6B STAAL TAAL WERKBOEK · b Je bekijkt een survivalgids. Een survivalgids is een over . OPDRACHT 1...
Transcript of 6B STAAL TAAL WERKBOEK · b Je bekijkt een survivalgids. Een survivalgids is een over . OPDRACHT 1...
6B STAA
L TAA
L WER
KBOEK
ISBN 978 90 345 7116 8
539991
539991_OM.indd 1539991_OM.indd 1 21-12-12 09:2721-12-12 09:27
108
LES 1 WOORDENSCHAT
MET JUNGLEREIZEN NAAR BORNEOWAT GA JE DOEN?Je zoekt de betekenis van woorden die met jungle te maken hebben.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert de betekenis van woorden.
ZO ZIT HET!Hoe vind je de betekenis van een woord?• Je leest erover. Je kunt verder lezen. De betekenis staat in de volgende zin. Je kunt ook teruglezen. De betekenis staat in de vorige zin.• Je kijkt naar een plaatje.• Je vraagt het aan iemand die het weet.• Je zoekt het woord op.
PROBEER HETDe brulaap maakte een oorverdovend lawaai. Het was zoontzettend hard dat ik ervan schrok.
a Wat betekent oorverdovend?
b Hoe heb je de betekenis gevonden? Ik las terug. Ik las verder. Ik vroeg het aan iemand die het weet. Ik zocht het op. Ik kende het woord al.
OPDRACHT 1Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde? Verbind.
de expeditie spannend of bijzonder
het natuurreservaat het natuurgebied dat beschermd wordt
lokaal de ontdekkingstocht
het verblijf rekening houden met de natuur
duurzaamplaatselijk
spectaculairde plek waar je woont, meestal maar kort
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
OPDRACHT 2a Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde? Verbind. Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde? Verbind.
verkennen
Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde? Verbind.
praten
communiceren ontdekken
observeren kijken
•
•
•
•
•
•
b Welke twee woorden van de week betekenen ongeveer hetzelfde als de jungle?
OPDRACHT 3Goed of fout? Lees de zinnen. Onderstreep het goede antwoord.
Afgelegen gebieden zijn dichtbij | ver weg.Het leefgebied van de orang-oetan is de omgeving waarhet dier slaapt, eet en jongen krijgt | maar kort woont.
132|133
132|133
132|133
132|133
109
JUNGLE
3 Het opvangcentrum is een gebied waar orang-oetans
vrij kunnen leven | worden verzorgd en geholpen.4 De roep van de brulaap is oorverdovend. Je hoort hem
als hij in de buurt is | al van ver.
OPDRACHT 4a Vul in.
1 iemand die de weg wijst2 hieronder ben je veilig voor insecten3 hierdoor verdwijnt er steeds meer regenwoud4 warme landen die een jungle hebben5 als iets nog door niemand is aangeraakt of veranderd is
i
b Wat lees je onder de pijl?
OPDRACHT 5Maak het woordweb af.Kies uit: de gids – de houtkap –oorverdovend –verkennen – de jungle.
KIJK TERUGa Schrijf een woord van de week op waar je de betekenis
nu goed van kent.
b Hoe heb je de betekenis gevonden?
Ik las erover.
Ik keek naar een plaatje.
Ik vroeg het.
Ik zocht het op in een woordenboek.
c Welke woorden van de week ken je nog niet zo goed?In de volgende lessen leer je de betekenis van deze woorden beter kennen.
132|133
1
2
3
4
5
de expeditie
gids – de houtkap –
WOORDEN VAN DE WEEK• afgelegen
• communiceren
• duurzaam
• de expeditie
• de gids
• de houtkap
• de jungle
• de klamboe
• het leefgebied
• lokaal
• het natuurreservaat
• observeren
• ongerept
• oorverdovend
• het opvangcentrum
• het regenwoud
• spectaculair
• de tropen
• het verblijf
• verkennen
110
LES 2 TAAL VERKENNEN
PRATEN MET JE LICHAAMWAT GA JE DOEN?Je kijkt naar lichaamstaal bij mensen en dieren.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert dat er manieren zijn om met je lichaam te communiceren, zonder dat je woorden gebruikt.
ZO ZIT HET!Hoe communiceren mensen en dieren met hun lichaam?• met hun houding, dus hoe ze staan of zitten• met de manier waarop ze kijken• met de gebaren die ze maken
PROBEER HETa Wat zegt een hond als hij je zijn tanden laat zien?
Kom dichterbij. Kom niet dichterbij.
b Wat zegt een mens als hij met zijn armen in zijn zij staat?
Ik ben bang. Kom maar op!
OPDRACHT 1Wat zeg je als je je hand voor je mond houdt?
Joepie!
Oh nee!
OPDRACHT 2a Zoek bij elke boodschap een foto van een dier en een
foto van een mens. Schrijf op wat je ziet op de foto.
boodschap foto van dier foto van mens
Ik vind je lief.
Kijk uit, ik ben gevaarlijk!
Ik wil het niet zien.
Kijk eens hoe mooi ik ben!
Kijk eens hoe sterk ik ben!
Kom, dans met mij.
1134|135
PRATEN MET JE LICHAAM
Je leert dat er manieren zijn om met je lichaam te
JUNGLE
111de boodschap – Een mededeling, een bericht.
JUNGLE
b Er zijn vier foto’s over bij bron 1. Zoek de goede foto’s
bij elkaar. Schrijf op wat ze met hun lichaamstaal zeggen.
De foto van de jongen die ineengedoken zit, hoort bij
de foto van .
Dit is de boodschap:
De foto van de aap met de baby hoort bij de foto van
.
Dit is de boodschap:
OPDRACHT 3a Schrijf op wat de gebaren betekenen, van links naar rechts.
foto boodschap
1
2
3
4
b Wat zeg je als je je schouders laat hangen?
Ik heb geen zin. Ik ga er tegenaan!
c Wat zeg je als je iemand niet durft aan te kijken?
Ik ben heel zeker van mezelf.
