604.31.031 Alfa GTV Instructie

227
INSTRUCTIEBOEK ALFA GTV 604.31.031 NL

Transcript of 604.31.031 Alfa GTV Instructie

Page 1: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

INSTRUCTIEBOEK

SERVICE Nr. NL. 60431031 - 1e ED. NL

ALFAGTV

GTV_Omslag:GTV_Omslag 05-01-10 11:18 Pagina 1

604.31.031 NL

Page 2: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

1

Geachte cliënt,

Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.

Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa GTV ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier tegaranderen.

Dit instructieboek helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.

De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw Alfa GTV. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie hou-den van de auto en milieubewust autorijden.

In het boekje “Alfa tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat, de bijbehorende voorwaarden en een overzichtvan de speciale aanvullende service voor Alfa Romeo-cliënten.

Want wie een Alfa Romeo koopt, koopt niet alleen een auto, maar ook de zekerheid van een uitgebreide onder-steuning en een efficiënte, snelle en wijdvertakte organisatie.

Wij herinneren u er bovendien aan dat Alfa Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken:100% recycling. Als uw Alfa GTV buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel wordengerecycled, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de AlfaRomeo-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen,als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat.

Veel leesplezier en een goede reis.

Page 3: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

2

Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeftverkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op iedere Alfa Romeo-dealer een beroep kunt doen.

Het boekje “Alfa tot uw dienst”

Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “Alfa tot uw dienst“, waarin alle diensten zijn omschrevenwaar u recht op hebt. In het boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding vande bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje een schema aan voor het registreren van de uitge-voerde onderhoudsbeurten.

Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren. Re-gelmatig onderhoud is een essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische com-ponenten en zorgt ervoor dat uw Alfa Romeo voortdurend optimale prestaties levert bij een laag brandstofver-bruik. Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie te kunnen maken.

Servicegids

Deze bevat de lijst met Alfa Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleemen de naam van Alfa Romeo.

De Alfa Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A“ van Alfa Romeo in het telefoonboek.

Niet alle uitvoeringen, die in dit instructieboekje worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele hier be-schr e ven accessoires worden standaard op de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met beschikbare accessoires.

Page 4: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

3

DE SYMBOLEN IN DIT BOEK

Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boek worden gebruiktom de aandacht te richten op een bepaald onderwerp.

Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgenvan deze instructies kan gevaar opleverenvoor de inzittenden.

Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodathet gebruik van de auto zo min mogelijkschade aan het milieu oplevert.

Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgenvan deze instructies schaadt de conditievan de auto en zal in veel gevallen ookde garantie doen vervallen.

VEILIGHEID VAN DE INZITTENDEN

BESCHERMING VANHET MILIEU

CONDITIE VAN DE AUTO

Page 5: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

SYMBOLEN

Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw AlfaGTV zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht metdaarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaat -regelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het be-treffende onderdeel te maken krijgt.

Hierna volgen kort samengevat de symbolen die vermeld staan op de plaatjes die op uw Alfa GTV zijn aangebracht met daarnaast het onderdeelwaarop het symbool betrekking heeft.

Bovendien zijn de symbolen naar betekenis in groepen onderver-deeld: gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting.

SYMBOLEN DIE GEVAAR AANDUIDEN

AccuOntploffingsgevaar.

VentilateurKan automatisch inschakelen, ook bij stilstaandemotor.

ExpansiereservoirDraai de dop niet los als de koelvloeistof nog heetis.

AccuCorrosieve vloeistof.

BobineHoge spanning.

4

Page 6: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

5

WAARSCHUWINGSSYMBOLEN

StuurbekrachtigingDe vloeistof in het reservoir mag het maximum ni-veau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend devloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel“.

RemcircuitDe vloeistof in het reservoir mag het maximum ni-veau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend devloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel“.

KatalysatorParkeer niet boven brandbare materialen. Raad-pleeg de paragraaf “Bescherming van het milieu“.

Riemen en poeliesBewegende delen; niet dichtbij komen met li-chaamsdelen of kledingstukken.

KrikRaadpleeg het instructieboekje.

Slangen van de airconditioningNiet openen.Gas onder hoge druk.

VERBODSSYMBOLEN

AccuHoud kinderen op afstand.

AccuNiet dichtbij komen met open vuur.

Hitteschilden - riemen - poelies - ventilateurNiet aanraken.

A IR B A G

Airbag passagierszijdePlaats geen kinderzitjes op de passagiersstoel zo-lang de airbag niet buiten werking is gesteld.

Page 7: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

6

VERPLICHTINGSSYMBOLEN

ExpansiereservoirGebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven inde “Vullingstabel“.

AccuBescherm de ogen.

Accu - KrikRaadpleeg het instructieboekje.

RuitenwissersGebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven inde “Vullingstabel“.

MotorGebruik uitsluitend de smeermiddelen die zijn aan-gegeven in de “Vullingstabel“.

Auto rijdt op milieuvriendelijke benzineTank uitsluitend loodvrije benzine met een octaan-getal van ten minste 95 RON.

Page 8: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

7

GEREED VOOR VERTREK

WEGWIJS IN UW AUTO

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO

NOODGEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ACCESSOIRES MONTEREN

ALFABETISCH REGISTER

INHOUD

Page 9: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

8

De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd op de stand van zaken bij het ter

perse gaan van dit instructieboek.

In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt Alfa Romeo zich het recht

voor te allen tijde, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificatie en de uitrusting

door te voeren. Wendt u voor meer informatie tot een Alfa Romeo-dealer.

Page 10: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

9

Op de volgende pagina’s vindt u alle informatiedie u nodig hebt voor een correct gebruik van de auto.

Binnen enkele minuten kunt u zich vertrouwd maken met de be-langrijkste bedieningsorganen, controlelampjes en instrumentenwaarmee uw nieuwe auto is uitgerust.

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk ook de daarop volgendehoofdstukken in dit instructieboek te raadplegen.

DASHBOARD ................................................................................ pag. 10ALFA ROMEO CODE ............................................................................... 12ELEKTRONISCH DIEFSTALALARM ...................................................... 14CENTRALE PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING 16START-/CONTACTSLOT ......................................................................... 16PORTIEREN ............................................................................................... 17ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .......................................................... 18BUITENSPIEGELS .................................................................................. 19STUURWIEL .............................................................................................. 19ZITPLAATSEN ........................................................................................... 20VEILIGHEIDSGORDELS ........................................................................ 21INSTRUMENTENPANEEL........................................................................ 22HENDELS AAN HET STUUR .................................................................. 23WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN ............................................... 23MISTLAMPEN EN MISTACHTERLICHTEN .......................................... 24KLIMAATREGELING ................................................................................ 24BAGAGERUIMTE ..................................................................................... 25MOTORKAP .............................................................................................. 25TANKEN MET DE ALFA ROMEO GTV ................................................. 26

GEREED VOOR VERTREK

Page 11: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

10

fig. 1

DASHBOARD

P4Z

0002

3

Page 12: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

11

1 Uitstroomopeningen voor de zijruiten.

2 Luchtroosters aan de zijkanten.

3 Schakelaarpaneel: koplampverstel-ling, ontgrendeling van tankluikje.

4 Instrumentenpaneel.

5 Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeiers.

6 Schakelaarpaneel: resettoets voordagteller, lichtsterkteregelaar voor in-strumentenpaneelverlichting.

7 Uitstroomopeningen voor de voorruit.

8 Middelste luchtroosters.

9 Klokje.

10 Koelvloeistoftemperatuurmeter.

11 Passagiersairbag (optional op be-paalde uitvoeringen/bepaalde mark-ten).

12 Dashboardkastje/documentenvak.

13 Ontgrendeltoets voor kofferdeksel (indashboardkastje).

14 Bedieningsorganen voor de verwar-ming, ventilatie en airconditioning.

15 Autoradio (optional op bepaalde uit-voeringen/bepaalde markten).

16 Schakelaars voor waarschuwings -knipperlichten, mistlampen en mist -achterlichten.

17 Brandstofmeter.

18 Start-/contactslot.

19 Hendel voor stuurwielverstelling.

20 Bestuurdersairbag en claxonbedie-ning.

21 Hendel voor motorkapontgrendeling.

22 Bedieningshendel buitenverlichting.

23 Deksel van zekeringen- en relaiskast.

Page 13: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

ALFA ROMEO CODE

Voor een nog betere bescherming tegendiefstalpogingen is de auto uitgerust meteen elektronische startblokkering (Alfa Ro-meo CODE). Het systeem schakelt automa-tisch in als de contactsleutel wordt uitge-nomen. In de handgreep van iedere sleu-tel zit een elektronisch component gemon-teerd dat bij het starten van de motor eensignaal ontvangt via een speciale antennedie in het start-/contactslot is ingebouwd.Het signaal wordt omgezet in een geco-deerd signaal en vervolgens aan de rege-leenheid van de Alfa Romeo CODE gezon-den, die, als de code wordt herkend, hetstarten van de motor mogelijk maakt.

DE SLEUTELS

Bij de auto worden drie typen sleutelsgeleverd.

De sleutel (A-fig. 2) met de bordeauxro-de handgreep is de “master“-sleutel,waarvan slechts één exemplaar wordt ge-leverd. De overige sleutels zijn:

– type 1 voor de basisuitvoeringen;– type 2 voor uitvoeringen met centrale

portiervergrendeling of elektronisch dief-stalalarm met afstandsbediening.

Afhankelijk van de uitvoering worden ertwee exemplaren van de rode sleutel (B-fig. 2) geleverd:

– twee exemplaren van type 3 voor debasisuitvoeringen;

– twee exemplaren van type 4 voor uit-voeringen met centrale portiervergrende-ling of elektronisch diefstalalarm met af-standsbediening.

De hoofdsleutel van type 3 dient voor:– het starten– de portiersloten– het kofferdekselslot– het slot van het dashboardkastje– het uitschakelen van de airbag aan

passagierszijde (indien aanwezig).

De hoofdsleutel van type 4 dient voor:– het starten– de portiersloten– het kofferdekselslot– het slot van het dashboardkastje– de afstandsbediening van de centrale

portiervergrendeling (indien van toepas-sing)

12

P4Z

0000

1

fig. 2P

4Z00

002

fig. 3

Page 14: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

13

– het elektronische diefstalalarm (indienvan toepassing)

– het uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde (indien aanwezig).

Van de rode “garage“-sleutel (C-fig. 3)wordt één exemplaar geleverd. Deze sleu-tel past uitsluitend op de portiersloten enin het contactslot en kan bijvoorbeeld wor-den gebruikt wanneer u de auto in bewa-ring geeft. De motor kan worden gestart,maar de bagageruimte en het dashboard-kastje blijven vergrendeld (mits ze meteen hoofdsleutel zijn vergrendeld).

Bij de sleutels wordt een CODE-card (D-fig. 3) geleverd en bij auto’s met elektro-nisch diefstalalarm tevens twee noodsleu-tels (E-fig. 3); zie voor de werking hethoofdstuk “Diefstalalarm“.

BELANGRIJK De codenummers op deCODE-card en de bordeauxrode master-sleutel moeten op een veilige plaats wor-den bewaard. Het verdient aanbevelingom de elektronische CODE op de CODE-card altijd bij u te hebben, omdat deze bijeen eventuele storing voor een noodstartmoet worden gebruikt.

BELANGRIJK Elke sleutel heeft zijn ei-gen code, die in de regeleenheid van hetsysteem moet worden opgeslagen. Wendtu voor het opslaan van nieuwe sleutels(tot een maximum van zeven) tot de AlfaRomeo-dealer.

WERKING

Iedere keer als u de contactsleutel in destand STOP zet, schakelt de Alfa RomeoCODE de functies van de elektronische re-geleenheid van de motor uit. Als u bij hetstarten van de motor de sleutel in standMAR draait, dan stuurt de regeleenheidvan de Alfa Romeo CODE een code naar deregeleenheid van de motor die, als de co-de wordt herkend, de blokkering van defuncties opheft.

Als de blokkering is opgeheven, gaat hetcontrolelampje (A-fig. 4) op het instru-mentenpaneel kort knipperen.

Als de code niet wordt herkend, blijft hetAlfa Romeo CODE-controlelampje (A-fig.4) samen met het EOBD-controlelampje(B-fig. 4) branden.

P4Z

0000

3

fig. 4

Om schade aan de elek-tronische schakelingen inde sleutels te voorkomen,

mogen de sleutels niet aan directezonnestraling worden blootgesteld.

Page 15: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

Volg in dat geval de aanwijzingen op dievermeld staan in de paragraaf “Alfa Ro-meo CODE“ in hoofdstuk 2.

DIEFSTALALARM (indien aanwezig)

Het elektronische diefstalalarm wordt be-diend via een ontvanger in het plafond-lampje (A-fig. 5) en in- en uitgeschakeldvia een in de sleutel (B-fig. 6) ingebouw-de radiogolf-afstandsbediening.

Het diefstalalarm werkt alleen als desleutel uit het contactslot is genomen of instand STOP staat.

INSCHAKELEN

Druk voor inschakeling op knop (C-fig.6) van sleutel (B-fig. 6), richt de sleutelin de richting van de auto en laat de knoplos. Bij de meeste uitvoeringen geeft hetsysteem een akoestisch signaal (“BIEP”),gaan de richtingaanwijzers ongeveer 3 se-conden branden, wordt de portiervergren-deling ingeschakeld en gaat lampje (D-fig. 6) branden. De led (D-fig. 7) linksvan het instrumentenpaneel knippert alshet alarm is ingeschakeld.

BELANGRIJK De startblokkering wordtuitgevoerd door de Alfa Romeo CODE enwordt automatisch ingeschakeld als decontactsleutel uit het start-/contactslotwordt genomen.

14

Als de sleutel circa 2 se-conden op MAR staat enhet CODE-controlelampje

(A-fig. 4) gaat knipperen met inter-vallen van circa 0,6 seconden, danzijn de sleutelcodes niet opgeslagenen wordt de auto niet door de Alfa Ro-meo CODE tegen diefstal beschermd.Wendt u direct tot een Alfa Romeo-dealer om de sleutelcodes te laten op-slaan.

P4Z

0000

4fig. 5

P4Z

0003

5

fig. 6

Page 16: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

15

Bij bepaalde uitvoeringen zal, ook als deknop van de afstandsbediening niet is in-gedrukt, ongeveer 30 seconden nadat decontactsleutel in stand STOP of PARK isgedraaid en een van de portieren of hetkofferdeksel geopend en weer gesloten is,het alarm automatisch worden ingescha-keld.

Als het alarm automatisch wordt inge-schakeld, worden de portieren niet ver-grendeld.

UITSCHAKELEN

Druk voor uitschakeling op de knop vande sleutel en laat de knop los.

De knipperende led op het dashboarddooft.

Bij de meeste uitvoeringen geeft hetalarm twee akoestische signalen (“BIEP“),gaan de richtingaanwijzers ongeveer 2 se-conden knipperen en worden de portierenontgrendeld.

DIEFSTALALARM BUITENWERKING STELLEN

Als de batterijen van de afstandsbedie-ning leeg zijn, of als er een storing is inhet diefstalalarm, kunt u het systeem bui-ten werking stellen met de noodsleutel,die bij de sleutels van de auto is geleverd.

Verwijder het deksel (A-fig. 8), verwijderde rubber kap en steek de noodsleutel inhet slot (B-fig. 9) op de sirene.

De sirene bevindt zich rechts in de mo-torruimte.

BELANGRIJK Bij uitgeschakeld diefsta-lalarm blijft het altijd mogelijk de centraleportiervergrendeling in en uit te schakelenmet de afstandsbediening.

Sleutel in stand ON = systeem inge-schakeld.

Sleutel in stand OFF = systeem buitenwerking;

Bij bepaalde uitvoeringen kan alleen dewerking van de sirene worden uitgescha-keld.

P4Z

0000

6

fig. 7P

4Z00

007

fig. 8

P4Z

0000

8

fig. 9

Page 17: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

CENTRALE PORTIER-VERGRENDELING METAFSTANDSBEDIENING

Het systeem bestaat uit een in de sleutelingebouwde zender (afstandsbediening)(B-fig. 11), en een ontvanger in het pla-fondlampje (A-fig. 10).

Voor het ver-/ontgrendelen van de slotenmoet u de zender op de auto richten en te-gelijkertijd knopje (C-fig.11) indrukken enloslaten.

Bij elke zender wordt een sticker gele-verd, waarop het codenummer van de zen-der staat. Deze sticker moet (bij afleve-ring) in het betreffende vakje op de ach-terzijde van de CODE-card worden geplakt.

START-/CONTACTSLOT

CONTACTSLOT

De sleutel kan in een van de volgendevier standen worden gezet (fig. 12):

– STOP: motor uit, startblokkering enstuurslot ingeschakeld, alle verbruikersmet voeding via het contactslot uitgescha-keld behalve enkele (bijv. ontgrendelingkofferdeksel en tankluikje), sleutel uit-neembaar.

– MAR: contact aan. Startblokkering uit-geschakeld en alle elektrische verbruikerszijn inschakelbaar met uitzondering vanenkele om veiligheidsredenen (bijv. ont-grendeling kofferdeksel en tankluikje).

– AVV: motor starten.

– PARK: motor uit, startblokkering enstuurslot ingeschakeld, parkeerverlichtingautomatisch ingeschakeld, sleutel uit-neembaar.

BELANGRIJK Om de contactsleutel instand PARK te zetten, moet knop (A-fig.13) op het contactslot worden ingedrukt.

16

P4Z

0000

4

fig. 10P

4Z00

005

fig. 11

P4Z

0001

0

fig. 13

P4Z

0000

9

fig. 12

Page 18: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

17

STUURSLOT

Inschakelen:– zet de sleutel in stand STOP of PARK,

trek de sleutel uit het start-/contactslot endraai het stuur totdat het vergrendelt.

Uitschakelen: – draai het stuur iets heen en weer, ter-

wijl u de sleutel in stand MAR draait.

PORTIEREN

Portiersloten ont-/vergrendelen:– Van buitenaf: draai de sleutel in het

slot (A-fig. 14).– Van binnenuit: druk de knop (B-fig.

15) in om te vergrendelen of trek de knopomhoog om te ontgrendelen.

Neem altijd de sleutel uithet contactslot als de autowordt verlaten, om onvoor-

zichtig gebruik van de bedienings-knoppen te voorkomen. Laat kinde-ren nooit alleen achter in de auto.Vergeet niet de handrem aan te trek-ken en schakel de eerste versnellingin bij een helling omhoog of de ach-teruit bij een helling omlaag.

Als het start-/contactslotis geforceerd (bijv. bij eenpoging tot diefstal) moet u,

voordat u weer met de auto gaat rij-den, de werking van het slot latencontroleren bij een Alfa Romeo-dealer.

Verwijder de sleutel nooituit het contactslot als deauto nog in beweging is.

Bij de eerste stuur uitslag blokkeerthet stuur automatisch. Dit geldt in al-le gevallen, ook als de auto gesleeptwordt.

P4Z

0001

1

fig. 14

Page 19: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

Portier openen:– Van buitenaf: druk op knop (A-fig.

14). – Van binnenuit: trek aan hendel (C-fig.

15).

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING

Schakelaars op het bestuurdersportiervoor (fig. 16):

A - Openen/sluiten ruit aan bestuurders -zijde.

B - Openen/sluiten ruit aan passagiers -zijde.

Schakelaar op het passagiersportier voor(fig. 17):

A - Openen/sluiten ruit aan passagiers -zijde.

BELANGRIJK Als u de schakelaars lan-ger dan een seconde ingedrukt houdt, danstart de automatische werking: de ruit aande bestuurderszijde sluit of opent geheel,terwijl de ruit aan de passagiers zijde al-leen opent. De ruitbeweging stopt zodra unogmaals op de schakelaar drukt.

18

P4Z

0001

2

fig. 15

P4Z

0001

3

fig. 16P

4Z00

014

fig. 17

Ongeacht de stand van decontactsleutel en zelfs bijuitgenomen sleutel wordt

de portierruit bij opening van het por-tier automatisch een klein stukje geo-pend; als u het portier sluit, sluit ookautomatisch de ruit weer. Let er opdat passagiers (in het bijzonder kin-deren) zich niet in de buurt van deruiten bevinden tijdens hetopenen/sluiten van de portieren.

Page 20: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

19

BUITENSPIEGELS

Kies één van de twee spiegels met scha-kelaar (A-fig. 18).

Verstel de gekozen spiegel met knop (B-fig. 18).

STUURWIEL

Indien nodig kunnen debuitenspiegels van stand(A) in stand (B) worden ge-

klapt (fig. 19).

Tijdens het rijden moetende spiegels altijd in de uit-geklapte stand (A-fig. 19)

staan.

P4Z

0020

1

fig. 18P

4Z00

016

fig. 19

Verstel het stuur uitslui-tend als de auto stil staat.

P4Z

0026

2

fig. 20

U kunt het stuurwiel verstellen m.b.v. dehendel (fig. 20):

A - Stuurwiel ontgrendeldB - Stuurwiel vergrendeld.

Page 21: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

STOELEN

HANDMATIGE VERSTELLING(fig. 21)

Bediening voor: A - Verstelling in lengterichtingB - Omklappen van rugleuningC - Verstelling van rugleuning.

ELEKTRISCHE VERSTELLING (fig. 22)

Bediening voor:A - Verstelling in lengterichtingB - Verstelling van rugleuningC - Verstelling van zittinghoek voorD - Verstelling van zittinghoek achterE - HoogteverstellingF - Handmatige verstelling van lenden-

steunG - Handmatig omklappen van rugleu-

ningH - Stoelverwarming.

20

P4Z

0020

2

fig. 21P

4Z00

271

fig. 22

De bestuurdersstoel magalleen worden afgesteldals de auto stilstaat.

Page 22: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

21

VEILIGHEIDSGORDELS Maak voor het omleggen de gordel losuit de houder (A-fig. 23) op de midden-stijl.

Stel de hoogte van de gordelgeleider afdoor knop (B-fig. 23) in de drukken en deschuifring (C-fig. 23) omhoog of omlaagin één van de vergrendelde standen te zet-ten.

Pak de gesp (A-fig. 24) en trek de gor-del uit totdat de gesp in de sluiting (B-fig.24) kan worden gestoken.

De gordel is juist bevestigd als de gesphoorbaar blokkeert.

Druk voor het losmaken van de gordel opde knop (C-fig. 24) met het op schrift“PRESS“.

De hierna beschreven af-stellingen moeten voordatu wegrijdt, worden uitge-

voerd. Voer de afstellingen nooit ineen rijdende auto uit.

P4Z

0020

3fig. 23

P4Z

0002

1

fig. 24

Page 23: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

22

P4Z

0002

2

fig. 25

INSTRUMENTENPANEEL

1 Snelheidsmeter 2 Controlelampjes (richtingaanwijzers

(pijlen), verlichting, mistlampen, mist-achterlichten en grootlicht).

3 Toerenteller. 4 Waarschuwingslampjes (laadstroom,

motoroliedruk, Alfa Romeo CODE,

EOBD-systeem). 5 Kilometerteller en dagteller. 6 Waarschuwingslampjes (airbag, uitge-

schakelde passagiersairbag, geopendeportieren en kofferdeksel).

7 Waarschuwingslampjes (ABS, aange-trokken handrem/te laag remvloeistof-

niveau, versleten remblokken voor,veiligheidsgordels).

BELANGRIJK Het meetbereik en de ge-varenzone (rood) van de toerenteller en desnelheidsmeter zijn afhankelijk van demotoruitvoering van de auto.

Page 24: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

23

HENDELS AAN HETSTUUR

LINKER HENDEL (fig. 26)– Stand A = Richtingaanwijzers rechts.– Stand B = Richtingaanwijzers links.– In richting van het stuur getrokken

(stand C) (stand zonder vergrendeling) =Grootlichtsignaal.

– Naar voren gedrukt met ring (E) op2 (stand D) (stand met vergrendeling)= Grootlicht.

– Ring (E) op 0 = Verlichting uit.– Ring (E) op 3 (of bij bepaalde uit-

voeringen/markten op 6 ) =Buitenverlich ting.

– Ring (E) op 2= Dimlicht.

RECHTER HENDEL (fig. 27)– Stand A = Ruitenwissers uit.– Stand B = Wissen met interval met

instelbare frequentie– In stand C = Continu wissen. – In stand D = Snel continu wissen.– Draaien E van de hendel = Instellen

van het wisinterval.– In richting van het stuur getrokken

(stand zonder vergrendeling) = Ruiten-sproeiers ingeschakeld.

BELANGRIJK Als u de ruitensproeiers in-schakelt, schakelen na enige seconden ookautomatisch de ruitenwissers gedurendeenige seconden in.

WAARSCHUWINGS -KNIPPERLICHTEN

Druk voor uit- en inschakeling van dewaarschuwingsknipperlichten op knop (A-fig. 28).

P4Z

0002

4

fig. 26P

4Z00

025

fig. 27

Het gebruik van de waar-schuwingsknipperlichten isafhankelijk van de wetge-

ving van het land waarin u zich be-vindt. Houdt u aan de voorschriften.

P4Z

0002

6

fig. 28

Page 25: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

MISTLAMPEN EN MISTACHTERLICHTEN

Druk voor in-/uitschakeling van de mist-lampen op knop (B-fig. 29).

Druk voor in-/uitschakeling van de mist-achterlichten op knop (C-fig. 29).

KLIMAATREGELING

BEDIENINGSORGANEN VOORUITVOERINGEN MET VERWAR-MING (fig. 30)

A - Draaiknop voor regeling luchttempe-ratuur.

B - Draaiknop regeling aanjagersnel-heid.

C - Draaiknop regeling luchtverdeling.

D - Drukknop voor in-/uitschakelingluchtrecirculatie.

E - Drukknop voor in-/uitschakelen ach-terruit- en spiegelverwarming.

BEDIENINGSORGANEN VOORUITVOERINGEN MET AIRCON-DITIONING (fig. 31)

A - Draaiknop voor regeling luchttempe-ratuur.

B - Draaiknop regeling aanjagersnel-heid.

C - Draaiknop regeling luchtverdeling.

D - Drukknop voor in-/uitschakeling air-cocompressor.

E - Drukknop voor in-/uitschakelingluchtrecirculatie.

F - Drukknop voor in-/uitschakeling ach-terruit- en spiegelverwarming.

24

P4Z

0002

7

fig. 29P

4Z00

242

fig. 30

P4Z

0002

9

fig. 31

Page 26: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

25

BAGAGERUIMTE

Druk voor het van binnenuit ontgrende-len op knop (A-fig. 32) die uitsluitend be-reikbaar is bij geopend dashboardkastje.

BELANGRIJK De ontgrendeling is moge-lijk als de contactsleutel in stand STOPstaat of is uitgenomen.

Draai voor het van buitenaf ontgrendelenhet embleem (A-fig. 33) opzij en draai desleutel (B-fig. 33) rechtsom.

MOTORKAP

Openen:– Trek in het interieur aan hendel (A-

fig. 34).

P4Z

0003

0

fig. 32

P4Z

0003

1

fig. 33

Voer deze handeling al-leen uit als de auto stil-staat.

P4Z

0003

2fig. 34

P4Z

0003

3

fig. 35

– Druk aan de voorzijde op de hendel(B-fig. 35) van de beveiliging en trek demotorkap omhoog.

Page 27: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

TANKEN MET DE ALFA GTV

Druk op toets (A-fig. 36) om het luikjete openen en draai de tankdop los.

De dop kan tijdens het tanken m.b.v.een haakje aan het luikje (A-fig. 37) wor-den gehangen.

Om verlies te voorkomen is de tankdopvia een koord (fig. 37) aan de vulopeningbevestigd.

BELANGRIJK Door de hermetische af-sluiting kan de druk in de tank iets oplo-pen; daarom is het normaal als u tijdenshet losdraaien van de tankdop een gesishoort.

BELANGRIJK Het luikje kan alleen wor-den geopend als de contactsleutel in standSTOP staat of is uitgenomen.

26

P4Z

0027

6fig. 36

P4Z

0027

7

fig. 37

Omdat uw auto is voor-zien van systemen om hetmilieu te beschermen mag

uitsluitend loodvrije benzine met eenoctaangetal van ten minste 95 R.O.N.worden gebruikt. Tank nooit, zelfsniet in noodgevallen, loodhoudendebenzine omdat hierdoor de katalysa-tor onherstelbaar kan beschadigen.Als in de tank loodhoudende benzineterecht is gekomen (ook al is dat zeerweinig), dan MAG DE MOTOR NIETWORDEN GESTART. Probeer de benzi-ne in de tank niet te verdunnen metloodvrije superbenzine, maar maakde tank en het brandstofcircuit geheelleeg.

Een beschadigde katalysa-tor laat schadelijke stoffenin het uitlaatgas achter,

waardoor het milieu wordt vervuild.

Page 28: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

27

Wij raden u aan de volgende pagina’s te lezen terwijl u comforta-bel in uw nieuwe auto zit.

Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen enleert u in enkele minuten de bedieningsorganen en installatieskennen waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.

ALFA ROMEO CODE ............................................................................. pag. ........28ELEKTRONISCH DIEFSTALALARM............................................................... .......32PORTIEREN MET AFSTANDSBEDIENING VER-/ONTGRENDELEN ..... ........37START-/CONTACTSLOT .................................................................................. ........37PORTIEREN ....................................................................................................... .......39ZITPLAATSEN ................................................................................................... .......40STUURWIEL VERSTELLEN ............................................................................. .......42SPIEGELS VERSTELLEN ................................................................................. .......42ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................................................. .......43VEILIGHEIDSGORDELS .................................................................................. .......44

KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................................................. .......48GORDELSPANNERS ........................................................................................ ........51AIRBAG .............................................................................................................. ........52HENDELS AAN HET STUUR .......................................................................... .......56INSTRUMENTEN .............................................................................................. .......59CONTROLE-/WAARSCHUWINGSLAMPJES ............................................... ........61KLIMAATREGELING ........................................................................................ .......66VERWARMING EN VENTILATIE .................................................................... .......68AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH .......................................................... .......73BEDIENINGSKNOPPEN ................................................................................. .......83INTERIEURUITRUSTING ................................................................................ ........87OPENDAK .......................................................................................................... .......89BAGAGERUIMTE .............................................................................................. ........91MOTORKAP ....................................................................................................... .......93KOPLAMPEN .................................................................................................... ........94ABS ................................................................................................95MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)................................................. .......98AUTORADIO ...................................................................................................... ........99TANKEN MET DE ALFA GTV ......................................................................... ......101BESCHERMING VAN HET MILIEU ............................................................... ......102INBOUWVOORBEREIDING TELEPASS ....................................................... ......103

WEGWIJS IN UW AUTO

Page 29: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

28

ALFA ROMEO CODE

Voor een nog betere bescherming tegendiefstalpogingen is de auto uitgerust meteen elektronische startblokkering (AlfaRomeo CODE). Het systeem schakelt au-tomatisch in als de contactsleutel wordtuitgenomen.

In de handgreep van iedere sleutel ziteen elektronisch component gemonteerddat bij het starten van de motor een sig-naal ontvangt via een speciale antennedie in het start-/contactslot is ingebouwd.Het signaal wordt omgezet in een geco-deerd signaal en vervolgens aan de regel -eenheid van de Alfa Romeo CODE gezon-den, die, als de code wordt herkend, hetstarten van de motor mogelijk maakt.

DE SLEUTELS

Bij de auto worden drie typen sleutelsgeleverd.

De bordeaux-rode sleutel (A-fig. 1)waarvan u één exemplaar hebt ontvan-gen, is de “master“-sleutel. Deze dientvoor het opslaan van de code van de an-dere sleutels. Wij raden u aan de sleutelalleen in uitzonderlijke gevallen te gebrui-ken.

De sleutels zijn afhankelijk van het uit-rustingsniveau:

– type 1 voor de basisuitvoeringen; – type 2 voor uitvoeringen met centrale

portiervergrendeling of elektronisch dief-stalalarm met afstandsbediening.

Afhankelijk van de uitvoering worden ertwee exemplaren van de rode sleutel (B-fig. 1) geleverd:

– twee exemplaren van type 3 voor debasisuitvoeringen;

– twee exemplaren van type 4 voor uit-voeringen met centrale portiervergrende-ling of elektronisch diefstalalarm met af-standsbediening.

De hoofdsleutel van type 3 dient voor:– het starten– de portiersloten– het kofferdekselslot– het slot van het dashboardkastje– het uitschakelen van de airbag aan

passagierszijde (indien aanwezig).

P4Z

0000

1

fig. 1P

4Z00

002

fig. 2

Bij verl ies van dehoofdsleutel is het nietmeer mogelijk werk-

zaamheden aan de Alfa RomeoCODE en de regeleenheid van demotor uit te voeren.

Page 30: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

29

De hoofdsleutel van type 4 dient voor:– het starten– de portiersloten– het kofferdekselslot– het slot van het dashboardkastje– het op afstand ver-/ontgrendelen van

de portieren (afhankelijk van de uitvoe-ring)

– het in-/uitschakelen van het diefstal -alarm (indien aanwezig)

– het uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde (indien aanwezig).

Bij de sleutels wordt de CODE-card (D-fig. 2) geleverd. Hierop staan de sleutel-codes (zowel de mechanische als deelektronische code, waarmee in noodge-vallen de motor kan worden gestart) entwee vakjes voor de stickers van de af-standsbedieningen voor het diefstalalarm.

Bij auto’s met diefstalalarm worden ooktwee noodsleutels (E-fig. 2) geleverd;zie voor de werking het hoofdstuk “Dief-stalalarm“.

De CODE-card en de sleutel met bor-deauxrode handgreep moeten op een vei-lige plaats worden opgeborgen.

Wij raden u aan de elektronische codevan de CODE-card altijd bij u te hebben,omdat deze onmisbaar is voor het uitvoe-ren van een noodstart.

WERKING

Iedere keer als u de contactsleutel in destand STOP zet, schakelt de Alfa Ro-meo CODE de functies van de elektroni-sche regeleenheid van de motor uit.

Als u bij het starten van de motor desleutel in stand MAR draait, dan stuurtde regeleenheid van de Alfa Romeo CODEeen code naar de regeleenheid van demotor die, als de code wordt herkend, deblokkering van de functies opheft.

De geheime code wordt door de sleutelverzonden en heeft meer dan 4 miljardcombinaties. De code wordt alleen ver-zonden als de regeleenheid van het sys-teem de code heeft herkend via een inhet start-/contactslot ingebouwde anten-ne.

Om schade aan deelektronische schakelin-gen in de sleutels te

voorkomen, mogen de sleutelsniet aan directe zonnestralingworden blootgesteld.

Van de rode “garage“-sleutel (C-fig.2), wordt één exemplaar geleverd. Dezesleutel past uitsluitend op de portierslotenen in het contactslot en kan bijvoorbeeldworden gebruikt wanneer u de auto inbewaring geeft. De motor kan worden ge-start, maar de bagageruimte en het dash-boardkastje blijven vergrendeld (mits zemet een hoofdsleutel zijn vergrendeld).

Page 31: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

30

Als de code wordt herkend, gaat lampje(A-fig. 3) op het instrumentenpaneelkort knipperen.

Als de code niet wordt herkend, blijfthet CODE-controlelampje (A-fig. 3)branden samen met het EOBD-lampje(B-fig. 3).

In dat geval raden wij u aan de sleutelin stand STOP en vervolgens opnieuw instand MAR te draaien; als de motor ge-blokkeerd blijft, probeer het dan opnieuwmet de andere geleverde sleutel. Als demotor dan nog niet aanslaat, voer danzelf een noodstart uit zoals hierna be-schreven, en wendt u vervolgens tot deAlfa Romeo-dealer.

BELANGRIJK Elke sleutel heeft eeneigen code, die in de regeleenheid vanhet systeem moet worden opgeslagen.Voor het opslaan van de nieuwe sleutels(maximaal zeven), moet u zich tot de Al-fa Romeo-dealer wenden.

Het CODE-controlelampje kan tijdens hetrijden met de contactsleutel in standMAR gaan branden:

1) Als het lampje gaat branden, bete-kent dit dat het systeem zichzelf contro-leert (bijv. als de spanning lager wordt).Zodra de auto stilstaat kan de systeem-test worden uitgevoerd: zet de motor uit,draai de contactsleutel in stand STOP;en vervolgens weer in stand MAR: hetlampje gaat branden en moet na onge-veer 1 seconde doven. Als het controle-lampje blijft branden, dan moet de gehe-le procedure herhaald worden, waarbij decontactsleutel ten minste 30 seconden instand STOP moet blijven. Als het lampjeblijft branden, dan moet u zich tot de AlfaRomeo-dealer wenden.

2) Als het controlelampje knippert, bete-kent dit dat de auto niet beveiligd wordtdoor de startblokkering. Wendt u onmid-dellijk tot een Alfa Romeo-dealer om allesleutels in het geheugen te laten opslaan.

BELANGRIJK Het systeem wordtdoor een zekering beschermd (zie “Zeke-ringen“).

Voor het opslaan vande sleutelcodes is debordeauxrode “mas-

ter“-sleutel onmisbaar. Daarommoet deze sleutel op een veiligeplaats worden bewaard en aande Alfa Romeo-dealer samen metalle overige sleutels die in uwbezit zijn, worden overhandigd,als u een nieuwe sleutel in hetsysteem wilt laten opslaan. Sleu-tels die tijdens de opslagprocedu-re ontbreken, worden gewist omte voorkomen dat verloren of ge-stolen sleutels voor het startenvan de auto kunnen worden ge-bruikt.

P4Z

0000

3

fig. 3

Page 32: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

31

NOODSTART

Als de Alfa Romeo CODE er niet inslaagt de startblokkering op te heffen,kan de Alfa Romeo-dealer een noodstartuitvoeren met de code die op de CODE-card vermeld staat. U kunt ook zelf eennoodstart uitvoeren volgens de hierna be-schreven procedure.

BELANGRIJK Wij raden u aan omeerst de instructies goed te lezen voordatu de motor op deze wijze start.

Als er tijdens deze noodstartprocedureeen vergissing wordt gemaakt, moet decontactsleutel in stand STOP worden ge-draaid en de gehele procedure vanaf hetbegin (punt 1) worden herhaald.

1) Lees de 5-cijferige elektronische codedie op de CODE-card staat vermeld.

2) Draai de contactsleutel in standMAR.

3) Trap het gaspedaal geheel in enhoud het ingetrapt. Het EOBD-controle-lampje U gaat ongeveer acht secondenbranden. Zodra het lampje is gedoofd,moet u het gaspedaal loslaten.

4) Het lampje U begint te knipperen:als het lampje evenveel keer heeft ge-knipperd als het eerste cijfer van de codeop uw CODE-card, moet u het gaspedaalintrappen en ingetrapt houden totdat hetlampje U 4 seconden heeft gebrand.Zodra het lampje is gedoofd, moet u hetgaspedaal loslaten.

5) Het lampje U gaat weer knipperen:als het lampje evenveel keer heeft ge-knipperd als het tweede cijfer van de co-de op uw CODE-card, moet u het gaspe-daal intrappen en ingetrapt houden.

Als de contactsleutel instand MAR staat en naongeveer 2 seconden

het CODE-controlelampje 2 keerper seconde gaat knipperen, danwordt de auto niet afdoendedoor de Alfa Romeo CODE be-schermd tegen eventuele dief-stalpogingen. Wendt u in dit ge-val tot de Alfa Romeo-dealer omde sleutelcodes te laten opslaan.

Bij verkoop van de au-to moet aan de nieuweeigenaar de bordeaux-

rode sleutel (en alle overigesleutels) alsmede de CODE-cardworden overhandigd.

Page 33: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

32

6) Herhaal deze procedure voor de ove-rige cijfers van de code op uw CODE-card.

7) Houd bij het laatste cijfer het gaspe-daal ingetrapt. Het lampje U gaat 4 se-conden branden. Zodra het lampje is ge-doofd, moet u het gaspedaal loslaten.

8) Als het lampjeU ongeveer 4 secon-den snel gaat knipperen, is de procedureop de juiste wijze uitgevoerd.

9) Start de motor door de contactsleutelvan stand MAR in stand AVV te draai-en, zonder de sleutel in stand STOP teplaatsen.

Als het lampje U blijft branden, draaidan de contactsleutel in stand STOP enherhaal de procedure vanaf punt 1).

BELANGRIJKBij elke volgende start-poging van de motor moet deze nood-startprocedure worden herhaald. Wij ra-den u daarom aan om na het uitvoerenvan een noodstart een Alfa Romeo-dealerte raadplegen.

DIEFSTALALARM (indien aanwezig)

BESCHRIJVING

Het elektronische diefstalalarm wordtbediend via een ontvanger in het plafond-lampje voor (A-fig. 4) en in- en uitge-schakeld via een in de sleutel (B-fig. 5)ingebouwde radiogolf-afstandsbediening.Het alarm bewaakt de portieren, de mo-torkap, het kofferdeksel, het start-/con-tactslot en de accukabels. Daarnaast re-gelt het de werking van de centrale por-tiervergrendeling.

BELANGRIJK De startblokkeringwordt uitgevoerd door de Alfa Romeo-CO-DE en schakelt automatisch in als de sleu-tel uit het contactslot wordt verwijderd.

AFSTANDSBEDIENING

De afstandsbediening is ingebouwd inde sleutel (B-fig. 5) en voorzien vaneen toets (C-fig. 5) en een led (D-fig.5); via de toets wordt het commando ge-geven en de led knippert als het signaalnaar de ontvanger in het plafondlampje(A-fig. 4) wordt gezonden.

BELANGRIJK Als u toets (C) indrukten de led (D) knippert slechts één keerkort, dan moet de batterij worden vervan-gen, zoals hierna wordt beschreven.

P4Z

0000

4fig. 4

P4Z

0003

5

fig. 5

Page 34: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

33

Programmeren

Voor het programmeren van eventueleextra afstandsbedieningen, dient u zichtot de Alfa Romeo-dealer te wenden.

Batterijen vervangen

Als u op toets (A-fig. 6) van de af-standsbediening drukt en de led (B-fig.6) knippert 1 keer kort en de led (D-fig. 7) op het dashboard blijft perma-nent branden (na het uitschakelen vanhet alarm), dan moeten de batterijendoor nieuwe van hetzelfde type wordenvervangen: open de kunststof huishelftenbij de inkeping (C-fig. 6), plaats denieuwe batterijen en let daarbij op de po-lariteit, sluit vervolgens de huishelften opelkaar aan en controleer of ze vergrende-len (fig. 6).

Wendt u voor meer informatie tot de Al-fa Romeo-dealer.

ALARM INSCHAKELEN

Richt bij gesloten portieren, kofferdek-sel en motorkap en het contactslot instand STOP of PARK de sleutel met af-standsbediening in de richting van de au-to. Druk op het knopje en laat het knopjelos.

Behalve bij uitvoeringen voor bepaaldelanden geeft het systeem een geluidssig-naal (“BIEP“), knipperen de richtingaan-wijzers circa drie seconden, worden deportieren vergrendeld en gaat de led (D-fig. 7) links op het dashboard brandenom aan te geven dat het alarm is inge-schakeld.

