A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling,...

98
D daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden - gebed daad van geeuwen - geeuw daad van geven - gift daad van geweld - exces, feitelijkheid daad van lenen -lening daad van roof - roverij daad van stelen - diefstal daad van strafbaar feit - misdaad, overtreding daadkracht - effect, energie, fut daadloos - passief daadwerkelijk – doeltreffend, dramatisch, effectief, eigenlijk, feitelijk, inderdaad, metterdaad, reëel, werkelijk, wezenlijk daags - dagelijks, gewoon, overdag, per dag daai - diamant, knikker daal - bezinksel, neerslag, pompbuis daalderschurft - haarschimmel, tater, daaps – doof, gek daar - aangezien, aldaar, costi, dewijl, er, ginder, ginds, omdat, terwijl, vermits daar is altijd ruzie - oremus daar tegen inbrengen - repliceren daar valt mij juist in – apropos daaraan gelegen - naast, neven daaraan toevoegend - plus daaraanvolgend - daarna, d.a.v. daarbenevens - bovendien, daarenboven daarbij – als, bovendien, daarenboven, nog, ook, plus, samen, tegelijk, tevens, zowel daarenboven – alsmede, benevens, bovendien, buitendien, daarbij, nog, ook, verder daardoor - doordat, mitsdien daareven - net, pas, zoeven, zojuist daarmee is de zaak beslist - afdoend daarna - achteraf, alsdan, alsnu, daarop, dan, hierna, hierop, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens voorts daarentegen - andersom, omgekeerd, d.e.t, integendeel daareven - juist, net, zoeven, zojuist, zonet, zopas daargelegen - ginds daarginds - ginder daarheen – derwaarts, ginds daarjuist - zonet daar lopen de kippen in - ren daarna – alsdan, daaropvolgend, dan, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens, voorts daarnaast - daarnevens, dichtbij daarnet – daar, daareven, straks, zoeven, zostraks daarnevens - bovendien, daarnaast, ook, tevens daarom - aangezien, alzo, bijgevolg, derhalve, des, desondanks, deswege, dierhalve, dies, dus, ergo, gevolgelijk, mitsdien, vandaar, wegens daaromtrent – daarover, dienaangaande daarop - daarna, toen, vervolgens daaropvolgend – daarna daarstraks - daareven, daarnet, net, pas, zoeven, zojuist, zonet, zopas daartegenover - daarentegen daartoe - daarom, (Lat) ergo daartoe aangewezen - ahd (ad hoc deputatus) daartoe dienstig - goed daartussendoor - intussen, middelerwijl, ondertussen daarvandaan - daarvan, dientengevolge daarvoor - aleer, daartoe, daarvoor, destijds, eens, eer, eerder, gewezen, indertijd, oudtijds, tevoren, voordien, voorheen, voorleden, voormalig, vroeger, wijlen, weleer, daas - gek, kletsmeier, mal, onnozel, onwijs, aardenvlieg, runderhorzel, steekvlieg, verdwaasd, versuft, warhoofd dabben - stampen dactylograaf - typist dactylografie – machineschrijven, typen, vingertaal dactylologie - chirologie, vingerrekenkunst, vingerspraak, vingertaal dadaïst - Aragon, Ball, Breton, Cocteau, Picabia, Schwitters, T dadel boom - dadelpalm, palm dadelijk - aanstonds, direct, direkt, dra, fluks, gezwind, illico, meteen, ogenblikkelijk, onmiddellijk, onverwijld, paraat, rap, snak, snel, spoedig, staandevoets, straks, strakjes, subiet, temee, temet, terstond, voetstoots, voorts, zo, zodadelijk, dadelijk (Lat.) – illico dadelijk beschikbaar - paraat dadelijk ter beschikking - gereed dadelijk vereffenbaarheid - liquiditeit dadelijk weer hervatten - riposteren dadelijkheden - gevecht, handtastelijkheden, slagen daden - facta, feiten, gebeurtenissen daden en de akten daarvan - acta(Lat) daden in opeenvolgende existenties – karma dadendrang - ergotropie -1-

Transcript of A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling,...

Page 1: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

D

daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichtingdaad van het bidden - gebed daad van geeuwen - geeuwdaad van geven - gift daad van geweld - exces, feitelijkheiddaad van lenen -leningdaad van roof - roverijdaad van stelen - diefstaldaad van strafbaar feit - misdaad, overtredingdaadkracht - effect, energie, fut daadloos - passiefdaadwerkelijk – doeltreffend, dramatisch, effectief, eigenlijk, feitelijk, inderdaad, metterdaad, reëel, werkelijk, wezenlijkdaags - dagelijks, gewoon, overdag, per dagdaai - diamant, knikkerdaal - bezinksel, neerslag, pompbuis daalderschurft - haarschimmel, tater,daaps – doof, gekdaar - aangezien, aldaar, costi, dewijl, er, ginder, ginds, omdat, terwijl, vermitsdaar is altijd ruzie - oremusdaar tegen inbrengen - replicerendaar valt mij juist in – aproposdaaraan gelegen - naast, nevendaaraan toevoegend - plus daaraanvolgend - daarna, d.a.v. daarbenevens - bovendien, daarenbovendaarbij – als, bovendien, daarenboven, nog, ook, plus, samen, tegelijk, tevens, zowel daarenboven – alsmede, benevens, bovendien, buitendien, daarbij, nog, ook, verderdaardoor - doordat, mitsdiendaareven - net, pas, zoeven, zojuistdaarmee is de zaak beslist - afdoenddaarna - achteraf, alsdan, alsnu, daarop, dan, hierna, hierop, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens voortsdaarentegen - andersom, omgekeerd, d.e.t, integendeel daareven - juist, net, zoeven, zojuist, zonet, zopasdaargelegen - gindsdaarginds - ginder daarheen – derwaarts, gindsdaarjuist - zonetdaar lopen de kippen in - rendaarna – alsdan, daaropvolgend, dan, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens, voorts daarnaast - daarnevens, dichtbijdaarnet – daar, daareven, straks, zoeven, zostraksdaarnevens - bovendien, daarnaast, ook, tevensdaarom - aangezien, alzo, bijgevolg, derhalve, des, desondanks, deswege, dierhalve, dies, dus, ergo, gevolgelijk, mitsdien, vandaar, wegens daaromtrent – daarover, dienaangaande daarop - daarna, toen, vervolgens daaropvolgend – daarnadaarstraks - daareven, daarnet, net, pas, zoeven, zojuist, zonet, zopasdaartegenover - daarentegendaartoe - daarom, (Lat) ergo daartoe aangewezen - ahd (ad hoc deputatus)daartoe dienstig - goeddaartussendoor - intussen, middelerwijl, ondertussendaarvandaan - daarvan, dientengevolgedaarvoor - aleer, daartoe, daarvoor, destijds, eens, eer, eerder,

gewezen, indertijd, oudtijds, tevoren, voordien, voorheen,voorleden, voormalig, vroeger, wijlen, weleer,daas - gek, kletsmeier, mal, onnozel, onwijs, aardenvlieg, runderhorzel, steekvlieg, verdwaasd, versuft, warhoofddabben - stampendactylograaf - typistdactylografie – machineschrijven, typen, vingertaal dactylologie - chirologie, vingerrekenkunst, vingerspraak, vingertaaldadaïst - Aragon, Ball, Breton, Cocteau, Picabia, Schwitters, T dadel boom - dadelpalm, palmdadelijk - aanstonds, direct, direkt, dra, fluks, gezwind, illico, meteen, ogenblikkelijk, onmiddellijk, onverwijld, paraat, rap, snak, snel, spoedig, staandevoets, straks, strakjes, subiet, temee, temet, terstond, voetstoots, voorts, zo, zodadelijk,dadelijk (Lat.) – illicodadelijk beschikbaar - paraatdadelijk ter beschikking - gereeddadelijk vereffenbaarheid - liquiditeitdadelijk weer hervatten - riposterendadelijkheden - gevecht, handtastelijkheden, slagendaden - facta, feiten, gebeurtenissendaden en de akten daarvan - acta(Lat)daden in opeenvolgende existenties – karmadadendrang - ergotropiedaden ten teken van berouw - boetedoeningdader - bedrijver, delinquent, pleger, schuldige, uitvoerder, zondaardaderes - bedrijfsterdading - akkoord, beëindiging, bijlegging, regeling, schikking, transactie, vergelijkdag – ade, adi, adieu, aju, adio, bonjour, dageraad, daglicht, etmaal, (ge)groet, goedendag, goodbye, saluut, tabee, tijdseenheid, tijdperk, voegijzerdag (Franse kalender) - decade, duodi, nonidi, octidi, primidi, quartidi, quintidi, septidi, sextidi, trididag aanduiding – datum, eergisteren, gister, gisteren, morgen, overmorgen, vandaag dag (13 of 15 van de maand) - idus(Rom.)dagbericht - bulletin dagblad -avondblad, blad, courant, gazet, Journal, krant, morgenblad, morgeneditie, newspaper, nieuwsblad, orgaan, periodiek, persorgaandagbladartikel - leader, asterisk, driestar,entrefilet, hoofdartikeldagblad in Nederland - Algemeen Dagblad, De Volkskrant, De Waarheid, Haagse Courant, Het Parool, Het Vaderland, Het Vrije Volk, Handelsblad, N. R. C., Telegraaf, Trouwdagbladpers - rotatiepersdagbladschrijver – columnist, journalist, redacteur, reporterdagbladwezen - pers, krantenwereld dagblindheid - nyctalopie dagbloem - haagwinde, purperwinde, tijgerleliedagboek - agenda, diarium, handboek, journaal, kladboek, krant, koopmansboek, kroniek, logboek, manuaal, memorandum, memoriaal, registerdagboek van een koning (oud hist.) - ephemeridesdagboekschrijver – diaristdag dat vriespunt nadert - ijsdagdag der vriendschap - Valentijnsdagdag der wrake - bijltjesdag dag des Heren - oordeelsdagdagdief - doeniet, luiaard, luieren, luilak, leegloper, luiwammes, lijntrekker, nietsdoenerdagdieven - leeglopen, lijntrekken, luieren, nietsdoen, verluieren dagdienstbode - dagmeisje

-1-

Page 2: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dagdromer – fantastdag en nacht - altijd, etmaaldag en nachtevening - aequihoetium, equinoxdag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt - naamdagdag in het verleden – (eer)gisterendag van algemeen gebed - bededag, biddag, dankdagdag van bezinning - gedenkdagdag van bijeenkomst van kwartier- en groepsafgevaardigden - kwartierdagdag van de wereldbroederschap - St. Jorisdag (padvinders)dag van het feestvieren - hartjesdagdag van potverteren - teerdag dag van toorn - dies, iraedagelijks – alledag, daags, dag, geregeld, regelmatig, voortdurend dagelijks bestuur - d.b.dagelijks bestuur van een classis - moderamendagelijks brood - eten, voedsel dagelijks gebruikt filtertje - theezeefjedagelijks voedsel – brood, eten dagelijks werk - dagtaakdagelijkse drank – koffie, theedagelijkse gast - dagblad, krant, zondagelijkse lectuur – krantdagelijkse pot – ordinarisdagelijkse Turkse gebeden – namazdagement – dagvaarding, exploot, sommatie,dag en nacht - altijd, etmaaldag en nachtevening - equinox dagen - aanbreken, gloren, dagvaarden, dag worden, ontbieden, oproepen dagen waarop recht wordt gesproken - stidager - eiserdageraad - Aurora, begin, dag worden , krieken, morgenrood, morgenschemering, morgenstond, ochtend, ochtendgloren, ochtendkrieken, ochtendstond, voorbodedageraadsgedicht - albe, aubedageraad (Hebr.) - hasjsjachardag in het verleden - (eer)gisteren dagge - dolk, ponjaard, pook, voegijzerdaggebed (R.K.) - nonedaggelder - dagloner daging - dagen, dagvaardingdag gesternte - zon daghelder - giornodaghit - dagmeisje daghuur - dagloon daghuurders plaatsje - keuterboerderij, keuterijdagijzer – dagge, ponjaard, voegijzer0dag in, dag uit – contenue, voortdurenddag in het verleden – (eer)gisterendaging - dagen, dagvaarding dagleerling - cursist, scholierdaglelie - haagwindedaglicht - zonlicht dagloner – arbeider, daggelder, koelie, los werkmandaglook - huislookdagmaat –ammaat, deim(a)tdagmars –dagtraject, etappe dagmeisje – daghit, dienstbode, dienstmaagd, duizendpootdagorde - agenda dagorder – afkondiging, bekendmaking, bevel dagregister - dagboek, journaal, manuaal dagreis - etappedagroofvogel – adelaar, arend, buizerd, gier, havik, kiekendief,

koningswouw, kuikendief, milaan, muizenvalk, wauw, zwaluwstaartdagschotel - plat du jourdagslaper - geitenmelker, nachtzwaluwdagster - morgenster, Orion, zondagtaak - arbeid, dagwerk, werkdagtekenen – dateren, ontstaan dagtekening - data, datering, datum, kalenderdagtekening van de werkelijke opstelling - antidateringdagtoorts - zon dagtraject - dagmars, etappedaguil - sneeuwuil, sperweruil, steenuildagvaarden – citeren, dagen, indagen, oproepen, dagvaardigen - intimeren, sommeren, uitnodigendagvaardiging – inspectie, libeldagvaarding - aanzegging, akte, assignatie, citatie, dagement, daging, deurwaardersakte, exploot, indaging, oproep, oproeping, sommatie, vocatie,dag van onheil - doemdag, ongeluksdag, pechdag dag van toorn - dies, irae dagverhaal - journaal dagvlieg - eendagsvlieg, haft, oeveraasdagvlinders - admiraal, argusvlinder, atalanta, blauwtje, blauwneusje, citroenvlinder, citroenvlinder, dagpauwoog, dikkopje, distelvlinder, heivlinder, hesoeridae, kapel, knollenwitje, koninginnenpage, koningsmantel, koolwitje, lycaenidae, non, nummervlinder, nymphalinae, oranjetipvlinder, page, papillionidae, parelmoervlinder, pieridae, satyrinae, schoenlapper, vuurvreter, witje, zandoogje dag voor vandaag - gisterendagvorstin - zondagwaak - reveille, wektrommeldag waarop geen beurs wordt gehouden - beursvacantiedag waarop er mis is – misdagdagwerk - arbeid, dagloner, dagtaak, dagwerker, landarbeiderdagwijdte - doorgangsruimte dagwijzer - agenda, almanak, kalenderdag worden - dagen, dageraad, gloren, kriekendagzitting - seancedag- of nacht vóór een R.K. feestdag - vigiliedagzijde van een muuropening - kantelaafdagzijde van een voorgevel – buitenkantdahlia - knolgewasdahliasoort - bizarre, deca, hart, pompetteDahomey, bevolkingsgroep in - Adja, Aizo, Bariba, Fon, Joroeba, Peuhl, SombaDahomey, haven in - CotonouDahomey, hoofdstad van - Porto-NovoDahomey, stad in - Abomey, Kotonoe, OuidahDaidalos, schepping van - LabyrintDaidalos, zoon van - Ikarosdaim - hertenleerdaimino (Jap.) - edelman, grootgrondbezitterDajak; s, activiteit van de - koppensnellendak - bedekking, beschutting, daklaag, dek, dekstuk, geveldak, harddak, helmdak, kap, kerkdak, leidak, overdekking, pannendak, puntdak, rietdak, strodak, tectum, tegmentum, tentdak, terrasdak, torendak, weekdak, zaagdak, zodendakdak boven denkvermogen - hersenkas, hersenpan, kruin,schedeldakdak van de middenhersenen - vierheuvelplaatdak van de wereld - Pamir (gebergte)dak van zeildoek - velumdakbalk - bint, dwarsbal, hanenbalk, spant dakbedekking – asfalt, atap(Ind.), beverstaart, daklei, dakpan, deklei, eterniet, glas, glui, golfijzer, lei, lood, mastiek, net, pan,

-2-

Page 3: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

plaatijzer, riet, sirap, stro, zinkdakbedekking voor schuren - golfplaatdak, deel van een - bebording, beschieting, dakschild, dakvlak, gebint, goot, gording, hoekkeper, kap, kil(leper), nok (lijn), panlat, schotwerk, spantdakdekker – pannelegger, rietdekker dakgebint – hanenbalk, kapspant, spantdakgoot - regenafvoerdakhaas - kat, (lapjes)kat, poes dakkamer - akkeneel, arkeneel, arkenijl, mansardedakkapel - arkel, dagvlinder, dakkoekoek, dakvenster, erker, koekoek, zolderlichtdaklat – panlatdaklei - schaliedaklook - huislook dakloze – bedelaar, clochard, thuisloze, zwerverdakoverkoepeling - roefdakoversteking - afdakdakpan – tichel, vorstpandakpanstrowis - dokdakraampje - koekoek dakrand - goot, nok, vorst dakrib van de binnenhoek van twee dakschilden - kielkeperdakruiter - koepel daksoort - lessenaarsdak, platdak, schilddak, sheddak, tentdak, zaagdak, zadeldakdakspan – beverstaart, hanenbalk, kapgebint, spantribdakspant - hanenbalk, kapgebintdakspar - keper, spoordaksteun - hanenbalkdakstoel – kapspantdakterras – daktuindaktorentje – dakruiter, pinakeldak van een huis - kapdakvenster - abatjour, 11daklantaren, 7koekoek, koekuit, kijkuit,lucarne, oeideboeuf (rond), vallichtdakverblijf - terrasdakvorm - kegeldak, kruisdak, lessenaardak, mansardedak, schilddak, sheddak, tentdak, torendak, wolfsdak, zaagdak, zadeldak dakvormige overkoepeling - roef dal - aarde(fig.), canyon, canon, del, diepte, doline, inzinking, ketel, keteldal, laagte, tranendal, valleidal bij Düsseldorf - Neanderdaldal bij Jeruzalem - Gehennadal in een eertijds vergletsjerd gebied - trogdaldal in een woestijngebied - aroyo wadidal in Israël – Zebulondal in Limburg - Geuldal, Maasdal dal in oud-Griekenland - Nemeadal in Thessalië - Tempedal in Zwitserland - Engadindalbergia – blackwood, rozehoutdalen - afkomen, afnemen, afzakken, belanden, landen, neergaan, neerkomen, omlaaggaan, ondergaan, teruglopen, vallen, verminderen, (weg)zakken, zinken,dal bij Dusseldorf waarin een fossiel menselijk skelet werd gevonden - Neanderdal dalend – afgaand, neergaanddalen in water - zinkendalgedeelte waarover geen water meer stroomt - torso, terrasdal in de duinen - del, duinpan dal in een eertijds vergletsjerd gebied - trogdaldal in een woestijngebied - wadi, aroyodal in Limburg - Geuldal, Maasdal dal in Thessalië - Tempe

dal in Zwitserland - Engadin dal tussen de duinen – deldaling - afdaling, arsis, beweging, helling, regressie, verminderingdaling (dichtk.) - thesisdaling van barometer - depressiedaling van de geldwaarde - inflatiedaling van koersen - baisse, krach dalkruid - salomonszegeldalles – armoe(de)(alles of) dalles - nietsDalmatisch zeeschip - liburneDalmatische eilanden, een van de - 3 Krk, Pag, Rab, Vis4 Brac, Cres, Hvar5 Mjlet7 Korcila, Lastovodalopvulling - aggradatie, alluvium daltonisme - kleurenblindheiddalven – bedelen, zwervendalver - zwerverdalveren - bedelen, schooieren, slenteren, zwervendalvorm - canon, kloof, trogdal, valleidam - afsluiting, dijk, erf, grondgebied, keerdam, lee, penant, plein, schijf (dambord), stuw, stuwdam, waterkeringdam in de richting van de loop van de rivier - strekdamdam in zee - pier, golfbrekerdam met sleephelling - overtoomdam of keerdam in vaarwater - stuwdam om de stroom in een rivier te breken - krib, stroombrekerdam om de stroom van een rivier te leiden - kribdamar – harsdamast – tafellinnendamastachtig linnen – grenadinedambaas - schuurbaas, walschipperdambezie - jeneverbesdame - lady, madame, mevrouw, njonja, nonna, tafeldame, vrouwdame die een der schone kunsten beoefent - kunstenaresdame die niet ten dans wordt gevraagd - muurbloem(pje)dame du palais - hofdamedame van gemengd bloed - (Ind..) nonnadame op leeftijd - matronedame te paard - amazone, paardrijdsterdame van gemengd bloed - (Ind.) nonnadame van verdachte zeden - del, hoer, lichtekooi, prostitueedame (Indiase) van hoge rang - Begumdamesbaret - toque damesblad - Eva, Libel, Libelle, Margriet, Opzij, Story, Vivadamesbloesje zonder mouwen - figarodamesborstspeld - sevignedamesdracht - Boa, japon, queue, rok, voile, zie ook kledingstukkendameshalsbont - boadameshalsdoekje - tissu dameshalskraag - frees (geplooid), gorgerettedameshandschoen - mitainedameshandwerk - breiendameshoed - baret, chasseur, kapothoedje, matelot, toquedameshoedje - kapjedameshondje - 4 Ruby8 Blenheim, maltezer, pinscher9 brabançon, chihuahua, dwergkees, pekingees10 chichauhuam, pomoranian

-3-

Page 4: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

11 dwergpoedel, leeuwhondje, schippertee13 dwergépaneul, dwergpinscher, vlinderhondje 14 dwergschnauzerdamesjakje - bolero, figaro, spencer damesjapon - robedamesjas - manteldameskamer - boudoir dameskapsel (zeker) - bergeredameskapster - coiffeuse dameskleding – beha, blouse, boa, japon, jurk, rok,slip, toiletdameskleed - sakdameskleermaakster - coupeusedameskostuum – mantelpak(je) dameskous – nylon, panty damesmantel, met bont afgezet - pelliesdamesmantel, wijde - swaggerdamesmanteltje - anorak, bolero, bontjas, mantiila (mouwloos), paletot, topperdamesmodekleermaker - couturierdamesmutsje - paresseuse, toque damesonderbroekje - slipjedamesondergoed – B.H., beha, bra, broek, chemise, dessous, directoire, korset, lingerie, onderjurk, onderlijfje, panty, slip, stepindamespaard - hakkenei, telganger damesparaplu – naaldparaplu, ombrelle, tompoes, (kort), umbrelladamesparasol - ombrelle damesschoen - flat, opank, pump damesschoen met hoge hak - pumpdamesschoudermantel - pelerine damessluier - volledamestasje - reticule damestrui - jumperdamestrui met vest – twinsetdamesvertrek - boudoirdame te paard - amazonedamherten - damadamhertleer - daimdamiaatjes - kerkklokjes dam in het water - lee, stuw, waterkeringdam in zee – golfbreker, hoofd, strekdam, pierdammaat - dagmaat, deimtdammen - damspelen dammer - damspeler damp - mist, nevel, rook, smook, smoor, stoom, uitwaseming vapeur(Fr), waas, walm, wasemdamp van zich geven - rokendampafzuiger - wasemkapdampbad – fumigatie, sauna, stoombaddampbron - fumarole, (zwavel), mofette (koolzuur), solfatore (zwavelwaterstof)dampen - misten, roken, smoken, smoren, stomen, uitwasemen, walmen, (uit)wasemen dampig – dompig, dijzig, heiig, kortademig, mistig, nevelig, vochtig, wasemig, wazig, zerig,dampkap - afzuigkapdampkring - atmosfeer, bovenlucht, ether, ionosfeer, luchtlaag, lucht, luchtruim, luchtzee, sfeer, stratosfeerdampkring, laag in de - exosfeer, ionosfeer, mesosfeer, stratopauze, stratosfeer, thermosfeer, tropopauze, troposfeerdampkring, samenstellend deel van de - argon, dadon, helium, jodium, koolzuur, krypton, neon, ozon, stikstof, waterstof, zuurstofdampkringbeschrijving – aërografiedampkringkunde - atmosferologie

damklank - vloedplankdampost - postdampvormig element - gasdamspel, onderdeel van het - bord, schijfdamspeler - dammerdamspelvariant – saltadamspiegel - penantspiegeldamsteen - damschijfdamstuk - bord dam, steen, schijfdamterm - bord, dam, damslag, meerslag, remise, ruit, schijf, slaan, slag, steen, verlies, winst, zetdamwand – beschot, beschoeiingdan - behalve, bovendien, daarbij, daarna, doch, echter, eventueel, evenwel, immers, judograad, toch, verder, vervolgens, voortsDanaërs - Araivendancing – balzaal, dansgelegenheid, danszaal, nachtclubdandy - fat, heertje, modegek, modejonker, pronker, saletjonker danig - bar, deerlijk, degelijk, duchtig, ernstig, flink, erg, ernstig, fel, flink, geducht, grondig, hevig, intiem, nogal, terdege, vertrouwelijk, zeerdank - erkentelijkheid, erkentenis, neiging, waardering, zindank betuigen - dankendankbaar - erkentelijk, lonend, verplicht dankbaar gestemd - erkentelijkdankbaar voor diensten - erkentelijkdankbaarheid - erkentelijkheid dankbetuigen - bedanken, danken, dankzeggendanken - bedanken, bidden, dankbetuigen, dankzeggendankgebed - dankzegging, gratiasdankhymne - tedeumdank je - bedankt, mercidanklied - Te Deum, hymne, lofzang, paean dankmaaltijd - slamatandankstond - bidstond, dankdagdankzeggen – danken, bedankendankzegging - dankbetuigingdans – 3 bop, fox, gig, hay, jig, oek, ole, rag, rei, son, tap, yop,4 baya, blue, cura, duda, giba, giga, horo, hula, jara, Java, jazz, jigg, jive, jota, kolo,lego, loer, mars, otla, piva, polo, raks, reel, rock, siva, slow, solo, step, susa, wals,5 ballo, bamba, banda, bayon, bebop, berra, blues, chica, choro, conga, creep, danza, doeda, folia, friss, gedra,galop, gigue, glide, gopak, hambo, hoela, horra, jaleo, jazza, koevi, kolle, laska, lassu, loure, mambo, polka, queco, raspa, ratza, raymi, rinka, rueda, rumba, samba, soesa, tango, toffa, trata, twist, valse, volta, waltz, winti, zamba, bolero, cancan, menuet, 6 agoera, apsara, ballet, ballos, basque, bedaja, bocane, boelka, bolero, boogie, boston, branle, branlo, bagaku, calata, cancan, carola, carole, chahut, chaine, chakra, chassé, choroi, choros, danzon, double, dreher, ductia, esomb, ezpata, ganger, gitana, govert, honkie, horra(h), kagura, kanoen, kathin, ketana, kindia, kordax, kouyou, kukari, landia, lassan, lekuri, letkis, maxixe, menari, menuet, pavane, polska, radowa, rhumba, righil, romeca, shimmy, srimpi, syrtos, talian, talion, tamuré, tandak, tendak, tirana, toemba, topeng, trepak, trezza, triori, tro'ika, tabuan, valeta, veleta, wajang, walzer, wireng7 anthema, aparima, baborak, ballato, beguine, berline,

-4-

Page 5: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

bourrée, boutade, cachuca, calypso, cidaris, coranta, csardas, czardas, denjola, estampa, farucca, fondaga, forlana, forlane, foxtrot, furiana, furiant, furioso, furiana, galoppe, gavotte, geranos, gidaris, golubez, hofdans, kagoera, lancers, landler, larengo, lekveri, macaber, madison, masurek, mazurka, mechola, milonga, moresca, moreske, muneira, musette, norgali, obertas, paduana,paduane, palotas, ragtime, redoute, regdowa, reidans, rigodon, romaika, rondena, rondeel, sardana, slowfox, soraica, strasak, syncopa, szardas, tapdans, tedesca, teskoto, toembra, tordion, zoronga8 aggarao, alegrias, balinese, bamboela, bayadans, bergerie, berjozka, bernoise, boegakoe, bretagne, buikdans, cachucha, cakewalk, correnta, corrente, cosaccia, cotillon, courante, cyklopea, doekdoek, dolkdans, eierdans, elegante, estampie, fandango, flamengo, galadans, galopade, habanera, horlepijp, hornpipe, houssard, hulahula, hussarde, kotillon, kujawiak, kulikuta, lanciers, menuette, meringue, menuetto, moresque, morisque, munneira, murciana, olivette, paardans, padovona, perkoell, pertsuli, polianka, polkafox, rigaudon, ringdans, rutscher, rijendans, saltatio, saraband, sardanes, slowstep, soleares, solodans, spaguola, springar, stapdans, stepdans, stijldans, swingfox, tapdance, tourdion, tsamikos, tsardasj, tuindans, valsette, vararisj, vingaker, vuurdans, walsstep, zarandea, zortzico9 allemande, arabesque, bossanova, caballero, cameltrot, cha-cha-cha, cramignon, doublefox, ecossaise, elfendans, esmeralda, espagnole, farandole, francaise, gagliarde, gaillarde, gallegada, galoppada, godendans, guimbarde, hongroise, houssarde, hulladans, jitterbug, kringdans, krijgsdans, lentedans, madrilena, malaguena, maroesjka, marspolka, matachins, matelotte, mommedans, monferina, naaktdans, offerdans, oogstdans, panaderos, pasadoble, passepied, pauwedans, perchoeli, polonaise, quadrille, quickstep, rasputana, romaneske, rondedans, sabotiere, salondans, sarabande, schibwani, scottisch, sevillana, siciliana, siciliano, skatpolka, spagnuola, spitsdans, stagdance tampdans,stantipes, steltdans, tafeldans, tandakken, tarantula, vilanella, vitusdans, volksdans, waltzstep, wapendans, zarabanda, zarabande10 balletdans, baskendans, baydatoeri, bergamasca, bergerette, bassarabka, boerendans, boogywoogy, bostonwals, bruidsdans, carmagnole, charleston, dardanella, driekusman, espringzal, espungerie, fakkeldans, farandolle, figuurdans, galicienne, geishadans, gewijdedans, gillisdans, gitanerius, granadinos, heksendans, hindoedans, hoelahoela, hoepeldans, hokeypokey, honkietonk, hullygully, huppeldans, kafferdans, karoledans, knekeldans, kruispolka, markerdans, maskerdans, mocancoutz, moorsedans, morrisdans, nimfendans, menlange, passacaile, passamezzo, pauwendans, polonaises, poolsedans, regdowaika, sanghyang, saroegakoe, sauterelle, seguidilla, sicilienne, spokendans, springdans, straatdans, stranddans, tarantella, tarantelle, tempeldans, tlrolienne, toneeldans, tyrolienne, valselente, villanella, vossendans, waaierdans, wajangdans, wandeldans, wienerwals, wisseldans, wisselwals, zapateados, zwaarddans zie ook gezelschapsdansdans bij de wijnoogst - epileniosdans, Braziliaanse - mattchine, maxixedans, Caribische - calypsodans, Poolse - krakoviak, mazurkadans, Tsjechische - polka, redowadansant (Fr.) - dansend

dansavond - soirée dansavondje aan huis - sauteriedansen – huppelen, swingen, twisten, walsen,zwieren dansend bewegen - dribbelendansend naderen - aandansendansen in de openlucht - reien dansen in de paartijd - balderen dansen van dieren - balderen danser - ballerino, danseur, twisterdanseres - ballerina danseur - danserdanseuse - (beroeps)danseres dansfeest - bal dansgelegenheid – balzaal, dancing, danszaal, disco(theek) dansgenoot – partnerdanshuis - alcazar, danslokaal dansinrichting - dancing, dansschool dansinstituut - balletschool dansklepper - castagnet danskunst - balletdanslied - ballade, ballata, estampida danslokaal - dancing, danstentdansmeester ( Zuid-Ned.) - fat, pronkdansmeisje - ballerina, danseres, geishadansmeisje op Bali – legongsdansmelodie - walsdansmuziek - ragtimedansontwerp - bozzettadans op schaatsen - ijsdansdansorkest - banddanspartij - bal, soirée danspartner - danseurdanspas - broise, cabriole, chat(te), coupé, glijpas, glissade, step dansrokje - tutudansschoen - balschoen dansschool - dansinstituutdanstent – dancing, disco, dansvloer – plankierdansvoorstelling - ballet, dansdemonstratie, dansvoorstellingdemonstratiedanswoede - Sint-Veitsdans, Sint- Vitusdans, tarantisme danszaal - balroom, balzaal, dancingDante’s dochter - AntoniaDante's geboorteplaats - Florence Dante's geliefde – Beatrice Dante's leermeester - GiottoDante's rustplaats - Ravenna Dante's vrouw - GemmaDante's werk - Conzaniere, Commedia, Convivio, RimeDante's zoon - Jacopo, PieroDanzig - Gdanskdapper - bluf, boud, braaf, branie, courageus, driest, drukte, ferm, fier, flinkheid, funk, geducht, heldhaftig, heroïek, kloek, kloekmoedig, koelbloedig, koen, kordaat, kranig, krijgshaftig, manhaftig, (man)moedlg, mannelijk, onbeducht, onbevreesd, ondernemend, onversaagd, onverschrokken, onverschrokkenheid onvervaard, parmantig, resoluut, stoer, stout(moedig), terdege, trots, vermetel, vrijmoedig, wakkerdapperheid - courage, onversaagdheiddapper krijgsman - helddapper man – held, zeehelddapper en stoer - flinkdapperheid - bravoer, bravoure, courage, flinkheid, heroïsme, kloekheid, koenheid, kordaatheid, kranigheid, lef, manhaftigheid, moed, moedigheid, onversaagdheid, onverschrokkenheid prouesse

-5-

Page 6: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dapper strijder – geloofsheld, Gideon, held, ijzervreterdappere daad – heldendaad, prouessedappere ridder (Gr.) - Amadis(Sp.), Paladijndappere vrouw – amazone, kenau, heldindapperste held van Troje - Ajaxdar – bij, mannetjesbij, werkbijDardanellen - Hellespont darg - veengrond darm - colon, enteron, duodenum, ingewand, rectum, spijsverteringskanaaldarm met vlees en kruiden gevuld - rolpens darmaandoening - colitis, darmbloeding, diarree, enteritis darmaanhangsel - appendix, blindedarm darmafsluiting – ileusdarmbacterie - colibacildarmbacteriën - darmfloradarmcatarre - enteritis, darmontstekingdarmgas – flatus, winddarminspuiting - klysma, lavementdarmjicht - ileus, koliek, misereredarmkramp - darmvernauwing, koliekdarmkronkel - darmkink, darmknelling, ileus, miserere, volvulusdarmlymfe – chylusdarmnet - darmvliesdarmontsteking - buikloop, darmcatarre, dysenterie, enteritisdarmparasiet - lintwormdarmpek - meconiumdarmpijn - koliekdarmscheil – mesenteriumdarmslijmvliesontsteking – dysenterie, enteritisdarmspoeling - clysma, klisteer, lavementdarmspuiting – lavementdarmsteen - dreksteendarmvlies - scheildarmvliesontsteking - catarrhe, enteritisdarmwindzucht - meteorismedarmziekte - appendicitis, buikloop dysenteriedarren - dolen, rondlopen, sarren, tarten, wachten, zeuren, zwerven dartel - beweeglijk, druk, flink, hups, jolig, kalverachtig, kras, kregel, kriel, lascief, levendig, levenslustig, licentieus, loszinnig, monter, ongebonden, opgeruimd, opgewekt, overmoedig, petulant, sexy, speels, springerig, stoeiziek, tierig, uitgelaten, vrolijk, weelderig, welig, wellustig, wierig, woelig, wuft, wulpsdartel hondje - snoopydartel kind - veulendartel stoeien - mallendartelen - huppelen, ronddansen, rondspringen, spotlust, springen, stoeien dartelheid - joligheid, lasciviteit, levendigheid, opgeruimdheid, petulantie, speelsheid, spotlust, uitgelatenheid, wulpsheiddarwinisme - afstammingsleerdas - cache-nez, (Eng tie), foulard, halsdoek, hondensoort, roofdier, shawl, sjaal, strikje, stropdas, vlinderdasje, zelfbinderdas uit Reinaert epos - Grimbertdasein - bestaan, existentiedashboard - instrumentenborddashond - taks, teckel, terriër dashouder - dasspelddassensoort - ratel, teledoedasymeter - luchtdichtheidsmeter dat - zoiets, zulksdat (Lat.) – hocdat beduidt - h.e.dat betrekken - pertineren

dat woord - avdat zij zo - amen, soit, waarbijdata - datums, feiten, gegevensdateren - dagtekenen datering – dagtekening, datgene – hetgeendatgene waarin iets rust (mast, vlaggestok) - stoeldatgene wat - hetgeendat is - d.i.,i.e.dat is te dol – absurd, bespottelijk, gek, dwaas, onzinnigdatje - aanmerking dato - heden, nu, vandaag datum - dagtekening, dat, tijdstip datumboek – agenda, almanak datum van geboorte - geboortedatum, geboortedag, verjaardagdatum van kroning - kroningsdag datum van sterven - sterfdag datum van trouwen - trouwdag datum van verjaren - verjaardag datum van vertrek - vertrekdag datumwijzer - kalenderdat waar iemand bijzonder in is - fortdat waarmee een levend wezen wordt aangeduid - naamdat wat een mens doet handelen - redendat is te zeggen - althansdat zij zo - amen dauphin - kroonprins dauphine - kroonprinsesdauw - mist, mistaanslag, morgennevel, neerslag, nevel, ochtendnevel, rijm, rijp, stoom, waterdamp dauwachtige bedekking - waasdauwbloempje - droseradauwdruppel - pareldauwel - doetje, slome, sufferd, treuzeldauwelen - aarzelen, stoeien, treuzelen dauwig – mistigdauwmeter - drosometer, drososcoopdauwnetel - hennepneteldauwpier - regenworm dauwworm - eczeem, gezichtsuitslag, regenwormdaver - schok, schudding, trilling daveren - bulderen, denderen, drenzen, dreunen, schudden, trillendaverend – dreunend, eclatant, prachtig daverende grap – dijenkletserdavering - dreuning, schuddingdaviaan – mijnlamp, veiligheidslamp dazen - bazelen, doordrammen, doorpraten, kletsen, leuteren, uitstaan, ijlen, zotteklap, zwammen, zwetsendazig – onnozelde aal vissen - aalachtigde aalsteek hebben - aalsteekde aan de pot vastzittende korst - aanbrandselde aandacht spannend – boeiendde aandacht trekken – opvallende aandacht trekkend voorwerp - blikvangerde aandacht vestigen - afleiden, bezighouden, boeien, storen, trekken, vermoeiende aandacht vestigen op - aanduiden, betonen, releveren,signalerende aangedijkte gronden - aandijkingde aanwezige mensen – publiekde aanwezigheid tonen - aantonende aanzienlijksten - eersten, uppertende aard van een element - elementairde aard van iets - begrijpen

-6-

Page 7: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

de aard van vuur - vurigde aarde – bol, globede aarde - bolde aardkorst - litosfeerde adel – adeldom, edelende adelstand - edelende adem toeblazen - aanademendeadline – tijdslimietdeadwight (Eng.) – draagvermogende afbeelding van een dier – totemde afloop van een zaak - uiteindede afwas – vaatdeal – overeenkomst, transactiedealen - handelendealer - agent, agentschap, filiaalhouder,vertegenwoordigerde algehele inzet – potde allerliefste – minnaarde allernieuwste mode - dernierde alleroudste tijd – oertijdde alles schenkende - Pandorade alpen betreffende - alpinede andere kant - keerzijde, overkant, overzijdede andere kant op – andersomde andere mogelijkheid - alternatiefde andere van twee mogelijkheden - alternatiefde atomen betreffende - atomairde baas over iemand zijn - bazende baas spelen – bazen, heersen, overheersen, tiranniserende baas spelende – bazigde baas willen spelen - bazigde baas worden - overweldigendebacle – fiasco, ineenstorting, mislukking, ondergang, ramp, sof, valdebacle van de bank - krachde balans opmaken – afwegen, overegende bal trappen – schietende bal is out - af, uitdebarkatie - ontscheping, landingdebarkement - discussie, polemiek, redetwistdebarkeren - ontschependebat - discussie, dispuut, gedachtewisseling, redekaveling, redetwist, woordenwisselingdebatteren - discussiëren, polemiseren, redetwisten, twisten debauche (Fr.) - uitspatting, losbandigheidde bedoeling uitleggen - verklarende beest uithangen - klierende begane grond – aarde, b.g.de beginselen betreffende - dementair, elementair, principieelde beheerser der onderwereld - Hadesde bekwaamste kan falen - struikelende belastingheffing betreffende - fiscaalde berg der wetgeving - Sinaïde benen nemen – vluchtende beroemdste stad der oudheid - Romede beste worden behandeld - herde betekenis van iets - begrijpendebet - tegoed, schuld(ig), verschuldigd de betrekkelijke zwaarte der stoffen - s.g.de beweging van iets - remmen, tegenwerkende bewoners van en land – bevolking, volkde bewijsgronden doen zien - aantonendebiel - achterlijk, sloom, zwakzinnigdebiel kind - mongooltje debiet - afzet, opbrengst, productie, watervoeringde bijzonderheden - finessedebitant - slijter, verkoper

debiteren - opdissen, verkopen, vertellendebiteur – schuldenaarde blaasbalg bewegen - tredende blinde god der duisternis - Hodurde bloemengodin - floradeblokkeren - ontzetten, opheffen, vrijgeven, vrijmakende bodes der goden - Hermes, Iris, Mercuriusde boeg richten naar – aanboegende bons geven - afdanken, ontslaande boogwijze van een opstaande dakschildrand - aandakde borst betreffend - pectoraalde boze - duivelde brassen aanhalen - aanbrassendebrayeren - ontkoppelende breedte van een hand – handbreedde buik betreffend - abdominaalde buik van de vis opensnijden en reinigen - wammende buitenlijn - deci, decla, decor, omtrekdebutant - beginneling, eersteling, nieuwelingdebuteren - beginnendebuut - intrededeca - tienmaaldecaan – dekendecade - tientaldecadent - blasé, gedegenereerd, krachteloos, ontaard, passief, verworden, willoos, wuftdecadentie - achteruitgang, inzinking, ontaarding, passiviteit, verval, willoosheiddecaliter - dl.decameter - damdecamperen - afbreken, opbreken, vertrekkendecanaat - gebied, waardigheiddecanteren - afgieten, klarendecastére - das, (10m3)december - wintermaanddecemvir - tienman decent - betamelijkheid, eerbaarheid, fatsoenlijk, keurig, kuis, net, netjes, welgemanierdheid, welvoeglijk, zedigdecente - schouwing, plaatsopnemingdecentie - betamelijkheid, fatsoen, eerbaarheid, welgemanierdheid,welvoeglijkheiddecentralisatie - (ver)spreiding deceptie - ontgoocheling, stelling, tegenvaller, teleurstellingdecharge - kwijting, ontheffing, opheffing, vrijsprekingdechargeren - ontheffen, ontlasten, vrijsprekendeci - tiendedecibel - d. bdecideren - beslissen, besluiten, ombrengen, vaststellen decigram - d. g., borrel, korrel deciliter – d.l., maatjedecimaal – tiendelig, tientallig decimaalteken – komma, puntdecimale breuk van een logarithme - mantissedecimeren - ombrengen, uitdunnen, verminderendecimeter - d. m.decisie - beslissing, besluit, uitspraakdecisief - afdoend, beslissend, stelligdeclamatie – ontboezeming, voordrachtdeclamator - voordrachtskunstenaar, voordragerdeclamatorische zang - recitatiefdeclameren – opzeggen, reciteren, voordragendeclaratie - aangifte, cedel, ceel, (liefdes)verklaring, opgave, rekeningdeclareren - aangeven, opgevendeclasseren - diskwalificeren, schrappen

-7-

Page 8: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

declassering - vervaldeclinatie - afwijking, afwijzing, verbuigingdeclineren - afwijken, afwijzen, kleineren, verbuigendecoderen - ontcijferendecor – achtergrond, background, coulise, omgeving, toneeluitrusting, versieringdecorateur - stoffeerder, toneelbouwer, toneelontwerper, toneelschilderdecoratie – lintje, onderscheidingsteken, ordeteken, versieringdecoratie in België - oorlogskruis decoratie in Engeland - V.C. (Victoria Cross), M.B.E. (Member of the British Empire)decoratie in Frankrijk - M. M. (MëdailleMilitaire), L. d. H. (Legion d'Honneur)decoratie in Nederland - M. W. 0. (Militaire Willemsorde)decoratie in de U.S.A. - D. S. C. (Distinquished Service Cross)decoratief - versierenddecoratietechniek - barbotinedecoratieve versiering - ornamentdecorateur - toneelbouwer, toneelschilder, toneelontwerperdecoreren – beschilderen, edelen, eren, opsieren, verlenen, versierendecorum - stijl, waardigheid, welvoeglijkheiddecoupage – verknippingde courante maat hebbend - maatsdecreet – afkondiging, besluit, bevel, edict, irade, oekaze, ukase, raadsbesluit, verordeningdecreet van een sultan - iradedecrepiditeit - ouderdomszwaktedecrescendo - afnemend, verminderenddecreteren - afkondigen, besluiten, uitvaardigen, verordenende dag na heden – morgende daad van aandrijven - aandrijvingde daad van aanvaarden – aanvaardingde daad van het kiezen - keusde daad van het lenen – leningde daad volvoeren – begaande dageraad - kriekende dag van heden - nu, vandaagde dag breekt aan - aanbrekende dag hierna – morgende dag te voren - daagsde dag voor heden – gisterendedaigneus (Fr.) - geringschattend, minachtend, vernederenddedain - minachtingde dans ontspringen – vluchtende dato - d.d., gedagtekenddeder – huttentutde derde innemend - tertiairde derde toon van de grondtoon af - tertsde derde troef - bastade deugdzaamste kan falen - struikelende deur uit – wegde deur uitgaan - gatdedicatie - opdracht, toewijdingde diepte bepalen – peilende diepte meten - peilende diepte opnemen - peilende diepte van een schip - holtede diepte van een wonde onderzoeken - sonderende diepzee betreffend - abyssaal, pelagischde doop toedienend – dopende drie schikgodinnen – nornende drie schone gezellinnen van Venus - gratiëndeduceren - afleiden, beslissen, besluiten, concluderendeductie - afleiding, conclusie

deductief - afleidend, besluitend, concluderendde dunk hebben - menende edelen - adeldomde een of ander – iemandde dunk hebben - menende eerste beginselen betreffende - elementairde eerste catamanke - zondevalde eerste grondslag bevattende - elementairde eerste halswervel - atlasde eerste industriestad in Japan - Osakade eerste mens – Adamde eerste minister - kanselierde eerste moeder – Evade eerste plaats innemend - primairde eerste stappen - initiatiefde eerste vlieger – Ivarusde eerste zijn – primerende eetlust opwekkend - deegknijper, deegrollerde eigendom aan iemand ontnemen - onteigenende eigenlijke bevruchting - impregnatiede eigenlijke kuil - aatjede eilanden betreffende - insulairde engere zin van de literatuur- letterende Franse Republiek - Manannede facto - feitelijk, werkelijkde fraaie letteren beminnend - letterlievendde Germaanse goden - Asende geboorte betreffende - nataalde geest betreffende - mentaalde geest bezig houdend - boeiendde geestigheid van een zet - pointede geestigheid van het nieuwe in de maatschappij - modernismede gehele aarde - oecumenede geluksgodin - geluk, fortuin, vermogen, voorspoedde gemene bolderik - bolder, bolderdde gemiddelde ontwikkeling - trendde genadeslag geven - nekkende genadeslag toe brengen - nekkende gesteldheid opnemen - verkennende getakte horens van een hert - geweide gewone ezel - steenezelde gewoonte hebben - plegende gezamenlijke afwas - vaatde gezamenlijke bedienden - personeelde gezamenlijke bloedverwanten – aanverwanten, familie,maagschap,de gezamenlijke burgerij - gemeentede gezamenlijke dieren - gediertede gezamenlijke diersoorten - faunade gezamenlijke edellieden - adel, adeldom, adelstand, nobiliteit,noblessede gezamenlijke hoeveelheid - allesde gezamenlijke inwoners - volkde gezamenlijke inzet - potde gezamenlijke journalisten - persde gezamenlijke klanten - klandizie, cliëntèle, de gezamenlijke liefdegevoelens - erotiekde gezamenlijke ministers - kabinetde gezamenlijke musici - orkestde gezamenlijke plantensoorten - florade gezamenlijke pot - inzetde gezamenlijke redacteuren - redactiede gezamenlijke sterren - gesterntede gezamenlijke strijdkrachten en middelen - weermacht