Ik ben verlegen.
OPDRACHT 4Wat kun je als mens nog meer laten zien met je lichaam?
Bedenk een gevoel en de boodschap die erbij hoort.
bijvoorbeeld: blij: armen in de lucht
KIJK TERUGWat hoort bij lichaamstaal?
manier van kijken
neuriën
uitleggen
gebaren
hoe je staat of zit
praten
GA VERDERWat ga je doen?
woordenschat oefenen op bladzijde 134 en 135
woordenschat oefenen op de computer
spelen met taal op bladzijde 138
2135
112
LES 3 SPREKEN EN LUISTEREN
GOED VOORBEREIDWAT GA JE DOEN?Je overlegt wat je mee zou nemen naar de jungle. Je probeert elkaar te overtuigen.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je anderen kunt overtuigen.
ZO ZIT HET!Hoe kun je anderen overtuigen?• Je vertelt duidelijk wat jij vindt.• Je geeft goede argumenten. Gebruik woorden als omdat en daarom.• Je luistert goed naar de argumenten van je maatje.• Je reageert op elkaar.
PROBEER HETMoet je veel durven als je in de jungle op vakantie gaat?Met welk antwoord ben jij het het meest eens?
Ja, omdat de jungle gevaarlijk kan zijn. Om er te overleven moet je veel durven. Stel je voor dat je een gevaarlijk dier tegenkomt. Dan moet je daarmee durven te vechten.
Nee. De jungle kan gevaarlijk zijn. Daarom moet je vooral je verstand gebruiken. Je kunt beter besluiten om te vluchten als je een gevaarlijk dier tegenkomt.
OPDRACHT 1a Wat zou jij zeker meenemen als je een paar dagen naar
de jungle gaat? Zet twee kruisjes.
een zakmes een klamboe
eten en drinken verband en pleisters
b Welk voorwerp van 1a wil je zeker niet vergeten? Schrijf ook kort op waarom niet.
OPDRACHT 2
a Jij of je maatje doet de ogen dicht en prikt met de vinger op de plaat in het bronnenboek.
Welk voorwerp is het?
b Vertel de ander wat je hiermee in de jungle kunt doen. Is het handig? Of heb je er eigenlijk niets aan? Waarom? Overleg met elkaar. Prik allebei vijf keer.
OPDRACHT 3a Schrijf op welke drie voorwerpen jij het handigst vindt
om een paar dagen te overleven in de jungle. Laat je maatje nog niet zien wat je opschrijft.
136|137
136|137
136|137
JUNGLE
113het argument – Een reden waarom het zo is als jij zegt.
vergelijken – Bekijken wat de overeenkomsten of verschillen tussen twee of meer zaken of personen zijn.
J
b Vergelijk jullie lijstjes. Welke voorwerpen staan op
beide lijstjes? Welke niet? Vertel elkaar waarom je die voorwerpen op je lijstje hebt gezet. Probeer goede argumenten te geven. Luister goed naar elkaar.
c Maak nu een top 3 voor jullie samen. Overleg goed.
1
2
3
OPDRACHT 4a Probeer het nu eens te worden: welk voorwerp van 3c is
het allerhandigst? Luister goed naar elkaars argumenten. Schrijf op welk voorwerp jullie gekozen hebben.
b Welke argumenten hebben jullie bedacht? Schrijf ze kort op.
KIJK TERUGa Kijk naar je lijstje bij 3a.
Mijn maatje en ik hadden verschillende voorwerpen op ons lijstje.
Mijn maatje en ik hadden precies dezelfde voorwerpen op ons lijstje.
Mijn maatje en ik hadden een aantal dezelfde voorwerpen, en een aantal verschillende op ons lijstje.
b Veranderde je van mening nadat je samen had overlegd? ja | nee Lukte het jou om je maatje te overtuigen? ja | nee
c Wat vind je het beste argument dat je bedacht hebt bij 3b?
GA VERDERWat ga je doen?
woordenschat oefenen op bladzijde 134 en 135
woordenschat oefenen op de computer
spelen met taal op bladzijde 138
136|137
114
LES 4 SCHRIJVEN
KIJKEN EN BESCHRIJVENWAT GA JE DOEN?Je kijkt naar foto’s. Je beschrijft kort wat je ziet.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je een korte beschrijving maakt.
ZO ZIT HET!Hoe maak je een korte beschrijving?• Je stelt jezelf wh-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.• Je schrijft de antwoorden op in steekwoorden of korte zinnen.• Je maakt dan een beschrijving. Je maakt volledige zinnen. Je gebruikt de antwoorden op de wh-vragen.
PROBEER HETBekijk het plaatje hierboven.
a Op welke wh-vragen vind je het antwoord door naar het plaatje te kijken?
Wie zie je? Waar komt ze vandaan? Wat doet ze? Hoe heet ze?
b Welke wat-vraag zou je nog meer kunnen stellen?
OPDRACHT 1Een belangrijke vraag die je bij elke foto kunt stellen is: Wat zie je? Schrijf bij elke bron een kort antwoord.
bron 3
insect, lijkt op takjebron 4
bron 5
bron 6
bron 7
OPDRACHT 2Maak goede wh-vragen.
bron 1
Waar zit de neusaap?Wat
Hoe
bron 2
Wat
Waarom
138|139
11 22138
JUNGLE
115het steekwoord – Een belangrijk woord dat je wilt onthouden.
volledig – Compleet, er ontbreekt niets aan.
JUNGLE
OPDRACHT 3a Kies een bron. Bekijk hem goed en lees wat erbij staat.
Bedenk er twee wh-vragen bij. Schrijf ook het antwoord op.
b Maak nu een korte beschrijving bij de bron. Maak volledige zinnen. Gebruik de antwoorden op je wh-vragen. Begin met het antwoord op wie of wat.