Het inschakelen van het alarm wordtvoorafgegaan door een zelfdiagnosewaarin de led met een afwijkende fre-quentie knippert. Als het systeem een sto-ring vindt, dan klinkt nogmaals eenakoes tisch waarschuwingssignaal.

De led in de auto knippert zolang hetdiefstalalarm ingeschakeld blijft.

P4Z

0003

6

fig. 6

Lege batterijen zijnschadelijk voor het mi-lieu. Ze moeten in een

batterijenbak of chemobox wor-den gedeponeerd. Vermijd bloot-stelling aan open vuur en hogetemperaturen. Houd ze buitenhet bereik van kinderen.

P4Z

0000

6fig. 7

Page 35: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

34

Belangrijk De werking van het dief-stalalarm kan aangepast worden aan deverschillende wettelijke eisen in de diver-se landen. Wendt u uitsluitend tot de AlfaRomeo-dealer om de werking te laten in-stellen, zodat een onjuiste werking vanhet diefstalalarm wordt voorkomen.

Zelfdiagnose en controle vanportieren, kofferdeksel en mo-torkap

Als u na het inschakelen van het alarmeen tweede “BIEP“ hoort, moet u hetsysteem uitschakelen, controleren of deportieren, de motorkap en het kofferdek-sel gesloten zijn en vervolgens het sys-teem weer inschakelen.

Als de portieren, de motorkap en hetkofferdeksel niet goed gesloten zijn, wor-den ze niet door het diefstalalarm gecon-troleerd.

Als bij goed gesloten portieren, motor-kap en kofferdeksel het geluidssignaalwordt herhaald, betekent dit dat door dezelfdiagnose van het systeem een storingis gesignaleerd in de werking van het sys-teem. Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.

UITSCHAKELEN

U schakelt het alarm uit door het knopjevan de afstandsbediening in te drukken.Het systeem voert de volgende handelin-gen uit (met uitzondering van bepaaldelanden):

– twee korte knipperingen van de rich-tingaanwijzers

– de sirene zendt twee korte geluidssig-nalen (biep) uit

– ontgrendeling van de portieren.

BELANGRIJK Bij uitgeschakeld dief-stalalarm blijft het altijd mogelijk de cen-trale portiervergrendeling in en uit teschakelen met de afstandsbediening.

Als na uitschakeling van het systeem deled in de auto blijft branden (maximaal 2minuten of totdat de sleutel in standMAR wordt gezet), moet het volgendeonthouden worden:

– als het lampje constant blijft branden,betekent dit dat de batterijen van de af-standsbediening leeg zijn en vervangenmoeten worden;

– als het lampje blijft knipperen, maarmet andere intervallen dan die bij eennormale signalering, dan is geprobeerdde auto open te breken.

Het aantal keren knipperen geeft de re-den van het alarm aan:

1 x knipperen: portier rechts2 x knipperen: portier links3 x knipperen: –4 x knipperen: –5 x knipperen: –6 x knipperen: motorkap7 x knipperen: kofferdeksel8 x knipperen: losmaken kabels voor

het starten van de auto9 x knipperen: losmaken accukabels of

doorknippen kabels van de sleutelschake-laar

10 keer knipperen: ten minste driealarm oorzaken.

Page 36: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

35

AUTOMATISCHE INSCHAKE-LING VAN HET ALARM(indien aanwezig)

Als het diefstalalarm niet met de af-standsbediening is ingeschakeld, wordthet systeem automatisch ingeschakeld naongeveer 30 seconden nadat de contact-sleutel in stand STOP of PARK is ge-draaid en voor de laatste keer één van deportieren geopend en weer gesloten is.

Als het systeem is ingeschakeld, gaathet lampje in de auto knipperen, knippe-ren de richtingaanwijzers twee keer korten kl inken er twee geluidssignalen(biep).

U schakelt het alarm uit door het knopjevan de afstandsbediening in te drukken.

Het alarm schakelt zichzelf ook automa-tisch in als de portieren met de sleutelworden vergrendeld.

Als het alarm automatisch wordt inge-schakeld, worden de portieren niet ver-grendeld.

WANNEER GAAT HET ALARMAF

Bij ingeschakeld systeem, wordt hetalarm in de volgende gevallen geacti-veerd:

– als één van de portieren, de motor-kap of het kofferdeksel wordt geopend;

– als de accu wordt losgekoppeld of devoedingskabels van het diefstalalarm ofvan de sleutelschakelaar worden losge-maakt;

– bij een startpoging (contactsleutel instand MAR).

Afhankelijk van de uitvoering schakelthet alarm de sirene (gedurende circa 25seconden) en de richtingaanwijzers (ge-durende circa 4,5 minuut) in. De weerga-vemethode en het aantal cyclussen zijnafhankelijk van het land waarop hetalarm is ingesteld.

Toch is een maximum aantal cycli voor-zien voor de akoestische en zichtbare sig-nalen.

Na een alarmsignalering schakelt hetsysteem over naar de normalebewakings functie.

ALARM ONDERBREKEN

Druk op het knopje van de afstandsbe-diening om het alarm te onderbreken ofschakel het alarm uit door het dekseltje(A-fig. 8) te verwijderen en de sleutel-schakelaar op de sirene linksom in destand OFF te draaien, nadat de kunststofdop (B-fig. 9) is verwijderd.

Als u het alarm uitschakelt m.b.v. desleutelschakelaar, dan moet het alarmweer in bedrijf worden gesteld door desleutelschakelaar rechtsom in de standON te draaien. Als u dit niet doet, danbedient het systeem alleen de centraleportiervergrendeling.

P4Z

0000

7

fig. 8

Page 37: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

36

DIEFSTALALARM BUITEN WERKING STELLEN

Om het diefstalalarm volledig buitenwerking te stellen (bijvoorbeeld bij onder-houdswerkzaamheden aan de elektrischeinstallatie of als de accu van de auto ver-vangen moet worden, enz.), moet u hetdekseltje (A-fig. 8) en het rubber dopje(B-fig. 9) verwijderen en de sleutel-schakelaar linksom in de stand OFFdraaien. Om het systeem weer in bedrijfte stellen moet u de schakelaar rechtsomin de stand ON draaien.

De sirene bevindt zich rechts in de mo-torruimte.

BELANGRIJK Bij uitgeschakeld dief-stalalarm kan wel de centrale portierver-grendeling m.b.v. de afstandsbedieningworden bediend.

BELANGRIJK Als de auto langere tijdniet wordt gebruikt (langer dan drie we-ken), is het raadzaam het diefstalalarmbuiten werking te stellen om te voorko-men dat de accu wordt uitgeput.

MINISTERIËLE GOEDKEURING

In overeenstemming met de wetgevingin ieder land ten aanzien van radiozend-apparatuur:

– staan de verschillende typegoedkeu-ringen vermeld op de laatste pagina’s vandit boekje, na het alfabetische register(voor Duitsland, Nederland, Frankrijk enSpanje ook het goedkeuringscertificaat);

– als voor de landen een zendmachti-ging verplicht is, dan is de typegoedkeu-ring op de component vermeld.

(afhankelijk van de uitvoering/land kande code ook zijn aangebracht op de zen-der en/of ontvanger).

P4Z

0000

8

fig. 9

Page 38: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

37

CENTRALE PORTIERVERGRENDE-LING MET AFSTANDS-BEDIENING

Het systeem bestaat uit een in de sleu-tel ingebouwde zender (afstandsbedie-ning) (B-fig. 11) en een ontvanger inhet plafondlampje(A-fig. 10).

Richt de zender naar de auto voor hetver-/ontgrendelen van de sloten en drukkort op de toets (C-fig. 11).

Elke zender is voorzien van een plaatjewaarop het unieke codenummer van debijbehorende zender staat.

Dit plaatje moet (bij aflevering van deauto) in het vakje op de achterzijde vande CODE-card worden geplakt.

START-/CONTACTSLOT

CONTACTSLOT

De sleutel kan in een van de volgendevier standen worden gezet (fig. 12):

– STOP: motor uit, startblokkering enstuurslot ingeschakeld, alle verbruikersmet voeding via het contactslot uitgescha-keld behalve enkele (bijv. ontgrendelingkofferdeksel en tankluikje), sleutel uit-neembaar.

– MAR: contact aan. Startblokkeringuitgeschakeld en alle elektrische verbrui-kers zijn inschakelbaar met uitzonderingvan enkele om veiligheidsredenen (bijv.ontgrendeling kofferdeksel en tankluikje).

P4Z

0000

4

fig. 10P

4Z00

005

fig. 11

P4Z

0000

9

fig. 12

Page 39: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

38

BELANGRIJK Laat het slot niet in de-ze stand staan als de motor is uitgescha-keld.

– AVV: motor starten.– PARK: motor uit, startblokkering en

stuurslot ingeschakeld, parkeerverlichtingautomatisch ingeschakeld, sleutel uit-neembaar.

BELANGRIJK Om de sleutel in standPARK te kunnen draaien, moet u knop(A-fig. 13) bij het contactslot indruk-ken. Als de motor niet aanslaat, danmoet u de sleutel terugdraaien in standSTOP en de procedure herhalen. Hetcontactslot is voorzien van een beveili-ging die voorkomt dat de sleutel in standAVV kan worden gedraaid, als de motordraait.

BELANGRIJK De auto is uitgerustmet een elektronische startblokkering dievia de contactsleutel wordt bediend. Alsde motor niet aanslaat zie dan ook hethoofdstuk “Alfa Romeo CODE“.

STUURSLOT

Inschakelen:– zet de sleutel in stand STOP of

PARK, trek de sleutel uit het start-/con-tactslot en draai het stuur totdat het ver-grendelt.

Uitschakelen: – draai het stuur iets heen en weer, ter-

wijl u de sleutel in stand MAR draait.

P4Z

0001

0

fig. 13

Neem altijd de sleuteluit het contactslot alsde auto wordt verlaten,

om onvoorzichtig gebruik van debedieningsknoppen te voorko-men. Vergeet niet de handremaan te trekken en schakel de eer-ste versnelling in bij een hellingomhoog of de achteruit bij eenhelling omlaag. Laat kinderennooit alleen achter in de auto.

Als het start-/contact-slot is geforceerd (bijv.bij een poging tot dief-

stal) moet u, voordat u weer metde auto gaat rijden, de werkingvan het slot laten controleren bijeen Alfa Romeo-dealer.

Verwijder de sleutelnooit uit het contactslotals de auto nog in be-

weging is. Bij de eerste stuuruit-slag blokkeert het stuur automa-tisch. Dit geldt in alle gevallen,ook als de auto gesleept wordt.

Page 40: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

39

PORTIEREN

VAN BUITENAF OPENEN EN SLUITEN

– Draai de sleutel, druk vervolgens opknop (A-fig. 14) en open het portier.

– Sluit het portier en draai de sleutelrechtsom.

VAN BINNENUIT OPENEN EN SLUITEN

– Trek, om het portier te openen, aanhendel (C-fig. 15) onafhankelijk vande stand van knop (B-fig. 15).

– Druk om te voorkomen dat het por-tier van buitenaf wordt geopend knop(B-fig. 15) omlaag.

BELANGRIJK Als een portier nietgoed gesloten is, dan gaat er een waar-schuwingslampje op het instrumentenpa-neel branden.

CENTRALE PORTIERVERGREN-DELING.

De centrale portiervergrendeling werktop de sloten van beide portieren. Hierbijis het een vereiste dat beide portierengoed gesloten zijn.

Centraal vergrendelen:– van buitenaf: sluit de portieren en

draai de sleutel in één van de voorpor-tiersloten;

– van binnenuit: sluit de portierenen druk één van de knoppen (B-fig.15) op de portieren omlaag voor hetcentraal vergrendelen of omhoog om deportieren te ontgrendelen.

BELANGRIJK

– U kunt de knop niet omlaag drukkenals het portier niet goed gesloten is.– Als de portieren centraal vergrendeldzijn, dan ontgrendelen ze beide als dehendel op de binnenzijde van één van deportieren wordt uitgetrokken.– Bij een onderbreking in de elektrischevoeding (doorgebrande zekering, lege ac-cu enz.), blijft het altijd mogelijk de por-tieren afzonderlijk handmatig zowel vanbuitenaf met de sleutel als van binnenuitte ver- en ontgrendelen.P

4Z00

011

fig. 14P

4Z00

012

fig. 15

Controleer voordat ueen portier opent of udit op een veilige ma-

nier kunt doen.

Page 41: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

40

INSTAPVERLICHTING

De portieren zijn voorzien van een dor-pelverlichting (A-fig. 16) die de grondnaast de auto verlicht.

De verlichting gaat automatisch brandenbij opening van een portier.

ZITPLAATSEN Rugleuning verstellen

Verstel de rugleuning door hendel (C)omhoog te trekken en de rugleuning methet bovenlichaam in de gewenste standte drukken.

Rugleuning omklappen

Trek voor toegang tot het achtercompar-timent de hendel (B) omhoog en kantelde rugleuning naar voren.

P4Z

0003

7

fig. 16

De bestuurdersstoelmag alleen worden af-gesteld als de auto stil-

staat.

HANDMATIGE VERSTELLING(fig. 17)

Verstellen in lengterichting

Trek de beugel (A) omhoog en ver-plaats de stoel naar voren of naar achte-ren. Laat de hendel los en controleer ofde stoel goed geblokkeerd is door hemnaar voren en naar achteren te schuiven.

Als de stoel niet goed geblokkeerd is,kan deze onverwachts verschuiven, waar-door een gevaarlijke situatie kan ont-staan.

Controleer nadat derugleuning is terugge-kanteld of deze goed

vergrendeld is.

P4Z

0020

2

fig. 17

Page 42: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

41

STOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING (fig. 18)(indien aanwezig)

De elektrische stoelverstelling werkt on-der de volgende omstandigheden:

1) contactsleutel in stand MAR;

2) contactsleutel in stand STOP of uit-genomen:

– gedurende circa 3 minuten na ope-ning van een portier

– gedurende 7 seconden na sluiten vanbeide portieren.

De bedieningsknoppen voor verstelmo-gelijkheden zijn:

A - Verstelling in lengterichting

B - Verstelling van zittinghoek voor

C - Verstelling van zittinghoek achter

D - Hoogteverstelling

E - Verstelling van rugleuning

F - Handmatige verstelling van lenden-steun in de rugleuning

G - Handmatig omklappen van rugleu-ning.

STOELVERWARMING (fig. 19)(indien aanwezig)

De elektrisch verstelbare stoelen hebbentevens stoelverwarming.

U kunt de stoelverwarming in- en uit-schakelen met schakelaar (A) aan debuitenzijde van de stoel.

Na inschakeling gaat een controlelamp-je (B) op de schakelaar branden.

HOOFDSTEUN (fig. 20)

De voorstoelen zijn uitgerust met hoofd-steunen.

P4Z

0027

2

fig. 18P

4Z00

038

fig. 19

P4Z

0020

4

fig. 20

Page 43: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

42

STUURWIEL -VERSTELLING

Het stuurwiel is in hoogte- en in lengte-richting verstelbaar.

Trek de hendel (A-fig. 21) naar hetstuur (stand 1), stel het stuurwiel af,druk de hendel naar voren (stand 2) encontroleer of de stuurkolom geblokkeerdis.

SPIEGELS INSTELLEN

ACHTERUITKIJKSPIEGEL

De spiegel is voorzien van een beveili-gingsmechanisme, waardoor de spiegelbij een krachtige botsing losschiet.

Met het hendeltje (A-fig. 22) kunt ude spiegel in twee verschillende standenzetten: normale stand of anti-verblin-dingsstand.

BUITENSPIEGELS

U kunt de spiegel afstellen m.b.v. keu-zeschakelaar (A-fig. 23) en knop (B-fig. 23) op de tunnelconsole.

– Kies met keuzeschakelaar (A-fig.23) de gewenste spiegel (rechts oflinks).

–Plaats knop (B-fig. 23) in één vande vier richtingen, waardoor de hiervoorgekozen spiegel wordt versteld.

De afstelling mag uit-sluitend bij een sti l-staande auto plaatsvin-

den.

P4Z

0001

7

fig. 21P

4Z00

040

fig. 22

P4Z

0020

1

fig. 23

Page 44: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

43

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING

U kunt de zijruiten openen en sluiten doorop een van de toetsen te drukken, als decontactsleutel in stand MAR staat.

BELANGRIJK Als u de schakelaarslanger dan een seconde ingedrukt houdt,dan start de automatische werking: deruit aan de bestuurderszijde sluit of opentgeheel, terwijl de ruit aan de passagiers-zijde alleen opent. De ruitbeweging stoptzodra u nogmaals op de schakelaardrukt.

Als de breedte van despiegels problemen op-levert in een nauwe

doorgang dan kunnen de spiegelsvan stand A in stand (B-fig. 24)worden geklapt.

Tijdens het rijden moe-ten de spiegels altijd inde uitgeklapte stand

(A-fig. 24) staan.

Op bepaalde uitvoerin-gen kunnen spiegelsmet een gebogen spie-

gelglas zijn gemonteerd. De bui-tenspiegels met een bol spiegel-glas (op bepaalde uitvoeringen)kunnen de afstandswaarnemingbeïnvloeden.

De spiegels hebben een elektrische ver-warmingsweerstand die u kunt inschake-len door toets (A-fig. 25) in te druk-ken.

P4Z

0001

6

fig. 24P

4Z00

041

fig. 25

Ongeacht de stand vande contactsleutel enzelfs bij uitgenomen

sleutel wordt de portierruit bij opening van het portier automa-tisch een klein stukje geopend;als u het portier sluit, sluit ookautomatisch de ruit weer. Let erop dat passagiers (in het bijzon-der kinderen) zich niet in debuurt van de ruiten bevinden tij-dens het openen/sluiten van deportieren.

Page 45: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

44

TOETSEN OP BESTUURDERS -PORTIER (fig. 26)

A - Openen/sluiten ruit aan bestuur-derszijde.

B - Openen/sluiten ruit aan passagiers-zijde.

TOETS OP PASSAGIERSPORTIER (fig. 27)

Met toets (A) kan de ruit aan de passa-gierszijde geopend/gesloten worden.

VEILIGHEIDS-GORDELSVEILIGHEIDSGORDELS VOOR EN ACHTER

De auto is voorzien van driepunts-veilig-heidsgordels met rolautomaat, waardoorveel bewegingsvrijheid ontstaat. De veilig-heidsgordels voor zijn voorzien van elek-tronisch geregelde gordelspanners. De on-derste bevestigingspunten zijn direct metde stoel verbonden, zodat de bescher-ming optimaal is in elke stand van destoel.

Houd de toets niet in-gedrukt als de ruit vol-ledig geopend of geslo-

ten is.

Het onzorgvuldig ge-bruik van de elektrischeruitbediening kan ge-

vaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het

sluiten van een ruit altijd of deinzittenden niet verwond kunnenworden door de beweging vande ruit zelf of door in beweginggebrachte voorwerpen. Verwijder altijd de sleutel uit

het contact als u de auto verlaat,om te voorkomen dat een onver-wachtse inschakeling van deelektrische ruitbediening gevaaroplevert voor de achtergeblevenpassagiers.

P4Z

0001

3

fig. 26P

4Z00

014

fig. 27

Voor maximale be-scherming is het raad-zaam om de rugleuning

van de stoel in een zo recht mo-gelijke stand te plaatsen en degordel zo strak mogelijk omborst en bekken te dragen.Draag altijd veiligheidsgordels,zowel voor als achter in de auto.Rijden zonder veiligheidsgordelsvergroot het risico op ernstig let-sel of een dodelijke afloop bijeen ongeval.

Page 46: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

45

Maak voor het omleggen de gordel losuit de houder (A-fig. 29) op de mid-denstijl.

Pak aan de buitenzijde van de stoel degesp (A-fig. 28), trek de gordel uit tot-dat de gesp volledig in de sluiting (B-fig. 28) kan worden gestoken.

De veiligheidsgordel is goed vergrendeldals u tijdens het insteken van de gesp inde sluiting een duidelijke klik hoort. Voorhet losmaken van de gordel moet u optoets (C-fig. 28) drukken.

De rolautomaat blokkeert als u de gor-del snel uittrekt, bij hard remmen of bijbotsingen.

Als de oprolautomaat blokkeert, laatdan de gordel een stukje teruglopen entrek de gordel vervolgens weer geleidelijkuit.

Via de rolautomaat wordt de lengte vande gordel automatisch aangepast aan hetpostuur van de drager, waarbij voldoendebewegingsruimte overblijft.

Als de auto op een steile helling staat,kan de rolautomaat blokkeren; dit is eennormaal verschijnsel.

P4Z

0002

1

fig. 28

Begeleid de gordel tij-dens het teruglopen omte voorkomen dat de

gordelband draait.

HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR

Het bovenste bevestigingspunt van deveiligheidsgordels voor kan in vier ver-schillende standen worden gezet. Hier-door is de gordel in hoogte verstelbaar.

Pas de hoogte van de gordel altijd aanhet postuur van de inzittende aan. Dank-zij deze voorzorgsmaatregel werkt degordel beter en is het risico op verwondin-

P4Z

0020

5

fig. 29

gen tijdens een botsing geringer.

De gordel is goed afgesteld als hij overde schouder halverwege tussen nek enuiteinde van de schouder ligt.

Druk om de hoogte te regelen op knop(B-fig. 29) van het vergrendelmecha-nisme en schuif gelijktijdig beugel(C-fig.29) in de gewenste stand.

Page 47: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

46

GEBRUIK VAN DE VEILIG-HEIDSGORDELS ACHTER

De achterzitplaatsen zijn uitgerust metdriepuntsveiligheidsgordels met een oprol-automaat.

Ga goed rechtop zitten, steun tegen derugleuning en leg dan de gordel om.

ALGEMENE OPMERKINGENOVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS

De bestuurder is verplicht zich te hou-den aan de wettelijke voorschriften metbetrekking tot het verplichte gebruik vande veiligheidsgordels (en de inzittendenerop attent te maken).

Controleer na de af-stelling altijd of de beu-gel in één van de vaste

standen vergrendeld is door bijlosgelaten knop (B-fig. 29) debeugel verder te drukken zodathet mechanisme vergrendelt inéén van de vaste standen, als ditnog niet het geval was.

P4Z

0020

6

fig. 30

Bedenk dat achterpas-sagiers die geen gordeldragen tijdens een ern-

stig ongeval, niet alleen zelf aangevaar worden blootgesteldmaar ook gevaar opleveren voorde inzittenden voor.

P4Z

0020

7

fig. 31

Voor een maximalebescherming moeten degordels achter worden

vastgemaakt, zoals in fig. 30 isaangegeven.

Draag alti jd veil ig-heidsgordels, zowelvoor als achter in de

auto. Rijden zonder veiligheids-gordels vergroot het risico opernstig letsel of een dodelijke af-loop bij een ongeval.

Page 48: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

47

Zwangere vrouwen dienen zich bij hetgebruik van veiligheidsgordels strikt aande geldende wet- en regelgeving te hou-den. Het verdient aanbeveling om alsvoorzorgsmaatregel het onderste deelvan de gordel meer naar beneden om teleggen, zodat de gordel onder de buiklangs loopt (fig. 33).

HOE U DE VEILIGHEIDSGOR-DELS IN OPTIMALE STAATHOUDT

– Zorg dat de gordel goed uitgetrokkenen niet gedraaid is.

– U kunt de gordels met de hand was-sen met warm water en een neutralezeep.Knijp ze uit en laat ze in de scha-duw drogen. Gebruik geen bijtende, ble-kende of kleurende middelen. Vermijd hetgebruik van alle chemische producten diehet weefsel kunnen aantasten.

– Voorkom dat vocht in de oprolauto-maat komt: de werking van de oprolauto-maten is alleen gegarandeerd, als ze nietnat zijn geweest.

De gordelband magniet gedraaid zijn enmoet goed tegen het li-

chaam van de inzittende aanlig-gen. Het diagonale gordelgedeel-te moet via het midden van deschouder schuin over de borstliggen. Het horizontale gordelge-deelte moet over het bekken enniet over de buik liggen, zodatwordt voorkomen dat u tijdenseen botsing onder de gordel uit-schuift.Draag geen voorwerpen(sieraden, gespen, enz.) die eengoed aansluiten van de gordel ophet lichaam van de passagierverhinderen (fig. 31).

P4Z

0020

8

fig. 32

Gebruik de gordel nietvoor een kind dat bijeen volwassene op

schoot zit, waarbij de gordel bei-den zou moeten beschermen (fig.32).

Als de gordel aan eenzware belasting wordtblootgesteld (bijvoor-

beeld tijdens een ongeval), danmoet de gordel samen met deverankeringen, bevestigingspun-ten en de eventueel gemonteerdegordelspanners worden vervan-gen. Ook als de schade nietzichtbaar is, kan de gordel tochverzwakt zijn.

P4Z

0020

9fig. 33

Page 49: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

48

KINDEREN VEILIGVERVOEREN

Voor optimale bescherming bij een on-geval moeten alle inzittenden zittend rei-zen en beschermd worden door goedge-keurde veiligheidssystemen.

Dit geldt met name voor kinderen.Het hoofd van kleine kinderen is in ver-

houding met de rest van het lichaam gro-ter en zwaarder dan dat van volwasse-nen, terwijl spieren en botstructuur nogniet volledig zijn ontwikkeld. Daarommoeten kleine kinderen door andere sys-temen beschermd worden dan door deveiligheidsgordels.

De resultaten van het onderzoek overde optimale bescherming van kleine kin-deren zijn opgenomen in de EuropeseECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-plicht zijn. De systemen zijn onderver-deeld in vier groepen:

Groep 0 gewicht: 0-10 kgGroep 1 gewicht: 9-18 kgGroep 2 gewicht: 15-25 kgGroep 3gewicht: 22-36 kg

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-lapping tussen de groepen; daarom zijnin de handel systemen verkrijgbaar diegeschikt zijn voor verschillende gewichts-groepen.

Alle systemen moeten zijn voorzien vande typegoedkeuring en van een goedvastgehecht plaatje met het controle-merk, dat absoluut niet mag worden ver-wijderd.

Kinderen met een gewicht boven 36 kgof met een lengte van meer dan 1,50 mworden, met betrekking tot de veilig-heidssystemen, gelijkgesteld met volwas-senen en moeten dan ook normaal deveiligheidsgordels omleggen.

In het Alfa Romeo Lineaccessori-pro-gramma zijn kinderzitjes opgenomenvoor elke gewichtsgroep, die speciaal ont-worpen en ontwikkeld zijn voor de AlfaRomeo-modellen.

Monteer absoluut geenkinderzitje op de stoelvan de passagier voor

als deze is uitgerust met een air-bag. Als bij een ongeval de air-bag in werking treedt (opblaast),kan dit ernstig letsel en zelfs dedood tot gevolg hebben, onaf-hankelijk van de zwaarte vanhet ongeluk. Kinderen kunnen opde passagiersstoel voor wordenvervoerd bij auto’s die zijn uitge-rust met een uitschakelbare air-bag aan passagierszijde. In ditgeval moet u er absoluut zekervan zijn dat de airbag is uitge-schakeld (het gele waarschu-wingslampje op het instrumen-tenpaneel moet branden)

Page 50: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

49

GROEP 0Baby’s tot 10 kg moeten achterstevoren

(fig. 34) worden vervoerd in wiegjes,die het achterhoofd steunen en er voorzorgen dat bij abrupte snelheidswisselin-gen de nek niet wordt belast.

Het wiegje moet op zijn plaats wordengehouden door de veiligheidsgordel, zoalsin de afbeelding is aangegeven, en hetkind moet op zijn beurt worden be-schermd door de gordel van het wiegjezelf.

GROEP 1

Kinderen met een gewicht vanaf 9 kgmoeten worden vervoerd in een kinderzit-je met een kussen (fig. 35), dat naarvoren is gekeerd, waarbij de veiligheids-gordel van de auto zowel het kinderzitjeals het kind op zijn plaats moet houden.

De afbeelding geeftuitsluitend richtlijnenvoor de montage. Mon-

teer het wiegje volgens de in-structies die de fabrikant ver-plicht is bij te leveren.

P4Z

0004

5

fig. 34

De afbeeldingen die-nen slechts ter illustra-tie van de montage.

Houdt u bij de montage van hetkinderzitje strikt aan de instruc-ties. De fabrikant is verplicht de-ze instructies bij te leveren.

P4Z

0004

6fig. 35

Er bestaan kinderzitjesdie geschikt zijn voor degewichtsgroepen 0 en

1. Deze kinderzitjes kunnen wor-den bevestigd aan de veiligheids-gordels achter en hebben zelfgordels om het kind te bescher-men. Vanwege het gewicht kanhet gevaarlijk zijn als ze ver-keerd worden gemonteerd (bij-voorbeeld als een kussen tussenhet kinderzitje en de veiligheids-gordels van de auto wordt ge-plaatst). Houdt u voor de monta-ge strikt aan de bijgeleverde in-structies.

Page 51: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

50

GROEP 2

Vanaf 15 kg kunnen kinderen directdoor de veiligheidsgordels van de autoworden beschermd.

Kinderen moeten zo in de kinderzitjesworden geplaatst, dat het diagonale gor-delgedeelte schuin over de borst en nietlangs de nek moet liggen. Het horizonta-le gordelgedeelte moet over het bekkenen niet over de buik van het kind liggen(fig. 36).

GROEP 3

Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een kus-sen vervoerd worden (fig. 37). De borst-omvang is dan van dien aard dat de kinde-ren gewoon tegen de rugleuning kunnensteunen en niet meer in een kinderzitje hoe-ven te worden vervoerd. Kinderen die langerzijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwasse-nen de veiligheidsgordels omleggen.

Hieronder worden de veiligheids -normen voor het vervoeren vankinderen aangegeven.

1)Plaats het kinderzitje bij voorkeur opéén van de zitplaatsen achter omdat de-ze plaatsen bij een ongeval de meestebescherming bieden.

2) Vervoer kinderen nooit op de stoelvan de passagier voor als deze is uitge-rust met een airbag.

3) Als de airbag buiten werking wordtgesteld, bij uitvoeringen waarbij dit moge-lijk is, moet altijd gecontroleerd wordenof het systeem ook daadwerkelijk is uitge-schakeld. Het betreffende gele waarschu-wingslampje op het instrumentenpaneelmoet branden.

4) De afbeeldingen in dit boekje geven uit-sluitend richtlijnen; Houdt u bij de montagevan het kinderzitje strikt aan de instructies.De fabrikant is verplicht deze instructies bij televeren. Bewaar de instructies samen methet instructieboekje in de auto. Monteergeen gebruikte kinderzitjes waarvan de ge-bruiksaanwijzingen ontbreken.

5) Controleer of de gordels goed zijnvastgemaakt door aan de gordelband tetrekken.

6) Ieder veiligheidssysteem is bedoeldvoor slechts één kind: vervoer nooit tweekinderen in één systeem.

7) Controleer altijd of de gordel nietlangs de nek van het kind loopt.

8) Zorg er tijdens de rit voor dat hetkind geen afwijkende houding aanneemtof de gordels losmaakt.

9) Vervoer kinderen nooit in uw armen,ook geen pasgeboren kinderen. Niemand issterk genoeg om ze bij een ongeval vast tehouden.

10) Na een ongeval moet het zitje dooreen nieuw exemplaar worden vervangen.

P4Z

0004

7

fig. 36

De afbeelding geeftuitsluitend richtlijnenvoor de montage. Mon-

teer het wiegje volgens de in-structies die de fabrikant ver-plicht is bij te leveren.

P4Z

0004

8fig. 37

Page 52: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

51

GORDELSPANNERS

Voor een nog effectievere beschermingzijn de veiligheidsgordels voor voorzienvan gordelspanners.

Dit systeem wordt bij een heftige bot-sing door een sensor in werking gestelden trekt de gordel enige centimeters aan.Op deze wijze worden de inzittendenveel beter op hun plaats gehouden enwordt de voorwaartse beweging beperkt.

Het blokkeren van de veiligheidsgordelgeeft aan dat de gordelspanner in wer-king is geweest; er kan een beetje rookontsnappen. Deze rook is niet schadelijken duidt niet op brand.

De gordelspanner behoeft geen enkelonderhoud of smering. Elke veranderingvan de oorspronkelijke staat zal de doel-matigheid verminderen. Als de gordel-spanner door extreme natuurlijke omstan-digheden (overstromingen, zeestormen)met water en modder in contact is ge-weest, dan moet de spanner worden ver-vangen.

Voor een maximale bescherming doorde gordelspanners moet de veiligheidsgor-del zo worden omgelegd dat hij goedaansluit op borst en bekken.

De gordelspannerskunnen slechts één keerwerken en treden ook

in werking als de veiligheidsgor-del niet is omgelegd. Wendt u alsde gordelspanners hebben ge-werkt tot een Alfa Romeo-dealerom de gordelspanners te latenvervangen. De levensduur vanhet systeem is 10 jaar gerekendvanaf de productiedatum die opeen sticker staat vermeld; na de-ze periode moeten de gordel-spanners worden vervangen.

W e r k z a a m h e d e nwaarbij stoten, sterketrillingen of verhitting

(maximaal 100°C gedurende tenhoogste 6 uur) optreden, kunnende gordelspanners beschadigenof activeren: tot die omstandig-heden worden geen trillingen dievoortgebracht worden door eenslecht wegdek of door contactenmet kleine obstakels zoals trot-toirs gerekend. Wendt u tot deAlfa Romeo-dealer als ze hebbengewerkt.

Het is streng verbodende gordelspanners tedemonteren of open te

maken. Onderhoud van de gor-delspanners moet worden uitge-voerd door gekwalificeerd perso-neel. Wendt u altijd tot de AlfaRomeo-dealer.

Page 53: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

52

AIRBAG(voor bepaalde landen/uitvoeringen)

De auto is uitgerust met een airbag voorde bestuurder en kan optioneel op be-paalde uitvoeringen/in bepaalde landenzijn uitgerust met een passagiersairbag(fig. 38).

AIRBAGS VOOR (fig. 39)

Beschrijving en werking

De airbag voor (bestuurder en passa-gier) is een veiligheidsvoorziening die on-middellijk in werking treedt bij een fronta-le botsing.

De airbag bestaat uit een opblaasbaarluchtkussen dat in een daarvoor bestem-de ruimte is geplaatst:

– in het midden van het stuurwiel aanbestuurderszijde;

– een luchtkussen met een groter volu-me boven het dashboardkastje aan pas-sagierszijde.

De airbag voor (bestuurder en passa-gier) is een veiligheidsvoorziening die on-

middellijk in werking treedt bij een mid-delzware frontale botsing.

Bij een ongeval verwerkt een regeleen-heid de gegevens van een vertragingssen-sor en zorgt ervoor, indien nodig, dat hetkussen wordt opgeblazen.

Het kussen blaast onmiddellijk op,waardoor het lichaam van de inzittendenvoor wordt opgevangen en de kans opletsel beperkt wordt. Direct daarna loopthet kussen weer leeg.

Bij een botsing kan een inzit-tende die geen veiligheidsgordelheeft omgelegd in contact komenmet een airbag die nog niet vol-ledig opgeblazen is, waardoor deinzittende minder beschermdwordt. De airbag voor (bestuur-der en passagier) is geen ver-vanging voor de veiligheidsgor-dels, maar een aanvulling. Draagdus altijd veiligheidsgordels. Bo-vendien is het dragen van veilig-heidsgordels wettelijk verplichtin Europa (en in de meeste lan-den daarbuiten).

P4Z

0004

9

fig. 38P

4Z00

050

fig. 39

Page 54: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

53

Bij lichte frontale botsingen (waarbij deveiligheidsgordel de inzittende op zijnplaats houdt), wordt de airbag niet geac-tiveerd.

Bij botsingen tegen snel vervormbare ofbeweegbare objecten (zoals verkeerspa-len, sneeuw- of ijs-ophopingen, gepar-keerde auto’s, enz), bij aanrijdingen vanachteren (zoals een aanrijding door eenandere auto) en bij zijdelingse aanrijdin-gen met andere auto’s of veiligheidsbar-rières (bijvoorbeeld tegen de onderkantvan de auto of de vangrail), wordt de air-bag niet geactiveerd omdat geen enkeleaanvullende bescherming wordt gebodenten opzichte van de veiligheidsgordels.

Als de airbag in deze gevallen niet geac-tiveerd wordt, betekent dit niet dat hetsysteem niet goed functioneert.

AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE (indien aanwezig)

De airbag voor aan passagierszijde isontwikkeld om de bescherming te verbe-teren van een inzittende voor met omge-legde veiligheidsgordel.

Als de airbag volledig opgeblazen is,vult deze het grootste deel van de ruimtetussen het dashboard en de voorpassa-gier.

Airbag voor aan passagierszijdeuitschakelen

Als het absoluut noodzakelijk is eenkind op de passagiersstoel voor te vervoe-ren, kan de airbag voor aan passagierszij-de worden uitgeschakeld.

U schakelt de airbag uit door de contact-sleutel in de daarvoor bestemde sleutel-schakelaar op de rechter zijde van demiddenconsole te steken (fig. 40).ZEER GE-

VAARLIJK Bijauto’s die zijn

uitgerust met een airbag vooraan passagierszijde mag geenkinderzitje op de voorstoel wor-den gemonteerd. Als er geen an-dere mogelijkheid is, moet in ie-der geval de airbag aan passa-gierszijde (indien aanwezig) uit-geschakeld worden als het kin-derzitje op de passagiersstoelvoor wordt geplaatst. Ook alshet niet wettelijk verplicht is, ra-den wij u aan, voor een optimalebescherming van de volwasse-nen, de airbag onmiddellijk weerin te schakelen zodra u geen kin-deren meer vervoert.

Bedien de schakelaaralleen als de motor uitstaat en de contactsleu-

tel is uitgenomen.

P4Z

0005

1

fig. 40

Page 55: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

54

De sleutelschakelaar (fig. 40) heefttwee standen:

1) Airbag voor aan passagierszijde in-geschakeld (stand ON P) het lampje ophet instrumentenpaneel is gedoofd; het isabsoluut verboden kinderen op de passa-giersstoel voor te vervoeren.

2) Airbag voor aan passagierszijde uit-geschakeld: (stand OFF F): het lamp-je op het instrumentenpaneel brandt; hetis mogelijk kinderen op de passagiers-stoel voor te vervoeren, waarbij ze be-schermd moeten worden door passendeuniversele systemen.

Het waarschuwingslampje F op hetdashboard blijft continu branden, totdatde airbag aan passagierszijde opnieuwwordt ingeschakeld. ALGEMENE OPMERKINGEN

Het waarschuwings-lampje voor uitgescha-kelde airbag aan passa-

gierszijde voor F geeft eventu-ele storingen aan in het waar-schuwingslampje van de airbagzelf ¬. In dat geval is de situatieop het instrumentenpaneel alsvolgt:– waarschuwingslampje storingairbag ¬ is gedoofd; – waarschuwingslampje voor

uitgeschakelde airbag aan passa-gierszijde F knippert (langerdan de normale 4 seconden). Zet de motor onmiddellijk uit en

wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.

Als u de contactsleutelin stand MAR draait,gaat het lampje ¬ bran-

den. Na ongeveer 4 secondenmoet het lampje doven. Als hetwaarschuwingslampje niet gaatbranden, constant blijft brandenof tijdens het rijden gaat bran-den, moet u onmiddellijk stoppenen contact opnemen met een AlfaRomeo-dealer.

Als u de contactsleutelin stand MAR draait,gaat het lampje F

(met de schakelaar voor uitscha-keling van airbag voor aan pas-sagierszijde in stand ON) onge-veer 4 seconden branden en ver-volgens 4 seconden knipperen,om aan te geven dat de airbagaan passagierszijde bij een onge-val worden geactiveerd. Hiernamoet het lampje doven.

Rijd altijd met beidehanden op de stuurwiel-rand, zodat bij het in

werking treden van de airbag,het systeem niet wordt gehin-derd door obstakels die ernstigletsel kunnen veroorzaken. Rijdniet met voorover gebogen li-chaam, maar ga goed rechtopzitten en steun tegen de rugleu-ning.

Page 56: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

55

Plaats geen stickers ofandere objecten op hetstuurwiel en/of de air-

bagmodule aan de passagierszij-de. Reis niet met voorwerpen op

schoot en houd vooral geen pijp,potlood, enz in de mond. Bij eenongeval waarbij de airbag inwerking treedt, kan dit ernstigletsel veroorzaken.

De airbags kunnen ookinschakelen als de autostilstaat, de contact-

sleutel in stand MAR staat, demotor draait en de auto wordtaangereden door een andere au-to.Daarom mag zich, ook bij een

stilstaande auto, absoluut geenkind op de zitplaats voor bevin-den. Als bij stilstaande auto enmet uitgenomen contactsleutel deairbags bij een ongeval niet inwerking treden, betekent dit nietdat het systeem niet goedwerkt.Laat bij diefstal of po-

ging tot diefstal, bij be-schadiging of als de au-

to bij een overstroming onderwater is geweest, de airbagdoor een Alfa Romeo-dealer con-troleren.

De airbag is geen ver-vanging voor de veilig-heidsgordels, maar een

aanvulling. De inzittenden wor-den uitsluitend door de veilig-heidsgordels beschermd bij fron-tale botsingen bij lage snelheid,bij zijdelingse aanrijdingen en alsde auto over de kop slaat. Degordels moeten dus altijd gedra-gen worden.

De airbag treedt inwerking als de botsingzwaarder is dan een

botsing waarbij alleen de gordel-spanners worden geactiveerd.Bij aanrijdingen die tussen die

twee drempelwaarden in liggen,treden alleen de gordelspannersin werking.

Page 57: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

56

HENDELS AAN HETSTUUR

De systemen die met de hendels aanhet stuur worden bediend, kunt u alleenbedienen als de contactsleutel in de standMAR staat.

BELANGRIJK Alleen als het contact-slot in stand PARK staat, blijft de buiten-verlichting branden, ongeacht de standvan de draaiknop.

HENDEL LINKS

Met hendel (A-fig. 41) bedient u derichtingaanwijzers en de buitenverlichting.

Als de buitenverlichting wordt ingescha-keld, gaan ook de instrumentenpaneel-verlichting en de symboolverlichting vande bedieningsknoppen op het dashboardbranden.

Buitenverlichting uitgeschakeld

Als het symbool O op de draaiknop te-genover het merkstreepje staat, dan is debuitenverlichting uitgeschakeld (fig.42).

Buitenverlichting

De buitenverlichting wordt ingeschakeldals u de draaiknop van stand O op stand3 (of bij bepaalde uitvoeringen op 6)(fig. 43) draait.

Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-paneel lampje 3 branden.

P4Z

0005

2

fig. 41P

4Z00

053

fig. 42

P4Z

0005

4

fig. 43

Page 58: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

57

Dimlicht

De dimlichten worden ingeschakeld alsu de draaiknop van stand 3 in stand2 (fig. 44) zet.