-8-

Page 9: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

de gezamenlijke verwanten – sibbede gezamenlijke werknemers - personeeld e gezondheid betreffende - sanitaird e glans temperen - matterende goede geesten des huizes - penatend e goede naam aantastend - faamrovendd e goede vorm geven - fatsoenerende goede vormen - etikette, etiquettede graad betreffende - gradueelde graankorrels uit de aren slaan - dorsende groeikracht der haren - haargroeide grondbeginselen betreffend - elementair, fundamenteelde grondbeginselen omvattend - elementairde grondslag betreffende - dogmatisch, elementair, fundamenteelprincipieelde grondslag leggen - baseren, funderen, grondvesten stichtende grondslagen omvattende - elementairde grondwet betreffende - grondwettelijk, statutair,de grootste der oorrobben - zeeleeuwde grootste intensiteit bereikend - uiterstde grootste waarde - maximumde grote hoop - grosde grote massa - menigtede grote wereld - monde, societyde halzen der zeilen losgooien - opstekende halzen of hals uitrekken - reikhalzende hand geven - reikende hand naar iets uitstrekken - reikende handel betreffend - commercieelde handel betreffende - zakelijkde handeling van trekken - haalde handen verzorgen - manicurende heffe des volks - janhagelde Heiland - Joelde heilige bloem der boeddhisten - lotusde heilige maagd - madonnade heilige schrift - bijbelde heilige schrift der moslims - korande Heilige stad - Jeruzalem, Romede hele boel - santenkraamde hele rommel - santenkraamde hele stad betreffende - stedelijkde helft - dimidiumde hemel - sfeerde hemelse Vader - Alvaderde hemelsfeer - kreitsde heren - hhde hoeveelheid hebben van - bedragende Hondsster - Siriusde hoofdpunten - principaalde hoogste kringen - society, 8uppertende horens omhoog richten - opstekende huig betreffende - uvulaarde indeling der verzen - versmaatde inhoud van spuitbussen - aërosolde inslagdraden verwijderen – kervende Javaanse boer – kromode jongere - jr., junior, minorde juiste wijze van zich in het Latijn uit te drukken - latiniteitde juistheid vaststellen - verifiërende jure - rechtensde kaken - kakementde keel afsnijden - egorgerende keel betreffend - gutturaalde keel klokkend spoelen - gorgelen

de keel toe snoeren - wurgende keerkringen - tropende kerk - ecclesiade kern - quintessensde klankladder zingen – solfegiëren, solmiserende kleur niet bijspelen - renoncerende kleuren van de regenboog - iriseren vertonende knop aan horloge - remontoirde koersen wegen tegen elkaar op - paride koningin der goden - Herade koof van een oxaal - lampetde kroningsstad der oude Franse koningen - Reimsde kunst om de volksmassa te leiden - demagogiede kunst van waarzeggen - mantiekde kusten van Klein-Azië - Levantde laatste der maand - ultimode landingsplaats van Noach - Araratde leer der welsprekendheid - retoricade leer van Mohammed - islamde lendenen betreffende - lumbaalde letter Y - igregde letters in volgorde noemen - spellende levenloze delfstoffen - levenloosde levering van benodigdheden - aanbestedende lezer heil - l.s.de lichtste kleur - witde lier draaien - lierende lieveling van Venus - Adonisde literatuur - letterende loop der dingen - legertros, loop, trainde maan - lunade maand der grote vasten van de islam - ramadande maangodin - Diana, Luna, Selenede maat - versmaatde maat te boven gaande - overmatigde macht hebben - vermogende made van de langbenige mug - hamelde man die kolen in de machinekamer brengt - tremmerde mantel uitvegen - afstraffende massa - volkde mast van een vaartuig neer leggen - reggende meerderheid - grosde meester spelen over - beheersende melk van de room ontdoen - romende mensen - men, publiekde mensenwereld - mensenmaatschappijde mindere blijken - verliezende mindere schepelingen - janhagelde minister van defensie - aide moed benemen - ontmoedigen, terneerslaande moed hebben - durvende moed verliezen - versagende moeite waard zijn - lonende mogelijkheid om bewustheid te krijgen van de gelijkheid - kenvermogende mond - gatde mond betreffende - oraalde mond roeren - kletsende mond samentrekkende - wrangde mond wijd openen - gapende naam betreffende - nominaalde naam noemen - vernoemende naam van een bezoeker melden - aandienende nacht doorbrengen - overnachtende nadruk leggen op - accentueren, betonende nagels verzorgen - manicuren

-9-

Page 10: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

de natie betreffend - nationaalde nationaliteit ontnemen – denationaliseren, denaturaliserende negende toontrap - nonede nek omdraaien - nekkende nekslag geven - nekkende nodige kennis bijbrengen - inlichtende nodige straf toedienen - afstraffende nodige volmacht geven - machtigende nijverheid betreffende - industrieelde ogen gebruiken - kijkende omgekeerde dactylus - anapestde omgeving waar in een mens leeft - milieude onbekende - anonymus, n.n., vreemdede ondergang nabij - randde onderwereld - hades, helde ongehuwde staat - agamiede ontbrekende kleur - renoncede oogst binnen halen - oogstende oorspronkelijke mens - oermensde oorzaak zijn van - veroorzakende Oostlndische archipel - Insulindede openbare mening - men, opiniede opgooi verrichten - tossende oppergod - Odin, Wodande oppergod van de antieke Grieken - Zeusde oppergod van Rome - Jupiterde oratorianen - oratoriumde oren spitsen - opstekende ouderdom - levensavondde oudere - nestor, senior sr.de oudste - nestorde oudste der Griekse koningen voor Troje - 6Nestorde oudste der Titanen - Oceanus, pr, sr,de overheid - gezag, magistraatde partij der Hohenstaufen - Ghibellijnende partij gewonnen geven - abandonnerende persoonlijkheid vaststellen van - identificerende planeet Venus - avondster, morgensterde pool betreffende - polairde poolster - tramontanede prik- of negenoog - lampreide proef op de som nemen - beproeven, experimenteren, testende raas langsscheeps richten - aanbrassende rechtbank - baliede redactie voeren - redigerende regels betreffende - reglementairde rekening vereffenen - afrekenende ritus betreffende – ritueelde rug betreffende - dorsaalde rust herstellen - pacificerende Schepper – Godde schikgodinnen - Nornende schoonheid benadelen - ontsierende schuine rand van een gevel – aandakde slag bij Kortrijk - guldensporenslagde slang uit het bijbelverhaal - paradijsslangde Spaanse vloot van 1588 - Armadade spieren soepel maken - masserende staat van man en vrouw die ongehuwd zijn en samenleven agamiede stangen van het eerste jaar - spiesde stem betreffende - vocaal, vokaalde stem ten opzichte van klank en toon - orgaande sterren betreffende - astraal, sideraal, stellairde sterrenkunde betreffende - astronomischde Stille Zuidzee - Pacific

de straf betreffende - penaalde tanden ergens inzetten - bijtende tarra vaststellen - tarrerende tastzin betreffende - haptischde te volgen weg - routede techniek van het etsen - etstechniekde tegenstelling uitdrukkend - tegenstellendde tegenstoot toebrengen - riposterende telgang gaan - tellende teugels aandoen - tomende titel en het ambt van imam - imamaatde toehoorders - gehoorde toepassing van de telefoon - telefoniede toon aangeven - intonerende toon betreffende - tonaalde toon plaatsen op - betonende toonkunst betreffende - filharmonischde toonsoort betreffend - tonaalde top afsnijden - knottende toss verrichten - tossende trom slaan - trommelende tucht betreffende - disciplinairde tuin bearbeiden - tuinierende tweede plaats innemend - secundairde tijd die nog komen moet - toekomstde tijd doorbrengen - verdoende tijd opmeten van - timende tijd snelt - horade tijd van de vroege morgen - morgenstondde tijd verbeuzelen - lanteren, leeglopen, rondslenterende uiterste waarde - extrenumde uitgekeerde som - uitkeringde uitvoering van werk - aanbestedende Vlaamse omroep - NIRde verdediging voeren - pleitende vereiste kleren dragend - gekleedde vereiste sterkte hebbend - voltalligde veren uittrekken - plukkende verspinbare vezels van de abelmos - abelmoshennepde vervaltijd later stellen - renoverende verzorging - oppasde verzorging van handen en nagels - manicurede vier weken voor Kerstmis - Adventde vijf boeken van Mozes - Pentateuchde vijftiende dag van de maand maart - idusde vijftig dochters van Danaus - Danaidende vlucht van Mohammed - hegirade voeten krachtig neerzetten - tredende voeten naslepen - slependde voeten verplaatsen - tredende voeten zetten op - betreden, trede, treden d e volkenbond – SN de volksaard ontnemen - denationaliserende voltooiing nabij - vergevorderdde voorgestelde wijziging - amendementde voorkeur geven aan – prefereren, verkiezende voorkeur gevend aan - lieverde voorkeur verdienend - preferabelde voorname families van een land - aristocratiede voorraad open maken - aanbrekende voorrang hebben - voorgaande voorrang hebbende - prevalent, primerende vorm betreffende - formeelde vormverandering weergeven - vervoegende vorst is niet fel meer - gatde vrede herstellen - verzoenen

-10-

Page 11: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

de vrome uithangen - femelende vrijheid belemmeren van - knevelen, vastbindende vrijheid hebben - mogende vrijheid hergeven - invrijheidstellingde vrijmetselarij betreffende - maconniekde waarde bepalen - waarderende waarde beseffen - kennende waarde hebben van - betekenende waarheid van iets - erkentenisde waarnemende - ministerde wacht houden - wakende wandelende jood - Ahasverusde warme luchtstreken - tropende waterspiegel verlagen - aflatende weemoed teweeg brengen - ontroerende wereld - kreitsde wijze waarop een vraagstuk wordt aangevat - probleemde wind indraaien - aanboegende wisselvalligheid van de oorlog - krijgskansde wortel van een gewei - gewasde zaligheid verschaffend - zaligmakendde zang minnende - filomeelde zeden betreffende - moreelde zee - pekelplasde zee betreffende - maritiemde zeilen de juiste stand geven - brassende zeilen hijsen - opstekende zeilen kleiner maken - revende zeis scherpen - harende zeventiende-eeuwse theoloog - Gomarusde zonnegod – Apollo, Febusdealerschap - agentschapdebarkatie - landing, ontschepingdebat - discussie, dispuut, polemiek, redetwistdebatteerkunst (Gr.) - eristiekdebatteren - discussiëren, polemiseren, redetwistendebacle - krach, mislukking, ondergang, ramp, valdebet - deb, schuld, schuldig, tegoeddebiel kind - mongooltjedebiet - afzet, opbrengst, produktiedebiteren - afzetten, verkopen, vertellendebiteur - schuldenaardeboursement - uitbetalingdebrayatie - frictie, koppeling, ontkoppelingdebutant - beginneling, nieuwelingdebuut - maidenspeechdeca - tienmaaldecaan - dekendecadent - blasé, wuft, ontaard, passief, vervallen, verworden, willoos decamperen - afbreken, opbreken, vertrekkendecanaat - gebied, waardigheiddecanteren - afgieten, klarendecatlon - tienkampdecember - wintermaanddecembermaand - kerstmaanddecemvir - tienman, tienmanschapdecendentieleer - afstammingsleerdecubitut - doorliggendedaigneus (Fr.) - geringschattend, minachtend, vernederenddedain - minachtingdeder - huttentut, vlasdodderdedicatie - opdracht, toewijdingdeduceren - afleiden, besluiten, concluderendeductie - (afgeleide) waarheid, afleiding, conclusie, gevolgtrekking

deductief - afleidend, besluitend, concluderenddeeg - bakmengsel, beslag, meelmengsel, pastadeeg knijpen - knedendeegachtig – kleems(ch), klef, tetsdeegbak - trogdeegbal - knoedeldeeg dooreenwerken – knedendeegkneder - meesterknechtdeeg knijpen – knedendeegkneder - meesterknechtdeeg reepje - mie, noedel, vermicellideegroller - rolstokdeeg van klei en water – paatdeeg voor pannenkoeken - beslagdeeg voor pasteikorsten – korstdeegdeegwaar - miedeel - aandeel, afdeling, brok, dorsvloer, eind, eindje, end, episode, erf, flard, fractie, fragment, gedeelte, helft, homp, kardeel, kavel, kwart, lid, moot, mop, none, part, partie, partij, plak, plank, portie, quotum, rantsoen, reep, segment, stalvloer, strek, strook, stuk, tak, vleugeldeel (Gr.) - merosdeel (med) - portiodeelarbeid - partimedeelbaar – splitsbaar deel dat wezenlijk tot het geheel behoort – integrerendeel der aarde - Afrika, Amerika, Australië, Azië, Europa, pool, subtropen, tropen, zonedeel der kerkelijke getijden - lauden, laudesdeel der wiskunde - meetkundedeelgenoot - co., compagnon, kameraad, maat, lid, partner, vennootdeelhebben in nalatenschap - ervendeelhebber - participant, vennootdeel hout - plankdeellijn - bissectricedeelname – deelneming, participatiedeelnemen – meedoendeelnemend – medelijdenddeelnemer – kandidaad, medewerkerdeelnemer aan damspel – dammerdeelnemer aan debat – debatterdeelnemer aan een reünie - reünistdeelnemer aan snelheidswedstrijd - coureur, racer, stayer,deelnemer aan zeker spel - bridger, dammer, kaarter, schakerdeelneming - condolance, interesse, medeleven, medelijden, rouwbeklag deelpunt - splitsingspunt deels - gedeeltelijk, half, partieel deelstaat (Mal.) - negaradeelteken – tremadeel tussen onderlijf en bovenbeen - liesdeeltijdwerker - parttimedeeltje – fractie, partikel, stukjedeeltjesversneller - bevatron, comsmotron, cyclotron deel uit een nalatenschap - erfdeeldeelwoord - participiumdeemoed - berouw, eenvoud, nederigheid, onderworpenhwid, ootmoeddeemoedig - berouwvol, nederig, onderdanig, ootmoedig, soumisdeel uitmaken – behorendeel van aalfuik - ink., kub, kubbedeel van aambeeld – apeer, hoorndeel van aarde aan de Noordpool - Arcticadeel van aarde aan Zuidpool - Antarctica

-11-

Page 12: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van accu - celdeel van Achter-lndië - Annam, Assam, Laos, Malakka, Siamdeel van Afrika - Algerië, Angola, Benin, Biafra, Columbia, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Goudkust, Guinee (Fr.), Ivoorkust, Kameroen, Katanga, Kenia, Liberia, Libië, Mali, Marokko, Natal, Niger, Nigeria, Nubië, Oeganda, Oranjevrijstaat, Rhodesia, Sahara, Senegal, Soedan, Tanganjika, Togo, Transvaal, Tunesië, Volta, Zanzibar, Zuid-Afrikadeel van aftrekking - min, rest, verschildeel van de Algerijnse Sahara - Mzabdeel van altaar - retabel, tabernakel, tombedeel van ambtsgewaad - bef, sjerpdeel van Amerika - Alabama, Alaska, Argentinië, Arizona, Brazilië, Canada, Chili, Columbia, Ecuador, Mexico, Oregon, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay, U. S. A., Venezueladeel van Amsterdam – Overtoomdeel van anker - hals, kruis (bovendeel), tanddeel van Arabië - Egypte, Irak, Jordanië, Koeweit, Libanon, Lybië, Marokko, Oman, Syrië, Tunesiëdeel van Argentinië - Chaco, Cordova, Corientes, Estero, Formosa, Mendosa, Pampa, Patagonië, Salta, Santiagodeel van arm – biceps, bovenarm, elleboog, ellepijp, onderarm, spaakbeendeel van arrondissement - kantondeel van artikel - sub.deel van artsuitrusting - oogspiegel, stethoscoopdeel van de Atlantische-Oceaan – Noordzeedeel van de atmosfeer – stratosfeerdeel van atoom - elektron, elektronenwollepols, kern, neutron, nucleon, protondeel van Australië - Arnhemland, Tasmanië, Queensland, Victoriadeel van Azië – Afghanistan, Anam, Arabië, Armenië, Assam, Birma, Ceylon, China, Dekan, Goa, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Japan, Jordanië, Korea, Laos, Libanon, Libië, Mongolië, Nepal, Pakistan, Koeweit, Pakistan, Perzië, Siam, Siberië, Tibet, Turkije, Vietnamdeel van de baan bij zeilwedstrijden - rakdeel van baggermolen - noria, paternosterwerkdeel van bakkerij - ovendeel van balans - gewicht, juk, lastarm, mes, ruiter, schaaldeel van ballon - anker, ballast, hals, mand, net, omhulsel, schuitje, ventieldeel van bandopname apparaat – opnamekop, spoel, wiskopdeel van bastion - oreillondeel van batterij - cel, element, pooldeel van bed - deken, kussen, laken, matras, peluw, sloop, spiraaldeel van been - bovenbeen, dij, enkel, kuit, kuitbeen, knie, scheen, scheenbeen, teen, voetdeel van beenderen - merg, speciedeel van beitel - aar, faasdeel van bekertoernooi – finale, rondedeel van België - Antwerpen, Ardennen, Borinage, Brabant, Henegouwen, Kempen, Limburg, Lotharingen, Luik, Namen, Vlaanderen, Walloniëdeel van berg - helling, piek, top, voetdeel van de beurs - fonds, hoekdeel van biljartkeu - pomeransdeel van blaasinstrume nt - riet(je)deel van blad - ader, bladnerf, bladschijf, bladsteel, nerfdeel van bladzijde - alinea, kantlijn, letter, marge, regel, wit, woorddeel van bloed - bloedcel, bloedlichaampje, bloedplasma,haemoglobine,deel van bloem - blad, buis, bijkelk, bijkroon, helmdraad, keel,

kelk, kroon, meeldraad, schutblad, stamper, steel, stempel, stijl, vruchtbeginsel, zoomdeel van Boedapest - Boeda, Pestdeel van bol of cirkel - segmentdeel van boom - bast, blad, kruin, kwast, lover, schors, spint, stam, tak, twijg, wortel, zijstamdeel van borstkas - borstbeen, rib, ruggegraatdeel van bouwwerk – architraaf, beuk, boog, fiaal, fries, fronton, impost, kroonlijst, latei, liseen, muur, risaliet, schalk, zwik, travee,deel van breedtecirkel - lengtegraaddeel van breuk - breukstreep, decimaalteken, deelstreep, deeltal, deler, noemer, tellerdeel van breukband - pelotedeel van breviergebed - mettendeel van bridgewedstrijd – deelscore, manche, robberdeel van bril - arm, been, glas, lepel, montuur, neussteun, randdeel van Brits-Indië (voormalig) - Assam, Burma, Orissadeel van broedmachine - kunstmoederdeel van broek - achterzak, band, gulp, klep, knie, pijp, sluiting, zakdeel van brouwerij - beslagkuip, brouwketel, eestoven, filter,gistkuip, hopzeef, kiemtrommel, legtank, moutkuip, silo, wachttank, weekkuip, wortketeldeel van brug - balustrade, leuning, overspanning, pijler, wegdekdeel van bruidstoilet - boeket, sleep, sluierdeel van buik - alvleesklier, darmen, galblaas, lever, maag, milt, nier(en),deel van bungalowtent - binnentent, buitentent, geraamte, grondzeil, haring, scheerlijn, slaapcabine deel van bijbel - bijbelboek, evangelie, n.t.,o.t., pentateuch, psalmen, testamentdeel van bijenkorf – honingraat, raat, vlieggatdeel van camera – diafragma, filter, lens, sluiter, zoekerdeel van Canada - Alberta, Labrador, Mackenzie, Manitoba, Newfoundland, Ontario, Quebecdeel van Celebes - Badah, Boni, Doeri, Kendari, Loewoe, Menado, Mori, Possodeel van Centraal-Azië - Pamirdeel van cel - celwand, chromosoom, kern, protoplasmadeel van celdeur - schaftluikdeel van celkern – gendeel van de cirkelomtrek - graaddeel van circus - pistedeel van circusvoorstelling - acrobatiek, clownerie,trapezewerkdeel van cirkel - boog, diameter, graad, koorde, kwadrant,middellijn, middelpunt, omtrek, periferie, radiaal, sector, segment,straaldeel van classis- ringdeel van computer - geheugendeel van concertzaal - loge, podium, stallesdeel van Constantinopel - Peradeel van contract - dagtekening, datering, handtekening, signatuurdeel van Cookeilanden - Atiu, Aitutali, Mangaia, Rarotongadeel van correspondentie materiaal - ballpen, ballpoint, blocnote,carbon, envelop, papier, potlood, schrijfmachine, pen, vulpendeel van cursus - semester, trimesterdeel van dag - avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, namiddag, nanacht, nanoen, noen,

-12-

Page 13: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

ochtend, seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddagdeel van dak - balk, bedekking, bint, dakpan, gebint, goot, hanebalk, kapel, koekoek, leer, lijst, nok, raam, ruiter, spant, stoel, terras, tuin, venster, vorstdeel van dakpan - pannestukdeel van dal - dalbodem, dalwand, glooiing, helling, talud, terrasdeel van dampkring - ionosfeer, ozonosfeer, sfeer, stratosfeer,troposfeerdeel van damspel - bord, damschijf, damsteen deel van decimale breuk – decimaalteken, periodedeel van delfstoffenrijk - bauxiet, erts, gas, goud, koper, kwikzilver, olie, steenkool, tin, zilverdeel van Denemarken - Aerö, Als, Falster, Funen, Fyn, Jutland, Langeland, Lolland, Mön, Odense, Sjaelland, Sealanddeel van dier - bek, hals, hoef, klauw, kop, mond, muil, nek, oog, oor, poot, romp, rug, slurf, snoet, snuit, snavel, staart, vleugel,uierdeel van dierenwereld - amfibieën, reptielen, tweeslachtigen,vissen, weekdieren, zoogdierendeel van dikke darm - appendix, blindedarm deel van de dikke darm – endeldarmdeel van dobber - simdeel van dok - pontondeel van dorp - brink, hoofdstraat, kerkplein, kom, markt, straatdeel van draagmuur - voetingdeel van draaibank – rijkopdeel van drachme - obooldeel van Drenthe - Ellertsveld, Hondsrug, Noordenveld, Oostermoerdeel van driehoek - basishoek, bissectrice, hoek, hoogtelijn, hoogtepunt, hypotenusa, rechthoekszijde, tophoek, zwaartelijn, zwaartepunt, zijdedeel van drukpers - degel, frisket, inktrol, raam, ronde, timpaan,verschetdeel van duikboot - mangat, periscoopdeel van Duitsland - Baden, Beieren, Brandenburg, Breisgau, Eifel, Harz, Hessen, Holstein, Lüneburgerheide, Mecklenburg, Munsterland, Oostfriesland, Pruisen, Ruhrgebied, Rijnland, Saarland, Saksen, Sauerland, Sleeswijk, Thüringen, Westfalen, Württembergdeel van de dunne darm - ileum, jejunumdeel van dijk - aarde, bazaltsteen, glooiing, keileem, kruin, talud, voet, zinkstukdeel van dynamo – anker, koolborstel, veldwikkelingdeel van Edda – Havamaldeel van eendenkooi – kolkdeel van eetwaren - aardappel, boter, brood, gevogelte, groente, margarine, vet, vis, vlees, wilddeel van effect - coupon, mantel, talondeel van egge - egraam deel van Egypte - Nijldelta, Sinaïdeel van Egypte (oud) – Gosendeel van ei - eiermelk, dooier, door, dop, dun, eierschaal, eigeel, pel, schaal, schaalvlies, schil, snoer, zuiveldeel van elektriciteitscentrale - dynamo, turbine, schakelstationdeel van elektronisch instrument – condensator, transistor,weerstanddeel van Engeland - Cornwall, Essex, Hampshire, Kent, Midlands, Sussex, Wales, Yorkshiredeel van erfenis – erfdeel, legaatdeel van Ethiopië – Ogadendeel van etmaal - avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, nanacht, nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur,voormiddagdeel van Europa - Albanië, Alpen, Andorra, Apulië, Balkan,

Bretagne, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Eire, Erin, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Iberië, Ierland, Italië, Joegoslavië, Jutland, Karinthië, Kaukasus, Kola, Krim, Lapland, Liberië, Lichtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen, Normandië Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal, Povlakte, Rivièra, Roemenië, San Marino, Spanje,Tsjechoslowakije, Zwedendeel van evenredigheid – termdeel van Eysden - Breust, Mesch, Oostdeel van ezelshoofd (scheepsbouw) – 4 mars, 2 ra, slothout, steng, zalingdeel van fabricage - controle, produktie, voorbereidingdeel van familie - takdeel van flatgebouw - galerij, kelderbox, lift, liftkoker, trap, trappenhuisdeel van fles - buik, hals, kroonkurk, kurk, sluiting, stop, zieldeel van folterkamer - beenschroef, brodequin, duimschroef, polei, raddeel van fornuis - afdekplaatje, asla, bakoven, bakplaat, brander, deksel, grill, oven, ovenlicht, ovenplaat, pijp, ring, rooster, spaarbrander, waakvlamdeel van fototoestel – diafragma, filter, lens, sluiter, statief, zoekerdeel van Frankrijk - Auvergne, Brenne, Bretagne, Bourgogne, Causses, Champagne, Dauphine, Elzas, Gascogne, Guyenne, Landes, Languedoc, Lotharingen, Medoc, Midi, Normandië, Picardië, Provence, Rivièra, Savoye, Touraine, Vogezen, Vendeedeel van Friesland - Ameland, Bildt, Gaasterland, Haskerland, Lemsterland, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Terschelling, VIieland, Weststellingwerf, Wonseradeel, Zevenwoudendeel van fuik - ink, kubdeel van gamelan – kendangdeel van garenklos – kruisdeel van gasmeter – rotameterdeel van gebed - none(r.k.)deel van gebit - brug, gehemelteplaat, hoektand, kies, kroon, maaltand, melktand, oogtand, tand, verstandskies, vullingdeel van gedicht – refrein, strofe, versdeel van geheel - deel, element, gedeelte, helft, kwart, lid, onderdeel, part, stukdeel van gehemelte - huig, raak, uvuladeel van gehoorgang - aambeeld, doolhof, gehoorbeentje, hamer, labyrinth, oorsmeer, oorvlies, otoliet, slakkenhuis, stijgbeugel, talgkliertjes, trommelvlies, wolhaartjesdeel van gelaat - jukbeen, kaak, kin, koon, lip, mond, neus, neusvleugel, oog, ooglid, oor, slaap, voorhoofd, wang, wenkbrauw, wimperdeel van Gelderland - Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Graafschap, Liemers, Lijmers, Montferland, Nederbetuwe, Overbetuwe, Tielerwaard, Veluwezoom, Veluwe, Veluwemeerdeel van geneeskunde - an(a)esthesie, chirurgie, gyn(a)ecologie, heelkunde, neurologie, oogheelkunde, orthopedie, psychiatriedeel van geraamte - been, bekken, borstwervels, bot, dijbeen, ellepijp, heiligbeen, knieschijf, ledematen, middenhandsbeentje, rib, schaambeen, schedel, schouderblad, sleutelbeen, spaakbeen, vingerkootjes, werveldeel van geschrift - alinea, bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf, passage deel van geslacht – generatiedeel van getal – breukdeel van gevangenis – cel

-13-

Page 14: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van gevel - deur, erker, kozijn, pui, raamdeel van geweer - grendel, haan, haft, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, tromp, vizierdeel van gewei - gaffel, rozestok, spits, stang, tak, vertakkingdeel van geweerloop - vizierkorrel, vizieropstanddeel van gezichtsorgaan – hoornvlies, iris, kegeltjes, lens, netvlies, oogbal, pupil, staafjesdeel van glasfabriek – koelovendeel van gletsjer - eindmorene, gletsjerspleet, gletsjertafel, middenmorene, morene, zijmorenedeel van de godgeleerdheid – patristiekdeel van godsdienstoefening - gebed, meditatiedeel van gordijn - glijder, haakje, koord, lat, rabat, rail, ring, roededeel van gouw – grietenijdeel van graad - minuut, secondedeel van grammofoon - arm, armlift, as, bedieningshandel, chassis, contragewicht, draaischijf, element, luidspreker, naald, speaker, stroboscoop, toonarm, toonkop, versterker, weergeverdeel van grendel - stuitdeel van Griekenland - Achaia, Aetiolia, Arcadia, Argolis, Attica, Boeotië, Cycladin, Elis, Enos, Epirus, Euboea, Locris, Macedonië, Magnesië, Peleponnesus, Sparta, Sporaden, Thessalië deel van de Grote-Antillen - Haïtideel van Groot-Brittannië - Engeland, Schotland, Wales, zie: ook deel van Engelanddeel van gulden - cent, dubbeltje, heitje, kwartje, spie, stuiverdeel van haan van een geweer – borstdeel van haard - asla, deur, haardkuil, haardplaat, vulklepdeel van hals - adamsappel, atlas, halsslagader, halswervel, keel, nek, spon, strot deel van hamer - blad, bol, huis, klauw, kop, ruin, pin, steel, ringvinger,deel van hand - duim, handpalm, middenvinger, muis, palm, pink, rug, vinger, wijsvingerdeel van hart - boezem, hartebloed, hartklepje, hartkuil, hartspier, hartzakje, kamer, klep, linkerboezem, linkerkamer, rechterboezem, rechterkamer deel van haven – aanlegsteiger, dam, damwand, kade, kraan,deel van de Hawaii-Eilanden - Hawaii, Kahoolawe, Kauai, Lanai, Maui, Molokai, Nilhau, Oahudeel van heiboom – lastarmdeel van heilige mis - episteldeel van hekwerk - deurtje, gaas, opening, post, raster, reling, spijldeel van helm - kam, timber, vizierklepdeel van hemellichaam - meteoordeel van hengel – dobber, reel, sim, snoer,deel van hengelsnoer - opslag (puntdobber)deel van heraldiek - kleur, kwartier, schilddeel van hertegewei – rozestokdeel van heuvel – helling, top, voetdeel van de Himalaya – Tibetdeel van historie - periode, tijdvakdeel van hoed - bol, randdeel van Holland - zie: deel van Noord-Holland en: deel van Zuid-Hollanddeel van hondekop - bek, oog, oor, snoet, snuit, tongdeel van Hongarije - Alföd, Békes, Bihar, Nograd, Pest,Sopron, Tolna, Vasdeel van honkbalveld - hek, honk, scorebord, thuishonk, werpheuvel, werpplaatdeel van honkbalwedstrijd - inning, slagbeurtdeel van hoofd - achterhoofd, achterhoofdsbeen, achterhoofdsgat, bovenkaak, gebit, gelaat, gezicht, haar,

hanekam, jukbeen, kaak, kaakbeen, kin, koon, kruin, lip, mond, neus, neusbeen, onderkaak, oog, oor, ploegbeen, rotsbeen, schedel, slaap, slaapbeen, voorhoofd, voorhoofdsboezem wang, wangbeen, wenkbrauw, wiggebeen, zadelbeen, zeefbeen deel van hoofdstuk - alinea, paragraaf, versdeel van hooggebergte - dal, keten, piek, ravijn, spits, steiltetop,vlaktedeel van hoogovenbedrijf – staalwalserij, ijzergieterij, ijzersmelterijdeel van horloge - anker, balans, dagwijzer, deksel, drijf, gangwerk, glas, kalor, kam, kas, kettingrad, knop, kompas, kroon, naald, onrust, pal, plaat, raderwerk, schakel, secondewijzer spiraalveer, uur, veer, wissel,wijzer, wijzerplaatdeel van hotel - badkamer, balzaal, eetzaal, hal, kamer, keuken, lounge, receptie, restaurant deel van houten beschot - paneel deel van huis - appartement, badkamer, balkonkamer, bovenverdieping, dak, deur, douchecel, eetkamer, erker, etage, gang, gevel, gootkamer, hal, huiskamer, kap, kelder, keldertrap, keuken, koekoek, logeerkamer, mansarde, nok, pannen, parterre, portaal, pui, raam, salet, salon, serre, slaapkamer, suite, toilet, trap, venster, W.C., zolder, zoldertrap,deel van hunebed - kei, zwerfsteendeel van huwelijksdag - bruiloft, inzegening, jawoord, receptiedeel van hijskraan - stuurhut, zwaaiarmdeel van hijswerktuig - katrol, takeldeel van Ierland - Cavan, Clare, Cavan, Clare, Connaught, Cork, Dublin, Galway, Kerry, Kildare, Kilkenny, Laotyhis, Leinster, Leitrim, Limerick, Longford,Mavo, Meath, Munster, Offaly, Roscommon, Tipperary, Ulster, Waterford, Westmeath, Wexforddeel van iets - aandeel, onderstel, partijdeel van Illyrië - Liburnia deel van India - Assam, Bangka, Bengalen, Bihar, Billiton, Birma, Bombay, Borneo, Celebes, Ceram, Dekan, Flores, Halmahera, Hyderabad, Kashmir, Kerala, Lombok, Madras, Molukken, Nepal, Oekan, Orissa, Punjab, Timor, Soemba, Sumatra deel van Indo-China - Birma, Laos, Thailand, Vietnamdeel van Indonesië - Ambon, Bali, Bangka, Billiton, Borneo, Buru, Celebes, Ceram, Flores, Halmahera, Java, Lombok, Molukken, Soemba, Soembawa, Sumatra, Timordeel van ingesneden orgaan (plantk.) - slip, slipjedeel van ingewandenm - darm, lever maag, miltdeel van inktvis - vangarmdeel van insektenlijf - abdomendeel van instrument – pedaal, snaar, toetsdeel van inwendig oor - aambeeld, doolhof, hamer, slakkehuis, stijgbeugel, trommelvlies deel van Istanboel - Atikali, Aykapi, Balat, Besiktas, Beykoz, Carsamba, Cihangir, Eminonu, Fatih, Karakoy, Kasimpasa, Kumkapi, Maqka, Pera, Sehrimini, Sirkeci, Tepebasi, Topkapi, Unkipani,deel van Italië - Abruzzen, Alentina, Apenijnen, Apulië, Calabrië, Campanië, Emilia, Elba, Friuli, Lombardije, Maremma, Phanar, Piemond, Sardinië, Sicilië, Taboliëre, Toscane, Trente, Trentino, Umbrië, Venetiëdeel van jaar - dag, grasmaand, herfst, jaargetijde, kalenderjaar, kwartaal, lente, lentemaand, maaimaand, maand, mei, najaar, nalente, naseizoen, nawinter, nazomer, oogstmaand, rijpmaand, semester, slachtmaand, sprokkelmaand, trimester, voorjaar, week, wintermaand, zomermaanddeel van jaarinkomen - gratificatie, tantiëme, vakantiegelddeel van Japan - Abasjiri, Aitje, Aomori, Ehima, Foekoe, Foekoesjima, Gawa, Hidaka, Hirosjima, Hoeri, Hokaido, Hokkaido, Honsjoe, Hijama, Isjikari, Isjikawa, Iwate, Jamagata,

-14-

Page 15: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

Jamagoetji, Jamanasji, Joekoeoka, Kamikawa, Kana, Kioesjoe, Kioto, Koesjironokoeni Kotji, Mijagi, Mijazaki, Nagano, Nagasaki, Nagoja,Nara, Nemoero, Niigata, Oita, Okajama, Osjima, Roemoi, Saga, Saitama, Sjiga, Sjikokoe, Sjiroeoka, Soja, Soratje, Tjiba, Tojama, Tokatje, Totjigi, Tottorideel van japon - bolero, centuur, kraag, lijfje, mouw, sloopdeel van jas - achterpand, belegsel, binnenkraag, binnenzak, borstzak, knoopsgat, lapel, mouw, pand, revers, rugpand, schoot, split, voering, voorpand, zijzakdeel van Java - Bantam, Banten, Kedoe, Lebak, Priangan, Prianger, Tegal deel van Joegoslavië - Bosnië, Dalmatië, Herzegowina, Istrië, Kroatië, Montenegro, Servië, Slavonië, Sloveniëdeel van kaakbeen - gebit, kies, kin, kinnebak, koon, tand deel van kaapstander - handboom,handspaakdeel van kaarsepit - diefdeel van kaart - areaal, equator, evenaar, kaartvak, lengenda, linie, merediaandeel van kaartspel - aas, boer, harten, heer, klaveren, ruiten,schoppen, troef, troefkleur, vrouwdeel van kachel - asla, deksel, deur, kachelpijp, klep, lade, mantel,plaat, pijp, rooster, vulklepdeel van kalender - blad, schilddeel van kamera – geelfilter, lens, sluiter, telelens,deel van kampeeruitrusting - bed, deken, grondzeil, haring, tentdeel van kanon - affuit, aftrekinrichting, kulas, loop, rampaard (onderstel), remschoen, sluitstuk, vizier, zundgatdeel van kapgebint - dakgebint, dakspant, dakstoel, schraagstoel deel van kapiteel (Dorisch) - abacus, echinusdeel van kassa - geldla, telstrook, toetsdeel van kast - deur, la, lade, plank, slotdeel van kasteelmuur - kanteel, transdeel van kegel - grondvlak, mantel, topdeel van kerk - absis, bank, beuk, kansel, koor, nis, oksaal,schip, steunbeer, toren, zijbeukdeel van kermis - botsauto, draaimolen, spookhuis, vlooientheater deel van kerncentrale - reactordeel van ketel - deksel, fluit, handvat, tuitdeel van ketting - kraal, schakel, schalm, slotdeel van keuken - aanrecht, fornuis, gasstel, gootsteen, grill, kast, koelkast, kraan, oven, pannenrekdeel van kinderschedel - fontaneldeel van kippenhok - nachthok, ren, roest, stokdeel van klarinet - beker, klep, mondstuk, tussenstuk deel van klassiek Griekenland - Attica, Doris, Elis, Spartadeel van kleding - boord, knoop, kraagvoering, naad, pand, revers, zoomdeel van kledingstuk - boord, kraag, mouw, pand, pijp, rok,voering deel van Klein-Azië - Anatolië, Turkijedeel van klok - anker, bengel, binnenwerk, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, klepel, knop, naald, onrust, palrad, pendule, plaat, rad, raderwerk, schappement, slagveer, slinger, spiraalveer, trommel, veer, wijzer, wijzerplaat,deel van klooster - boekerij, calefactorium, cel, dormitorium, eetzaal, hospitum, kruisgang, refectorium, refter, scriptoriumdeel van koeiemaag - boekmaag, lebmaag, mutsmaag, netmaag, pensdeel van koestal - boes, deeldeel van komeet - kern, staartdeel van kompas - huis, naald, roos, windroos, windstreekdeel van Koninkrijk der Nederlanden - Antillen, Bonaire, Curacao, Nederland, Saba, Surinamedeel van Konstantinopel – Pera

deel van koolplant - blad, bloem, steel, stronkdeel van kop van hond - snoetdeel van de koran - soera , sura, suredeel van korenhalm – aardeel van kostuum – boord, broek, colbert, jas, pantalon, vestdeel van kous - hiel, naad, teen, voetdeel van kozijn - afzaat, dorpel, drempeldeel van krant - advertentierubriek, artikel, beursnieuws, bijvoegsel, hoofdartikel, kolom, necrologie, pagina, rubriekdeel van krantenoplage - editiedeel van krantepagina - artikel, cursief(je), kolom, kop, rubriekdeel van krater - bodem, keel, pijp, rand, wanddeel van kroonlijst - architraafdeel van kruiskerk - vieringdeel van kruisweg - statie deel van kijker - lens, occulair, omkeerprismadeel van laboratorium - balans, brander, reageerbuis, werktafel deel van ladder - sport, stijl, trede, treedeel van lamoen - traam, treme (Z.N.)deel van lamp - bol, brander, fitting, gloeidraad, kous, lampeglas, lampekap, (lamp)voet, pendel, pitdeel van Limburg - Geuldal, Maasdal, Mijnstreek, Peeldeel van land - arrondissement, dorp, gebied, gemeente, gewest, graafschap, kanton, provincie, stad, streekdeel van leger - administratietroepen, artillerie, bataljon, brigade, cavalerie, commando, divisie, eenheid, eskadron, garde, genie, grenadiers, groep, infanterie, jager, kompagnie, korps, landmacht, luchtafweer, luchtlandingstroepen luchtmacht, marechaussee, marine, militie, mitrailleurs, patrouille, peloton, regiment, sectie, squadron, stoottroepen, troepdeel van leger in Romeinse tijd - centurie, cohort, legioen, manipeldeel van legioen - cohort, falanxdeel van lening - tranchedeel van lepel - blad, steeldeel van letter - been, krul, lichaam, neerhaal, omhaal, oog, ophaal, staartdeel van lied - couplet, koepiet, refrein, strofe, versdeel van Limburg - Geuldal, Maasdal, Mijnstreek, Peeldeel van locomotief - tenderdeel van Londen - Chelsea, City, Eastend, Soho, Westend, Westminster, Wimbledondeel van long - kwab(be)deel van lijn - lijnstuk, segmentdeel van luchtpomp - recipiëntdeel van maaginhoud - maagzuurdeel van maaltijd - aardappelen, gang, gevogelte, groente, hoofdgerecht, nagerecht, soep, vis, vlees, voorgerecht, wilddeel van machine - as, kruk, krukas, lager, pal, tandwiel, vliegwieldeel van machtsverheffing - grondtal, kwadraat, macht deel van Malakka - Djohore, Kedah, Kelantan, Kra, Pahang, Perak, Perlis, Selangor, Trenganudeel van mantel - bontrand, capuchon, mouwdeel van de mast - ra, rijbed, stengdeel van match - rondedeel van matrozenpak - braniekraagdeel van medische wetenschap - cardiologie, dermatologie, geriatrie, gyn(a)ecologie, neurologie, osteologie, pediatriedeel van meeldraad - helmbindsel, helmdraad, helmknop, pollen, stuifmeeldeel van melk - roomdeel van mes - angel, arend, bandhecht, draad, heft, hiel, lemmer, lemmet, negge, punt, rug, scherp, snede, staartdeel van meubel - arm, bekleding, blad, la, leuning, poot, veer,

-15-

Page 16: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

zittingdeel van microfoon - magneet, membraan, spoel, trilplaatdeel van microscoop - objectief, occulair, spiegel, statiefdeel van middelbare school - aula, lerarenkamer, leslokaal, rectorskamerdeel van midden Amerika - Cuba, Guatemala, Honduras, Nicaraqua, Panama, Quatamaladeel van Midden-Java - Kedoedeel van middenoor - aambeeld, kamer, stijgbeugel, trommelvlies, voorhofdeel van militaire straf - arrest, consigne, degradatie, detentie, fusillade, strafexercitie, verzwaard, zwaardeel van minuut - secondedeel van de mis - Benedictus, canon, consecratie, epistel, evangelie, gebed, gloria, graduale, kyrie, offerande, offertorium, Sanctus, tractusdeel van misgewaad - albe, amict, manipel, singel, stola, stooldeel van molecuul - anion, atoom, iondeel van molen - kap, molensteen, rad, treem, tremel, vang, wiel, zeildeel van de mond - gebit, gehemelte, huig, kaak, kies, lip, tanden, tand, tong, tongriem, velum, verhemeltedeel van mondstuk - riet(je)deel van motor - bougie, carburateur, cilinder, fan, klep, krukas, lager, magneet, nokkenas, ontsteking, rotor, startmotor, tuimelaar, verdeler, zuigerdeel van muuranker - ankersleuteldeel van muziekinstrument - klankbord, mondstuk, snaardeel van muziekmaat (onbeklemtoond) – opmaatdeel van muziekschrift - bassleutel, bindteken, kruis, mol, rustdeel van muziekstuk - allegro, andante, cadens, kop, kruis, largo, lento, menuet, partij, presto, rondo, scherzodeel van mijn - deksel, galerij, gang, lading, schacht, slagpijp, slagpindeel van naaimachine - garen, naald, pedaal, spoeldeel van naald - kop, oog, punt, stiftdeel van natuurkunde - mechanica, optica, quantummechanica, stromingsleerdeel van Nederland - Betuwe, Drente, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Noordoostpolder, Overijssel, Peel, Twente, Utrecht, Veluwe, Zeeland, Zuid-Hollanddeel van Nederlands leger - Irenebrigadedeel van nek - hals, nekwerveldeel van New York - Bronx, Brooklyn, Harlem, Hoboken, Hudson, Manhattan, Richmonddeel van nier - bed, kelk, piramide, schors deel van Nieuw-Guinea - Vogelkop deel van Nieuw-Zeeland - Auckland, Canterbury, Marlborough, Nelson, Otaga, Southland, Taranaki, Wellington, Westlanddeel van Noord-Afrika - Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Sahara, Tunesiëdeel van Noord-Amerika - Alaska, Canada, Labrador, V. S., deel van Noord-Brabant - Baronie, Biesbosch, Kempen, Langstraat, Meijerij, Peel deel van Noord-Europa - Denemarken, Finland, Karelië, Lapland, Noorwegen, IJsland, Zwedendeel van Noord-Holland - Beemster, Gooi, Haarlemmermeerpolder, Kennemerland, Langedijk, Purmer, Schermer, Streek, Texel, Waterland, Wieringermeerpolder, Wormer, Zaanstreekdeel van Noorwegen - Akershus, Bergen, Finmark, Haloga-land, Hamar, Hordaland, Nordland, Stavanger, Telemark, Tröndelag, Vestfold,deel van Nijl (blauwe) - Abai

deel van obligatie - coupon, talondeel van onderbuik - liesdeel van onderlichaam - been, bil, dij, lies, voetdeel van ondermast - onderradeel van oog - hoornvlies, iris, kristallens, lens, netvlies, oogbal, oogkas, ooglid, pupil, regenboogvlies retina, traanbuis, traanklier, wimperdeel van oogstopbrengst - tienddeel van oor - aambeeld, antihellx, antitragus, doolhof, hamer, helix, lel, oorlel, schelp, slakkenhuis, stijgbeugel, tragus, trommelvliesdeel van oorlogsschip - kanon, mitrailleur, periscoop, raket, torpedodeel van oorlogsvloot - duikboot, eskader, fregat, jager, kanonneerboot, kruiser, mijnenveger, smaldeel, vliegdekschipdeel van Oost-Azië - Japan, Korea, Philippijnen, Taiwan (Formosa)Vietnamdeel van Oost-Duitsland - Brandenburg, Mecklenburg, Pruisen, Saksen, Saksenanhalt, Salzburg, Thüringendeel van Oostenrijk - Burgenland, Galicië, Gorz, Karinthië, Salzburg, Stiermarken, Tirol, Vorarlbergdeel van Oost-Europa - Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litauen, Polen, Roemenië, Ruslanddeel van de opbrengst - B.T.W., gewas, tiendedeel van opera - akte, bedrijf, ouverture, slotscènedeel van ophaalbrug - hameideel van optelling – plus, somdeel van orgel - klavier, manuaal, 8orgelpijp, 6pedaal, positief, prestant, pijp, register, speeltafel, toetsenborddeel van orgelpijp - lipdeel van orkest - blazers, slagwerk, strijkersdeel van Oud-Egypte - Gosendeel van ouderwets geweer - laadstokdeel van Oud-Griekenland - Attica, Doris, Elis, Peleponesis, Spartadeel van oven - ovengat, ovenplaatdeel van Overijssel - Ramspol, Salland, Twente, Tubantia deel van paardehoofdstel - bit, gareel, halster, oogklep, deel van paardenfokkerij - box, haver, halsterketting, kist, krib, latierboom, paardestro, roskam, ruif, staldeel van paardetoom - bit, gebit, kinketting, leidsel, leireep, mondstuk, stang, trensdeel van paardetuig - broek, frontdeel, frontstukdeel van paddenstoel - buisje, hoed, knol, manchet, mycelium, plaatje, ring, schede, schubben, steel, stekel, zwamdraad deel van padvindersgroep - horde, stam, troepdeel van pagina - alinea, kantlijn, kolom, marge, regeldeel van Pakistan - Assam, Bengalen, Punjab, Sinddeel van Palestina - Galilea, Gilead, Judea, Perea, Samariadeel van papierfabriek - likkamer, papiermolendeel van papiermachine - natpersdeel van paragraaf - alineadeel van paraplu - balein, schermdeel van parlement - afgevaardigde, fractie, gekozene, kamer, lid, partij, senaatdeel van partij - fractie, kaveldeel van Peleponnesus - Elisdeel van Pentateuch - Deuteronomium, Exodus, Genesis, Leviticus, Numerideel van periode - fase, phasedeel van pers - blok, cilinder, matrijs, ramdeel van peulvrucht - boon, dop, erwt, vliesdeel van piano - hamer, kast, klep, pedaal, snaar, snarenkord, toets, toetsenborddeel van plafond - balk, band, engeltje, haak, lamp, mortel, rozet,

-16-

Page 17: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van plan - conceptdeel van plant - blad, bloem, knoop, knop, oksel, steel, stengel, voederwortel, worteldeel van ploeg - dompelstuk, kip, kouter, ploegas, ploegbalk, ploegboom, ploegbord, ploegbout, ploegdissel, ploeghak, ploegschaar, riester, rister, schaar, schaarijzer, snede, staart, startbord, steel, stok, strijkbord, voet,deel van poffertjespan - oogdeel van Polen – Bydgoszcz, Galicië, Gdansk, Gora, Gzczecin, Katowice, Kielce, Koszal, Krakow, Liblin, Olsztyn, Opole, Rzeszow, Silezië, Sudeten, Warszawa, Wroclaw, Zielonadeel van Portugal - Alentejo, Algarvië, Beiradeel van politie - agent, agente, brigade, brigadier, commissaris, hoofdcommissaris, recherche, rechercheur,deel van pomp - bek, gek, mik, pompbuis, zuigbuis, zuiger, zwengeldeel van popgroep - basgitarist, drummer, gitarist, organist, sologitarist, zangerdeel van Portugal - Alentejo, Algarve, Beiradeel van priesterlijk gewaad - albe, amict, bonnet, humeraal, kazuifel, manipel, parament, schouderdoek, singel, stola, stool, toga, toogdeel van programma - nummerdeel van prot. Kerk - ruimdeel van pijp - dop, kop, mondstuk, steeldeel van rad - naaf, spaakdeel van radiotoestel - detectordeel van radio-installatie - antenne, kanton, ontvanger, zendapparatuur, zender, zendmastdeel van rechtbank - balie, griffie, parket, raadskamerdeel van rechtsgebied arrondissementdeel van reeks - termdeel van Roemenië - Dobruja, Transsylvanië, Walachije deel van regiment – pelotondeel van reglement - art., artikel, clausule, paragraafdeel van rekenkundige bewerking - aftrekking, deeltal, deler, optelling, produkt, quotiënt, rest, som, vermenigvuldiging, verschildeel van rem - blok, pedaal, schoen, remcylinder, remkabel, remolie, remschoen, remschijfdeel van reukorgaan - brug, neusbeen, neusgat, neuspunt, neusvleugel, tussenschotdeel van ring - diamant, parel, ringkas, steendeel van riool - uitloopdeel van rioolstelsel - zinkputdeel van rivier - arm, benedenloop, bocht, bovenloop, krib, linkeroever, meander, middenloop, oever, rechteroever, strekdam, stroombed, stroomversnelling, waterval, winterbed, zomerbeddeel van rivierpijler – voetingdeel van R.K. kerk - koor, oksaaldeel van roeiboot - boeg, boord, docht, dol, ketting, kiel, riem, roeipen, stander deel van roeiriem - peel (Eng.)deel van Roemenië - Dobruja, Muntenia, Oltenia, roeipen, schacht, Transsylvania, Walachijedeel van roer - blad, haak, klomp, kop, pen, spaan, taliedeel van Rome - Prati, Trastevere, Vaticaan, Vaticaanstad deel van Romeins kamp - gracht, intervallum, palissade, poort, waldeel van Romeinse woning - atrium, patiodeel van romp - borst, borstbeen, buik, heup, leest, middel, rib, rug, schouderblad, sleutelbeen, werveldeel van roos - blad, bottel, doorn, steel, stekel deel van Rotterdam - Alexanderpolder, Blijdorp, Charlois, Crooswijk, Hillegersberg, Hoogvliet, Katendrecht, Kralingen,

