ABG 85 - nederlandseboekengids.com · ABG85 maart 2011 Winnaar van de ABG VN Essayprijs 2011 :...

24
ABG 85 maart 2011 Winnaar van de ABG VN Essayprijs 2011 : Laurens Ham over feit en fictie in het leven van Multatuli De rituele rol van vuurstenen: Leendert Louwe Kooijmans verklaart Wiskunde is fascinerend, aldus Vincent van der Noort Carel Stolker legt uit wat een goed studieboek behelst Thijs Weststeijn beschrijft hoe Beijing afscheid neemt van het verleden Worden ouders wijzer van opvoedingsdeskundigen? vraagt Lies Wesseling Gedicht van Renée van Riessen Carina Hoorn deed onderzoek naar het Amazonegebied Internationale orde is meer dan macht, schrijft Edwin van de Haar # 3 7 8 19 21 13 16 11 ¤ 4,50 DE ACADEMISCHE BOEKENGIDS Vooraanstaande wetenschappers bespreken nieuwe boeken Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Rijksuniversiteit Groningen Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit Maastricht Universiteit van Amsterdam Universiteit van Tilburg Technische Universiteit Delft • Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Twente Wageningen UR Open Universiteit Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra 17

Transcript of ABG 85 - nederlandseboekengids.com · ABG85 maart 2011 Winnaar van de ABG VN Essayprijs 2011 :...

ABG8 5maart 2011

Winnaar van de ABG VN Essayprijs 2011 : Laurens

Ham over feit en fictie in het leven van Multatuli

De rituele rol van vuurstenen: Leendert

Louwe Kooijmans verklaart Wiskunde is

fascinerend, aldus Vincent van der Noort

Carel Stolker legt uit wat een goed studieboek

behelst Thijs Weststeijn beschrijft hoe Beijing

afscheid neemt van het verleden Worden

ouders wijzer van opvoedingsdeskundigen? vraagt

Lies Wesseling Gedicht van Renée van

Riessen Carina Hoorn deed onderzoek naar

het Amazonegebied Internationale orde is

meer dan macht, schrijft Edwin van de Haar

#

3

7

8

19

21

13

16

11

¤ 4,50

D E A C A D E M I S C H E B O E K E N G I D S

Vooraanstaande wetenschappers bespreken nieuwe boeken

Universiteit Leiden • Universiteit Utrecht • Rijksuniversiteit Groningen • Erasmus Universiteit Rotterdam •

Universiteit Maastricht • Universiteit van Amsterdam • Universiteit van Tilburg • Technische Universiteit Delft •

Technische Universiteit Eindhoven • Universiteit Twente • Wageningen UR • Open Universiteit • Koninklijke

Nederlandse Akademie van Wetenschappen • Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra

17

ABG 85 20-01-11 11:54 Pagina 1

Mul

tatu

li, z

oals

hij

in 1

887

wer

d vo

orge

stel

d.

ABG 85 20-01-11 11:54 Pagina 2

ultatuli

was een mensenvriend. Althans, wie deactiviteiten in 2010 rond deze schrijvergevolgd heeft, moet tot die conclusie zijngekomen. De herdenking van het ver-schijnen van zijn belangrijkste werk, MaxHavelaar (1860), gaf aanleiding tot eenbespreking van Multatuli als een anti -kolonialist, een filantroop en een voor-vechter van eerlijke handel avant la let-tre. Daarmee is de Multatuli van 2010 eenheel andere figuur dan die van 1960, 1910of 1860; het werk en het leven van dezeschrijver laten zich telkens op nieuwemanieren interpreteren.

De literatuurwetenschapper GeertBuelens liet in een invloedstudie uit 2001zien dat Paul van Ostaijen, een van debelangrijkste Vlaamse schrijvers van deafgelopen eeuw, steeds door anderegroeperingen werd ‘opgeëist’. Zoals VanOstaijen voor sommigen een flamingantwas, voor anderen een internationalist oftijdloos dichter, zo kon Multatuli zoweleen held worden van radicale progres-sievelingen als van generaties schrijvers,historici en literatuurwetenschappers. Bijeen even grote groep mensen riep hijjarenlang weerzin op, maar die eigen-schap lijkt met zijn nieuwe, engelachtigerepresentatie te zijn vervaagd.

Tijdens zijn leven en in de eerstedecennia na zijn dood werd Multatulivooral gezien als de man met een poli-tieke boodschap. Welke boodschap datprecies was, is nauwelijks duidelijkgeworden. Zijn teksten waren in iedergeval inspiratiebronnen voor een gemê-leerd gezelschap van liberale politici,strijders voor mensenrechten, feminis-ten, vrijdenkers en socialisten. Hunbewondering ging soms zo ver dat ze zichals een ‘tweede Max Havelaar’ gingenvoordoen om het onrecht dat hen wasaangedaan aan te klagen. Niet alleenMultatuli’s vlammende stijl werd dusgekopieerd, sommige epigonen gingenhun leven zelfs naar dat van hun idoolmodelleren. Over zulke eigenaardighe-den in de doorwerking van Multatuli’sideeën is vreemd genoeg nauwelijks ietsgeschreven. Alleen Atte Jongstra’s De Mul-tatulianen (1985) gaat erover, een verma-kelijk populairwetenschappelijk boek

over de Multatuliherdenkingen door dejaren heen. Eind 2010 verscheen ook debundel De minotaurus onzer zeden. Mul-tatuli als heraut van het feminisme, de eer-ste wetenschappelijke bijdrage waarineen aspect van zijn receptie – Multatulials emancipator – wordt onderzocht.

De politieke betekenis van Multatulivervaagde in de loop van de twintigsteeeuw. Nu waren het vooral literatoren enwetenschappers die zich met zijn levenen werk bezighielden. De belangrijkstebewonderaars uit de letterkundige wereldwaren E. du Perron en W.F. Hermans, diebiografische studies naar hun voorbeeldverrichtten. Vooral de ‘ventist’ Du Perronstelde hem voor als de eerste ‘vent’ van deNederlandse letterkunde: een schrijvermet een krachtige, zelfbewuste identiteit.Dit betekende dat de biograaf zich bezig-hield met het minutieus reconstruerenvan het leven, het interpreteren van dedaden en het achterhalen van de waar-heid rond Multatuli (eigenlijk: EduardDouwes Dekker, die achter dit pseudo-niem schuilging).

Ook de academische discussie heeftzich rond deze kwesties gecentreerd. Veelhistorici en literatuurhistorici hebben uit-puttend archiefonderzoek verricht, vooralnaar de twee ‘zaken’ waarmee DouwesDekker in Indië te maken kreeg. Als jongecontroleur in Natal werd hij geschorstvanwege kastekorten; dertien jaar laternam hij zelf ontslag als assistent-resident

van Lebak, nadat zijn handelen bekri -tiseerd was door zijn meerderen. MaxHavelaar was vooral een literair verslagvan die laatste zaak, maar ook de gebeur-tenissen in Natal werden erin beschre-ven. Aan deze kwesties zijn tientallenpublicaties gewijd, die telkens wildenachterhalen of Douwes Dekker het rechtaan zijn zijde had.

Andere episodes uit zijn leven werdeneveneens diepgaand onderzocht. Mul-tatuli’s levensverhaal laat zich niet alleenna vertellen als een aaneenschakeling van

persoonlijke drama’s (armoede, ontstaandoor zijn ontslag, zijn gokverslaving enzijn behoefte tot weldoen; halve en heleaffaires; verhuizingen binnen en buitenEuropa). Het werpt ook licht op een span-nendeperiodevandeNederlandsegeschie-denis, een tijdvak waarin de verhoudingtussen literatuur en maatschappij ingrij-pende veranderingen doormaakte. Mul-tatuli was, als dissidente broodschrijverin een cultuur waarin het conformismeen de burgerlijkheid overheersten, eeninteressante figuur in dit proces.

Ook twee recente boeken passen in debiografische traditie. Dik van der Meulen,auteur van de in 2002 verschenen uit-puttende en bekroonde biografie overDouwes Dekker, droeg aan beide werkenbij. Multatuli, een zelfportret is de veelbe-lovende titel van het eerste boek, dat Vander Meulen met Indiëkenner Cees Fasseuren Multatulibezorger Hans van den Berghsamenstelde. Zijn er nieuwe brieven of iszelfs een onbekende levensbeschrijvingontdekt – ontsnapt aan de aandacht vande toch zeer genereuze bezorgers van deVolledige werken (1954-1995)? Nee. Ditboek blijkt een bloemlezing te zijn vanMultatuliteksten en brieven van DouwesDekker die een beeld moeten geven vanhet leven van de schrijver. De editeursschreven het geheel met korte intermez-zo’s aan elkaar.

Hoe paradoxaal hun onderneming is,blijkt uit de combinatie van titel en onder-titel: Multatuli, een zelfportret. Het levenvan Eduard Douwes Dekker, door Multatuliverteld. Is dit een boek van Multatuli overMultatuli of van Multatuli over Douwes

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 3

Van deredactie

n

de wereld van de zoekmachines wor-den goede studieboeken en saaie stu-dieboeken verpletterend verslagendoor gratis studieboeken. Studieboekenzijn bovenal handelswaar en hoogst-zelden voorwerp van bespiegeling ofserieus gesprek. Toch zijn ze een dage-lijkse realiteit voor miljoenen studen-ten en scholieren. Die lijken vooral opzoek naar manieren om ze te ontlopenvia uittreksels of oude tentamenvragen.

Zelfs docenten hebben het er zel-den over, in elk geval aan de universi-teit. De Academische Boekengids gaathierin verandering brengen. We zullenmet een zekere regelmaat artikelenplaatsen over academische studieboe-ken, hun kwaliteiten en hun gebreken.De decaan van de Leidse rechtenfacul-teit, Carel Stolker, opent deze nieuwerubriek in dit nummer van de ABG. Deredactie moedigt collega’s aan zijnvoorbeeld te volgen door een beschou-wend opstel over studieboeken enander studiemateriaal in te zenden.

Ook een primeur heeft de Utrechtsepromovendus Laurens Ham. Hij waseen van de ruim twintig inzenders voorde Essayprijs van deze jaargang. Zijnessay over het duo Douwes Dekker &Multatuli heeft de jury bekroond metde eerste prijs. Vandaar dat u in ditnummer kunt lezen over het spel vanfeit en fictie van Douwes Dekker metzijn schuilnaam en zijn personages,en de hoge moeilijkheidsgraad van hetachteraf scheiden en onderscheidenvan de ene en de andere waarheid. Datalles aan de hand van drie recent ver-schenen boeken.

Zoals u van ons gewend bent, is hethiermee niet gedaan. U kunt lezenover hogere wiskunde (zonder formu-les!), over machtige vuurbijlen (en hunrituelen), over de eeuwige spanningtussen macht en idealen in de inter-nationale politieke verhoudingen, overde oergeschiedenis van het Amazone-gebied en over het hedendaagse Chinadat tegelijkertijd traditionele gebou-wen ruimt en om ruïnes treurt. Datlaatste onderwerp wordt u aangebo-den door Thijs Weststeijn, een van deeerdere winnaars van de Essayprijs.

Afgaande op haar eigen ervaringverwacht de redactie dat menige lezerveel stof tot nadenken zal vinden inhet artikel van Lies Wesseling over deopvoeding van kinderen. Zij intro -duceert de invalshoek veeleisendeouders, die steeds andere en steedshogere verwachtingen hebben vanhun rol als opvoeders, vooral wanneerze zelf hoogopgeleid zijn en, gelukkigmaar, vooral wanneer ze Amerikanenzijn…

Sijbolt Noorda, redactievoorzitter

IMultatuli, een zelfcreatieLaurens Ham wint de ABG VN Essayprijs 2011

De Douwes Dekker van 2010 is niet die van 1960, 1910 of 1860. Zagen we hem alals filantroop, antikolonialist en literair wonder, nu rijst vooral het beeld op van dehistorische figuur die nauwelijks meer van zijn eigen personages te onderscheidenvalt. Laurens Ham vraagt zich af of we ooit in zijn oeuvre feit en fictie van elkaar kunnen scheiden.

multatuli, een zelfportret. het

leven van eduard douwes dekker,

door multatuli verteld

door Dik van der Meulen, Cees Fasseuren Hans van den Bergh. Uitgeverij Bert Bakker. Amsterdam 2010.360 pag. ¤ 24,95

‘ik heb u den havelaar niet

verkocht’. multatuli contra van

lennep

door Ika Sorgdrager en Dik van der Meulen (red.). Uitgeverij Bas Lubberhuizen. Amsterdam 2010. 224 pag. ¤ 29,50

de buik van de lezer. over spreken

en schrijven in multatuli’s ideën

door Saskia Pieterse. Uitgeverij Vantilt. Nijmegen 2008.370 pag. ¤ 22,50

M

‘Multatuli heeft zijn levenweten te veresthetiserentotdat er geen scheidingmeer bestond tussenMultatuli, Max Havelaar,Sjaalman en DouwesDekker.’

ABG 85 20-01-11 11:54 Pagina 3

Dekker? Als dat laatste het geval is, moe-ten we ons afvragen hoe betrouwbaar hetbeeld is dat uit de teksten van Multatulioprijst.

Inmiddels is ook buiten de literatuurwe-tenschappelijke goegemeente, waar menvan Roland Barthes’ dood van de auteurnog nooit gehoord heeft, doorgedrongendat het ‘ik’ in een literaire tekst niet zo -maar met de schrijver geïdentificeerd kanworden. Dat geldt ook, of misschien juist,voor een oeuvre als dat van Multatuli.Multatuli, Max Havelaar, Sjaalman, Wou-tertje Pieterse: deze figuren liggen dichttegen Douwes Dekker aan. Ook de Tineuit zijn boeken lijkt op Douwes Dekkerseerste vrouw. Maar deze redenering is eencirkelredenering, want het beeld dat we

van Douwes Dekker hebben, is voor eenbelangrijk deel op zijn romans geba-seerd. Van Tine is zelfs niet veel meerbekend dan wat Multatuli in zijn boekenen Douwes Dekker in zijn brieven overhaar schrijft. Telkens is die beschrijvingsterk gekleurd door het beeld dat Multa-tuli/Douwes Dekker graag van haar moethebben gehad.

Het lijkt omslachtig om telkens eenonderscheid te maken tussen het schrij-verspseudoniem Multatuli en de histori-sche figuur Douwes Dekker, maar dat ishet allerminst. Dit pseudoniem gold nietals een neutrale aanduiding, zoals alblijkt uit de vertaling ervan (‘ik heb veelgeleden’). Met deze schuilnaam ontwierpDouwes Dekker een nieuwe identiteit.Hetzelfde geldt voor de keuze om ver-schillende, deels gefictionaliseerde per -sonages in zijn boeken op te voeren. Datwas geen vrijblijvend spel, maar een heelbewuste keuze waarmee onder meer desympathie van de lezer kon wordengestuurd. Van der Meulen is in zijn eer-dere biografie dan ook heel behoedzaamomgegaan met het gebruik van het pseu-doniem en de interpretatie van de roman-personages. Dat leverde ogenschijnlijkwijdlopige passages op, maar de biograafslaagde er wel in feit en fictie subtiel vanelkaar te scheiden.

Helaas is van deze voorzichtigheid in hetZelfportret weinig te merken. De be -knopte inleiding meldt: ‘Het eigenaar-dige van Multatuli’s werk is […] dat zelfsde fictieve gedeelten daaruit zo persoon-lijk zijn en zo gedrenkt in zijn hoogstindividuele visie op mens en samen -leving, dat haast iedere bladzij uit zijnromans, toneelstukken en essays ele-menten van een zelfportret bevat. Bij wei-nig schrijvers bestaat zo’n hechte een-heid tussen leven en werk als in het gevalvan Douwes Dekker-Multatuli. Op ditpunt zou de schrijver ook zeker met onzedrieste onderneming hebben ingestemd,omdat hij als geen ander de opvattinghuldigde dat “alles in alles” is terug te vin-den; de opdracht van de filosofie was inzijn ogen dan ook juist die verborgensamenhangen op te sporen.’

Dit citaat ‘Alles is in alles’ vinden weonder meer terug in Multatuli’s Ideën, defenomenale genummerde reeks aforis-men, essays en romanfragmenten waar-van de schrijver zeven bundels publi-ceerde. In nummer 401 buigt hij zich overde samenhang tussen de ideeën die menheeft en de ruimtes waarin men leeft enis opgegroeid: ‘Alles is in alles. Begrippenvan deugd, zedelykheid, godsdienst, zynveelal geschoeid op de leest van de ruimtewaarin men zich bewoog.’ De bloem -

lezers lijken deze woorden in hun eigenvoordeel te hebben geïnterpreteerd,namelijk als een aansporing om het lite-raire werk als een levensbeschrijving telezen.

De bloemlezing biedt een ruimhartigekeuze uit het oeuvre en combineert defragmenten op een eigenzinnige manier.De Douwes Dekker die eruit oprijst, heeftechter de trekken van een deugdheld.Over het ‘zelfportret’ dat de schrijver inhet personage Max Havelaar geschetstheeft, is al vaker opgemerkt dat het kari-katuraal is door een gebrek aan slechte

eigenschappen. Dat gevoel ontstaat ookbij een aantal romantiserende passagesvan de bloemlezers: ‘Als verhalenvertel-ler was Douwes Dekker inderdaad onover-troffen. Het moet hem tot een graag

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 4

‘Multatuli meende dateen schrijver alleen zichzelf kan zijn door indialoog te treden metzijn publiek.’

‘In veel literatuur verandert Multatuli ineen geniale gek, die metal zijn eigenaardighedentoch een opvallend consistent karakter is.’

Een voorstelling van Multatuli, tijdens zijn toespraak tot de hoofden van Lebak in januari 1856.

ABG 85 20-01-11 11:54 Pagina 4

geziene gast hebben gemaakt op iedereIndische veranda waarop hij plaatsnamin de koele avond.’ Zo’n kritiekloze be -schrijving is voor een wetenschappelijk

publiek niet acceptabel. Als de samen-stellers eerder op een breed publiek spe-culeren, dan eisen ze te veel voorkennisvan die beoogde lezer.

Een andere recente uitgave kiest duide-lijker voor een wetenschappelijk per-spectief. ‘Ik heb u den Havelaar niet ver-kocht’. Multatuli contra Van Lennep isweliswaar zo geschreven dat het ook bui-ten wetenschappelijke kring gelezen kanworden, maar met zijn secure verant-woording biedt het tevens genoeg stofvoor Multatulionderzoekers. In deze bun-del komen rechtsgeschiedenis, kolonialegeschiedenis en literatuurgeschiedenissamen: naast bijdragen van literatuur- encultuurhistorici als Marita Mathijsen enJan Bank staan hier artikelen van juristen

als David Peeperkorn en Ika Sorgdrager.Dit levert een vaak boeiend amalgaam opvan artikelen die cirkelen rond de rechts-zaak van Douwes Dekker tegen collega-schrijver en jurist Jacob van Lennep overhet ‘kopijrecht’ van Max Havelaar. Vol-gens de schrijver beschikte hij over derechten van het boek, maar met het con-tract van Van Lennep dat hij had gete-kend, bleek hij de zeggenschap te zijnkwijtgeraakt. Pas jaren na de eerste uit-gave, in 1875, kon Douwes Dekker hetboek heruitgeven op de manier die hijzelf voor ogen had gehad. Daarvóór werdde tekst ‘gecensureerd’ uitgegeven dooringrepen van Van Lennep, die daarmeebeweerde de explosieve politieke ladingvan het boek te willen afzwakken.

