interdependence as well as intergenerational solidarity (two - way giving and receiving between

1.3 Rol van de lokale overheid. Een welbepaalde visie op een thema bepaalt in grote mate de rol die een lokale overheid op zich zal

nemen en de wijze waarop beleid wordt uitgestippeld. We vroegen aan lokale beleidsmakers op welke

1.3.1 Domeinen/prioriteiten. Er worden heel wat domeinen/prioriteiten aangehaald door de bevraagde lokale beleidsmakers.

Hieronder geven we een korte opsomming van de aangehaalde domeinen waar een lokaal bestuur

zich op moet richten en/of welke prioriteiten naar voren worden geschoven.

Tabel 2. Domeinen en prioriteiten van het lokaal beleid m.b.t. active ageing

Domeinen

1. Zorg 2. Welzijn 3. Gezondheid 4. Veiligheid 5. Wonen 6. Mobiliteit 7. Toegankelijkheid 8. Diversiteit 9. Toerisme 10. Sport 11. Cultuur 12. Levenslang leren 13. Buurtwerking en vrijwilligers 14. Beleidsinspraak (ouderenadviesraad,

andere raden)

Prioriteiten

1. Sociale inclusie/vereenzaming 2. Stimuleren/ondersteunen van het

verenigingsleven 3. Organiseren/ondersteunen van

activiteiten voor ouderen gericht op ontspanning

4. Organiseren van activiteiten gericht op vorming

5. Informeren van de ouderen 6. Positieve beeldvorming genereren 7. Intergenerationele solidariteit

stimuleren

De domeinen en prioriteiten in bovenstaande tabel omvatten de antwoorden van alle interviews. In

heel veel gesprekken worden slechts enkele van bovenstaande domeinen/prioriteiten aangehaald. De

rol van de lokale overheid op vlak van actief ouder worden wordt gereduceerd tot het ondernemen

van actie op (slechts) een aantal domeinen, waarbij er geen sprake is van een inclusief beleid over alle

beleidsdomeinen heen.

Opvallend is dat beleidsmakers van zes steden/gemeenten van mening zijn dat een lokaal bestuur zich

moet richten op het organiseren/ondersteunen van activiteiten op verschillende domeinen: sport,

Page 16: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

16

Een lokaal bestuur richt zich dan vooral op het voorzien van loutere

ontspanning, maar dit wordt in enkele interviews genuanceerd.

■ Een schepen verwoordt het als volgt:

- - ontspanning om ontspanning te hebben, maar

met als doel om onze senioren actief te laten part

■ Een andere schepen argumenteert dat een stad of gemeente activiteiten organiseert precies met

het oogpunt om mensen uit hun isolement te halen: door naar een film te gaan kijken, samen te

Bovendien maken ook heel wat beleidsmakers de omgekeerde redenering: actieve ouderen kunnen

zich inschakelen als vrijwilliger in bovengenoemde domeinen waardoor je een situatie krijgt waarbij

activiteiten (inclusief zorg) voor ouderen door ouderen worden gedragen.

1.3.2 Actief ouder worden: een inclusief beleid.

afspeelt waarbij verschillende prioriteiten kunnen worden gelegd. Vijf steden/gemeenten vertrekken

vanuit de opvatting dat een lokaal bestuur een inclusieve beleidsstrategie dient te hanteren: dit

impliceert dat alle beleidsdomeinen betrokken worden om een invulling te geven aan actief ouder

worden. Dergelijke inclusieve beleidsstrategie impliceert ook dat al de verschillende diensten binnen

de stad en OCMW betrokken worden bij de opmaak van het beleid rond actief ouder worden. Als er

sprake is van een dienst ouderen (wat niet in alle gemeenten/steden het geval is), dient er nauw

De ouderen moeten zelf inspraak hebben over die verschillende beleidsdomeinen heen, vanuit een

ouderenadviesraad of vanuit andere adviesraden waar ouderen in zetelen, eventueel in combinatie

met een ouderenadviesraad. Dit kan zich vertalen in de opmaak van een ouderenbeleidsplan in

samenspraak met een ouderenadviesraad waarbij vanuit de doelgroep over de verschillende

beleidsdomeinen de prioriteiten worden vastgelegd: vrijetijdsaanbod, diversiteit, mobiliteit,

Gemeenten/steden kunnen ook vertrekken van een tweesporenbeleid waarbij een opsplitsing wordt

gemaakt in de doelgroep ouderen. In Gent bijvoorbeeld is er sprake van een inclusief spoor (dat vanuit

de stad gebeurt) en een gericht spoor (OCMW). Het inclusieve spoor is gericht op de actieve oudere

waarbij men breed over alle beleidsdomeinen heen werkt, terwijl het OCMW vooral met ouderen werkt

die zorg nodig hebben en gericht zijn op welzijn. Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen zwaar

zorgbehoevende ouderen die niet meer thuis wonen en thuiswonende ouderen die vanuit de lokale

Dergelijk tweesporenbeleid kan ook anders ingevuld worden. In een gemeente (waar die inclusieve

beleidsvisie niet naar voren kwam in het interview) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen

ouderen die zorgbehoevend zijn en ouderen die minder zorg nodig hebben, maar waarbij het beleid

uder worden van die eerste groep ouderen

gemeente richt zich op het aanbieden van activiteiten voor ouderen gaande van

ouderenpraatnamiddagen , ondersteunen in het zolang mogelijk thuis blijven wonen,

(gezondheids)informatie, ontspanningsactiviteiten, het OCMW zich voornamelijk richt op zorg

en dienstverlening. Hierbij is het aanbod voor jongere ouderen wel aanwezig, maar beperkter.

Page 17: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

17

Een ander punt in deze inclusieve benadering is de intensieve samenwerking van het lokaal bestuur

met andere stakeholders: instellingen, (ouderen)verenigingen, het middenveld, vrijwilligers (oudere

1.4 Economische argumenten in het active ageing - discours. Het hoofddoel van actief ouder worden is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie gericht op het

verbeteren van de levenskwaliteit van ouderen. 7Een kwaliteitsvol leven is natuurlijk een breed concept:

het heeft betrekking op de fysieke en psychologische gezondheid van een persoon, het niveau van

onafhankelijkheid, sociale relaties, persoonlijke opvattingen en relaties en omgevingskenmerken.

Kwaliteitsvol leven wordt verbonden aan het verlengen van de gezonde levensverwachting alsook aan

het bewaren van autonomie en onafhankelijkheid - ook voor diegene die zwak, gehandicapt of

zorgbehoevend zijn. Dit zijn de zogenaamde doelstellingen op micro - niveau, het niveau van het

individu.

Er spelen ook andere reden om beleid inzake actief ouder worden te voeren -

te initiëren inzake active ageing met als doel participatie te verhogen en kosten te reduceren in de

gezondheidszorg. Specifiek wordt het actief ouder worden - discours naar voren geschoven om drie

problemen op te lossen die een druk zouden uitoefenen op de maatschappij: hogere kosten in de

gezondheidszorg en sociale zekerheid; te vroeg op pensioen gaan en de stagnering van de

economische groei. Met andere woorden gaat het om kosten drukken van activiteiten die in

economische termen niet renderen en anderzijds gaat het om het genereren van meerwaarde

(economisch groei) of het faciliteren ervan.

We vroegen ons af in welke mate deze logica speelt in de hoofden van lokale beleidsmakers.

pleidooi voor participatie ondersteunen (het zogenaamde productief ouder worden). We vinden

- sociaal productieve

activiteiten. Zijn dergelijke economische argumenten of economische logica ook aanwezig op het

In de gesprekken met schepenen en lokale ambtenaren wordt vaak de link gemaakt met

vrijwilligerswerk ongeacht of de economische logica wel/niet aanwezig was. De resultaten worden

weergegeven in tabel 2. Hieruit concluderen we dat in vijftien gemeenten/steden de economische

logica aanwezig is, terwijl dit volgens beleidsmakers in tien andere gemeenten/steden wordt

ontkracht. We staan vervolgens kort stil bij de argumenten die we terugvinden in de antwoorden van

lokale beleidsmakers.

Tabel 3. Aanwezigheid economische argumenten.

Geen link vrijwilligerswerk Link vrijwilligerswerk.

Economische argumenten zijn aanwezig

Vier steden/gemeenten

Elf steden/gemeenten

Economische argumenten zijn niet aanwezig

Drie steden/gemeenten

Zeven steden/gemeenten

7 Wat volgt is gebaseerd op basis van verschillende bronnen (cfr. Bibliografie bron 5,6,9, 13,15,16 en 17)

Page 18: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

18

1.4.1 Economische argumenten aanwezig. We focussen ons eerst op die interviews waar geen link wordt gemaakt met het vrijwilligerswerk. We

vermelden hier een drietal zaken. Ten eerste geeft een schepen toe dat economische argumenten wel

aanwezig zijn, maar dat dit (zeker op lokaal niveau) niet het belangrijkste is. Ten tweede geeft een

schepen een voorbeeld waarbij een gepensioneerd personeelslid van de technische dienst toch aan

de slag is gebleven als vrijwilliger op de desbetreffende dienst. Verder worden er in die gemeente ook

initiatieven genomen om werkgelegenheid te creëren voor vijftigplussers. Ten slotte introduceert een

en In twee gesprekken wordt hier

op reis gaat waardoor men een belangrijke consument is, maar daar tegenover staan

diegenen die rond moeten komen van kleine pensioenen, die het moeilijk hebben, die minder

de mogelijkheid hebben om te participeren, want participeren kost nu eenmaal geld.

omers zouden zijn van

60 jaar met een Mercedes voor de deur, drie appartementen in Knokke en dat het die

generatie is die het geld over de balk aan het gooien is. Dat is de realiteit niet: als men het

over ouderen heeft, is dat niet de meest voorkomende pe

Een beleidsmaker benadrukt bovendien dat het beleid inzake actief ouder worden economische

voordelen heeft.

eiten ga je mensen ook gezonder, actiever en

maar of

In elf interviews wordt de link met het vrijwilligerswerk gemaakt.

Wat vaak terugkomt is het argument dat het inzetten van vrijwilligers lagere kosten met zich

meebrengt (versus betaalde arbeid), hoewel toch ook vaak de nadruk wordt gelegd op het sociale

aspect van vrijwilligerswerk of waarbij zelfs het economische aspect - ondanks haar aanwezigheid wat

wordt genuanceerd. Een schepen bijvoorbeeld vertelt ons dat er vrijwilligers ingeschakeld worden in

de vervoersdienst, in het woonzorgcentrum

aangezien zo vermeden kan worden dat mensen zinloos thuiszitten.

economische rendabiliteit op, maar van de andere kant spaart dat wel een stuk loonkost uit

van professionelen die je moet inzetten

denken aan het economische belang v

dat allemaal zou moeten realiseren met betalende krachten, dan is dat niet betaalbaar

meer

el een heel belangrijk punt omdat

het gaat om een groep met heel veel kennis en vaardigheden, maar ook met heel veel vrije

tijd. Als je de twee kunt combineren en we kunnen dat doorgeven naar de jeugd of binnen de

Page 19: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

19

groep van senioren dan vind ik dat toch heel belangrijk dat we dat aspect in kader van

Er is ook een schepen die argumenteert dat het voor een overheid altijd beter is als een beroep gedaan

kan worden op actieve ouderen die zich willen engageren en dan niet zozeer omwille van financiële

beweegredenen. Dezelfde schepen merkt ook op dat het langer werken versus ouderenvrijwilligers

wel eens een zero - sum game zou kunnen zijn.

Een andere schepen erkent de economische meerwaarde die een vrijwilliger kan hebben, maar maakt

zich sterk dat vrijwilligers (ouderen) als iets extra moeten worden gezien, niet als iets noodzakelijk. Het

is ongeoorloofd om activiteiten van de stad/gemeente volledig te laten draaien op vrijwilligers.

-

jeugddienst. Dan kun je beweren dat dit geen economische meerwaarde heeft, maar aan de

andere kant draagt dat wel heel veel bij aan uw maatschappij. Dat rendeert ook, want die

senioren zijn ten eerste zelf actief onder jongeren, dus ze zijn bezig. Dat gaat hen ook jonger

hierbij niet om econ

1.4.2 Economische argumenten niet aanwezig. Terwijl in drie gesprekken geargumenteerd werd dat dergelijke economische logica niet aanwezig is bij

het uitstippelen van beleid rond active ageing zonder de link te maken met vrijwilligerswerk, gebeurde

dit in zes andere gesprekken wel. Vaak argumenteerden beleidsmakers dat als een beroep gedaan

wordt op vrijwilligers (voor tal van activiteiten), dat dit niet vanuit dergelijk economisch oogpunt

gebeurt. Er wordt dan voornamelijk verwezen naar het sociale aspect waarbij het de bedoeling is om

ouderen actief bezig te laten zijn, dat er sociaal contact wordt gelegd, dat ouderen zich inzetten voor

r wel sociaal. Er is hier een vrijwilligerscentrale aanwezig waar

dat veel senioren op inschrijven die na hun actieve periode een sociale functie willen

vervullen en dat is vrijwilligerswerk. Dus eigenlijk echt productief of economisch kun je dat

niet echt

Page 20: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

20

Hoofdstuk 2. Actoren betrokken bij het beleid in het kader van actief ouder worden.

Vooraleer er in de gesprekken met lokale beleidsmakers werd gefocust op de vier geoperationaliseerde

deelaspecten van het participatieluik stelden we

peilen naar de wijze waarop en met wie het beleid vorm krijgt.

1. Welke diensten binnen stad/gemeente en OCMW nemen initiatieven m.b.t. actief ouder worden?

2. Wordt er op dit vlak veel samengewerkt met externe organisaties?

3. Is er sprake van een specifiek ouderenloket en/of verantwoordelijke ambtenaar?

4. Is er sprake van een lokaal dienstencentrum (en welke rol speelt dat dienstencentrum op vlak van active

ageing?

5. Geeft de gemeente/stad een ouderenkrant of ouderengids uit?

Ten slotte werd er gepeild naar de aanwezigheid van allochtone ouderen in stad/gemeente.

2.1 Diensten van het lokale bestuur. In de gesprekken worden heel veel verschillende diensten genoemd die in de steden/gemeenten

initiatieven nemen in In heel wat interviews geven lokale

beleidsmakers van stad/gemeente aan dat er geen duidelijk antwoord gegeven kan worden welke

diensten binnen het OCMW betrokken zijn. Dit kon meestal maar duidelijk worden beantwoord als de

geïnterviewde zowel schepen als OCMW - voorzitter was of als de geïnterviewde al vele jaren

werkzaam was bij het lokaal bestuur. M.a.w. het beeld dat we schetsen is onvolledig.

We geven geen loutere opsomming welke diensten werden aangehaald door de respondenten

omwille van het feit dat de organisatie van lokale besturen verschillen vertoont. Wat in de ene

gemeente een vrijetijdsdienst wordt genoemd, is in een andere gemeente uitgesplitst in een sport - en

cultuurdienst. Waar in één gemeente of stad sprake is van één sociale dienst waar alles is

ondergebracht (van welzijn tot ouderen), spreekt men in een andere gemeente van een dienst sociaal

welzijn. Het komt bijvoorbeeld voor dat in één gemeente de sociale dienst volledig is overgeheveld

naar het OCMW, terwijl in een andere gemeente zowel gemeente als OCMW een sociale dienst

hebben. Ondanks deze opmerkingen kunnen we toch een aantal zaken onderscheiden die van belang

zijn.

beleidsdomeinen waar een lokaal bestuur mee bezig is. Dit impliceert dat alle diensten van een lokaal

bestuur - gaande van sportdienst tot zorgcentra - acties ondernemen in het kader van actief ouder

worden.

initiatieven te laten nemen in functie van seniorenbeleid. Alle diensten moeten in het kader

van hun beleid iets voorzien voor de senioren, al dan niet voor de actieve of minder - actieve

Page 21: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

21

andere beleidsdomeinen hier niet worden bij betrokken. Wat heeft het voor zin dat de

senioren klagen over slechte voetpaden, als er vanuit ruimtelijke ordening geen gehoor

wordt aan gegeven. Je moet voortdurend vanuit verschillende domeinen invulling geven aan

ienst en elk departement van het OCMW heeft de opdracht om ouderen mee

Het is opvallend dat de schepenen hier spreken over ouderenbeleid

is laten we hier voorlopig in het midden, maar feit is dat velen dit

gelijkstellen. In een andere stad vertaalt dat inclusieve beleidskarakter zich concreet in het feit dat de

ouderen,

waarbij er dan met andere diensten wordt samengewerkt om bepaalde zaken te organiseren

de andere diensten erbij betrekt. Dergelijk inclusief beleidskarakter waarbij vanuit alle diensten

initiatieven worden genomen om een beleid over

in negen interviews. Dit is toch opvallend omdat we in het vorige hoofdstuk (rond visie inzake active

ageing) dergelijk inclusief beleidskarakter maar terugvonden in vijf steden/gemeenten (van die

negen!). Wanneer wordt gepeild naar welke diensten met actief ouder worden bezig zijn, komt het

inclusief beleidskarakter in vier gevallen alsnog naar boven. Dit zou verklaard kunnen worden doordat

beleidsmakers pragmatischer zijn ingesteld waarbij als er geantwoord moet worden vanuit die

pragmatische invalshoek er toch een andere visie duidelijk wordt.

In de overige interviews wordt meestal een opsomming gegeven van welke diensten er allemaal voor

active ageing werken. Soms beperkt zich dit enkel tot het kabinet van de bevoegde schepen (bij

gebrek aan een uitgebouwde seniorendienst) tot het opnoemen van heel veel diensten zonder dat

inclusieve karakter expliciet erbij te vernoemen. Dit betekent niet dat dergelijk inclusief beleidskarakter

afwezig is in die lokale besturen.

We kunnen op basis van onze data niet uitsluiten dat, ondanks het feit dat heel wat beleidsmakers

dergelijk inclusieve beleidsvisie niet naar voren schoven, het in de praktijk niet aanwezig kan zijn.

Bovendien is het zeer moeilijk om uit te maken in dit onderzoek of een inclusief beleid sneller gevoerd

zal worden door een grote stad dan een kleine gemeente. Van die negen steden/gemeenten waar een

inclusief beleidskader expliciet naar voren komt, gaat het om zes grote steden, twee middelgrote

steden/gemeenten en één kleine gemeente. Enerzijds zijn er

beleidsstrategie niet wordt vermeld en anderzijds kan iemand de opmerking maken of de structuur

van een kleine gemeente (waar bijvoorbeeld een ambtenaar zowel ouderen- en cultuurconsulent is)

omwille van de schaal niet inclusiever werkt dan een grotere stad.

We besluiten dat een inclusieve, geïntegreerde beleidsbenadering betekent dat vanuit verschillende

diensten m.b.t. verschillende (beleids)domeinen invulling wordt gegeven aan actief ouder worden.

Binnen een lokaal bestuur is er sprake van een bevoegdheidsverdeling tussen stad/gemeente en

OCMW omwille van de grote diversiteit binnen die doelgroep ouderen. In de praktijk komt het er

meestal op neer dat stad/gemeente - eventueel vanuit de verschillende diensten - zich richt op die

actieve senior, terwijl OCMW zich focust op de minder actieve oudere vanuit een zorg- en

welzijnslogica. De mogelijkheid bestaat dat omwille van deze verdeling is dat sommige beleidsmakers

geneigd zijn om het beleid dat gevoerd wordt vanuit het OCMW op te vatten als een beleid gericht

naar het actief ouder worden.

Page 22: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

22

2.2 Samenwerking met externe organisaties. Steden en gemeenten kunnen niet alles zelf organiseren. We vroegen aan beleidsmakers met welke

organisaties ze samenwerken om het beleid inzake actief ouder worden vorm te geven.