Lombardijen, Ommoord, Overschie, Pendrecht, Prins Alexanderpolder, Schiebroek, Spangen, Wittedorp, lJselmonde, Zuidwijkdeel van rozekrans - beierdeel van rug - lende, ruggewervel, schouderblad, wervelkolom,deel van ruimteschip - cabine, capsule, raketdeel van rund - biefstuk, lendestuk, rollade, rolpensdeel van rupee - anna(16e)deel van Rusland - Armenië, Azerbeidzjan, Garelie, Karelië, Kaukasus, Kazakstan, Krim, Moldavië, Oekraïne, Oeral, Siberiëdeel van rijsttafel - ketjap, koetswerk, kroepoek, sambal, trassideel van rijtuig - bok, dissel, huis, kap, lamoen, rong, wieldeel van sabel - gevest, klingdeel van samenhangend geheel – gedeeltedeel van schaakpartij - eindspel, middenspel, openingdeel van schaakspel - bord, dame, kasteel, koning, koningin, loper, paard, pion, raadsheer, stuk, toren, velddeel van Scandinavië- Laplanddeel van schaakterminologie - dameverlies damewinst, mat, opgeven, pat, remise, verlies, winstdeel van schedel - achterhoofdsbeen, fontanel, slaapbeendeel van scheepsromp - karkas, spantdeel van scheepsschroef - naaf, schroefas, vleugeldeel van scheepstuig - ra, tuigage, wantdeel van scheepswerf - hellingdeel van scheikunde - analyse, anorganisch, biochemie, colloïdchemie, elektrochemie, kristalkunde, organisch, reactiekinetiek, synthese, technologie, thermodeel van schietschijf - roosdeel van schildersuitrusting - doek, ezel, kwast, linnen, palet, verfdeel van schoen - binnenzool, bovenstuk, hak, hielstuk, komfoor(t), naaldhak, neus, rubberhak, sleehak, teenstuk,veter, zooldeel van scholengemeenschap - Atheneum, Gymnasium, HAVO, MAVOdeel van school - bank, bord, gang, gymnastiekzaal, hal, klas, leraarskamer, lokaal, schoollokaaldeel van schooljaar - semester, trimesterdeel van schoorsteen - pijp, rookgat, rookkanaaldeel van schouwburg - balcon, balkon, balconfauteuil, brandscherm, coulisse, decor, doek, engelenbak, fauteuil, foyer, frontloge, garderobe, loge, orkestbak, parket, parterre, rang, scherm, stalles, toneel, vestaire, zijbalcon, zijlogedeel van schriftletter - ligatuur, neerhaal, ophaal, stokdeel van schrijfmachine - gummirol, lint, tabulator, wagen deel van schroef - draad, kop, oog, ring, schoep, spil, tap, vin, windingdeel van sekonde - tertiedeel van sestertius – denarius, quinarius deel van sigaar - binnengoed, binnenwerk, dekblad, dekgoed, inleg, ombladdeel van sigaret - filter, mondstuk, tabak, vloei, vloeitjedeel van skelet - been, bekken, bot, bovenarmbeen, bovenkaak, dijbeen, ellepijp, handbeentje, heupbeen, kaak, koot, kuitbeen, onderarmbeen, onderkaak, rib, rugwervel, schedel, schenkel, schouderblad, stuitbeen, voetbeentje, werveldeel van slachthuis - bouwblok, kolbijl, schietmasker, slachtbank, spekmes, vleespriemdeel van slaghoedje - aambeelddeel van sleutel - baard, pij, ring, schachtdeel van slokdarm van vogels - kropdeel van slot - binnenplaats, brug, gracht, kanteel, muur, poort, schoothuis, toren, tuimelaardeel van sluis - deur, kolk, rinketdeel van sluisdeur - achterhar, broekbalk, taats, tempel

-17-

Page 18: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van snaarinstrument - zadeldeel van snavel - leldeel van Soedan - Bahr, Darfoer, Gezira, Kordofan, Nubië, Soedddeel van sommige japonnen - tuniekdeel van sonate - adagio, allegro, andante, finale, menuet, rondo, scherzodeel van sonnet - cesuur, kwatrijn, octaaf, sextet, terzinedeel van Sowjet-Unie - zie deel van Ruslanddeel van spade - dil, dille deel van Spanje - Andalusië, Aragon, Asturië, Avilla, Baskenland, Castilië, Catalonië, Galicië, Granada, Kastillië, Leon, Murcia, Navarra, Taragonedeel van speelpot - inlegdeel van speer - blad, hout, ijzer, punt, schacht, schoendeel van spel - akte (ton.)deel van spiegel - biseau, facet, foelie, paneel, rugdeel van spier - peesdeel van spoorbaan - baan, biels, rails, traject, vakdeel van spoortrein - loc, locomotief, tender, wagon, wieldeel van spoorweg - railsdeel van sporeplant - sporehouderdeel van spijsverteringskanaal - darm, endeldarm, maag, slokdarmdeel van staande want - pardoen, perdoendeel van staat - dorp, gemeente, sprovincie, taddeel van stad - brink, buurt, centrum, dreef, huizen, laan, nieuwbouw, plein, straat, wijkdeel van stadion - tribune, veld deel van stadswijk - buurt deel van stamper - stempel, stigma, stijl, vruchtbeginseldeel van Staten-Generaal - parlement, senaatdeel van steiger - aanbinder, bulsem, bulsterhout, juffer, korteling, maashout, planket, schraag, steigerplankdeel van stengel - geleiding, knoop, knop, liddeel van stereo-installatie - microfoon, pick-up, recorder, speaker, tuner, versterkerdeel van stoel - bekleding, leuning, poot, zittingdeel van stoep - balustrade, bordes, leuning, trede, treedeel van stoomketel - mangat, vlamoven, vlampijp deel van stoommachine - adamsklep, alarmfluit, baanbed, balans, bosklep, bosveer, bovenspiegel, brijnkraan, brijnpan, buizenketel, cilinder, drijfas, drijfstang, drijfzuiger, excentriekstang, gangwiel, geleibaan, indicateur, kast, kofferketel, kolderschijf, kookbuis, krukas, krukstang, mangat, mantel, pakking(bus), peilglas, piston, pijpenketel, regulateur, schoorsteen, schuif, stoomfluit, stoomkamer, stoomketel, veiligheidsklep, vlamketel, vlampijp, vliegwiel, vlotter, voorwarmer, vuurgang, vuurhaard,vuurkast, wekker, zuiger, zuigerstang, zwenkraddeel van stoomtrein - bagagewagen, coupé, kolenwagen, loc, locomotief, passagierswagen, postwagen, tenderdeel van stoomturbine - rotordeel van strik - knoop, lus deel van strijdkrachten - artillerie, A.T., bataljon, compagnie, divisie, genie, K.L, legerafdeling, luchtmacht, marine, regiment,veldlegerdeel van strijkinstrument - hals, kam, klankkast, sleutel, snaardeel van strijkstok - haar, hout, punt, slofdeel van studie - doctoraal, kandidaats, M.O., propedeusedeel van studiejaar - semester, trimesterdeel van stuk - akte, bedrijf, scènedeel van stijl - aanslagdeel van Sumatra - Atjeh, Banka, Benkoelen, Billiton, Deli, Djambi, Palembang, Riouw, Siak, Tapanoelideel van Suriname - Brokopondo, Commewijne, Coronie,

Marowijne, Nickerie, Saramaccadeel van syllogisme - betoog, conclusie, premissedeel van tabak - nicotinedeel van tabel - kolomdeel van tafelbestek - dessertlepel, lepel, mes, soeplepel, voorsnijmes, vorkdeel van takel - gijnblok, taliedeel van tand - been, cement, glazuur, hals, holte, kas, kiem, kroon, merg, plombeersel, tak, vulling, wortel, zenuw deel van tandartsuitrusting - mamalgaan, boor, stoelspoelbakdeel van tang - bekdeel van Tanzania - Mwanzadeel van telefoon - draaischijfhaak, hoorn, kiesschijf, snoerdeel van telegraaf - seinsleutel, sleuteldeel van televisietoestel - afstemknop, beeldbuis, beeldschermdeel van tennispartij - game, setdeel van Texel - Eierland, Slufter deel van textielfabriek - spinnerij, tricotage, weverijdeel van Thailand - Siamdeel van theater - balkon, engelenbak, fauteuil, frontloge, galerij, loge, parket, parterre, stalles, toneel, zijlogedeel van thee - Theeïnedeel van theeservies - lepelvaasje, melkkan(netje), roomkan, suikerpot, theeglazen, theeïne, theekopjes, theemuts, theepot, theeschoteltjes, theewarmer, zeefjedeel van Tsjechoslowakije - Bohemen, Moravië, Slowakijedeel van Turkije - Armeniëdeel van tijdschrift - aflevering,nummerdeel van toneeldecor - coulissedeel van toneelstuk - akte, bedrijf, rei, scènedeel van toren - draaitrap, haan, kruis, spits, torenvenster, trans, wenteltrap, windwijzerdeel van touw - streng, tamp, vezeldeel van tragedie - catharsis, peripetiedeel van tram - achterbalkon, balkon, coupé, locomotief, looppad, lus, restauratie, slaaprijtuig, staanplaats, treeplank, voorbalkon, wagon, zitplaatsdeel van trap - leuning, traparm, traploper, trede, tree,deel van trein bagagenet, buffer, noodrem, portier, rijtuigdeel van treurspel - koordeel van trompet - mondstuk, piston, ventieldeel van tros - tampdeel van Tsjechoslowakije - Bohemen, Moravië, Slowakijedeel van tuig - broek, gareel, halster, hoofdstel, leidseldeel van tuigage giek, gei, ra, streng, wantdeel van tuin - bed, gazon, grasveld, perk, prieeldeel van Turkijem - Anatolië (Azië), Armenië, Taurus, Thracië (Eur.),deel van Tweede Kamer - fractie, kamerlid, partijdeel van uitgave - band, bd.deel van uitlaat - knalpot, pijpdeel van uitwendig oor - lel, schelpdeel van USA - Ohiodeel van Utrecht - Eemland, Gooi, Stichtdeel van uurwerk - anker, balans, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, knop, minuutwijzer, naald, palrad, pendule, plaat, rad, secondewijzer, slagwerk,slinger, snek, spiraalveer, trommel, uurwijzer, wijzerdeel van vaatwasmachine - bestekbak, glansspoelinjector, pannenrek, sproeier, thermostaat,verwarmingsspiraal, zeepbakdeel van varken - fricandeau, haas, ham, karbonade, schenkel, spek, staart, varkenspoot, varkensvleesdeel van vat - deuvik, duig, hoepel, spongat, sponningdeel van Vaticaanstad - Lateraandeel van veer - baard(je), schaft, spoel, vlagdeel van venster - dorpel, kozijn, luik, raam, ruit, spanjolet,

-18-

Page 19: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

vleugeldeel van verbrandingsmotor - bougie, nokkenas, tuimelaar, verdelerdeel van Verenigde Staten - zie: Amerikaanse Staatdeel van Verenigd Koninkrijk - Engeland, Schotland, Ulster, Walesdeel van vereniging - bestuur, leden deel van verhaal - climax, clou, epiloog, episode, hoofdstuk, inleiding, ontknoping, passage, proloogdeel van verkennersgroep - A.P.L, hopman, patrouille, P.L, vaandrigdeel van verkoop - kaveling, kaveldeel van vermenigvuldiging - factor, keer, maal, produktdeel van vertrek - deur, erker, muur, plafond, plint, raam, vensterbank, vloer, zolderdeel van vesting - bastion, kanteel, muur, poort, ravelijn, rideau, rondeel, tinne, toren, waldeel van vestingwal - bastion, bolwerk, parapet, rondeeldeel van Vietnam - Annamdeel van vinger - gewricht, kneukei, knokkel, koot(je), lid, nagel, nagelriem, vingertopdeel van Voor-Indië - Assam, Bengalen, Dekam, Goa, zie ook deel van Indiadeel van viool - bodem, hals, kam, klankbodem, klankbord, krul, sleutel, snaar, sordino, stok, toetsdeel van vis - buikvin, graat, kieuw, kop, rugvin, schub, scib(be), staartvin, vindeel van visnet - inkel, keel, kubdeel van vistuig - dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, schepnet, sim, snoerdeel van visvangst - bradeel van vlag - baan, veld, wimpeldeel van vliegtuig - aanloopwiel, aanrechthoek, achterbagageruim, achtersteven, afstandskompas, aileron, bagageruimte, cockpit, bakboordlicht, bakboordmotor,bochtaanwijzer, brandstoftank, dashboard, debarkeertrap, deltavleugel,draagschroef, draagvlak, draagvleugel, drukkabine, gyrorector, heklicht, hekmotor, hoogteroer, instrumentenbord, kabine, kajuit, kombuis, kop, ladingsklep, landingsgestel, landingslicht, ladingswijzer, langsligger, linkervleugel, luchtschroef, machmeter, mengselmeter, middenmotor, middenstuk, motor, motorgondel, neus, neusradar, neusrib, neusvleugel, neuswiel, onderstel, parachute, propeller, propjet, provisiekamer, radarantenne, radiokamer, radiokompas, radiopeiler, radiotafel, rechtervleugel, regulateurschroef, remklep, richtingsroer, rolroerkabels, rolstuur, romp, rompplaatwerk, schaalromp, schietstoel, schokbreker, schokdemper, schroef, schroefmotor, slaapstoel, sleepschijf, pleetklep, spleetvleugel, spreilicht, springscherm, staart, staartlicht, staartsteun, staartvlak, staartwiel, statoskoop, stermotor, straalmotor, stuurautomaat, stuurboordlicht, s stuurboordmotor,stuurinrichting, tuurkabine, stuurklok, stuurhut, stuurkabel, stuurknuppel, stuurkolom, stuurrad, stuurstok, stuurwiel, stijgmeter, toerenteller, tuimelaar, valnaald, valscherm, valschermlicht, valschut, veiligheidsgordel,vleugel, vleugelklep, vluchtmeter, vleugelrib, vleugeltip, voetstuur, voorbagageruim, wiek, wiel, wielrem, windscherm, ijsbestrijderdeel van vloot - eskader, eskadrille, flotille, smaldeeldeel van voertuig - as, band, chassis, cilinder, klep, krukas, lager, motor, rem, stuur, vliegwiel, wiel, zuigerdeel van voet - enkel, hak, hiel, teen, voetholte, wreef, zooldeel van voetbalveld - cornervlag, doel, doelgebied, doelpaal, goal, grasmat, krijtlijn, middencirkel, net, penaltystip, strafschopgebied, zijlijn, zijnetdeel van vogelkleed - pen, pluimage, veer

deel van volzin - zinsnededeel van voormalig Brits-lndië - Assam, Burma, Orissadeel van voormalig Duitsland - Pommerendeel van vork - steel, tanddeel van vrachtwagen - bak, cabine, laadbak, opleggerdeel van vroeger IJsselmeer - Flevoland, Markerwaard, N. O .P., Wieringermeerpolderdeel van vrouwenmuts - luifeldeel van vrucht - klokhuis, part, pit, schil, steel, vruchtvleesdeel van vulkaan - caldeira, kegel, krater, manteldeel van vulpen - clip, houder, inkt, patroondeel van vuurmond - kulasdeel van vuurwapen - haan, kolf, loop, magazijn, trekker, vizierdeel van wagen - as, band, bok, boom, dak, laadbak, lamoen, motor, rad, rem, wieldeel van wagon - compartiment, rongdeel van Wales - Brecknock, Caernavon, Cardigan, Flint, Glamorgan, Ladner, Lamathern, Montgomery, Monmauth, Rembroke, Shropshiredeel van walvis - baard, balein, spek, staart, traan, vleesdeel van wandelstok - knopdeel van wapenuitrusting - geweer, harnas, helm, koppel, lans, musket, patroontas, schild, speer, vuurroerdeel van wasautomaat - afvoerslang, centrifuge, keuzeknop, keuzetoets, kuip, thermostaat, toevoerslang, trommel, zeepbakdeel van wasinrichting - blekerij, drogerij, stomerij, strijkerij, wasserijdeel van wasmachine - trommel, wringerdeel van waterput - bascule, deksel, galg, gek, haak, kuip, rad, touw, zwengeldeel van watervliegtuig - drijverdeel van wedstrijd - game, helft, ronde, rust, set,deel van weefgetouw - palei, paleibalk, paleiriem, plei, poleideel van weefsel - cel, draad, neg, inslag, schering, zelfkantdeel van weegtoestel - arm, as, balk, evenaar, gewicht, hefboom, juk, last, naald, opstap, schaal, wijzerdeel van weg - berm, middenberm, talud, wegasdeel van weiland - bocht (melkplaats)deel van welpenhorde - akela, nest, welpdeel van werkwoord - deelwoord, infinitief, persoonsvorm, stam,uitgangdeel van wervelkolom - atlas, heiligbeen, stuit, werveldeel van wet - art., artikeldeel van wetenschap - discipline, vakgebieddeel van wiel - as, band, flens, naaf, spaak, velgdeel van wielerwedstrijd - etappe, manche, rondedeel van windas - draaispil, handspaakdeel van windmolen - vang, wieken, zeildeel van winkel - etalage, kassa, rekken, standaard, toonbankdeel van wiskunde - algebra, analyse, goniometrie, meetkunde, planimetrie, stereometriedeel van woestijn - bajada, duin, oase, plaja, zoutmeerdeel van woonhuis - appartement, badkamer, douchecel, erker, etage, gang, hal, kamer, kelder, keuken, meterkast, slaapkamer, werkkast, zolderdeel van woonwijk - buurthuis, flat, huis, laan, straat, winkelcentrum, wijkgebouwdeel van woord - achtervoegsel, affix, deelwoord, foneem, letter, lettergreep, persoonsvorm, prefix, stam, syllabe, voorvoegseldeel van wortel - haarwortel, knoldeel van worteltrekking - exponent, index, machtdeel van wijk - buurtdeel van ijskast - eierrek, flessenrek, groentela, koelelement,

-19-

Page 20: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

vriesvakdeel van zaag - handvat, spanraam, tand deel van zadel - blad, boog, boom, dak, kleed, knop, riem, tas, wolfdeel van Zeeland - Beveland, Duiveland, Filipsland, Schouwen, Tholen, Walcherendeel van zeeschip - brug, commandobrug, dek, lounge, promenadedek, ruimdeel van zeil - dirk, fok, mast, reef, rif, schoot, stag, steng, valdeel van zeilboot - bakstag, begijnenra, beretand, berghout, bezaan, boegspriet, bolder, dirk, fok, fokkemast, fokval, gaffeltopzeil, grootbramzeil, helmstok, kiel, klik, kluisgat, kluiver, kluiverleider, kluiverval, koekoek, kop, kruismast, lij, mastkoker, nokval, roer, roerhengsel, schoot, stagfok, stagzeil, stamstag, vlieger, want, zeilval, zwaarddeel van zeilschip - achtersteven, fok, giek, gijk, kiel, mast, roer,voorsteven, zwaarddeel van zeiltuig - dirk, fok, mast, schoot, stag, steng, valdeel van zeis - dol, mes, zendeel van zendstation - antenne, microfoondeel van zenuw - dendriet, ganglion, neuriet, neurondeel van zenuwcel - dendrietdeel van ziekenhuis - kraamafdeling, mortuarium, operatiekamer, polikliniek, zaaldeel van ziekte - behandeling, besmetting, crisis, herstel, revalidatiedeel van zijdegetouw - sempeldeel van zin - bepaling, bijzin, gezegde, hoofdzin, leesteken, onderwerp, voorwerp, woord, zin(s)deel, zinsnededeel van zitvlak - bildeel van zolder (apart verhuurd) - vinkdeel van zonnestelsel - aarde, maan, planeten, planetoïden, sterren, sterrebeeldendeel van zonneweg - aphelium, apogeum, perigeumdeel van Zuid-Afrika - Betsjoeanaland, Kaapprovincie, Natal, Oranjevrijstaat, Transvaaldeel van Zuid-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guyana, Paraguay, Panama, Peru, Suriname, Uruguay, Venezueladeel van Zuid-Holland - Beierland , Delfland, Goeree, Rozenburg, Overflakkee, Putten, Rijnland, Voorne, Westland, Ijselmondedeel van Zuidzee – Koraalzeedeel van zuil – architraaf, fries, kapiteel, kolom, kornis, kroonlijst, piedestal, sokkel, voetstukdeel van zwaard - gevest, greep, heft, kling, lemmer, lemmetdeel van Zweden - Blekinge, Dalarna, Gotland, Jämtland, Lapland, Medelpad, Norland, Schonen, Skane, Smaland, Soealand, Svealand, Upplanddeel van Zwitserland - Aargau, Appenzell, Baselland, Bern, Bribourg, Engadin, Fribourg, Glarus, kanton, Luzern, Mittelland, Schwijz, Ticino, Tessin, Thurgau, Uri, Vaud, Waadt, Wallisdeel van de aalfuik - kub, kubbedeel van de aarde - Afrika, Amerika, Australië, Azië, Europa, pool, subtropen, tropen, zone deel van de aarde tussen de keerkringen - tropendeel van Afrika - Angola, Algerië, Egypte, Ethiopie, Eritrea, Gabon, Ghana, Guinea, Goudkust, Gambia, Ifni, Ivoorkust, Kenia, Kameroen, Libye, Liberia, Mali, Marokko, Madagaskar, Natal, Niger, Nigeria, Nubië, Oeganda, Rhodesië, Sahara, Senegal, Sierra Leone, Sahara, Soedan, Tanganjika, Togo, Transvaal, Tunesië, Volta, Zanzibar, Zuid-Afrikadeel van de aardkorst - aardlaagdeel van de arm - biceps, bovenarm, elleboog, ellepijp, hand, onderarm, pols, spaakbaan deel van de beenderen - merg, specie

deel van de bijbel - bijbelboek, evangelie, N.T., O.T., Pentateuch, psalmen, testamentdeel van de bloementuin - bed, border, gazon, pad, perkdeel van de boerderij - achterhuis, afdak, deel, erf, hok, hooimijt, koestal, loods, paardenstal, stal, schuur, voorhuisdeel van de boom - bast, blad, kroon, kruin, lover, schors, spint, stam, tak, twijg, worteldeel van de borst - tepeldeel van de borstkas - borstbeen, rib, ruggengraatdeel van de brouwerij - beslagkuip, brouwketel, eestoven, filter, gistkuip, hopzeef, kiemtrommel, legtank, moutkuip, moutsilo, silo, wachttank, weekkuip, wortketel deel van de buik - darmen, lever, maag, milt, naveldeel van de cursus - semester, trimesterdeel van de dampkring - argon, ionosfeer, ozon, ozonosfeer, troposfeerdeel van de dierenwereld - amfibieën, geleedpotigen, reptielen, tweeslachtigen, vissen, vogels, weekdieren, zoogdierendeel van de eetwaren - aardappel, boter, brood, gevogelte, groente, margarine, vet, vis, vlees, wilddeel van de gamelan - kendangdeel van de gasmeter - rotameterdeel van de geneeskunde - chirurgie, orthopediedeel van de hals - adamsappel, atlas, halsslagader, halswervel, keel, nek, strotdeel van de hals - adamsappel, halswervel, keel, nek, strotdeel van de hand - duim, middelvinger, muis, palm, pink, ringvinger, wijsvinger deel van de haven - aanlegsteiger, dam, damwand, kade, kraan, loods, steigerdeel van de helm - kam, kinriem, riemdeel van de heraldiek - kleur, kwartier, schilddeel van de ingewanden - darm, lever, maag, miltdeel van de kaak - kaakholtedeel van de keel – huig, keelholte, strotdeel van de keuken - aanrecht, fornuis, gasstel, gootsteen, kast, koelkast, kraan, pannenrekdeel van de kleding - boord, knoop, kraag, mouw, naad, pand, pijp, revers, voering, zoomdeel van de kop van hond - snoetdeel van de match - ronde, speelhelftdeel van de meeldraad - helmbindsel, helmdraad, helmhok, helmknop, stuifmeel, pollendeel van de melk - roomdeel van de mond - gebit, gehemelte, huig, kies, lip, tand, tong, tongriem, verhemelte deel van de nek - hals, nekwervel, strotdeel van de onderbuik - kruis, liesdeel van de opbrengst - tiende, B.T.W.deel van de Peleponnesus - Elisdeel van de politie - agent, agente, brigade, brigadier, commissaris, hoofdcommissaris, recherche, rechercheur deel van de rechtbank – balie, griffie, parket, raadskamerdeel van de r.k. kerk - koor, oksaaldeel van de romp - borst, borstbeen, heup, buik, rib, rug,sleutelbeen, schouderblad, werveldeel van de romp van lastdieren – kroepdeel van de schedel - schedelbasisdeel van de slokdarm van vogels - kropdeel van de strijdkrachten - artillerie, A. T., bataljon, compagnie, K. L., divisie, genie, landmacht, legerafdeling, luchtmacht, marine, regiment, veldleger,deel van de telefoon - draaischijf, druktoets, haak, hoorn, kiesschijf, snoerdeel van de telegraaf - seinsleutel, sleuteldeel van de toom - leireep

-20-

Page 21: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van de toren - draaitrap, haan, kruis, spits, torenvenster, trans, wenteltrap, windwijzerdeel van de tram - achterbalkon, balkon, looppad, lus, staanplaats, treeplank, voorbalkon, zitplaatsdeel van de trap - laaf, leuning, trede, treedeal van de tuigage - gei, giek, ra, steng, want, zeildeel van de uitgave - band, bd., deeldeel van de Verenigde Arabische Republiek - Egypte, Jemendeel van de Verenigde Staten - Nevada, zie Amerikaanse staatdeel van de verkoop - kavel, kavelingdeel van de visvangst voor eigen gebruik - bradeel van de Waddenzee - Lauwersdeel van de wagen - as, band, dak, motor, rem, wieldeel van de wandelstok - knopdeel van de wedstrijd - game, helft, rondo, rust, set, speeltijddeel van de week - dag, etmaal, dinsdag, donderdag, maandag, vrijdag, weekend, woensdag, zaterdag, zondagdeel van de weg - berm, middenberm, rijbaan, talud, wegasdeel van de wereld - Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, continent, Europadeel van de wereldbevolking - Afrikaners, Arabieren, Aziaten, Chinezen, Eskimo's, Europeanen, Indiërs, Indianen, Japanners, Javanen, Joden, Maleiers, Mongolen, Turkendeel van de zonneweg - aphelium, afelium, apogeum, perigeum, winterkeerpunt, zomerkeerpuntdeel van een afscheiding - rasterdeel van een altaar - retabel, tabernakeldeel van een ambtsgewaad - stooldeel van een arrondissement - kanton deel van een artikel – lid, sub deel van een atoom - elektron, neutron, nucleon, protondeel van een auto - accu, bumper, carrosserie, claxon, dak, handrem, koplamp, koppeling, motor, rem, portier, radiator, starter, stuur, uitlaat, wiel, zuigerdeel van een autobus – afstap, koplampdeel van een baan bij zeilwedstrijden – rakdeel van een babyschedel – achterhoofdsbeen, fontanel, voorhoofdsbeen, wandbeendeel van een baggermolen - noria deel van een bakkerij - oven deel van een balans - gewicht, lastarm, mesdeel van een batterij - cel, pooldeel van een bedrijf - aktedeel van een been - bildeel van een begroting - post deel van een beitel - aar, faasdeel van een berg - flank, helling, piek, top, voetdeel van een betoog - zinsnededeel van een bijenkorf – honingraat, raat, vlieggatdeel van een biljartkeu - Pomeransdeel van een blaasinstrument - klep, lob, mondstuk, piston, ventieldeel van een blad - ader, bladmoes, bladschijf, bladsteel, lob, nerfdeel van een bladzijde - alinea, kantlijn, marge, regeldeel van een bloem - blad, bloemblad, bloembodem, bloemdek, buis, bijkelk, bijkroon, keel, kelk, kelkblad, kroon, kroonblad, meeldraad, stamper, steel, stempel, stengel, stijl, schutblad, vruchtbeginsel, zoomdeel van een boek - band, besteekband, blad, bladzij, kaft, katern, omslag, pagina, rug, schutbladdeel van een boekomslag - flapdeel van een boekwerk - vol, volumedeel van een boerderij - veestaldeel van een bokking - graat, hom, kuitdeel van een bokswedstrijd – ronde

deel van een boom - bladeren, kroondeel van een boorinstallatie - boorgat, boortoren, bordes, kroonblok, leibuis, spoelingspomp, spoelkop, zuigbuisdeel van een boortoren – draaitafelsteek, gareelsteek, haaksteek,mastworp, schootsteek, topreepsteek, trompetsteek, zitsteekdeel van een boot - stevendeel van een boot of schip - railing, reelingdeel van een bouwwerk - architraaf, beuk, boog, fiaal, fries, fronton, impost, kroonlijst, latei, liseen, risaliet, schalk, tafelement, travee, zwikdeel van een breuk - breukstreep, decimaalteken, deeltal, deler, noemer, tellerdeel van een breukband - pelote deel van een breviergebed - mettendeel van een bril - arm, been, glas, montuur, poot, randdeel van een broedmachine - kunstmoederdeel van een broek - band, pijp, knie, knoop, sluitingdeel van een brouwerij - klaringskuip, legertank, moutsilo,uitslagkuip,deel van een brug - balustrade, leuning, overspanning, pijler, wegdekdeel van een bruiloftstoilet - sleep, voiledeel van een café - gelagkamerdeel van een camera - diafragma, filter, geelfilter, lens, sluiter, statief, zoekerdeel van een ceintuur - gespdeel van een cel - chromosoom, kern, poollichaampje, protoplasmadeel van een celkern - gendeal van een cirkel - diameter, graad, koorde, middellijn, middelpunt, omtrek, periferie, radiaal, sector, segment, straaldeel van een cirkelvak – cirkelsector, graad, koorde, segmentdeel van een circus - pistedeel van een compagnie - groep, peloton, stafdeel van een concertzaal – podiumdeel van een corset - baleindeel van een costuum - jas, pantalondeel van een coupon - talondeel van een dag - am, avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, nanacht, namiddag, n.m., nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag, vm deel van een dakconstructie - dakgebint, kapgebint, kapspantdeel van een dakgeraamte – dakspant, dakspardeel van een decimale breuk - decimaalteken, periodedeel van een deur - beslag, grendel, klink, knip, knop, paneel, post, scharnier, slot, stijl, vleugel deel van een deurkozijn – deurpostdeel van een dierlijk lichaam – bek, kop, muil, poot, rompdeel van een dobber - simdeel van een dorp - brink, dijk, hoofdstraat, huis, kerk, kern, kom, laan, markt, plein, school, steeg, stoep, straat, voorstraat, wijkdeel van een driehoek - basis, bissectrice, hoek, hoogtelijn, hoogtepunt, hypotenusa, loodlijn, rechthoekszijde, tophoek, zwaartelijn, zwaartepunt, zijdedeel van een drukpers - degel, frisket, timpaan, verschetdeel van een dynamo - anker, koolborstel, rotor, veldwikkelingdeel van een dijk - aarde, bazaltsteen, glooiing, keileem, kruin, talud, voet, zinkstukdeel van een eetservies - terrinedeel van een effect - coupon, mantel, talondeel van een eg - egraam, egtanddeel van een ei - dooier, dop, eierdop, eierdooier, eierschaal, eigeel, eiwit, schaal

-21-

Page 22: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van een elektrisch toestel - transistordeel van een elektrische – tram, trolleydeel van een erfenis - legaatdeel van een etmaal - a.m., avond, avonduur, dag, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, n.m., nanacht, nanoen, noen, ochtend, p.m., seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddagdeel van een evenredigheid - reden, termdeel van een fagot - baspijp, beker, 4buis, dubbelrietblad, klep, pen, vingergatdeel van een fiets - achterlicht, as, bagagedrager, band, bel, dynamo, frame, kamrad, ketting, kettingkast, lamp, lantaarn, naaf, pedaal, rem, remnaaf, spaak, spatbord, stuur, terugtraprem, trapper, velg, versnelling, zadeldeel van een fles - buik, hals, kurk, nek, zieldeel van een fornuis - afdekplaatje, asla, brander, deksel, oven, pijp, ring, rooster, spaarbranderdeel van een fort - bastiondeel van een fototoestel - diafragma, filter, lens, sluiter, statief, zoekerdeel van een fuik - inkel, kubbedeel van een gaslamp - gloeikousjedeel van een gebonden boek - katerndeel van een gebouw - dak, etage, kamer, kelder, keuken, sousterrain, verdieping, zolderdeel van een geheel - element, fractie, gedeelte, lid, onderdeel, part, stukdeel van een geschrift - deel alinea, blad, bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf, regeldeel van een geschut - affuit, broek, kulasdeel van een gevangenisdeur - schaftluik deel van een gevechtsterrein - etappegebieddeel van een gevel - aandak, deur, erker, kozijn, pui, raamdeel van een gewei - takdeel van een gletsjer - eindmorene, gletsjerspleet, gletsjertafel, middenmorene, morene, zijmorenedeel van een graad - minuut, secondedeel van een haard - asla deur, haardkuil, haardplaat, rookvang, vulklep, vuurkorf deel van een ham - hespdeel van een hand - duim, muis, palm, pink, vingerdeel van een handpers - degeldeel van een handvuurwapen - drukpuntdeel van een harmonica - balgdeel van een harnas - kniestukdeel van een hefboom – lastarmdeel van een helikopter - rotor, rotorblad, staartschroeftandwielkastdeel van een hengel - dobber, haak, lood, molen, reel, sim, snoerdeel van een heuvel - helling, top, voetdeel van een hijswerktuig - kabel, katrol, takel deel van een hoed - bol, randdeel van een hondenkop - bek, oog, oor, snoet, snuit, tongdeel van een hoofdstuk - alinea, letter, paragraaf, vers, woorddeel van een hoogtecirkel van een ster die onder de horizon ligt - depressiedeel van een horloge - anker, band, batterij, glas, kas, knop, plaat, radertje, raadje, veer, wijzer,deel van een hotel - badkamer, balzaal, eetzaal, hal, kamer, keuken, lounge, receptie, restaurantdeel van een huis - appartement, badkamer, dak, deur, douchecel, eetzaal, erker, etage, gang, gevel, goot, hal, kamer, kap, kelder, keuken, koekoek, muur, nok, pannen, portaal, pui, raam, receptie, restaurant, serre, suite, toilet, trap, venster, verdieping, woonkamer,zolder, zolderraam deel van een hunebed - kei, zwerfsteen

deel van een hijswerktuig - giek, takeldeel van een inspan - disselboomdeel van een instrument – embouchure, pedaal, piston, snaar, toets, ventieldeel van een japon - lijf, lijfje, kraag, lapel, mouw, omslag, pand, rever, sleep, voering deal van een jas - achterpand, kraag, lapel, mouw, pand, rever, voering, voorpanddeel van een kaart - areaal, lengende, kaartvak, meridiaan, evenaar, linie, equatordeel van een kaartsysteem - tabkaartdeel van een kabel - strengdeel van een kachel - asla, deur, mantel, plaat, pijp, rooster, vulklep deel van een kalender - blad, dag, maand, schild, weekdeel van een camera - cassette, diafragma, draagriem, filter, flitslicht, lens, sluiter, tas deel van een kampeeruitrusting - bed, deken, grondzeil, haring, tentdeel van een kamwiel - tanddeel van een kanon - affuit, loop, zieldeel van een kast - deur, Ia, lade, plank, slotkanteel, steen, transdeel van een kegel - grondvlak, mantel, topdeel van een kerk - bank, beuk, kansel, koor, oksaal, schip, steunbeer, toren deel van een ketel - deksel, fluit, handvat, tuitdeel van een ketting - kraal, ring, schakel, schalm, slot del deel van een kippenhok - nachthok, ren, roest, stok deel van een klarinet - beker, klep, mondstuk, tussenstuk deel van een kinderschedel - fontaneldeel van een kledingstuk - boord, kraag, mouw, pand, plastron, pijp, rok voering, voorklepdeel van een klok - echappement, gewicht, klepel, schakelrad, slinger, veer, veerregelaar, wijzerplaatdeel van een klokketoren - galmgat deel van een klooster - boekerij, calefactorium, cel, dormter, dormitorium, eetzaal, hospitium, kruisgang, refectorium, refter, scriptoriumdeel van een knie – knieschijfdeel van een koeienmaag - boekmaag, lebmaag, netmaag, pensdeel van een koeieuier – uierkwartierdeel van een koffiepot – tuitdeel van een kolenkachel - asladeel van een komeet - coma, koma, kern, staartdeel van een kompas - naald, roos, windstreekdeel van een koolplant -blad, bloem steel, stronk,worteldeel van een koor - reideel van een koran – soeradeel van een korenhalm - aar, graan, steeldeel van een kostuum - broek, colbert, jas, pantalon, vest, deel van een kous - boord, hiel, kuit, naad, teen, voetdeel van een kozijn - afzaat, kalfdeel van een kralenketting - kraaldeel van een krant - advertentie artikel, bijvoegsel, kolom, pagina, rubriek deel van een krantenpagina - artikel, cursief(je), kolom, kop, rubriekdeel van een krater - bodem, keel, pijpdeel van een kristalontvanger - detectordeel van een kruisweg - statiedeel van een kuilnet - aatjedeel van een ladder - sport, stijl, trede, treedeel van een lamp - bol(lamp), brander,fitting, gloeidraad, voetdeel van een land - arrondissement, country, dorp, gemeente, graafschap, kanton, kreis, provincie, stad, streek

-22-

Page 23: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van een landbouw werktuig – egraamdeel van een legioen - cohorte, kohortedeel van een lengtecirkel - lengtegraaddeel van een lening – tranchedeel van een levend wezen – orgaandeel van een lichaam - borstdeel van een liturgiesch gewaad – maanipeldeel van een locomotief - keteldeel van een lijn - lijnstuk, segmentdeel van een maand - weekdeel van een machine - as, kruk, krukas, lager, pal, tandwiel, vliegwieldeel van een mantel - bontrand, capuchon, kraag, mouw, puntmuts, zoomdeel van een marszeil - holtedeel van een mast – mars, ra, stengdeel van een mes - hecht, heft, lemmet,punt, rug, snede deel van een metaalfabriek - gieterijdeel van een meubel - arm, bekleding, blad, la, leuning, poot, veer, zittingdeel van een microfoon – beschermingsrooster, conus, elektrode,huis, isolatie, poolplaatdeel van een minuut - seconde deel van een mis - canon, gloria, graduale, tractus deel van een misgewaad - albe, amict, humeraal, manipel, schoudervelum, singel, stola, stooldeel van een missiegewaad – gordeldeel van een modieuze damesschoen – naaldhakdeel van een moerbout - kop, moer, schroefdraad deel van van molecuul - atoom, ion deel van een molen - as, kap, klapspaan, maalwerk, molensteen, rad, roede, rotor, stator, taflement, trechter, treem, tremel, vang, wiek, wiel, zeildeel van een molenwiek - vangdeel van een motor - bougie, brandstofpomp, carburateur, cilinder, klep, knalpot, krukas, lager, magneet, nokkenas, ontsteking, rotor, tuimelaar, verdeler, verstuiver, zuigerdeel van een muntpers - aanlanger, handjedeel van een muziekstuk - allegro, andante, argo, cadens, lento, menuet, partij, presto, rondo, scherzodeel van een mijn - galeri,j gang, schachtdeel van een mijn - deksel, drukontsteker, lading, slagpijp, slagpindeel van een nijptang - bekdeel van een obligatie – talondeel van een ontploffingsmotor - magneetdeel van een oorlogsschip - kanon, mitrailleur, periscoop, raket, torpedo deel van een oorlogsvloot - duikboot, eskader, fregat, kanonneerboot, kruiser, mijnenveger, smaldeeldeel van een opera – ariadeel van een orgel - corpus, fluitprestant, labiaalpijp, violon,vioolprestant, vulstem, woudfluit, zwelkastdeel van een orkest - blazers, dirigent, slagwerk, strijkersdeel van een oude Rom. woning - atriumdeel van een ouderwets geweer - laadstok, loopdeel van een overhemd - boorddeel van een overspanning – aanbrugdeel van een paar schoenen - linkerschoen, rechterschoendeel van een paardetuig - buikriem, gareel, gebit, halster, keelriem, koonstuk, neusriem, oorklep, steng, teugelsdeel van een paddestoel - buisje, hoed, knol, lamel, manchet, mycelium, plaatje, ring, schede, schubben, stekel, steel, zwamdraaddeel van een pagina - alinea, kolom, letter, woord, zin

deel van een papierfabriek - papiermolendeel van een paraplu - balein, schermdeel van een periode - fasedeel van een pers - blok, cylinder, degel, inktrol, letterraam, matrijs, ramdeel van een peulvrucht - boon, dop, erwt, vliesdeel van een piano - hamer, kast, klep, pedaal, snaar, tangent, toets, toetsenborddeel van een plaats - straatdeel van een plant - blad, bloem, knoop, knop, oksel, steel, stekel, stengel, worteldeel van een ploeg - kouter, riester, schaar, snede, staartdeel van een pomp - bek, gek, hefboom, mik, pompbuis, tuit, uitloper, zuigbuis, zuiger, zwengel deel van een preekstoel - kuipdeel van een priesterlijk gewaad - albe, amict, bonnet, cingel, huneraal, kazuifel, manipel, mantel, parament, schouderdoek, singel, stola, toga, toogdeel van een publiekrecht – strafrechtdeel van een puntige plant - stekeldeel van een pijp - dop, kop, roer, steeldeel van een radio installatie - antenne, ontvanger, zendapparatuur, zender, zendmastdeel van een reeks - termdeel van een regiment - bataljon, compagnie, peletondeel van een reglement - alineadeel van een rekenkundige bewerking - aftrekking, deeltal, deler, deling, optelling, produkt, quotient, rest, som, vermenigvuldiging, verschildeel van een rem - blok, pedaal, remkabel, remolie, remschoen, remschijf, remsegmentdeel van een repeterende breuk - repetentdeel van een rijsttafel - ketjap, kroepoek, rijst, sambal, saté, trassi deel van en ring - briljant, diamant, goud, parel, saffier, steen, zilverdeel van een rivier - bedding, benedenloop, bocht, bovenloop, krib, linkeroever, meander, middenloop, monding, oever, rechteroever, strekdam, stroombed, stroomdraad, stroomversnelling, waterval, winterbed, zomerbeddeel van een roeiboot - boeg, docht, dol, kiel, riem, roeipendeel van een roer - klik, koningdeel van een roos - blad, bottel, doorn, steel, stekeldeel van een rund - biefstuk, lendestuk, riblap, rollade, rolpensdeel van een rijwiel - framedeel van een samenhangend geheel – gedeeltedeel van een schaalverdeling - graaddeel van een schedel - achterhoofds-been, fontanel, slaapbeen, voorhoofdsbeen deel van een scheepstouw - tampdeel van een schietschijf - roosdeel van een schip - anker, achterdek, achteronder, bak, bakboord, bezaan, boeg, boegbeeld, boom, bram, bramra, breefok, brug, bootsanker, bunker, campagne, davit, dek, dolboord, fok, fokkenmast, fokra, gaffel, gangspil, geerde, giek, halfdek, hel, hennegat, hospitaal, hut, kaartenkamer, kombuis, kajuit, kampagne, katander, kiel, kimkiel, kluisgat, kluiver, kompas, kooi, kraaienest, laadboom, lenspomp, lij, loglijn, luik, lijzeil, loopplank, marszeil, mess, misthoorn, nok, onderlijk, pantry, patrijspoort, peddel, piek, ra, reling, riem, roef, roeipen, roer, ruim, scheg, schoot, sloep, spant, stagzeil, steven, spuigaten, stuurboord, stuurjuk, stuurpen, stuurrad, stuwblok, takel, talie, tros, topreep, tuig, tuigage, uitkijk, valreep, vlotdek, voetlijk, voorlijk, vooronder, want, werpanker, wimpel, windas, zegen, zeerecht, zeil, ziekenboeg, zog, zwabberdeel van een schipbrug - aanbrug

-23-

Page 24: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van een schoen - contrefort, hak, hielstuk, neus, oog, punt, riem, veter, zooldeel van een school - bank, bord, gang, gymnastiekzaal, hal, klas, leraarskamer, lokaaldeel van een schoorsteen - pijp, rookgat, rookkanaaldeel van een schouwburg - balcon, brandgang, decor, doek, fauteuil, foyer, garderobe, loge, orkestbak, parket, parterre, rang, stalles, toneel, vestiairedeel van een schriftletter - ligatuur, neerhaal, ophaal, stokdeel van een schroef - naafdeel van een schuin dak - nokdeel van een schrijfmachine - tabulator, toets, wagendeel van een servies - bord, melkkan, schotel, terrinedeel van een set bij tennis - gamedeel van een skelet - been, bot, elleplip, jukbeen, koot, rib, schedel, schenkel, werveldeel van een slachtdier - kwartierdeel van een sleutel - baard, lip, pijp, ring, schachtdeel van een slot - kruk, schoothuis, sleutel, sleutelplaat, slotplaat, tuimelaar

deel van een sluis - deur, kolk, rinket deel van een sluisdeur - achterhar, broekbalk, taats, tempeldeel van een sonate - adagio, allegro, andante, finale, menuet, rondo, scherzodeel van een spatbord – spatlapdeel van een speelpot - inleg deel van een spier - peesdeel van een spoorbaan - baan, baanvak, biels, overweg, rails, trajekt, vakdeel van een spoortrein - loc, locomotief, tender, wagon deel van een spoorweg - baanvak, biels, rails, traject deel van een staalfabriek - gieterijdeel van een staande want - pardoen, perdoendeel van een staat - dorp, gemeente, gewest, provincie, stad, streekdeel van een staat op vreemd gebied - enclavedeel van een stad - buurt, centrum, kom. laan, plein, steeg, stoa, straat, wijkdeel van een stadswijk - buurtdeel van een stamper – integument, nugellus, poortje, stempel, stigma, stijl, vruchtbeginsel, zaadlijstdeel van een station – emplacement, perrondeel van een stengel - geleding, knoop, knop, liddeel van een stoel - armsteun, bekleding, leuning, poot, sport, zitting deel van een stoep - balustrade, bordes, leuning, trede, treedeel van stoomketel - mangat,vlampijpdeel van een stoommachine - ketel, regulatordeel van een stoomschip - ketelruimdeel van een stoomtrein - loc, tenderdeel van een strijkinstrument - bodem, hals, kam, klankbord, klankkast, sleutel, snaar, sordino, strijkstok, toets, deel van een strijkstok - haar, hout, punt, slof, talondeel van een strik - knoop, lusdeel van een stroomgetij - benedenrivierdeel van een stuk - akte, bedrijf, scènedeel van een suite - badinerie, bourree, canarie, chaconne, cosaque, forlane, gavotte, gigue, menuet, musette, passacaille passepied, pavane, rigaudon, sarabande, tamboerin, toccata,tricotetdeel van een syllogisme - conclusie, premissedeel van een systeemkaart - tabdeel van een tabel - kolom deel van een tafel – blad, lade, pootdeel van een takel - gijnblok, talie

deel van een tang - arm, bekdeel van een telefoon - telefoonhaakdeel van een tennisbaan - tradeel van een tennispartij - game, setdeel van een textielfabriek - linnenweverijdeel van een theeservies - borddeel van een toets - weldeel van een toga - befdeel van een toneelstuk - akte, bedrijf, rei, scènedeel van een topgevel - aandakdeel van een touw - tamp, streng, vezeldeel van een traptrede - weldeel van een trein - bagagenet, buffer, coupé, locomotief, noodrem, portier, rijtuig, wagondeel van een trompet - mondstuk, piston, ventieldeel van een tros - tampdeel van een tuin - bed, gazon, grasveld, perk, priëeldeel van een uitlaat - achterpijp, knalpot, pijp, spruitstuk, voorpijp deel van een uur - minuut, sec, teldeel van een uurwerk - ambre, anker, balans, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, knop, minuutwijzer, naald, palrad, pendule, plaat, rad, secondewijzer slinger, slagveer, slagwerk, snek, slagveer, spiraalveer, trommel, uurwijzer, veer, wijzer

deel van een vaartuig - dek, ruimdeel van een vaarwater - rakdeel van een varken - haas, ham, hesp, kotelet, staart, spek, vleesdeel van een vat - duig, hoepel, spongat, sponningdeel van een vereerd persoon - relikwiedeel van een verhaal - clou, climax, epiloog, episode, epistel, hoofdstuk, inleiding, ontknoping, proloogdeel van een verkoop - winstdeel van een vertrek - deur, erker, muur, plafond, punt, raam, vensterbank, vloer, zolderdeel van een vesting - bastion, binnentalud, escarpe, kanteel, muur, poort, ravelijn, rideau, rondeel, tinne, toren, wal deel van een vestingwal - bastiondeel van een vinger - gewricht, koot, lid, nagel, topdeel van een viool - bodem, hals, kam, klankbord, krul, snaar, sleutel, sordino, stok, toetsdeel van een vis – aarsvin, borstvin, kieuw, kop, staart, schubbe, vin deel van een visfuik - kubdeel van een visnet - inkel, keel, kub, vleugeldeel van een vissersvaartuig - keedeel van een visvangst voor de bemanning -bradeel van een vlag - baan, veld, wimpel deel van een vliegtuig - aileron, beuk, buik, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, motor, neus, remklep, romp, staart, staartvlak, vleugeldeel van een vloot - eskader, smaldeel deel van een voet - enkel, hak, hiel, middenvoetsbeentje, teen, wreef, zooldeel van een vork - tand, steel deel van een vrachtwagen - bak, cabine, huif, laadbak, opleggerdeel van een vrucht - klokhuis, part, pit, schil, steel, vruchtvleesdeel van een vulkaan - caldeira, eruptiekanaal, kegel, kegelmantel, krater, kratermond, kraterwal, manteldeel van een vuurwapen - haan, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, velden, vizierdeel van een walvisbaard - baleindeel van een wapenrusting - geweer, harnas, helm, koppel,

