4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

52
Dashboard - bedieningsorganen 23 Bedieningsorganen & instrumenten Dashboard - bedieningsorganen DASHBOARD - BEDIENINGSORGANEN 1. Frisseluchtrooster - regeling 2. Audiosysteem 3. Dashboard - schakelaars (zie volgende ommezijde) 4. Frisseluchtrooster - regeling 5. Ventilator - regeling 6. Richtingaanwijzers en claxon - regeling 7. Verlichtingsschakelaar 8. Instrumentenpaneel 9. Klok 10. Ruitenwissers/sproeiers - regeling 11. Luchttemperatuur en distributie - bedieningsorganen 12. Airconditioning; bedieningsorganen* 13. Gaspedaal 14. Rempedaal 15. Koppelingspedaal 16. Contactschakelaar 17. Motorkap - ontgrendelhefboom 18. Handrem 19. Verdeelbak - versnellingshefboom 20. Hoofdversnellingshefboom N.B.: De exacte specificatie en positie van de bedieningsorganen kan variëren met de landelijke vereisten en ook van model tot model binnen de voertuigserie. 12 6 3 9 0 20 80 100 60 40 120 180 200 160 140 km/h LAND - - ROVER H3748 1 11 6 8 2 10 18 19 17 15 14 13 12 5 7 4 3 16 20 9

description

Land Rover Defender 2003 Instructieboekje deel 4

Transcript of 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Page 1: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Dashboard - bedieningsorganen

Bedieningsorganen & instrumentenDashboard - bedieningsorganenDASHBOARD - BEDIENINGSORGANEN

1. Frisseluchtrooster - regeling2. Audiosysteem3. Dashboard - schakelaars (zie volgende

ommezijde)4. Frisseluchtrooster - regeling5. Ventilator - regeling6. Richtingaanwijzers en claxon - regeling7. Verlichtingsschakelaar8. Instrumentenpaneel9. Klok

10. Ruitenwissers/sproeiers - regeling

11. Luchttemperatuur en distributie - bedieningsorganen

12. Airconditioning; bedieningsorganen*13. Gaspedaal14. Rempedaal15. Koppelingspedaal16. Contactschakelaar17. Motorkap - ontgrendelhefboom18. Handrem19. Verdeelbak - versnellingshefboom20. Hoofdversnellingshefboom

N.B.: De exacte specificatie en positie van de bedieningsorganen kan variëren met de landelijke vereisten en ook van model tot model binnen de voertuigserie.

12

6

39

0

20

80100

60

40

120

180

200

160

140km/h

LAND -- ROVER

H3748

111 6 8 210

18 19 1715 14 1312

57 43

16

20

9

23

Page 2: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

Sloten & alarmSLEUTELS EN ZENDERSU heeft twee stellen sleutels en twee zenders ontvangen, namelijk:• Een zwarte sleutel voor het contactslot en de

deursloten.

• Een kleinere metalen sleutel voor het bedienen van het slot van de brandstofvuldop.

Het nummer van de contactsleutel is uitgestanst op een lipje dat aan de sleutelring is bevestigd. Controleer of het sleutelnummer tevens is ingevuld in de ruimte op uw veiligheidskaart.

Als de zender wordt verloren, neem dan contact op met een Land Rover dealer/officieel geautoriseerde reparateur waardoor een vervangingseenheid kan worden geleverd.

WAARSCHUWINGDe veiligheidskaart, de reservezender en de sleutels moeten op een veilige plaats worden bewaard - NOOIT IN HET VOERTUIG!

ALARMSYSTEEM*Uw voertuig is voorzien van een technisch uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen wordt het ten sterkste aanbevolen om goed inzicht te krijgen in het alarmsysteem. Derhalve dient dit gedeelte van het instructieboekje goed te worden gelezen.

Gebruiken van de zender

Hoewel het onnodig is om de zender in de richting van het voertuig te richten, dient de zender wel binnen het bereik van het voertuig te zijn wanneer een knop wordt ingedrukt. Vergeet niet dat het effectieve bereik van de zender afhankelijk kan zijn van de conditie van de cel en dat het bereik soms ook kan worden beperkt door fysieke en geografische factoren waarover u geen controle heeft. Uit veiligheidsoogpunt is het mogelijk dat het niet verstandig is om het voertuig op een grotere afstand dan meer dan een meter van slot te doen.