Deze bundel bekijkt kritisch de rechts-stukken en voorziet daarnaast in veelinformatie over onder meer de uitgevervan het boek, Douwes Dekkers advocaaten het auteursrecht rond 1860. Dat levertsoms verrassende informatie op, bij-voorbeeld wanneer wordt aangetoond datde discussie over hogerechter Van Has-selt, al decennia nu en dan oplaaiend,berust op een editeerfout in het Volledigwerk. Maar zo precies als de rechtsstuk-ken worden geanalyseerd, zo bekaaidkomen de literaire teksten ervan af. Eenaantal passages uit de Ideën wordt zon-der toelichting in de tekst geplaatst. Het-zelfde geldt voor een intrigerende opmer-king die Van der Meulen citeert uit eenbrief van Multatuli aan criticus BuskenHuet. Hij suggereert daarin dat de tekst -ingrepen van Van Lennep nauwelijks uit

een politiek (zelf)bewustzijn voortkwa-men. Nee, Van Lennep werd gedreven doorbanaal en naïef burgermansfatsoen. Dezefascinerende opmerking laat Van derMeulen zonder toelichting voorbijgaan.

Die makke heeft het boek gemeen metZelfportret en met heel wat vroege Mul-tatulistudies: ze zien de gelaagdheid vande teksten over het hoofd. Alle tekstenworden gebruikt als bewijsplaatsen voorde dominante visie die men van de schrij-ver ontwerpt: een figuur die zijn grievenen eenduidige boodschap onophoudelijkin zijn boeken bleef ventileren. Eigen-aardig is dat dit beeld moeiteloos gecom-bineerd wordt met de clichématige karak-terisering van Multatuli als een ‘vat destegenstrijdigheids’. Deze paradox kanalleen worden opgelost wanneer we detegenstrijdigheden zien als curieuze eigen-schappen van een volkomen ‘authen-tieke’ schrijverspersoonlijkheid. Multa-tuli verandert in veel wetenschappelijkeén niet-academische literatuur in eengeniale gek, die met al zijn eigenaardig-heden – die briljante schrijvers nu een-maal hebben – toch een opvallend con-sistent karakter is.

Moet Multatuli niet juist een van deminst authentieke schrijvers van de Neder-landse literatuur worden genoemd? Hijheeft zijn leven weten te veresthetiserentotdat er geen scheiding meer bestondtussen Multatuli, Max Havelaar, Sjaalmanen Douwes Dekker. Max Havelaar kanmisschien worden gezien als een weer-spiegeling van Douwes Dekker, maar hetomgekeerde is ook waar. Douwes Dekker

is zich naar zijn literaire creatie gaangedragen.

Om die subtiliteiten in het oog te krijgen,is een grote gevoeligheid voor de struc-tuur, taalbehandeling en retoriek in Mul-tatuli’s oeuvre nodig. Nu is er al geruimetijd naast de biografische wetenschap-pelijke traditie een stroming die zichvooral richt op de ‘vorm’ van het oeuvre(of de vorm van Max Havelaar, want datis het enige werk dat uitputtend onder-zocht is). Exemplarisch is De structuur vanMax Havelaar, een invloedrijk proef-schrift uit 1966 van A.L. Sötemann – een

van de eerste neerlandici die werkte vol-gens de tekstimmanente methode. Diehield in dat niet naar de persoon van deschrijver of naar de historische contextwerd gekeken, maar vooral naar de lite-raire tekst zélf.

Het was een provocatieve keuze omjuist Multatuli’s debuut, dat door bio-

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 5

‘Niet alleen Multatuli’svlammende stijl werdgekopieerd, sommigeepigonen gingen hunleven zelfs naar dat vanhun idool modelleren.’

‘De dominante visie diemen van de schrijver ontwerpt, is een figuurdie zijn grieven onophoudelijk in zijnboeken bleef ventileren.’

A m s t e r d a m U n i v e r s i t y P r e s s

EnglishNederlands

Vertegenwoordiging door University of Chicago Press & Manchester University Press

Popular Science

geesteswetenschappen

sociale wetenschappen

Bij welke uitgeverij brengt u uw volgende wetenschappelijke publicatie onder?

Wilt u een Open Access tijdschrift beginnen?

Neem contact op met een van de uitgevers via www.aup.nl

Not-for-profit

Peer ReviewOpenAccess

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 5

grafen en ‘ventisten’ was toegeëigend, tebespreken. Sötemann wilde aantonen datje door het bestuderen van de technischevertelprocessen in het boek objectief konvaststellen dat de door Multatuli gekozenvorm effectief was voor het overbrengenvan de boodschap. Dat zou iedere lezeruiteindelijk onherroepelijk tot de con-clusie brengen dat de Havelaar een mees-terwerk was. Sötemann bedacht com-plexe, nooit ingeburgerde termen om zijnanalyse extra wetenschappelijk gewichtmee te geven: ‘perspectivische concen-tratie’, ‘authentificatie’, ‘cumulatie’,

‘ritme’. Hij kon er niet mee voorkomendat zijn zoektocht naar een objectieveliteratuurwetenschap in de decennia nahem als naïef werd afgedaan.

In haar in 2008 verschenen proef-schrift De buik van de lezer. Over sprekenen schrijven in Multatuli’s Ideën toont Sas-kia Pieterse aan dat Sötemann, vorm-man als hij leek te zijn, in werkelijkheidniet zo ver van de ventisten afstond. Ookhem ging het immers om het bewijzendat de vorm een jasje was dat de bood-schap van Max Havelaar zo goed moge-lijk bij het publiek moest laten aanko-men. Daarmee reduceerde ook hij debetekenis van het werk. Door middel vaneen eigen, gelaagde analyse leest Pietersehet werk als een aanklacht tegen eensamenleving die zichzelf veroordeelt toteen ‘alles verpletterende letterlijkheid’.Het is een van de hoogtepunten in eenprachtige studie, die het beeld van Mul-tatuli en zijn oeuvre verrijkt.

Pieterse zoekt de leemten in de aca-demische aandacht voor de schrijver op.Dat is eenvoudiger dan je zou verwach-ten. Multatuli is waarschijnlijk de meestbestudeerde Nederlandse auteur ooit,maar bijna altijd gaat de aandacht uitnaar zijn debuut of naar zijn leven. Veelvan zijn werken zijn onbesproken geble-ven. Pieterse herinnert de lezer er in deinleiding aan dat haar boek de eersteintegrale studie naar de Ideën is, maar dater ook over Minnebrieven (1861) of Mil-lioenenstudiën (1870-1873) nog nooit eenboek is geschreven. Sommige onderde-len van het oeuvre, zoals het toneelwerken de brochures, hebben al decenniapraktisch geen aandacht meer gekregen.

De buik van de lezer draait om een tech-nische, maar hoogst belangrijke vraag:moet Multatuli als een metafysisch schrij-ver worden beschouwd? Pieterse defi-nieert het metafysische hier niet zozeerals het bovenzintuiglijke; ze doelt op eendenkwijze die ervan uitgaat dat ‘achter depluriforme verschijnselen een logischeeenheid schuilgaat’. Deze definitie, vooralafkomstig uit de postmoderne filosofieen literatuurwetenschap, is onder meergeïnspireerd op het werk van Nietzsche – die schreef hoe de mens, onmachtig omhet altijd beweeglijke van de wereld tedenken, meestal zijn toevlucht neemt totconcepten die achter de werkelijkheideen starre Hinterwelt scheppen en die ver-volgens als de waarheid gaat beschou-wen. Nietzsche verzet zich dus vooraltegen het dogmatische karakter van demetafysici. Maar metafysische denkershebben nog meer gemeen. Zo stellen zede stem altijd boven het schrift: waar destem levende aanwezigheid represen-teert, is het schrift uiting van een doodseafwezigheid, dat geen spoor meer draagtvan zijn maker.

Het is duidelijk dat deze omschrijvingvan metafysica heel relevant is om eencentraal probleem in het oeuvre van Mul-tatuli mee te omcirkelen. Moeten we dezeschrijver, de man die het begrip ‘waar-heid’ in de mond bestorven lag, beschou-wen als een dogmaticus – een origineledogmaticus, maar toch? Of is het systeemdat hij optrekt in zijn werk minder hechten ondoordringbaar dan het lijkt?

Pieterse schreef een boek naar degeest van de meester zelf. Multatuli’s boe-ken, niet in de laatste plaats de Ideën,staan bekend om hun heterogeniteit.Ook het proefschrift waaiert breed uit.Cultuurhistorische uiteenzettingen wor-den gecombineerd met excursen overfilosofen als Derrida en vooral Rousseau;tussen lezingen van allerlei fragmentenIdeën zijn interpretaties van onder meerMax Havelaar vervlochten. Toch kent hetboek een strakke opbouw. In elk hoofd-stuk beproeft Pieterse twee lezingen: eenwaarin Multatuli als een metafysisch den-ker wordt gedacht, en een waarin dit juistniet het geval is. Vier thema’s komen aanbod: het ik, de natuur, de geschiedenisen de literatuur.

Het hoofdstuk over ‘het ik’ levert hoogstinteressante informatie op voor het beeldvan Multatuli als authentieke persoon-lijkheid. Veelzeggend is al de titel: ‘Ik benéén’/‘Een ander die in my was’, waarmeede gespletenheid van Multatuli’s ik fraaiwordt uitgedrukt. In het eerste deel vanhet hoofdstuk schrijft Pieterse over watze de ethiek van de authenticiteit noemt,

een term ontleend aan een boek van JeanStarobinski over Rousseau. Rousseau pro-beerde in zijn Confessions de leugenach-tigheid die volgens hem aan een levens-beschrijving eigen is te doorbreken doorniet over, maar vanuit zichzelf te schrij-ven. Door een directe openbaring van hetik probeerde hij aan de corrumperendeinvloed van het geschreven woord te ont-snappen en zichzelf als een authentiekpersoon te presenteren. Dit typeert dezefilosoof als een metafysicus. Diezelfdeoprechtheid beweerde ook Multatuli inzijn teksten telkens na te streven. Hijmeende dat een schrijver alleen zichzelfkan zijn door in dialoog te treden metzijn publiek, door dus telkens de wissel-werking met de lezers te zoeken. Datdeed hij bijvoorbeeld in de Ideën doorgebruik te maken van de briefvorm, waar-mee hij rechtstreeks en persoonlijk aanlezers antwoordde. Wie Multatuli vanuitdeze hoek beschouwt, krijgt het gecano-niseerde beeld te zien van een schrijverdie boven alles probeerde zichzelf te zijnen de lezer opriep hetzelfde te doen.

De schriftfobie die Pieterse bij Multatuliherkent, brengt hem ertoe het schrijvenaf te doen als leugenachtigheid. Maar alshij dit schrijft in een tekst, dan komen wevoor een klassieke leugenaarparadox testaan. Als Multatuli’s uitspraak waar is,dan liegt hij (want hij schrijft). Maar alsMultatuli’s uitspraak onwaar is, danspreekt hij de waarheid (en is dus zijn uit-spraak dat schrijvers altijd liegen on -waar). Met deze paradox als analytischmiddel weet Pieterse verschillende pas-sages uit Multatuli’s oeuvre op een ver-rassende manier te interpreteren. OokBatavus Droogstoppel, de ‘femelaar’ uitMax Havelaar, blijkt bijvoorbeeld zo’nparadox in het leven te roepen.

Dat Multatuli’s werk voortdurend despanning tussen leugen en waarheid laatzien, maakt dat we ons moeten afvragenof hij wel de metafysische waarheidszoe-ker is die hij lijkt te zijn. Hij presenteertzich wel als de schrijver die als volkomenauthentieke ‘ik’ de waarheid aan de lezerverkondigt, maar maakt telkens duide-lijk dat die waarheid complexer is dan wedenken. Multatuli heeft volgens de onder-zoekster oog voor de ‘spiegelende’ kwali-teiten die aan het schrijven eigen zijn.

Later in het hoofdstuk werkt Pietersede metafoor van de spiegeling verder uitdoor te laten zien hoe Multatuli in zijnIdeën naar andere literatuur verwijst. Zelaat niet alleen zien dat er een duizeling-wekkend spel met bestaande tekstengespeeld wordt. Ook maakt ze duidelijkdat de fictie bij Multatuli niet onderge-schikt is aan de werkelijkheid, maar opgelijke hoogte staat. Dat blijkt wanneer

Woutertje Pieterse, het hoofdpersonagevan een romanfeuilleton dat in de Ideënverwerkt werd, handelt naar de avontu-ren die hij in de ridderroman Gloriosogelezen heeft. Woutertje presenteert zich-zelf als een zelfbewust individu en plaatstzich buiten de massa. Toch hebben beidepartijen – Woutertje en het publiek –elkaar nodig. ‘Wouter wil zich niet alleenlosmaken van de massa, maar ontdekttegelijkertijd dat hij zichtbaar wordt inde ogen van het publiek en daarmee dusafhankelijk is van die blik’, aldus Pieterse.

Hier wordt duidelijk dat Pieterses aan-pak ook een nieuwe kijk op Multatuli’spositionering mogelijk maakt. Niet alleenslaagt ze erin het beeld van de schrijverte compliceren en de vraag naar ‘waar-heid’, die door veel auteurs zo eenduidigis beantwoord, tot een probleem temaken. Ook is haar analyse van Wouter-tje Pieterse heel goed op het handelenvan Multatuli zelf toe te passen. Net alsvoor Wouter is voor Multatuli de fictieniet ondergeschikt aan de werkelijkheid.De realiteit is de werkelijkheid zoals hijdie schetst, en dus is zijn authenticiteitook de authenticiteit zoals hij die creëert.Woutertje handelt naar de roman die hijheeft gelezen, Douwes Dekker gedraagtzich als de romanpersonages en het pseu-doniem dat hij heeft geschapen. De rela-tie tussen Wouter en zijn publiek is aleven vergelijkbaar met de haat-liefdever-houding tussen Multatuli en zijn publiek.Die ontstaat uit het bewustzijn dat hij, alsschrijversfiguur, alleen bestaat in de ogenvan de mensen die hem lezen.

Zonder het te expliciteren, geeft Pie-terse ons de handvatten om ook de Ideënals een zelfportret te lezen. Dat is schit-terend, maar tegelijk problematisch.Want bega ik, wanneer ik Pieterses con-clusies over Wouter toepas op Multatuli,niet precies de fout die andere Multatuli -onderzoekers ook maakten? Het lijkterop dat het vraagstuk van feit en fictie indit oeuvre altijd stof voor discussie zalblijven geven.

Laurens Ham is verbonden aan de Universiteit

Utrecht en werkt aan een proefschrift over auto-

nomie in de Nederlandse literatuur vanaf de negen-

tiende eeuw.

Overige literatuur

– G. Buelens. Van Ostaijen tot heden.Zijn invloed op de Vlaamse literatuur.Uitgeverij Vantilt. Nijmegen 2001.

– M. Everard en U. Jansz (red.). Deminotaurus onzer zeden. Multatulials heraut van het feminisme. Amster-dam University Press. Amsterdam2010.

– A. Jongstra. De Multatulianen. 125jaar Multatuli-verering en Multatuli-hulde. Uitgeverij Joost Nijsen. Amster-dam 1985.

– D. van der Meulen. Multatuli. Levenen werk van Eduard Douwes Dekker.SUN. Amsterdam 2002.

– A.L. Sötemann. De structuur vanMax Havelaar. Bijdrage tot het onder-zoek naar de interpretatie en evalu-atie van de roman. Uitgeverij Bijle-veld. Utrecht 1966.

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 6

‘Multatuli’s levens-verhaal werpt licht opeen tijdvak waarin de verhouding tussen literatuur en maatschappij ingrijpende veranderingen doormaakte.’

‘Welke politieke bood-schap Multatuli precieshad, is nauwelijks duidelijk geworden.’

‘“Begrippen van deugd,zedelykheid, godsdienst,zyn veelal geschoeid opde leest van de ruimtewaarin men zichbewoog.”’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 6

eer

dan twee miljoen jaar bestond de hoog-ste vorm van technologie uit het bewer-ken van vuursteen. Vuursteen is een vande hardste steensoorten, met vlijmscherpebreukranden. Dat maakt het geschiktvoor wapens, maar ook voor villen, slach-ten en oogsten, en vooral ook voor hetbewerken van andere materialen tot aller-lei gereedschap. Vuursteen is daarom welaangeduid als ‘het staal van de steentijd’.Aan de monopoliepositie van (vuur)ste-nen werktuigen kwam pas kortgeledeneen einde, afhankelijk van de plek opaarde zo’n 7000 jaar tot minder dan eeneeuw geleden.

Al die duizenden jaren lang werd vuur-steen echter niet alleen als gereedschapgebruikt. Veel culturen bezaten ook ‘exo-tische’ stukken, afkomstig uit verre stre-ken en met een opmerkelijke kleur enkwaliteit. Deze vuursteen, vaak beterbewerkt dan de gewone variant en bui-tensporig vormgegeven, had waarschijn-lijk vooral een symbolische functie.

Archeoloog Annelou van Gijn, hoofdvan het Leidse Laboratorium voor Arte-factstudies en sinds kort bijzonder hoog-leraar in Groningen, besteedt in haarboek Flint in Focus. Lithic Biographies inthe Neolithic and Bronze Age veel aandachtaan deze wijdverbreide rituele rol van bij-zondere vuursteen.

In de neolithische Trechterbekercultuurvan de hunebedbouwers, bijvoorbeeld,kwamen grote bijlen voor, gemaakt inSchleswig-Holstein en vandaar naarNederland gebracht of gehaald. Deze bij-len waren te groot om ermee te kunnenhakken. Ze werden daarvoor dan ook nietgebruikt. Aan het einde van hun ‘leven’werden ze doelbewust gedeponeerd bijmoerassige laagten en beekdalen. ‘Offersaan krachten of geesten in de omrin-gende natuur’ is de gangbare verklaring.Deze offers hebben waarschijnlijk gediendvoor het herstellen van relaties met hetbovennatuurlijke die verstoord warendoor het openleggen van bossen voor deveeteelt.

Deze bijlen moeten een belangrijke enbetekenisvollerolhebbengespeeld,getuigede resten van smeersels rode oker en desporen van ‘rituele slijtage’, waarschijn-lijk veroorzaakt doordat ze talloze malenin en uit een schede of foedraal van plant-aardig materiaal werden gehaald. De bij-len werden telkens opnieuw getoond endan weer opgeborgen. We moeten aan-nemen dat men aan deze specifieke vuur-steen speciale krachten toekende, met

een centrale rol in rituelen. We kunnenalleen gissen naar de inhoud van die ritu-ele omstandigheden.

De ceremoniële rol van vuursteen sluitaan bij het idee dat in neolithische enveel vergelijkbare samenlevingen geenscherpe scheiding tussen levende endode materie werd gemaakt. Ook steenkon bezield zijn: de fysieke steen is slechtseen huis voor de geest. Door de eraan toe-gekende krachten konden stenen het

bestaan dus actief beïnvloeden, bijvoor-beeld als iemand ze aanraakte. In ditopzicht zijn deze stenen vergelijkbaarmet katholieke relieken of kruisbeelden.

Een ander voorbeeld van exotischevuursteen vormen de buitensporig lange,honingkleurige ‘dolken’ uit Le GrandPressigny in midden-Frankrijk. Ook dezedolken werden veelvuldig in en uit eenfoedraal gehaald. Waarschijnlijk speel-den de eigenaars ervan een bijzondere,mogelijk magisch-religieuze rol in desamenleving. Misschien werden ze doorsjamanen gebruikt tijdens hun rituelen.Dat suggereert ten minste het schaarsevoorkomen van deze dolken in beker-graven.