-24-

Page 25: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

lans, musket, patroontas, schild, speer, vizier, vuurroerdeel van een wapenschild - kwartier deel van een wasinrichting - blekerij, drogerij, stomerij, strijkerij, wasserijdeel van een watermolen - schepraddeel van een wasmachine - trommel, wringerdeel van een weefsel - cel, draad, inslag, neg, schering, zelfkantdeel van een weegtoestel - arm, as, balk, evenaar, gewicht, hefboom, juk, last, naald, opstap, schaal, wijzerdeel van een werkwoord - deelwoord, participium, stam, uitgang deel van een werphengel - reeldeel van een wervelkolom - atlas, heiligbeen, stuit, werveldeel van een wet – artikeldeel van een wetsartikel - alineadeel van een wiel - as, band, naaf, spaak, velgdeel van een windas - draaispil, handspaakdeel van een windmolen - vang, wieken, zeildeel van een winkel - etalage, kassa, rekken, standaards, toonbankdeel van een woestijn - bajada, duin, oase, plaja, zoutmeerdeel van een woonhuis - appartement, badkamer, douchecel, erker, etage, gang, hal, kamer, kelder, keuken, meterkast, slaapkamer, werkkast, zolderdeel van een woning - geveldeel van een woord - foneem, letter, lettergreep, stam, syllabedeel van een wortel - haarwortel, knoldeel van een wijk - buurt, straat, wegdeel van een zaag - handvat, spanraam, tanddeel van een zeeschip - brug, dek, lounge, promenadedek, ruimdeel van een zeil - rifdeel van een zeilboot - bakstag, bazaan, begijnenra, beretand, berghout, bezaan, boegspriet, bolder, dirk, fok, fokkemast, fokval, gaffeltopzeil, grootbramzeil, helmstok, kop, kiel, klik, kluiver, koekoek, kluisgat, kruismast, kluiver, kluiverval, kluiverleider, lij, mastkoker, nokval, roer, roerhengsel, scheg, schoot, stag, stagfok, stagzeil, stampstok, stamstag, val, vlieger, voorscheg, voorsteven, want, zetboord, zeil, zeilval, zwaarddeel van een zeil oprollen – revendeel van een zelfstandig verhaal - episodedeel van een zendstation - antenne,microfoondeel van een zin - bepaling, bijwoord, bijzin, gezegde, hoofdzin, leesteken, onderwerp, voorwerp, woord, zinsdeel, zinsnededeel van een zolder - zolderkamerdeel van een zuil - kapiteeldeel van een zwaard - blad, gevest, greep, heft, kling, lemmet, lemmerdeel van het alfabet - letterdeel van het ambtsgewaad - bef, stooldeel van het bed -deken, kussen, laken, matras, peluw, sloop, spiraal, spreideel van het bedrijfskapitaal - aandeeldeel van het been - dij, dijbeen, enkel, kuit, kuitbeen, knie, scheen, scheenbeen, teen, voet, wreef deel van het bestek - lepel, mes, vorkdeel van het biljart - bal, band, keu, krijt, laken, leideel van het bovenlichaam - hals, oksel, scalp, skalpdeel van het celplasma - achromatinedeel van het chromosoom - gendeel van het circus - piste, tribunedeel van het correspondentiemateriaal - ballpen, balpen, ballpoint, bloknoot, blocnote, carbon, envelop, papier, pen,, potlood, schrijfmachine, vulpendeel van het daglicht – hemellicht, zonlichtdeel van het dak - balk, bedekking, bint, dakpan, gebint, goot, hanenbalk, kapel, kapgebint, kapspant, koekoek, leer, lijst,

moerbalk, nok, raam, ruiter, spant, stoel, terras, tuin, venster, vorstdeel van het dal - dalbodem, dalwand, glooiing, talud, terrasdeel van het damspel - bord, damschijf, damsteendeel van het delfstoffenrijk - bauxiet, erts, gas, goud, koper, olie, steenkool, tin, zilver, kwikzilverdeel van het dierenlichaam - bek, hoef, klauw, kop, muil, poot, romp, snavel, staart, vleugeldeel van het evenwichtsorgaan - utriculusdeel van het gebit - brug, gehemelteplaat, hoektand, kies, kroon, melktand, oogtand, tand, verstandskies, vullingdeel van het gehemelte - huig, kaak, uvula, werveldeel van het gelaat - gelaat, jukbeen, kaak, kin, koon, lip, mond, neus, neusvleugel, oog, ooglid, oor, slaap, voorhoofd, wang, wenkbrauw, wimperdeel van het geraamte - been, bekken, bot, rib, schede,l werveldeel van het geweer - bajonet, borgveer, greep, grendel, haan, kamer, kolf, korrel, lade, loop, magazijn, patroonhouder, slagpin, sluiter, trekker, tromp, vizierdeel van het gezicht - zie: deel van gelaatdeel van het gezichtsorgaan - hoornvlies, iris, lens, netvlies, oogbal, pupildeel van het hart - hartenbloed, hartklepje, hartspier, hartkuil, linkerboezem, linkerkamer, rechterkamerdeel van het hekwerk - deurtje, draad, gaas, opening, paal, poort, post, raster, reling, spijldeel van het hoofd - gebit, gelaat, haar, kaak, kin, kruin, lip, mond, neus, oog, oor, oorschelp, schedel, slaap, wang, wenkbrauw, wimperdeel van het hooggebergte - dal, del, top, keten, piek, ravijn, rots, spits, steilte, vlakte, watervaldeel van het inwendig oor - aambeeld, doolhof, hamer, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvliesdeel van het jaar - dag, herfst, jaargetijde, kwartaal, lente, maand, najaar, nazomer, seizoen, semester, trimester, voorjaar, voorzomer, week, winter, zomerdeel van het leger - artillerie, bataljon, brigade, commando, compagnie, divisie, genie, groep, infanterie, kavalerie, kompagnie, korps, landmacht, legerkorps, luchtmacht, marine, militie, peleton, regiment, sectie, stoottroependeel van het lichaam - arm, been,borst, bovenarm, bovenlijf, buik, hals, hand, hart, heup, hoofd, keel, leest, lendenen, lever, lid, lies maag, milt, nek, oksel, onderlijf, rug, slokdarm, stuit, torso, voetdeel van het lichaam tussen onder- en bovenlijf – middeldeel van het maagsap - maagzuurdeel van het middenoor -aambeeld, kamer, stijgbeugel, trommelvlies, voorhofdeel van het Midden-Oosten - Arabië, Irak, Irandeel van het onderlichaam - been, bil, dij, enkel, hiel, knie, kruis, kuit, lies, scheenbeen, teen, voetdeel van het oog - corona, hoornvlies, iris, lens, lid, netvlies, oogbal, ooglid, retina, traanklier, wenkbrauw, wimperdeel van het oor - aambeeld, doolhof, hamer, lel, oorbuis, oorlel, schelp, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvliesdeel van het orgel - klavier, manuaal, pedaal, positief, pijp, register, speeltafel, zwelkastdeel van het parlement - afgevaardigde, fractie, gekozene, kamer, lid, partij, senaatdeel van het pentateuch – Deuteronomium, Exodus, Genesis, Leviticus, Numerideel van het priesterlijk parament - stooldeel van het reglement - art., artikel, clausule, paragraafdeel van het reukorgaan - neusbeen, neusgat, neuspunt, neusvleugel, tussenschotdeel van het roer - blad, klik, roerpen, schacht

-25-

Page 26: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deel van het scheepstuig - ra, want, tuigagedeel van het schoeisel - hak, hiel, neus, punt, riem, veter, zooldeel van het schooljaar - semester, trimesterdeel van het skelet- opperarmbeendeel van het slot - binnenplaats, brug, gracht, kanteel, kelder, muur, poort, toren, vertrekdeel van het spijsverteringskanaal - darm, maag, slokdarmdeel van het station - bagageruimte, hal, loket, perron, restauratie, restauratiezaal, spoor, wachtkamerdeel van het strottehoofd - adamsappeldeel van het theater - deur, foyer, loge, podium, toneel, zaaldeel van het theeservies - kopje, lepel, lepelvaasje, melkkan, schoteltje, suikerpot, theepotdeel van het toneeldecor - coulisse deel van hetuitwendig oor - lel, schelpdeel van het tuig - broek, gareel, halter, hoofdstel, leidsel deel van het vistuig - dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, schepnet, sim, snoerdeal van het voertuig - as, band, chassis, cilinder, klep, krukas, lager, motor, rem, ruit, stuur, vliegwiel, wiel, zuiger deel van het vogelkleed - pen, pluimage, veerdeel van het weefgetouw - palei, paleibalk, paleiriem, plei, poleideel van het zeefbeen - hanekamdeel van het zeiltuig - dirk, fok, mast, schoot, stag, steng, valdeel van het zonnestelsel - aarde, maan, planeten, planetoïden, sterren, sterrenbeeldendeelbaar - divisibeldeelcel - merocytdeelgenoot aan vereniging - liddeelhebben aan - participerendeelhebber - aandeelhouder, compagnon, participant, partner, vennootdeelhebbers - partes, posterioradeellijn - bissectrice, bissectrix, hoogtelijn, middelloodlijn, zwaartelijndeelnemen aan iets - meedoendeelnemen in iemands verdriet - medelevendeelnemer aan een betoging - manifestantdeelnemer aan een debat - debaterdeelnemer aan een wielerwedstrijd - stayerdeelnemer aan een zeker spel - dammer, bridger, kaarterdeelnemer aan snelheidswedstrijd - racer, coureurdeelneming - compassie, condoleance, deelname, participatie, sympathiedeelneming gevoelen - sympathiserendeelneming tonen - belangstellendeelpunt - splitsingspuntdeels - gedeeltelijk, half, partieeldeelstaat - kantondeelstaat in Maleisië - Negaradeelstaat van India - Nagalanddeelstreep - afbeelding, bladwijzer, breukstreep, indexdeelstuk - gedeeltedeelswijze - partieeldeelteken - tremadeeltje van een atoomkern - protondeeltje van een hobo - rietdeeltje van een stof - vezeldeeltje van wol - vlokdeeltjes die men niet ziet met ultra-microscoop – amicronendeeltjesversneller - cyclotrondeelweefsel - meristeemdeelwoord - participiumdeemoed - berouw, eenvoud, nederigheid, onderworpenheid, ootmoeddeemoedig - berouwvol, eenvoudig, kruiperig, nederig,

onderdanig, onderworpen, ootmoedig, slaafs, soumisdeemoedig vragen - bedelendeemoedigen - vernederendeemoedigheid - nederigheid, ootmoeddeemster - donker, duister, duisternisdeemsterig - donker, neveligDeens aardkundige - StenoDeens amtshoofdstad - 4 Ribe, Soro5 Arhus, Ronne, Vejle6 Abenra, Alborg, Odense, Roskilde8 Hillerot, Nykobing, Roskilde10 RingkobingDeens beeldhouwer - ThorwalsenDeens chemicus - BohrDeens componist - Bentzon, Berggreen, Bruhns, Gade, Jeppesen, Riisager, SchytteDeens Eiland - Aerö, Amager, Anholt, Bornholm, Falster, Funen, Langeland, Lapland, Lolland, Mön, Saltholm, Samsô, Seeland, SjaellandDeens fysicus - BohrDeens historicus – ArupDeens koningsgeslacht - EstrididenDeens natuurkundige - OerstedDeens paard - draverosDeens parlement - folketingDeens schiereiland - Amager, JutlandDeens schrijver - Aakjaer, AndersenDeens sprookjesdichter - AndersenDeens taalkundige - Hjelmslev, RaskDeens theoloog - KierkegaardDeense dieptemaat – favnDeense dog - molosDeense drank – aquavitDeense eerste kamer - LandsthingDeense haven - Aarhuus, Esbjerg, KopenhagenDeense hond - dogDeense hoofdstad - Kobenhavn, KopenhagenDeense koning - 3 Dan4 Erik, Gorm, Knut, Olaf, Sven5 Johan, Niels6 Herald7 Godfred8 Frederik, Waldemar10 Christiaan11 ChristoffelDeense letterkundige - PontoppidanDeense Luchtvaartmaatschappij - Danair Deense munt - krone, kroon, öreDeense plaats - zie plaats in DenemarkenDeense poolreiziger - RasmussenDeense Provincie - amtDeense schilder - AggerDeense schrijver - DonsDeense sprookjesverteller – AndersenDeense staatsman - StruenseeDeense stad - Aalborg, Aarhus, Esbjerg, Kopenhage, Odense, RibeDeense vlag - Danebrogdeerlijk - bedroevend, danig, ellendig, erg, geducht, jammerlijk, schrijnend, ziekelijk (gew), zeer, zwak (gew) deerlijk gehavend - ontrampeneerddeerlijk verzwakt - uitgeputdeern - dochter, hier, jongedochter maagd, maagdelijn, meid, meisje, mokkel, vrijster

-26-

Page 27: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deerne - meid, sloerie deernis - begaan, bewogenheid, compassie, ellende, erbarmen, erbarming, mededogen, medegevoel, medeleven, medelijden, ontferming, ontroeringdeerniswaardig - beklagenswaardig, pitoyable, zieligdeerniswekkend - beklaaglijk, deerniswaard(ig), defalcatie delaitistisch dom, ellendig, erbarmelijk, hartbrekend, jammerlijk, meelijwekkend, mismoedig, moedeloos, piteus, rampzalig, stakkerig, stom, zieligdefalcatie - korting, minderingde facto - feitelijk, werkelijk defaitisme - moedeloosheld, vertrouwenloos defaitistisch - mismoedig, moedeloos, vertrouwenloosdefecatie - ontlasting, stoelgang defect - beschadigd, beschadiging, caduc, feil, gebrek, gebroken, geschonden, kaduuk, kapot, mankement, ondeugdelijk, onklaar, storing, stukdefectief - gebrekkig, ontbrekend, onvolledigdefensie - afweer, verdediging, verweer, weermachtdefensief - afwerend verdedigend, verwerenddefensief verband - NATO, NAVO, SEATO, ZOAVO, Warschau-pactdeferentie - achting, eerbied, onderscheiding, ontzag deferentitis - funicullitisdeficiëntie - gebrek, tekortdeficiëntie-ziekte - avitaminosedeficit - gemis, kastekort, manco, tekortdefilé - bergpas, corso, optocht, paradedefiniëren - bepalen, omlijnen, omschrijvendefinitie - begripsbepaling, bepaling, omschrijvingbegripsomschrijving definitief - afdoende, blijvend, finaal, positief,uiteindelijk, vast, voorgoed, zeker definitief zijn - vaststaandefinitieve regeling - beslagdeflatie - waardevermeerdering deflegmatie - condensatiedeformeren - vervormen, misvormen deformatie - misvorming, vervormingdefraudant (Fr.) - bedrieger, belastingontduiker, smokkelaardeftig - aanzienlijk, achtbaar, afgemeten, chic, doctoraal, eerwaardig, ernstig, fatsoenlijk (Z.N.), fier, gegoed, gekleed, gewichtig, grandig (barg.), grave, honorabel, hoofs, imposant, officieel, parmantig, plechtig, pompeus, prat, serieus, sjiek, statelijk, statig, stijf, voornaam, vormelijk, waardig, wellevend deftig, geleerd - doctoraaldeftig woord voor reeds - alreeds. alrededeftig en fier - parmantigdegtig kleed - gewaaddeftig kostuum - smokingdeftig rijtuig - galakoetsdeftig woord voor reeds - alrede, alreedsdeftige bril - lorgnondeftige dame - douairière, freule, matrone, vrouwedeftige dans - sarabandedeftige danspartij - galabal deftige en bedaagde dame - matronedeftiger dan eer - aleerdeftige tijdsbepaling - stond, stonde. uredeftige vrouw - dame deftige wijk in Londen - Mayfair deftigheid - air, aristocratie, graviteit, noblesse, plechtigheid, plechtstatigheid, statie, statigheid, voornaamheid, waardigheiddégagement - dienstgangde geboorte betreffend - nataaldegelijk - betrouwbaar, beproefd, braaf, bruikbaar, degelijk,

deugdelijk, deugdzaam, duurzaam, eerlijk, fidel, funk, gedegen, geducht, goed, grondig, hecht, keurig, rondig, solide, stevig, terdege, tof, waarlijkdegelijk voedsel - erwtensoep, hutspot, snert, stamppot, winterkostdegelijke kennis - kundedegelijkheid - boniteit, gedegenheid, hechtheid, soliditeit, sterktedegelijke kennis - kundedegelijk en goed - primadegelpers - drukpersdegen - dagge, fleuret, floret, kling, rapier, sabel, schermwapen, zwaarddegen (Sp.) - espadadegene aan wiens order een wissel is gesteld - nemerdegene die bekeurt - verbalisantdegene die op betaling aandringt - manerdegene wiens orderwissel gesteld is - nemerdegeneratie - achteruitstelling, decadentie, ontaarding, terugzetting, verbastering, verdorvenheid, verlaging, verval degenereren - ontaarden, verwilderendegenhanger - bandelie, ceintuurr, koppel degenkwast - dragon, troeteldegenstok - stekade, wapenstokdegenvis - pijlstaartrogde gewoonte hebben - plegen de grondbeginselen omvattende - elementairde grote hoop - gros de grote massa - publiekde grote wereld - monde, society de hand lezen - waarzeggende helft - halfde hielen lichten - vluchtende hoogste waarde - maximumde jongere - jr. junior de jure - rechtensde knop aan horloge - remontoir de lezer heil - l.s.de mensen - men de moed benemen - ontmoedigen de naam betreffende - nominaal de onbekende - n.n. de Oost - Indiëde openbare mening - men de oudere - senior, sr. de vijf boeken van Mozes - Pentateuchdegoutant (Fr.) - afschuwelijk, onsmakelijk, walgelijkdagoûtant - afschuwelijk, onsmakelijk, walgelijkdegradatie - achteruitgang, achteruitstelling, terugstelling, terugzetting, verlagingdegraderen - achteruitstellen, terugstelllen, terugzetten, verlagen degoût (Fr.) - afkeer, walgingdegressie - afneming, dalingdegressief - afnemend, dalenddehydrateren - ontwaterendehydreren - drainerendehydrogeneren - oxyderendeïficatie - vergoddelijkingDei Gratia - D. G.deiktisch - aanwijzenddeimt - dagmaatdein - stijfkopdeinen - golven, kabbelen, wiegelen, wiegen deinen van water - kabbelendeiner - stijfkop

-27-

Page 28: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deining - beroering , beweging, branding, drukte, golfbeweging, golving, onrust, opschudding, remous, rolling, rumoer, trammelant, wiegeling, zeegangdeinmachine - jiggerdeinoor - stijfkopdeinzen - afgaan, teruggaan, weggaan, wijken deinzing - aftocht, terugwijkingdejeuneetje - ontbijtsteldejeuner (Fr.) - koffiemaal, lunch, ontbijtdejeuneren - lunchende jongere – juniorde juiste maat - passenddejure - rechtensdek - bedekking, deken, kleed, laken, plaid, scheepsvloer, sneeuwdek, sneeuwkleed, sprei, wade dek om de benen te warmen - plaiddek over een bed - sprei, sierdekende kat uit de boom kijken - wachtendek van verschillende lapjes - bedelaarsdeken, lappendeken dekaliter - daldekbalk - architraaf, sloof dekbed - bovenbed dekblad – plaat, schutblad de keerkringslanden - tropendeken - beschutting, decaan, decanus, dek, dekkleed, doyen, hoofd(man), oudste, overman, overste, paardedeken, plaid, priester, reisdeken, sierdeken, sprei, tienman, winterdeken, zomerdekendeken der Mexicaanse ruiters - sarapedeken van verschillende lapjes - bedelaarsdeken, lappendekendekenvlag - flabdeken, wollen - plaid, sarg(i)e, sergedekgroen - chromaatgroendekken - afsluiten, bedekken, behoeden, beschermen, beschutten, bespringen, bevruchten, goedmaken, schutten, verbergen, vergoeden, waarborgendekking - bedekking, bescherming, beveiliging, bevruchting terreinverheffing, zekerheiddekkleed - couverture, dek, deken, hoes, kleed, plaid, presenning, sprei, tafellaken, wagenzeil dekkleed op bed - spreidekkleed van paarden - maankap, schabrakdekknecht - runner deklaag - bovenlaeg deklaag van de hoornwand van een paardehoef - glazuurlaagde klankladder zingen - solfeggiëren, solmiserende klemtoon leggen - accentuerendeklijst - neuslijstdekmantel - façade, masker, mom, schijn, voorwendseldeknaam - pseudoniem, schuilnaamdek op bed - dekendek op matras - lakendekplaat - sluitsteen, vloersteen, vloertegel, zerkdekplaat van een kapiteel - abacusdekplaatje - schubdekriet - dakbedekking, glui, glei, gleis, halrietdekschild - vleugelschild dekschoor - dekstijldeksel - afsluiter, afsluiting, hul, klap, klep, lid, sluiting deksel boven de onrust in een uurwerk - kalotdeksel of klep - luikdeksel van een doodkist - roefdeksel van een miskelk - panteendeksels - bliksems, donders, drommels, duivels, verdomd, verduivelddekstier - rijstier, springbul

dekbed - bovenbeddekblad - bovenblad, schutbladdekstoel - mailstoeldekstof - mineraaldekstro voor planten - mulchdekstuk - dakdekstuk van een cementen put - kruinstukde kuierlatten nemen - vluchtendek van verschillende lapjes - lappendekendekverf - meniedekvogeltje - baardmeesdekvrucht - bovenvruchtdekwerk - blinderingdekwit - litopoondekzwabber - stormstagzeilde kunst van waarzeggen - mantiek de kunst van Klein-Azie - Levantdekwerk - blinderingdel - corrosiedal, dal, duinvallei, flap, flard, kuil, laagte, lellebel, slet, slons, vallei, voddel tussen twee banken langs de kust - muide laatse wedstrijd - finalede landingsplaats van Noach - Araratdelatie - aanbrenging, verklikkingDelaware, hoofdstad van – Doverdeleator - weglatingstekendelegatie - afvaardiging, commissie, deputatie, opdracht, overdrachtdelegeren - afvaardigen, deputeren, overdragendelen - doorhakken, halveren, rekenen, scheiden, splijten, splitsen, verdelendelen (med.) - schismadelen van een etmaal - urendelen van de provincie Groningen - Ommelandendelen van een legering - gehalte, karaatdelen van lichaam - leden, ledematen, organendelf - gracht, greppel, slootdelfhamer - pikhamerdelfinium - ridderspoor delfisch - orakelachtig, raadselachtigdelfplaats - groeve, mijndelfplaats van een steensoort - marmergroevedelfster - graafsterdelfstof – aardolie, amaril, bariet, bauxiet, bruinsteen, edelgesteente, edelsteen, erts, gesteente, gips, git, glimmer, gneis, goud, grafiet, graniet, griffellei, koln, kopererts, lei, mangaan, meerschuim, mergel, metaal, mica, mineraal, natron, nefriet, oer, paragoniet, radium, salpeter, smergel, spaat, spiegelerts, spiegelspaat, steen, tin, uraan, uranium, veldspaat, ijzer, zilverzwavel, zwaveldelfstof voor kunstvoorwerpen - jadedelfstof die metaal bevat - ertsdelfstofbeschrijving - mineralografiedelfstoffelijk - mineraaldelfstoffenrijk - mineralenrijkdelfstofhoudend – mineraaldelfstof van Banka - tin delfstofkunde - mineralogie delfstofkundig - mineralogischdelfstofkundige - mineraloog Delftenaar - kalfschieterDelfts aardewerk - plateelDelftsblauw - plateelDelfts orakel - GrotiusDelftse plateelsoort - clapmutDelfts schilder - Vermeer

-28-

Page 29: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

delfwerk - graafwerkdelg uit - dele (Lat.)delgen - afbetalen, aflossen, amortiseren, mortificeren, tenietdoen, voldoendelgen door betaling van schulden - amortiserendelging - afbetaling, aflossing, vereffeningdelging van een schuld - amortisatie delgingsfonds - amortisatiefonds delguit - deleDeli, stad in - Medandeliberatie - beraadslaging, overleg, overweging, redenering, weegschaaldelibereren - afwegen, beraadslagen, overleggen, redeneren,delicaat - broos, delicieus, frêle, fijn, gevoelig, fijn voelend, hachelijk, heerlijk, kies, kieskeurig, lekker, moeilijk, nauwnemend, netelig, te(d)er, teertjes, tenger, welsmakend, welsprekend, zwak delicatesse - fijnheid, fijnkost, kiesheid, lekkernij, tederheidde lichtste kleur - witdelicieus - déli, (over)heerlijk, kostelijk, verrukkelijkdelict - misdaad, misdrijf, misstap, overtreding, vergrijp delimitatie - afbakening, begrenzing, grensbepalingdelimiteren - afbakenen, begrenzen delineatie - afbakening, grondtekening, omlijning, plan, schets, tekeningdeling - deelsom, divisie, halvering, scheiding, schisma, verdeling delingsuitkomst - quotient delinquent - boosdoener, dader, misdadiger, overtreder, schuldige delireren - ijlendelirium – dronkemanswaanzin, razernij, waanzin, waanzinnigheid, ijlkoortsdelirium tremens - dronkemans waanzindellig - deluwdelling - glooiing, kuil, laagte, putdel of slet - sloeriedeloyaal - oneerlijk, onoprecht, ontrouwdelta - rivierarmdeltavormig - deltoïdeusdelte - hooischelf, hooizolderdeluw - beschutdelven - graven, opgraven, rooien, (uit)spitten, woelen, wroeten delver - graver, spitter de maat opnemen - opmetendemagnetiseren - degaussen, relegatie, verbanningdemagogie - volksbedrog, volksmisleiding, volksverleiding de man die de kosten mag dragen - Sijmendemagogie - volksbedrog, volksmisleidingdemagogisch - oproerstokenddemagoog - opruier, stoker, tiran, volksbedrieger, volksleider, volksmenner, volksmisleiderdemarcatie - afbakening, grens, grensscheiding, demarcatielijn - grenslijn, scheidingslijn, grenslijndemarcatietroepen - grenstroependemarche - poging, stapdemarkeren - afbakenen, delimiteren, ontmaskeren, ontsnappendemarreren - uitlopen, versnellendemaskeren - ontmaskerendematerialisatie - ontstoffelijkingdemee - temet de mensen - publiekde mensenmoordenaar onder de paddenstoelen - amanietdement – afgetakeld, zwakzinnigdementeren - logenstraffen, ontkennen, tegensprekendementi – loochenen, logenstraffing, loochening

dementie - aftakelingdemi - herenjas, overjasde mindere – minordemimondaine - courtisanedemissie - ontslag demissionair - aftredend demitteren - ontslaandemiurg - wereld bouwerdemocratie - volksregering de moed benemen - ontmoedigende moed hebben - durvende moeite waard - lonenddemografie - volksbeschrijvingdemolitie - afbraak, slopingdemon - belzebub, droes, duivel, duivelskind, geest, ikker, monster, nikker, satan, slechtaard, spook, wezen demon in wolfsgedaante - fenrir, fenris, fenriswolfdemon van de Annamieten - malaidemonie - bezetenheiddemonisch - diabolisch, duivels, sardonisch, satanischdemonisch wezen - sirene demonstrant - betoger demonstratie betoging, show demonstratie bij het schermen - assautdemonstratief - aantonend demonstratieve bijeenkomst - toogdagdemonstreren - aantonen, aanwijzen, betogendemontabel - uitneembaardemontage - ontmanteling demonteren – ontmantelen, slopendemoraliseren - afstompen, ontmoedigendempen - afzwakken, bedwingen, dichtgooien, dichtmaken, dimmen, doven, onderdrukken, plempen, plompen, temperen, volgooien, uitmaken, volstorten, vullendempen van licht - dimmendempen van vuur - smorendemper - dimmer, (muz) sordino demper bij muziekinstrument - etouffoir, sordino, sourdinedemper bij vuurwapen - knaldemperdempingsvlak - stabilodempig - aamborstigdemulgeren - ontmengenden - bergvloer, bergzolder, dorsvloer, sparden lezer heil (Lat.) - l.s.de naam betreffende - nominaaldenappel - dennekop, dennepeer, pijnappel denarius (Rom.) - zilvermunt denderen - daveren, dreunen, schokken, rammelen, trappelendenderend - geweldig, heerlijk, knal, prachtigdendriet met afbeeldingen van planten, dieren enz. – nemolietdendrograaf - boombeschrijverdendrologie - boomkundeDenemarken, eiland behorende tot - 3 Als, fyn4 Aerö, Fanö, Manä, Moën, mors, Romö5 Alsen, Funen, Laëso6 Amager, Anholt7 Faeroër, Falster, Laaland, Lolland, Seeland8 Bornholm9 Groenland,Langeland, SlaellandDenemarken, stad in - Aarhus, Kopenhagen, Odensedengue - knokkelkoortsdenigreren - geringschatten, kwaadspreken, zwartmakende nieuwe volkenbond - UNO, VNdenim - katoen

-29-

Page 30: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

denk - meningdenkbaar - bestaanbaar, denkbeeldig, mogelijk, voorstelbaar denkbeeld - beeld, begrip, beschouwing, besef, droombeeld, dunk, gedachte, idee, inval, mening, notie, opvatting, plan, utopie, verbeelding, voornemen, voorstelling, zinsbegoochelingdenkbeeldig - abstract, fictief, ideaal, ideëel, illusoir, ingebeeld, imaginair, irreëel, onecht, onwerkelijk virtueel, visionair, verzonnen denkbeeldig boze man - boemandenkbeeldig gebied - sfeer denkbeeldig gelukkige staat - Utopiadenkbeeldig land - Lilliput, Luilekkerland, Utopiadenkbeeldig punt aan de horizon - zenitdenkbeeldig spook - boemandenkbeeldige cirkel om de aarde - equator, evenaar, keerkring, linie, meridiaan, parallel, poolcirkeldenkbeeldige lijn - equator, evenaar, grens, meridiaan, r.g.denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde diepte - isobaatdenkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde hoogte - contour, hoogtelijn, isohypse denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde luchtdruk - isobaardenkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde temperatuur - isothermdenkbeeldige lijn over plaatsen met even grote afwijking van de kompasnaald - isogoondenkbeeldige lijn over plaatsen met even grote versnelling van de zwaartekracht - isogammedenkbeeldige lijn over plaatsen waarbinnen eenzelfde taalverschijnsel voorkomt - isoglossodenkbeeldige lijn over toestanden met dezelfde entropie (natuurk.) - isentroopdenkbeeldige lijn over toestanden met hetzelfde volume (natuurk.) - isochoordenkbeeldige lijn tussen in evenwicht verkerende toestanden (natuurk.) - nodenlijndenkbeeldige spil - aardas denkbeeldige staat - Utopia denkbeeldige stof die bij verbranding ontwijkt - flogistondenkbeeldige winst - imaginairdenkelijk - misschien, mogelijk, vermoedelijk, waarschijnlijk, wellichtdenken - menen, mijmeren, onderstellen, oordelen, peinzen, piekeren, vermenen, vermoedendenken aan – herinnerendenken en leven als één beschouwend - exiphentieeldenken over - nadenken, zinnendenker - filosoof, geleerde, intellektueel, Plato, peinzer, wijsgeer, wijsgerige, Zeno denkkracht - intelligentiedenkleer - logica, noëtica, redeleer, redeneerkunstdenkrichting - stromingdenkrichting die alles aanvaardt wat met het verstand kan worden begrepen - rationalismedenkrichting die alles beoordeelt naar het nut voor de mensen - utilitarismedenkrichting die leert dat alle kennis betrekkelijk is - relativismedenkrichting die leert dat ervaring de enige bron is van alle kennis - empirismedenkrichting waarin alle nadruk valt op het individu en zijn bestaan - existentialismedenksport - dammen, kaarten, puzzelen, schakendenkstoornis - dwalingdenkverlegenheid - aporiedenkvermogen - brein, denkkracht, denkwerk, doorzicht,

hersenarbeid, intellekt, intelligentie, inzicht, logos, ratio, rede, verstanddenkverlegenheid - aporie denkwijze - gevoelen, idee, mening, mentaliteit, oordeel, opinie, opvatting, psyche, richting, sentiment, tijdgeest, zienswijzedenkwijze als levensopvatting - bolsjewismedenkwijze die zich niet aan de wetten wil onderwerpen - antimonismedenkwijze in een bepaalde periode – tijdgeestdenk-en voorstellingsvermogen - geestden lezer heil - (Lat.) L.S. dennenappel - naaldgewasdennenboom - den, naaldboom, pijnboom dennenbos - naaldbos, pijnbos dennenhout - grenedennekop - denneappel, pijnappeldennemoorder - dennewortelzwam denneolie - kienoliedennepaal - perkoen, perkoenpaaldennepapegaai - kruisbekdennenpijnboom - mastdennestam gedeeltelijk vierkant beslagen - ellen(s), jufferdennewortelzwam - dennemoorderdenning - moutzolderdenominatie - naamgeving, sektedenonceren - aangeven, kennisgeven, verklikkendensimeter - dichtheidsmeter densiteit - dichtheid dentaal - tandletter dentist - tandarts, tandheelkundige denudatie - blootlegging, ontblotingdenunciateur - aanbrenger, aangever, verklikker, verraderdenunciëren - aangeven, verklikkenden voor kerstfeest - kerstboomdeodorant - reukwaterdeontologie - plichtenleerde oudere - major, seniorde oudste brieven hebben - voorrangdepartement - Dep., Dept.,gewest, ministerie, provinciedepartementshoofd (Fr.) - prefect departitie - omslag, overslag depêche (Fr.) - bericht, mededeling, telegramdependance - bijgebouw, filiaal dependentie - afhankelijkheid dependeren - afhangende plaat poetsen - vluchtendeplorabel - betreurenswaardig, jammerlijkdepilatoria - ontharingsmiddelendeplaceren - extraheren, uittrekkendepletie - ledigingdeployeren - ontwikkelendeponent - bewaargeverdeponeren - neerleggen, neerzetten, overleggen, plaatsendeportatie - relegatie, verbanning deportatie naar overzeese gebiedsdelen - relegatie deportatieoord - bagno, concentratiekamp, strafkoloniedeporteren - wegvoeren depositie - getuigenis, verklaring deposito - inbewaargeving, inlegdepot - agentschap, arsenaal, bergplaats, bergruimte, bewaargeving, bewaring, bezinksel, filiaal, magazijn, nederlaag, opslagplaats depot van legergoederen - dumpdepotwinkel - filiaaldepouilleren - beroven, uitkleden

-30-

Page 31: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deppen - betten depravatie - ontaardingdepreciëren - devaluerendepreciatie - waardevermindering, geringschatting depressie - bekken, crisis, gedruktheid, inzinking, kommer, melancholie, onderdruk, storing, zwaarmoedigheiddepressie van de horizon - kimduikingdepressief - neerslachtig depressieverschijnsel - barometerdaling, bewolking, mist, regen, stormdeprimeren - neerdrukken, ontmoedigendeputaat - afgevaardigde deputatie - afvaardiging, bezending, delegatie deputeren - afvaardigen, delegeren deraillement - ontsporing derailleren - hinderen, ontsporen, storen derailleur - fietsversnellingderangeren - afsluiten, belemmeren, beletten, eindigen, hinderen, onderbreken, ontrieven, ophouden, staken, storen, ontrieven, tegengaan, uitscheiden, verbreken, verhinderen, vernietigen, versperren, verstoren, verwoestenderde - buitenstaander, tertium derde (het) - tertiairderde jaargetij - herfstderde letter van het Griekse alfabet - gammaderde maag - bladmaag, boekmaag, boekpensderde maag van herkauwer - boekmaagderde maand - lentemaand, maart,derde maand in het republ. jaar in Frankrijk - rijpmaand, trimairederde macht - kubiekderde naamval - datief, dativus derde part - derde deelderdepartij in een strijkkwartet - alt(viool)derde persoon - het, hij, zijderde planeet van ons zonnestelsel - aarde derde prijs - bronsderde seizoen - herfst, najaarderde stand - bourgeois, bourgeoïs, burgerij, poortersderde toon van de grondtoon af - tertsderde toon van de toonladder - mi derde wissel - tertiaderde woord in sprookjes - eensderde zondag in juni - vaderdagderde zondag na de vasten - oculiderde zoon van Adam - Sethderde zoon van Jacob en Lea - Levi derdepart - derdedeel deren - beletten, hinderen, kwaaddoen, kwetsen, schaden, verdrieten, verwonden, wonden derf - klef, ongaardergelijk - danig, diergelijk, dusdanig, overeenkomstig, soortgelijk, zodanig, zoiets, zulk dergelijk voorwerp - zoietsdergelijke - derg, dgl, soortgelijkderhalve - bijgevolg, daardoor, daarom, des, deswege, dies, dus, ergo, igitur, mitsdien, vandaar, zode rit uitzitten - volhardenderivaat - afgeleide, afleiding derivaat van aardolie - benzinederivaat van kinine - euchininederrivaat van petroleum - vaseline derivatie - afgeleid, afleidend, afleiding, afwijking, woordafleidingderma - huiddermate - diermate, dus, dusdanig, zo, zodanig, zulks

dermatologie - huidgeneeskunde dermatoloog - huidarts dernier - laatstederogatoir - afschaffend, vernietigendde ronde doen - omlopenderrick (Eng.) - boortorenderrie - bagger, blubber, darg, darink, drek, modder, slijk, slik, veen, vuilderrière - achterste, achterwerk, billen, kont, zitvlakdertien - boerendozijn, ongeluksgetal dertien dagen na Kerstmis - Driekoningendertien regelig gedicht - rondeel dertienavond - driekoningen, Epifaniedertiendag - Driekoningen, Epifaniedertiende toon van de diatonische toonladder - tredecimadertiger - volwassenedertig hectoliter - last dertig hl rogge - roedertigponder - zoldernagelderven - missen, ontberen, verliezen derving - gebrek, gemis, ontbering, tekortderving van rente - renteverlies derwaarts - daarheen, ginds derwijze - zo, zodanig, zozeerderwisj - (bedel)monnik des - daarom, derhalvedus, drukte, dus, ergo, leven, plezierdesa - kampongzie dessadesalniettemin - toch, evenwel, nochtansdesastreus - heilloos, noodlottig, rampspoedig, rampzalig vernietigend desavoueren - wraken, loochenen desbetreffend - adhoc, daartoeDescartes. Beroems werk van - Geometriedescedent - afstammeling, descendentie - afstamming, nakomelingdescendentieleer - afstammingsleer, transformatietheorie, transmutatietheoriedescriptief - beschrijvenddes duivels - helsdesem - gist, zuurdeegdes namiddags (afk) - pm (post meridiem)des te eerder - geredelijk, gereder,des te minder - veelmindes voormiddags - amdeserteren - drossen, overlopen, weglopen deserteur - drosser, glipper, overloper, wegloperdesesperen - wanhopen desgelijks - dito, (even)zo, idem, iddeshabillë - achtgewaaddesideratum - wens, verlangen de sigaar zijn - pineutdesignatie - aanwijzingdesillusie - ontgoocheling, strop, tegenvaller, teleurstellingdesinfecteren - ontsmetten desinfecterend - antiseptischdesinfecterend middel - alcohol, antisepticum, carbol, carboline, carbolineum, carbolzuur, formaline, jodium, lysol, paraform, phenol, formol, sublimaatdesinfecterend mondwater - odol desintegratie - splitsing desintegrator - slingermolendesintegreren - splitsen, uiteenvallendesistement - afstand, intrekkingdesisteren - intrekkendeskundig - abel, bedreven, bekwaam, capabel, ervaren, expert, kenner, onderlegd, specialist

-31-

Page 32: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deskundig leider - supervisordeskundig onderzoek - expertise deskundig onderzoek van de vingertoplijnen - dactyloscopiedeskundig raadgever - consulentdeskundig speurwerk - researchdeskundige – autoriteit, competente, consulent, expert, insider, kenner, meester, onderlegde, specialist, vakman, deskundige arbeider - vakmandeskundige inzake bacteriën - bacterioloogdeskundige inzake delfstoffen - mineraloogdeskundige op het gebied van de zielkunde - psycholoogdeskundige op het gebied van de zielsziekten - psychiaterdes namiddags - p.m.desniettegenstaande - desniettemin, echter, evenwel, maar, tochdesnoods - eventueeldesolaat - bedroefd, berooid, droevig, evenzogoed, failliet, ontrederd, ontroostbaar, troosteloos, verlaten, weliswaar, woestdesondanks - desalniettemin, desniettemin, echter, evenwel, niettemin, nochtans, toch, trotsdesorde - verwarring, wanordedesorder - wanorde, verwarring desorganisatie - ontbinding desoxydatie - reductiedespectief - geringschattenddesperaat - hopeloos, radeloos, wanhopigdesperado - waaghals, wanhopige despoot - alleenheerser, autarch, autocraat, dictator, diktator, dwingeland, gebieder, heerser, machthebber, onderdrukker, overheerser, tirandespotisme - alleenheerschappij, dictatuur, dwingelandijdesquamatie - afschilferingdessa - kampong dessajongen - koetjiahdessert - gebak, fruit, kaas, nagerecht, naspijs, pudding, toetje, toespijs, vla dessertvrucht - ananas, meloen, peer, perzik, druif, pruim, noot.dessin - ontwerp, patroon, tekening dessin van kleine ruitjes - pepitadessous - achtergrond, lingerie, ondergoedde sterren betreffende - astraaldestijds - indertijd, toen, toenmaals, toentertijd, voorheenvroeger destilleerkolf - alambiek, kolffles, kromhals, retort distileren - brouwen, slijten, stokendestinatie - beschikking, bestemming, doel, lotdestineren - beschikken, bestemmen destroyer - torpedobootjager destructie - vernietiging, verwoestingdestructief - vernietigend, verwoestenddestijds - eertijds, indertijd, toen, toenmaals, toentertijd, voorheen, voormaalsdetachement - troepenafdelingdetacheren - legeren, stationerendetachering - legering, stationeringdetacheringstijd - stage, stagiaatdeswege - daarom, vandaar detail - bijzonderheid, finesse, klein, onderdeeldetailhandel - kleinhandel detaillist - kleinhandelaardetailprijs - kleinhandelprijs detective – onderzoeker, politiespeurder, rechercheur, rus, speurder, stilledetective, nodig voor - combinatievermogen, deductievermogendetectiveroman - speurdersromandetectiveschrijvers - Baantjes, Ivans, Simenondetective uit Havank - Carlier, Schaduw, Silveredetentie - opsluiting, hechtenis, gevangenisstraf

detergens - wasmiddeldeterminatie - bepaling, besluit, vaststellingdeterminatief - bepalend, bepalingaankondigenddetermineren - bepalen, bestemmen, vaststellendeterminisme - noodwendigheidsleerdetestabel - afschuwelijk, verfoeilijkde toekomst voorspellen - waarzeggendetonatie - explosie, ontploffing detonator - ontplofferdetoneren - exploderen, ontploffen detremperen - onthardendetriment - nadeel, schade detritie - ablatiedeugd - braafheid, eerlijkheid, goedheid, rechtschapenheid, virtus, zedigheid deugdelijk - afdoend, beproefd, betrouwbaar, bondig, braaf, bruikbaar, degelijk, eerlijk, excellent, geducht, gegrond, geldig, geschikt, gezond, goed, grondig, krachtig, kredietwaardig massief, opperbest, prima, probaat, safe, stevig, valide, solide, uitstekend, vast, werkelijk, zekerdeugdelijkheid - boniteit, eminentie, fermiteit, flink, grootheid, kwaliteit, perfectie, soliditeit, zekerheiddeugden in praktijk brengen - oefenendeugdleer - aretologiedeugdzaam - betrouwbaar, braaf, braafheid, bravigheid, degelijk, deugdelijk, deugdelijkheid, deugdzaamheid, eerzaam, geschikt, goed, oppassend, plichtmatig, rechtgeaard, rechtschapen, rekel, vroom, zedelijk, zedig deugdzaamheid - braafheid, deugdelijkheiddeugniet – aap, apenkop, aterling, belhamel, bengel, boef, boosdoener, booswicht, brak, brak, doerak, fielt, galgenaas, galgebrok, gamin (Fr.), guit, kapoen , kataas, kwajongen, lammeling, leur, lomp, lorejas, losbol, misdadiger, ondeugd, onverlaat, polisson, pook (Z.N.), prul, rabauw, raddraaier, rakker, rekel, reu, schalk, schavuit, schelm, scherts, schimpnaam,-schobbejak, schoft, schooier, schurk, snoodaard, stouterd, vlegel, vlerk, vos, wolfdeugnieterij - schelmerijdeuk - bluts, buil, bult, buts, dut, gleuf, holligheid, indruksel, induw, instulping, knak, schaardedeuken - butsen, inbuigen, knauwendeukje - pikdeun - air, armoedig, doorn, gierig, haagdoorn, inhalig, last, lied(je), melodie, moeite, smartlap, straatliedje tune, wijs(je) deunen - klinkendeunheid - gieribheid, karigheiddeuntje - air, liedje, wijsjedeur – afsluiting, binnenloop, doorgang, entree, ingang, toegang, poort, uitgang, uitloop, valdeur aan de voorkant - voordeurdeur aan de zijkant - zijdeurdeur in een grote poortdeur - klinket, winket deur in een sluis - rinketdeurbeslag - grendel, hengsel, plaatwerk, slot deurboogveld - timpaandeurgat - deuropeningdeurgrendel - knipdeurhanger - knier, scharnierdeurhengsel - hengdeurik - pin, stopdeurknop - klink, kruk, kunk deurlijst - stijldeurmat - voetveegdeurnis - portaal deuropening - deurgat deur-of muurvlak - paneel

-32-

Page 33: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

deurtje is sluisdeur - rinketdeurpost - stijldeurraampje - guichet, klinket, loket deurschel - geldeurslot met een ronselslot - pookwilslotdeursluiting - klink, knop, kruk, slotdeurstijl - deurpost deurtelefoon - parlofoondeurvoorhang - porti re�deurwaardersexploit - assignatiedeurvlak - paneel deurwachter - concierge, janitor, portierdeur aan de achterkant - achterdeur deur aan de voorkant - voordeurdeur aan de zijkant - zijdeur deurtje in grote deur - klinket deur van een auto - portier deurvlak - paneeldeurwachter - concierge, portierdeutel - pin, plug, schroefbout, schroefpin, vatstopdeuterium - waterstofisotoopdeuterium, kern van - deut(er)ondeuvekater - kerstbrooddeuvekaters - drommelsdeuvik - pen, plug, stop, tapdeuvikwortel - peendeuzig - duizeligdevaluatie - ontwaarding, waardeverminderingdeveine - ongeluk, strop, tegenslag, tegenspoed, tegenvaller wanbofDeventer koek - kruidkoekdevesteren - ontzettendeviatie - afwijking, koersverandering, ombuiging, omleggingdevies - blazoen, emblema, kernspreuk, leenspreuk, lemma, leus, leuze, lijfspreuk, motto, parool, spreuk, trefwoord, wachtwoord, wissel, zin(spreuk )devies van infanterie - nulli cedo deviezen - valutadevolveren - afwentelenDevoon, etages van het - Eifelien, Emsien, Famennien, Frasnien, GivetienDe voorste zijn - eerstedevoot - dicht, diep, diepst, godvruchtig, innig, intiem, kwezel, pieus, toegewijd, vroomdevotie - godsvrucht, piëteit, vroomheidde vroege mogenuren - morgenstondde weg wijzen - leidende wijk nemen - vluchtendewijl - daar, omdatdextrose - druivesuikerde zak geven - ontslaandeze keer - dit maaldezelfde - eigenste, enerlei, idem, id., item, it.deze niet alleen - k.a. deze of gene - niemanddezer dagen - binnenkort, eerdaags, laatst, onlangs deze wereld vol ellende - tranendaldezelfde betekenis hebbend - analoogdezelfde hoeveelheid als boven recepten - anadezelfde hoofdpersonen bevattende boeken - trilogiedezelfde mening hebben - samengaandezer dagen - laatst, onlangsdezer maand - d.m. dezes jaars - d.j.de ziel - geestdia - diapositief, lichtbeeld

diabaas - dolerietdiabetes - suikerziekte diabolisch - duivels, hels, sardonisch, satanischdiaconaat - armenzorgdiacones - liefdezuster, pleegzusterdiaconie - armenzorgdiaconiehuis - arm(en)huisdiaconieschool - armenschooldiacoon - verplagerdiacritisch - onderscheidenddiadeem - haarsieraad, haartooisel, hoofdtooi, kroon, sieraaddiafaan - doorschijnenddiaforese - uitwasemingdiafragma - middenrifdiafragmapomp - kattekopdiagonaal - hoekpuntslijn, overdwars, schuin, diagonaal weefsel - keper diagonaalsgewijs - hoekswijs, overdwars, overhoeks, schuindiagram - grafiek, notenbalk, schema, schetsdiaken - armenverzorgerdiakonie - armenverzorging, dialekt - Amsterdams, boerenspraak,boerentaal, gewestspraak, gewesttaal, gouwspraak, Haags, ideoom, patois, plat, Rotterdams, spraak, streekspraak, streektaal, tongval, volksspraak, volkstaal, zeemanstaaldialect in België - Warsdialectenwoordenboek - idioticondialectkunde - dialectologiedialektiek - denkleer, logica, redeneerkunde, dialektleer - dialectologiedialekt Nederlands - Achterhoeks, Betuws, Brabants, Drents, Flakkees, Gronings, Overijssels, Saksisch, Stadfries, Stellingswerfs, Twents, Utrechts, Veluws, Westfries, Twents, Zeeuws, Zuid-Limburgsdialectwoord voor nabuurschap - naberschopdialoog - discussie, gesprek, samenspraak, tweespraak, tweegesprekdialysetoestel - dialysatordiamant - adamant, briljantnaatdiamant die dubbel kristal is - naatdiamantafval - afslijpsel, boort, broosdiamant, beroemde - Adamant, Cullinan, Excelsior, Grootmogol, Koh-i-noor, Orlow, Regent, Shahdiamantbewerker - klover, roosjesslijper, splijter diamantgewicht - grein, karaatdiamanthandelaar - diamantairdiamantkever - briljantkever, juweelkeverdiamantleverancier - Angola, Brazilië, Ghana, Ivoorkust, Kongo, Liberia, Tanzania, Venezuela, Zuid-Afrikadiameter - doorsnede, middellijn diamantleverancier, een der voornaamste - Ghana, Kongo, Zuid-Afrikadiamantpoeder - boortdiamantslijpsel - afval, boort, katteerseldiamantslijping - brioletdiamantslijpschijf - cadrandiamantslijpsel - boortdiamantspaat - korundDiana - Artemisdiameter - doorsnede, middenlijndiametraal - tegenovergestelddiapause - rustperiodediapositief - diadiarium - dagboek, journaal, leggerdiarree - buikloop, loop, loslijvigheiddiascopie - doorlichting

