62. Fracturen voorkomen 20 februari 2016 — PDF bestand

13
JULI 2011 78 Synaps is het wetenschapsmagazine van VU medisch centrum Nieuwe richtlijN osteoporose Fracturen voorkomen GeNeesmiddeleNoNderzoek bij NeuroloGiepatiëNteN afbouweN aNtidepressiva zwaNGerschapsdiabetes: tijdelijk, maar Niet zoNder GevolGeN

Transcript of 62. Fracturen voorkomen 20 februari 2016 — PDF bestand

juli 201178

Synaps is het wetenschapsmagazine

van VU medisch centrum

Nieuwe richtlijN osteoporose

Fracturen voorkomen

GeNeesmiddeleNoNderzoek

bij NeuroloGiepatiëNteN

afbouweN aNtidepressiva

zwaNGerschapsdiabetes:

tijdelijk, maar Niet

zoNder GevolGeN

NUmmer 78 SyNapS

iNh

oU

d02

ColofonSynaps is het medisch-wetenschappelijke tijdschrift van Vu medisch centrum. Het verschijnt vijf keer per jaar in een oplage van 10.000 exemplaren.

RedactieCaroline Arps (eindredac-teur), Mariet Bolluijt, Edith Krab, Marcel licher, jan Spee

TekstHidde Boersma, Rob Buiter, jeroen Geurts, liesbeth Kuipers, Barbara van Male, Marianne Meijerink

BeeldArtbox/Rhonald Blommestijn, Thijs Balder/Parool, Mark van den Brink, DigiDaan, Aad Goudappel, Harry Meijer, Museum Boerhaave, Shutterstock, Vumc.Coverfoto: Harry Meijer

Verder werkten meeMartina Cornel, jacqueline noordhoek, jasper Sluimer en Martijntje Smits.

VormgevingStudio Corina van Riel, Amsterdam

DrukRoto SmeetsGrafiServices, utrecht

Redactieadres dienst communicatie Vu medisch centrum Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam Tel: (020) 444 3444 E-mail: [email protected]

Adreswijzigingen [email protected]

Een selectie van de artikelen uit Synaps staat ook op: www.VUmc.nl/synaps

Vu medisch centrum en GGZ inGeest zijn partners. Vu medisch centrum maakt deel uit van de nederlandse federatie van universitair Medische Centra (nfu): www.nfu.nl

© Vu medisch centrum. issn: 1381-0812. niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestem-ming van de uitgever.

SynAPS 78, juli 2011, ZEVEnTiEnDE jAARGAnG

eUr

eKa

!

03

04

18

04 niEuwE CBo-RiCHTlijn oSTEoPoRoSE ‘Fractuurpreventie, daar draait het om in de nieuwe

CBO-richtlijn osteoporose’. Aldus prof.dr. Willem Lems, reumatoloog en voorzitter van de commissie.

08 GEnEESMiDDElEnonDERZoEK Bij nEuRoloGiEPATiënTEn Sinds kort is het in VUmc mogelijk om in een vroeg

stadium onderzoek te doen naar nieuwe medicatie, bijvoorbeeld tegen symptomen van Alzheimer.

10 PoRTRET Hoogleraar Anton Vonk Noordegraaf gaat de boer op om bekendheid met pulmonale arteriële hypertensie te vergroten onder artsen.

13 DRAGERSCHAPSTESTS Zege of vloek voor aanstaande ouders? Drie reacties in Uitgelicht.

14 VuMC-TEAM VooR HElE jonGE PATiënTEn Al pratend en spelend probeert het team de stress bij

ouders te verminderen en de behoeften van de baby of peuter te achterhalen.

18 ZwAnGERSCHAPSDiABETES Europees project onderzoekt de meest effectieve preventie van zwangerschapsdiabetes.

20 niEuw woonCoMPlEx GGZ inGEEST Steeds minder ‘ziekenhuis’, steeds meer een buurtje.

23 BEGElEiD AfBouwEn AnTiDEPRESSiVA Psychotherapeut Willemijn Scholten: ‘Er is nog weinig bekend over de afbouw van angstmedicatie.’

En VERDER:03 EuREKA!

Jochim Terhaar sive Droste over darmkankerscreening07 KoRT En ColuMn

16 KoRT En AGEnDA

19 SAMEnwERKinG

Online overzees opleiden22 KoRT GGZ inGEEST

24 ToEn & nu

Supergeleiding

03

oPMERKElijK op 29 juni startte de bouw van een radiotherapeutische satel-

lietlocatie van Vumc in Hoorn. Groot voordeel is de korte reis-

tijd voor patiënten in de regio. De vermoeiende reis naar

Amsterdam blijft hen in een belastende bestralingsperiode

bespaard.

Lees meer op pagina 16

10

20

‘extra mdL-artSeN Nodig’

jaarlijks promoveren ruim honderd wetenschappers bij Vumc. wie zijn deze men-

sen en wat hebben ze onderzocht? Terwijl Gezondheidsraad en overheid

wikten en wogen, onderzocht jochim Terhaar sive Droste de kansen en valkuilen

van bevolkingsonderzoek naar darmkanker.

<tekst Rob Buiter foto Mark van den Brink>

Gezondheidsraad over darmkankerscreening

uit 2009 vijf hoofdstukken uit je eigen proef-

schrift als referentie tegenkomt dan geeft

dat zacht gezegd wel voldoening. Mijn dis-

sertatie geeft een mooi wetenschappelijk

overzicht van de eerste concrete gedachten

over screening in 2005 tot het uiteindelijke

besluit tot invoering in 2013.’

Maar uit jouw onderzoek blijkt ook dat

de Amsterdamse huisartsen niet staan

te springen…

‘Dat klopt, maar let wel, dat was in

2005. ik zou graag willen onderzoe-

ken of huisartsen dankzij de voor-

lichting inmiddels positiever

staan tegenover dit bevolkings-

onderzoek. want als de huis-

arts het niet positief voorlegt

aan zijn patiënten wordt het

inderdaad niks. En als je het

mij vraagt is dit potentieel

een effectiever bevolkings-

onderzoek dan dat voor baar-

moederhalskanker of borst-

kanker.’

hHet gaat er nu toch echt van komen, dat

bevolkingsonderzoek darmkanker!

‘ja, vanaf 2013 wil minister Schippers begin-

nen om iedereen tussen 55 en 75 de moge-

lijkheid van onderzoek van de ontlasting aan

te bieden. ik moet eerlijk zeggen dat ik blij

verrast was toen zij dit besluit bekendmaakte.

De winst van dit onderzoek ligt immers voor-

bij deze kabinetsperiode.’

Om op de titel van je proefschrift aan te

haken: wat zijn de kansen van dit onder-

zoek?

‘Door vroege opsporing van darmkanker of de

voorstadia kun je de prognose van duizenden

mensen verbeteren. jaarlijks zullen hierdoor

ruim 2.000 mensen minder overlijden aan

darmkanker.’

En de valkuilen?

‘De ontlasting van de doelgroep zal met een

immunologische test worden bekeken op

sporen van bloed. Mensen die meer dan 75

ng rode bloedcellen per ml bufferoplossing

hebben zal een coloscopie worden aangebo-

den. uit mijn onderzoek blijkt duidelijk dat er,

zeker de eerste jaren, MDl-artsen bij zullen

moeten komen en mogelijk ook gespeciali-

seerde nurse practitioners om al die extra

coloscopiën uit te voeren. Er zullen ook men-

sen worden onderzocht die geen darmkanker

blijken te hebben en er zullen ook kankers

worden gemist, bijvoorbeeld omdat niet de

hele darm goed kan worden bekeken. Het

beste is dan ook om de test elke twee jaar te

herhalen.’

Ben je in je onderzoek nog tot briljante

‘Eureka!-inzichten’ gekomen?

‘niet in de zin dat ik compleet nieuwe dingen

heb ontdekt. Maar als je in het advies van de

NAAM: jochim Terhaar sive DrosteGEBOREN: nijmegen, 1977OpLEiDiNG: Geneeskunde en specialisatie MDl-arts, VumcBUiTENLAND: ‘Een deel van mijn opleiding heb ik in Zuid-Afrika gedaan.’pROMOTiEONDERzOEk:

Kansen en valkuilen voor darmkankerscreeningpROMOTORES: Professor Chris Mulder en professor Gerrit MeijerAMBiTiE: ‘Graag zou ik betrokken blijven bij de darmkankerscreening in nederland en goede pros-pectieve vervolgstudies opzetten voor het verbete-ren van de screeningstest.’

Pas

po

ort

‘ Jaarlijks zullen

hierdoor ruim

2.000 mensen

minder overlijden

aan darmkanker’

SyNapS JULi 2011

SyNapS NUmmer 78 JULi 2011 SyNapS

05o

Steo

po

ro

Se04

lijk erg veel. En bovendien weten we dat als iemand eenmaal een botbreuk heeft gehad, de kans heel groot is dat dat bin-nen twee jaar weer gebeurt.’Bij een groot aantal van die mensen is

osteoporose de boosdoener, met name bij postmenopauzale vrou-

wen. Maar ook bij mannen komt botontkalking voor. Daarnaast zijn er andere factoren die de kans op fracturen vergroten.

na de menopauze. Maar ook mannen krijgen zo’n oproep, want ook zij lopen een verhoogd risico op breuken. Je zou het een paradigm shift kun-nen noemen. Ging het in de eerdere richtlijnen nog om de diagnostiek en behandeling van osteoporose bij vrou-wen van 50 jaar en ouder, nu is het doel vooral om door screening onder alle groepen met een verhoogd risico op osteoporose, de kans op botbreuken te verkleinen. ‘Verminderde botmineraal-dichtheid is op zichzelf natuurlijk geen probleem’, zegt Willem Lems. ‘Als patiënt heb je daar helemaal geen last van. Wat je wilt bereiken is dat minder mensen iets breken. Elk jaar komen meer dan 80.000 vijftigplussers bij de traumatoloog of orthopedisch chirurg terecht met een fractuur. Dat is natuur-

WWat al jaren de praktijk is binnen VUmc, wordt landelijk beleid: iedere vijftigplusser die behandeld is voor een botbreuk, ontvangt een oproep voor een botdichtheidsmeting. Verminderde botdichtheid, osteo-porose, leidt vaak tot fracturen bij vrouwen

Lems: ‘Tot voor kort waren er afzonder-lijke CBO-richtlijnen over valpreventie en osteoporose. Dat is vreemd, omdat botbreuken in negentig procent van de gevallen het gevolg zijn van een valpar-tij. Wij wilden dat daarom integreren. Ons uitgangspunt is de fractuur, en wij kijken naar alle factoren die daar aan hebben kunnen bijdragen. In de eerste plaats natuurlijk osteoporose. Bij een erg lage botmineraaldichtheid, met een t-score onder -2,5, volgt behandeling.