In onderstaande tabel geven we weer in hoeveel steden/gemeenten wordt samengewerkt met

externe organisaties.

Tabel 4. Samenwerking externe organisaties.

Samenwerking 20 steden/gemeenten

Geen samenwerking 2 steden/gemeenten

Geen info 3 steden/gemeenten.

Samenwerking met andere organisaties gebeurt frequent, quasi in alle steden en gemeenten. Slechts

in twee gevallen wordt er vanuit het lokale bestuur niet samengewerkt met externe organisaties, terwijl

er voor drie andere steden/gemeenten geen info voorhanden is op deze specifieke vraag. In de

volgende hoofdstukken komt deze vraag nog terug, bijvoorbeeld in het luik rond levenslang leren.

In onderstaande tabel geven we een oplijsting van externe organisaties - gerangschikt volgens

thema/werking - die worden vernoemd door de beleidsmakers waarmee samengewerkt wordt.

Drie zaken springen in het oog. Ten eerste geven veel gemeenten/steden zeer uiteenlopende

voorbeelden van externe organisaties waarmee wordt samengewerkt om invulling te geven aan actief

ouder worden. We moeten ons bewust zijn van het feit dat de antwoorden hier geen volledig beeld

schetsen. Meestal werd gevraagd naar één of meerdere voorbeelden van organisaties waarmee wordt

samengewerkt.We vermoeden dat de antwoorden van beleidsmakers in zekere mate beïnvloed zijn

naargelang hun visie m.b.t. actief ouder worden. Ten tweede wordt er vooral op twee vlakken

samengewerkt met externe organisaties: informatie en vorming; dienstverlening en zorg. Ten derde

wordt door zeven respondenten samenwerking met lokale ouderenverenigingen aangehaald.

Tabel 5. Externe organisaties opgelijst qua activiteit en aanwezigheid per gemeente/stad.

Activiteit Externe organisatie Aantal gemeenten/steden

Informatie en vorming.

LOGO

Scholen

Vorming +

Valbus

Politie (verkeer)

3W - Plus (BOEPS)

Mobi +

Fietsersbond (project veilig op de fiets)

Vlabus (Vlaams Bureau voor Sportbegeleiding)

Platform ouderenzorg

2

2

2

1

1

1

1

1

1

1

Dienstverlening en zorg.

Centrum geestelijke gezondheidszorg

Privé - initiatief maaltijdbedeling

Privé - zorginstellingen (rusthuis)

Privé dienstencentrum

Thuiszorg, familiezorg

Wijknet aandacht voor senioren (sociale inclusie)

Vzw INZ (sociale inclusie)

Vzw ISIS

Rotary (project eenzame senioren)

2

1

1

1

1

1

1

1

1

Page 23: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

23

Andere Ouderenverenigingen

Provincie (één voorbeeld: gezondheidspreventie)

Vereniging

Overkoepelend orgaan ouderenraden

Dienstencentrum andere stad

Seniorennet Vlaanderen

CAW

APGA (Antwerps Platform Generatiearmen)

7

3

1

1

1

1

1

1

2.3 Ouderenloket/ouderenambtenaar. Vervolgens werd gevraagd of er in de stad/gemeente een specifiek ouderenloket en/of

ouderenambtenaar werkzaam is. De resultaten worden opgelijst in tabel 5. In zes steden/gemeenten

zijn geen van beide aanwezig. In negentien steden/gemeenten is een ouderenambtenaar werkzaam

hoewel die niet in iedere stad/gemeente dezelfde vorm aanneemt. In één stad en één gemeente is de

ouderenbeleidscoördinator het diensthoofd sociaal welzijn. De functie van ouderenambtenaar (of

ouderenbeleidscoördinator) kan ook ingevuld worden door een (administratief) medewerker op een

dienst welzijn die zich specifiek richt naar ouderen. In een gemeente is de ouderenconsulent tevens de

sport - en jeugdconsulent, terwijl in een andere gemeente eerder gesproken wordt over twee

sensioren

blijkt ook dat we moeten oppassen met de terminologie seniorenconsulent : in Genk bestaat er een

opleiding tot seniorenconsulent specifiek voor ouderen die op vrijwillige basis willen bijdragen aan de

zelfredzaamheid van en de informatieverspreiding aan ouderen. 8

In vijf steden/gemeenten bevestigen beleidsmakers het bestaan van een ouderenloket, maar dit is

telkens de ouderenambtenaar. Een schepen stelt dat het ouderenloket bemand wordt door een

maatschappelijk werkster die twee keer per week alleen ouderen ontvangt om hen te helpen met

bepaalde vragen en/of problematieken. Het zit hem duidelijk in de terminologie.

In een gesprek met een schepen wordt de wenselijkheid van dergelijk loket in vraag gesteld:

persoonlijk niet van oordeel dat er één

Tabel 6. Aanwezigheid ouderenloket/ouderenambtenaar.

Geen ouderenambtenaar ouderenambtenaar

Geen ouderenloket

Zes steden/gemeenten Veertien steden/gemeenten

Ouderenloket

/ Vijf steden/gemeenten 9

8 http://www.hbvl.be/limburg/genk/ocmw-genk-start-opleiding-seniorenconsulent.aspx 9 In vijf steden/gemeenten bevestigen beleidsmakers het bestaan van een seniorenloket, maar dit is telkens de seniorenambtenaar.

Page 24: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

24

2.4 Lokaal dienstencentrum. In dertien van de vijfentwintig bevraagde gemeenten/steden is er ten minste één lokaal

dienstencentrum aanwezig. Vervolgens vroegen we aan die beleidsmakers welke rol de dienstencentra

In onderstaande tabel geven we de antwoorden weer met er

naast het aantal gemeenten/steden waarmee dit correspondeert.

Tabel 7. Welke rol speelt een dienstencentrum op vlak van actief ouder worden.

Rol dienstencentrum. (Taak/doel) Aantal gemeenten/steden

Organiseren van activiteiten - Ontspanning - Vorming

10 4

Dienstverlening 8

Informerende rol 3

Sociale inclusie (isolement bestrijden)

3

Ten eerste worden in de dienstencentra van zes steden/gemeenten vormende activiteiten gegeven

naar ouderen toe. Slechts twee specifieke vormingen werden genoemd: taal - en computercursussen.

In de overgrote meerderheid van die gemeenten/steden waar er sprake is van een dienstencentrum

(10/13) ligt de nadruk op het organiseren van activiteiten gericht naar ontspanning en vrije tijd toe.

Dergelijke activiteiten gaan van zangnamiddagen, kaarten, sporten, bewegen, spelnamiddagen,

simpelweg koffie drinken - wat niet los gezien kan worden van sociale inclusie.

Een tweede aspect dat naar boven kwam in de interviews is dienstverlening, wat door acht

gemeenten/steden werd aangehaald. Dit is dan eerder gericht naar de zogenaamde minder - mobiele,

zorgbehoevende oudere in tegenstelling tot de actieve oudere wat door een beleidsmaker wordt

aangestipt.

Soms gaat het om dienstverlening die te maken heeft met zorg voor ouderen die in de buurt wonen

en niet meer gemakkelijk ergens naar toe kunnen: pedicure, psychologische begeleiding,

administratieve ondersteuning, boodschappenhulp, kleine huishoudelijke hulp. In andere interviews

worden ook andere diensten opgesomd: maaltijdbedeling, minder mobielencentrale, beheer

seniorenflats, welzijnsloket, thuiszorg, kapper, klusjesdienst.

het ene lokaal dienstencentrum -

gestuurd door de stad - richt zich op de actieve oudere en focust zich op activiteiten die te maken

hebben met vrije tijd, terwijl het andere lokale dienstencentrum - gestuurd door het OCMW - zich richt

op de minder -mobiele ouderen. Dit zou in de toekomst echter samensmelten.

Een derde functie die een dienstencentrum vervult is een informerende rol. Dit vinden we terug in drie

interviews. We nemen Antwerpen als voorbeeld. Daar horen de dienstencentra bij het zorgbedrijf: dit is

een bedrijf dat een ruime waaier aan woon - zorgdiensten aanbiedt aan Antwerpse ouderen. 10Het

zorgbedrijf gebruikt de dienstencentra als een soort van etalage om alle diensten die zij als zorgbedrijf

in huis hebben, bekend te maken. Je zou het kunnen beschouwen als een aanspreekpunt naar alles

wat specifieke dienstverlening voor ouderen inhoudt: thuiszorgdienst, opstap naar kortverblijf,

.

10 http://www.zorgbedrijf.antwerpen.be/over-zorgbedrijf-antwerpen/bedrijfsprofiel

Page 25: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

25

Ten slotte argumenteren beleidsmakers uit drie gemeenten/steden dat dienstencentra ook een rol

spelen op vlak van sociale inclusie. Volgens een schepen kunnen ouderen niet enkel bij die

dienstencentrum werkt men ook op vlak van contacten leggen, mensen in verbinding brengen met

n stelt ook dat de doelgroep van

dienstencentra eerder die ouderen zijn die minder verbonden zijn met de traditionele

ouderenorganisaties.

In een interview wordt de samenwerking benadrukt met andere organisaties (bv. verenigingen),

waarbij dergelijk sociaal inclusieverhaal erg breed wordt geïnterpreteerd. Volgens de schepen dienen

lokale dienstencentra voornamelijk te netwerken, linken te leggen zowel bij organisaties als bij

individuen (door de rol aan te nemen van een open huis): een dienstencentrum kan niet functioneren

als een eiland in de buurt.

In een zestal gemeenten/steden bestaan concrete plannen om in de toekomst een lokaal

dienstencentrum te initiëren op het grondgebied.

Een bijkomende vraag, die werd gesteld aan die gemeenten/steden waar geen sprake is van een lokaal

dienstencentrum, betreft het al dan niet bestaan van een ruimte waar ouderen terecht kunnen. Deze

vraag werd niet aan iedereen gesteld en indien we de vraag toch stelden, kwam er niet altijd een

antwoord. Er worden heel veel mogelijkheden opgesomd over de interviews heen: parochiezalen,

Enkele voorbeelden:

■ In Diest bijvoorbeeld is er sprake van het Arsenaal. Dit is een ouderenlokaal in handen van een

seniorenbond dat werd opgericht vanuit het OCMW specifiek gericht op de niet-gebonden

oudere (voornamelijk die ouderen die geen lid zijn van een verzuilde seniorenbond).

■ In Gent zijn er naast de negen dienstencentra 26 seniorenclubhuizen aanwezig. Dit kan het best

geïnterpreteerd worden als een jeugdclub, maar dan voor ouderen. Ouderen krijgen een lokaal ter

beschikking waarin zij mogen doen wat zij willen (binnen bepaalde grenzen), maar het is

voornamelijk gericht op het organiseren van activiteiten zowel qua ontspanning als vorming.

■ In Kortrijk bijvoorbeeld is er sprake van ontmoetingscentra of buurthuizen in beheer van het

OCMW (die soms een onderdeel zijn van de dienstencentra) die specifieke diensten aanbieden

naar ouderen toe.

■ Ten slotte staan we nog even stil bij Antwerpen. Daar is er sprake van een netwerk van

ontmoetingsruimtes waarbij het niet alleen gaat om centra, maar ook ruimtes die door een

parochie of één of andere instantie ter beschikking wordt gesteld op de uren dat ze er zelf geen

gebruik van maken. Hierbij is er één specifiek ontmoetingscentrum (TOPHAT) dat zich specifiek

richt op ouderen - eerder actieve ouderen - door het organiseren van sport - en cultuuractiviteiten,

alsook vorming.

Page 26: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

26

2.5 Informatiekanalen voor ouderen. Ieder lokaal bestuur heeft zijn eigen methodieken om de doelgroep ouderen te informeren. Sommigen

beperken zich tot een specifieke rubriek voor ouderen in een maandelijks infomagazine, terwijl

anderen daarbovenop gebruik maken van een ouderen

bevraagde gemeenten/steden is er geen aparte ouderenkrant of - gids, maar is er wel sprake van een

algemeen stads - of gemeenteblad waarin ruimte of een vaste rubriek is voorzien voor informatie naar

ouderen toe. Soms wordt de mogelijkheid aan de ouderenraad gegeven om een artikel te plaatsen in

het maandelijks infoblad indien ze dit wensen.

Tabel 8. Informatiekanalen gericht op ouderen.

Ouderengids/ouderenkrant

17 steden/gemeenten

Algemeen infoblad/stadsmagazine/gemeenteblad/ nieuwsbrief/ ouderen aan bod komen)

17 steden/gemeenten

Website

3 steden/gemeenten

Andere brochures

2 steden/gemeenten

Andere vormen van communicatie

8 steden/gemeenten

Zeventien steden/gemeenten maken dus gebruik van een ouderenkrant of een ouderengids. In vier

steden/gemeenten is sprake van een ouderenkrantje en in één gemeente is er sprake van een

ouderenkalender. In dertien steden/gemeenten is er een ouderengids aanwezig waarin beknopte

wonen,

vrijetijdsbesteding, gezondheid, thuiszorg, veiligheid, ... .11 Meestal wordt een ouderengids jaarlijks of

tweejaarlijks uitgegeven. Natuurlijk zijn er gemeenten/steden die verder gaan dan louter een

ouderenkrant of ouderengids te publiceren en die via verschillende kanalen de ouderen trachten te

bereiken. Hieronder geven we enkele voorbeelden op die in de interviews ter sprake kwamen.

■ Website van stad/gemeente

■ Website van OCMW

■ Zesmaandelijkse activiteitenbrochure.

■ Brochure waarin alle verenigingen worden voorgesteld

■ Oudereninformatiepunt

■ Magazine van de dienstencentra

■ Infoblad van het sociaal huis

■ Streekkrant

■ Handelsgidsen

2.6 Allochtone ouderen. Tenslotte vroegen we of er in de bevraagde gemeenten/steden sprake is van een groot aantal

allochtone ouderen. Veertien beleidsmakers vertellen dat er in hun gemeente/stad weinig of geen

allochtone ouderen aanwezig zijn, terwijl negen bevraagden hierop positief antwoorden. In twee

interviews wordt geen antwoord gegeven. Sommigen zijn zich ervan bewust dat dit in de toekomst

een aandachtspunt kan worden. Zo werd er bijvoorbeeld in Leuven in november 2011 in

11 http://www.sint-niklaas.be/leven-welzijn/samenleving/senioren/seniorengids

Page 27: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

27

samenwerking met de integratiedienst van de stad een inspraakforum georganiseerd m.b.t. allochtone

ouderen en zorg. In twee andere interviews wordt ook die link met de zorgsector aangehaald.

Een schepen argumenteert dat er beleid dient ontwikkeld te worden voor deze doelgroep op vlak van

zorginstellingen.

Westerse senioren zeg maar vrij vlot naar de zorginstellingen gaan, is dat bij de allochtone

gemeenschap veel minder, om maar niet te zeggen nooit het geval. Omdat ze daar altijd

worden opgevangen in familiekring. Maar vroeg of laat gaat dat daar ook van komen en

zullen de instellingen zich moeten voorbereiden op de komst van mensen met een andere

culturele achtergrond waardoor dat er wellicht ook binnen de zorginstellingen een ander

In tien interviews erkennen lokale beleidsmakers dat allochtonen een moeilijk te bereiken doelgroep

zijn, alhoewel er hier ook sprake is van verschillen tussen verschillende nationaliteiten. In Genk

bijvoorbeeld worden volgens de schepen Italiaanse, Poolse en Griekse allochtonen goed bereikt

omwille van het feit dat die redelijk geïntegreerd zijn en dit in tegenstelling tot allochtonen van Turkse

of Marokkaanse afkomst. Vaak wordt de taalbarrière aangehaald.

In een interview wordt de link gemaakt met de ouderengids. Volgens de beleidsmaker in kwestie is het

noodzakelijk om in de toekomst acties op te zetten naar informatie toe aangezien de ouderengids die

mensen niet bereikt. Een andere beleidsmaker beweert dat die gidsen/magazines niet gelezen worden

omdat het hier gaat om culturen waar mensen vooral face - to - face dienen aangesproken te worden.

Pogingen worden ondernomen om allochtonen beter te bereiken. Desondanks blijven allochtone

ouderen een moeilijk te bereiken doelpubliek.

Enkele voorbeelden:

■ In Kortrijk wordt getracht de taalbarrière te overwinnen door het uitgeven van een brochure

gericht naar ouderen in het Arabisch.

■ In Diest werd vanuit de senioren - en cultuurraad geprobeerd om allochtone ouderen aan te

zetten om enerzijds te participeren aan culturele - en ouderenactiviteiten. Dit gebeurt bijvoorbeeld

ook in Gent .

■ In Genk worden activiteiten georganiseerd via de dienstencentra waar allochtonen uitgenodigd

worden om hen te informeren over rechten,

dat allochtonen weinig participeren aan het beleid.

■ In Gent wordt er bijvoorbeeld samengewerkt om via de moskeeën te informeren over zorg en

ondersteuning. Er is sprake van een medewerker die huis aan huis gaat en die probeert uit te

leggen dat allochtone ouderen ook in de dienstencentra welkom zijn.

■ In Mechelen wordt er voornamelijk gewerkt naar kennismaking, ontmoeting en dialoog.

In het tweede deel van het interview wordt dieper ingegaan op het participatieluik van het active

ageing principe. De pijlers gezondheid en veiligheid zullen impliciet aan bod blijven komen. Bovendien

stelden we aan beleidsmakers dat we ons specifiek richten op de maatschappelijke participatie van 55-

plussers. Maatschappelijke participatie bestuderen we aan de hand van vier onderdelen die in de

volgende hoofdstukken besproken worden: levenslang leren; informele zorg en vrijwilligerswerk; actief

burgerschap; deelname aan het verenigingsleven.

Page 28: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

28

Hoofdstuk 3. Levenslang leren.

3.1 Het aanbod. Is er in de stad/gemeente sprake van een aanbod dat zich richt op de vorming/training van ouderen? In veel

Vlaamse steden en gemeenten is er sprake van een vormingsaanbod inzake informatica.

Computercursussen worden in 22 van de 25 bevraagde steden/gemeenten aangeboden, terwijl het

vormingsaanbod van nieuwe media minder voorkomt (slechts in zes steden/gemeenten). In vier op vijf

steden/gemeenten worden informatie - momenten voorzien. Informatiesessies over verkeer en

gezondhei

een informatiesessie over het levenseinde.

Informatie over brandveiligheid en energiesparen wordt in slechts twee interviews aangehaald.

Tabel 9. Vormingsaanbod voor ouderen.

Computerlessen 22 gemeenten/steden

Informatie Verkeer Gezondheid Valpreventie Brandveiligheid Energiesparen Levenseinde (testament, afscheid nemen,

andere

20 gemeenten/steden 7 gemeenten/steden 10 gemeenten/steden 7 gemeenten/steden 2 gemeenten/steden 2 gemeenten/steden 5 gemeenten/steden 6 gemeenten/steden

Sport 11 gemeenten/steden

Taal 8 gemeenten/steden

Nieuwe media 6 gemeenten/steden

Andere vorming 16 gemeenten/steden

Enkele andere voorbeelden van informatiesessies (of instanties) die slechts in één interview worden

vernoemd zijn:

■ kwaam is

■ Een toegankelijkheidsbureau

■ De cel vermiste personen

■ Mobiliteit binnen de stad of gemeente

■ Wonen

■ Impact besparingen bij de Lijn

Beleidsmakers in elf interviews klasseren ook het sportaanbod onder vorming voor ouderen. Dit gaat

dan over verschillende sporten gaande van dans - tot zweminitiaties. In acht steden/gemeenten is er

sprake van taallessen. Ten slotte worden er ook nog een groot aantal andere zaken aangehaald door

beleidsmakers zoals bloemschikken, breien, bridg

zijn toch het vermelden waard.

