AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

23
AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank Nederland t.a.v de voorzitter van de Raad van Bestuur, de heer -------------------, ------------- Postbus 17100 3500 HG UTRECHT Datum 24 september 2010 Ons kenmerk JZ------------------------ Pagina 1 van 23 Kopie aan De Brauw Blackstone Westbroek, de heer mr. R.M.I. Lamp E-mail [email protected] Betreft Boeteoplegging aan Rabobank Nederland wegens overtreding van artikel 4:34, eerste en tweede lid, Wft Stichting Autoriteit Financiële Markten Kamer van Koophandel Amsterdam, nr. 41207759 Kenmerk van deze brief: JZ------------------------ Bezoekadres Vijzelgracht 50 Postbus 11723 • 1001 GS Amsterdam Telefoon 020 - 797 20 00 • Fax 020 - 797 38 00 • www.afm.nl Geachte heer ------------, Inzake bovengenoemd onderwerp bericht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) u als volgt. 1. Inleiding De AFM heeft besloten aan de Coöperatieve Centrale Raffeisen Boerenleenbank B.A. (Rabobank Nederland) een bestuurlijke boete van 5.000, - op te leggen wegens overtreding van artikel 4:34, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en een bestuurlijke boete van € 5.000, - wegens overtreding van artikel 4:34, tweede lid, Wft. De bestuurlijke boetes worden aan Rabobank Nederland opgelegd vanwege het overtreden door 5 lokale banken 1 van artikel 4:34, eerste en tweede lid, Wft. Deze lokale banken zijn door Rabobank Nederland bij de AFM aangemeld als aangesloten ondernemingen. Op grond van de artikelen 4:5, eerste lid, juncto artikel 2:105, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) geldt het handelen of nalaten van deze 5 lokale banken als het handelen of nalaten van Rabobank Nederland als collectieve vergunninghouder. De bestuurlijke boetes worden om deze reden aan Rabobank Nederland opgelegd. De boetes worden opgelegd omdat Rabobank Nederland in de periode van januari 2009 tot augustus 2009 onvoldoende beoordeeld heeft of het aangaan van een kredietovereenkomst met het oog op overkreditering 1 Rabobank Bergeijk, Rabobank De Leijstroom, Rabobank De Kempen West, Rabobank Graafschap Noord en Rabobank Peel Noord.

Transcript of AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Page 1: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie

Rabobank Nederland

t.a.v de voorzitter van de Raad van Bestuur,

de heer -------------------,

-------------

Postbus 17100

3500 HG UTRECHT

Datum 24 september 2010

Ons kenmerk JZ------------------------

Pagina 1 van 23

Kopie aan De Brauw Blackstone Westbroek, de heer

mr. R.M.I. Lamp

E-mail [email protected]

Betreft Boeteoplegging aan Rabobank Nederland

wegens overtreding van artikel 4:34, eerste

en tweede lid, Wft

Stichting Autoriteit Financiële Markten

Kamer van Koophandel Amsterdam, nr. 41207759

Kenmerk van deze brief: JZ------------------------

Bezoekadres Vijzelgracht 50

Postbus 11723 • 1001 GS Amsterdam

Telefoon 020 - 797 20 00 • Fax 020 - 797 38 00 • www.afm.nl

Geachte heer ------------,

Inzake bovengenoemd onderwerp bericht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) u als volgt.

1. Inleiding

De AFM heeft besloten aan de Coöperatieve Centrale Raffeisen Boerenleenbank B.A. (Rabobank Nederland) een

bestuurlijke boete van € 5.000, - op te leggen wegens overtreding van artikel 4:34, eerste lid, van de Wet op het

financieel toezicht (Wft) en een bestuurlijke boete van € 5.000, - wegens overtreding van artikel 4:34, tweede lid,

Wft. De bestuurlijke boetes worden aan Rabobank Nederland opgelegd vanwege het overtreden door 5 lokale

banken1 van artikel 4:34, eerste en tweede lid, Wft. Deze lokale banken zijn door Rabobank Nederland bij de

AFM aangemeld als aangesloten ondernemingen. Op grond van de artikelen 4:5, eerste lid, juncto artikel 2:105,

eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) geldt het handelen of nalaten van deze 5 lokale

banken als het handelen of nalaten van Rabobank Nederland als collectieve vergunninghouder. De bestuurlijke

boetes worden om deze reden aan Rabobank Nederland opgelegd.

De boetes worden opgelegd omdat Rabobank Nederland in de periode van januari 2009 tot augustus 2009

onvoldoende beoordeeld heeft of het aangaan van een kredietovereenkomst met het oog op overkreditering

1 Rabobank Bergeijk, Rabobank De Leijstroom, Rabobank De Kempen West, Rabobank Graafschap Noord en

Rabobank Peel Noord.

Page 2: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 2 van 23

verantwoord is voor de consument. Daarnaast heeft Rabobank Nederland kredieten verstrekt die onverantwoord

zijn.

Hieronder wordt het besluit verder uitgewerkt. Paragraaf 2 bevat een weergave van de feiten die ten grondslag

liggen aan het besluit. In paragraaf 3 vindt een beoordeling van de feiten plaats, waarbij ook de zienswijze van

Rabobank Nederland wordt besproken. Paragraaf 4 bevat het besluit. De rechtsgangverwijzing is opgenomen in

paragraaf 5.

Het relevante wettelijke kader is opgenomen in bijlage 1 bij deze brief.

2. Feiten

2.1 Verloop van het proces

Per brief van 18 augustus 2009, met kenmerk TGFO--------------------, heeft de AFM aan Rabobank Nederland

aangekondigd een onderzoek in te stellen naar de kwaliteit van haar hypotheekadviespraktijk en kredietverlening.

Het onderzoek is beperkt tot het adviseren over en aanbieden van hypothecair krediet en het bemiddelen in

risicoverzekeringen. Daarnaast heeft de AFM informatie opgevraagd ten aanzien van onder andere het aantal

afgesloten hypotheken, het oordeel compliance en het acceptatiebeleid met betrekking tot het verlenen van

hypothecair krediet.

Per brief van 8 september 2009 heeft Rabobank Nederland gereageerd op het informatieverzoek van de AFM van

18 augustus 2009.

Per brief van 24 september 2009, met kenmerk TGFO-------------------, heeft de AFM aan Rabobank Nederland

laten weten welke aangesloten ondernemingen geselecteerd zijn voor het onderzoek. De AFM heeft vijf

aangesloten ondernemingen betrokken bij haar onderzoek.2 Per aangesloten onderneming heeft de AFM

aanvullende informatie opgevraagd ten behoeve van de dossierselectie.

Op 2 oktober 2009 heeft de AFM per e-mail het gevraagde overzicht van Rabobank Nederland ontvangen.

De AFM heeft in het kader van het onderzoek 10 à 20 dossiers per aangesloten bank onderzocht waarbij in de

periode 1 januari 2009 – 24 september 2009 een overeenkomst van hypothecair krediet tot stand is gekomen en/of

waarbij risicoverzekeringen zijn afgesloten.

2 Rabobank Bergeijk, Rabobank De Leijstroom, Rabobank De Kempen West, Rabobank Graafschap Noord en

Rabobank Peel Noord.

Page 3: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 3 van 23

Per brieven van 19 november 20093, 26 november 2009

4 en 1 december 2009

5, heeft de AFM haar concept

onderzoeksrapporten per aangesloten bank aan Rabobank Nederland verstuurd met het verzoek aan Rabobank

Nederland om hierop te reageren.

Per brief van 15 december 2009 heeft Rabobank Nederland haar reactie, per aangesloten bank, aan de AFM

kenbaar gemaakt.

Per brief van 21 mei 2010, met kenmerk JZ---------------------, heeft de AFM haar voornemen tot het opleggen van

---- bestuurlijke boetes aan Rabobank Nederland bekend gemaakt. Bij het voornemen is het definitieve

onderzoeksrapport, met kenmerk TGFO--------------------, en de bijbehorende bijlagen 1 tot en met 10, gevoegd.

Per e-mail van 26 mei 2010 heeft de gemachtigde van Rabobank Nederland om uitstel gevraagd voor het geven

van een mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze op het voornemen van de AFM.

Per e-mail van 26 mei 2010 heeft de AFM bevestigd akkoord te gaan met een uitstel tot 30 juni 2010 voor het

geven van een zienswijze.

Per e-mail van 14 juni 2010 heeft de gemachtigde van Rabobank Nederland aangegeven dat zij mondeling haar

zienswijze ten kantore van de AFM wenst toe te lichten, en heeft de AFM verzocht om hiervoor een datum vast te

stellen.

Per e-mail van 14 juni 2010 heeft de AFM aan de gemachtigde van Rabobank Nederland te kennen gegeven dat de

mondelinge zienswijze plaats zal vinden op woensdag 30 juni 2010 om 9.30 uur ten kantore van de AFM.

Per e-mail van 25 juni 2010 heeft de gemachtigde van Rabobank Nederland de namen doorgegeven van de

aanwezigen namens Rabobank Nederland bij de mondelinge zienswijze. Tevens heeft de gemachtigde aan de

AFM kenbaar gemaakt dat het eigen vermogen van Rabobank Nederland € ------------------, - en het balanstotaal €

--------------------, - bedraagt.