VuMC lEVERDE ExPERTiSE VooR niEuwE RiCHTlijn oSTEoPoRoSE

< teks t Marianne Mei jer ink fo to Harr y Mei jer>

NUmmer 78 SyNapS

‘ in negentig procent van

de gevallen zijn botbreuken

het gevolg van een valpartij’

‘wE willEn VooRAl BEREiKEn DAT MinDER MEnSEn iETS BREKEn’

Wat is osteoporose?

Osteoporose is verminderde massa

van het bot, onder meer door de

afbraak van kalk en andere mine-

ralen. Het is een chronische aan-

doening die vooral vrouwen treft

na de menopauze, maar in toenemende mate ook andere

groepen. Dat is onder meer een gevolg van comorbiditeit

met andere ziekten, medicijngebruik en veranderingen in

leefstijl. Het aantal mensen met osteoporose bedraagt

vermoedelijk enkele honderdduizenden (maar blijft in de

meeste gevallen onopgemerkt). Verwacht wordt dat het

aantal gaat toenemen als gevolg van de vergrijzing.

Osteoporose kan gemakkelijk worden vastgesteld aan de

hand van röntgenonderzoek. Er wordt gekeken naar botmi-

neraaldichtheid en eventuele wervelbreuken (‘wervelinzak-

kingen’). De botmineraaldichtheid wordt bepaald met een

DXA-meting en uitgedrukt in een t-waarde. Een iVA-meting

brengt wervelbreuken aan het licht. in VUmc kunnen beide

metingen in één keer worden verricht. Bij een t-score lager

dan -2,5 is sprake van osteoporose. Ligt de t-waarde tussen

-1 en -2,5 dan spreekt men van osteopenie.

MedicijntrouwOsteoporose is onomkeerbaar, maar de afbraak kan wel

effectief worden geremd. in de meeste gevallen gebeurt dat

met calcium, vitamine D en bisfosfonaten. Medicijntrouw is

echter een punt van zorg. Onderzoek van prof. dr. Coen

Netelenbos aan VUmc heeft aangetoond dat een half jaar na

de diagnose nog maar de helft van de patiënten de noodza-

kelijke medicijnen slikt. ‘Bedroevend laag’, vindt Lems. De

mogelijke oplossing ligt wellicht in het gebruik van deno-

sumab, een geneesmiddel dat slechts twee maal per jaar

met een onderhuidse injectie hoeft te worden toegediend.

Lems noemt het veelbelovend, maar vindt dat er nog te

weinig onderzoek is gedaan naar de betrouwbaarheid en

veiligheid van het middel in de dagelijkse praktijk (Fase iV

onderzoek).

fractuurpreventie, dat is waar het om gaat in de nieuwe CBo-richtlijn osteoporose.

Hij kwam tot stand met veel deskundige input van Vumc. onder voorzitterschap van

reumatoloog prof. dr. willem lems, werd twee jaar aan de landelijke richtlijn gewerkt.

oSt

eop

or

oSe

<fo

to S

hu

tte

rsto

ck

>

SyNapS NUmmer 78

mobiel zijn en minder vitamine D aan-maken doordat ze minder buiten komen draagt bij aan osteoporose.’

SpiegelHet onderzoek voor de nieuwe richtlijn heeft volgens Lems een aantal doorbra-ken opgeleverd. Ten eerste het feit dat risicogroepen actief worden opgespoord. ‘Voor alle deelnemers was dat het meest urgente doel. Want die screening gebeurde tot nog toe maar in zo’n vijf procent van de gevallen. Daarnaast zijn er de onderzoeksresultaten van de door huisarts en VUmc-collega dr. Petra Elders geleide werkgroep naar secundai-re osteoporose bij mannen, zodat we meer aanknopingspunten hebben voor het opsporen van risicofactoren bij deze groep. En we hebben een duidelijk beleid voor de beste dosering vitamine D, een uitkomst van de werkgroep van VUmc-collega prof.dr. Paul Lips. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen vitamine D en spierzwak-te. Zelfs een licht verlaagde spiegel heeft al heel veel effect en draagt dus bij aan een grotere valkans. Onze conclusie is dat een dosering van 800 eenheden per dag, een verdubbeling van het oorspron-kelijke beleid, een goede oplossing is. Het is efficiënt, onschadelijk en goed-koop. Ik verwacht daar een enorm effect van. En we kunnen ons dan concentre-ren op die mensen waarbij ook met die dosering de gewenste spiegel niet wordt gehaald.’

HormoonpreparaatBij een kleine groep mensen is de botaf-braak dermate vergevorderd dat gangba-re medicatie geen effect meer heeft. ‘Zij kunnen ernstige rugklachten krijgen als gevolg van drie of vier wervelinzakkin-gen met fors lengteverlies. Huisartsen zijn niet altijd alert op een dergelijke oorzaak. Maar met PTH, een hormoon-prepapaat, kunnen we de botopbouw weer op gang brengen. Het is heel duur, maar het werkt. Dat hebben we met Europees onderzoek kunnen aantonen: de rugpijn neemt af en kwaliteit van leven neemt toe. Dus ik zou tegen huis-artsen willen zeggen: stuur ze door, deze patiënten. Er is iets aan te doen!’

oSt

eop

or

oSe

06

Maar bij osteopene patiënten, mensen bij wie de botmineraaldichtheid aan de lage kant is, tussen de -1 en -2,5, is het zinvol verder te kijken. We checken dan bijvoorbeeld medicijngebruik, vermin-derd zicht, erfelijke factoren, aandoe-ningen die tot botverlies leiden en facto-ren die de valkans vergroten, zoals alcoholgebruik en andere aspecten die met leefstijl te maken hebben.’

Onder de veertigAls hoogleraar metabole botveranderin-gen bij reumatische ziektes doet Willem Lems al geruime tijd onderzoek naar de gevolgen van aandoeningen als de ziek-te van Crohn, de bindweefselziekte SLE en gewrichtsreuma. Bij patiënten kan zich als gevolg van hun aandoening secundaire osteoporose ontwikkelen. Hij

noemt een paar voorbeelden. ‘Bij relatief veel jonge vrouwen met SLE zien we een of meerdere wervelinzakkingen, een indicatie voor osteoporosebehandeling. Bij zeker 20 procent komt dat voor, blijkt uit onderzoek dat ik samen met mijn collega-reumatoloog dr. Irene Bultink heb gedaan. Het zijn vrouwen die vaak nog onder de veertig zijn, een categorie die in de vorige richtlijn vanwege de leeftijd niet als risicogroep werd beschouwd. Ook veel mensen met gewrichtsreuma, mannen en vrouwen, lopen een verhoogd risico. Uit ons onderzoek blijkt dat hun kans op bot-breuken twee maal zo hoog is als gemid-deld en dat komt doordat ze ontste-kingseiwitten in het bloed hebben die tot botverlies leiden. Maar ook het feit dat ze als gevolg van hun ziekte minder

NUmmer 78 SyNapS

Multidisciplinaire aanpak

De richtlijn osteoporose en fractuurpreventie is ontwikkeld door een multidisci-

plinaire groep deskundigen: behalve reumatologen en internisten ook chirurgen,

huisartsen, en onder meer een geriater, apotheker een radioloog. De deelname

van de snijdende specialismen en huisartsgeneeskunde is nieuw. Voor deze opzet

is expliciet gekozen vanwege het feit dat verschillende specialisten te maken

krijgen met facturen en fractuurpreventie of met aandoeningen die voorkomen in

samenhang met osteoporose.

De richtlijn biedt landelijk geldende, vakinhoudelijke aanbevelingen voor optimale

zorg voor de patiënt en heeft als doel artsen en andere zorgverleners te onder-

steunen bij de klinische besluitvorming. De aanbevelingen in de richtlijnen zijn

zoveel mogelijk wetenschappelijk onderbouwd. zonMw subsidieerde de totstand-

koming van de richtlijn.

Richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie, 2011 211

Klinisch 

vermoeden van 

wervelfractuur  

> 50 jaar 

Recente 

niet‐wervel  

fractuur, 

inclusief  

heupfractuur > 50 jaar 

 

 

 

    

 

 

 

 

DXA  

 

 

 

 

 

 

T ≤‐2.5

T ≤1.0 en >‐2.5

T >‐1.0

Wervelfractuur 

VFA > 60 jaar

(RX bij twijfel) 

WervelfractuurRX    

Laag risico:

‐ Leefstijladviezen 

‐ Medicatie is af te raden               

Investigatie &

correctie van 

nieuw ontdekte 

secundaire 

osteoporose  

Medische 

behandeling 

 

 

 

 Follow up

 

 

Hoog risico:

‐ Behandeling of follow up 

‐ Leefstijladviezen 

Aanbevolen   

Sterk aanbevolen   

Kan zinvol zijn  

Evaluatie en therapie bij patiënten ouder dan 50 jaar

met een recente fractuur of met ziektes/medicaties met een 

verhoogd risico op botverlies, osteoporose en fracturen 

Geen wervelfractuur 

of geen beeldvorming: 

‐ extra risicofactoren* 

‐ zo niet: risico volgens  

FRAX en  

risicocommunicatie

DXA, VFA

VFA, RX

Ziekten/ 

medicaties   

met mogelijk 

botverlies 

Richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie, 2011 211

Klinisch 

vermoeden van 

wervelfractuur  

> 50 jaar 

Recente 

niet‐wervel  

fractuur, 

inclusief  

heupfractuur > 50 jaar 

 

 

 

    

 

 

 

 

DXA  

 

 

 

 

 

 

T ≤‐2.5

T ≤1.0 en >‐2.5

T >‐1.0

Wervelfractuur 

VFA > 60 jaar

(RX bij twijfel) 

WervelfractuurRX    

Laag risico:

‐ Leefstijladviezen 

‐ Medicatie is af te raden               

Investigatie &

correctie van 

nieuw ontdekte 

secundaire 

osteoporose  

Medische 

behandeling 

 

 

 

 Follow up

 

 

Hoog risico:

‐ Behandeling of follow up 

‐ Leefstijladviezen 

Aanbevolen   

Sterk aanbevolen   

Kan zinvol zijn  

Evaluatie en therapie bij patiënten ouder dan 50 jaar

met een recente fractuur of met ziektes/medicaties met een 

verhoogd risico op botverlies, osteoporose en fracturen 

Geen wervelfractuur 

of geen beeldvorming: 

‐ extra risicofactoren* 

‐ zo niet: risico volgens  

FRAX en  

risicocommunicatie

DXA, VFA

VFA, RX

Ziekten/ 

medicaties   

met mogelijk 

botverlies 

Co

LUm

N

jeroen Geurtsis hersenonderzoeker aan Vu medisch centrum

en directeur van stichting Brein in Beeld

(breininbeeld.org). in Synaps geeft hij commentaar

op (hersen)onderzoek en de vragen die daaruit

voortkomen.