H3619

24

Page 3: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

Voertuigen met centrale deurvergrendelingOp slot doen met de zender: Druk de knop met het hangslotsymbool (afsluiten) éénmaal in:• alle deuren zijn op slot (inclusief de 5e deur)

• motor geïmmobiliseerd• het perimetrische alarm is geactiveerd

(hierdoor worden de deuren en de motorkap beveiligd)

• ruimtebescherming geactiveerd*De richtingaanwijzers gaan drie keer knipperen waardoor wordt bevestigd dat het voertuig maximaal is beveiligd. Ook zal het waarschuwingslampje van het diefstalalarm (in het instrumentenpaneel) gaan knipperen.

Op slot doen met de sleutel: Steek de sleutel in het slot van de bestuurdersdeur. Draai de sleutel vervolgens in de richting van de achterkant van het voertuig:• alle deuren op slot (inclusief de 5e deur)• motor geïmmobiliseerd

• GEEN PERIMETRISCHE BEVEILIGING OF RUIMTEBEVEILIGING

Het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm (in het instrumentenpaneel) gaat na 30 seconden knipperen. Hierdoor wordt aangegeven dat de motor is gemobiliseerd.

Van slot doen met de zender: Druk de ontgrendelknop (PLAT) éénmaal in om het alarm buiten werking te stellen en de deuren van slot te doen.

De richtingaanwijzers gaan éénmaal knipperen. Ook gaan de binnenlampen branden.

Van slot doen met de sleutel: Hoewel alle deuren met de sleutel in het slot van de bestuurdersdeur van slot kunnen worden gedaan wordt dit NIET AANBEVOLEN - afhankelijk van de specificaties van het voertuig bestaat de mogelijkheid dat het alarmsysteem niet is uitgeschakeld.

Voertuigen zonder centrale deurvergrendelingOp/van slot doen: Ieder deurslot moet afzonderlijk worden bediend; gebruik hiervoor de sleutel. De deursloten kunnen met de zender NIET worden bediend. Vergrendelen door de sleutel naar de achterkant van het voertuig te draaien. Ontgrendelen door de sleutel naar de voorkant van het voertuig te draaien.

Het alarm op scherp zetten en buiten werking stellen: Druk op de vergrendelknop op de zender om het alarm op scherp te zetten.• Zowel de deuren als de motorkap worden

door de perimetrische beveiliging beschermd.

• De ruimtebescherming wordt geactiveerd.

• De motor wordt geïmmobiliseerd.

Mits de deuren en de motorkap zijn gesloten, zullen de richtingaanwijzers drie keer knipperen. Ook zal het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm op het instrumentenpaneel gaan knipperen.

Het alarm wordt uitgeschakeld door de ontgrendelknop (PLAT) op de zender in te drukken; de richtingaanwijzers zullen één keer knipperen en de binnenlampen gaan branden.

25

Page 4: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

DeurslotpallenVanaf de binnenkant van het voertuig kunnen de deuren afzonderlijk worden afgesloten door de betreffende slotpal in te drukken.

WAARSCHUWINGDe slotpallen mogen NOOIT worden ingedrukt teneinde de deuren vanaf de buitenkant van het voertuig af te sluiten (deze praktijk die "slam locking" wordt genoemd [vergrendelen door de deur dicht te slaan] wordt NOOIT aanbevolen daar het dan mogelijk is dat u uw sleutels in het vergrendelde voertuig achterlaat).

Op voertuigen met centrale deurvergrendeling worden, als de slotpal van de bestuurdersdeur wordt gebruikt, ook alle andere deuren op slot gedaan. Motorimmobilisatie en binnenruimtebescherming worden echter uitgesteld tot ook de vergrendelknop op de zender wordt ingedrukt.

N.B.: Op slot doen door de deur dicht te slaan ("slam locking"), zoals hierboven beschreven, is verboden op voertuigen met centrale deurvergrendeling.

Diefstalalarm - waarschuwingslampje

Via het waarschuwingslampje in de snelheidsmeter (zie pijl in illustratie) verkrijgt de bestuurder de volgende informatie over de status van het alarmsysteem:

Als het alarm op scherp is gesteld: Het lampje gaat snel knipperen zolang het alarm zichzelf op scherp stelt. Na tien seconden zal het lampje trager gaan knipperen. Als een afschrikking voor een potentiële dief blijft het lampje knipperen tot het alarm buiten werking wordt gesteld.

