Achtergrondinformatie ten behoeve van het regionaal ... › wp-content › ... · kracht van...
Transcript of Achtergrondinformatie ten behoeve van het regionaal ... › wp-content › ... · kracht van...
1
Achtergrondinformatie ten behoeve van het regionaal
gezondheidsbeleid Zuid-Limburg 2016-2019
2
Inhoudsopgave
Een gezamenlijke koers .......................................................................................... 3
1. Het belang van een gezonde regio ..................................................................... 4
2. Schets van de gezondheidssituatie van Zuid-Limburg ........................................... 7
3. Korte terugblik op de beleidsperiode 2012 – 2015 ............................................... 9
4. Initiatieven in ontwikkeling en in uitvoering .......................................................13
5. Resultaten van de raadpleging van het veld .......................................................16
6. Ambitie voor Zuid-Limburg ..............................................................................18
7. Belangrijke thema’s voor de nieuwe beleidsperiode.............................................22
8. Voorwaarden voor succes ................................................................................30
3
Een gezamenlijke koers
Dit document bevat uitgebreide (achtergrond)informatie die verwerkt is in het
ambitiedocument regionaal gezondheidsbeleid “Gezondheid in Zuid-Limburg: van
signaalrood naar bronsgroen!”.
Daar waar de vorige beleidsnota vooral inging op de taken vanuit de Wet publieke
gezondheid gaat het in het ambitiedocument veel meer over het aansluiten op de
ontwikkelingen in het sociale domein. Hierbij draait het om het versterken van de eigen
kracht van mensen, het vergroten van de rol van de informele zorg en het benutten van
het sociale netwerk in de eigen omgeving. Deze nieuwe kijk op gezondheid vormt een
goede basis voor een eigentijds regionaal gezondheidsbeleid. De actuele ontwikkelingen
en andere kijk op gezondheid vereisen daarmee een andere aanpak.
Andere aanpak
Het huidige ambitiedocument gezondheidsbeleid is anders dan de eerste gezamenlijke
nota die werd opgesteld voor de periode 2012-2015. Voorheen was het gebruikelijk om
in een gezondheidsnota vrij concreet de prioriteiten te benoemen. Daarmee was op
voorhand op hoofdlijnen duidelijk welke activiteiten er opgepakt moesten worden om de
ambities te verwezenlijken. Die aanpak past niet langer in de verhouding tussen burgers
en gemeenten. Een effectief gezondheidsbeleid vraagt tegenwoordig om een andere
werkwijze. Geen top-down benadering of het aanreiken van blauwdrukken, maar ruimte
om samen met partners en inwoners het beleid concreet in te vullen. Met andere
woorden: het proces staat centraal. Het proces wordt gaandeweg samen vorm gegeven.
Een gevolg van deze aanpak is dat het ambitiedocument wel aangeeft waar de focus voor
de komende jaren ligt, maar dat de uitwerking daarvan beperkt is. Dit houdt in dat de
resultaten afhangen van de keuzes die gemaakt worden tijdens het proces.
4
1. Het belang van een gezonde regio
Voorkómen gezondheidsproblemen nog belangrijker
Per 1 januari 2015 zijn drie nieuwe wetten in werking getreden: de WMO 2015 (Wet
Maatschappelijke Ondersteuning), de Jeugdwet en de Participatiewet. Gemeenten zijn
begonnen met de uitvoering van hun nieuwe taken. Voor de meeste gemeenten geldt dat
ze meer taken moeten uitvoeren met minder budget. Daarmee wordt het nog
belangrijker om gezondheidsproblemen te voorkomen. Immers, ongezonde, niet-
zelfredzame burgers kloppen vaker bij de overheid aan voor ondersteuning en
voorzieningen. Sinds 2015 hebben gemeenten een aantal taken op dit gebied erbij
gekregen. Gemeenten hebben dus nog meer dan voorheen baat bij gezonde en actieve
burgers. Gezonde mensen hebben meer grip op hun leven en kunnen maatschappelijk
meer bijdragen. Gezondheid is daarmee een middel om de participatie en
zelfredzaamheid te vergroten en dat is weer een hoofddoel van de decentralisaties in het
sociale domein. Omgekeerd helpt maatschappelijke participatie mensen om gezond te
leven.
Participatie en gezondheid versterken elkaar
Participatie en gezondheid versterken elkaar. Participatie is van belang voor mensen zelf
en voor de maatschappij als geheel. Het voorkómen van gezondheidsproblemen draagt
bij aan een gezonde regio waarin alle mensen, ongeacht hun sociaaleconomische status,
volwaardig kunnen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten zoals arbeid,
vrijwilligerswerk en informele zorg.
Door de decentralisaties hebben gemeenten meer mogelijkheden om preventie integraal
vorm te geven en dat biedt nieuwe kansen. Een doelmatige aanpak is noodzakelijk om
(zorg)voorzieningen toekomstbestendig te maken en betaalbaar te houden. Dit sluit aan
bij het Triple Aim concept (zie afbeelding) waarbij gestreefd wordt naar én betere
kwaliteit van zorg, én betere gezondheid voor de populatie, én lagere kosten per persoon
(=capita)
5
Gezonde mensen
- Zijn beter in staat zelfstandig te leven
- Kunnen makkelijker meedoen in de samenleving
- Kunnen beter leren (jeugd)
- Doen minder vaak een beroep op de zorg
- Doen minder beroep op sociale bijstand
- Dragen bij aan de economie
- Zijn minder vaak arbeidsongeschikt
- Voelen zich beter
Een nieuwe kijk op gezondheid
In de huidige participatiemaatschappij betekent gezondheid meer dan een leven zonder
ziekte of beperkingen (zie kader positieve gezondheid). Sinds 2009 heeft Machteld
Huber, namens ZonMW en de Gezondheidsraad, gewerkt aan een andere omschrijving
van gezondheid: Gezondheid is het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te
voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. Dit
concept is uitgewerkt in zes hoofddimensies van gezondheid.
1. Lichaamsfuncties 2. mentale functies en -beleving 3. spirituele dimensie 4. kwaliteit
van leven 5. sociaal maatschappelijke participatie en 6. dagelijks functioneren. Al deze
dimensies worden gezien als belangrijke elementen van gezondheid, die afzonderlijk iets
zeggen van iemands gezondheids(beleving), maar elkaar ook in hoge mate beïnvloeden.
We kunnen dit visualiseren in een spinnenwebdiagram. Naarmate we de afzonderlijke
elementen in positieve zin kunnen beïnvloeden groeit het oppervlak van het gehele web
(= mate van gezondheid).
Deze positieve kijk op gezondheid is een goed uitgangspunt voor een eigentijds regionaal
gezondheidsbeleid. Niet de persoonlijke beperkingen, maar de mogelijkheden van een
individu staan centraal. In plaats van zorgen voor mensen, draait het om zorgen dat
mensen hun eigen gezondheid en ziekte kunnen managen. Dit betekent een andere
manier van kijken naar ziekte en gezondheid, een kijk die van belang is voor de
uitwerking van gemeentelijke taken in het sociale domein.
6
Positieve gezondheid: een dynamisch gezondheidsconcept
Lange tijd (WHO, 1948) werd gezondheid beschreven als een toestand van volledig
fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet het louter ontbreken van ziekte.
Volgens deze definitie zou in de praktijk bijna niemand gezond zijn. Tegenwoordig gaat
gezondheid veel meer om het vermogen je aan te passen aan de uitdagingen van het
leven en zelf regie te voeren op je leven. Oók als je te maken hebt met een ziekte of
aandoening. Vanwege de ontwikkelingen in het sociale domein is deze eigentijdse kijk
op gezondheid zeer actueel.
Deze nieuwe definitie van Gezondheid sluit naadloos aan bij de visie op Welzijn en Zorg
zoals deze in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is verwoord, en ook bij regionale
en domein overschrijdende initiatieven als Blauwe Zorg en Mijn Zorg. (zie hoofdstuk 4)
7
2. Schets van de gezondheidssituatie van Zuid-Limburg
Zuid-Limburgers zijn ongezonder
Een goed regionaal gezondheidsbeleid is gefundeerd op actuele informatie over de
gezondheidssituatie van de regio. Deze informatie is onder meer beschikbaar via de
regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) die de GGD Zuid Limburg
periodiek uitvoert onder de inwoners van deze regio. Het totale beeld van de
gezondheidssituatie van Zuid-Limburg is te vinden op ggdzl.nl. In dit document zijn de
belangrijkste bevindingen samengevat.
Nederlanders worden steeds gezonder. Zuid-Limburgers ook. Dat valt onder meer af te
leiden uit de levensverwachting die hoog is en nog steeds toeneemt. Ook is in Zuid-
Limburg een daling van het aantal rokers te zien en een afname van alcoholgebruik door
de jeugd. Maar ten opzichte van andere Nederlanders hebben Zuid-Limburgers een
ongezondere leefstijl. Daardoor is niet alleen de levensverwachting lager, ook (ernstig)
overgewicht komt meer voor en er sterven meer mensen aan hart- en vaatziekten. Het
percentage Limburgers met een chronische aandoening, zoals kanker en diabetes, is
hoger dan gemiddeld in Nederland en stijgt zelfs nog. De gezondheidsachterstand van
Zuid-Limburg is hardnekkig en moeilijk in te lopen.
Diverse factoren van invloed op gezondheid
Het is alom bekend dat een gezonde leefstijl en leefomgeving van belang zijn voor een
goede gezondheid. Maar meer factoren spelen een rol. Gezondheid wordt beïnvloed door
diverse factoren die in meer of mindere mate met elkaar samenhangen, aldus het
rapport ‘Op zoek naar de Limburg-factor’. Het blijkt onder meer dat het gemiddeld lagere
opleidingsniveau van de (Zuid)-Limburgers een belangrijke verklaring is voor het
gezondheidsverschil met de rest van Nederland. Mensen met een lage opleiding of een
laag inkomen hebben meer en vaker gezondheidsproblemen. Ook het feit dat in Limburg
8
veel mensen, vooral lager opgeleiden, geen werk hebben, speelt mee. Werk heeft
namelijk een positief effect op de gezondheid. Zuid-Limburg kent een relatief grote groep
mensen in een lage sociaaleconomische positie. Zij zijn doorgaans ongezonder dan
mensen die hoger op de maatschappelijke ladder staan en zij hebben doorgaans in
mindere mate de persoonlijke capaciteiten om kansen te pakken waarmee ze zich
kunnen opwerken. Een gevolg van de minder goede gezondheidssituatie is dat er in Zuid-
Limburg veel meer gebruik wordt gemaakt van (zorg)voorzieningen dan elders.