KIJK TERUGa Hebben de wh-vragen je geholpen bij het maken van de
beschrijving? ja | nee
b Begint je beschrijving met het antwoord op de vraag wie of wat? ja | nee
c Heb je in duidelijke zinnen beschreven wat er op de foto te zien is? ja | nee
GA VERDERWat ga je doen?
woordenschat oefenen op bladzijde 134 en 135
woordenschat oefenen op de computer
spelen met taal op bladzijde 138
3 4 5 6 7138|139
TIP: Kijk als voorbeeld naar de beschrijvingen bij bron 1 en 2.
116
LES 5 WOORDENSCHAT
OVERLEVEN IN DE WILDERNISWAT GA JE DOEN?Je zoekt de betekenis van nog meer woorden die met jungle te maken hebben.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert de betekenis van woorden.
ZO ZIT HET!Hoe vind je de betekenis van een woord?• Je leest erover. Bij samengestelde woorden zegt het eerste deel van het woord vaak iets over het laatste deel.• Je kijkt naar een plaatje.• Je vraagt het aan iemand die het weet.• Je zoekt het woord op.
PROBEER HETa Je leerde het woord regenwoud. Zet een streep onder het goede antwoord. Een regenwoud is een soort regen | woud.
b Je bekijkt een survivalgids.
Een survivalgids is een over .
OPDRACHT 1a Kijk naar de delen van het woord. Maak de zinnen af.
Een klimplant is een die ergens
tegenaan .
Een insectenbeet is een
van een .
Huidirritatie is van de
. Je huid wordt rood of gaat jeuken.
Een bloedzuiger is een beest dat .
Diervriendelijk betekent dat het
is voor het .
b Zoek nog twee samengestelde woorden.
c Zoek de betekenis van de twee woorden door te kijken naar de delen. Schrijf het op zoals bij opdracht a.
140|141
140|141
117
JUNGLEJUNGLE
OPDRACHT 2Wat hoort bij elkaar? Verbind.Wat hoort bij elkaar? Verbind.
vermijden
Wat hoort bij elkaar? Verbind.
zorgen dat het niet gebeurt
bevatten ontwijken, zorgen dat je er niets mee te maken krijgt
voorkomen schoonmaken zodat er geen bacteriën meer op zitten
ontsmetten iets in zich hebben
•
•
•
•
•
•
•
•
OPDRACHT 3a Ben jij een echte survival-kampioen? Test je kennis.
Omcirkel de goede letters.
z Lianen zijn wortels die onder de grond groeien.
a In de jungle transpireer je veel. Daarom moet je veel water drinken.
o Iemand die liever thuisblijft, is een echte avonturier.
s Een bloedzuiger kun je het beste van je huid aftrekken.
l De inheemse bevolking weet welke planten uit de wildernis je kunt eten.
v Het paradijs is een plek waar alles heel mooi is.
b Schrijf de letters op die voor de goede zinnen staan.
Welk woord kun je ermee maken?
c Wat kun je met het woord van b doen?
OPDRACHT 4Vul het goede woord van de week in.
In het regenwoud het van de insecten.
Er zijn er een heleboel.
Wist je dat sprinkhanen, rupsen en
wormen geschikt zijn om te eten?
Deze dieren zijn .
Als je de hele survivalgids leest,
weet je veel. Dan ben je bijna een
.
Deze klimplanten groeien aan een
boom. Ze heten .
KIJK TERUGa Schrijf hier een samengesteld
woord op dat je deze les hebt geleerd.
b Leg uit wat het woord van opdracht a is. Doe het zoals bij 1a.
140|141 140|141
140|141
117
WOORDEN VAN DE WEEK• de avonturier
• bevatten
• de bloedzuiger
• diervriendelijk
• eetbaar
• de expert
• de huidirritatie
• inheems
• de insectenbeet
• de klimplant
• de liaan
• het ongedierte
• ontsmetten
• het paradijs
• de survivalgids
• transpireren
• vermijden
• voorkomen
• wemelen
• de wildernis
118
LES 6 TAAL VERKENNEN
OP ZOEK NAAR DE KANARIEFANTWAT GA JE DOEN?Je kijkt naar de namen van dieren en je bedenkt nieuwe dierennamen.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je nieuwe dierennamen bedenkt.
ZO ZIT HET!Hoe bedenk je een nieuwe dierennaam?• Je denkt na over het dier: – Waar leeft hij? – Hoe ziet hij eruit? – Wat doet hij?• Je zet een van die woorden voor de naam van het dier. Bijvoorbeeld: boomkikker, roodstaartpapegaai, slingeraap.
PROBEER HETWat denk jij?
a Waar leeft een zee-egel?
b Hoe ziet een roodborstje eruit?
c Welk geluid maakt een brulkikker?
OPDRACHT 1a Wat valt je op aan de naam springspin?
Spring zegt iets over:
waar het dier leeft.
hoe het dier eruitziet.
wat het dier doet.
b Hoe komt de springspin aan zijn naam?
OPDRACHT 2Bekijk de naam van het dier. Zet telkens een kruisje in het goede vak. Waar zegt de naam iets over?• waar het dier leeft• hoe het dier eruitziet• wat het dier doet
waar het leeft
hoe het eruitziet
wat het doet
klompvoetkikker
berggeit
hamerhaai
schreeuwarend
poolvos
jachtluipaard
zeeslang
potloodvis
142|143
142|143
JUNGLE
119de kolom – Een rij van boven naar beneden in een tabel.
JUNGLE
OPDRACHT 3a Welke foto hoort bij de dierennaam? Schrijf de letter van
die foto in de eerste kolom.
letter naam de naam past, omdat
reuzen� uitkikker
brulaap
brilvogel
slangenhalsvogel
luiaard
b Welk woord lees je in de eerste kolom van boven naar
beneden?
c Vul nu in de derde kolom bij elk dier in waarom je de naam bij het dier vindt passen.
OPDRACHT 4Bekijk foto P. Dit dier is pas ontdekt en heeft nog geen naam.
a Waar leeft hij?
Hoe ziet hij eruit?