TwiTTER of TolSToj?

Socrates was bang dat de komst van het boek

zijn geheugen zou aantasten en nietzsche

vreesde dat zijn nieuwe typemachine zijn proza

zou verprutsen. onrust over het effect van de

vooruitgang op ons functioneren is op zich

niets nieuws. Toch is men momenteel opnieuw

bang, ditmaal voor de invloed van het internet

en de nieuwe social media op ons brein.

jongeren surfen en chatten zich suf en hun

ervaringen (hoe triviaal ook) worden gelijk heel

hip via kunstig aan elkaar gelinkte app’s

gefacelinktweetbookt zodat zoveel mogelijk

‘vriendjes’ tegelijkertijd kunnen meegenieten.

Bekende wetenschappers zoals Susan

Greenfield en nicholas Carr luiden via gretig

afgenomen boeken de alarmklok: ze vinden dat

de jeugd versimpelt door veelvuldig gebruik

van de social media en vrezen dat hun brein

reeds voorgoed veranderd is. jongeren hebben

door hun oppervlakkige nieuwtjeshonger een

steeds kleinere concentratiespanne gekregen,

stelt Carr, en hij raadt dan ook aan om com-

puter en smartphone regelmatig uit te zetten

en een dik, moeilijk boek te lezen. nu is er

natuurlijk niets mis met het afwisselen van

twitter en Tolstoj, maar het is zeer de vraag of

die laatste nu echt ‘beter’ is voor je brein. Bij

afwezigheid van harde onderzoeksresultaten

over effecten van social media of internetge-

bruik op hersenfunctie kunnen we daar niet

zo veel over zeggen en blijft het vooralsnog

bij vermoedens. Predikende wetenschappers

zonder wetenschap: ook niets nieuws. Hoe

dan ook, of we ‘social’ of ‘simpel’ worden van

twitter en facebook blijft dus nog even de

vraag.

té kort door de bocht voor u?

Nie

UW

SKort

meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo

< foto Mark van den Br ink>

<fo

to M

ark

va

n d

en

Bri

nk

>

<b

ron

CB

O-r

ich

tlij

n>

SyNapS SyNapS JULi 2011

07

Evaluatie en therapie bij patiënten ouder dan 50 jaar

met een recente fractuur of met ziektes/medicaties met een

verhoogd risico op botverlies, osteoporose en fracturen

Symposium ‘Ontspoorde cellen’De ziekte kanker

neemt, in de vorm

van kwaadaardige

cellen, het lichaam

over. Hiermee bezit

het concept van

kanker een morele

component die metaforisch overdraagbaar

is gebleken en literair interessant is. Thema

van het symposium literatuur en Genees-

kunde is dit jaar ‘ontspoorde cellen’. Tijdens

het symposium zal het eerste exemplaar

van het boek ‘ontspoorde cellen’ uitgereikt

worden aan prof. dr. Peter Huijgens. Manon

uphoff spreekt de publiekslezing uit en het

muzikale en poëtische intermezzo met

poëzie van Martin Bril wordt verzorgd door

Corrie van Binsbergen en Ronald Giphart.

Voor meer informatie over

dit gratis evenement,

mail naar [email protected]

of bel (020) 444 3444.

Afscheid prof. dr. Jean Savelkoulin september gaat jean Savelkoul, vice-

voorzitter raad van bestuur Vu medisch cen-

trum met pensioen. Prof. dr. jean Savelkoul is

sinds 2000 verbonden aan Vumc. Eerder was

hij onder andere hoogleraar medische toxico-

logie aan het uMC utrecht en afdelingshoofd

van de intensive care/klinische toxicologie.

Prof. jean Savelkoul heeft zich met zijn schat

aan klinische en academische ervaring vele

jaren succesvol inge-

zet voor bijvoorbeeld

de vormgeving van

de traumazorg voor

noord-Holland. ook is

hij bestuurslid en

vice-voorzitter van de

landelijke Vereniging

voor Traumacentra.

Ter gelegenheid van zijn afscheid is er

op 15 september 2011 een symposium

‘Rampen en acute zorg’.

(zie agenda op pagina 17)

Overgewichtin Tegenwicht wordt

overgewicht

beschreven vanuit

een wetenschappe-

lijk en maatschappe-

lijk perspectief.

Hoogleraar voeding

en gezondheid jaap

Seidell (Vu en Vumc)

en psycholoog en onderzoeker jutka

Halberstadt analyseren de oorzaken en

gevolgen van overgewicht bij volwassenen

en kinderen, ontkrachten vele mythes en

misverstanden daarover en bieden oplossin-

gen voor de toekomst. Tegenwicht is een

must voor professionals – en natuurlijk voor

de mensen die zelf dagelijks vechten tegen

de kilo’s.

Tegenwicht. Feiten en fabels

over overgewicht. Jaap Seidell en

Jutka Halberstadt, iSBN 9789035135772,

€ 17,95

Ontspoorde cellenKanker in fictie

Redactie:

Arko Oderwald Koos Neuvel Willem van Tilburg

SyNapS NUmmer 78

Alzheimerpatiënt geen proefkonijnEen van de concrete projecten van de nieuwe research unit van VUmc en

CHDR betreft een project met Alzheimerpatiënten. Neuroloog Geert Jan

Groeneveld erkent dat dit extra aandacht vergt van de Medisch Ethische

Toetsingscommissie. ‘Vóór iemand aan een onderzoek mee kan doen met

een experimenteel medicijn, moet hij of zij een zogenoemd informed

Consent ondertekenen. We hanteren daarom een minimale score die men-

sen moeten halen op een schaal voor hun mentale staat, om aan te tonen

dat ze wilsbekwaam zijn. Daarnaast nemen we een patiënt niet op in een

onderzoek voordat ook een deskundige arts heeft erkend dat de betref-

fende persoon wilsbekwaam is. pas dan zal de patiënt kunnen deelnemen

aan het onderzoek. Het is dus zeker niet zo dat iedere patiënt met de ziekte

van Alzheimer die in VUmc wordt opgenomen zomaar tot proefkonijn wordt

gebombardeerd.’

d

geN

eeSm

idd

eLeN

oN

der

zoeK

Alzheimerpatiënten – de schattingen lopen uiteen van 10 tot 40% – heeft baat bij die cholinesteraseremmers. Maar in de praktijk moet je iemand zes maanden behandelen voor je kunt zeg-gen of die persoon tot die minderheid behoort. Bij het CHDR hebben we een hele serie tests ontwikkeld, van aan-dachts- en geheugenopdrachten tot een hele serie bloedbepalingen. Binnen een half uur kunnen wij maar liefst 20 ver-schillende parameters bepalen bij een patiënt. Wij hopen en we verwachten ook dat we uit een of meer van die para-meters, of uit combinaties, een vroege voorspeller kunnen destilleren voor de kans op succes voor die cholinesterase-remmers. De link tussen zo’n ‘testbatte-rij’ en de succeskans van behandeling zal ook in de toekomst bij ander genees-middelenonderzoek heel nuttig kunnen zijn.’Een tweede lopend onderzoek betreft een nieuw middel tegen spasticiteit voor patiënten met multiple sclerose. ‘We doen hier eerst een relatief kleine studie om de dosis-effectrelatie te bepalen voor dit middel. Pas als je die weet kun je een grootschaliger studie met meer patiën-ten opzetten. De praktijk leert dat we het enthousiasme van de producenten van geneesmiddelen nogal eens moeten temperen. Die willen vaak volle kracht vooruit met grote studies. Maar een bescheiden start, met meerdere ‘uitstap-momenten’ is vaak zinvoller.’ patiëntgebonden onderzoekGroeneveld ziet alleen maar voordelen van de samenwerking tussen zijn beide werkgevers. ‘Het CHDR kan hier patiënt-gebonden onderzoek doen in de neuro-logie en VUmc kan geneesmiddelenon-derzoek doen volgens de standaarden die de industrie eist. Zo’n samenwerking op dit niveau zal zeker ook nieuw onder-zoek aantrekken. En niet in de laatste plaats ontstaat er ook een impuls aan nieuw geneesmiddelenonderzoek. Daar heeft ook de patiënt baat bij, want ondanks de toenemende investeringen neemt het aantal registraties van nieuwe geneesmiddelen nog steeds af.’

geN

eeSm

idd

eLeN

oN

der

zoeK

< tekst Rob Buiter i l lustrat ie Rhonald B lommest i jn/Ar tbox >

‘Dat is nou zo’n typisch Nederlandse vraag’, lacht neuroloog dr. Geert Jan Groeneveld, als hem wordt gevraagd of een universiteit zich wel moet bemoeien met het praktische onderzoek dat hoort bij de ontwikkeling van geneesmidde-len. ‘Binnen de Europese Unie is volgens mij geen land zo huiverig voor samen-werking tussen academie en industrie als Nederland. Om over de vergelijking met de Verenigde Staten nog maar te zwijgen.’ Groeneveld heeft dan net ver-teld dat er al langere tijd een wens bestond binnen VU medisch centrum om de klinische research en het genees-middelenonderzoek verder te professio-naliseren.Behalve neuroloog aan VUmc is Groeneveld ook een van de research-directeuren van het klinisch farmacolo-gisch onderzoeksinstituut CHDR in Leiden. Dat instituut doet met name onderzoek met nieuwe medicijnen in gezonde vrijwilligers. ‘Maar er is natuur-lijk ook veel onderzoek dat je door de aard van de medicijnen helemaal niet in gezonde vrijwilligers wilt doen. Sommige potentiële middelen tegen de ziekte van Alzheimer bijvoorbeeld, grij-pen zo fundamenteel in op processen in het brein, dat het misschien niet

nEuRoloGiEPATiënTEn TESTEn GEnEESMiDDElEn

98

‘ Binnen een half uur

kunnen wij maar liefst

20 verschillende

parameters bepalen

bij een patiënt’

ethisch is om die te onderzoeken in gezonde vrijwilligers.’