■ In Antwerpen bijvoorbeeld is er sprake van een servicepunt voor verenigingen waar

boekhoudlessen worden aangeboden - dus ook naar ouderenverenigingen toe.

Page 29: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

29

■ In Bree werd een dementiecafé opgericht en een praatgroep voor partners van dementerenden.

Daar wordt heel wat info verleend aan partners van dementerenden door psychologen,

■ In Genk werd (in samenwerking met VormingPlus) een opleiding georganiseerd voor

ouderenverenigingen om nieuwe methodieken, ideeën aan te reiken en ook om nieuwe mensen

te bereiken.

In Gent wordt vorming georganiseerd rond juridische aspecten van het vrijwilliger zijn.

Eén gemeente gaf aan dat er vanuit het lokaal bestuur geen enkel aanbod wordt voorzien, maar dat dit

eerder het exclusieve terrein is van lokale verenigingen (zonder dat er sprake is van enige structurele

samenwerking met het lokale bestuur). Dit brengt ons bij het volgende luik.

3.2 De samenwerking met externen. In 24 van de 25 bevraagde lokale besturen is er sprake van een aanbod inzake levenslang leren gericht

op ouderen. Bovendien blijkt uit de bevraging dat in het merendeel van de gevallen (23

steden/gemeenten) het lokaal bestuur op dit vlak samenwerkt met externe organisaties. In één

interview wordt geen gewag gemaakt van enige samenwerking.12

We focussen ons op die lokale besturen die samenwerken met externe organisaties. Eerst

onderzoeken we welke rol de lokale overheid speelt en dan op de soorten externe organisaties

betrokken bij het vormingsaanbod. De overheid kan twee rollen aannemen m.b.t. het voeren van

anderen organiseren ondersteunen. In zes interviews slaagden we er niet in om uit de antwoorden van

de beleidsmakers een duidelijke rol van het lokale bestuur te destilleren. In elf interviews argumenteren

beleidsmakers dat de rol die een lokale overheid dient te spelen hoofdzakelijk een ondersteunende rol

moet zijn. Het lokale bestuur ondersteunt het bestaande aanbod van externe organisaties, wat niet

automatisch betekent dat er vanuit het lokale bestuur zelf geen initiatieven genomen worden om

vorming te organiseren. Een lokale beleidsmaker verwoordt dit als volgt:

bod zoveel

mogelijk bekend maken. Het onze politiek, als een derde dat doet, dan proberen we

seniorenorganisaties niet ondergraven door gratis diensten aan te bieden (vanuit de

dienstencentra van het OCMW), waar je bij sommige seniorenverenigingen inschrijvingsgeld

In ander interview vertelt een schepen ons dat het lokaal bestuur vroeger zelf computercursussen

organiseerde, maar dat daar is van afgestapt aangezien er elders voldoende aanbod is. In die stad

beperkt het lokale bestuur zich tot het geven van initiatielessen en toeleiding naar die organisaties die

zich in ICT specialiseren. We laten nog een andere schepen aan het woord:

echt zeggen dat wij buiten enkele ICT - opleidingen specifiek eigen initiatieven rond

opleidingen gaan initiëren, neen. Ik denk dat dit ook niet onmiddellijk noodzakelijk is voor

een stad waar het aanbod voor senioren groot is in het onderwijs. Wij hebben zowel

12 In dit interview benadrukten de beleidsmakers dat ze enkel een volledig en juist antwoord konden geven over het aanbod binnen het departement waarvoor ze bevoegdheid zijn.

Page 30: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

30

In datzelfde voorbeeld ondersteunt het lokaal bestuur verenigingen die vorming aanbieden via het

geven van subsidies. In zes andere interviews wordt de ondersteunende rol van het lokale beleid niet

erg in de verf gezet, maar wordt het eigen aanbod binnen de dienstencentra of buurthuizen

toegelicht. We concluderen hieruit dat wanneer steden/gemeenten samenwerken met externe

organisaties dit niet betekent dat ze geen eigen aanbod hebben en omgekeerd. Het is eerder een

wisselwerking waarbij lokale besturen andere organisaties ondersteunen en ook zelf bepaalde

vormingen aanbieden. Toch lijkt het ons dat de toekomst meer uitgaat in de richting van het

ondersteunen van externe organisaties.

De organiserende rol van de stad/gemeente vermindert en verschuift naar het ondersteunen van

externe organisaties. Het gaat dan zowel om logistieke (infrastructurele) en financiële ondersteuning

(subsidies) alsook om het belonen van (ouderen)verenigingen die vormende activiteiten organiseren.

Lokale besturen kunnen ook een verwijzende functie op zich nemen waarbij initiatielessen

georganiseerd worden met als doelstelling om ouderen te laten proeven van het aanbod en die zo

Met welke externe organisaties wordt samengewerkt? De resultaten worden weergegeven in tabel 10.

Steden en gemeenten werken samen met een zeer brede waaier aan externe organisaties, waarbij

vooral de onderwijssector in het oog springt. We maken een duidelijk onderscheid tussen

samenwerking met volwassenonderwijs en andere onderwijsvormen (bijvoorbeeld secundair

onderwijs). Dit laatste vinden we terug in vijf steden/gemeenten waarvan in vier gevallen er door

leerlingen zelf wordt lesgegeven aan ouderen. In Brugge bijvoorbeeld gebeurt dit op vlak van

computerlessen (Digi - senior). 13 Dit wordt georganiseerd door het Vrij Handels - en Sportinstituut in

samenwerking met het stadsbestuur. De laatstejaars informaticabeheer geven in drie lessen basisuitleg

als doel om ouderen na deze cursus te laten doorstromen naar één van de cursussen die worden

aangeboden door de Scholen voor Volwassenonderwijs en de Stedelijke Nijverheids - en

Taalleergangen.

Ten slotte wijzen we op de verscheidenheid aan externe partners die door beleidsmakers worden

aangehaald. Naast samenwerking met het onderwijs, scoren andere lokale instanties zoals bijvoorbeeld

de brandweer en de ouderenverenigingen hoog.

Tabel 10. Externe organisaties vormingsaanbod.

Onderwijs Volwassenenonderwijs Andere onderwijsvormen

11 steden/gemeenten 6 steden/gemeenten 5 steden/gemeenten

Lokale instanties (vrederechter/politie/brandweer/

8 steden/gemeenten

Ouderenverenigingen 7 steden/ gemeenten

LOGO (Lokaal Gezondheidsoverleg) 3 steden/gemeenten

VormingPlus 3 steden/gemeenten

Medici (arts, psycholoog,

2 steden/gemeenten

Universiteit Derde Leeftijd 2 steden/gemeenten

Provincie (bv. PROVANT) 2 steden/gemeenten

13 http://www.brugge.be/internet/nl/welzijn/Maatschappelijke_begeleiding/senioren/vrijetijdsenioren.htm

Page 31: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

31

Andere Telkens door slechts één stad/gemeente vernoemd: - Een toegankelijkheidsbureau - 3W - Plus - Dienstencentrum andere stad/gemeente - Mobi + - Fietsersbond - Cel Vermiste Personen - Privé - dienstencentrum - Mutualiteiten.

Aanwezig, maar geen voorbeeld

2 steden/gemeenten

Drie steden/gemeenten maken de opmerking dat er heel wat vormingsinitiatieven voor ouderen

bestaan, waar men niet altijd een concreet zicht op heeft. Een schepen benadrukt dat er heel wat

zaken georganiseerd worden vanuit het middenveld (los van het eigen aanbod): de mutualiteiten, de

vrijwilligerswerk gebeurt dat vanuit de organisaties of werkingen ook nog vormingen

worden aangeboden. Vrijwilligers - naargelang wat zij moeten doen, moeten soms ook een

stukje vorming krijgen om dat vrijwilligerswerk te kunnen doen. Ik denk dat er ook

partnerorganisaties zijn die vormingen aanbieden waar wij eigenlijk weinig weet van

3.3 Hoe wordt het aanbod aan ouderen bekendgemaakt? Het vormingsaanbod wordt hoofdzakelijk gecommuniceerd via klassieke kanalen zoals een

gemeenteblad/stadsmagazine, via de ouderenverenigingen (in de ouderenraad),

ouderen In negen steden/gemeenten vonden we andere manieren om te

communiceren : huis - aan - huis reclame; mond - aan - mond - reclame; het inrichten van een

seniorenbeurs; specifieke magazines (zoals bijvoorbeeld een seizoens We

focussen ons even op Kortrijk waar er zoiets bestaat als de Kortrijkse Leerwinkel.14 In en rond Kortrijk

worden heel wat opleidingen aangeboden voor 18 - plussers. Om mensen naar de verschillende

cursussen toe te leiden werd er in Kortrijk een Leerwinkel opgericht: dit is een informatiepunt voor

volwassenen inzake volwassenenonderwijs en - vorming. De schepen benadrukt dat dit een portaal is

waar mensen met een vormingsvraag terecht kunnen en dat niet enkel gericht is naar ouderen. Maar

het is wel zo dat heel wat ouderen daar gebruik van maken en zo hun weg vinden in allerlei

op

Tabel 11. Communicatiekanalen.

Gemeenteblad/ Stadsmagazine

16 steden/gemeenten

Verenigingen 12 steden/gemeenten

Website/mail/post 6 steden/gemeenten

Ouderengids 5 steden/gemeenten

Nieuwsbrieven 4 steden/gemeenten

Folders 4 steden/gemeenten

Krant dienstencentrum 4 steden/gemeenten

Lichtkrant 3 steden/gemeenten

14 http://www.leerwinkelkortrijk.be/nl

Page 32: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

32

Ouderenkrant 2 steden/gemeenten

Lokale Televisie 2 steden/gemeenten

Ouderenkalender 1 stad/gemeenten

Affiches 1 stad/gemeente

Activiteitenbrochures 1 stad/gemeente

Andere 9 stad/gemeente

Geen info 1 stad/gemeente

3.4 Oudere vrijwilligers en ouderenadviesraad. We vroegen aan lokale beleidsmakers of oudere vrijwilligers en/of de ouderenadviesraad een rol spelen

in het aanbieden van vorming. In elf gemeenten/steden speelt de ouderenadviesraad een rol in het

vormingsaanbod naar ouderen toe. De ouderenadviesraad kan hierbij drie verschillende rollen

aannemen, wat wordt geïllustreerd in onderstaande tabel.

Tabel 12. Rol ouderenadviesraad in het vormingsaanbod naar ouderen toe.

Inhoudelijke rol Acht gemeenten/steden

Uitvoerende rol Drie gemeenten/steden

Informerende rol Vijf gemeenten/steden

Wanneer een ouderenadviesraad betrokken wordt bij het invullen van het vormingsaanbod, gaat ze

ouderenadviesraad expliciet een rol in de uitvoering van het vormingsaanbod. Bijvoorbeeld houdt dit

in dat de ouderen van de ouderenraad zelf instaan voor de praktische organisatie van een info - avond

waarbij ze verantwoordelijk zijn voor het uitnodigen van een externe organisatie tot het plaatsen van

de stoelen in de zaal. In een vijftal steden/gemeenten spelen de ouderenadviesraden een rol in het

informeren van ouderen - ouderenverenigingen over het vormingsaanbod.

Tenslotte geven een vijftal steden/gemeenten aan dat ook oudere vrijwilligers (zonder hierbij te

verwijzen naar de ouderenadviesraad) een rol spelen in het invullen van het vormingsaanbod. In één

stad/gemeente gaat het voornamelijk om ondersteuning door oudere vrijwilligers, terwijl in de andere

vier gevallen oudere vrijwilligers een rol spelen bij het geven van vorming: pc - klassen door ouderen

(informatici), lessen Engels door een gepensioneerde leerkracht. Volgens een schepen kan dit

voordelen met zich meebrengen:

dat ze

Dit kan inderdaad een pluspunt zijn, maar anderzijds vermeldden we al voorbeelden waar jongeren les

geven aan ouderen en ook dit bleek voordelen te hebben, specifiek dan voor het stimuleren van de

intergenerationele solidariteit.

Ten slotte merken we op dat vrijwilligers (die zich inzetten om vorming te geven) ter ondersteuning

vanuit het lokale bestuur ook vormingen kunnen aangeboden krijgen. In Antwerpen bijvoorbeeld

worden computerlessen bijna exclusief door oudere vrijwilligers gegeven. Die krijgen eerst een

ik les aan het

ouderen daar de inspiratie kunnen halen om zich ook als vrijwilliger in te schakelen in het geven van

vorming aan ouderen.

Page 33: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

33

3.5 Verhoging van het aanbod en stimulering van de interesse Ten slotte vroegen we aan beleidsmakers of het vormingsaanbod binnen de gemeente/stad

voldoende interesse opwekt bij de ouderen en of er in de toekomst sprake kan zijn van een verhoging

van het aanbod. De resultaten geven we weer in onderstaande tabel.

Tabel 13. Voldoende interesse.

Ja 10 steden/gemeenten

Neen /

Ja/neen = afhankelijk van de activiteit 7 steden/gemeenten

Geen informatie 8 steden/gemeenten

De interessegraad hangt af van het soort activiteit.

we ook andere activiteiten bijvoorbeeld preventie rond kanker. Als we het specifiek hebben

over borstkanker dan komen daar minder mensen op af omwille van het zware, moeilijke

Een andere schepen maakte hier ook de link met de diversiteit van de groep ouderen wat in het eerste

hoofdstuk ook al aan bod kwam.

rekening mee houden. Iemand van 55 verschilt heel hard van iemand van 85 jaar: de senior

bestaat gewoon niet. Hebben senioren interesse? Ja, maar dat verschilt per senior.

Bijvoorbeeld de dansnamiddagen worden vooral bevolkt door 75-plussers, terwijl voor

actievere activiteiten we een jonger publiek aantrekken. Het is altijd anders wanneer we

zaken organiseren, bijvoorbeeld die premies om uw huis aan te passen: mensen van 55 jaar

Blijkbaar zijn steden/gemeenten tevreden met de participatie van ouderen. Weinig enthousiasme

wordt getoond als we vragen of er plannen bestaan om het aanbod te verhogen. Slechts zeven

steden/gemeenten antwoorden hierop positief.

Tabel 14. Aanwezigheid plannen om het aanbod te verhogen.

Ja Zeven gemeenten/steden

Neen, tenzij er signalen komen Twee gemeenten/steden

Neen Zeven gemeenten/steden

Geen informatie of onduidelijk antwoord Tien gemeenten/steden.

Page 34: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

34

Hoofdstuk 4. Informele zorg en vrijwilligerswerk.

4.1 Informele zorg.

4.1.1 Heeft het lokale bestuur zicht op het aantal mantelzorgers?15 In dit onderzoek wordt informele zorg gelijkgeschakeld aan mantelzorg. We vroegen aan

beleidsmakers van lokale besturen of ze weten hoeveel mantelzorgers er in hun stad of gemeente zijn.

De vraagstelling werd in bepaalde gevallen iets anders geformuleerd afhankelijk van het verloop van

het interview. In bepaalde gesprekken werd ook gevraagd of er sprake is van maatregelen gericht op

de detectie van mantelzorgers. Van exclusieve categorieën is in volgende tabel dan ook geen sprake.

Tabel 15. De aanwezigheid van mantelzorgers.

Zicht op het aantal mantelzorgers 11 steden/gemeenten

Geen zicht op het aantal mantelzorgers 11 steden/gemeenten

Maatregelen detectie mantelzorgers 4 steden/gemeenten

Geen maatregelen detectie mantelzorgers

3 steden/gemeenten

Beleidsmakers uit 11 steden/gemeenten geven aan een zicht te hebben op het aantal mantelzorgers.

Het beeld is evenwel niet volledig. Tien van die elf steden/gemeenten argumenteren dat ze vooral via

de toekenning van de mantelzorgpremie een beeld kunnen vormen van het aantal mantelzorgers.

ongeveer 400. Als we ons hier op baseren en we vermenigvuldigen dit getal met factor drie,

hebben we een zekere schatting hoeveel

In twee interviews spreken beleidsmakers over mantelzorgers gekend bij de mutualiteiten waar het

lokaal bestuur weinig zicht op heeft.

en

mantelzorgers van de mutualiteiten. Ik denk niet dat ze op onze dienst het juiste aantal van

deze laatsten weten, maar ze weten wel het juiste aantal mantelzorgers die een premie

Beleidsmakers uit elf steden/gemeenten geven aan geen goed zicht te hebben op het aantal

mantelzorgers. In drie interviews wordt verwezen naar het OCMW om een antwoord te geven op deze

vraag.

Twee beleidsmakers vinden dat een mantelzorgtoelage - waarbij in het ene interview expliciet wordt

verwezen naar de provinciale mantelzorgtoelage - een goede piste is om een beter zicht te krijgen op

het aantal mantelzorgers op het grondgebied.

Er bestaat geen eensgezindheid 16

15 In twee interviews werd geen informatie over dit luikje verzameld: in één interview kwam de vraag niet aan bod (tijd) en in het andere geval werd een heel onduidelijk antwoord gegeven.

Page 35: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

35

elzorgers aan de hand van het aantal

hoeveel mensen worden in de praktijk niet geholpen bijvoorbeeld door personen die

Dit komt hier niet naar voren: neen, een totaal zicht gaan we daar

iemand wel een soort mantelzorger is. Ik kan moeilijk zeggen: in onze stad zijn zoveel

mantelzorgers. Ik denk

Natuurlijk kan je dat in zekere zin weten als er sprake is van een toelagesysteem, maar niet

e ene zal mantelzorg opvatten als

normaalste zaak van de wereld is. Ik denk dat het heel moeilijk te definiëren is wat iemand

onder mantelzorg verstaat waardoor het ook moeilijk wordt om daar een cijfer op te

krijgen, maar dat dekt de lading uiteraard niet. Want wat is een mantelzorger? Diegene die

de rolluiken van de buurvrouw dagelijks gaat optrekken of is dat mijn broer die één keer in de

week de vuilzak van mijn grootmoeder gaat buitenzetten. Het is moeilijk om een specifieke

Vier gemeenten/steden geven aan dat het lokale bestuur actie onderneemt om mantelzorgers in kaart

te brengen. Een gemeente verwijst hierbij naar de introductie van de mantelzorgpremie. In twee

steden/gemeenten gebeurt dit vanuit de stadsdiensten: bijvoorbeeld een poetsdienst die ook een

detectiefunctie kan uitoefenen. Een schepen lanceert hierbij het idee om een bevraging te doen vanuit

de ouderenraad in samenwerking met het OCMW om mantelzorgers in kaart te brengen.

In de andere gemeente wordt verwezen naar de samenwerking tussen vrijwilligers (het ANNAH-

project in Anzegem) dienst sociaal welzijn en het OCMW om hulpbehoevende ouderen (die zelf een

aanvraag moeten indienen om gebruik te kunnen maken van ondersteunende hulp) te ondersteunen

waarbij men ook een beeld kan krijgen of bepaalde mensen in aanmerking komen voor bepaalde

premies. Zo kan onrechtstreeks een zicht gekregen worden op het aantal mantelzorgers. Een andere

manier is het bezoeken van 80 - plussers, maar hiermee alleen kun je onmogelijk alle mantelzorgers in

kaart brengen.