Grootlicht

Als de draaiknop in stand 2 staat, dankan worden overgeschakeld tussen dim-en grootlicht door de hendel naar hetdashboard te drukken (vergrendeldestand) (fig. 45).

Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-paneel lampje 1 branden.

Als vervolgens de hendel naar het stuur-wiel wordt getrokken, dan dooft hetgrootlicht en wordt het dimlicht weer in-geschakeld.

Grootlichtsignaal

Het grootlichtsignaal kan worden gege-ven door de hendel naar het stuurwiel tetrekken (onvergrendelde stand) ongeachtde stand van de draaiknop (fig. 46).

Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-paneel lampje 1 branden.

BELANGRIJKHet grootlichtsignaalwordt gegeven met het grootlicht. Om be-keuringen te vermijden, dient u zich aande geldende verkeerswetgeving te hou-den.

Richtingaanwijzers

Plaats de hendel in de (vergrendelde)stand (fig. 47):A - de rechter richtingaanwijzers worden

ingeschakeld.B - de linker richtingaanwijzers worden

ingeschakeld.

Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-paneel het controlelampje Ÿ of Δ knip-peren.

Als het stuurwiel weer in de rechtuit-stand komt, dan schakelen de richting-aanwijzers automatisch uit en komt dehendel weer in de middelste stand.

P4Z

0005

5

fig. 44P

4Z00

056

fig. 45

P4Z

0005

7

fig. 46

Page 59: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

58

BELANGRIJK Als u kort richting wiltaangeven, voor het uitvoeren van eenmanoeuvre waarvoor het stuurwielslechts weinig hoeft te worden verdraaid,dan drukt u de hendel iets omhoog ofomlaag (A of B) zonder dat de hendelvergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,gaat deze automatisch terug.

HENDEL RECHTS

Met hendel (A-fig. 48) bedient u deruitenwissers en -sproeiers.

Ruitenwissers

De hendel kan in vier verschillende stan-den worden gezet (fig. 49):

A - Ruitenwisser uitgeschakeld.

B - Wissen met interval met instelbarefrequentie.

C - Langzaam continu wissen.

D - Snel continu wissen.

Hendel (E-fig. 50) draaien = instellenvan het wisinterval.

P4Z

0005

8

fig. 47P

4Z00

059

fig. 48

P4Z

0006

0

fig. 49

P4Z

0006

1

fig. 50

Page 60: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

59

Ruitensproeiers

Als u de hendel naar het stuur trekt (on-vergrendelde stand), schakelt de ruiten-sproeier in (fig. 51).

De ruitensproeier stopt zodra u de hen-del loslaat.

BELANGRIJK Als u de ruitensproeiersinschakelt, schakelen na enige secondenook automatisch de ruitenwissers gedu-rende enige seconden in.

Als u de hendel loslaat, zal de wissernog enkele slagen maken en vervolgensuitschakelen of doorgaan in de gekozenstand van de hendel en draaiknop (A-fig. 51).

INSTRUMENTEN

BELANGRIJK Het meetbereik en degevarenzone (rood) van de toerentelleren de snelheidsmeter zijn afhankelijk vande motoruitvoering van de auto.

SNELHEIDSMETER - KILOMETERTELLER (fig. 52)

A - Snelheidsmeter.

B - Totaal-kilometerteller.

C - Dagteller.

De drukknop (D-fig. 53) voor het opnul zetten van de dagteller is rechts ophet instrumentenpaneel geplaatst.

Druk de knop kort in voor het op nulzetten van de dagteller.

P4Z

0006

2

fig. 51P

4Z00

063

fig. 52

P4Z

0006

4

fig. 53

Page 61: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

60

TOERENTELLER (fig. 54)

Als de wijzernaald in het rode gebiedstaat, dan draait de motor met extreemhoge toerentallen.

Het is raadzaam deze toerentallenslechts kort aan te houden.

De regeleenheid van de elektronische in-spuiting blokkeert tijdelijk de toevoer vanbrandstof als de motor met te hoge toe-rentallen draait, waardoor het motorver-mogen zal afnemen.

BRANDSTOFMETER METWAARSCHUWINGSLAMPJE VOOR BRANDSTOFRESERVE(fig. 55)

A - Brandstofmeter voor de voorraadbrandstof in de tank.

B - Waarschuwingslampje voor brand-stofreserve.

De tank heeft een inhoud inclusief reser-ve van 70 liter.

Het waarschuwingslampje geeft aan datnog ongeveer 9 liter brandstof aanwezigis.

KLOKJE (fig. 56)

Het klokje is een elektronisch kwarts -klokje.

Druk voor het instellen van de tijd opknop (A).

Elke keer als u het knopje indrukt, ver-springt het klokje een minuut.

Als u het betreffende knopje ingedrukthoudt, lopen de cijfers automatisch sneldoor.

BELANGRIJK Als de elektrische voe-ding wordt onderbroken (bijv. door hetloskoppelen van de accu of na het ver-vangen van de zekering) dan stopt hetklokje. Als de voedingsspanning is her-steld, moet het klokje op tijd worden ge-zet.

P4Z

0006

5

fig. 54P

4Z00

066

fig. 55

P4Z

0006

7

fig. 56

Page 62: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

61

KOELVLOEISTOF-TEMPERATUURMETER METWAARSCHUWINGSLAMPJEVOOR TE HOGE KOELVLOEI-STOFTEMPERATUUR (fig. 57)

A - Koelvloeistoftemperatuurmeter.

Onder normale omstandigheden staatde wijzernaald ongeveer in het middenvan de schaal. Als de wijzernaald in debuurt komt van de maximale waarden,moet gas worden teruggenomen.

B - Waarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur.

Als het lampje gaat branden, betekentdit dat de koelvloeistoftemperatuur tehoog is; het is in dat geval raadzaam demotor uit te zetten en contact op te ne-men met de Alfa Romeo-dealer.

BELANGRIJK De wijzernaald kan ookin het rode gebied komen, terwijl u methoge buitentemperaturen langzaam rijdt.

Het is in dat geval raadzaam om de au-to te stoppen en de motor enige minutenuit te zetten. Rijd vervolgens verder, zomogelijk met een hogere snelheid.

CONTROLE- ENWAARSCHUWINGS -LAMPJES

P4Z

0006

8

fig. 57

Het lampje gaat branden als de richting-aanwijzerhendel (pijlen) omlaag wordtgezet of samen met het lampje van derechter richtingaanwijzer, als de drukknopvoor de waarschuwingsknipperlichtenwordt ingedrukt.

Richtingaanwijzer links(knipperend)

Het lampje gaat branden als de buiten-verlichting wordt ingeschakeld.

Buitenverlichting

Ÿ

3

Het lampje gaat branden als de richting-aanwijzerhendel (pijlen) omhoog wordtgezet of samen met het lampje van delinker richtingaanwijzer, als de drukknopvoor de waarschuwingsknipperlichtenwordt ingedrukt.

Richtingaanwijzer rechts(knipperend)Δ

Page 63: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

62

Het lampje gaat branden als de mist-lampen voor worden ingeschakeld.

Mistlampen 5

Het lampje gaat branden als het groot-licht wordt ingeschakeld.

Grootlicht1

Het lampje gaat branden als het mist-achterlicht wordt ingeschakeld.

Mistachterlicht4

Het lampje brandt als de airbag aan depassagierszijde met de contactsleutel bui-ten werking is gesteld.

Uitgeschakelde passagiers -airbag (optioneel op bepaaldeuitvoeringen)

F

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, dan knippert het lampje een keeren daarna dooft het. Als de contactsleutelin stand MAR staat en het lampje blijftbranden, dan duidt dit op een storing: zie“Alfa Romeo CODE“.

Als de lampjes U en ¢tegelijk bran-den, dan is er een storing in de Alfa Ro-meo CODE.

Alfa Romeo CODE ¢

Het lampje gaat branden bij een storingin het ABS-systeem. Het conventioneleremsysteem blijft werken zonder antiblok-keersysteem. Neem zo spoedig mogelijkcontact op met de Alfa Romeo-dealer.

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Hetmoet na ongeveer 4 seconden doven.

Defect in antiblokkeersys-teem (ABS) >

De auto is uitgerustmet een elektronischer e m d r u k v e r d e l i n g

(EBD). Als de lampjes > en xgelijktijdig branden bij een draai-ende motor, dan kunnen bij hardremmen de achterwielen vroeg-tijdig blokkeren waardoor de au-to kan gaan slippen. Rijd directzeer voorzichtig naar de dichtst-bijzijnde Alfa Romeo-dealer omhet systeem te laten controleren.

De lampjes gaan branden wanneer deaangegeven portieren, de motorkap ofhet kofferdeksel niet goed zijn gesloten.

Geopende portieren, mo-torkap, kofferdeksel

Page 64: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

63

BELANGRIJK Omdat de auto is uitge-rust met een slijtage-indicator voor deremblokken voor moet u, als de remblok-ken worden vervangen, ook de remblok-ken achter laten controleren.

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Hetmoet na ongeveer 4 seconden doven.

Als bij een draaiende motor het lampjegaat branden, dan is er een storing in eenairbag of de gordelspanners

Storing in airbag/gordel-spanners¬

Als het lampje ¬ nietgaat branden, bli jftbranden of gaat bran-

den tijdens het rijden, zet danonmiddellijk de motor uit enwendt u tot de Alfa Romeo-dealer.

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, dan gaat het lampje enige secon-den branden om u er aan te herinnerendat de veiligheidsgordels moeten wordenomgelegd.

Veiligheidsgordels<

Het lampje gaat branden als u het rem-pedaal intrapt en de remblokken voor zijnversleten.

Versleten remblokkenvoord

Als het lampje d tij-dens het ri jden gaatbranden, terwijl het

rempedaal niet is ingetrapt,wendt u dan zo snel mogelijk totde Alfa Romeo-dealer. Als hetlampje gaat branden bij ingetraptrempedaal, laat dan zo snel mo-gelijk de remblokken voor ver-vangen.

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Hetmoet na enige seconden doven.

Het lampje brandt: – als de handrem is aangetrokken;– als het vloeistofniveau voor het rem-

systeem/koppelingbediening in het reser-voir te laag is als gevolg van een lekkagein het hydraulische circuit;

– gelijktijdig met lampje > bij een sto-ring in de elektronische remdrukverdeling(EBD).

Aangetrokken handrem en/of te laag remvloei-stofniveau x

Als het lampje x tij-dens het ri jden gaatbranden, controleer dan

of de handrem niet is aangetrok-ken. Als het lampje blijft brandenterwijl de handrem is losgezet,wendt u dan direct tot de AlfaRomeo-dealer.

Page 65: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

64

“EOBD-systeem“ in dit hoofdstuk).

Als het lampje knippert, moet het gas-pedaal worden losgelaten zodat de motormet lage toerentallen draait en het lamp-je niet meer knippert; u kunt met matigesnelheid doorrijden waarbij rij-omstandig-heden moeten worden vermeden die kun-nen leiden tot het opnieuw gaan knippe-ren van het lampje. U dient zo snel mo-gelijk contact op te nemen met de AlfaRomeo-dealer.

Als u onder normale omstandigheden decontactsleutel in stand MAR draait, gaathet lampje branden. Na het starten vande motor moet het lampje doven. Hetlampje gaat eerst branden om de juistewerking ervan aan te geven.

Als het lampje blijft branden of tijdenshet rijden gaat branden:

1) constant branden: duidt op eendefect in het inspuit-/ontstekingssys-teem. Dit kan tot gevolg hebben datschadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,de prestaties verminderen, de auto slech-ter gaat rijden en het brandstofverbruiktoeneemt.

U kunt onder deze omstandigheden door-rijden zonder te veel van de motor te eisenof met hoge snelheid te rijden. Als langmet een brandend waarschuwingslampjewordt doorgereden, kunnen beschadigin-gen ontstaan. Wendt u zo snel mogelijktot de Alfa Romeo-dealer. Het lampje dooftals de storing verdwijnt. De storing wordtdoor het systeem in het geheugen opgesla-gen.

2) Knipperend: mogelijke beschadi-ging van de katalysator (zie de paragraaf

Storing in motormanage-mentsysteem (EOBD)U

Als u de contactsleutelin stand MAR draait enhet lampje U gaat niet

branden of het gaat branden ofknipperen tijdens het rijden, dandient u zo snel mogelijk contactop te nemen met de Alfa Romeo-dealer.

Als u de contactsleutel in stand MARzet, dan gaat het lampje op het instru-mentenpaneel branden. Het moet dovendirect nadat de motor is gestart (als demotor draait met stationair toerental, dankan dit iets langer duren).

Als het lampje blijft branden, dan moetu zich onmiddellijk tot de Alfa Romeo-dealer wenden.

Te lage laadstroomw

Page 66: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

65

Het lampje is ingebouwd in de brand-stofmeter.

Het gaat branden als er nog circa 9 literbrandstof in de tank resteert.

BrandstofreserveçK

Het lampje is ingebouwd in de koel-vloeistoftemperatuurmeter.

Als het lampje gaat branden, betekentdit dat de koelvloeistoftemperatuur tehoog is; het is in dat geval raadzaam demotor uit te zetten en contact op te ne-men met de Alfa Romeo-dealer.

Te hoge koelvloeistoftem-peratuur

çu

Het lampje links op het instrumentenpa-neel knippert als het diefstalalarm is inge-schakeld.

Ingeschakeld diefstalalarm(optioneel op bepaalde uitvoeringen)

ç

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Hetmoet doven zodra de motor is aangesla-gen.

Een kleine vertraging in het doven vanhet lampje is toegestaan bij stationairdraaiende motor.

Als de motor zwaar belast is geweest,dan mag het lampje flauw knipperen bijstationair toerental, als het maar directdooft zodra er iets gas wordt gegeven.

Te lage motoroliedrukv

Als het lampje vtijdens het rijden gaatbranden, zet dan on-

middellijk de motor uit en wendtu tot de Alfa Romeo-dealer.

Page 67: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

66

fig. 58

KLIMAATREGELING

P4Z

0021

0

Page 68: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

67

LUCHTROOSTERS (fig. 58)

A - Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien van voorruit.

B - Verstelbare uitstroomopeningen aanzijkant.

C - Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien van zijruiten voor.

D - Verstelbare luchtroosters in het mid-den.

E - Luchtroosters in beenruimte.

LUCHTROOSTERS IN HET MID-DEN EN AAN ZIJKANTEN VER-STELLEN

Druk voor het openen van de luchtroos-ters (A-fig. 59) op de lamel bij punt(B-fig. 60).

De luchtstroom kan in de gewenste rich-ting worden versteld door de lamellenvan de luchtroosters (fig. 60) te draai-en.

P4Z

0007

0fig. 59

P4Z

0007

1

fig. 60

Page 69: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

VERWARMING EN VENTILATIE

BEDIENINGSORGANEN

D - Drukknop voor in-/uitschakelingluchtrecirculatie.

A - Draaiknop voor regeling luchttempera-tuur. B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid. C - Draaiknop regeling luchtverdeling.

E - Drukknop voor in-/uitschakelen ach-terruit- en spiegelverwarming.

68

P4Z

0026

3

fig. 61

A B C

D E

Page 70: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

69

DRAAIKNOP VOOR REGELINGLUCHTTEMPERATUUR

Draai knop (A-fig.61) rechts- of links-om om de temperatuur van de lucht naarhet interieur resp. te verhogen of verla-gen.

DRAAIKNOP VOOR REGELINGAANJAGERSNELHEID

Met knop (B-fig.61) kan een van deaanjagersnelheden worden gekozen,waardoor de hoeveelheid lucht naar hetinterieur kan worden ingesteld:

– In stand 0 wordt er uitsluitend luchtdoor de rijwind (bij een rijdende auto) inhet interieur gevoerd.

– In de standen 1 t/m 5 worden ach-tereenvolgens de vier snelheden van deaanjager ingeschakeld; als u met lagesnelheid rijdt, is het raadzaam de aanja-ger in te schakelen voor een betere venti-latie.

DRAAIKNOP VOOR LUCHTVER-DELING

Door de draaiknop (C-fig.61) met hetmerkteken tegenover de symbolen te zet-ten, kunnen de volgende standen wordengekozen:

¥ Luchtstroom naar de bovenste uit-stroomopeningen, de uitstroomopeningenin het midden en aan de zijkant. Deluchtstroom kan worden geregeld met debedieningsorganen van de luchtroosters.

μ Luchtstroom verdeeld over de hier-voor beschreven luchtroosters en de uit-stroomopeningen in de beenruimten.

w Luchtstroom naar de beenruimten.

≤ Luchtstroom verdeeld over voor-ruit/zijruiten voor en de beenruimten.

- Luchtstroom naar de voorruit en zij-ruiten voor ontwasemen/ontdooien.

Z Automatische keuze van de luchtver-deling voor een snelle ontwaseming enontdooiing van de voorruit en zijruiten, in-schakeling van de achterruitverwarmingen de spiegelverwarming (zie de para-graaf “Snel ontwasemen en/of ontdooi-en van de voorruit, de zijruiten en de ach-terruit“).

DRUKKNOP VOOR IN-/UITSCHAKELEN RECIRCULATIE-FUNCTIE

Als u knop v (D-fig. 61) indrukt,wordt de recirculatie ingeschakeld engaat het betreffende lampje branden.

Bij ingeschakelde recirculatie komt ergeen buitenlucht meer in het interieur enwordt voor bijvoorbeeld een snelle ver-warming, de lucht in het interieur directbehandeld mits de aanjager in een standtussen 1 en 5 staat.

Druk de knop nogmaals in om de recir-culatiefunctie uit te schakelen.

Page 71: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

BELANGRIJK Het verdient aanbeve-ling om de recirculatiefunctie in te schake-len in de file of in tunnels. Hiermee wordtvoorkomen dat vervuilde lucht het interi-eur bereikt. Het is raadzaam het systeemniet lang achter elkaar te gebruiken, voor-al niet als u met meerdere personen in deauto zit.

BELANGRIJK Met de recirculatiefunc-tie kan de lucht sneller verwarmd wordenals de behandelde lucht een hogere tem-peratuur heeft dan de buitenlucht. Het isechter niet raadzaam deze functie in teschakelen op regenachtige of koude da-gen, omdat dan de ruiten aan de binnen-zijde aanzienlijk sneller beslaan.

DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-SCHAKELEN ACHTERRUIT- ENSPIEGELVERWARMING.

Als u knop ( (E-fig. 62) indrukt,worden de achterruitverwarming en despiegelverwarming ingeschakeld; tegelij-kertijd gaat het lampje op de schakelaarbranden. De functie is voorzien van eentijdschakeling, waardoor de functie naenige minuten automatisch wordt uitge-schakeld. U kunt de verwarming eerderuitschakelen, door nogmaals op de knopte drukken.

BELANGRIJK Plak geen stickers ofandere plaatjes op de elektrische weer-standsdraden aan de binnenzijde van deachterruit, om beschadiging van de ach-terruitverwarming te voorkomen.

VERWARMING

Ga voor het instellen van de gewenstetemperatuur als volgt te werk:

– draai knop (A-fig.62) voor detemperatuurregeling in het RODE gebied.

– draai knop (B-fig.62) voor deluchtopbrengst in de gewenste stand.

– draai knop (C-fig.62) voor deluchtverdeling in stand:

μ Luchtstroom naar de luchtroosters inhet midden en aan de zijkant en naar deuitstroomopeningen in de beenruimten(bij een koele of koude buitentempera-tuur).

w Voor verwarming van de beenruim-ten (bij een zeer koude buitentempera-tuur).

≤ Luchtstroomverdeling tussen voorruiten zijruiten en beenruimten in interieur(om te voorkomen dat de voorruit en dezijruiten beslaan).

70

Let er bij het schoon-maken van de binnenzij-de van de achterruit op

dat de elektrische weerstands-draden niet beschadigd worden.

Page 72: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

71

Ga voor een maximale verwar-ming als volgt te werk:

bij koude motord.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur

lager is dan 70°C (wijzer van de koel-vloeistoftemperatuurmeter staat links vanhet midden van de schaal van 50 tot90°C):

– draai knop (A-fig. 62) rechtsom inde uiterste stand (RODE gebied);

– zet draaiknop (B-fig. 62) op deeerste of tweede snelheid van de aanja-ger (merkteken op de knop op 1 of 2);

bij warme motord.w.z. als de koelvloeistoftemperatuur

hoger is dan 70°C (wijzer van de koel-vloeistoftemperatuurmeter staat rechtsvan het midden van de schaal van 50 tot90°C):

– draai knop (A-fig. 62) rechtsom inde uiterste stand (RODE gebied);

– zet draaiknop (B-fig. 62) op demaximale aanjagersnelheid (merktekenop de knop op 5).

ONTWASEMING EN/OF ONTDOOIING VAN DEVOORRUIT EN ZIJRUITENVOOR

– Schakel de recirculatie uit (lampje opknop (D-fig.62) gedoofd), als dezewas ingeschakeld.

– Draai knop (A-fig.62) voor rege-ling van de temperatuur rechtsom in deuiterste stand (RODE gebied).

– Draai knop (B-fig. 62), voor rege-ling van de luchtopbrengst op de maxi-mum snelheid van de aanjager.

– Draai knop (C-fig. 62), voor deluchtverdeling op het symbool -.

Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooidzijn, kan een stand gekozen wordenwaarbij het zicht en het comfort optimaalblijven.

BELANGRIJKOntdooien vindt hetsnelst plaats bij een warme motor.

Als het buiten extreem vochtig is en/ofbij regen en/of bij grote verschillen in in-terieur- en buitentemperatuur, raden wij ude volgende procedure aan om het be-slaan van de ruiten te voorkomen:

– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lamp-je op knop (D-fig. 62) gedoofd;

– draaiknop voor de temperatuurrege-ling (A-fig. 62) in het rode gebied;

– aanjager ten minste in stand 3;

– draaiknop voor de luchtverdeling (C-fig. 62) op symbool - met de moge-lijkheid stand ≤ in te schakelen als deruiten dreigen te beslaan.

P4Z

0024

2

fig. 62

Page 73: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

Druk om de achterruit en de buitenspie-gels te ontdooien of te ontwasemen opknop ( (E-fig. 62).

SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-MEN VAN DE VOORRUIT, DE ZIJRUITEN VOOR EN DE ACHTERRUIT

Door inschakeling van functie Z werkthet systeem als volgt voor een snelle ont-waseming/ontdooiing van de voorruit, dezijruiten voor en de achterruit:

– maximale luchtopbrengst en hoogstetemperatuur;

– luchtrecirculatie uitgeschakeld (lamp-je v (D-fig. 62) gedoofd) waarbijlucht van buiten binnenstroomt;

– luchtverdeling naar de voorruit en zij-ruiten voor;

– achterruitverwarming ingeschakeld(lampje ( (E-fig. 62) brandt);

– spiegelverwarming ingeschakeld.

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kanmet de draaiknop voor de luchtverdelingeen stand gekozen worden waarbij hetzicht optimaal blijft.

BELANGRIJK De werking van functieZ is maximaal bij warme motor. Bij een“koude“ auto (lage buiten- en interieur-temperatuur en koude motor), wordt deluchtopbrengst beperkt tot 35% van demaximum capaciteit om te voorkomendat er een grote hoeveelheid koude luchtin het interieur wordt gevoerd.

VENTILATIE

– draai knop (A-fig.62) voor detemperatuurregeling in het BLAUWE ge-bied

– draai knop (B-fig.62) voor deluchtopbrengst in de gewenste stand.

– zet knop (C-fig. 62) voor luchtver-deling op symbool ¥.

Op kille dagen kan het nuttig zijn het in-terieur iets te verwarmen.

Draai hiervoor knop (A-fig. 62) ietsrechtsom (begin RODE gebied) en draaiknop (C-fig. 62) op het symbool μ.

72

Page 74: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

73

AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING (optional op bepaalde uitvoeringen)

BEDIENINGSORGANEN

D - Drukknop in-/uitschakelen aircocom-pressor. E - Drukknop voor in-/uitschakeling lucht-recirculatie.

A -Draaiknop voor regeling luchttempera-tuur. B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid. C - Draaiknop luchtverdeling.

F - Drukknop voor in-/uitschakeling ach-terruit- en spiegelverwarming.

P4Z

0002

8

fig. 63

Page 75: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

Met de airconditioning kan de gewenstetemperatuur in het interieur constant wor-den gehouden.

Ga hiervoor als volgt te werk:– stel de gewenste temperatuur in

m.b.v. draaiknop (A-fig. 64);– zet draaiknop (B-fig. 64) op stand

AUTO.

BELANGRIJK De compressor kan metde hand of automatisch worden in- en uit-geschakeld. Zie voor het omschakelentussen beide mogelijkheden de paragraaf“Compressorwerking van handmatig opautomatisch overschakelen”.

DRAAIKNOP VOOR REGELINGLUCHTTEMPERATUUR

Draai knop (A-fig.64) rechts- of links-om om de temperatuur van de lucht naarhet interieur resp. te verhogen of verla-gen.

Als draaiknop (B) in stand AUTO staaten draaiknop (A) in een uiterste standwordt gedraaid (linksom/rechtsom), wor-den resp. de functies voor maximale koe-ling en maximale verwarming ingescha-keld zoals beschreven op de volgende pa-gina’s.

DRAAIKNOP VOOR REGELINGAANJAGERSNELHEID

Door draaiknop (B-fig. 64) te draaienis het mogelijk:

– stand AUTO te kiezen voor een opti-male werking van het systeem zodat zosnel mogelijk de gewenste temperatuurwordt bereikt;

– één van de vier aanjagersnelheden tekiezen om de beschikbare luchthoeveel-heid te regelen en zo de gewenste tem-peratuur te handhaven.

in stand “0” de aanjager volledig uit teschakelen: in dit geval wordt er uitslui-tend lucht in het interieur gevoerd als deauto rijdt, mits de luchtrecirculatie is uit-geschakeld (lampje op toets v (E-fig. 64) gedoofd).

74

Het systeem gebruiktkoelmiddel R134a, datvoldoet aan de gelden-

de wetgeving en dat bij lekkageniet schadelijk is voor het milieu.Gebruik nooit een ander koelmid-del, omdat andere middelen on-geschikt zijn voor de componen-ten van het systeem.

Page 76: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

75

DRAAIKNOP VOOR LUCHTVERDELING

Door de draaiknop (C-fig.64) met hetmerkteken tegenover de symbolen te zet-ten, kunnen de volgende standen wordengekozen:

¥ Luchtstroom naar de bovenste uit-stroomopeningen, de uitstroomopeningenin het midden en aan de zijkant. Deluchtstroom kan worden geregeld met debedieningsorganen van de luchtroosters

μ Luchtstroom verdeeld over de hier-voor beschreven luchtroosters en de uit-stroomopeningen in de beenruimten.

w Luchtstroom naar de beenruimten.

≤ Luchtstroom verdeeld over voor-ruit/zijruiten voor en de beenruimten

- Luchtstroom naar de voorruit en zij-ruiten voor ontwasemen/ontdooien.

Z Automatische keuze van de luchtver-deling voor een snelle ontwaseming enontdooiing van de voorruit en zijruiten, in-schakeling van de achterruitverwarmingen de spiegelverwarming (zie de para-graaf “Snel ontwasemen en/of ontdooi-en van de voorruit, de zijruiten, de achter-ruit en de buitenspiegels“).

DRUKKNOP VOOR IN-/UITSCHAKELEN AIRCONDITIONING

Als u op knop √ (D-fig. 64) drukt,schakelt de aircocompressor in en gaat deaanjager op de eerste snelheid werken;ook als de draaiknop (B-fig. 64) voorde luchtopbrengst in stand 0 staat.

Als het systeem is ingeschakeld, brandthet betreffende lampje.

De compressor werkt alleen bij eendraaiende motor.

P4Z

0002

9

fig. 64

Page 77: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

AUTOMATISCHE OF HANDMATIGE BEDIENING VANDE COMPRESSOR

De in-/uitschakeling van de compressorkan automatisch of handmatig plaatsvin-den.

De omschakelprocedure is als volgt.

Uitgangsomstandigheden:– contactsleutel in stand STOP;– draaiknop (A-fig. 65) rechtsom in

de uiterste stand (maximale verwar-ming);

– draaiknop (B-fig. 65) op 0;– draaiknop (C-fig. 65) op ¥.

Automatische werking inschakelen:– draai de contactsleutel in stand MAR

(zonder de motor te starten);– zet knop (B-fig. 65) achtereenvol-

gens in stand AUTO-0-AUTO-0;

– draai de contactsleutel in standSTOP.

Als u de procedure herhaalt, wordt weerde handmatige werking ingeschakeld,waardoor de compressor alleen wordt in-geschakeld als u dat wilt, behalve in degevallen v en Z die staan aangege-ven in de tabel FUNCTIES VAN DE AUTO-MATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING.

BELANGRIJK Als na het starten vande motor het controlelampje ingeschakel-de compressor (knop D-fig. 65) onge-veer 15 seconden gaat knipperen, is ereen storing in de airconditioning. Wendt utot de Alfa Romeo-dealer.

DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-SCHAKELEN RECIRCULATIE-FUNCTIE

Als u knop v (E-fig. 65) indrukt,wordt de recirculatie ingeschakeld engaat het betreffende lampje branden.

Hierdoor komt geen buitenlucht meer inhet interieur en wordt de lucht in het inte-rieur direct behandeld , mits de aanjagerin een stand tussen AUTO en 4 staat ofwanneer de airconditioning is ingescha-keld; lampje op knop (D-fig. 65)brandt.

Druk de knop nogmaals in om de recir-culatiefunctie uit te schakelen.

Als de recirculatie wordt ingeschakeld,wordt automatisch ook de compressor in-geschakeld en gaat het betreffende lamp-je branden, om het beslaan van de ruitente voorkomen. U kunt de compressor uit-schakelen met drukknop √ (D-fig.65).

76

P4Z

0002

9fig. 65

Page 78: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

77

BELANGRIJK Met de recirculatiefunc-tie kunnen, afhankelijk van de werkingvan het systeem “Verwarming“ of “Koe-ling“, de gewenste omstandigheden snel-ler bereikt worden. Het is echter nietraadzaam deze functie handmatig in teschakelen op regenachtige of koude da-gen, omdat dan de ruiten aan de binnen-zijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan,vooral als de airconditioning niet is inge-schakeld.

BELANGRIJK Het verdient aanbeve-ling om de recirculatiefunctie in te schake-len in de file of in tunnels. Hiermee wordtvoorkomen dat vervuilde lucht het interi-eur bereikt. Het is raadzaam het systeemniet lang achter elkaar te gebruiken, voor-al niet als u met meerdere personen in deauto zit.

BELANGRIJK Als de motor wordt uit-gezet, onthoudt het systeem of de com-pressor en de recirculatiefunctie zijn inge-schakeld; deze situatie wordt aangegevendoor het branden van de lampjes naastde drukknoppen (D-fig. 65) en (E-fig. 65). Als de motor wordt gestart,dan worden de beide functies ingescha-keld, als ze daarvoor ook ingeschakeldwaren.

DRUKKNOP VOOR IN-/UIT-SCHAKELEN ACHTERRUIT- ENSPIEGELVERWARMING.

Als u knop ( (F-fig. 65) indrukt,dan worden de achterruit- en de spiegel-verwarming ingeschakeld en gaat het bij-behorende lampje branden.

De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na enige mi-nuten automatisch wordt uitgeschakeld.

U kunt de verwarming eerder uitschake-len door nogmaals de knop in te druk-ken.

TEMPERATUURSENSOREN

De sensor voor de interieurtemperatuur(G-fig. 66) bevindt zich op het instru-mentenpaneel naast de knop voor rege-ling van de luchttemperatuur. De sensorvoor de buitentemperatuur bevindt zichonder de buitenspiegel aan de passagiers-zijde (H-fig. 66).

BELANGRIJK De sensoren mogennooit worden opengemaakt. Wendt u bijtwijfel over de juiste werking tot de AlfaRomeo-dealer.

P4Z

0007

2

fig. 66

Page 79: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

POLLENFILTER MET ACTIEVE-KOOLDEELTJES

Het pollenfilter reinigt de lucht mecha-nisch via het elektrostatische principe, zo-dat de in het interieur ingevoerde luchtgezuiverd is en geen stofdeeltjes, pollenenz. bevat.

Door de laag actieve kooldeeltjes aande onderzijde van het pollenfilter wordtook de concentratie van luchtverontreini-gende bestanddelen verminderd.

Het filter werkt als er buitenlucht in hetinterieur stroomt (recirculatie uitgescha-keld) en functioneert het best als de rui-ten zijn gesloten.

Laat het filter ten minste een keer perjaar controleren door de Alfa Romeo-dealer, bij voorkeur aan het begin van hetzomerseizoen.

Als de auto veel over stoffige wegen ofbij geconcentreerde luchtvervuiling rijdt,moet het pollenfilter vaker worden gecon-troleerd en vervangen dan in het onder-houdsschema staat aangegeven.

KOELING

Ga voor het koelen van de lucht, bijdraaiende motor en gesloten ruiten, alsvolgt te werk:

– Zet knop (A-fig. 67) voor de tem-peratuurregeling in de gewenste stand.

– Zet knop (B-fig. 67) voor de lucht -opbrengst op:

- gewenste snelheid om de luchttoevoerte regelen- AUTO als u de automatische werkingvan de aanjager wilt inschakelen (de ge-wenste temperatuur wordt hierdoor snel-ler bereikt).– Zet knop (C-fig. 67) voor luchtver-

deling op symbool ¥.

– Zij- en middenroosters: geheel open.

– Druk knop √ (D-fig. 67) voor in-schakeling van de compressor in (lampjebrandt).

Voor een gematigde koeling moet u detemperatuur verhogen door draaiknop(A-fig. 67) rechtsom te draaien.

78

Een niet tijdig vervan-gen filter kan het ren-dement van de klimaat -

regeling aanzienlijk beperken.

Page 80: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

79

Als de werking van de compressor auto-matisch wordt geregeld en met draaiknop(A-fig. 67) een lagere temperatuurwordt ingesteld dan de buitentempera-tuur, wordt de compressor automatisch in-geschakeld en gaat het lampje op knop√ (D-fig. 67) branden.

Ga voor maximale koeling als volgtte werk:

– zet draaiknop (A-fig. 67) linksomin de uiterste stand (blauwe gebied);

– zet draaiknop (B-fig. 67) op AU-TO.

Op deze manier wordt een minimaletemperatuur verkregen met maximaleluchtopbrengst.

Als de recirculatie wordt ingeschakeldmet knop v (E-fig. 67), wordt delucht sneller gekoeld.

Het verdient aanbeveling om de aircon-ditioning slechts zeer kort of alleen bijzeer hoge temperaturen maximaal te la-ten koelen. Hierdoor wordt een te sterkeafkoeling van het interieur voorkomen.

ONTWASEMING EN/OF ONDOOIING VAN DEVOORRUIT EN ZIJRUITENVOOR

– Schakel de recirculatie uit (lampje opknop (E-fig. 67) gedoofd), als dezewas ingeschakeld.

– Zet knop (C-fig. 67) voor luchtver-deling op symbool -.

– Schakel de compressor in (lampje opknop (D-fig. 67) brandt).

Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooidzijn, kan een stand gekozen wordenwaarbij het zicht en het comfort optimaalblijven.

BELANGRIJKOntdooien vindt hetsnelst plaats bij een warme motor.

Als het buiten extreem vochtig is en/ofbij regen en/of bij grote verschillen in in-terieur- en buitentemperatuur, raden wij ude volgende procedure aan om het be-slaan van de ruiten te voorkomen:

– luchtrecirculatie uitgeschakeld, lampjeop knop (E-fig. 67) gedoofd;

– aanjager ten minste op de 2e snel-heid;

P4Z

0002

9

fig. 67

Page 81: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

– zet de knop van de luchtverdeling(C-fig. 68) op symbool - met de mo-gelijkheid stand ≤ in te schakelen als deruiten dreigen te beslaan;

– aircocompressor ingeschakeld, lampjeop knop (D-fig. 68) brandt.

BELANGRIJK Een belangrijk kenmerkvan de airconditioning is dat deze delucht ontvochtigt. Het is daarom altijd aante raden om de aircocompressor in teschakelen met knop √ (D-fig. 68) omhet beslaan van de ruiten te voorkomen.

Druk om de achterruit te ontdooien ofontwasemen op knop ( (F-fig. 68).

SNEL ONTDOOIEN/ONTWASE-MEN VAN DE VOORRUIT, DEZIJRUITEN VOOR, DE ACHTER-RUIT EN DE BUITENSPIEGELS

Als de functie Z is ingeschakeld, werkthet systeem automatisch , zoals hier-na aangegeven, voor een snelle ontwase-ming/ontdooiing van de voorruit, de zij-ruiten voor, de achterruit en de buiten-spiegels:

– maximale luchtopbrengst en hoogstetemperatuur;

– luchtrecirculatie uitgeschakeld (lamp-je v (D-fig. 68) gedoofd) waarbijlucht van buiten binnenstroomt;

– compressor ingeschakeld (lampje opknop √ (D-fig. 68) brandt);

– luchtverdeling naar de voorruit en zij-ruiten;

– verwarming van de achterruit en debuitenspiegels ingeschakeld (lampje optoets ( (F-fig. 68) brandt).

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kanmet de draaiknop voor de luchtverdelingeen stand gekozen worden waarbij hetzicht optimaal blijft.

BELANGRIJK Bij een warme motorwerkt de functie Z maximaal (zie (*)bij de tabel “Functies van de automatischgeregelde airconditioning”).

80

Page 82: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

81

VERWARMING

Ga voor het instellen van de gewenstetemperatuur als volgt te werk:

– Zet knop (A-fig. 68) voor de tem-peratuurregeling in de gewenste stand.

– Zet knop (B-fig. 68) voor de lucht-opbrengst op:

- gewenste snelheid om de luchttoevoerte regelen- in stand AUTO voor automatischewerking van de aanjager.

– Zet knop (C-fig. 68) voor de lucht-verdeling in stand:

μ Luchtstroom naar de luchtroosters inhet midden en aan de zijkant en naar deuitstroomopeningen in de beenruimten(bij een koele of koude buitentempera-tuur).

w Voor verwarming van de beenruim-ten (bij een zeer koude buitentempera-tuur).

≤ Luchtstroomverdeling tussen voorruiten zijruiten en beenruimten in interieur(om te voorkomen dat de voorruit en dezijruiten beslaan).

Ga voor een maximale verwar-ming als volgt te werk:

– draai knop (A-fig. 68) rechtsom inde uiterste stand (maximale tempera-tuur);

– zet draaiknop (B-fig. 68) op AU-TO.

Op deze manier wordt snel een maxi-male temperatuur verkregen met eenmaximale luchtopbrengst (zie (*) bij detabel “Functies van de automatisch gere-gelde airconditioning”).

Het verdient aanbeveling om de aircon-ditioning slechts zeer kort of alleen bijzeer lage temperaturen maximaal te la-ten verwarmen. Hierdoor wordt een testerke verwarming van het interieur voor-komen.

P4Z

0002

9

fig. 68

Page 83: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

82

AUTOMATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING

(•) Alleen als het systeem is ingesteld volgens de aanwijzingen in de paragraaf “Automatische of handmatige bediening van de compressor”.(*) Bij een “koude” auto (lage buitentemperatuur, lage interieurtemperatuur en lage koelvloeistoftemperatuur) wordt de luchtopbrengst verminderd tot 35%

van de maximale luchtopbrengst, om te voorkomen dat er in het interieur een te grote toevoer is van koude lucht.(**) De temperatuur van de verspreide lucht staat in relatie tot de koelvloeistoftemperatuur

Uitgevoerde handeling ZichtbareMelding

Reden

Starten van de auto (contactsleutel inde stand MAR)

Ingestelde temperatuur wijzigen (Knop(A-fig. 68) rechtsom/linksomdraaien)

Inschakeling recirculatie (op knop (E-fig. 68) v) drukken)

Inschakeling functie Z (knop (C-fig.68) volledig rechtsom draaien)

Inschakeling compressor als degewenste temperatuur lager of gelijk isaan de buitentemperatauur (•)

Inschakeling compressor als degewenste temperatuur lager of gelijk isaan de buitentemperatauur (•)

Inschakeling compressor

Inschakeling compressorUitschakeling recirculatieInschakeling achterruitverwarmingMaximale luchtopbrengst (*)Maximale luchttemperatuur (**)

Lampje op knop √ (D-fig. 68)brandt

Lampje op knop √ (D-fig. 68)brandt

Lampjes op knoppen √ (D) en v(E-fig. 68) branden

Lampje op knop √ (D-fig. 68)brandtLampje op knop v (E) gedoofdLampje op knop ( (F) brandt

Om de gewenste temperatuur snel tebereiken en te handhaven

Om de gewenste temperatuur snel tebereiken en te handhaven

Om het beslaan van de ruiten tevoorkomen

Voor snelle ontwaseming/ontdooiingvan de ruiten

Automatisch geregelde functie

Page 84: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

83

BEDIENINGS -ORGANEN

MISTLAMPEN

Druk voor inschakeling op knop (A-fig.69) op de middenconsole. De lampenwerken alleen als de buitenverlichting,dimlicht/grootlicht is ingeschakeld.

Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-paneel lampje 5 branden.

Druk knop (A) nogmaals in om de mist-lampen uit te schakelen.

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruikvan de mistlampen aan de geldende ver-keersvoorschriften. Het systeem voldoetaan de EU-normen.

MISTACHTERLICHT

Het mistachterlicht werkt alleen als hetdimlicht of de mistlampen voor zijn inge-schakeld. Druk voor inschakeling op knop(B-fig. 69) op de middenconsole.

Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-paneel lampje 4 branden.

Als u de contactsleutel in stand STOPdraait, schakelt het mistachterlicht auto-matisch uit. Het schakelt pas weer in alsna het starten opnieuw op knop (B)wordt gedrukt.

Druk de schakelaar nogmaals in om hetmistachterlicht uit te schakelen.

BELANGRIJK Houdt u bij het gebruikvan het mistachterlicht aan de geldendeverkeersvoorschriften. Het systeem vol-doet aan de EU-normen.

WAARSCHUWINGS -KNIPPERLICHTEN

Druk voor inschakeling op knop (A-fig.70), ongeacht de stand van de contact-sleutel.

Als het systeem is ingeschakeld, knip-pert het lampje in de schakelaar en wer-ken de richtingaanwijzers en de controle-lampjes voor de richtingaanwijzers op hetinstrumentenpaneel.

Druk knop (A) nogmaals in om dewaarschuwingsknipperlichten uit te scha-kelen.

BELANGRIJK Het gebruik van dewaarschuwingsknipperlichten is afhanke-lijk van de wetgeving van het land waarinu zich bevindt. Houdt u aan de voorschrif-ten.