Als de motor wordt geïmmobiliseerd (zelfs als het alarm buiten werking is gesteld): Het lampje zal traag knipperen tot de motor opnieuw wordt gemobiliseerd.

Als het alarm is geactiveerd: Het lampje zal snel gaan knipperen wanneer het alarm buiten werking wordt gesteld tot het contact in stand 'II' wordt gedraaid.

Geringe lading van de cel van de zender: Het lampje zal de eerste 10 seconden dat de zender wordt gebruikt terwijl het alarm op scherp wordt gesteld, snel knipperen.

Als de bestuurdersdeur open staat: Het lampje zal 10 seconden lang branden en gaat vervolgens traag knipperen.

H3664

0

2020

4040

6060

8080100100

120120

140140

160160

180180

200200

2

H3662

26

Page 5: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

Incorrecte vergrendelingAls een deur niet geheel is gesloten wanneer de vergrendelknop van de zender wordt ingedrukt, zullen de gevarenknipperlichten niet gaan knipperen. Dit wijst op incorrecte vergrendeling van het voertuig. In dat geval wordt het alarmsysteem niet geheel op scherp gesteld. Op voertuigen met centrale deurvergrendeling zal geen van de deuren op slot worden gedaan.

Zodra de open deur is gesloten gaan de gevarenknipperlichten knipperen. Ook gaat het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm knipperen. Hierdoor wordt bevestigd dat het alarmsysteem weer geheel op scherp is gesteld.

N.B.: Wordt het voertuig echter incorrect afgesloten als gevolg van een openstaande deur, dan zal de ruimtebescherming niet worden geactiveerd.

N.B.: Als incorrecte vergrendeling plaatsvindt doordat de motorkap niet goed is dichtgedaan, worden de deuren nog steeds beveiligd door het alarmsysteem. Ook zal de ruimtebeveiliging zijn geactiveerd.

Als het alarm afgaatAls het alarm wordt geactiveerd dan zal door de alarmsirene of de claxon van het voertuig 30 seconden lang een signaal worden gegeven. Vervolgens wordt dit afgezet en wordt het systeem teruggesteld tot dezelfde beschermingsstatus die aanwezig was voordat het alarm werd geactiveerd. Het alarm kan, voordat dit moet worden teruggesteld, maximaal 3 keer afgaan.

Zet het alarm af door een knop op de zender in te drukken.

N.B.: Zolang door het alarm een waarschuwingssignaal wordt gegeven, blijven ook de gevarenknipperlichten knipperen. Dit is dus een visueel alarmsignaal.

RUIMTEBESCHERMING*

De ruimtebescherming werd zodanig ontworpen dat hierdoor het interieur van het voertuig wordt beschermd tegen inbraak (bijvoorbeeld doordat een dief via een ingeslagen ruit toegang tracht te verkrijgen). Door dubbele sensors wordt het interieur constant bewaakt. Wanneer door die sensors luchtbeweging wordt waargenomen in de passagiersruimte, wordt het alarm geactiveerd.

Met de zender: De ruimtebescherming wordt automatisch geactiveerd wanneer de zender wordt gebruikt om het alarm in te stellen. De ruimtebescherming kan UITSLUITEND met de zender buiten werking worden gesteld.

H3597

27

Page 6: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

Met de sleutel: Op voertuigen met centrale deurvergrendeling zal, als het alarm met de sleutel op scherp wordt gesteld, de binnenruimtebescherming NIET worden geactiveerd (of uitgeschakeld).

N.B.: De binnenruimtebescherming kan niet worden geactiveerd als een deur open staat, of als het contactslot op "aan" staat.

N.B.: De ruimte-beveiliging zal pas 15 seconden nadat het alarm is geactiveerd, gaan werken.

WAARSCHUWINGDe ruimtebescherming mag nooit worden geactiveerd als de ramen of het zonnedak nog open staan of als in het voertuig passagiers of dieren worden achtergelaten - door eventuele bewegingen zal het alarm worden geactiveerd.

Voertuigen zonder centrale deurvergrendeling

BELANGRIJKE INFORMATIETeneinde de binnenruimtebescherming bij het instellen van het alarm buiten werking te stellen, moet de volgende procedure worden uitgevoerd:

1. Open de bestuurdersdeur.2. Als de bestuurdersdeur open staat

moet het alarmsysteem op normale wijze met de zender op scherp worden gesteld.