Effectieve dosisGroeneveld had al langer geprobeerd om, ‘VUmc-breed’, de logistiek van de grond te krijgen voor vroege fase genees-middelenonderzoek. ‘Dat bleek niet een-voudig. Zoveel afdelingen, zoveel ideeën daarover. Toen er vervolgens een con-crete vraag kwam van een farmaceut die klinisch onderzoek wilde doen in ons PET-centrum, maar daarvoor wel een professionele logistiek verlangde, heb-ben we besloten de daad bij het woord te voegen. Op de zorgeenheid neurologie hebben we nu een speciale research unit opgezet voor PET-onderzoek en genees-

middelenonderzoek met neurologiepa-tiënten.’De research unit is nadrukkelijk een gezamenlijk project van VUmc en CHDR, zegt Groeneveld. ‘Wat we hier kunnen doen is met name de vroege fase van geneesmiddelenonderzoek. Wanneer de veiligheid en dynamiek van een nieuw geneesmiddel bekend zijn, kunnen de eerste bescheiden onderzoe-ken met ‘echte patiënten’ worden gedaan. Het is de fase waarin je bijvoor-beeld stapje voor stapje probeert te bepalen wat een goede dosering is van een nieuw middel. Niet alleen een veili-ge, maar ook een effectieve dosis. Pas als die zogenoemde fase II studies zijn gedaan, kan het geneesmiddelenonder-zoek op een veel grotere schaal over bij-voorbeeld verschillende ziekenhuizen worden uitgerold.’ GeheugenopdrachtenOp dit moment lopen er twee concrete projecten op de nieuwe unit van VUmc en CHDR. Het eerste test een medicijn tegen symptomen van de ziekte van Alzheimer. Groeneveld: ‘Er is een aparte klasse van medicijnen die de afbraak van de neurotransmitter acetylcholine remmen. Een minderheid van de

SyNapS JULi 2011

op 17 mei werd in Vu medisch centrum een nieuwe research unit geopend in

samenwerking met het leidse Center for Human Drug Research. ‘we kunnen hier vroege

fase geneesmiddelenonderzoek doen op het gebied van neurologie en PET-imaging’,

zegt Vumc-neuroloog en CHDR-onderzoeksleider dr. Geert jan Groeneveld.

SyNapS

10

NUmmer 78 SyNapS JULi 2011

d

11

NUmmer 78 SyNapS

LoN

gzi

eKte

NDe kersverse hoogleraar Anton Vonk noordegraaf reist heel nederland

door om ‘zijn’ ziekte, pulmonale arteriële hypertensie, onder de aan-

dacht te brengen. Tegelijkertijd combineert hij genetica, fysiologie en

cardiologie om de aandoening te doorgronden en de levensverwachting

te verbeteren. ‘De symptomen zijn zo atypisch dat patiënten vaak te

laat bij ons kenniscentrum komen.’

lASTiGE lonGEn< teks t H idde Boersma fo to Harr y Mei jer en VUmc>

HooGlERAAR PulMonAlE HyPERTEnSiE AnTon VonK nooRDEGRAAf oVER

‘Dit zal de eerste en laatste keer zijn dat je een patiënt met deze ziekte tegen-komt’, zei de dienstdoende arts in 1995 tegen toenmalig coassistent Anton Vonk Noordegraaf, nu longarts en hoogleraar pulmonale hypertensie bij het ICar-VU onderzoekinstituut aan VUmc. Het liep anders. Vonk Noordegraaf raakte gefas-cineerd door pulmonale arteriële hyper-tensie (PAH), de ziekte in kwestie. ‘Er was destijds niks bekend over de ziekte’, zegt hij. ‘Behalve dat het erg zeldzaam was, met zo’n 10 gevallen per miljoen mensen, en dat de levensverwachting erg laag was. Het kwam voor dat leven-dige twintigers verteld moest worden dat ze zonder longtransplantatie nog maar 2 á 3 jaar te leven hadden, terwijl ze met betrekkelijk simpele klachten binnen waren gekomen. Bijvoorbeeld dat ze de laatste tijd moeilijk de trap op konden komen.’

Afwijkende cellenDie kennislacune moest worden gevuld, vond Vonk Noordegraaf. Samen met Anco Boonstra richtte hij daarom in 1997 het VUmc kenniscentrum pulmo-

nale hypertensie op en begon met onderzoek naar de aandoening die gekenmerkt wordt door een hoge bloed-druk in de longslagader. Al snel kwamen ze erachter dat, ondanks dat de oorzaak van de ziekte in de longen lag, patiënten komen te overlijden doordat de recht-hartkamer zich niet meer voldoende kan aanpassen, met hartfalen tot gevolg (zie kader op pagina 12). ‘Toch is er een groot verschil tussen mensen’, zegt Vonk Noordegraaf. ‘Bij sommige patiën-ten faalt het hart al bij een geringe ver-hoging van de bloeddruk, terwijl bij anderen het hart zich voor lange tijd blijft aanpassen. We proberen uit te vin-den hoe dat kan en of we het ene profiel kunnen kopiëren naar het andere.’ Uiteraard probeert Vonk Noordegraaf ook uit te vinden wat nu exact de oor-zaak is van de ziekte. ‘De hoofdoorzaak van de bloeddrukverhoging is vernau-wing van de longslagader. Die is weer het gevolg van ongecontroleerde celde-ling rond de longslagader’, legt Vonk Noordegraaf uit. ‘Om het mechanisme daarachter te ontrafelen proberen we de afwijkende cellen in het longvaatbed op

te kweken. In de kweek kunnen we bovendien kijken welke medicijnen de ongeremde groei kunnen tegenhouden.’ Ook probeert Vonk Noordegraaf achter de genetica van de ziekte te komen. ‘Er is in ieder geval 1 mutatie gevonden, in het bmpr2-gen, dat de kans op PAH ver-hoogt’, zegt Vonk Noordegraaf. ‘Maar niet iedereen met genetische variatie krijgt de ziekte. Er zijn dus bepaalde andere triggers nodig om de ziekte te laten ontstaan. Welke dat zijn en of je die kunt beïnvloeden is iets waar we veel onderzoek naar doen.’

SyNapS JULi 2011

LoN

gzi

eKte

N

‘ er is 1 mutatie

gevonden, in het

bmpr2-gen, dat de

kans op pah

verhoogt’

SyNapS NUmmer 78

LevensverwachtingOndanks de nieuw verworven kennis blijft behandeling lastig. Helaas is het niet mogelijk om al bestaande bloed-drukverlagers voor te schrijven om de druk in de longslagaders te verlagen en daarmee het hart te verlichten. ‘Dat zou namelijk tot gevolg hebben dat de bloeddruk ook in de rest van het lichaam verlaagt, met levensgevaarlijke gevolgen’, zegt Vonk Noordegraaf. ‘De grootste vooruitgang die er op korte ter-mijn te boeken valt bij deze ziekte is stabilisatie van de hartfunctie. Op dit moment worden nieuwe medicijnen getest bij proefdiermodellen met pulmo-nale hypertensie, om de effecten van therapie gericht op het hart te beoorde-len.’

Meer experimentele behandelingen pak-ken echt de oorzaak, het longvaatbed, aan. ‘Omdat de ongecontroleerde celde-ling rond de longslagader lijkt op het proces dat ten grondslag ligt aan kanker, proberen we nu ook kankermedicijnen uit om de vaatvernauwing tegen te gaan’, zegt Vonk Noordegraaf. ‘De medi-cijnen moeten echter heel specifiek aan-grijpen: waar je in de longen celdeling wilt remmen, wil je dat in het hart juist stimuleren. Daar moet immers verstevi-ging plaatsvinden. Dat maakt de behan-deling erg moeilijk.’Met de ontwikkelde behandelingen is de levensverwachting verdubbeld sinds de tijd dat Vonk Noordegraaf voor het eerst met PAH in aanraking kwam. Toch is 6 jaar nog steeds weinig als je als twinti-ger het ziekenhuis binnenkomt. Omdat de grootste winst te behalen valt bij een

SyNapS

LoN

gzi

eKte

N12

NUmmer 78

vroege behandeling, stopt Vonk Noordegraaf naast onderzoek en klini-sche zorg voor deze patiënten veel tijd in pogingen om de ziekte bekender te maken. Symposia, lezingen en work-shops moeten huisartsen, maar ook car-diologen en longartsen, op het bestaan van de ziekte wijzen, zodat zij mogelijke patiënten snel doorsturen. ‘Omdat de

<b

ee

ld V

Um

c,

Ge

ert

en

va

n N

ieu

w A

me

ron

ge

n,

afd

eli

ng

fy

sio

log

ie i

Ca

R-V

U>

symptomen zo atypisch zijn, gaan patiënten vaak heel laat naar de dokter. Het is belangrijk er voor te zorgen dat er dan niet ook nog eens vertraging bij de dokter optreedt’, zegt Vonk Noordegraaf. ‘Er sneller bij zijn, gecombineerd met de mogelijkheid tot stabilisatie van het hart gaat de komende jaren voor de grootste prognotische klapper zorgen.’

Geactiveerd endotheel (binnenwandbekleding van de bloedvaten), waarvan de cellen onderling niet meer

mooi tegen elkaar aan liggen maar samengetrokken zijn. Hierdoor vormt het endotheel niet langer een

glad oppervlakte waar het bloed makkelijk langs stroomt. Het gevolg is dat de bloedstroom verstoord raakt.

‘ omdat de symptomen

zo atypisch zijn, gaan

patiënten vaak heel laat

naar de dokter’

Wat is pulmonale arteriële hypertensie?Bij pAH zorgt ongebreidelde groei van cellen rond de longslag-

ader voor vernauwing van de longslagader. initieel lukt het het

hart, en dan met name de rechterkamer, vaak om zich zo aan

te passen dat het harder kan pompen, om toch genoeg bloed

de longen in te pompen. Als de vernauwing doorzet, komen

het lichaam en het hart echter in zuurstofproblemen. Dat zorgt

ervoor dat het hart stopt met zich aanpassen, waardoor de zuur-

stofcirculatie nog verder in de problemen komt. Uiteindelijk leidt

het tot hartfalen, met vaak een snelle dood als gevolg.

pAH is voor een huisarts nauwelijks te herkennen. De sympto-

men zijn vergelijkbaar met bijvoorbeeld astma. pas in het zie-

kenhuis geeft een echo van de borstkas een eerste indicatie in

de vorm van een verstevigde rechterhartkamer. Door vervolgens

de bloeddruk in de longslagader te meten, kan de diagnose pAH

vastgesteld worden.

Uit

geL

iCh

t

SyNapS

13

Sinds kort kunnen paren met een kinderwens bij wie cystic fibrosis (Cf) oftewel taaislijmziekte niet

eerder in de familie voorkwam, een genetische screening op dragerschap aanvragen. Cf is een

ernstige aangeboren aandoening waarbij de patiënt problemen heeft in meerdere organen.

Drie reacties op de stelling:

dragerschapstests: vloek of zegen voor aanstaande ouders?