Er zijn nog meer voorbeelden, in over-vloed zelfs: in de vroege bronstijd maak-ten specialistische vuursteenbewerkersin Schleswig-Holstein met buitengewoongroot vakmanschap dolken die net als deveel oudere trechterbekerbijlen tot in onsland werden verbreid maar hier nooit alsgereedschap zijn gebruikt. In de Michels-bergcultuur werd via diepe mijnschachtengewonnen vuursteen gebruikt. Daaruitwerden fraaie, grote werktuigen gemaakt,wat zuiver functioneel gezien nergensvoor nodig was. Kleinere werktuigen zou-den even functioneel zijn geweest. In eenwoonplaats te Ypenburg werden sikkel-messen van dergelijke vuursteen aan heteinde van hun actieve leven niet gewoonweggegooid, maar ritueel verbrand.

In Flint in Focus geeft Van Gijn een over-vloed aan details over onder meer dit ritu-ele gebruik van vuursteen. Daaraan kleefteen belangrijk nadeel. Door de nadruk opvuursteen te leggen lijkt het alsof alleendit materiaal een rituele rol vervulde.Maar ook andere steensoorten waren incultureel opzicht belangrijk. Zo gebruik-ten de vroegste neolithische boeren, inhet vijfde millennium voor onze jaartel-ling, bijlen van amfiboliet, afkomstig uitcentraal-Europa, waarschijnlijk uit deKarpaten. Deze bijlen waren niet alleenfunctioneel; ze dienden ook als persoon-lijke prestigeobjecten.

In het millennium daarna werdenjadeïtbijlen uit twee verschillende bron-nen in de westelijke Alpen over heel West-Europa verspreid, tot in Schotland. Veelvan die bijlen waren zorgvuldig geslepenen gepolijst maar te groot, te klein of tedun voor gebruik. Ze zullen hun beteke-

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 7

‘Steen werd gezien alsduurzaam, blijvend, eeuwig, en daardoor verbonden met vooroudersen hogere machten.’

‘Bezielde materialen vervulden een actieve rol inde structurering van de neolithische maatschappij.’

Levende stenenDe rituele rol van vuursteen

Eeuwenlang gebruikte de mens vuursteen als wapen enwerktuig. Maar dit ‘staal van de steentijd’ was veel meerdan alleen gereedschap. Vuurstenen speelden eengrote symbolische en rituele rol, zo blijkt. door Leendert Louwe KooijmansM

flint in focus. lithic biographies

in the neolithic and bronze age

door Annelou van Gijn.Sidestone Press. Leiden 2010.288 pag. ¤ 42,95

Ceremoniële dolk, gevonden bij Buinen, Drenthe. Gemaakt uit vuursteen van Le Grand Pressigny, midden-Frankrijk (late

Enkelgrafcultuur).

Ritueel bijldepot, gevonden te Pieperij bij Dedemsvaart (Enkelgrafcultuur, circa 2700 v.Chr.).

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 7

nis en magie hebben ontleend aan hunbijzondere, groene kleur en de bron inhet hooggebergte, ver buiten de eigenervaringswereld.

Niet alleen aan steen, maar aan allerleimaterialen werden krachten en beteke-nis toegekend. Zo werden in het neoli-thicum behalve bijlen ook potten, edel-hertgeweien en runderhoorns geofferd.‘Niets was te bescheiden om gebruikt teworden voor doelbewuste depositie’,schrijft de Deense archeoloog KlausEbbesen over de praktijk in Denemarken,en dat lijkt ook hier te gelden.

Bezielde materie en materialen vervul-den een actieve rol in de structureringvan de maatschappij. Dit principe staatmomenteel onder de term ‘materialitas’

sterk in de belangstelling. In de geest vande goethiaanse fenomenologie menenpostmoderne onderzoekers dat doorintensief inleven de ‘ware aard’ van bij-voorbeeld megalithische monumentenvoor ons kenbaar is. Zij stellen dat steenwerd gezien als duurzaam, blijvend, eeu-wig, en daardoor verbonden met voor-ouders en hogere machten. Op basis vande constructie van megalithische graven

en cultusmonumenten, het uitwisselenen offeren van bijlen van exotische her-komst en de genoemde rituelen betogenzij dat de kosmologie van de Trechter -bekercultuur zeer complex moet zijngeweest en dat vuursteen daarin eenuiterst belangrijk materiaal vormde.Helaas onderbouwen ze dit idee nauwe-lijks. Dat is ook moeilijk, omdat veelintenties van de prehistorische menshelaas voor ons verborgen blijven. In haarboek zoekt Van Gijn evenwel steeds eenempirische basis voor haar soms gedurfdeideeën.

Toch moeten we voorzichtig zijn enniet alles in de sfeer van de materialitaswillen verklaren. Het is de vraag of in hetverleden wel zoveel gewicht aan al diematerialen werd toegekend: maaktenmaterialen wel echt de kern uit van hetbestaan? Worden archeologen niet ver-blind door het feit dat sterke materialenals vuursteen als enige zijn overgebleven?

Het zal voor een steentijdonderzoekerwel altijd moeilijk blijven om het belangvan vuursteen te relativeren.

Leendert Louwe Kooijmans is emeritus hoog -

leraar prehistorie aan de Universiteit Leiden.

Overige literatuur

– K. Ebbesen. ‘Sacrifices to the Powersof Nature’, in: S. Hvass en B. Stor-gaard (red.). Digging into the Past. 25Years of Archaeology in Denmark.Aarhus Universitetsforlag. Aarhus1993, pp. 122-125.

– B. O’Connor, G. Cooney en J. Chap-man (red.). Materialitas. Oxbow.Oxford 2009. (Prehistoric SocietyResearch Paper No. 3.)

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 8

‘Sikkelmessen van vuursteen werden aan het einde van hunactieve leven niet gewoon weggegooid, maar ritueel verbrand.’

raten

(of schrijven) over wiskunde is een leukeen dankbare bezigheid. Hoewel weinigmensen warme herinneringen bewarenaan hun wiskundelessen op school, zijnvelen, eenmaal van school af, toch welgeïnteresseerd in deze fascinerendewereld, die alleen maar bestaat in je hoofd.En er is heel veel mooie en interessantewiskunde waarover de meeste mensennormaal gesproken nooit iets horen.

Sinds het begin van mijn studie heb ikmensen op feestjes en in de trein bestooktmet enthousiaste verhalen over alle leukedingen die ik nu weer geleerd had. Delaatste jaren moest ik echter tot mijn spijtconstateren dat vruchtbare vragen als‘Wat is er in hemelsnaam leuk aan wis-kunde?’, ‘Waar is wiskunde goed voor?’en ‘Hoe kun je in wiskunde nog iets nieuwsontdekken?’ meer en meer plaats begon-nen te maken voor de veel moeilijker tebeantwoorden vraag ‘Waar gaat je proef-schrift eigenlijk over?’. Weinig wiskun-digen houden van de vraag naar huneigen onderzoek.

In Finding Moonshine beschrijft Mar-cus du Sautoy hoe hij op een vlucht vandertien uur naar Japan tot zijn schrikbemerkt dat een van zijn medepassagierseen gesprek met hem wil aanknopen. Alswegduiken in zijn schrijfblok niet werkten zelfs de mededeling dat hij wiskun-dige is zijn geïnteresseerde buurman nietafschrikt, geeft hij hem uiteindelijk eenraadseltje op in de hoop dat dit zijn reis-genoot een paar uur zoet zal houden: vindhet volgende getal in het rijtje 13, 1113,3113, 132113, 1113122113, …

De reden dat wiskundigen niet graag overhun eigen onderzoek praten is niet (alshet goed is) dat ze dat niet interessantvinden. Het probleem zit erin dat wis-kunde al zo oud is. Pythagoras is al zo’n2500 jaar dood, maar zijn beroemde stel-ling is nog steeds waar. Wie nu over wis-kunde nadenkt, heeft concurrentie vanvele tientallen generaties dode wiskun-digen die hetzelfde probleem al eens eer-der, en misschien zelfs eleganter, kun-nen hebben opgelost. Het gevolg is datmoderne wiskundigen zich doorgaansniet bezighouden met tastbare zaken alsrechthoekige driehoeken en rijtjes enen,tweeën en drieën, maar hun toevluchtnemen tot onderwerpen die zo abstractzijn en zozeer voortbouwen op ouderewiskunde dat ze niet eerder heel inten-sief bestudeerd kunnen zijn.

Het nadeel hiervan is dat deze wiskundemoeilijk is uit te leggen aan buiten-staanders en soms zelfs aan vak genoten.De meeste wiskunde die je in de onder-bouw van de middelbare school leert, wasal bij de oude Grieken bekend. In debovenbouw komen daar wat mooiezeventiende-eeuwse ideeën zoals kans-

rekening en differentiëren bij. In de eer-ste jaren van de studie wiskunde dring jewat verder door in de achttiende- en negen-tiende-eeuwse wiskunde, maar sommigevan de mooiste ideeën uit de negentiendeeeuw zijn pas in de masterfase te begrij-pen, als je al heel wat oudere wiskundegezien hebt.

Voor schrijvers van populaire boeken overwiskunde is het opeengestapelde karak-ter van de wiskunde zowel een vloek alseen zegen. Een vloek omdat, zoals gezegd,moderne ontwikkelingen in de wiskundevaak behoorlijk ontoegankelijk zijn. Maarook een zegen, omdat recente wiskun-dige hoogtepunten een kapstok kunnenzijn voor een reis door de geschiedenisvan het vakgebied. (En aan een geïnte-resseerde lezer die tevreden is met het

gevoel te begrijpen waar het over gaat,zijn veel zaken makkelijker uit te leggendan aan een student die vervolgens eententamen over alle technische details vanhet onderwerp moet maken.)

Een beroemd voorbeeld is het boekFermat’s Last Theorem van Simon Singh.Begin jaren negentig van de vorige eeuw

loste de Britse wiskundige Andrew Wileseen wiskundig probleem op dat 358 jaareerder geponeerd was door de Franse wis-kundige Pierre de Fermat (1601-1665). Degroten der aarde hadden er sindsdienhun tanden op stukgebeten. Wiles waserin geslaagd de oplossing te vindennadat hij zichzelf zeven jaar lang dag indag uit had opgesloten in zijn werkkameren aan dit beroemde probleem had ge -werkt zonder verder iemand te vertellenwaar hij mee bezig was. Dit is op zichnatuurlijk al een aansprekend gegeven,dat door Singh wordt ingebed in eenmeeslepend verhaal over de geschiede-nis van het probleem en de kleurrijkestoet van mensen die er met meer of min-der succes over nagedacht hebben.

De schoonheid van de symmetrieOver de fascinatie van wiskundigen voor hun eigen vakgebied

Wiskundig onderzoek is soms zo abstract dat de onderzoekers zelf vaak niet kunnen uitleggen wat ze precies onderzoeken. En dat doen ze dus ook liever niet.Hun fascinatie voor de wiskunde delen ze echter maar al te graag. door Vincent van der Noort

finding moonshine.

a mathematician’s journey

through symmetry

door Marcus du Sautoy.HarperCollins Publishers. New York 2008.400 pag. ¤ 14,50

In het Nederlands verschenen als:het symmetriemonster. een

wiskundige op zoek naar het

geheim van een van de belang-

rijkste natuurverschijnselen

Uitgeverij Nieuwezijds. Amsterdam 2009.360 pag. ¤ 24,95

P

‘Recente wiskundige hoogtepunten kunnen een kapstokzijn voor een reis door de geschiedenis van het vakgebied.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 8

Ook het boek waarmee Du Sautoy door-brak, The Music of the Primes, is van dezevorm. Het beschrijft de geschiedenis vaneen ander beroemd probleem, maar dit-maal een dat nog steeds niet is opgelost:de zoektocht naar het bewijs van de Rie-mann-hypothese. De Duitse wiskundigeBernhard Riemann (1826-1866) poneerdedit vermoeden, dat een onverwachte struc-tuur suggereert achter de ogenschijnlijkewillekeur waarmee de priemgetallen overde gehele getallen verdeeld zijn.

Lezen over de geschiedenis van de wis-kunde is niet alleen interessant omdathet nu eenmaal altijd interessant is omover mensen te lezen. Voorstanders vanhet integreren van meer geschiedenis inhet wiskundeonderwijs hameren er altijdop dat docenten en boeken onwillekeu-

rig de indruk wekken dat wiskundigewaarheden in marmer gebeiteld en onderengelengezang uit de hemel zijn neerge-daald. Door te leren over de personen diedeze resultaten bedacht hebben, vaak naveel geploeter en frustratie of geholpendoor vreemd toeval, wordt de wiskundeweer tot menselijke proporties terug -gebracht.

Dat lezen over de geschiedenis van dewiskunde ook het omgekeerde effect kanhebben, bleek onlangs uit onverwachtehoek. De winnaar van de Abelprijs (hetanalogon van de Nobelprijs voor wis-kunde) van 2010, John Tate, bekende ineen interview met de Volkskrant dat hijaanvankelijk geen wiskunde had durvente studeren omdat hij dacht niet goedgenoeg te zijn. Dit idee had bij hem post-gevat nadat hij Men of Mathematics (1937)van E.T. Bell had gelezen. ‘Ik vond hetprachtig en werd bijvoorbeeld gegrepen

door de schoonheid van de wet van dekwadratische reciprociteit. Maar ik kreeghet gevoel dat je alleen maar wiskundekon doen als je een genie was. Ik wist datik niet zo briljant was als bijvoorbeeldGauss en dacht dat ik niets te zoeken hadbij wiskunde.’

Sinds de tijd van Bell is de toon van deboeken wel iets veranderd. Hoewel hijhun fascinatie deelt, portretteert DuSautoy de zoekers naar de heilige graalvan de wiskunde – een bewijs van de Rie-mann-hypothese – in The Music of the Primes behalve als genieën toch ook alseen lange rij halvegaren. Hilarisch is depassage over David Hilbert (1862-1943),een van de grootste wiskundigen aller tij-den, die instemt te spreken op de begra-fenis van een jong gestorven student van

hem. De ouders voelen zich natuurlijkvereerd dat de beroemde professor dit wildoen, maar de sfeer wordt allengs onge-makkelijker als Hilbert de rond het grafgeschaarde nabestaanden trakteert opeen urenlang college over een foutiefbewijs dat zijn student geproduceerdhad, inclusief details over waar de foutprecies zat en welke ideeën misschientoch ergens bruikbaar voor zijn.

In Finding Moonshine gooit Du Sautoy hetover een andere boeg. In plaats van degeschiedenis van een beroemd probleemte beschrijven, beschrijft hij een jaar uitzijn eigen leven – beginnend op zijn veer-tigste verjaardag, het moment waarna,volgens een populaire legende, een wis-kundige nooit meer iets écht briljants zaldoen – en daarmee zijn fascinatie voorzijn vakgebied binnen de wiskunde: destudie van symmetrie. We volgen Du

Sautoy wanneer hij samen met zijn ietsminder onvermoeibare zoontje op jachtgaat naar symmetrieën in de betegelin-gen van het Alhambra in Granada, wan-neer hij collega-wiskundigen in Duits-land en Japan bezoekt, wanneer hij grotedoorbraken beleeft in zijn onderzoek,maar ook wanneer een lange computer-berekening opeens uitwijst dat een vanzijn mooiere ideeën over symmetrie nietklopt en de prullenbak in kan.

Met zijn openhartigheid weet Du Sautoyniet alleen de wiskunde maar ook zijneigen leven begrijpelijk te maken. Hijwindt er geen doekjes om: wiskunde, enin het bijzonder symmetrie, is het mooi-ste wat er is. En hoewel zijn vakgebiedvoornamelijk bevolkt wordt door con-tactgestoorde zonderlingen die meer vanbusdienstregelingen houden dan vanmensen, heeft hij zijn collega’s lief omdathij ze ziet als een soort familie. Of, zoalshijzelf zegt: zijn ‘stam’.

Stiekem zit er ook een heleboel geschie-denis én een heleboel wiskunde in hetboek. Maar door de slimme opbouw lijkthet altijd volkomen natuurlijk dat deauteur deze dingen vertelt als achter-grond bij zijn ‘eigenlijke’ verhaal. Mis-

schien is Du Sautoy nog altijd op zijn bestwanneer hij over geschiedenis vertelt.Met overtuiging weet hij de diverse hoofd-rolspelers in zijn vakgebied tot leven tewekken. Maar de inzichtelijke uitleg overde – geleidelijk steeds abstracter wor-dende – wiskunde die door het boek heenis gevlochten, is zeker ook een grote aan-winst vergeleken met zijn vorige boek, datzich vooral op geschiedenis concentreerde.

De belangrijkste puur wiskundige bood-schap die Du Sautoy voor zijn lezers heeft,staat helemaal in het begin en is zo mooidat ik u die niet wil onthouden. Hetbetreft de wiskundige definitie van watsymmetrie eigenlijk is. Hoewel iedereeneen hoop rode objecten gezien heeft inzijn leven, is het moeilijk te formulerenwat het woord ‘rood’ precies betekent.Voor het woord ‘symmetrisch’ geldt ietssoortgelijks, maar in de loop van de negen-tiende eeuw is het wiskundigen tochgelukt een goede betekenis aan dit begripte geven. Gevoelsmatig is een object sym-metrisch als het er van verschillende kan-ten bekeken, of op verschillende plekken,hetzelfde uitziet. Een goed voorbeeld vaneen object met redelijk veel symmetrie is

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 9

‘De meeste wiskunde die je in de onderbouw van de middelbare school leert, was al bij de oude Grieken bekend.’

‘Du Sautoy ontwaart overal symmetrie: in muziek en architectuur, in de vorm van virussen, of in een gewoon,saai bakstenen muurtje.’

‘Wat is er in hemelsnaam leuk aan wiskunde?’

Pythagoras is al eeuwen geleden overleden, maar zijn stelling is nog steeds waar.

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 9

een gelijkzijdige driehoek. Als u de kameruitgaat en ik draai de driehoek een derdeslag, dan kunt u, wanneer u terugkomt,niet zien dat ik dat gedaan heb. Hetzelfdegeldt wanneer ik de driehoek zou spie-gelen in een as die een van de zijden hal-verwege loodrecht doorsnijdt.

Wiskundigen zeggen nu dat deze dingen die ik kan doen met de driehoek(een derde, twee derde of een hele slag

draaien, spiegelen in drie verschillendeassen), zonder dat iemand kan zien dater iets veranderd is, de symmetrieën vande driehoek zijn. Een symmetrie is dusniet zozeer een eigenschap van de drie-hoek als wel een handeling: iets wat wemet de driehoek kunnen doen zonder datiemand het doorheeft. Symmetrie wordthiermee, in de woorden van Du Sautoy,‘van iets passiefs iets actiefs’. Een voor-deel van deze definitie (naast haar ver-nuftige schoonheid) is dat symmetriezich niet beperkt tot de bekende spiegel-symmetrie. Een gelijkzijdige driehoekheeft zes symmetrieën (drie spiegelingen,

twee draaiingen en ‘niets doen’), een vier-kant acht, een kubus achtenveertig eneen Rubikskubus waarvan iemand uitpure frustratie alle vakjes zwart gekleurdheeft, heeft er vele triljoenen.

Du Sautoy ontwaart dan ook overalsymmetrie: in muziek en architectuur, inde vorm van virussen, of in een gewoon,saai bakstenen muurtje. Wanneer we onsvoorstellen dat het muurtje zich volgens

hetzelfde patroon tot in het oneindigeuitstrekt, kunnen we er op talloze manie-ren mee schuiven zonder dat een toeval-lige voorbijganger het verschil bemerkt.