Drie gemeenten/steden geven aan dat er vanuit het lokaal bestuur geen maatregelen worden

genomen om mantelzorgers op te sporen. Twee daarvan menen dat dit wel onrechtstreeks kan

gebeuren via externe partners bijvoorbeeld een thuiszorgdienst. Een beleidsmaker geeft bijvoorbeeld

aan dat mantelzorgers bereikt kunnen worden via ziekenzorg van de mutualiteiten. Het probleem

hierbij is echter dat dergelijke instanties enkel maar informatie kunnen doorgeven aan de sociale dienst

van het OCMW als personen daar zelf toestemming voor geven. Vanuit Vlaanderen wordt de nadruk

sterk gelegd op de vermaatschappelijking van de zorg. Het is dan ook van belang dat er informatie

beschikbaar is over die mantelzorgers. Dit kan een actiepunt zijn voor de toekomst.

16 In vijf interviews wordt de term mantelzorger geproblematiseerd.

Page 36: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

36

4.1.2 Organisaties of verenigingen die mantelzorg(ers) ondersteunen.

Welke organisaties?

In een gemeente of stad zetten heel wat organisaties zich in voor mantelzorgers.

Uit de resultaten blijkt dat ziekenzorgafdelingen en thuiszorgdiensten het hoogste scoren. Vijf

beleidsmakers verwijzen naar het OCMW. Verder bestaan er ook nog andere organisaties die

mantelzorgers trachten te ondersteunen zoals gezinsverenigingen, welzijnsschakels,

vrouwenve

Tabel 16. Organisaties of verenigingen die mantelzorgers ondersteunen.

Ziekenzorg(afdelingen) - mutualiteiten / thuiszorgdiensten

15 steden/gemeenten

OCMW

6 steden/gemeenten

Dementie en Alzheimerverenigingen

2 steden/gemeenten

Ouderenverenigingen

2 steden/gemeenten

Andere organisaties (gezinsverenigingen, welzijnsschakels, vrouwenorganisaties)

4 steden/gemeenten

Geen informatie 7 steden/gemeenten

Ondersteuning van organisaties/verenigingen die mantelzorgers ondersteunen.

Worden organisaties die zich inzetten voor mantelzorgers vanuit het lokale bestuur ondersteund? In

zeven steden/gemeenten is dit duidelijk het geval, één gemeente verleent geen ondersteuning.17 Deze

vraag kwam niet altijd aan bod in het interview: van zeventien steden/gemeenten is op deze vraag

geen informatie voorhanden. In zeven gemeenten/steden waar organisaties worden ondersteund,

neemt dit meestal de vorm aan van een financiële ondersteuning. Drie gemeenten/steden vermelden

ook het bestaan van logistieke ondersteuning voor dergelijke organisaties. Een schepen wijst ons ook

op het belang van samenwerking met externe diensten waarbij het OCMW een coördinerende rol

opneemt.

Tabel 17. Ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor mantelzorgers.

Financiële ondersteuning (stad en/of OCMW)

Zeven gemeenten/steden

Logistieke ondersteuning (stad en/of OCMW)

Drie gemeenten/steden.

Geen ondersteuning Een gemeente/stad

Geen informatie Zeventien gemeenten/steden

17 De lokale beleidsmaker in kwestie lichtte dit toe aan de hand van één voorbeeld, waarbij we geen duidelijk zicht hebben of dit voor alle organisaties in die gemeente opgaat.

Page 37: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

37

4.1.3 Ondersteuning mantelzorgers door lokaal bestuur. Lokale besturen kunnen op verschillende manieren mantelzorgers binnen stad of gemeente

ondersteunen.

Tabel 18. Ondersteuning van mantelzorgers door het lokale bestuur.

Financiële ondersteuning: Mantelzorgpremie. Andere.

18 steden/gemeenten 15 steden/gemeenten 5 steden/gemeenten

Informatie/vorming over mantelzorg:

- Informatie - Vorming

17 steden/gemeenten. 12 steden/gemeenten

Praktische ondersteuning/dienstverlening.

11 steden/gemeenten

Andere ondersteuning 16 steden/gemeenten.

Geen informatie 1 stad/gemeente

Heel wat steden/gemeenten ondersteunen mantelzorgers financieel. In vijftien gemeenten/steden is

er sprake van een mantelzorgpremie, maar vijf steden/gemeenten voorzien ook in een andere vorm

van financiële ondersteuning: een thuiszorgpremie, een premie voor nachtoppas en een

woonaanpassingspremie. Waarom lokale besturen kiezen voor een thuiszorgtoelage voor de

zorgbehoevende en niet voor een mantelzorgpremie kan verschillende redenen hebben. Een schepen

argumenteert dat dit te maken heeft met he

iets aan de mantelzorger kan geven (steunend op de thuiszorgtoelage).

Lokale besturen kunnen de mantelzorgers ook ondersteunen door het verlenen van informatie over

mantelzorg via de daartoe geijkte kanalen of door het aanbieden van vormingsmomenten. In 17

gemeenten/steden worden initiatieven genomen om informatie te verstrekken over mantelzorg.

Waarover dan geïnformeerd wordt, kunnen we niet achterhalen: heel wat schepenen/ambtenaren

bleven erg op de vlakte. Toch merken we dat lokale besturen vooral informeren over het aanbod (bv.

mantelzorgpremie) van de verschillende diensten. Verder wordt door sommige beleidsmakers

hoofdzakelijk gesproken over de vorm waarop men communiceert: via de ouderengids, een specifieke

gemeente informatie - avonden georganiseerd worden. Een andere schepen benadrukt dat ook er ook

heel wat informatie wordt verspreid via externe organisatie zoals ziekenzorg, ouderen

Uit de interviews krijgen we dus geen goed beeld waarover wordt geïnformeerd. Onvoldoende

doorvragen of een respondent die niet op de hoogte was, zijn daarvoor de redenen. Dit heeft

natuurlijk ook te maken met het brede karakter van het onderzoeksopzet.

Twaalf lokale besturen nemen initiatieven om vorming aan mantelzorgers aan te bieden. De grens met

het louter informeren is soms erg dun. We geven enkele voorbeelden:

■ Vormingsavond waarbij vragen aan een dokter of sociaal assistent gesteld kunnen worden.

■ Het organiseren van een avond over dementie (of dementiecafé) waar informatie/vorming wordt

gegeven door specialisten inzake dementie aan de partners van dementerenden rond

Page 38: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

38

Slechts in drie interviews spreken beleidsmakers echt over cursussen/training of vormingssessies voor

mantelzorgers. In drie interviews vermelden beleidsmakers wel dat er sprake is van vorming, maar werd

geen voorbeeld gegeven.

Lokale besturen kunnen mantelzorgers ook praktisch ondersteunen vanuit de verschillende diensten

(meestal vanuit het OCMW). Een schepen merkt op dat dergelijke ondersteuning de mantelzorger kan

ondersteunen, maar dat dergelijke diensten niet werden opgericht of functioneren vanuit die optiek. In

een ander interview trekt een beleidsmaker dit door over het heel beleid:

e stad de mantelzorger wordt ondersteund, dan gebeurt dat

Een ambtenaar verwoordt dit door te argumenteren dat via verschillende nutsdiensten

(mindermobielencentrale, klusjesdienst, poetsdienst, maaltijdbedeling, ouderen

thuiszorgdienst van de stad mantelzorgers wat ontlast kunnen worden.

In zestien steden/gemeenten vinden we vormen van andere ondersteuning. Acht beleidsmakers

verwijzen naar een specifiek moment om de mantelzorger eens te bedanken: op een dag voor de

vrijwilliger, het geven van een cadeaubon, het inlassen van een bedankmoment gekoppeld aan

bloemen gezet aangevuld met een groot vrijwilligersfeest om de twee à drie jaar.

Mantelzorgers kunnen ook op andere manieren ondersteund worden, bijvoorbeeld door het

organiseren van een overleg vanuit het OCMW met verschillende stakeholders.

In drie interviews vermelden beleidsmakers de mogelijkheid om een cliënt - of zorgoverleg te

organiseren vanuit het OCMW met verschillende stakeholders (bijvoorbeeld thuiszorgdiensten,

zorgverleners die aan ouderenoppas doen, familiehulp voor poetswerk, de mantelzorger, de familie,

leg wordt dan gekeken welke initiatieven genomen kunnen worden vanuit OCMW of

vanuit een andere organisatie uit het middenveld om te komen tot een zorgafsprakenplan. Zo kunnen

mantelzorgers ontlast worden.

4.1.4 Respijtzorg Tenslotte vroegen we aan beleidsmakers of het lokale bestuur respijtzorg organiseert of steunt. Onder

respijtzorg verstaan we een verzamelnaam voor voorzieningen die de mantelzorg tijdelijk en volledig

overnemen. In de vraagstelling werd expliciet verwezen naar het woonzorgdecreet waarin de

aanmelding, erkenning en subsidiëring van voorzieningen in de georganiseerde woonzorg geregeld

In vijf gemeenten/steden werd geen antwoord gegeven waarbij de meesten ons vertellen dat voor

deze vraag het OCMW bevraagd dient te worden.

Tabel 19. Respijtzorg.

Gemeente/stad speelt een rol op vlak van respijtzorg

12 steden/gemeenten

Gemeente/ stad speelt geen rol op vlak van respijtzorg

8 steden/gemeenten

Geen informatie 5 steden/gemeenten

Page 39: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

39

We focussen ons op de lokale besturen die een rol spelen op vlak van respijtzorg.

Vijf beleidsmakers argumenteren dat hieraan invulling wordt gegeven door de diensten vanuit

stad/OCMW: poetsdienst, gezinszorg, maaltijdbedeling, oppasdienst, mindermobielencentrale, sociale

dienst via premies en logistieke ondersteuning. Een schepen beschouwt dit als een vorm van korte

termijnondersteuning waarbij van structureel (tijdelijk) vervangen niet echt sprake is. In tien

steden/gemeenten wordt binnen de structuren van het lokale bestuur (meestal OCMW) invulling

gegeven aan respijtzorg (in aansluiting met het woonzorgdecreet) met de aanwezigheid van

steden/gemeenten verwijzen ook expliciet naar de aanwezigheid van privé - initiatieven inzake

kortverblijf of dagcentra.

steden/gemeenten waar de beleidsmakers antwoorden dat stad/gemeente geen rol speelt, wordt in

zeven gevallen gewezen naar de aanwezigheid van privé - initiatieven op vlak van respijtzorg. We

merken hierbij op dat dit niet automatisch betekent dat er in dergelijke privé - instellingen sprake is van

dagcentra of kortverblijf. Slechts in drie interviews wordt duidelijk aangeven dat er in de privé -

instellingen sprake is van kortverblijf. Aangezien we met het interview vooral te weten wilden komen

wat de rol is van het lokale bestuur, werd hier niet verder op bevraagd en gaan we dus hier niet dieper

op in. We merken wel nog op dat in één gemeente mensen financieel worden ondersteund wanneer

men naar dergelijke zorginstellingen gaat.

4.2 Vrijwilligerswerk.

4.2.1 Maakt het lokale bestuur gebruik van oudere vrijwilligers?

Selecteren/bereiken van vrijwilligers

In alle bevraagde gemeenten/steden werkt het lokale bestuur met oudere vrijwilligers. Hierbij wordt

zeer vaak een verband gelegd met het verenigingsleven. Hoe worden mensen door het lokale bestuur

aangemoedigd om zich als vrijwilliger (voor taken van het lokale bestuur) in te zetten? Gaan

steden/gemeenten pro - actief vrijwilligers (uit verenigingen) rekruteren of bieden mensen zich eerder

spontaan aan?

In elf gemeenten/steden bieden vrijwilligers zich eerder spontaan aan. In vijftien gemeenten/steden

worden vrijwilligers actief gezocht. Hierbij maakt men gebruik van verschillende communicatiekanalen

zoals een gemeenteblad of stadsmagazine, ouderen

Drie gemeenten/steden maken gebruik van de ouderenraad om vrijwilligers (voornamelijk uit de

verenigingen) te bereiken.

Vijf gemeenten/steden richten zich hiervoor rechtstreeks tot de verenigingen. Sommige lokale

besturen beschikken over een zogenaamd vrijwilligersloket, maar dat is niet enkel gericht om

vrijwilligers te vinden voor lokale besturen. Dit komt verder in dit rapport ter sprake.

ouderenconsulent. Dit laatste is een initiatief van de Dienst Sociaal Welzijn en de ouderenraad van de

stad in samenwerking met de OCMW - dienstencentra. 18 Het betreft hier een opleiding voor ouderen

die zich als vrijwilliger willen inzetten om de zelfredzaamheid van andere ouderen te verbeteren alsook

informatie te verspreiden.

18 http://www.hbvl.be/limburg/genk/ocmw-genk-start-opleiding-seniorenconsulent.aspx

Page 40: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

40

D

doorstromen naar verschillende instanties (dus niet alleen naar het lokale bestuur): rusthuis, ziekenhuis,

dienstencentrum, Rode Kruis, ... .

Tabel 20. Bereiken van vrijwilligers.

Spontaan aanbieden. 11 gemeenten/steden

Rekruteren 15 gemeenten/steden

Hanteren van selectievoorwaarden 2 gemeenten/steden

Geen informatie 6 gemeenten/steden

In de meeste interviews wordt geen gewag gemaakt over zogenaamde selectiecriteria waar oudere

vrijwilligers aan moeten voldoen. Een schepen zei ons dat door het lokaal bestuur geen gebruik wordt

We vonden twee

gemeenten/steden terug die hier wel gebruik van maken. In Anzegem worden de vrijwilligers van het

-

wordt naar de interesses van de vrijwilligers, wat ze aankunnen en waar afspraken worden gemaakt.

We merken nog twee zaken op. In Antwerpen worden oudere vrijwilligers gerekruteerd, maar niet

waarin alle mogelijke vrijwilligersopdrachten per dienst zijn neergeschreven met een duidelijke

opdrachtomschrijving.

Vrijwilligerstaken in het lokale bestuur

Voor welke taken in het lokale bestuur worden (oudere) vrijwilligers zoal ingezet?

Vijftien steden/gemeenten binnen ons onderzoek zetten oudere vrijwilligers in voor activiteiten die

door de stad/gemeente worden georganiseerd. Opvallend is dat het voornamelijk gaat om

ngsactiviteiten wordt

vermeld.

Tabel 21. Vrijwilligerstaken.

Activiteiten voor ouderen (door stad/gemeente georganiseerd of ondersteund)

15 steden/gemeenten

Taken binnen stadsdiensten 13 steden/gemeenten

OCMW - werking 9 steden/gemeenten

Vrijwilligerswerking rusthuizen 5 steden/gemeenten

Vrijwilligerswerking dienstencenra 3 steden/gemeenten

Andere 10 steden/gemeenten

Het gaat met andere woorden om zeer verscheiden taken:

■ Ondersteunen (organiseren) van evenementen, een seniorenweek, een seniorendag, een

animatiedag, een uitstap (eventueel als busverantwoordelijke), feesten, cultuurevenementen,

■ Ingeschakeld worden als leerkracht in het vormingsaanbod.

■ Ondersteunen (organiseren) van taken zoals de deurdienst en/of de cafetaria in het

cultuurcentrum, het openhouden (en verhuren) van een seniorenlokaal en/of

seniorenclubhuis, het ingeschakeld worden als vrijwilliger om warme maaltijden te voorzien

Page 41: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

41

binnen het seniorenlokaal, het besturen van het stadsbusje, het middagtoezicht verzorgen op

ouderen vanuit de ouderenadviesraad.

Dertien steden/gemeenten antwoorden dat oudere vrijwilligers worden ingezet in de verschillende

stadsdiensten. Ook hier kwamen heel wat diensten aan bod.

■ Bibliotheek

■ Cultureel centrum

■ Vrijwilligerswerking gericht op aanvullende hulp (ANNAH)

■ Jeugddienst

■ Dienstencentrum

■ Stadsarchief

■ Opvanginitiatief voor asielzoekers

■ Sportdienst

■ Buurthuis (district)

In negen steden/gemeenten worden oudere vrijwilligers ook ingezet in diensten van het OCMW. Zoals

uit tabel 17 blijkt, hanteren we aparte categorieën m.b.t. rusthuizen (hoewel niet altijd duidelijk wordt

vermeld of het ging om een OCMW - of privérusthuis) en de dienstencentra. Welke taken oudere

vrijwilligers uitoefenen of in welke diensten ze worden ingezet is opnieuw erg gevarieerd 19:

■ Thuiszorgdienst

■ Boodschappen

■ Mindermobielencentrale

■ Opsporen eenzame ouderen

■ Thee - en koffierondes in ziekenhuizen

■ Bibliotheek in ziekenhuizen

Wat de inzet van vrijwilligers in de rusthuizen betreft, blijven beleidsmakers in de interviews erg op de

vlakte. In slechts één interview wordt de taakopdracht wat duidelijker belicht:

■ het begeleiden van mensen in de woonzorgcentra (bijvoorbeeld ziektebezoek)

■ klusjes opknappen in het woonzorgcentrum zelf

■ de cafetaria openhouden.

Dezelfde opmerking is van toepassing op die interviews waarin het dienstencentrum word vermeld.

Volgende taken worden vermeld:

■ openhouden cafetaria

■ administratieve taken

■ vorming geven.

Verder worden ook heel wat taken (of organisaties waarin vrijwilligerswerk door ouderen wordt

verricht) opgesomd die niet onder lokale besturen vallen.

■ Vrijwilligers die bij ouderen sneeuw ruimen

■ de voedselbank

■ Kind en Gezin

■ Steunpunt onderwijs en opvoeding: ex - leerkrachten die voorlezen aan kinderen uit

maatschappelijk kwetsbare gezinnen.

■ Mindermobielencentrale (geen stadsdienst)

19 We merken op dat in dit onderdeel niet altijd werd gespecificeerd dat het om oudere vrijwilligers gaat, maar omdat de vraagstelling toch zo was gericht, gaan we er toch van uit.

Page 42: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

42

■ Ziekenzorg

■ Verenigingsleven

■ Open - monumentendag

■ Ouderenbehoefteonderzoek (2 steden/gemeenten)

- voor - .20 Dit is een

samenwerkingsverband tussen professionele medewerkers en vrijwilligers om de zorg op te nemen

voor vereenzaamde thuiswonende 70 - 80 plussers. Ontmoetingsmiddagen en individuele

huisbezoeken worden georganiseerd en er is sprake van een centraal meldpunt. Er wordt decentraal

gewerkt waarbij sprake is van deelprojecten in de vier deelgemeenten en vier wijken van de

binnenstad.

Hoe worden (oudere) vrijwilligers ondersteund?

(Oudere) vrijwilligers kunnen vanuit het lokale bestuur op verschillende manieren ondersteund

worden. Vier steden/gemeenten zorgen ervoor dat hun vrijwilligers verzekerd zijn, althans vrijwilligers

die welbepaalde taken uitvoeren. In een gemeente bijvoorbeeld worden enkel de seniorenvrijwilligers

verzekerd die ingeschakeld zijn in de mindermobielencentrale.

In zes steden/gemeenten neemt de ondersteuning de vorm aan van opleiding/vorming. In bijna de

helft van de ondervraagde gemeenten/steden worden vrijwilligers ondersteund door het organiseren

vrijwilligers, een bedankmoment met een hapje en een drankje, een koffienamiddag, een ontbijt, een

dag van de vrijwill

ook in een vergoeding voor de vrijwilligers. In negen steden/gemeenten is er sprake van een financiële

vergoeding terwijl in vijf steden/gemeenten wordt geopteerd voor een vergoeding in natura gaande

van een boekenbon of een kleine attentie. De financiële vergoeding neemt meestal de vorm aan van

een vrijwilligersvergoeding (5 steden/gemeenten) of een vergoeding voor de vrijwilligers van een

mindermobielencentrale/verplaatsingsvergoeding (3 steden/gemeenten).