P4Z

0002

64

fig. 69

P4Z

0002

6

fig. 70

Page 85: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

KOPLAMPVERSTELLING

Bedieningsknop (A-fig. 71) linksnaast het instrumentenpaneel kan in vierstanden worden gezet die overeenkomenmet een van de onderstaande beladings-graden.

Als de auto beladen is, moet de hoogtevan de koplampen worden afgesteld.

Stand 0: 1 persoon (bestuurder);

Stand 1: 2÷4 personen;

Stand 2: 2÷4 personen en bagage inbagageruimte.

Stand 3: 1 persoon (bestuurder) en ba-gage in bagageruimte.

TANKKLEPJE OPENEN

U opent het tankklepje door op knop(B-fig. 71) te drukken, als de contact-sleutel in stand STOP staat of is uitge-nomen.

OP NUL ZETTEN VAN DE DAGTELLER

Houd om de dagteller op nul te zettende drukknop (A-fig. 72) rechts op hetinstrumentenpaneel langer dan een se-conde ingedrukt.

LICHTSTERKTEREGELING IN STRUMENTENPANEEL

Draai voor het regelen van de lichtsterk-te van het instrumentenpaneel, bij inge-schakelde buitenverlichting, knop (B-fig.72).

84

P4Z

0007

3

fig. 71

Controleer de afstel-ling van de koplampentelkens als het gewicht

van de lading wijzigt.

P4Z

0007

4

fig. 72

Page 86: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

85

ELEKTRISCHE ONTGRENDELINGVAN HET KOFFERDEKSEL

Knop (A-fig. 73) voor het ontgrende-len van het kofferdeksel in is het dash-boardkastje geplaatst.

BELANGRIJK De ontgrendeling is uit-sluitend mogelijk als de contactsleutel instand STOP staat of is uitgenomen.

BRANDSTOF-NOODSCHAKELAAR

Deze veiligheidsschakelaar springt om-hoog bij een botsing boven een bepaaldeintensiteit, waardoor de toevoer vanbrandstof wordt gestopt en de motor af-slaat. De schakelaar is op het linker zijpa-neel onder het dashboard geplaatst.

Als u geen brandstoflekkage waarneemten de auto kan nog verder rijden, drukdan op knop (A-fig.74) om de brand-stoftoevoer weer te herstellen.

HANDREM

De handrem bevindt zich tussen devoorstoelen.

Als de contactsleutel in stand MARstaat en de handrem is aangetrokken,gaat op het instrumentenpaneel hetwaarschuwingslampje x branden.

U kunt de handrem inschakelen door dehendel omhoog te trekken, totdat de au-to niet meer kan rollen.

Handrem uitschakelen:– Trek hendel (A-fig. 75) iets om-

hoog en druk de vergrendelknop (B-fig.75) in.

– Houd de knop (B) ingedrukt en laatde hendel zakken.

P4Z

0003

0

fig. 73

Als u na een ongevaleen brandstoflucht ruiktof merkt dat het brand-

stofsysteem lekt, druk dan deschakelaar niet terug, zodatbrand wordt voorkomen.

P4Z

0007

5fig. 74

P4Z

0007

6

fig. 75

Page 87: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

In noodgevallen (bijv. bergopwaartsstarten) is het raadzaam de knop (B-fig. 75) altijd ingedrukt te houden.

VERSNELLINGSPOOK

De uitvoering 2.0 T.SPARK is uitgerustmet een handgeschakelde versnellings-bak met vijf versnellingen, en de uitvoe-ring 3.0 V6 24V met een handgeschakel-de versnellingsbak met zes versnellingen.

Om de versnellingen in te schakelen, moetu het koppelingspedaal geheel intrappen ende versnellingspook in de stand plaatsen dieovereenkomt met de gekozen versnelling.

Het afgebeelde schema met de standenvan de versnellingen staat ook op depook van de knop.

Om de 6e versnelling in te schakelen,moet de hendel iets naar rechts geduwdworden om te voorkomen dat per onge-luk de 4e wordt ingeschakeld. Hetzelfdegeldt voor het terugschakelen van de 6e

naar de 5e versnelling.

Voor het inschakelen van de achteruit (R)moet de auto stilstaan en de versnellings -pook vanuit de vrijstand naar rechts wordenverplaatst en vervolgens naar achteren.

Bij de uitvoering 3.0 V6 24V moet voorhet inschakelen van de achteruit, deschuifring onder de pookknop (met dehand waarmee u de pooknop bedient)

omhoog worden getrokken. Laat deschuifring los als de achteruit is ingescha-keld.

Om vanuit de achteruit een andere ver-snelling in te schakelen, hoeft de schuif-ring niet omhoog te worden getrokken.

86

De auto moet geblok-keerd zijn als de hand-rem enkele tanden is

aangetrokken. Als dit niet hetgeval is, laat dan de Alfa Ro-meo-dealer de handrem afstel-len.

Om op de juiste wijzete schakelen, moet uhet koppelingspedaal

geheel intrappen. Daarom mag erniets onder het pedaal liggen datdit kan verhinderen: Let erop datde vloermatten niet zijn dubbel-gevouwen en zo de slag van depedalen kunnen beperken.

P4Z

0007

7

fig. 76

Page 88: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

87

INTERIEURUITRUSTING

INTERIEURVERLICHTING

De interieurverlichting bestaat uit eenplafondlampje (A-fig. 77) en een lees-lampje (B).

PLAFONDLAMPJE

Het plafondlampje (A-fig. 77) gaatautomatisch branden:

– als de portiervergrendeling wordt uit-geschakeld met de afstandsbediening;

– als de sleutel in het slot van één vande portieren wordt gestoken;

– als één van de knopjes aan de binnenzij-de van de portieren omhoog wordt getrok-ken (met uitgenomen contactsleutel);

– als een portier wordt geopend.

Het plafondlampje dooft bij het startenvan de motor of ongeveer 7 seconden nahet sluiten van het portier; als het portiergeopend blijft, dooft het plafondlampjena ongeveer 3 minuten.

Het plafondlampje kan ook worden in-geschakeld door op de knop (C-fig.77) te drukken. Druk om het plafond-lampje uit te schakelen nogmaals op deknop.

LEESLAMPJE

Het leeslampje (B-fig. 77) kan wor-den in-/uitgeschakeld door op de knop(D-fig. 77) te drukken.

Het dashboardkastje is voorzien vaneen binnenverlichting (B-fig. 79) diegaat branden als het dashboardkastjewordt geopend en de buitenverlichting isingeschakeld.

Rijd niet met geopenddashboardkastje: hier-door kan de voorpassa-

gier verwondingen oplopen bijeen ongeval.

DASHBOARDKASTJE

Trek voor het openen van het dash-boardkastje met ontgrendeld slot de hen-del (A-fig. 78) omhoog.

Slot in stand 1 = hendel vrij

Slot in stand 2 = hendel vergrendeld.

P4Z

0007

8

fig. 77

P4Z

0007

9

fig. 78

P4Z

0008

0

fig. 79

Page 89: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

OPBERGVAK OP TUNNEL-CONSOLE (fig. 80-81)

In de tunnelconsole tussen de tweevoorstoelen bevindt zich een opbergvak;het opbergvak kan bereikt worden doorhet klepje (A-fig. 81) omhoog te trek-ken.

ASBAK EN AANSTEKER

Druk om de aansteker te gebruiken, alsde sleutel in stand MAR staat, de knop(B-fig. 82) in; na enige secondenspringt de knop in de beginstand en is deaansteker klaar voor gebruik.

Voor gebruik van de asbak moet hetdekseltje (A-fig. 82) worden geopenddoor er licht op te drukken.

Om de asbak te legen, moet de asbakworden uitgenomen door het dekseltjeiets omhoog te trekken (zoals is afge-beeld).

Plaats de asbak weer in de houder endruk de asbak iets aan.

Bij ingeschakelde buitenverlichting is deasbak verlicht.

88

P4Z

0021

1

fig. 80

P4Z

0021

2

fig. 81P

4Z00

083

fig. 82

Gebruik de asbak nietals prullenbak: papier-tjes en dergelijke kun-

nen door peuken in brand raken.

De aansteker wordterg heet. Gebruik deaansteker voorzichtig

en voorkom dat hij gebruiktwordt door kinderen: risico opbrand en/of brandwonden.

Controleer altijd of deaansteker na het in-drukken ook uitscha-

kelt.

Page 90: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

89

ZONNEKLEPPEN

Ze kunnen voor de voorruit worden ge-draaid.

Op de achterkant van de zonneklep aanpassagierszijde (A-fig. 83) bevindt zicheen spiegeltje, terwijl de zonneklep aanbestuurderszijde (B-fig. 83) een docu-mentenvakje bevat.

Laat de installatie vande mobiele telefoon ende aansluiting op de in-

bouwvoorbereiding uitsluitenddoor de Alfa Romeo-dealer uit-voeren. Zo bent u verzekerd vanhet beste resultaat en wordtvoorkomen dat de rijveiligheid ingevaar wordt gebracht.P

4Z00

213

fig. 83

P4Z

0021

4

fig. 84

INBOUWVOORBEREIDING TELEFOON

Als optional kan de auto zijn uitgerustmet een inbouwvoorbereiding voor eenmobiele telefoon.

De voorbereiding bestaat uit:

– antenne (met dubbele funct ieradio/telefoon) op de linker achterspat-bord;

– aansluitkabels voor antenne en elek-trische voeding.

OPENDAK (indien aanwezig)

De elektrische bediening werkt alleenals de contactsleutel in stand MARstaat.

Onzorgvuldig gebruikvan het opendak kangevaarlijk zijn. Contro-

leer voor en tijdens de bedieningvan de schakelaar altijd of depassagiers niet verwond kunnenworden door de beweging vanhet opendak zelf of door in be-weging gebrachte voorwerpen.

Page 91: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

90

Open het dak niet bijsneeuw of ijs: het kandan beschadigd worden.

P4Z

0021

6

fig. 85

P4Z

0021

5

fig. 86

P4Z

0021

7

fig. 87

OPENEN-SLUITEN

Als u op het uiteinde (1) van knop (A-fig. 84) drukt, opent het dak eerst inkantelstand (B-fig. 85) en vervolgensverplaatst het zich naar achteren in stand(C-fig. 86); druk op het uiteinde (2-fig. 84) om het dak te sluiten.Zodra ude schakelaar loslaat, blijft het dak in destand staan waarin het zich op dat mo-ment bevindt.

Bij gesloten of gedeeltelijk geopendopendak kan het zonnescherm (A-fig.87) met de hand worden uitgeschoven.

Open en sluit het dakalleen bij stilstaandeauto.

Verwijder alti jd decontactsleutel uit hetcontactslot als u de au-

to verlaat, om te voorkomen dathet opendak per ongeluk in be-weging wordt gebracht en zo ge-vaar kan opleveren voor de ach-tergebleven passagiers.

BEDIENING IN NOODGEVAL-LEN

Als het opendak niet elektrisch bediendkan worden, dan kan het ook handmatigworden bediend; ga hiervoor als volgt tewerk:

– Verwijder het beschermdeksel (B-fig. 87).

Page 92: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

91

– Draai met de daarvoor bestemdesleutel onder het beschermdekseltje hetaandrijfmechanisme (C-fig. 88) vanhet opendak in de gewenste richting.

Als het dak handmatig is geopend of ge-sloten, draait u de sleutel eerst een halveslag terug totdat u een klik hoort, en pasdaarna verwijdert u de sleutel.

BAGAGERUIMTE

Het kofferdeksel kan zowel van binnen-uit als van buitenaf worden geopend.

BELANGRIJK Het kofferdeksel kanvan buitenaf alleen geopend worden metde hoofdsleutel.

Om het kofferdeksel te sluiten, moet umet uitgenomen contactsleutel het koffer-deksel laten zakken zonder erop te druk-ken, totdat het kofferdeksel in het slotvergrendelt.

BELANGRIJK Als het kofferdekselniet goed gesloten is, gaat het betreffen-de waarschuwingslampje op het instru-mentenpaneel branden.

VAN BINNENUIT OPENEN

Druk op de knop (A-fig. 89). Dezeknop is bereikbaar na het openen van hetdashboardkastje.

BELANGRIJK De knop(A-fig. 89)werkt alleen als de contactsleutel in standSTOP staat of is uitgenomen.

VAN BUITENAF OPENEN

Draai het embleem (A-fig. 90), steekde sleutel (B-fig. 90) in het slot endraai de sleutel linksom.

Het kofferdeksel gaat dankzijde twee gasveren gemakkelijkopen.

P4Z

0003

0fig. 89

P4Z

0003

1

fig. 90

P4Z

0021

8

fig. 88

Page 93: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

92

VERLICHTING

Als u het kofferdeksel opent, gaat debagageruimteverlichting branden.

Met de schakelaar (A-fig. 91) kan debagageruimteverlichting worden uitge-schakeld.

De gasveren zijn zoafgesteld dat hetkofferdeksel op de juis-

te wijze wordt geopend als hetdeksel het oorspronkelijke ge-wicht heeft. Achteraf aange-brachte voorwerpen (spoilerenz.) kunnen de juiste werkingen het veilige gebruik van hetkofferdeksel in gevaar brengen.

Als u in een gebiedrijdt waar brandstofmoeilijk verkrijgbaar is

en u daarom reservebrandstof ineen jerrycan wilt vervoeren, dandient u zich aan de geldendewetgeving te houden. Gebruikalleen een goedgekeurde jerrycanen bevestig deze op de juistewijze. Toch zal bij een ongeval dekans op brand groter zijn.

Bij het gebruik van debagageruimte mogen demaximale gewichten

niet worden overschreden (zie“Technische gegevens”). Contro-leer bovendien of de bagage-ruimte goed geladen is, om tevoorkomen dat een voorwerp bijbruusk remmen naar voren schieten letsel veroorzaakt.

Niet goed vastgezettebagage kan bij een on-geluk de passagiers

ernstig verwonden.

Wanneer de bagage-ruimte zwaar beladenis, is het raadzaam om,

voordat u in het donker gaat rij-den, te controleren of de hoogtevan de koplampen moet wordenafgesteld (zie “Koplampverstel-ling”).

P4Z

0010

9

fig. 91

Page 94: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

93

MOTORKAP

De hendel voor het openen van de mo-torkap bevindt zich onder de bekledingvan het stuurwiel.

Openen– Trek aan de hendel (A-fig. 92) tot-

dat de motorkap openspringt.

– Til de motorkap iets op en duw hethendeltje (B-fig. 93) van het beveili-gingsmechanisme iets omhoog.

Voer deze handelingalleen uit bij een stil-staande auto.

P4Z

0003

2

fig. 92P

4Z00

033

fig. 93

De motorkap gaatdankzij de twee gasve-ren gemakkelijk open.

Begeleid de motorkap tijdens hetoptillen.

GEVAAR - ERNSTIGEVERWONDINGEN. Als ucontrole- of onder-

houdswerkzaamheden in de mo-torruimte uitvoert, moet u ervooral op letten dat u uw hoofdniet stoot tegen het uitstekendedeel van de motorkap.

Kom bij het uitvoerenvan werkzaamheden inde motorruimte niet in

de buurt van de elektroventila-teur als de motor nog warm is:de elektroventilateur kan, ook bijuitgeschakeld contact, onver-wacht inschakelen. Wacht totdatde motor is afgekoeld.

Ook sjaals, dassen ofloszittende kledingstuk-ken kunnen door de be-

wegende onderdelen worden ge-grepen.

De veren bevatten gasonder druk: demonteerdeze gasveren nooit.

Page 95: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

94

Sluiten–Laat de motorkap tot op ongeveer 20

cm van de motorruimte zakken en vervol-gens vallen. Controleer daarna of de mo-torkap goed is gesloten door de motorkapop te tillen. De motorkap mag niet alleendoor de beveiliging vergrendeld zijn.

Druk in dit laatste geval de motorkapniet dicht, maar til hem opnieuw op enherhaal de handeling.

KOPLAMPEN

Goed afgestelde koplampen zijn belang-rijk voor het comfort en de veiligheid vanuzelf en de overige weggebruikers.

Bovendien zijn er wettelijke voorschrif-ten.

Wendt u voor controle of afstelling totde Alfa Romeo-dealer.

KOPLAMPVERSTELLING

Als de auto beladen is, helt hij achter-over. Het gevolg is dat de lichtbundel vande koplampen meer naar boven schijnt.Indit geval moeten de koplampen wordenafgesteld zoals hierna beschreven is.

Bedien de draaiknop (A-fig. 94) linksnaast het instrumentenpaneel.

De draaiknop kan in vier standen wor-den gezet die overeenkomen met eenvan de onderstaande beladingsgraden.

Stand 0 - 1 persoon (bestuurder);

Stand 1 - 2÷4 personen;

Stand 2 - 2÷4 personen en bagage inbagageruimte;

Stand 3 - 1 persoon (bestuurder) en ba-gage in bagageruimte.

Gebruik de beveiliging(B-fig. 93) niet om demotorkap te laten zak-

ken en om de goede werking nietin gevaar te brengen.

Controleer altijd of demotorkap goed ver-grendeld is, om te voor-

komen dat deze tijdens het rijdenopen gaat.

Controleer de afstel-ling van de koplam-pen telkens als het

gewicht van de lading wij-zigt.

P4Z

0011

0

fig. 94

Page 96: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

95

MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN

De hoogte van de mistlampen kan wor-den afgesteld met de stelschroef (A-fig.96). Deze schroef is bereikbaar nadathet geklemde dekseltje (B-fig. 95) isverwijderd.

Verwijder het dekseltje door een schroe-vendraaier in de opening te steken.

ABS

De auto is uitgerust met een anti-blok-keerremsysteem (ABS). Het systeemvoorkomt dat de wielen blokkeren, waar-door de beschikbare grip optimaal wordtbenut en de auto ook tijdens een nood-stop bestuurbaar en stabiel blijft.

Als het ABS in werking is getreden,merkt de bestuurder dit aan een trilling inhet rempedaal, die gepaard gaat metenig geluid.

Dit betekent niet dat de remmen nietgoed functioneren, maar is het signaaldat het ABS in werking treedt omdat degrip op de weg verminderd is. Het is daar-om noodzakelijk uw snelheid aan te pas-sen aan de weg waarop gereden wordt.

Het ABS is een aanvulling op het con-ventionele remsysteem; bij een storingschakelt het ABS zichzelf automatisch uit,waarna alleen het conventionele remsys-teem werkt.

Wendt u voor controleof afstelling tot de AlfaRomeo-dealer.

P4Z

0011

1

fig. 95P

4Z00

112

fig. 96

Page 97: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

96

Het ABS maakt zoveelmogelijk gebruik van debeschikbare grip maar

kan deze niet verhogen. Daarommoet op gladde weggedeelten al-tijd voorzichtig worden geredenen mogen er geen onnodige risi-co’s worden genomen.

Als het ABS in werkingtreedt, betekent dit datde grip van de banden

op het wegdek gering is; u dientuw snelheid te verlagen en aante passen aan de beschikbaregrip.

Als bij een storing niet meer op het anti-blokkeersysteem kan worden gerekend,zal de remcapaciteit van de auto absoluutniet minder zijn.

Als u niet eerder in een auto met ABShebt gereden, raden wij u aan het sys-teem eerst een paar keer uit te proberenop een glad wegdek. Verlies hierbij deveiligheid niet uit het oog en houdt u aande wetgeving van het land waarin u zichbevindt. Bovendien raden wij u aan devolgende aanwijzingen aandachtig te le-zen.

Het voordeel van het ABS ten opzichtevan het traditionele remsysteem is dat deauto optimaal bestuurbaar blijft, doordathet blokkeren van de wielen wordt voor-komen, ook bij een noodstop en in om-standigheden waarbij de grip op het weg-dek beperkt is.

Het gebruik van het ABS leidt niet altijdtot een kortere remweg: als bijv. ijs ofverse sneeuw op de weg ligt, kan deremweg langer zijn.

Voor het beste gebruik van het anti-blokkeersysteem, is het raadzaam de vol-gende aanwijzingen op te volgen.

Als het ABS in werkingtreedt, merkt u dat aaneen trilling in het rem-

pedaal. Verlaag de remdruk nietmaar houd het rempedaal juistgoed ingedrukt; op deze manierhebt u, afhankelijk van de condi-tie van het wegdek, de kortsteremweg.

Wees voorzichtig bij het remmen inbochten, ook als de auto is voorzien vanABS.

Het allerbelangrijkste advies is echterhet volgende:

Bij een storing gaathet waarschuwings-lampje > op het in -

strumentenpaneel branden. Rijdmet aangepaste snelheid naareen Alfa Romeo-dealer om devolledige werking van het sys-teem te laten herstellen.

Page 98: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

97

Als u deze aanwijzingen opvolgt, zult uonder alle omstandigheden de remmenhet beste benutten.

BELANGRIJK Op auto’s die metABS zijn uitgerust, mogen uitslui-tend door de fabriek voorge-schreven velgen, banden en rem-blokken gemonteerd worden.

Het systeem wordt gecomple-teerd met een elektronische rem-drukverdeling EBD (ElectronicBrake Distributor), die via de re-geleenheid en de sensoren vanhet ABS de prestaties van hetremsysteem verhoogt.

Als bij een draaiendemotor alleen het waar-schuwingslampje >

gaat branden, dan is er een sto-ring in het ABS. In dat gevalwerkt het conventionele remsys-teem op de normale manier, ter-wijl geen gebruik wordt gemaaktvan het antiblokkeersysteem.Onder deze omstandigheden kanook de werking van het EBD-systeem verminderen. Ook in ditgeval raden wij u aan onmiddel-lijk en zeer voorzichtig naar dedichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer te rijden, om het systeemte laten controleren.

De auto is uitgerustmet een elektronischer e m d r u k v e r d e l i n g

(EBD). Als bij een draaiende mo-tor de waarschuwingslampjes >en x gelijktijdig gaan branden,dan is er een storing in het EBD-systeem; in dat geval kunnen bijhard remmen de achterwielenvroegtijdig blokkeren waardoorde auto kan gaan slippen. Rijdzeer voorzichtig naar de dichtst-bijzijnde Alfa Romeo-dealer omhet systeem te laten controleren.

Als het waarschu-wingslampje x voor telaag remvloeistofniveau

gaat branden, stop dan onmid-dellijk en raadpleeg een Alfa Ro-meo-dealer. Als er vloeistof lektuit het hydraulische systeem,wordt de werking van zowel hetconventionele remsysteem alshet ABS in gevaar gebracht.

Page 99: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

98

EOBD (MOTOR-MANAGEMENT-SYSTEEM)

Het op de auto gemonteerde EOBD-sys-teem (European On Board Diagnosis) isconform de EU 98/69-richtlijnen (EURO3).

Dit diagnosesysteem voert continu con-troles uit op de componenten die van in-vloed zijn op de emissies; bovendien kande bestuurder door het branden van lamp-je U op het instrumentenpaneel eenvermindering in de werking van de com-ponenten constateren.

Het doel is:– de werking van het systeem controle-

ren;– signaleren wanneer door een storing

de emissies boven de wettelijk vastgestel-de drempelwaarde uitkomen;

– signaleren wanneer het noodzakelijkis defecte componenten te vervangen.

Het systeem beschikt verder nog overeen diagnosestekker die aangeslotenmoet worden op speciale diagnose-appa-ratuur. De stekker maakt het mogelijk dedoor de regeleenheid opgeslagen sto-ringscodes en de specifieke parametersvoor de diagnose en werking van de mo-tor te lezen.

BELANGRIJK Na het verhelpen vande storing moet de Alfa Romeo-dealervoor een complete controle van het sys-teem, tests uitvoeren op een testbank en,zonodig, een proefrit maken die eventu-eel een langere afstand kan omvatten.

Als u de contactsleutelin stand MAR draait enhet lampje U gaat niet

branden of het gaat branden ofknipperen tijdens het rijden, dandient u zo snel mogelijk contactop te nemen met de Alfa Romeo-dealer.

Page 100: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

99

AUTORADIO

De auto is voorbereid op de inbouw vaneen autoradio. Deze inbouwvoorbereidingis in twee verschillende uitvoeringen le-verbaar, zoals hieronder beschreven is.

STANDAARDVOORZIENING

De standaardvoorziening bestaat uit:– elektrisch bedienbare antenne op het

linker achterspatbord– twee midranges en twee tweeters

voor in de portieren– luidsprekers achter (woofer) op de

hoedenplank– een inbouwplaats voor autoradio op

de middenconsole– storings-onderdrukkers– alle aansluit- en voedingskabels.

COMPLEET INBOUWPAKKET MET AUTORADIO(indien aanwezig)

De auto kan, behalve met alle hiervoorbeschreven componenten, ook wordenuitgerust met een specifieke autoradio(fig. 97).

Alfa Romeo levertspeciaal op uw auto af-gestemde autoradio’s.

Wendt u voor de installatie uit-sluitend tot de Alfa Romeo-dealer; zo bent u verzekerd vanhet beste resultaat en wordenmogelijke storingen die de garan-tie in gevaar kunnen brengen,uitgesloten.

Als de audio-installatie(autoradio, CD-speler ofcassettespeler, enz.) is

uitgerust met “Diefstalbeveili-gingscode”, dient u zich bij hetverwijderen van de accu of hetonderbreken van het voedingscir-cuit altijd strikt te houden aan deinstructies van de fabrikant vande installatie. Deze handelingenworden namelijk gezien als het“ONBEVOEGD” verwijderen vande apparatuur.

P4Z

0011

3fig. 97

Page 101: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

100

LUIDSPREKERS VOOR

De luidsprekers voor (fig. 98) wordengemonteerd in de voorportieren.

– tweeter voor de hoge tonen (A).– midrange voor de middentonen (B).

LUIDSPREKERS ACHTER

De luidsprekers achter(A-fig. 99)(woofer voor de lage tonen) worden aanweerszijden van de hoedenplank gemon-teerd en afgedekt door beschermkappen(B-fig. 99).

ELEKTRISCH BEDIENBARE ANTENNE

De elektrisch bedienbare antenne (A-fig. 100) bevindt zich in het linker ach-terspatbord. De antenne werkt automa-tisch en wordt bediend bij het in-/uitscha-kelen van de autoradio of de telefoon (in-dien aanwezig).

De antenne moet schoon worden ge-houden en mag niet gesmeerd worden.

P4Z

0011

4

fig. 98P

4Z00

219

fig. 99

P4Z

0022

0

fig. 100

Page 102: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

101

TANKEN MET DE ALFA GTV

DOP VAN BRANDSTOFTANK

BELANGRIJK Door de hermetische af-sluiting kan de druk in de tank iets oplo-pen; daarom is het normaal als u tijdenshet losdraaien van de tankdop een gesishoort. Het is raadzaam de dop langzaamlos te draaien.

Druk om de tankdop te openen op deknop (A-fig. 101) links van het instru-mentenpaneel.

BELANGRIJK Het klepje kan alleenworden geopend als de contactsleutel instand STOP staat of is uitgenomen.

Door de toepassingvan emissiereductiesys-temen in de Alfa GTV

mag u uitsluitend loodvrije benzi-ne tanken met een octaangetalvan ten minste 95 R.O.N.

Om te voorkomen dat per ongeluk lood-houdende benzine wordt getankt, heeftde vulopening van de tank zodanige af-metingen dat er geen tankpistool voorloodhoudende benzine kan worden inge-stoken.

Kom niet dicht bij devulopening met openvuur of een brandende

sigaret: brandgevaar. Houd uwhoofd ook niet dichtbij de vulope-ning om te voorkomen dat uschadelijke dampen inademt.

Tank nooit loodhou-dende benzine omdathierdoor de katalysator

onherstelbaar kan beschadigen.Als in de tank loodhoudende ben-zine terecht is gekomen (ook alis dat zeer weinig), dan MAG DEMOTOR NIET WORDEN GESTART.Probeer de benzine in de tankniet te verdunnen met loodvrijesuperbenzine, maar maak detank en het brandstofcircuit ge-heel leeg.

Een beschadigde kata-lysator laat schadelijkestoffen in het uitlaatgas

achter, waardoor het mil ieuwordt vervuild.

P4Z

0027

6

fig. 101

Page 103: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

102

Tijdens het tanken kan de dop op hettankklepje (A-fig. 102) worden ge-plaatst met de betreffende haak.

De tankdop zit met een koord aan hetklepje vast om verlies van de dop te voor-komen (fig. 102).

TANKKLEPJE OPENEN INNOODGEVALLEN

Als het niet lukt het tankklepje met deknop te openen, trek dan aan het koordje(A-fig. 103) rechts in de bagageruim-te.

BESCHERMING VANHET MILIEU

Bij het ontwerp en de productie is nietalleen rekening gehouden met traditione-le aspecten, zoals prestaties en veilig-heid, maar is er ook veel aandacht be-steed aan de groeiende milieuproblemen.

De materiaalkeuze en de technischesystemen en speciale voorzieningen zijnhet resultaat van inspanningen die er opgericht zijn om de vervuiling van het mi-lieu drastisch terug te dringen. Uw autovoldoet dan ook aan de strengste interna-tionale milieunormen.

GEBRUIK VAN MILIEUVRIEN-DELIJKE MATERIALEN

Geen enkel onderdeel van de auto be-vat asbest. De vulling van de stoelen ende handbediende airconditioning bevattengeen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen),het gas dat waarschijnlijk de oorzaak isvan het gat in de ozonlaag.

De kleurstoffen en de corrosiewerendebehandeling van de bouten en moerenzijn niet schadelijk voor het milieu; ze be-vatten dus geen lucht- en bodemverontrei-nigend cadmium en/of chroom.

P4Z

0011

7fig. 103

P4Z

0027

7

fig. 102

Vervang de tankdopzonodig alleen door eenander exemplaar van

hetzelfde type, anders kan dewerking van het benzinedamp-opvangsysteem in gevaar wor-den gebracht.

Draai de tankdop linksom om hem teverwijderen.

Page 104: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

103

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN

Katalysators

Het uitlaatsysteem is voorzien van eenkatalysator, die bestaat uit edelmetaalle-geringen. De katalysator bevindt zich ineen roestvast stalen houder, die bestandis tegen hoge bedrijfstemperaturen.

De katalysators zetten onverbrandekoolwaterstoffen, koolmonoxide en stik-stofoxiden in het uitlaatgas om (ook alzijn deze dankzij het elektronische motor-managementsysteem, slechts in kleinehoeveelheden aanwezig) in niet schadelij-ke stoffen.

Lambdasondes

De lambdasondes meten de hoeveel-heid zuurstof in het uitlaatgas.

De door de lambdasondes verzondensignalen worden door de regeleenheidvan het motormanagementsysteem ge-bruikt om het lucht-/brandstofmengsel teregelen.

Benzinedamp-opvangsysteem

Het is onmogelijk, ook bij stilstaandemotor, benzinedampen te voorkomen.Daarom “vangt“ dit systeem de dampenin een speciaal actieve-koolfilter.

Als de motor draait, dan worden dezedampen afgezogen en verbrand in de mo-tor.

INSTALLATIE TELEPASS

De auto is uitgerust met een stekkervoor de voeding van de Telepass-module.Deze module kan bij gespecialiseerde za-ken worden aangeschaft.

De stekker bevindt zich in het plafond-lampje voor.

Laat de Telepass-module door de AlfaRomeo-dealer installeren.

Omdat tijdens de wer-king de katalysatorzeer warm wordt, ver-

dient het aanbeveling niet teparkeren boven brandbare mate-rialen (papier, brandstof, gras,droge bladeren, enz.).

Page 105: 604.31.031 Alfa GTV Instructie
Page 106: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

105

Door dit hoofdstuk en het volgende aandachtig door te lezen ende vermelde aanwijzingen, suggesties, en voorschriften op te vol-gen, kunt u het beste uit uw Alfa GTV halen op het gebied vanveiligheid, prestaties, betrouwbaarheid en levensduur.In de mees-te gevallen gaat het om onderwerpen met een algemeen karak-ter.In andere gevallen gaat het specifiek om de werking van deAlfa GTV.

Lees de informatie dus aandachtig door zodat u uw auto op debeste manier kunt gebruiken.

MOTOR STARTEN .................................................................................. pag. ......106VEILIG RIJDEN ................................................................................................. ......108SNEEUWKETTINGEN ...................................................................................... ......117ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST RIJDEN ............................................ ......118TREKKEN VAN AANHANGERS ..................................................................... ......121AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................................................... ......122EXTRA ACCESSOIRES ..................................................................................... ......123SUGGESTIES VOOR NUTTIGE ACCESSOIRES .......................................... ......124

CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO

Page 107: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

106

MOTOR STARTEN

BELANGRIJK De auto is uitgerustmet een elektronische startblokkering. Ziebij startproblemen de paragraaf “ Alfa Ro-meo CODE”.

Het contactslot is voorzien van een her-startbeveiliging. Als de motor bij de eerstepoging niet aanslaat, moet u de sleutel te-rugdraaien in stand STOP en nogmaalsstarten.

Het start-/contactslot is voorzien van eenbeveiligingsmechanisme, waardoor het slotniet van stand MAR in AVV kan wordengezet bij een draaiende motor.

STARTEN

Bij koude motor(1) Zorg ervoor dat de handrem is aan-

getrokken.(2) Zet de versnellingspook in de vrij-

stand.(3) Trap het koppelingspedaal geheel

in zonder het gaspedaal in te trappen, zo-dat wordt voorkomen dat de startmotor deversnellingsbak aandrijft en de auto gaatrijden.

(4) Controleer of elektrische systemenen verbruikers zijn uitgeschakeld. Let voor-al op systemen die veel vermogen vragen(bijv. de achterruitverwarming).

Als de motor niet aanslaat, moet u desleutel terugdraaien in stand STOP ennogmaals starten.

Bij warme motor

(1) Zorg ervoor dat de handrem is aan-getrokken.

(2) Zet de versnellingspook in de vrij-stand.

3) Trap het koppelingspedaal geheel in.

(4) Controleer of elektrische systemenen verbruikers zijn uitgeschakeld. Let voor-al op systemen die veel vermogen vragen(bijv. de achterruitverwarming).

(5) Draai de sleutel in stand AVV enlaat hem los zodra de motor aanslaat.

Het is raadzaam omgedurende de eerste ge-bruiksperiode geen

maximale prestaties van uw au-to te verlangen (bijv. krachtig ac-celereren, langdurig rijden methoge toerentallen en bruusk rem-men).

Het is zeer gevaarlijkom de motor in een af-gesloten ruimte te laten

draaien. De motor verbruiktzuurstof en produceert koolmo-noxide dat zeer giftig is en dode-lijk kan zijn.

Laat de contactsleutelniet in stand MAR staanals de motor stilstaat.

(5) Draai de sleutel in stand AVV enlaat hem los zodra de motor aanslaat.

Page 108: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

107

(6) Als de motor bij de eerste poging nietaanslaat, moet u de sleutel terugdraaienin stand STOP en nogmaals starten. Traphet gaspedaal hierbij niet herhaaldelijk inmaar houd het iets ingetrapt.

BELANGRIJK Als de startpogingmoeizaam verloopt, blijf dan niet langdu-rig proberen de motor te starten. Hierdoorzou de katalysator kunnen beschadigen.Wendt u in dat geval tot de Alfa Romeo-dealer.

MOTOR OPWARMEN– Rijd rustig weg, laat de motor niet met

hoge toerentallen draaien en trap het gas-pedaal niet bruusk in.

– Verlang de eerste kilometers geenmaximale prestaties, maar wacht tot dekoelvloeistof een temperatuur van 50-60°C heeft bereikt.

MOTOR UITZETTEN– Laat het gaspedaal los en wacht tot de

motor met stationair toerental draait.– Draai de contactsleutel in stand

STOP. Hierdoor wordt de motor uitgezet.

BELANGRIJK Het is beter om de mo-tor na een zware rit even “op adem“ te la-ten komen. Zet de motor niet onmiddellijkuit, maar laat hem even stationair draai-en. Hierdoor kan de temperatuur in demotorruimte dalen.

NOODSTART

Probeer auto’s nooit testarten door ze aan teduwen, te slepen of van

een helling te laten rijden. Hier-door zal de katalysator onher-stelbaar beschadigen.

STARTEN MET EEN HULPACCU

Als de motor niet start (en de Alfa RomeoCODE werkt op de juiste wijze), start demotor dan met een hulpaccu, zoals wordtbeschreven in het hoofdstuk “Noodgeval-len“.Gasgeven voordat u

de motor uitzet heeftgeen enkel nut en ver-

spilt brandstof.

Page 109: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

108

VEILIG RIJDEN

In deze paragraaf worden tips en aan-wijzingen gegeven voor een goed en veiliggebruik van uw auto onder diverse om-standigheden.

Bovendien vindt u een aantal suggestiesdie betrekking hebben op de belangrijkstesystemen van de auto die van groot be-lang zijn voor de rijveiligheid.

VOORDAT U WEGRIJDT

Voordat u vertrekt, en in ieder geval voorhet begin van een lange rit, raden wij uaan de volgende handelingen uit te voe-ren:

– Zet de stoel, het stuur en de achteruit-kijkspiegels in de juiste stand.

– Controleer of de slag van de pedalen(vooral het rempedaal) niet door voorwer-pen wordt belemmerd.

– Houdt u bij het vervoeren van kinde-ren aan de voorschriften die vermeld staanin de paragraaf “Kinderen veilig vervoe-ren“ in het hoofdstuk “Wegwijs in uw au-to“.

– Controleer of de claxon goed werkt.– Controleer de werking en de conditie

van de wisserbladen.– Controleer de werking van de buiten-

verlichting en reinig zonodig het lampen-glas.

– Controleer voordat u vertrekt, vooralals u in het donker rijdt, of de koplampengoed zijn afgesteld.

– Controleer de onderzijde van de autoop eventuele lekkage van olie of anderevloeistoffen.

– Controleer of eventuele bagage goedin de bagageruimte is geladen.

– Controleer of naast uzelf ook alle ove-rige inzittenden de veiligheidsgordel dra-gen.

– Controleer of de handrem is uitge-schakeld en de controlelampjes op het ins-trumentenpaneel geen storingen aange-ven. Om onverwachtse bewegingen van deauto te voorkomen, moet bij het uitscha-kelen van de handrem het rempedaal wor-den ingetrapt.

Overige tips:– Lange reizen moeten in optimale con-

ditie worden gestart en zo mogelijk van tevoren worden gepland, vooral in periodenvan grote drukte.

– Een lichte en makkelijk verteerbaremaaltijd bevordert het reactievermogen ende concentratie die noodzakelijk is om vei-lig te rijden.

Het gebruik van alco-hol, verdovende midde-len en/of bepaalde me-

dicijnen is zeer gevaarlijk. Rijdnooit onder invloed van alcohol,medicijnen of verdovende midde-len.

TIJDENS DE RIT

– Voorzichtig rijden houdt ook in dat ualert bent op fouten en onvoorzichtighedenvan anderen. Houdt u aan de maximumsnelheden en gebruik op snelwegen zoveel mogelijk de rechter rijbaan.

Page 110: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

109

– Gebruik bij het wisselen van rijbaande richtingaanwijzers.

– Schakel bij zonsondergang de buiten-verlichting in.

– Houd voldoende afstand tot de auto’sdie voor u rijden; deze afstand varieert af-hankelijk van de snelheid, de weersom-standigheden, de verkeerssituatie en deconditie van het wegdek.

– Laat uw hand tijdens het rijden nietop de pookknop rusten omdat door de uit-geoefende druk, ook als deze licht is, deinterne onderdelen van de versnellingsbakop den duur kunnen slijten.

– Rijd niet met de versnellingsbak in devrijstand.

– Laat u voet niet op het koppelingspe-daal rusten als dit niet nodig is omdathierdoor de interne onderdelen van hetkoppelingspedaal op den duur kunnenslijten.

– Rijd niet te lang achter elkaar, maarlas pauzes in en gebruik die om een beetjete bewegen en weer op krachten te ko-men.

– Zorg voor een constante luchtverver-sing in het interieur. Maak hiervoor ge-bruik van de vele instelmogelijkheden vanhet verwarmings- en ventilatiesysteem ofvan de airconditioning.

– Rijd nooit van een helling af met eenafgezette motor: u kunt dan niet op demotor afremmen en de rem- en stuurbe-krachtiging werken niet, waardoor meerkracht nodig is voor de bediening van hetrempedaal en het stuur.

– Parkeer bij pech de auto in de berm,schakel de waarschuwingsknipperlichten inen plaats de gevarendriehoek op de wette-lijk verplichte afstand. U dient zich altijdaan de geldende verkeerswetgeving tehouden.

PARKEREN

Voer voor het parkeren van de auto devolgende handelingen uit:

– Zet de motor uit.– Trek de handrem aan.– Schakel de eerste versnelling in als de

auto op een helling omhoog staat en deachteruit bij een helling omlaag (gezienvanuit de rijrichting).

– Zet de voorwielen in een zodanigestand dat de auto onmiddellijk stopt als dehandremhefboom per ongeluk naar bene-den wordt gezet.

Controleer ook altijdof naast uzelf ook alleoverige inzittenden de

veiligheidsgordel dragen. Rijdenzonder veiligheidsgordels ver-groot het risico op ernstig letselof dodelijke afloop bij een onge-val.

Laat de contactsleutelnooit in stand MARstaan omdat hierdoor

de accu ontlaadt.

Laat kinderen nooit al-leen achter in de auto.Neem de sleutel altijd

uit het contactslot als u de autoverlaat.

Page 111: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

110

IN HET DONKER RIJDEN

Rijden in het donker vergt veel meer con-centratie, zowel fysiek als psychisch. Hier-na volgen enkele tips voor het rijden in hetdonker:

– Rijd extra voorzichtig, beperk zonodigde snelheid, vooral op onverlichte wegen.

– Bewaar een veilige afstand, groter danoverdag, van de auto’s die voor u rijden.Het is moeilijk om de snelheid van andereauto’s te schatten als alleen de lichten tezien zijn.

– Stop bij de eerste tekenen van slape-righeid: doorrijden levert gevaar op vooruzelf en voor anderen. Ga pas weer rijdenna voldoende rust.

– Controleer of de koplampen goedstaan afgesteld: als ze te laag staan,wordt uw zicht beperkt en raakt u snellervermoeid. Als ze te hoog staan, kunnen zeandere weggebruikers hinderen.

– Gebruik het grootlicht alleen buiten debebouwde kom en als u zeker weet dat uandere weggebruikers niet hindert.

– Doof het grootlicht (indien ingescha-keld) als u een tegenligger ziet en passeermet dimlicht.

– Zorg dat de koplampen en de achter-lichten altijd schoon zijn.

ONDER SLECHTE WEERSOM-STANDIGHEDEN

Regen en mist kunnen gevaarlijk zijn alsde rijstijl niet wordt aangepast aan deweersomstandigheden. Hierna volgen en-kele tips voor het rijden onder slechteweersomstandigheden:

– Op natte wegen is de wrijving tussende banden en het wegdek aanzienlijkminder. Hierdoor is de remweg aanmerke-lijk langer en de grip in de bochten min-der.Beperk de snelheid en bewaar eengrotere afstand van de auto’s die voor urijden.