Als je eenmaal weet wat symmetrie is,is het een kleine stap om je af te vragenof twee verschillende objecten wel of nietdezelfde symmetrie hebben. In de prak-tijk is dit niet altijd gemakkelijk vast testellen, zoals Du Sautoy en zijn zoon inhet Alhambra ontdekken. Vanuit wis-kundig perspectief is de interessantevraag eerder wat het betekent dat tweeobjecten dezelfde symmetrie hebben. DuSautoy jongleert behendig met deze ver-

schillende aspecten van het verhaal ensleurt ons zo steeds dieper zijn wereld in.Uiteindelijk denk je als lezer niet alleente begrijpen waar zijn onderzoek over gaat,maar ook waarom het interessant is.

Du Sautoy heeft (tegenwoordig, maarin het jaar dat hij beschrijft in zijn boeknog niet) een jaloersmakende baan: hijis hoogleraar in ‘The Public Understan-ding of Science’ in Oxford, een leerstoeleerder bekleed door, de iets bekendere,Richard Dawkins. Deel van zijn leerop-dracht is het vergroten van deze publicunderstanding, onder meer door middelvan dit boek.

Opheteerstegezichtlijkthetvreemdomvoor deze leerstoel iemand aan te trekkendie zijn leven tot dan toe besteedde aaniets huiveringwekkend abstracts als zeta-functies geassocieerd met p-groepen. DuSautoy lijkt zich hiervan bewust en laatgeen gelegenheid voorbijgaan om de lezererop te wijzen hoe symmetrie overal omons heen aanwezig is en een belangrijkerol speelt. Zijn lijst van echte-wereld-voor-beelden is duizelingwekkend, van dierendie door middel van symmetrie laten zienovergoedegenentebeschikkentotmuziek-stukken waarin verschuivingen in tijd entoonhoogte als symmetrieën kunnenworden opgevat. Zelfs het probleem metde werkzame stof in Softenon weet hij uitte leggen in termen van de symmetrieënvan een tetraeder (piramide bestaandeuit vier gelijkzijdige driehoeken).

Meer echter dan zijn idee dat symme-trie ‘de taal van de natuur’ is, komt hier-

door het idee over dat symmetrieën eenobsessie vormen voor Du Sautoy zelf. Endat is meteen ook de kracht van het boek.Door zijn persoonlijke fascinaties, vreug-den en frustraties voor en over wiskundemet ons te delen, gaan wij lezers gelei-delijk aan de wereld door zijn ogen bekij-ken. Aan het einde van het boek voelt hetheel vanzelfsprekend om je leven aansymmetrie te wijden, niet zozeer omdathet overal mee te maken heeft, maargewoon, omdat je wilt weten hoe het zit.

Vincent van der Noort is docent aan de Hogeschool

Utrecht. Binnenkort verschijnt van hem bij uitge-

verij Athenaeum-Polak & Van Gennep het boek

Getallen zijn je beste vrienden. Ontboezemingen

van een nerd, over de mooie kanten van wiskunde.

Overige literatuur

– E.T. Bell. Men of Mathematics. Simonand Schuster. New York 1937.

– M. du Sautoy. The Music of the Primes.Searching to Solve the Greatest Mys-tery in Mathematics. HarperCollins.New York 2003.

– S. Singh. Fermat’s Last Theorem.Fourth Estate. New York 1997.

– I. Smeets. interview met Abelprijs-winnaar John Tate, terug te lezen opde onvolprezen website www.wiskundemeisjes.nl

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 10

‘Moderne wiskundigen nemen hun toevlucht tot onderwerpen die zo abstract zijn en zozeer voortbouwen opoudere wiskunde dat ze niet eerder heel intensief bestudeerdkunnen zijn.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 10

en

eerste kennismaking met het stelligerecht vergt een stellige betoogtrant. Her-haaldelijk worden rechtsvragen beant-woord met ja of nee, woorden die meniggerijpt jurist reeds lang zijn ontschoten.Relativering is een volgende stap.’ Aldusde Leidse emeritus Hans Nieuwenhuis inhet voorwoord bij de negende druk vanzijn Hoofdstukken vermogensrecht, een stu-dieboek waarmee sinds 1973 vele duizen-den jonge juristen wegwijs zijn gemaaktin de beginselen van het Nederlands bur-gerlijk recht. Een stellige betoogtrant –maar hebben die duizenden studentenhet boek ook werkelijk gelezen?

Op internet prijst een eerstejaars-rechtenstudent het door StudentsOnlyuitgebrachte uittreksel van het boek:‘recht… taai, taai, taai, en dan dat heleboekje lezen! Pff…. Gelukkig zag ik op desite van Bol.com dit uittreksel. Perfect,heel helder en duidelijk uiteengezet. Dekernpunten worden vermeld, meer hebje niet nodig. Dus hup, het tentamen in,beter kun je niet leren.’ StudentsOnly zelfinformeert de studenten over het nut vanuittreksels: ze bieden een goede manierom de stof nog sneller en gemakkelijkeronder de knie te krijgen. In circa tien pro-cent van het aantal boekpagina’s gevenze een ‘compleet overzicht van alles watbelangrijk is’. StudentsOnly adviseert deuittreksels wel te gebruiken samen methet boek. Maar onze rechtenstudentdenkt daar anders over: ‘… meer heb jeniet nodig.’

Hoofdstukken vermogensrecht is geschre-ven voor eerstejaars. Als docent heb ik hetaltijd een prachtig studieboek gevonden.Maar waarom dan deze zuchtende stu-dent? Studieboeken, textbooks of course-books – bij juristen vaak casebooks – ken-nen een traditie die teruggaat op deGrieken. Maar hoe ziet een goed studie-boek eruit? Deze vraag lijkt temeer rele-vant nu het aantal eerstejaars aan deNederlandse universiteiten almaar toe-neemt. Studieboeken krijgen echter wei-nig aandacht van peers – ze worden

zelden besproken – en in studenteneva-luaties komen ze hooguit oppervlakkigter sprake. Naar de herkomst en kwaliteitvan de commerciële uittreksels, die ano-niem zijn, wordt al helemaal geen onder-zoek gedaan, al betekent dit niet dat zeper definitie slecht zijn. Op internet zijnze overal te vinden; bij JoHo, SIL, Stu-dentsOnly en op vele andere sites, nietalleen voor rechten maar bijvoorbeeldook voor psychologie, pathologie engeschiedenis.

De digitale ontwikkelingen in hetonderwijs gaan snel. Tamelijk nieuw isde komst van Wikibooks, een zusje vanWikipedia: iedereen kan meeschrijvenaan het studiemateriaal – ook, of juist,studenten. Wikibooks is deel van Wiki-versity, het initiatief om te komen tot ‘onegrand learning community’. Het sluit aanop de ontwikkeling naar open textbooks.Het Massachusetts Institute of Techno-logy (MIT) nam al in 2002 het initiatiefom zich te profileren met OpenCourse-Ware: alle cursusmateriaal is vrij ver-krijgbaar op het internet. Eind 2010 ston-den ruim tweeduizend cursussen online.

Andere universiteiten zijn MIT gevolgd,met gratis studieboeken, uittreksels, col-legeaantekeningen van studenten, video’svan colleges en werkgroepen, toetsen enproeftentamens, games zelfs. Delftscoorde in OpenCourseWare onlangs zelfseen derde plaats overall buiten de Ver-enigde Staten.Maaropinternetzijnooktalvan commerciële cursussen te koop, bij-voorbeeld in de App Store voor de iPhoneof iPad – zoals een app van bijna duizenddollar, met een cursus die net afgestu-

deerde Amerikaanse law students doorhet Bar Exam haalt. De Duitse websiteJuraWiki.de laat de onvoorstelbare moge-lijkheden in Duitsland zien: AppsFür -Juristen – alle Duitse wetten op je iPhone(sic!), en ook nog het educatieve Spiel derJuristen. Tijd dus om in De AcademischeBoekengids aandacht te besteden aan hetstuderen en de rol van studieboeken.

Van alle eerstejaars rechten haalt onge-veer een derde binnen twee jaar de pro-pedeuse niet; zij krijgen het bindendeadvies te vertrekken. Deze enorme uitvalis een landelijk probleem. Over de oor-zaken bestaat langzamerhand wel over-eenstemming; zoals vaak, gaat het omeen combinatie van factoren. Er valt eenonderscheid te maken tussen de keuzeom rechten te gaan studeren, de motiva-tie om voldoende tijd en energie in de stu-die te steken, en de bekwaamheden om derechtenstudie met succes af te ronden.

De eerste factor, de keuze, blijkt moei-lijk, zeker voor 17-jarigen. Recht is geenmiddelbareschoolvak zoals Frans, ge -schiedenis of wiskunde. Veel scholierenhebben daarom een vaag beeld van derechtenstudie. Dat geldt ook voor veelschooldecanen, die de scholieren onder-steunen in hun keuzeproces. Uit de ‘voor-lichtingskunde’ blijkt verder dat jonge-ren niet voor een specifiek beroep kiezen,maar veeleer voor een palet aan verwanteberoepsalternatieven. Bovendien blijkenhun beslissingen primair te worden beïn-vloed door ervaringen, geruchten enbeeldvorming in de media – en pas alslaatste door ‘objectieve informatie’.

De tweede oorzaak kan liggen in de moti-vatie. De motivatiebrieven van eerstejaarsin Leiden geven maar weinig blijk vanonzekerheid: strafrechtadvocaat, dat wil-len ze worden. Maar vervolgens lijkt demotivatie om te studeren vaak problema-tisch; vooral in de bachelorfase. Ze willenwel jurist zijn, maar het niet worden.Daarbij komt dat scholieren weten dat ‘jemet rechten alle kanten op kunt’. Dezegeruststellende gedachte maakt de moti-vatie weinig gericht; anders dan bijvoor-beeld bij de studie geneeskunde, waarbijna iedereen dokter wordt. De derdeoorzaak betreft ten slotte de voor de stu-die benodigde bekwaamheden, zoalsintelligentie en academische belangstel-ling. Studeren op wetenschappelijkniveau vergt analytisch vermogen; nietiedereen heeft daarvan voldoende inhuis.

In evaluaties klagen studenten welis-waar zelden over het aangeboden stu-diemateriaal, maar wie de studieboeken

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 11

‘E‘Recht: taai, taai, taai!’ Wat is een goed eerstejaarsboek?

Dit is een eerste bespreking in een nieuwe rubriek over universitaire studieboeken. door Carel Stolker

Het stu

dieb

oek

hoofdstukken vermogensrecht;

negende druk

door J.H. Nieuwenhuis.Kluwer. Deventer 2010.207 pag. ¤ 33,–

‘Ze willen wel jurist zijn,maar het niet worden.’

‘Studieboeken wordenzelden besproken doorpeers en in studenten -evaluaties komen zehooguit oppervlakkig tersprake.’

Teke

ning

: Ber

end

Vonk

.

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 11

doorbladert, ziet wat er aan de hand is.Veel studenten vluchten al snel in de uit-treksels, met als bijeffect dat zij zichzelfde mogelijkheid ontnemen om zélf uit-treksels van de stof te maken – wat waar-schijnlijk een van de meest effectieveleermethoden is. Niemand lijkt dezevlucht in de uittreksels echter erg te vin-den. Docenten wéten het vaak niet eens;ze zijn in elk geval tevreden dat zij echteacademische boeken voorschrijven diepassen bij een wetenschappelijke oplei-ding. Studenten op hun beurt klagen nietomdat zij met behulp van de uittrekselshet tentamen denken te kunnen halen(wat soms ook zo is). Klagen kan alleenmaar leiden tot moeilijkere tentamens.Zo lijkt een cultuur van wederzijdse non-interventie te ontstaan waarin wij elkaarniet lastigvallen over zoiets fundamen-teels als studieboeken.

Studenten hebben wel een beetje gelijkmet hun vlucht in de uittreksels. Wat aansommige studieboeken meteen al opvalt,is de vormgeving. Eerstejaarsboeken van400 tot 700 bladzijden, in een harde kaft,meedogenloos uitgegeven soms. Is rech-ten studeren leren lijden? Hoe lang houdteen student zo’n boek vol? Vijftig blad-zijden, honderd? En bovendien, een stu-dieboek léés je niet alleen, je studeertermee. Dat vraagt om ruimte tussen deregels, een kantlijn die ‘glossen’ toelaat– nota bene een van de oudste en mooi-

ste vormen van rechtsgeleerdheid – eenzodanige bladdikte dat met het aanstre-pen van een passage niet meteen ook detekst aan de ommezijde is gemarkeerd.

Voor een gebrekkige vormgeving bestaatgeen geldig excuus. Nogal wat studie-boeken die aan het hbo worden voorge-schreven, laten zien hoe het ook kan: eenomvang die ertoe uitnodigt het boek terhand te nemen, heldere schema’s die destof met beeld ondersteunen, kopjes diestructuur bieden en randschriften die hetmogelijk maken iets terug te vinden.Toetsen, om de juist gelezen informatieop een andere manier nog eens te oefe-nen, een zorgvuldige begrippenindex,een artikelsgewijs register en een recht-spraakregister.

Rechten studeren is analytisch lerendenken, leren denken in stappen, ver-banden zien; daarbij helpen schema’s diede student wegwijs maken in de juridi-sche topografie. Academische eerste-

jaarsboeken kennen echter nauwelijks ofgeen schema’s – kennelijk horen die nietthuis in een academisch milieu, maarwaarom niet? Alsof in een studieboekgeneeskunde bij de uitleg van de werkingvan het hart een pláátje van dat hart ver-boden zou zijn. Het recht is theorie énpraktijk: hoe ziet een dagvaarding eruit,een vonnis, de oproep voor een aandeel-houdersvergadering, een akte van cessie,een wetsvoorstel?

Minstens zo problematisch in veel juri-dische inleidingen zijn de soms moei-zame formuleringen en lange zinnen. Alshet erom gaat studenten vertrouwd temaken met de ingewikkelde zinscon-structies die zij later als afgestudeerdejuristen zullen tegenkomen, dan is hetgebruik daarvan misschien zinvol. Maarhet verdraagt zich slecht met de plaatsvan het boek in het eerstejaarscurriculum(de inleidende functie). Let wel: het gaater niet om dat wij onze eerstejaars rech-ten geen moeilijke zinnen zouden moe-ten voorschotelen (de selecterende func-tie). Zo geeft het Kelderluik-arrest van deHoge Raad als een belangrijke factor vooraansprakelijkheid ‘… de mate van waar-schijnlijkheid waarmee de niet-inacht-neming van de vereiste oplettendheid envoorzichtigheid kan worden verwacht’.Het behoort alleen al tot de selecterendefunctie van het eerste jaar om te toetsenof studenten zo’n zin kunnen begrijpen.Maar de auteur van een eerstejaarsboekmoet zich er in zijn uitleg verre van hou-den: wet en rechtspraak mogen moeilijkzijn, de toelichting niet. De taal van onzestudieboeken is te vaak die van hand-boeken, niet geschreven om de lezer 300of bijna 700 pagina’s vast te houden, maarom iets in op te zoeken. In menig eerste-jaarsboek lijkt de auteur meer bezig metzijn collega’s dan met de student.

Alle begrip dus voor de student? Detegenwerpingen vanuit de academie zijnoverbekend: we zijn geen middelbareschool en ook geen hbo; en straks in depraktijk van het recht zullen ze ook geenschema’s, korte zinnen, plaatjes, glossenof een index op de stukken tegenkomen.Integendeel: 268 ordners-Holleder, metheel ándere plaatjes. En met de taal vande praktijkjurist kunnen onze studentenmaar beter zo snel mogelijk vertrouwdraken. Rechten is bovendien een studievan dikke boeken en – anders dan deAmerikaanse law schools – een academi-sche studie; geen hogerberoepsonder-wijs. Een academische opleiding isgericht op problematiseren, op het zoe-ken naar problemen bij oplossingen enniet alleen andersom, op het leren gebrui-ken van literatuur en theoretische onder-bouwing. Studenten moeten ook lerenhun docenten niet op hun woord te gelo-ven, en dat hoe eerder hoe beter.

Wat betekenen deze tegenwerpingenvoor onze eerstejaarsstudieboeken? Omdeze vraag te kunnen beantwoorden, ishet van belang zicht te krijgen op de func-ties van het eerste jaar. Die lopen uiteenvan de enthousiasmerende functie (kijktoch eens hoe mooi het recht is!) en deinleidende functie (geen student Arabischbegint met ‘Arabisch voor gevorderden’)tot de bevestiging of ontkenning van dekeuze (is dit echt wat ik wil?), oftewel deselecterende functie (heb ik de capacitei-

ten voor deze opleiding?). En steeds is hetbelangrijk de toon te zetten, meteen latenzien waar het in het recht om gaat, vanafdag één; het momentum van iets nieuws.

Wie een studieboek schrijft of voor-schrijft, moet zich dit alles goed voorogen houden. Nieuwenhuis koos voorzijn boek voor de theorie van de ‘gepro-grammeerde instructie’ – een in 1954 doorde behaviorist B.F. Skinner uitgedachtconcept. Geprogrammeerde instructie iseen individuele onderwijsvorm waarbij(i) de leerstof in kleine, essentiële pak-ketjes (ook wel schakels genoemd) aande student wordt aangeboden, waarop (ii)de student pas na het correct beant-woorden van één of meerdere vragen overhet zonet gepresenteerde pakketje, (iii)een volgende schakel aangeboden krijgt.Als het antwoord niet correct is, krijgt (iv)de student bijkomende, aangepaste ofmeer uitgewerkte informatie, zodat hijeen nieuwe poging kan doen. Na elkepoging moet de student onmiddellijk eenindicatie krijgen van de juistheid van zijnantwoord. De antwoorden achter in Hoofd-

stukken vermogensrecht zijn inderdaadstellig: veelal ‘ja’ of ‘neen’. Bewust is daar-aan geen uitleg toegevoegd: bij eenonjuist antwoord zijn studenten gedwon-gen terug te keren naar de passage die zeniet hebben begrepen. Het is daarmeeeen boek met een sterk didactisch con-cept, ook al lijkt de geprogrammeerdeinstructie in onze tijd niet meer zo popu -lair als in de jaren zeventig.

Samenvattend gaat het bij een goedeerstejaarsboek dus om een weloverwo-gen didactische opzet, om samenhangmet het totaal van het onderwijs, omvorm, taal, inhoud, inspiratie en om hetrelativeringsvermogen van de auteur. Datalles is eens temeer van belang nu derechtenopleiding in hoge mate een ‘zelf-studie’ is; wij verwachten van onze stu-denten dat zij voor ongeveer driekwartvan de tijd op eigen gelegenheid stude-ren. Voor studenten in Oxford of Cam-bridge komt het minder aan op de didac-tische kwaliteit van hun studieboeken. Zebrengen in tutorials dagelijks enkele urendoor met hun docent. Wie daarentegenin het eerste jaar samen met nog 700 stu-denten voor een flink stuk alléén op padwordt gestuurd, moet betrouwbare rou-tekaarten meekrijgen. Menig hbo-boekslaagt daar beter in. Eerst maximaal faci-literen, dan streng toetsen.