Een lokale beleidsmaker vernoemt de subsidie die wordt verleend aan adviesraden, terwijl een andere

schepen spreekt over financiële steun voor ouderenverenigingen. Een zestal beleidsmakers verwijzen

naar de logistieke ondersteuning van vrijwilligers waar opnieuw de link wordt gemaakt met het

verenigingsleven of activiteiten die eerder door de stad worden georganiseerd (zoals bijvoorbeeld de

ouderenweek).

Zeven beleidsmakers argumenteren bovendien dat oudere vrijwilligers ook ondersteund - gecoacht -

worden door het personeel van de verschillende diensten zoals sportdienst, cultuurdienst, sociale

worden in de eerste fase van het vrijwilligerswerk namelijk wanneer iemand vrijwilligerswerk wil

verrichten maar niet goed weet waar er nood is aan extra krachten. In een aantal steden/gemeenten is

daarom een specifieke dienst opgericht (een vrijwilligersloket, vrijwilligerscentrale) om de mensen

(ouderen) die vrijwilligerswerk willen verrichten te begeleiden naar het aanbod (ruimer dan louter

vrijwilligerstaken binnen het lokaal bestuur). We gaan hier in het volgende luikje wat dieper op in.

20 http://www.kortrijk.be/producten/project-buren-voor-buren

Page 43: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

43

Tabel 22. Ondersteuning (oudere) vrijwilligers.

Bijeenkomst (bv. dag van de vrijwilliger)

12 steden/gemeenten

Financiële vergoeding 8 steden/gemeenten

Ondersteuning personeel 7 steden/gemeenten

Logistieke ondersteuning 6 steden/gemeenten

Vorming/opleidingen 6 steden/gemeenten

Vergoeding in natura 5 steden/gemeenten

Verzekering 4 steden/gemeenten

Vrijwilligers naar het aanbod toeleiden

4 steden/gemeenten

Geen informatie 3 steden/gemeenten

Op het niveau van het lokaal bestuur zullen vrijwilligers specifiek ondersteund worden vanuit de

organiserende dienst. In twee interviews wordt benadrukt dat de ondersteuning van de (oudere)

vrijwilligers binnen elke dienst die op hen beroep doet een andere invulling krijgt. Vrijwilligers zullen

ook vanuit heel wat verenigingen - die vaak ingeschakeld om voor het lokaal bestuur enkele taken te

vervullen - ondersteund worden.

Een sprekend voorbeeld vinden we

volledig op (oudere) vrijwilligers draait.

onder andere door tweewekelijks samen te zitten met het bestuur van

het lokaal dienstencentrum en te luisteren naar hun noden, te helpen met praktische zaken

die ze zelf niet kunnen oplossen. Ook zelf ideeën aanbrengen en het bestuur ondersteunt dan

de andere vrijwilligers. Jaarlijks gaan we ook samen met al de vrijwilligers van het

dienstencentrum op stap, we richten een nieuwjaarsreceptie in, we gaan eens samen

voor personeelsondersteuning op de momenten dat er

evenementen zijn, zijn de stedelijke medewerkers daar ook. Wij voorzien ook in infrastructuur

Ten slotte werd door een schepen gewezen op het bestaan van een vrijwilligersnota gericht op de

personen die vrijwilligerstaken gaan opnemen bij stad of OCMW waarin heel duidelijk de rechten en

plichten afgelijnd zijn.

4.2.2 Ondersteuning vrijwilligerswerk los van het lokaal bestuur Ten slotte vroegen we aan de lokale beleidsmakers of het lokale bestuur ook initiatieven neemt om het

vrijwilligerswerk te ondersteunen die opereren los van het lokale bestuur. 21De antwoorden geven we

weer in onderstaande tabel:

Tabel 23. Ondersteuning vrijwilligerswerk los van het lokaal bestuur.

Ja 11 steden/gemeenten

Neen 8 steden/gemeenten

Geen informatie 6 steden/gemeenten.

21 We merken op dat deze vraag niet altijd werd gesteld (meestal wegens tijdsgebrek) of het werd in een ander onderdeel van het interview eventjes aangeraakt.

Page 44: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

44

Acht steden/gemeenten ondersteunen vrijwilligers die taken opnemen in andere organisaties los van

het lokale bestuur. Het betreft vooral onrechtstreekse steun aan vrijwilligers die actief zijn in het

verenigingsleven.22 Dit gebeurt via subsidies, speciale tarieven voor uitleendienst of culturele

organiseren van cursussen voor verenigingen over verzekeringen, boekhouden tot zelfs vormingen die

s

steden/gemeenten worden vrijwilligers ondersteund door ze uit te nodigen op een dag van de

vrijwilliger of een vrijwilligersfeest. Vier beleidsmakers benadrukken de informerende rol die een lokaal

bestuur moet spelen: het organiseren van infosessies over verzekeringen, informatie aanreiken bij de

maken

door middel van een vrijwilligersgids met daarin informatie over het statuut van de vrijwilliger. Vier

steden/gemeenten vermelden het bestaan van een vrijwilligersloket (steunpunt vrijwilligers,

vrijwilligerscentrale) waar mensen zich kunnen aanmelden om aan vrijwilligerswerk te doen. Vanuit

deze dienst worden ze geleid naar het juiste aanbod. Deze dienst is niet enkel gericht op ouderen,

maar voor iedereen die vrijwilligerswerk wil verrichten. Uiteraard biedt het ouderen de mogelijkheid

om na de uittrede van de arbeidsmarkt opnieuw een sociale functie in de maatschappij op te nemen.

binnen als buiten het lokale bestuur. In een ander interview maakt de stad werk van de uitbouw van

s

gegeven worden voor ouderen over

22 In een vijftal interviews wordt de link gemaakt met het verenigingsleven.

Page 45: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

45

Hoofdstuk 5. Politieke participatie

5.1 Rechtstreekse politieke participatie In 23 van de 25 bevraagde steden en gemeenten is er sprake van een ouderenadviesraad. Qua

samenstelling zijn er weinig verschillen merkbaar. In alle steden/gemeenten waar een

ouderenadviesraad aanwezig is, zijn de seniorenbonden of - verenigingen vertegenwoordigd. Verder

zetelen er in 18 ouderenadviesraden ook onafhankelijken. Daarnaast zijn er in 4 steden/gemeenten ook

vertegenwoordigers van elke partij aanwezig. Ten slotte kunnen ook nog andere personen deelnemen

aan een ouderenadviesraad zoals de bevoegde schepen, ambtenaren, deskundigen, mensen uit de

Tabel 24. Samenstelling.

ouderenverenigingen 23 steden/gemeenten

onafhankelijken 18 steden/gemeenten

Vertegenwoordigers politieke partijen

4 steden/ gemeenten

In zeven interviews wordt ons gewezen op het bestaan van werkgroepen. Meestal gaat het om

thematische werkgroepen waar verschillende onderwerpen aan bod kunnen komen zoals mobiliteit,

veiligheid, vrije tijd, samenleven, wonen en zorg, cultureel - maatschappelijke o 23 In

horizon -

zeven interviews aangehaald, maar dit betekent niet dat in de andere steden/gemeenten dergelijke

werkgroepen niet bestaan.

In vier (grote) steden wordt gewerkt met verschillende deelniveaus. In Leuven, Gent en Kortrijk is er

sprake van lokale raden (op niveau van de deelgemeenten), in Antwerpen van raden op het niveau van

de districten. In Kortrijk neemt dit de vorm aan van een verenigingsraad waarin ook

ouderenverenigingen zijn vertegenwoordigd. In Gent is er dan weer sprake van lokale adviesraden

voor ouderen, terwijl in Leuven wordt gewerkt met een werkgroep van de ouderenraad per

deelgemeente. Uit de interviews concluderen we dat er altijd wel een link is tussen de raden op

verschillende niveaus. Dit geldt zeker voor seniorenbonden die vertegenwoordigers kunnen sturen

naar de verschillende raden.

In Gent wordt gewezen op de dynamiek tussen stedelijke adviesraad en lokale adviesraden voor

ouderen.

verschillende zaken, terwijl de lokale adviesraad voor senioren eerder een functie invult van

een platform waar teruggekoppeld kan worden wat in een wijk gebeurt en waarbij heel wat

informatie gegeven kan worden aan senioren wat er zoal te beleven valt. Dat is een stuk

informatie en een stuk uitwisselen van ideeën en af en toe wordt er dan iets op de stedelijke

In Antwerpen is er sprake van districten waarbij elk district haar eigen ouderenraad heeft. Iedere

districtsseniorenraad kan afgevaardigden sturen naar de werkgroepen van de Antwerpse ouderenraad. 23 http://www.mechelen.be/1314/content/720/adviesraad-voor-senioren-sars.html

Page 46: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

46

Deze overkoepelende raad bestaat uit afgevaardigden van die werkgroepen samen met

afgevaardigden van de districtsseniorenraden. De bevoegdheidsverdeling is duidelijk: districten geven

advies over wat districtsbevoegdheid is en de Antwerpse ouderenraad geeft advies over wat stedelijke

bevoegdheid is.

In twee interviews wordt het bestaan vermeld van een overkoepelend orgaan waar het overleg in de

stad of gemeente wordt samengebracht. In Mechelen komen de verschillende adviesraden (cultuur,

ouderenraad georganiseerd waar niet enkel klassieke seniorenbonden inzitten, maar waar ook leden

uit andere raden kunnen aanschuiven.

5.1.1 Rol van de ouderenadviesraad. Om te achterhalen welke rol de ouderenadviesraad in de stad/gemeente heeft, maakten we gebruik

van het model van Edelenbos en Monnikhof die een participatieladder ontwikkelden op basis van vijf

niveaus: informeren, consulteren, adviseren, coproduceren en zelfbeheer. Deze niveaus werden zonder

verdere uitleg vermeld, er werden ook geen steekkaarten gebruikt waar de geïnterviewde kon naar

terug grijpen. Het was vooral de bedoeling om de geïnterviewde duidelijk te maken dat het

voornamelijk ging om de beleidsrol van de ouderenadviesraad. De resultaten geven we weer in

onderstaande tabel.

Tabel 25. Welke rol speelt een ouderenadviesraad?

Adviseren Plus nadruk op signaleren/informeren.

23 gemeenten/steden 6 gemeenten/steden

Uitvoeren 4 gemeenten/steden

Ander 3 gemeenten/steden

Het is overduidelijk dat een ouderenadviesraad in de bevraagde steden/gemeenten voornamelijk een

adviserende functie heeft. Het gaat hierbij zowel om gevraagde als ongevraagde adviezen die gegeven

kunnen worden.

- bindend adviesorgaan waarbij het niet zo is dat zij zelf mee dingen in

zeggen met als doel om tot goede oplossingen te komen: een adviserend oplossingsgericht

Hoewel niet expliciet bevraagd, werd ook de invloed bij het opmaken van een ouderenbeleidsplan

vermeld. De rol van een adviesraad is hier uiteraard adviserend, maar die kan twee vormen aannemen:

ex ante adviesverlening versus ex post adviesverlening. In een interview argumenteert de schepen dat

de ouderenadviesraad samen met het bestuur het ouderenbeleidsplan heeft opgemaakt waarbij de

adviserende rol de vorm aanneemt van een proces (ex ante). In een ander interview kan de

ouderenadviesraad enkel advies geven nadat het ouderenbeleidsplan is opgemaakt door het lokaal

bestuur (ex post).

De opmaak van een ouderenbeleidsplan kwam naar voor in verschillende interviews (hoewel hier niet

expliciet naar werd gevraagd). In Mechelen bestaat er naast een ouderenbeleidsplan ook een zilverplan

dat door ouderen zelf wordt opgesteld. Ouderen - in de ouderenadviesraad samen met andere

stakeholders - it is een zilverplan

tot stand gekomen. Belangrijk om op te merken is dat dit Zilverplan niet los staat van het

ouderenbeleidsplan.

Page 47: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

47

Een zestal steden/gemeenten benadrukken dat een ouderenadviesraad ook een signalerende en

informerende functie heeft naar het lokale bestuur toe (en omgekeerd): het gaat om informeren en

geïnformeerd worden. Uit vier interviews blijkt dat de ouderenadviesraad ook een uitvoerende functie

heeft. De leden van een ouderenadviesraad worden bijvoorbeeld ingeschakeld als vrijwilliger op een

ouderenactiviteit die vanuit de stad of gemeente wordt georganiseerd. Beleidsmakers uit drie

steden/gemeenten vermelden andere functies van die ouderenadviesraad, waaronder het zelf

beslissen over de nodige vorming.

Twee van die drie stellen dat een ouderenadviesraad ook actiever kan participeren dan louter

adviseren en beiden halen een gelijkaardig voorbeeld aan.

stadsbus verbond de deelgemeentes met de binnenstad. Uiteindelijk werd dat stopgezet

omdat er te weinig gebruik werd van gemaakt. Binnen de seniorenraad werden daarrond

de straat gebouwd alsook serviceflats waarbij de straat

volledig vernieuwd is. Er is echter geen busverbinding. Vanuit de seniorenadviesraad werd

een enquête afgenomen bij de mensen en een protestwandeling georganiseerd om een

signaal te geven aan de lijn

Wanneer we peilen naar de rol die de ouderenadviesraad moet spelen, wordt vooral de adviesfunctie

weerhouden.

Tabel 26. Welke rol dient een adviesraad idealiter te spelen?

Adviseren 18 gemeenten/steden

Meer dan louter adviseren 1 gemeente/stad

Geen informatie 4 gemeenten/steden

Adviseren.

In een zestal interviews wordt door beleidsmakers expliciet gezegd dat een adviesraad enkel dient

advies te geven en niets meer.

uiteindelijk heb je het beleid. Uiteindelijk is het

nog altijd het college van burgemeester en schepenen die beslissingen zullen nemen op vlak

Ze moeten hun rol als adviserende partner spelen, maar mee beslissingen nemen in het

blijven. Wij worden daar elke zes jaar op afgerekend: beslissen kan niet, advies dat zeker. En

dan kan er op het einde van de rit beslist worden door verkiezingen of dat je als schepen

voldoende rekening hebt gehouden met de adviezen van de ouderenadviesraad, want als ge

al hun adviezen naast u neerlegt en uitgaat van uw eigen groot gelijk, dan wordt ge in de

adviseren, maar het beleid wordt gevoerd door het college. Maar ze kunnen ons wel op de

Page 48: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

48

In een aantal interviews wordt het concept van adviseren als ideaalbeeld wat verder toegelicht.

De ouderenadviesraad moet een klankbord zijn (twee steden/gemeenten).

k denk dat de ouderenadviesraad in eerste instantie een klankbord moet zijn, waar wij als

beleid voortdurend ons oor te luisteren moeten leggen. Wat wij gaan uitvoeren of plannen,

kan dan door de ouderenadviesraad worden bekeken, aangevuld of afgekeurd. We moeten

de moeite doen om eventjes af te stappen van ons voorontwerp en met open oor te luisteren,

omdat die mensen vanuit hun gezond verstand en ervaring dingen aanbrengen waar ik als

schepen soms geen oog voor heb. Dat is de belangrijkste taak: voortdurend klankbord zijn.

En het is onze taak om die voortdurend bij het beleid te betrekken op alle aspecten die hun

De ouderenadviesraad dient een partner te zijn, een steun en toeverlaat in twee richtingen waarbij

advies gevraagd wordt door het l

kan geven vanuit een algemeen maatschappelijke nood (en niet vanuit een persoonlijke nood).

Een ouderenadviesraad kan signaleren en adviseren. Signaleren wanneer er behoeften zijn die niet

worden opgenomen en adviseren over hoe een bepaald probleem kan worden aangepakt.

Meer dan adviseren.

In één stad/gemeenten argumenteert de bevoegde schepen dat de rol van de ouderenadviesraad

meer mag zijn dan louter adviseren.

louter adviserend is niet voldoende. Zij moeten ook actief bezig zijn. Het mag ook zeer intens

zijn, maar je moet altijd tot een goede consensus kunnen komen. Ik denk dat zowel een

adviesraad als een stadsbestuur zich moeten vinden: het kan zijn dat een adviesraad een

tegenovergestelde visie heeft dan het bestuur, maar dan moet je kunnen komen tot een

In hetzelfde interview waarschuwde de schepen voor het gevaar aan over - advisering.

- advisering krijgt of over - inspraak: inspraak

om inspraak te hebben. Dat is ook geen goede zaak natuurlijk, want we maken soms mee

gaat spreken en minder in functie

van de doelgroep waarvoor een adviesraad is gecreëerd.

5.1.2 Ondersteuning van de ouderenadviesraad Een lokaal bestuur kan een adviesraad op verschillende manieren ondersteunen: financieel,

logistiek/infrastructureel en administratief. De resultaten uit de interviews worden weergegeven in

onderstaande tabel.

Tabel 25. Ondersteuning ouderenadviesraad.

Financiële ondersteuning 21 steden/gemeenten

Infrastructureel - logistiek 16 steden/gemeenten

Administratieve ondersteuning 22 steden/gemeenten

Page 49: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

49

Adviesraden in de bevraagde steden/gemeenten krijgen veel ondersteuning.24 Slechts in twee

interviews wordt geen gewag gemaakt van enige financiële ondersteuning van de ouderenadviesraad.

Een ervan stelde expliciet dat er geen financiële ondersteuning is. Ten slotte is er in de meeste

steden/gemeenten wel sprake van enige administratieve ondersteuning. Meestal gaat dit om de

opmaak van de agenda door een ambtenaar, de verslaggeving, de opvolging, de briefwisseling, het

ondersteuning belicht door de bevoegde schepen.

ondersteuning. In het begin was ik een beetje de mening toegedaan dat een seniorenraad

dermate onafhankelijk moet zijn dat we zelfs die niet administratief mogen sturen, kwestie

van niet sturend te zijn. Ik had gezegd dat de seniorenconsulent er nog wel mocht bij zijn,

maar bijvoorbeeld niet meer de verslagen mocht maken. Dat was om te benadrukken dat ze

echt een onafhankelijk orgaan zijn die naar ons beleid toe dienen te adviseren. Maar daar

ben ik van teruggekomen, omdat dat ten eerste een zware belasting is voor een vrijwilliger en

ten tweede denk ik niet dat administratieve en financiële ondersteuning die wij verlenen

sturend werkt of he

5.1.3 Vorming Nemen steden/gemeenten initiatieven gericht op de vorming/training/opleiding van de leden van de

ouderenadviesraad? De resultaten uit de interviews geven we weer in volgende tabel.

Tabel 26. Vorming leden ouderenadviesraad.

Inhoudelijk 11 steden/gemeenten

Methodisch 12 steden/gemeenten

Andere (Het lokale bestuur verwijst door)

8 steden/gemeenten

Neen 5 steden/gemeenten

Geen informatie 1 stad/ gemeente

er zeer weinig voorbeelden worden gegeven. In drie interviews betreft de inhoudelijke vorming

informatie over de structuur van de stad of gemeente.

In Wijnegem werd bijvoorbeeld een vorming gegeven over de nieuwe beheers - en beleidscyclus van

de gemeente. In Antwerpen en Anzegem werd er vorming gegeven over de structuur van de

stad/gemeente. Een aantal voorbeelden van andere inhoudelijke vormingen zijn: over dementie,

bezoek bejaardeninstelling, discreet omgaan met informatie, thuiszorg, sport voor ouderen, workshop

Twee beleidsmakers uit twee steden/gemeenten argumenteren dat het niet zo noodzakelijk is om de

leden van de ouderenraad inhoudelijk te vormen aangezien het meestal om actieve, geïnteresseerde

personen gaat die uit zichzelf hier aan tegemoet komen.

dagelijks bestuur bijvoorbeeld zit ook in de Provinciale Ouderenadviesraad en daar wordt

natuurlijk ook van alles georganiseerd. Hij is lid van de milieuadviesraad,

24 In slechts zestien steden/gemeenten is er sprake van infrastructurele logistieke ondersteuning, maar we kunnen vermoeden dat dit in alle steden/gemeenten aanwezig is. Het is nogal logisch dat een stedelijke adviesraad ergens moet ondergebracht worden.