3. Sluit de bestuurdersdeur (de gevarenknipperlichten knipperen drie keer en het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm gaat snel knipperen).

Het alarmsysteem is nu op scherp gesteld terwijl de interieurbescherming buiten werking is gesteld.

28

Page 7: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

MOTORIMMOBILISATIEDe immobilisatie van de motor is een belangrijk aspect van het veiligheidssysteem en hierin is een faciliteit die bekend staat als de zogenaamde "passieve immobilisatie" opgenomen. Deze functie werd ontworpen teneinde het voertuig te beschermen tegen diefstal als de bestuurder zou vergeten om de deuren op slot te doen of het alarm op scherp te stellen. Immobilisatie van de motor vindt onder één van de volgende omstandigheden, automatisch plaats:• Het voertuig wordt met de zender of sleutel

op slot gedaan.

• Dertig seconden nadat de contactschakelaar is afgezet EN de bestuurdersdeur wordt geopend.

• Vijf minuten nadat de contactschakelaar is afgezet of het alarmsysteem buiten werking is gesteld.

BELANGRIJKE INFORMATIEHet motorimmobilisatiesysteem kan uitsluitend met de zender buiten werking worden gesteld zodat de motor opnieuw kan worden gemobiliseerd. De zenders moeten altijd met zorg worden behandeld. Zorg ervoor dat die niet kunnen worden verloren, beschadigd en ook mogen de cellen nooit te sterk worden ontladen.Als de motor passief is geïmmobiliseerd. Hermobilisatie zal plaatsvinden wanneer de contactschakelaar weer in stand 'II' wordt gedraaid, mits de zender aan dezelfde sleutelring is geplaatst als de sleutel en zich dicht in de buurt bevindt van de schakelaar.• De zender moet ALTIJD op dezelfde

sleutelring worden bewaard als de sleutel.

• Beide zenders mogen NOOIT aan DEZELFDE sleutelring worden bevestigd.

Als wordt getracht een geïmmobiliseerde motor te starten dan zal het waarschuwingslampje voor de motorimmobilisatie (in de snelheidsmeter) gaan knipperen.

29

Page 8: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

SleuteltoegangscodeAls de zender is beschadigd of als die niet werkt kan de motor toch opnieuw met de contactsleutel worden gemobiliseerd door een unieke sleutelcode van vier cijfers in te voeren. De code staat vermeld op de veiligheidskaart en dient als volgt te worden ingevoerd:

Als uw zender is verloren of niet werkt, is het onmogelijk om het alarm buiten werking te stellen. Zodra de deur wordt geopend, zal het alarm gaan klinken (continu of maximaal 3 x 30 seconden). Het alarm zal blijven klinken terwijl de code wordt ingevoerd.

1. Verwijder de zender van de sleutelring. Wanneer de code wordt ingevoerd, moet de zender ruim uit de buurt worden gehouden van de contactschakelaar.

2. Zittend in het voertuig, met gesloten bestuurdersdeur, steek de sleutel onmiddellijk in het contactslot en draai dit in stand 'II'. In deze positie houden tot het alarm gaat klinken. Draai het contactslot vervolgens op "uit" en open en sluit de bestuurdersdeur.

3. Draai het contactslot daarna het vereiste aantal keren voor het invoeren van het eerste cijfer van de code in stand 'II' (als het eerste cijfer een 4 is, draai de sleutel dan 4 keer naar stand 'II' vervolgens terug naar "0").

4. Open en sluit de bestuurdersdeur (nu zal het eerste cijfer van de code worden ingevoerd).

5. Draai het contactslot het vereiste aantal keren voor het invoeren van het TWEEDE cijfer van de code, naar stand 'II' en vervolgens terug naar "0".

6. Open en sluit de bestuurdersdeur nogmaals.

7. Draai het contactslot het vereiste aantal keren voor het invoeren van het DERDE cijfer van de code naar stand 'II' en vervolgens terug naar "0".

8. Open en sluit de bestuurdersdeur nogmaals.

9. Draai het contactslot het vereiste aantal keren voor het invoeren van het VIERDE cijfer van de code, naar stand 'II' en weer terug naar "0".