Van positieve invloed op gezondheid
- een goede start in het leven
- een adequate opleiding
- een inkomen via betaald werk
- meedoen in de maatschappij (vrijwilligerswerk, informele zorg, vereniging)
- sociale contacten
- een gezonde leefstijl
- een gezonde en veilige leefomgeving
- toegankelijkheid van zorg
9
3. Korte terugblik op de beleidsperiode 2012 – 2015
Veel gezamenlijk opgepakt
Voor de beleidsperiode 2012-2015 hebben de 18 Zuid-Limburgse gemeenten één
regionale gezondheidsnota opgesteld. In deze nota werden op hoofdlijnen de ambities en
doelstellingen van de Zuid-Limburgse gemeenten weergegeven. De basis voor de nota
lag met name in de wettelijke taken vanuit de Wet publieke gezondheid (zie kader) en de
door de overheid gestelde landelijke speerpunten. Voor de uitvoering van een aantal
wettelijke taken, zoals bijvoorbeeld medische milieukunde en infectieziektebestrijding,
geldt dat deze waar dat (nog) niet het geval was, naar het landelijk niveau zijn gebracht
in deze beleidsperiode.
De ambities en beleidsdoelstellingen uit de regionale nota 2012-2015 zijn door de
gemeenten en de GGD samen vertaald in regionale afspraken. Dit zijn de belangrijkste
onderwerpen die de afgelopen vier jaar zijn opgepakt: het opstarten van een regionaal
alcoholbeleid, ouderengezondheidszorg, seksuele ongezondheid bij jongeren,
depressiepreventie, overgewicht en bewegen, roken, schoolgezondheidsbeleid,
dataverzameling publieke gezondheid, hygiëne & inspectie en het binnenmilieu van
basisscholen. De voortgang en de resultaten van de opgepakte thema’s werden jaarlijks
gerapporteerd aan de gemeenten. In de kaders wordt een aantal voorbeelden gegeven
van thema’s waaraan gewerkt is in de afgelopen jaren.
Het gezamenlijk oppakken heeft bij de meeste onderwerpen tot een goede samenwerking
geleid. Kanttekening hierbij is dat de samenwerking vooral heeft plaatsgevonden op het
terrein van gezondheid en dat nog weinig verbindingen tot stand zijn gebracht met
andere beleidsterreinen.
Behalve de gezondheidsnota op regionaal niveau hebben de meeste gemeenten in Zuid-
Limburg een lokaal uitvoeringsprogramma opgesteld. In deze lokale
uitvoeringsprogramma’s zijn de regionale beleidsdoelstellingen op basis van de lokale
gezondheidsgegevens vertaald naar de gemeentelijke situatie.
Regionaal beleidsplan ‘Jeugd, Alcohol & Omgeving’
Eén van de ambities in de afgelopen beleidsperiode was het terugdringen van overmatig
alcoholgebruik bij jongeren. Daartoe werd een integrale ketenaanpak rondom
alcoholpreventie bij jongeren gerealiseerd. Zo werd in opdracht van het Zuid-Limburgse
Veiligheidsbestuur een regionale stuurgroep met vertegenwoordigers van alle
ketenpartners ingesteld. Deze stuurgroep werkte sinds 2010 aan een samenhangend
alcoholbeleid. Dit resulteerde in een regionaal beleidsplan ‘Jeugd, Alcohol en Omgeving’
voor de periode van 2015 tot 2019.
Het proces van de start tot en met het opstellen van het hierboven genoemde
beleidsplan werd projectmatig uitgevoerd via een subsidie van de Provincie. De
begeleiding was in handen van de GGD Zuid Limburg en Mondriaan. Het project wordt
definitief afgerond met een verantwoording aan de Provincie, een terugkoppeling van de
uitkomsten van het nalevingsonderzoek en een advies aan het Veiligheidsbestuur in
december 2015. De resultaten zijn geborgd via de vierjaarlijkse subregionale Preventie-
en Handhavingsplannen en de jaarlijkse lokale uitvoeringsplannen.
10
Een frisse klas is slimmer!
Sinds 2008 zet de GGD zich in voor het landelijke bewustwordingsproject 'Binnenmilieu
basisscholen'. In dit project werden leerkrachten én leerlingen gestimuleerd om beter te
ventileren. Voldoende ventilatie voorkomt gezondheidsklachten, zoals hoofdpijn,
gebrekkige concentratie en vermoeidheid. Scholen met natuurlijke ventilatie kregen een
advies op maat en een gratis CO2-stoplichtmeter. Met deze meter kunnen scholen zelf
de ventilatie controleren en verbeteren. In scholen met mechanische ventilatie is de
werking van het systeem in kaart gebracht en werd in overleg met de installateur
gezocht naar verbetermogelijkheden. Via www.digitaletoolkitmilieu zijn instrumenten en
informatie beschikbaar, zodat ook in de toekomst het onderwerp binnenmilieu op de
agenda blijft staan.
Seksuele gezondheid jongeren als speerpunt
Jongeren in Zuid-Limburg zijn gemiddeld eerder seksueel actief dan hun leeftijdsgenoten
elders in Nederland. Ze gebruiken minder vaak een condoom en lopen meer risico op het
krijgen van SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoening). Ook het aantal
tienerzwangerschappen is relatief hoog. Bovendien hebben veel jongeren in deze regio
te maken met enige vorm van seksueel geweld (aanranding, verkrachting). Dat blijkt uit
onderzoek. Reden voor de Zuid-Limburgse gemeenten om de seksuele gezondheid van
jongeren op te nemen als speerpunt in het gezondheidsbeleid 2010-2015.
Er werd in 2013 een Centrum Seksueel Geweld Limburg (CSGL) opgericht met subsidie
van de Provincie Limburg. Binnen het CSGL werken politie, het Openbaar Ministerie en
de Limburgse GGD’en intensief samen.
Sinds 2014 traint de GGD docenten in het basis- en voortgezet onderwijs in het geven
van seksuele voorlichting. Continu vinden voor jongeren outreach-activiteiten plaats. Zo
is er wekelijks een inloopspreekuur voor jongeren in het stadskantoor van de gemeente
Maastricht. Ook worden condooms uitgedeeld en informatie gegeven over soa’s en
alcohol aan jongeren die met bussenvol richting het zonnige zuiden trekken.
Dataverzameling publieke gezondheid
Iedere vier jaar worden door de GGD gezondheidsenquêtes (monitors) afgenomen onder
jongeren, volwassenen en ouderen. Deze enquêtes leveren veel informatie op, zowel op
het terrein van gezondheid en tevens over daaraan gerelateerde thema’s als armoede,
mantelzorg, milieu en zorggebruik. Op verzoek van de gemeenten zijn in de afgelopen
beleidsperiode de monitors zodanig uitgevoerd dat deze ook informatie geven op wijk en
buurtniveau. Daarnaast vindt rapportage plaats over trends (cijfers over de afgelopen
jaren). Ook gegevens die beschikbaar zijn van andere organisaties zijn meegenomen.
De bundeling van alle informatie levert vervolgens input voor het opstellen van
wijkprofielen.
In de vorm van kortlopende onderzoeken worden vragen van gemeenten opgepakt die
door middel van een kort onderzoek (maximaal een half jaar) te beantwoorden zijn. Dit
levert factsheets op die bruikbare informatie bevatten voor de gemeenten. Onderwerpen
zijn: eenzaamheid, armoede, participatie onder ouderen, rookvrije scholen, binnenmilieu
en luchtwegklachten bij jonge kinderen.
Een volledig overzicht van alle onderzoeken en factsheets is te vinden via:
http://www.academischewerkplaatslimburg.nl/factsheets/
11
Wettelijk kader
Voor de inrichting van het gezondheidsbeleid is de Wet publieke gezondheid (Wpg) het
belangrijkste wettelijke kader. Daarnaast zijn de WMO, de Jeugdwet, de Participatiewet,
Passend Onderwijs en de Wet Veiligheidsregio’s (o.a. bij infectieziektecrisis) wetten die
van belang zijn bij het opstellen en het uitwerken van het gezondheidsbeleid.
Wet publieke gezondheid
De Wet publieke gezondheid gaat uit van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
gemeenten en de rijksoverheid op het gebied van publieke gezondheid.
In de wet worden acht taakvelden onderscheiden:
1. Infectieziektebestrijding
2. Jeugdgezondheidszorg
3. Medische milieukunde
4. Technische hygiënezorg
5. Psychosociale hulp bij ongevallen en rampen
6. Epidemiologie
7. Gezondheidsbevordering
8. Ouderengezondheidszorg
De taken kunnen onderverdeeld worden in twee groepen. De medisch georiënteerde
taken en de maatschappelijk georiënteerde taken.
De medisch georiënteerde taken kennen een grote centrale sturing vanuit de
rijksoverheid. Het betreft de eerste vijf genoemde taken. In aan de wetgeving
gekoppelde uitvoeringsbesluiten is vastgelegd hoe deze zorg moet worden ingevuld.
Gemeenten hebben een beperkte beleidsvrijheid en zijn vooral uitvoerder van beleid.
Bij de maatschappelijk georiënteerde taken (epidemiologie, gezondheidsbevordering
en ouderengezondheidszorg) is de beleidsvrijheid voor gemeenten groter. Hoewel
landelijk kaders worden gesteld aan de invulling van deze taken, kunnen gemeenten
hier in veel grotere mate eigen keuzes maken.