Wat doet hij of wat zou hij kunnen doen?
b Bedenk een naam voor het dier. Kijk goed naar wat je opschreef bij opdracht a.
KIJK TERUGHoe bedenk je een nieuwe dierennaam?
door te kijken naar waar het dier leeft
door te kijken naar hoe oud het dier is
door te kijken naar hoe het dier eruitziet
door te kijken naar wat het dier niet kan
door te kijken naar wat het dier doet
GA VERDERWat ga je doen?
woordenschat oefenen op bladzijde 136 en 137
woordenschat oefenen op de computer
spelen met taal op bladzijde 139
142|143
142|143
120
LES 7 SPREKEN EN LUISTEREN
RED HET REGENWOUD!WAT GA JE DOEN?Je praat over actie voeren.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je een denkgesprek voert.
ZO ZIT HET!Hoe voer je een denkgesprek?• Je denkt eerst zelf na.• Je vertelt wat je van iets vindt: je geeft je mening en zegt waarom je dat vindt.• Je luistert goed naar wat de ander zegt. En je reageert daarop.
PROBEER HETActie voeren om het regenwoud te redden is iets voorgrote mensen.
a Denk na over deze zin. Ben je het ermee eens? ja | nee
b Waarom wel of niet? Schrijf het kort op.
c Vertel elkaar wat je vindt en waarom.
OPDRACHT 1Lees wat Zaira schrijft. Zij vraagt zich af waar de dieren heen moeten.
a Waar kunnen de dieren volgens jou heen?
b Vertel het aan je groepje en luister naar wat de anderen hebben bedacht.
c Wat zou de beste oplossing zijn voor de dieren, denken jullie? En waarom?
OPDRACHT 2Lees wat Rutger schrijft. Hij vindt dat je beter iets kunt doen voor het milieu in Nederland.
a Ben jij het met hem eens? Schrijf kort op waarom wel of niet.
b Lees welke oplossingen Teddy, Sascha, Ivan, Dennis en Yazid hebben. Welke twee oplossingen vind jij de beste?
RED HET REGENWOUD!144
145
JUNGLE
121
JUNGLE
c Vertel elkaar waarom je deze koos. Bespreek samen
welke van de oplossingen de allerbeste is. Schrijf kort op waarom.
OPDRACHT 3Lees wat Lucia schrijft. Zij wil graag een actie organiseren voor de baby-aapjes.
a Bedenk een actie die zij zou kunnen organiseren.
b Vertel elkaar wat je bedacht hebt. Welke actie vind jij de beste en waarom?
c Zou je zelf aan zo’n actie meedoen? Waarom wel of niet?
KIJK TERUGa Bij welke vraag hadden jullie het beste gesprek?
b Hoe kwam dat, denk je?
We vonden het onderwerp interessant.
We hadden allemaal een andere mening.
We stelden elkaar vragen.
c Is iedereen aan het woord geweest en hebben jullie goed naar elkaar geluisterd? ja | nee
GA VERDERWat ga je doen?
woordenschat oefenen op bladzijde 136 en 137
woordenschat oefenen op de computer
spelen met taal op bladzijde 139
145
122
LES 8 SCHRIJVEN
WAT GA JE DOEN?Je schrijft een verhaal dat zich afspeelt in de jungle.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je een verhaal bedenkt bij foto’s.
ZO ZIT HET!Hoe bedenk je een verhaal bij foto’s?• Je kijkt goed naar wat je ziet.• Je bedenkt er een verhaal bij. Je geeft antwoord op de vragen:
– Over wie gaat het? – Waar is het?– Wat gebeurt er? – Hoe loopt het af?
• Je schrijft je antwoorden in steekwoorden of korte zinnen op. Dat wordt je schrijfplan.
PROBEER HETKijk naar het plaatje boven aan deze bladzijde.
a Op welke twee vragen kun je het antwoord geven? Schrijf het antwoord er ook bij.
b Op welke twee vragen uit ‘Zo zit het!’ moet je het antwoord dus nog verzinnen?
OPDRACHT 1a Bekijk de foto’s. Kies er zes uit om een verhaal bij te
bedenken.
b Je krijgt een werkblad. Knip de foto’s die je bij opdracht a koos uit.
OPDRACHT 2Bedenk een verhaal bij de zes foto’s.
a Kies een volgorde.
b Kijk naar wat je ziet en gebruik je fantasie. Geef kort antwoord op de volgende vragen. Dat wordt je schrijfplan.
Over wie gaat het? Dit wordt de hoofdpersoon van je verhaal.
Waar is het?
c Wat beleeft de hoofdpersoon?Kijk goed naar de foto’s. Gebruik je fantasie en schrijf het per foto op.
146|147
146|147
TIP: Gebruik steekwoorden en korte zinnen, zoals in les 4.
WAT GA JE DOEN?Je schrijft een verhaal dat zich afspeelt in de jungle.
WAT LEER JE ERVAN?Je leert hoe je een verhaal bedenkt bij foto’s.
ZO ZIT HET!
WIE ZAT WAT WAAR TE DOEN?
JUNGLE
123zich afspelen – Plaatsvinden, gebeuren. het schrijfplan – Het ontwerp van je verhaal. In je
schrijfplan staat wat je wilt opschrijven.de hoofdpersoon – De belangrijkste persoon in het verhaal.
J
foto
foto
foto
foto
foto
foto
d Schrijf het kort op.
OPDRACHT 3Lees je schrijfplan en kijk naar de foto’s.
a Past je verhaal bij de foto’s? ja | nee
b Ben je tevreden met wat je bedacht hebt? ja | nee
c Heb je bij opdracht a of b nee geantwoord? Verbeter dan je schrijfplan.