-33-

Page 34: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

diaspora - verstrooiing diastimeter - afstandsmeterdiatomeeën - kiezelwierendiatomeeënaarde - diatomiet, infusoriënaarde, kiezelgoerdiatomiet - diatomeeënaarde, infusoriënaarde, kiezelgoerdiatonische toonreeks - tiradediatribe - betoog, voordrachtdichotomisch - gegaffelddicht - aaneengesloten, (af)gesloten, bestaand, compact, consistent, diepst, echt, gedicht, gesloten, innig, intiem, kompakt, luchtdicht, madrigaal, massief, nauw, ongeopend, ondoorzichtbaar opeen, poëzie, solide, toe, vol, vurig, waterdicht,dicht aaneen - aaneengesloten, samengetrokkendichtader - inspiratiedichtbij - na, naast, nabij, naburignaderdichtbij (Du.) - nahdichtbij (Eng.) - neardicht bij elkaar - ineen, knus, opeen, samengepakt dicht bij elkaar liggende rails - smalspoordichtdoen - luiken, sluitendicht ineen - compact, gecomprimeerd, kompres, vast dicht ineen gedrongen - kompaktdicht oerwoud - broesse, jungle, rimboe, selvadicht oerwoud in Z. Amerika - selva dicht struikgewas - maquis dichtader - inspiratiedichtbij - heinde, naburig, nabij, nader, vlakbijdichte menigte - drom, knoop, legioen, massa, myriade, toeloop, troep, volksoploop, zwerm dichte mist - smogdichte rook - smook, walmdichte samenklonting (van bacteriën, bloedlichaampjes e.d.) - agglutinatiedichte wollen stof - lodendichten - dichtdoen, dichtgaan, rijmen, sluiten, sperren, stoppen, toedoen, tokkelen (fig.), verzinnendichten van een schip - kalfatendichten van een sloot - dempendichten van naden - breeuwen, kalfaten dichter - bard, epicus, fabeldichter, hekeldichter, kunstenaar, leerdichter, lierdichter, lofdichter, minnedichter, nader, odendichter, poëet, poëtaster, pruldichter, rapsodie, rijmer, rijmelaar, troubadour, verzenmaker, verzensmid, zangerdichter - zie auteurdichter (Ned.) - Aafjes, Andreus, Beets, Bilderdijk, Bloem, Boutens, Bredero, Bijns, Campert, Cats, Claus, Feith, Genestet,Gezelle, Gorter, Hooft, Hoornik, Huygens, Kemp, Kloos, Lucebert, Paaltjens, Perk, Poot, Revius, Tollens, Vromandichter (Scand.) - skalddichter bij de wind zeilen - loevendichter van de Ilias - Homerusdichter van een heldendicht - epicusdichterbij - juister, korter, nabij, nader(bij)dichter bijeen - aanschikkendichterbij komen - benaderen, inhalen, inlopen, naderen, nadering, nakendichterlijk - dramatisch, gevoelig, lyrisch, poëtisch, verhevendichterlijk woord voor laat - spa, spade dichterlijk woord voor schaduw - schauwdichterlijke taal - parnastaaldichterlijkheid - poëziedichte rook - fog, smog, smook, walmdichtersfeest in Wales - eisteddfoddichtervleugelen - fenikspennendichterzanger - bard, chansonnier, meistreel, minnezanger,

minstreel, rapsode, skald, troubadour, volkszanger dichter/zanger bij de kelten - barddichte wollen stof - leden, viltdicht gaan - sluiten, toegaandicht gekruld haar - kroeshaardichtgesinterd aardewerk - gresdichtgesloten hand - vuistdichtgooien - dempen dichtheid - densiteit, hechtheid, samenhangend dichtheidsmeter - densimeter, pyknometerdicht ineen - compact, vast dicht ineen duwen - proppen dichting van weefsels - stop dichtkunst - epiek, lyriek, luit (fig.), poëtica, poëzie dichtkunst (leer der) - poëtica, poëtiek, versleer dichtkunst op toneel - toneelpoëziedicht lakken - cachetteren, scelleren, verzegelendichtmaat - amfibrachys, anapest, dactylus, jambe, metrum, poëzie, spondeedicht maken - afsluiten, alexandrijn, dactylus, dempen, dichten, heptameter, hexameter, pentameter, sluiten, stoppendichtmaken der naden - breeuwen, kalfatendichtmaken met een knoop - knopendichtmaken van gaten in tanden - plomberendicht oeroud - broesse, jungle, rimboe, selvadicht op elkaar - opeen, opeengepaktdichtregel - vers, versregel dichtschaven - rabattendchtslaan (van de grond) - slempendichtslempen - dichtslibbendichtslibben - dichtslempendichtsmeren - strijkendichtsmeren met kleefdeeg - luterendichtsoort - ballade, barcarolle, boerde, ecloge, elegie, epigram, epode, epopee, epos, fabel, hymne, lyriekode, madrigaal, ode, romance, rondeel, satire, sonnet, sproke, villanelledichtstbijzijnde - naast dichtstuk - retrograde ballade, cantate, elegie, gedicht, limmerick, poema, poemata, rijm, sonnet, triolet, vers, verso,dichttrekken - toehalendichtvorm - epos, lied, sonnet, stanza, vers, dichtvorm (Arab.) - ghazeledichtvorm (Pers.) - ghazeledichtwerk - poema, poëemdichtwerk van Homerus - Ilias, Odysseedichtwerk van Vergilius - Aeneïs, Aeneïdedicotylen - tweezaadlobbigendictaat - klapper, speloefening dictator - alleenheerser, despoot, dwingeland, machthebber, overheerser, tirandictatoriaal - despotisch, eigenmachtigdictatorschap - dictatuur dictatuur - alleenheerschappij, dwingelandij, tiranniedictee - taaloefeningdicteermachine - dictafoon dicteren - opgeven, voorschrijven, voorzeggendictie - voordracht, uitdrukking, zeggingdictionaire - woordenboek dictum - gezegde, slotsom didacticus - leraar, leerdichterdidactiek - leerzaam, onderwijs didactisch - leerzaam, lerend, onderwijzenddie aan de beurt is - e.v.die aanbidt - aanbidderdie aanbindt - aanbinderdie aanbrengt - aanbrenger

-34-

Page 35: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

die aandeel in de zaak heeft - aandeelhebber, aandeelhouderdie aandrijft - aandrijverdie aardig is - grappenmaker, leukerddie alles durft - durfal, helddie alles durft - durfaldie alles goed vindt - goedzakdie bier maakt - brouwerdie daarginds - gene die de werken van Mozart genummerd heeft - Köcheldie dode dieren vilt - vilderdie een debat voert - debaterdie een ding aanwijst - tonerdie een eis instelt - rekwirantdie een goed als leen uit gaf - leenheerdie een kromme hals heeft - kromhalsdie een stijve nek heeft - kromhalsdie in bewaring geeft - deponentdie op alles let - negenoogdie op de hoogte is van zekere zaak - adept, ingewijdedie op niets uit liep - abortiefdie precisie najaagt - decadentdie van alles de schuld krijgt - zondebokdie veel en druk praat - snaterbekdie zaak betreffende - dienaangaandedie zich onthoudt - abstinentdie ziekte voorwendt - simulantdiëder - tweevlakshoekdieet - eetregel, leefregel, leefwijze, regiem, regime dieet houden - kuren, lijnendief - afkaper, bandiet, bedrieger, boosdoener, gannef(barg.), gapper, guit, heler, hotelrat, inbreker, indringer, jatter, jutter, kaper, kleptomaan, ladelichter, leperd, marwieger, misdadiger, oplichter, pickpocket, piraat, plunderar, rover, schelm, steler, stroper, (zee)roverdief (It.) - ladronediefachtig - diefs, furtief, heimelijk, steels, verholen, vingervlugdiefje met verlos - krijgertjedief in een hotel - hotelrat diefjesmaat - handlanger, heler, mededader, medeplichtigediefstal - roof, (in)braak, plunderingroverij, vergrijp, diehard - fanatiekeling diëlectricum - isolatordie leuk is - leukerddie maant - manerdienaar - assistent, beambte, bediende, butler, edelknaap, famulus, getrouwe, helper, hofbediende hulpje, kamenier, knecht, koelie, lakei, loopjongen, minister, onderdaan, page, pedel, serviteur, suppoost, slaafdienaar (Arab.) - abddienaar aan het hof - lakei, opperstelmeester, stalmeesterdienaar van het Woord - dominee, pastoor, predikant, priester,dienaar van Hypnus - Morfeusdienaar van Neptunus - Tritondienaar van Thor - Thialfdienares - dienster, dienstmeisje, gedienstige dienares der goden - Irisdienblad - theebladdiender - agent, bink, bobby, klabak, koddebeier, politieagent, smeris, tuut, veldwachter dienen - behoren, bevorderen, gerieven, helpen, moeten, vereren, voorstaan,dienend - behulpzaam, dienstbaardienst - ambt, baan, bediening, betrekking, bezigheid, corvee, dienstplicht, emplooi, funatie, functie, gemak, genot, gerief, ministerie, officie, plaats, post, service, werk, werkzaamheiddienst bewijzen - obligeren

dienst bij de spoorwegen - tractiedienst controleren van maten en gewichten - ijkwezendienst zonder loon - corveedienstbaar - dienend, hulpvaardig, nuttig, ondergeschikt, onderworpen, serviel, werkzaamdienstbaarheid - dwang, servituut, slavernijdienstbaar maken - onderwerpendienstbaar man - boer, horige, laat, leenman, lijflaat, vrijlaat, dienstbeeïndiging - ontslagdienstbetoon - hulpbetoon, hulpvaardigheid, servicedienstbetekking - ambt, functiedienstbode - bonne, daghit, dienstmaagd, dienstmeid, dienster, domestiek, gedienstige, helpster, hit, hulp, hulpje, keukenmeid, linnenmeid, maagd, meid, linnenmeid, werkster dienstbodenverhuurster - besteedsterdienstbrief - missive, zendbriefdienstcontrole van maten en gewichten - ijkwezendienst doen - dienen, functionerendienstdoend ambtenaar - officiantdienstdoende - actief, d.d. bedienenddienstdoener - bureaucraat, dienstklopperdienster - dienares, dienstbode, helpster, hulp, serveersterdienstgang - dégagementdienstgang in een kerk - triforiumdienstgeheim - ambtsgeheim dienstig - algemeen, bruikbaar, dienstvaardig geraden, geraden, geschikt, goed, gunstig, nuttig, oorbaar, raadzaamdienstig zijn - lijken, pas, strekkendienstig zijn tot - nuttendienstigheid - nutdienstijver - empressementdienstjaar - boekjaardienstkleding - ambtskleding, apenpak, livrei, overall, tenue, toga, uniform dienstkleding mannelijke bediende - livreidienstklopper - dienstdoener, uitslover dienstknecht - dienaar, ondergeschiktedienstkring - ambtsgebied, rayon, ressortdienstloon - huurdienstmaagd - dienstbode, meid dienstmaagd van Odysseus - Eurykleiadienstmeisje - bode, bonne, daghit, hit, werksterdienstondergeschiktheid - obediëntiedienstonttrekking - desertiedienstorder - consigne, instructie, voorschriftdienstpersoneel - boden, booiendienstregeling - spoorboekjedienstreis van een ambtenaar - tourneedienstterm op telegram poste restante - gpdiensttijd - carrièredienstvaardig - bereidvaardig, bereidwillig, dienstwillig, gedwee, gewillig, behulpzaam, beleefd, bereidwillig, dv., gedienstig, gehoorzaam, goedwillig, hoffelijk, hulpvaardig, nederig, obligeant, onderdanig, voorkomenddienstverband - betrekking, engagement, verbintenisdienst voor openbaar of openbare veiligheid - politiedienstvoorschrift - instructie, reglement, voorschriftdienstwagentje - lorriedienstweigeraar - refractairdienstweigering - insubordinatiedienstwerk - ambtswerk, beroepswerkzaamhedendienstwillig - gedwee, gedienstig, gewillig, dw., onderdanigdienstwoning - ambtswoning dienst zonder loon - corvee dient bij broodbereiding - deeg, gist, meel, ovendie omhoog klimt - klimmer

-35-

Page 36: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dient om iets fijn te maken - rasp dientafel in het priesterkoor - credenstafeldientengevolge - daardoordient ter reiniging - soda, zeep diep - bestaand, devoot, dicht, diepgaand, diepst, diepte, doordringend, echt, geul, grondig, hartgrondig, hevig, indringend, innig, intens, intiem, kanaal, laag, nauw, teder, vaargeul, vaarwater, vaart, vast, ver, vertrouwelijk, vurig, warm, waterdiep bedroefd - gebroken, desolaat, diepdroevig, kapot, onttroostbaar, troosteloosdiep blauw - hemelsblauw diep dal - canyon, canon, dal, ketel, keteldal, kloof,diepdruktechniek - rotogravurediepen - baggeren, loden, uithalendiep erosiedal - canon diep gevoeld - intensdiep gevoelde teleurstelling - frustratiediep geworteld - ingekankerddiep inademen door de neus - opsnuivendiep ingrijpend - radicaaldiep krenkend - mortifiantdiep liggend - ingewortelddiep ongelukkig - noodlottig, onzalig, rampzalig, wanhopigdiep ontroerd - aangedaan, geroerd, getroffendiep rivierdal - canon, kloof, canyon diep rondom ingesloten dal - keteldaldiep steilwandig erosiedal - canon (Sp.), canyondiep treurig - bedroevend, ellendig, jammerlijk, miserabel, navrant, noodlottigdiepe afkeer - haat, minachting, verachtingdiepe bas - bourdondiepe bewusteloosheid - comadiepe buiging - revérence, serviteur, strijkagediepe coma - carusdiepe droefheid - desolatie, verslagenheid, verwoestingdiepe ellende - afgrond, poeldiepe genegenheid - affectie, gunst,liefdediepe geul - greb, greppel, vore diepe groef (med.) - fissuurdiepe inham - fjorddiepe inzinking in de zeebodem - plooidal, trogdiepe kennis van de religieuze waarheden - gnosisdiepe krenking - mortificatie, vernederingdiepe kuil - kolk, putdieper - baggeraardiepe rivierbedding - canon diepe schaal - komdiepe schotel - bak, kom, nap, schaal, teel, teildiepe slaap - lethargie, sopor, treekdiepe snede - glop, jaapdiepe teleurstelling - ontgoochelingdiepe vernedering - mortificatiediepe voor - greb, grebbe, greppel diepe waterkolk - waal, wieldiepe wrok - haat, vetediepdenkend - filosofisch, wijsgerigdiepen - baggeren, loden, uitgraven, uithalendiepere redenen - achtergrond, dessousdiepgaand - doordringend, gedegen, grondig, indringend, intensief, penetrant, secuur, uiteenliggend diepgangsmerk - Plemsol-merkdiepgang van een schip - laadvlotdiepgangmeter - differentiemeterdiepgrondig - diepgaand, diepzinnigdiepingrijpend - radicaal

diepliggend - hol, radicaal dieplood - peillooddiepst - bestaand, dicht, diep, echt, heimelijkst, innig, intiem, nauw, teder, vast, verborgenst, vurig, warm, werkend,diepte - afgrond, bodem, canon, dal, del, gat, geul, grondigheid, kolk, kuil, laagte, perspectief, profunditeit, put, vallei, wijdte,diepte bepalen - loden, peilendieptebepaling - peiling diepte in een strang - slenkdiepte in water - kil, kolk, mui, wad, diepte maat - vaam, vademdiepte, met-tekenen - perspectieftekenendieptemeter - bathymeter,bathometer diepte opnemen - loden, peilen diepte tussen bergen - valleidiepte tussen twee heuvels - valleidiepte tussen zandbanken - mui diepte van een schip - diepgang diepte van een wond peilen - sonderendieptegesteente - bathaliet, dioriet, gabbro, graniet, syeniet dieptelijn - isobaardieptelijnen - isobaten dieptemaat - vaam, vadem dieptemeter - bathometer, dieplood, echolood,peilstok dieptemeting - profundimetriediepte opnemen - loden, peilendieptepsycholoog - Adler, Freud, Jungdiepte tussen zandbanken - muidieptreffend - aandoenlijk, hartroerend, hartstochtelijk, pathetischdiep verdorven - goddeloosdiep verdriet - smartdiepvries - vrieskast, vrieskist diepvriezen - conserverendiepzee betreffend - abyssaal, pelagischdiepzeedieren - businga, eupaguri, euplectella, kiezelsponzen, umbellula, zeeleliesdiepzeekijker - pelagoscoopdiepzeevaartuig, naam van een - Aluminant, Alvin, Archimede, Asherah, Deep-queest, Deepstar, Kuroshio, Star, Triestediepzinnig - diepdenkend, peinzend dier - beest, rover, schepseldier (Gr.) - therdierage - gediertedier bestemd om lasten te dragen - ezel, lastdierdier dat een wagen trekt - trekdierdier, dat levende jongen ter wereld brengt - zoogdierdier, dat op de hele voet loopt - zoolgangerdier, dat op tenen loopt - teengangerdier dat soms een stekelige bal lijkt - egel, stekelvarkendier, dat van krengen leeft - aasdier, aasgier, hyena dier geboren uit verschillende soorten - bastaard, basterddier met gladde huid - aal, pier, slang, wormdier met korte slurf - tapirdier met krulstaart - varkendier met lange nek - giraf, giraffedier met platte staart en zwemvliezen - otterdier met slurf - olifant dier met uitwendig skelet - schaaldierdier met zes poten - spin, tordier uit de fabelleer - griffioendier uit de sagen - draak, eenhoorn, griffioen, sleipnir, vuurhaan, weerwolfdierbaar - bemind, duur(baar), gehecht, geliefd, gevoelig,

-36-

Page 37: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

hartelijk, innig, kostbaar, lief, liefderijk, precieus, uitverkoren, verknocht, vroom, waard, zachtdierbaarste bezit - oogappel dierehaar - manen, vacht, woldierehuid - pels, vachtdierelijk - krengdieremond - bek, muil, snaveldierevet - ongel, reuzel, smout,spek, talk,dieren - veedieren uit de fantasiewereld - draak, eenhoorn, griffioen weerwolf, zeeslangdieren zonder pigment - albinodierenaanbidding - zoölatriedierenafbeelding - zoögrafiedierenarts - artist(Z.N.), beestendokter, hippoloog, koedokter, paardenarts, rijksarts, stadsarts, veearts, veterinairdierenbeen - pookdierenboek - bestiariumdierenepos - Reinaert de Vosdiereneten - voeder, voervreten, dierengeluid - balken, be, blaffen, blaten, blazen, boe, briesen, brommen, brullen, bulken, fluiten, geblaf, grommen, huilen, ia, janken, hinnikken, kakelen, keffen, kirren, knorren, koeren, krijsen, kwaken, loeien, mauwen, mekkerenmiauwen, piepen, sissen, spinnen, tjerpen, waf, woef, zingen dierenkam - roskamdierenfabelschrijver - Aesopusdierengeneeskunde - zoötherapiediergaarde - Artis, Blijdorp, Burgers, dierenpark, dierentuin, Ouwehand, warande, zoodiergelaat - snoet, snuitdiergeneeskunde - veeartsenijkundediergeneeskundige - paardenarts, paardenmeester veearts, veterinairdierhalve - daarom, derhalvedierkunde - zoölogie dierkundige - bioloog, veearts, zoöloog dierlijk - animaal, beestachtig, bestiaal, onmenselijk, zinnelijkdierlijke aandrift - instinktdierlijk afwerend middel - angel, gif, hoorn, slagtanddierlijk lichaamsdeel - bek, hoef, hoorn, horen, kieuw, klauw, kop, muil, neb, poot, slurf, snavel, snuit, staart, teen, vin, vlerk, vleugel, voetdierlijk hard vet - talg, talkdierlijk liefkozen - likkendierlijk magnetisme - mesmerismedierlijk product - bont, ei, elp, elpenbeen, ivoor, leer, melk, vlees, woldierlijk steekwapen - angeldierlijk uitsteeksel - angel, gewei, horen, niervet, staart, tentakeldierlijk vet - kransvet, ongel, reuzel, smeer, smout, spek, talkdierlijk voedsel - aardappelen, aas, bieten, gras, haksel, haver, hooi, knollen, pulp, maïs, mangelwortel, mengvoer, spoeling, vlees, voer, zaaddierlijk zetmeel - glycogeen, spiersuikerdierlijke levenskracht - zoticadierlijke vezel - wol, zijdedierlijkheid - bestialiteitdiersoort - 6 vissen, vogels, wormen7 aaltjes, kwallen, slakken, spinnen, sponzen8 insecten, kreeften9 amfibieën, oerdieren, reptielen10 amfibieën, armpotigen, inktvissen, ringwormen, weekdieren, zoogdieren11 eencelligen, holtedieren, mosdiertjes

12 bloedzuigers, schaaldieren13 geleedpotigen, radardiertjes, zweepdiertjes14 sporendeeltjes, stekelhuidigendiersoorten waartoe kwallen behoren - neteldierendieren - veedierenarts - veearts, veterinair dierenboek - bestiarium dierenepos - Reinaert dierenfabelschrijver - La Fontaine, Aesopusdierengelaat - snoet, snuit dierengeluid - bèi blaffen, blaten, boe, geblaf, geblaat, gekakel, gekir, ia, kakelen, kraaien, kirren, piep, waf, woefdierengezicht - snoet, snuitdierenhaar - manen, vacht, wol dierenhuid - pels, vacht dierenkam - roskamdierenleer - zoölogiedierenmaag - pensdierenmond - bek, muil, snaveldierennest - legerdierenontleding - zoötomiedierenpark - diergaarde, dierentuindierenplaag - veepestdierenren - kooi, loopdierenriem - zodiak dierenriem, teken van de - 3 Leo, Ram5 Aries, leeuw, Libra, maagd, stier, Virgo6 Cancer, Gemini, Kreeft, Pisces, Taurus, vissen7 Scorpio8 Aquarius, schutter, Scorpius, steenbok, tweeling, Waterman 10 schorpioen, tweelingen, weegschaal11 Capricornus, Sagitarius12 boogschutter dierenrijk - fauna dierensage - fabeldierenspoor - pistedierensymbool - duif, lamdierentemmer - dompteur, dresseur dierentemster - dompteuse, dresseuse dierentuin - Artis, Blijdorp, Burger, Noorder, Ouwehands, zoodierentuin in Berlijn - Tiergartendieren uit de fantasiewereld - draak, eenhoorn, griffioen, weerwolf, zeeslangdieren uit sagen - draak, griffioen, eenhoorn, weerwolfdierenverblijfplaats - asiel, box, duiventil, geitestal, hok, hol, hondehok, horst, kennel, kippenhok, koeienstal, kooi, kot, kraal, leger, mand, nest, paardenstal, potstal, ren, schaapskooi, stal, til, voliëre, dierenverhaal - fabeldierenverhuizing - migratie, trekdierenverzameling - veedierenvet - ongel, reuzel, smout, talk dierenvleeseter - zoöfaag dierenvleeseters - zoöfagen dierenvoeder - aas, avondvoer, beetwortel, beukemeel, biet, draf, fourage, gras, haksel, haver, hooi, klaver, lijnkoek, mais, mast, pulp, slobber, snijtsel, spoeling, stalvoer, varkensvoer, voederbiet, voederstro, voer, voermeel, vogelzaad, vreten, zaaddierenvrees - zoöfobie dierenvriend - zoöfiel dierenwereld - fauna dierenwoning - zie dierenverblijfplaatsdierenziekte - aamt, blein (schapen), droes, droop, (nierontsteking schapen), kolder, mok (paardebenen), pip, roer, scherp, snotworg (paarden), worg (paarden), zwoeg

-37-

Page 38: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dier in een web - spindiersoort - insect, reptieldiertje met lange poten - hooiwagendiertjes in organische stoffen - aaltjesdiertjes van de familie draadwormen - aaltjesdier met vochtig verdedigingsmiddel - bunzing, lama, mierdies - daarom, derhalve, des, ergo, zodoendedies - dagdies natalis - stichtingsdag diesel - dieseltrein, motor dieselmotorvoertuig - autoraildie spelletjes doet - spelerdiëtetiek - dieetleerdiëtist(e) - dieetkundigediets - duidelijk, Hollands, Nederlands, wijd, wijs diets maken - wijsmakenDiets - Nederlands, Hollands, Middel-Nederlandsdievegge - kleptomane, steelsterdieven - gappen, jatten, kapen, plunderen, roven, stelen, wegkapen dievenbende - roversbendedievenbende (Eng.) - gangdievenlantaarntje - slonsjedievenleider - hapschaar, rakkerdievenslot - nachtslotdieventaal - argot, bargoens, cant, jargon, koeterwaals, slangdieventroep - dievenbendedieventronie - dievengezicht dievenvolk - tuigdievenwagen - celwagen, gevangenwagendieverij - diefstaldie voor niets deugd - niksnutdiezig - neveligdiffamatie - eerroof, lasterdifferent - anders, onderscheiden, verschillenddifferentiaal quotiënt - afgeleidedifferentiatie - onderscheid, verscheidenheid, verschil, differentie - koersverschil, onderscheiding, verschildifferentiemeter - diepgangmeterdifficiel - lastig, moeilijk (te voldoen) vitterig difficulteit - moeilijkheid, zwarigheiddiffidentie - wantrouwendiffractie - buiging diffunderen - vermengendiffuus - duister, verspreid, verstrooid, wijdlopig difterie - slijmvliesontsteking diftong - tweeklank digereren - verterendigestie - spijsvertering diggel - bikkel, scherf, stuk diggelschuit - ottenschuitdigitalis - vingerhoedskruid dignitaris - (hoog)waardigheidsbeklederdigniteit - afwijking, omhaal, uitweidingdigressie - afwijking, omhaal, uitweidingdik – bezinksel, corpulent, dicht, doorvoed, drab, gebonden, gevuld, gezet, gezwollen, lijvig, lobberig, log, mollig, omvangrijk, opgeblazen, opgezet, overladen, paff(er)ig, papperig, pappig, plomp, poen, prollig, ruim, rijk, slordig, vet, vlezig, volumineus, weldoorvoed, zwaarlijvigdikbek - appelvinkdik bezinksel van vloeistoffen - koffiedik, modder (gew.),wrongel,dikbloedig - flegmatischdik boek - pil, foliant dikbuikig - corpulent, gezet

dikbuikig glas - angsterdikbuikig jeneverflesje - bobbeldik buikje - embonpoint dikdoener - bluffer, grootdoener, opsnijder, patser, pocher, poen, poehamaker, praalhans, snoeverdik doen worden - stremmendik eind touw (zeew.) - dag dik en breed - vetdik en gezet - vlezig dik en grof wollen weefsel - baaidik en log – lijvigdik en lui - vadsigdik en sterk - stevigdik en trillend - lobberigdik en zwaar - log dik krullig weefsel - astrakan, ratinedik ondergronds stengeldeel - knoldik opgebracht - pasteusdik persoon – papzak, pafzakdik rond kussen - poefdik speeksel - slijmdik stevig leer - zoolleerdik stuk hout - balk, blok, paal, stam dik stuk boom - stamdik touw - kabel, tros dik touw (verouderd) - greling, kabeltouwdik van vruchtensap - gelei dik van zure melk - hangebast, hangop, hot, kwarkdik vloeibare oplossing van hars - balsemdik vruchtemoes - robdikbek - appelvinkdikbuikig jeneverflesje - bobbeldikbuikigefles - kolfdikbuikige koffiekan (Z.N.) - maraboe, maraboetdikdoen - bluffen, opscheppen dikdoende bureaucraat - mamamouchidikdoener - adonis, blaaskaak, bluffer, clagueur, geurmaker, grootbroek, grootdoener, pagadet, patser, pauw, piet, pochemaker, pocher, pochhans, poehamaker, poen, poffer, prol, protser, snob, snoefster, snoever, windbuil, zwetserdikdoenerig - opschepperig, pocherig, poenig, pompeus, protserigdikdoenerij - grootdoenerij, opschepperijdikheid - corpulentie, gezetheid, zwaarlijvigheiddikhuid - olifantdikhuidig - bot, calleus, gevoelloos, koud, onbeschaamd, ongevoelig, pachyderm, pachydermisch, stompzinnig,dikhuidig dier - hippopotamus neushoorn, nijlpaard, olifant, onverschillig, pachidermen, rinoceros, tapirdiknek - rijkaard dikke aal - lebaal dikke bonen - cement (Z.N.)dikke boomtak - spinzedikke boterham - homp, pildikke brij - moes, pap, proldikke brijachtige stof - prutdikke brok - bonkdikke damp - kwalm, smook, walmdikke darm - endeldarm, karteldarmdikke eiken plank - krommerplaatdikke halsdas - bouffantedikke darm - colondikke homp brood - pil dikke huid - olifantshuid dikke jas - duffel, ulsterdikke kabel - tros

-38-

Page 39: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dikke kleverige vloeistof - appelstroop, drab, gelei, gom, lijm, marmelade, pek, siroop, stroop, teerdikke korte jas - bolkvanger, jekkerdikke laag sneeuw - pakdikke likeur - cremedikke lijn - streepdikke lijnolie - standoliedikke naald - pook dikke olieachtige stof - balsemdikke overjas - duffel, jekker, ulster, winterjasdikke paling - lebaal dikke pap - brij, gelei, moes, proldikke plank - balk, plaatdikke ronde lat - paaldikke rook - blaak, kwalm, walmdikke saus bij vleesspijzen - blatjang (Z.Afr.), dipsausdikke sigaar - bolknakdikke stok - balk, knuppel, knots, ploertendoder dikke stok (of touw) met loden bol (knop) - ploertendoderdikke stopnaald - pookdikke straal - golf, gulp, guts, putsdikke tak - stokdikke topzware stok - knots, stokdikke touwen of staaldraden - stag (scheepst.)dikke trui - sweaterdikke verstikkende rook - walmdikke vette rook - smookdikke vettige damp - kwalmdikke vla - brijdikke vloeibare hars - balsemdikke vrouw - machoch, machocel, machoechel,machol, mafkoe, mokkel, molenpaard, natiepaarddikke wollen stof - baai, duffeldikke zalf - pastadikke zoen - pakkerd, smakkerddikker maken - aandikkendikke zwarte vloeistof - asfalt, pek, teerdikkerd - beer, bul, dikzak, gofferd, papzak, vetzakdikke rook - blaak, walmdikker worden - aankomendik kooksel - brijdikkop - bobberd, borrel (grote), distelsoort, donderpad, dwarskop, kikkervisje, kikvorslarve, speerdistel, stommeling, tarwesoort, tarwevariëteit, vederdistel, vlindersoort diklijvig - gezet, dikbuikig, zwaarlijvigdiklijvige vrouw - dikkerd, dikzak, hobbezak, machol, machochel, mafkoe(Z.N.), potjerol, schommel,dikmaals - dikwijlsdiknek - rijkaarddiktator - alleenheerser, despoot, dwingeland, gezaghebber (onbeperkt), tirandiktatuur - alleenheerschappij despotisme, dwingelandij, tirannie dikte - bobbel, breedte, buil, corpulentie, densiteit, dichtheid, dikheid, gezetheid, omvang, puist, stevigheid, torulus, vetheid, zwelling dikte van een drukletter - corps, corpusdikte van een vacht - wollaag, (wol)stapeldiktemeter (van spiegelglas) - pachometerdiktepasser - dansmeester, taster, timmermanspasserdiktongig - onverstaanbaardiktongige hagedis - agamedikvloeiende zoete massa - melasse dikwandig gietijzer - gusdikwerf - dikwijls, meestal, menigmaal, vaakdikwijls - dikwerf, doorgaans, frequent, gedurig, gemeenlijk,

geregeld, gewoonlijk, herhaald, herhaaldelijk, meermaals, meermalen, meestal, meestentijd, meesttijds, menigmaal, telkenmale, telkens, vaak, veel(al), veelmaals, veelvoudig, veelvuldigdikwijls voorkomend - frekwent, frequent, herhaaldelijk, veelvuldigdik worden - stremmendikzak - beer, bobber, bul, dikkerd, gofferd, pafferd, papzakdilatatievoeg - uitzetvoegdilatoir - opschortenddilemma - keuze, tweestrijd, vraagstukdilettant - amateur, charlatan, knoeier, liefhebber, stuntel, stuntelaar dilettantisme - amateurisme diligence - postkoets, postwagen, reiswagen diligent - naarstig, toegewijd, vlijtig, werkzaam, ijverig, dille – meisje, steelhuisdille, olie uit - anetoliedilt - hooidilt, hooizolderdiluviaal mensenras - negroïdediluvium - (grind, leem), overstroming, pleistoceen, zondvloed dimensie - afmetingdimentylbenzol - xylol diminuendo - dimdiminuendo (muz.) - afnemenddiminutief - verkleinwoord dimmen - dempen (van licht) dimmer - demperdimorfisme - tweevormigheiddiner – avondmaak, banket, dis, disjunare(Lat), feestmaaltijd, feestmalen, maal, middagmaal middagmalenl dineren - eten, middageten, tafelending - artikel, gebeurtenis, meisje, object, voorwerp, zaakding zonder waarde - lor, prul, vod dingbank - gerechtdingen - afdingen, ambiëren, aspireren, beknibbelen, marchanderen, solliciteren, streven, wedijverendingen naar een ambt - kandidatuur dingen naar een betrekking - solliciterendinger naar een betrekking - aspirant, kandidaat, gegadigde, sollicitant dingetjes - prullariadingsig - aangedaan, droevig, gemelijk, ontstemd, verdrietigdingsigheid - begeerte, lust, verlangen, zindingspel - rechtsgebied dingstig - onenigdingstigheid - onenigheid, twist, vitterijdingtaal - pleidooi ding van een dag - eendagsvliegdinosaurus - 9 iguanodon, trachodon10 diplodocus, saurischia11 stegosaurus, triceratops12 ankylosaurus, camptosaurus, omithischia13 brachiosaorus, compsognathus, ornitholestes, tyrannosaurusdiocees - bisdom diode - radiolampDionysesfeest - anthesteriëndioptaas - kopersmaragddiopter - doorziener, kijkspleet, vizierdiorama - kijkkast dioriet - groensteenDioscuren - Castor, Pollux diploma - acte, akte, bewijsstuk, brevet, bul, document, oorkonde diplomaat - ambassadeur, ambtenaar, attache, consul, gezant,

-39-

Page 40: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

onderhandelaar, oorkonde, radicaal, rijbewijs, sluw, staatsman testimonium, zaakgelastigde diplomatie - tactdiplomatiek - behoedzaam, handig, omzichtig, slim, tactvol, voorzichtig doplomatiek ambtenaar - ambassadeur, attaché, gezant diplomatiek stuk - nota diplomatieke nota - memorandumdiplomatieke onderhandeling - negotiatiediplomatieke stap - démarchediplomatieke verhandeling - memorandumDiplopoda, miljoenpoten - Glomeris, Julus, Poltdesmusdippelolie - beenderoliedippen - dopen, indopendipsacacee - dipsacus, duifkruid, kaardebol, knautiadipsomanie - drankzucht diptera - tweevleugeligendiptiek - tweeluik direct - aanstonds, dadelijk, illico, ineens, meteen, ogenblikkelijk, omgaand, onmiddellijk, onverwijld, prompt, rechtstreeks, regelrecht, spoedig, strakjes, straks, subiet, temee, terstonddirecte aanleiding - oorzaak directe betaling - contantdirecte kerndeling - amitosedirecteur - baas, bestuurder, bewindvoerder chef, dirigent, dirk, hoofd, hoofdleider, leider, manager, ondernemer, president, rectordirecteurschap - directoraatdirecteur van een gevangenis - bollebof (barg.)directeur van een gymnasium - rectordirecteur van een kostschool - instituteurdirecteur van een lyceum - rector directeur van een moskee - panghoeloedirectie - bestuur, bewind, leiding, opperleiding, opzicht, richting, toezichtdirectief - richtlijn, voorschriftdirectiekeet - bouwhut, bouwkeet direct op televisie - livedirectoraat - directeurschap directorium - bestuurslichaam, kalenderdirekt - aanstonds, dadelijk, ineens, meteen, onmiddellijk, rechtstreeks, regelrecht, strakjes, straks, temee, terstondirigeerstokje - baguette, baton, maatstok dirigent - aanvoerder, bestuurder, kapelmeester, koorleider, orkestleider, orkestmeester, leider, orkestleiderdirigent van een muziekkorps - kapelmeesterdirigeren - besturen, leiden, richten, zendendirk - directeur, piekenval dirkkraan - hijskraandis - etenstafel (gedekt), feestdiner, maal, maaltijd, tafeldisaccoord - onenigheid, twistdiscant - bovenstem, sopraandiscipel - apostel, leerling, navolger, volgelingdiscipel van Boeddha - Ananda discipel van Christus - aposteldisciplinair - krijgstuchtelijk disciplinaire maatregel - tuchtmaatregel, tuchtstrafdiscipline - boetegeest, gehoorzaamheid, (krijgs)tucht, orde, zelftuchtigingdiscipline in het leger - krijgstuchtdisiplineren - kastijden, tuchtigendisco - danstent, nachtclubdiscontabel - solidedisconteren - verzilverendiscontinu - onderbroken

discontinuïteit - onderbrokenheiddisconto - disc, escomptediscordantie - tegenstrijdigheiddiscotheek - bewaarplaats discount - supermarktdiscours - conversatie, gesprek, onderhoud, rede discreet - bescheiden, geheim, kies,onopvallend, recht, voorzichtig, zacht,discrepantie - afwijkingdiscretie - bescheidenheid, geheimhouding, kiesheiddiscretiedagen - respijtdagendiscriminatie - onderscheidingdisculpatie - buitenvervolgingstelling, verontschuldigingdisculperen - redenerendiscus - (werp)schijfdiscussie – aanvaring, debat, diskussie, dispuut, gedachtewisseling, gesprek, overweging, redekaveling, redetwistdiscussiëren - debatteren, redetwistendiscutabel - aanvechtbaardisgenoot - meeëter, tafelgenoot, tafelvriend disharmonie - onenigheid, tweedracht, vriendschapsbreuk, wanklankdisjunctie - scheiding, tegenstellingdiskette – floppy, floppydiskdiskwalificatie - ongeschiktverklaring, uitsluitingdislocatie (dislokatie) - decentralisatie, onderbreking, ontwrichting, verandering (in ligging), spreiding, storing, verplaatsingdisloceren - (dislokeren), verleggen, verplaatsen, verrekken, verzwikken disorde - wanorde dispache - averijregeling disparaat - ongelijk, verschillend disparaatheid - ongelijkheid dispensatie - ontheffing, vrijstelling dispensatorium - receptenboekdispenseren - ontheffendisplezier - last, spijt, verdrietdisponeren - beschikken, regelendisponibel - beschikbaar dispositie - aanleg, beschikking, disp., gemoedsstemming, gesteldheid, lust, neiging, vatbaarheiddispositief - beschikkend, regelenddisproportie - wanverhouding disputant - twistvoerderdisputatie - redetwist disputeerkunst - dialestiekdisputeren - twistendispuut - geredekavel, redekaveling, geschil, debat, debatclub, redestrijd, redetwist, twistgesprek, woordentwist dissectie - lijkopening, ontledingdissel - baars, disselboom, dwarsbijl, glijgoot, kloet, kuip, lamoen, sukkel, sul, trekboomdisselboom - baar, berrie, disselraam, inspan, lamoendisselboomwagen - mallejandisselhamer - marteel disselraam - lamoendisselsjees - beugelsjees, disselwagen (voor tweespan). gigdisseltang - schameldisselwagen - beugelsjees, gigdissenter - andersdenkendedissertatie - proefschrift, verhandelingdissident - andersdenkende, scheurmakerdissimilatie - huichelarij, veinzerij, vermommingdissolvant - oplosmiddel

-40-

Page 41: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dissonant - dissonance, wanklank distantie - afstand, verte, verwijderingdistel - dauwdistel, doornzaad, dostelkruid, onkruiddistelachtige plant - artisjok, kaarde, kardoendistelen - dwarsdrijven, harrewarren, stribbelen, tegenwerken, vittendistelgewas - cardon, kardoen distelhaak - distelschaardistelig - netelig, weerbarstigdistelsoort - artisjok, dikkop, kardoen distelvink - barnsijs, frater, kanarie, kletter, kneu, putter, sijsjedistichon - versdistillateur - brander, sterkedrankmaker, stokerdistillatie - overhalingdistillatieprodukt - alcohol, jeneverdistillatieprodukt van wijndruiven - beermostdistilleerder - brander, distillateur, stoker distilleerderij - stokerijdistilleerkolf - alambiek, overhaalglas, pelikaan, retortdistilleertoestel - alembiekdistilleervat - retortdistilleervat (glazen) - pelikaandistilleren - afleiden, branden, destilleren, stokendistinctie - beschaving, cachet, onderscheid, standing, voornaamheid distinctief - onderscheidingsteken, rangtekendistingeren - onderscheidendistorsie - draaiing, verstuiking,verwarringdistract - afgetrokken, verstrooid distractie - afgetrokkenheid, verstrooidheiddistribueerwals - inktroldistribueren - ronddelen, uitdelen, verdelen distribuering - ronddeling, verdeling distributie - bedeling, ronddeling, verdeling, uitdeling, verspreiding district - afdeling, ambtsgebied, arrondissement, distr., gebied, rechtsgebied, kanton, kieskring, kreits, kring, kwartier, onderafdeling, rayon, ressort, revier, ring district (Arab.) - moekimdistrict (jachtgebied) - revierdistrict (vero) - ambachtdistrict in Delhi - Simladistrict in Frankrijk - Ornedistrict in Hongkong - Chiulung Kowloondistrict in Portugal - Comarca, Evoradistricthoofd op Java - wedana, wedanodit - hoc, zulks dit is - d.i, i.e., ziehier dithyrambe - bacchuslieddithyrambisch - vurigdito - dergelijk, eender, evenzo, gelijk, hetzelfde, idemditorsie - draaiing, verstuiking, verwarringdiurese - urinelozingdiurnaal - gebedenboekdiva - (film)actrice, ster, stardivagatie - afdwaling, onzin, uitweidingdivageren - afdwalen, bazelen, temen, uitweidendivan - ligbank, ottomane, rustbank, rustbed, sofa divankleed - kelimdivergent - strijdig, uiteenlopend divergentie - strijdigheid divergeren - uiteenwijkendivers - allebei, gevarieerd, onderscheiden, ongelijksoortig strijdig, uiteenlopend, verschillenddiversen - allerhande, allerlei, gevarieerde, varia, van alles, verschillende

diversiteit - verscheidenheiddiverteren - vermaken, verlustigen divertissement - amusement, ontspanning, vermaak dividatie - traktatie, verzetjedividend - div., rente, uitkering, winstaandeel divideren - delen, verdelendivinatie - voorspellingsgave diviniteit - goddelijkheiddivisie - afdeling, koppeltekendivisiecommandant - generaal dizzy - duizeligdjati - teak djatihout - teakhoutdjimat - amulet, talismandobbelaar - gokker, rijfelaar, speler, tuiser, waaghalsdobbelen - rijfelen, teerlingendobbelhuis - speelholdobbelspel - duizenden, gokspel, gooien, hazard, honderden, knobbele, passedies, poker, tiktak, triktrakdobbelsteen - alea, daal, kaaba, kubus, lot, teerlingdobbelsteenspel - tritsendobbelsteentje van peperkoek - pepernootdobbelsteenvormig - kubiekdobbelsteenvormig voorwerp - ankdobbelterm - beker, steen, ogendobber - drijver, sim, vistuigdobberen - aarzelen, flotteren, fluctueren, fluktueren, rondzwalken, spelevaren, vlotten, weifelen, zwalken, zwevendobberen op het water - drijvendobbertje - ophouder, vlotlijndocent - hoogleraar, lector, leerkracht, leermeester, leraar, meester, onderwijzer docente - leares, leerkracht, onderwijzeresdecent op middelbare school - leraardecent op universiteit - lector doceren - instrueren, leren, lesgeven, onderrichten, onderwijzendoch - echter, evenwel, maardocht - roeibankdochter - kind, meisjedochtergezwel - metastase dochter van - zie familie betrekkingendochters zoon - kleinkinddociel - gedwee, leerzaam, mak, meegaand, volgzaam dociliteit - meegaandheiddoctor - dr.doctor in beide rechten - d.j.u. doctor in de heil - godgeleerdheid, std.doctor in de medicijnen - dm doctoraal - deftig, geleerddoctoraat - graad, waardigheid doctoranda - dradoctorandus - drs doctoreren - promoveren doctrinair - leerstelligdoctrine - doctrina, leer, leerstelling, wetenschapdocument - akte, bescheid, bewijsstuk, bul, diploma, geschrift, oorkonde, papier(en), pas, paspoort, stuk, trouwakte, volmachtdocumenteren - bewijzen, outilleren, stavendodaars - dronte, walgvogel, zoetwaterduikerdodder - huttentut, radijsdodderig - doddig, slaperig, suffigdoddig - aardig, dodderig, enig, lief, mollig, schattig, snoezerig, snoezigdode - gestorvene, lijk, overledenedode meander - hoefijzermeer

-41-

Page 42: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dode rivierarm - strang dode stad - Veredode taal - Gotisch, Grieks, Hettitisch, Latijn, Sanskriet, Tochaarsdodecaëder - twaalfvlak dodekop - colcothardodelijk – fataal, letaal, noodlottig, vernietigend, zeerdodelijk vermoeid - uitgeputdodelijk wapen - atoombom, neutronenbomdodelijke afloop - exitusdodelijke stof - vergifdodelijkheid - letaliteit, sterftedoden - afmaken, elimineren, kelen, neerschieten, nekken, ombrengen, ontzielen, slachten, vellen, verdelgen, vermoorden, vernietigendoden ter verlossing uit lijden - euthanasiedodenakker - begraafplaats, kerkhofdodenbezwering - necromantiedodencultus - dodenvereringdodend - deleterischdodendag - Allerzielendodendal - stikvallei dodendans - macaberdodeneiland (het oude) - Eire, Erim, Ierlanddodenfeest bij de Papoea´s - bisdodengod der Egyptenaren - Serapisdodenhuisje - morguedodenliefde - necrofilie, necromaniedodenlijst - dodenmars, necrologie, treurmars dodenmars - treurmars dodenmis - requiemdodenmunt - obolus, obooldodenrijk - erebus, Hades, onderwereld, schimmenrijk, sjeool, tartarus dodenrijk (Hindoes) - Nirwanadodenrijk uit de Germaanse - mythologie, Walhalladodenrijk uit de klassieke mythologie - Hades, Tartarusdodenstad - begraafplaats, kerkhof, necropolis dodenverblijf - Erebus, Hades, hel, hemel, onderwereld, Orcus, Tartarus, vagevuur, Walhalladodenverering - manismedodenzang - nenia doder - keler, moordenaar, slachterdoderaal - aalpadpieper, doding, mortificatiedodo - doedoe, dodaars, dronte, walgvogel dodijnen - wiegendoeal - factotum doedel - buidel, dot, doedelzak, knoedel, lisdoddedoedelen - fluitendoedelzak - cornamuse, loure, moezel, musette, ruispijp, zakpijpdoedelzakspeler - pijper, piper doedelzak , soort middeleeuwse - estivedoedelzak , uit Auvergne - cabrettadoedoe - dodo, struiskasuaris, walgvogeldoe-het-zelver – hobbyist, knutselaar, zelfdoenerdoek - gordijn, draperie, handdoek, hoofddoek, laken, lap, linnen, omslag, omslagdoek, projectiescherm, scherm, schilderij, schilderstuk, servet, stilleven, tafeldoek, toneelgordijn, vaatdoek,vlag, wade, weefsel, zakdoek, zeildoek (met) bekleden - bespannen, overtrekkendoek met leuzen - spandoekdoek om het middel van negers - paandoek ter versiering - draperie, draperingdoek van linnen - zeildoek voor schilderij - linnen

doekje - bavetje, bef, dwaal (altaar), kwezeltje, slabbetje, lap, lapje, oorvatter, slabdoekje onder de kin - befdoekje, open - applaus doekje tegen het bloeden - smoes, verzinsel, uitvluchtdoekoen (Ind.) - medicijnman, tovenaar, vroedvrouwdoekspeld - fibuladoekversiering - draperie, drapering, gordijn, lijst, randdoel - bedoeling, bestemming, but, buut, doeleinde, doelpunt, doelwit, eindpunt, goal, ideaal, mikpunt, object, oogmerk, oogwit, opzet, plan, richtpunt, roos, schietbaan, schietschijf, strekking, streven, target,wildoel treffen - slagendoel van het handelen - bestemmendoelbereik - schootsvelddoelbewust - trefzekerdoeleinden - idealen, bestemmingendoelen - bedoelen, beogen, mikken, munten, schietbaan, scoren, streven, zinspelendoelen op - duiden, mikken, ogen, slaandoelhokje bij cricketspel - wicketdoelloos - futiel, inefficiënt, lukraak, nietswaardig, nutteloos, zinloos doelloos aanwezig zijn - rondgangerdoelloos ergens vertoeven - pierewaaiendoelloos lopen - drentelen, slenteren doelman - doelwachter, keeper, goaliedoelmatig - bekwaam, bruikbaar, dienstig, doeltreffend, efficiënt, geknipt, geschikt, nuttig, praktischdoelmatig gevoerd beheer - rationalisatiedoelmatigheidsleer in de schepping - teleolegiedoeloorzaak - entelechiedoelpaal – staak, stoldoelpunt – goal, mikpunt, treffer doelpunt, een - maken - scorendoelpunt maken - scorendoelschop - doeltrapdoelstand - score doelstelling - bedoeling, considerans, objectief, 0oriëntatie, overweging, plan, strevendoelstreep - doellijn, schreefdoeltreffend - beslissend, comfortabel, doelmatig, efficiënt, effectief, geslaagd, nuttig, practisch, raakdoeltreffendheid - efficiency, efficiëntiedoelverdediger - doelman, doelwachter, goalie, keeper doelwit - doel, mikpunt, roos, schietschijfdoem - invloed, oordeel, stijl, veroordeel, vloek, vonnisdoemen - veroordelendoemenswaard - verdoemelijkdoemwaardig - misdadigdoen - bedrijven, gegoed, handeldrijven, handelen, kosten, maken, overgaan, plegen, presteren, schoonmaken, stichten, uiten, uitvoeren, uitwerken, verrichten, volvoeren, welgesteld, werkendoen achteruitgaan - interendoen afdwalen - afleidendoen afgaan - lossendoen alsof - acteren, gebaren, fingeren, huichelen, simuleren, spelen, veinzen, voorgeven, voorwendendoen alsof men niets ziet - oogluikenddoenbaar - mogelijk, uitvoerbaardoen bedaren - kalmeren koelen, sussen, stillendoen begrijpen - uitleggendoen beseffen - doordringen, begrijpendoen besluiten - overhalendoen bijeenkomen - convoceren, samenroepen, verzamelen