– Zware regenval en mist beperken hetzicht. Schakel daarom ook overdag, over-eenkomstig de wettelijke voorschriften, hetdimlicht in, vooral om uzelf beter zichtbaarte maken.

– Rijd niet met hoge snelheid door plas-sen: u kunt de controle over de auto ver-liezen (“aquaplaning“).

– Zorg dat bij een beperkt zicht de ruitenniet beslaan. Stel de bedieningsknoppenvan het ventilatiesysteem in, zoals is be-schreven in het hoofdstuk “Wegwijs in uwauto“.

– Controleer regelmatig de conditie vande ruitenwisserbladen.

– Vermijd, indien mogelijk, het rijden indichte mist. Mocht u toch de weg op moe-ten, rijd dan uiterst voorzichtig en metaangepaste snelheid. Vermijd inhalen.

– Als u plotseling moet stoppen (bij eendefect, door sterke vermindering van hetzicht enz.), tracht dan toch buiten de rij-strook te stoppen. Zet vervolgens de waar-schuwingsknipperlichten aan en, zo moge-lijk, de dimlichten.

IN DE BERGEN RIJDEN

Het rijden in de bergen vereist extra aan-dacht. Hierna volgen enkele tips voor hetrijden in de bergen:

– Controleer voordat u vertrekt de vloei-stofniveaus (motorolie,remvloeistof, koel-vloeistof) en de conditie van de banden.

– Rem zoveel mogelijk op de motor afen rijd in een lage versnelling bergaf-waarts. Daarmee voorkomt u dat de rem-men oververhit raken.

– Rijd nooit naar beneden met afgezettemotor of met de versnellingspook in devrijstand, en absoluut nooit met uitgeno-men contactsleutel.

Page 112: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

111

– Rijd met een matige snelheid, en ver-mijd het “afsnijden“ van bochten.

– Denk eraan dat bergopwaarts inhalenveel langzamer gaat en dat de weg daar-om langer vrij moet zijn. Als u wordt inge-haald terwijl u bergopwaarts rijdt, geef depasserende auto dan de ruimte.

IN DE WINTER RIJDEN

Als de temperatuur onder 0 °C daalt ofbij sneeuw of ijzel raden wij u het volgen-de aan:

– Controleer voordat u vertrekt of dewisserbladen niet vast aan de voorruit zijngevroren.

– Verwijder eventuele sneeuw van hetluchttoevoerrooster aan de onderzijde vande voorruit.

– Blijf niet te lang met een draaiendemotor in diepe sneeuw stilstaan: door desneeuw kan de koolmonoxide van het uit-laatgas in het interieur dringen.

– Zorg dat de remmen en banden inperfecte conditie zijn.

– Controleer of het reservoir van de ruiten -koplampsproeiers voldoende antivriesen kalkoplosser bevat.

– Rem bij voorkeur op de motor af envermijd bruusk remmen.

– In de winter kan op schijnbaar drogewegen toch ijs liggen. Let daarom vooralgoed op de delen van de weg die door deaanwezigheid van bomen of rotsen weinigzon krijgen, waardoor ijs kan blijven lig-gen.

BELANGRIJK Rijd om beschadigingvan de banden te voorkomen, met gemon-teerde sneeuwkettingen geen lange stuk-ken op sneeuwvrije wegen. In extreme ge-vallen moet u zeer langzaam rijden en desneeuwkettingen verwijderen zodra datmogelijk is.

REMMEN

De remmen zijn van essentieel belangvoor de rijveiligheid en dienen dus altijdperfect te functioneren.

Voor een correct gebruik, een perfectewerking en een minimale slijtage van hetremsysteem, raden wij u aan de volgendeaanwijzingen op te volgen:

– Laat tijdens het rijden de voet niet on-nodig op het rempedaal rusten.

– Controleer of de slag van het rempe-daal niet beperkt wordt door de vloermat-ten of andere obstakels.

– Controleer regelmatig de werking vanhet remsysteem en in ieder geval voor eenlange rit.

– Controleer op het instrumentenpaneelof het lampje voor te laag remvloeistofni-veau en aangetrokken handrem x goedwerkt: Als het lampje x tijdens het rijdengaat branden en blijft branden, controleerdan of de handrem niet is aangetrokken.Als de handrem niet is aangetrokken,moet de auto onmiddellijk worden gestopten het niveau van de remvloeistof wordengecontroleerd; als het niveau onvoldoendeis, moet het eventuele defect in het rem-circuit onmiddellijk worden verholpen. Alshet controlelampje d gaat branden bijhet intrappen van het rempedaal, dan zijnde remblokken versleten tot de minimumtoegestane dikte. Laat de remblokken zosnel mogelijk door de Alfa Romeo-dealervervangen.

– Remvloeistof is hygroscopisch (rem-vloeistof trekt water aan); vervang de rem-vloeistof iedere twee jaar, onafhankelijkvan het aantal afgelegde kilometers, ombeschadiging ven het remsysteem te voor-komen.

Page 113: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

112

REMBEKRACHTIGER

De auto is uitgerust met een rembe-krachtiger die alleen werkt bij een draai-ende motor. Bij een uitgezette motor moetdaarom meer kracht worden uitgeoefendop het rempedaal om de gewenste rem-vertraging te bereiken.

ANTI-BLOKKEERSYSTEEM(ABS)

De auto is uitgerust met anti-blokkeer-systeem (ABS) met elektronische remdruk-verdeling (EBD). Wij raden u aan met hetvolgende rekening te houden:

– Tijdens het remmen kunnen lichte tril-lingen in het rempedaal worden gevoeld.Dit betekent dat het ABS in werking is ge-treden.

– De prestaties van het systeem vergro-ten in principe de actieve veiligheid, maarmogen de bestuurder er niet toe verleidenonnodige en onverantwoorde risico’s tenemen.

– De rijstijl moet altijd zijn aangepastaan de weersomstandigheden, het zicht enhet verkeer.

– De maximale remvertraging blijft ui-teraard altijd afhankelijk van de grip van

de banden op het wegdek. Bij sneeuw ofijs is de grip vanzelfsprekend veel minder,waardoor de remweg, ook met ABS, aan-zienlijk langer zal zijn.

STUURBEKRACHTIGING

De hydraulische stuurbekrachtiging werktalleen bij een draaiende motor. Bij stil-staande motor moet daarom meer krachtworden uitgeoefend op het stuurwiel.

De stuurinrichting is een mechanisch sys-teem dat grote invloed heeft op de rijvei-ligheid. Daarom moet de auto bij een ver-moedelijke storing worden stilgezet en on-middellijk contact worden opgenomen metde Alfa Romeo-dealer.

Het ABS ontslaat debestuurder niet van deverplichting voorzichtig

te rijden. Dit geldt in het bijzon-der op gladde of natte wegen.

De auto is uitgerustmet een elektronischer e m d r u k v e r d e l i n g

(EBD). Als de lampjes > en xbij een draaiende motor gelijktij-dig gaan branden, dan is er eenstoring in het EBD-systeem; indit geval kunnen bij hard remmende achterwielen vroegtijdig blok-keren waardoor de auto kangaan slippen. Rijd zeer voorzich-tig naar de dichtstbijzijnde AlfaRomeo-dealer om het systeem telaten controleren.

Als bij een draaiendemotor alleen het waar-schuwingslampje >

gaat branden dan is er een sto-ring in het ABS-systeem. In datgeval werkt het conventioneleremsysteem op de normale ma-nier, terwijl geen gebruik meerwordt gemaakt van het anti-blokkeersysteem. Onder dezeomstandigheden kan ook de wer-king van het EBD-systeem ver-minderen. Ook in dit geval radenwij u aan onmiddellijk en zeervoorzichtig naar de dichtstbijzijn-de Alfa Romeo-dealer te rijden,om het systeem te laten contro-leren.

Page 114: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

113

BELANGRIJK Houd het stuurwiel inbeide richtingen tot aan de aanslag, al-leen voor de duur die strikt noodzakelijkis.

WISSERBLADEN

Controleer regelmatig de ruitenwisserbla-den. Versleten of vuile wisserbladen kun-nen het zicht aanzienlijk verminderen.Reinig de ruiten regelmatig door ze te ont-doen van vuil, vet- en teeraanslag. Op de-ze wijze wordt de levensduur van de wis-serbladen aanzienlijk verlengd.

Voordat u de ruitenwissers inschakelt,moet eventuele sneeuw of ijs op de ruitworden verwijderd.

Wanneer de temperatuur onder 0°C isgedaald, moet, voordat de ruitenwissersworden ingeschakeld, gecontroleerd wor-den of er geen ijs tussen wisserblad en ruitzit: maak de wissers zonodig vrij met eenanti-vriesmiddel.

Schakel de ruitenwissers niet in op eendroge ruit.

RUITEN

Plak geen stickers of andere plaatjes opde ruiten: ze kunnen uzelf en andere weg-gebruikers afleiden en het zicht belemme-ren.

Als u de op de auto gemonteerdevelgen of banden wilt vervangen,dient u eerst de tabel met de toe-gestane band- en velgtypen in hethoofdstuk “Technische gegevens“te raadplegen. U kunt ook contactop te nemen met een Alfa Romeo-dealer.

Houd altijd de combinatie tus-sen velg-/bandenmaat aan dieoorspronkelijk onder de auto isgemonteerd.

Reservewiel

De auto kan worden uitgerust met een com-pact reservewiel (optional) dat specifiek isvoor het velgtype (staal of lichtmetaal) vande standaard gemonteerde banden.

BELANGRIJK Als de stalen velgenworden vervangen door lichtmetalen vel-gen of omgekeerd, moet ook het reserve-wiel worden vervangen.

Het reservewiel mag alleen in noodgevallenworden gebruikt. Het gebruik van het noodre-servewiel moet tot een minimum beperkt blij-ven en er mag niet harder worden geredendan 80 km/h. Bij een gemonteerd reserve-wiel veranderen de rij-eigenschappen van deauto. Vermijd met vol gas optrekken, bruuskremmen en hoge snelheden in de bochten.

Houdt u bij het ver-vangen van de wisser-bladen aan de bijgele-

verde instructies en aan de aan-wijzingen die beschreven staanin het hoofdstuk “Onderhoudvan de auto“ in dit instructie-boekje.

WIELEN

De krik mag alleen ge-bruikt worden voor het

verwisselen van een wiel. Voergeen werkzaamheden uit onderde auto als deze is opgekrikt.

De door de fabrikant gemonteerde wie-len (velgen en banden) passen het best bijde eigenschappen van de auto en garan-deren een maximum aan veiligheid encomfort onder alle normale rij-omstandig-heden.

Page 115: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

114

Het reservewiel is niet geschikt voor demontage van sneeuwkettingen. Als u eenlekke voorband (aangedreven wiel) hebten er moet met sneeuwkettingen wordengereden dan moet u een wiel van de ach-teras afhalen en daarvoor in de plaats hetreservewiel monteren.

Zo hebt u op de vooras twee normalevoorwielen waarop u de sneeuwkettingenkunt monteren.

Controleer regelmatig of de spanning vande band van het reservewiel 4,2 bar (kg/cm2) bedraagt.

BELANGRIJK De levensduur van deband van het reservewiel is ongeveer3.000 km. Hierna moet de band wordenvervangen door een band van hetzelfde ty-pe dat geschikt is voor het gebruikte velg-type (zie “Technische gegevens“).

Monteer nooit een normale band op eenvelg die voor een reservewiel bedoeld is.

Gebruik nooit twee of meer reservewie-len. Laat het verwisselde wiel zo snel mo-gelijk repareren en monteren.

Tirekit (reparatiekit voor ban-den)

De auto kan in plaats van met een com-pact reservewiel worden uitgerust met eenkit voor de snelle reparatie van lekke ban-den. Zie voor het gebruik van de kit hethoofdstuk “Noodgevallen“ en de bijgele-verde instructies.

Velgen

De bouten moeten met een aanhaalmo-ment van 100 Nm (10 kgm) worden aan-gedraaid.

Banden

De auto is voorzien van Tubeless radiaalbanden, d.w.z. zonder binnenband. Vooreen optimaal rijcomfort, maximale veilig-heid en een lange levensduur van de ban-den, raden wij u aan de volgende aanwij-zingen op te volgen:

– Rijd met nieuwe banden de eerste100 km niet met hoge snelheden.

– Beperk de snelheid in bochten, ook alsde prestaties van de auto hogere snelhe-den toestaan.

– Vermijd sterk accelereren en onnodigremmen.

– Rijd niet langdurig met hoge snelhe-den, vooral niet op een slecht wegdek.

– Zorg dat de wielen goed gebalanceerdzijn en de wieluitlijning goed is.

– Voorkom dat de banden in contact ko-men met harde voorwerpen, zoals stoep-randen (bijv. tijdens het parkeren van deauto).

Plaats na het repare-ren van de band de stic -ker uit het reparatie-

koffertje op een voor de bestuur-der zichtbare plaats (bijvoor-beeld op het dashboard) om aante geven dat de band behandeldis met de snelle reparatiekit ener voorzichtig en niet harder dan80 km/h dient te worden gere-den. Rijd voorzichtig naar dedichtstbijzijnde garage om deband te laten vervangen. U moetabsoluut aangeven dat de bandis gerepareerd met reparatiekit.

Page 116: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

115

– Voer geen werkzaamheden uit aan hetventiel.

– Plaats geen enkel soort gereedschaptussen velg en band.

– Vervang velgen die vervormingen ver-tonen.

– Vervang bij abnormaal spanningsver-lies het wiel en laat de band controleren.

– Gebruik voor het balanceren specialebalanceergewichten voor tubeless-ban-den.Gebruik voor het balanceren van wie-len met lichtmetalen velgen uitsluitendoriginele Alfa Romeo-balanceergewichten.

– De bandenspanning, inclusief die vanhet reservewiel moet overeenkomen metde voorgeschreven bandenspanning (ziehoofdstuk “Technische gegevens“).

– Laat de banden regelmatig op bescha-digingen controleren.

– Gebruikte banden van onbekende her-komst of verouderde banden (ouder dan 6jaar) mogen alleen in noodgevallen enmet de nodige voorzichtigheid worden ge-bruikt.

– In tubeless banden mogen geen bin-nenbanden gebruikt worden.

– Laat de auto nooit langdurig gepar-keerd staan op de rand van een stoep ofop een andere oneffenheid in het wegdek.

– Laat de profieldiepte van het loopvlakregelmatig controleren, en houdt u hierbijaan de wettelijk voorgeschreven minimumwaarden.

BELANGRIJK Bepaalde type bandenzijn voorzien van slijtage-indicatoren; debanden moeten vervangen worden zodradeze indicatoren op het loopvlak zichtbaarzijn.

Controleer regelmatig of de banden geenongelijkmatige slijtage van het loopvlakvertonen; is dit het geval, raadpleeg daneen Alfa Romeo-dealer om de oorzaak telaten wegnemen.

Naarmate het loopvlak van de bandenslijt, neemt op natte wegen het gevaarvoor aquaplaning toe.

Om gelijkmatige slijtage van de bandenop de vooras en achteras te verkrijgen, ishet raadzaam om de banden om de10.000 - 15.000 km van as te verwisse-len. Hierbij moeten de banden aan dezelf-de zijde van de auto gemonteerd blijven,zodat een omkering van de draairichtingwordt voorkomen (fig. 1).

Verwissel de bandenniet kruiselings.

P4Z

0022

1

fig. 1

Page 117: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

116

Bandenspanning en slijtage

Als de banden op de juiste spanningworden gehouden, neemt niet alleen delevensduur van de banden toe maar ookde rijveiligheid, omdat de wegligging erdoor wordt beïnvloed.

De spanning van de banden, inclusiefhet reservewiel, moet regelmatig en vooreen lange rit worden gecontroleerd.

De bandenspanning moet bij koude ban-den worden gecontroleerd; gebruik eenmanometer en houd de waarden aan dievermeld staan in het hoofdstuk “Techni-sche gegevens“.

Een onjuiste bandenspanning veroor-zaakt een onregelmatige slijtage van debanden (fig. 2):

A - Normale spanning: gelijkmati-ge slijtage van het loopvlak.

Een juiste bandenspanning garandeerteen maximale levensduur en een optimalegrip, aangezien het loopvlak over de vollebreedte contact heeft met het wegdek,waardoor de slijtage gelijkmatiger is.

Een juiste bandenspanning zorgt ookvoor:

– Een betere wegligging van de auto.– Een uiterst soepele en nauwkeuriger

besturing.– Een lager brandstofverbruik door de

geringe rolweerstand van het wiel.

B - Te lage spanning: te grote slijta-ge aan de zijkanten van het loopvlak.

Bij een te lage bandenspanning, ontstaater een ongelijkmatige slijtage van hetloopvlak (grotere slijtage aan de zijkan-ten) en wordt de band te heet. Hierdoorkunnen onderdelen van de band losrakenen schade veroorzaken aan het karkas.

Deze schade kan het leeglopen van deband of een klapband tot gevolg hebben.

C - Te hoge spanning: te grote slij-tage in het midden van het loopvlak.

Een te hoge bandenspanning veroor-zaakt:

– Een ongelijkmatige slijtage van hetloopvlak (grotere slijtage in het midden).

– Een vermindering van het rijcomfort.– Een grotere gevoeligheid van de ban-

den voor schokken.

BELANGRIJK Als in een uitzonderlijkgeval de spanning bij warme bandenwordt gecontroleerd, mag de spanningnooit worden verlaagd.

P4Z

0011

9

fig. 2

Page 118: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

117

Wielen balanceren

Elk wiel compleet met band wordt in defabriek statisch en dynamisch gebalan-ceerd.

Als de banden vervangen worden, moe-ten de wielen opnieuw worden gebalan-ceerd, om instabiliteit, overmatige slijtagevan de stuurinrichting en ongelijkmatigeslijtage van de banden te voorkomen.

SNEEUWKETTINGEN

Het gebruik van sneeuwkettingen is af-hankelijk van de voorschriften van hetland waar wordt gereden.

De sneeuwkettingen mogen alleen op devoorwielen gemonteerd worden (aange-dreven wielen).

Vanwege het sportieve karakter van deauto, kunnen er alleen speciale sneeuw-kettingen worden gemonteerd.

Wij raden u aan contact op te nemenmet de Alfa Romeo-dealer voordat usneeuwkettingen aanschaft of gebruikt.

Controleer na enkele meters rijden of dekettingen nog goed gespannen zijn.

Gebruik voor het ba-lanceren van wielen metlichtmetalen velgen de

originele Alfa Romeo-balanceer-gewichten.

Op het reservewiel(indien aanwezig) kangeen sneeuwketting ge-

monteerd worden. Als u een lek-ke voorband hebt (aangedrevenwiel) en er moet gebruik wordengemaakt van sneeuwkettingen,dan kunt u het reservewiel op deachteras plaatsen en het achter-wiel op de vooras (pas zo snelmogeli jk de bandenspanningaan).Zo hebt u op de vooras twee

normale wielen waarop usneeuwkettingen kunt monteren.

Beperk de snelheid alsu met sneeuwkettingenrijdt, vermijd kuilen,

stoepranden en andere obstakelsen rijd, om de banden, wielop-hanging en stuurinrichting niet tebeschadigen, geen lange stukkenop sneeuwvrije wegen.

Op de banden 225/45 ZR17 91Y kunnengeen sneeuwkettingen

gemonteerd worden.

Page 119: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

118

ECONOMISCH EN MI-LIEUBEWUST RIJDEN

De gebruiksomstandigheden en de rijstijlhebben direct invloed op het brandstofver-bruik en het milieu.

Zonder van een dynamische rijstijl af tezien, kunt u door het opvolgen van de en-kele eenvoudige aanwijzingen voorkomendat onnodig schade aan het milieu wordttoegebracht. Vaak wordt ook nog hetbrandstofverbruik beperkt.

Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-door de kosten van de auto zo laag moge-lijk blijven en de uitstoot van schadelijkeuitlaatgassen zoveel mogelijk beperktwordt.

ALGEMENE OPMERKINGEN

Onderhoud van de auto

Doelmatig onderhoud is een beslissendefactor voor een lange levensduur, de besteprestaties en een zo zuinig mogelijk ge-bruik van de auto. Laat daarom tijdig dein het onderhoudsschema aangegevenwerkzaamheden uitvoeren (zie bougies,lucht-/brandstoffilter, klepspeling, enz.).

Banden

Controleer regelmatig, ten minste eenkeer per maand, de spanning van de ban-den. Als de spanning te laag is, wordt deweerstand groter en neemt het verbruiktoe. Bovendien slijten hierdoor de bandensneller en verslechtert de wegligging vande auto, waardoor de veiligheid in gevaarkan worden gebracht.

Overbodige bagage

Rijd niet met een te zwaar beladen ba-gageruimte. Het gewicht van de auto(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlij-ning hebben grote invloed op het brand-stofverbruik en de stabiliteit.

Imperiaal/skidrager

Verwijder de imperiaal of skidrager als udeze niet meer gebruikt. Ze verminderende aërodynamica van de auto, waardoorhet brandstofverbruik toeneemt. Gebruikvoor het vervoer van volumineuze voorwer-pen bij voorkeur een aanhanger.

Stroomverbruikers

Gebruik de elektrische installaties alleenals u ze nodig hebt. De achterruitverwar-ming, de verstralers, de ruitenwissers ende aanjager van het ventilatie-/verwar-mingssysteem vragen veel stroom, waar-door het brandstofverbruik toeneemt (totaan 25% in stadsverkeer).

Page 120: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

119

Airconditioning

De airconditioning gebruikt zeer veelenergie, waardoor de motor zwaar wordtbelast en het brandstofverbruik sterk toe-neemt (met gemiddeld 20%). Gebruikwanneer de buitentemperatuur het toelaatbij voorkeur de functies van het ventilatie-systeem.

Aërodynamische accessoires

Het gebruik van niet goedgekeurde aëro-dynamische accessoires kan de aërodyna-mica negatief beïnvloeden, waardoor hetbrandstofverbruik zal toenemen.

RIJSTIJL

Het starten

Laat de motor als de auto stilstaat, nietwarmdraaien met stationair toerental enook niet met een verhoogd toerental: on-der deze omstandigheden warmt de motorveel langzamer op, terwijl het verbruik ende schadelijke uitlaatgasemissie toene-men. Het is beter om rustig weg te rijdenen geen hoge toerentallen te gebruiken.Op deze manier warmt de motor snellerop.

Overbodige handelingen

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaatvoor een stoplicht of voordat u de motorafzet. Deze handeling heeft evenals hetoverschakelen met tussengas, geen enkelnut. Het kost brandstof en verhoogt de uit-stoot van schadelijke uitlaatgassen.

Keuze van de versnellingen

Gebruik als het verkeer en de weg hettoelaten de hoogste versnelling. Het in-schakelen van een lage versnelling vooreen snelle acceleratie verhoogt het brand-

stofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bijhet oneigenlijke gebruik van een hogeversnelling, het verbruik en de schadelij-ke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijtde motor hierdoor sneller.

Maximum snelheid

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijktoe bij een hogere snelheid: als de snel-heid wordt verhoogd van 90 naar 120km/h, neemt het brandstofverbruik metongeveer 30% toe. Rijd daarom zoveelmogelijk met een gelijkmatige snelheid,vermijd overbodig remmen en optrekken.Dit kost brandstof en verhoogt de uitstootvan schadelijke uitlaatgassen. Wij raden udaarom aan om rustig te rijden en eenveilige afstand te bewaren van de auto’sdie voor u rijden, waardoor u tijdig kuntreageren op gevaarlijke situaties.

Acceleratie

Met vol gas optrekken waarbij de motormet hoge toerentallen draait, kost veelbrandstof en verhoogt de uitstoot vanschadelijke uitlaatgassen. Het is beter ge-leidelijk op te trekken en geen maximaletoerentallen te gebruiken.

Page 121: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

120

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN

Koude start

Bij korte ritten en regelmatig koud star-ten bereikt de motor niet de optimale be-drijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet al-leen het brandstofverbruik toe (van 15%tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook deuitstoot van schadelijke uitlaatgassen.

Verkeerssituatie en conditie vanhet wegdek

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij file-rijden, waarbij overwegend lage versnel-lingen worden gebruikt, of in de stad waarzich veel verkeerslichten bevinden, zal hetbrandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.

Bochtige trajecten, bergwegen en eenslecht wegdek verhogen eveneens hetbrandstofverbruik.

Stilstaan in het verkeer

Als u langere tijd stilstaat (spoorweg-overgangen), is het raadzaam de motoruit te zetten.

VOORZORGMAATREGELENVOOR HET BEHOUD VAN DE EMISSIEREDUCTIESYS-TEMEN

De correcte werking van deze systemen isniet alleen belangrijk voor het milieu,maar ook voor het rendement van de auto.

Het in goede conditie houden van desystemen is de belangrijkste voorwaardevoor milieubewust en economisch rijden.

De eerste eis is, dat u zich te allen tijdehoudt aan het geprogrammeerd onder-houdsschema.

Gebruik voor de benzinemotoren uitslui-tend loodvrije benzine.

Als het starten problemen ople-vert, blijf dan niet proberen. Ver-mijd aanduwen, aanslepen of rol-lend starten: al deze handelingenkunnen de katalysators bescha-digen.

Maak bij een noodstart uitsluitend ge-bruik van een hulpaccu.

Als de motor tijdens het rijden “slechtloopt“, rijd dan zeer rustig zodat de motorzo min mogelijk wordt belast en raadpleegsnel een Alfa Romeo-dealer.

Als het waarschuwingslampje van debrandstofreserve brandt, tank dan zo snelmogelijk. Een laag brandstofniveau kaneen onregelmatige brandstoftoevoer ver-oorzaken, waardoor de temperatuur vande uitlaatgassen stijgt.

Tijdens lange afdalingen is het raadzaamom af en toe even gas te geven. Op dezemanier wordt de levensduur van de kata-lysator verlengd.

Laat de motor nooit, ook niet tijdenstestwerkzaamheden, met losgenomenbougiekabels draaien.

Page 122: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

121

TREKKEN VAN AAN-HANGERS

ALGEMENE INFORMATIE

Voor het trekken van aanhangers moetde auto voorzien zijn van een trekhaakvan een goedgekeurd type. De door AlfaRomeo geleverde trekhaak voldoet aan al-le wettelijke veiligheidsnormen. Wij radenu aan de trekhaak door een Alfa Romeo-dealer te laten monteren. U bent dan ver-zekerd van het beste resultaat, terwijleventuele nadelige effecten op de carros-seriegarantie zijn uitgesloten.

Het remsysteem van de aanhangermoet geheel onafhankelijk van het hy-draulisch remsysteem van de auto wor-den bediend.

De auto/aanhangercombinatie moet vol-doen aan alle wettelijke voorschriften.

Onder aanhangergewicht wordt het tota-le gewicht van een volbeladen aanhangerverstaan inclusief alle accessoires en ba-gage.Controleer, om een boete te voorko-men, voor iedere rit of u het maximumtoelaatbaar aanhangergewicht niet over-schrijdt. Dit staat aangegeven op de type-goedkeuring.

In ieder geval mag het verticale gewichtop de trekhaak de waarde niet overschrij-den die vermeld is in het hoofdstuk “Tech-nische gegevens“.

Onder normale be -drijfs om standighedenbereikt de katalysator

hoge temperaturen. Parkeerdaarom niet boven brandbarematerialen (gras, droge bladeren,dennennaalden, enz.): brandge-vaar.Monteer geen andere hitteschil-

den en verwijder de op de kata-lysator en uitlaat gemonteerdeschilden niet.Spuit geen reinigings- of be-

schermingsmiddelen op de kata-lysator, de lambdasonde en hetuitlaatsysteem.

Het negeren van dezeaanwijzingen kanbrandgevaar opleveren.

Het ABS waarmee deauto is uitgerust, werktniet op het remsysteem

van de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig

op gladde wegen.

Voer in geen gevalmodificaties aan hetremsysteem van de au-

to uit voor de bediening van hetremsysteem van de aanhanger.

Page 123: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

122

Controleer bij het aankoppelen van eenaanhangwagen of caravan of de waardenvan het aanhangergewicht (vermeld op detypegoedkeuring) en het maximum toege-stane aanhangergewicht (vermeld op eensticker op de trekhaak), hoger of gelijk zijnaan die van het totale gewicht en de be-lasting op de trekkogel.

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN EN SUGGESTIES

Hierna volgen enkele aanwijzingen voorhet rijden met een aanhanger:

– Monteer speciale en/of extra achteruit-kijkspiegels, waarmee u voldoet aan degeldende verkeerswetgeving.

– Let erop dat het klimvermogen van deauto bij het trekken van een aanhanger ofcaravan wordt beperkt.

– Schakel een lage versnelling in tijdenshet afdalen om te voorkomen dat u con-stant moet remmen.

– Houdt u aan de snelheidsbeperkingendie voor auto’s met aanhanger gelden. Umag in geen geval harder rijden dan 100km/h.

AUTO LANGERE TIJDSTALLEN

Tref de volgende maatregelen als de au-to langere tijd niet wordt gebruikt:

– Zet de auto in een overdekte, droge enzo mogelijk goed geventileerde ruimte.

– Schakel een versnelling in.– Zorg ervoor dat de handrem is aange-

trokken.– Maak de gespoten delen schoon en

behandel ze met een siliconenwas.– Smeer de wisserrubbers van de ruiten-

wissers in met talkpoeder en laat ze losvan de ruit staan.

– Zet de ruiten een klein stukje open.– Dek de auto af met een stoffen of een

ademende kunststof hoes. Gebruik geendichte plastic hoes, omdat het in en op deauto aanwezige vocht dan niet kan ver-dampen.

– Breng de bandenspanning 0,5 bar bo-ven de normaal voorgeschreven spanningen controleer deze regelmatig. Laat debanden, zo mogelijk, op houten blokkensteunen.

– Schakel het diefstalalarm (indien aan-wezig) uit met de afstandsbediening; stelvervolgens het systeem buiten werkingmet de noodsleutel.

– Maak de accukabels los van de accu(koppel altijd eerst de minkabel los) encontroleer de acculading. Gedurende hetstallen moet deze controle iedere vier we-ken worden herhaald. Laad de accu op alsde spanning lager is dan 12,5 Volt.

WEER IN GEBRUIK NEMEN

Als de auto langdurig niet gebruikt is enu wilt de auto weer in gebruik nemen,voer dan de volgende handelingen uit:

– Reinig de buitenzijde van de auto nietdroog af.

– Controleer visueel op lekkage vanvloeistoffen (olie, rem- en koppelings-vloeistof, koelvloeistof, enz.).

– Vervang de motorolie en het oliefilter.– Controleer de volgende vloeistofni-

veaus:versnellingsbak-/differentieelolie.rem-/koppelingsvloeistof.koelvloeistof.

Page 124: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

123

– Controleer het luchtfilter en vervanghet zonodig.

– Controleer de bandenspanning en con-troleer de banden op beschadigingen, in-kepingen of scheuren. Vervang zonodig debanden.

– Controleer de conditie van de riemenin de motor.

– Controleer de acculading en sluit deaccukabels aan.

– Stel het diefstalalarm (indien aanwe-zig)weer in werking met de sleutelschake-laar.

– Zet de versnellingspook in de vrij-stand, start de motor en laat de motor eni-ge minuten stationair draaien. Trap hierbijeen aantal malen het koppelingspedaalin.

– Controleer of de verschillende stroom-gebruikers (koplampen, richtingaanwij-zers, enz.) goed functioneren.

BELANGRIJK Voor de correcte uitvoe-ring van de vermelde werkzaamhedenwordt verwezen naar de betreffende para-grafen in het hoofdstuk “Technische gege-vens“.

Deze handelingenmoeten in de openluchtworden uitgevoerd. Het

uitlaatgas bevat koolmonoxidedat zeer giftig is en dodelijk kanzijn.

EXTRA ACCESSOIRES

RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOON

Mobiele telefoons en andere radiozend-apparaten (bijvoorbeeld 27 mc) mogenalleen in de auto worden gebruikt als eenaparte antenne aan de buitenkant van deauto wordt gemonteerd.

Door het gebruik vaneen mobiele telefoon,een 27 mc-zender of

gelijksoortige apparaten in deauto (zonder buitenantenne) ont-staan elektromagnetische veldendie, als ze worden versterktdoor de reflectie in het interieur,niet alleen schadelijk voor de ge-zondheid van de inzittenden kun-nen zijn, maar ook storingen inde elektrische systemen van deauto (zoals de regeleenheid vanhet motormanagementsysteem,de regeleenheid van hetABS/EBD enz.) kunnen veroor-zaken. Hierdoor wordt de veilig-heid in gevaar gebracht.Bovendien wordt de zend- en

ontvangstkwaliteit aanzienlijkbeperkt door de isolerende ei-genschappen van de carrosserie.

Page 125: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

124

SUGGESTIES VOOR NUTTIGE ACCESSOIRES

Onafhankelijk van de wettelijk verplich-tingen, raden wij u aan het volgende aanboord te hebben (fig. 3):

– verbandtrommel met niet alcoholische,desinfecterende deppers, steriele gaas-compressen, verbandgaas, pleisters enz.;

– een zaklamp;– een schaar met afgeronde punten;– werkhandschoenen.

De afgebeelde en beschreven voorwerpenzijn opgenomen in het Alfa Romeo Lineaccessori-programma.

P4Z

0012

0

fig. 3

Page 126: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

125

De volgende pagina’s zijn speciaal gemaakt om u in geval vannood te helpen.

Zoals u ziet, worden er diverse kleine problemen behandeld; voorelk wordt beschreven wat u zelf kunt doen om het probleem teverhelpen. Bij eventuele grotere problemen is het echter nodigeen Alfa Romeo-dealer te raadplegen.

Wij raden u aan deze pagina’s te lezen. Dan kunt u de informatieals het nodig is, snel vinden.

EEN LEKKE BAND ................................................................................. pag. .....126DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................................................... ....135DEFECTE INTERIEURVERLICHTING ............................................................ ....143EEN DOORGEBRANDE ZEKERING OF RELAIS ........................................ ....145EEN LEGE ACCU ............................................................................................... ....152HET SLEPEN VAN DE AUTO .......................................................................... ....154HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO ................................................................. ....155BIJ EEN ONGEVAL............................................................................................ ....156

NOODGEVALLEN

Page 127: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

126

EEN LEKKE BAND

Attendeer het overigewegverkeer op de stil-staande auto m.b.v de

waarschuwingsknipperlichten, dewettelijk verplichte gevarendrie-hoek, enz.Tijdens het verwisse-len van een wiel moeten alle in-zittenden de auto hebben verla-ten, en op een veilige afstandvan het verkeer wachten, totdathet wiel verwisseld is of de bandis gerepareerd.Blokkeer de wie-len met stenen of andere voor-werpen als de auto schuin op eenhelling of op een slecht wegdekstaat.

Voor het verwisselenvan het wiel en voor hetjuiste gebruik van de krik

en het reservewiel moeten de on-derstaande voorzorgsmaatregelenin acht worden genomen.De krik dient uitsluitend voor

het verwisselen van een wielvan de auto waarbij hij geleverdis. Gebruik de krik niet voor hetopkrikken van andere auto’s enmonteer geen reservewielen vanandere auto’s.Als u het gemonteerde velgtype

wilt vervangen (stalen in plaatsvan lichtmetalen velgen of omge-keerd) moeten tevens alle wiel-bouten worden vervangen doorbouten met een lengte die aan-gepast is aan het velgtype.Het reservewiel mag alleen in

noodgevallen worden gebruikt.Het gebruik van het reservewielmoet tot een minimum beperktblijven en er mag niet harderworden gereden dan 80 km/h.

Bij een gemonteerd re-servewiel veranderende rij-eigenschappen

van de auto. Vermijd met vol gasoptrekken, bruusk remmen en ho-ge snelheden in de bochten.Het reservewiel heeft een le-

vensduur van maximaal 3000km. Na deze afstand moet deband van het reservewiel ver-vangen worden door een nieuweband van hetzelfde type.Monteer nooit een normale

band op de velg van het reserve-wiel. Laat het verwisselde wielzo snel mogelijk repareren enmonteren.Het is niet toegestaan met

twee of meer reservewielen terijden. Smeer de schroefdraad van de

wielbouten niet met vet in, voor-dat u ze monteert: de boutenkunnen loslopen.Op het reservewiel mag nooit

een wieldeksel worden gemon-teerd.

Bepaalde uitvoeringen kunnen wordenuitgerust met een compact reservewiel ofeen kit voor de snelle reparatie van lekkebanden (Tirekit).

UITVOERINGEN MET COMPACTRESERVEWIEL

Page 128: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

127

De krik dient uitslui-tend voor het verwisse-len van een wiel van de

auto waarbij de krik geleverd isof voor auto’s van hetzelfde mo-del. Gebruik de krik niet voor hetopkrikken van andere auto’s. Enbeslist nooit voor het uitvoerenvan werkzaamheden onder deauto.

Op een sticker op dekrik is het maximumhefvermogen aangege-

ven; de krik mag nooit voor eenzwaardere last worden gebruikt.Het reservewiel is niet geschikt

voor de montage van sneeuw-kettingen. Als u een lekke voor-band (aangedreven wiel) hebt ener moet met sneeuwkettingenworden gereden, dan moet u eenwiel van de achteras afhalen endaarvoor in de plaats het reser-vewiel monteren. Zo hebt u opde vooras twee normale wielenwaarop uw sneeuwkettingenkunt monteren.

Maak het ventiel nietopen.Plaats geen enkel stuk

gereedschap tussen velg enband.Controleer regelmatig despanning van de banden en vanhet reservewiel en houdt u daar-bij aan de waarden die beschre-ven staan in het hoofdstuk“Technische gegevens“.Krik de auto uitsluitend aan de

zijkant op. Om beschadiging aande rem- en brandstofleidingen tevoorkomen moet de hefarm vande garagekrik in het gebied aande voorzijde worden geplaatst.

Op het reservewiel iseen oranje sticker aan-gebracht waarop de be-

langrijkste aanwijzingen en debeperkingen staan vermeld metbetrekking tot het gebruik vanhet reservewiel.Deze sticker mag absoluut niet

worden verwijderd of afgedekt.Op de sticker staan de volgende

aanwijzingen in vier talen ver-meld:- ATTENTIE! Alleen tijdelijk ge-

bruiken, 80 km/h max!- Vervang zo snel mogelijk door

een normaal wiel.- Bedek deze aanwijzingen niet.Als de krik niet juist geplaatst

wordt, kan de opgekrikte autovan de krik vallen.

Page 129: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

128

– Trek de handrem aan.– Schakel de eerste versnelling of de

achteruit in.

Het reservewiel, de krik en het gereed-schap en het reservewiel vindt u onder devloerbedekking in de bagageruimte.

– Maak de drukknoppen los en til debekleding op (A-fig. 1).

– Haak de riemen (B-fig. 1) los enneem het gereedschap en de houder metde krik (C-fig. 1) uit.

– Draai de blokkeerschroef ( D-fig. 2)los en neem het reservewiel compleetmet bekleding uit.

– Maak het elastiek los en verwijder debekleding (A-fig. 3) van het reserve-wiel (B-fig. 3).

P4Z

0012

3fig. 3

P4Z

0012

2

fig. 2

P4Z

0012

5

fig. 5

P4Z

0012

4

fig. 4

WIEL VERWISSELEN

De richtlijnen geven aan dat:– De krik 2,600 kg moet wegen.– De krik geen afstelwerkzaamheden

mag vereisen.– De krik bij beschadiging vervangen

moet worden door een krik van hetzelfdetype.

– Buiten de slinger geen enkel andergereedschap op de krik gemonteerd magkunnen worden.

Ga voor het verwisselen van het wiel alsvolgt te werk:

– Stop de auto op een plaats waar hetverkeer niet in gevaar wordt gebracht enin alle veiligheid het wiel kan worden ver-wisseld. Zet de auto zo mogelijk op eenvlakke en stevige ondergrond.

P4Z

0012

1

fig. 1

Page 130: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

129

– Draai met behulp van de slinger dekrik omhoog, zodat de inkeping (A-fig.6) aan de bovenzijde van de krik om hetprofiel onder de carrosserie (B-fig. 6)valt, nabij het merkteken (C-fig. 6)voor of achter (afhankelijk van het te ver-wisselen wiel).

– Draai de slinger en krik de auto op,totdat het wiel enkele centimeters los vande grond is.

– Draai de wielbouten helemaal los enverwijder het wiel.

– Zorg ervoor dat de boutgaten en allecontactvlakken van het reservewielschoon zijn en geen onzuiverheden bevat-ten, omdat hierdoor na verloop van tijdde wielbouten kunnen loslopen.

– Monteer het reservewiel, waarbij depen (E-fig. 7) in één van de gaten (D-fig. 7) van het wiel moet vallen.

– Draai de vijf wielbouten handvast.– Laat de auto zakken en verwijder de

krik.– Draai de bouten verder vast volgens

de volgorde die is afgebeeld in (fig. 8).

BELANGRIJK Op het reservewielmag nooit een wieldeksel worden gemon-teerd.

– Berg de krik, het gedemonteerde wielen de gereedschaptas in de bagageruimteop.

Bij bepaalde uitvoeringen zijn het ge-reedschap en de krik rechts in de bagage-ruimte geplaatst.

– Plaats het gereedschap en het reser-vewiel dicht bij het te verwisselen wiel.

– Verwijder het wieldeksel (A-fig. 4)(alleen bij uitvoeringen met stalen vel-gen) door het aan de rand op te wippenmet de platte kant van de schroeven-draaier uit de gereedschaptas.

– Draai de wielbouten van het te ver-wisselen wiel (B-fig. 5) ongeveer eenslag los.

– Plaats de krik onder de auto, dichtbijhet te verwisselen wiel.

P4Z

0012

6

fig. 6

P4Z

0012

8

fig. 8P

4Z00

127

fig. 7

Page 131: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

130

NORMALE WIEL MONTEREN

Ga als volgt te werk:– Stop de auto op een plaats waar het

verkeer niet in gevaar wordt gebracht enin alle veiligheid het wiel kan worden ver-wisseld. Zet de auto zo mogelijk op eenvlakke en stevige ondergrond.

– Trek de handrem aan.– Schakel de eerste versnelling of de

achteruit in.– Open het kofferdeksel.

– Neem de gereedschaptas , de krik enhet te monteren wiel uit en plaats zedicht bij het te verwisselen wiel.

– Verwijder het wieldeksel (A-fig. 9)(indien aanwezig) door het aan de randop te wippen met de platte kant van deschroevendraaier uit de gereedschaptas.

– Draai de wielbouten van het te ver-wisselen wiel (B-fig. 10) ongeveer éénslag los.

– Plaats de krik onder de auto, dicht bijhet te verwisselen wiel.

– Draai met behulp van de slinger dekrik omhoog, zodat de inkeping (A-fig.11) aan de bovenzijde van de krik omhet profiel onder de carrosserie (B-fig.11) valt, nabij het merkteken (C-fig.11) voor of achter (afhankelijk van hette verwisselen wiel).