Op 30 juni 2010 hebben de heren ---------- en ------------- van Rabobank Nederland en de heer mr. R.M.I. Lamp als

gemachtigde, namens Rabobank Nederland, de zienswijze op het voornemen tot boeteoplegging ten kantore van

de AFM mondeling toegelicht.

2.2 Feiten die aanleiding vormen voor het besluit

De AFM heeft Rabobank Nederland per brief van 12 november 2008 verzocht een onderzoek uit te voeren naar de

kwaliteit van haar adviespraktijk rondom hypotheken. De uitkomsten van dit onderzoek heeft de AFM op 28

februari 2009 van Rabobank Nederland ontvangen. Rabobank Nederland heeft tijdens haar onderzoek een aantal

3 Kenmerk TGFO--------------------.

4 Kenmerken TGFO-----------------------, TGFO----------------------- en TGFO---------------------.

5 Kenmerk TGFO----------------------.

Page 4: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 4 van 23

tekortkomingen geconstateerd.6 In een toelichtende brief heeft Rabobank Nederland aangegeven als gevolg van

deze tekortkomingen verbetermaatregelen te hebben getroffen, door onder andere ondersteunende instrumenten uit

te rollen naar de aangesloten banken.7

De AFM heeft op basis van deze toelichting Rabobank Nederland in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat deze

maatregelen leiden tot een adviespraktijk die voldoet aan de uitgangspunten die de wetgever heeft gesteld. Per

brief van 4 mei 2009 heeft Rabobank Nederland de AFM geïnformeerd over de maatregelen die zij heeft

getroffen.

Per brief van 2 juli 2009 heeft Rabobank Nederland de AFM vervolgens geïnformeerd over de uitkomsten van een

onderzoek naar de kwaliteit van de hypotheekadvisering. In deze brief heeft Rabobank Nederland aangegeven dat

zij “voorzichtig tevreden” is met “enkele aandachtspunten”. De AFM heeft daarop besloten een onderzoek in te

stellen naar de adviespraktijk en kredietverlening van de bij Rabobank Nederland aangesloten banken.

In het kader van het thema „verantwoorde woonlasten‟ is, op basis van artikel 4:34 Wft, onderzocht of Rabobank

Nederland voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake hypothecair krediet in het belang van

de consument informatie heeft ingewonnen over zijn financiële positie en beoordeeld heeft, ter voorkoming van

overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is. Ook is in het kader van

dit artikel onderzocht of Rabobank Nederland geen overeenkomst inzake krediet met een consument is aangegaan

indien dit, met het oog op overkreditering van de consument, onverantwoord is.

3. Beoordeling

3.1 Wettelijk kader

Rabobank Nederland heeft op grond van artikel 3:111 Wft een vergunning als centrale kredietinstelling. Op grond

van artikel 2:105, vierde lid, Wft is Rabobank Nederland aangewezen als collectieve vergunninghouder. De lokale

banken zijn aangesloten ondernemingen als bedoeld in artikel 2:105, eerste en tweede lid, Wft.

Op grond van artikel 4:5, eerste lid, Wft geldt het handelen of het nalaten te handelen van een aangesloten

onderneming, als bedoeld in artikel 2:105, eerste en tweede lid, Wft, als handelen onderscheidenlijk het nalaten te

handelen van de houder van de collectieve vergunning, in onderhavig geval Rabobank Nederland. De AFM heeft

vijf aangesloten ondernemingen betrokken bij haar onderzoek. De overtredingen van deze ondernemingen worden

op grond van artikel 4:5, eerste lid, Wft aan Rabobank Nederland toegerekend en als zodanig in dit boetebesluit

benoemd.

6 Voorbeelden hiervan zijn: -------------------------------------------------------------------------------]-------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- --------------------

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ -------------------

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- --------------- 7 Voorbeelden hiervan zijn: -------------------.

Page 5: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 5 van 23

Artikel 4:34, eerste en tweede lid, Wft

Een aanbieder dient voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet in het belang van de

consument informatie in te winnen over diens financiële positie, en te beoordelen, ter voorkoming van

overkreditering, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is (artikel 4:34, eerste lid, Wft).

De aanbieder sluit het krediet niet af, als dit met het oog op overkreditering van de consument, onverantwoord is

(artikel 4:34, tweede lid, Wft). Voor de volledige tekst van artikel 4:34 Wft wordt verwezen naar het wettelijk

kader in bijlage 1 bij deze brief.

3.2 Beoordeling feiten

In de parlementaire geschiedenis8 is ten aanzien van artikel 4:34 Wft bepaald dat “de aanbieder van krediet om tot

een goede beoordeling van de financiële positie van de consument te komen, inzicht moet hebben in zowel de

inkomsten, bijvoorbeeld de bron en hoogte van de inkomsten van de consument of relevante derden, als bepaalde

vaste uitgaven van de consument, zoals de huur dan wel de hypotheeklasten, alimentatie en

ziektekostenverzekering”. De betreffende passage is overgenomen uit de Memorie van Toelichting bij de Regels

voor financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening 'Wfd').9 De Wfd had tot doel de

verantwoordelijkheden van financiële dienstverleners vast te leggen en daartoe de belangrijkste

kwaliteitskenmerken van financiële dienstverlening wettelijk te borgen. Op 1 januari 2007 is de Wfd opgegaan in

de Wft.

Aan de open norm van artikel 4:34 Wft is door de markt van aanbieders van hypothecair krediet nadere invulling

gegeven door middel van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF) van het Contactorgaan

Hypothecair Financiers. De AFM beschouwt de GHF als een redelijk uitgangspunt om te toetsen of de lasten van

een hypothecair krediet verantwoord zijn.

De AFM heeft in haar gepubliceerde rapportage „Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken‟ van 1

november 2007 aangegeven dat zij het verstrekken van een verantwoord hypothecair krediet toetst aan de hand

van de GHF-norm. In bijzondere gevallen is het toegestaan om meer krediet te verstrekken, dan op basis van de

maximale leencapaciteit mogelijk is, mits er een voldoende adequate verdiepingsslag is gemaakt op basis van de

specifieke persoonlijke situatie, een (gekwantificeerde) motivering is vastgelegd in het klantdossier en (her-)

berekening op basis van deze extra of aanvullende informatie leidt tot een verantwoorde kredietverstrekking.

Ten aanzien van het afwijken van de GHF-norm heeft de AFM onder meer het volgende in haar rapport

aangegeven:

“De AFM is van mening dat een onderbouwing van het afwijken van de norm belangrijk is. Niet alleen voor de

financiële dienstverlener om te bepalen of een financiering verantwoord is, maar ook als middel om de consument

te informeren. De consument moet op de hoogte zijn van de wijze waarop, en de motivering waarmee, de

financiële dienstverlener tot het oordeel is gekomen dat de hoogte van het geadviseerde hypothecaire krediet

verantwoord is.

8 Kamerstukken 2005-2006, 29 708, nr. 19, p. 524.

9 Kamerstukken 2003-2004, 29 507, nr. 3, p. 97.

Page 6: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 6 van 23

Een cijfermatige onderbouwing acht de AFM noodzakelijk voor een goed inzicht in verantwoorde woonlasten en

kan afhankelijk van de specifieke situatie van de consument de volgende onderdelen bevatten:

• het cijfermatig weergeven van de huidige woonlasten;

• berekening van het netto besteedbaar inkomen (inkomsten minus vaste lasten);

• het cijfermatig weergeven van het toekomstperspectief;

• het cijfermatig weergeven van de bezittingen (zoals spaargeld, etc.).

Een algemene beschrijvingen als “klant verwacht inkomensgroei” of “goede carrièreperspectieven” vindt de

AFM weinig concreet en geven geen adequaat beeld over de betaalbaarheid van de maandlast.”

[onderstreping AFM]

De AFM heeft 47 dossiers onderzocht naar verantwoorde woonlasten. Hiervan zijn uiteindelijk 44 dossiers

onderzocht aangezien er in drie dossiers geen sprake was van overschrijding van de toetsnorm. In 29 van de 44

dossiers heeft de AFM, na reactie van Rabobank Nederland op de concept onderzoeksrapporten, geen

overtredingen ten aanzien van artikel 4:34 Wft geconstateerd.

In 14 van de 44 dossiers10

heeft de AFM geconstateerd dat er weliswaar voldoende informatie is ingewonnen ten

aanzien van de financiële positie van de klant, maar dat er geen adequate beoordeling van de financiële positie van

de klant door Rabobank is verricht, waardoor onvoldoende beoordeeld is of het aangaan van de overeenkomst met

het oog op overkreditering verantwoord is. Daarnaast stelt de AFM vast dat in deze 14 dossiers onvoldoende

cijfermatig is aangetoond waarom het verstrekte hypothecair krediet verantwoord is. Hierdoor is Rabobank

kredietovereenkomsten aangegaan die, met het oog op overkreditering van de consument, onverantwoord waren.

Naar het oordeel van de AFM heeft Rabobank Nederland hiermee artikel 4:34, eerste lid, Wft en artikel 4:34,

tweede lid, Wft overtreden.

Onderstaand tabel geeft een overzicht ten aanzien van de hoogte van de overschrijding van de GHF-norm.