-42-

Page 43: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

doen binnengaan - binnenlaten, inlatendoen blijken - achten, (be)tonen, bewijzen, kennen, prouveren, rekenen, waarnemendoen doen - aanzetten doen drinken - drenken doen en laten - gedragdoen gaan - sturendoen gelden - vindicerendoen geloven - wijsmakendoen genieten - bekorendoen glooien - dosserendoen groeien - kweken, ontwikkelen, telendoen kantelen - kenterendoen lijden - martelen, pijnigen doen losbarsten - beginnen, loslaten, losmaken, ontketenendoen mislukken - beletten, omverwerpen, saboteren, torpederen,verhinderen, verijdelen, voorkomendoen omslaan - kantelendoen ontploffen - exploderen, ontploffendoen ontstaan - genereren, kweken, telen, opwekken, verwerkendoen ontstellen - consternerendoen ontvlammen - aanblazendoen ophouden - stelpen, stoppendoen opstijgen - oplatendoen plaats hebben - leveren, maken doen schrikken - ontstekendoen splijten - klovendoen sterven - doden doen stikken - smoren doen stollen - stremmendoen uiten - ontlokkendoen uitkomen - betonen, releverendoen vallen - omverwerpendoen verachten - belovendoen verblijven - logerendoen vergaan - verkwijnen, verterendoen verjaren - prescriberendoen verliezen - benemen, beslaan, innemen, ontnemendoen vermoeden - suggererendoen verrijzen - opwerpendoen vervagen - verdoezelendoen voortduren - bestendigendoen waaien - blazendoen walgen - afstotendoen watertanden - tantaliserendoen wegvloeien - lozendoen wentelen - ronddraaiendoen weten - kennen, waarnemendoen zien - aantonen, openbaren, tonen doenbaar - mogelijk, uitvoerbaardoende - actief, bezig, onledig, werkzaamdoeniet - baliekluiver, lanterfanter, leegloper, luiaard, luierik, luilak, luiwammes, ledigganger, nietsnut, uitvreterdoening - bezigheid, herberg, hoeve, negotie, nering, winkeldoenlijk - mogelijk, te doen, uitvoerbaar doerak - fielt, gewetenloze, loeder, schurkdoerra - kaffer, negerkorendoes - kardoes, poedel, sproeier, sufdoetje - sufferddoezel - dommel, doezelaar, dutje, doezelaar - zeemleerrol doezelen - dommelen, estomperen, slapen, sluimeren, soezen, suffen, vervagendoezelig - slaperig, suf, vaag dof - eenvoudig, flets, gedempt, geesteloos, gesmoord, getemperd, gevoileerd, glansloos, lusteloos, mat, onbeduidend,

onverschillig, passief, stoot, suf, wazigdof brommend klinken - gonzendof dreunen - rommelendof gedruis maken - stommelendof van geest - duf, lethargisch, sufdoffe onverschilligheid - lethargie doffer - duifdoffe slag - bons, dreun, klap, plofdoffe smak - bons, plofdof geluid - bons, dreun, gestommel, pang, plof, poef, slag, smak, valdof gonzend geluid geven - roezemoezendof maken - matten, matteren, ontglanzen voileren dof ruisen - zoevendof trillen - dreunendof van geest - doezelig, duf, slaperig, sufdof van geest zijn - suffendof van kleur - matdof weerklinken - dreunendoffe - mattedoffe geluiden maken - stommelendoffe knal - pangdoffe onverschilligheid - letargie, lethargiedoffe slag - bond, bons, dreun, klap, klop, plof, plomp pof, smak,doffe stem - keelstemdoffer - duifdoffigheid - matheiddoft - roeibank dofweg - lusteloos, rusteloos, onverschillig doge - hoofdbestuurder doggensoort - 5 boxer 7 buldog, mastiff 8 mopshond10 Leonberger, Rottweiler11 bulmastiff14 Newfoundlanderdogger - kabeljauwvisser, vistuig doghondje met stompe neus - mop, mopsdogma - geloofsartikel, leer, leerstuk, leerstelling, stelregeldogma van het Boeddhisme - Karmadogmatiek - leerstelligheiddogmatisch - apodictisch, droogdok, leerstellig, leerstelling, orthodox, precies, rechtzinnig, star, steil, stomp, vastomlijnd dok - dakpanstrowis, slag, strowis, stropopdok, getrokken door grote sleepboot - zeesleepdokken - betalen, schuiven, pil,dokker - dokwerkerdoksaal - kosten, maken, verrichtendokter - arts, chirurg, chirurgijn, esculaap, geneesheer, heelkundigehuisarts, medicus, medicijnman, therapeutdokter die keuringen verricht - keuringsartsdokter, Hongaarse - kwakzalverdokter in vroegere tijden - chirurgijndokter voor badgasten - baddokterdokteren - medicineren, prutsen, sleutelendokterspraktijk, bepaalde - armenpraktijkdoktersvoorschrift - recept dokwerker - bootwerker, dokker, havenarbeiderdol - absurd, bezeten, breinloos, bromvlieg, crazy, dolgezellig, dolprettig, dolzinnig, doorgedraaid, driest, dwaas, fanatiek, frenetiek, furieus, gek, geschift, idioot, kokend, kolderig, krankzinnig, lachwekkend, malende, mal, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, razend, roeiklamp, roeipen, spitsmuis, stapel, tierend, tureluurs, uitgelaten, uitzinnig, verwoed,

-43-

Page 44: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

vleesvlieg, wild, waanzinnig, woedend, woest, zinneloos, ziedend, zotdol op - verzotdolaard - doler, vagebond, zwerverdolage - ronddwalingdolappel - doornappel dolbes - alfrank, bitterzoet, elfrankdolce - zacht, liefelijk doldraaien - flippendoldriest - extravagant, gejaagd, gewaagd, onbezonnen, onstuimig, uitgelaten, vermetel, wild doldriftig - bezeten, onbesuisd, ruw, wild, woedend, woest,doldwaze - maniakdole - kauw, kra, kraai, torenkraaidoleantie - afscheiding, bezwaarschrift, bezwaren, beklagen, klaagschrift, klacht, dwalwendoleerschrift - bezwaarschriftdolen - darren, doleren, dwalen, landlopen, loslopen, ronddwalen, rondgaan, rondzwerven, spoken, waren, zwalken, zwerven,dolendo (muz.) - weemoedig dol en driest - wilddoler - dwaler, zwerverdoleus- bedrieglijkdolfijn - butskop, flipper, tandwalvis tuimelaar, dolfijnsoort - beloega, bruinvis, butskop, Flipper, gramper, griend, grindewal, narwal, noordkaper, rondkop, orka, tuimelaar, zeevarken, zwaardvis dolfijnsprong - schroefdolfijn, witte - beloegadolfijn, zwarte - grienddolfijnenbad - dolfinarium dolfijnen - wiegen, wiegelendolheid - frenesie, krankzinnigheid, lyssa, rabiës, rage, razernij, waanzin, zotheid dolheid van schapen - draaiziektedolichocefaal - langschedeligdolik – hondsdravik, paardenbloem, raaigras, zaaigras, zwartkoren doline - daldoling - dwaling, verkeerdheid dolk - dag(ge), kortelas, kortjan, kris, ponjaard, pook, stilet, stilettodolkmes (Ind.) - rentjong, krisdolk (lange voor doodsteek) - misericordiumdolkoppig - onbesuisd, wild, woest, razenddolkruid - bilzenkruid, bitterkruid, doodkruid, malkruid, nachtschade, papekul, walschot dollar (Ind.) - ringgitdolle - gekdolle grap - farce, kluchtdolle kervel - hondspeterselie, pijpkruid, ribzaad, scheerling, tuinscheerling, waterscheerling, winterlingdolle waanzin - frenesie, furie dolleman - gek, razende, wilde, ijlhoofddollemanspraat - gekkenpraat dolomiet - bitterkalkdollen – gekscheren , ravotten, stoeien dolle streek - potsdolletjes - zalig dolomiet - bitterkalk Dolomieten, bergtop in de - Antelao, Marmoladadoloos - opzettelijkdol op - verzotdolwoeste krijgsman - Roelanddolwortel - eenbes, pariskruid, waterscheerling, wolfsbes

dol zijn op - verzotdolzinnig - dwaas, gek, onbekookt, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, rabiaatdolzinnigheden doen - kolderendom - aartsdom, achterlijk, basiliek, bedehuis, bekrompen, bête, bot, debiel, dwaas, ezelachtig, godshuis, hardleers, hardlerig, hersenloos, hoofdkerk, imbeciel, kathedraal, kerk(gebouw), koepel, kortzichtig, leeghoofdig, loborig, lomp, naïef, onbegrijpelijk, onbenullig, onbevattelijk, onbezonnen,ongeleerd, ongeletterd, onnadenkend, onnozel, onontwikkeld, onverstandig, onwetend, onwijs, redeloos, schaapachtig, stom, stompzinnig, stupide, suf, uilig, wezenloos, zotdom vroom - bigot domein - bezit, gebied, erf, estate, kroongoed, landgebied, landgoed, rechtsgebied, state, streek, terrein, territorium, zonedomesticatie - veredelingdomgrappig persoon - abderiet, halsdomheer - kanunnik, kapittelheer, stiftheer domheid - beotisme, bêtise, blunder, bok, dwaasheid, enormiteit, flater, hardleersheid idiotisme, ignorantie, imbeciliteit, misgreep, misslag, mistasting, onkunde, onnozelheid, onverstand, stommiteit, stupiditeit domheid begaan - blunderendomicilie - huis, verblijf, woning, woonplaats, woonstededomig - bezweetdominant - overheersend dominatie - overheersingdomina - vrouwelijke predikant, da.dominee - predikant, voorganger, zielenherderdomineese - domineevrouw dominees woning - pastoriedomineren - overheersendominicaan - op(ordinis praedicatorum), predikheer Dominicaanse munt - centavo, peso Dominicaanse Republiek - HaïtiDominicaanse Republiek, oorspronkelijke bewoner van de - Ciguayo, Tainodominion - Australië, Canada, Nieuw - Zeelanddominion in N. Amerika - Canada dominospel - legspel, matadorspeldomino spelen - dominerendomkerk - kathedraal, kloosterkerk domkop - baars, botterik, dissel, domoor, ezel(skop), ezelsoor, ezelsveulen, glijgoot, kever, kloet, oen, slaapkop, stommerd, stumper, sufferd, sukkel, sul, uil domme - lekkeredomme fout - blunder, bok, flater, misgreep, mosslag domme goedzak - sul domme jongen - domoor, hannes, jorden, kalf, leunes, suldommekracht - aardwind, crick, haaf (van hooiberg), hefboom, kelderwind, koevoet, krik, takel, vijzel, winddomme kunstrechter - Midasdomme koning uit de mythologie - Midasdomme logge vent - zoutzakdomme rijkaard - Midas, Nabobdomme streek - blunder, flater, idiotisme, imbeciliteit, niaiserie, sottise, stommiteit, stupiditeitdomme vroomheid - bigotteriedomme vrouw - gans, lut. tut, trien, trine, trutdomme weelderige rijkaard - midasdommel - doezel, dut, halfslaap, siësta, sluimering, soesdommelen - doezelen, dutten, loom, slapendommelend - sluimerigdommelig - doezelig, gaperig, slaperig, soezerig, soezig, sufdom mens - domoor, stomkop, stommeling, stommerddommerd - domoor, lomperd

-44-

Page 45: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dommerik - ajuin, babok, Biotiër, bok, botmuil, botskop, cretin (fig.), domkop, dommigneid, domoor, eend, eendvogel, ezel, ezelachtigheid, ezelskop, ezelsoor, ezelsveulen, geit, golem (Hebr.), kaaskop, hals, kalf, kalfskop, karbouw, kever, kluns, loebas (Z.N.), loete, lomperd, lomperik, lummel, oen, onbenul, os, otter, schelvis, steenezel, stomkop, stommeling, stommerik, stupiditeit, sufferd, sukkel, sul, tut, uil, uilekop, uilskuikendomme streek - stommiteit, stupiditeitdomme vroomheid - bigoteriedomme vrouw - gans, trien, lutdom onwetend - onwijsdomoor - babok, botmuil, domkop, dommerik, domoor, eend, ezel, ezelsveulen, gans, kever, klungel, koe, kruk, kuiken, oen, os, otter, pecus, rund, schapenkop, stoffel, stomkop, stommeling, stommerd, stommerik, sufferd, sukkel, sul, uil, uilekop, uilskuiken, warhoofd, weetniet domp - hefboom, lisdoddedompelaar - duiker, piongeurdompelen - dopen, ondergaan dompeling - doop, doopsel, indopingdompeling in water - doopdompen - omslaan, uitdoven domper - anticlimax, duisterling, kaarsendover, obscurant, uitdoverdompig - bedompt, duf, klam, mistig, muf, somber, suf, vochtigdompteur - africhter, dierentemmer, temmer dompteuse - africhtster, temster,domstad - Utrecht domstom - onbenulligdomvroom - bigot, (domweg) gelovig, kwezelachtigdomvroomheid - bigotteriedon - heerdonaat - geverdonataris - begiftigdedonateur - begiftiger, begunstiger, schenkerdonatie - decanie, gave, gift, schenkingdonder - onweder, onweerdonderaal - aalpieper, meerpoet, modderkruiper, vis, weeraal, weervisdonderaar - Donar, dondergod, Jupiter, kweller, plager,Thor donderbaard - huislookdonderbeestje - onweersbeestje, thripsendonderbeitel - duivelsvinger, lijnxsteen, pijlsteendonderbloem - klaproos, valeriaandonderbui - onweersbui, stortvloed donderen - onweren, rommelen, zaniken, zeurendondergod - Donar, Jupiter, Thor donderhamer van Thor - miôlnerdonderjagen - mieren, moeren, opspelen, razen, tieren, uitvaren, zaniken, zeurendonderkop - cumulonimbus, stapelwolkdonderkopje - kikkervisjedonderkruid - donkerbaard, fijnstraaldonderpad - dikkop, kikkervisje donderpoeder - buskruit, knalgoud, knalzilverdonders - beroerd, buitengewoon, zeer donderslag - donderknal, onweer dondersteen - belemniet, bliksembuis, deugniet, donderbeitel, fulguriet, lammeling, meteoriet, zeeegel (versteende),doneren - schenkenDon Juan - adonis, charmeur, hartenbreker, ladykiller, verleider, veroveraar, vrouwengek, vrouwenjagerdonk - bundeltje, moeras, moer, strobundel, zandhoogtedonker - duister, obscuur, sinister, somber, zwartdonker (ondoorschijnend) - opaakdonker bier - bock, Münchener, oud-bruin, stout

donker van kleur - fonce, madurodonkerbaard - huislookdonkerblauw - diepblauw, indigo, marineblauwdonkerblauwe verfstof - indigo donkerbleek - biasdonkerbruin - tanig donkerbruin paard - zwartvosdonkerbruine aardsoort - omber donkerbruine bosbes - kroos, veenbesdenkerbruine pikante vloeistof - somadonkerbruine stof - taandonkerbruingrijs - taupe donker Engels bier - stoutdonker paard - moordonkerrode houtsoort - merantidonker rood - purperdonkere harde houtsoort - palissanderdonkerharige - brunettedonkere drijvende wolken - zwerkdonkere kamer - dokadonkere kers - kriekdonkere spaanse wijn - tintdonkere vorm - schaduwdonkere zolder in molens - heldonkergele stof - nankingdonkergrijs - taupe, vaaldonkerheid - duisternis, obscuriteit, opaciteitdonkerpaars - aubergine, violetdonkerrode edelsteen - granaatsteendonkerrode harssoort - drakenbloeddonkerrode wijn - tintdonkerrood - karmozijn, purperdonkerrood of geelrood edelgesteente - zirkoon donkerkleurige Filippijn - negritodonkerte - duisternis donkerzwart - diepzwart, gitdonor - bloedgever, gever, schenkerdons - gevederte, nesthaar, veren, vlosdonsgans - eidergansdonzig - bevederd, donsachtig, pluimig, plumeus, vederachtigdonzig propje - dotdonzige waas op planten - dauwdood - afgestorven, bewegingloos, gestikt, gestorven, Hein (magere), kapores, kapot, koud, levenloos, mors (Lat.), mortaliteit, mortuus, omgekomen, ontslapen, ontzield, overgang, overleden, renteloos (kapitaal), sterfgeval, uiteinde, verdronken, verloren, verscheiden, versterf, weg, wijlen, zeisman, ziellos dood, de - veroorzakend - dodelijk, lethaaldood (de-nabij) - veegdood, ten gevolge van elektrische stroom - elektrocutiedood aan het kruis - kruisdooddoodaf - op, uitgeputdoodat - doodop, uitgeputdoodarm - merode (barg.), straatarmdoodbidder - aanspreker, kraai, leedaanzegger doodbloeden - uitstervendoodbranden van wonden - cauteriserendood dier - aas, kadaver, kreng, prijdood door verstikking - asfyxiatiedood (voor) verklaring - boycotdooddoener - afdoener, argument, machtspreukdoodeenvoudig - simpeldoodeter - leegloper, mispunt, nietsnut, opvreterdoodgaan - afsterven, creperen, inslapen, kreperen, omkomen, ontslapen, overlijden, peigeren (barg.), sneuvelen, sterven,

-45-

Page 46: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

sterfte, stikken, verdrinkendoodgewoon - eenvoudigweg, gewoonweg, kortweg, simpeldoodgoed - sulligdoodgoed mens - druif, hals, sukkel, stumper, sul doodgraver - aanspreker, aaskever, kraaidoodkalm - bedaard, doodleuk, gevoelloos, kalmweg, laconisch, lakoniek, leukweg, onverschillig, voorzichtigdoodkist - lijkkist, paletot, sarcofaagdoodkistenbaar - katafalkdoodknijpen - wurgendoodkopaapje - kapucijnaapdoodkoud - onverschillig doodkruid - atropine, belladonna, nachtschade, wolfskers doodlaken - doodskleed, lijkkleeddoodleuk -gemoedereerd, kalmwegdoodlichaam - kadaver, kreng, lijkdoodlopen - strandendoodlopend slop - impasse doodlopend straatje - slop doodlopende rivierarm - ank, hank, kil, kolk, kreek, plasdoodlopende steeg - impasse, keerweer keerweg, slop, stegdoodlopende straat - impassedoodlopende weg - slop, keer, keerwegdoodloper - blindgangerdood maken - doden, dollen, doodschieten moorden, neervellen, ombrengen, ophangen, slachten, smorendoodmoe - afgedraaid, afgemat, afgepeigerd, bekaf, beu, doodop, op, oververmoeid, uitgeput, zat,doodop - afgepeigerd, bekaf, doodmoe, oververmoeid, uitgemergeld, uitgeput, uitgetelddoodrijp - overrijpdoods - akelig, bar, eenzaam, kil, naar, saai, stil, somber, verlaten, vervelend, uitgestorvendoodsadvertentie - overlijdensadvertentiedoodsakte - overlijdensakte doodsbang zijn - bevendoodsbed - sterfbeddoodsbeen - bot, knekel knookdoodsbeenderhuisje - knekelhuisjedoodsbleek - krijtwit, lijkwitdoodsbleek worden van schrik - bestervendoodschieten als militaire straf - fusillerendoodschuim - doodzweet, reeuwdoodsengel - Asraël, Sammaëldoodsgevaar - levensgevaar doodsgewaad - doodskleed, lijkwadedoodshoofd - bekkeneel, schedeldoodshoofdaapje - monkidoodshoofdvlinder - pijlstaartvlinderdoodskleed - doodsgewaad, lijkkleed, lijkwadedoodskloppertje - houtworm, kloppertje, memel, mijt, tikkerdoodsslaap - stervendoodslag - aanslag, manslag, misdaad, moorddoodslag met voorbedachte rade - moorddoodslag plegen - moordendoodslag pleger - moordenaar doodslager - matadordoodsliefhebberij - thanatofiliedoodskleur - lijkkleur doodsnood - stervensnood doodsschuim - reeuwdoodstraf door elektriciteit - elektrocutiedoodsstrijd - agonie doodsuur - stervensuur doodverklaren - negerendoodverven - kenschetsen, voorbestemmen

doodwerken - beulendoodszweet - reeuw doodzwijgen - negeren doof - daaps, hardhorend, hardhorig, slechthorend doof en stom - doofstomdoofheid - surditeitdoofhoedje - domper doofpot - test, vergeetboek, vuurpotdooi van de bovenste laag ijs dooie - opdooidooien van sneeuw - smeltendooie piet - droogpruimdooier - eigeel dooierzak bij zoogdieren - navelblaasjedooierzwam – cantharel, peperlingdooie-visjes-vreter - saaierd doolhof - dwaaltuin, dwaalweg, labirint, labyrint, slakkenhuis slingerbos, warnest, wirwar doolhofachtig - daedalischdoolwortel - eenbesdoom - mist, wasem doon - klam, vochtig doop - dompeling, doopsel, inzegening, naamgeving, onderdompeling, saus doopakte - ceeldoopattest - doopbewijs doopattestatie - doopceel doopbekken - vont doopbeurt - doopdienst doopboek - doopregisterdoopgeschenk - pillegeld, pillegiftdoopgetuige - doopheffer, meter, peter, peet, peetdochter, peetoom, peettante, peetzoon, petemoei,doopheffer - peter, peet doophefster - peettante doopkapel - baptisteriumdoopleerling - catechumeendoopmoeder - meter, meet, peettante doopnaam - voornaam doopregister - doopboek doopsel - doopdoopsel toedienen - dopendoopsgezindte - baptist, menist, mennonietdoopsgezinde kerkdienst - vermaningdoopsuiker - drageedoopvader - peter, peet, peetoomdoopvont - baptisterium door - dia (Gr.), dmv, dooier, doren, ingevolge, met, middels, mits, per, tengevolge, vanwege ,via, wegensdoor (Lat.) - ab, perdoor aaltjes veroorzaakte gallen - aaltjesgallendoor aaltjesziekte in het gewas - aalziektedoor aanbermen aangebrachte grond - aanbermingdoor aandijking winnen - aandijkendoor aanraking iets voelen - tastendoor Achilles doorboord - Priamusdoor Afrodite beminde - Adonisdoor afzender betaald - franco door afzetting - sedimentairdoor Alva ingestelde raad - bloedraaddoorbakken - gaardoor bedekte aantijging te kennen geven - insinuerendoor behoefe vereist - nodigdoor beklopping onderzoeken (med.) - percuterendoor bemiddeling verzoenend - mediatorischdoor bewegen troebel maken - beroerendoor bewerking doen uitvloeien - tappen

-46-

Page 47: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

door bezigheden zeer gevuld - bezetdoor bezonnenheid gekenmerkt - ernstigdoorbijter - aanhouderdoor binden bevestigen - aanbindendoor bladluizen afgescheiden vocht - mierenhoningdoor blaffen bedreigen - aanblaffendoor blazen doen vlammen - aanblazendoor blazen leegmaken - uitblazen doorboete uitwissen - beterendoor bomen naderbij brengen - aanbomendoorboord blokje ijzer met inwendig schroefdraad - moerdoorboren - doorsteken, perforeren, priemen, spetendoor boren raken - aanborendoorboring - perforatiedoorbraak - breuk, bres, dijkbreuk, gat, openingdoor breien verenigen - aanbreien, toevoegendoorbrengen - beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verdoen, verkwistendoor brullen bedreigen - aanbrullen doorbuigen - knikken, meegeven, zwiependoor de bank genomen - gemiddeld, gewoonlijkdoor de behoefte vereist - nodigdoor de beugel kunnen - passerendoor de daad zelf - ipso facto door de echtgenoot - maritaaldoor de huid heen - percutaandoor de keel gieten - opgevendoor de lever afgescheiden vocht - galdoor de Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdidoor de mond - oraal door de natuur ontstaan - naturalisdoor de neus gesproken - nasaal door de nood ertoe gebracht - noodgedwongendoor de noodzakelijkheid gedwongen - nodedoor de overheid geregelde verloting - staatsloterijdoor de stroming gevormd bed - zellingdoor de vingers zien (fig.) - vergevendoor de wet toegestaan - legaal, wettig, wettelijkdoor de wind - eolischdoor de wind gevormde zeewering - duin door de wol geverfd - dubbelgebeiddoor de zee gevormde steile wand - klif, klip, krijtrotsdoor diefstal ontnemen - ontstelendoor dieren vervaardigd voorwerp - beverdam, molshoop, nest, web door draaien in beweging zetten - aandraaiingdoor draaien vast maken - aandraaiendoor dragen afslijten - afdragendoor dijken aanhechten - aandijkendoor dijken omringd land - polderdoor echtelijke verbinding verkregen - aanbrengdoor een autocraat geregeerd land - autocratiedoor een dam insluiten - indammendoor een dier in beweging gehouden molen - rosmolendoor een geslachtziekte aangestoken - aanbrandendoor een kraan laten afvloeien - tappendoor een misstap het evenwicht verliezen - struikelendoor een muur heen dringen - doorslaandoor een notaris opgemaakt - notarieeldoor een rivier gevormd dal - canon, canyon, kloofdoor elkaar genomen - dooreen, doorsnee, gemiddeld, globaal, ondereendoor een slag uiteen vallen - splijtendoor een vloed van woorden laten zwijgen - overbluffendoor een volksvertegenwoordiging geregeerd land - democratie

door een vreemd land omsloten gebied - enclavedoor een worp verbrijzelen - ingooiendoor elkaar - dooreen, doorelkander, gemengd, ondereen, promiscue, vermengd,door elkaar gevlochten naamletters - monogram door elkaar halen - verwarrendoor elkaar halen van uitdrukkingen - contaminerendoor elkaar schudden - husselen, hutselen, mengen, 5mixen, wassen,vermengendoor elkander - kriskrasdoor en door slecht mens - satanskinddoor en door vals - perfide, verdorvendoor gebrande suiker omgeven amandel - dragee, pralinedoor geen enkel getal deelbaar - priemdoor geld tot minder edele daden bewegen - omkopendoor gemeentebestuur geschonken titel - ereburgerdoor genade - precairdoor geweld gedwongen - v.c. (vicoactus) door God toegezegd bezit - erfdeeldoor Gods genade - D.G.door goedgunstigheid - precairdoor grenzen bepaalde ruimte - plaatsdoor hartzeer gekweld worden - kniezen, piekeren, treurendoor Hera veranderd in een koe (vaars) - lo (myth.)door het oog van de naald - ternauwernooddoor het woord - mondeling, oraal, verbaal, woordelijkdoor het ijs gevormde afzetting -morene, drumlindoor hoge bergen ingesloten deel - ketel, keteldaldoor horzel gekwelde geliefde van Zeus - lodoor klieren afgescheiden stof - hormoondoor kou opgezwollen ledemaat - winterhand, wintervinger, wintervoet, winterteendoor kromme lijn begrensd vlak - periferiedoor land ingesloten water - meer, plas, vendoor levende wezens uitgedreven lucht - adem, asem, wasemdoor lever afgescheiden vocht - galdoor lokken overhalen - verlokkendoor losgeld vrij maken - inlossendoor mensenhanden aangebracht - aanbouwdoor met de voet tegen iets te stoten - struikelendoor met (Lat.) - perdoor middel van - d.m.v., met, middels, pa(parami), per, viadoor middel van de gedachte - mentaaldoor middel van een borstel laten glimmen - poetsendoor middel van speeltuigen voortgebrachte muziek - instrumentaaldoor middel van gesproken woord - mondelingdoor mieren afgescheiden vocht - miere(n)zuurdoor Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdidoor moordrazernij bevangen - mataglap (lnd.)door nalatenschap gekregen iets - erfdeel, erfenis, erfgoed, erfstuk door nalatenschap verkrijgen - ervendoor naspeuren te weten komen - uitkienendoor niets zich verraden - blijkendoor nodige luchtdruk gedreven - pneumatischdoor nood er toe gebracht - gedwongen, noodgedwongendoor nood gedwongen - nodedoor operatie - operatief door omstandigheden- noodgedwongendoor ondervinding geleerde - ervaringdoor ondiep water lopen - wadendoor oorzaken van buitenaf ontstaan - exogeendoor opbeuren aangegeven - aanbeuren door operatie - operatiefdoor ouderdom aanzien hebben - eerwaardig

-47-

Page 48: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

door ouders verlaten kind - vondelingdoor overlevering voortgeplant - traditioneeldoor Paris geschaakte vrouw - Helenadoor Parijzenaars vernielde gevangenis - Bastilledoor politie uitgevoerde drijfjacht - razziadoor regen mislukt - verregenddoor rivier gevormd dal - canon, canyon, kloofdoor roepen doen stil houden - aanroependoor roest aangetast - roestigdoor roesten vast gaan zitten - inroestendoor roof ontnemen - berovendoor sabelhouwen neervellen - omsabelendoor scheren verwijderen - afscherendoor schrijvers hand - (Lat) m.a. door schudden doen klinken - rammelendoor slaan iets breken - doorslaandoor slaan verjagen - afslaandoor slepen iets elders brengen - verslependoor smeltwater gevormde afzetting - esker, kamedoor snijden verbeteren - versnijdendoor solist verzorgd programma - recitaldoor spannen wijder maken - rekkendoor stekken voortplanten - stekkendoor stomen reinigen - stomendoor strijd verwerven - veroveren door stromend water gevormd - fluviatieldoor studie vormen - ontwikkelendoor te groot verbruik minder maken - interendoor Theseus gedood monster - Minotaurusdoor toverkracht - magisch door twee deelbaar - even door uitwendige prikkels veroorzaakt - paratonischdoor vee getreden pad - tradoor verdriet versteende koningin - Niobedoor verjaring verkrijgen - usucapiërendoor verwonding ontstane zielsaandoening - traumadoor vreemd land omsloten gebied - enclavedoor vriendenhand bezorgd - n.m. door vulkaan uitgeworpen gesteente - lava, magmadoor vulkaan verwoeste stadm – Pompejidoor vuur verwoeste stad - Gomorra, Sodomdoor water omgeven land - eiland door waterstromen gevormd - fluviatieldoor wind afgezet - eolischdoor woede verblind (Ind.) - mataglapdoor wrijven aanbrengen - aanwrijvendoor wrijven verwijderen - vagendoor ijs dichtliggend water - toewaterdoor ijs gevormde afzetting - drumlin, morenedoor ijswerking afgezet - glaciaaldoor ijver gedreven - fanatiekdoor zachte overreding verleiden - tronendoor zalving inhuldigen - wijdendoor zee gevormde steile wand - klif, krijtrotsdoor Zeus veranderd in een nachtegaal - Aedondoor ziekte voortgebracht - morbeusdoor zuilen gedragen galerij - colonnade, empoor, gaanderij, stoa doorbladeren - feuilleterendoorboord ijzeren blokje met schroefdraad - moerdoorboorde stop - tap doorboren - doorsteken, perforeren, priemendoorboring - perforatiedoorbraak - gat, barst, bres, breuk, dijkbreuk, opening, scheur, veranderingdoorbrander - salamander

doorbrengen - beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verkwistendoorbuigen - knikken, meegeven doordacht - beraden, gedegen, verstandig, weloverwogendoordat - aangezien, daardoor, omda, terwijldoordien - daar, omdat doordraaien - opmaken, pierewaaien, verkwistendoordraaier - barrel, brasser, lichtmis, losbol, opmaker, patser, verkwister, zwierboldoordraven - doorslaan, raaskallendoordrenken - imbiberen, impregnerendoordrenkt - natdoordrijven - doorzetten, forceren doordrijven tot het uiterste - extremismedoordrijver - doorzetter, extremist, fanaticus, heethoofd, , ultra, volhouderdoordringbaar - permeabel, penetrabeldoordringbaarheid - permeabiliteit, penetrabiliteit doordringen - doorgronden, infiltreren, ontsluiten, overtuigen, penetreren, vervullen doordringen van vloeistoffen door poreuze wanden - osmosedoordringend - fel, nijpend, penetrabel, penetrant, schel, scherp, snijdenddoordringend van toon - heldoordringende blik - arendsblik, valkeblikdoordringing - penetratiedoordrongen - bewust, overtuigd, zekerdoordrongen van iets - overtuigddoordruk - doorslag, duplicaat, kopiedoorduwer - streberdooreen - chaotisch, doorelkaar, gemiddeld, ondereen, overhoop, verwarddooreen gekneed mengsel - deeg dooreengemengde stoffen - mengseldooreengenomen - gemiddelddooreen gestampt eten - stamppot dooreengestampt middageten - ratjetoedooreen gestampte kost - ratjetoe, ratatouille, ratatoeljedooreen gevlochten letters - monogramdooreenknijpen - knedendooreen mengeling - mengsel, warrelingdooreen mengen - klutsen, meieren, mengelen, (om)roeren dooreenroeren - mengendooreen schudden - hussen, hutsendooreenwarreling - wirwar dooreenwarreling - doolhof, warwinkel, wirwardooreenwarren - warrelendooreenwerken - kneden, mengendooreenwerken van stoffen - kneden, mengen, mixendoor elkaar - dooreen, overhoopverwarddoor elkaar bewegen - krielenkrioelen, wemelendoor elkaar genomen - dooreen, doorsnee, gemiddeld, globaaldoor elkaar halen - poespassendoor en door - helemaal, puurdoor en door lui - luidoor en door nat - kletsnatdoorgaan - aanhouden, aansluiten, doorlopen, geschieden, lopen, opengaan, passeren, transiteren, verdergaan, vervolgen, voortduren, voortgaan, voortzettendoorgaan van het geluid als het beeld (van de T.V.) al weg is - overlapdoorgaand - aanhoudend, continu, doorlopend, opgaand doorgaande bas (afk) - bc (basso continuo)doorgaans - altijd, dikwijls, doorgaand, doorlopend, gemeenlijk, geregeld, gewoonlijk, meest, meestal, meestentijds, vaak, veelal

-48-

Page 49: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

doorgaan voor - geldendoorgang - bres, beurt (Z.N.), deur, doorbraak, doorkomst, doorloop, doortochtgat, gat, opening, overloop, pas, passage, poort, transito, tunneldoorgang onder water - tunneldoorgangsgevangenis - amigo, baaierddoorgang tussen bergen - pasdoorgangsgevangenis - amigo,baaierddoorgang tussen twee rijen - gangpad, looppaddoorgang van zon of ster door de meridiaan - culminatiedoorgangshuis - passantenhuis doorgeefkast - doorschuifkastdoorgeefluik - loketdoorgefourneerd - bijdehand, uitgeslapendoorgehaalde plaats (in manuscript) - ratuurdoorgeprikte tekening - sponsdoorgestikte deken - dekbeddoorgestoken kaart - fopperi], nep, oplichterijdoor getallen uitgedrukt - numeriekdoorgevoerd worden - transiterendoorgewinterd - doorgefourneerd, ervaren, geroutineerd, geslepen, routine, slim, overtuigd, routineus, uitgeslapendoorgewinterd persoon - rot, routiné, slimmerddoorgieter - broes (douche), inker(netwerk), treem, trechter, tremel, zeef doorgroeid – doorregen, perfolaatdoorgronden - begrijpen, doorhebben, doorzien, doorhebben, peilen, ramendoorgronder - kennerdoorgronding - penetratiedoorhakken - delen, kerven, klieven, scheiden, splitsen, splijtendoorhalen - berispen, cancelen, cancelleren, effaceren, foppen, doorstrepen, obliteren, royeren, schrappen, uitwissen doorhalen van een post in een rekening - radiatiedoorhaling - obliteratie, radiatie, rature, ratuur, schreefdoorhebben - begrijpen, doorgrondn, doorzien, verstaandoorkijken - snuffelendoorklieven - splijtendoorkneed - bedreven, bekwaam, doortrapt, ervaren, geraffineerd, geroutineerddoorjagen - doorbrengen, doorlappen, opmaken, verkwistendoorklinkende toon - orgelpuntdoorkomen - passerendoorkruisen - bereizen, bezeilen dwarsbomen, tegenwerkendoorkruising - decussatiedoorlaat - passage, sluis, toldoorlaatbaar - permeabeldoorlatend - permeabel, poreus, sijpelendoorlekken - sijpelendoorlekkend water - lekwater doorleven - meemaken doorlichting - diascopiedoorlichting van lichaamsdelen - radioscopiedoorliggen - decubitusdoorloop - gang, steegdoorlopen -doorgaan, moevendoorlopen van een zin van de ene in de andere versregel - enjambementdoorlopend - aanhoudend, doorgaand, doorgaans, geregeld, gewoonlijk, onafgebroken, steeds, voortdurenddoorlopende entreekaart - passepartoutdoorlopende huurovereenkomst - erfpachtdoorlopende ketting - noria, paternoster doorlopende order - legerorderdoorloper - schaatsdoorluchtig - aanzienlijk, beroemd, edel, illuster, roemrijk,

roemwijze, uitstekend, voornaam, verheven, vriendelijkdoormaken - meemakendoormengen - doorslaandoorn - stekel doornachtige plant - akant, bereklauwdoornachtige sierplant - akantdoor middel van - met, middels, per, viadoormidden hakken - kervendoormidden snijden - halverendoor moordzucht verblind - mataglapdoor nalatenschap verkrijgen - ervendoornappel - dolappel, mollekruiddoornat - drijfnat, druipend, druipnat, kletsnat, verregenddoornbekken - acanthopelusdoornbes - meidoorndoorngras - spinifexdoornemen - bestuderen, lezen, naziendoornhaai - speerhaaidoornig - epineus, lastig, netelig, stekeligdoornige heester - gaspeldoorn, meidoorndoornkruiper - bastaardnachtegaaldoor ondervinding geleerde - ervaringdoor optelling ontstaan getal - somdoorpraten - dazendoorpriemen - doorstekendoorregen - gelardeerddoorreis - doortochtdoorreizen - passerendoorreizende - passantdoorroeren - doorslaan, mengendoor roof ontnemen - berovendoorrijp - overrijpdoorsluiper - duinvogel, griel, scharluipdoornstruik - gaspeldoorn, gaspelstruik, ginst, heibrem, meidoorn, steekbremdoorschijnend - diafaan, doorzichtig, dun, helder, hyalien, ijl, iel, kristal, licht, luchtig, mineraal, opaak, transparantdoorschijnend en hard (aardappel) - glazig, glazerigdoorschijnend mineraal - kristaldoorschijnend papier - pergamijn doorschijnende afbeelding - dioramadoorschijnende steen - glas, kristal doorschijnende stof - glas, kamfer, kristaldoorschijnende veldspaat - maansteendoorschijnendheid - transludiciteit, transparantiedoorschouwd - ontmaskerd doorschrappen - doorhalen, royerendoorschrijfpapier - carbondoorseinen - telegraferendoorslaan - bekennen, overdrijvenponsen, slippen, voortgaandoorslaand - afdoende, voldoende doorslag - afdruk, afschrift, beslissing, doordruk, drevel, kopie, nagelijzer, overwicht, pons, ponsoen, stempel, vergiettest doorslaggevend - beslissend , cruciaal, overwegenddoorslagpapier - carbonpapierdoorsmeerder - monteur, oliemandoorsnede - diameter, doorsnijding, intersectie, kaliber, kruising, middellijn, snijpunt, snijvlakdoorsnede van hout - mal doorsnee - gemiddeld sciografie sciografiedoorsnuffelen - doorneuzen, perlustrerendoorsnijden - kerven, zagendoorsnijding - discussie, doorsnede, intersectie, kruising, snijpunt

-49-

Page 50: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

doorsteken - priemen doorspekken - larderendoorspelen - sluizendoorstaan - dragen, dulden, lijden, meemaken, ondergaan, toelaten, uithouden, uitstaan, verdragen, verduren, verterendoorstappen - aanbenen, doorlopen, stevelendoorsteken - lensen, priemendoorstralende geestigheid - geestigdoorstrepen - doorhalendoorstroomopening in waterkering - overlaatdoor strijd verwerven - veroverendoorstrijken - oblitererendoorstrijking - obliteratiedoorstuiven - poncerendoorsturen - verwijzen, wegsturendoorsijpelen - distilleren, infiltreren, transsuderen, zijgen, zijpendoorsijpeling - (in)filtratie, lekkagedoortastend - beslist, rastisch, energiek, ferm, flink, grondig, kordaat, krachtig, resoluut, stoer, terdege, voortvarenddoortastendheid - resolutiedoortocht - binnenlating, doorgang, pas, passage doortocht verlenend document - vrijbriefdoortochtgeld - tol doortocht op een berg - pasdoor toverkracht - magischdoortrapt - arg, arglistig, bestiaal, erg, gemeen, geraffineerd, geslepen, gewiekst, doorkneed, kwaad, leep, link, listig, olijk, onguur, panurgisch, plat, reppig, slecht, slim, slinks, sluw, uitgeslapen, vals, vuigdoortrapt mens - panurgdoortrapte schavuit - panurgedoortrapte schurk - fieltdoortraptheid - gemeenheid, geslepenheid, panurgie, slimheid, sluwheid, uitgeslapenheid doortrek - passagedoortrekken - passeren, wegspoelendoortrekken met vocht - inpregnerendoortrekpapier - calqueerpapier, carbonpapierdoor twee deelbaar - evendoorvaart - kanaal, passage, sluis, vliedoorvaren - passerendoorvoed – dik, welgevoed doorvoelen - doorzoekendoorvoer - transito doorvoerbrief - geleidebrief doorvoerhandel - transito, transitohandel, transitoverkeer, tussenhandel,, doorvoerrecht - doortochtgeld, toldoorvoer van goederen - transitodoor vreemdland ingesloten - enclavedoorwaadbare plaats - drecht, voorde, voord(e), wad, weddoorwandeling - perambulatiedoorwas - goudscherm, waterposteleindoorwaternat - drijfnat, kletsnatdoor water omgeven land - eilanddoorweekt - doornat, dras, drassig, druipnat, drijfnat, kletsnat, nat, trempé, doorweekte grond - drasdoorwerken - aanpotendoorwoelen - wroetendoorwrocht - degelijk, doordacht, geleerd, grondigdoorzagen - zeurendoorzeefd - doorboorddoorzenden - doorsturen doorzetten - doordrijven, pousseren, volharden, voortzettendoorzetter - aanhouder, animator, doordouwer, doordrijver

doorzettingsvermogen - perseverantie, persistentie, volharding, volhardingsvermogen, volhardendheid, volhoudingdoorzeuren - drammendoorzicht - begrip, beleid, benul, besef, bevatting, intelligentie, inzicht, notie, perspectief, perspicaciteit, schranderheid, verstanddoorzichtig - doorschijnend, duidelijk, glashelder, ijl, helder, limpide (Fr.), limpidus, transparant doorzichtig papier - pergamindoorzichtig weefsel - gaas, tule, voiledoorzichtige afscheiding - glas, mica, micavenster, raam, ruit, vensterdoorzichtige draadvormige diertjes - aaltjesdoorzichtige schildering - diorama, kijkspeldoorzichtige stof - cellofaan, diofaan, gaas, glas, kaasdoek, mica, organdie, plastic, plastiek, plexiglas, tarlatan, tule, vensterruit, waterdoorzichtige vloeistof - waterdoorzichtkunde - perspectiefleerdoorzichtkundig - perspectivischdoorzien - begrijpen, doorgaan, doorgronden, doorhebben, doorzijging, filtrering inzien, kle(i)zing, nalezen, narekenen, overlezen, rediveren, snappen doorzifting - colatuur, filtrage,doorzoeken - doorvoelen, fouilleren, onderzoeken, visiterendoorzoeken van een land - explorerendoorzoeking - exploratie, fouillering, inspectie, nasporing, onderzoek, recherchedoorzoeking van een onbekend gebied - exploratiedoorzouten - gepekelddoorzweten - transsuderendoorzweten van scheidingswanden - endosmosedoorzweting - endosmose, transsudatiedoorzijgen - filtrerendoorzijging - filtratie, percolatiedoos - bak, bus, gevangenis, karton, koker, scatula, schoenendoos, trommeldoosbarometer - aneroïde-barometerdoos (langwerpige) met sigarettenpakjes - slofdoos met verbandmiddelen - verbandtrommel, zakapotheekdoosje in eikelvorm - akerdoosje voor de bril - etui, kokerdoosvrucht - capsule, cardamon, hauw, kardemon, kokervrucht, papaver, peul, viooltje doosvrucht (Ind.) - kardemom dooswaterpas - doosniveau, libel, luchtbelwaterpasdop - afsluiting, bast, bol(ster), capsule, eierdop, hoed, kurk, omhulsel, pel, schaal, schil, stop, sloester(Z.N.),dop van een biervat - spondop, sponschroefdop van biljartkeu - pomerans dop van bladlood - capsule dop van een noot - schil, sloester dope - drug, bijmengsel, pepmiddel, stimulansdopen - bevochtigen, dompelen, indompelen, kerstenen doper - baptist, doopsgezinde, mennis, wederdoperdoperwt - dopper, peuldopheide - erica dophoed - garibaldidopje (kruid) voor ontsteking van vuurwapens - slaghoedjedop(je) over een kurk - capsuledopje van bladtin - capsule doppen - betten, pellen, ontmantelen, schillendopper - doperwtdopijzer - centerdor - aride, aried, bar, bleek, droog, dun, flets, furgaal, mager, saai, schraal, onvruchtbaar, pover, steriel, uitgedroogd,

-50-

Page 51: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

verdroogd, vervelend, verwelkt, waterarmdorade - goudmakreeldor duin - kling dor hout - sprokkelhout dor worden - verdrogendorade - goudmakreeldorado - eden ,eldorado, goudland, lusthof, paradijsdoren - punt, stekeldorheid - ariditeit, droogheid, droogte, onvruchtbaarheid, schraalte, steriliteit, xeronosusdorhout - sprokkelhoutdorhout zoeken - sprokkelendormeuse - ligstoel, oorknop, slaapstoeldormitief - slaapmiddel dorp - desa, gat, gehucht, gemeente, plaats, vlekdorp (drie letters) - Ane, Ens, Epe, Erm, Erp, Est, Nes, Oss, Sondorp (Ind.) - desa, dessa, kampongdorp aan de grens - grensdorpdorp aan de Linge - Asperendorp aan de Maas - Asselt, Bezel, Eisden, Itteren, Maaseik, Wessemdorp aan het IJsselmeer - Andijk, Bunschoten, Edam, Elburg, Hindelopen, Katwoude, Makkum, Monnickendam, Nijkerk, Putten, Spakenburg, Stavoren, Volendam, Warder, Workumdorp bij Bloemendaal - Overveendorp bij Gelders Laren - Ekseldorp bij Lienden - Ommerendorp in Achterhoek - Aalten, Beek, Bredevoort, Borculo, Didam, Eibergen, Geesteren, Gelsclaar, Groenlo, 's-Heerenberg, Hengelo, Hummelo, Lichtenvoorde, Neede, Ruurlo, Steenderen, Terborg, Varseveld, Vorden, Zeddam, Zelhem dorp in de Betuwe - Hien, Ooy, Zettendorp in Brabant - Aalst, Alfen, Beek, Dongen, Erp, Gtilze, Goirle, Nispen, Oss, Rips, Rijen, Udendorp in de N.O.P. - Biddinghuizen, Dronten, Ens, Espel, Emmeloord, Lelystad, Swifterband, Ketelhavendorp in Drenthe - Beilen, Borger, Diever, Eelde, Gieten, Norg, Odoorn, Paterswolde, Rolde, Ruinen, Schoonoord, Sleen, Smilde, Veenhuizen, Zuidlaren Zuidwolde, Zweeloodorp in Friesland - Akkrum, Bakhuizen, Balk, Bergum, Blija, Bolsward, Donderbroek, Dronrijp, Franeker, Gaast, Grouw, Hindelopen, Kollum, Lemmer, Makkum, Noordwolde, Oldeboorn, Pingjum, Sloten, Stiens, Tzum, Tijnje, Wyckel, Wierum, Wolvega, IJlsdorp in Gelderland - Barneveld, Beek, Beekbergen, Bruchem, Brummen, Culemborg, Deil, Doomspijk, Druten, Ede, Elburg, Elspeet, Elst, Emst, Epe, Geldermalsen, Groesboek, Heelsum, Heerde, Heest, Kerkwijk, Kesteren, Laren, Lienden, Loenen, Lunteren, Neede, Nunspeet, Ochten, Oosterbeek, Putten, Rumpt, Tiel, Vaassen, Velp, Voorst, Voorthuizen, Wehl, Wisch, Zettendorp in Groningen - Baflo, Beerta, Bierum, Ezinge, Godlinze, Grijpskerk, Haren, Heiligerlee, Leek, Leens, Marum, Meeden, Nieuwwolda, Nuis, Roodeschool, Scheemda, Slochteren, Uithuizen, Ulrum, Warffum, Wilp, Winsum, Zuidbroek, Zuidhorn, Zoutkampdorp in Limburg - Amby, Beek, Born, Echt, Eisden, Epen, Gulpen, Heel, Horn, Linne, Maasbracht, Margraten, Meersen,Mook, Neer, Nuth, Slenaken, Sittard, Stein, Susteren, Tegelen, Vaals, Venray, Weert, Wijlredorp in de Lijmers - Didam, Duiven, Lathum, Weeldorp in Noord-Brabant - Aalst, Almkerk, Andel, Boxtel, Chaam, Deurne, Dongen, Geertruidenberg, Geldrop, Gemert, Gilze, Goirle, Helmond, Kaatsheuvel, Klundert, Kuyk, Moerdijk, Oss, Ravenstein, Roosendaal, Rijen, Son, Sprang, Steenbergen, Uden, Vught, Waalwijk, Werkendam, Willemstad,