Epidemiologie
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de
gezondheidssituatie van de bevolking. Dit gebeurt door middel van het verzamelen en
analyseren van gegevens. Iedere vier jaar worden gezondheidsenquêtes afgenomen
onder jongeren, volwassenen en ouderen in Zuid-Limburg. Via een regionale VTV en
lokale rapportages per gemeente worden gemeenten voorzien van actuele informatie
over de gezondheid en het welzijn van hun burgers.
Gezondheidsbevordering
Gemeenten worden geacht bij te dragen aan de opzet, uitvoering en afstemming van
preventieprogramma’s. Landelijk worden elke vier jaar speerpunten en preventiedoelen
geformuleerd. Gemeenten hebben de taak om de speerpunten te vertalen in beleid op
basis van de gezondheidscijfers.
Ouderengezondheidszorg
Gemeenten hebben de wettelijke verplichting om specifiek beleid te maken voor deze
doelgroep. Het gaat hierbij over het op systematische wijze volgen en signaleren van
12
ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheid
bevorderende en -bedreigende factoren; het ramen van de behoeften aan zorg; de
vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen als co-morbiditeit; het
geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding en het formuleren van
maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
Raakvlakken Wpg, Wmo en jeugdwet
Zowel bij de Wpg als bij de Wmo en de Jeugdwet gaat het (ook) om preventie. Door een
verbinding tussen de drie wetten kan bevordering van participatie en van de gezondheid
van burgers in een kwetsbare positie versterkt worden. Bij alle drie de wetten is sprake
van samenhang met andere beleidsterreinen als onderwijs, sport, veiligheid, wonen en
ruimtelijke ordening. Afspraken maken over een gezamenlijke aanpak is dan ook
relevant. Vanuit alle drie de wetten werkt de gemeente samen met diverse externe
partijen. Dit zijn in een aantal gevallen dezelfde partijen. Afstemming over het
betrekken van deze partijen bij beleidsvorming werkt efficiënt.
13
4. Initiatieven in ontwikkeling en in uitvoering
In hoofdstuk 2 is een korte schets gegeven van de gezondheidssituatie van Zuid-
Limburg. Hierin wordt aangegeven dat in de regio sprake is van een
gezondheidsachterstand die moeilijk in te lopen is. Daardoor wordt duidelijk dat
investeren in een gezonde samenleving hard nodig is. Daarbij is het wenselijk om voort
te borduren op de aanpak en resultaten van de afgelopen beleidsperiode. In aanvulling
daarop kan de regio landelijke en provinciale initiatieven benutten om de uitdagingen in
het sociaal domein aan te gaan, om preventie-activiteiten uit te bouwen en om de
samenwerking met relevante partijen te versterken. Er zijn diverse regionale, provinciale
en landelijke initiatieven op dit gebied in ontwikkeling en in uitvoering.
Regionale ontwikkelingen
Het besef dat een groot aantal partijen een rol heeft in het verbeteren van de
gezondheidssituatie van Zuid-Limburg begint door te dringen. Het heeft geleid tot
samenwerking tussen nieuwe en bestaande partners. In de vorm van projecten en
proeftuinen zijn op verschillende plekken in Zuid-Limburg diverse initiatieven van start
gegaan. Deze initiatieven sluiten aan bij het eerder genoemde Triple Aim concept
waarbij het gaat om een doelmatige aanpak om de zorg toekomstbestendig en
betaalbaar te maken. In de kaders worden enkele Zuid-Limburgse voorbeelden
toegelicht.
Proeftuinen populatiemanagement: betere zorg met minder kosten
In Zuid-Limburg wordt in drie regionale samenwerkingsverbanden gewerkt aan de
uitwerking van projectplannen om de Triple Aim (betere gezondheid, kwaliteit van zorg
en verminderde kostengroei) te realiseren: MijnZorg, Anders Beter en Blauwe Zorg.
Binnen deze proeftuinen wordt geëxperimenteerd met het verplaatsen van zorgfuncties
van de tweede naar de eerste lijn, met het verlagen van farmaciekosten, en met
aspecten van zelfmanagement. De drie proeftuinen hebben alle “positieve gezondheid”
als concept omarmd en willen deze visie integreren in de dagelijkse werkzaamheden van
de eerstelijnszorg. Toch zijn er per regio accentverschillen in de uitwerking:
MijnZorg (Parkstad) en AndersBeter (Westelijke Mijnstreek) hebben heeft veel
aandacht voor de patiëntgerichte aanpak, waarbij begrippen als zelfmanagement
en zorg op maat centraal staan. Actief ‘Limburgerschap’ wordt gepromoot.
Blauwe Zorg (Maastricht Heuvelland) onderscheidt zich met een vernieuwende en
integrale wijkaanpak in Maastricht waarbij financiële schotten worden
weggenomen, zodat professionals en bewoners écht aan zet komen. Dit is een
initiatief van de gemeente Maastricht, Zorg In Ontwikkeling (ZIO), VGZ en de
GGD.
Een belangrijke “nieuwe” partner is de private sector. Private partijen verbinden zich
meer en meer aan initiatieven die de gezondheid van de burgers bevorderen zoals
bijvoorbeeld de aanpak van overgewicht bij de jeugd (Jongeren op gezond gewicht) of bij
het implementeren van wehelpen.nl.
Jongeren op gezond gewicht (JOGG)
Jongeren op gezond gewicht (JOGG) is een integrale aanpak van overgewicht gericht op
jeugdigen van 0 tot 19 jaar. Bij JOGG streeft een gemeente samen met haar private en
publieke partners naar een samenleving waarin alle kinderen en jongeren wonen, leren,
14
recreëren en werken in een gezonde omgeving met structureel aandacht voor een
gezonde leefstijl in het algemeen en voor een gezond gewicht in het bijzonder. Een
omgeving waarin de gezonde keuze weer de normaalste zaak van de wereld is. Het
fundament onder de JOGG-aanpak bestaat uit vijf pijlers: politiek bestuurlijk draagvlak,
publiekprivate samenwerking, sociale marketing, wetenschappelijke begeleiding en
evaluatie en het verbinden van preventie en zorg.
Een andere belangrijke partij is het onderwijs. Een aantal basisscholen is in 2015
begonnen met een proef voor een totaal nieuw onderwijsconcept, ‘de gezonde
basisschool van de toekomst’. Uitgangspunt vormt het idee dat leerlingen die letterlijk en
figuurlijk beter in hun vel zitten, ook beter presteren: hun talenten worden zo optimaal
ontwikkeld. De Universiteit Maastricht en de GGD Zuid Limburg gaan samen onderzoeken
of dat inderdaad zo is. Ook economische gevolgen en juridische aspecten worden
onderzocht.
De gezonde basisschool van de toekomst
In dit project wordt in samenwerking met de Provincie Limburg op een aantal
basisscholen een dagprogramma aangeboden met voldoende onderwijs, maar ook sport,
beweging, ontspanning, cultuur en aandacht voor leefstijl en gezonde voeding. Hetzelfde
programma wordt doorgetrokken naar de lokale voorschoolse en buitenschoolse
voorzieningen. Het doel van dit project is te onderzoeken of kinderen die op de
basisschool een dergelijk programma aangeboden krijgen een betere fysieke,
emotionele en intellectuele groei doormaken.
Provinciale initiatieven
‘Op zoek naar de Limburg-factor’ basis voor trendbreuk
In opdracht van de Provincie Limburg heeft de GGD onderzocht hoe het komt dat
Limburgers gemiddeld genomen minder gezond zijn dan andere Nederlanders. Diverse
experts op allerlei gebieden zijn geïnterviewd. Van onderwijs en arbeidsmarkt tot historie
en religie en van demografie en zorggebruik tot milieu en sociaaleconomische
gezondheidsverschillen. Het resultaat is te lezen in ‘Op zoek naar de Limburg-factor’.
Deze brede kijk op gezondheid geeft inzicht in de oorzaken van de
gezondheidsachterstand en geeft ook oplossingsrichtingen op de vraag: wat moet er
gebeuren om het verschil met de rest van Nederland in te lopen? De oplossingen liggen
vooral op het terrein van opvoeding, onderwijs en werk. En: begin bij de jeugd. Daarmee
is duidelijk dat het inhalen van de achterstand alleen mogelijk is als iedereen bijdraagt
aan een gezonder Zuid-Limburg.
Gedeputeerde Van Rijnsbergen schrijft hierover: “Ik ben van mening dat het onderzoek
waardevolle handvatten geeft voor het opstellen en uitvoeren van toekomstig beleid. Zo
bieden de aanbevelingen mij een stevige basis voor een actieve (meerjarige) vertaling in
de provinciale Sociale Agenda die nu in ontwikkeling is. Met deze Sociale Agenda beoog
ik een beweging op gang te brengen waarmee een trendbreuk in de gezondheid van de
burgers van Limburg kan worden gerealiseerd.”
Quatro Helix: samenwerken op alle niveaus
Meer dan ooit realiseren partijen zich dat (regionale) samenwerking nodig is om de
uitdagingen in het sociaal domein met succes aan te kunnen gaan. Het provinciale
rapport ‘Bouwen aan Limburgse vitaliteit’ gaat hier uitgebreid op in. Sterk wordt gepleit
voor het inrichten van een Quatro Helix (zie kader). Nadrukkelijk wordt aangegeven dat
15
samenwerking geen doel op zich is, maar dat deze gekoppeld moet worden aan de
dynamiek en de leefwereld van de burgers.
Samenwerking via de Quatro Helix
De zwaarte van de problematiek in Zuid-Limburg vraagt om krachtige samenwerking
van tal van maatschappelijke partijen. Sociale en bestuurlijke innovatie staat hierbinnen
centraal. Vier partijen zijn van essentieel belang om dit te kunnen verwezenlijken:
publieke en private partijen, kennisinstellingen en de burgers. Deze vier partijen binnen
de helix werken echter niet ‘van nature’ met elkaar samen. Er zijn dan ook nieuwe
arrangementen (publiek, publiekprivaat, privaat) nodig om daadwerkelijk te kunnen
transformeren en een trendbreuk in Limburg voor elkaar te krijgen.
Landelijke programma’s
De landelijke overheid heeft diverse programma’s in het leven geroepen om
samenwerking te stimuleren en ook te faciliteren. Het gaat dan vooral om een integrale
en samenhangende aanpak van gezondheid waarbij zowel publieke als private partijen
intensief betrokken worden.