Het is echter niet alleen de vraag hoewe met studenten het beste in geschre-ven vorm kunnen communiceren enwelke didactische concepten daarbij pas-sen. Daar komt nog iets bij. Binnen deacademie bestaat ook maar weinig sys-tematische feedback op de literatuur diewij voorschrijven. Dat staat in schril con-trast met het typisch wetenschappelijkewerk. Mijn veronderstelling is dat stu-

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 12

ATHENAEUM BOEKHANDEL

SPUI 14-16 AMSTERDAM (020-5141460)GEDEMPTE OUDE GRACHT 70 HAARLEM (023-5318755)

W

EHTAAT

EOBMUEAAENE

LEDNAANHK

EHTAAT

W

eil MN

A H707

siTh

h

ry

EOBMUEAAENE

ANEHTAAT.WW.WW

egorrreacGeil M

orld in 10WWoy of theistorA Hebonden - € 36,707 blz. - GGe

dnaemitnikcabslevartkoobs

dhhh

LEDNAANHK

LN.MUEA

bjects.orld in 100 O

e esot,ebolgehtssorca

d hbddl

woh

iy

sul

tro

dn

Jennifer HJpoAAp

A H64

JJ

ry

wruodepahsevahsnamuheww

raeynoillimowttsapehtrevot

uhtahtsgnihtehthguorhtylevis

adengisedylluffureac,sgnihtfost

dnanekorb,desurodevresrep

omansennifer Hs Angels’’pollo

allety of BistorA Hb dbl GG

d epahsneebdnadlrow

xedlotsiyrotseTh.sr -

l la–edamevahsnamu

d reimdarehtienehtdna

.yy.awanworht

643

moH

eh

ehS

eh

frep

csimedacawU

ekitraezollaTTa

dl

ebonden - € 35,753 blz. - GGe

eht‘yhwdnawohswohssnam

sffseilebfotesaerewyeht:spets

sevilehtotniredaerehtsekate

,euqinhcetfonoitulovelamroffo

. ecnamroffo

cannegadlednahkeobehc

,sweivretni,seisnecer,nel

lkibE

t sujrevenerew’spets

. effeilfoyawadnas

s ecartdnasrecnadfo

d nayhpargoerohc,

.raabkierebthc

,seitacilbuproov

iidlil

PSPP

W

PUI 14-16

TGEDEMPTTTE OUDE G

adnegaruutluc

reveldaarroov

WW WW

SPUI 14-16 AMSTERDAM (020-5141460)

CHT 70 HAARLEM (023-5318755)GEDEMPTE OUDE GRA

vtemlekniwbewneenE.a

:raanlensaG!raabr

EANEHTA.W

SPUI 14-16 AMSTERDAM (020-5141460)

CHT 70 HAARLEM (023-5318755)

t iutceridsletitelev

LN.MUE

‘Wij vallen elkaar niet lastig over zoiets fundamenteels als studieboeken.’

‘In menig eerstejaars-boek lijkt de auteur meerbezig met zijn collega’sdan met de student.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 12

denten noch docenten veel belang heb-ben bij die feedback (de cultuur van non-interventie). Voor zover ik weet, is geenvan de uitgevers van de boeken die aanNederlandse faculteiten worden voorge-schreven zelf actief in het systematischorganiseren van feedback. De uitgeversvan academische studieboeken hebbenhun wortels in wetenschappelijke uitga-ven; ze zijn niet gewend om met auteursin gesprek te gaan over vormgeving ofopzet – laat staan over de inhoud van hun(studie)boeken.

Bij de zogenoemde educatieve uit -geverijen is dat anders. Juist de geringefysieke afstand tussen de auteur (dedocent) en zijn lezers (de studenten) biedtkansen. Feedback kan gemakkelijk wor-den georganiseerd. Zo kunnen we vanGoogle leren: maak van je klanten je com-pagnons en gun ze invloed op de ont-wikkeling van je product. Studieboeken/materialen als een gezamenlijke onder-neming van docenten en studenten. Stu-denten van de TU Delft hebben bijvoor-beeld een ‘Scholierenlab’ ingericht waarin

zij scholieren helpen zich te kwalificerenvoor een studie in Delft. De website ver-meldt wat wij al konden vermoeden: ‘Uitde jaarlijkse online-enquête blijkt dat descholieren de werkwijze van het forum

bijzonder waarderen. Opvallend is dat zijde informatie van studenten een hogerewaardering geven dan de antwoorden vanstafleden of docenten. Waarschijnlijkheeft dit te maken met het feit dat de stu-denten dicht bij de doelgroep staan. Zijweten vaak meer van hun cultuur en vanhet lesmateriaal dan de docenten die allanger geen band meer hebben met het

voortgezet onderwijs. Deze TU-studentenzijn jong en snel; scholieren beschouwenze als een van hen.’

Erg? Allerminst! De rol van de docentzal niet verdwijnen maar veranderen.Docenten én studenten krijgen in dezeontwikkeling een gezamenlijke verant-woordelijkheid voor opleiden. Wikibooksen Wikiversity beogen via open contenttextbooks kosteloze, complete, foutenvrijeen didactisch verantwoorde leereenhe-den beschikbaar te stellen voor studie,instructie en naslag. Iedereen die dat wil,kan bijdragen aan de inhoud. In deze ont-wikkeling kunnen uittreksels – vaak nietmeer dan ingedikte soep – een rol spelen.Deze notie van gezamenlijke verant-woordelijkheid geeft een nieuwe aanvul-ling op het aloude begrip ‘academischegemeenschap’: auteurs, docenten en stu-denten samen. Het ontwerpen van onder-wijs kan steeds meer teamwerk worden.

Het schrijven van een studieboekbehoort tot de belangrijkste arbeid dieaan een universiteit wordt verricht. Maarzo wordt dat niet gezien. Integendeel. Het

lijkt een ‘nevenwerkzaamheid’, die ondercollega’s maar weinig waardering krijgt.Wat is een goed academisch studieboeken waarin onderscheidt dit zich van eenniet-academisch boek? En, waar gaan weheen: het boek van één individuele ras-docent, aus einem Guss (zoals dat vanNieuwenhuis), boeken die van niemandzijn (Wiki, uittreksels), readers met vooralovergenomen tekstpassages (casebooks),het format van de nieuwe media (iPhone,iPad en Android)? Is er nog een rol vooreen taai boek in het eerste jaar? En wan-neer zet de student dan toch de stap naar‘het echte werk’? Zulke vragen zijn tebelangrijk om buiten beschouwing teblijven.

Carel Stolker is decaan van de Faculteit der Rechts-

geleerdheid van de Universiteit Leiden en redac-

teur van de ABG. Dit essay is een bewerking van een

uitvoeriger bijdrage die verscheen in Ex libris Hans

Nieuwenhuis (Kluwer, 2009).

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 13

‘Niemand lijkt de vluchtin de uittreksels erg tevinden – docenten wétenhet vaak niet eens.’

an

de rand van Beijing staan de resten vaneen Chinees Versailles. De jezuïet Giu-seppe Castiglione bouwde het in de vroegeachttiende eeuw voor de keizer, compleetmet klassieke pilasters, Franse fonteinenen een doolhof. Tegenwoordig zijn de ruï-nes, de zogenaamde Yuanmingyuan, eentrekpleister voor Chinese toeristen. Destaat verkondigt er bovendien het belangvan materieel erfgoed. Naast omgevallenkapitelen hangen foto’s van communis-tische jongeren die porselein repareren.

De bezoekers zijn niet onbevooroor-deeld. Elke Chinees hier kent de schul-digen: de Engelse en Franse kolonialelegers. De geweldenaar Lord Elgin (dieook de Griekse Akropolis plunderde)beval in 1860 de brandschatting van meerdan vierduizend paviljoens, inclusief kei-zerlijke bibliotheek en kunstcollectie.Toeristen krijgen nu geschiedenisles. Eenfilm toont besnorde Britse soldaten diehun sigaren aansteken met kalligrafie enzwarten in Frans uniform die grijnzendvazen stukslaan. Een bijschrift citeert Vic-tor Hugo: ‘Voor ons [Europeanen] zijn deChinezen barbaren, maar zie wat debeschaving de barbaren aandoet!’

Weinig plekken in Beijing geven blijkvan zoveel historische ironie. Niet alleenmoeten een westerse architect en dichterChinees leed symboliseren. Opvallendernog is de aanwezigheid van de Stichtingvoor de Bescherming van Cultuurgoed.Terwijl deze verhaal doet, slopen eldersin de hoofdstad tientallen bulldozers delaatste resten oud Beijing. Het afgelopen

decennium vormt een hoogtepunt in eenhonderdjarige ontwikkeling waarin wes-terse moderniteit plaatselijk erfgoed ver-dringt, van Marx tot McDonald’s. Deautoriteiten steunen tegenwoordig dekaalslag.

De rode draad van kolonialistische plun-dering naar de Culturele Revolutie en hetheden is het onderwerp van Jasper Beckersmagistrale City of Heavenly Tranquillity.Beijing in the History of China. Ogend alseen geschiedenis van de Chinese hoofd-stad van keizer Koeblai Khan tot de Olym-pische Spelen van 2008, beklaagt dit boekin werkelijkheid de teloorgang van hetoude centrum. De Beijingse stadsvilla’smaken plaats voor high-rise prestigepro-jecten, Italiaanse modehuizen, Fransemegasupermarkten en Kentucky FriedChicken. De auteur, doorgewinterd jour-nalist in China en niet gewend een bladvoor de mond te nemen, had daaromaanvankelijk als titel A Farewell to Peking.

Becker zocht contact met bejaardedichters en kunsthistorici, een nazaat vankeizer Pu Yi, de laatste levende eunuch,getuigen van de Culturele Revolutie, mos-lims, Mantsjoes en mahjongspelers. Hijpraatte vooral met inwoners van de zoge-heten hutongs, karakteristieke Beijingsewijken van laagbouw rond binnenplaat-

sen. Tot de jaren tachtig bestond de hoofd-stad grotendeels uit ongeveer zevendui-zend hutongs. In 2005 waren er nog maarduizend en plande de regering om viermiljoen inwoners naar voorsteden te ver-

plaatsen. Beijing, dat ontkwam aan deoorlogen die Japan en de Korea’s hard trof -fen, heeft een eigen weg afgelegd om begineenentwintigste eeuw ten prooi te vallenaan modernistische ‘wederopbouw’.

Toen Mao’s leger van boeren binnen-trok, erfde het een onbeschadigde stadwaarin de schaarse nieuwbouw omzich-tig traditionele elementen incorporeerde.Vooruitgangsdenken van westerse snit

bracht hierin verandering. De Rode Gar-disten voerden de strijd tegen ‘kleinbur-gerlijke versiersels’ tot ‘extremen waar de[Europese] auteurs van de architectuur-manifesten van de jaren ’20 slechts vankonden dromen’, stelt Becker. Schilde-rijen werden overgesaust en beeldhouw-werk werd gesloopt. Sovjetstadsplannerslieten een kopie van Moskous Rode Pleinaanleggen. ‘Weinig voorbeelden in degeschiedenis zijn te vergelijken met dewens van China om de eigen cultuur tevervangen door een andere.’ Tot in dejaren tachtig bepleitte de Partij de afschaf -fing van eetstokjes en het Chinese schrift.Daarbij impliceert de auteur een histo-risch continuüm – was het niet de eerstekeizer, Qin Shi Huangdi, die tweeduizendjaar geleden alle sporen van oudere cul-turen uitwiste?

Het boek is bijzonder welsprekendover de uitverkoop van de kunstschattenvan China, een handel die pas eind jarennegentig opdroogde. Al vanaf 1912 betreur -de de Chinese Republiek de last van eeneeuwenoude stervende beschaving enomhelsde ze moderne kunst en techniek.Buitenlandse verzamelaars verkregenantiquiteiten tegen bodemprijzen. Bec-ker concludeert, ‘in het licht van wat zougebeuren tijdens de Culturele Revolutie

(1966-76), mag dit als gelukkige omstan-digheid worden beschouwd’.

China’s recente economische inhaal-slag heeft deze ontwikkeling slechts versneld. Wat de Gardisten niet haddenvernietigd, lag ongeïnventariseerd inplaatselijke musea. Toen eind jarenzeventig contanten nodig waren voorcement en staal, liet het ministerie vanHandel clandestien westerlingen toe tot

Afscheid van PekingHoe China zijn eigen verleden afbreekt

In de Yuanmingyuan, de ruïnes van het Oude Zomer -paleis, betreurt China de verwoesting door Britse enFranse troepen in de negentiende eeuw. Maar intussenvalt het traditionele Beijing ten prooi aan de sloop -hamer. De stad wordt een podium voor westerse ‘hyperarchitectuur’. door Thijs Weststeijn

city of heavenly tranquillity.

beijing in the history of china

door Jasper Becker.Penguin Books. Londen 2008.371 pag. ¤ 17,10

A‘De huidige stadsvernieuwing is ingrijpender dan de Culturele Revolutie.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 13

de kunstdepots – de prijs werd per kilobepaald. Deze bedrijvigheid leidde ookop het platteland tot nieuwe plunderin-gen. Tegen de tijd dat de Chinese econo-mie echt warmliep, in de jaren negentig,waren er nauwelijks meer originele stuk-ken op de markt. Daarentegen bezittende Verenigde Staten enkele van de bestecollecties Sinica ter wereld. Becker:‘China was ontdaan van vijfduizend jaarkunst, slechts gebouwen waren over,gestript van de objecten die elke tempel,ieder paleis of huis hun onvervangbarepatina geven.’ Inmiddels moeten degebouwen zelf het ontgelden.

Beckers boek verleent een hoofdrol aanLiang Sicheng, de eerste Chinese archi-tectuurhistoricus. Vóór de twintigsteeeuw waren Europese en Aziatische cri-tici het eens dat slechts de schilderkunstvan China onderzoek verdiende. Alleen

de Zweedse dilettant Osvald Sirén bestu-deerde Chinese bouwkunst. Liang, zoonvan een communistische hervormer enzelf opgeleid in de Verenigde Staten, zageen Geschiedenis van de Chinese architec-tuur als levenswerk. Hij reconstrueerdeeen 3500-jarige expertise die niet onder -deed voor de Romeinen. Als welbewustwereldvreemde wetenschapper inventa-riseerde Liang tijdens de oorlog histori-sche locaties, inclusief plaatsen in het vij-andige Japan die de Amerikanen nietmochten bombarderen. Voor Beijing zaghij Washington DC als model: een beschei-

den regeringscentrum met sfeervolle his-torische architectuur. Aanvankelijk hiel-den de communisten Liang de handboven het hoofd als internationale repre-sentant van een weldenkend China. Tochwerden zijn aanbevelingen, die voorza-gen in het hergebruik van de stadsmurenals park, niet gehoord. In 1950 begon deafbraak van deze feodale relicten. DeGrote Sprong Voorwaarts (1958) beoogdezelfs het slopen van de Verboden Stad;uiteindelijk voorkwam geldgebrek Mao’smeest destructieve project.

Een veelzeggende foto toont Liang metde Zwitserse architect Le Corbusier en deBraziliaan Oscar Niemeyer bij een modelvoor het hoofdgebouw van de VerenigdeNaties. Liang, die een eigen voorstel hadgebaseerd op zijn kennis van traditioneleChinese architectuur, glimlacht bereid-willig; Le Corbusiers grijns is eerderschamper. Natuurlijk zouden de grote

geometrische blokken van de Zwitserworden gebouwd. ‘Terugblikkend’, meentBecker, ‘voorafschaduwde Le Corbusiersoverwinning op Liang diens uiteindelijkenederlaag in de schepping van hetnieuwe Beijing’. Hij verwijst naar Le Cor-busiers beruchte plan voor Parijs als Stra-lende Stad van de Toekomst: alle neo-klassieke laagbouw was er vervangen doorbetonnen torens langs autowegen. ‘Hetnieuwe Beijing is een poging om Le Cor-busiers dromen te realiseren. De histori-sche stad ... maakt plaats voor high-rise,uittorenend boven de pogingen van voet-

gangers om meerbaanssnelwegen over testeken.’

Le Corbusiers droom van ‘een maat-schappij van slechts ingenieurs, zonder

architecten’ is in Beijing verwezenlijkt.De partijfunctionarissen op het hoogsteniveau hebben geen achtergrond in gees-teswetenschap of recht: Jiang Zemin, pre-sident tot 2003, was elektrotechnicus. Dehuidige president, Hu Jintao, studeerdewaterkrachttechniek. Eind jaren zestigheeft hij bovendien vrijwel zeker meege-werkt met de Rode Gardisten. Becker zietdeze generatie, voor wie de moord opleraren een gegeven is en van wie weini-gen hebben gestudeerd in het buiten-land, als een generatie ‘op drift… zonderstevige wortels in ofwel de Chinese ofwelde westerse cultuur’. Sinds technologiede rol van de klassieke Chinese huma -niora heeft overgenomen, is het materiëleerfgoed vogelvrij. Becker constateert datde huidige stadsvernieuwing ingrijpen-der is dan de Culturele Revolutie: waar delaatste focuste op persoonlijke eigen-dommen, moeten nu hele binnenstedenhet ontgelden.

Het is daarom onbegrijpelijk, vindtBecker, dat geen van de westerse archi-tecten voor wie Beijing de laatste decen-nia een podium vormt, zich over de situ-atie heeft uitgesproken. Kopstukken alsde Brit Norman Forster, de Irakese ZahaHadid en, niet ten leste, de NederlanderRem Koolhaas wonnen belangrijke op -drachten in de aanloop naar de Olympi-sche Spelen. Er kwam echter geen enkelinternationaal protest tegen de massaleafbraak – in tegenstelling tot, bijvoor-beeld, de westerse verontwaardiging toende Taliban de Boeddhabeelden van Bami -yan opbliezen. ‘Nu prezen de hogepries-ters van de internationale moderniteit,zoals [de Franse architect] Paul Andreu

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 14

‘Le Corbusiers droom van “een maatschappij van slechtsingenieurs, zonder architecten” is in Beijing verwezenlijkt.’

De ruïnes van Yuanmingyuan zijn tegenwoordig een trekpleister voor toeristen.

Het zakendistrict van Beijing, met links het hoofdkantoor van de CCTV (Chinese televisie), een ontwerp van Rem Koolhaas.

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 14

en Rem Koolhaas, de Chinese leiders alsprogressief.’ De auteur klaagt deze Euro-peanen aan als willige propagandistenvan de dictatuur. Koolhaas verwelkomtzelfs expliciet de Chinese mogelijkhedenom onscrupuleuze ‘hyperarchitectuur’uit de grond te stampen.

Beckers sympathieke betoog getuigt vanbetrokkenheid ter plaatse en nodigt nietuit tot kleingeestig commentaar. Het zougratuit zijn om hem te veroordelen alsmoderne ‘orientalist’, erfgenaam van debesnorde Britten uit 1860: een cultuur-imperialist die de Chinezen verwijt huneigen kunst niet te begrijpen. Toch ver-dient zijn klaagzang een genuanceerdevergelijking met de Europese situatie.Immers, iedere toerist zal met Becker desloop van de Beijingse omwalling betreu-ren – maar geldt niet voor alle grote wes-terse steden dat stadsmuren hebbenplaatsgemaakt voor ringwegen (Rome,Istanboel en Quebec uitgezonderd)? DeChinese hoofdstad kan nauwelijks wor-

den verweten hier infrastructuur bovencharme te verkiezen.

Een tweede opmerking betreft dehutongs. Hun belabberde hygiënischeomstandigheden en inbeslagname vanstedelijke ruimte maken dat genoegbewoners uitkijken naar verhuizing – nietanders dan de naoorlogse Amsterdam-mers die zelf kozen voor Almere. De cam-pagne van betrokken Chinese intellec -tuelen om ‘Oud Beijing’ te behouden alslevende stad zien sommige inwoners alsneerbuigend. ‘Is dit soms een dieren-tuin?’ luidt recent commentaar op eeninternetforum.

Ten derde negeert Becker een onder-scheid in de westerse en Chinese omgangmet historische architectuur. Waar Euro-pese monumentenzorg het materiaalvooropstelt – originele onderdelen wor-den gehandhaafd en hergebruikt – isin China locatie essentieel. In vrijwelalle Beijingse tempels is de oorspron -kelijke houtconstructie herbouwd ingewapend beton. Zelfs de Verboden Stad

bevat weinig dat meer dan honderd jaarteruggaat.