Woensdrecht, Zevenbergendorp in Noord-Holland - Andijk, Bennebroek, Blaricum, Bussum, Castricum, Graft, Heemskerk, Heiloo, Hoofddorp, Huizen, Ilpendam, Jisp, Krommenie, Laren, Limmen, Muiden, Naarden, Obdam, Ouderkerk, Overveen, Petten, Purmerend, Santpoort, Schagen, Twisk, Uitgeest, Weesp, Wormer, Zwaag, Zijpedorp in Overijssel - Ane, Blokzijl, Boekelo, Borne, Dedemsvaart, Diepenheim, Diepenveen, Enter, Goor, Gramsbergen, Haaksbergen, Hasselt, Hardenberg, Heino, Holten, Hulst, Markelo, Olst, Ommen, Raalte, Rijssen, Staphorst, Tubbergen, Vollenhove, Vriezenveen, Vroomshoop, Wijhe, Zwartsluisdorp in Utrecht - Baarn, Abcoude, Benschop, Bunschoten, Breukelen, Doom, Loenen, Driebergen, Harmelen, Houten, Leersum, Linschoten, Lopik, Maarn, Maarsbergen, Maarsen, Maartensdijk, Montfoort, Odijk, Renswoude, Soest, Spakenburg, Vinkeveen, Vreeswijk, Wilnis, Woudenberg, IJsselstein, Zeistdorp in Zeeland - Aardenburg, Abeele, Axel, Bath, Biervliet, Breskens, Bruinisse, Cadzand, Colijnsplaat, Domburg, Goes, Haamstede, Hansweert, Hoek, Huist, Koewacht, Kortgene, Kruiningen, Nisse, Oostburg, Renesse, Ritthem, Sluis, Stavenisse, Tholen, Veere, Waarde, Wemeldinge, Westkapelle, Zaamslag, Zierikzeedorp in Zuid-Holland - Aarlanderveen, Berkel, Bodegraven, Boskoop, Brielle, Dirksland, Goudswaard, Hillegom, Leiderdorp, Lisse, Middelharnis, Naaldwijk, Nieuwkoop, Oegstgeest, Ooltgensplaat, Oostvoorne, Ouddorp, Piershil, Poeldijk, Poortugaal, Puttershoek, Reeuwijk, Rhoon, Rijnsaterwoude, Sassenheim, Sommelsdijk, Stolwijk, Strijen, Vilet, Voorhout, Warmond, Woerden, Woubrugge dorp op Schouwen - Ellemeetdorp op de Veluwe - Beekbergen, Eerbeek, Ede, Elspeet, Epe, Ermelo, Emst, Garderen, Harskamp, Hoenderloo, Kootwijk, Loenen, Nunspeet, Otterlo, Schaarsbergen, Stroe, Uddel, Vaassen, Vierhouten, Wekeromdorpachtig - dorpsdorp bij Gelders Laren - Ekseldorpeling - dorpsbewoner dorpelwachter - deurwachter Dorpje bij Eindhoven - Sondorpje ten zuiden van Venlo - Steil, Tegelendorp op Java - desadorp tegenover Velp - Lathumdorp van kaffers - kraaldorp waar water in wijn werd veranderd - Kanadorpscentrum - brink, komdorpsgemeenschap op Java - desa, dessa, kampongdorpshoofd op Java - Loera(h)dorpel - drempeldorpeling - buitenman, dorpsbewoner, plattelanderdorpelwachter - deurwachterdorper - dorpsbewonerdorpje - buurtschap, gehuchtdorpje in Friesland - Blesse, Ureterp, Steggerdadorps - bekrompen, kleinsteeds, landelijk, plattelands dorpsbewoner - dorper, dorpelingdorpsgemeenschap in Israël - kibboetsdorpsgemeenschap in Rusland - mirdorpsgemeente op Java - desadorpshoofd - bekel(Java), loerah (Java), starost (Polen), petinggi(Mal.)dorpshoofdman (Ind.) - ateldorpskern - brink, centrum, kom dorpslogement - dorpsherbergdorpsmuzikant - vedelaar

-51-

Page 52: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dorpsplein - brink, dries, forum, laar, markt, (Oud-Rome) marktdorpsplein met kramen - marktdorpspleintje - dries dorpsrechter in Spanje -alcaldedorpsweide - meentdorp van Kaffers - kraaldorre berg - Horeb(o.t.)dorre heuvel - klingdorre maand - maartdorre plant - heidorre vlakte - hei, heide, heidegrond, heideveld, heidezand, poesta, savanne, steppe, toendra, woestijn, zandvlakte, zandzee dorren - verdrogen, verdorren dorsdeel - dorsvloerdorsen - stampen, vlegelen, ontzadendorsgereedschap - dorsmachine, vlegel, dorst - begeerte, lust, verlangen dorst doen ophouden - lessendorst hebbend - dorstigdorst, hevige - anadipsiedorst naar eer - eerzuchtdorst naar kennis - leerlust, weetgierigheid, werklustdorsten - begeren, haken, hunkeren, smachten, verlangendorstend naar kennis - leergierigdorst hebbend - dorstigdorstend naar roem - eergierig, eerzuchtigdorstend naar wraak - wraakzuchtigdorstig - smachtenddorstig mens - drinkebroer, droogleverdorst lessen - drinken, lavendorst of trek - lustdorst stillen - drinken, laven, lessendorsvis - lomdorsvloer - (dors)deel, neerdorswerktuig - machine, vlegeldorte - dorheid, schraalheiddortoir - dormter, slaapzaaldor worden - verdrogendos - bruidsschat, dres, gewaad, kleed, kleding, opsmuk, ornaat, plechtgewaad, sier, tenuedoseren – afwegen, bepalen (hoeveelheid), verdelen dosering - gift, verdelingdosis - gift, hoeveelheid, kwantum, portiedosis bepalen - doserendossen - kleden, opschikken, opsieren, versierendossier - strafbladdot - boeket, bos(je), bundel, bundeltje, haarvlecht, haarwrong, kilt, klis, klit, kluit, knot, kuif, pluk, schat, snoes, speen, toef, tuil, tuiltje, wrong, zuigspeen dotatie - begiftiging, gave, schenkingdot bloemen - bosdot haar - klit, pluk, wrongdot kuif - toefdotatie - begiftiging, gave, schenkingdoteren - begiftigen, geven, schenken doterminatie - bepaling, vaststellingdotje - schat, snoesdotje papier - propjedotskop - domkop, lomperd, lummel dotterbloem - boterbloem, plomp, waterboterbloemdottig - snoezigdot wol - knotdouane - grenspolitie, grenswacht, tolbeambte, tolwachtdouanebeambte - commies, douanier, grenswachter, kommiesdouanehuisje - tolkantoordouanekantoor - grenskantoor

douanewerkzaamheid - inklaren, uitklarendouanier - grensbeambte, tolbeambte, commiesdoublé - geelkoper, namaakgoudschijngouddouble - dubbelgangerdoubleren - omzeilen, rekken, verdubbelen, voerendoubleren, een jas - voerendoubleren, een kaap - omzeilendoubleur - zittenblijver douceur - extraatje, fooi, tipdouche - regenbad, shower, sproeibad, stortbaddouchebad - lavetdouchen - badendoven - blussen, dempen, lessen, smoren, uitdoen, uitdoven, uitgaandovenetel - hoenderbeet, hondsnetel, melkbloem, suikernetel dovig - hardhorenddouw - duw, pordown - depressief, mineur, mismoedig, moedeloos, neerslachtig, ontmoedigd, putterig, terneergeslagendoxologie - gloria, lofprijzingdozijn - twaalftal, dz. dozijndichter - prulpoëet dra - aanstonds, alras, binnenkort, eerdaags, eerlang, gauw, ras, snel, spoedig, terstond, vlug, weldra, wekhaastdraad - filum, garen, gouddraad, licium, samenhang, snaar, snoer, spinsel, streng, verband, zilverdraaddraad in kabel - ader draad van een kaars - pitdraad van een verhaal - lijn, samenhangdraad van hout - nerfdraad van merinoswol - merinosgarendraad van metaal - snaardraad van passementwerk - cantilledraad van spinnenweb - rag draad van overbrenging van prikkels - zenuwdraadachtig ondier - leviathandraadbericht - telegram, telex draadgewicht - dernierdraadhalm - dwerggrasdraadje - pluisje, vezeldraadkam - strelerdraadklos - haspeldraadklos voor elektromagneet - solenoïde (Gr.)draadledepop - marionetdraadloos - ongebonden, wirelessdraadloze - radio draadloze omroep - radio draadloze telefonie - mobilofoon, radio, walkie-talkiedraadnagel - spijkerdraadomroep - radiodistributiedraadspoelen - opwindendraadtang - kniptangdraad van metaal - snaardraadversperring - prikkeldraaddraadvorm - aaltjedraadvormig - filiformdraadvormig deeltje - vezeldraadvormig metaal - ijzerdraad draadvormig vormpje - aaltjedraadweefsel - myceliumdraadwerk van zilver enz. -filigraan, filigrain, filigreindraadwieren - confervendraadworm - aaltje, haarworm, made, nemotode, spoelworm, trichine draadwormen - nematodedraadwormziekte - filariasis

-52-

Page 53: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

draagbaar - baar, berrie, brancard, burrie, hooiraam, portable portatief, tandoe draagbaar draaiorgel - lierdraa gbaar orgel - portatief, regaal draagbaar toestel - portabledraagbalk - dwarslegger, keper, kesp, latei, legger, ligger, onderslag, stander, stembalk, steunbalk, stut, stijl, tafel, toogdraagbamboe - pikoelandraagband - autogordel, bandelier, bretel, buikband, ceintuur, degenriem, draagdoek, galg, gordel, koppel, leizeel, lus, mitella, singel, sling, sautoir, suspensoir, zeeldraagband over de borst - sjerpdraagband voor arm - mitella draagband voor broek - bretel, galgdraagband voor matrasveren - singel, zeeldraagband voor patronen - bandelierdraagbare afschutting - scherm draagbare lamp - looplampdraagbare poppenkast - ronzebons draagbare radio - portable, transistor, walkmandraagbare schrijfmachine - portabledraagbare wieg - reiswiegdraagbare zend- enontvangapparatuur - mobilofoon, portofoondraagbed - baar, brancarddraagbeugel - greep, handvat, hengsel, oor, scharnierdraagboom - draagstokdraagboom met dwarshouten met belletjes - schelleboom, zie ook 'belleman'draagdoek - armverband, brassard, mitella, schouderdoekdraagdoek (lnd.) - slendang draagemmer - kit, kolenkit, vuilnisbakdraaggeld - kruigeld, portagedraaggestel - draagezel, ezel, juk, schraag, steiger, stellingdraagezel - schraagdraaghemel - baldakijn, pergoladraaghout - jukdraagjuk (Ind.) - pikolandraagklamp - kasdoes, steunklampdraagkoets - draagstoel, palankijn, rosbaar, tandoedraagkorf - hot, kiep, mars, schepkorfdraagkracht - draagvermogen, draagwijdte, lift, portee draagkracht van een schip - laadvermogendraagkrachtig - rijk, vermogend draagkrachtmeter - forometer draaglijk - duldbaar, houdbaar, matig, tamelijk, vrijwel draaglantaarn - looplantaarn, zaklantaarndraaglat - draagklos, draaglijst(je), pikolan (Ind.), woutemandraagloon - portagedraagloon (Ind.) - pikolgeld draaglijk - duldbaar, passabel, redelijk, supportabel, tamelijk, tolerabel, vrijweldraagmand - bagge, ben, korf draagmap - tasdraag paard - lastpaarddraagpenning - draagmedaille draagpot - kamp, kogelkussen, kogellager, lagerdraagraam - framedraagrek op auto's - imperiaaldraagrekje voor flessen - draagkarton, flessenrekdraagriem -bandelier, disselriem, hang, helpzeel, singel, zeeldraagsjerp - slendang draagspeld - insigne draagsteen - console, karyatidedraagstoel - baar, berrie, draagbaar, latierboom, palankijn, rosbaar (van paard en muilezel), sedan, tandoe

draagstoel (Jap.) - morimonodraagstok - draagboom, pikolstokdraagstok (Ind.) - pikolandraagstuk - lateidraagt men aan de voeten - klomp, kous, laars, pantoffel, sandaal, schoen, slipperslof, sok draagtoestel - baar, draagbaardraagtuig - jukdraagvat - aker, emmer, kit, kolenemmer, kolenkit, schenkvatdraagverband - mitell, suspensoira draagvermogen - draagkracht, tonnage draagvlak - vleugeldraagvleugelboot - hydrofoildraagwerktuig - baar, berrie, draagbaar, draagberrie, draagjuk, draagkoets, draagriem, draagstoel, draag(toe)stel, emmerjuk, ezel, palankijn, pikolan, tandoe,draagwijdte - afstand, afstandsbereik, belang, betekenis, invloed, omvang, portee, schootsverheid, strekkingdraagwijdte van een kanon - porteedraagzeel - draagbanddraagzetel - palankijn, rosbaardraai - akkerwinde bocht, draaiing, gier, keer, kentering, kink, klap, kolk, konkel, krinkel, kronkel, omkeer, omkering, ommekeer, omslag, omwenteling, oorveeg, oorvijg, pirouette, plezier, rotatie, slag, toer, volte, wending, wenteling, zwaai, zwenk(ing), zwier draai bij het dansen - pirouettedraai in een touw - klinkdraai om de oren - dril, lel, oorveeg, oorvijgdraaibaar - wendbaardraaibaar hek - wringdraaibaar houtje als sluitmiddel - werveldraaibaar onderstel - bogiedraaibaar onderstel onder spoorwagen of vrachtauto - truck draaibaar raam - klapraam, klepraamdraaibaar radiobaken - consolbakendraaibaar sluithoutje - werveldraaibank - carrouselbankdraaibare aardbol - globedraaibare boekenkast - boekenmolendraaibare boekenstandaard - boekenmolendraaibare boom van een takelwagen - gijkdraaibare cilinder met gebedsrol - bidwieldraaibare geschutstoren (schip) - barbettedraaibare haak - warteldraaibare koppeling - scharnier draaibare rails - wisseldraaibare roeipen - dol draaibare schalm - warteldraaibare spiegel - draaispiegel, psycha,draaibare verbinding - scharnier draaibeitel - slechtbeitel draai bij het dansen - pirouettedraaiboek - scenario draaibord - roulettedraaibout - tapdraaideur - tourniquetdraaien - kenteren, keren, kronkelen, malen, omkeren, roeren, rollen, roteren, tollen, torderen, torqueren, tourneren, veranderen, verdraaien, walen, wenden, wentelen, wervelen, wringen, zwaaien, zwenken, draaiend - roterend draaiend lichaam - rotordraaiend persen - wringen draaiend voorwerp - rotordraaiende figuur bij het dansen - swing

-53-

Page 54: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

draaiende gedeelte in een dynamo - rotordraaiende schoorsteenkap - gek draaiende trommel voor wolzuivering - snardraaien in bed - woelendraaien van water - kolkendraaier - bankwerker, veinzer, zwengel draaierig - duizelig, misselijk, weedraaierig worden - duizelendraaierij - prevaricatie, veinzerijdraaiglas - petinetglasdraaigroei - torsie, wrongdraihaak - warteldraaihals - mierenjagerdraai in de weg - bochtdraaiing - bocht, duizeling, kentering, kering, omwenteling, polarisatie, rotatie, spin, tolvlucht, torsie, vrille, waling, wending, wentelingdraai-inrichting - draaikruis, draaimolen, har, molen, scharnier, tourniquet draaikanon - draaibas, lila (smal, Ind.), lilladraaikever - schrijverke, schrijvertjedraaikevertje - schrijvertje,waterkarretjedraaiklos (in buis voor opwekking magnetisme) - solenoïdedraaikolk - kolk, maalstroom, neer, ras, wiel, wielingdraaikolk bij Sicilië - Charybdis, Scylladraaikolk in de lucht - remousdraaikruis - draaihaspel, garenwinder haspel, kantoorstoel kruisrad, tourniquet draaikruk - krukarm, pianostoel, slinger, zwengeldraaimolen - carrousel, draairad, mallemolen, zweefmolen, zweefrad,draaiorgel - lier, pierement, straatorgeldraaiorgelman - liereman, lierman, orgeldraaierdraaipistool - blaffer (barg.), revolverdraaiplan - draaiboek, scenariodraaipunt - keerpuntdraairoede - espagnolet, spagnolet, spanjolet draairollen om zware lasten te verplaatsen - mosterdpottendraaischalm - warteldraaischijf - kiesschijf, plateau, pottenbakkersschijf, roulettedraaispiegel - psyche draaispil - windas draaisprong - pirouette, salto draaistang - as, spil draaistel - bogiedraalstroom - kolk, maalstroom draaistorm - cycloon, wervelstormdraaistroom - kolk,maalstroomdraaistijl - hardraaitafel - grammofoondraaitoestel van een kleinedeur - speundraaitol - nondraaitrap - spiltrap, wenteltrap draaiziekte - blein, gyratiedraaiziekte bij schapen - blein, dolheiddraak - dragon, gedrocht, lastigerd, lastpak, leviathan, melodrama, monster, monstrum, ondier, vlieger,draakachtig dier - basilisk, leviathandraak van een mens - mispuntdraakvis - zeeaapdraal - wartel drab - bezinksel, blubber, dik, drabbe, drabbig, droesem, grondsop, modder, modderig, moer, prut, troebel,drabbe - droesem, grondsopdrabbig - modderig, troebel drab van koffie - koffiedik, prut

dracht - kledij, kleding, kostuum, pak, portee, zwangerschap dracht der onschuld - witdrachtig - etterend, neurend, zwangerdrachtige koe - kalfkoe dracht van militairen - uniformdrachtigheid - zwangerschapdraconisch - strengdraconitisch jaar - eclipsjaardraden - afhalendraden aftrekken - rependraden loslaten - rafelendraden losmaken - rafelendraden maken - spinnen draden uitpluizen - rafelendraden van mosselen - byssusdraden verwerken - weven draderig - dradig, stokkerig, vezelig dradig - draderig, stokkerig, vezeligdradig deeltje - vezeldragaat - duindoren draf - bostel, galop, gang, loop, looppas, spoeling, spurt, stap, trotdraf of gang - loopdrafsport - draverij, paardensportdraf van een paard - galop, trot dragant - duindoorndragee - pil, tablet dragelijk - houdbaar, matigdragen - aanhebben, beuren, brengen, doorstaan,dulden, etteren, gebruiken, lijden, meenemen, ondersteunen, opnemen, reiken, sjouwen, steunen, strekken, tillen, torsen, uitstaan, verdragen, verduren, zeulen, zwerendragend - phorosdragend deel van bruggen - pijlerdragende mannenfiguur - Atlas, Atlantdragende vrouwenfiguur - Caryatidedrager - atlas, boodschapperbrenger, houder, ordonnans, overbrenger, pijler, toonder, vehikel drager van erfelijke eigenschappen - chromosoom, gen, kernlis, kernstaafjedrager van dezelfde naam - naamgenootdrager van een eigenschap in de celkern - gendrager van een zeker kerkelijk ambt - diakendrager van occulte verschijnselen - astraaldrager van wereldbol - Atlasdrager van zware lasten - koelie, pakkendrager, sjouwer(man), witkiel, zakkendragerdragline - graafmachine, sleepschop, sleepgraver, trekgraverdragon - sabelkwast, slangenkruid, keizersalade dragonder - cavalerist, huzaar, manwijf, ruiterdragoniet - bergkristal draineerbuis (Zuidn.) - kannenbuisdrakebloed - bloedzuringdrakedoder - Joris, Waleweindrakenkruid - bloedkruid, pimperneldrakerig - afschuwelijk, lelijkdralen - aarzelen, kriemelen, leuteren, lunderen, marren, procrastineren, sammelen, slenteren, talmen, temen, temporiseren, tergiverseren, toeven, traineren, treuzelen, wachten, weifelen, zaniken, zeurendralend - temerigdraler - cuntator, onzekere, treuzelaar, weifelaardraling - aarzeling, temporisatie drama - omkeer, peripetie, spel, toneelspel, toneelstuk, tragedie, treurspel, verandering, wending drama van Brederode - Griane, Lucelle, Moortje

-54-

Page 55: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

drama van Bredero - Angeniet, Griane, Lucelle, Moortje drama van Euripides - Alcestis, Helena, Heracliden, Hippolytus, Iphigenia, Medea, Orestes, Phaedradrama van Goethe - Faust drama van Hooft - Baetodrama van Ibsen - Brand, De wilde eend, Gynt, Nora, Peer Spoken,drama van Shakespeare - Cymbeline (kimbelijn), Coriolanus, Hamlet, Lear, Macbeth, Othello, Pericles, drama van Sophocles - Aias, Antigone, Electra, Oedipusdrama van Vondel - van Aemstel Gijsbrecht, Jeptha, Leeuwendalers, Lucifer, Palamedes, Pascha dramafoon - draadmagnetofoondramatiek - toneelkunst dramatisch - tragischdramatisch toonstuk - oratoriumdramaturg - Albee, Beckett, Fry, Goethe, Heyermans, Hochhuth, Ibsen, Lonesco, Miller, Osborne, Pinter, Racine, Schiller, Shakespeare, Shaw, Strinberg, Vondel, Whesker toneeldichter, toneelkenner, toneelschrijverdrammen - aanhouden, dwingen, (door) zeurendrammer - zanik, zeurdsrammerig - zeurderigdrang - aandrang, aandrift, aspiratie, begeerte, behoefte, bezieling, drift, druk, hartstocht, impuls, instinct, klem, neiging, opwelling, opzwelling, pressie, rage, streving, stuwingdrang der omstandigheden - urgentiedrangknier - spiraalscharnier drangwater - kwelwater drank - advocaat, ale, arak, bessengenever, bessenjenever, bier, borrel, brandewijn, cacao, citroen, cola, eel, fladderak, gin, grenadine, grok, jenever, kandeel, klare, koemelk, koffie, kummel, kwast, limonade, likeur, melk, most, mee, mokka, orangeade, pile, port, punch, ranja, rum, salep, sec, sherry, slemp, soda, stout, thee, vermouth, whisky,wodka, wijndrank (Ind.) - angur, bebek, pufdrankbestrijder - geheelonthouderdrank bij kraambezoek, - kandeel drank bij Tartaren - kefirdrank der Goden - nectar drank der oude Germanen - mee, mededrank op graanbasis - arak, bier, gin, jeneverdrank op oudjaar - punch, slemp drank uit cognac etc., bereid met heet water, suiker en citroen - grogdrank uit de wortel van een aard-orchidee - salepdrank uit de wortels van de peperstruik - kanadrank uit druivensap - wijn drank uit mout en hop - bier drank uit sap van het suikerriet (melasse) - rumdrank uit vruchten - vruchtenwijn, tweedrankdrank uit vruchtensap - ciderdrank van in melk gekookte bladeren - salledrank van koolzuurhoudend water - tonicdrank van suikerriet - canadrank van Vikingen - mjoeddrankbestrijder - geheelonthouderdrankflesje met matwerk - mattekeesjedrankgelegenheid - bar, herberg, kroegdrankkast - bardrankhuis - bar, café, dranklokaal, herberg, kit, kief,kroeg, saloon (Am.), pub (Eng.), tapperij, taveerne, wijnhuis drankkast - bardrankkoeler - ijsemmerdranklokaal - bar, bierhal, bodega, café, herberg, knijp, kroeg, proeflokaal, staminee, tapperij, taveerne

drankoffer - lebatie, plengofferdrankorgel - drinkebroer, dronkaard, dronkelap, zuiplap, zuipschuit dranksalon - bar drankvat - dronkaard, plengoffervaasdrankverkoper - slijterdrankwagen - dronkaard drankwinkel - slijterij drankzucht - alcoholisme, dipsomanie, ebriositeit, potomaniedrapeau (Fr.) - vaandel, vlag drapenier - lakenbereiderdraperen - behangen, omhangen, plooien, schikken draperie aan vensters, hemelbed, enz. - lambrekijndraperie boven troon - baldakijn, lambrekijndras - blubber, doorweekt, modder, moeras(achtig) , nattig, slijkdraskolk - poel drasland - beemd, bezinksel, broek, droesem, grondsop, moer, moeras, moerland, peelland, rundrassig - lobberig, moerassig, nat, slijkerig, week, zachtdrassig grasland - dries drassig land - broek, dries, marsgrond, mieland, moer, moeras, veen drassig waterachtig land - moerasdrassige grond ophogen - aandammendrassige gronden - onlanddrassige riviermond - lagune, liman drastisch - doortastend, ingrijpend, krachtig, snelwerkend, strengdraven - galopperen, haasten, hardhollen, hardlopen, hollen, lopen, rennen, snellen, stiefelen, trotten, trotterendravend naderen - aandravendravend paard - draverdraver - harddraver, klepper, loper, renner, rijpaard, draverij - harddraverij, koers, paardensport, rensport draverijkar – sulkydraverik - drepDravidivolk in India - BhilDravidiche taal - Kanareesdravik - zwenkgrasdraw - gelijkspel, remisedrecht - kreekdreef - allee, beemd, laan, landouw, landweg, slag, streek, wandellaan, warande dreef met bomen - laandreg - vishaak, werpanker dreg met punthaken - enterdregdreggen - opvissendreigement - bedreigingdreigen - gevaarlopen, muiken, riskerendreigen met - bedreigendreigen te braken - kokhalzen, misselijkdreigend - briek, gevaarlijk, imminent, nakend, onheilspellend, veeg, vreesaanjagend dreigend boven het hoofd hangen - imminentdreigend kijken - blikkendreigend onheil - gevaar, onheil, onraaddreigend vooruitzicht - bedreiging, gevaar, onheildreigende vijandschap - spanningdreiging - gevaar, risicodreiging uitdrukkend - dreigenddrein - zeurkousdreinen - drenzen, jengelen, mieren, mokken, pesten, plagen, temen, treiteren, zaniken, zeurendreinerig - drenzerig, jankerig, jengelig, zeurderigdreinerig kind - drensdrek - aal(t), bagger, beer, derrie, faeces, gier, mest, modder,

-55-

Page 56: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

prut, slik, slijk, uitwerpselen, vuil, vuiligheid, vuilnisdrek van beesten - mestdrekboom - stinkboomdrekbraking - darmjicht, misaireredrekgod - Beëlzebubdrekgoot - riooldrekstenen - koprolietendrekstof - beer, pootaardedrel - del, lap, leur, slons, totebel, voddremmen - dreinen, drenzen, jagen, overhaasten, zeurendrempel - dorpel, drommer, limes, ondiepte, verhoging drenkbak - drenktrog, lestrogdrenken - doordrenken, doortrekken, imbiberen, impregneren, waterendrenken in kreosoot - kreosoterendrenkgebit - kauwgebit, watertoom drenking - infiltratiedrenkplaats - dobbe, waadplaats, wed drenkplaats voor paarden - weddrens - zeurder, zeurkousdrentelen - flaneren, kuieren, planeren, rondhangen, slenteren, trappelen, zwerven Drenthe, bestuurlijke eenheid in - kerspelDrenthe, gemeenschappelijke grond in - markeDrenthe, grootste gemeente in - EmmenDrenthe, heuvelrug in - HondsrugDrenthe, hoofdstad van - AssenDrenthe, plaats in - 3 Een, Elp4 Anlo, Anne, Eext, Elim, Norg5 Assen, Dalen, Eelde, Emmen, Erica, Exloo, Peize, Roden, Sleen, Vries6 Beilen, Buinen, Diever, Gieten, Meppel, Odoorn, Ruinen, Smilde, Valthe, Wijster 7 Havelte, Vledder, Zweelo8 Coevorden, HoogeveenDrenthe, riviertje in - Beilerstroom, Drostendiep, Eelderdiep, Hunze, Peizerdiep, ReestDrenthe, sportgebeuren in - TTDrenthe, vliegveld in - EeldeDrenthe, wat men vindt in - hei, hunebed, rustDrents brinkdorp - AnnenDrents dorp - zie dorp in Drenthe Drents gerecht - etstoelDrents rechtscollege - etstoelDrents sportevenement - T.T.Drents oud gebied - dingspel, dingspilDrents vliegveld - Eelde Drentse grote schuurdeur - baander, Bansde(u)r, banserDrentse hoofdstad - AssenDrentse hoofdvaart - SmildevaartDrentse thee - gagel, luiskruid, possum, pos(t), vlooienkruidDrentse toeristische attractie - hei, hunebeddrenzen - donderjagen, dreinen, jengelen, plagen, treiteren, zaniken, zeurendrenzerig - narrigdresseren - africhten, afrijden, drillen, stileren, temmen dressoir - buffetdressuur - africhting, dierentemmer, dril, opmaking, dreumes - broekeman, hummel, kereltje, kind, kleuter, peuter, puk, uk, ventje dreun - bons, klap, klop, lel, megaton, mep, opdoffer, oplawaai,pats, poeier, schok, schudding, slag, smak, stoot, val, watjekouw dreunen - bonzen, daveren, denderen, schokken, smakken dreunend geluid - donder

dreunend gezang - psalmodiedreunend schokken - denderen dreunende klap - bons dreutel - kleuter, neuteldrevel - doorslag, drijver, drijfijzer, nagelijzer, pen, pin, pons, stempel, zethamerdrevelen – ponsendribbelaar - pingelaardrie azen - tritsdrie, in voorvoegsels - tri drieblad - koortskruiddriebladige kromme - trefoliumdrie boeken in één - trilogiedrie bijeen horende personen of zaken - triade, triodrie dagen - triduüm driedelig gebed - angelusdriedelig grijs - kostuumdrieëenheid - triniteitdriegen - hechtendrie dichtstukken - trilogiedrie maanden - kwartaaldrie met hetzelfde aantal ogen - tritsdrie naast elkaar uitkomende nummers - ternedrie noten met tijdswaarde van 2of 4 noten - triooldrie november - Hubertusdagdrie of meerhoekig raamwerk - stomadrie opeenvolgende nummers in de loterij - ternedrie sterren in Orion - Napoleongesternte(gelukster)drie wijzen (de) - Driekoningen (Balthasar, Caspar, Melchior)drie zonen van Judas - Maccabeeërsdriebasisch zuur - aconietzuurdrieblad - drieluik, klaver, trifolium, waterklaver, zevenbladdriebladige kromme - trifoliumdriedaags tijdvak - triduümdriedagskoorts - malariadriedelig - trichotomie, tripartitiedriedelig schilderij - triptiekdriedelig versvoet - dactylusdriedelige jambische strofe - terzinedriedeling - trisectiedriedistel - carlina, evenworteldriedraads geglansd linnengoed - trieljedriedraads touw - marlijn, marlingdrieeenheid - triade,triniteit drieëenheidsbelijders - trinitariërsdriefasenpunl - tripelpuntdriegezang - terzetdriegodendom - tritheïsmedrieheerschappij - triarchiedrieheid - drievoudigheid, triade, trias, tribadie, triniteitdriehoek - triangel, triangulum, triasdriehoekig - trigonaal, triangel, triangulair, trigonischdriehoekig bootzeil - druil, fok, klapmuts, kluiffok, kluiver, latijnzeildriehoekig bouwsel, behorende bij de gotische stijl – frontaal driehoekig bouwwerk - piramidedriehoekig bovenstuk van een gevel - fronton, timpaan driehoekig hoofddeksel - driekant, steekdriehoekig slaginstrument - triangeldriehoekig stuk aan de enkel van een kous - klinkdriehoekig versiersel - tronton driehoekig voorwandig raamwerk - spantdriehoekig voorzeil - fokdriehoekig zeil - druil, emmerzeil, fok, kluiver, latijnzeildriehoekig zeil van de boegspits - kluiffokdriehoekige papieren zak - puntzak

-56-

Page 57: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

driehoekige vliegtuigvleugel - deltavleugeldriehoekige voorschans - ravelijndriehoekige zijkant van een duig - sneperdriehoeksmeetkunde - trigonometrie, triangulatie driehoeks zenuw - trigeminusdriehoevig dier - neushoorndriehoofdige hond - Cerberusdriejaarlijks - triënnaaldriejarig - triënnaal driejarig hert - gaffel, gaffelhertdriejarige koe - twinterdriejarige ree - rekkedriekamp - triatlondriekant metalen slagbekken in een orkest - triangeldriekante draagdoek - mitelladriekantig gereedschap - vijldriekantig slaginstrument - triangeldriekantig vrouwenhalsdoekje - fichudriekantig zeil - druil, kluiver driekantig vrouwenhalsdoekje - ficgudriekantige draagdoek - mitelladrieklank - majeurdrieklankdicht - triolet driekleur - dundoek, tricolore (Fr.) , vlag driekleurendruk - trichomotypie, trichomiedriekleurig - tricolordriekleurig viooltje - pensee, schoenlapper, schoenmaker, tricolor driekleurige kat- lapjeskatDriekoningen - dertienavond, Epifanie, Balthasar, Caspar, Melchiordriekoningen kaars - drielingkaarsDriekoningen, naam van een der - Balthazar, Casper, Melchior driekoppige helhond - Cerberus driekroon - tiaar, tiara driekwart baksteen - drieklezoordrieledig - trinomisch, trinomium, tripte, triplodrieledig gebed - Angelus drielettergrepige versvoet - anapestdrielingsrijm - terzinedrieluik - drieblad, tripticon, triptiek driemaal - driewerf, tridriemaal (Lat.) - terdriemaal nemen - triplicerendrieman - triumvirdriemanschap - triarchie, trio, triumviraat driemaster - bark, fregat, klipper, schoenerdrie opeenvolgende nummers in de loterij - ternedriepoot - bok, driestal, drievoet, 'm', schamel, schraag, statief, treeft, tripodedriepotig hijswerktuig - krikkemikdriepuntig raken - osculerendrieregelig lied - ritorneldrieregelig vers - tristichondrieregelige strofe - terzet, terzine drieriemige lasso - boladries - erf, plein, schapenwei, wel, wei(de), weiland, werfdriespan - trigariumdriest – aanmatigend, astrant, brutaal, dapper, dol, dwaas, gedurfd, koen, krankzinnig, mal, moedig, onbesuisd, onbevreesd, onbezonnen, overmoedig, roekeloos, stout(moedig), vermetel, vrijmoedig, vrijpostigdriestal - driepoot, schoenmakerszeteldriestemmige compositie voor solo-instrumenten - triodriestemmig zangstuk - terzetdriestheid - vermetelheid, (over)moed

drietal - trio, trits, triade drietal bezette nummers - ternedrietal goden - triadedrietallig - ternair, triadischdrietand - gaffel, mestvork, tridens, trident, drietenige loopvogel - emoe, kasuaris, nandoe, nandu, trapdrietenige luiaard - ai drietenige struisvogel - emoe, emeu, nandoe, nandudrievlak - triëderdrievoet - driepikkel, driepoot, driestal, schraag, staander, staar, statief, tabel, treeft, tripode, voerstuk drievoud - triplo drievoudig - driestal, tripel, triple(x) drievoudig letterkundig - product, trilogiedrievoudige (het) - triplumdrievoudigheid - tripliciteitdrievuldigheidsbloempje - drievuldigheidsviooltjedrievoudige kroon - tiara driewaardig - trivalentdriewieler - tricycledriewielige auto - cyclonettedriewielige transportfiets - bakfiets, carrierdriezang - samenspraak, terzet,trilogie driezijdig - piramidaal, trilateraal driezijdig geslepen glas - prisma drift – aandrift, afdrijving, begeerte, beweging, drang, dreef, elan, geestdrift, gemoed, gloed, haast, hartstocht, haast, hartstocht, heftig, hitte, instinct, jacht, kregelig, kudde, landweg, libido, menigte, meute, moed, neiging, onbesuisd, ongeduld, opgewektheid, opvliegend, opwinding, passie, razernij, spoed, stemming, stroming, toorn, troep, verve, vurig, woede, ijver, zogestemddriftbui - opwelling, uitvaldriftig - choleriek, bruusk, cholerisch, fel, gramstorig, haastig, hartstochtelijk, heetgebakerd, heethoofdig, heftig, hitsig, ijverig, jachtig, kittelorig, koortsachtig, koleriek, kregel, kregelig, lichtgeraakt, nijdig, onbeheerst, onbesuisd, onstuimig, opgewonden oplopend, opvliegend, prikkelbaar, rabiaat, schielijk, toornig,vurig, woedenddriftig maken - opindendriftig (muz.) - tocoso driftig mens - sanguiniasdriftig worden - opstuivendriftkop - cholericus, dolkop, heethoofd, ultra, wildemandriftsneeuw - dwarrelsneeuw, jachtsneeuwdril - africhting, boorijzer, dressuur, drilboor, gelei, keperstof, lil, metaalboor, steenboor,vleesnat drilboor - fiedeldrilbout - schroefbout drilkultuur - rijenbouwdrillen - africhten, beven, boren, dresseren, ringeloren, schudden, trillendriller - africhter, exercitiemeester, instructeur drilmeester - africhter, instructeur, oefenmeester, trainer dringen - doordrukken, drommen, drukken, drijven,duwen, nopen, pressen, prijken, pijnen, steken, uiterst, wellendringend - acuut, brandend, broodnodig, bijtend, expresse, fel, haastig, nadrukkelijk, nodig, noodzakelijk, nijpend, pressant, spoed, spoedeisend, terstond, urgent dringend (muz) - instante, prestamente dringend aanbieden - leurendringend geval - behoefte, exigentie, noodzaakdringend nodig - hoognodigdringend noodzakelijk - hoognodig, nijpend, urgentdringend verlangen - eis, eisendringend verzoek - aandrang, bede, bee, instantie, rek(w)est,

-57-

Page 58: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

smeekbede, smeekschrift dringend verzoeken - smekendringende behoefte - nood, nooddruftdringende maanbrief - brandbriefdringende mensenmenigte - drom, gedrang, massa, troepdringende noodzaak - urgentie dringende noodzakelijkheid - necessiteit, urgentiedringende omstandigheid - noodzaakdringende oproep tot hulp - noodseindringende reden - drangredendringende vraag - bededringendheid - urgentiedrinkbaar vocht - drank drinkbak - kopje, kroes, kom, kop, napdrinkbakje - kom, kop, kopje, mok, nap drinkbare vloeistof - drankdrinkbeker – bak, beker, bokaal, berkenmeier, ciborie, hostiekelk kelk, kom, kop, kroes, mok, nap, roemer, romer,drinkbeker, groot - hanapdrinkbeker op voet - bokaaldrinkebroer - alkoholist, bierbuik, borrelaar, combido, drankneus, drankorgel, drinker, dronkaard, dronkelap, dronkeman, dweil, heffer, heiser, kroegloper, nathals, palul, pimpelaar, roodneus, slampamper, zatterik, zuiper, zwierboldrinken – bitteren, borrelen, feppen, gulpen, hijsen, innemen, klokken, laven, lebben, lebberen, likken, lurken, peren, pimpelen, pinten, pooien, slobberen, slurpen, tetteren, zuipen, zwelgendrinken geven - drenken, lavendrinker - alcoholist, brasser, dronkaard, pimpelaar, pinter, potator, slemper, smuller, zuiper, zuiplap,drinkfles - bidon, thermosfles, veldflesdrinkgelag - bacchanaal, braspartij, dronkemanspartij, gelag, libatie, orgie, slemperij, zwelgpartijdrinkgeld - fooi, gelag, pourboire, tip, vervaldrinkgelegenheid - bar, café, kroeg, restauratie, salon, staminee, taveerne, theehuisdrinkgerei - beker, bokaal, glas, kelk, kom, kop(je), kroes, mok, nap, pint, pul, ro(e)merdrinkkolk voor vee - dobbe drinkkom - napdrinkkroes - drinkbeker drinklust - filoposiedrinkplaats - wed drinkpartij - drinkgelag drinkschaal - nap, tazza drinktrog - drinkbakdroef - bedrukt, droevig, mismoedig, mistroostig, neerslachtig, smartelijk, somber, tragisch, treurig, triest, verdrietig, droefenis - afflictie, bedroefd, bedroeving, bedrukt, diepbedroefd, down, droef, droefgeestig, droefheid, droevig, gemelijk, klaaglijk, kommervol, leed, luguber, lusteloos, miezerig, moroos, scrupuleus, somber, treurig, treurigheid, triest, verdriet, verdrietig, weemoedig, droefgeestig - bedroefd, droef, melancholiek, mistroostig, morose, naargeestig, neerslachtig, pessimistisch, scrupuleus, somber, treurig, zwartgallig, zwaarmoedig, zwaartillenddroefgeestig lied - nocturnedroefgeestig mens - melancholicusdroefgeestige muziek - elegie, nocturne, requiem, treurmarsdroefheid - affectie, berouw, droefenis, droevig, hartzeer, leed, narigheid, nijd, ongeluk, ontsteltenis, pijn, rampnijd, rouw, smart, tragedie, tragiek, treurigheid, verdriet, weedom, droefheid (It.) - tristezzadroes - bezinksel, demon, drab, duivel, ikker, nikker, Satan, paardenziekte, zaksel

droesem - bezinksel, dik, drab, droes, grondsop, heffe, moer, residu, zakseldroevig - aangedaan, bedroefd, dingsig, droef, ellendig, erbarmelijk, klaaglijk, mistroostig, naar(geestig), navrant, somber, tragisch, treurig, triest, (muz) triste, treurig, verdrietigdroevig gestemd - mineur, weemoedigdroevige gebeurtennis - catastrofe, ongeluk, ongeval, rampdroevige (het) - tragiek, tragischdroevige muziek - elegie, klaaglied, mineur, nocturne, requiem, treurmarsdroevige toestand - behuilingdroevigheid - treurigheiddroevig zijn - treurendrogbeeld - chimère, eidolon, fata morgana, schijn droge - droogkomiekdroogstoppel, oever, zandbankdroge aarde - mul, pulver, rul droge biscuit - crackerdroge grasvlakte - llano, pampa, steppe, poesta, prairiedroge grasvlakte in Hongarije - poesta, steppedroge grasvlakte in Rusland - steppedroge grasvlakte in Zuid-Amerika - campo, pampadroge halmen - stro droge kleurstof - pasteldroge korte hoest - kuch droge koude wind - mistraldroge landstreek - woestijndroge noordoosten wind in de Adriatische Zee - boradroge noordwestelijke wind om Zuid-Franse kust - mistraldroge rivierbedding - dalbodem, wadidroge rivierbedding in Afrika - dongadroge ronde biscuit - Mariakaakjedroge saaie vent - stokvisdroge scheisloot - greppeldroge sloot - ( grep)peldroge stijfsel - amelonk, amidondroge turfstof - molmdroge valwind in Canada - chinookdroge verfstift - viltstiftdroge wind - bohorok (Sumatra), Bora, Borra (Adriat. Zee), föhn (west, wind van de Alpen), Harmattan (Guinea), mistral(droge koude wind Z.O. Frankrijk), Sirocco (Italië)droge wind om de Middellandse Zee - chamsin, siroccodroge woestijnwind - samoem, chamsindroge wijn - secdroge droge wind om de Middellandse Zee - harmattan, khamsin, Siroccodroge zuidoostelijke wind rond de Middellandse Zee - Siroccodrogredenaar - sofist drogredenen - schijngrond, sofisme drog redenering - sofisterijdrogen - afwissen, droogmaken, eestendrogen in een eest - eestendrogende olie - hennepolie, lijnolie, oiticicaolie, papaverolie, perillaolie, saffloerolie, sojaolie, zonnebloemoliedroger - centrifugedrogist - apothekerdrogisterij, symbool van de - gaperdrollenvanger - pofbroekdrolligheid - grap, kluchtdrom - bende, dreun, hoop, horde, massa, menigte, mensenmassa, meute, troep, zwermdromedaris - mehari dromedaris als rijdier - megari, meharidromen - mijmeren, peinzen, slapen, suffen, verbeeldendromer - binnendijk, fantast, druiloor, peinzer, slaaphof, slaper,

-58-

Page 59: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

soezer, suffer, sufferd dromerig - afgetrokken, dommelig, lodderig, sikkerig, slaperig, sloom, suf, verstrooid dromerig muziekstuk - rêveriedromerij - begoocheling, fantasie, hersenschim, mijmering, rêveridrommel - drevel, duiveldrommels - deksels, sapperloot, sapristi, seldrement,verduiveld, weerga, zeerdrommels (Fr.) - morbleudrommen - dringendronk - cheers, cheerio, gulp, proost, prosit, slok, salut, santé, santjes, toast, teug, toost, zwelg dronkaard - alcoholist, doordraaier, drinkebroer, drankorgel, drinker, dronkelap, dweil, fout, gebrek, kroegvlieg, lap, misslag, nathals, pimpelaar, ploert, vergissing, zatladder, zatlap, zatterik, zuiper, zuiplapdronkaard (Fr.) - ivrognedronkaard (Lat.) - potatordronkelap – alcoholist, drinker, dronkaard, nathals, zatladder, zatlap, zatterik, zuiper, zuiplap dronkemansgezicht - oliebol, oliekopdronkemanspraat - borrelpraat, gebral, gelal, gezwets, larie dronkemanstaal uitslaan - lallendronkemanswaanzin - delirium, oenomaniedronken - aangeschoten, beneveld, bepimpeld, beschonken, bezopen, brom (in hebben), buis, groggy, hooi(binnen hebben), kachel, kijl, laveloos, lazarus, leuter, lorum, meloet, mirakel, onbekwaam, olie, overladen, peer, pegel, sela(barg.), s(j)ikker(barg.), smoordronken, starnakel, stomdronken, teut, tipsy, vet, zat dronken (dieventaal) - kanes, kanisdronken grijsaard (myt.) - Silenusdronken langs de straat lopen - dweilendronken vrouw - bacchante dronkenschap - beschonkenheid, bezopenheid, lorum, roes, temulentie, zatheid droog - aride, bar, beschut, bros, dor, dry, flegmatiek, haal (gewest.), kaal, koud, lens, melig, mul, ongesmeerd (brood), onvriendelijk, rul, saai, scherpwrang, schraal, sec, secco, sek, siccus, spakerig (hout), spreu, vervelend, vochtvrij, voos, waterarm, waterloos droog (Ital.) - seccodroog en bros - spreudroog en afgezaagd - saaidroog en bros - spreudroog en dor - aride, schraaldroog en verlept - verdorddroog gras - hooidroog haar - sclerothrixdroog hoesten - kuchendroog koekje - biscuit, biskwiedroog kommiesbrood - kuchdroog rijstveld - ladang, tegal, tipardroog van wijn - secdroog (dor)weer - haaldroogbloeier - herfsttijloos droogbloem - heiroosje, rozenkrans, sierbloemdroogdoek - handdoek, theedoekdroogdraad - waslijndrooggelegd land - kaveldroogheid - aviditeit, dorheiddrooginrichting - ast, eest, oven, wasdrogerdroogkap - haardrogerdrooghuis bij boekdrukkers - ferietdrooghuis voor tabak - zweethuis

drooginrichting - ast, eest, eestovendroogkamer - drogerijdroogkomiek - drogedrooglap - zeemlapdrooglat - strijkdrooglijn - waslijndroogleggen - bemalen, draineren, droogmaken, droogmalendrooglegger van Schermer en Beemster - Leeghwaterdroogmaken - (af)drogen, bemalen, droogleggen, inpolderen, leegmalendroogmakerij - Beemster, Haarlemmermeer, polder, Purmer, Schermer, Wormerdroogmalen - droogleggen, ontwaterendroogmiddel - kalkaarde, siccatief droogmolen - wasmolendroogoven - ast, droogkamer, droogplaats, droogzolder, eest, est, oven, reet, reute, root, stoof droogplaats - ast, eest, oven droogrek voor hooi - ruiterdroogplaats voor mout - eest droogplaats veer tabak - schuur, zweethuis droog ijstveld - ladangdroogscheerder - drapenier, lakenbereiderdroogschuur - logiedroogstaande (vee) - gust droogstempel - reliëfstempel droogstof - siccatiefdroogstok - zolderstokdroogstoof - astdroogte - ariditeit, dorheiddroogtrommel - wasdrogerdroogvallend land - wad droogvloer - ast, deel, eestdroogveld - bleekdroogvloer - ast, eestdroogwater - soda droogweg - onaandoenlijk droogweide - bleekdroogworden - dorrendroogzolder - eest droom - begoocheling, dut, fantasie, hersenschim, ideaal, illusie, mooi (sprookjesachtig), mijmerij, mijmering, reve, reverie, visioen, waan droombeeld - begoocheling, chimaera, droomgezicht, fantasie, fantasiebeeld, fantoom, geest, hersenschim, ideaal, illusie, nachtgezicht, nachtmerrie, ontgoochelen, schim, schijnbeeld, spook, toverbeeld, utopie, verbeelding, visioen, waan, waanvoorstelling, wanbegrip, wensdroom droombeeld dat men graag verwezenlijkt ziet - ideaal, wensdroomgezicht - droomverschijning, hallucinatie, hersenschim,visie, visioendroomgod - Morpheusdroomkunde - oneirologiedroomland - Utopiadroomtoestand - schemertoestand, trancedroomuitlegging - oneirokritiek, oneiromantiedroop - wrangdrop - snoepdrop – borrel, droppel, drup, druppel(tje), dubbelzout, salmiak, snoep, snoepgoed, spat, traan drop van zoethout - jap(Z.N.)dropje - griot, katje, katjesdrop, veterdrop droppel - drupdroppen - druppelen, lekken, parachuterendrosera - zonnedauwdrossaard - baljuw, drost, schout,