Page 50: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

50

In datzelfde interview benadrukte de beleidsmaker in kwestie dat dit natuurlijk afhangt van persoon tot

persoon en dat de ene ouderenadviesraad de andere niet is.

In 12 steden/gemeenten bestaat er ook zoiets als methodische vorming: hoe adviezen opmaken,

vorm aan van een klassieke vorming: een sessie (al dan niet i

uitwisselingsmomenten of studiereizen met ouderenadviesraden uit andere steden/gemeenten. Op

die manier kan aan informatie - uitwisseling worden gedaan op vlak van werking, maar ook

bijvoorbeeld hoe bepaalde problemen elders worden aangepakt. Ten slotte halen twee beleidsmakers

aan dat dergelijke methodische vorming ook gebeurt d.m.v. de afsprakennota (tussen lokaal bestuur

en adviesraad) aangezien daarin ook wordt beschreven hoe een advies geformuleerd moet worden.

In zeven gemeenten/steden worden de leden van de ouderenadviesraad aangespoord om vorming te

volgen die door derden (bijvoorbeeld de provincies) wordt georganiseerd. Vijf van die zeven lokale

sturen zijn grote steden. Het is dus niet zo dat enkel kleine gemeenten zich voor vorming wenden tot

externe organisaties. In drie steden/gemeenten wordt financiële ondersteuning gegeven om mensen

te stimuleren dergelijke cursussen te volgen. In een andere gemeente werd bij het begin van de

legislatuur de mogelijkheid geboden om vorming te volgen, maar de beleidsmaker in kwestie wist niet

of hiervan gebruik was gemaakt.

5.1.4 Stimuleren lokale besturen ouderen om deel uit te maken van een

ouderenraad? Op de vraag of ouderen gestimuleerd worden om deel te nemen aan de ouderenadviesraad,

antwoorden 14 gemeenten/steden dat dit inderdaad gebeurt. In de meeste gevallen nodigen lokale

besturen ouderenverenigingen uit of roepen ze ouderen op via het gemeenteblad of het

stadsmagazine. Ouderen kunnen ook rechtstreeks worden aangesproken. Sommigen vertellen dat het

moeilijker is om onafhankelijke ouderen te bereiken. Twee steden/gemeenten komen hieraan

tegemoet door het wijzigen van de statuten waardoor de ouderenraad toegankelijk werd gemaakt

voor onafhankelijken. Een schepen stelt dat ouderen uit verenigingen ook aangemoedigd worden om

deel te nemen via het subsidiereglement. Zo worden ze verplicht een aantal keren aanwezig te zijn. In

een stad wordt ook intern tussen de verschillende diensten gecommuniceerd waarbij vanuit de

jken of er in hun

netwerken ouderen zijn - al dan niet verbonden aan een vereniging - die uitgenodigd kunnen worden

om te zetelen in de ouderenadviesraad. Een schepen vraagt zich wel af of een lokaal bestuur wel een

oproep kan of mag doen aan personen om deel te nemen aan een adviesorgaan omdat zo de

onafhankelijkheid van dat orgaan in het gedrang kan komen.

Tabel. 27. Stimulering ouderen door lokale besturen om deel uit te maken van een ouderenadviesraad.

Ja 14 steden/gemeenten

Neen 3 steden/gemeenten

Geen informatie 6 steden/gemeenten.

Page 51: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

51

Deelname ouderen andere adviesraden

De wijze waarop ouderen gestimuleerd worden om deel te nemen aan de ouderenadviesraad kan

worden doorgetrokken naar de andere adviesraden. Daarom vroegen we aan lokale beleidsmakers of

ouderen deelnemen aan andere adviesradezn, al dan niet als vertegenwoordiger van de

ouderenadviesraad.

Ja. 20 steden/gemeenten

Neen. /

Geen informatie. 3 steden/gemeenten

We concluderen dat in veel steden/gemeenten andere adviesraden ook een vertegenwoordiging van

de ouderen kennen. In vijftien gemeenten/steden geven beleidsmakers aan dat er vanuit de

ouderenraad ouderen afgevaardigd worden om te zetelen in andere adviesraden. Heel wat

voorbeelden van adviesraden worden vermeld waar ouderen aan deelnemen: sportraad, cultuurraad,

gezins - en welzijnsraad, stedelijk wijkoverleg, emancipatieraad, GECORO, adviesraad personen voor

5.1.5 Stimulering deelname ouderen beheerraden Ten slotte vroegen we aan de beleidsmakers of de stad/gemeente ouderen stimuleert om deel te

nemen aan beheerraden van ouderenvoorzieningen.

Ja. 5 gemeenten/steden

Neen. 11 gemeenten/steden

Geen antwoord 6 gemeenten/steden

Slechts in een vijftal steden/gemeenten is dit het geval waarbij in vier steden/gemeenten leden van de

ouderenraad afgevaardigd worden om bijvoorbeeld te zetelen in een centrumraad van de

dienstencentra of in de beheerraad van een ziekenhuis. In het interview met de beleidsmakers van

Antwerpen (één van de vijf) wordt het volgende opgemerkt:

van de Stad Antwerpen om waar mogelijk actief burgerschap op te nemen maar niet specifiek naar ouderen

toe. Er zijn geen specif

Een voorbeeld van inclusief beleid, maar anderzijds zou het goed zijn dat ouderen gestimuleerd

worden om te participeren aan die diensten die speciaal voor hun noden worden opgericht.

5.1.6 Is de ouderenadviesraad een goede afspiegeling van de lokale

ouderenbevolking? Een minderheid, vijf steden/gemeenten vinden dat de ouderenadviesraad representatief is voor de

bevolking op stedelijk/gemeentelijk niveau. Volgens beleidsmakers in zeventien steden en gemeenten

is dit niet het geval. Op welk vlak is de ouderenadviesraad dan geen afspiegeling van de lokale

bevolking?

leeftijd 11 gemeenten/steden gender 7 gemeenten/steden allochtonen 5 gemeenten/steden Andere 4 gemeenten/steden

Page 52: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

52

In elf steden/gemeenten wordt aangegeven dat de ouderenadviesraad qua leeftijd niet representatief

is voor de lokale (ouderen)bevolking. Het gaat voornamelijk om oudere ouderen omdat het moeilijk is

om de jonge oudere of medioren in de ouderenadviesraad te krijgen. Opvallend is wel dat

beleidsmakers verschillende leeftijdsgrenzen hanteren. De ene heeft het over de vijftigplusser, terwijl

de andere het heeft over de zestigplusser. Wie of wat jonge ouderen zijn, daar bestaat blijkbaar geen

duidelijkheid over terwijl men het wel eens is dat die jonge oudere ondervertegenwoordigd is in die

raad. Twee beleidsmakers vinden dat echter geen probleem dat medioren daar niet in

in de sportraad, die zitten overal. Die gaan met petities rond, die komen op de gemeenteraad

worden in de

In zeven steden/gemeenten is er geen goede vertegenwoordiging van mannen en vrouwen: in drie

ouderenadviesraden is er sprake van meer vrouwen en in vier andere raden is het omgekeerd.

Sommige beleidsmakers verwijzen naar een Vlaamse ministeriële omzendbrief waarin duidelijk wordt

gemaakt dat alle stedelijke adviesraden voldoende mannen als vrouwen moeten tellen. Sommigen

verwezen hier naar de verhouding twee derde versus een derde. Sommige beleidsmakers vinden dat

een 2/3de verhouding niet gelijkgeschakeld kan worden als zijnde volledig representatief terwijl dit voor

anderen aanvaardbaar is om te kunnen spreken van een representatief orgaan. In een viertal interviews

argumenteren beleidsmakers dat er te weinig of geen allochtonen zijn vertegenwoordigd in de

ouderenadviesraad.

actieve ouderen zijn vertegenwoordigd.

rusthuizen. Je hebt sowieso door natuurlijke mechanismen een vertekening qua

activiteitsgraad, want niet - mobiele half dementerende senioren kunnen daar geen rol

spelen, maar die zijn stem zou wel gehoord moeten worden. Dus dat maakt het al heel

vooral sterkere

mensen. Er zit daar bijvoorbeeld niemand uit een sociale woonwijk die uit een meer

Wat zijn de belangrijkste factoren die de werking van een ouderenadviesraad kunnen belemmeren?

Veel verschillende antwoorden worden gegeven.

Tabel 31. Belemmerende factoren.

Problemen inzake representativiteit - doelgroep

11 gemeenten/steden

Het werken met mensen - verstandhouding

5 gemeenten/steden

Instroom 4 gemeenten/steden

Aanwezigheid bestuur 2 gemeenten/steden

Gebrek aan kennis van zaken 2 gemeenten/steden

Te weinig financiële middelen 1 gemeente/stad

De passiviteit van de adviesraden 1 gemeente/stad

Teveel focus op animatie 1 gemeente/stad

niet tijdsgericht werken 1 gemeente/stad

Geen 5 gemeenten/steden

Page 53: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

53

Beleidsmakers van elf lokale besturen vinden het gebrek aan representativiteit een probleem: er kan

niet gesproken worden voor de hele doelgroep. Een schepen waarschuwt voor het gevaar dat leden

van de adviesraden teveel ten persoonlijke titel spreken en minder in functie van de doelgroep

waarvoor een adviesraad is gecreëerd. Een andere schepen trekt dit door tot op het niveau van de

adviesraad en vind het belangrijk dat elke doelgroep zijn eigenbelang een stuk moet kunnen

relativeren.

beetje mis in al die adviesraden: dat er te weinig kruisbestuiving is tussen de verschillende

zaken en dat ze er alles aan doen om voor hun doelgroep hun belangrijke punten door te

drukken. Ik denk dat elke doelgroep toch zijn eigenbelang een stuk moet kunnen relativeren

In vier gemeenten/steden wordt de bezorgdheid over de representativiteit vooral ingegeven door een

overwicht van de traditionele ouderenverenigingen en het ontbreken van onafhankelijke

afgevaardigden.

Sommigen argumenteren dat het zo moeilijk is om binnen de ouderenadviesraad te komen tot een

dus altijd in eerste instantie denken aan zijn of haar eigen organisatie en misschien minder

aan het algemeen belang. En dat is misschien een belemmering. Als er morgen individuen

zetelen die niet gebonden zijn aan een politieke organisatie, dan gaat ge misschien andere

organisaties, maar ook vertegenwoordigers van de man uit de straat als ik het zo mag

moeten kunnen betrekken bij die ouderenadviesraad. Ik denk dan bijvoorbeeld aan niet -

georganiseerde senioren, daar moeten we echt moeite voor doen om mensen aan te spreken

en dat is nog altijd beperkt.

Uit deze quotes blijkt dat de aanwezigheid van niet - gebonden/onafhankelijke ouderen als

onontbeerlijk wordt beschouwd. Dit wordt door beleidsmakers van een andere stad/gemeente

doorgetrokken naar de noodzaak aan een neutrale visie waaruit kan gewerkt worden.

Het ontbreken van allochtonen in de adviesraad is voor beleidsmakers uit twee steden/gemeenten

een belangrijke belemmerende factor. Ten slotte vertaalt het representativiteitsprobleem zich in een

gemeente in het feit dat één ouderenvereniging geen vertegenwoordiging meer stuurt naar de

ouderenadviesraad.

Opvallend is dat beleidsmakers uit vijf steden/gemeenten als belangrijke belemmerende factor het

werken met mensen noteren. Een beleidsmaker trekt dit door naar het werken met ouderen, omdat je

van sommige ouderen niet meer de grootste energie kunt verwachten. In twee andere interviews

wordt voornamelijk gewezen naar de verstandhouding tussen mensen die niet altijd optimaal is wat

de werking van de ouderenadviesraad niet altijd ten goede komt. Beleidsmakers uit vier

steden/gemeenten vermelden ook het instroomprobleem.

Het is blijkbaar moeilijk om mensen te vinden die zich op een actieve manier willen inzetten (voor een

specifiek

Page 54: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

54

In de tabel merken we ook enkele belemmeringen die slechts in één of twee interviews ter sprake

kwamen zoals: financiële belemmeringen, teveel focus op animatie, het niet tijdsgericht werken, een

gebrek aan kennis van zaken (wat zich vertaalt in onmogelijk

ons nog op twee zaken. Ten eerste halen beleidsmakers uit twee interviews aan dat de aanwezigheid

van een lokaal bestuur (ambtenaar of schepen) op de raad niet altijd positief is.

onen, maar dat is niet altijd goed: een adviesraad moet

ook de vrijheid hebben om over dingen te praten om dat dan achteraf te communiceren,

maar dat is natuurlijk ook iets anders dan onderling praten en communiceren. Daar zit soms

een hemelsbreed verschil

Een schepen ziet een probleem in het feit dat de ouderenconsulent tevens ambtenaar is van de

ouderenadviesraad: op die manier schrijft hij niet alleen het advies, maar ook het antwoord erop.

Ten slotte wordt ons in een interview gewezen op een mogelijk niet bedoeld effect van adviesraden,

namelijk het institutionaliseren van passiviteit.

zijn machteloos, we moeten van alles formuleren waarvan we vinden dat de overheid dat

voor ons moet doen. Maar ze gaan niet zeggen van: wat kunnen wij eigenlijk bieden zonder

adviesraad: we gaan het advies formuleren en dat is het enige wat we kunnen doen. Terwijl

er anderzijds ouderen zijn die zeggen: we gaan iets doen, je hebt niet voor alles een

In een aantal interviews beweren een aantal beleidsmakers dat de ouderenadviesraad in de laatste

jaren een evolutie heeft doorgemaakt: van een passief orgaan waar vaak de nadruk lag op animatie,

naar een actief adviserend beleidsorgaan.

5.2 Onrechtstreekse politieke participatie Hulpbehoevende ouderen en bewoners van woon - en zorgcentra hebben vaak moeite om bij

verkiezingen hun stem uit te brengen. Worden er in de stad of gemeente initiatieven genomen om dat te

faciliteren? In 18 steden/gemeenten is dit het geval, terwijl in vier steden/gemeenten geen initiatieven

worden genomen. Twee steden/gemeenten hadden de intentie om hier actie rond te ondernemen

ten tijde van het interview.

Van één gemeente/stad was er geen informatie. In tabel 5.2. tonen we de resultaten hoe

gemeenten/steden hieraan invulling geven. Negen gemeenten/steden antwoorden dat er vanuit het

lokale bestuur initiatieven worden genomen om hulpbehoevende ouderen te informeren over de

mogelijkheid om een volmacht te geven. Andere lokale besturen gaan verder en maken het mogelijk

dat hulpbehoevende kunnen participeren aan het verkiezingsgebeuren. Beleidsmakers uit zeven

steden/gemeenten plaatsen daarom het stemlokaal in of naast een rustoord (of serviceflats). In dit

stemlokaal dienen dan niet alleen de mensen uit het woonzorgcentrum te gaan stemmen, maar de

gehele buurt. Een schepen haalt aan dat het niet wenselijk is om aparte stemlokalen te voorzien in

woonzorgcentra omdat je dan precies weet hoe die ouderen gestemd hebben. In vier

steden/gemeenten worden initiatieven genomen om ouderen te vervoeren naar het stemlokaal. In

Antwerpen wordt dit georganiseerd door het Zorgbedrijf, maar dit kan ook gebeuren door een

mindermobielencentrale - waarin heel wat vrijwilligers kunnen worden ingeschakeld - of met een

stadsbusje. In een aantal interviews vertellen beleidsmakers ons dat de politieke partijen heel wat

initiatieven nemen om ouderen naar het stemlokaal te brengen. Dit gebeurt uiteraard niet vanuit

Page 55: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

55

altruïstische beweegredenen en bij sommigen bestaat daar ook wrevel over. In een vijftal

steden/gemeenten worden ook stemcomputers geplaatst in rustoorden of dienstencentra zodat

ouderen vertrouwd worden gemaakt met het elektronisch stemmen. Ten slotte nemen een viertal

lokale besturen initiatieven om de toegankelijkheid van het stemlokaal te optimaliseren. Stemhokjes

het voorzien van parkeerplaatsen voor minder - validen en/of hulpbehoevende ouderen.

Tabel 32. Onrechtstreekse politieke participatie.

Stimuleren/verwijzing naar volmachtensysteem. 9 gemeenten/steden

Situering van het stemlokaal in of naast een rustoord/serviceflats

7 gemeenten/steden

Demotoestellen in rustoord/dienstencentra 5 gemeenten/steden

Vervoer vanuit de stad/gemeente 4 gemeenten/steden

Optimaliseren toegankelijkheid stemlokalen 3 gemeenten/steden

Parkeerplaatsen voorzien voor andersvaliden of mensen die moeilijker te been zijn (bij stemlokaal)

1 gemeenten/steden

Page 56: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

56

Hoofdstuk 6. Ouderen en het verenigingsleven

6.1 Het stimuleren van ouderen tot deelname aan verenigingen Lid zijn en/of deelnemen aan activiteiten is een belangrijke manier voor burgers en ouderen om deel

te nemen aan het maatschappelijke leven en om geen geïsoleerd leven te leiden.

Op de vraag of het lokaal bestuur de deelname van burgers - ouderen aan het verenigingsleven

ondersteunt, wordt door alle gemeenten en steden positief geantwoord. Deze steun kan rechtstreeks

of onrechtstreeks zijn.

Tien steden/gemeenten antwoorden expliciet dat dit onrechtstreeks gebeurt door het ondersteunen

van de verenigingen zelf. Het onrechtstreekse karakter van de ondersteuning vinden we ook terug - zij

het eerder impliciet - in de andere interviews.

Enkele beleidsmakers nemen duidelijk standpunt in door te stellen dat een lokale bestuur zelf geen rol

dient te spelen om die mensen naar de verenigingen toe te leiden. Een ouderenbeleidscoördinator

geeft als antwoord dat er geen specifieke stimulansen worden gegeven vanuit het lokaal bestuur in de

zin van

taak van de verenigingen zelf hoe ze leden werven en

Een ambtenaar uit een andere stad vult die mening aan door te argumenteren dat een lokaal bestuur

wel onrechtstreeks burgers stimuleert om deel te nemen aan het verenigingsleven door het

ondersteunen van verenigingen om dingen te organiseren.

waardoor je dan op die manier wel voor een stuk mensen stimuleert om ergens deel aan te

Een ambtenaar stelt dat het erg belangrijk is om verenigingen te ondersteunen zodat ze zelf ook

gemotiveerd blijven om mensen aan te trekken.

In twee steden/gemeenten wordt het verenigingsleven alsook het participeren aan verenigingen

gestimuleerd, maar dit gebeurt naar alle burgers toe en niet specifiek naar ouderen.

Tabel 32. Rol van de overheid in het stimuleren van burgers tot deelname verenigingsleven.