P4Z

0012

4

fig. 9

P4Z

0012

6

fig. 11P

4Z00

125

fig. 10

Page 132: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

131

– Draai de slinger en krik de auto op,totdat het wiel enkele centimeters los vande grond is.

– Draai de wielbouten helemaal los enverwijder het wiel.

– Zorg ervoor dat de boutgaten en allecontactvlakken van het te monteren wielschoon zijn en geen onzuiverheden bevat-ten, omdat hierdoor na verloop van tijdde wielbouten kunnen loslopen.

– Monteer het wiel, waarbij de pen (A-fig. 12) in één van de gaten (B-fig.12) van het wiel moet vallen.

– Draai de vijf wielbouten handvast.

Gebruik bij uitvoeringen met lichtmeta-len velgen de centreerpen (bepaalde uit-voeringen).

– Draai de centreerpen (C-fig. 13) inéén van de boutgaten in de wielnaaf.

– Plaats het wiel op de pen en draai devier bouten vast.

– Draai de centreerpen los en draai delaatste bout vast.

– Laat de auto zakken en verwijder dekrik.

– Draai de wielbouten stevig vast in devolgorde die is afgebeeld in (fig. 14).

P4Z

0012

9

fig. 12P

4Z00

130

fig. 13

P4Z

0012

4

fig. 15

P4Z

0022

2

fig. 14

– Druk het wieldeksel (indien aanwe-zig) (A-fig. 15) voorzichtig vast. Zorgervoor dat het ventiel uit de opening inhet wieldeksel steekt. Druk op de randvan het wieldeksel, te beginnen bij de de-len die het dichtst bij het ventiel zitten,totdat het wieldeksel geheel vast zit.

Page 133: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

132

BELANGRIJK Door een verkeerdemontage kan het wieldeksel tijdens hetrijden loslaten.

Ter afsluiting:– Plaats het verwisselde wiel (B-fig.

16) in de bekleding (A-fig. 16).– Zet het verwisselde wiel vast met de

blokkeerschroef (D-fig. 17).

– Laat de krik zakken (C-fig. 18),berg hem op in de houder met het ge-reedschap, maak de riemen vast (B-fig.18) en laat de bekleding (A-fig. 18)van de bagageruimte zakken.

P4Z

0012

1

fig. 18P

4Z00

122

fig. 17

De bouten moeten meteen aanhaalmoment van100 Nm (10 kgm) wor-

den aangedraaid.Laat zo snel mogelijk door de

Alfa Romeo-dealer controleren ofde wielbouten goed zijn vastge-draaid.Als de wielbouten niet voldoen-

de zijn vastgedraaid, kunnen debouten loslopen, waardoor ereen gevaarlijke situatie ontstaat.Als de bouten daarentegen testrak zijn vastgedraaid, kunnende wielbouten beschadigd wor-den, waardoor de weerstand ingevaar wordt gebracht.

P4Z

0012

3

fig. 16

Page 134: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

133

TIREKIT (SNELLE REPARATIE VAN BANDEN)(indien aanwezig)

Bepaalde uitvoeringen kunnen wordenuitgerust met een kit voor de snelle repa-ratie van lekke banden (Tirekit).

De kit (A-fig. 19) bevindt zich linksin de bagageruimte.

BELANGRIJK Zie voor het gebruikvan Tirekit de bijgeleverde instructies.

De kit voor de snelle reparatie van ban-den bevat (fig. 20):

– een spuitbus met verdikkingsmiddel;– een compressor met manometer en

verbindingsstukken;– gereedschap voor het verwijderen van

het ventiel;

Als u een lekke band krijgt, kan deband gerepareerd worden als de diametervan de scheur niet groter is dan 4 mm.

Attentie! De spuitbusbevat propyleenglycol;deze substantie kan

schadelijk zijn en een prikke-lend/brandend gevoel geven.Vermijd inslikking en contact metde ogen. Bewaar de spuitbus inde kit en buiten het bereik vankinderen.

Op de spuitbus staat een houd-baarheidsdatum; vervang despuitbus voordat deze datum isbereikt.

Gebruik de reparatiekit niet alsde band beschadigd is geraaktdoor het rijden met lege banden.

P4Z

0022

3

fig. 19P

4Z00

133

fig. 20

Page 135: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

134

Als de band op de juiste spanning is ge-bracht, vertrek dan onmiddellijk zodat deverdikkingsmiddel gelijkmatig in de bandverdeeld wordt.

Schakel de compressorniet langer dan 6 minu-ten in. Gevaar voor

oververhitting!Als u er niet in slaagt de voor-

geschreven bandenspanning tebereiken, verplaats dan de autoongeveer 10 meter naar voren ofnaar achteren, zodat het verdik-kingsmiddel in de band verdeeldwordt. Pomp de band vervolgensweer op.

Als het na deze laatstehandeling nog niet luktde band op de voorge-

schreven spanning te krijgen,mag niet verder worden geredenomdat de band te erg beschadigdis en de reparatiekit de vereistewegligging niet kan garanderen.Roep de hulp in van de dichtstbij-zijnde Alfa Romeo-dealer.

Rijd voorzichtig vooralin bochten. Rijd nietharder dan 80 km/h.

Controleer na ongeveer 10 minuten op-nieuw de bandenspanning. Als de ban-denspanning onder 1,3 bar is gedaald,mag niet verder worden gereden. Als debandenspanning ten minste 1,3 bar be-draagt, moet de juiste bandenspanningworden hersteld en voorzichtig naar dedichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer wordengereden om de band te laten vervangen.

Als u tijdens het herstellen van de ban-denspanning er niet in slaagt de spanningop ten minste 1,8 bar te brengen, magniet verder worden gereden omdat deband te erg beschadigd is en de repara-tiekit de vereiste wegligging niet kan ga-randeren; roep de hulp in van Alfa Ro-meo-dealer.

Het verdikkingsmiddelvan de snelle repara-tiekit is niet geschikt

voor een permanente reparatie.

Plaats de sticker opeen voor de bestuurdergoed zichtbare plek

(bijv. op het dashboard) om aante geven dat de band behandeldis met reparatiekit. Rijd voor-zichtig en niet harder dan 80km/h.Rijd zeer voorzichtig naar de

dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer om de band te laten ver-vangen. U moet absoluut aange-ven dat de band is gerepareerdmet de snelle reparatiekit.

Page 136: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

135

DEFECTE BUITENVERLICHTING

ALGEMENE AANWIJZINGEN

– Als een lampje niet brandt, controleerdan eerst of de zekering niet doorge-brand is, voordat u de lamp vervangt.

– Zie voor de plaats van de zekeringende paragraaf “Een doorgebrande zeke-ring“ in dit hoofdstuk.

– Controleer, voordat u een defectelamp vervangt, of de contacten niet zijngeoxideerd.

– Vervang een defecte lamp door een-zelfde type met hetzelfde vermogen. Eenlamp met een te laag vermogen geeft teweinig licht; een lamp met een te hoogvermogen verbruikt te veel energie.

– Als u een gloeilamp in de koplamphebt vervangen, controleer dan om veilig-heidsredenen altijd of de afstelling noggoed is.

Modificaties of repara-ties aan de elektrischeinstallatie die niet cor-

rect worden uitgevoerd en waar-bij geen rekening wordt gehou-den met de technische specifica-ties van het systeem, kunnenstoringen in de werking en zelfsbrandgevaar veroorzaken.

Wij raden u aan defec-te gloeilampen, indienmogelijk, door de Alfa

Romeo-dealer te laten vervan-gen. De juiste werking en afstel-ling van de buitenverlichting zijnvan essentieel belang voor de rij-veiligheid en bovendien wettelijkverplicht.

Page 137: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

136

TYPEN GLOEILAMPEN

Op de auto zijn verschillende typengloeilampen gemonteerd (fig. 21):

A. Glasfittinglampen

Deze zijn voorzien van een klemfitting.Verwijder de lamp door hem uit de hou-der te trekken.

B. Gloeilampen met bajonetfit-ting

Verwijder de lamp uit de houder doorhem iets in te drukken en linksom tedraaien.

C. Buislampen

Verwijder de lamp door de lamp uit deveercontacten los te maken.

D. Halogeenlampen (mistlampen voor)

Verwijder de lamp door de borgveer loste haken.

E. Halogeenlampen (dimlicht en grootlicht)

Verwijder de lamphouder door hemlinksom te draaien en uit de zitting tetrekken. Vervang de complete unit.

P4Z

0013

4

fig. 21

Page 138: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

137

GLOEILAMP TYPE W

GROOTLICHT E (HB3) 60

DIMLICHT E (HB3) 60

PARKEERLICHTEN VOOR A (W5W) 5

RICHTINGAANWIJZERS VOOR B (P21W) 21

RICHTINGAANWIJZERS OP VOORSPATBORD A (W5W) 5

RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B (P21W) 21

REMLICHTEN/PARKEERLICHTEN ACHTER B (P21W/R5W) 21/5

ACHTERUITRIJLICHTEN B (P21W) 21

MISTACHTERLICHT B (P21W) 21

KENTEKENPLAATVERLICHTING A (W5W) 5

MISTLAMPEN VOOR D (H3) 55

DERDE REMLICHT A (W5W) 5

LEESLAMPJE C (H6W) 6

PLAFONDLAMPJE VOOR B (C10W) 10

Halogeenlampen magu uitsluitend aanrakenop het metalen gedeel-

te. Als u de bol met uw vingersaanraakt, zal de lichtopbrengstvan de lamp teruglopen en kanook de levensduur beperkt wor-den. Als u de bol per ongeluktoch hebt aangeraakt, moet u debol schoonwrijven met een doek-je met alcohol en daarna latendrogen.

Halogeenlampen be-vatten gas onder druk.Bij breuk kunnen er

glassplinters wegschieten.

Page 139: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

138

KOPLAMPUNITS

In de koplampunits zijn de gloeilampenvoor het dimlicht (A-fig. 22) en hetgrootlicht (B-fig. 22) opgenomen.

Om deze gloeilampen te kunnen ver-vangen, moet u het beschermdeksel (C-fig. 23) verwijderen door de schroeven(D-fig. 23) los te draaien.

Dimlicht en grootlicht

Beide gloeilampen moeten op dezelfdemanier vervangen worden (type E, ver-mogen 60W):

– Draai de lamphouder (E-fig. 24)linksom en trek hem uit de zitting.

– Verwijder de borglip (F-fig. 24) enmaak de stekker (G-fig. 24) los.

– Monteer een nieuwe lamphouder metlamp op de stekker.

BELANGRIJK Plaats de lamphouderop de juiste wijze in de reflector, waarbijde merktekens moeten samenvallen metde uitsparingen in de reflector.

– Plaats de lamphouder op de reflectoren draai de lamphouder rechtsom.

– Monteer het eerder verwijderde be-schermdeksel (C-fig. 23) en draai debevestigingsschroeven vast (D-fig. 23).

Als de koplampen nietgoed zijn afgesteld, isde werking minder en

kunnen ze andere weggebruikershinderen. Laat in geval van twijfel de

lampen door de Alfa Romeo-dealer controleren en eventueelafstellen.

P4Z

0013

5

fig. 22P

4Z00

136

fig. 23

P4Z

0013

7

fig. 24

Page 140: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

139

ONDERSTE KOPLAMPUNITS

In de koplampunits zijn de gloeilampenvoor de parkeerverlichting, de richtingaan-wijzers en de mistlampen voor opgeno-men.

Om deze gloeilampen te kunnen ver-vangen, moet u de complete unit verwij-deren door de twee schroeven (B-fig.26) los te draaien. Deze schroeven zijnbereikbaar nadat het geklemde dekseltje(A-fig. 25) is verwijderd.

Verwijder het dekseltje door een schroe-vendraaier in de opening te steken.

Monteer de unit door de pen (C-fig.27) in de zitting te steken en de schroe-ven (B-fig. 26) vast te draaien.

Parkeerlichten voor

Gloeilamp (type A, vermogen 5W) ver-vangen:

– Verwijder de lichtunit, draai de lamp-houder (A-fig. 28) en trek hem uit dezitting.

– Verwijder het lampje (B-fig. 28) envervang het.

– Monteer de lamphouder.– Monteer de lichtunit.

P4Z

0013

8

fig. 25

P4Z

0013

9

fig. 26P

4Z00

140

fig. 27

P4Z

0014

1

fig. 28

Page 141: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

140

Richtingaanwijzers voor

Gloeilamp (type B, vermogen 21W)vervangen:

– Verwijder de lichtunit, draai de lamp-houder (A-fig. 29) en trek hem uit dezitting.

– Vervang het lampje (B-fig. 29)met bajonetfitting.

– Monteer de lamphouder.

– Monteer de lichtunit.

Mistlampen voor

Wendt u voor het afstellen van de mist-lampen tot de Alfa Romeo-dealer.

Gloeilamp (type D, vermogen 55W)vervangen:

– Verwijder de lichtunit, draai het be-schermdeksel (A-fig. 30) en trek hetdeksel los zonder de stekker los te ma-ken.

– Maak de stekker (B-fig. 30) losvan het lampje.

– Haak de klemveren (C-fig. 31) los.

– Vervang het lampje (D-fig. 31).

– Ga in omgekeerde volgorde te werk

voor de montage van de nieuwe gloei-lamp.

– Monteer de lichtunit.

P4Z

0014

2

fig. 29P

4Z00

143

fig. 30

P4Z

0014

4

fig. 31

Als de koplampen nietgoed zijn afgesteld, isde werking minder en

kunnen ze andere weggebruikershinderen.Laat in geval van twijfel de

lampen door de Alfa Romeo-dealer controleren en eventueelafstellen.

Page 142: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

141

RICHTINGAANWIJZERS OPVOORSPATBORD

RICHTINGAANWIJZERS ACHTER, ACHTERLICHTEN,REMLICHTEN, ACHTERUITRIJ -LICHTEN EN MISTACHTERLICHT

Gloeilampen (type B, vermogen: rich-tingaanwijzer en mistachterlicht 21W -achteruitrijlicht 21W - achterlicht/rem-licht 5/21W):

– Draai de bevestigingsknoppen van debekleding in de bagageruimte los en ver-wijder de bekleding.

A-fig. 33 - Richtingaanwijzers, achter-lichten en remlichten.

B-fig. 33 - Achteruitrijlichten en mist-achterlicht.

– Draai de hendeltjes (C-fig. 33) enverwijder de betreffende achterlichtunit.

– Vervang het lampje met bajonetfit-ting.

– Monteer de achterlichtunit en vergren-del de unit door de hendeltjes (C-fig.33) te draaien.

– Maak de bekleding vast met de knop-pen.

Ga voorzichtig te werkbij het verwijderen vande richtingaanwijzerunit

op het voorspatbord zodat decarrosserie en het lampenglasniet beschadigd worden.

Gloeilamp (type A, 5W) vervangen:

– Verwijder de richtingaanwijzerunit(A-fig. 32) compleet met lamphouderdoor de unit eerst naar voren te duwen(1) en vervolgens het achterste deel loste maken (2).

– Verwijder de lamphouder (B-fig.32) door hem iets te draaien.

– Verwijder het geklemde lampje (C-fig. 32) en vervang het.

– Plaats de lamphouder in de richting-aanwijzerunit, monteer de unit en contro-leer of de borgveer vasthaakt.

P4Z

0014

5fig. 32

P4Z

0014

6

fig. 33

Page 143: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

142

DERDE REMLICHT

Gloeilampen (type A, vermogen 5W)vervangen:

– Verwijder het beschermdeksel (A-fig. 34).

– Draai de bevestigingsschroeven (B-fig. 35) van de lamphouder los (C-fig.35) en verwijder de lamphouder.

– Vervang de lampjes (D-fig. 36).– Monteer de lamphouder en het be-

schermdeksel, waarbij de centreerpennen(1-fig. 35) op de juiste wijze in deopeningen (2-fig. 35) op de hoeden-plank moeten zijn gestoken.

EXTRA REMLICHT OP ACHTERSPOILER(bepaalde uitvoeringen/markten)

– Draai de twee bevestigingsschroevenvan de lichtunit (A-fig. 37) los.

– Verwijder de unit, maak de stekkerlos door de borglip los te haken en ver-vang de complete unit.

– Sluit de stekker aan en maak detwee bevestigingsschroeven weer vast.

P4Z

0022

5

fig. 35

P4Z

0022

4

fig. 34

P4Z

0022

6fig. 36

P4Z

0022

7

fig. 37

Page 144: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

143

KENTEKENPLAATVERLICHTING

Gloeilamp (type A, vermogen 5W) ver-vangen:

– Verwijder de geklemde lichtunit (A-fig. 38).

– Draai de lamphouder (B-fig. 38),trek hem uit de zitting en vervang hetlampje (C-fig. 38).

– Monteer de unit in de zitting.

DEFECTE INTERIEUR-VERLICHTING

PLAFONDLAMPJE EN LEESLAMPJE

Gloeilamp van plafondlampje (type C,vermogen 10W) en gloeilamp van lees-lampje (type B, vermogen 6W) vervan-gen:

– Licht het plafondlampje (A-fig. 39)bij de door de pijl aangegeven punten open verwijder het.

– Maak het lampje los door het naarbuiten te trekken uit de veercontacten envervang het. Controleer of het nieuwelampje goed vastzit in de veercontacten.

– Monteer het plafondlampje.

P4Z

0014

9

fig. 38P

4Z00

150

fig. 39

Controleer tijdens demontage van de pla-fondverlichting of de

elektrische bedrading op de juis-te wijze geplaatst is en niet inaanraking komt met de randenvan de plafondverlichting of deborglippen.

Page 145: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

144

VERLICHTING DASHBOARDKASTJE

Gloeilamp (type C, vermogen 5W) ver-vangen:

– Verwijder het geklemde lampenglas(A-fig. 41).

– Verwijder het lampje (B-fig. 41) uitde veercontacten en vervang het.

– Zorg ervoor dat het nieuwe lampjegoed in de veercontacten vastzit.

– Monteer het lampenglas.

BAGAGERUIMTEVERLICHTING

Gloeilamp (type C, vermogen 10W)vervangen:

– Verwijder het geklemde lampenglas(A-fig. 42).

– Verwijder het buislampje (B-fig.42) door het naar buiten te trekken,plaats het nieuwe lampje en zorg ervoordat het goed in de veercontacten vastzit.

– Monteer het lampenglas.

DORPELVERLICHTING– Verwijder de geklemde verlichting

(A-fig. 40).– Maak het scherm (B-fig. 40) los.– Vervang het lampje (C-fig. 40) (ty-

pe A, vermogen 5W).– Monteer het scherm en de verlichting.

P4Z

0015

1

fig. 40P

4Z00

152

fig. 41

P4Z

0015

3

fig. 42

Page 146: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

145

EEN DOORGEBRANDEZEKERING OF RELAIS

ALGEMENE OPMERKINGEN

(fig. 43)

Als een elektrisch onderdeel niet werkt,controleer dan eerst of de zekering niet isdoorgebrand.

A - Zekering in goede staat.

B - Zekering met doorgebrande strip.

Verwijder een defecte zekering met be-hulp van het tangetje (C) uit de zekerin-genkast.

Vervang een doorgebrande zekeringdoor een exemplaar met dezelfde stroom-sterkte (zelfde kleur).

P4Z

0015

4

fig. 43

Vervang een defectezekering nooit door an-der materiaal.

Vervang een zekeringnooit door een zekeringmet een hogere stroom-

sterkte (ampèrage); BRANDGE-VAAR.

Als de zekering op-nieuw doorbrandt,wendt u dan tot de Alfa

Romeo-dealer. Raadpleeg voorde plaats van de zekeringen detabellen op pag.150 en 151.

Controleer, voordat ueen zekering vervangt,of de contactsleutel uit

het contactslot is genomen en al-le stroomgebruikers uit staanen/of zijn uitgeschakeld.

Page 147: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

P4Z

0015

6fig. 44

146

Om de plaats van de zekeringen en re-lais makkelijker te bepalen, zijn ze onder-verdeeld in de volgende paragrafen:

A - Hoofdzekeringen

B - Zekeringen en relais in de zekerin-genkast

C - Zekeringen en relais op hulpsteun

D - Zekeringen en relais in de motor-ruimte

E - Zekeringen en relais op traverse vande achterbank.

Dezelfde onderverdeling wordt gehan-teerd in de tabellen op pag.150 en 151.

A - HOOFDZEKERINGEN

Naast de zekeringen die de afzonderlij-ke componenten beveiligen, is de autovoorzien van een aantal zekeringen diealle voedingskabels beschermen met uit-zondering van de kabel van de startmotoren de kabel tussen startmotor en dyna-mo.Deze twee kabels worden beschermdtegen oververhitting en mechanische drukdoor speciaal isolatiemateriaal.

De hoofdzekeringen bevinden zich in demotorruimte, in en eventueel op een hou-der.

De zekeringen zijn bereikbaar nadat hetdeksel (fig. 44) verwijderd is uit deborgveren aan de zijkant.

De systemen die door de hoofdzekerin-gen (fig. 45) worden beveiligd, staan inde tabellen op pag. 150 en 151.

P4Z

0028

1

fig. 45

Page 148: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

147

B - ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE ZEKERINGENKAST

De zekeringen en relais van de belang-rijkste systemen bevinden zich in een ze-keringenkastje onder het dashboard, linksvan het stuur.

Ze zijn bereikbaar nadat het deksel (A-fig. 46) is verwijderd door de bevesti-gingspennen los te draaien.

Door aan de hendel (B-fig. 47) methet opschrift “FUSE” te trekken, zal dezekeringenkast in een stand komen waar-door de zekeringen en relais gemakkelijkbereikbaar worden.

Bij iedere zekering is een symbool aange-bracht dat de belangrijkste elektrische com-ponent aangeeft dat door de betreffende ze-kering wordt beveiligd.

Verticaal in het midden van de zekerin-genkast bevinden zich reservezekeringen.

BELANGRIJK Wij raden u aan na hetvervangen van een zekering de voorraadzekeringen met originele Alfa Romeo-on-derdelen aan te vullen. Het gebruik vansoortgelijke zekeringen met iets afwijken-de specificaties kan de werking en de vei-ligheid van de auto in gevaar brengen.

De systemen die door de zekeringen inde zekeringenkast (fig. 48) worden be-veiligd, staan in de tabellen op pag.150en 151.

Relais (fig. 48)

In de zekeringenkast zijn ook de vol-gende relais geplaatst:

A - Grootlicht

B - Voeding services via start-/contact-slot behalve bij het starten

C - Dimlicht

D - Claxon

E - Achterruit- en spiegelverwarming

F - Buitenverlichting.

P4Z

0015

7

fig. 46P

4Z00

158

fig. 47

P4Z

0015

9

fig. 48

Page 149: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

C - ZEKERINGEN EN RELAIS OP HULPSTEUN

De zekeringen en relais van enkele ver-bruikers zijn geplaatst op een hulpsteunin een klein kastje boven de hoofdzeke-ringenkast.

Ze zijn bereikbaar nadat het deksel (A-fig. 49) is verwijderd door de bevesti-gingspennen los te draaien.

De systemen die door de zekeringenworden beveiligd zijn genummerd van 24tot 29 (fig. 49/A) en staan in de ta-bellen op pag. 150 en 151.

Relais (fig. 49/A)

A - Relais 1e snelheid elektroventilateur.

B - Relais 2e snelheid elektroventilateur.

C - Relais 2e snelheid elektroventilateurnr. 2 voor motorkoelsysteem (uitvoe-ring 3.0 V6 24V).

Verder zijn er de volgende relais:– Knippersignaal waarschuwingsknip-

perlichten en richtingaanwijzers– Relais mistlampen voor.– Relais mistachterlicht.

Om deze zekeringen te bereiken, moethet instrumentenpaneel worden verwij-derd: wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.

D - ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE MOTORRUIMTE

De zekeringen en relais aan de linkerzij-de in de motorruimte zijn afgedekt (fig.50). Ze zijn bereikbaar nadat de be-scherming is verwijderd door de bevesti-gingsschroeven los te draaien, zoals is af-gebeeld.

BELANGRIJK De plaats van de zeke-ringen en relais is afhankelijk van de uit-voering en het land; het is daarom raad-zaam, ook in geval van een eventuelestoring, contact op te nemen met de AlfaRomeo-dealer.

De systemen die door de zekeringen inde motorruimte worden beveiligd, staanop pag. 150 en 151:

– fig. 51 = uitvoering 2.0 T.SPARK– fig. 52 = uitvoering 3.0 V6 24V.

P4Z

0015

7

fig. 49

P4Z

0016

1

fig. 50P

4Z00

282

fig. 49/A

148

Page 150: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

149

Relais (fig. 51-52)A - Relais met diode van inspuitsysteemB - Relais brandstofpompC - Relais aircocompressor (uitvoeringenmet automatisch geregelde airconditio-ning).

E - ZEKERINGEN EN RELAIS OP TRAVERSE VAN DE ACH-

TERBANK

De zekeringen en relais zijn bereikbaarvanuit de bagageruimte nadat het com -pacte reservewiel of de reparatiekit en debekleding uit de bagageruimte is verwij-derd (fig. 53). Wendt u voor het ver-vangen van zekeringen of relais tot de Al-fa Romeo-dealer.

De systemen die door de zekeringen opde traverse van de achterbank (fig. 54)worden beveiligd, staan in de tabellen oppag. 150 en151.

Relais (fig. 54)A - Relais voeding elektrisch verstelbarestoelen (indien aanwezig)C - Relais tankklepje en systemen diewerken met de contactsleutel in standSTOPC - Relais kofferdeksel en systemen diewerken met de contactsleutel in standSTOP.

P4Z

0016

2

fig. 51

P4Z

0026

7

fig. 52P

4Z00

228

fig. 53

P4Z

0022

9

fig. 54

Page 151: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

150

Parkeerverlichting linksvoor 22 10A fig. 48

Parkeerverlichting rechtsvoor 23 10A fig.48

Parkeerverlichting linksachter 23 10A fig. 48

Parkeerverlichting rechtsachter 22 10A fig.48

Dimlicht links 11 10A fig. 48

Dimlicht rechts 12 10A fig. 48

Grootlicht links 15 10A fig. 48

Grootlicht rechts 16 10A fig. 48

Derde remlicht 19 20A fig. 48

Kentekenplaatverlichting links 23 10A fig. 48

Kentekenplaatverlichting rechts 22 10A fig. 48

Achteruitrijlichten 20 20A fig. 48

Mistachterlicht 8 10A fig. 48

Waarschuwingsknipperlichten 7 10A fig. 48

Richtingaanwijzers 8 10A fig. 48

Mistlampen voor 10 10A fig. 4826 10A fig. 49/A

Verlichting dashboardkastje 23 10A fig. 48

Systeem / Component Zekeringnr. Ampère Plaats

Plafondlampje voor en bagageruimteverlichting 17 20A fig. 48

Ruitenwissers/-sproeiers 13 20A fig. 48

Claxon 19 20A fig. 48

Elektrische ruitbediening 8 10A fig. 48en portiervergrendeling 17 20A fig. 48

Elektrische ruitbediening 24 20A fig. 49/A25 20A fig. 49/A

Stuurkolomschakelaars 8 10A fig. 48

Controlelampje buitenverlichting 23 10A fig. 48

Achterruitverwarming 21 30A fig. 48

Elektrisch verstelbare buitenspiegels 17 20A fig. 48

Aansteker 14 20A fig. 48

Koplampverstelling 23 10A fig. 48

Instrumentenpaneel 22 10A fig. 488 10A fig. 48

18 25A fig. 48

Controlelampje grootlicht 16 10A fig. 48

Controlelampje achterruitverwarming 21 30A fig. 48

Autoradio 17 20A fig. 48

Systeem / Component Zekeringnr. Ampère Plaats

Page 152: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

151

Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon 17 20A fig. 4810 10A fig. 48

Diefstalalarm 7 10A fig. 4820 20A fig. 4818 25A fig. 48

Afstandsbediening 20 20A fig. 48

Telepass 20 20A fig. 48

Verlichting bedieningsknoppen 23 10A fig. 48

Opendak 20 20A fig. 48

Elektrisch regelbare stoelverwarming 20 20A fig. 48

Airbag 28 10A fig. 49/A

ABS 27 10A fig. 49/A34 60A fig. 54

Alfa Romeo CODE 5 7,5A fig. 45

Airconditioning 3 30A fig. 4514 20A fig. 48

Elektroventilateur voormotorkoelsysteem 1 60A fig. 45

Elektroventilateur nr. 2 7 50A fig. 45voor motorkoelsysteem(uitvoering 3.0 V6 24V)

Aanjager 3 30A fig. 45

Systeem / Component Zekeringnr Ampère Plaats

Inspuitsysteem– voor alle uitvoeringen 6 7,5A fig. 45– voor uitvoering 2.0 T.SPARK 30 15A fig. 51

31 15A fig. 51– voor uitvoering 3.0 V6 24V 30 15A fig. 52

32 15A fig. 52

Elektronische inspuiting-ontsteking 2 30A fig. 45

Elektrisch bedienbare antenne 17 20A fig. 48

Alle systemen die werken met 4 30A fig. 45de contactsleutel in stand MAR, werken niet

Bijna alle systemen en elektrische componenten werken niet 35 80A fig. 54

Relais op traverse achterbank 36 30A fig. 54

Systeem / Component Zekeringnr Ampère Plaats

Page 153: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

152

EEN LEGE ACCU

STARTEN MET EEN HULPACCU

Als de accu leeg is, kan de auto wordengestart met een hulpaccu, die ten minstedezelfde capaciteit moet hebben als delege accu (zie het hoofdstuk “Technischegegevens“).

De accu (fig. 57) is in de bagageruim-te geplaatst en wordt afgedekt (fig.56).

Voor het bereiken van de accu, moet ude kunststof sluitingen (A-fig. 56) los-draaien, de knop (B-fig. 56) verwijde-ren en vervolgens de bekleding opzijschuiven.

Het starten met een hulpaccu is nietschadelijk voor de Alfa Romeo CODE enmoet als volgt worden uitgevoerd:

– Schakel alle stroomverbruikers uit dieniet absoluut noodzakelijk zijn.

– Verbind de pluspolen (1-fig. 55)van de beide accu’s (+ teken nabij depool) met een startkabel.

– Sluit een tweede startkabel aan opde minpolen (2-fig. 55) van beide ac-cu’s (– teken nabij de pool).

– Start de motor.– Neem, als de motor draait, de kabels

in de omgekeerde volgorde los.– Als de motor na enkele pogingen niet

aanslaat, blijf dan niet proberen maarwendt u tot een Alfa Romeo-dealer.

Monteer na het beeïndigen van de pro-cedure de bescherming op de accu.

P4Z

0016

7

fig. 55P

4Z00

231

fig. 56

P4Z

0027

3

fig. 57

Page 154: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

153

Laat deze proceduredoor gespecialiseerdpersoneel uitvoeren.

Onjuiste handelingen kunnen lei-den tot vonken en ernstige be-schadiging van de accu. De vloei-stof in de accu is giftig en corro-sief. Vermijd het contact met dehuid of de ogen.Kom ook niet dicht bij een accu

met open vuur of een brandendesigaret en veroorzaak geen von-ken.

Om beschadiging aanhet elektrische systeemte voorkomen, dient u

de instructies van de fabrikantvan de startkabels strikt op tevolgen. De startkabels moeteneen zodanige lengte hebben datde beide auto’s elkaar niet ra-ken.

Gebruik voor eennoodstart beslist nooiteen acculader. Hierdoor

kunnen de elektronische syste-men worden beschadigd, in hetbijzonder de regeleenheden diede inspuiting en ontsteking rege-len.

Bij het los- en vast-koppelen van de accu-klemmen kunnen er

vonken ontstaan waardoor deelektronische systemen kunnenbeschadigen. Laat deze werk-zaamheden door gespecialiseerdpersoneel uitvoeren.

Page 155: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

154

HET SLEPEN VAN DEAUTO

Bij de auto is een sleepoog geleverd.Het sleepoog bevindt zich in de gereed-schaptas in de bagageruimte en kan aande voorzijde of achterzijde bevestigd wor-den.

Neem het sleepoog (A-fig. 58) uit degereedschaptas en draai het oog op deschroefdraadpen. De schroefdraadpen isbereikbaar via de opening (B-fig. 58)in de voorbumper.

Draai het s leepoog geheel op deschroefdraadpen.

HET SLEPEN VAN EEN ANDERE AUTO

Verwijder het geklemde deksel (A-fig.59) op de achterbumper en draai hetsleepoog (B-fig. 59) geheel op deschroefdraadpen die bereikbaar is via deopening in de bumper.

P4Z

0016

8

fig. 58

Controleer of hetsleep oog goed beves-tigd is (A-fig. 58) (er

moeten ongeveer 18 draaibewe-gingen worden gemaakt); deschroefdraadpen is bereikbaarvia de opening (B-fig. 58) in debumper.Maak de schroefdraad zorgvul-

dig schoon, voordat u het sleep -oog in de schroefdraadboringdraait.

Draai voor het slepende sleutel in stand MARen vervolgens in stand

STOP zonder de contactsleuteluit het slot te verwijderen. Alsde contactsleutel uit het contact-slot wordt genomen, schakeltautomatisch het stuurslot inwaardoor het onmogelijk wordtde auto te besturen. Houd er bijhet slepen rekening mee dat derem- en stuurbekrachtiging nietwerken, waardoor meer krachtnodig is voor de bediening vanhet rempedaal en het stuur. Ge-bruik voor het slepen geen elas-tische kabels en rijd zo gelijkma-tig mogelijk. Controleer tijdenshet slepen of de sleepkabel geencarrosseriedelen kan beschadi-gen. Houdt u bij het slepen vaneen auto aan de wettelijke voor-schriften. Dit geldt zowel voorhet slepen zelf als voor het ge-drag naar andere weggebruikers.

P4Z

0016

9fig. 59

Page 156: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

155

HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO

MET DE BOORDKRIK

Zie de paragraaf “Een lekke band“ indit hoofdstuk.

De richtlijnen geven aan dat:– De krik 2,600 kg moet wegen.– De krik geen afstelwerkzaamheden

mag vereisen.– De krik bij beschadiging vervangen

moet worden door een krik van hetzelfdetype.

– Buiten de slinger geen enkel andergereedschap op de krik gemonteerd magworden.

MET DE HEFBRUG OF GARA-GEKRIK

De auto mag uitsluitend worden opge-krikt door de hefarm van de garagekrikof de hefbrug in het aangegeven gebiedte plaatsen (fig. 60).

Op een sticker op dekrik is het maximumhefvermogen aangege-

ven; de krik mag nooit voor eenzwaardere last worden gebruikt.

Om beschadiging aande rem- en brandstoflei-dingen te voorkomen

moet de hefarm van de garage-krik of de hefbrug in het aange-geven gebied aan de voorzijdeworden geplaatst (fig. 61).

P4Z

0017

1

fig. 61

P4Z

0023

0

fig. 60

Als de krik niet juistgeplaatst wordt, kan deopgekrikte auto van de

krik vallen. De krik dient uitslui-tend voor het verwisselen vaneen wiel van de auto waarbij dekrik geleverd is of voor auto’svan hetzelfde model. Gebruik dekrik niet voor het opkrikken vanandere auto’s. En beslist nooitvoor het uitvoeren van werk-zaamheden onder de auto.

Page 157: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

156

BIJ EEN ONGEVAL

– Het is belangrijk altijd rustig te blij-ven.

– Als u niet direct bij het ongeval be-trokken bent, stopt u dan op een afstandvan ten minste een tiental meters van hetongeluk.

– Stop bij ongevallen op de snelweg zomogelijk in de berm en laat de vlucht-strook vrij.

– Zet de motor uit en schakel de waar-schuwingsknipperlichten in.

– Verlicht als het donker is met de kop-lampen de plaats van het ongeval.

– Wees voorzichtig, voorkom het risicovan een aanrijding.

– Geef het ongeval aan door de geva-rendriehoek goed zichtbaar en op de wet-telijk voorgeschreven afstand te plaatsen.

– Waarschuw de hulpinstanties en geef zoduidelijk mogelijke informatie. Gebruik op desnelweg de daarvoor bestemde praatpalen.

– Bij kettingbotsingen op de snelweg,in het bijzonder bij mist, is het risico ombij volgende botsingen betrokken te ra-ken groot. Verlaat onmiddellijk de autoen zoek bescherming achter de vangrail.

– Probeer bij geblokkeerde portieren deauto niet te verlaten door de gelaagdevoorruit in te slaan. De zijruiten en deachterruit kunnen makkelijker worden in-geslagen.

– Neem bij de betrokken auto’s de con-tactsleutel uit.

– Als u brandstof of andere chemischeproducten ruikt, rook dan niet en doof si-garetten.

– Gebruik voor het blussen van bran-den, zelfs als deze klein zijn, de brand-blusser, een wollen deken, zand ofgrond. Gebruik nooit water.

ALS ER GEWONDEN ZIJN

– Blijf altijd bij de gewonde. Ook depersonen die niet direct bij het ongevalbetrokken zijn, zijn verplicht hulp te bie-den.

– Blijf niet om de gewonde heen staan.– Stel de gewonde gerust over het tij-

dig komen van de hulp. Blijf bij de ge-wonde om eventuele paniekaanvallen tevermijden.

– Maak of snijd de veiligheidsgordel,die de gewonde op zijn plaats houdt, los.

– Geef niets te drinken aan de gewon-de.

– De gewonde mag nooit worden ver-plaatst behalve in de gevallen die bij hetvolgende punt worden behandeld.

– Haal de gewonde uitsluitend uit deauto bij gevaar voor brand, verdrinking ofnaar beneden storten. Als u een gewondeuit de auto haalt: trek niet aan de lede-maten, buig nooit het hoofd en houd,voor zover mogelijk, het lichaam in hori-zontale positie.

Page 158: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

157

VERBANDTROMMEL (fig. 62)

De verbandtrommel moet ten minstebevatten:

– steriele gaasdeppers, om de wond tebedekken en schoon te maken;

– verschillende soorten verband;– pleisters van verschillende afmetin-

gen;– hechtpleister;– een pak hydrofiele watten;– een flesje jodium;– een pak zakdoekjes;– een schaar met afgeronde punten;– een pincet;– twee bloedstelpende zwachtels.

De verbandtrommel is opgenomen inhet Alfa Romeo Lineaccessori-programma.

P4Z

0017

2

fig. 62

Page 159: 604.31.031 Alfa GTV Instructie
Page 160: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

159

Een goed en regelmatig onderhoud van de auto is de beste ma-nier om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende lan-gere tijd te garanderen.

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ........................................ pag.............160ONDERHOUDSSCHEMA ........................................................................ ...........162JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ........................................................... ...........164NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN ............... ...........166LUCHTFILTER ........................................................................................... ...........179STOF-/POLLENFILTER ........................................................................... ...........180ACCU .......................................................................................................... ...........181ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN ................................................. ...........185BOUGIES ................................................................................................... ...........186WISSERBLADEN ...................................................................................... ...........186RUITENSPROEIERS ................................................................................. ...........187CARROSSERIE .......................................................................................... ...........187INTERIEUR ................................................................................................ ...........190

ONDERHOUD VAN DE AUTO

Onthoud verder dat het nauwkeurig aanhouden van deonderhoudsnormen die aangegeven zijn met het afge-

beelde symbool, de noodzakelijke voorwaarden vormen om degarantie te behouden.

Op de volgende pagina’s staat het onderhoudsschema en de con-troles die uitgevoerd dienen te worden voor een goed onderhoud.

Wij raden u aan de in het onderhoudsschema voorgeschrevenhandelingen bij de vastgestelde kilometerstanden te laten uitvoe-ren.

Page 161: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

160

GEPROGRAMMEERDONDERHOUD

VOORZORGSMAATREGELEN

In de motorruimte bevinden zich velebewegende delen, componenten die hogetemperaturen kunnen bereiken en hoog-spanningskabels die gevaar kunnen ople-veren voor degene die niet bekend zijnmet de werking ervan.

Bij onderhoudswerkzaamheden moetende volgende voorzorgsmaatregelen wor-den genomen:

– Zet de motor af en wacht tot deze isafgekoeld.

– Onthoud dat bij een warme motor deelektroventilateur, afhankelijk van detemperatuur van de motorkoelvloeistof,automatisch kan inschakelen.

– Rook niet en gebruik geen open vuur.– Houd altijd een brandblusser binnen

handbereik.– Gebruik de bij de auto geleverde krik

niet om de auto op te krikken voor werk-zaamheden onder de auto.

De bij de auto gelever-de krik dient uitsluitendvoor het verwisselen

van een wiel. De auto mag nietmet de krik worden opgekriktvoor het uitvoeren van anderewerkzaamheden. Wendt u bijvoorkeur tot een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamhedenuit te laten voeren.

Vertrouw het onder-houd in principe toe aande Alfa Romeo-

dealer.Als u toch zelf onderhoudof kleine reparaties verricht, con-troleer dan of u over het juistespeciale gereedschap en de nood-zakelijke originele Alfa Romeo-onderdelen en de voorgeschre-ven bedrijfsvloeistoffen beschikt.Voer niet zelf onderhoudswerk-zaamheden uit, als u daarmeegeen ervaring hebt.

Pas op als u sjaals,dassen of andere loszit-tende kledingstukken

draagt: deze kunnen door de be-wegende delen worden gegre-pen.

GEVAAR - ERNSTIGEVERWONDINGEN. Als ucontrole- of onder-

houdswerkzaamheden in de mo-torruimte uitvoert, moet u ervooral op letten dat u uw hoofdniet stoot tegen het uitstekendedeel van de motorkap.

Rook nooit ti jdenswerkzaamheden in demotorruimte: er kunnen

licht ontvlambare gassen aanwe-zig zijn; brandgevaar.

Page 162: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

161

ALGEMENE INFORMATIE

Doelmatig onderhoud is een beslissendefactor voor een goede werking van de au-to en een lange levensduur. Zorg er daar-om voor dat de onderhoudsbeurten tijdigworden uitgevoerd. Dankzij de verder-gaande ontwikkeling van het productkunnen deze bij hogere kilometerstandenworden uitgevoerd.

De service- en inspectiebeurten moeteniedere 20.000 km worden uitgevoerd.

Het blijft echter altijd nuttig om regel-matig wat aandacht aan de auto teschenken, bijvoorbeeld door het systema-tisch controleren van de vloeistofniveausen de spanning van de banden.

Denk er altijd aan dat een goed onder-houd van de auto de beste manier is omde prestaties en de veiligheid van de autogedurende langere tijd te garanderen.Daarbij wordt ook het milieu ontzien enblijven de exploitatiekosten laag.

Onthoud verder dat het nauwkeurigaanhouden van de onderhoudsnormendie aangegeven zijn met het symbool —de noodzakelijke voorwaarden vormenom de garantie te behouden.

De Alfa Romeo-dealer kan van te vorenom een prijsopgave worden gevraagd.