Klantnaam Toegestane

woonlast

op basis

van

inkomen

cliënt

Genormeerde

woonlast op

basis van

verstrekte

hypotheek

Te veel

verstrekt

hypotheeklast

in euro´s per

jaar

Overschrijding

toetsnorm in

%

------------------ € 8.339,76 € 9.292,20 € 952,44 11,42 %

-------------------- € 14.669,82 € 15.999,29 €1.329,47 9,06 %

------------------------------------------------ € 19.096,05 € 21.451,80 € 2.382,75 12,5 %

------------------ € 11.614,35 € 14.786,16 € 3.171,81 27,31 %

---------------- € 26.280,00 € 28.932,96 € 2.652,96 10,09 %

--------------- € 12.400,00 € 14.892,96 € 2.492, 72 20,10 %

10

De AFM heeft feitelijk in 15 van de 44 dossiers een overtreding van artikel 4:34 Wft geconstateerd. Eén dossier –

---------------------– wordt niet ten grondslag aan de boete gelegd, aangezien het adviseren over en aangaan van de

kredietovereenkomst heeft plaatsgevonden na 1 augustus 2009.

Page 7: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 7 van 23

---------------- € 9.691,11 € 11.617,80 € 1.926,69 19,88 %

----------------------- € 14.137,00 € 15.845,00 € 1.708,00 12,08 %

------------------ € 22.124,25 € 25.942,68 € 3.818,43 17,26 %

------------ € 8.208,75 €8.810,52 € 601,77 7,33 %

------------------ € 16.537,50 € 18.723,00 € 2.185,50 13,22 %

--------------- € 23.988,70 € 27.555,84 € 3.567,14 17 %

------------- € 23.083,48 € 27.383,52 € 4.300,04 18,63 %

---------------- € 12.757,80 € 14.852,52 € 2.160,12 16,93 %

----------------------- € 11.129,04 € 13.089,00 € 1.959,96 17,61 %

Ter illustratie van het bovenstaande wordt hierna het dossier --------- door de AFM toegelicht.

3.2.1 Voorbeeld: Dossier ----------- – Rabobank Bergeijk

Relevante financiële gegevens:

Inkomen aanvrager : € 25.272

Geadviseerd hypothecair krediet : € 137.900 ROH11

Totaal hypothecair krediet : € 137.900

Rentevastperiode : 10 jaar

Rente geadviseerd krediet : 5,4 %

In de “Aanvraag financiering particulieren” is het volgende opgenomen:

“Toegestane woon- en financieringslasten Rabobank norm € 8.339,76

Genormeerde hypotheeklasten o.b.v. 30 jaar annuïteit en toets-

rente 5,40% € 9.292,20

Overschrijding t.o.v. toegestaan € 952,44

Totaal genormeerd in % van toegestaan 111,420%”

In de print “Bezoekrapport, datum contact 25-2-2009” is opgenomen: “Opleiding -----------; MTS Bouwkunde. ----

-----------------------”.

In het “Inventarisatieformulier aanvullende klantgegevens voor het klantprofiel” is het volgende opgenomen:

- “Hoeveel bedraagt de huidige huur/hypotheeklast van de klant? Huidig: € 0,= (thuiswonend)

- “Welke maandlast is voor de klant acceptabel, bekeken vanuit zijn huidige maandlast? Acceptabel: € 550/

€ 600”

- “Verwacht de klant in de toekomst (binnen een aantal jaar) wijzigingen in zijn inkomsten waarmee hij

binnen het hypotheekplan rekening wil houden? Nee (wel salarisstijgingen, maar liggen niet vast, wordt

per jaar bekeken) geen loonschalen aanwezig.”

- “Overschrijding I/L: aantoonbaar inkomensperspectief”

In de “Aanvraag financiering particulieren” is het volgende opgenomen:

11

Rabo Opbouw Hypotheek (banksparen).

Page 8: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 8 van 23

“Het inkomen dat ---------- dient te verdienen om binnen de i/l norm te vallen is € 28.200 p.j. (zie uitdraai) ---------

heeft t.o.v. zijn huidige salaris een inkomensstijging nodig van 11,6%. Uit de jaaropgaven van -------- (2005, 2006

en 2008 blijkt dat deze stijging reëel is op korte termijn (2-3 jaar).

Inkomen 2005-2006: stijging 8,70%

Inkomen 2006-2008: stijging 12,50%

Kortom een gemiddelde stijging van 7,10%

“Ik vraag hierbij om goedkeuring van de i/l overschrijding omdat ik van mening ben dat --------- de lasten prima

kan betalen en daarbij zal hij binnen afzienbare tijd (2-3 jaar) het inkomen genieten waar volgens onze norm het

gefinancierde bedrag bij hoort zoals ik hierboven toelicht heb. De netto last zal voor --------- maandelijks € 455,--

bedragen (rente + aflossing en premie hypotheekbescherming). --------- geeft aan deze last te kunnen dragen.

--------- spaart nu maandelijks + € 500 – (zie uitdraai spaargedrag ----------).

4-ogen: inkomensperspectief voldoende om binnen een paar jaar binnen IL te komen. OPB +- 95%--> acceptabel

spaargedrag tot nu toe.”

Uit de jaaropgave 2008 blijkt dat het jaarinkomen € 25.640 bedraagt. Uit de jaaropgave 2006 blijkt dat het

jaarinkomen € 22.786 bedraagt. Uit de jaaropgave 2005 blijkt dat het jaarinkomen € 20.958 bedraagt.

Naar de mening van de AFM heeft Rabobank Bergeijk in onderhavig dossier onvoldoende (cijfermatig)

onderbouwd waarom de hoogte van het hypothecair krediet verantwoord is voor deze consument.

De AFM is allereerst van mening dat hier geen sprake is van een aantoonbaar inkomensperspectief. Het

inkomensperspectief volgens Rabobank Bergeijk is gebaseerd op de oude jaaropgaven van 2005, 2006 en 2008.

Hieruit blijkt weliswaar een inkomensgroei, welke een gegronde reden kan zijn om af te wijken van de GHF-

norm, maar in onderhavig dossier betekent deze inkomensgroei niet per se dat deze trend zich in de toekomst zal

voortzetten. Naar het oordeel van de AFM is salarisstijging uit het verleden geen indicatie dat het inkomen ook in

de toekomst zal stijgen. Dit is anders als de salarisstijging structureel van aard is en vastgelegd is in documentatie

(bijv. CAO) waaruit blijkt dat de salarisstijging ook in de toekomst zal plaatsvinden. Hiervan is in dit dossier

echter geen sprake. Zo wordt door Rabobank Bergeijk in het dossier zelf vastgelegd dat er bij de werkgever van de

heer ----------- geen salarisstijgingen vast staan en er geen loonschalen aanwezig zijn. Rabobank Bergeijk heeft

hiermee de stijging van het toekomstige inkomen onvoldoende feitelijk onderbouwd.

Voorts kan naar de mening van de AFM het spaargedrag van de heer ----------- niet meegenomen worden in het

hypotheekadvies. Het spaargedrag van de consument bedraagt maandelijks gemiddeld € 500,00. Hiermee stelt

Rabobank Bergeijk dat de betaalbaarheid van de werkelijke lasten (€ 450,00) onderbouwd is.

De AFM merkt echter op dat het spaargedrag van de consument een weergave is van de situatie toen hij nog

thuiswonend was. Daarmee is niet gezegd dat de consument dit spaargedrag zal voortzetten nu hij een eigen

woning bezit, aangezien hetgeen voorheen gespaard werd nu grotendeels hypotheeklasten zal bedragen en hij

daarnaast nog kosten van levensonderhoud zal hebben. Daarnaast is de AFM van mening dat Rabobank Bergeijk

met bovengenoemde redenering voorbij gaat aan één van de bouwstenen die van belang zijn bij het vaststellen of

de woonlast voor de consument verantwoord is, namelijk het creëren van extra financiële ruimte (de zogenaamde

„buffer‟) voor persoonlijk onvermijdbare uitgaven, onvoorziene omstandigheden en renteschommelingen

gedurende de looptijd van het krediet. De AFM is van oordeel dat het toetsen op de werkelijke woonlasten, zonder

Page 9: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 9 van 23

rekening te houden met extra financiële ruimte voor onvoorziene omstandigheden, geen adequaat criterium is op

basis waarvan kan worden bepaald of het verantwoord is om krediet te verstrekken boven de GHF-norm. Nu

Rabobank Bergeijk deze „buffer‟ niet meeneemt bij het vaststellen of de woonlast voor de consument verantwoord

is, heeft Rabobank Bergeijk naar de mening van de AFM onvoldoende beoordeeld of het aangaan van de

overeenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is.

3.2.2 Toepassen van de ‘explain’ „Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een leeftijd tot 35 jaar‟

Rabobank Nederland heeft in haar acceptatiebeleid12

een aantal categorieën uitzonderingen – zogenaamde

„explains‟ – opgenomen, waarbij afwijking van de GHF-norm volgens het beleid van Rabobank Nederland

toegestaan is. Zo hanteert Rabobank Nederland onder andere een „explain‟ regel - „Verhoging toetsinkomen voor

aanvrager(s) met een leeftijd tot 35 jaar‟ - waarbij afwijking van de GHF-norm is toegestaan voor aanvragers met

een leeftijd tot 35 jaar, die afgestudeerd zijn in een bepaalde specifieke studierichting aan het MBO, HBO of WO.

Rabobank Nederland heeft deze „explain‟ in 6 [lees 7]13

van de 14 bovengenoemde dossiers toegepast.