‘Alles is gezondheid’
Het programma Nationaal Programma Preventie ‘Alles is gezondheid’ van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is hiervan een voorbeeld. Door een integrale en
samenhangende aanpak wil het programma samen met partners de groeiende aandacht
voor preventie en gezondheid een flinke duw in de rug geven. Net als het programma
‘Jongeren op gezond gewicht’ (JOGG). In dit programma wordt gestreefd naar een
samenleving waarin alle kinderen en jongeren wonen, leren, recreëren en werken in een
omgeving waarin een gezonde leefstijl de normaalste zaak van de wereld is. Gemeenten
hebben bij JOGG een belangrijke coördinerende taak.
GIDS: ‘Gezond in de stad’
Het landelijk stimuleringsprogramma ‘Gezond in de stad’ (GIDS) richt zich op het
verminderen van gezondheidsachterstanden binnen wijken. Het programma biedt
gemeenten vier jaar lang advies op maat en ondersteuning.
Gender & Gezondheid
Het Nationaal Programma Gender & Gezondheid is nog in oprichting. Dit programma
beoogt meer aandacht voor de genderdimensie in de gezondheidszorg. De centrale factor
bij preventie van ziekten en aandoeningen is gedrag, en gender (sekse) speelt hierin een
belangrijke rol. Door rekening te houden met genderverschillen wordt de efficiëntie van
een preventieve aanpak vergroot.
Fonds NutsOhra
In het kader van landelijke programma’s kan ook Fonds NutsOhra genoemd worden.
Door het stimuleren en financieren van initiatieven op het snijvlak van gezondheidszorg
en meedoen aan de samenleving, draagt het Fonds bij aan het vergroten van kansen op
gezondheid en toekomstperspectief. Fonds NutsOhra vindt dat een kwetsbare gezondheid
een waardevol en zinvol leven niet in de weg mag staan. Deze ideeën sluiten perfect aan
bij het gedachtengoed over positieve gezondheid.
16
5. Resultaten van de raadpleging van het veld
Brede consultatie
Om gezondheidsbeleid voor Zuid-Limburg te kunnen formuleren, moeten de wettelijke
kaders, landelijke speerpunten en regionale gezondheidsgegevens bekend zijn.
Daarnaast zijn bij het opstellen van het ambitiedocument diverse documenten bekeken
om een goed beeld te krijgen van de belangrijkste zaken die in Zuid-Limburg spelen. Een
wezenlijk verschil met de gezondheidsnota 2012-2015 is dat voor de totstandkoming van
dit document niet alleen gesproken is met bestuurders en ambtenaren van gemeenten,
maar ook met professionals en inwoners. Deze brede consultatie is noodzakelijk om tot
een breed gedragen beleid te komen. De gezondheidsachterstand van Zuid-Limburg kent
immers diverse oorzaken (zie het rapport Op zoek naar de Limburg-factor), die niet enkel
door gemeenten en een paar zorgpartners zijn aan te pakken. Publieke en private
partijen uit het onderwijs, de arbeidsmarkt, de zorg, de sport, kennisinstellingen,
overheid enz. zullen er samen de schouders onder moeten zetten.
Grote eensgezindheid
In het afgelopen jaar is aan diverse partijen gevraagd om mee te denken over het
toekomstige regionale gezondheidsbeleid. Dat gebeurde op een aantal manieren: tijdens
een regionale raadsconferentie (januari 2015), een bestuurlijke werkconferentie
(september 2015) en een expertmeeting voor partijen uit het veld van (gezondheids)zorg
en onderwijs en burgers (oktober 2015). De deelnemers bleken opvallend eensgezind in
hun aanbevelingen. Richt slimme samenwerkingsverbanden in, dicht bij de burger. Zorg
voor minder regelgeving en geef professionals de ruimte, zo luidden de belangrijkste
uitkomsten van de bijeenkomsten. Daarnaast werd ook een heel direct appèl gedaan op
de gemeenten om burgers niet van bovenaf op te leggen dat zij moeten participeren.
Burgers doen dat in hun beleving namelijk al lang. Partijen vinden het veel belangrijker
dat gemeenten een spilfunctie vervullen en dat zij de rol van procesregisseur die groepen
bij elkaar brengt op zich nemen.
Resultaten regionale raadsconferentie
Tijdens deze bijeenkomst werden regionale cijfers over de gezondheidssituatie van
Zuid-Limburg gepresenteerd aan gemeenten, politiek, adviesorganen en zorgpartners.
De conclusie die aan het eind van de bijeenkomst werd getrokken is dat een gezonde
samenleving slimme samenwerkingsverbanden vereist van partijen in de publieke
gezondheid en het sociaal domein. Gemeenten, zorgaanbieders, maatschappelijke
instellingen, scholen en burgers moeten samenwerken. Als gelijkwaardige partners, in
partnerschappen of allianties.
Ook werd de wijk als ‘the place to be’ beschouwd. Met andere woorden: activiteiten
moeten plaatsvinden dicht bij de burger, in de buurt en op scholen.
Onderzoek en monitoring zijn nodig om te weten te komen of gemeenten de goede
dingen doen. Ook vindt men hoe langer hoe meer dat preventie loont. Het levert
gezondheidswinst op, maar ook financiële winst.
Resultaten bestuurlijke werkconferentie
Een viertal sprekers liet bestuurders en ambtenaren van de 18 Zuid-Limburgse
gemeenten op een andere manier kijken naar het verbeteren van de gezondheid van de
inwoners van Zuid-Limburg. De sprekers gingen onder meer in op onderwerpen als
17
positieve gezondheid, populatiegericht gezondheidsbeleid, de relatie tussen gezondheid
en arbeid en kansen in het onderwijs.
De discussie met elkaar in subgroepen leverde de volgende resultaten op:
Om de gezondheid van de Zuid-Limburgers te verbeteren is het noodzakelijk om
vanuit een breder perspectief te kijken.
Het is belangrijk om met elkaar een Zuid-Limburgse ambitie uit te spreken.
Er gebeuren veel goede dingen, maar deze worden onvoldoende met elkaar
verbonden.
Samenwerking met onder andere schoolbesturen, partijen in het sociale domein
maar ook met de Provincie is noodzakelijk. Bestuurlijke slagkracht en
commitment zijn daarvoor nodig.
We zullen moeten omgaan met het feit dat effecten pas op langere termijn
zichtbaar zullen zijn. Maar ook korte termijn gewin moet zichtbaar worden.
Er is lef nodig en we zullen keuzes moeten maken.
Om zaken in gang te zetten is een kartrekker nodig.
We gaan te werk op Zuid-Limburgse schaal.
Resultaten expertmeeting
Een consultatie van partijen uit het veld vond plaats in de vorm van een expertmeeting.
Aan de bijeenkomst namen experts (bestuurders, managers, professionals en ook
burgers) deel om vanuit het eigen vakgebied en als inwoners input te leveren voor het
gezondheidsbeleid voor de nieuwe beleidsperiode. Tijdens de bijeenkomst werden de
aanwezigen in eerste instantie bekend gemaakt met het concept van positieve
gezondheid. Daarna volgden in de vorm van workshops discussies rondom de thema’s
participatie, gezond gedrag en gezondheidsvaardigheden, een gezonde omgeving en
goede preventie en zorg. Opvallend was dat in alle workshops niet de inhoud de
discussie bepaalde maar wel hoe gedacht wordt over hoe zaken aangepakt moeten
worden en dan met name de rol van gemeenten daarbij.
Het betrekken van burgers staat daarbij op nummer één. Geadviseerd werd om naar
aansprekende en laagdrempelige manieren te zoeken om burgers te betrekken om ook
écht met hen in gesprek te komen. “Praat met mensen en ga uit van de motivatie van
mensen zelf”. Als tweede belangrijk punt werd de rol van professionals aangehaald.
Stel je als gemeente faciliterend op richting professionals en zorg ervoor dat zij (extra)
ruimte krijgen om iets extra’s te doen bijvoorbeeld bij kwetsbare gezinnen. Ook wordt
van de gemeente een spilfunctie verwacht en wordt zij gezien als procesregisseur die
partijen bij elkaar brengt. De gemeente moet randvoorwaarden scheppen om
participatie mogelijk te maken. Erg belangrijk daarbij is dat regelgeving
burgerinitiatieven mogelijk moet maken en niet tegenwerken.
18
6. Ambitie voor Zuid-Limburg
In hoofdstuk 1 wordt het belang van een gezonde regio benadrukt. De wederkerigheid
van participatie (meedoen) en gezondheid wordt daarbij aangegeven. Meedoen door
middel van werk, opleiding of vrijwilligerswerk is goed voor de gezondheid en wie gezond
is kan makkelijker meedoen. Meedoen of maatschappelijke participatie is daarom een
belangrijk onderdeel geworden in het gezondheidsbeleid. Gezondheid wordt gezien als
een middel om zinvol te kunnen deelnemen aan de samenleving.
De Zuid-Limburgse gemeenten willen bereiken dat zoveel mogelijk mensen kunnen
meedoen in de samenleving. In aansluiting op de Sociale Agenda van de provincie
Limburg spreken de 18 Zuid-Limburgse gemeenten de ambitie uit om te komen tot een
trendbreuk in de gezondheid en participatie van Zuid-Limburgers. Het doel is om
zichtbaar in te lopen op de bestaande achterstanden. De gemeenten willen dit
bewerkstelligen door het bevorderen van de gezondheid van mensen en het terugdringen
van sociaaleconomische gezondheidsverschillen.
In hoofdstuk 7 worden belangrijke thema’s voor de nieuwe beleidsperiode aangegeven.
Deze thema’s zijn afkomstig uit de regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning 2014.
Ze dragen bij aan het realiseren van de gestelde ambitie. Hoe langer hoe meer wordt
duidelijk dat hiervoor de inzet van veel partijen nodig is. Niet alleen van partijen op het
gebied van gezondheid maar ook de inzet van partners op het terrein van economie,
arbeidsmarkt en onderwijs. En last but not least, de inzet van burgers zelf.