Reageren?

Mail naar [email protected]

<il

lust

rati

e A

ad

Go

ud

ap

pe

l>

Martina Cornel, hoogleraar Community genetics & public health genomics VUmc‘De diagnose cystic fibrosis (Cf) bij een kind komt vaak volkomen

onverwacht. Hoewel het een erfelijke aandoening is, komt in 85% van

de gevallen Cf niet in de familie voor. Eén op de dertig nederlanders

(met west-Europese voorouders) is drager van Cf. Dit zou relatief

eenvoudig te testen zijn. Er komt steeds meer informatie over risico’s

vóór de zwangerschap: slik foliumzuur, geen alcohol, niet roken, praat

over chronische ziekten en geneesmiddelengebruik met je behande-

lend arts. De meeste zwangerschappen in nederland zijn gepland,

dus vrouwen en hun partners staan stil bij het moment dat ze stop-

pen met anticonceptie. Een gezonde baby is een zegen. je kunt

steeds meer risico’s op tijd weten. Een hele verantwoordelijkheid,

om niet voor weg te lopen.’

Dr.ir. Martijntje Smits, techniekfilosoof en onderzoeker rathenau instituut‘Met de nieuwe kennis kan Cf voorkomen worden, en het bijbeho-

rend leed van ouders en kinderen. Maar de nieuwe kennis geeft ook

een nieuw soort tragiek: de keuzevrijheid geeft een macht over het

lot die we eerst niet hadden. De keuze om het zieke kind wel of niet

te laten komen is ingrijpend en tragisch. we zouden meer moeten

weten over wat aanstaande ouders hiervan vinden. ik denk dat als

ouders een vrije keuze krijgen om voor een test en voor een abortus

te kiezen, zij daarin net zo vrij moeten zijn als bij de keuze om van

allebei af te zien. Als ouders de keuze maken hun erfelijk belaste kind

geboren te laten worden, moeten we ervoor waken dat er geen situa-

tie ontstaat, waarbij de verantwoordelijkheid van de gevolgen van die

keuze naar de ouders worden toegeschoven. Zo van: je wilde het toch

zelf? Zieke kinderen blijven de zorg van de hele gemeenschap.’

Jacquelien Noordhoek MA MSc, directeur Nederlandse CF Stichting‘De dragerschaptest is een goede zaak voor de mensen die weten

waar het bij cystic fibrosis (Cf) om gaat en die de test weten te vin-

den. Zij kunnen zekerheid krijgen over hun dragerschap en daarop

hun besluiten baseren. De groep die de test weet te vinden en weet

waar het bij Cf om gaat, is echter zeer klein. En als je weet dat je

drager bent, is de realiteit er niet eenvoudiger door geworden. De

praktijk laat zien dat het antwoord op iemands vraag op dragerschap

meer vragen oproept, dan er aanvankelijk waren. De techniek is heel

mooi, maar het leven wordt er niet overzichtelijker door.’

JULi 2011

SyNapS

med

iSC

he

pSy

Ch

oLo

gie

14

NUmmer 78 SyNapS

med

iSC

he

pSy

Ch

oLo

gie

15

JULi 2011

a

relaties. Is de hechting verstoord, dan maakt het de baby kwetsbaarder in toe-komstige relaties.’

SpeelkleedDe neurobiologische inzichten staan, samen met de hechtingstheorie en vroegkinderlijke theorieën, aan de basis van de IMH-visie. De behandelingen van het baby-peuterteam zijn gebaseerd op deze visie. In de afgelopen jaren heeft het baby-peuterteam al zo’n vijftig verwijzingen gekregen. De behandeling bestaat vaak uit ten-minste vijf keer praten met de baby of peuter en de ouders. Molderink: ‘We nemen gezamenlijk plaats op het speel-kleed op de grond, en praten niet óver maar mét de baby. Al pratend en spe-lend proberen we aan de ene kant de stress en de moeilijkheden bij de ouder te verminderen en aan de andere kant de specifieke behoeften van het kind te achterhalen. Daarbij werken we nauw samen met andere zorgverleners, zoals

de logopedist, diëtist of maatschappelijk werker.’Belangrijk is hoe de ouder reageert op de baby, vervolgt Molderink. ‘Dat nemen we vaak op met de video en kijken we terug. Daarbij stellen we vragen, zoals: ‘Wat de baby nu doet, roept veel emotie op. Hoe komt dat?’ Door de ouder en het kind te observeren probeert het team het patroon en de specifieke behoefte van de baby in de relatie naar boven te krijgen. Molderink: ‘Vaak zien we een weergave van de relatie in onze kamer. Dat de baby toenadering zoekt tot de ouder of juist niet. Of dat zij weinig spelen of heel overprikkelend spelen, waarbij de ouder het kind veel aanbiedt. Als we hun ‘patroon’ doorhebben en hun zorgen kennen, kunnen wij dat ondersteunen en verbeteren. Zo kunnen we ouders hel-pen om de signalen van het kind beter te ‘lezen’. Dat is het specialistische van ons werk.’

heel actief in deze afstemming. Hij com-municeert naar de ouders met onder meer gezichtsuitdrukkingen en zijn motoriek. Hij kan zich terugtrekken en het contact zoeken. Hij kan aangeven wanneer hij getroost of met rust gelaten wil worden. En de ouders pikken al deze signalen op en reageren daarop.’Deze wederzijdse afstemming vormt de basis voor de emotionele ontwikkeling van de baby en de hechting met zijn ouders. Maar bij een ziekenhuisopname kan deze afstemming onder druk komen te staan, vervolgt Molderink. ‘De baby ervaart veel stress door allerlei onvoor-spelbare gebeurtenissen. Daardoor kan hij zich anders gaan uiten en moeilijker te ‘lezen’ zijn voor ouders. Aan de ande-re kant maken de ouders zich grote zor-gen om hun baby en voelen zij zich vaak uitgeput door de vele eisen die aan hen worden gesteld. Ook deze situatie bemoeilijkt het voor ouders om nog goed op hun baby te reageren.’Uit recent neurobiologisch onderzoek blijkt dat de emotionele ontwikkeling nauw verbonden is met de hersenont-wikkeling en daarmee de basis vormt voor het hechtingsproces. Volgens Molderink een belangrijk onderzoeksre-sultaat, dat het wezenlijke van de ouder-babyrelatie aantoont. ‘Een baby vormt, op basis van de afstemming en de kwali-teit van de hechting met zijn ouders, een blauwdruk voor toekomstige hechtings-

Alice Molderink en Alice van Dijk, kli-nisch psycholoog/psychotherapeut bij de afdeling medische psychologie, zijn al jaren nauw betrokken bij de (poli)klini-sche zorg aan kinderen in VUmc. ‘Wij weten wat jonge kinderen en hun ouders ervaren bij een langdurige of herhaalde opname. Dat heeft ons altijd al geraakt en een aantal jaar geleden besloten we ons daar verder in te ontwikkelen.’Met hulp van het Infant Mental Health-centrum (IMH-centrum) in Amsterdam zetten zij begin 2009 het baby-peuter-team op. Een team voor nul- tot driejari-gen en hun ouders, vertelt Molderink. ‘Het gaat om kwetsbare kinderen die in behandeling zijn in VUmc voor diverse ernstige aandoeningen. Het kind en de

Casus: Thomas en inekeDe kinderarts en medisch maatschappelijk werk melden Thomas (1)

en zijn moeder ineke (34) aan bij het baby-peuterteam. Het tweeling-

broertje van Thomas is net voor de bevalling overleden. Ook Thomas

heeft een slechte start gehad en is een aantal weken opgenomen

geweest. Na nieuwe onderzoeksuitslagen over Thomas komen alle

traumatische gebeurtenissen bij ineke terug. zij raakt in paniek en

raakt het vertrouwen in de gezondheid van Thomas kwijt. Bovendien

is zij oververmoeid door slaapproblemen en de aandacht die Thomas

van haar vraagt. ineke is toegeeflijk tegenover Thomas omdat hij al

zoveel heeft moeten meemaken. Ook heeft ineke het idee dat ze er

niet genoeg voor hem heeft kunnen zijn.

Het baby-peuterteam werkt aan het tot rust komen van ineke en aan

haar beleving van Thomas. Naarmate de behandeling vordert, gaat

Thomas zich steeds beter ontwikkelen en krijgt ineke weer vertrou-

wen in hem. Langzamerhand krijgen Thomas en ineke meer plezier

met elkaar en wordt hun relatie minder gekleurd en beïnvloed door

het traumatische begin.

ouders maken tijdens zo’n periode van alles mee, wat een grote weerslag kan hebben op hun relatie. Zeker als het kind veel lichamelijke ingrepen onder-gaat. Vaak heeft dit tot gevolg dat het kind veel huilt, slecht slaapt of onrustig gedrag vertoont. Verder zie je kinderen die niet willen eten of onvoldoende groeien.’

AfstemmingHet baby-peuterteam helpt ouder en kind samen om hun relatie waar nodig te verbeteren. Het richt zich vooral op het zogenoemde regulatieproces. ‘Normaliter vindt er een continue afstemming plaats tussen ouder en kind,’ legt Molderink uit. ‘Een baby is

Het baby-peuterteam in Vumc

helpt ouders de relatie te

verbeteren met hun zieke kind.

Dat is van belang, want door

langdurige of herhaalde opnames

kan deze onder druk komen te

staan. Met risico op verstoring

van de emotionele ontwikkeling

van het kind.

< teks t Liesbeth kuipers fo to Mark van den Br ink>

<b

ee

ld S

hu

tte

rsto

ck

: h

et

me

isje

is

ee

n m

od

el,

ge

en

pa

tië

nt>

‘ al pratend en spelend proberen we de stress

bij de ouder te verminderen en de specifieke

behoeften van het kind te achterhalen’

‘ wE HElPEn ouDERS DE SiGnAlEn VAn Hun KinD BETER TE lEZEn’

NUmmer 78 JULi 2011

Radiotherapeutisch centrum in Hoornop 29 juni is de bouw gestart van de radio-

therapeutische satellietlocatie van Vumc in

Hoorn, een samenwerking met Esperanz en

Vumc. Esperanz is een samenwerkingsver-

band op oncologisch gebied van de zieken-

huizen Zaans Medisch Centrum, waterland

en westfriesgasthuis. Eind 2012 moet dit

geavanceerde centrum klaar zijn. in Hoorn

zullen drie bestralingstoestellen aanwezig

zijn, daarmee komt radiotherapeutische zorg

voor de regio Hoorn binnen handbereik. in

het nieuwe centrum komt ook een uitgebrei-

de oncologiepolikliniek. Patiënten worden in

Hoorn behandeld door specialisten van Vumc.