De AFM is van oordeel dat, door het hanteren van bovengenoemde „explain‟, Rabobank Nederland in het

algemeen mogelijk een te hoge beschikbare leencapaciteit hanteert bij haar beoordeling aangaande hypothecair

krediet. Rabobank Nederland kan hierdoor – gelet op artikel 4:34 Wft – onvoldoende beoordelen of, met het oog

op het voorkomen van overkreditering, het aangaan van de kredietovereenkomst verantwoord is. In het bijzonder

heeft toepassing van de „explain‟ in de 6 bovengenoemde dossiers daadwerkelijk tot overkreditering van de

consument geleid. Verwezen wordt naar de tabel als opgenomen in de aanhef van paragraaf 3.2.

Bovenstaand oordeel is gebaseerd op de volgende bevindingen.

Specifieke situatie van de klant – reële en verifieerbare salarisstijging

De AFM is van oordeel dat – in het kader van bovengenoemde „explain‟ – er niet zonder meer van uit kan worden

gegaan dat bij een bepaalde leeftijd en een bepaalde opleiding een „standaard‟ salarisstijging hoort. Het is geen

vaststaand gegeven dat een dergelijke salarisstijging zich zal voordoen bij iedere consument met een MBO-,

HBO- of WO-diploma.

Rabobank dient, volgens het AFM-rapport “Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken”14

, bij een

overschrijding van de toetsnorm, adequaat - dat wil zeggen cijfermatig - te onderbouwen dat de woonlast in deze

specifieke situatie voor de consument(en) verantwoord is. Rabobank Nederland dient zich ervan te vergewissen

dat er op een bepaald moment, in de specifieke situatie van een consument, een reële en verifieerbare

salarisstijging zal plaatsvinden. Een salarisstijging van de kredietaanvrager moet aantoonbaar kunnen zijn, door

bijvoorbeeld een werkgeversverklaring en/of CAO-afspraken.

12

Publicatiedatum 24-07-2007. 13

[---------------], ---------------, -------------------, ----------, ------------, -------------- en -----------------. 14

Blz. 43 e.v. van het rapport.

Page 10: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 10 van 23

Door het hanteren van bovengenoemde „explain‟ baseert Rabobank zich enkel op statistische gegevens, aan de

hand van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en niet op de individuele situatie van de

consument. Gelet hierop meent de AFM dat de acceptatiecriteria van Rabobank Nederland niet gericht zijn op het

voorkomen van overkreditering van de consument.

Meenemen MBO-diploma in explain

Bij het toepassen van de „explain‟ regel is afwijking van de GHF-norm toegestaan voor aanvragers met een leeftijd

tot 35 jaar, die afgestudeerd zijn in een bepaalde specifieke studierichting aan het MBO, HBO of WO. Hieronder

wordt aangegeven hoe Rabobank de percentages inkomensgroei voor deze groep aanvragers heeft verdeeld:

MBO HBO WO

t/m 25 jaar 20% 20% 20%

t/m 30 jaar 15% 10% 20%

t/m 35 jaar 0% 0% 5%

Deze verdeling is gebaseerd op cijfers van het CBS, waaruit blijkt dat afgestudeerden van deze studierichtingen in

de eerste vijf jaar na het afstuderen een significant hoger dan gemiddelde inkomensstijging laten zien – het

gemiddelde salaris van een afgestudeerde aan het hoger onderwijs ligt vijf jaar na afstuderen 84% hoger dan zijn

startsalaris direct na afstuderen.

De AFM heeft de data van het CBS, die ten grondslag liggen aan deze „explain‟, van Rabobank ontvangen en

bestudeerd. Hieruit blijkt dat de gemiddelde salarisstijging van 84% slechts geldt voor afgestudeerden aan het

HBO of WO, maar niet geldt voor afgestudeerden aan het MBO. De AFM heeft dit tevens nagevraagd bij het

CBS, die bevestigd heeft dat het MBO niet meegenomen is in deze data. De AFM is derhalve van oordeel dat de

toepassing van deze „explain‟ voor afgestudeerden aan het MBO kan leiden tot het aangaan van overeenkomsten

die niet verantwoord zijn voor de consument.

Onduidelijkheid „pas afgestudeerd‟

Uit de acceptatiecriteria van Rabobank Nederland, ten aanzien van de verhoging van toetsinkomen voor

aanvrager(s) met een leeftijd tot 35 jaar, valt niet te achterhalen of rekening wordt gehouden met de vraag of de

consument pas afgestudeerd is of niet.

Uit de acceptatiecriteria blijkt wel dat de adviseur rekening moet houden met leeftijd, opleidingsrichting en

diploma van de aanvrager, maar onduidelijk is of de adviseur ook rekening houdt met het moment van afstuderen.

De cijfers van het CBS hebben betrekking op de toename van het gemiddelde salaris direct na afstuderen. Indien

er voor deze „explain‟ gekozen wordt bij een kredietaanvraag van een consument die niet „pas afgestudeerd‟ is,

kan dit leiden tot het aangaan van een overeenkomst die niet verantwoord is voor de betreffende consument. Gelet

hierop is de AFM van oordeel dat de acceptatiecriteria van Rabobank Nederland niet gericht zijn op het

voorkomen van overkreditering van de consument.

Page 11: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 11 van 23

3.2.3 Overtredingen van artikel 4:34 Wft per dossier

Dossier ------------ – Rabobank Bergeijk

Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.1 voor een uitgebreide weergave van de bevindingen van de AFM in dit

dossier.

Dossier ------------ – Rabobank Bergeijk

Los van de bijzondere omstandigheden die speelden in dit dossier - klanten komen net uit de schuldsanering,

hebben nog een BKR schuld openstaan en het overeengekomen hypothecair krediet wijkt af van de GHF-norm - is

er door Rabobank Bergeijk onvoldoende cijfermatig aangetoond waarom de hoogte van het hypothecair krediet

voor deze consument verantwoord is.

De inkomensstijging, waarop Rabobank Bergeijk deels de financiële positie van de consument baseert, is naar het

oordeel van de AFM te onzeker en onduidelijk. Rabobank Bergeijk stelt dat de leidinggevende van de heer

-------------- schriftelijk aan hem heeft bevestigd dat hem de kans gegund wordt om door te groeien naar een

leidinggevende functie, maar dat ze hem nog niets kunnen toezeggen. De AFM is van oordeel dat gezien het

onzekere karakter van de toekomstige carrièrestap van de consument Rabobank Bergeijk dit niet kan meewegen

bij de vaststelling van de financiële positie van de consument. Daarnaast is uit de beschikbare informatie ook niet

duidelijk welke gevolgen deze carrièrestap zou kunnen hebben voor de financiële positie van de consument.

Dossier -------------- – Rabobank Bergeijk

Rabobank Bergeijk stelt dat de overschrijding van de GHF-norm gerechtvaardigd is op basis van het toekomstig

eigen vermogen van de consument. Rabobank doelt hiermee op de bouwkavels waarvan de consument mede-

eigenaar is en die mogelijk in de toekomst verkocht zullen worden. De AFM is van oordeel dat nu niet duidelijk is

wanneer de bouwkavels verkocht zullen worden, Rabobank Bergeijk dit niet kan meewegen bij de vaststelling van

de financiële positie van de consument. Daarnaast is uit de beschikbare informatie ook niet duidelijk wat een

mogelijke verkoop van de bouwkavels voor de consument financieel gezien zal opleveren.

Voorts stelt Rabobank Bergeijk dat de consument in de nieuwe situatie lagere woonlasten heeft. Rabobank

Bergeijk vergelijkt hierbij de werkelijke lasten van de oude en de werkelijke lasten van de nieuwe financiering. De

AFM is van mening dat Rabobank Bergeijk hiermee voorbij gaat aan één van de bouwstenen die van belang zijn

bij het vaststellen of de woonlast voor de consument verantwoord is, namelijk het creëren van extra financiële

ruimte (de zogenaamde „buffer‟) voor persoonlijk onvermijdbare uitgaven, onvoorziene omstandigheden en

renteschommelingen gedurende de looptijd van het krediet. De AFM is van oordeel dat het toetsen op de

werkelijke woonlasten, zonder rekening te houden met extra financiële ruimte voor onvoorziene omstandigheden,

geen adequaat criterium is op basis waarvan kan worden bepaald of het verantwoord is om krediet te verstrekken

boven de GHF-norm. Nu Rabobank Bergeijk deze „buffer‟ niet meeneemt bij het vaststellen of de woonlast voor

de consument verantwoord is, heeft Rabobank Bergeijk naar de mening van de AFM onvoldoende beoordeeld of

het aangaan van de overeenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is.

Dossier ------------ – Rabobank De Leijstroom

Rabobank De Leijstroom stelt dat op basis van het diploma en toekomstperspectief rekening kan worden gehouden

met toekomstige inkomensstijgingen van de consument. Voor de overwegingen en het oordeel van de AFM ten

aanzien van het hanteren van de „explain‟„Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een leeftijd tot 35 jaar‟,

verwijst de AFM naar paragraaf 3.2.2, waarin aangegeven wordt waarom de AFM van mening is dat het hanteren

Page 12: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 12 van 23

van deze „explain‟ kan leiden tot het aangaan van een kredietovereenkomst die onverantwoord is met het oog op

overkreditering.