Uitgangspunten voor de nieuwe beleidsperiode
Voor het realiseren van de ambitie is het nodig om een aantal uitgangspunten te
formuleren. Ze zijn gebaseerd op de wettelijke kaders, maatschappelijke ontwikkelingen,
landelijk en provinciaal gezondheidsbeleid, de gezondheidssituatie in Zuid-Limburg en de
uitkomsten van de raadpleging van het veld. Hieronder een opsomming van de
uitgangspunten.
1. Positieve gezondheid
Het beleid gaat niet uit van de ziekte of beperkingen van mensen, maar van de
mogelijkheden die zij wèl nog hebben om een kwalitatief hoogwaardig en zinvol leven te
leiden. (zie ook hoofdstuk 1)
2. De landelijke nota gezondheidsbeleid
De landelijke Volksgezondheid Toekomst Verkenning ‘Een gezonder Nederland’ is
verschenen in juni 2014. Aan de hand daarvan heeft de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport in december 2015 een landelijke nota gezondheidsbeleid opgesteld.
Hierin staan de landelijke prioriteiten op het gebied van publieke gezondheid. Deze
landelijke prioriteiten bieden gemeenten aanknopingspunten voor het regionaal en lokaal
beleid. De belangrijkste aandachtspunten uit de landelijke nota zijn:
- Doorgaan met het ingezette beleid uit de vorige periode en vasthouden aan
eerder gestelde doelen;
- Gezondheid bevorderen via een integrale aanpak. Stevig inzetten op het
stimuleren van een gezonde leefstijl door middel van een integrale aanpak via
onderwijs, werk, wijk/omgeving en zorg;
19
- De huidige lijn van de aanpak ‘Gezonde School’ wordt verbreed met de aanpak
‘Gezonde Kinderopvang’;
- Gezondheid krijgt prioriteit in het milieubeleid en moet verankerd worden in het
ontwerp van de publieke ruimte. Een gezonde leefomgeving wordt expliciet als
belang in de Omgevingswet benoemd;
- Werken is gezond en het kabinet wil mensen aan het werk krijgen en aan het
werk houden en duurzame inzetbaarheid bevorderen. Het belang van goede
gezondheid en leefstijl hoort daarbij;
- Preventie in de gezondheidszorg. Preventieve activiteiten moeten onderdeel
worden van de dagelijkse zorgverlening door een stevige verankering van
preventie in de kwaliteitskaders binnen de zorg;
- Gezondheidsbescherming versterken en op peil houden door het in stand houden
van een robuuste GGD die goed in het netwerk staat;
- Verkleinen gezondheidsachterstanden door een brede en duurzame aanpak in de
buurt of wijk samen met lokale partijen en met een actieve rol voor de burgers
zelf;
- Investeren in gezondheidsprofielen per wijk. Een integrale wijkanalyse van de
(gezondheids)situatie levert input voor beleid;
- Verbindingen leggen tussen publieke gezondheid en sociale domein is essentieel.
Versterken van de structuur van de publieke gezondheid en de positie van de GGD
via het Stimuleringsprogramma Betrouwbare Publieke Gezondheid.
- Inzetten op integrale aanpak jeugd door JGZ te betrekken voor beleidsinformatie
bij de integrale teams, CJG’s, jeugd- en gezinsteams en in de zorg rond scholen;
- Ouderen vitaal houden en langer thuis kunnen laten wonen, inzetten op
activiteiten om ouderen te ondersteunen bij een gezonde leefstijl en meer
bewegen;
- Versterken van de samenhang tussen de verschillende monitors en bundeling van
kennis ten behoeve van integraal werken in de wijk.
3. De sociale agenda van de provincie Limburg: ‘Koers voor een vitaler
Limburg’.
De provincie Limburg spreekt de ambitie uit om te komen tot een trendbreuk in de
gezondheid en participatie van Limburgers. Het doel is om zichtbaar in te lopen op de
bestaande achterstanden. De provincie wil op regionale schaal kennis en partijen bij
elkaar brengen en goede initiatieven stimuleren en ondersteunen. De provincie doet dit
door in te zetten op twee programmadelen. Het eerste programmadeel richt zich op het
vergroten van de instroom van mensen die nu (nog) niet participeren op de
arbeidsmarkt. Het leggen van verbindingen tussen economie, onderwijs en arbeidsmarkt
is daarbij essentieel.
Het tweede programmadeel richt zich op sociale innovatie en participatie. Hierbij worden
de gezondheid en levensverwachting van Limburgers gestimuleerd. Door sociale
participatie te stimuleren wil de provincie een bijdrage leveren aan het verkleinen van de
gezondheidsverschillen.
4. De uitvoering van wettelijke taken
In opdracht van gemeenten voert de GGD taken uit de Wet publieke gezondheid uit. Dat
zijn allerlei activiteiten ter bevordering van de gezondheid van de samenleving en het
voorkomen van ziekten bij met name kwetsbare groepen, zoals kinderen, jongeren en
ouderen (zie ook Wettelijk kader op pagina x). Deze wettelijke taken worden in de
20
beleidsperiode 2016-2019 opnieuw uitgevoerd door de GGD. Dit betreft activiteiten op de
volgende terreinen:
Gezond en veilig opgroeien/opvoeden.
Gezonde en veilige (school)omgeving.
Gezonde leefstijl.
Lagere drempels voor reguliere zorg.
Gezondheidsrisico’s zo snel mogelijk opsporen en bestrijden.
Samenwerken met gemeenten en andere partners in de zorg en veiligheidssector
om gezondheid te waarborgen.
5. Activiteiten uit de vorige beleidsperiode
Tijdens de beleidsperiode 2012-2015 zijn verschillende regionale speerpunten opgepakt
en uitgewerkt. In de nieuwe beleidsperiode worden activiteiten die nog niet zijn afgerond
voortgezet of wordt hun continuering voor de toekomst geborgd. Het gaat over thema’s
die nog steeds actueel zijn en goed aansluiten bij het realiseren van de gestelde ambitie.
Voorbeelden hiervan zijn het programma Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG), het
project “De gezonde basisschool van de toekomst”, de uitvoering van het regionaal
alcoholbeleid, activiteiten binnen het thema seksuele gezondheid, de invoering van
schoolgezondheidsbeleid via de Gezonde Schoolmethode en samenwerkingsprojecten
met huisartsen en zorgverzekeraars.
6. Het proces staat centraal
Een effectief gezondheidsbeleid vraagt tegenwoordig om een andere werkwijze. In deze
nota gezondheidsbeleid wordt de inhoudelijke koers bepaald, maar in de uitwerking staat
het proces centraal. Een dichtgetimmerde inhoud belemmert het samenwerkingsproces
met partijen die noodzakelijk zijn om vooruitgang te boeken. De essentie van
samenwerken zit immers in het samen toewerken naar een gezamenlijk doel.
De ambitie van het regionale gezondheidsbeleid is benoemd, de manier waarop deze
bereikt wordt nog niet. De route wordt gaandeweg bepaald door alle betrokkenen.
Deelnemende partijen zijn dus niet enkel uitvoerder, maar ook ‘meebedenker’ en
‘meebepaler’ om het beleid concreet in te vullen. Voor die rollen moet voldoende ruimte
zijn.
De focus zal liggen op het proces van integrale samenwerking met alle partijen. Daarbij
wordt een ‘bottom-up’ aanpak gevolgd waarbij ook de burger wordt betrokken.
Daarnaast sluiten gemeenten aan bij lopende initiatieven en activiteiten. Er zullen keuzes
gemaakt moeten worden, want niet alles kan tegelijk worden opgepakt. Uiteraard wordt
de verbinding gelegd met het sociaal domein. Bij een aantal speerpunten uit de vorige
beleidsperiode wordt al op de hier beschreven manier gewerkt.
Bovendien sluit deze werkwijze naadloos aan bij de toekomstige koers die de gemeenten
hebben bepaald voor de GGD. De gemeenten kozen juli 2015 voor een toekomstscenario
van gefaseerde doorontwikkeling. Dit scenario gaat uit van een ontwikkelpartnerschap
tussen de Zuid-Limburgse gemeenten en de GGD waarin in samenspraak wordt gezocht
naar een antwoord op de inhoudelijke ambities gecombineerd met de gewenste
efficiency.
7. Het kader
Het kader voor de uitvoering van het regionale gezondheidsbeleid bestaat uit de acht
pijlers van de GIDS-werkwijze. Deze pijlers sluiten bijna naadloos aan op de ‘resultaten
21
van de raadpleging van het veld’ (zie kader). Deze GIDS-pijlers zijn voor de meeste
gemeenten bekend terrein. De pijlers geven een duidelijke richting aan, zodanig dat voor
deze nota geen extra randvoorwaarden aan het kader hoeven worden toegevoegd. Bij de
verdere uitwerking van deze nota worden daarom de pijlers gebruikt als
randvoorwaarden waarbinnen het gekozen programma of de activiteit moet passen.
Burgers zijn hoofdrolspelers
Het is belangrijk om burgers te betrekken binnen de gemeenten en wijken. Gemeenten
moeten met hen in gesprek gaan over wat zij belangrijk vinden en de rol en initiatieven
van burgers versterken.
Proces is even belangrijk als inhoud
Creëer een procesmatige aanpak en benut de energie en motivatie van mensen. Laat
‘best persons’ de kar trekken. Versterk de vaardigheden van de mensen die het moeten
doen: burgers, vrijwilligers en professionals.
Differentiatie is essentieel
Dé burger, dé wijk en dé gemeente bestaan niet. Vermijd het ‘one size fits all’-denken
en laat interventies altijd aansluiten bij de eigen regio, gemeente, wijken en burgers.
Denk ook aan de verschillende levensfasen waarin mensen zitten, zoals jongeren,
gezinnen of ouderen.
Bestuurlijke betrokkenheid
Draagvlak bij regionale en lokale bestuurders is een voorwaarde voor een succesvolle
aanpak en borging in regulier beleid. Eigenaarschap is een doorslaggevende
succesfactor.