Groot voordeel van een dergelijke satellietlo-

catie van Vumc is de korte reistijd voor

patiënten. De vermoeiende reis naar

Amsterdam blijft hen in een belastende

bestralingsperiode bespaard.

informatie over zeer specia-listische zorg onlineDe website van de nfu, de nederlandse

federatie van uMC’s, bevat een overzicht van

alle topreferente zorg die de 8 uMC’s in

nederland bieden. op de speciaal ontwikkel-

SyNapS SyNapS

CURSUSSEN12 t/m 16 september 2011Cursus: Epidemiologisch onderzoek: opzet

en interpretatie (V01)

locatie: Kerkrade

informatie: www.epidm.nl

5, 6, 7, 12, 13 en 14 oktober 2011Cursus: Principes van epidemiologische

data-analyse (V02)

locatie: Amsterdam

informatie: www.epidm.nl

27, 28 oktober, 3 en 4 november 2011Cursus: Statistics for genomic

data-analysis (K77)

locatie: Amsterdam

informatie: www.epidm.nl

pROMOTiES/REDES VUMC 8 juli 2011Promotie: P.D.H.M. Verhaegen

Titel: on burn scar reconstruction.

Clinimetric, experimental and clinical studies

Aanvang: 13.45 uur, Aula Vrije universiteit

8 juli 2011Promotie: T.j. Cramer

Titel: inactivation of coagulation factors Va

and Viiia by activated protein C

Aanvang: 11.45 uur, Aula Vrije universiteit

15 september 2011Afscheidsrede: prof. dr. jean Savelkoul

Titel: Academische patiëntenzorg essentieel

in het zorgcontinuüm

Aanvang: 15.45 uur, Amstelzaal Vu medisch

centrum

Nie

UW

S

17

Een selectie uit cursussen, symposia, congressen, promoties en oraties.

ageNda

Voor meer inschrijvingen, nascholings-cursussen, congressen en symposia, kijk op: www.Vumc.nl/paog

Voor actuele informatie over promoties en oraties kijk op:www.Vumc.nl/synaps/meerinfo

SyMpOSiA/CONGRESSEN28 augustus t/m 2 september 2011Symposium: 19th international Symposium

on Radiopharmaceutical Sciences

locatie: Vrije universiteit

info: www.paog.nl en www.isrs2011.org

15 september 2011 Symposium 'Rampen en acute zorg’ t.g.v.

afscheid van prof. dr. jean Savelkoul als

lid van de raad van bestuur Vumc. Met

bijdragen van luchtvaartdeskundige Benno

Baksteen en cultuurhistoricus Herman

Pleij.

locatie: Vu medisch centrum

informatie: [email protected]

t.a.v. Mariet Bolluijt

21 september 2011Symposium: literatuur en Geneeskunde.

Thema: ontspoorde cellen (kanker). Met

bijdragen van Manon uphoff, Ronald

Giphart en john jansen van Galen.

Zie pagina 7 voor meer informatie

7 oktober 2011 Symposium: Met onS Alles Goed, over

zelfbeschadiging

locatie: Vu medisch centrum, Amstelzaal

informatie: www.paog.nl

19 oktober t/m 22 oktober 2011Congres: ECTRiMS & ACTRiMS 2011, over

de laatste wetenschappelijke inzichten

inzake multiple sclerose (MS).

locatie: RAi, Amsterdam

informatie: www.paog.nl en

www.ectrims.eu/2011

10 november 2011Valeriussymposium 2011

Thema: Prezens, innovatieve ggz in de

eerste lijn

locatie: Vu medisch centrum

Meer informatie: www.ggzingeest.nl en

www.paog.nl

Nie

UW

S16

té kort door de bocht voor u?

meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo

Een selectie uit opvallend nieuws op medisch-wetenschappelijk gebied

Kort

Traumaheli ook ‘s nachts van dienstSinds staatssecretaris joop Atsma van infra-

structuur en milieu in februari eindelijk toe-

stemming gaf aan traumahelikopters om ook

‘s nachts uit te vliegen, heeft de heli vanaf

het dak van Vu medisch centrum regelmatig

nachtvluchten gemaakt. Eerder mocht dat

niet. uit onderzoek van een onafhankelijke

commissie bleek echter dat stationering,

opstijgen en landen van een traumahelikopter

op de huidige daklokaties absoluut veilig is,

zowel bij daglicht als in het donker. Herman

Christiaans, medisch coördinator van de

lifeliner 1 (Vumc-AnwB), is tevreden over de

nachtvluchten. ‘Voordeel is niet alleen dat we

sneller bij de patiënt zijn, maar ook daarna

weer meteen op onze uitvalsbasis terug zijn

en dus heel snel opnieuw kunnen uitrukken.’

<b

ee

ld V

Um

c>

<b

ee

ld D

igiD

aa

n>

<b

ee

ld D

igiD

aa

n>

<b

ee

ld D

igiD

aa

n>

Betere behandeling brandwondennieuwe technieken voor de behandeling van

brandwonden leveren goede resultaten.

Plastisch chirurg in opleiding Pauline

Verhaegen onderzocht reconstructieve tech-

nieken bij brandwonden waarbij vooral

gebruik wordt gemaakt van de omliggende

gezonde huid. Deze huid met unieke functio-

nele en cosmetische kwaliteiten verbetert op

lange termijn het resultaat van ingrepen bij

brandwonden.

Patiënten hebben veel baat bij het gebruik

van eigen huid waarbij de bloedtoevoer niet

is afgesneden. Hiermee kan de bewegingsbe-

perking door samentrekkende brandwonden-

littekens worden opgeheven. ook de toepas-

sing van een ‘huidoprekapparaat’ levert

goede resultaten. Door de gezonde omliggen-

de huid op te rekken kunnen grote ontsieren-

de littekens van brandwonden in een keer

worden verwijderd. Pauline Verhaegen pro-

moveert 8 juli. Haar promotor is de onlangs

bij Vumc aangestelde hoogleraar brandwon-

dengeneeskunde Paul van Zuijlen.

Diagnose MS makkelijker te stellenEen internationaal team onder voorzitterschap

van neuroloog Chris Polman van het Vumc MS

Centrum Amsterdam heeft nieuwe richtlijnen

opgesteld voor het vaststellen van multiple

sclerose (MS). Met deze richtlijnen kunnen

neurologen gemakkelijker en betrouwbaarder

vaststellen of iemand MS heeft. De oude crite-

ria waren ingewikkeld en werden daardoor

niet structureel toegepast. in nederland heb-

ben ongeveer zestienduizend mensen MS. Het

is een ernstige ziekte die het zenuwstelsel

aantast. Het is niet bekend hoe de ziekte ont-

staat. Meestal openbaart MS zich tussen het

twintigste en veertigste levensjaar.<

be

eld

Sh

utt

ers

toc

k>

de TRf-portal is het mogelijk te zoeken op

trefwoord, op uMC, op specialisme en ook op

aandoening. Per aandoening wordt globaal

uitgelegd wat deze inhoudt, welke zorg er

mogelijk is, wat voor wetenschappelijk onder-

zoek er wordt gedaan om de zorg te verbete-

ren en waar de patiënten terecht kunnen.

Topreferente zorg is zeer specialistische zorg

voor patiënten met zeldzame aandoeningen,

moeilijk vast te stellen aandoeningen of

moeilijk te behandelen aandoeningen. De

uMC's kunnen topreferente zorg leveren

omdat zij het verrichten van wetenschappe-

lijk onderzoek kunnen combineren met

patiëntenzorg. Met wetenschappelijk onder-

zoek testen de uMC's of een nieuwe behan-

deling werkt en veilig is voor patiënten.

Zie www.nfu.nl/trf

zZwangerschapsdiabetes is een tijdelijke vorm van diabetes die vooral bij vrou-wen met overgewicht voorkomt. Aangejaagd door hormonen die de wer-king van insuline remmen stijgt de bloedsuikerspiegel – het kind wordt te zwaar wat complicaties tijdens de beval-ling kan opleveren. Ook hebben moeder en kind meer kans om type 2-diabetes te krijgen. Plus: de eerste keer zwanger-schapsdiabetes effent de weg voor een mogelijke tweede keer. ‘Alle reden om aan preventie te werken’, benadrukt Van Poppel.

Hemd van het lijf‘Vermoedelijk komt het bij 5 tot 10 pro-cent van de zwangeren voor, maar pre-cieze cijfers zijn er niet. Nederland was ook wat laconiek in de screening ervan, want “het verdwijnt toch weer”. We weten wél dat het aantal stijgt, omdat het aantal mensen met overgewicht stijgt.’ De onderzoekster is enthousiast over het DALI-onderzoek waarmee ver-schillende interventies in tien Europese landen worden getest. De voorbereidin-gen zijn in volle gang, met voorstudies en interviews met dikke zwangeren. ‘Wij vroegen hen het hemd van het lijf. Hoe dachten ze over bewegen tijdens de zwangerschap? Wat voor risico’s zagen ze? Wat wisten ze van voeding? Wat hadden ze nodig om hun gedrag te ver-beteren?’

kracht van preventieOm de meest effectieve vorm van preventie te onderzoeken, is in DALI gekozen voor twee trials: een met vitamine D en een met leefstijlcoaches. ‘We weten al dat bewegen diabetes voorkomt. Maar zwangerschaps-diabetici hebben ook vaker een tekort aan vitamine D.’ De interventies zijn ontwikkeld in VUmc, waar ook de statistische analyse plaatsvindt. Cambridge coördineert de trials en Oostenrijk heeft de centrale projectcoördinatie onder zich. Nu de training van de coaches is afgerond volgt de pilot om materiaal en logistiek te testen – de trials lopen van begin 2012 tot 2014. Van Poppel is overtuigd van de kracht van pre-ventie. ‘Dat blijkt ook uit de eerdere gesprek-ken. “Ik had willen weten dat mijn gewicht gevaarlijk is voor mijn kind”, meldden vrijwel alle vrouwen. In dit onderzoek ontwikke-len we die instru-menten, zodat ze echt iets kunnen doen voor de gezond-heid van hun kind.’

gez

oN

dh

eid

eN

pr

eVeN

tie

18

Sam

eNW

erKi

Ng

SyNapS NUmmer 78

19

ZwAnGERSCHAPSDiABETES‘Zwangerschapsdiabetes brengt een cyclus teweeg. want kinderen van vrouwen met die vorm van

diabetes zijn vaker obees of krijgen vaker type 2-diabetes. En die kringloop willen we doorbreken.’

universitair hoofddocent Mireille van Poppel coördineert de onderzoekslijn sport, leefstijl en

gezondheid bij onderzoekinstituut EMGo+. En ze is een van de onderzoekers in het

DAli-project, een Europees onderzoek naar preventie van zwangerschapsdiabetes.