Voorts stelt Rabobank De Leijstroom dat de consument in de offerte er op gewezen is dat de woonlast hoger is dan

de GHF-norm. Voor zover Rabobank De Leijstroom hiermee doelt op het gegeven dat het geadviseerde

hypothecair krediet mede gebaseerd is op de financiële positie van de consument, verwijst de AFM naar haar

oordeel dat het toetsen op de werkelijke woonlasten, zonder rekening te houden met extra financiële ruimte voor

onvoorziene omstandigheden, geen adequaat criterium is op basis waarvan kan worden bepaald of het

verantwoord is om krediet te verstrekken boven de GHF-norm. Nu Rabobank De Leijstroom deze „buffer‟ niet

meeneemt bij het vaststellen of de woonlast voor de consument verantwoord is, heeft Rabobank Bergeijk naar de

mening van de AFM onvoldoende beoordeeld of het aangaan van de overeenkomst met het oog op overkreditering

verantwoord is.

Dossier --------- – Rabobank De Leijstroom

Rabobank De Leijstroom geeft aan het inkomen van deze consument conservatief te hebben vastgesteld door uit te

gaan van het gemiddelde resultaat van de onderneming van 3 jaar terwijl op basis van het laatste jaarresultaat de

consument binnen de Inkomens/Lasten (I/L) verhouding zou vallen. De AFM is van mening dat, in geval van

inkomen uit een eigen onderneming, het toetsinkomen wordt bepaald door de gemiddelde nettowinst van de

afgelopen drie kalenderjaren, met als maximum de nettowinst genoten in het laatste kalenderjaar. De AFM stelt op

grond van het door de AFM in het dossier aangetroffen formulier “Rabobank Inkomensverklaring OiP” vast dat

ook Rabobank deze wijze van bepalen van het toetsinkomen hanteert. Echter Rabobank heeft kennelijk in

onderhavig dossier gekozen om het laatste en hogere jaarresultaat als toetsinkomen te hanteren. De AFM is van

mening dat er niet zonder meer vanuit kan worden gegaan dat de onderneming de komende jaren gelijke of betere

jaarresultaten zal behalen. Door een toetsinkomen te hanteren dat uitgaat van het gemiddelde van de afgelopen

drie jaren wordt rekening gehouden met de wisselingen in de jaarresultaten die een onderneming kan hebben. Dit

biedt de nodige waarborgen dat ook in tijden dat de jaarresultaten minder zijn, de hypothecaire last van de

consument betaalbaar blijft. Het criterium dat de Rabobank in haar reactie aanvoert, dat gerekend kan worden op

basis van enkel het laatste hogere jaarresultaat draagt, houdt geen rekening met de reële mogelijkheid van

toekomstige mindere jaarresultaten en draagt daarmee niet bij aan de betaalbaarheid – en daarmee het verantwoord

zijn – van een hypothecair krediet. De AFM is derhalve van mening dat in onderhavig dossier geen adequate

beoordeling van de financiële positie van de consument door Rabobank is verricht, waardoor tevens onvoldoende

beoordeeld is of het aangaan van de overeenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is.

Dossier ---------- – Rabobank De Leijstroom

Rabobank De Leijstroom stelt ten aanzien van de financiële positie van de consument dat er in onderhavig geval

sprake is van eigen vermogen. Rabobank wijst hiermee op het eigen vermogen van de onderneming. De AFM is

van oordeel dat de aanwezigheid van ondernemingsvermogen niet de nodige waarborg biedt voor de

betaalbaarheid – en daarmee het verantwoord zijn – van een hypothecair krediet voor de consument. Het

vermogen van de onderneming betreft namelijk geen vrij beschikbaar vermogen. Dit betekent onder andere dat het

vermogen van een onderneming niet als vermogen van de vennoten van de onderneming – d.w.z. de consumenten

in kwestie – kan worden aangemerkt. Daarom kan dit ondernemingsvermogen niet in mindering worden gebracht

op het hypothecaire krediet. De AFM is derhalve van mening dat in onderhavig dossier geen adequate beoordeling

van de financiële positie van de consument door Rabobank is verricht, waardoor onvoldoende beoordeeld is of het

aangaan van de overeenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is.

Page 13: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 13 van 23

Daarnaast merkt Rabobank De Leijstroom op dat het inkomen van deze consument conservatief is vastgesteld

door uit te gaan van het gemiddelde resultaat van de onderneming van 3 jaar, terwijl op basis van het laatste

jaarresultaat de consument binnen de Inkomens/Lasten (I/L) verhouding zou vallen. Ten aanzien van dit punt

verwijst de AFM naar haar oordeel zoals verwoord bij de bespreking van bovenstaand dossier ---------.

Dossier -------- – Rabobank De Leijstroom

Rabobank De Leijstroom stelt dat er geen onderbouwing is van het toekomstige inkomen maar dat de klant in de

offerte wel gewezen is op het feit dat de woonlast hoger is dan de GHF-code voorschrijft. Bovendien zijn er bij de

aankoop van de woning door de klant eigen middelen ingebracht van € 40.000, -

De AFM merkt hieromtrent het volgende op. Het toetsen op de werkelijke woonlasten, zonder rekening te houden

met extra financiële ruimte voor onvoorziene omstandigheden, is geen adequaat criterium op basis waarvan kan

worden bepaald of het verantwoord is om krediet te verstrekken boven de GHF-norm. Nu Rabobank De

Leijstroom deze „buffer‟ niet meeneemt bij het vaststellen of de woonlast voor de consument verantwoord is, heeft

Rabobank De Leijstroom naar de mening van de AFM onvoldoende beoordeeld of het aangaan van de

overeenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is.

Dossier ----------------- – Rabobank De Kempen West

Rabobank De Kempen West stelt dat op basis van het diploma en toekomstperspectief rekening kan worden

gehouden met toekomstige inkomensstijgingen van de consument. Voor de overwegingen en het oordeel van de

AFM ten aanzien van het hanteren van de „explain‟„Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een leeftijd tot

35 jaar‟, verwijst de AFM naar paragraaf 3.2.2, waarin aangegeven wordt waarom de AFM van mening is dat het

hanteren van deze „explain‟ kan leiden tot het aangaan van een kredietovereenkomst die onverantwoord is met het

oog op overkreditering.

Dossier --------- – Rabobank Graafschap Noord

Rabobank Graafschap Noord stelt dat in een later stadium een werkgeversverklaring met een inkomensspecificatie

van € 26.210,00 is overgelegd, gedateerd op 17 augustus 2009. Deze werkgeversverklaring geeft ruimere

financieringsmogelijkheden. Het in de offerte vastgelegde advies is uitgebracht op 27 april 2009. Uit de nieuwe

werkgeversverklaring blijkt volgens Rabobank dat de consument per 17 augustus 2009 een bruto jaarinkomen

heeft van € 26.210, -. De AFM merkt hieromtrent het volgende op. Naast het gegeven dat dit nieuwe inkomen

eveneens onvoldoende is voor de financiering van een hypotheek van € 126.500, -, stond deze inkomensstijging,

op het moment van advisering d.d. 27 april 2009, nog niet vast. Derhalve kon en mocht in het advies hiermee geen

rekening worden gehouden.

Voorts stelt Rabobank Graafschap Noord dat op basis van het diploma en toekomstperspectief rekening kan

worden gehouden met toekomstige inkomensstijgingen van de consument. Voor de overwegingen en het oordeel

van de AFM ten aanzien van het hanteren van de „explain‟„Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een

leeftijd tot 35 jaar‟, verwijst de AFM naar paragraaf 3.2.2, waarin aangegeven wordt waarom de AFM van mening

is dat het hanteren van deze „explain‟ kan leiden tot het aangaan van een kredietovereenkomst dat onverantwoord

is met het oog op overkreditering.

Dossier ------------ – Rabobank Peel Noord

Rabobank Peel Noord stelt dat op basis van het diploma en toekomstperspectief rekening kan worden gehouden

met toekomstige inkomensstijgingen van de consument. Voor de overwegingen en het oordeel van de AFM ten

Page 14: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 14 van 23

aanzien van het hanteren van de „explain‟„Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een leeftijd tot 35 jaar‟,

verwijst de AFM naar paragraaf 3.2.2, waarin aangegeven wordt waarom de AFM van mening is dat het hanteren

van deze „explain‟ kan leiden tot het aangaan van een kredietovereenkomst dat onverantwoord is met het oog op

overkreditering.

Rabobank Peel Noord merkt voorts het volgende op: “Daarnaast heeft de KC [Kredietcommissie, toevoeging

AFM] in haar oordeel laten meewegen dat de heer ----------- een duurzame relatie heeft en er het voornemen

bestaat dat hij in de nabije toekomst gaat samenwonen. De gevraagde financiering zal dan enerzijds met de

verwachte inkomensstijging en anderzijds met het gezamenlijk inkomen binnen de inkomsten/lasten norm vallen.”

De AFM is van oordeel dat Rabobank het bovengenoemde niet mee kan nemen bij de vaststelling van de

financiële positie van de consument aangezien het voornemen tot samenwonen een onzekerheid betreft. Daarnaast

is uit de beschikbare informatie ook niet duidelijk welke gevolgen het samenwonen zou kunnen hebben voor de

financiële positie van de consument.