Vandaar dat Beijingers niet altijd kla-gen wanneer hutongs plaatsmaken voorglanzende façades die vagelijk naar deQing-dynastie verwijzen. Dit is niet per serücksichtslose destructie: oude bomenop het terrein worden immers vaakomzichtig gehandhaafd. Wanneer deChinese stadsvernieuwers in één ademspreken over ‘sloop’ en ‘reconstructie’,refereren ze dus feitelijk aan een Chineserestauratiepraktijk. Deze observatieneemt overigens Beckers belangrijkstebezwaar niet weg: veel oude stedelingenworden tegen hun zin elders gehuisvest.Partijfunctionarissen en buitenlandersbetrekken vervolgens de meest presti -gieuze monumenten.

De exodus van oorspronkelijke bewo-ners heeft daarbij een opmerkelijk neven-effect. De recente ontwikkelingen heb-ben gentrification niet in de weg gestaan:aarzelend vestigen hippe galeries, res-taurants en kleine modezaken zich in de

laatste onwelriekende straatjes van het‘oude’ Beijing. China’s kenmerkendesnelle ontwikkeling heeft dus niet stil -gestaan sinds Beckers analyse. Dit blijktook uit het openlijke debat. In 2009 wisteen burgerinitiatief Liang Sichengs huisvoor afbraak te behoeden. In augustusjongstleden ontstak luid publiek verzettoen bleek dat na de hoofdstad en Shang-hai, nu Guangzhou (Kanton) aan bod isom de stap naar moderniteit te zetten, dethuisstad van de meeste Chinese Neder-landers. Het oude stadscentrum wordthierbij zodanig gereconstrueerd dat50.000 hectare bouwterrein vrijkomt. Eenhalf miljoen mensen krijgen een anderewoning.

Nu het Olympisch enthousiasme isgeluwd, worden de culturele baten vanstadsvernieuwing opgemaakt. Ook bin-nen de Partij klinkt kritiek. Het hoofd vanhet Staatsbureau voor Cultureel Erfgoed,Shan Jixiang, betoogde recentelijk op inter-net dat de ‘herbouw’ van steden nationaalerfgoed bedreigt. Zelfs de staatscourantChina Daily meet de kwestie breed uit.Het redactiecommentaar van 14 augus-tus was ondubbelzinnig: ‘Vervanging vanoude structuren door hoogbouw op cen-trale locaties is de gemakkelijkste maniergeworden voor lokale bestuurders omgeld te verdienen. Helaas is het ook desnelste manier om geschiedenis en iden-titeit van een stad te vernietigen.’

De krant verzweeg echter dat de gevech-ten tussen bewoners en politie met traan-gas moesten worden beslist en dat hethier ging om de aanloop naar de Aziati-sche Spelen, een prestigeproject datopnieuw zou prevaleren boven bouw-voorschriften en individuele bewoners.Het valt te bezien of Beijing een les heeftgeleerd die andere steden bespaard zalblijven.

Thijs Weststeijn is kunsthistoricus aan de Uni-

versiteit van Amsterdam.

Overige literatuur

– Liang Sicheng. Zhong guo jian zhushi [Geschiedenis van de Chinesearchitectuur]. Baihua Literatureand Art Publishing House. Tianjin2005.

– Liang Sicheng. (ed. Wilma Fairbank.)A Pictorial History of Chinese Archi-tecture. A Study of the Developmentof its Structural System and the Evo-lution of its Types. MIT Press. Cam-bridge, Mass. 1984.

– Voor recente burgerinitiatievengericht op Chinese monumenten-zorg zie http://en.bjchp.org/ (Engels -talig).

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 15

‘Tot in de jaren tachtigbepleitte de Partij deafschaffing van eet -stokjes en het Chineseschrift.’

Een hutong, een van de karakteristieke Beijingse wijken van laagbouw rond binnenplaatsen.

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 15

n

de loop van de twintigste eeuw hebbenpsychologische experts de opvoedings-advisering overgenomen van ervarings-deskundigen. Familieleden, buren enmorele autoriteiten (dominees, priesters)verloren hun zeggenschap op dit terrein.Het startsein voor deze machtsverschui-ving werd gelost door pioniers van de psy-chologie als Stanley Hall, Arnold Gesellen John Watson aan het begin van dieeeuw. Van een echte wisseling van dewacht was echter pas sprake vanaf de jarenvijftig, toen de opvoedkundige adviezenvan Benjamin Spock, John Bowlby enPenelope Leach een groot middenklasse -publiek bereikten.

Natuurlijk hadden de experts hun succesniet alleen te danken aan overtuigings-kracht. De psychologiserende benaderingvan de opvoeding paste goed in de in -dividualistische, meritocratische wel-vaartsmaatschappij die na de TweedeWereldoorlog haar beslag zou krijgen.Doordat werknemers steeds vaker moes-ten verhuizen om zichzelf te kunnenhandhaven op een snel veranderendearbeidsmarkt konden ze niet gemakke-lijk terugvallen op de ondersteuning vanfamilie en buren. Daar kwam bij dat deopvoedkundige inzichten en trends elkaardermate vlug opvolgden dat de eigenouders niet langer als bronnen van opvoed-kundige inzichten konden gelden. Boven-dien werd met de verspreiding van de pilhet ouderschap een vrije keuze, of liever:een lifestyle option, te vergelijken metandere tijd- en geldverslindende hobby’s,zoals zeezeilen of bergbeklimmen. Omdatwe deze hobby’s zelf kiezen, moeten wevolgens een wijdverbreid liberaal per-spectief ook zelf voor de kosten ervanopdraaien. De maatschappij draagt geenverantwoordelijkheid in deze.

Juist in een liberale samenleving komtontwikkelingspsychologische expertisegoed van pas. Zoals de Britse weten-schapssocioloog Nikolas Rose heeft be -toogd, vertaalt de psychologische blik alleproblemen in individuele problemen diedoor het individu aangepakt moeten wor-

den; psychologen vertellen ons hoe. Ditin tegenstelling tot de sociologische blik,die de gedragingen en keuzes van indivi-duen opvat als sociaal bepaald. Inmid-dels hebben ouders de gewoonte ont-wikkeld om in geval van opvoedkundigedilemma’s te rade te gaan bij psycholo-gische deskundigen, die hun expertiseverspreiden via consultatiebureaus, op -voedingsondersteuningsprogramma’s,schoolbegeleidingsdiensten, naslagwer-ken en publicaties via alle beschikbaremedia, inclusief het internet. Deskun-digheid is dus altijd bij de hand.

Over de manier waarop ouders deze ont-wikkelingspsychologische adviezen ver-talen in pedagogisch handelen weten wenog maar weinig. Door de ‘kindgericht-heid’ van de ontwikkelingspsychologieraakten ouders als onderzoeksobjectenigszins uit beeld. De afgelopen jarenverschijnen echter steeds meer (popu-lair)wetenschappelijke, sociologische stu-dies die de invloed van de psychologiseringvan de opvoeding op ouders onderzoeken

door hen in een maatschappelijk verbandte plaatsen. De uitkomsten geven aanlei-ding tot zorg.

Journaliste Kaat Schaubroeck, die voorhaar boek Een verpletterend gevoel van ver-antwoordelijkheid 36 ouders interviewde,concludeert dat opvoedkundigen oudersopzadelen met het verlammende gevoeldat ze altijd en eeuwig tekortschieten.Daarvoor noemt zij een aantal oorzaken.

Ten eerste poneren deskundigen eendirect causaal verband tussen de opvoed-kundige keuzes van ouders en het fysiekeen mentale welbevinden van hun kinde-ren, waarbij vaak ingrijpende langeter-mijngevolgen worden toegeschreven aanrelatief beperkte ingrepen – zoals dekeuze voor flesvoeding in plaats van

borstvoeding. Ten tweede veranderen deopvoedkundige inzichten pijlsnel. Nietalleen verwerpt de nieuwe generatie des-kundigen het paradigma van haar voor-gangers, soms duurt het slechts enkelemaanden voordat een bevinding door hetvolgende onderzoek alweer wordt ont-kracht. Dat maakt de afnemers van advie-zen onzeker, waardoor ze juist geneigdzijn weer een andere deskundige te raad-plegen. Zo werkt de adviesindustrie alseen zichzelf reproducerend systeem. Tenslotte worden opvoedingsdoelen steedshoger opgeschroefd. Waar je vroeger nogtevreden kon zijn als je in ‘bed, brood enbad’ kon voorzien, moet de ouder van nuzich tevens bewijzen als personal coach,therapeut, hulpleerkracht, huiswerkbe-geleider, media-expert, entertainer, speel-kameraad enzovoorts.

Ouders krijgen al met al het idee opge-drongen dat ze hun kinderen kunnenmaken of breken: de beruchte ‘nurtureassumption’ die de Amerikaanse psy-chologe Judith Rich Harris al enige jarengeleden doorprikte. De door Schaubroeckopgetekende ervaringsverhalen vestigenjuist de aandacht op de tragische dimen-sie van het ouderschap, dat wil zeggen opde factoren waarover ouders nauwelijksinvloed kunnen uitoefenen: ziekte, reor-

ganisaties, werkloosheid, en dit alles temidden van een uiterst opdringerigecommercie die kinderen een hausse aannutteloze, zo niet schadelijke productenopdringt.

Volgens de auteur reikt de veronder-stelde ouderlijke almacht nooit zo ver datze alle euvels en tekortkomingen van de

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 16

Een spiegel van een harteloze wereldPsychologische en sociologische visies op opvoeding en gezin

De eisen die gesteld worden aan de opvoeding zijn legio, maar helaas vaag gedefinieerd. Ouders leven met een voortdurende angst steken te laten vallen enschakelen hulp in van opvoedingsdeskundigen en ontwikkelingspsychologen.Zijn ze hier inmiddels wijzer van geworden? door Lies WesselingI

Door de ‘kindgerichtheid’ van de ontwikkelingspsychologie raakten ouders als onderzoeksobject enigszins uit beeld.

een verpletterend gevoel van

verantwoordelijkheid. waarom

ouders zich altijd schuldig

voelen

door Kaat Schaubroeck. De Geus. Breda 2010. 288 pag. ¤ 18,90

parenting out of control.

anxious parents in uncertain

times

door Margaret K. Nelson. New York University Press. New York/Londen 2010.257 pag. ¤ 27,85

‘Met de verspreiding vande pil werd het ouder-schap een lifestyle option,te vergelijken met anderetijd- en geld verslindendehobby’s.’

‘Ouders krijgen het idee opgedrongen dat ze hun kinderenkunnen maken of breken.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 16

omringende heartless world zou kunnencompenseren met een paradijselijkethuishaven. Het is bijvoorbeeld lastig omkinderen te leren dat ze eerlijk moetenzijn als ze uit de media oppikken datgoedbetaalde bankemployees nietsver-moedende burgers een oor aannaaien endaarmee nog ongestraft wegkomen ook.

Waar Schaubroeck vooral de gevoels -wereld van de hedendaagse ouder ver-kent, richten anderen de blik op veran-deringen in het opvoedkundig gedrag.Diverse sociologen lijken het eens te zijndat er sprake is van een significante ver-schuiving in het pedagogisch handelen.Dat blijkt onder meer uit de introductievan neologismen als helicopter parenting(ouders die boven hun kinderen blijvenrondcirkelen om ze te surveilleren), hyper-parenting (ouders die hun kinderen over-stimuleren door elke minuut in hunagenda te vullen met educatieve activi-teiten), paranoid parenting (ouders diehandelen uit angst voor de vele risico’sen gevaren die hun kinderen zoudenbedreigen) en Parenting out of Control,zoals de titel luidt van een vorig jaar ver-schenen publicatie van de Amerikaansesocioloog Margaret Nelson.

Nelsons boek vormt een welkome aan-vulling op de literatuur omdat de auteurhet opvoedkundig gedrag van ouders vanmiddelbare scholieren en studentenonder de loep neemt – meestal richt hetonderzoek naar ouderschap zich opouders van (zeer) jonge kinderen. Dezestudie is bovendien innovatief doordatNelson de klassengebondenheid van ver-schillende opvoedkundige stijlen onder-

zoekt. Op grond van interviews met 93ouders uit verschillende regionen van deAmerikaanse samenleving trekt de auteureen scherpe grens tussen de professionalmiddle class (academische graad hogerdan BA) en de middle class/working class(ten hoogste BA). Het hyperparenting isvolgens Nelson voorbehouden aan dehogere middenklasse; de opvoedkundigestijl van de lageropgeleiden kenmerktzich door parenting with limits.

Ouders uit de eerste groep zoekenemotionele voldoening in een intiemeband met hun kinderen. Zodoende oefe-nen ze eerder invloed uit via subtiele,niet-aflatende beïnvloeding dan via open-lijke gezagsuitoefening. Deze stijl kentgeen vaste, expliciete regels, wel con-stante onderhandeling en voortdurendoverleg. Verder stellen ‘helikopterouders’hun kinderen graag bloot aan een breedscala van buitenschoolse activiteiten diehun artistieke en sportieve talenten moe-ten ontplooien, terwijl ze tevens de vor-deringen op school nauwlettend moni-toren en ondersteunen. Deze ouders zijnbuitengewoon kieskeurig in de school-keuze en richten zich op toegang tot elite -scholen en -universiteiten. Bovendienhebben ze zeer hoge, maar vaag gedefi-nieerde verwachtingen van hun kinderen.Ze ambiëren niet zozeer een specifiekecarrière voor hun kinderen, maar hopenwel dat zij zich vol passie zullen wijdenaan hun toekomstige beroep en dat zijzowel op persoonlijk als op maatschap-pelijk vlak gelukkig zullen worden.

Het neveneffect van deze hoge maarweinig concrete normen is dat het eind-punt waarop de opvoeding voltooid mag

heten niet kan worden vastgelegd. Erwordt ook nog heel wat rondgecirkeldboven en overlegd met studerende ‘kin-deren’. De ouderlijke zorg en verant-woordelijkheid kent geen grenzen meer.Deze stijl van opvoeden verschilt op cru-ciale punten van het parenting with limits,dat kinderen wel degelijk duidelijkeregels oplegt zonder deze eindeloos terdiscussie te stellen, en waarin de opvoe-ding voltooid wordt geacht wanneer hetnageslacht toegang heeft gekregen tot hettertiair onderwijs.

Parenting out of control is een veelzeg-gende woordspeling. Deze manier vanopvoeden wordt ingegeven door het ver-langen intensief en langdurig invloed uitte oefenen op het nageslacht, maar dreigtjuist door zijn onbegrensde karakter decontrole te verliezen. Het mag duidelijkzijn dat deze vorm van opvoeden buiten-gewoon arbeidsintensief is en bovendienveel geld vergt. Opmerkelijk genoeg leg-gen juist de ouders die tevens veeleis-ende, verantwoordelijke maatschappe-lijke functies vervullen zichzelf dezenorm op. Ook in dit opzicht dreigt hetopvoeden voorbij de menselijke maat teschieten en dus ‘out of control’ te raken.

Deze constatering roept onvermijde-lijk de vraag op wat de gevolgen zullen

zijn van dit controleverlies en waarom uit-gerekend drukbezette, hoogopgeleideouders het zichzelf zo moeilijk maken.Nelson is als sociologe verfrissend vrij vanhet parent bashing en mother blaming datde populairwetenschappelijke ontwik-kelingspsychologie zo ontsiert. Vanuitsociologisch perspectief zijn individuelegedragingen doorgaans logische reactiesop maatschappelijke ontwikkelingen.

Nelson wijst op de volgende feiten. Dearbeidsmarkt verandert volgens haar zosnel dat het voor ouders lastig wordt de

vinger te leggen op factoren die maat-schappelijk succes bepalen. Daarom kie-zen ze ervoor om via een breed palet aanontplooiingsactiviteiten flexibele indi-viduen op te kweken die zich goed kun-nen aanpassen aan voortdurend ver -anderende omstandigheden. Verderweerspiegelt de gerichtheid van oudersop buitenschoolse activiteiten de toela-tingscriteria van elite-universiteiten, dieniet alleen een hoog grade point averageverwachten, maar ook een indrukwek-kende staat van dienst op extracurriculairgebied. Wel of niet ivy league maakt eengroot verschil voor de carrièremogelijk-heden van Amerikaanse burgers. Het isdus niet vreemd dat ouders hieropgebrand zijn.

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 17

FIERE MARGRIET1

Jouw lichaam gestrekt. Geketend, maar zwevendboven de vijver waar moeders verstrooideen luier loslaten die wolkt in het waterhier drijft op wolken jouw hoofd.

Jouw lichaam, gestrekt. Zo werd het gevondenaangespoeld in een hoek van de tijddoorzichtig en glanzend, je jurk was vergaanen je keel onwerkelijk rood.

Wie lieten jou zinken in de rivier? Stof moest je worden, eerst je gezichtdan je vingers, ten slotte je haarnaar de bodem, dwarrelend aas

totdat je terugkwam, stroomopwaarts getrokken:een reis naar de stad op de rug van een vis.Je zwaaide, zegt men – er vielen veel sterrenje handen leken verlicht.

Renée van Riessen (1954) is dichter endoceert filosofie aan de ProtestantseTheologische Universiteit (universitairdocent) en aan de Universiteit Leiden (bijzonder hoogleraar Christelijke Filo -sofie, sinds 1 januari 2011). Bij UitgeverijPrometheus/Bert Bakker verschenen vanhaar hand vier dichtbundels; de laatste,Krekels in de keuken, kwam uit in 2008.

Renée van Riessen

1 Fiere Margriet is een heilige, afkomstig uitde stad Leuven, waar ze de beschermvrouweis van de martelaren en het horecapersoneel.Het beeld waarover het gedicht spreekt, isgemaakt door Willy Meysmans en staat opde Muntstraat, hoek Tiensestraat in Leuven.

‘Opvoedkundigen zadelen ouders op met het verlammendegevoel dat ze altijd en eeuwig tekortschieten.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 17

Tegelijkertijd hebben we hier van doenmet de generatie die opgroeide in decounterculture van de jaren zestig en die demateriële waarden van de eigen ouderster discussie stelde. Bij het hyperparen-ting gaat het daarom slechts om geld en

goed voor zover ze toegang bieden tot dehogere, immateriële waarden: passie, toe-wijding, zelfverwerkelijking, geluk. Tenslotte geven de ouders die Nelson inter-viewde voortdurend aan dat de contextwaarin ze hun kinderen moeten opvoe-

den op geen enkele manier meewerkt,een geluid dat ook duidelijk opklinkt uitde interviews van Schaubroeck. Oudersvoelen zich niet langer onderdeel van eengemeenschap die meehelpt en mee-opvoedt. Sterker, behalve ouders en leer-krachten lijken er geen maatschappelijkekrachten meer werkzaam die een peda-gogische verantwoordelijkheid op zichwillen nemen. Hierbij laten de respon-denten zich overigens met het nodigededain uit over de opvoeding die zijzelfhebben genoten. Het is duidelijk dat juistdeze ouders de vorige generaties niet snelals hulptroepen zullen inschakelen.