Giselle Quiros Blanco, hoofd opleiding radiodiagnostisch laboranten

bij Fundashon Mariadal

‘Een van de grootste voordelen van afstandsle-

ren, of e-learning, is dat cursisten niet fysiek bij

elkaar hoeven te komen, het is plaatsonafhanke-

lijk. De zorginstellingen op Bonaire, St. Eustatius

en Saba zijn klein, vooral op de specialistische

afdelingen werken weinig mensen, dus als zij

wekelijks naar een cursus moeten reizen, zou

hun afdeling leeg staan.

in zo’n volledig elektronische leeromgeving moet

je drie praktische zaken goed geregeld hebben.

uiteraard moet de techniek het doen – dat is hier

soms spannend omdat we in afwachting van

onze nieuwbouw nog met gehuurde computers

werken. De werkwijze vereist digitale vaardig-

heden waar niet alle cursisten over beschikten

voordat ze begonnen – ook ik heb me daar meer

in moeten verdiepen. En een strakke organisatie

is noodzakelijk, omdat alle cursisten wel tegelijk

online moeten zijn. Zeker gezien het tijdverschil

kun je niet uitlopen, later beginnen of halverwege

‘binnenlopen’.

ondertussen zie ik het enthousiasme en de toe-

komstplannen groeien, bij ons, bij de zorginstel-

lingen, bij artsen, paramedici en verpleegkundi-

gen hier op de eilanden. want op een goedkope

en effectieve manier kan de scholing en de

kennis omhoog.’

ingena Visser, opleider radiodiagnostisch laboranten

VUmc-Amstel Academie

‘nu de laboranten op Bonaire en de andere twee

eilanden met nieuwe digitale apparatuur gaan

werken, vraagt dat ook een nieuwe werkwijze. En

dat vraagt om opleiding. Elke donderdagmiddag

geven we vanuit Amsterdam vier uur les aan de

cursisten op Bonaire. Via internet, een elektroni-

sche leeromgeving en social media. Van tevoren

heb ik de onderwijsfuncties, die op afstand ver-

vuld moeten worden, goed doordacht. om kennis

en begrip aan te leren is deze vorm een heel

sterk instrument – om vaardigheden aan te leren

moet je nog altijd naar de eilanden toe. De onder-

wijskaders en -doelen moeten helder zijn: we

bieden steeds afgeronde stukken onderwijs aan.

in eerste instantie vergt dit meer voorbereidingen

van de docent, maar zo’n scherp begrensd pakket

kan later weer in andere ‘lessen op afstand’

worden gebruikt.

Verrassend is hoe snel cursisten zich in deze

leeromgeving thuisvoelen, en de blogs en het dis-

cussieforum gebruiken om ervaringen en reflec-

ties uit te wisselen. ook zelf ontdek ik steeds

meer mogelijkheden van dit nieuwe ‘doceren’ –

zoals podcasts en social bookmarking – die ik in

dit uitdagende project graag wil proberen.’

Vumc streeft naar nauwe samenwerking met andere organisaties op lokaal,

regionaal, nationaal en internationaal niveau. om de zorg op Bonaire, St. Eustatius

en Saba te verbeteren, werkt Vumc samen met fundashon Mariadal,

de overkoepelende zorgorganisatie op Bonaire. Te beginnen met scholing aan

radiologisch laboranten. op afstand.

<tekst Barbara van Male beeld Shut terStock

oNLiNe oVerzeeS opLeideN

SyNapS JULi 2011

Meedoen aan preventie van

zwangerschapsdiabetes?

Huisartsen, verloskundigen

en gynaecologen kunnen

contact opnemen met

dr. Mireille van poppel: (020)

4448289 of [email protected]

Meer achtergronden op

www.dali-project.eu

<tekst Barbara van Male fo to Harr y Mei jer>

TijDElijK, MAAR niET ZonDER GEVolGEn

e

20 21C

om

pLe

xe

pSy

Ch

iatr

ie

Co

mp

Lex

e p

SyC

hia

trie

sommige mensen hier al tientallen jaren verblijven. Uit onderzoek blijkt dat patiënten zichzelf hervinden en veel meer kunnen en willen dan ze dachten, minder symptomen hebben, als niet alles steeds uit handen wordt genomen. We willen minder ‘ziekenhuis’ zijn, min-der linnenkarren en etenskarren.’

Hoe bereid je patiënten hierop voor?Visser: ‘We geven cursussen: schoonma-ken, stoppen met roken, want het nieuwe complex is nu al grotendeels rookvrij en binnen een jaar mag nergens meer wor-den gerookt. We leren patiënten pinnen. Er komt een geldautomaat zodat ze niet meer naar het secretariaat hoeven voor hun zakgeld. We leren ze koffie te zetten. Het komt niet meer vanzelf uit een appa-raat. Sommige dingen lukken niet met-een, zoals open toegang tot de koelkast. Daar wachten we nog even mee. Maar je moet ook risico’s durven nemen.’

het plein kreeg ik spontaan hulp. Dan heb je opeens een heel ander contact met elkaar.’Visser en Van der Steenhoven zijn blij dat de patiënten nieuwe kanten van zichzelf laten zien. En ze zijn verrast dat die verandering zo snel gaat. De nieuwe behuizing heeft al direct het karakter van een ‘buurtje’ gekregen, met de socia-le dynamiek die daarbij hoort. Daar is nooit expliciet naar gestreefd, maar het is helemaal in lijn met het doel de zelf-redzaamheid van patiënten zo veel mogelijk te stimuleren.

Gebeurt dat niet al? Van der Steenhoven: ‘Ja, maar wij gaan nu veel verder. We werken niet meer met afdelingen waarin patiënten gekoppeld zijn aan een vaste groep behandelaars en verplegenden. De behandelaars vormen één team dat samen met verpleegkundi-gen en maatschappelijk werk verant-

Stoppen met rokenEen groep patiënten en medewerkers van de locatie Bennebroek

volgde in het voorjaar een cursus stoppen met roken. Een groot

aantal deelnemers heeft het roken inmiddels gestaakt of aanzien-

lijk verminderd. Een uniek experiment in de psychiatrie, waar het

tabaksgebruik buitensporig hoog is. initiatiefnemer is verpleegkun-

dig specialist Ronald van Gool. ‘De levensverwachting van mensen

met schizofrenie is ruim twintig jaar lager dan die van andere men-

sen’, zegt Van Gool. ‘Dat komt onder meer door leefstijl, comorbi-

diteit met somatische aandoeningen en neveneffecten van bijvoor-

beeld antipsychotica. Vaak versterken die factoren elkaar.’ Van

Gool is voorstander van een jaarlijkse lichamelijke screening en een

daarop afgestemd behandelplan in samenwerking met de huisarts.

‘Dat gebeurt nog niet. Terwijl bijvoorbeeld hart- en vaatproblemen

goed zijn te behandelen met medicijnen. Leefstijlinterventies zijn

moeilijker, maar ook daar moeten we een aanpak voor bedenken.’

Het thema stond op 16 juni centraal tijdens een landelijk congres,

Mind the body. Onder de titel ‘Moet je ze dat nu ook nog afpak-

ken…?’ hield Van Gool daar een workshop over de cursus stoppen

met roken. inmiddels is bekend dat eenderde van de deelnemers aan

de cursus succesvol is gestopt met roken.

zie ook www.ggzingeest.nl.

woordelijk is voor alle patiënten. Een paar keer per week sluiten ook de huis-arts en fysiotherapeut aan.’Deze benadering heet Klinisch FACT, een intramurale variant van een metho-diek waar al heel lang en succesvol mee wordt gewerkt in de ambulante psychia-trische zorg. De essentie is dat zo exact mogelijk wordt bepaald welke somati-sche en psychische ondersteuning een patiënt nodig heeft om zelfstandig te kunnen functioneren. GGZ inGeest is een van de eerste instellingen in Nederland die hier mee werkt.

Betekent het dat mensen geen vaste behandelaar meer hebben?Van der Steenhoven: ‘Iedereen heeft een eigen casemanager, die de patiënt door en door kent. Hij of zij is de link tussen het team en de patiënt. Waar het ons om gaat is dat we met dit brede team de hospitalisatie doorbreken. Bedenk dat

in Bennebroek, een van de locaties van GGZ inGeest, wonen een kleine honderd men-

sen met complexe psychiatrische problemen. Velen hebben ernstige gedragsproble-

men, persoonlijkheidsstoornissen of psychosen, vaak in combinatie met verslaving.

Een groot deel van de patiënten heeft geen ziektebesef. Zij zijn afhankelijk van medicij-

nen maar vaak niet bereid ze te slikken. Behandelaars zoeken voor elke individuele

patiënt naar de balans tussen bescherming en zelfredzaamheid. De nieuwe huisves-

ting op het terrein heeft voor een stroomversnelling gezorgd.

BAlAnCEREn TuSSEn BESCHERMinG En ZElfREDZAAMHEiD

< teks t Marianne Mei jer ink fo to D ig iDaan>

SyNapS JULi 2011

‘Er gebeuren grappige, onverwachte din-gen’, vertelt directeur algemene zaken Anne-Marie Visser, enkele weken na de verhuizing naar de nieuwbouw. ‘Zit een patiënt opeens een potje te koken op het plein. Iemand anders ontdekt dat hij heerlijk kan schreeuwen tussen de open-slaande deuren van zijn Franse balkon. Andere patiënten zeggen daar wat van.’

Gebeurden dat soort dingen vroeger niet?Annemieke van der Steenhoven, direc-teur behandelzaken: ‘Nu zie je het meer. De units staan in een cirkel rond een plein. Wij spreken mensen natuurlijk aan op hun gedrag, want anderen heb-ben er last van. Maar dat patiënten elkaar corrigeren is nieuw. Er is meer sociale controle. Ook voor ons trouwens. “Heeft u nu alweer overgewerkt?”, zei een patiënt laatst tegen me. En onlangs toen ik wat rommel liep op te ruimen op

niEuw woonCoMPlEx PSyCHiATRiSCHE PATiënTEn DooRBREEKT HoSPiTAliSATiE

de nieuwe behuizing

heeft al direct het karakter

van een ‘buurtje’ gekregen

SyNapS

22

NUmmer 78

pSy

Ch

iatr

ie

23

SyNapS

Nie

UW

S

Een selectie uit opvallend nieuws vanuit GGZ inGeest

KortAngst en depressie door omgevingsfactorenDat zowel erfelijke als omgevingsfactoren een

rol spelen bij angst en depressie is al langer

bekend. Voor het eerst zijn nu echter de ver-

schillende effecten in het brein aangetoond.

onderzoek van Saskia wolfensberger levert

onmisbare kennis om genetische en omge-

vingsfactoren te ontwarren en behandeling

hierop aan te passen.