Dossier -------- – Rabobank Peel Noord

Bij het bepalen van het inkomen van de heer ------- gaat Rabobank Peel Noord uit van „de inkomensverklaring

bedrijven‟ van Rabobank zelf. Volgens Rabobank is de overschrijding van de norm geoorloofd omdat de

consument uit de exploitatie van zijn bedrijf de extra financieringslasten privé kan opbrengen ( “Volgens -----------

------- is de overschrijding geoorloofd. Volgens hem kan de ondernemer uit de exploitatie van zijn bedrijf de extra

financieringslasten privé netjes opbrengen. Zie ook analyse fin opgemaakt door ----------- ---- ----- en als bijlage

voor KC meegestuurd”). Uit het document „Toelichting Financieringsaanvraag‟, dat door de AFM is aangetroffen

in het dossier, maakt de AFM onder andere op dat door de behandelende adviseur (de heer ------------------------)

een bancair aansprakelijk vermogen van 27% is berekend. Hieruit blijkt naar het oordeel van de AFM echter niet

dat de consument uit de exploitatie van zijn bedrijf de extra financieringslasten privé kan opbrengen.

Dossier ------- – Rabobank Peel Noord

Rabobank Peel Noord stelt in dit dossier dat de overschrijding geoorloofd is omdat de consument de werkelijke

lasten kan dragen (“ Ik weet dat je formeel gezien geen rekening mag houden met de werkelijke lasten maar om

een goed oordeel te kunnen geven heb ik deze toch opgenomen. De werkelijke lasten bedragen per jaar basis €

19.416,00 en dat is lager dan de toegestane lasten ad. € 23.083,48‟).

De AFM merkt hieromtrent het volgende op. Het toetsen op de werkelijke woonlasten, zonder rekening te houden

met extra financiële ruimte voor onvoorziene omstandigheden, is geen adequaat criterium op basis waarvan kan

worden bepaald of het verantwoord is om krediet te verstrekken boven de GHF-norm. Nu Rabobank Peel Noord

deze „buffer‟ niet meeneemt bij het vaststellen of de woonlast voor de consument verantwoord is, heeft Rabobank

Peel Noord naar de mening van de AFM onvoldoende beoordeeld of het aangaan van de overeenkomst met het

oog op overkreditering verantwoord is.

Dossier ------------ en Dossier ----------------- – Rabobank Peel Noord

Rabobank Peel Noord stelt dat op basis van het diploma en toekomstperspectief rekening kan worden gehouden

met toekomstige inkomensstijgingen van de consument. Voor de overwegingen en het oordeel van de AFM ten

aanzien van het hanteren van de „explain‟„Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een leeftijd tot 35 jaar‟,

verwijst de AFM naar paragraaf 3.2.2, waarin aangegeven wordt waarom de AFM van mening is dat het hanteren

van deze „explain‟ kan leiden tot het aangaan van een kredietovereenkomst dat onverantwoord is met het oog op

overkreditering.

Page 15: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 15 van 23

3.2.4 Conclusie

Rabobank Nederland heeft in ieder van de 14 onderzochte dossiers voldoende informatie ingewonnen met

betrekking tot de financiële positie van de klant, maar heeft naar het oordeel van de AFM onvoldoende beoordeeld

of het aangaan van de kredietovereenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is.

De AFM heeft in haar rapport “Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken” aangegeven dat een cijfermatige

onderbouwing noodzakelijk is wanneer de woonlast volgens toetsing van de GHF-norm niet meer passend is. In

geen van de 14 dossiers is een cijfermatige onderbouwing aangetroffen op basis waarvan kan worden

geconcludeerd dat het hypothecaire krediet verantwoord is. Rabobank heeft derhalve in geen van bovenstaande

dossiers aannemelijk gemaakt dat, ondanks de overschrijding, er toch sprake was van een verantwoorde woonlast.

Rabobank heeft hiermee onvoldoende beoordeeld of het aangaan van de overeenkomst met het oog op

overkreditering verantwoord is en heeft in geen van de onderzochte dossiers een valide uitleg („explain‟) gegeven,

die cijfermatig is onderbouwd, waardoor een overschrijding gerechtvaardigd zou zijn. Waar Rabobank Nederland

in bovengenoemde dossiers de „explain‟ ten aanzien van de “Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een

leeftijd tot 35 jaar” heeft toegepast, verwijst de AFM naar paragraaf 3.2.2 waarin uiteengezet wordt waarom naar

het oordeel van de AFM deze „explain‟ niet voldoet aan de eisen voor het afwijken van de GHF-code. Met het

voorgaande heeft Rabobank naar de mening van de AFM artikel 4:34, eerste lid, Wft overtreden.

Door onvoldoende te beoordelen of het aangaan van de overeenkomst met het oog op overkreditering verantwoord

is, is Rabobank Nederland kredietovereenkomsten aangegaan die, met het oog op overkreditering van de

consument, onverantwoord waren. Verwezen wordt naar de tabel als opgenomen in de aanhef van paragraaf 3.2.

Hiermee heeft Rabobank Nederland naar de mening van de AFM artikel 4:34, tweede lid, Wft overtreden.

3.3 Zienswijze Rabobank Nederland

Rabobank Nederland heeft in haar mondelinge zienswijze, en bijbehorende schriftelijke zienswijze, onder meer

het volgende naar voren gebracht:

Algemene opmerkingen

● Rabobank benadrukt haar goede positie in de hypothekenmarkt, in vergelijking met haar concurrenten, ten

aanzien van het adviseren en aanbieden van hypothecair krediet. Het opleggen en publiceren van boetes geeft een

verkeerd signaal af. Rabobank erkent dat er verbeterpunten zijn, maar acht het instrument van de boete niet

passend.

● In september en november 2008 heeft Rabobank met de AFM overleg gevoerd over de voorgenomen „explain‟

mogelijkheden. Hierbij is de indruk bij Rabobank ontstaan dat de AFM geen bezwaren had tegen de „explain‟

zoals die nu in het onderzoeksrapport centraal worden gesteld. Het voornemen tot opleggen van een boete hiervoor

kwam derhalve als een onaangename verrassing. Rabobank heeft in haar mondelinge toelichting op haar

zienswijze aangegeven geen expliciet beroep te doen op het vertrouwensbeginsel.

Ten aanzien van de vermeende overtreding van artikel 4:34 Wft

Page 16: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 16 van 23

● Uit elk dossier blijkt dat Rabobank nadere informatie heeft ingewonnen over het inkomen, eigen vermogen en

uitgavenpatroon van de klant. Rabobank is op basis van deze informatie terecht tot de conclusie gekomen dat het

toepassen van de explain verantwoord is. Het oordeel van de AFM ten aanzien van de dossiers -----------------,

--------- en ----------------- volgt Rabobank daarom niet.

● Ten aanzien van twee dossiers, --------- en ------------, is Rabobank van mening dat er sprake is van een minimale

overschrijding van de GHF-norm, waarbij een zware sanctie als een bestuurlijke boete niet proportioneel is.

● Ten aanzien van twee andere dossiers, ------------- en ---------------, is Rabobank van mening dat het afwijken van

de GHF-norm gerechtvaardigd was, aangezien er sprake was van bijzondere omstandigheden, waar de AFM geen

aandacht aan heeft besteed. Bovendien heeft Rabobank voldoende inzicht verkregen in de financiële positie van de

klant.

Subsidiaire overwegingen

● De AFM handelt in strijd met het evenredigheidsbeginsel omdat er sprake is van een onredelijke cumulatie van

sancties indien de AFM zowel een boete zou opleggen voor de acceptatiecriteria genoemd in de „explain‟ als voor

de toepassing van de „explain‟ in de individuele dossiers.

● Publicatie van de boetes van artikel 115 BGfo en artikel 4:23 Wft zal tot onnodige reputatieschade leiden. Er is

in de pers veel aandacht voor financiële ondernemingen die de belangen van de klant niet centraal plaatsten.

Rabobank wenst zich met nadruk van deze partijen en praktijken te distantiëren en verzoekt daarom de AFM om

er voor te zorgen dat de boetebesluiten niet, of op een zo genuanceerd mogelijke wijze, gepubliceerd worden.

● Rabobank verzoekt de AFM om in haar boetebesluit de belangrijkste overwegingen uit deze zienswijze te

citeren, zodat de argumenten van de AFM en het verweer van Rabobank op evenredige wijze worden

gepresenteerd.

● Voorts verzoekt Rabobank dat zij de mogelijkheid krijgt voorafgaand aan publicatie inhoudelijk te reageren op

de concepttekst voor het persbericht over de boetes.

3.3.1 Reactie AFM op de zienswijze van Rabobank Nederland

Algemene opmerkingen

Rabobank Nederland beklaagt zich over het feit dat de AFM niet gekozen heeft voor een minder zware maatregel.

De AFM benadrukt dat overtreding van regels ter voorkoming van overkreditering door de wetgever, gelet op het

toepasselijke boetetarief, als ernstig gekwalificeerd wordt, zodat inzet van een bestuurlijke boete in beginsel

geboden kan zijn. In casu is, gelet op de aard en ernst van de overtreding, gekozen voor het opleggen van een

bestuurlijke boete, conform het handhavingsbeleid van de AFM.

Ten aanzien van de overtreding van artikel 4:34 Wft

● De AFM volgt de stelling dat Rabobank Nederland in ieder van de 14 onderzochte dossiers voldoende

informatie heeft ingewonnen ten aanzien van de financiële positie van de klant. Rabobank Nederland heeft echter

naar de mening van de AFM onvoldoende beoordeeld, door onvoldoende cijfermatig aan te tonen, of het aangaan

van de kredietovereenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is. Dat Rabobank Nederland het

toepassen van de „explain‟ “Verhoging toetsinkomen voor aanvrager(s) met een leeftijd tot 35 jaar” verantwoord

achtte doet hier niet aan af. Naar de mening van de AFM beoordeelt Rabobank Nederland aan de hand van deze

„explain‟ onvoldoende of het aangaan van de kredietovereenkomst, met het oog op overkreditering van de

consument, verantwoord is. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.2 voor een uitgebreide toelichting hierop.