KIJK TERUGa Heb je goed naar de foto’s gekeken? ja | nee
b Klopt de volgorde van de foto’s bij je verhaal? ja | nee
c Staat het antwoord op de volgende vragen in je schrijfplan? – Over wie gaat het? ja | nee– Waar is het? ja | nee– Wat gebeurt er? ja | nee– Hoe loopt het af? ja | nee
GA VERDERWat ga je doen?
woordenschat oefenen op bladzijde 136 en 137
woordenschat oefenen op de computer
spelen met taal op bladzijde 139
146|147
124
JUNGLELES 9 TOEPASSEN
JUNGLE-AVONTURENWAT GA JE DOEN?Je schrijft een fantasieverhaal bij foto’s. In het verhaal vertel je wat de hoofdpersoon in de jungle beleeft.
ZO ZIT HET!Hoe schrijf je een fantasieverhaal?• Kies een hoofdpersoon.• Vertel waar de hoofdpersoon is.• Vertel wat de hoofdpersoon beleeft. Wat eerst, wat daarna?• Vertel wat hij ziet, wat hij denkt, hoe hij zich voelt.• Vertel hoe het verhaal afl oopt.
OPDRACHT 1Pak je schrijfplan en je foto’s van les 8.
a Vertel je maatje wat je van plan bent op te schrijven.Je maatje mag vragen stellen als iets niet duidelijk is.• Wie is de hoofdpersoon?• Wat beleeft hij? Wat eerst, wat daarna?• Wat ziet hij, wat denkt hij, hoe voelt hij zich?• Hoe loopt het verhaal af?
b Ben je nog niet tevreden? Verander je schrijfplan of verander de volgorde van de foto’s.
c Plak de foto’s in de goede volgorde op een apart blaadje.
OPDRACHT 2Schrijf je verhaal in het klad op een apart blaadje. Denk ook aan de vragen van je maatje.• Volg je schrijfplan.• Let op de volgorde van de foto’s.• Maak mooie zinnen.
OPDRACHT 3Lees je kladversie door. Ben je tevreden?Nee? Verbeter dan je verhaal.
OPDRACHT 4Bedenk een titel. Zet die boven je verhaal.
TIP: Kijk naar de woorden van de week. Misschien kun je ze in je verhaal gebruiken.
JUNGLE
125
JUNGLELES 10 TOEPASSEN
GOED BEDACHTWAT GA JE DOEN?Je leest elkaars fantasieverhaal. Je geeft elkaar tops en tips.
ZO ZIT HET!Hier let je op bij het lezen van het fantasieverhaal:• Staat erin wie de hoofdpersoon is?• Staat erin waar de hoofdpersoon is?• Staat erin wat de hoofdpersoon beleeft?• Staat erin wat hij ziet, wat hij denkt, hoe hij zich voelt?• Staat erin hoe het verhaal afl oopt?
OPDRACHT 1Lees het verhaal van je maatje. Pak ook de foto’s erbij.
a Wie is de hoofdpersoon?
b Waar is de hoofdpersoon?
OPDRACHT 2a Staat in het verhaal wat de hoofdpersoon beleeft? ja | nee
b Klopt dat met wat je op de foto’s ziet? ja | nee
OPDRACHT 3Hoe voelt de hoofdpersoon zich?
OPDRACHT 4Vind je het een duidelijk einde? Waarom wel of niet?
OPDRACHT 5Kijk terug naar opdracht 1, 2, 3 en 4. Geef elkaar een top en een tip.
a Welke top kreeg je van je maatje?
b Welke tip kreeg je van je maatje?
OPDRACHT 6Kijk nu weer naar je eigen verhaal.
a Kun je wat doen met de tip bij 5b? ja | nee
b Pas je verhaal aan als dat nodig is.
c Schrijf je verhaal nu in het net.• Gebruik een apart blaadje.• Kijk of je geen spelfouten hebt gemaakt.
126
JUNGLE
het duo – Een tweetal, met zijn tweeën.
JLES 11 TOEPASSEN
LUISTER GOEDWAT GA JE DOEN?Je oefent met het voorlezen van je verhaal.
ZO ZIT HET!Hier let je op:• Spreek duidelijk: open je mond verder dan je gewend bent.• Gebruik de leestekens. Bij een punt en komma moet je even wachten, bij een vraagteken gaat je stem omhoog.• Breng het verhaal tot leven met je stem. Wissel af met hard en zacht praten. En met snel en langzaam praten.• Kijk je publiek af en toe aan. Houd het blaadje niet voor je gezicht.
OPDRACHT 1Lees je eigen verhaal door. Bedenk hoe je het gaat voorlezen. Waar kun je het beste hard praten? En waar zacht? Welke zinnen ga je snel zeggen? En welke juist langzaam?
OPDRACHT 2a Lees je verhaal aan elkaar voor.
Let op de punten bij ‘Zo zit het!’
b Vertel elkaar welk stuk uit het verhaal het beste werd voorgelezen. Vertel ook wat er nog beter kan.
c Schrijf op waar je de volgende keer beter op wilt letten bij het voorlezen.
OPDRACHT 3a Lees je verhaal nu voor aan een ander duo. Geef jullie
twee blaadjes met foto’s erbij. Kunnen ze raden welke foto’s bij jouw verhaal horen? ja | nee
b Praat er met z’n vieren over. Vond je het spannend om je verhaal voor te lezen? Ging het goed?
c Schrijf op waar je de volgende keer beter op wilt letten bij het voorlezen.
l h b d
TIP: Gebruik tekens in je verhaal waardoor je ziet waar je hard of zacht wilt lezen.
JUNGLE
127
JLES 12 TOEPASSEN
VOORLEZEN MAARWAT GA JE DOEN?Je leest je verhaal voor.
OPDRACHT 1Maak groepjes van vier. Zorg dat je bij iemand anders in het groepje zit dan in de vorige les.
a Lees om de beurt je verhaal voor.Denk aan wat je de vorige les geoefend hebt.
b De rest van het groepje luistert en bedenkt welke foto’s bij het verhaal horen.
OPDRACHT 2a Wat vond jij het beste, leukste, mooiste of spannendste
verhaal?
het verhaal van:
b Wie las zijn verhaal het beste voor?Vertel ook waarom je dat vindt.