Met behulp van MRi maakte wolfensberger

afbeeldingen van hersenactiviteit bij eeneiïge

tweelingen. Ze vergeleek het brein van de

tweelinghelft met een hoog risico op angst en

depressie met het brein van zijn of haar

tweelingbroer of -zus met een lage kans op

deze stoornissen. in de hersenactiviteit ble-

ken opvallende verschillen te zitten.

'Aangezien eeneiïge tweelingen genetisch pPiekeren, pleinvrees, treinangst, smet-vrees, sociale fobieën: angststoornissen die met praten en pillen goed te behan-delen zijn. Behandelaars zijn zorgvuldig in de opbouw van antidepressiva, maar afbouw én voorkomen dat patiënten terugvallen staan nog in de kinder-schoenen. Willemijn Scholten: ‘Bij depressie is het al bekend: een cursus na het herstel helpt terugval voorkomen. En in ons onderzoek zien we dat deelne-mers erg gemotiveerd zijn, hun huiswerk doen. Want ze willen echt van die stoor-nis en de pillen af.’

EigenaardighedenIn acht bijeenkomsten met maximaal acht deelnemers bespreken deelnemers en begeleiders vier zaken. Allereerst de onttrekkingsverschijnselen. ‘Die zijn vergelijkbaar met als je begint te slikken. Je bent gejaagd, je slaapt slecht of ziet gekke flitsjes. Wij kunnen dan gerust-stellen dat dat binnen een week ver-dwijnt.’ Tweede onderdeel is de ‘restver-mijding’. ‘Gedrag waar een terugvalrisico in zit. Deze mensen zijn

‘Bijna elke patiënt die bij een angststoornis voor pillen kiest, zegt “geef ze me maar, desnoods slik ik ze

mijn leven lang.” later willen ze er vrijwel allemaal toch vanaf.’ willemijn Scholten, psychotherapeut bij

GGZ inGeest, onderzoekt de afbouw van angstmedicatie en terugvalpreventie. ‘nieuw onderzoek, want

er is nog weinig bekend over speciale interventies bij angstigen die hun antidepressiva afbouwen.’

hersteld en gaan in de bioscoop toch aan de zijkant zitten, of vermijden de bus het liefst. Ieder mens heeft z’n eigenaar-digheden, maar bij hen is het een over-blijfsel van hun angst. Het doel is dat ze ook dat laatste beetje overwinnen.’ Uiteraard is er ook een uitgebreid terug-valpreventieplan. ‘In een handzaam document: bij welke signalen moet ik opletten en wat kan ik er aan doen?’ Tenslotte komen gedachten en gevaars-opvattingen ter sprake. ‘Vaak denken ze nog: ‘ik kan mezelf niet redden’, of ‘ik moet perfect zijn’…’

zie je wel …Inmiddels doen 55 ‘afbouwers’ mee, het interventiepakket is samengesteld uit

onderzoeken naar afbouw bij andere stoornissen en wordt vergeleken met de gebruikelijke aanpak bij een behande-laar. Willemijn Scholten kijkt uit naar de onderzoeksresultaten. ‘Opvallend is dat mensen die prima hersteld zijn, medicij-nen afbouwen en goed functioneren, hun gedachten over hun angst vaak nog niet helemaal kwijt zijn. ‘Zie je wel, ik val flauw, of ik krijg een hartaanval’ is al snel de gedachte bij een paniekaanval. Dat zijn indicatoren voor een mogelijke terugval. Bespreken en beseffen dat het gedachten zijn die je kunt veranderen, is grote winst voor hen.’

té kort door de bocht voor u?

meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo

<tekst Barbara van Male beeld Thi js Balder/parool>

SyNapS JULi 2011

Nieuwe website eet-stoornissen Rond eetstoornissen leven veel vragen:

hoe ontstaan ze, wat kunnen de gevolgen

zijn, welke behandelingen zijn er, heeft

mijn zusje het? op de nieuwe website

www.ggzingeest.nl/eetstoornissen kunt u al

deze informatie vinden. ook kunt u hier een

nieuwe brochure downloaden of opvragen.

op eigen kracht genezen van een eetstoornis

is moeilijk. Daarom is het belangrijk om tijdig

hulp te zoeken. GGZ inGeest heeft een uitge-

breid aanbod voor adolescenten en volwasse-

nen tot 65 jaar. Het team dat eetstoornissen

behandelt, bestaat uit hoogopgeleide mensen

uit verschillende disciplines. Ze werken nauw

samen met jeugdriagg noord-Holland-Zuid en

huis- en schoolartsen in de regio.

op het Valeriussymposium - op 10 november

2011 in Vu medisch centrum - staat het inno-

vatieve programma van Prezens centraal. Met

interessante lezingen (o.a. over stepped care,

collaborative care, e-mental health en consul-

tatiemodellen) en workshops (o.m. over pre-

ventie en e-mental health). Het Valerius-

symposium wordt afgesloten met een debat

over het nut of de noodzaak van preventie.

Meer informatie: www.ggzingeest.nl

identiek zijn, moeten de gevonden verschillen

verklaard worden door omgevingsfactoren',

aldus wolfensberger.

Valeriussymposium 2011De eerste lijn wordt steeds belangrijker bin-

nen de geestelijke gezondheidszorg.

laagdrempeligheid en efficiëntie zijn hierbij

belangrijke sleutelbegrippen. Tijdig signaleren

voorkomt het ontstaan of verergeren van psy-

chische problemen en verbetert de efficiën-

tie. Maar welke preventieve programma's zijn

er en hoe effectief zijn die? Hoe cruciaal is de

samenwerking tussen huisarts en geestelijke

gezondheidszorg? En speelt e-mental health

een centrale rol?

Meedoen aan het onderzoek naar afbouw

van antidepressiva en terugvalpreven-

tie? Huisartsen, psychiaters of patiënten

kunnen contact opnemen met Willemijn

Scholten, psychotherapeut/onderzoeker

bij GGz inGeest, (020) 7885680,

of [email protected]

Eerst meer weten?

kijk op http://master.amstad.nl

deelnemers zijn erg

gemotiveerd en doen

hun huiswerk

DE AnGST VooRBijBEGElEiD AfBouwEn VAn AnTiDEPRESSiVA

Aantal uren separatie met driekwart gedaaldin het eerste kwartaal van 2011 is het aantal

separaties bij GGZ inGeest met 29% en de leng-

te ervan met 72% gedaald ten opzichte van het

eerste kwartaal van 2010. naast het sluiten

van acht van de 24 separeerruimten, bouwkun-

dige aanpassingen en de-escalatietrainingen is

met medewerking van alle betrokkenen, van

-29%-72%

personeel tot cliënten en hun familie, een

instellingsbrede cultuuromslag gemaakt. Alle

protocollen en procedures rondom dwangtoe-

passingen zijn geëvalueerd en aangescherpt.

Met steun van GGZ nederland en het ministerie

van VwS wordt het project voortgezet. Komend

jaar richt het zich met name op terugdringen

van separaties bij die relatief kleine groep com-

plexe cliënten die vaak gesepareerd worden.

<b

ee

ld D

igiD

aa

n>

<b

ee

ld D

igiD

aa

n>

SyNapS NUmmer 78

24

Honderd jaar geleden ontdekte Heike Kamerlingh Onnes ‘supergeleiding’, het verschijnsel dat bij extreem lage temperatuur de elektrische weerstand in bepaalde materialen opeens wegvalt. Die materialen, zoals kwik en lood, kunnen daardoor een sterke elektrische stroom geleiden zonder energiever-lies en zonder warmteontwikkeling. De huidige toepassing ervan in MRI-scanners zou de Nobelprijswinnaar niet meer meemaken, maar dat het een bijzondere ontdekking was, realiseerde hij zich wel. Kamerlingh Onnes (1853 – 1926) deed zijn waarneming in zijn Leidse ‘koudelab’, een rommelig ogende fabriek waar wetenschappers, technici, studenten en instrumentma-kerleerlingen te midden van dreunende pompen nauw samenwerkten bij experimenten, die meestal mislukten. Op 8 april 1911 lukte de proef wél. Toen Kamerlingh Onnes in een stroomdraad van bevroren kwik de weer-stand in één klap naar nul zag dalen, noteerde hij in zijn aantekenboekje ‘kwik nagenoeg nul’.

<tekst Caroline Arps en Jasper Sluimer foto Museum Boerhaave>

Superspoel

<fo

to M

ark

va

n d

en

Bri

nk

>

Dr. Jasper Sluimer, radioloog in

opleiding

‘De meest gebruikte praktische toepassing

van de supergeleiding is de MRi (Magnetic

Resonance imaging). Dankzij supergeleiding

kan een sterk magneetveld tot stand gebracht

worden. Met behulp van dit magneetveld en

met radiogolven wordt waterstof, het

meest voorkomende element in

de mens, gedetecteerd. in 1982

kregen we de eerste MRi-

scanner in nederland, tegenwoor-

dig is deze niet meer weg te denken

uit de klinische praktijk. Met behulp van

MRi kan de mens zeer gedetailleerd afge-

beeld worden. Met name de weke delen zijn

in groot detail te zien, veel beter dan dat met

röntgenstraling mogelijk is. Vele weefseltypen

en verschillende pathologische veranderingen

zijn met MRi te onderscheiden. Technieken

om bijvoorbeeld de hersenfunctie, moleculai-

re samenstelling en doorbloeding vast te leg-

gen lijken klinisch relevant en zijn volop in

ontwikkeling.

in mijn promotieonderzoek naar de ziekte van

Alzheimer hebben we longitudinale MRi

gebruikt om het patroon van hersenweefsel-

verlies gedurende het verloop van de ziekte

vast te leggen, en bewezen dat dit goed te

gebruiken is bij de vroegdiagnose en progno-

se. in de toekomst zullen technische verbete-

ringen tot nog meer detail en toepassingen

leiden. Hopelijk zal ook bij relatief hogere

temperaturen supergeleiding verkregen kun-

nen worden, want dat maakt MRi een stuk

goedkoper.’

in museum Boerhaave in Leiden is tot en met

8 januari 2012 de tentoonstelling ‘kwik nage-

noeg nul’ over de ontdekking van de superge-

leiding te zien. Een van de topstukken is de

eerste supergeleidende spoel, van looddraad,

uit 1912. zie ook www.museumboerhaave.nl

toeN

& N

U