Page 17: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 17 van 23

● Het gegeven dat er sprake is van een minimale overschrijding van de GHF-norm in de dossiers -------- en

----------, is volgens de AFM in dit geval niet van belang bij het vaststellen van de overtreding van artikel 4:34

Wft. Een overschrijding van de GHF-norm hoeft immers niet per se onverantwoord te zijn voor de klant, mits dit

afdoende cijfermatig is onderbouwd.15

Het gaat derhalve om de vraag of, indien er sprake is van overschrijding

van de GHF-norm, dit voldoende cijfermatig is onderbouwd zodat de kredietaanbieder kan beoordelen, ter

voorkoming van overkreditering, of het aangaan van de kredietovereenkomst verantwoord is voor de betreffende

consument, zoals neergelegd in artikel 4:34, eerste lid, Wft.

● Ten aanzien van de dossiers -------------- en -------------- meent Rabobank Nederland dat zij terecht kon afwijken

van de GHF-norm gelet op de bijzondere omstandigheden die er in dit dossier speelden, waar de AFM volgens

Rabobank Nederland geen rekening mee zou hebben gehouden. De AFM volgt deze stelling niet. De AFM gaat in

haar onderzoek in op de bijzondere omstandigheden ten aanzien van deze twee genoemde dossiers, voor zover dit

relevant is voor de beoordeling van de onderbouwing van Rabobank Nederland ten aanzien van het aangaan van

de kredietovereenkomst. Zo stelt de AFM bijvoorbeeld in het dossier -------------- dat nu niet duidelijk is wanneer

de bouwkavels verkocht worden en wat dit zal opleveren, Rabobank Nederland deze onzekere factor niet kan

meenemen als eigen vermogen bij de vaststelling van de financiële positie van de klant. Verwezen wordt naar

paragraaf 3.2.3 voor een toelichting op dossier niveau.

Ten aanzien van de subsidiaire overwegingen

● De AFM handelt volgens Rabobank Nederland in strijd met het evenredigheidsbeginsel omdat er sprake is van

een onredelijke cumulatie van sancties ten aanzien van de acceptatiecriteria genoemd in de „explain‟ (artikel 115

BGfo) en de toepassing van de „explain‟ in de individuele dossiers (artikel 4:34 Wft). De AFM volgt deze stelling

niet en merkt hieromtrent het volgende op.

Wanneer een consument teveel krediet heeft ontvangen is er door de kredietaanbieder een materiële norm

overschreden: de aanbieder heeft de kredietovereenkomst afgesloten terwijl dit onverantwoord was. Die materiële

norm is neergelegd in artikel 4:34, tweede lid, Wft. Naast die materiële norm heeft de wetgever met betrekking tot

overkreditering een andere materiële norm opgenomen in artikel 4:34, eerste lid, Wft. Ter uitwerking van artikel

4:34, eerste en tweede lid, Wft dient de aanbieder ingevolge artikel 115 BGfo criteria vast te leggen die hij ten

grondslag legt aan de kredietbeoordeling, en dient hij deze criteria toe te passen. De AFM is derhalve van mening

dat hier sprake is van drie verschillende normen en derhalve drie verschillende overtredingen. Artikel 115 BGfo

biedt een formeel kader ter uitvoering van de materiële normen zoals neergelegd in artikel 4:34, eerste en tweede

lid, Wft. Van een onredelijke cumulatie van sancties is derhalve naar de mening van de AFM geenszins sprake.

● Rabobank voert aan dat publicatie van de boetes tot onnodige reputatieschade zal leiden. De AFM wijst

hieromtrent op het oordeel van de voorzieningenrechter uit eerdere voorlopige voorzieningen16

dat met betrekking

15

AFM-rapport “Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken”, blz. 43: “Als de financiering niet past binnen de

CHF-norm hoeft dat niet per definitie te betekenen dat verstrekking van het hypothecaire krediet onverantwoord is. De

norm is gebaseerd op gemiddelde huishoudens. De situatie van de consument kan afwijken van de gemiddelde situatie.

De financiële dienstverlener kan bij overschrijding van het normbedrag aan de hand van de specifieke omstandigheden

bepalen of de financiering toch verantwoord is. Er kunnen goede redenen zijn om van de norm af te wijken. De

Gedragscode kent een mogelijkheid om onder omstandigheden af te wijken van de CHF-norm. De aan deze

overschrijding ten grondslag liggende motivering zal hierbij door de financiële dienstverlener moeten worden

vastgelegd.” [onderstreping AFM] 16

Zie bijvoorbeeld LJN BK3958, 12 november 2009.

Page 18: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 18 van 23

tot publicatie geen plaats is voor een afzonderlijke evenredigheidstoetsing - op grond van artikel 3:4, tweede lid,

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - en dat de vrees voor reputatieschade geen zelfstandige grond oplevert

om de publicatie te schorsen. De AFM kan uitsluitend van publicatie van de boetes afzien indien er sprake is van

strijdigheid met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van de Wft. Van

een dergelijke strijdigheid is bij mogelijke reputatieschade geen sprake.

● Rabobank verzoekt de AFM om de belangrijkste overwegingen uit haar zienswijze te citeren in het boetebesluit.

De AFM merkt hieromtrent op dat de zienswijze altijd wordt meegenomen in het boetebesluit om zodoende op

gelijke wijze de standpunten van beide partijen weer te geven.

Voorts verzoekt Rabobank om de mogelijkheid te krijgen inhoudelijk te reageren op de publicatietekst van de

boetes. De AFM merkt op dat, indien Rabobank zich niet kan vinden in de publicatietekst, zij een voorlopige

voorziening kan aanvragen bij de Rechtbank Rotterdam. Daarnaast kan Rabobank, binnen 3 werkdagen na

bekendmaking van het besluit, aan de AFM kenbaar maken dat er naar haar mening nog vertrouwelijke tekst in de

openbare versie van het besluit staat, die geschoond zou moeten worden.

Op grond van het voorgaande komt de AFM tot de conclusie dat de zienswijze van Rabobank Nederland als

opgenomen in deze paragraaf niet tot een ander oordeel kan leiden dan dat er sprake is van een overtreding van

artikel 4:34 Wft, als geconstateerd in paragraaf 3.2 van dit besluit.

3.4 Hoogte van de bestuurlijke boetes

Rabobank Nederland heeft per e-mail van 25 juni 2010 aan de AFM kenbaar gemaakt dat haar eigen vermogen €

-------------------,- en haar balanstotaal € --------------------,- bedraagt. Hieruit volgt dat, op grond van artikel 7,

aanhef en onderdeel e, onder 2°, Besluit boetes Wft draagkrachtfactor 5 op Rabobank Nederland van toepassing is.

De in de wet voorziene hoogte van de op te leggen boetes, bij toepassing van draagkrachtfactor 5, bedraagt €

5.000, - voor overtreding van artikel 4:34, eerste lid, Wft en € 5.000,- voor overtreding van artikel 4:34, tweede

lid, Wft.

De AFM ziet geen aanleiding om de boetes te matigen wegens verminderde ernst van de overtreding dan wel

verminderde verwijtbaarheid van de overtreder. Rabobank Nederland heeft voorts geen beroep gedaan op

matiging wegens beperkte financiële draagkracht.

Gelet op het bovenstaande ziet de AFM geen redenen om de boetes te matigen.

4. Besluit

4.1 Besluit tot boeteoplegging

Op grond van het vorenstaande besluit de AFM om op basis van artikel 1:80, eerste lid, Wft aan Rabobank

Nederland een bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van artikel 4:34, eerste lid, Wft en wegens

overtreding van artikel 4:34, tweede lid, Wft, in de periode van januari 2009 tot augustus 2009. Voor deze

overtredingen geldt op grond van artikel 1:81, eerste lid, Wft juncto de artikelen 2 en 3 van het Besluit boetes Wft,

een boetetarief van € 1.000,-.

Page 19: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 19 van 23

In artikel 6, eerste lid, Besluit boetes Wft is bepaald dat de hoogte van een boete die wordt opgelegd aan een

persoon die behoort tot een van de in dat artikellid genoemde categorieën, mede afhankelijk is van diens

draagkracht. Artikel 6, tweede lid, bepaalt dat de draagkracht in de hoogte van de boete tot uiting komt door het

boetebedrag te vermenigvuldigen met de op grond van artikel 7 Besluit boetes Wft toepasselijke draagkrachtfactor

(factor l tot 5). Rabobank Nederland is aan te merken als persoon bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a.

Deze factor is voor Rabobank Nederland, als kredietinstelling, afhankelijk van het balanstotaal. Rabobank

Nederland heeft in haar e-mail van 25 juni 2010 aan de AFM kenbaar gemaakt dat het balanstotaal €

------------------------,- bedraagt. Op grond van artikel 7, aanhef en onderdeel e, onder 2°, Besluit boetes Wft is in

dat geval de draagkrachtfactor 5.

De boete voor overtreding van artikel 4:34, eerste lid, Wft bedraagt op grond van het vorenstaande € 5.000, -. De

boete voor overtreding van artikel 4:34, tweede lid, Wft bedraagt eveneens € 5.000, -. De totale hoogte van de

boetes bedraagt derhalve € 10.000, -.