Synergie circuits
Laat de werelden van preventie en zorg, eerste lijn en sociale wijkteams, werk en
inkomen, ruimtelijke ordening, onderwijs, sport en bewegen elkaar versterken.
Hetzelfde geldt voor de formele en informele netwerken in de wijken.
Publiek en privaat
Vanuit de JOGG-aanpak is bekend dat samenwerking tussen publieke en private partijen
veel oplevert. Breng op regionaal/lokaal niveau zorgprofessionals, scholen,
sportverenigingen, bedrijven, ondernemers en vrijwilligersorganisaties met elkaar in
contact. Ze hebben elkaar veel te bieden.
Sociale marketing op alle niveaus
De manier waarop de boodschap wordt gebracht, kan diezelfde boodschap versterken.
Gebruik de principes van sociale marketing, zowel op strategisch-bestuurlijk niveau als
richting zorgprofessionals en burgers.
Monitoren voortgang en resultaten
Door te monitoren worden effecten van activiteiten en het proces zichtbaar gemaakt.
Hiervoor zijn heldere en meetbare doelen nodig. Met informatie over proces en
resultaten blijven gemeenteraad en college, burgers en samenwerkingspartners
betrokken.
22
8. Belangrijke thema’s
Uit de geraadpleegde documenten (regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
rapport de Limburg-factor) komen belangrijke thema’s naar voren die bepalend zijn voor
de gezondheid van de Zuid-Limburgers en waar vervolgens gemeentelijk beleid van
invloed op is. Het gaat hier over:
A. Gezond gedrag en gezondheidsvaardigheden,
B. Participatie,
C. Een gezonde fysieke en sociale omgeving,
D. Goede preventie en zorg.
In het volgende hoofdstuk worden deze thema’s verder toegelicht en uitgewerkt.
Uitgangspunten:
1. Positieve gezondheid is de leidraad
2. Aansluiten bij landelijk gezondheidsbeleid
3. Aansluiten bij provinciaal beleid
4. Wettelijke taken worden uitgevoerd
5. Activiteiten uit de vorige beleidsperiode worden voortgezet
6. Het proces staat centraal.
7. De GIDS pijlers vormen het kader
8. Aansluiten bij de belangrijkste thema’s uit de regionale Volksgezondheid
Toekomstverkenning
7. Belangrijke thema’s voor de nieuwe beleidsperiode
Als een van de uitgangspunten voor de nieuwe beleidsperiode wordt het aansluiten bij de
thema’s die uit de regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning 2014 genoemd. De
focus ligt daarbij op:
A. Gezond gedrag en gezondheidsvaardigheden
B. Participatie
C. Een gezonde fysieke en sociale omgeving
D. Goede preventie en zorg
Voor de aanpak van deze thema’s is intersectorale samenwerking nodig. De Zuid-
Limburgse gemeenten doen dit zo veel mogelijk binnen de eigen gemeente maar ook
samen met andere partijen. Veel van de factoren die van invloed zijn op gezondheid, zijn
niet direct vanuit gezondheidsbeleid te beïnvloeden. Hiervoor zijn ook maatregelen nodig
vanuit andere beleidsterreinen, zoals onderwijs, ruimtelijke ordening, sociale zaken of
milieu. Andersom kan gezondheid een bijdrage leveren aan de doelstellingen van andere
beleidssectoren: gezonde kinderen kunnen beter leren, gezonde burgers kunnen aan het
werk of op andere fronten meedoen in de maatschappij, bijvoorbeeld als mantelzorger of
vrijwilliger. Een voorwaarde voor integraal beleid is intersectorale samenwerking. Het is
dus van belang dat partijen met elkaar samenwerken en hun beleid op elkaar
afstemmen.
23
Hieronder staat per thema een korte uitwerking. Dit is slechts een greep uit de veelheid
aan cijfers en informatie die beschikbaar is. Hier is het bedoeld om per thema meer
inzicht te geven zonder volledig te willen zijn. Maar ook om het denken erover niet te
beperken.
A. Gezond gedrag en gezondheidsvaardigheden
Bij dit thema gaat het onder andere over kennis over gezond gedrag, een evenwichtige
leefstijl en over een gezonde start in het leven van kinderen. In een tijd waarin
infectieziekten grotendeels onder controle zijn, vormen ziekten die worden veroorzaakt
door een ongezonde leefstijl een van de grotere bedreigingen voor de volksgezondheid.
Door de leefstijl van burgers te beïnvloeden en een gezonde leefstijl te bevorderen wordt
hier op ingezet.
Overgewicht begint op zeer jonge leeftijd
Van alle 2-4 jarigen in Zuid-Limburg heeft 5% overgewicht. Overgewicht stijgt met de
leeftijd. Van de 9-11 jarigen in Zuid-Limburg heeft 17% overgewicht.
Kinderen in armoede zijn slecht af
Kinderen uit gezinnen onder de lage-inkomensgrens zijn vaak slecht af. Dat gaat van
beperkte sociale mogelijkheden (lid van een vereniging of toegang tot internet) tot
onvoldoende kleding, ongezonde maaltijden en een minder gezonde woonomgeving. In
Zuid-Limburg zit 10% van de gezinnen onder de lage inkomensgrens. Behalve met
armoede hebben deze gezinnen geregeld ook te maken met psychische problematiek,
laaggeletterdheid, beperkte gezondheidsvaardigheden, sociale onveiligheid en gebrek
aan toegang tot voorzieningen.
16% van 13-16 jarigen heeft psychosociale problemen
Gemiddeld heeft bijna één op de tien kinderen een verhoogd risico op psychosociale
problemen. Dit kan effect hebben op schoolprestaties of op deelname aan sociale
activiteiten. Van alle jongeren (13-16 jaar) in Zuid-Limburg geeft 16% aan
psychosociale problemen te hebben. Jongeren die het VMBO volgen geven vaker aan
problemen te hebben dan jongeren op de HAVO/ het VWO.
Een laag opleidingsniveau gaat vaak samen met lage
gezondheidsvaardigheden
Van de Zuid-Limburgse volwassenen heeft 32% een lage opleiding. Mensen met een
laag opleidingsniveau hebben vaak beperkte gezondheidsvaardigheden. Uit onderzoek
blijkt dat deze mensen zich minder gezond voelen, meer moeite hebben met
zelfmanagement, hun 'eigen regie' over de zorg is minder en ze bezoeken vaker de
huisarts dan mensen die minder moeite hebben informatie over hun gezondheid te
begrijpen en toe te passen.
Wat is er nodig?
Om gezond gedrag te bevorderen en gezondheidsvaardigheden te vergroten werkt een
integrale aanpak met aandacht voor de wensen en mogelijkheden van betreffende
burgers het best. Een voorbeeld is JOGG. Deze benadering waarin diverse partijen
samenwerken is veelbelovend. Andere essentiële punten voor een succesvolle aanpak
zijn: een goed beeld hebben van de jeugd en het tijdig signaleren van beginnende
problemen op onderwijs- of gezondheidsgebied. Ook dit vereist samenwerking tussen
24
diverse partijen. Voor het vergroten van gezondheidsvaardigheden en het tegengaan van
laaggeletterdheid zijn brede allianties nodig van onderwijsinstellingen, gemeenten,
bibliotheken, werkgevers en zorgpartijen.
Bevorderen van gezond gewicht al op jonge leeftijd
Kinderen uit lagere sociaaleconomische groepen hebben vaker een lager geboortegewicht
dan kinderen uit hogere sociaaleconomische groepen. In de eerste jaren na de geboorte
draait dit patroon echter om. Onderzoeken tonen aan dat de BMI (de verhouding tussen
gewicht en lengte) van kinderen uit de lagere sociaaleconomische groepen sneller stijgt.
Vanaf dat vroege moment in het leven zijn er sociaaleconomische verschillen in
overgewicht en obesitas. Dit maakt duidelijk dat de bestrijding van sociaaleconomische
verschillen in overgewicht en obesitas al op jonge leeftijd moet starten.
Voorkomen van overerving van armoede
Gemeenten kunnen de overerving van armoede terugdringen door een preventief
armoedebeleid te voeren. Dit kan eraan bijdragen dat kinderen een betere start maken in
de maatschappij. Het gaat om het bieden van kansen aan kinderen om te voorkomen dat
ze in een achterstandspositie terecht komen. Concreet kan dit betekenen: gratis naar de
peuterspeelzaal, extra inzet op taalbeheersing, ondersteuning bij het maken van
huiswerk of het ondersteunen van jongeren die zijn uitgevallen of dreigen uit te vallen in
het onderwijs. Bij armoede is extra alertheid op de combinatie van problemen belangrijk.
Bevorderen psychosociaal welbevinden
Psychosociale problemen kunnen veel gevolgen hebben, bijvoorbeeld op schoolprestaties
en deelname aan sociale activiteiten. Ook is er een relatie tussen psychosociale
problemen en lichamelijke gezondheidsklachten. Dit kan onder meer leiden tot langdurig
schoolverzuim. Preventie is mogelijk bijvoorbeeld in de samenwerking tussen het
onderwijs, de jeugdgezondheidszorg en de huisarts.
Versterken van gezondheidsvaardigheden
Uit onderzoek is bekend dat 30 tot 50 procent van de mensen onvoldoende
gezondheidsvaardigheden heeft. Het helpt hun situatie te verbeteren als deze mensen
meer kennis over gezondheid en ziekte hebben, weten waar ze die kennis kunnen vinden
en hoe ze die vervolgens kunnen toepassen. Zorgverleners en gezondheidsbevorderaars
spelen hierin een centrale rol. Het begint met het herkennen van mensen met beperkte
gezondheidsvaardigheden en het afstemmen van de voorlichting op deze groep,
bijvoorbeeld door themasessies voor inwoners en deskundigheidsbevordering voor
professionals.
25
Bron: Handreiking Gezonde Gemeente
B. Participatie
Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen meedoen in
de samenleving. Zie hiervoor ook het rapport ‘de Limburg-factor’. Meedoen (werk,
opleiding, e.d.) is goed voor de gezondheid en wie gezond is kan makkelijker meedoen.