Het valt op dat Nelson niet verwijstnaar de adviesindustrie ter verklaring vanhet hyperparenting, in tegenstelling totSchaubroeck en de Britse socioloog FrankFuredi. Dit is een opmerkelijke omissie,omdat de kenmerken van de door haarbeschreven opvoedkundige stijl vrij nauw-keurig de voorschriften en premissen vande populairwetenschappelijke opvoe-dingsliteratuur weerspiegelen. Logisch,want deze literatuur wordt vooral doorhoogopgeleide ouders gelezen. De min -achting voor de ervaringsdeskundigheidvan vorige generaties, het streven naaremotionele bevrediging via gezinsrela-ties, de hoge, maar ongedefinieerde opvoe-dingsnormen, de grenzeloze beschik-baarheid, het isolement van individueleouders, het voortdurende uitstel van hetpunt waarop kinderen volwassen mogenheten, de illusie van ouderlijke almachtdie onvermijdelijk beheerszucht in de

hand werkt: men leze er Penelope Leachcum suis maar op na. In verklarend opzichtstelt de verder voortreffelijke studie vanNelson dan ook enigszins teleur. Desal-niettemin maakt zij wel haarscherp dui-delijk, evenals Schaubroeck, dat opvoe-dingsstijlen een integraal onderdeel zijnvan, in plaats van een tegenwicht biedenaan, maatschappelijke ontwikkelingen.

Lies Wesseling is als universitair hoofddocent

verbonden aan de Faculteit der Cultuur- en

Maatschappijwetenschappen van de Universiteit

Maastricht.

Overige literatuur

– F. Furedi. Paranoid Parenting. Aban-don Your Anxieties and Be a GoodParent. Penguin. Londen 2001.

– P. Leach. Baby & kind. Het volledigeen praktische handboek voor de verzorging van kinderen. Kosmos.Utrecht 2008. (Oorspr. 1977.)

– J. Rich Harris. The Nurture Assump-tion. Why Children Turn Out the WayThey Do. Free Press. New York 1998.

– N. Rose. Governing the Soul. The Shaping of the Private Self. Free Association Books. Londen 1989.

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 18

Dr. Benjamin Spock in oktober 1974. Zijn boek Baby and Child Care (1946) was decennialang van grote invloed op

ouders.

Vrij Nederland schrijft helder, open en betrokken over film, kunst, cultuur, politiek en alles wat

het leven de moeite waard maakt. Profiteer nu van ruim 70 procent korting en ontvang 12 weken

Vrij Nederland in de bus voor maar 15 euro. Ga nu naar www.vn.nl of bel 0800-0220660.

De VN-app voor iPad is voor abonnees gratis t/m 30 juni 2011

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 18

ind

jaren tachtig werkte ik in het westelijkAmazonegebied, om data te verzamelenvoor een geologisch-biologisch promotie-onderzoek. Na die tijd heeft het Amazone-gebied me nooit meer echt losgelaten.Ook nu, twintig jaar later, blijft de fasci-natie bestaan en de drang meer gegevensbij elkaar te brengen om de ontstaans-geschiedenis beter te leren begrijpen.’

Geologe Carina Hoorn, gastonderzoe-ker aan het Centrum voor Biodiversiteiten Ecosysteem Dynamica van de Univer-siteit van Amsterdam, is eerste auteur vaneen baanbrekend artikel dat in novem-ber 2010 in Science verscheen. De onge-kende soortenrijkdom van het Amazone-gebied, betogen de auteurs, is voor eengroot deel te danken aan de geboorte vande Andes, die het aanzien van wat nu Zuid-Amerika heet dramatisch veranderde.Lange tijd – ook voor geologische begrip-pen – was het centrum van dat werelddeeltektonisch relatief stabiel. Maar in hetPaleogeen (65 tot 23 miljoen jaar geleden)veranderden de plaatbewegingen aan dewestzijde van het continent, waardoor debodem omhoog werd geduwd in wat nude noordoostelijke Andes is. Het was deeerste fase in het ontstaansproces van hetgebergte.

In de afgelopen tientallen miljoenenjaren werd de Andes in stappen verderomhoog gestuwd. Door de geologischeprocessen die daarmee samengingen,ontstond tussen twintig en tien miljoenjaar geleden ten westen van de Andes eengigantisch merengebied, waarin vooralheel veel weekdieren leefden die in dezeomgeving snel konden evolueren. Boven-dien waren de meren een aantrekkelijkeleefomgeving voor allerlei vissen en rep-tielen, waaronder een nu uitgestorvenkaaimansoort, de Purussaurus, die zo’ntwaalf meter lang kon worden.

Maar het ontstaansproces van deAndes was toen nog niet afgelopen. Tus-sen twaalf en 4,5 miljoen jaar geledenwerd het gebergte snel nog verder opge-

stuwd, in sommige periodes binnen dattijdperk sneller dan ooit. Tegelijkertijdvond erosie plaats; het afgesleten mate-riaal uit de bergen werd afgezet in eengebied van meer dan een miljoen vier-kante kilometer. Daardoor verdween hetmerenlandschap en ontstond een voor-loper van de Amazonerivier.

‘Het verdwijnen van de grote merenbetekende grotendeels het einde van het

tijdperk van de weekdieren’, zegt Hoorn:‘Het nieuwe rivierengebied werd bewoonddoor allerlei andere diersoorten.’ In deafgelopen tien miljoen jaar evolueerdenvooral zoogdieren, vogels en planten indit gebied bijzonder snel. Daarnaast ves-tigden bestaande soorten uit bijvoor-beeld Noord-Amerika zich in het gebied.‘Zo ontstond de enorme soortenrijkdomdie het Amazonegebied nu kenmerkt’,aldus Hoorn.

‘De grootste variatie in planten en die-ren is te vinden in de westelijke Ama-zone’, legt ze uit: ‘Dat is waar het meesteerosiemateriaal uit de Andes is afgezet.’Daar ontstond een mozaïek van gebie-den, waarop verschillende combinatiesvan dieren en planten leven. Hoorn: ‘Inhet oosten, waar het ontstaan van deAndes minder invloed heeft gehad op debodem, leven minder verschillende soor-ten.’ Het materiaal dat in het westelijkAmazonegebied terechtkwam door de

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 19

‘EEen mozaïek van soortenDe ontstaansgeschiedenis van het Amazonegebied

Carina Hoorn was eerste auteur van een baanbrekend artikel over de grote variatierijkdom rond de Amazone. Volgens het interdisciplinaire auteursteam ligt de verklaring van deze rijkdom in de geboorte van de Andes, en de invloed ervan op de omgeving. door Geertje Dekkers

amazonia through time. andean

uplift, climate change, landscape

evolution, and biodiversity

In: science, 12 november 2010, vol. 330(6006): 927-931. door C. Hoorn, F.P. Wesselingh, H. terSteege, M.A. Bermudez, A. Mora, J. Sevink,I. Sanmartín, A. Sanchez-Meseguer, C.L. Anderson, J.P. Figueiredo, C. Jaramillo,D. Riff, F.R. Negri, H. Hooghiemstra, J. Lundberg, T. Stadler, T. Särkinen en A. Antonelli.

Foto: Carina Hoorn.

Hoe ontstond de grote soortenrijkdom van het Amazonegebied?

‘In de westelijke Amazone,waar het meeste erosie-materiaal uit de Andes isafgezet, is de grootstevariatie in planten en dieren te vinden.’

Het on

derzoek

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 19

groeiende Andes en de verandering in hetregionale klimaat (door de gebergtevor-ming) maakte de evolutie van nieuwe die-ren en planten mogelijk, betogen deauteurs van het artikel in Science. ‘Natuur-

lijk spelen bij soortvorming veel meer factoren een rol’, zegt Hoorn, ‘maar degeologische ontwikkelingen waren eenbelangrijke voorwaarde.’

Een klein jaar voor het artikel, in febru-ari 2010, publiceerde Hoorn samen methaar collega Frank Wesselingh de bundelAmazonia, Landscape and Species Evolu-tion. A Look into the Past (Wiley-Blackwell).Daarin belichten tal van wetenschappersde geologische en evolutionaire ontwik-kelingen vanuit hun eigen hoek. ‘Het wastijd voor een nieuw overzichtswerk, wanter is het afgelopen decennium veel onder-zoek gedaan in de Andes en in het Ama-zonegebied, zowel door biologen als doorgeologen’, zegt Hoorn. ‘En nieuwe inzich-ten, bijvoorbeeld over moleculaire klok-ken, hebben veel duidelijk gemaakt overhet verloop van de evolutie van soorten indit gebied.’

Het samenbrengen van die informatiewas een lastige klus, aldus Hoorn, door-dat verschillende wetenschappers ver-schillende wetenschappelijke jargonsspraken: ‘Het was vaak moeilijk elkaar tebegrijpen. Moleculair biologen en bos -ecologen houden zich nu eenmaal metandere zaken bezig dan geologen. Mijnjaar werkervaring bij een van de com-municatieafdelingen van Shell heeft megeholpen verschillende disciplines bijelkaar te brengen. Als je bij Shell ietswilde weten, dan belde je gewoon eendeskundige uit het bedrijf op, waar terwereld die ook zat. Wetenschappers doendat onderling niet snel, maar toen ik naShell weer aan de universiteit ging wer-ken, heb ik aan die gewoonte vastgehou-den. Voor dit onderzoek heb ik experts uitallerlei velden samengebracht en datheeft veel nieuwe inzichten opgeleverd.’

In het Science-artikel laten Hoorn enhaar medeauteurs de samenhang zientussen de processen die in het boek wor-den beschreven: ‘Het is een review-arti-kel. Dat wil zeggen dat we alle bewijzenuit verschillende disciplines op een rijhebben gezet maar ook nieuwe informa-tie erin verwerkt hebben. Daarvoor heb-ben we voortdurend met experts uit allemogelijke disciplines overlegd, die alle-maal nuanceringen aandroegen.’ Het waseen moeilijke klus: ‘Het is het lastigsteartikel waaraan ik ooit heb gewerkt’, zegtHoorn. ‘Communicatie tussen verschil-lende vakgebieden is moeilijk en we hebben er een jaar over gedaan om alles– figuren en tekst – op de juiste manierweer te geven. En dan nog is het goed

mogelijk dat deskundigen op deelgebie-den met kritiek komen. We stellen onskwetsbaar op.’

Tot nu toe is het artikel echter opval-lend positief ontvangen: ‘We hebben welaanvullende opmerkingen gekregen, bij-voorbeeld over ontwikkelingen in hetKwartair, de afgelopen 2,6 miljoen jaar,die buiten het bestek van ons artikel val-len.’ In januari – te laat voor dit nummervan de ABG – verschijnt in Science eenbeschouwing over het artikel van Hoorn.

Hoorn en haar medeauteurs belichten deevolutie van het Amazonegebied vanuiteen nieuwe invalshoek. Zij beschrijven deontwikkelingen tot het begin van hetKwartair en stellen dat de wetenschap-pelijke discussie over de oorsprong vanbiodiversiteit in het Amazonegebied totnu toe ten onrechte volledig op het Kwar-tair geconcentreerd was. Het Amazone-bos had (rond twintig miljoen jaar gele-den) al kenmerkende soorten die ook nuin het oerwoud voorkomen maar hetgebied zou nog veel veranderingen door-maken. Misschien wel de meest drama-tische ontwikkeling was de komst van demens, een evolutionaire nieuwkomer dienu de soortenrijkdom van het Amazone-gebied in gevaar brengt door ontbossing.

‘De wortels van de variatie in het oer-woud zijn al zo oud en het heeft grote ver-anderingen doorstaan. Allerlei plantenen dieren bestaan al zo lang. Het is jam-mer dat een nieuwkomer dit alles nubedreigt.’

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 20

Een journalistiek geheim ontsluierd

Joan Hemels

Dit boek gaat over de stelselmatige beïnvloeding van de Nederlandse journalistiek tijdens de Eerste Wereldoorlog vanuit Wenen. Niet door krantenlezers in te palmen met Sachertorte of Mozartkugel voor

redacties van gemanipuleerd nieuws en geregisseerde reportages te voorzien.De Dubbelmonarchie huurde de Tsjech Robert Saudek in om de publieke opinie in het neutrale Nederland en ver daarbuiten te winnen voor de belangen van Oostenrijk-Hongarije. Na toelating door het Oostenrijks-Hongaarse Kriegspressequartier bedreven journalisten embedded oorlogsverslaggeving. Voorzien

ogenschouw te nemen.Al met al gaat het in Een journalistiek geheim ontsluierd om geheimzinnige affaires die nu pas als een vergeten – of verdrongen? – hoofdstuk in de persgeschiedenis aan het licht komen.

9789055893089 Eur 29,50

www.spinhuis.nl

De Dubbelmonarchie en een geval van dubbele moraal in de Nederlandse pers

tijdens de Eerste Wereldoorlog

‘Het was vaak moeilijkvoor de verschillendewetenschappers omelkaar te begrijpen.’

‘Een duizelingwekkend goed boek over ras, armoede en wetenschap’ NRC HandelsbladIn de jaren ’50 werden bij Henrietta Lacks kankercellen weggenomen zonder dat zij dat wist. Het verhaal van deze onsterfelijke ‘HeLa-cellen’ is niet alleen een indrukwekkende familiegeschiedenis maar ook een duistere geschiedenis van het experimenteren met Afrikaans-Amerikanen, het ontstaan van de ethiek binnen de biologie en de juridische strijd over de vraag of we de baas zijn over de materie waarvan we zijn gemaakt. 

Nu verkrijgbaar in de boekhandel of te bestellen

via www.nieuwamsterdam.nl/henriettalacks 5 24,95

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 20

et

begin vorig jaar verschenen rapport vande Commissie-Davids over de Neder-landse betrokkenheid bij de oorlog inIrak maakte het weer eens duidelijk. DeHaagse besluitvorming over buitenlandsepolitiek bevindt zich in een spagaat tus-sen machtspolitiek handelen enerzijdsen de noodzaak tot een juridisch-nor-matieve rechtvaardiging anderzijds. Debeslissing om de Amerikanen politiek testeunen was ingegeven door klassiekemachtsargumenten: internationale vei-ligheid, steun aan de machtigste bond-genoot en (inter)nationale eer. SaddamHoessein had genoeg gesold met hetWesten.

Maar deze argumenten volstondenniet als politieke rechtvaardiging voor deregime change. Geheel in lijn met deNederlandse traditie werd een solide juri-dische basis voor deze beslissing onont-beerlijk geacht. Ook in het publiekedebat, waarin volkenrechtjuristen pro-minent participeerden, klonk deze opvat-ting stevig door. Het was dan ook niet ver-wonderlijk dat de Commissie-Davids, zelfin meerderheid samengesteld uit juris-ten, vooral de juridische meetlat han-teerde in haar analyse.

De uitzondering hierop vormde de,inmiddels beroemde, paginalange ‘voet-noot van Van Walsum’. Daarin stelde devoormalige topdiplomaat dat politiekeafwegingen in de internationale betrek-kingen soms van groter belang zijn danhet volkenrecht. Maar dit is geen popu-lair standpunt in de Nederlandse bui-tenlandse politiek, zoals onlangs ookwerd onderstreept in de voortreffelijkeLuns-biografie van Albert Kersten. Daarinkomt nauwgezet naar voren hoe demachtspoliticus Luns een uitzonderingvormde op zijn eigen ministerie en in deloop van zijn lange carrière in toene-mende mate politiek geïsoleerd raakte.‘Macht’ werd steeds meer een beladenterm, terwijl het vertrouwen in inter -

nationale organisaties en internationaalrecht tot ongekende hoogte groeide, totop de dag van vandaag.

Opvallend hierbij is de cosy consensusdie op dit punt lijkt te bestaan tussen hetgros van de Nederlandse beoefenaren éntheoretici van de buitenlandse betrek-kingen. Vooral voor de laatste groep is ditopmerkelijk, gezien het grote aantal alter-natieve antwoorden dat in het vakgebied

wordt gegeven op de vraag hoe een recht-vaardige internationale orde tot standkomt. Aan de hand van vier recente boe-ken zal betoogd worden dat er naast hetinternationale recht en internationaleorganisaties nog andere, en belangrij-kere, bronnen van internationale ordebestaan.

Hoewel de afgelopen decennia tallozenieuwe theorieën en varianten zijn geïn -troduceerd, domineert een drietal hoofd-categorieën het theoretische debat overde internationale betrekkingen. Heel kortzijn dat respectievelijk het idee dat ordeeen kwestie is van onderlinge machts-verhoudingen tussen nationale staten(realisme) of, tegengesteld, dat alleen het

verminderen van staatsinvloed ten gun-ste van een bovennationale volkerenor-ganisatie tot een aanvaarbare ordeningleidt (idealisme), of dat een tussenposi-tie, die elementen van beide stromingencombineert, orde teweegbrengt (de EngelseSchool).

Primus inter pares is zonder twijfel hetrealisme, meestal omschreven als detheorie van de machtspolitiek van leiders

van nationale staten, die hun nationalebelangen verdedigen in een wereldsys-teem waarin bij gebrek aan een opper-rechter geen enkele staat van zijn voort-bestaan verzekerd is. Dit permanenteveiligheidsdilemma stimuleert coalitie-vorming, wat resulteert in regionale enmondiale machtsbalansen. Moraal enrecht zijn van ondergeschikt belang endienen meestal slechts als internationaal-politieke franje.

De laatste jaren worden echter vraag-tekens geplaatst bij dit dominante beeldvan het realisme, onder meer door aca-demici die zich richten op de internatio-nale aspecten van de politieke filosofie.Het doel van hun werk is in de regel twee-ledig. Sommige schrijvers willen aanto-nen dat het realisme veelzijdiger – endaardoor bruikbaarder – is dan deze gang-bare, enigszins karikaturale omschrijving

van de wereldpolitiek. Daarnaast past ditwerk in een bredere tendens om hettamelijk simplistische gebruik van deideeëngeschiedenis door theoretici vande internationale betrekkingen te door-breken. Veel verder dan een enkel, vaakuit zijn verband gerukt, citaat van Hob-bes, Machiavelli of Thycidides komt menmeestal niet – iets wat overigens nietalleen geldt voor het realisme, maar bij-voorbeeld ook voor het idealisme, waar-aan ten onrechte klassiek-liberale den-kers worden gelieerd.

Duncan Bell, verbonden aan de Uni-versiteit van Cambridge, wil met de bun-del Political Thought and InternationalRelations. Variations on a Realist Themeduidelijk maken dat het realisme een bre-dere traditie is dan vaak wordt gedacht.Dat lukt echter maar matig. Het werk pre-senteert wel nieuwe inzichten over enkele

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 21

De vele bronnen van internationale ordeMeer realisme en minder idealisme nodig

Het debat over internationale betrekkingen werd lang beheerst door het realisme enhet idealisme. Maar er is een alternatief, waarvan ook het buitenlandbeleid vanNederland kan profiteren. door Edwin van de HaarH

De verschijning van het rapport van de Commissie-Davids in januari 2010.

‘Naast het internationale recht en internationale organisaties zijn er nog andere, belangrijkere bronnen van internationale orde.’

political thought and

international relations.

variations on a realist theme

door Duncan Bell (red).Oxford University Press. Oxford 2009.256 pag. ¤ 29,50

the return of history and the

end of dreams

door Robert Kagan. Vintage Books. New York 2009.128 pag. ¤ 11,95

theorising international

society. english school methods

door Cornelia Navari (red.). Palgrave Macmillan. New York/Basingstoke 2009. 256 pag. ¤ 86,25

international society and the

middle east. english school

theory at the regional level

door Barry Buzan en Ana Gonzales-Palaez (red.). Palgrave Macmillan. New York/Basingstoke 2009. 288 pag. ¤ 75,–

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 21

belangrijke twintigste-eeuwse realisten,maar de poging om nieuwe denkers endenkwijzen toe te voegen aan de realisti-sche canon is minder overtuigend. DatHannah Arendt sterk gekant was tegenhet idealisme uit het interbellum en warswas van ideologisch gemotiveerde poli-tieke veranderingsprogramma’s maakthaar nog niet tot een realist. De claim datMartin Heidegger als inspirator moetworden gezien van een nieuw soortrealisme dat antitheoretisch en anti -metafysisch is, komt evenmin goed uit deverf. Het zijn voorbeelden van gekun-stelde pogingen om diverse varianten vanhet realisme in bredere politiek-theore-tische zin toe te passen op de internatio-nale betrekkingen.