De bestuurlijke boetes van in totaal € 10.000, - dienen te worden betaald door overschrijving van dit bedrag op de

bankrekening van de AFM met nummer ----------------- bij --------------------------------- te Amsterdam, onder

vermelding van “factuurnummer -------------”. Voor dit bedrag zal geen afzonderlijke factuur worden verzonden.

Ingevolge artikel 1:85, eerste lid, Wft dienen de boetes te worden betaald binnen zes weken na de

inwerkingtreding van dit besluit. Het besluit treedt op grond van artikel 3:40 juncto 3:41 van de Algemene wet

bestuursrecht (Awb) in werking op de dag van toezending daarvan. Ingevolge artikel 1:85, tweede lid, Wft wordt

door het aantekenen van bezwaar of beroep tegen de beschikking de verplichting tot betaling van de boetes

geschorst. De schorsing geldt totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is

beslist. Indien de boetes niet worden betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van deze beschikking is

wettelijke rente verschuldigd. Deze wordt berekend vanaf de dag na het verstrijken van laatstgenoemde termijn.

4.2 Besluit tot openbaarmaking van de boetes

Artikel 1:98 Wft verplicht de AFM om een besluit tot het opleggen van een boete te openbaren nadat dit besluit

rechtens onaantastbaar is geworden.

Met de verplichting tot openbaarmaking van bestuurlijke boetes door de AFM beoogt de wetgever

de deelnemers op de financiële markten te waarschuwen in het belang van de ordelijke en transparante

financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en de zorgvuldige behandeling van

cliënten17

. Dit is in lijn met de doelen die de inmiddels vervallen sectorale toezichtwetten beoogden te dienen. De

AFM kan op grond van artikel 1:98 Wft slechts afzien van openbaarmaking van het besluit, indien

openbaarmaking in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de AFM uit te oefenen toezicht op de

naleving van deze wet.

17

Vergelijk PG 29708, nr. 19, p. 301-303, p. 420-421, nr. 20, p. 30 en nr. 39, p. 8-10.

Page 20: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 20 van 23

Van dat laatste is naar het oordeel van de AFM geen sprake, zodat niet van openbaarmaking kan worden afgezien.

Het belang van Rabobank Nederland kan in dit verband niet tot een andere uitkomst leiden. Immers, dat argument

heeft geen betrekking op de vraag of openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het

doel van het door de AFM uit te oefenen toezicht op de naleving van de Wft.

De openbaarmaking van de boetes zal plaatsvinden door de volledige tekst van het boetebesluit (met uitzondering

van vertrouwelijke informatie) op de website van de AFM te publiceren, onder begeleiding van een persbericht

met de kern van het boetebesluit. Ook wordt een bericht over de boetes opgenomen in de periodieke AFM-

nieuwsbrief. De AFM kan daarnaast het besluit publiceren door middel van een advertentie in een of meer

landelijke dagbladen.

Nadat dit boetebesluit rechtens onaantastbaar is geworden zal de AFM Rabobank Nederland nader informeren

over de wijze en het tijdstip waarop publicatie zal plaatsvinden.

5. Rechtsgangverwijzing

Iedere belanghebbende kan tegen deze beschikking bezwaar maken door binnen zes weken na bekendmaking

daarvan een bezwaarschrift in te dienen bij de AFM, t.a.v. Juridische Zaken, Postbus 11723, 1001 GS,

Amsterdam. Een bezwaarschrift kan ook per fax (alleen naar faxnummer 020-797 3835), per e-mail (alleen naar e-

mailadres [email protected]) of door middel van het formulier op de website van de AFM

(www.afm.nl/bezwaar) worden ingediend. Aan deze elektronische wijze van verzending stelt de AFM nadere

eisen die op haar website worden toegelicht. Dat een bezwaarschrift niet aan andere AFM faxnummers of AFM e-

mailadressen wordt verzonden dan de hier genoemde, is één van die eisen. De AFM zal het bezwaarschrift alleen

inhoudelijk in behandeling nemen als aan bedoelde eisen is voldaan.

Hoogachtend,

Autoriteit Financiële Markten

Was getekend

-----------------------

Assistent boetefunctionaris

-----------------------

Directeur

Page 21: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 21 van 23

Bijlage 1 - Wettelijk kader

Vierde Tranche Algemene wet bestuursrecht (“VT Awb”)

Op 1 juli 2009 is de Algemene wet bestuursrecht gewijzigd door middel van de VT Awb. In de VT Awb is de

volgende overgangsbepaling opgenomen:

“Indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van

inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.”

Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving (“Wwbfw”)

Op 1 augustus 2009 is de Wwbfw in werking getreden. Daarin is de volgende overgangsbepaling (artikel XII)

opgenomen:

“Ter zake van overtredingen die hebben plaatsgevonden of zijn aangevangen voor het tijdstip van

inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.”

Wft

In artikel 4:34 Wft is bepaald:

1. Voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet wint een aanbieder van krediet in

het belang van de consument informatie in over diens financiële positie en beoordeelt hij, ter voorkoming van

overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is.

2. De aanbieder gaat geen overeenkomst inzake krediet aan met een consument indien dit, met het oog op

overkreditering van de consument, onverantwoord is.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste

en tweede lid.

In artikel 1:80 Wft is bepaald:

1. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen terzake van overtreding van voorschriften, gesteld

ingevolge de in de bijlage bij dit artikel genoemde artikelen en de prospectusverordening alsmede terzake van

overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de toezichthouder die de boete heeft opgelegd.

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid,

bedoeld in het eerste lid.

In artikel 1:81 Wft is bepaald:

1. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande

dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 900.000 bedraagt.

2. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding

het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete.

Page 22: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 22 van 23

3. De toezichthouder kan het bedrag van de bestuurlijke boete lager stellen dan in de algemene maatregel van

bestuur is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval onevenredig hoog is.

In artikel 1:97 Wft is bepaald:

1. De toezichthouder maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet na

bekendmaking openbaar, indien de bestuurlijke boete is opgelegd terzake overtreding van:

a. een verbodsbepaling uit deze wet of ingevolge artikel 1:58, tweede lid, 1:58a, tweede lid, 1:58b, tweede

lid, 1:58c, derde lid, 1:59, tweede lid, 1:67, eerste lid, 1:77, eerste lid, derde volzin, 4:4, eerste lid,

of 4:4a;

b. een overige bepaling die in de algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 1:81, eerste lid,

beboetbaar is gesteld met tariefnummer 4 of 5; of

c. artikel 4:19, 4:20, 4:22, 4:23, 4:24, 4:42 of 4:87.

2. De openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete geschiedt niet eerder dan

nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit aan de betrokken persoon bekend is

gemaakt.

3. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet

bestuursrecht, wordt de openbaarmaking van het besluit opgeschort totdat er een uitspraak is van de

voorzieningenrechter.

4. Indien de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de

toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet blijft deze achterwege.

In artikel 1:98 Wft is bepaald:

Onverminderd artikel 1:97 maakt de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete

ingevolge deze wet openbaar, nadat het rechtens onaantastbaar is geworden, tenzij de openbaarmaking van het

besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de

naleving van deze wet.

Besluit boetes Wft

In artikel 2 Besluit boetes Wft is bepaald:

Voor de tariefnummers, behorend bij de in artikel 3, 4 en 5 genoemde overtredingen, zijn de boetebedragen als

volgt vastgesteld:

Tariefnummer Boete

1 € 600

2 € 1.000

3 € 6.000

4 € 24.000

5 € 96.000

In artikel 3 Besluit boetes Wft is bepaald:

Page 23: AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 - Openbare versie Rabobank ...

Ons kenmerk JZ----------------------

Pagina 23 van 23

Overtreding van een voorschrift, gesteld in een hierna genoemd artikel van de Wet op het financieel toezicht of in

een hierna genoemd artikel van een op die wet gebaseerde algemene maatregel van bestuur, is als volgt

beboetbaar:

Wet op het financieel toezicht Tariefnummer

4:34, eerste en tweede lid 2

In artikel 6, leden 1 t/m 4, Besluit boetes Wft is bepaald:

1. Indien een boete wordt opgelegd aan een persoon die behoort tot een van de hierna genoemde categorieën, is

de hoogte van de boete mede afhankelijk van diens draagkracht:

a. financiële ondernemingen; (…)

2. De draagkracht komt in de hoogte van de boete tot uiting door het boetebedrag, zoals bepaald op grond van

artikel 3, 4 en 5, te vermenigvuldigen met de op grond van artikel 7 toepasselijke draagkrachtfactor.

3. Indien de toezichthouder niet beschikt over de voor de bepaling van de draagkracht noodzakelijke gegevens,

verzoekt hij degene aan wie de boete zal worden opgelegd deze gegevens binnen een door hem te stellen

redelijke termijn te verstrekken.

4. Indien de betrokkene de in het derde lid bedoelde gegevens niet binnen de in dat lid bedoelde termijn verstrekt,

is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de draagkrachtfactor vijf van toepassing.

In artikel 7 Besluit boetes Wft is bepaald:

De in artikel 6, tweede lid, bedoelde draagkrachtfactoren zijn:

e. draagkrachtfactor vijf:

[…]

2°kredietinstellingen en clearingisntellingen met een balanstotaal van ten minste € 50.000.000.000;[…]