Werk, inkomen en opleiding bepalen bovendien de sociaaleconomische status (SES) en
hebben direct te maken met gezondheidsachterstand: hoe lager de SES, hoe meer kans
op de meest voorkomende gezondheidsproblemen. Maatschappelijke participatie is
daarom een nieuw en prominent onderdeel geworden van dit gezondheidsbeleid.
Minder werkenden, meer arbeidsongeschikten
Arbeidsparticipatie is in Zuid-Limburg lager dan in Nederland. Vooral lager opgeleiden
hebben minder vaak een baan dan hoger opgeleiden. In Zuid-Limburg zijn meer
arbeidsongeschikten dan in Nederland. Psychische aandoeningen zijn daarbij de meest
gestelde diagnose. Het aantal mensen met een uitkering is gestegen.
Grootste schooluitval in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO)
Voortijdig schoolverlaten leidt tot meerdere risico’s zoals laaggeletterdheid, lage
participatie en armoede. Aan het voortijdig verlaten van school gaat vaak een fase van
ziekteverzuim vooraf. Dit wordt veroorzaakt door gezondheidsproblemen bij de leerling
zelf of in het gezin. De grootste uitval vindt plaats in het MBO (niveau 1).
Druk op vrijwilligers stijgt
Het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet, neemt toe. Dat geldt vooral voor 65-
plussers. Ook de vraag naar vrijwilligers neemt toe. Zonder gericht beleid zal de stijging
van het aantal vrijwilligers geen gelijke tred houden met de stijgende vraag. Daardoor
zal de druk op vrijwilligers te groot worden.
26
Wat is er nodig?
Arbeid, onderwijs en gezondheid hangen nauw met elkaar samen. In de huidige
kennisinfrastructuur zijn ze nog niet met elkaar verbonden. Beschikbare data worden
daardoor niet volledig benut en relevante kennisvragen kunnen niet worden beantwoord.
Daardoor is het lastig in te schatten welke wegen bewandeld moeten worden.
Verhogen arbeidsparticipatie
Mensen met een beperking of aandoening komen maar moeizaam aan werk. Er is meer
samenwerking nodig, vooral tussen verschillende overheden (provinciaal, lokaal) maar
ook met werkgevers (ondernemers).
Gezondheidsproblemen kunnen belemmerend zijn voor arbeidsparticipatie. Preventief
beleid om te voorkomen dat mensen een uitkering nodig hebben hangt nauw samen met
gedrag en vaardigheden. Voorkomen van ziekten (preventie) en het verminderen van
beperkingen of ermee leren omgaan zijn voor gemeenten belangrijke
aangrijpingspunten. Een verbetering van de gezondheid kan arbeidsparticipatie positief
beïnvloeden en ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid terugdringen.
Werknemers moeten tot op hogere leeftijd doorwerken. Dat betekent dat ze ook fit en
vitaal moeten blijven. Organisaties zouden nu aan de slag moeten met
gezondheidsmanagement en duurzame inzetbaarheid, zodat werknemers ook op hogere
leeftijd inzetbaar blijven. En om een aantrekkelijke werkgever te zijn voor jong talent.
Bestrijden voortijdig schoolverlaten
Investeren in gezonde, gekwalificeerde werknemers is van groot belang. Om het
voortijdig schoolverlaten te bestrijden, vooral in het MBO, is informatie nodig over
(gezondheids)risico’s. Informatie over risicoleerlingen is echter versnipperd en beperkt
beschikbaar, waardoor gerichte interventies moeilijk zijn. Preventie in het MBO moet zich
richten op coaching van risicoleerlingen. Dit kan door te werken aan studievaardigheden,
counseling bij persoonlijke problemen, contact met ouders en het in gang zetten van
studiekeuzetrajecten.
Vrijwilligerswerk stimuleren
Gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld deregulering) kan goede randvoorwaarden scheppen
om het vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken. Vrijwilligerswerk is voor veel mensen
een goede manier om contacten op te doen, ergens bij te horen en naar eigen
overtuiging bij te dragen aan de samenleving; zonder het strakke keurslijf, de
bureaucratie en de verantwoordelijkheid van betaald werk. Nu er op publieke
voorzieningen veel bezuinigd wordt, is de hoop dat vrijwilligers de ontstane gaten
opvullen.
C. Een gezonde fysieke en sociale omgeving
Dit thema betreft o.a. het binnen- en buitenmilieu, veiligheid en het hebben van een
sociaal netwerk.
In een gezonde sociale omgeving wonen mensen veilig, ervaren ze geen overlast, is de
samenhang in de buurt groot en krijgen mensen steun vanuit hun sociale netwerk.
Mensen die door ziekte of een beperking hulp of zorg nodig hebben, krijgen vaak
ondersteuning uit hun directe sociale omgeving van mantelzorgers en vrijwilligers. Dit
wordt informele zorg genoemd. Goed georganiseerde informele zorg zorgt ervoor dat
mensen minder (duurdere) professionele zorg nodig hebben en toch zo lang mogelijk
thuis kunnen blijven wonen.
27
Veel mensen hebben te maken met de dreiging van geweld, overlast, vernieling, diefstal
etc. Daardoor loopt een aantal van hen geestelijk of lichamelijk letsel op. Een veilige
omgeving leidt tot minder stress, depressie en angststoornissen, minder hart- en
vaatziekten en meer lichamelijke activiteit. Ook huiselijk geweld is van invloed op de
gezondheid. Dit treft met name vrouwen en kinderen met een lage sociaal economische
status.
Veel mantelzorgers overbelast, risico op ontspoorde zorg neemt toe
13% van de volwassenen en ouderen in Zuid-Limburg verleent mantelzorg. De vraag
hiernaar neemt toe. 15% van de volwassen mantelzorgers en 14% van de 65-plussers
geeft aan overbelast te zijn. De vraag van mantelzorgers voor ondersteuning bij de
steunpunten mantelzorg is toegenomen. 20% van de mantelzorgers heeft behoefte aan
steun. Door de dubbele vergrijzing groeit het beroep op de mantelzorg en neemt het
risico op ontspoorde zorg toe. Daarmee wordt bedoeld dat (mantel)zorg door
overbelasting, onmacht of onkunde omslaat in verkeerde behandeling, verwaarlozing of
mishandeling.
Stijging meldingen geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA)
Bij GIA is in Zuid-Limburg met name sprake van een lichte stijging van het aantal
meldingen van huiselijk geweld.
Een op de tien Zuid-Limburgers voelt zich eenzaam
Circa 10% van de Zuid-Limburgse volwassenen en ouderen voelt zich ernstig eenzaam.
Onveiligheid of het gevoel hebben dat het onveilig is in de buurt, kan mensen
belemmeren in hun sociale bezigheden. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot eenzaamheid of
depressie.
Eén op de vijf bezorgd over eigen woonsituatie
19% van de Zuid-Limburgers is bezorgd over de eigen woonsituatie. Veel
achterstandswijken liggen aan of dicht bij snelwegen. Luchtverontreiniging leidt tot
negatieve effecten op de gezondheid van mensen met een lage SES, terwijl hun
gezondheid in algemene zin toch al minder goed is.
Wat is er nodig?
Ondersteunen mantelzorgers
Wie mantelzorg nodig heeft, moet beschikken over een goed sociaal netwerk van familie,
vrienden, buren en kennissen. Om mensen hierbij te helpen, met name mensen met een
lage SES, is beleid nodig dat zich richt op het vergroten van vaardigheden en onderlinge
steun. Tegelijkertijd moeten gemeenten mantelzorgers ondersteunen. Hiervoor is
samenwerking nodig tussen de steunpunten mantelzorg, gemeenten, provincie,
zorgorganisaties en huisartsen. In een deel van de gevallen is sprake van jongeren die
mantelzorg verlenen vanwege een ziek familielid. Vaak heeft dit een grote impact op het
verdere leven van de jongere. Momenteel is onvoldoende bekend over jonge
mantelzorgers en wat zij aan ondersteuning nodig hebben. Meer zicht hierop is nodig.
28
Afstemmen met Veilig Thuis
Sinds 2015 vallen alle vormen van geweld in huiselijke kring onder Veilig Thuis.
Gemeenten en hun sociale wijkteams zijn door de transities belangrijke partners
geworden in de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Er is behoefte aan meer
verbinding tussen sociale wijkteams en Veilig Thuis.
Verminderen eenzaamheid
Actief zijn en blijven vermindert eenzaamheid en de kans op sociaal isolement.
Bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te doen of deel te nemen aan (laagdrempelige)
activiteiten. Gemeenten kunnen dit stimuleren door burgerinitiatieven te ondersteunen.
Aanpassen fysieke omgeving
De sociale en fysieke omgeving blijkt van invloed op het beweeggedrag. Aanpassingen in
de fysieke omgeving worden vaak als positief gezien om meer buiten te zijn en beweging
te stimuleren. De routes naar deze locaties (parken, speelplaatsen) zijn belangrijk.
Drukke straten en gevaarlijke kruispunten kunnen mensen ervan weerhouden naar
locaties te gaan waar gezondheidsbevorderende activiteiten plaatsvinden. Er is aandacht
nodig voor verkeersmaatregelen en stadsontwerpen die uitnodigen tot gezond gedrag.
Een integrale aanpak (creëren van sport- en beweegruimtes, vergroten van veiligheid en
ondersteunen van sociale structuur om meer te bewegen en meer preventie in de zorg)
is zeer aan te raden.
D. Goede preventie en zorg
Hierbij gaat het over laagdrempelige zorg in de buurt en aandacht voor preventie en
samenwerking tussen gemeenten en alle actoren die een rol spelen in het sociale
domein.
Signalering van gezondheidsrisico's en de aanwezigheid van voldoende en
laagdrempelige voorzieningen zijn van belang. Het verbinden van preventie,
(eerstelijns)zorg en welzijn gaat over de samenwerking aan gezonde en vitale bewoners.
Algemeen wordt verwacht dat het gebruik van voorzieningen zal toenemen als gevolg
van demografische ontwikkelingen (vergrijzing) en doordat meer zorg aan huis wordt
geboden.