BELANGRIJK Het verdient aanbeve-ling eventuele kleine defecten onmiddel-lijk door de Alfa Romeo-dealer te latenverhelpen en daarmee niet te wachtentot de volgende servicebeurt.

BELANGRIJK De servicebeurten vanhet geprogrammeerd onderhoud zijn doorde fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-voeren van deze servicebeurten kan hetvervallen van de garantie tot gevolg heb-ben.

Als de auto vaakwordt gebruikt voorhet trekken van aan-

hangers moeten er kortere in-tervallen worden aangehoudenvoor de werkzaamheden vanhet geprogrammeerd onderhoud.

Belangrijk. Tijdens hetbijvullen mogen devloeistoffen met ver-

schillende specificaties niet ge-mengd worden: als de specifica-ties van de vloeistoffen verschil-len, kan de auto ernstig bescha-digd worden.

Page 163: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

Banden op conditie en slijtage controleren

Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van de schijfremmen voor controleren

Conditie remblokken van de schijfremmen achter controleren

Conditie stofhoezen aandrijfassen, stuurbekrachtiging, scharnierkappen en conditie brandstof- en remleidingen controleren

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming(uitlaat, brandstof- en remleidingen) en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz)

Getande distributieriem controleren

Poly-V-aandrijfriem visueel controleren

Slag handrem controleren

Uitlaatgasemissie controleren

Werking benzinedamp-opvangsysteem controleren

Luchtfilter vervangen

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling,stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem

Getande distributieriem (**) en Poly-V-aandrijfriem vervangen

Aandrijfriem tegengesteld draaiende balansassen vervangen (alleen uitvoering 2.0 T.SPARK)

162

ONDERHOUDSSCHEMA

x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180

• • • • • • • • •• • • • • • • • •

• • • •

• • • • • • • • •

• • • • • • • • •• •• •

• • • •• • • •

• •• • • •

• • • • • • • • ••

(**) Vanwege de zeer veeleisende bedrijfsomstandigheden moet in Nederland bij uitvoeringen meteen 2.0 T-Spark-motor de distributieriem om de 60.000 km of om de 36 maanden worden vervangen

Page 164: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

163

Bougies vervangen

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)

Olie van handgeschakelde versnellingsbak en differentieel controleren

Motorolie en oliefilter vervangen

Remvloeistof vervangen (of om het jaar)

Stof-/pollenfilter controleren

(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor).Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.

x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180

•• • • •

• •• • • • • • • • •

• • •• • • • • • • • •

BELANGRIJK Om de goede werking van de motor te garanderen (en ook om de garantie te behouden) moet in bepaalde landenhet inlaatsysteem iedere 80.000 km worden vervangen. Informeer hiernaar bij de Alfa Romeo-dealer.

Page 165: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

164

JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA

Voor auto’s waarmee jaarlijks minder dan20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeldongeveer 10.000 km) is er een JAARLIJKSINSPECTIESCHEMA dat het volgende om-vat:

- Banden op conditie en slijtage controle-ren en bandenspanning eventueel herstel-len (inclusief het reservewiel, indien aan-wezig).

– Werking verlichting (koplampen, rich-tingaanwijzers, waarschuwingsknipper -lichten, bagageruimte, interieur, dash-boardkastje, waarschuwings-/controle-lampjes, enz.) controleren.

– Werking ruitenwissers/-sproeiers con-troleren en sproeiers afstellen

– Stand wisserbladen controleren enwisserbladen op slijtage controleren.

– Remblokken voor (schijfremmen) opconditie en slijtage controleren.

– Visueel de conditie controleren van:motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uit-laat-, brandstof- en remleidingen, rubberdelen (stofkappen, hoezen enz.) en rub-ber slangen van rem- en brandstofsys-

teem.

– Acculading controleren.

– Conditie van diverse aandrijfriemen vi-sueel controleren.

– Vloeistofniveaus controleren en even-tueel bijvullen (motorkoelsysteem, rem-systeem, ruitensproeiers, accu, enz.).

– Motorolie verversen.

– Motoroliefilter vervangen.

– Pollenfilter vervangen (alleen auto’s metautomatisch geregelde airconditioning).

AANVULLENDE WERKZAAM-HEDEN

Iedere 1000 km of voor een langereis controleren en eventueel bijvullen:

– niveau van de motorkoelvloeistof– niveau van de remvloeistof/vloeistof-

niveau hydraulische koppelingbediening– niveau van de olie van de stuurbe-

krachtiging– niveau van de ruitensproeiervloeistof– conditie en spanning van de banden.

Iedere 3000 km het motoroliepeilcontroleren en eventueel bijvullen.

Gebruik bij voorkeur producten van deFL Group omdat die speciaal zijn afge-stemd op de Alfa Romeo-modellen (ziede “Specificaties van de smeermiddelenen vloeistoffen“ in het hoofdstuk “Techni-sche gegevens“).

BELANGRIJK - Motorolie

Vervang de motorolie vaker dan in hetonderhoudsschema staat aangegeven alsde auto overwegend onder zwarebedrijfs omstandigheden rijdt, zoals:

– trekken van aanhangers of caravans– stoffige wegen– veel korte ritten (minder dan 7-8

km) en bij buitentemperaturen onder nul– veel langdurig stationair draaiende

motor of lange ritten bij lage snelheden(bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aan-huis bezorging of als de auto lang stil-staat).

Page 166: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

165

BELANGRIJK - Luchtfilter

Als de auto over stoffige wegen rijdt,moet het luchtfilter vaker worden vervan-gen dan in het onderhoudsschema staataangegeven.

Raadpleeg bij twijfel over de vervan-gingsinterval van motorolie en luchtfilterin relatie tot het gebruik van de auto deAlfa Romeo-dealer.

BELANGRIJK - Pollenfilter(alleen uitvoeringen met automatisch ge-regelde airconditioning)

Als de auto veel over stoffige wegenrijdt of bij geconcentreerde luchtvervui-ling, moet het filter met actieve koolstofvaker worden vervangen; dit is vooralraadzaam als een beperking in de capaci-teit van de ventilatie wordt geconsta-teerd.

BELANGRIJK - Accu

Wij raden u aan de acculading voor hetbegin van de winter te controleren, omde mogelijkheid van bevriezing van hetelektrolyt te voorkomen.

Voer deze controle vaker uit als de autooverwegend voor korte trajecten wordt

Rook nooit ti jdenswerkzaamheden in demotorruimte: er kunnen

licht ontvlambare gassen aanwe-zig zijn; brandgevaar.

Belangrijk. Tijdens hetbijvullen mogen devloeistoffen met ver-

schillende specificaties niet ge-mengd worden: als de specifica-ties van de vloeistoffen verschil-len, kan de auto ernstig bescha-digd worden.

Vertrouw het onder-houd in principe toe aande Alfa Romeo-

dealer.Als u toch zelf onderhoud ofkleine reparaties verricht, contro-leer dan of u over het juiste spe-ciale gereedschap en de noodzake-lijke originele Alfa Romeo-onder-delen en de voorgeschreven be-drijfsvloeistoffen beschikt. Voerniet zelf onderhoudswerkzaamhe-den uit, als u daarmee geen erva-ring hebt.

Als de auto vaak ge-bruikt wordt voor hettrekken van aanhangers

of caravans, moeten er kortereintervallen worden aangehoudendan in het onderhoudsschemastaan aangegeven.

gebruikt, of als accessoires zijn gemon-teerd die permanent, ook bij uitgescha-keld contact, stroom verbruiken. Dit geldtin het bijzonder voor achteraf aange-brachte accessoires.

Controleer de acculading (elektrolyt) va-ker dan is voorgeschreven in het onder-houdsschema in dit hoofdstuk, als de au-to wordt gebruikt in warme klimaten ofonder zeer zware bedrijfsomstandighe-den.

BELANGRIJK - Afstandsbedie-ning

Als u op het knopje van de afstandsbe-diening drukt en het lampje op de af-standsbediening knippert één keer kort,dan moet u de batterijen vervangen doornieuw exemplaren van hetzelfde type.

Page 167: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

166

fig. 1

NIVEAUS CONTROLEREN, BIJVULLEN EN VERVERSEN

k

π

+

n

1) motorolie

2) rem-/koppe-lingsvloeistof

3) ruitensproei-ervloeistof

4) koelvloeistof

5) olie van destuurbekrach-tiging

UITVOERING 2.0 T.SPARK

P4Z00280

Page 168: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

167

fig. 2

k

π

+

n

1) motorolie

2) rem-/koppe-lingsvloeistof

3) ruiten-sproeiervloei-stof

4) koelvloeistof

5) olie van de stuurbekrach-tiging

UITVOERING 3.0 V6 24V

P4Z00279

Page 169: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

168

MOTOROLIEPEIL CONTROLEREN

Fig. 4: uitvoering 2.0 T.SPARKFig. 5: uitvoering 3.0 V6 24V

Controleer het oliepeil als de auto opeen vlakke ondergrond staat en enige mi-nuten (circa 5) na het uitzetten van demotor.Verwijder de oliepeilstok (A) enmaak de peilstok schoon. Plaats de peil-stok geheel terug, verwijder de peilstoken controleer of het niveau tussen hetMIN- en MAX-merkteken op de peil-stok staat.

Het verschil tussen het MIN- en MAX-merkteken komt overeen met ongeveer 1liter olie.

BELANGRIJK De motor van een nieu-we auto moet nog worden ingereden. Ditbetekent dat het motorolieverbruik pasna de eerste 5000 ÷ 6000 km stabili-seert.

Het motorolieverbruik hangt af van derijstijl en de gebruiksomstandigheden vande auto.

P4Z

0017

5

fig. 4P

4Z00

278

fig. 5

Wees voorzichtig als uwerkzaamheden in demotorruimte moet ver-

richten en de motor nog warm is,om brandwonden te voorkomen.

Page 170: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

169

MOTOROLIE BIJVULLEN

Fig. 4: uitvoering 2.0 T.SPARKFig. 5: uitvoering 3.0 V6 24V

Als het olieniveau dicht bij of op hetMIN-merkteken staat, moet, na het ver-wijderen van de dop (B), via de olievulo-pening motorolie tot aan het MAX-merk-teken worden bijgevuld.

Tijdens het bijvullen van de motoroliemag nooit het MAX-niveau worden over-schreiden.

BELANGRIJK Na het bijvullen van deolie de motor enkele seconden latendraaien, vervolgens de motor uitzetten enna enige minuten (ongeveer 5) het olie-peil controleren.

Onthoud dat bij eenwarme motor de elek-troventilateur, afhanke-

lijk van de temperatuur van demotorkoelvloeistof, automatischkan inschakelen en verwondin-gen kan veroorzaken.

Gebruik voor het bij-vullen geen olie met an-dere specificaties (clas-

sificatie, viscositeit) dan dereeds in de motor aanwezigeolie.

Tijdens het bijvullen ofverversen van de mo-torolie mag nooit het

MAX-niveau worden overschre-den. Als het motoroliepeil tehoog is, kan de olie worden aan-gezogen via het blow-by circuit.

Page 171: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

170

MOTOROLIE VERVERSEN

Fig. 6: uitvoering 2.0 T.SPARKFig. 7: uitvoering 3.0 V6 24V

De frequentie waarmee de motoroliemoet worden ververst, is afhankelijk vanhet aantal afgelegde kilometers, de ver -streken tijd na de laatste verversing en degebruiksomstandigheden van de auto.

De motorolie moet bij een warme motorworden afgetapt om het uitstromen vande afgewerkte olie te vergemakkelijken.Ga als volgt te werk:

– Zorg dat de auto op een vlakke on-dergrond staat, de handrem is aangetrok-ken, de motor is afgezet en nog warm is.

– Plaats een geschikte opvangbak on-der de aftapplug onder de auto.

– Verwijder zowel de olievuldop als depeilstok om het aftappen te vergemakke-lijken.

– Draai de aftapplug (A) onderaan hetcarter los en tap de olie volledig af.

P4Z

0017

8

fig. 6P

4Z00

179

fig. 7

Verwijder de aftap-plug voorzichtig; de oliekan zeer warm zijn.

– Vervang het oliefilter (zie volgendeparagraaf).

– Reinig de aftapplug en monteer deplug.

– Giet nieuwe olie in de vulopening(zie voor het type olie en de hoeveelheidde tabel “Specificaties van de smeermid-delen en vloeistoffen“ in het hoofdstuk“Technische gegevens“).

– Sluit de vuldop.– Start de motor en laat de motor 10-

15 seconden stationair draaien. Zet demotor uit en controleer na ongeveer 15minuten het motoroliepeil, zodat de oliein de oliepan heeft kunnen terugstromen.

– Maak de peilstok schoon en contro-leer of het oliepeil niet boven het MAX-merkteken staat.

– Steek de peilstok geheel in de ope-ning.

– Controleer de aftapplug en het oliefil-ter op lekkage.

Page 172: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

171

BELANGRIJK

Vanwege de toegevoegde reinigingsmid-delen, kan de nieuwe olie al na een kortetijd een donkere kleur krijgen. Dit is eennormaal verschijnsel en het is dus niet no-dig om de olie vaker te verversen dan isvoorgeschreven. Wanneer de olieproduc-ten van de aanbevolen merken (zie detabel “Specificaties van de smeermidde-len en vloeistoffen“ in het hoofdstuk“Technische gegevens“) niet verkrijgbaarzijn, dan kunt u producten van anderemerken gebruiken, mist ze de voorge-schreven classificatie en viscositeit heb-ben.

In dat geval is het raadzaam de motoro-lie en het oliefilter na 10.000 km te ver-vangen.

Dankzij de onderzoeks- en ontwikke-lingsprogramma’s van de smeermiddelen-fabrikanten en de voortdurende technolo-gische verbeteringen, kunnen er nieuwehandelsnamen ontstaan die afwijken vande namen die vermeld staan in de tabel“Specificaties van de smeermiddelen envloeistoffen“. Raadpleeg in geval vantwijfel de Alfa Romeo-dealer. In ieder ge-val moeten de gebruikte smeermiddelenaltijd voldoen aan de voorgeschreven spe-cificaties.

Houdt u bij het verwerken van afge-werkte olie aan de geldende voorschrif-ten.

Afgetapte motorolie engebruikte oliefilters be-vatten stoffen die

schadelijk zijn voor het milieu.Het is raadzaam om het verver-sen van de motorolie en het ver-vangen van het oliefilter door deAlfa Romeo-dealer te laten uit-voeren. De dealer beschikt overde uitrusting voor het op milieu-vriendelijke wijze en conform dewettelijke bepalingen verwerkenvan afgewerkte olie en oliefilters.

Page 173: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

172

MOTOROLIEFILTER VERVANGEN

Fig. 8: uitvoering 2.0 T.SPARKFig. 9: uitvoering 3.0 V6 24V

Ga voor het vervangen van het oliefilterals volgt te werk:

– Draai het filterelement (A) met eenpassende sleutel los en verwijder het.

– Smeer de afdichtring van het nieuwefilter in met motorolie.

– Schroef het nieuwe filter met dehand op het cilinderblok vast.

BELANGRIJK Het oliefilter moet bijelke verversing van de motorolie wordenvervangen.

P4Z

0018

0

fig. 8P

4Z00

181

fig. 9

Page 174: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

173

NIVEAU CONTROLEREN EN OLIE MECHANISCHE VERSNELLINGSBAK ENDIFFERENTIEEL BIJVULLEN

BELANGRIJK De beschrijving van deprocedure voor het controleren van hetoliepeil en het verversen van de versnel-lingsbak-/differentieelolie dient slechtster informatie.

Wij raden u aan deze werkzaamhedendoor de Alfa Romeo-dealer te laten uit-voeren.

Het oliepeil moet op een vlakke onder-grond en bij een uitgezette en koude mo-tor worden gecontroleerd.

Ga afhankelijk van de uitvoering alsvolgt te werk:

Uitvoering 2.0 T.SPARK

Voer voor het controleren van het olie-peil de volgende werkzaamheden uit:

– Verwijder de vuldop (A-fig. 10)om het oliepeil in de versnellingsbak/dif-ferentieel te controleren; het oliepeilmoet tot aan de onderrand van de ope-ning reiken.

Ga voor het verversen van de olie (bijeen warme versnellingsbak en differen-tieel) als volgt te werk:

– Plaats een geschikte opvangbak on-der de aftapplug (B-fig.10) onder deauto.

– Verwijder zowel de vuldop (A) alsde aftapplug (B) en tap de olie volledigaf.

– Maak de aftapplug (B) schoon enschroef hem vast.

– Giet nieuwe olie in de vulopening(A) (zie voor het type olie en de hoe-veelheid de tabel “Specificaties van desmeermiddelen en vloeistoffen“ in hethoofdstuk “Technische gegevens“).

– Controleer of het oliepeil tot aan deonderrand van de opening reikt. Maak devuldop schoon en schroef hem vast.

P4Z

0018

2fig. 10

Page 175: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

174

Uitvoering 3.0 V6 24V

Voer voor het controleren van het olie-peil de volgende werkzaamheden uit:

– Trek de peilstok (A) uit en maakhem schoon.

– Steek de peilstok volledig in de buis,trek hem uit en controleer of het oliepeilop het merkteken op de peilstok staat.

– Steek tenslotte de peilstok weer vol-ledig in de buis.

Ga voor het verversen van de olie (bijeen warme versnellingsbak en differen-tieel) als volgt te werk:

– Plaats een geschikte opvangbak on-der de aftapplug (B-fig.11) onder deauto.

– Verwijder zowel de peilstok (A) ende aftappluggen voor de versnellingsbak-olie (B) en/of de differentieelolie (C) entap de olie volledig af.

– Maak de aftappluggen (B) en/of(C) schoon en schroef ze vast.

– Giet nieuwe olie in de vulopening(A) (zie voor het type olie en de hoe-veelheid de tabel “Specificaties van desmeermiddelen en vloeistoffen“ in hethoofdstuk “Technische gegevens“).

– Controleer het oliepeil (zie volgendeparagraaf).

P4Z

0018

3

fig. 11

Page 176: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

175

KOELVLOEISTOFNIVEAU CONTROLEREN EN BIJVULLEN

Controleer regelmatig of het koelvloei-stofniveau in het expansiereservoir zichtussen het MIN- en MAX-merktekenbevindt. Controleer het niveau bij eenkoude motor en als de auto op een vlak-ke ondergrond staat. Als het niveau telaag is, moet de dop (A) van het expan-siereservoir worden verwijderd en dekoelvloeistof worden bijgevuld.

1: uitvoering 2.0 T.SPARK2: uitvoering 3.0 V6 24V

Verwijder bij een war-me motor nooit de dopvan het expansiereser-

voir, om brandwonden te voor-komen.

Het koelsysteem staatonder druk. Vervang dedop zonodig alleen door

een exemplaar van hetzelfde ty-pe, anders kan de werking vanhet systeem in gevaar wordengebracht.

Het anti-vriesmengselin het koelsysteem be-schermt tot een tempe-

ratuur van –35 °C. Gebruik voorhet bijvullen anti-vries PARAFLUFOR ALFA ROMEO. Dit product isverkrijgbaar bij de Alfa Romeo-dealer.

P4Z

0018

5

fig. 12

1 2

Page 177: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

176

OLIEPEIL VAN DE STUURBE-KRACHTIGING CONTROLEREN

Fig. 14: uitvoering 2.0 T.SPARKFig. 15: uitvoering 3.0 V6 24V

Controleer of de olie van de stuurbe-krachtiging nog op het maximale niveaustaat.

De controle moet worden uitgevoerd alsde auto op een vlakke ondergrond staaten bij een stilstaande koude motor.:

– Reinig de vuldop (A) en de bovenzij-de van het reservoir, maak de ontluch-tingsslang (B) los en verwijder de dop.Controleer of het oliepeil op het MAX-merkteken van op de oliepeilstok staat.

– Draai de dop weer vast, monteer deontluchtingsslang op de aansluiting op deplug.

– Vul vloeistof bij tot het “MAX”-merkteken is bereikt, monteer de vuldopen maak de ontluchtingsslang weer vast.

P4Z

0018

7

fig. 15

P4Z

0018

6

fig. 14

OLIE VAN DE STUURBEKRACH-TIGING BIJVULLEN

Als het olieniveau lager is dan voorge-schreven, vul dan bij met een van de pro-ducten uit de tabel “Specificaties van desmeermiddelen en vloeistoffen“ in hethoofdstuk “Technische gegevens”. Vul alsvolgt bij:

– Start de motor en wacht tot het olie-niveau in het reservoir stabiliseert.

– Draai bij draaiende motor het stuur-wiel een aantal malen naar uiterst rechtsen uiterst links. Voorkom dat de olie

van de stuurbekrachti-ging in contact komt

met warme delen van de motor:de olie is ontvlambaar.

Het olieverbruik van destuurbekrachtiging iszeer laag; als na het bij-

vullen de olie binnen korte tijdweer moet worden bijgevuld,moet het systeem door een AlfaRomeo-dealer op eventuele lek-kage worden gecontroleerd.

BELANGRIJK Wendt u voor onder-houdswerkzaamheden of eventuele repa-raties tot een Alfa Romeo-dealer.

Page 178: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

177

REM-/KOPPELINGSVLOEISTOFCONTROLEREN EN BIJVULLEN

Controleer of het vloeistofniveau nog ophet maximumniveau staat.

Gebruik voor het bijvullen of de periodie-ke verversing (iedere twee jaar) één vande producten uit de tabel “Specificatiesvan de smeermiddelen en vloeistoffen“ inhet hoofdstuk “Technische gegevens“.

Controleer regelmatig de werking vanhet waarschuwingslampje op het instru-mentenpaneel: als u op de dop (B-fig.16) van het reservoir (A-fig. 16) (metde contactsleutel in stand MAR) drukt,moet het waarschuwingslampje xgaan branden.

P4Z

0018

8

fig. 16

Zorg dat bij het los-draaien van de vuldop(B-fig. 16) de elektri-sche aansluitingen niet

losraken. Vermijd contact tussende vloeistof en de lak. Als er perongeluk vloeistof wordt ge-morst, moet de lak onmiddellijkworden afgespoeld met water.

Het symbool π op hetreservoir geeft aan dater synthetische rem-

vloeistof en geen minerale vloei-stof moet worden gebruikt. Hetgebruik van minerale vloeistof-fen moet absoluut worden ver-meden, omdat de rubbers in hetremsysteem door deze vloeistof-fen kunnen worden beschadigd.

Rem-/koppe l i ngs -vloeistof is giftig enzeer corrosief. Als per

ongeluk remvloeistof wordt ge-morst, moet de lak onmiddellijkworden gewassen met water enzeep en daarna met veel waterworden afgespoeld. Bij inslikkendient onmiddellijk een arts teworden geraadpleegd.

Page 179: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

178

RUITENSPROEIERVLOEISTOFCONTROLEREN EN BIJVULLEN

Verwijder de dop en controleer visueelhet vloeistofniveau in het reservoir (A-fig. 17).

BELANGRIJK Gebruik voor het bijvul-len één van de speciaal in de handel ver-krijgbare producten en controleer of zebescherming bieden tegen kalkaanslagen bevriezing.Raapleeg bij twijfel de AlfaRomeo-dealer. Deze kan u de meest ge-schikte producten aanbevelen.

P4Z

0018

9

fig. 17

Enkele in de handelverkrijgbare ruiten-sproeiervloeistoffen zijn

licht ontvlambaar. In de motor-ruimte bevinden zich warme on-derdelen die bij contact de vloei-stof kunnen doen ontbranden.

Rijd niet met een leegruitensproeierreservoir:de ruitensproeiers zijn

van fundamenteel belang vooreen optimaal zicht.

Gebruik de ruiten-sproeiers niet als hetreservoir leeg is om

schade aan de pompmotor tevoorkomen.

Page 180: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

179

LUCHTFILTER

Het luchtfilter is verbonden met de sys-temen die de luchttemperatuur en lucht-hoeveelheid meten. Deze sturen elektri-sche signalen naar de regeleenheid, dienoodzakelijk zijn voor een correct functio-neren van het inspuitings-/ontstekings-systeem.

Ga voor het vervangen van het filter alsvolgt te werk:

Fig. 18-19-20 : uitvoering 2.0T.SPARK

Fig. 21-22: uitvoering 3.0 V6 24V

– Draai de bevestigingsschroeven losen verwijder de bescherming aan de lin-kerzijde in de motorruimte.

– Draai de bevestigingsschroeven (A)van het deksel (B) en de steun (C), in-dien aanwezig, los.

De beschrijving van deprocedure voor het ver-vangen van het filter

dient slechts ter informatie.Wendt u tot een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamhedenuit te laten voeren. Als het filter niet op de juiste

wijze, zoals hierna is beschre-ven, wordt vervangen en als devoorzorgsmaatregelen niet inacht worden genomen, dan kande veiligheid tijdens het rijden ingevaar komen.

Als veel over stoffigewegen wordt gereden,moet het filter vaker

worden vervangen dan in het on-derhoudsschema staat aangege-ven.

Als het filter wordtgereinigd, kan het be-schadigd worden, waar-

door ernstige schade aan de mo-tor kan ontstaan.

P4Z

0019

1fig. 18

P4Z

0019

2

fig. 20

P4Z

0019

0

fig. 19

Page 181: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

180

– Til het deksel (B) voorzichtig op ombeschadiging aan de rubberen verbin-dingsmof te voorkomen.

– Verwijder het filter (D).

– Plaats het nieuwe filter en monteerhet deksel op de juiste wijze.

– Draai de bevestigingsschroeven (A)van het deksel vast.

STOF-/POLLENFILTER(alleen uitvoeringen met automatisch ge-regelde airconditioning)

Het filter filtert de lucht mechanisch enelektrostatisch als de ruiten zijn gesloten.

Laat het stof-/pollenfilter ten minsteéén keer per jaar controleren door de AlfaRomeo-dealer, bij voorkeur aan het beginvan het zomerseizoen.Als de auto veel instadsverkeer of over stoffige wegen rijdt,moet het pollenfilter vaker worden gecon-troleerd dan in het onderhoudsschemastaat aangegeven.

BELANGRIJK Een niet tijdig vervan-gen filter kan het rendement van de kli-maatregeling aanzienlijk beperken.

P4Z

0019

3

fig. 21

P4Z

0019

4

fig. 22

Page 182: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

181

ACCU

De accu bevindt zich in de bagageruim-te en wordt beschermd door bekleding.

Om de accu te bereiken. moet u dekunststof sluitingen (A-fig. 23) los-draaien, de knop (B-fig. 23) verwijde-ren en de bekleding opzij plaatsen.

De accu is “onderhoudsarm“: onder nor-male gebruiksomstandigheden hoeft hetelektrolyt niet bijgevuld te worden.

Bij bepaalde uitvoeringen kan de accuvoorzien zijn van een optische hydrome-ter (A-fig. 25) voor de controle van hetelektrolytniveau en de acculading.

De accu is “onderhoudsarm“ en uitge-rust met een controlemeter; onder norma-le gebruiksomstandigheden is het niet no-dig gedestilleerd water bij te vullen.

Daarom moet de juiste werking ervanregelmatig gecontroleerd worden m.b.v.de optische controlemeter op het dekselvan de accu. De meter moet een donkerekleur hebben en een groenmiddenstuk.Als de meter daarentegeneen heldere lichte kleur heeft, of donkergekleurd is zonder groen middenstuk,dient u contact op te nemen met de AlfaRomeo-dealer.

P4Z

0023

1

fig. 23P

4Z00

232

fig. 24

P4Z

0026

8

fig. 25

Als het niveau van hetelektrolyt zich onderhet MIN-merkteken be-

vindt, dient u zich tot de AlfaRomeo-dealer te wenden.

Controleer echter regelmatig of het elek-trolyt zich tussen het MIN- en MAX-merkteken op de accu (fig. 24) be-vindt.

Page 183: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

182

ACCULADING MET OPTISCHEHYDROMETER CONTROLEREN

De acculading kan kwalitatief gecontro-leerd worden door de kleur van de opti-sche meter te controleren.

Zie de volgende tabel of de sticker (fig.26) op de accu bij punt (B-fig. 25).

Accu’s bevatten zeerschadelijke stoffen voorhet milieu. Het is raad-

zaam om de accu door de AlfaRomeo-dealer te laten vervan-gen. De dealer beschikt over deuitrusting voor het op milieu-vriendelijke wijze en conform dewettelijke bepalingen de accu afte voeren.

O n o o r d e e l k u n d i g emontage van elektri-sche apparatuur kan

ernstige schade toebrengen aande auto. Als u na aanschaf vanuw auto accessoires wilt monte-ren die constante voeding nodighebben (diefstalalarm, autoradio,mobiele telefoon, enz.), radenwij u aan contact op te nemenmet de Alfa Romeo-dealer. Dezekan u de meest geschikte instal-laties aanraden en controleren ofhet noodzakelijk is een accu meteen grotere capaciteit te monte-ren.

Als u de auto langeretijd stalt in extreemkoude omstandigheden

moet, om bevriezing te voorko-men, de accu worden verwijderden op een verwarmde plaatsworden bewaard.

Bij werkzaamhedenaan de accu of in debuurt van de accu, moet

u uw ogen altijd beschermen meteen speciale bril.

Als de accu wordt ge-bruikt met een te laagelektrolytniveau, wordt

de accu onherstelbaar bescha-digd; de accubak kan barstenwaardoor het accuzuur kan weg-lekken.

P4Z

0026

9

fig. 26

Page 184: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

183

Helderwitte kleur

Donkere kleur zonder groen middenstuk

Donkere kleur met groen middenstuk

Elektrolytbijvullen

Accu niet voldoende opgeladen

Niveau elektrolyten acculadingonvoldoende

Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer

Opladen (wij raden u aan om u tot de Alfa Romeo-dealer tewenden)

Geen enkele handeling

ACCU OPLADEN

BELANGRIJK De beschrijving van deprocedure voor het opladen van de accudient slechts ter informatie. Wendt u toteen Alfa Romeo-dealer om deze werk-zaamheden uit te laten voeren.

We raden u aan de accu langzaam enmet een lage stroomsterkte (ampère) ge-durende ca. 24 uur op te laden. Als u deaccu langer oplaadt, kan de accu wordenbeschadigd.

Ga voor het opladen als volgt te werk:

BELANGRIJK Als de auto is uitgerustmet een diefstalalarm, schakel het alarmdan uit met de afstandsbediening en stelhet systeem buiten werking door de sleu-telschakelaar in stand “OFF“ te draaien(zie “Diefstalalarm“ in het hoofdstuk“Wegwijs in uw auto“).

– Maak de accuklemmen los van deaccupolen.

– Sluit de klemmen van de acculaderaan op de accupolen.

– Schakel het laadapparaat in.– Aan het einde van het opladen: scha-

kel eerst de acculader uit en koppel dande accu los.

– Sluit de accuklemmen weer aan opde accupolen. Let daarbij op de polariteit.

De vloeistof in de accuis giftig en corrosief.Voorkom contact met de

huid en de ogen. Het opladen vande accu moet worden uitgevoerd ineen goed geventileerde ruimte, ververwijderd van open vuur envonkvormende apparaten: brand-en ontploffingsgevaar.

Page 185: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

184

BELANGRIJK Een accu die gedurendelangere tijd minder dan 50% geladen is,raakt door sulfatering beschadigd. Hier-door loopt de capaciteit en het startver-mogen terug. Ook is de accu dan gevoeli-ger voor bevriezing (bij temperaturen on-der -10°C). Zie als u de auto langere tijdniet gebruikt de paragraaf “Auto langeretijd stallen“.

PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU TEVERLENGEN

Houdt u, om snel ontladen van de accute voorkomen en de levensduur te verlen-gen, zorgvuldig aan de volgende aanbe-velingen:

– De klemmen moet altijd goed zijnbevestigd.

– Voorkom zoveel mogelijk het ge-bruik van stroomverbruikers als de motoruit staat (autoradio, waarschuwingsknip-perlichten, parkeerverlichting, enz.).

– Wanneer u de auto parkeert, contro-leer dan of de portieren, de motorkap enhet kofferdeksel goed gesloten zijn. Hier-mee wordt voorkomen dat de interieur-verlichting blijft branden.

– Maak voordat werkzaamheden aande elektrische installatie van de auto wor-den uitgevoerd eerst de minpool van deaccu los.

– Als u na aanschaf van uw auto ac-cessoires wilt monteren die constantevoeding nodig hebben (diefstalalarm,handsfree kit navigatiesysteem met anti-diefstalsatellietbewaking, enz.), dient ucontact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.Deze kan u de meest geschikte in-

stallaties aanraden en controleren of deelektrische installatie van de auto ge-schikt is voor het extra stroomverbruik ofdat het noodzakelijk is een accu met eengrotere capaciteit te monteren.

Deze stroomverbruikers blijven continustroom verbruiken ook bij een uitgeno-men contactsleutel (geparkeerde auto,motor uitgezet), waardoor de accu gelei-delijk kan ontladen.

Het totale energieverbruik van deze ac-cessoires (standaard en achteraf gemon-teerd accessoires) moet minder zijn dan0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in devolgende tabel staat vermeld:

Probeer een bevrorenaccu niet op te laden:eerst moet de accu ont-

dooid worden, anders loopt u hetrisico dat de accu ontploft. Als deaccu bevroren is geweest, moetworden gecontroleerd of de cel-len niet beschadigd zijn (risico opkortsluiting) en of de bak geenscheuren vertoont, waardoor degiftige en corrosieve vloeistofkan weglekken.

Accu van

70 Ah 42 mA100 Ah 60 mA

maximum stroomverbruikbij stilstaande motor

Page 186: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

185

Als grote stroomverbruikers, zoals ver-warming van het babyflesje, stofzuiger,mobiele telefoon, enz. bij uitgezette mo-tor van voedingsspanning worden voor-zien, dan zal de accu sneller ontladen.

– Als aan boord van de auto extra sys-temen moeten worden geïnstalleerd,moet goed op de juiste aansluitingen wor-den gelet. Niet correcte elektrische verbin-dingen kunnen gevaarlijk zijn, vooral voorde elementaire elektronische systemen.

– Als de auto langere tijd niet wordtgebruikt, is het raadzaam de accuklem-men los te maken van de accupolen(maak eerst de minklem los). Controleerde acculading als de accu voorzien is vaneen optische hydrometer. Laad de accuop als de optische hydrometer (A-fig.25) geen groene kleur heeft (wendt ubij voorkeur tot een Alfa Romeo-dealer).

Controleer daarna de acculading iederedrie maanden.

BELANGRIJK Een accu die gedurendelangere tijd minder dan 50% geladen is(optische hydrometer is donker gekleurdmet groen middenstuk), raakt door sulfa-tering beschadigd. Hierdoor loopt de ca-paciteit en het startvermogen terug. Ookis de accu dan gevoeliger voor bevriezing(bij temperaturen onder -10°C)

– Als de accu wordt gebruikt met eente laag elektrolytniveau, raakt de accubeschadigd en kan de accu openbarsten.

ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN

Bij een normaal gebruik van de autozijn speciale voorzorgsmaatregelen nietnodig.

Het is echter nodig de volgende aanwij-zingen nauwkeurig op te volgen bij werk-zaamheden aan de elektrische installatieof bij een noodstart:

– Zet de motor altijd uit voordat de ac-cu wordt losgekoppeld.

– Koppel de accu altijd los als de accumoet worden opgeladen.

– Gebruik bij een noodstart altijd eenhulpaccu en geen acculader.

– Controleer de aansluiting van de po-len en de conditie van de verbinding tus-sen de accu en de elektrische installatie.

– Neem de stekkers van de regeleenhe-den nooit los en sluit ze nooit aan als decontactsleutel in stand MAR staat.

– Controleer nooit d.m.v. kortsluiting ofer spanning aanwezig is.

Page 187: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

186

– Neem de stekkers van de regeleenhe-den los voor het uitvoeren van laswerk-zaamheden aan de carrosserie. Verwijderzonodig de regeleenheden als ze door dewerkzaamheden aan te hoge temperatu-ren worden blootgesteld.

BOUGIES

Indien de motor onregelmatig loopt,laat dan de bougies uitsluitend door deAlfa Romeo-dealer controleren.

RUITENWISSER -BLADEN

Maak de wisserbladen regelmatigschoon en controleer de conditie. Vervangde wisserbladen als het rubber vervormdof versleten is.

BELANGRIJK Op de wisserbladen zijnsproeiermonden gemonteerd; wendt uvoor het vervangen van de wisserbladentot de Alfa Romeo-dealer.

Als aan boord van deauto extra systemenmoeten worden geïn-

stalleerd, moet goed op de juisteaansluitingen worden gelet. Nietcorrecte elektrische verbindingenkunnen gevaarlijk zijn, vooralvoor de elementaire elektronischesystemen (ontsteking, inspuiting,ABS...). Een niet correcte installa-tie van een autoradio, diefstala-larm, mobiele telefoon, enz. kantot storingen in de elektronischeregeleenheden leiden en de ga-rantie in gevaar brengen. Wendtu voor deze werkzaamheden totde Alfa Romeo-dealer. Hetstroomverbruik van na aankoopvan de auto gemonteerde acces-soires mag niet hoger zijn dan 20mA (bij stilstaande motor).

De bougies moeten bijde kilometerstandenworden vervangen die

in het Onderhoudsschema zijnaangegeven. Gebruik uitsluitendbougies van het voorgeschreventype (zie tabel “Brandstofsys-teem-Ontsteking” in het hoofd-stuk “Technische gegevens”).Bougies met een afwijkendewarmtegraad of waarvan devoorgeschreven levensduur nietis gegarandeerd, kunnen motor-storingen veroorzaken.

Rijden met versletenruitenwisserbladen isgevaarlijk, omdat ze

het zicht onder extreme atmos-ferische omstandigheden aan-zienlijk beperken.

Page 188: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

187

RUITENSPROEIERS

Controleer of de straal van de ruiten-sproeiers voor goed is afgesteld en vol-doende kracht heeft.

Controleer als de sproeiers niet goedwerken of de ruitensproeiermonden nietverstopt zijn. Deze kunnen zonodig meteen speld worden doorgeprikt.

CARROSSERIE

BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOEDEN

Alfa Romeo past constructieve technolo-gische oplossingen toe om de carrosseriezo goed mogelijk tegen roest te bescher-men. De belangrijkste oorzaken van roestzijn:

– Luchtverontreiniging.– Zoutgehalte in de lucht en luchtvoch-

tigheid (gebieden aan zee, warm envochtig klimaat).

– Strooizout of gladheidbestrijdings-middelen, waarmee in de winter de we-gen worden bestrooid.

Voor een nog betere bescherming tegenroest zijn de volgende maatregelen geno-men:

– De toepassing van aangepaste spuit-technieken en lakproducten die de autode benodigde weerstand tegen roest enschurende elementen verlenen.

– Het gebruik van verzinkte plaatde-len met een hoge corrosiebestendigheid.

– Het aanbrengen van een gespotenlaag op de onderzijde, in de wielkuipen,in de motorruimte en in verschillende hol-le ruimtes met daarvoor geschikte produc-ten die goed aan het metaal hechten eneen hoog beschermend vermogen heb-ben.

– Het gebruik van lakken met een ho-ge weerstand tegen atmosferische veront-reinigingen.

– Toepassing van “open“ holle ruim-tes om condensvorming te voorkomen,waardoor roest van binnenuit wordt voor-komen.

De onderzijde van de carrosserie is voor-zien van een speciale beschermlaag.In-dien deze beschermlaag moet wordenhersteld, moeten de uitlaat, de lambda-sonde en de driewegkatalysator be-schermd worden als er wasachtige, olie-houdende, kunststof en/of ontvlambareproducten worden aangebracht.Wendt ubij voorkeur tot een Alfa Romeo-dealerom deze werkzaamheden uit te latenvoeren.

Page 189: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

188

TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROSSERIE

Industriële neerslag of andere vervui-ling, teervlekken, dode insecten, enz. die-nen zo snel mogelijk van de lak verwij-derd te worden.

Parkeer de auto niet onder bomen, om-dat de lak door harsdruppels, boomknop-pen, enz. kan beschadigen.

Voorkom dat tijdens het bijvullen olie,remvloeistof, koelvloeistof, elektrolyt vande accu, enz. op de lak terecht komt.

Gebeurt dit toch, dan moet het be-treffende gedeelte van de carrosserie on-middellijk worden gereinigd en de autogrondig worden gewassen.

LAK

De lak heeft behalve een esthetischefunctie ook een beschermende functie.

Daarom moeten beschadigingen van delaklaag, zoals krassen, onmiddellijk wor-den bijgewerkt om roestvorming te voor-komen.

Het normale onderhoud van de auto be-perkt zich tot wassen, waarbij de frequentieafhankelijk is van het gebruik van de autoen van de omgeving.

Het is beter de auto vaker te wassenbij:

– bij sterke luchtvervuiling– het rijden over wegen met strooizout– het parkeren onder bomen waar

harsdruppels vanaf kunnen vallen.

Bij de Alfa Romeo-dealer is een comple-te lijn producten verkrijgbaar voor het on-derhoud en het reinigen van de auto(shampoo, was, polish, lakstiften, vlek-kenverwijderaar, schoonmaakmiddelen,enz.).

Schoonmaakmiddelenverontreinigen het wa-ter. Daarom moet de au-

to bij voorkeur worden gewassenop een plaats waar het afvalwa-ter direct wordt opgevangen engezuiverd.

De eigenschappen van deze productenzijn afgestemd op de lakken, afdichtin-gen en sierlijsten van de Alfa Romeo-au-to’s.

Wij raden u aan deze producten doorhet personeel van de Alfa Romeo-dealerte laten aanbrengen: zo wordt het besteresultaat gegarandeerd en ieder mogelijkongemak uitgesloten dat de garantie ingevaar kan brengen.

De juiste wasmethode:1) Spoel de auto eerst met een water-

straal onder lage druk af.2) Was de auto met een zachte spons

en een oplossing van water en 2-4%shampoo; spoel daarbij de spons regel-matig uit.

Page 190: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

189

3) Spoel de auto af met schoon wateren droog de auto met warme lucht of eenschone, zachte zeem.

De minder zichtbare delen zoals de ran-den van de portieren, kofferdeksel, mo-torkap en de koplampranden moeten nietvergeten worden, omdat daar water kanblijven staan.

Het verdient aanbeveling de auto na hetwassen niet onmiddellijk binnen te zet-ten, maar de auto nog even buiten te la-ten staan, zodat waterresten buiten kun-nen verdampen.Was de auto nooit als hijlang in de zon heeft gestaan of als demotorkap nog warm is: omdat dan deglans van de lak kan afnemen.

De kunststof carrosseriedelen kunnen opdezelfde wijze worden gewassen als degespoten carrosseriedelen. Alleen voorhet verwijderen van hardnekkig vuil, ra-den wij u aan speciale producten te ge-bruiken.

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen die-nen zo snel en zo goed mogelijk van delak verwijderd te worden, omdat door deagressieve bestanddelen de lak kan be-schadigen.