-59-

Page 60: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

drossen - deserteren, weglopen drost - baljuw, drossaard, hofmeester, landdrost, rechter, schoutdrudebvoet - pentagramdrug - cocaïne, dope, hasj, heroïne, morfine, narcoticum, opium, stuffdruggebruiker - flipperdruif - zonderlingdruifhyacint - muscaridruifluis - fylloxeradruifvaren - druifkruid, maanvarendruitvormig - racemosusdruil - jool, kostwinnerdruilen - sluimeren, soezen, suffen, talmen, zeurendruilerig - buiig, futloos, lusteloos, miezerig, neerslachtig, regenachtig, slaperig, slofdruilig - buiig, druilerig, lusteloos, neerslachtig, nevelachtig, regenachtig, slof, wakdruiloor - brombeer, domoor, dromer, lijs, slaper, suffer(d), trunte, zeur druipbad - douche, stortbad druipen - afvloeien, druppe(le)n, leep, lekken, lekkend, zijpendruipend - doornat, doorweekt, druipnat, kletsnat, lekkend, verregenddruiper - gonorroedruiphoning - lekhoning, taphoningdruipnat - doornat, doorweekt, druipoog, kletsnat, leepoog, verregenddruipneus - snotneusdruipogig - leepdruipoog - leepoog, trietoog druipsteen - leksteen, pistolet, stalactiet, stalagmietdruipsteenkegel - stalactiet, stalagmiet, pisolietdruivekern - druivepit, pitdruivekruid - druifkruid, ganzevoetdruivelaar - wijnstokdruivenbloed - druivensap, wijn druivenbloem - torkruid druivenboom - druivelaar, struik, wijnstokdruivengod - Bacches, Dionysosdruivenjaar - druivenoogstdruivenperser - stuikerdruivenplukster - druivenleesterdruivenrank - wingerddruivenras - Coltman, Frankenthaler, Muscat, Royaldruivenschimmel - botrytisdruivensoort - muskadeldruivensteen - botry(olie)tdruivensap - agrest, most, racemus druivensuiker - dextrose, glucose druiventeler - wijngaardenierdruiventros - krapdruiventrossen dunnen - krenten druivenziekte - oidium, yuckeridruiveplant - wijnstokdruivesap - agrest, druivenmoes, most, racemusdruivesoort - rieslingdruivezuur - wijnsteenzuur druiventuin - wijnberg, wijngaarddruk - aandrang, bazig, bedrijvig, beklant, beknelling, bekommernis, belasting (techniek), benauwing, beweeglijk, bezet, bezig, dartel, drang, drukwerk, dwang, editie, exemplaar, geanimeerd, geaffaireerd, gewicht, handdruk, ingespannen, kwelling, levendig, luidruchtig, oplaag, oplage, onledig, onordelijk, onrustig, oppressie, onstuimig, persing, pressie, pressuur, print, roerig, roezemoezig, rommelig, rumoerig, rusteloos, sappel, spanning, tapageus, uitgave, verdrukking,

vertier, vrolijk, wanordelijk, werkzaam, wild, woelig, zorg, druk aan het werk – bezigdruk (van lucht) - atmosfeer druk babbelen – kakelen, ratelendruk der luchtsoorten - pneumatica, pneumatikadruk doende - bezigdruk door fotomechanische overbrenging - lichtdrukdruk gepraat - gerel, roezemoes druk met behulp van cilinders - rotatiedrukdruk met behulp van fotografie - offsetdruk met in elkaar lopende kleuren - irisdrukdruk ten gevolge van de werking der zeilen - aandrangdruk van een boek - editie, oplaag, uitgavedruk van 1 megadyne - megabardruk praten - kakelen, kletsen, oreren, ratelendruk uitoefenen - pressen druk uitoefening - pressiedruk voor blinden - braille druk zwammen - dazendrukdoenerij - branie, kapsonesdrukfout - drukfeil, erratum, error, misdruk, misstelling, zetfoutdrukfouten, lijst van - erratadrukinkt (organische) - lakinktdrukke beweging - repdrukken - aandringen, aansporen, aanzetten, beangstigen, bedroeven, beklemmen, bezwaren, dringen, duwen, imprimeren, klemmen, knellen, kwellen, muilen, nijpen, onera, persen, prangen, presseren, prijken, spannen drukken van landkaarten - typometriedrukkend - afmattend, benauwd, broeierig, gespannen, hinderlijk, klemmend, knellend, kwellend, laks, loom, onereus drukkend dooreen mengen - knedendrukkend heet - broeierig, zwoeldrukkend vochtig warm - zoeldrukkend warm - bedompt, benauwd, zwoeldrukkend wrijven - schurendrukkende dienstbaarheid zonder staatsrechterlijke of drukkende lasten - oneraburgerlijke rechten - slavernijdrukkende lasten - oneradrukker - boekdrukker, graficus, offsetdrukker, plaatdrukker, textieldrukker, typograaf, zelfdrukkerdrukkersfamilie - Blaeu, Elsevier, Enschedé, Plantijndrukketel - autoclaafdrukkersfeest - Koppermaandagdrukkersgeslacht - Blaeuw, Elsevier, Plantijndruk kind - robbedoesdrukking - drang, klemming, knelling, nood, persing, prang, pressiedrukking van de dampkring - atmosfeer, atm.drukkingsmeter - piëzometerdrukletter - atlas, baskerville, bembo, bodoni, canon, cheops, corvinus, egmond, falstaff, futura, garamond, gill, libra, lutetia, memphis, mercator, nobel, plantijn, romein, romulus, times, universdrukletter (grofste, dikste) - sabondrukletter (klein) - canon, diamant, elzevier, nonpareil parel, robijndrukletter (middel) - mediaandrukletter, oude - bastardadrukletter (schuin) - cursiefdrukletterdikte - corp(s)druklettersoort - missaaldrukmachine - drukpers, pers, rotatiepers drukmeter - aneroïdebarometer, barograaf, barometer, manometer

-60-

Page 61: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

drukmeter van gassen - manometerdrukpers - degelpers, diepdrukpers, drukmachine, heidelberger, offsetpers, pers, rotatiepers, snelpers, drukplaat - cliché, stereotypedrukprocédé - diepdruk, hoogdruk, offsetdruk, vlakdruk, zeefdrukdrukraam - timpaandrukregelaar - reduceerventieldruksieraad - vignetdruksplijting - clivagedrukstempel - clichedrukte - activiteit, agitatie, alarm, allegatie, alteratie, ambras, arbeidzaamheid, bereding, bedoening, bedrijvigheid, beroering, beslag, beslommering, bestel, beweging, bluf, bombarie, branie, combustie, consternatie, deining, des(barg.), gedoe, gedoente, gedrang, gekijf, gehaspel, geraas, geroezemoes, getier, geweld, gewemel, gewoel, gisting, heibel, heisa, herrie, hilariteit, inspanning, kabaal, kapsones, keet, koet, last, lawaai, laweit, lef, leven, levendigheid, lol, menigte, misbaar, moedig, moeite, naloop, omslag, onthaal, onrust, ophef, oploop, opschudding, opwinding, opzien, ostentatie, poerem, poeha, poespas, praats, reddering, regeling (fig.), roering, roersel, rompslomp, rumoer, rumoerigheid, ruzie, sensatie, soesa, spats, spektakel, stampei, standje, stennis, tamtam, toestand, trammelant, tumult, verkeer, vertier, vertoon, volksoploop, volte, warboel, warwinkel, werk, zorgdrukte (Maleis) - soesadrukte maken - branie, tieren, protsendrukte om niets - poehadrukte op straat - verkeerdruktechniek - boekdruk, diepdruk, hoogdruk, lichtdruk, mezzotint, offset, rotatie, steendruk, vlakdruk, zeefdrukdrukte maken - herrieschoppen, protsen, razen, tierendruktemaker - banjer, bram, branie(schopper), charlatan, drukteschopper, heethoofd, kwast, lawaaimaker, lawaaischopper, lefgozer, lefschopper, liefhebber, opschepper, opspeler, patser, praatjesmaker, raasboldrukte om niets - gedoe, poeha drukte op straat - verkeerdrukteschopper - levenmakerdruk uitoefenen - aanzetten, pressen, prikkelendrukuitoefening - pressiedruk van een boek editie, oplage, uitgavedruk van kwik - milibardrukverband - kompresdrukverlof - imprimaturdrukversiering - vignetdrukvorm - cliché, matrijs, stiep, stypedrukvormen opslagruimte - regaaldrukwerk - biljet, folder. formulier, imprimé, printed-matter, prospectus, smoutdrukwerk van 1501 -1540 - postincunabeldrukwerk vóór 1501 vervaardigd - incunabel, wiegedru-drum - benzineblik, trom, (jazz)trommeldrummen - dringen, dromer, drommen, duwen, trommelendrumband - slagwerkorkestdrummer - dromer, piekeraar, slagwerker, steunbeer, trommelaardrumstel - trommelsteldrum voor olie - olievat druppel - drop, droppel, drup, gutta, parel, spat, spet, spetter, spikkel, sprenkel, traandruppel vet op vloeistof - oogdruppelen - druipen, lekken, regenen, spattendruppelen van bladeren - guttatiedruppelend wegvloeien - tappelen

druppel oogvocht - traandruppels (recepten) - gtt.druppels afscheiden - huilen, lekken, spatten, spetten, tranen, zwetendruppelsgewijs afdruipen – siepelendrijfhond (Eng.) - otterhounddruppelsgewijs nat houden - bedruppelendruppels, neervallen - afdruipen, afdruppelendruppeltje vet op vloeistof - oog drups - vruchtenzuurtjesdry - droog, secdryade - boomnimf, bosnimfdrijfhout - vlothoutdrijfijzer - dreveldrijfjacht - hetze, jachtpartij, klopjacht, razzia, strooptochtdrijfkracht - energie, machine, motor, propeller, stoommachine, turbine, waterdrijfkracht voortbrengende machine - energie, motordrijfland - drijftil, rietzodedrijflichaam - ponton drijfnaad - breeuwnaaddrijfnat - doornat, doorweekt, druipnat, kletsnatdrijfnet - drijfwant, vleetdrijfrad - turbine, vliegwiel drijfriemschijf - poelie, snaarschijfdrijftil - krag(ge), ladde, rietzodde,drijftol - kokkerel (gew)drijftonnetje - breeldrijfveer - aanleiding, beweeggrond, beweegreden, grond, motief, oorzaak, prikkel, reden, ressort, roersel, springveer, stimulansdrijfwiel - vliegwiel drijfijs - kisdrijfijzer - dreveldrijfzand - loopzand, welzanddrijven - aanjagen, brengen, opjagen, stuwen, vlotten, zwemmendrijven op een vloeistof - driftdrijven van metalen - bosseleren, ciselerendrijvend baken - joondrijvend eilandje - drijftil, krag, ladde, rietzoddedrijvend hooiveld - kraggevelddrijvend hotel - boteldrijvend naderen - aandrijven, aanspoelendrijvend zeewier - sargasso drijvende houten palen - vlotdrijvende kracht - bezieler, motor, promotordrijvende organismen in zeewater - plankton drijvende schotsen - drijfijs drijvende vochtweger - arëometerdrijvende watervaren - azolla drijvende ijsheuvel - torosdrijver - doordrijver, drevel, dweper, fanaticus, opjager, ponton, sas, streber, zethamerdrijver bij een klopjacht - klopperdrijver om te vissen - dobberdrijver van een stoommachine - flotteurdualisme - tweeheidsleerdubbel - binair, doublet, duplo, duplex, paarsgewijs, tweemaal, tweevoudig, tweezijdigdubbel - (Lat) bi, (Eng) twindubbel (muz.) - doppiodubbelbol - biconvexdubbelboot - catamarandubbeldek - awningdekdubbeldagen - Kerstmis, Pasen, Pinksteren

-61-

Page 62: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dubbeldradig - difilairdubbel exemplaar - afschrift, doordruk, doorslag, doublet, duplicaat, duplo, kopie dubbel huwelijk - biandrie, bigamie dubbel kristal (diamant) - naatdubbel kruis voor A (muz.) - aisisdubbel laag water - aggerdubbel tweetallig - biconjugaatdubbel van lenzen - biconcaafdubbel weefsel - ratiné, tetradubbel zien - diplopie dubbele amandel - filippinedubbele bezetting (toneelrol) - doubleuredubbele damschijf - damdubbele fiets - tandem dubbele haak om touwen vast te maken - puitdubbele kamer - suite dubbele kegel - diabolodubbele kijker - binocle, binoculair dubbele knoop - strikdubbele mastworp - hielingsteekdubbele muntstandaard - bimetallismedubbele muur - spouwmuurdubbele paarvormige echt - bigamiedubbele piaster - dubloen dubbele polsslag - diorotiedubbele punt - colon dubbele rij soldaten - haag dubbele rij turf - aanstortdubbele schaakzet - rokade,rokerendubbele schijf - dam dubbele standaard - bimetallismedubbele verrekijker - binocle, jumelles dubbele uitdrukking - pleonasmedubbele zet - rochado dubbelbol van lenzen - biconvexdubbelen bij kaartspelen - doublerendubbelen van garen - twijnendubbelganger - double, doubleur, evenbeeld, sosios, sosie(Fr.)dubbelgangers - menaechmi, menechmendubbelgeslagen touw (strop) om vaten e.d. te hijsen - lengdubbelhartig - geveinsd, huichelachtig, vals, verradelijk dubbelheid - dualisme, tweevoudigheiddubbelhol van lenzen - biconcaaf dubbelhuid - bolg, dubbelwand (scheepst.)dubbelhuwelijk - biandrie, bigamiedubbelkeper - bataviadubbelklank - ui, ai, ei. oi, tweeklankdubbelklank (verl. toon) - beses, oedubbelkoolzure soda - natriumbicarbonaat, zuiveringszoutdubbelkoolzuurzout - bicarnbonadedubbelloof - ribvaren, stootvarendubbelpaneel - diptiek, tweeluikdubbelpolig - bipolairdubbelrietblad instrument - heckelfoon, piccoloheckelfoondubbelrietbladinstrument - hobodubbel schrijving - dittografiedubbelslachtige - hermafrodietdubbelslachtigheid - hermafroditismedubbelstuk - dubloendubbeltal - paar, tweetaldubbeltalig - bilinguaaldubbeltaligheid - bilinguïsmedubbeltje - beisjedubbelvorm - doubletdubbelwaardig - ambivalent, binominaal

dubbelwaardigheid - ambivalentiedubbelwandige flacon - thermosflesdubbelwandige fles - thermosflesdubbel wigvormig kristal - bisfenoiddubbelzang - duetdubbelzegging - herhaling, pleonasme, tautologiedubbelzet bij schaken - rochade, rokadedubbelzien - diplopiedubbelzijdige verlamming - paraplegiedubbelzinnig - ambigu, ambiqu, dilogisch, equivogue, hormoniem, onbetamelijk, onbetrouwbaar, onduidelijk, onkies, onzedelijk, toespelend, verdacht,dubbelzinnige uitdrukking - ambilogiedubbelzinnigheid - ambiguïteit, dilogie, equivoque,meerduidigheid, woordspelingdubbelzout - aluin, aluminium, carbonaat, kalium, sulfaatdubbelzout van wijnsteenzuur - bitartraatdubbeltje - beisje dubbeltaligheid - bilinguïsme dubbelvorm - doublet dubbelwaardig - ambivalent dubbelwaardigheid - ambivalentie dubbelwandige flacon - thermosflesdubbelweefsel - tetradubbelzang - duetdubbelzinnigheid - ambigu, amphibool, equivogue, tweeledigheid, woordspellingdubbelzout - aluin, aluminium, carbonaat, kaliumsulfaat, dubben - aarzelen, mijmeren, piekeren, soezen twijfelen, weifelen, dubieus - onvast, onzeker, twijfelachtig dubio - tweestrijd, twijfelducdalf - meerpaal, meerstoelduchten - schromen, rezen duchtig - danig, doortastend, energiek, erg, flink, geducht, grondig, hevig, lirondig, kloek, krachtig, redoutabel, stevig, terdege, zeer duel - tweegevecht, tweekamp, tweestrijd duel van Duitse studenten - mensuurdueluitdagingsbriefje - cartelduet - dubbelzang, duo, tweezangduf - bedompt, bekrompen, benauwd, beneveld, dompig, muf, onfris, lusteloos, saai, schimmelachtig, sloom, suf, verdorven, vervelend, vies, vochtig, vuns(ig)duffel - jas, winterjasdufheid - dorheid, saaiheid, sufheidduidelijk - apart, apert, apparent, baarlijk, begrijpelijk, bepaaldelijk, beslist, bevattelijk, blijkbaar, doorzichtig, evident, glashelder, goed, helder, kennelijk, klaar, levendig, licht, lumineus, manifest, merkbaar, onmisbaar, plat, simpel, saillant, sprekend, tastbaar, toelichten, uitdrukkelijk, uitleggen, verklaren, verstaanbaar, visibel, wel, zichtbaar, zonneklaarduidelijk maken - duiden,wijzen,duidelijk en helder - zuiverduidelijkheid - evidentie, helderheid, klaarheid, klaarte, ondubbelzinnigheid duidelijk maken – beduiden, toelichten, tonen, uitleggen, verklaren, wijsmakenduidelijk omschrijven - definiëren, bepalen, vaststellenduidelijk spreken - articuleren duidelijk stellig - parmantelijkduidelijk uitkomend - beslist, prononcerenduidelijk voelbaar - palpabel, tastbaarduidelijk waarneembaar - merkbaar, zichtbaar, onmiskenbaar, zonneklaarduidelijk zichtbaar - helder, open(lijk)

-62-

Page 63: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

duidelijke gelijkenis - evenbeeld duidelijke uiteenzetting - exposéduidelijker doen uitkomen - releverenduiden - aanwijzen, uitleggen, verklaren, zinspelenduidt grens aan - R.G.duidt een heilige aan - Sint, St.duidt een voorwaarde aan - als, indien, zoduif - doffer, duiver, draaier, hoornkapucijn, kropduif, non, pagadet, pauwstaart, smient, tortel, tuimelaarduif met kuifje - kapduifduikboot - onderzeeër duikboot in evenwichtbrengen - tremmen, trimmenduikelaar - buitelaar, tuimelaarduikelaartje - tripduikelen - buitelen, rollen, tuimelenduikeling - buiteling, salto, tuimeling duiker - alk, dodo, dompelaar, egelskop, fuut, heul, kikvorsman, onderduiker, pinguïn, piongeur, rioolkolk, zeekoet, zinkerduikereend - bolder, dodaars, fuut, lom, topperduikergans - zaagbekduikergerei - snorkel duikerkleding - scafanderduikerklok - caissonduikerpak - scafander, skafander duikgerei - snorkelduikvogel - eend, fuut, dodaars duikziekte - caissonziekteduim - duimelot, har, inch, muurhaak duim of achtervinger van een jachtvogel - aasklauwduim van een hengsel - har, her,herreduim van een scharnier - har,harre, her,herreduimafdruk - vingerafdrukduimbreedte - inchduimeling - duimelot, haakring, handschoenduim duimelot - duimeling duimendraaien – lanterfanter, luieren, lummelen, nietsdoen, niksenduimkleppers - castagnettenduimkruid - geld (scherts)duimspijker - punaise duimstok - maatstok, meetlatduin in de Sahara - seifduim van een hengsel - har, her, herreduimzuiger - duimelot, fantast duin - aardhoogte, heuvel, nol, nolle, hoogte, zandberg, zandheuvelduinbes - duindoorn, wegedoornduindistel - zeedistelduindoorn - gaspeldoorn, kattedoorn, wegedoornduindoren - dragantduinduiker - tapuitduinen - zeeweringduinensoort - barchanen, barkhanen, dwarsduinen, kamduinen, lengteduinen, paraboolduinen, sikkelduin, streepduinenduingras - helmduinheuvel - klingduinhoop (hoge kale) - blinkerdduinpan - del, duinvalleiduinplant - ananasbes, boksdoorn, dragant, duindoorn, genntiaan, helm, kattendoorn, kruisdoorn, purgeerdoorn, ratelaar, schijtbes, wegedoornduinputter - sneeuwgorsduinreep - kweekduimsoort - barchaam, dwarsduin, lengteduin, sikkelduin, paraboolduinduinvallei - del, delling, duindel, duinpan

duinvogel - doornsluiper, griel, scharlulpduist - grassoort, kaf, scholm, smeel, vossenstaartduister - abstruus, apocalyptisch, donker, geheim(zinnig), ingewikkeld, mysterieus, nebuleus, obscuur, onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk, ondoorzichtig, onduidelijk, oraculeus, raadselachtig, schemerig, sinister, somber, stikdonker, verward, zwart duister deel van een etmaal - avond, nachtduister en verward geheel - labyrint duister geheel - labyrintduister maken - benevelen, verduisterenduister probleem - raadselduistere champagne - berkenwijnduistere taal - bargoens, jargon, koeterwaalsduistere zaak - enigma, mysterie, raadsel, vraag duisterheid - duisternis, obscuriteit, onduidelijkheid, verwardheidduisterling - domper, obscurantduisternis - bijgeloof, donkerheid, donkerte, floers, kwaad, nacht, obscuriteit, schemeringduister probleem - raadselduit - cent, geld, muntduitblad - centeblad, kikkerbeet, kikkerkruidduiten - geld, pegulanten, pingpingduitendief - geldwolf, gierigaardduitenpletterij - geldmakerijDuits acteur - Moissi Duits architect - Frey, GropiusDuits automerk - Audi, BMW, DKW, Goggo, Mercedes-Benz, NSU, Opel, Porsche, VolkswagenDuits betaalmiddel - D.M., R.M., mark, pfenningDuitse componist - 3 Egk 4 Ahle, Bach, Berg 5 Haydn, Lehar, Liszt, Reger, Weill 6 Brahms, Händel, Mozart, Schütz 7 Strauss 8 Schubert, Schumann 9 Beethoven, 10 MendelssohnDuits dichter - Goethe, Heine, Hauptmann, Lessing, Rilke, Schiller, UhlandDuits eiland - 5 Juist, Rügen 6 Borkum, Mellum 7 Baltrum, Fehmarn 8 Bornholm, Langeoog 9 Norderney10 Spiekeroog, WangeroogeDuits filosoof - Hegel, Kant, Schopenhauer Duits gebergte - Harz, Eifel, Taunus, Hunsbrück, Odenwald, SpessartDuits Industriegebied - Ruhrgebied Duits kaartspel - skat Duits keizer - BarbarossaDuits koningshuis - Habsburg, HohenzollernDuits lansier - UlaanDuits leesteken - umlautDuits lidwoord - das, der, die, eine, einDuits natuurkundige - FahrenheitDuits schilder - Cranach, Dürer, Holbein, Klee, Klimt, Leibl, Marc, Menzel, ThomaDuits vorstendom - PaltsDuits vrachtschip - kaanDuits wijsgeer - Fink, HegelDuits wiskundige - Euler, Gauss

-63-

Page 64: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

Duits zilverstuk - ThalerDuitse architectenschool - BauhausDuitse astronoom - Gaoss, Kepler, MöbiusDuitse auteur - 4 Boie, Böll, Brod, Eich, Lenz, Mann 5 Busch, Grass, Heine, Hesse, Kafka, Rilke, Weiss 6 Andres, Bernus, Brecht, Frisch, George, Goethe, Moissi Mörike, Werfe 7 Athaus, Lessing, Plevier, Richter 8 SchillerDuitse badplaats - Ems, llmenau, TravemündeDuitse brem - gaspeldoorn, gaspeldorenDuitse champagne - sekt Duitse dans in driekwart maat - allemandeDuitse geheime politie - gestapoDuitse godgeleerde - Spener (piëtisme)Duitse grensplaats - EltenDuitse havenstad - Bremen, Cuxhaven, Emden, Ems, Kiel, HamburgDuitse hoofdstad - Berlijn Duitse huzaar - ulaan Duitse ideoloog en politicus - MarxDuitse Industriestad - Essen, Duisburg, SolingenDuitse industrieel - KruppDuitse jaarbeurs - messeDuitse kanselier (W.) - Brandt, Adenauer, KiesingerDuitse keizer - Otto, WilhelmDuitse kleuterschool - KindergartenDuitse luchtschipconstructeur (en - vlieger) - H. EckenerDuitse meesterzanger (dichter) - SaaksDuitse munt - Groschen, Heller, MarkDuitse musicus - ErkDuitse N.V. - A.G.Duitse politieke partij - CDU, CSU, FDP, KPD, NPD, SED, SPDDuitse rivier - zie rivier in DuitslandDuitse scheikundige - HahnDuitse schilder - DũrerDuitse schrijver - Arnold, Böll, Brecht, Grass, Goethe, Grimm, Heine, Hesse, Kafka, Kellermann, Lessing, Mann, Neumann, Rilke, Schiller, Weiss, Zweig Duitse staat - 3 BRD, DDR 5 Baden 6 Bremen, Hessen 7 Beieren, Hamburg 8 Saarland11 Neder-Saksen, Würtenberg12 Rijnland-Paltz15 Sleeswijk-Holstein17 Noordrijn-WestfalenDuitse stad door de Romeinen gesticht - AkenDuitse universiteitsstad - 4 Bonn, Jena, Kiel 5 Halle, 6 Berlijn, Bochum, Keulen, 7 Dresden, Hamburg, Konstanz, Leipzig, Marburg, München, Münster, Rostock, 8 Dortmund, Freuburg, 9 Frankfort, Göttingen, Tübbingen10 Greifswald, Heidelberg, Neurenberg, Regensburg, Saarbrücken,Duitse uitvinder - DieselDuitse wijn - Moezel, RijnwijnDuitse zilveren munt, oude - TalerDuitser - Beier, Boche, Germaan, Hes, mof, Pruis, Sakser

Duitsland - GermaniëDuitsland, stad in - 3 Ems, Ulm 4 Aken, Bonn, Diez, Gera, Jena, Kiel 5 Hagen, Herne, Kleef, Mainz, Neuss, Tabar, Trier, Worms 6 Berlijn, Bochum, Bremen, Erfurt, Kassel, Keulen, Lübeck, Minden 7 Bamberg, Bottrop, Dresden, Hamburg, Koblenz, Krefeld, Leipzig, Mulheim, München, Münster, Postdam, Rostock 8 Augsburg, Brunswijk, Dortmund, Duisburg, Freiburg, Hannover, Mannheim, Solingen, Würtzburg 9 Bieleveld, Darmstadt, Flensburg, Frankfurt, Göttingen, Karlsruhe, Offenbach, Oldenburg, Osnabrück, Remscheid, Stuttgart, Wiesbaden, Wuppertal10 Baden-Baden, Dusseldorf, Heidelberg, Leverkusen, Neurenberg, Oberhausen, Regensburg, Salzgitter11 Bremerhaven, Saarbrücken, Wanne-Eickel12 Ludwigshafen13 Gelsenkirchen, Wilhelmshaven14 Recklingshausen15 Münchengladbachduiveboon - tuinboonduivegeluid - kirren, koerenduivekater - kerstbroodduivenkervel - aardrook, grijzekom (gew.) duivel - asmodee, beëlzebub, beëlzebul, belial, boze, demo(o)n, diable, diabolus, diavolo, droes, drommel, duvel, geest, ikker, joosje, joost, Lucifer, mefistofeles, Mepbisto, mieter, monster, satan, sater, spuier, verleider, weerga, wezen duivelaanbidder - Jezididuivelarij - afgoderij, arglistig, demonisch, diabolisch, exorcisme, gezanik, gezeur, hels, last, woedend, duivelbanner - belezer, bezweerder, duivelbezweerder, duiveljager, exorcistduivelbanning - exorcisme duivelbezweerder - duivelbanner, exorcist, duiveljagerduivelin - helleveegduivels - arglistig, boos, deksels, demonisch, diabolisch, diantre, duivelachtig, hels, infernaal, mefistofelisch, satanisch, satans, vervloekt, woedend duivelsbeet - smeerwortelduivelsbezwering - exorcismeduivelsboon - smeerwortelduivelsbrood - champignonduivelsdienaar - satanskind duivelsdozijn - dertienduivelsdrek - wolfsmelkduivelsgeweld - spektakelduivelskaas - paddestoelduivels karakter - demonieduivelskers - heggenrank duivelsklauw - berenklauw, valeriaanduivelskruid - doornappel, monnikskapduivelskunst - hekserij magie, tovenarij, toverkunstduivelskunstenaar - tovenaarduivels mens - demon, satanduivelsnaaigaren - rui, warkruidduivelsoog - adonisroosje, zomeradonisduivelsrog - zeeduivelduivelsstok - lisdoddeduivelstoejager - bout(zeew.), brasser, factotum, doeal, marskramer, opstoker, schabulduivelstoejager bij de zalmvisserij - slampamperduivelvis - hozebek, hazenmond, zeeduivelduivemandje - keefduivengeluid - kirren, koeren

-64-

Page 65: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

duivenhok - piere, til duivenhouder - duivenmelkerduivenkervel - remkeduivenras - 6 tortel 7 bosduif, carneau, kipduif, kropper, nonduif, nonneke 8 hagenaar, houtduif, kropduif, krulduif, lachduif, postduif, papegaaiduif, rotsduif, tandduif, trekduif, valkenet, wratduif 9 grondduif, holenduif, kraagduif, kroonduif, kruidduif, manenduif, meeuwduif, raadsheer, steenduif, treurduif, tuimelaarduivenslag - knip, voliëreduiventil - duivenhokduivenverblijfplaats - tilduiver - dofferduizelen - dooreendraaien duizelig - deuzig, dizzy, draaiachtig, draaierig, onwel, zweverig duizelig van de slaap - slaapdronkenduizelig worden - doezelen, dutten, zwijmelenduizeling - bocht, draai, draaiing, draaierigheid, roes, vertigo, zwijmelduizelingwekkend - enormduizelkruid - wolverleiduizend (Fran.) - milleduizend (Tu) - binduizend in samenstellingen - kilo, milliduizend ampères - kiloampèreduizend duizend - miljoenduizend elektrische eenheden - kWduizend gram - kilo duizend jaar - millennium, miliade duizend kubieke meter - kilostèreduizend liter - k.l., ton duizend meter - kilometerduizend miljarden - milliasseduizend miljoen - miljardduizend stère - kilostère duizend volt - k.v. duizend watt - k.w. duizendbeen - duizendpootduizendblad - millefoliumduizendgraan - breukkruid, dwergvlasduizendguldenkruid - rits, santorieduizendjarige periode - chiliade, millenniumduizendknoop - adderkruid, addertong, adderwortel, adelaarswortel, herik, kiek, krodde, penningkruid, pijlkruid, salomonszegel, serpentstong, slangenwortel, varkensgrasduizendmiljoen - miljardduizendpoot - scolopander, veelpootduizendpoten - chilopodamyriopoden, duizendpotig insekt - duizendpoot, scolopander, veelpootduizendschoon - amarant, anjelier, klokjesgentiaan, koekoeksbloemduizendste deel van een gram - milligramduizendste deel van een meter - millimeterduizendste deel van een seconde - millisecondeduizendste mm - micron, mikronduizendtal - chiliadedukdalf - meerstoel, meerpaal Dulcinea - beminde, geliefde (van Don Quichot)dul - boosduldbaar - draaglijk, toelaatbaar, tolerabel duldeloos - ondraaglijkdulden - accepteren, doorstaan, dragen, duren, gedogen, gehengen, gelaten, harden, lijden, maken, ondergaan, schikken,

souffreren, toelaten, toestaan, tolereren, uithouden, uitstaan, velen, verdragen, verduren, verkroppen duldzaam - verdraagzaamdulia - dienst, slavernij, slavendienstdullen - lisdoddedump - depotdumpen - neerwerpen dun - doorschijnend, iel, kleingeestig, luchtig, mager, min, mul, riel, schraal, schriel, slank, smal, vliesachtig, vliezig, ijldun ankertouw - kabelaringdun baksel - wafeldun beslag - temperdun bier - scharrebierdun (bij dranken) - waterigdun bindgaren - raffia dun blad gesteente - leidun blad hout - fineer dun bladlood - heelooddun blad metaal - blik, folie, lamelle, lamel dun bladmetaal - lemmerdun blad tin - staniol, staniool dun buigzaam hout - rijs, spaan, spaander, teendun en schel - schrildun en schriel - smaldun en slank - rankdun en slap neerhangend iets - sliertdun en vlak - platdundoek - banier, driekleur, spandoek, vlagdun doorzichtig weefsel - organdiedun gebak - ouweldun gepaneerd vlees - schnitseldun geplet metaal - blikdun gesleten plek in weefsel - gleedungesneden vis of vlees - filetdun gestold laagje op een vloeistof - vliesje dun gezaaid - schaarsdun hout (van) - ellens (Noors), spanendun huidje - blees, membraan, pel, vlies dunk - denkbeeld, gedachte, idee, mening, oordeel, opiniedun katoenen weefsel - muldunken - gelovendun koord - snoerdun kwastje - penseel dun laagje hout - fineerdun mesje - lancetdun metaal - blikdun metalen pennetje - pin, stift dun metalen plaatje - lamel, lamelledun metalen staaf - roe, roededun opgerold wafeltje - oblie, oublie dun plaatijzer - stortdun plaatje metaal - laam, lamelle, lamette, lamet(Fr.)dun pannekoekje - flensje dun plaatje - lamel dun plaatje aan vissenhuid - schub dun plaatstaal - stort, blikdun plakje aardappel - chips dun plat gebak - ouwel, wafeldun plat stuk - snee, snede dun pijpje om wonden open te houden - cannule, canuledun scheepstouw voor weeflijnen - huilingdun schijfje - flenter dun smal stuk hout - panlatdun staafje potlood - stift dun stuk hout - lat, spaandun takje - ent, klauwier, lot, loot, rank, roe, roede, rijs, rijsje,

-65-

Page 66: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

sliet, sprik, sprokkelhout, stek, teen, twijg zwik,dun touw - lijndun touw om slag te spannen - talreepdun tweesnijdig mesje - lancetdun uiteinde van een boomstam - slietdun uitgeslagen metaal - folie, foeliedun uitgesneden reep vlees of vis - filetdun uitslaan van een zeis - harendun van klei gebakken steen - tegeldun vlies - membraandun vlugschriftje - brochuredun voorval - gebeurtenisdun weefsel - gaas, organdie, rag, spinrag, tuledun ijs - kisdun bladig gesteente - lei dundoek - banier, driedoek, vlag dunheid - tenuïteitdunk - denkbeeld, gedachte, idee, mening, oordeel, opinie, waardering, zienswijze dunne balk - ellen, richel, treef dunne draad - garen snaar dunne gesleten plek - glee dunne grashalm - sprietdunne houtplaat voor de schijn - fineerdunne huid - membraandunne houtreep - spaander dunne ijskorst op de weg - ijzeldunne ijzerkoek - prauwel, wafeldunne koek - pannekoekdunne kostuumstof - tropicaldunne laag olieverf - frottis dunne lamshuid als papier gebruikt – perkament,dunne lange hoofddoek - sluierdunne lap geroosterd vlees - bief, biefstukdunne lap vlees - biefstuk osselap, runderlapdunne lat - rachel, tengel, ticheldunne latten tussen zolderplanken - zolderveerdunne mast - spierdunne meelkoek - pannekoekdunnen - schavendunne of kale plek in weefsel - gleedunne overjas - demidunne paal - staakdunne plaat om houtsoort te fineren - fineerdunne plaats in weefsel - rildunne plank - lat, plint dunne platen hout - fineerdunne platen in een raam opgesloten - paneeldunne plek in een weefsel - gaal, gleedunne reep - pingel, strookdunne rietsoort - pitrietdunne rouwsluier - lamfer, pleureuse, rouwfloersdunner worden-– afslanken, vermagerendunne saus - lawaaidunne schijf - plaat, plakdunne schroefboor - fretdunne slijtplek - glee, ril dunne spijker - nagel dunne stam - slietdunne steen - tegeldunne stengel - rank, twijg, zwikdunne stof - gaas, hair, lustre, mohair, tuledunne stok - staak dunne streep in een weefsel - gaaldunne streng - chordadunne strohalm - strootje

dunne strook - stripdunne stroom vloeistof - straaldunne taf - armozijndunne taille - wespentaille dunne tak - rol, teen, twijgdunne twijg - rank, teen, zwik dunne van klei gebakken steen - tegeldunne van klei of cement gemaakte steen - estrik, siertegel, tegel, vloertegel, wandtegeldunne verhoging op een voorwerp - ribbeldunne vloeibare aardolie - nafta, naphtadunne wandelstok - badine, rottingdunne wandsteen - tegeldunne weefselplek - sleet, sleetjedunne zode - scholdunne wollen stof - stametdunner maken - lengendunner mengen - versnijdendunnetjes - lala, middelmatig, zozodunte - dunheidduo - combinatie, duet, koppel, paar, set, span, stel, tweetal, tweezit, twee, twinduodecimaal - twaalfdeligdupe - bedrogene, benadeelde, gefopte, pineut, pisang, slachtoffer duperen - misleidenduplex - dubbel, tweevoudig duplicaat - afschrift, doordruk, doorslag, dubbele, kopiedupliceermethode - galvanoplastiekdupliceren - kopierenduplo - tweevouddur (muz.) - majeur durabel - blijvend, duurzaamdure delfstof – gouddure geurstof - parfumduren - aanhouden, dulden, blijven, lijden, voortbestaan, voorbijgaan, voortgaandurend - blijvend, permanentdurende vijandschap - vetedurf - aplomp, bluf, branie, bravoure, dapperheid, drukte, heldenmoed, kloekheid, lef, moed, stoutheid, vermetelheid, waagstuk durfal - branie, lefgozer, lefmaker, waaghals, wager durfniet - lafaard, lafbek durven - beproeven, bestaan, ondernemen, onderstaan, onderwinden, riskeren, verstouten, wagendus - aldus, alzo bijgevolg, daarom, derhalve, des, dies, ergo, igitur, ita, uiteraard, zodusdanig - dergelijk, dermate, zodanig, zulkduster - huisgewaad, ochtendjasdut - bluts, buts, deuk, gleuf, holligheid, induw, insluiping, schaardedutje - dommel, hazenslaapje, middagslaapje, poosken (Z.N.), siësta, slaapje, sluimering, tukje, uiltje dutten - slapen, sluimeren, soezen, suffen dutter - slaer, sluimeraarduümviraat - tweemanschap duur - couteus, dier (dichterlijk), dispendieus, duurzaamheid, expensief, gepeperd, kostelijk, kostbaar, kwantiteit, loop, onvoordelig, periode, prijzig, termijn, tijd, tijdsduur, zwaar duur bij trage handel - luiduurduurder worden - oplopenduur en prijzig - peperigduur glaswerk – kristalduur kleed – persduur soort bont – nerts

-66-

Page 67: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

duur soort kwarts - onyxduur van dag en nacht - etmaal duur van eb en vloed - getij, tijduur van een cursus - semester, trimesterduur van tijd - poos duurzaam - arduinen, bestendig, blijvend, consistent, degelijk, deugdelijk, durabel, hecht, houdbaar, kostbaar, lang, langdurend, langdurig, ordelijk, permanent, solide, stabiel, sterk, stevig, vast, voortdurendduurzaam maken – consoliderenduurzaam en sterk - stevig duurzaamheid - consolidatie, durabiliteit, soliditeit, stabilisatie, stabiliteit, sterkteduurzaam kalkgesteente - marmer duurzame depressieve stemming - hypothymieduurzame stof - eternietduvelen - kwellenduvelstoejager – factotu-duw - aai, ouw, hort, kneep, opduvel, opstopper, por, stomp, stoot, zet duw in de rug (sport) - bigduwen - aanhitsen, aanzetten, betasten, douwen, dringen, drukken, kloppen, persen, poken, porren, steken, stoken, stoppen, stoten, wekken, wringenduwtje - tikje dux - aanvoerder, hertogdwaal - altaardoek, mappadwaalbegrip - misverstanddwaalgeest - ketter dwaalleer - haeresie, heresie, heterodoxie, ketterij, pseudodoxie dwaallichtje - stalkaarsdwaalster - planeet dwaaltuin - doolhof, labyrinth dwaalzin - verblindingdwaas - absurd, belachelijk, bespottelijk, bezeten, bezopen, burlesk, burlesque, clown, daas, dol, dom, driest, dwazerik, gek, geschift, grillig, grotest, idioot, inept, kei, kletsmeier, knettergek, kolderiek, krankzinnig, kwibus, lachwekkend, laf, mal, malloot, mesjogge, mofel, nar, ongerijmd, onnozel, ontzind, onverstandig, onwijs, onzinnig, paljas, pias, potsierlijk, raar, rare, redeloos, simpel, stapelgek, stultus, suf, uitzinnig, waanzinnig, warhoofd, wonderlijk, zinneloos, zotdwaas (Hebr.) - nabaldwaas aanmatigend - waanwijsdwaas gebabbel - kletsdwaas gepraat - gekkenpraat, geklets, kletspraat, nonsens, onzindwaasheid - absurditeit, allotria, apekool, beledigingen, beuzelerij, beuzeling, domheid, folie, gekheid, gekkenwerk, gekkigheid, idioterie, idiotisme, ineptie, klets, kletskoek, kolder, kool, larie, malligheid, manie, nonsens, onverstand, onzin, onzinnigheid, sottise, waanzin, zot, zotheid, zotternij, dwaas mens - malloot dwaas toneelstuk - kluchtspel, sotterniedwaas van droefheid - ontzinddwaas verhaal - aardigheid, grol, kolderdwaas vertoon - apekooldwaasheden - allotria, kolderdwaasheid - absurditeit, allotria, (apen)kool, gekheid, gekkigheid, idiotie, idioterie, kiets (koek), larie, malligheid, onzindwalen - dolen, falen, fout gaan, hoeden, mishebben, missen, ronddolen, ronddwalen, rondgaan, vergissen, waren, zwalken, zwervendwaling - aarzeling, aberratie, abuis, afwijking, doleantie, doling, erreur, error, ketterij, misgreep, misser, misslag, misstap, misvatting, paralogie, vergissing, verkeerdheid, waan

dwang - coactie, compulsie, drang, druk, gene, geweld, juk, machtsuitoefening, moet, moeten, nood, noodzaak, pressie, restraint, servituut, terreur, tucht, verplichtingdwang aandoen - generendwangarbeid - (ind) krakal dwangarbeider - kettinggangerdwangarbeid in Siberië - katorga dwang bekering - dragonnadedwangbod (bridge) - forcingdwangerfgenaam - legitimarisdwanggedachte - anankasme, idee-fixe, obsessie, waandenkbeelddwanggezag - despotisme, dwingelandij, tirannie, willekeurdwangmaatregel - afpersing, chantage, coactie,(economisch), dwangmiddel, sanctiedwangmiddel - afpersing, astreinte, chantage, dragonnade, sanctie dwangmolen - banmolendwangneurose - psychastheniedwangsom - astreinte dwang van onstandigheden - noodzaakdwangvoorstelling - mentisme, obsessie, waandenkbeelddwarrelen - draaien, fladderen, kolken, zweven, zwirrelen dwarrelsneeuw - driftsneeuw dwars - balorig, eigendunkelijk, eigengereid, eigenzinnig, haaks, halsstarrig, koppig, loodrecht, ongezeglijk, onhandelbaar, overdwars, overhoeks, recalcitrant, scheef, schuin, stijfhoofdig, tegenstrevend, transversaal, travers, weerbarstigdwars doorlopen - traverserendwars op nerf (van hout) - kopsdwarsbalk - berkoen, bint, dwarsdrager, faas, gording, kesp, korteling, kruisarm, ligger, moerbalk, pui, raveling, travers, dwarsbalk in schoorsteen - haalboomdwarsbalk in steiger - bulsem, korteling dwarsbalk op wapenschild - faasdwarsbenige kraakbeenvis - rog, sidderrog, zeevos dwarsbekvis - (doorn)haai, rog, zeevosdwarsbeuk van een kerk - transeptdwarsbomen - belemmeren, benadelen, contrariëren, doorkruisen, dwarsdrijven, frustreren, handicappen, hinderen, tegenwerken, verijdelen, dwarsboming - boycot, obstructiedwarsboom - sluitbalk, sluitboom, sluithaakdwarsbijl - disseldwarsdraad - inslagdwarsdrijven - tegenwerken, tegensprekendwarsdrijverij - obstructie dwarsfluit - fijfeldwarsgang - zijgang dwarsheid - koppigheiddwarshout - gording, kalf, kruishout, ra, schei, schemel, spantdwarshout in de grond - dodemandwarshout op een heibeen - kattespoordwarshout tegen een rij balken - gordingdwarshout van een steiger - bulsem, dwarshout van een schip - ra, spant dwarshout van een steiger - bulsem, bulsinghout, bulsterhout, korteling dwarshout van een weefgetouw - kamhoutdwarshout van een wissel - harnasdwarshuis - krukhuisdwarsijzer - scheidwarskabel - gierkabel (van ponten)dwarsklamp - zaling dwarskop - bobbekop, bullebak, dikkop dwarskijker - spion, verklikker, zeurpiet

-67-

Page 68: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dwarslat - schei dwarslat in ladder - sport dwarslegger - biel(s), bint, ligger, slieper, spoorbalk, traverse dwarsligger - biels, biel, rebel, slipper, stijfkop dwarslijn - sneu, snijlijn, transversaal, travers dwarslopen - doorkruisen, traverserendwarsmast - radwars op de nerf - (van hout) kopsdwarsoverhoeks - tranversaaldwarspand van een kerk - transeptdwarsregel in een kozijn - kalfdwarsscheepse bank in een boot - docht, doftdwarssnede vertonend - kopsdwarsstang - travers dwarsstuk - keepdwarsstuk op kop van heipaal - kespdwarsverbinding - travers (traverse)dwarsvleugel van een gebouw - transeptdwarswal - travers, (traverse)dwarsvleugel van een kruiskerk - transeptdwarswegen - zijpaden dwarszitten - contrariëren, hinderen, plagen, sarren, treiteren dwarszijde tonend - kopsdwaze - kwibus, kwidamdwaze gewoonte - manie dwaze man - kwibus, malle, mallerd, malloot dwaze opschik - toetakelingdwaze praat - apekool, dazen, gebabbel, gedaas, gekheid, gelal, kolder, lariekoek, nonsens, zottenpraat, zottenklapdwaze praat uitslaan - dazendwaze praatjes - apekooldwaze streek - bêtise, bokkesprong, domheid, escapade, geldverspilling, uitspattingdwaze vertoning - harlekinade, klucht, komedie, pots dwaze verzotheid - ragedwaze vrouw - gekkin, malloot, zottindweepachtig - enthousiast, fanatiek, romanesk dweepziek - bigot, fanatiek, idolaat, oorlogszuchtig, sentimenteel, verzotdweepziek Engels patriot - jingozweepziek ijveraar - dyhard, enthousiasteling, fanaticus, geestdrijver, jingo (Eng.), zeloot dweepzucht - enthousiasme, exaltatie, fanatisme, geestdrijverij idolatrie, jingoïsme,dweepzuchtig - fanatiekdweil - dronkaard, dronkelap, dronkeman, fout, gebrek, misslag, opneemlap, sloerie, straatmeid, tekortkoming, verafgoding, vergissing, verzotheid, voetveeg, zelotisme, zwabberdweilen - boemelendweper - drijver, fanaticus, fanatiekeling, geestdrijver, utopist, dwerg - aardgeest, aardmannetje, gnoom, huisgeest, kabouter, kobold, lilliputter, mannetje, mensje, pygmee, trol, ukdwergachtig - pygmeeïschdwergbuffel - anoba, mindorobuffel dwergduiker - dwergantilopedwerggras - draadhalm dwerggroei - cretinisme, microsomie, nanisme, nanosomiadwerggroei met snelle veroudering - progeriadwerghaan - krielhaandwerghert - kantijldwerghoen - krielhoen, krielkip dwergkokospalm - syagrusdwergmuur - dwergbloem, dwergkruid, guichelmuurdwergroosje - duinroosdwergstaat - Andorra, Liechtensteindwergvalk - merliet

dwergvlas - radioledwergvolk - pygmeeëndwergvolk uit Voor-lndië - alapdwingeland - autocraat, despoot, despotisme, dictator, doordrijver, geweldenaar, landendwinger, nero, onderdrukker, overheerser, overweldiger, tiran, usurpator dwingelandij - despotisme, tirannie, overweldiging dwingen - aanzetten, compelleren, drammen, forceren, noodzaken, nopen, obligeren, opleggen, prangen, pressen, urgeren, verplichten dwingend - bindend, coactief, coërcitief, compusief, gebiedend, imperatief, noodzakelijk, nopend, urgent, verplicht, wettelijkdwingend verlangen - eisendwingende kracht - klemdwingerig huilen - jengelendij - bovenbeen, ham dijbeen - bovenbeen, femusdijbeen in varkensham - ijsbeendijbeen(of onderbeen) met vlees - schenkeldijen - groeien, uitzetten, tieren, zwellendijing - uitdijing, zwellingdijk - aardhoogte, afsluiting, dam, dromer, slaper, wal, waterkering, zeewering, waker dijk aan zee - wakerdijk achter waker - dromer, slaper dijkbeheerder - dijkgraaf, heemraad, schoutdijkbekleding - bekramming, bematting, bezodingdijkbelasting - hoefslagdijkbescherming - krammatdijkbestuur - dijkstoel, heemraaddijkbovenvlak - kruindijkbreuk - doorbraak, openingdijkdeel - glooiing, helling, kruin, voetdijken onderhouden - stoelendijkgraaf - heemraad, schoutdijkgraafschap - heemraadschapdijkgrondslag - zatedijkheemraad - dijkbestuurdijkhelling - glooiingdijkje bij sawah en akkers - galengandijkje, smal en laag - kaag, kaaldijk dijklasten - dijkgelddijkonderhoud - hoefslag dijk om de sawa's - galengandijk om een gors - kaagdijk, onderkant van het binnenbeloop van een - hieldijkopzichter - strandmeesterdijkschepen - dijkheemraaddijksoort - bandijk, dromer, schaardijk, slaperdijk zonder uiterwaarden - schaardijkdijk zonder voorland - kaaldijk, schoorwaldijkschot - dijkbelasting dijkschouw - dijkcontrole dijkval - afbrokkeling, afkalving , dijkverzakking,dijk van een rivier - bandijk, rivierdijkdijk waarop een weg of spoorbaan is aangelegd - baandamdijk zonder uiterwaarden gescheiden van de rivier - schaardijkdijk zonder voorland - kaaldijk, schoorwaldijkzwaluw - oeverzwaluwdijspier - bildijzig - dampig, heiig, mistig, nevelig, wazigdynamiek - bewogenheid, gedrevenheid, kracht, stuwkracht, vaartdynamiet - nitroglycerine, springstof dynamisch - levendig, veerkrachtig,

-68-

Page 69: A - Startpagina Stolk · Web viewD daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van

dynamo - electromotor, generator dynast - heerser, vorstdynastie - vorstenhuis dynastie (Rusland) - Romanowdyne - krachtseenheid, dn. dysenterie - darmontsteking, bloeddiarree, persloopdyspepsie - verteringsstoornisdyspnoe(a) - ademnooddysprosium - dydijstuk - dijharnas, dijharst,schapebout

-69-