OPDRACHT 3a Nu mag je aan de hele groep de eerste vijf zinnen van je
verhaal voorlezen. Denk weer goed aan wat je de vorige les geoefend hebt.
b Welk verhaal wil jij helemaal horen?
het verhaal van:
c Nu gaan jullie stemmen. Degene met de meeste stemmen wint. Die mag zijn verhaal aan de hele groep voorlezen.
KIJK TERUGa Je hebt je verhaal voorgelezen aan de kinderen in je
groepje. Ben je tevreden over hoe het ging?
Ja | Nee, omdat
b Waarom wilde je graag het hele verhaal horen van het kind dat je invulde bij 3b?
128
LES 13 WOORDENSCHAT
NA DE TOETSOPDRACHT 1Vul in.Kies uit: afgelegen – ongedierte – wildernis – spectaculaire – expeditie – insectenbeet – ongerepte – gids.
De jungle is een vakantieplek. Tijdens
een verken je de
natuur. Je doet dit met een . Zo raak je
de weg niet kwijt in gebieden.
OPDRACHT 2Onderstreep het goede woord.
Als er heel veel diertjes zijn, dan wemelt | transpireert het van de diertjes.Als je bultjes of jeuk op je huid hebt, dan heb je last van een huidirritatie | liaan.Als je gebeten wordt door een bloedzuiger, moet je de wond voorkomen | ontsmetten.
OPDRACHT 3Vul in.Kies uit: inheemse dieren – insectenbeet – natuurreservaat – survivalgids – vermijden.
Vandaag bezochten we een . Daar
was een opvangcentrum voor .
Jammer genoeg was een niet te
. Gelukkig staat in mijn
wat ik ertegen kan doen.
OPDRACHT 4a Welk woord van de week
past hierbij?
b Wat zou hij in zijn rugzak bij zich kunnen hebben?Omcirkel.een klamboe – een liaan – een verblijf – een survivalgids
OPDRACHT 5Onderstreep het goede woord.
Veel planten bevatten | observeren goede voedingsstoffen. Ze zijn dus eetbaar | inheems.De lokale | ongerepte bevolking van de jungle maakt zich zorgen. Door de houtkap | het paradijs verdwijnt hun leefgebied!Ik koop alleen diervriendelijke | spectaculaire make-up. Zo probeer ik te voorkomen | communiceren dat dieren pijn lijden.
OPDRACHT 6Wat hoort bij elkaar? Verbind.Wat hoort bij elkaar? Verbind.
duurzaam
Wat hoort bij elkaar? Verbind.
zweten
transpireren heel hard
eetbaar wat lang meegaat
oorverdovend wat je kunt eten
•
•
•
•
•
•
•
•
JUNGLE
129
OPDRACHT 7Wat hoort bij elkaar? Verbind.Wat hoort bij elkaar? Verbind.
het verblijf
Wat hoort bij elkaar? Verbind.
de liaan
de klamboe lokaal
de klimplant het opvangcentrum
inheems het ongedierte
•
•
•
•
•
•
•
•
OPDRACHT 8a Welke woorden van de week herken je op de foto’s?
Schrijf er drie op.
b Zie je ook woorden van de week die uit twee delen bestaan, samengestelde woorden dus? Schrijf er een op.
OPDRACHT 9Welke samengestelde woorden zie je die geen woord van
de week zijn? Schrijf ze op.
OPDRACHT 10Verzin zelf drie nieuwe samengestelde woorden met woorden van de week. Schrijf erachter wat het nieuwe woord betekent. Bijvoorbeeld: jungle-expert. Iemand die heel veel afweet van de jungle.
OPDRACHT 11Je kent het woord verblijf.Wat betekent verblijven?
Je kent het woord ontsmetten.Wat betekent ontsmettingsmiddel?
Je kent het woord survivalgids.Wat betekent survival?
Je kent het woord transpireren.Wat betekent transpiratie?
OPDRACHT 12Maak een zo groot mogelijk woordweb met het woord jungle. Schrijf jungle in het midden van een blaadje en schrijf er uit je hoofd zo veel mogelijk woorden omheen.
146|147
146|147
130
LES 14 TAAL VERKENNEN
NA DE TOETSOPDRACHT 1Wat hoort bij elkaar? Verbind.j
boos mondhoeken naar beneden
verdrietig handen in de zij
blij ineengedoken
bang twinkelende ogen
•
•
•
•
•
•
•
•
OPDRACHT 2Wat hoort bij elkaar? Verbind.j
dwerghamster maakt een ratelend geluid
hangbuikzwijn is heel klein voor zijn soort
poolvos leeft in het water
waterrat houdt van koeienpoep
mestkever heeft een dikke buik
ratelslang leeft op de Noordpool
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
OPDRACHT 3Wat zegt de lichaamstaalvan deze aap?
blijf bij me uit de buurt
ik vind jou lief
ik heb zo’n slaap
OPDRACHT 4a Kruis de goede zinnen aan.
Je kunt met en zonder taal met elkaar praten.
Bij lichaamstaal hoor je ook geluid.
De manier waarop je kijkt kan al vertellen wat je ergens van vindt.
Bij lichaamstaal passen ook gebaren.
b Kruis de goede zin aan.
Soms bestaat een dierennaam uit meer woorden. Beide woorden zeggen dan iets over het dier.
Een roodstaartpapegaai heeft waarschijnlijk een bruine staart.
OPDRACHT 5Bekijk de foto’s. Onderstreep de eigenschappen die bij de reuzenfl uitkikker horen.
Kies uit: lui – groot voor zijn soort – lange nek – maakt fl uitend geluid – gekleurde staart – vogel – beweegbare nek – kikker – eet graag bloed – aap.
142|143
JUNGLE
131
OPDRACHT 6Bekijk het forum.
a Welke drie samengestelde woorden kom je tegen?
b Kijk naar de woorden bij opdracht a. Wat zegt het eerste woord over het laatste woord?