Voor een betere bescherming van de lakverdient het aanbeveling de auto regel-matig in de was te zetten met speciaaldaarvoor bestemde producten (siliconen-was), die een beschermende laag op delak aanbrengen.

RUITEN

Gebruik voor het schoonmaken van deruiten een daarvoor geschikt schoon-maakmiddel. Gebruik een schone, zachtedoek om krassen en beschadigingen tevoorkomen.

Let er bij het schoon-maken van de binnenzij-de van de achterruit op,

dat de elektrische weerstandsdra-den van de achterruitverwarmingniet worden beschadigd. Veegvoorzichtig in de richting van dedraden.

Page 191: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

190

INTERIEUR

Controleer af en toe of er onder devloerbedekking geen water is blijvenstaan (dooiwater van sneeuwresten aanschoenen, lekkende paraplu’s, enz.),waardoor roestvorming op de bodem ver-oorzaakt zou kunnen worden.

STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING REINIGEN

– Verwijder stof met een zachte bor-stel.

– Verwijder vetvlekken met een speci-aal daarvoor bestemd product. Volg debijgeleverde instructies nauwgezet op.

– Voor een nog grondigere reinigingkunnen de stoelen met een vochtigespons en een oplossing van neutrale zeepworden afgenomen. Houdt u aan de voor-geschreven mengverhouding.

Voor het uitspuitenvan de motorruimte ra-den wij het gebruik aan

van “FULCRON” Dit middel isverkrijgbaar bij de Alfa Romeo-dealer. Gebruik uitsluitend alkali-sche oplossingen zonder soda bijvoorkeur met metasilicaat.Na het uitspuiten van de motor-

ruimte, moet de motorruimtevolgens een speciale methodegrondig worden gespoeld en ge-droogd. In een normale wastun-nel wordt de motorruimte nietgoed genoeg gespoeld.

MOTORRUIMTE

Het verdient aanbeveling de motorruim-te na het winterseizoen zorgvuldig te la-ten uitspuiten. Laat dit verzorgen dooreen gespecialiseerd bedrijf.

Schoonmaakmiddelenverontreinigen het wa-ter. Daarom moet de

motorruimte bij voorkeur wordenuitgespoten op een plaats waarhet afvalwater direct wordt op-gevangen en gezuiverd.

BELANGRIJK Voor het uitspuiten vande motorruimte moet de contactsleutel instand STOP staan en de motor koudzijn. Controleer na het reinigen of de ver-schillende beschermingen (rubber kap-pen, deksels, enz.) nog op hun plaats zit-ten en niet beschadigd zijn.

Page 192: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

191

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN

Verwijder, indien nodig, stof, vuil, enz.van de koplamp- en achterlichtglazen(en/of van de richtingaanwijzers op hetvoorspatbord) m.b.v een zachte spons eneen oplossing van water en neutralezeep.

Gebruik nooit chemische oplossingenen/of alcohol of benzine, ammoniak,aceton, enz. Deze producten kunnen deonderdelen beschadigen en de helderheiddoen afnemen ,waardoor de rijveiligheidin gevaar wordt gebracht.

Gebruik speciale reinigingsmiddelen omhet visuele effect van de componentenniet te wijzigen.Gebruik nooit alcohol

of producten op basisvan alcohol.

Gebruik nooit ontvlam-bare producten zoals pe-troleum of wasbenzine

voor het reinigen van de interi-eurdelen van de auto. De elektro-statische lading die tijdens hetreinigen door het wrijven ont-staat, kan brand veroorzaken.

Gebruik nooit alcoholof benzine om het glasvan het instrumenten-paneel schoon te ma-

ken.

Gebruik nooit alcohol ofbenzine om het glas vanhet instrumentenpaneelschoon te maken. Bewaar

nooit spuitbussen in de auto. Ont-ploffingsgevaar. Spuitbussen mo-gen niet worden blootgesteld aantemperaturen boven 50°C. In dezomer kan de temperatuur in hetinterieur ver boven deze waardeop lopen.

MET LEER BEKLEDE STOELENSCHOONMAKEN

– Verwijder droog vuil met een zeem-leer of een iets vochtige doek, zonderhard te drukken

– Dep een vochtige vlek of vet meteen droge en absorberende doek en wrijfdaarbij niet. Behandel de plek vervolgensmet een doek of zeem bevochtigd metwater en een neutrale zeep.

Als de vlek nog niet verwijderd is, be-handel de vlek dan met een speciaalschoonmaakmiddel, waarbij de instructiesop de verpakking strikt moeten wordenopgevolgd.

Page 193: 604.31.031 Alfa GTV Instructie
Page 194: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

193

Op de volgende pagina’s staan de belangrijkste technische gege-vens van de auto.Voor de “technici“ en de “liefhebbers“ zullendeze pagina’s waarschijnlijk de belangrijkste van het hele boekjezijn.

Het raadplegen van deze pagina’s is noodzakelijk voor de identi-ficatie van belangrijke en nog niet genoemde eigenschappen vanuw auto.

IDENTIFICATIEGEGEVENS .......................................................... pag.............194MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN ........................... ...........195AFMETINGEN ........................................................................................... ...........196MOTOR ...................................................................................................... ...........197VULLINGSTABEL ...................................................................................... ...........197MOTOROLIEVERBRUIK .......................................................................... ...........198BAGAGERUIMTE ..................................................................................... ...........198GEWICHTEN ............................................................................................. ...........198BRANDSTOFSYSTEEM - ONTSTEKING .............................................. ...........199ELEKTRISCHE INSTALLATIE ................................................................. ...........199PRESTATIES .............................................................................................. ...........199BRANDSTOFVERBRUIK ......................................................................... ..........200CO2-EMISSIE VIA DE UITLAAT ............................................................ ...........201REMMEN ................................................................................................... ..........202STUURINRICHTING ................................................................................ ..........202TRANSMISSIE .......................................................................................... ..........202SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN . ..........203WIELUITLIJNING...................................................................................... ..........205VELGEN EN BANDEN ............................................................................. ..........205

Technische gegevens

Page 195: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

194

IDENTIFICATIE- GEGEVENS

Wij raden u aan nota te nemen van deidentificatiegegevens. De identificatiege-gevens zijn op de typeplaatjes ingeslagenen bevinden zich op de in (fig. 1) aan-gegeven plaatsen.A - Plaatje met informatie over de car-

rosserielakB - Typeplaatje met identificatiegege-

vensC - ChassisnummerD - Motornummer.

CHASSISNUMMER

Het chassisnummer is ingeslagen in demotorruimte, naast de bovenste schok-demperbevestiging rechts en bevat devolgende gegevens:

– Identificatiecode van het autotype.– Oplopend productienummer(chassis-

nummer).

MOTORNUMMER

Het motornummer is ingeslagen:

– Op het cilinderblok bij het uitlaat-spruitstuk (uitvoering 2.0 T.SPARK).

– Op het cilinderblok bij het vliegwiel(uitvoering 3.0 V6 24V).

PLAATJE MET INFORMATIEOVER DE CARROSSERIELAK(fig. 2)

Het plaatje is aangebracht aan de bin-nenzijde van het kofferdeksel en bevatde volgende informatie:

A - Fabrikant van de lak.

B - Kleurbenaming.

C - Kleurcode.

D - Kleurcode voor bijwerken en over-spuiten.

P4Z

0023

3

fig. 1

P4Z

0019

7

fig. 2

Page 196: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

195

TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS

Het typeplaatje (fig. 3) is ingeslagenin de motorruimte, naast de bovensteschokdemperbevestiging links.

Het typeplaatje bevat de volgende gege-vens:A. Nummer nationale typegoedkeuringB. ChassisnummerC. Maximaal toelaatbare gewichten vol-

gens de nationale wetgevingD. Type en eventuele aanvullende gege-

vens

E. Correctiewaarde voor de uitlaatrook-gasmeting F. Ingeslagen fabrikantnaam.

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN

Motorcode

Code van de carrosserie-uitvoering

AR 32310

916C2C00 35

AR 16105

916C1B00 33

P4Z

0019

8fig. 3

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

Page 197: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

196

AFMETINGEN

P4Z00234

fig. 4

•• 1508 voor 3.0 V6 24V (*) 1530 voor 3.0 V6 24V– De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met lichtmetalen velgen. – De hoogte heeft betrekking op

een onbelaste auto.– Afhankelijk van de uitvoering kan de auto worden uitgerust met een achterspoiler en voorspoiler.

Page 198: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

197

MOTOR

Plaats

Aantal en en opstelling cilinders

Cyclus

Boring

Slag

Cilinderinhoud

Maximaal vermogenkW EUpk EUmin-1

Max. koppel NM EU

KGM EUMIN-1

DWARS VOORIN

4 IN LIJN

OTTO

83 MM

91 MM

1970 CM3

1101506300

18118,53800

DWARS VOORIN

6 IN V VAN 60°

OTTO

93 MM

72,6 MM

2959 CM3

1602186300

26527,05000

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

VULLINGSTABEL

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

Brandstofsoort

Inhoud brandstoftank

Incl. een reserve van

Motorolie (hoeveelheid voor periodieke verversing, inclusief vervanging oliefilter)

Versnellingsbak-/differentieelolie

Inhoud motorkoelsysteem

Inhoud ruitensproeier-reservoir

70 liter

9 liter (circa)

4,40 liter

2,0 liter

8,4 liter

5 liter (circa)

Loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste 95 (R.O.N.)

70 liter

9 liter (circa)

5,90 liter

2,0 liter

11,7 liter

5 liter (circa)

Page 199: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

198

MOTOROLIEVERBRUIK

De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Ditbetekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷6000 km stabiliseert.

BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl ende gebruiksomstandigheden van de auto.

Inhoud (met compact reservewiel)

Inhoud(met reparatiekiten zondercompact reservewiel)

110 dm3

155 dm3

110 dm3

155 dm3

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

BAGAGERUIMTE

GEWICHTEN

Rijklaargewicht

Max. toelaatbaar gewicht (*)

Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (**)

Gewicht van de aanhanger (***)

Max. gewicht op de trekhaak

1370 kg

1780 kg

410 kg

1000 kg

50 kg

1415 kg

1820 kg

405 kg

1000 kg

50 kg

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Hetis de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordtbeladen dat deze limieten niet worden overschreden.

(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trek-haak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadver-mogen met hetzelfde gewicht daalt.

(***) Max. toegestane snelheid lager dan 100 km/h.

Page 200: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

199

BRANDSTOFSYSTEEM - ONTSTEKING

ELEKTRISCHE INSTALLATIE

Brandstofsysteem

Stationair toerental (min-1)

Bougies

Vervangingsinterval

Ontstekingsvolgorde

Elektronische inspuitingMulti-Point BOSCHME7.3.1 EOBD

840 ± 50

NGK PRF6B +NGK PMR7A (*)[NGK BKR6EKPA +][NGK PMR7A] (*)

100.000 km

1-3-4-2

Elektronische inspuitingMulti-Point BOSCHME3.1 EOBD

700 ± 20

NGK PFR6B

100.000 KM

1-4-2-5-3-6

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

(*) Elke cilinder heeft twee bougies; één van elk type

[ ] Als alternatief

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem dieniet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekeningwordt gehouden met de technische specificaties van het

systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaarveroorzaken.

Modificaties of reparaties aan de elektrische installatiedie niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen reke-ning wordt gehouden met de technische specificaties van

het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandge-vaar veroorzaken.

Bedrijfsspanning

Accucapaciteit

Dynamo

12 Volt

70 Ah

100 A

12 Volt

70 Ah

120 A

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

PRESTATIES

Topsnelheid

Acceleratie van 0-100 km/h

Kilometer met staande start

215 km/h (*)

8,5 s

29,4 s

242 km/h (**)

6,8 s

26,9 s

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

(*) Met aërodynamische kit +5 km/h

(**) Met aërodynamische kit 248 km/h

Page 201: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

200

BRANDSTOFVERBRUIK

Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is ge-meten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen isvastgelegd.

Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:– een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door

een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;– een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geacce-

lereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruikvan de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid va-rieert tussen de 0 en 120 km/h;

– gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt dewaarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de te-strit buiten de stad voor 63%.

BELANGRIJK Het soort wegdek, bedrijfsomstandigheden,verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, algemene condi-tie van de auto, uitrustingsniveau, lading van de auto, imperiaalop het dak en de aanwezigheid van andere accessoires die deaërodynamica kunnen beïnvloeden, kunnen in de praktijk eenbrandstofverbruik opleveren, dat afwijkt van de resultaten die tij-dens de hierboven beschreven tests zijn bereikt (zie de paragraaf“Economisch en milieubewust rijden” in het hoofdstuk “Wegwijsin uw auto”).

Stadsverkeer

Buitenweg

Gecombineerd

13,3

6,8

9,2

16,8

8,7

11,7

Brandstofverbruik volgens EU 1999/100-normen(liter x 100 km) 2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

Page 202: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

201

CO2-EMISSIE VIA DE UITLAAT

De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld ge-combineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaandetabel weergegeven

2.0 T.SPARK

3.0 V6 24V

220

278

CO2-emissie volgens EU 1999/100-normen (g/km)

Page 203: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

202

TRANSMISSIE

Versnellingsbak

Koppeling

Aandrijving

Vijf versnellingen vooruitplus achteruit

Enkelvoudige droge plaat met hydraulische

bediening

Voor

Met zes versnellingenvooruit plus achteruit(gesynchroniseerd)

Enkelvoudige droge plaat met hydraulische

bediening

Voor

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

REMMEN

Remmenvoorachter

Voetrem

Geventileerde schijfremmenSchijfremmen

Antiblokkeersysteem (ABS) met elektronische remdrukverdeling.Rembekrachtiger. Waarschuwings -

lampje versleten remblokken voor. Milieuvriendelijke remvoeringen.

Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen

Geventileerde schijfremmenSchijfremmen

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

STUURINRICHTING

Type

Diameter draaicirkel(tussen stoepranden)

Tandheugelstuurhuis Hydraulische bekrachtiging met oliereservoir in motorruimte

11,2 m 12,0 m

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

Page 204: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES

203

(*) Bij uitgesproken sportief gebruik van de auto wordt de geheel synthetische motorolie SELENIA RACING 10W60 aanbevolen.

BELANGRIJK Smeersystemen nooit bijvullen met olie waarvan de specificaties afwijken van de in het systeem aanwezige olie.

Smering voor benzinemotoren (*)

Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A3-96, CCMC G5 en API SJ. SELENIA 20K

Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A1 en APISJ.Aanbevolen bij temperaturen onder –20° C.

SELENIA

PERFORMER

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeermiddelen Toepassingvoor een correct functioneren van de auto en vloeistoffen

40°

30°

20°

10°

-10°

-20°

-30°

°C

SA

E 1

0W-4

0

SA

E 5

W-4

0S

AE

5W

-30

P4Z

0027

0

Page 205: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

204

Olie en vettenvoor krachtover -brengingen

Synthetische olie SAE 75W-90 EP voldoet ruimschoots aan de specificaties APIGL-5 en MIL L-2105 D LEV.

Olie ATF DEXRON II D LEV, SAE 10W.

Vet op basis van lithiumzepen bevat molybdeensulfide,indringingsgetal NLGI = 2.

Synthetische remvloeistof, NHTSA nr. 116 DOT 4, ISO 4925, SAE J-1703, CUNA NC 956-01.

Beschermingsmiddel met antivries op basis van glycolmonoethyleen, corrosiewe-rend, CUNA NC 956-16.

Mengsel van alcohol en oppervlakte actieve-stoffen CUNA NC 956-II.

TUTELA CAR ZC 75 SYNTH

TUTELA GI/A

TUTELA MRM 2

TUTELA CAR TOP 4FOR ALFA ROMEO

PARAFLU FORALFA ROMEO

DP1

Mechanische versnellings -bakken en differentieels

Hydr. stuurbekrachtiging

Homokinetische koppelin-gen

Hydraulische remsysteemen koppelingbediening

Mengverhouding:50% tot –35°

Onverdund of met water gebruiken

Vloeistof voor rem -systeem

Antivries voor radiateur

Vloeistof voor ruitensproeiers

Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen Aanbevolen smeermiddelen Toepassingvoor een correct functioneren van de auto en vloeistoffen

Page 206: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

205

VELGEN EN BANDENWIELUITLIJNING(onbelaste auto in rijklare staat)

Voorwielen– camber– caster– toespoor

Achterwielen– camber– caster– toespoor

–0° 30’2° 59’–2 mm

–1° 14’0° 27’3 mm

0° 56’2° 42’–2 mm

–2°0° 46’3 mm

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24VStandaarduitrusting– velgmaat – bandenmaat (tubeless)

Als optional leverbaar voor bepaalde uitvoeringen/markten

– velgmaat (lichtmetaal)– bandenmaat (tubeless)

Als optional leverbaar voor bepaalde uitvoeringen/markten– velgmaat (lichtmetaal)– bandenmaat (tubeless)

6J x 15“ (staal)195/60 R15 88WMICHELIN MXV 3A TL

PIRELLI P4000E

6.5J x 16“205/50 R16 87Y

BRIDGESTONE EXPEDIA

GOOD YEAREAGLE TOURING

NCT3 4 RIBPIRELLI TL P ZERO

7.5J x 17”225/45 ZR17 91Y

6.5J x 16“ (lichtmetaal)

205/50 R16 87YBRIDGESTONE

EXPEDIAGOOD YEAR

EAGLE TOURING NCT3PIRELLI TL P ZERO

7.5J x 17“225/45 ZR17 91Y

7.5J x 17”225/45 ZR17 91Y

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

Page 207: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

206

(*) Met stalen velgen

Bandenspanning in koude toestand in bar (kg/cm2)

Reservewiel

– velgmaat (met stalen velgen)

– velgmaat (met lichtmetalen velgen)

– bandenmaat

– spanning in bar (kg/cm2)

Voor 2,7 - (2,3)*Achter 2,5 - (2,1)*

4J x 15” C35

4J x 15” C26

T125/80 R15 96M

4,2

Voor 2,7Achter 2,5

4J x 16” C24

T125/80 R16 97M

4,2

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V Op banden met maat 225/45 ZR17 91Ykunnen geen sneeuwkettingen worden ge-monteerd.

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk datu zich aan de voorgeschreven afmetingen

houdt en dat alle wielen zijn voorzien van bandenvan hetzelfde merk en hetzelfde type.Belangrijk: De auto is uitgerust met tubeless banden. Zie de

aanwijzingen over het gebruik van de banden in het algemeen ende specifieke aanbevelingen voor tubeless-banden in het hoofdstuk“Correct gebruik van de auto“. Houdt u bij vervanging van de ban-den aan de oorspronkelijke velg/bandcombinatie.

Belangrijk: Indien langdurig met zeer hoge snelheden wordtgereden, moet de bandenspanning met 0,3 bar verhoogd wor-den. In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruiktworden.

Banden waarop sneeuwkettingen kunnen wordengemonteerd: er passen uitsluitend sneeuwkettingen opbanden met maat 205/45 ZR16 REINFORCED of 205/45 R1687W REINFORCED.

Winterbanden:– velgmaat (lichtmetaal): 6.5J x 16”– banden (tubeless): 205/45

Page 208: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

207

VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN

Hieronder wordt de codering van de banden, die op de bandenis aangebracht, aangegeven en de betekenis van de codering.

De codering kan één van de twee hieronder aangegeven vor-men hebben.

Draagvermogen60 = 250 kg 72 = 355 kg 84 = 500 kg 96 = 710 kg61 = 257 kg 73 = 365 kg 85 = 515 kg 97 = 730 kg62 = 265 kg 74 = 375 kg 86 = 530 kg 98 = 750 kg63 = 272 kg 75 = 387 kg 87 = 545 kg 99 = 775 kg64 = 280 kg 76 = 400 kg 88 = 560 kg 100 = 800 kg65 = 290 kg 77 = 412 kg 89 = 580 kg 101 = 825 kg66 = 300 kg 78 = 425 kg 90 = 600 kg 102 = 850 kg67 = 307 kg 79 = 437 kg 91 = 615 kg 103 = 875 kg68 = 315 kg 80 = 450 kg 92 = 630 kg 104 = 900 kg69 = 325 kg 81 = 462 kg 93 = 650 kg 105 = 925 kg70 = 335 kg 82 = 475 kg 94 = 670 kg 106 = 950 kg71 = 345 kg 83 = 487 kg 95 = 690 kg

Snelheidsindex

Q = tot 160 km/h. H = tot 210 km/h.

R = tot 170 km/h V = boven 210 km/h.

S = tot 180 km/h. ZR = boven 240 km/h.

T = tot 190 km/h. W = tot 270 km/h.

U = tot 200 km/h. Y = tot 300 km/h.

Maximale snelheid bij winterbanden

Q M+S = tot 160 km/h.

T M+S = tot 190 km/h.

H M+S = tot 210 km/h.

Voorbeeld:

205/50 R 16 87 Y

of

225/45 ZR 17

205, 225 = Nominale breedte (afstand in mm tussen de flan-ken).

50, 45 = Hoogte/breedte-verhouding (percentage).

R = Radiaalband.

ZR = Radiaalband voor snelheden boven 240 km/h.

16, 17 = Diameter van de velg (in inch).

87 = Beladingsindex (draagvermogen), bijv. 87 = 545 kg. Nietbij ZR-banden.

Y, Z = Snelheidsindex. Bij ZR-banden bevindt snelheidsindex Zzich voor de R.

Page 209: 604.31.031 Alfa GTV Instructie
Page 210: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

209

Voor de AlfaGTV zijn specifieke en exclusieve accessoi-res ontworpen die goed harmoniëren met de stilistische aspectenvan de Alfa GTV. Deze accessoires sluiten niet alleen perfect aanbij de vormgeving van de auto maar zijn ook handig en functio-neel onder alle gebruiksomstandigheden van uw AlfaGTV.

Zo heeft Alfa Romeo, om het sportieve karakter van de AlfaGTV te benadrukken, lichtmetalen velgen, met leer bekledesturen, pookknoppen en leren stoelbekleding ontworpen die goedpassen bij het design van de auto, en waarmee een persoonlijk ensportief accent wordt aangebracht

Voor het veilig vervoeren van uw kinderen is er in het Alfa RomeoLineaccessori-programma een reeks kinderzitjes opgenomen, dievoldoen aan de strengste Europese normen.

U vindt alle leverbare accessoires terug in de speciale catalogus bij uwAlfa Romeo-dealer, die ook uw eventuele vragen op dit gebied kanbeantwoorden.

Op de volgende pagina’s zijn schema’s en beschrijvingen opgeno-men voor het juist monteren van een aantal accessoires. De mon-tage moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd. Alfa Romeo heeft het personeel van de dealer via speciale trainin-gen voor de AlfaGTV opgeleid.

TREKHAAK ...................................................................................... pag. 210

ACCESSOIRES MONTEREN

Page 211: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

210

Naast de op het schema aangegevenaansluitingen, is slechts een aansluitingvoor een eventuele elektrisch geregelderem toegestaan en één voor een 15W-gloeilamp voor de binnenverlichting vande caravan.

De elektrisch geregelde rem moet recht-streeks op de accu worden aangeslotenmet een kabel met een diameter van 2,5mm2.

TREKHAAK

TREKHAAK MONTEREN (fig. 1)

In het onderstaande schema zijn de be-vestigingspunten voor de trekhaak op decarrosserie aangegeven.

Deze bevestigingspunten moeten onver -anderd blijven, ongeacht de vorm en deafmetingen van de trekhaak. Voor de me-chanische verbinding tussen de trekhaaken de aanhanger moet gebruik wordengemaakt van:

– Een kogeltrekhaak klasse 2, model“ISO 50” (tabel CUNA NC 138-40).

– Een aanhangerkoppeling klasse 2,model “CUNA 502” (tabel CUNA NC438-40).

BELANGRIJK Het is verplicht om opdezelfde hoogte als de trekkogel een(goed zichtbaar) plaatje van voldoendeafmetingen en kwaliteit aan te brengenmet de volgende tekst:

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 50 kg

Na de montage van detrekhaak moeten deboutgaten worden afge-

dicht om te voorkomen dat uit -laatgassen in het interieur kun-nen dringen.

Op de elektrische in-stallatie van de automogen geen stroomver-

bruikers (ventilator, koelkast,enz.) van de aanhanger wordenaangesloten.

ELEKTRISCHE AANSLUITING

De elektrische aansluiting voor deaanhanger moet worden bevestigd op desteun op de trekhaak.

Voor de elektrische aansluiting moeteen 7-polige 12V stekkerverbinding ge-bruikt worden

Wendt u voor de elektrische aansluitingvan de aanhanger tot de Alfa Romeo-dea-ler.

Page 212: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

211

P4Z00235

fig. 1

4 moeren M84 moeren M8

2 moeren M10

Gezien vanaf C

Gezien vanaf BGezien vanaf A

2 moeren M10

Page 213: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

212

Aansteker .................................88ABS (antiblokkeer- remsysteem) ...95-112Accessoires monteren..................209Accu .........................................181- Accu opladen .........................183- Acculading controleren.............182- Tips ......................................184- Starten met een hulpaccu ........152Achteruitkijkspiegel.......................42Achteruitrijlichten- Gloeilamp vervangen ..............141Achteruitrijlichten- Gloeilamp vervangen ..............141Afmetingen van de auto ..............196Afstandsbediening diefstalalarm......32- Batterijen vervangen.................33- Ministeriële goedkeuring.....36-220Airbag.........................................52- Airbag voor aan passagierszijde ..53- Airbags voor ............................52- Algemene opmerkingen.............54

- Uitschakeling airbag aan passagiers -zijde...........................................53Airconditioning, automatisch- Bedieningsknoppen..............73-74Alfa Romeo CODE ....................12-28Antiblokkeersysteem (ABS).....95-112Asbak .........................................88Auto langere tijd stallen...............122- Weer in gebruik nemen ...........122Autoradio ....................................99

Bagageruimte- Inhoud..................................198- Openen...................................91- Verlichting ...............................92Bagageruimteverlichting- Beschrijving .............................92- Gloeilamp vervangen ..............144Banden- Band-/velgtypen ....................205- Bandenspanning ...116-206-omslag- Bandenspanning en slijtage......116

- Bij een lekke band..................126- Praktische tips........................114- Reparatiekit (Tirekit) ........114-133- Reservewiel(thuiskomer).........126- Verklaring van bandencodering .207Bedieningsknoppen ......................83Bescherming van het milieu .........102Beschermplaat motor ..................168Binnenverlichting- Gloeilamp vervangen ..............143- Inschakelen .............................87Bougies (belangrijke aanwijzingen)............................186Brandstof tanken...................26-101BrandstofBrandstofmeter ............................60Brandstofmeter ............................60Brandstofnoodschakelaar...............85Brandstofreserve (waarschuwing-slampje) .....................................60Brandstofsysteem - Ontsteking (technische gegevens) ................199

ALFABETISCH REGISTER

Page 214: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

213

Brandstoftank (inhoud)...............197- Tankklepje openen.............84-101Brandstofverbruik .......................200Buitenspiegels.........................19-42- Ontwasemen ...........................43Buitenverlichting- Gloeilamp vervangen achter .....141- Gloeilamp vervangen voor .......139- Inschakelen .............................56

Carrosserie (onderhoud) ............187Carrosserie-uitvoeringen...............195CO2-emissie via de uitlaat ............201Controle- en waarschuwingslampjes 61Correct gebruik van de auto .........105

Dashboard.................................10Dashboardkastje...........................87Derde remlicht- Gloeilamp vervangen ..............142Diefstalalarm ..........................14-32- Afstandsbediening ....................32- Alarm onderbreken ...................35- Automatische inschakeling van het

alarm .........................................35- Batterijen afstandsbediening vervangen...................................33- Buiten werking stellen...............36- Inschakelen .............................33- Ministeriële goedkeuring van de afstandsbediening .............36-220- Uitschakelen............................34- Wanneer gaat het alarm af ........35Dimlicht- Gloeilamp vervangen ..............138- Inschakelen .............................57Dop van brandstoftank ................102Dorpelverlichting- Gloeilamp vervangen ..............144

Economisch en milieubewust rijden........................................118Elektrisch bedienbare antenne ......100Elektrisch verstelbare buitenspiegels 42Elektrische installatie (technische gegevens) ................199Elektrische ruitbediening ...........18-43Elektrische ontgrendeling

kofferdeksel ................................91Elektronische inspuiting en ont-steking(technische gegevens) ......199Elektronische regeleenheden (belangrijke aanwijzingen) ..........185EOBD-systeem .............................98Extra accessoires ........................123

Geprogrammeerd onderhoud .....160- Aanvullende werkzaamheden...164- Algemeen..............................161- Jaarlijks inspectieschema .........164- Onderhoudsschema ................162- Voorzorgsmaatregelen.............160Gereed voor vertrek ........................9Gereedschap..............................128Gewichten (technische gegevens) .198Gloeilampen vervangen- Algemene aanwijzingen...........135- Typen gloeilampen...........136-137Gordelspanners op de veiligheidsgordels .........................51Grootlicht- Gloeilamp vervangen ..............138

Page 215: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

214

- Inschakelen .............................57Grootlichtsignaal...........................57

Hendels aan het stuur ............23-56Hoofdsteun..................................41Hoogteverstelling van de koplampen(schakelaar)................................84

Identificatiegegevens van de auto194Instrumentenpaneel ......................22Instrumenten ...............................59- Lichtsterkteregelinginstrumentenpaneel .....................84Interieur (onderhoud) .................190Interieuruitrusting .........................87Interieurverlichting- Gloeilamp vervangen ..............143- Inschakelen .............................87

Jaarlijks inspectieschema............164

Katalysator..............................103Kentekenplaatverlichting- Gloeilamp vervangen ..............143

Kilometerteller .............................59- Knopje op nul zetten dagstand ..84Kinderen veilig vervoeren...............48Kinderveiligheidssystemen .............48Klimaatregeling .......................24-66Klokje.........................................60Knopje op nul zetten dagstand .......84Koelvloeistof- Koelvloeistoftemperatuurmeter ...61- Vloeistofniveau controleren en bijvullen................................175- Waarschuwingslampje te hoge temperatuur .....................61Koelvloeistoftemperatuurmeter .......61Kofferdeksel- Van binnenuit openen...........85-91- Van buitenaf openen.................91Koplampen- Gloeilamp vervangen ..............138- Koplampverstelling ...................84Koppeling - vloeistofniveau controleren en bijvullen................................177Krik (belangr. aanwijzingen) .126-127

Lambdasonde...........................103Leeslampje..................................87- Gloeilamp vervangen ..............143Luchtfilter (vervangen)................179Luchtroosters ...............................67

Mistachterlicht- Gloeilamp vervangen ..............141- Inschakelen ........................24-83Mistlampen voor .....................24-83- Afstellen..................................95- Gloeilamp vervangen ..............140- Inschakelen ........................24-83Motor (technische gegevens) .......197- Identificatiecode .....................195- Noodstart .........................31-107- Startblokkering (Alfa Romeo CODE) .................12-28- Starten bij warme motor..........106- Starten bij koude motor...........106- Uitschakelen..........................107Motorkap openen ....................25-93Motorkoelsysteem- Koelvloeistoftemperatuurmeter ...61

Page 216: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

215

- Vloeistofniveau controleren en bijvullen................................175- Waarschuwingslampje te hoge temperatuur ................................65Motorolie- Bijvullen................................169- Filter (vervangen) ..................172- Hoeveelheid voor verversing197-omslag- Oliepeil controleren .................168- Verbruik ................................198- Verversen ..............................170- Waarschuwingslampje te lage motoroliedruk ..............................65Motoroliefilter (vervangen) ..........172Motorolieverbruik .......................198Motorruimte ...........................25-93- Uitspuiten..............................190Niveaus controleren, bijvullen en verversen..............................166

Noodgevallen ..........................125

Olie van stuurbekrachtiging

- Bijvullen................................176- Oliepeil controleren .................176Oliepeil controleren en olie verversen ............................173Onder moeilijke klimatologische omstandigheden .......................110Onderhoud van de auto...............159Onderhoudsschema ....................162Ongeval (bij een) .......................156Ontwasemen-Ontdooien- Buitenspiegels ................43-70-77- Achterruitverwarming ...........70-77- Voorruit en zijruiten voor.......71-79Opbergvak op tunnelconsole ..........88Opendak.....................................89- Openen in noodgevallen ............90Opkrikken van de auto................155- Krik (belangrijke aanwijzingen) 155

Parkeren van de auto................109Portieren ................................17-39- Centrale portier-vergrendeling .....................16-37-39- Instapverlichting .......................40

- Van binnenuit openen en sluiten .39- Van buitenaf openen en sluiten...39- Waarschuwingslampje sluiten .....62Prestaties van de auto (technische gegevens) ................199Punten waar de auto opgekrikt mag worden..............................155

Reinigen en onderhoud- Carrosserie ............................187- Interieur ................................190- Kunststof interieurdelen ...........191- Lak ......................................188- Motorruimte ..........................190- Ruiten...................................189Reinigen ...................................189Relais- In motorruimte.......................148- In zekeringenkast...................147- Op hulpsteun .........................148- Op traverse van de achterbank .149Rem-/koppelingsvloeistof- Vloeistofniveau controleren en bijvullen....................................177

Page 217: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

216

Rembekrachtiger ........................112Remlichten- Gloeilamp vervangen........142-141Remmen ( technische gegevens) ..202- Handrem.................................85- Praktische tips........................111- Vloeistofniveau controleren en bijvullen....................................177Reservewiel (thuiskomer)..................- Belangrijke aanwijzingen.........126Richtingaanwijzers- Bedieningshendel .....................57- Controle- en waarschuwings -lampjes.......................................61- Gloeilamp vervangen voor .......140- Gloeilamp vervangen achter .....141- Gloeilamp vervangen op voorspat-bord .........................................141Ruiten ......................................113Ruitensproeiers- Inschakelen .............................59- Vloeistofniveau controleren en bijvullen....................................178Ruitensproeiervloeistof

- Vloeistofniveau controleren en bijvullen....................................178Ruitenwissers- Inschakelen .............................58- Wisserbladen vervangen..........186

Slepen van de auto ...................154Slepen van een andere auto ........154Sleutels- Contact-/portiersleutels ........12-28- Noodsleutel voor diefstal -alarm ...............................12-28-35Sloten- Bagageruimte ..........................91- Dashboardkastje.......................87- Opbergvak op tunnelconsole ......88- Portieren .................................39Smeermiddelen (specificaties)......203Sneeuwkettingen .......................117Snelheidsmeter ............................59Stadslicht- Gloeilamp vervangen achter .....141- Gloeilamp vervangen voor .......139- Inschakelen .............................56

Start-/contactslot ....................16-37Starten van de motor..................106- Bij koude motor .....................106- Bij warme motor ....................106- In noodgevallen.................31-107- Met een hulpaccu ...................152- Motor opwarmen....................107- Motor uitzetten ......................107- Start-/contactslot ................16-37Stoelen- Elektrische verstelling ...........20-41- Handmatige verstelling .........20-40- Hoofdsteun..............................41- Verwarming.............................41Stoelen instellen......................40-41Stof-/pollenfilter ........................180Stuurbekrachtiging- Oliepeil controleren en bijvullen 176- Praktische tips........................112Stuurinrichting- Hendel voor stuurverstelling .......42- Technische gegevens...............202Stuurslot ................................17-38Stuurwiel

Page 218: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

217

(hendel stuurwielverstelling) .....19-42Stuurwielverstelling..................19-42Suggesties voor nuttige accessoires ................................124

Tanken met de Alfa Romeo ...26-101Tankklepje- Elektrisch openen...............84-101- In noodgevallen .....................102Technische gegevens...................193Telefoon (inbouwvoorbereiding) .....89Telepass (inbouwvoorbereiding) ...103Temperatuursensoren ....................77Tijdens de rit..............................108Tips voor het rijden .....................111Tirekit ................................114-133Toerenteller .................................60Transmissie (technische gegevens)202Trekhaak...................................210Trekken van aanhangers .......121-210Typen gloeilampen...............136-137

Veilig rijden- In de bergen..........................110

- In de winter...........................111- In het donker.........................110Veiligheidsgordels ....................21-44- Algemene opmerkingen.............46- Gebruik van de veiligheids-gordels achter ..............................46- Gordelspanners ........................51- Hoe ze in optimale staat te houden .......................................47- Hoogteverstelling veiligheids-gordels voor ................................45- Veiligheidsgordels voor en achter 44Velgen ...............................114-205Verlichting dashboardkastje- Beschrijving .............................87- Gloeilamp vervangen ..............144Versnellingsbak-/differentieel- Oliepeil controleren en olie verversen ..................................173Versnellingspook ..........................86Verwarming en ventilatie ...............68- Bedieningsknoppen..............68-69Vloeistoffen (specificaties)...........111Voordat u wegrijdt ......................108

Voorzorgsmaatregelen (voor hetbehoud)....................................160Vullingstabel (technische gegevens).................................197

Waarschuwingsknipperlichten- Inschakelen ........................23-83Waarschuwingslampje brandstofreserve ..........................65Waarschuwingslampje brandstofreserve ..........................60Waarschuwingslampje elektronischesleutel(Alfa Romeo Code)..............62Waarschuwingslampje EOBD/-Zelfdiagnose................................64Waarschuwingslampje gesloten portieren en kofferdeksel...............62Waarschuwingslampje storing in ABS............................................62Waarschuwingslampje storing in airbag/gordelspanners..................63Waarschuwingslampje te hoge koelvloeistoftemperatuur ...............65

Page 219: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

218

Waarschuwingslampje te lage laadstroom naar accu....................64Waarschuwingslampje te lage motoroliedruk ..............................65Waarschuwingslampje uitgeschakeldeairbag aan passagierszijde .............62Waarschuwingslampje veiligheidsgordels .........................63Waarschuwingslampje versleten remblokken voor ..........................63Wegwijs in uw auto ......................27Wiel verwisselen ........................128Wielen balanceren......................117Wielen- Afmetingen en technische gegevens ..................................205- Balanceren ............................117- Praktische tips........................113- Reparatiekit (Tirekit) ........114-133- Sneeuwkettingen ...................117Wieluitlijning .............................205WinterWisserbladen- Praktische tips........................113

- Vervangen.............................186Zekeringen en relais- Algemeen..............................145- Hoofdzekeringen ....................146- Zekeringen en relais in motorruimte ..............................148- Zekeringen en relais in zekeringenkast ..........................147- Zekeringen en relais op hulpsteun..................................148- Zekeringen en relais op traversevan de achterbank......................149- Zekeringentabel...............150-151Zonnekleppen ..............................89

Page 220: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

219

Page 221: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

220

RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING: MINISTERIËLE GOEDKEURING

Landencode Land Nummertypegoedkeuring

A Oostenrijk CEPT LPD D

B België RTT/D/X1238 - RTT/D/X1180

CH Zwitserland BAKOM 96.0331.K.P

D Duitsland G127064H

E Spanje E01960330 - E00950904

F Frankrijk 960186PPL 0

GB Groot Brittannië 11698

GR Griekenland ΥΠΜΕ⁄ΔΤΕΕ⁄ΕΚ401/02/08/96

I Italië DGPGF/SEGR/2/03/336985/FO/0000982

IRL Ierland TRA2452075

NL Nederland NL96040272

P Portugal ICP-016TC-96

Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat de typegoedkeuring op de handgreep van de sleutel.

Page 222: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

221

P4Z00236

P4Z00237

P4Z00238

P4Z00239

Page 223: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

222

P4Z00240

P4Z00241

Page 224: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

MOTOROLIE: 35.000 DESKUNDIGEN ADVISEREN SELENIA

De motor van uw auto is door de fabriek afgeleverd met Selenia-olie.

Bij de werkplaatsen van het Alfa Romeo-dealernet kunt u Selenia 20K-motorolie verkrijgen die speciaal is afgestemd op de eisen van uw motor.

35.000 deskundigen in heel Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming en een perfecte werking van uw motor.

UW MONTEUR ADVISEERT SELENIAZorg dat er geen gebruikte olie in het milieu terechtkomt.

Page 225: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

WAAROM SELENIA?

De motor van uw auto is in de fabriek gevuld met Alfa Romeo Selenia20K, de olie voor automobilisten met een sportief hart.

Alfa Romeo Selenia 20K is een olie op synthetische basis die voldoet aande zwaarste internationale eisen, waardoor de geavanceerde technischeeigenschappen van uw motor volledig tot hun recht kunnen komen. De oliegarandeert optimale prestaties en een maximale bescherming van de motoronder de zwaarste bedrijfsomstandigheden. Een belangrijk aspect daarbij isdat de olie is afgestemd op een gebruiksduur van maximaal 20.000 km(vandaar de naam 20K).

Alfa Romeo Selenia 20K is geschikt voor moderne multikleppen-benzine-motoren, met of zonder turbocompressor, en biedt de volgende voordelen:– een vermindering van het brandstofverbruik met maximaal 2%;– een vlotte koude start tot buitentemperaturen van ca. -250C;.– een maximaal smerend vermogen, ook bij zeer zware thermische en

mechanische belastingen;– een optimale werking van de katalysator.

Voor motoren met een hoog specifiek vermogen, die onder uitsproken sportieve omstandigheden worden gebruikt, adviseren wij olie van het typeSELENIA Racing te gebruiken.

Page 226: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

DIREZIONE QUALITÀ

ASSISTENZA TECNICAViale Alfa Romeo 20020 Arese (MI) Copyright by Fiat Auto Nederland B.V.Publicatienummer 60431031 - 1e editie - 09/2000Printed in the NetherlandsAlle rechten zijn voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk, alleen met schrifte-

lijke toestemming van Fiat Auto S.p.A. Eindredactie Satiz - Turijn

S E R V I C E

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)

Met stalen velgen

Met lichtmetalen velgen

Reservewiel

Voor 2,3Achter 2,1

Voor 2,7Achter 2,5

4,2

––

Voor 2,7Achter 2,5

4,2

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

Als lange tijd met maximum snelheid wordt gereden, moet de bandenspanningmet 0,3 bar worden verhoogd.

MOTOROLIE VERVERSEN (liter)

Hoeveelheid voor periodiekeverversing (met vervanging oliefilter) 4,40 5,90

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.

BRANDSTOFTANK (liter)

Inhoud van brandstoftank

Brandstofreserve (ongeveer)

70

9

70

9

2.0 T.SPARK 3.0 V6 24V

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een mini-mum octaangetal van 95 RON.

Op banden met maat 225/45 ZR17 91Ykunnen geen sneeuwkettingen worden ge-monteerd.

Banden waarop sneeuwkettingen kunnen wordengemonteerd: er passen uitsluitend sneeuwkettingen opbanden met maat 205/45 ZR16 REINFORCED of 205/45 R1687W REINFORCED.

Page 227: 604.31.031 Alfa GTV Instructie

INSTRUCTIEBOEK

SERVICE Nr. NL. 60431031 - 1e ED. NL

ALFAGTV

GTV_Omslag:GTV_Omslag 05-01-10 11:18 Pagina 1