Hoog zorggebruik
Mensen met een lage sociaal economische status hebben vaker gezondheidsklachten en
maken daardoor over het algemeen meer gebruik van (zorg)voorzieningen dan mensen
met een hogere SES. Het zorggebruik door 65-plussers in Zuid-Limburg is veel hoger
dan in de rest van Nederland.
Wat is er nodig?
Het thema zorggebruik is sinds de decentralisaties actueel geworden maar omdat het nog
in de kinderschoenen staat is weinig ervaring beschikbaar. In de kaders op blz.x (de
proeftuinen) staan voorbeelden van manieren waarop in Zuid-Limburg geëxperimenteerd
wordt rondom dit zorggebruik.
29
Terugdringen zorggebruik
De eerstelijnszorg biedt een goede infrastructuur om preventie, gezondheidsbevordering
en begeleiding uit te voeren. Een toename van preventie kan leiden tot minder gebruik
van zorg. Voor het terug dringen van zorggebruik is een cultuurverandering nodig. Zowel
bij de professional als bij de gebruiker van zorg.
Gebruiken van voorzieningen
De nabijheid van voorzieningen blijkt van invloed op het gebruik. Meer of minder
voorzieningen in een wijk zal effect hebben op het gebruik ervan. Van burgers wordt
verwacht dat ze in eerste instantie op zoek moeten gaan naar laagdrempelige
voorzieningen in de buurt (passend en zo dichtbij mogelijk), maar dan moeten deze
voorzieningen er wél zijn.
Versterken ketensamenwerking
Gemeenten hebben met de decentralisaties op het terrein van de AWBZ, jeugd en werk
een grotere rol gekregen om ervoor te zorgen dat mensen actief mee kunnen doen in de
maatschappij. Dit vraagt dat betrokken organisaties werkzaam in de gemeente en wijk
hun aanbod op elkaar afstemmen. Samenwerken bevordert het vroegtijdig inspelen op
gezondheidsrisico's en het efficiënter inzetten van middelen om een gezonde leefstijl te
bevorderen. Verbindingen ontstaan tussen eerstelijnszorg, GGD, Centra voor Jeugd en
Gezin, welzijnsorganisaties, sportaanbieders, scholen, ouderenzorg, informele zorg,
gemeente en zorgverzekeraars. Hierbij staat de burger en zijn netwerk centraal.
30
Voorwaarden voor succes
Om het Zuid-Limburgse gezondheidsbeleid vorm te kunnen geven is het belangrijk dat
alle samenwerkingspartners bereid zijn om actief mee te werken aan de realisatie van dit
gezondheidsbeleid. Alleen met vereende krachten is het mogelijk om daadwerkelijk een
bijdrage te leveren aan het bevorderen van de gezondheid van de Zuid-Limburgers. Inzet
alleen vanuit gemeenten en de GGD is niet voldoende. Om uitvoering te kunnen geven
aan nieuw en integraal gezondheidsbeleid zijn regionale bondgenoten belangrijk die met
elkaar werken aan een aantal kritische succesfactoren (zie kader) die door en met de
gemeenten in gang gezet moeten worden om ook echt resultaat te kunnen boeken.
Voorwaarden voor succes
Breed uitdragen van positieve gezondheid
Gemeenten zien positieve gezondheid als een belangrijke leidraad in het nieuwe
gezondheidsbeleid. Om zoveel mogelijk mensen hiervan kennis te laten nemen, moet
het breed uitgedragen worden. Zowel binnen gemeenten, als richting alle belangrijke
partijen voor het gezondheidsbeleid. Te denken valt aan het onderwijs, zorg- en
welzijnspartijen en het medische veld.
Versterken ketensamenwerking
Helder is dat het domein van Publieke Gezondheid veel breder is dan alleen het
bestrijden van ziekte (zie hoofdstuk 1 positieve gezondheid). De samenhang van de
diverse (beleids)velden, sporen, vakgebieden, enz. is de sleutel voor succesvol
gezondheidsbeleid. Daarmee is ook samenwerking met velerlei partners een logica.
Steeds komt in deze nota naar voren hoe belangrijk het proces is waarin onder meer
gemeenten, Centra voor Jeugd en Gezin, huisartsen, de GGD, het onderwijs, de
provincie en burgers samenwerken. Bijvoorbeeld om vroegtijdig te kunnen inspelen op
(gezondheids)risico’s en op het efficiënter inzetten van middelen om de participatie van
burgers te bevorderen. Het inzicht is ontstaan dat deze ketensamenwerking niet overal
vanzelfsprekend is en vanzelf van de grond komt. Bruggenbouwers en kartrekkers zijn
hiervoor nodig.
Afstemmen gezondheidsagenda met het onderwijs
De school wordt gezien als een belangrijke vindplaats van risicokinderen. In
samenspraak met gemeenten, onderwijs en de GGD wordt voor de nieuwe
beleidsperiode een gezondheidsagenda opgesteld.
Vroegsignalering gebeurt vaak op basis van signalen van school. Behalve de
jeugdgezondheidszorg, die een rol heeft in de zorgadviesteams, worden steeds meer
scholen ondersteund bij het opstellen en uitvoeren van schoolgezondheidsbeleid via de
Gezonde Schoolmethode. Thema’s als voeding, bewegen, middelengebruik en seksuele
gezondheid horen hierbij. Een verdere uitrol van de Gezonde Schoolmethode naar alle
scholen in het primair onderwijs is wenselijk. Ook in het kader van voortijdig
schoolverlaten in het MBO-onderwijs is (vroeg)signalering van dreigende uitval
noodzakelijk. Om binnen het onderwijs en samen met andere partijen zaken zo goed
mogelijk op te kunnen pakken is afstemming onontbeerlijk.
Ontsluiten van bestaande data
Het is voor gemeenten erg belangrijk om meer inzicht te hebben in bepaalde thema’s.
31
Bij (beleids)keuzes ontbreekt het vaak aan onderbouwde argumenten. Er is bijvoorbeeld
onvoldoende zicht op hoe vaak iets voorkomt, bij welke groep of in welke wijk. Niet
alleen de data waarover de GGD beschikt zijn belangrijk, maar ook data van andere
bronnen zoals CBS, NIVEL, RIVM. Een verdere ontsluiting van bestaande data en het
opstellen van wijkprofielen zijn noodzakelijk.
De rol van de GGD
De gemeenten en het Rijk zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de publieke
gezondheid. Een aantal taken op dit gebied is geregeld in de Wet publieke gezondheid.
De 18 Zuid-Limburgse gemeenten hebben de GGD Zuid Limburg vormgegeven in een
Gemeenschappelijke Regeling en daarmee de GGD benoemd als most prefered supplier
in de uitvoering van publieke gezondheidszorg.
De GGD bekleedt in dit dossier een bijzondere rol. Of beter een aantal bijzondere rollen.
Zo vervult de GGD de rol van professionele uitvoerder, adviserende ketenpartner en
verbindende kennisdeler en van visionaire bruggenbouwer. Hieronder een toelichting op
de verschillende rollen.
Professionele uitvoerder
In de basis is de GGD een professionele uitvoerder. Die rol is wettelijk vastgelegd. De
GGD moet in ieder geval de bewakings-, beschermings- en bevorderingstaken uitvoeren.
De GGD Zuid Limburg pakt die taken inderdaad op. Maar steeds meer heeft de GGD ook
een procesmatige rol binnen relevante netwerken. Deze rol wordt breed ingevuld en
krijgt op verschillende manieren vorm: als adviserend ketenpartner, verbindend
kennisdeler en visionair bruggenbouwer.
Adviserende ketenpartner en verbindende kennisdeler
Als professioneel uitvoerder verzamelt en verwerkt de GGD data en relevante informatie
over de gezondheid in de regio, zowel op regionaal, gemeentelijk als wijk- en
buurtniveau. Daarnaast beschikt de GGD over kennis verkregen door eigen onderzoek,
door praktijkervaring of door samenwerking met (landelijke) kennisinstellingen. In de rol
van adviserend ketenpartner gebruikt de GGD deze informatie om gemeenten en andere
partners te adviseren.
Voor alle taken binnen de publieke gezondheid is kennis noodzakelijk. Vakkennis over
gezondheidsrisico’s, kennis over de gezondheidssituatie van de bevolking en kennis over
de beleidsmatige vertaling daarvan naar lokaal en regionaal beleid. De informatie en
kennis waarover de GGD beschikt is voor gemeenten en veel andere partijen interessant.
De GGD vervult de rol van verbindend kennisdeler door actief kennis beschikbaar te
stellen en partijen met een gezamenlijk belang bij elkaar te brengen. Het verrijken en
vernieuwen van kennis is een wezenlijk onderdeel van de rol van kennisdeler. En dat
geldt ook voor het bijtijds nadenken over maatschappelijke ontwikkelingen om met
passende oplossingen te kunnen komen.
Visionaire bruggenbouwer
Als visionair bruggenbouwer heeft de GGD een toekomstgerichte kijk op de publieke
gezondheid in de regio. De GGD heeft daarbij een neutrale en onafhankelijke rol. Met alle
kennis op het gebied van gezondheid wordt samen met partners een visie ontwikkeld
32
over hoe die bevorderd kan worden. Dit vraagt om samenwerking in netwerken met
publieke en private partners. Een rol voor de GGD is het organiseren van verbindingen in
het netwerk.
De rol van gemeenten
Op basis van keuzes die gemaakt worden nemen de gemeenten hun verantwoordelijk in:
- Het gezamenlijk formuleren van de uitvoering, sturing geven aan, monitoren en
evalueren en bijstellen van de uitvoering van het regionale gezondheidsbeleid.
Een rol bij het evalueren en bijstellen van de regionale, maar ook lokale uitvoering
speelt het uitwisselen van ervaringen in de uitvoering van het gezondheidsbeleid.
- Het optreden als opdrachtgever voor taken die de gemeente ter uitvoering van
het lokale gezondheidsbeleid of andere taken binnen het sociale domein bij de
GGD belegt.
In aansluiting op het regionaal gezondheidsbeleid maken gemeenten de keuze om een
vertaling hiervan te maken richting lokaal gezondheidsbeleid of lokale
uitvoeringsplannen.