OPDRACHT 7Hoe voelen ze zich? En welke lichaamstaal past erbij?
a Yazid is
Daar past deze lichaamstaal bij:
b Lucia is
Daar past deze lichaamstaal bij:
OPDRACHT 8a Wanneer gebruik jij weleens lichaamstaal?
Noem drie momenten.
b Wat vind je handig aan lichaamstaal? En wat vind je er niet handig aan?
OPDRACHT 9a Bedenk een dier dat niet bestaat. Verzin een naam.
Zorg ervoor dat je aan de naam kunt zien hoe het dier eruitziet, waar het leeft of wat het dier doet.Mijn dier heet:
Het heet zo, omdat:
b Maak een tekening van dit dier op een apart blaadje.
144|145
145
132
LES 15 GROEPSLES
JUNGLEBINGOWAT GA JE DOEN?Je speelt junglebingo.
OPDRACHT 1Maak groepjes van vier. Verdeel de rollen.
de voorzitter:
de materialenbaas:
de tijdbewaker:
de stiltebaas:
Denk tijdens deze les goed aan je rol!
OPDRACHT 2a Maak samen een lijst van
25 woorden die met de jungle te maken hebben.Schrijf de woorden daarna op kleine briefjes die je dubbelvouwt.
b Maak dan je eigen bingokaart. Kies 16 woorden uit de lijst en schrijf elk woord in een vakje. Het maakt niet uit in welke volgorde. Zorg dat jullie alle vier een verschillende kaart maken.
OPDRACHT 3Zo speel je junglebingo:
1 De voorzitter wijst een spelleider aan. De anderen zijn spelers en pakken een bingokaart.
2 De spelleider pakt een briefje en omschrijft het woord zo duidelijk mogelijk. De spelleider mag het woord zelf niet noemen.
3 De spelers strepen het woord door als het op hun kaart staat.
4 Wie als eerste een rij van vier woorden heeft doorgestreept, roept Bingo! en heeft gewonnen. De rij woorden kan van links naar rechts zijn en van boven naar beneden.
OPDRACHT 4Speel opnieuw junglebingo. Kies 25 nieuwe woorden en volg nog eens de stappen van opdracht 2 en 3. Kies een andere spelleider.Speel opnieuw junglebingo. En daarna nog twee potjes als daar tijd voor is.
TIP: Dit mogen woorden van de week zijn, maar het hoeft niet.
TIP: Gebruik je bronnenboek om woorden te vinden. Je kunt ook dieren kiezen.
JUNGLE
133
JUNGLE
KIJK TERUG | JUNGLE• Je hebt woorden geleerd. Schrijf vijf woorden op die je
geleerd hebt.
• Je hebt dierennamen bekeken. Noem drie dingen die een naam soms zegt over een dier.
• Je hebt geleerd hoe je anderen kunt overtuigen. Wat vond jij daarbij het belangrijkst?
duidelijk vertellen wat je vindt
goed naar elkaar luisteren
op elkaar reageren
goede argumenten geven
• Je hebt geleerd hoe je kort kunt beschrijven wat je op een foto ziet. Noem drie vragen die je jezelf daarbij kunt stellen.
• Je hebt geleerd hoe je een fantasieverhaal schrijft. Wat vond jij het leukst om te bedenken?
wie de hoofdpersoon is
wat de hoofdpersoon beleeft
wat de hoofdpersoon ziet en denkt en hoe hij zich voelt
Liep jouw verhaal goed of slecht af?
134
GA VERDER MET WOORDENSCHAT
Schrijf het goede woord van de week voor de omschrijving.
WOORD OMSCHRIJVING
1 Dat je rekening houdt met de natuur en de mensen die er leven.
2 Goed kijken naar wat iemand of iets doet.
3 Ver van de bewoonde wereld.
4 Rondkijken om te ontdekken hoe de omgeving is.
5 Een heel dun gordijn om een bed heen, het houdt insecten tegen.
6 Plek waar mensen of dieren worden verzorgd en geholpen.
7 Contact hebben, bijvoorbeeld door te praten, te schrijven of met gebaren.
8 Plaatselijk.
9 De plek waar je woont, meestal maar kort.
10 Niet aangeraakt, nog door niemand veranderd; je zegt het over de natuur.
• bespioneren
• de code
• ontcijferen
• het spiegelschrift
• de spion
• vermommen
• bespioneren
• de code
• ontcijferen
• het spiegelschrift
• de spion
• vermommen
• het wachtwoord
• bespioneren
• de code
• ontcijferen
• het spiegelschrift
• de spion
• vermommen
• het wachtwoord
• afgelegen
• communiceren
• duurzaam
• de expeditie
• de gids
• de houtkap
• de jungle
• de klamboe
• het leefgebied
• lokaal
• het natuurreservaat
• observeren
• ongerept
bespioneren
de code
ontcijferen
het spiegelschrift
de spion
vermommen
het wachtwoord
•
•
•
•
•
•
•
• oorverdovend
• het opvangcentrum
• het regenwoud
• spectaculair
• de tropen
• het verblijf
• verkennen
JUNGLE
135
WOORDENSCHATOPDRACHT 1Welk woord van de week past hierbij?
OPDRACHT 2a Wat hoort bij elkaar? Verbind.at hoort bij elkaar?
bos met veel planten en dieren, in een tropisch land oorverdovend
heel hard de gids
omzagen de tropen
heel warme gebieden met een jungle het regenwoud
iemand die bezoekers rondleidt de houtkap
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
b Ken je nog een woord dat hetzelfde betekent als het regenwoud?
OPDRACHT 3Vul het goede woord in.Kies uit: leefgebied – natuurreservaat – lokale – spectaculair – expeditie – ongerept.
Onze naar Zuid-Amerika was geweldig.
Het was een reis. De natuur is er
. We keken in een dorp hoe de
bewoners leven. Omdat hun
steeds kleiner wordt, is het een
geworden.
OPDRACHT 4a Zet de woorden in de goede kolom.