Financiële ondersteuning 18 steden/gemeenten

Informerende rol (toeleiding) 17 steden/gemeenten

Subsidiereglementering waarin ouderen ingecalculeerd worden in het puntensysteem

3 steden/gemeenten

Detectie ouderen 3 steden/gemeenten

Vorming 2 steden/gemeenten

Dienstenloket 2 steden/gemeenten

Andere 7 steden/gemeenten

Zeventien steden/gemeenten stimuleren de participatie (van ouderen) aan het verenigingsleven door

een informerende rol te spelen. Dit gebeurt via de geijkte kanalen die eerder in dit onderzoek aan bod

Page 57: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

57

kwamen: het stadsmagazine, het gemeentelijk infoblad, de ouderenadviesraad, de ouderenkrant - of

Twee gemeenten nemen maatregelen om nieuwe inwoners (waaronder ouderen) op een gepaste

wijze te introduceren in hun gemeente.

■ In Aartselaar krijgen ouderen informatie over de drie ouderenverenigingen. In het verleden

werden ook brieven gestuurd naar alle ouderen over het aanbod voor ouderen.

toelichting wordt gegeven aan de nieuwe inwoners (waaronder heel wat ouderen) over wat

er allemaal te beleven valt in de gemeente alsook over de gemeentelijke structuur - en

diensten.

In zes 25

worden lokale verenigingen uitgenodigd om zich voor te stellen waardoor burgers (ouderen) een

beter beeld krijgen van wat er allemaal bestaat. Twee steden/gemeenten maken werk van een aparte

oplijsting van alle ouderenverenigingen die in de ouderengids of in een aparte brochure wordt

opgenomen. Een stad vermeldt hierbij ook het bestaan van aparte publicaties voor vrijwilligers.

Achttien steden/gemeenten antwoorden dat de verenigingen financieel ondersteund worden.

Dit is een voorbeeld van hoe lokale besturen onrechtstreeks (via de ondersteuning van verenigingen)

de deelname van burgers aan de samenleving kunnen stimuleren. De stad of gemeente stimuleert de

deelname van ouderen aan het verenigingsleven door de verenigingen te ondersteunen in hun

aanbod naar de burgers (ouderen) toe.

Een lokaal bestuur kan hierin verder gaan door via het subsidiereglement ook een rechtstreekse impact

te hebben op het aanbod van de verenigingen - om zo de vraag erop af te stemmen. In Diest is het

subsidiereglement zo opgesteld dat organisaties/verenigingen die zich specifiek bezighouden met

ouderen en seniorenbonden meer subsidie krijgen als ze meer inspanningen leveren om vooral de

actieve oudere te bereiken. De schepen in kwestie meent dat op die manier het aanbod beter op de

vraag wordt afgestemd aangezien de oudere van vandaag veel actiever is dan vroeger:

week een tas koffie konden drinken

bij wijze van spreken, maar de senioren vandaag willen meer: fietsen, reizen, vormingen,

En dat is de filosofie achter het idee van het subsidiereglement: laat

organisaties actief bezig zijn, door het organiseren van cursussen, reizen, culturele

uitstappen om zodanig mensen over de brug te krijgen om zich aan te sluiten en actief te

Lokale besturen kunnen ook op andere manieren financiële ondersteuning geven: het ter beschikking

stellen van gratis - of aan voordelige tarieven - van infrastructuur voor (ouderen)verenigingen,

tussenkomen in het lidgeld voor ouderenverenigingen, het aanbieden van (voordelig) materiaal en

gemeente wordt bijvoorbeeld een vrijetijdsbon aangeboden waardoor ouderen makkelijker de stap

zouden zetten naar verenigingen of andere gemeentelijke activiteiten. De schepen argumenteert dat

er heel veel ouderen zijn die het financieel niet gemakkelijk hebben om naar een vereniging te

stappen omdat het lidgeld of het tarief voor een daguitstap te hoog kan liggen: vandaar die

vrijetijdsbon die een stimulans is om mensen over de brug te krijgen die het financieel niet gemakkelijk

hebben.

25 Eigenlijk maar vijf als Antwerpen en Deurne samen worden genomen.

Page 58: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

58

In drie steden/gemeenten houdt het subsidiereglement voor verenigingen rekening met het aantal

ouderen in de vereniging. Dit betekent een stimulans voor verenigingen om meer ouderen aan te

trekken (bv. voor een sportclub) omdat dan meer subsidie kan worden verkregen. In één gemeente

heeft het enkel betrekking op het domein van sport .

Twee steden benadrukken dat vormingen worden gegeven om verenigingen te ondersteunen. In één

stad is die vorming er echt op gericht om burgers (ouderen) te stimuleren tot deelname. In Genk

worden vormingen georganiseerd met als thema is een vorming

voor ouderenverenigingen om methodieken - en ideeën aan te reiken om nieuwe leden aan te

trekken.

Drie steden/gemeenten antwoorden dat via bezoekteams (ingebed in het OCMW) ook eenzame

ouderen kunnen detecteren en zo kunnen stimuleren om deel te nemen aan bepaalde activiteiten van

verenigingen.

Twee steden/gemeenten hebben een loketfunctie (een ouderenloket, vrijwilligersloket) die burgers

(ouderen) stimuleren om deel te nemen aan het verenigingsleven.

Ten slotte kwamen in de gesprekken met lokale beleidsmakers nog een aantal andere manieren aan

bod zoals bijvoorbeeld het bestaan van een steunpunt voor verenigingen of de aandacht voor het

mobiliteitsaspect. We vermelden nog een good practice in Gent. Wanneer een persoon in het

woonzorgcentrum gaat wonen, wordt getracht om zijn of haar netwerk te behouden. Als mensen lid

zijn van een vereniging, wordt er vanuit het woonzorgcentrum voor gezorgd dat mensen daaraan

kunnen blijven deelnemen.

6.2 Ouderen horen ook in andere verenigingen thuis We vroegen aan lokale beleidsmakers of het lokaal bestuur zicht heeft op het aantal ouderen dat deel

uitmaakt van niet-ouderenverenigingen. Al te vaak wordt gekeken of ouderen lid zijn van

ouderenverenigingen, terwijl het verenigingsleven veel ruimer is. De antwoorden geven we weer in

onderstaande tabel.

Tabel 33. Hebben lokale besturen zicht op het aantal ouderen die deel uitmaken van niet-ouderenverenigingen.

Ja 8 steden/gemeenten

Neen 11 steden/gemeenten

Geen informatie 6 steden/gemeenten

Slechts een achttal steden/gemeenten claimen dat ze hierop een zicht kunnen hebben, aangezien de

meeste lokale beleidsmakers de cijfers niet bij zich hadden maar wel ongeveer weten waar men die

kan terugvinden. Een beleidsmaker stelt dat in zijn gemeente dit gekend is aangezien bij de subsidie-

aanvragen er altijd naar leeftijden wordt gevraagd omdat het aantal ouderen wordt meegerekend in

het puntensysteem van het subsidiereglement.

Page 59: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

59

6.3 Actief ouder worden zonder lidmaatschap van verenigingen Burgers kunnen ook actief zijn zonder deel uit te maken van het verenigingsleven.

gemeenschapsleven te gaan binden zonder daarbij verbonden te zijn met één of andere

bepaalde vereniging. En dat maakt dus dat we dingen veel breder moeten gaan opstellen in

plaats van verenigingen aan te spreken om iets te doen, en als we zelf iets organiseren dan

moeten we zorgen dat onze communicatiekanalen een stuk herbekeken worden om die

doelgroep van senioren voldoende te kunnen informeren zodat die als individu, als

Op de vraag of het lokale bestuur ook inspanningen levert om ouderen te activeren buiten de

verenigingen, wordt als volgt geantwoord.

Ja 15 steden/gemeenten26

Neen 2 steden/gemeenten

Geen informatie

8 steden/gemeenten

Op welke manier trachten steden/gemeenten hieraan invulling te geven?

Activiteiten georganiseerd door de stad (inclusief logistieke en financiële ondersteuning.

10 steden/gemeenten

Toelaten deelname niet-gebonden ouderen bij de verschillende adviesraden.

4 steden/gemeenten

Vrijwilligerswerking 4 steden/gemeenten

Wijkmanagement 2 steden/gemeenten

In tien steden/gemeenten worden initiatieven genomen om burgers maatschappelijk te laten

participeren door het organiseren of logistiek/financieel ondersteunen van alle plaatselijk ondernomen

activiteiten. De activiteiten die de seniorendienst organiseert zijn specifiek gericht op mensen die niet

zijn aangesloten bij een vereniging.

Lokale besturen kunnen ook een seniorenweek of seniorensportdagen organiseren waaraan alle

ouderen kunnen deelnemen. Daarnaast kunnen lokale besturen ook een aanbod voorzien dat zich niet

enkel specifiek richt naar ouderen toe zoals bijvoorbeeld het cultuuraanbod, hoewel via

cultuurcheques ouderen aangemoedigd kunnen worden om hierop in te gaan. Twee

steden/gemeenten verwijzen ook naar het organiseren van buurtfeesten, speelstraten, straatfeesten

waarop heel wat ouderen ook aan deelnemen. Dit kan gezien worden als een voorbeeld van hoe

intergenerationele solidariteit bevordert kan worden en tegelijkertijd de ouderen kunnen worden

aangemoedigd om deel te nemen aan het maatschappelijke leven.

Beleidsmakers uit vier steden/gemeenten proberen ouderen die geen lid zijn van een vereniging op te

nemen in verschillende adviesraden die bestaan in de stad of gemeente.

Vier steden/gemeenten moedigen ouderen aan te participeren via hun vrijwilligerswerking. Een

vrijwilligersloket kan hierin een belangrijke rol spelen, maar sommige lokale besturen nemen ook

initiatieven om mensen warm te maken voor vrijwilligerswerk via het uitgeven van een publicatie. Zo

26 Aan twee steden/gemeenten werd de vraag niet gesteld, maar kwam het antwoord elders impliciet aan bod.

Page 60: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

60

heeft Genk bijvoorbeeld een rollenboek gemaakt waarin vijftig ouderen werden voorgesteld die aan

vrijwilligerswerk doen: ouderen komen op een positieve manier in beeld en kunnen anderen

stimuleren om ook aan vrijwilligerswerk te doen.

Tenslotte verwijzen beleidsmakers uit twee steden/gemeenten naar de werking van wijkmanagement

vanuit het lokaal bestuur dat gericht is om de participatie van burgers te stimuleren en mensen samen

te krijgen.

eigenlijk niet buitenkomen om

betekent dat we gaan participeren aan een evenement binnen de straat. Wij proberen dan

om mensen van een wijk te bereiken waardoor je een heel divers publiek krijgt, dus ook

senioren die dan ook eens een keer meegaan. Die ontmoeten dan andere mensen van leeftijd

en van andere leeftijdsgroepen die toevallig in hun straat wonen en dan merk je dus dat die

nog wel mobiel zijn, maar om een aantal andere redenen niet aansluiten bij dat

maatschappelijk gegeven. Terwijl een OCMW voornamelijk gaat inzetten op

maatschappelijke kwetsbaarheid proberen wij ons te focussen op die groep die daartussen

hangt: die niet maatschappelijk kwetsbaar geschouwd worden qua inkomen, maar toch uit

Page 61: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

61

Besluit

Geen eensgezinde visie

de vergrijzingsproblematiek. Lokale en regionale actoren zijn het best geplaatst om de specifieke

uitdagingen van de vergrijzing te begrijpen en om er een gepast antwoord op te geven. Active ageing

is echter een zeer breed concept dat op verschillende manieren kan ingevuld worden. Op basis van de

gesprekken met lokale beleidsmakers besluiten we dat er op lokaal niveau geen eensgezinde visie

bestaat over wat actief ouder worden precies is, waar de prioriteiten liggen en op welke

beleidsdomeinen hieraan invulling kan worden gegeven.

Active ageing werd in dit onderzoek beperkt tot de maatschappelijke participatie van ouderen. Hoe

geven lokale besturen invulling aan een beleid inzake levenslang leren; informele zorg en

vrijwilligerswerk; politieke participatie en verenigingsleven? De wijze waarop steden/gemeenten dit

beleid invullen vertoont verschillen maar ook gelijkenissen. In bijna alle bevraagde steden/gemeenten

is er sprake van een aanbod inzake levenslang leren dat zich richt op ouderen. Het merendeel van de

lokale besturen neemt hier een dubbele rol aan: enerzijds voorzien zij vormingsmomenten voor

ouderen en anderzijds worden externe organisaties voor deze diensten door de stad/gemeente

ondersteund. De lokale situatie bepaalt of een lokaal bestuur alles moet/kan organiseren of dat

samenwerken met andere organisaties nodig is. In bijna de helft van de bevraagde lokale besturen

speelt de ouderenadviesraad een rol in het aanbieden van vorming, een minderheid gaf aan dat

oudere vrijwilligers hierin ook een rol spelen.

Werk aan de winkel Lokale besturen hebben geen zicht op het aantal mantelzorgers die informele zorg verlenen. In het

algemeen heerst de overtuiging dat mantelzorgers een moeilijk te bereiken doelpubliek zijn, omdat er

geen eensgezindheid bestaat wie juist een mantelzorger is. Ondanks deze vaststelling ondersteunen

lokale besturen mantelzorgers op verschillende manieren: financieel, informerend en praktisch. De

vraag blijft of alle mantelzorgers wel worden bereikt.

In het vrijwilligerswerk werken alle bevraagde steden/gemeenten met oudere vrijwilligers.

Steden/gemeenten maken gebruik van een eigen groep vrijwilligers die ingeschakeld worden voor

een brede waaier aan taken in verschillende stads- en OCMW-diensten. Vaak worden ze ingezet voor

activiteiten die gericht zijn op ontspanning. Ook vrijwilligers in verenigingen worden door het lokaal

bestuur ondersteund, maar meestal onrechtstreeks door de verenigingen in kwestie te ondersteunen.

De vraag of het lokaal bestuur de deelname van burgers (ouderen) aan het verenigingsleven

stimuleert, wordt door alle steden en gemeenten positief beantwoord. In het merendeel van de

gevallen gebeurt dit door de verenigingen financieel te ondersteunen en onrechtstreeks door ouderen

aan te sporen om deel te nemen aan activiteiten van deze verenigingen. Lokale besturen leveren ook

inspanningen om ouderen te activeren buiten de verenigingen door het organiseren van

stadsactiviteiten of door het stimuleren van een verscheidenheid aan vrijwilligerstaken.

De meeste steden/gemeenten hebben een ouderenadviesraad die op verschillende manieren wordt

ondersteund. Volgens lokale beleidsmakers is de raad vooral een adviesorgaan en dit moet volgens

hen ook zo blijven. Slechts één schepen is van oordeel dat de rol van de ouderenadviesraad meer mag

Page 62: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

62

zijn dan louter adviseren. Een minderheid van beleidsmakers geeft aan dat de ouderenadviesraad geen

raad wordt gezien als een belangrijke belemmerende factor in de werking. Onafhankelijke ouderen zijn

in vele gevallen ook lid, maar blijven sterk in de minderheid. Naast de ouderenadviesraad zijn ouderen

Een lokale

beleidsmaker benadrukt echter dat actief burgerschap verder gaat dan het louter zetelen in allerhande

adviesraden. Lokale besturen kunnen hierin verder gaan van het organiseren van wijkdebatten tot het

bereikbaar zijn van lokale beleidsmakers.

Lokale diversiteit: het bestuur als actor of als regisseur Lokale besturen leggen duidelijk eigen accenten m.b.t. actief ouder worden. Wanneer een lokaal

bestuur zelf initiatieven opzet, neemt het zijn rol als actor op in de lokale context. Een lokaal bestuur

kan er ook voor opteren om andere actoren te faciliteren bij het uitwerken van initiatieven, een lokaal

bestuur voert hier eerder de regie. De lokale context bepaalt de rol die wordt opgenomen. Dit blijkt

zeer duidelijk op het vlak van levenslang leren waar een lokaal bestuur zelf vorming kan organiseren of

dit kan uitbesteden aan het verenigingsleven.

Vragen voor de toekomst Bij de bevraagde lokale beleidsmakers bestaat geen eensgezindheid over wat active ageing precies

inhoudt en hoe het beleid hier moet op inspelen. Met het oog op de toekomst bespreken we hier kort

drie aspecten: active agei

spanningsveld tussen bijdragen versus deelnemen aan de maatschappij.

Wanneer sprake is van een niet-inclusief beleid neemt het lokale bestuur op slechts enkele domeinen

initiatieven m.b.t. active ageing en schuiven ze vooral prioriteiten gericht op de doelgroep ouderen

naar voor. Een inclusieve beleidsbenadering impliceert dat alle beleidsdomeinen betrokken worden bij

de invulling van het beleid inzake active ageing. Dergelijke strategie is geënt op het idee dat actief

ouder worden nu eenmaal te maken heeft met verschillende beleidsdomeinen. Slechts negen van de

onderzochte gemeenten geven aan dat ouderenbeleid een inclusief beleid dient te zijn. Ondanks het

feit dat heel wat beleidsmakers dergelijke inclusieve beleidsvisie niet naar voren schoven, kunnen we

op basis van de data in dit onderzoek niet uitsluiten dat het in de praktijk niet aanwezig is. Het is uit dit

onderzoek moeilijk te concluderen dat het al dan niet voeren van een inclusief beleid samenvalt met

de grootte van stad/gemeente. Een grote gemeente heeft meer mogelijkheden, maar het is ook

denkbaar dat een kleinere gemeente sneller een inclusief beleid voert omwille van de kleine schaal .

Een ouderenconsulent kan ook de functie van sport- en cultuurconsulent opnemen waardoor er

aandacht is in de verschillende beleidsdomeinen voor ouderen.

Er bestaat geen eensgezindheid over wie allemaal deel u

beleidsmakers merken op dat de oudere van vandaag niet meer de oudere van vroeger is. Naast het

vergrijzingsfenomeen is er sprake van een ontgrijzing bij de groep 50- tot 75-jarigen die steeds actiever

worden. Volgens sommige beleidsmakers moet deze groep nog veel bijdragen aan de maatschappij.

Er wordt een pleidooi gehouden om de groep ouderen op te splitsen: medioren - senioren; actieve

oudere - zorgbehoevende oudere - en hoogbejaarden. Hoe naar ouderen of senioren gekeken wordt,

bepaalt in belangrijke mate het beleid. Sommige beleidsmakers vinden dat er te weinig gefocust

wordt op wat ouderen - medioren - zelf kunnen bijdragen aan de samenleving.

Page 63: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

63

Het verschil tussen enerzijds het bijdragen aan de samenleving en anderzijds het deelnemen aan de

samenleving kwam in de meeste interviews al dan niet expliciet aan bod. Het betreft een

-not-

Lokale beleidsmakers kunnen het actief deelnemen van ouderen aan de samenleving interpreteren als

het zich inschakelen als vrijwilliger - waarbij nog taken of werk worden opgenomen - of als het

deelnemen aan allerlei ontspanningsactiviteiten. Dit is geen zwart-wit verhaal: participeren sluit

bijdragen aan de samenleving niet uit en omgekeerd. Het is ook niet zo dat er steden of gemeenten

zijn die zich enkel richten op het rekruteren van oudere vrijwilligers en het vrijetijdsaspect volledig aan

de kant schuiven.

Sommige academici zoals L. De Donder27 wijzen op het ontstaan van een nieuwe tweedeling waarbij

actief en anderzijds

de vierde leeftijd met ouderen die als passief en kwetsbaar worden bestempeld. Deze opdeling vinden

we ook terug in de structuur van lokale besturen waar het lokale bestuur zich richt op de jongere,

n

welzijnslogica. We zouden hieruit kunnen afleiden dat het active ageing discours zich enkel richt op

het verbeteren van de levenskwaliteit van jongere ouderen waarbij de oudere ouderen niet in het

discours worden gevat. Het grote gevaar bestaat er dan in dat een lokaal bestuur zich enkel richt op de

actieve oudere. Zo maakt Dedonder zich zorgen over de invulling van het beleid als zou active ageing

maar van toepassing zijn op deze groep. Volgens mij zit deze focus op de actieve oudere impliciet

ingebakken in het active-ageing discours.