Daarentegen verschaffen de drie hoofd-stukken over de realistische aartsvaderHans Morgenthau wel interessante ge -zichtspunten die bijdragen aan de over-tuigingskracht van deze stroming. DeIerse docent internationale politieketheorie Seán Molloy maakt bijvoorbeeldduidelijk dat zowel Morgenthau als eenandere belangrijke realistische denker,E.H. Carr, ethiek als een integraal ele-ment beschouwden bij het bepalen vanhet nationale belang. Iedere leider maaktimmers morele keuzes. Niet alleen doorhet leven van soldaten op te offeren in

naam van een hoger, abstract doel zoalsde internationale rechtsorde. Moraal isook aan de orde als wordt besloten detroepen thuis te houden, waarmee hetvoor mensen in andere landen moei -lijker wordt gemaakt hun bestaan te verbeteren.

Andere waardevolle bijdragen zijn vande hoogleraren internationale politiekefilosofie Richard Ned Lebow en NicholasRengger. Op basis van een analyse van hetwerk van oude Griekse denkers toontLebow aan dat macht zich kenmerkt doorrelationele aspecten. Anders dan wat eendominante stroming onder leiding vande toonaangevende Amerikaanse hoog-leraar internationale betrekkingen Ken-neth Waltz de afgelopen dertig jaar heeftverkondigd, is het daarom onzinnigmacht louter in termen van materiëlecapaciteiten te zien. Rengger analyseerthet denken van Leo Strauss, de inspira-tor van veel neoconservatieven. Straussstelt dat oorlog weliswaar een permanentgegeven is, maar dat participatie in oor-log nooit het simpele gevolg daarvan is.Oorlogsdeelname is altijd een keuze,zowel op individueel als op collectiefniveau. Ondanks de gebreken van debundel tonen deze laatste bijdragen aandat een duik in de ideeëngeschiedenisniet alleen academisch interessant is,maar ook praktische waarde kan hebben.Het realisme heeft weliswaar oude wor-tels, maar is nog lang niet uit de tijd.

Dat blijkt ook uit het korte werk van deAmerikaanse denker Robert Kagan, ver-bonden aan de Carnegie Endowment forInternational Peace en het German Mar -shall Fund te Washington DC. Kagan werdberoemd met Paradise and Power. Ame-rica and Europe in the New World Order(2003), waarin hij betoogde dat de Ver-enigde Staten een beter beeld hebben vande wereldpolitiek dan de Europese lan-den. Amerikanen erkennen namelijk dathet daarbij om macht draait en handelen

daar ook naar. Het boek werd veelalgezien als een ondersteuning van hetbeleid van president George W. Bush.

Kagans recente werk, The Return of History and the End of Dreams, zet dezedenktrant voort. Na de al te optimistischeideeën van na de Koude Oorlog is dewereld weer terug in zijn normale toe-stand. Duurzame vrede door handel of viainternationale organisaties is niet aan deorde. In navolging van veel Angelsaksi-

sche theoretici van de internationalebetrekkingen doet Kagan dergelijkeopvattingen af als ‘liberaal’. Hiermee ziethij overigens over het hoofd dat klassiek-liberalen als David Hume, Adam Smithen Friedrich Hayek zulke verwachtingennooit hebben gehad. Volgens Kagan wordtde wereldpolitiek als vanouds gedomi-neerd door competitie en de machts -balans tussen een aantal grote mogend-heden. De Verenigde Staten zijn hetbelangrijkst, maar dankzij de economi-sche groei door de verkoop van olie engas is ook Rusland weer terug van nooithelemaal weggeweest. De Europese Uniemerkt dit in het toegenomen aantal bot -singen met de Russen. In Azië maken deVerenigde Staten en Rusland samen metChina, Japan en India de dienst uit.

Gezien zijn neoconservatieve achter-grond is het opvallend dat Kagan geengroot gevaar ziet in het islamitisch fun-damentalisme. Hij noemt die beweging‘een hopeloze droom’, die steun ontbeertvan de gematigde islamitische meerder-heid. Dat is volgens hem logisch, want ineen strijd tussen moderniteit en tradi-

tie verliest de laatste het altijd. Hoewelhet islamitisch radicalisme bestredenmoet worden, zal het geabsorbeerd wor-den door de mondiale machtsstrijd. Eenbelangrijk element daarbij is het verschiltussen democratie en autocratie. Kaganacht het onwaarschijnlijk dat Rusland enChina zich verder democratiseren. Beideautocratische regimes hebben geleerdzich aan te passen en democratie is his-torisch geen ideaal voor het merendeel

van hun inwoners. Kagan roept de demo-cratieën op zich tegen de autocratieën teweer te stellen. De democratische domi-nantie moet worden verzekerd, opdat zijde wereld ook in de toekomst blijft vorm-geven. Hiermee sluit de auteur aan bijeen dominante stroming in de Ameri-kaanse internationale betrekkingen.

Realisten verschaffen Nederlandse diplo-maten en academici veel bruikbare in -zichten. Niet in de laatste plaats dat hetfutiel is te streven naar eeuwige wereld-vrede, of dat een internationale rechts-orde niet in staat is de internationalemachtsstrijd te beteugelen. Toch wringter iets in deze overwegend deterministi-sche zienswijze. Wat is bijvoorbeeld deverklaring voor het bestaan van vele vor-men van internationale samenwerkingdie niet direct aan de machtsstrijd zijngekoppeld? Waarom zijn er eigenlijk zoweinig internationale oorlogen, afgezettegen het aantal landen in de wereld?

Hier biedt het perspectief van deEngelse School uitkomst. Grondleggersals Martin Wight, Adam Watson, Herbert

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 22

CO

LO

FO

NR

ED

AC

TIE

RA

AD

:Mar

jole

in v

an A

ssel

t\U

M, I

nez

de

Bea

ufo

rt\E

UR

, Tru

dy

Deh

ue\

RU

G, R

obb

ert D

ijkgr

aaf\

UVA

,M

arjo

lijn

Feb

ruar

i\sch

rijv

er, e

ssay

ist,

Mar

iaG

reve

r\E

UR

,A

lber

t Hec

k\U

U, J

aap

Hoo

gen

boe

zem

\UM

,Lie

sbet

h K

este

r\O

U, T

heo

Mu

lder

\KN

AW

, Ger

ard

Nie

nh

uis

\UL,

Sijb

olt N

oord

a\V

SNU

, Wil

lem

Ott

ersp

eer\

UL,

H

erm

an P

hil

ipse

\UU

, Iem

e va

n d

er P

oel\

UV

A, R

utg

er v

anSa

nte

n\T

UE

, Est

her

-Mir

jam

Sen

t\R

UN

,Car

el S

tolk

er\U

L,Pa

ul S

tru

ik\W

U, T

hom

as V

anh

este

\VN

, Pet

er-P

aul

Ver

bee

k\U

T,W

ille

m W

itte

veen

\UV

T

HO

OF

DR

ED

AC

TE

UR

:In

ge v

an d

er B

ijl (

ad in

teri

m)

EIN

DR

ED

AC

TE

UR

:In

ge K

lin

kers

RE

DA

CT

EU

R:G

eert

je D

ekke

rsA

DV

ER

TE

NT

IES

:Ric

har

d L

ud

eke

UIT

GE

VE

R:A

mst

erd

am U

niv

ersi

ty P

ress

Art

ikel

en e

n r

eact

ies

zeer

wel

kom

op

red

acti

ead

res.

RE

DA

CT

IES

EC

RE

TA

RIA

AT

:A

mst

erda

m U

niv

ersi

ty P

ress

\ H

eren

grac

ht 2

21,

1016

BG

, Am

ster

dam

\ e-

mai

l: ab

g@au

p.n

l.A

bon

nem

ents

pri

js: ¤

33,

50 lo

sse

nu

mm

ers

¤ 4,

50p

roef

ab

o’s

(3 n

rs.)

¤ 1

3,–

Op

zegg

inge

n s

chri

ftel

ijk

voor

1 n

ov.

AD

VE

RT

EN

TIE

S:A

mst

erd

am U

niv

ersi

ty P

ress

t.

a.v.

afd

elin

g M

arke

tin

g, H

eren

grac

ht 2

21

1016

BG

Am

ster

dam

\ T.

020

-420

0050

mar

keti

ng@

aup

.nl

ON

TW

ER

P:C

orin

a C

otor

obai

& W

igge

r B

ierm

a \

Wer

kpla

ats

Typ

ogra

fie,

Arn

hem

O

PM

AA

K:S

tud

io T

ypeF

ace,

Lel

ysta

d

DR

UK

:Dij

kman

Off

set,

Die

men

. U

ITG

AV

EE

NC

OP

YR

IGH

T:A

UP,

ISSN

156

7-78

42O

PL

AG

E:6

4.57

8 ex

emp

lare

n.

De

Acad

emis

che

Boe

keng

ids

wor

dt z

es k

eer

per

jaar

grat

is v

ersp

reid

on

der

het

wet

ensc

hap

pel

ijk

pers

onee

l van

vri

jwel

alle

Ned

erla

nds

eun

iver

site

iten

,d

e U

niv

ersi

tair

Med

isch

e C

entr

a en

de

KN

AW

. D

aarn

aast

wor

dt z

ij g

edis

trib

uee

rd a

an le

zers

van

Vrij

Ned

erla

nd.

Voo

r d

e ve

rsp

reid

ing

zijn

dez

e in

stel

lin

gen

zel

f ve

ran

twoo

rdel

ijk.

Voo

r kl

ach

ten

ove

r d

e b

ezor

gin

gw

ord

t de

leze

rs v

erzo

cht c

onta

ct o

p te

nem

en m

etd

e af

del

inge

n a

dre

sbeh

eer

van

de

eige

n in

stel

lin

g,en

nie

t met

AU

P.

LE

TT

ER

TY

PE

:A

rnhe

m d

oor F

red

Smei

jers

, Our

Typ

e.

ww

w.a

cad

emis

cheb

oeke

ngi

ds.

nli

s ee

n g

rati

s w

ebsi

ted

ie a

lle

arti

kele

n e

n r

ub

riek

en b

evat

die

va

naf

200

0 in

De

Acad

emis

che

Boe

keng

ids

zijn

ve

rsch

enen

.

George W. Bush spreekt soldaten toe in Irak, september 2007.

‘In het realisme dienen moraal en recht meestal slechts alsinternationaal-politieke franje.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 22

Butterfield en Hedley Bull zagen dewereld als een internationale samenle-ving van staten. Zij erkenden de rol vanmachtspolitieke elementen, zoals oorlog,machtsbalans en de leidende rol vangrote mogendheden. Maar zij benadruk-ten ook het gelijktijdige en aanvullendebelang van het internationale recht en dediplomatie, zonder daarin door te slaannaar het idealisme. Juist de combinatievan macht en sociale normen, uitgedruktin deze vijf ‘instituties’, zorgt voor inter-nationale orde. De wereld is daarom, inde beroemde woorden van Bull, te zienals een ‘anarchische samenleving’.

De Engelse School ontstond in dejaren vijftig, als reactie op de omarmingvan natuurwetenschappelijke methodendoor Amerikaanse wetenschappers in deinternationale betrekkingen. De EngelseSchool stelde daar de historische analyseen het oordeelsvermogen van de onder-zoeker tegenover. Het doel was de wereld-politiek te begrijpen, niet deze te verkla-ren via empirische methoden. Door dezeantipositivistische houding werd metho-dologie min of meer uit het discours vande Engelse School verdreven. Zoals hoog-leraar internationale betrekkingen Cor-nelia Navari opmerkt in haar inleiding totde bundel Theorising International Societywas het vergelijkbaar met ondergoed: ‘jegaat ervan uit dat het aanwezig is, maarhet is amper een onderwerp van beleefdeconversatie’. Na ruim vijftig jaar was hetechter tijd om het methodologische gatte vullen, meenden Navari en negenandere toonaangevende Engelse School-denkers, onder wie Robert Jackson, PeterWilson, James Mayall, Barbara Roberson

en Richard Little. Centraal in deze publi-catie staat de vraag welke methoden consistent zijn met de theorie van deinternationale statensamenleving. Hetmethodologisch pluralisme is hierbij denorm, met als gevolg dat iedere auteurzijn of haar stokpaardje berijdt.

Contra de realisten benadrukt Jacksonbijvoorbeeld dat internationale politiekniet om automatismen en vaste structu-ren gaat, maar om contextgebondenmenselijk gedrag. De studie van staats-manschap is volgens hem van cruciaalbelang. Andere bijdragen benadrukkende vergelijkende historische methode ende belangrijke functie van gedeelde nor-

men en andere subjectieve sociale reali-teiten. Deze geslaagde bundel biedt vol-doende reflectie en zoekt ook aansluitingbij andere theorieën van de internatio-nale betrekkingen. Merkwaardigerwijsontbreekt echter een beschouwing overde vraag of het gebruik van positivistischemethoden nog steeds op onoverkome-lijke bezwaren stuit.

De bundel International Society and theMiddle East onderzoekt ten slotte of erook regionale internationale staten -samenlevingen zijn en of het Midden-Oosten zich daarvoor zou kwalificeren.

De auteurs tonen aan dat de EngelseSchool, door haar analytische focus op derol van internationale instituties, ookregionale politieke ontwikkelingen goedkan duiden. Een prachtig voorbeeld hier-van is de tour d’horizon van de onlangsoverleden Midden-Oostenexpert FredHalliday. Andere bijdragen geven gede-tailleerde overzichten van de historischeontwikkeling van de regio sinds hetOttomaanse Rijk en de rol van het Euro-pese imperialisme. Het belang van hetpan-Arabisme blijkt beperkt, net zoals deinvloed van een groot aantal regionaleinternationale organisaties. De auteurszijn verdeeld over de vraag of er een vorm

van Arabisch-islamisme bestaat en ofdeze transnationale invloed uit oefent.Wel staat vast dat ook in het Midden-Oos-ten ordeeenkwestieisvangedeeldesocialenormen en machtspolitieke invloeden.

De Commissie-Davids constateerdedat onze naoorlogse buitenlandse poli-tiek zich kenmerkt door consistentesteun aan multinationale organisaties eninternationale verdragen. De vier hierbesproken boeken maken duidelijk dater veel meer bronnen van internationaleorde zijn en dat het niet gek of afkeu-renswaardig is om in dit verband de rolvan macht, machtsbalans of oorlog te

waarderen. Volkenrecht is hieraan mees -tal ondergeschikt en dat is vaak maargoed ook. Veel Nederlandse theoreticivan de internationale betrekkingen heb-ben het realisme ten onrechte in het ver-domhoekje gestopt en de Engelse Schoolgenegeerd. Maar als synthese van realismeen idealisme biedt de laatste een zeerbruikbaar perspectief voor de analyse vande wereldpolitiek en kan zij helpen omhet idealistische perspectief in het Neder-landse buitenlandbeleid bij te sturen inrealistische richting.

Dr. E.R. van de Haar is politicoloog. Hij doceerde

internationale betrekkingen aan de Universiteit

Leiden en aan Ateneo de Manila University op de

Filipijnen.

Overige literatuur

– H. Bull. The Anarchical Society. AStudy of Order in World Politics. Mac-millan. Basingstoke 1995.

– E. van de Haar. Classical Liberalismand International Relations Theory.Hume, Smith, Mises, and Hayek. Pal-grave Macmillan. New York/Basing -stoke 2009.

– R. Kagan. Paradise and Power. Ame-rica and Europe in the New WorldOrder. Atlantic Books. Londen 2003.

– A. Kersten. Luns. Een politieke bio-grafie. Uitgeverij Boom. Amsterdam2010.

– Rapport Commissie van OnderzoekBesluitvorming Irak. Uitgeverij Boom.Amsterdam 2010.

de academische boekengids 85 Maart 2011 pagina 23

Iedere leider maakt morele keuzes. Zo ook het riskeren van soldatenlevens in naam van een hoger doel.

‘Juist de combinatie van macht en sociale normen zorgtvolgens de Engelse School voor internationale orde.’

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 23

Neem nou Nexus

2010

Nummer 55

Hoop en vertroosting

De muzen spreken

Ne

Ne

Ne

eNe

o nm

Neuo

ux Ne

su

arke dnednibaae wgoe hD‘

hn I. aporuEn avt hcan lt esnun ke iin dedra

sinamuhs eeporuEt ehggin letolsen beretten l

’suxeNn jiijzp oe ms-nemae sn djiij, zneg

k ijiijelkazdoonges tld aelreweuidute st dgil

t ksan vas ano, wdgeelgroovnetsnun kaA‘‘A

sremoe SjttjraaM’ (.sk iohteen heget thciwnegjiija b, jeelnoita, rezeu

p

e v? Dneduon hennut ktren vp eooj hiijr zaa, w

s wrennektsnun ks eraa

n , in rn eaa, wdiehgidffdoo

zjiijwsnevee lsffsooa hnjp

CRN

eon ree edreveg laare vs e. Inednig vnitsoorte vitcadee rr dood dres w

)dlabslednHa

diehdeere wzoelden ren de iit davree vz

jp

n e ekeissal, kednereer waas wteg ior ns egaare v dsuxNen ae v

)

iNex

anat ffaf hen oetes wteinht teih nice zir wooV

noosreh pcot

is It Nn he

eg wint en heae vmsitagidiue hj diijt bleos viu

o’ (.ps ougolatae ckjiijln

iie ls he, i

firhcsdjiijt tr hes e, inetetseen gad viheniele kg

Vden , i5 5suxNer evog l

ihdjiijhe tfilfi

.suNext fftad vihesooletsoore t, d

)tnarrakskolVVo, k

fi

tn hea

hes tlt aed mreertslulïeg0102g nagraan j. I)56(e pD, ‘)53’ (?diheraaw

W, ‘)51 (’?itur eiëdacrAtne in dap voe tt daal

l paameir. DdnalredeNae vvagtin ue, esuNex

ortren vp eoa ‘Homhesu Nexkon oehecsre v010oo, dff,ooler gooe vissae pn dd iihetoore gs dr iaaWWaeitsiyasse elanoitanretn aet enjiijhcsrer vaar jel ptuutitsns Iuxet Nn hea

. ’gnitsogtie urednozjiijs bl a55sD‘,)45’ (dihejiijrn vd eo(’ ?nevelbet gsnue kn d

evd oroot wn heak aedimee gi, dgnirevefln aiaretie ltstoort gs he, i

eln k, inednobe: gevagpe sn dar veekguree tD

t vot ls het iaWWan ‘) e52(t meie zs ‘Holn aegarr v

. tles t’aniga p020d ledirhcsdjiijhe tcsfiosolfi-r

nr éue’nekope n dat vnjiijt msuNexnat vffti

e wznr oaar naan naa dGedroe wennobt u aliW

.tuutitsns Iuxet Nhesgnageon tan velletseb

Nexn ave ennobas lA

-suxen.wwe wtisbee wapeitamroffonn ief en oe

ue pllr aoon vezjiijwebsgnitroku t gnavtnosuNex

.ln.tuutitsni-?negnavtnt oekka

n an vetietivitcaskeilbuthejiijbg narroovn eg

toosrterHoop en v

55Nummer0102

UN E X

ngit

S

en.www

.tuutitsni-suxe

nl.

enekuzen sprDe m

ABG 85 20-01-11 11:55 Pagina 24