Kies uit: verkennen – het verblijf – het leefgebied – communiceren – observeren – ongerept – het opvangcentrum.
een plaats of plek dingen die je kunt doen
b Welk woord houd je over?
OPDRACHT 5Schrijf het tegengestelde op. Kies uit woorden van de week.
tegenovergestelde
dichtbij
beplanten
saai
wegwerpspullen
136
GA VERDER MET WOORDENSCHATGA VERDER MET WOORDENSCHAT
Schrijf het goede woord van de week voor de omschrijving.
WOORD OMSCHRIJVING
1 Als er een heleboel bij elkaar zijn.
2 Zweten.
3 Bultjes, rode plekken of jeuk op de huid.
4 Beestjes waar mensen last van hebben.
5 Ontwijken, zorgen dat je er niets mee te maken krijgt.
6 Zorgen dat iets niet gebeurt.
7 Een plant die omhoogklimt tegen bijvoorbeeld een boom of een muur.
8 Een boek met tips om te overleven in de natuur.
9 Schoonmaken zodat er geen bacteriën meer op zitten.
10 Iemand die op avontuur gaat.
• bespioneren
• de code
• ontcijferen
• het spiegelschrift
• de spion
• vermommen
• bespioneren
• de code
• ontcijferen
• het spiegelschrift
• de spion
• vermommen
• het wachtwoord
• bespioneren
• de code
• ontcijferen
• het spiegelschrift
• de spion
• vermommen
• het wachtwoord
• de avonturier
• bevatten
• de bloedzuiger
• diervriendelijk
• eetbaar
• de expert
• de huidirritatie
• inheems
• de insectenbeet
• de klimplant
• de liaan
• het ongedierte
• ontsmetten
bespioneren
de code
ontcijferen
het spiegelschrift
de spion
vermommen
het wachtwoord
•
•
•
•
•
•
•
• het paradijs
• de survivalgids
• transpireren
• vermijden
• voorkomen
• wemelen
• de wildernis
JUNGLE
137
OPDRACHT 1Welk woord van de week past hierbij?
OPDRACHT 2a Vul in:
1 iemand die veel van iets weet2 iets om een dier in te vangen3 een plek waar alles heel mooi is4 iets wat hoort bij een bepaald land of gebied5 wat geschikt is om te eten6 een gebied met veel wilde planten en bomen7 een klimplant die als een sliert tegen bomen aan
groeit
i
b Wat lees je onder de pijl?
OPDRACHT 3Schrijf het tegengestelde op. Kies uit woorden van de week.
tegenovergestelde
slecht zijn voor dieren
vies maken
niet in zich hebben
lelijke plek
OPDRACHT 4Vul de goede woorden in.Kies uit: survivalgids – transpireren – klamboe – eetbaar – insectenbeet – wildernis – voorkom – bevat – ongedierte.
Als je die vrucht eet, word je ziek. Hij
gif en is niet .
Je hebt een lelijke . Gebruik vannacht
maar een . Die beschermt je tegen
.
Heb je je bij je? Dan
je dat je de weg kwijtraakt.
Het is warm hier in de Ik moet erg
.
1
2
3
4
5
6
7
WOORDENSCHAT
138
JUNGLEGA VERDER MET TAAL VERKENNEN
OPDRACHT 1Wat hoort bij elkaar? Verbind.Wat hoort bij elkaar? Verbind.
Doei! vinger opsteken
Mag ik even de aandacht? vuist maken
Vechten? wenkbrauwen optrekken
Echt waar? zwaaien
•
•
•
•
•
•
•
•
OPDRACHT 2Welk woord staat hier?Je vindt de letters door de paardensprong te maken.• Begin bij de gekleurde letter.• Ga rond in de richting van de pijl.• Sla steeds twee vakjes over.
E G T
O R
E P N
OPDRACHT 3Gooi de letters van het woord van de week leefgebied door elkaar. Maak er zo veel mogelijk woorden mee.
OPDRACHT 4Zeg het duidelijker. Doe het zo:
Ik ben in het regenwoud. Het is een groot regenwoud.
Kies uit: spectaculair – oorverdovend – ongerept – afgelegen.
De apen maken lawaai.
Het is een lawaai.
Het dorp ligt ver weg.
Het is een dorp.
Ik geniet van de natuur.
Het is natuur.
We klommen via een touwbrug omhoog.
Het is een touwbrug.
OPDRACHT 5Gooi de letters van de woorden van de week door elkaar. Welke nieuwe woorden kun je maken?
a verblijf
b houtkap
c ongerept
SPELEN MET TAAL
JUNGLE
139
JUNGLEGA VERDER MET TAAL VERKENNEN
SPELEN MET TAALOPDRACHT 1Hoe zou dit dier kunnen heten? Verzin twee namen.
OPDRACHT 2Welk woord past ertussen?
oer – – loper
hout – – salon
jungle – – gids
OPDRACHT 3a Streep de letters van het woord junglereis door. Begin
vooraan.
J O N G U N E G L D E
I E R R E I T S E
De overgebleven letters vormen een woord. Welk woord?
b Doe hetzelfde met de letters van het woord avonturier.
A B L V O O N E T U D
R Z U I I E G E R R
De overgebleven letters vormen een woord. Welk woord?
OPDRACHT 4a In de woordzoeker zijn vier woorden van de week
verstopt. Ze staan van links naar rechts en van rechts naar links. En ze gaan soms de hoek om naar boven of naar beneden. Zoek de woorden en streep ze door.
D I E R V R I E
E I D E G N O N
R W E M E L E D
T A N V A L N E
E A I L K J I L
b Welk woord houd je over?
OPDRACHT 5Welk woord staat hier?Je vindt de letters door de paardensprong te maken.• Begin bij de gekleurde letter.• Ga rond in de richting van de pijl.• Sla steeds twee vakjes over.
R I P
S A
D A J
6B STAA
L TAA
L WER
KBOEK
ISBN 978 90 345 7116 8
539991
539991_OM.indd 1539991_OM.indd 1 21-12-12 09:2721-12-12 09:27