De perceptie m.b.t. de groep medioren als zijnde actief creëert verwachtingen. Een beleidsmaker

waarschuwt voor de tegenstrijdige signalen die aan deze groep worden gegeven. Mensen lezen dat er

langer gewerkt zal moeten worden, maar anderzijds ontvangen ze vanaf 55 jaar de ouderengids in de

bus. Er moet gezorgd worden voor kleinkinderen, maar anderzijds verlenen velen ook mantelzorg aan

hun ouders.

wordt gelegd op levenslang leren in het kader van het langer werken op een flexibele arbeidsmarkt en

vrijwilligerswerk wordt gezien als een grote meerwaarde voor de maatschappij en voor het individu.

Het gevaar bestaat er in dat we als maatschappij teveel van deze groep gaan verwachten waarbij

medioren uitsluitend worden gezien in functie van het werken voor de samenleving, al dan niet als

vrijwilliger.

We bevinden ons dan in een enge interpretatie van het active ageing discours met de nadruk op

k renderen. Een pleidooi om het active ageing principe zo

ruim mogelijk te interpreteren met een nadruk op levenskwaliteit, gezondheid, ontspannin

ook op zijn plaats.

Op basis van de gesprekken met lokale beleidsmakers besluiten we dat vanuit lokale besturen heel wat

aandacht wordt besteed aan het ontspannings- en gezondheidsluik: het organiseren van wandelingen,

fietstochten, koffienamiddagen, dansmiddagen. Er bestaat geen direct gevaar voor het eenzijdig

invullen van actief ouder worden als productief ouder worden.

Andere problemen zullen in de nabije toekomst extra aandacht vragen. Een lokale beleidsmaker wees

ons op het feit dat er veel ouderen zijn die het financieel niet gemakkelijk hebben om bijvoorbeeld

naar een vereniging te stappen en deel te nemen aan allerhande activiteiten. Participeren/consumeren

kost geld. Meer selectiviteit in het beleid kan hier een antwoord op geven. Niet alleen de tweedeling

tussen medioren en oudere senioren verdient aandacht, ook de tweedeling tussen ouderen in

armoede en ouderen die het wel stellen. Uiteraard dient niet enkel het lokale niveau hieraan tegemoet

te komen: dit is een verantwoordelijkheid van alle beleidsniveaus. In 2009 behoorde 19,4 procent van

27 Gebaseerd op de uiteenzetting van Prof. De Donder op de themadag Active Ageing op 28 september georganiseerd door de Vlaamse Ouderenraad.

Page 64: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

64

de 65-plussers tot de groep met een armoederisico op basis van het inkomen. 28 Hoewel dit cijfer

genuanceerd moet worden - zeker met het vermogen waarover iemand kan beschikken - gaat het in

absolute cijfers over 340.000 ouderen. Als het active ageing discours het verhogen van de

levenskwaliteit van ouderen op verschillende vlakken als doelstelling naar voren schuift, kan het

financiële luik niet achterwege blijven en moet beleid - ook het lokale beleid - zich in de eerste plaats

richten op ouderen die economisch depriveerd zijn.

28 http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_ouderen.htm

Page 65: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

65

Bibliografie

Geraadpleegde bronnen. 8. Age - platform (2010). Intergenerational solidarity. The way forward. Proposals from the NGO Coalition

for a 2012 European Year for Active Ageing and intergenerational solidarity. (www.age-platform.eu/images/stories/EN/CoverAGE/EN/21879_brochure_age_2010_en.pdf)

9. Age - platform (2011). How to promote active ageing in Europe? EU support to local and regional actors. European Commission. Committee of the Regions. Age Platform Europe.

10. Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek! Richtlijnen voor het opzetten, uitvoeren en evalueren van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten.

11. Billiet, J. & Waeghe, H. (2005). Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Uitgeverij De Boeck, Antwerpen.

12. Boudiny, K. & Mortelmans, D. (2011). A critical perspective on active ageing. Towards a broader Electronic Journal of Applied Psychology. 7(1); 8-14.

13. European Commission (2010). European Year for Active Ageing 2012. Questions & Answers. European Commission. Employment, Social Affairs and Equal Opportunities.

14. European Commission (2010). Commission Staff Working Document. Ex - ante evaluation. Accompanying document to the decision of the European Parliament and of the Council on the European Year for Active Ageing. (2012). European Commission. Employment, Social Affairs and Equal Opportunities.

15. Hantrais, L., Social Policy in the European Union, 3rd edn, Basingstoke and New York: Palgrave

16. Hantraïs, L. & Letablier, M.T. (1996). Families and family policies in Europe. London, Longman. 17. Kardol, M.J.M. (2011). Over een gerontologie van de hoop: Active Ageing. Rede: In verkorte vorm

uitgesproken bij de aanvaarding van de onderzoeksleerstoel Active Ageing aan de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel.

18. Mortelmans, D. (2011). Kwalitatieve analyse met Nvivo. Acco Leuven/Den Haag. 19. Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Acco Leuven/Voorburg 20. Ontwerp van de Vlaamse Regering. Ontwerp Vlaams Ouderenbeleidsplan 2010 - 2014. Kabinet van

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen. http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/ouderen/Documents/ontwerpOBP21sept2010.pdf

21. Vandenbroucke, F., (2001). Beleidsnota van de minister van Sociale Zaken en Pensioenen. Actief ouder worden en zijn.

22. Verté, D., Dury, S., De Donder, L., Buffel, T., De Witte, N. (2011). Doe mee! Over ouderen en maatschappelijke participatie. Provincie West-Vlaanderen.

23. WHO (2002). Active ageing. A policy framework, a contribution of the World Health Organization to the second United Nations world assembly on ageing. Madrid: Author.

24. WHO (2007). Checklist of Essential Features of Age-friendly Cities. Ageing and Life Course, Family and Community Health.

25. WHO (2007). Global Age-friendly Cities: A Guide. Ageing and Life Course, Family and Community

Geraadpleegde wetgeving 26. Decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor

maatschappelijk welzijn en houdende diverse bepalingen betreffende het personeel, de financiën en de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

27. Decreet tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

28. Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen.

29. Gemeentedecreet. 30. Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. 31. Ontwerp van decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn,

Volksgezondheid en Gezin. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering op 1 april 2009. 32. Woonzorgdecreet van 13 maart 2009.

Page 66: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

66

Geraadpleegde websites 33. http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_ouderen.htm 34. http://www.brugge.be/internet/nl/welzijn/Maatschappelijke_begeleiding/senioren/vrijetijdsenioren

.html 35. http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1499595/2012/09/12/John-Crombez-

was-beter-nooit-staatssecretaris-geworden.dhtml 36. http://www.expertisecentrummantelzorg.nl/Site_EM/docs/pdf/Vliegwiel.pdf 37. http://www.hbvl.be/limburg/genk/ocmw-genk-start-opleiding-seniorenconsulent.aspx 38. http://www.kortrijk.be/producten/project-buren-voor-buren 39. http://www.leerwinkelkortrijk.be/nl 40. http://www.mechelen.be/1314/content/720/adviesraad-voor-senioren-sars.html 41. http://www.rechtenverkenner.be/Pages/Home.aspx 42. http://www.sint-niklaas.be/leven-welzijn/samenleving/senioren/seniorengids 43. http://www.zorgbedrijf.antwerpen.be/over-zorgbedrijf-antwerpen/bedrijfsprofiel 44. http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/ 45. http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/lokaalsociaalbeleid/planning/Paginas/inhoud.aspx

Page 67: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

67

Bijlagen

Bijlage 1: Tabel lokale beleidsmakers.

Schepen. 14 steden/gemeenten

Schepen (= OCMW-voorzitter) 4 steden/gemeenten Ambtenaar (of ambtenaren) 4 steden/gemeenten Schepen + ambtenaar 2 steden/gemeenten Burgemeester 1 stad/gemeente

Bijlage 2: Vragenlijst.

Opening van het interview. De interviewer stelt zich kort voor.

DOEL 1. Met dit interview zoeken we een antwoord op de vraag hoe steden/gemeenten invulling

-

besturen de maatschappelijke participatie van ouderen te ondersteunen en/of te v

2. Met de interviews van lokale ambtenaren en beleidsmakers hopen we een globaal beeld te

krijgen van de wijze waarop lokale besturen de maatschappelijke participatie van ouderen

ondersteunen.

door het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen een studiedag georganiseerd worden waar de

resultaten van dit onderzoek worden voorgesteld en bekend gemaakt bij alle lokale besturen. VVSG zal

deze studiedag mee organiseren.

Alle informatie uit dit interview zal strikt vertrouwelijk worden behandeld. Alle interviews worden

samen verwerkt en enkel het eindrapport is publiek. Ik ga het gesprek wel op band opnemen, maar dit

dient enkel en alleen om de latere verwerking van het interview te vergemakkelijken. Gaat u hiermee

akkoord?

A. Openingsvragen?

Page 68: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

68

1. U bent de bevoegde SCHEPEN/AMBTENAAR voor het seniorenbeleid. Zijn seniorentaken uw

enige bevoegdheid?

o Ja

o Neen:

Indien niet, voor welke andere taken bent U bevoegd?

2. Hoelang bent U al bevoegd voor deze materie?

B. Inleiding: peilen naar visie inzake active ageing 3.

an ouderen m.b.t. gezondheid, participatie

nadenkt, welke elementen zou U dan naar voor halen?

4. In de literatuur en beleidsteksten vinden we vooral economische argumenten die het pleidooi

voor participatie ondersteunen (productief ouder worden). Als U vanuit het lokale niveau kijkt, zijn

die economische argumenten aanwezig? In sterke of minder sterke mate?

(Verwijs naar volgende voorbeelden)

Het langer actief blijven op de arbeidsmarkt

De economische meerwaarde van vrijwilligers

Het actief blijven van ouderen in economisch-sociaal productieve activiteiten

5. M.b.t. welke domeinen van actief ouder worden zou het lokaal bestuur actie kunnen (moeten)

ondernemen?

C. Feitelijke situatie.

Page 69: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

69

6. Welke diensten binnen de gemeente en OCMW nemen initiatieven met betrekking tot actief

ouder worden? (Beide invalshoeken erbij betrekken!)

Wordt op dit vlak samengewerkt met externe organisaties?

o Geef een voorbeeld

7. Is er in de gemeente/stad een specifiek seniorenloket/ een verantwoordelijke ambtenaar?

9. Is er in uw gemeente een lokaal dienstencentrum?

o Welke rol vervult het lokale dienstencentrum m.b.t. de participatie van senioren?

o

10. Geeft de gemeente een ouderenkrantje of een seniorengids uit (of een ander infoblad gericht op

ouderen)?

11. Zijn er andere initiatieven specifiek gericht naar de doelgroep van ouderen?

12. Wordt U geconfronteerd met allochtone ouderen?

participatieluik (naast gezondheid en veiligheid), meer specifiek op maatschappelijke participatie van

55 - plussers. We focussen ons hier op een viertal aspecten waarbij we te weten willen komen hoe het

lokale niveau hieraan invulling geeft. Achtereenvolgens staan we stil bij levenslang leren; informele

zorg en vrijwilligerswerk; actief burgerschap; deelname aan het verenigingsleven.

D. Levenslang leren. 13. Is er in de gemeente sprake van een aanbod dat zich specifiek richt op de

vorming/training/opleiding van senioren? (of waar vooral senioren aan deelnemen?)

o Welke vorming wordt voornamelijk aangeboden aan senioren?

o ICT-toepassingen

Page 70: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

70

o Taal

o

o Door wie wordt dit aangeboden?

o Spelen oudere vrijwilligers hierin een rol?

14. Worden senioren geïnformeerd over het vormingsaanbod?

o Hoe worden senioren geïnformeerd?

o Is er voldoende interesse?

o Hoe zou dit volgens U verbeterd kunnen worden?

15. Bestaan er voornemens om dit aanbod te verhogen?

16. Welke andere initiatieven onderneemt het lokale bestuur om senioren te stimuleren deel te

nemen aan het vormingsaanbod?

E. Informele zorg en vrijwilligerswerk.

E.1. Informele zorg.

17. Is er binnen uw gemeente sprake van organisaties (of verenigingen) die zich specifiek inzetten

voor mantelzorgers?

o Kunt U hierbij een voorbeeld geven?

18. Ondersteunt het lokale bestuur dergelijke organisaties?

o Welke vorm neemt die steun aan?

19. Worden er vanuit het lokale bestuur initiatieven genomen om mantelzorgers te detecteren?

o Kunt U enkele voorbeelden geven van dergelijke initiatieven?

20. Heeft U zicht op de mantelzorgers in uw gemeente?

21. Worden in uw gemeente mantelzorgers ondersteund?

22. Welke vorm neemt die ondersteuning aan?

A. Neemt het lokaal bestuur initiatieven gericht op het verlenen van informatie aan

mantelzorgers?

Waarover wordt er geïnformeerd?

Informatie over mantelzorg

Informatie over ziekten, aandoeningen, beperkingen, handicaps en

patiëntenverenigingen.

Informeren over het aanbod van hulp, ondersteuning, zorg

Werkt het bestuur samen met anderen om dit te doen (bv. mutualiteiten,

gezinsorganisaties)

B. Organiseert (of coördineert) het lokaal bestuur vorming en training voor mantelzorgers?

o Welke vorm neemt die vorming aan?

o Indien niet, zijn er private initiatieven die zich hierop toeleggen?

(die eventueel ondersteund worden door de gemeente/of waarover gecommuniceerd

wordt?)

Page 71: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

71

C. Is er in uw gemeente sprake van initiatieven die specifiek gericht zijn om de mantelzorger

praktisch te ondersteunen? Wie organiseert deze ondersteuning?

D. Is er sprake van nog andere ondersteuning?

23. Speelt de gemeente een rol in de respijtzorg - een verzamelnaam voor voorzieningen die de

mantelzorg tijdelijk en volledig overnemen?

In het woonzorgdecreet wordt de aanmelding, de erkenning en de subsidiëring van voorzieningen

in de georganiseerde woonzorg geregeld.

- een dagverzorgingscentrum

- een centrum voor kortverblijf

- dienst voor logistieke hulp

- sdienst voor vrijwilligers

E.2. Vrijwilligerswerk.

24. Werkt het lokale bestuur met oudere vrijwilligers?

o Hoe worden de vrijwilligers geselecteerd?

o Voor welke taken worden zij ingezet?

o Worden de vrijwilligers ondersteund?

o Welke vorm neemt die ondersteuning in?

25. Werkt het bestuur met vrijwilligers om het actief ouder worden van ouderen te ondersteunen?

o Bijvoorbeeld inzake mobiliteit?

o Bijvoorbeeld bezoek?

26. Heeft de gemeente initiatieven genomen waarbij ouderen die vrijwilligerswerk leveren buiten het

lokale bestuur ondersteund worden?

o Hoe worden ze hierin ondersteund?

o Welke rol kan de lokale overheid spelen bij de ondersteuning van deze specifieke groep van

vrijwilligers?

F. Politieke participatie

F.1. Onrechtstreekse politieke participatie.

27. Beschikt de gemeente/stad over één (of meerdere) ouderenadviesraden?

28. Wordt de ouderenadviesraad vanuit het lokale bestuur ondersteund?

o Financieel?

o Op vlak van infrastructuur?

o

o

Page 72: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

72

29. Neemt de gemeente/stad maatregelen gericht op de vorming/training/opleiding van de leden

van de ouderenadviesraad?

o

o Methodisch: (Opmaken van adviezen, maken van consistente afspraken

vergadertechnieken, communicatietechnieken)

o Richt het zich enkel op de personen die lid zijn van het dagelijks bestuur of heeft het betrekking op

de gehele raad?

30. Neemt de gemeente/stad initiatieven om ouderen te stimuleren om deel te nemen aan de

ouderenadviesraad?

31. Neemt de gemeente/stad initiatieven om ouderen te stimuleren om op andere manieren politiek

te participeren?

32. Neemt de gemeente/stad initiatieven om ouderen te stimuleren om deel te nemen aan de

beheerraden van de ouderenvoorzieningen?

33. Welke rol speelt de ouderenadviesraad momenteel in uw gemeente?

o Geïnformeerd worden (toehoorder)

o Geconsulteerd worden (geconsulteerde)

o Adviseren (adviseur)

o Coproduceren(partner)

o Zelfbeheer (beslisser)

34. Welke rol dient een ouderenadviesraad volgens U te spelen op vlak van gemeentelijk beleid?

o Geïnformeerd worden (toehoorder)

o Geconsulteerd worden (geconsulteerde)

o Adviseren (adviseur)

o Coproduceren(partner)

o Zelfbeheer (beslisser)

35. Wat is volgens U de belangrijkste belemmerende factor wanneer het gaat inzake de werking van

de ouderenadviesraad?

36. Vindt U dat de ouderenadviesraad in uw gemeente/stad een afspiegeling is van de lokale

ouderenbevolking?

o Qua leeftijd

o Gender

o Opleiding

o

37. Is er een afsprakennota opgesteld (en goedgekeurd) waarin de inspraak- en

participatieprocedures tussen het lokaal bestuur en de ouderenadviesra(a)d(en) is vastgelegd?

38. Informeert het gemeentebestuur vooraf de seniorenraad over de agendapunten die hen

aanbelangen?

Page 73: ACTIEF OUDER WORDEN IN VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN · Boudiny en Mortelmans definiëren dit als het niet-betaald actief blijven in zowel economisch als sociaal productieve activiteiten

73

F.2. Rechtstreekse politieke participatie.

39. Uit de praktijk blijkt dat tijdens verkiezingen het moeilijk is om hulpbehoevende ouderen en de

bewoners van de woon- en zorgcentra hun stem te laten uitbrengen. Worden er in de gemeente

initiatieven genomen om dat te faciliteren? Welke?

40. Zetelen er senioren (55 plussers) in het College?

41. Zetelen er senioren (55 plussers ) in de Gemeenteraad?

G. Deelname aan het verenigingsleven. 42. Stimuleert het bestuur (de deelname van burgers - ouderen aan) het verenigingsleven?

o Welke acties worden daarvoor ondernomen? (bv. aankondiging in gemeentebladen, ter

o Als er sprake is van subsidiëring: zijn daar voorwaarden voor?

43. Is er extra aandacht voor ouderen?

44. Heeft het bestuur zicht op het aantal ouderen dat deel uitmaakt van de niet-

seniorenverenigingen?

45. Burgers kunnen ook actief zijn zonder deel uit te maken van het verenigingsleven: neemt het

bestuur specifieke initiatieven om de burgers maatschappelijk te laten participeren?

Bijvoorbeeld: slechts 30 procent van de ouderen zijn lid van een ouderenvereniging (Verté):

hoe betrek je die ouderen daarbij?

H. Uitleidende vragen. 46.

volgens u de beste maatregel die uw gemeente heeft geïnitieerd die daadwerkelijk de

participatie van ouderen heeft gestimuleerd?

47. In het kader van het planlastendecreet zullen de lokale besturen vanaf de volgende

gemeentelijke bestuurperiode minder plan- en rapporteringsverplichtingen moeten vervullen.

Sectorale plannen (zoals bv. jeugdbeleidsplan, seniorenplan, ..) worden afgeschaft en

geïntegreerd in de lokale meerjarenplanning. Hoe denkt U senioren in dit grote plan als

doelgroep te integreren?

48. Vooraleer ons gesprek te beëindigen, zou ik u willen vragen of u nog iets wenst toe te voegen

aan dit interview?