10. Ten slotte moet de bestuurdersdeur nog één keer worden geopend en gesloten.

Als de code correct is ingevoerd, dan zal het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm worden gedoofd. Ook wordt de alarmsirene uitgeschakeld, terwijl de motor kan worden gestart.

H3615

30

Page 9: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

Onjuiste code ingevoerd: Als de code incorrect is ingevoerd, dan zal de alarmsirene tweemaal een signaal geven. Het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm zal blijven branden, terwijl ook de motor niet kan worden gestart. Voordat wordt getracht om de code nogmaals in te voeren moet de contactschakelaar eerst in stand 'II' worden gedraaid. Laat de contactschakelaar 5 seconden lang in deze stand staan.

Na drie gefaalde pogingen wordt door het beveiligingssysteem een vertragingsperiode van dertig minuten ingesteld. Gedurende die periode zullen door het systeem geen pogingen worden geaccepteerd om een code in te voeren.

ZENDER - CELDe cel dient - afhankelijk van het gebruik - circa drie jaar lang mee te gaan. Wanneer de cel moet worden vervangen dan blijkt dat uit de volgende symptomen:• De zender zal gedurende het buiten werking

stellen, slechts om de andere keer werken.• Nadat het alarm buiten werking is gesteld,

zullen de gevarenknipperlichten niet knipperen.

Plaats altijd een nieuwe Land Rover STC 4080 of Panasonic CR2032 batterij (leverbaar door een Land Rover dealer/officieel geautoriseerde reparateur).

WAARSCHUWINGDe zender bevat delicate elektronische circuits die tegen de invloeden van water, hoge temperaturen, vocht, direct zonlicht en de gevolgen van oplosmiddelen, was en schurende reinigingsmiddelen, moeten worden beschermd.

BELANGRIJKE INFORMATIETracht de sleuteltoegangscode te herinneren of zorg ervoor dat u de veiligheidskaart altijd bij u heeft zodat u die in noodgevallen kunt gebruiken. Laat de kaart NOOIT in het voertuig achter.

BELANGRIJKE INFORMATIE• Een cel NOOIT verwijderen voordat u

een nieuwe cel plaatst.

• De motor zal maximaal 5 minuten nadat de sleutel uit het contactslot is verwijderd (of 30 seconden nadat het contactslot uit is gezet en het bestuurdersdeur is geopend) worden geïmmobiliseerd. Als het vervangen van de cel van de zender NIET binnen deze periode plaatsvindt moet de sleuteltoegangscode worden ingevoerd voordat de zender kan worden gesynchroniseerd.

31

Page 10: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

Batterij vervangen

1. Ontgrendel het voertuig en stel het alarmsysteem buiten werking.

2. Zet het contactslot in stand 'II'. Draai de sleutel vervolgens terug naar stand "0". Verwijder de sleutel.

3. Haal de zender voorzichtig uit elkaar; begin aan de kant van de sleutelring en gebruik een munt of kleine schroevendraaier. Zorg ervoor dat de afdichting tussen de twee helften van de zender NIET wordt beschadigd. Zorg er ook voor dat vocht of vuil de zender niet kan binnendringen.

4. Schuif de batterij uit de klem. Zorg ervoor dat de printplaat of de contactoppervlakken van de klem niet worden aangeraakt.

5. Houd één van de knoppen minstens vijf seconden lang ingedrukt (hierdoor wordt eventueel residuvermogen in de zender geëlimineerd).

6. Plaats de nieuwe batterij en controleer of de polariteit correct is gehandhaafd (de cel plaatsen met de '+'-kant naar boven). Door vingerafdrukken zal de technische levensduur van de batterij nadelig worden beïnvloed; indien mogelijk moet altijd worden voorkomen dat de platte oppervlakken van de batterij worden aangeraakt. Deze voordat de batterij wordt geplaatst ook altijd goed schoonvegen.

7. Druk de twee helften van de twee zenders stevig op elkaar. Druk die vervolgens goed vast zodat vuil of vocht de zender niet kan binnendringen.

8. De knop met het HANGSLOT-symbool moet minstens 4 keer binnen het bereik van het voertuig worden ingedrukt. Op deze manier wordt de zender opnieuw gesynchroniseerd.

9. Druk de ontgrendelknop éénmaal in om het voertuig van slot te doen.

De zender is nu gereed voor gebruik.

H3663

32

Page 11: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

MOEILIJKHEDEN MET HET ALARM OF DE ZENDERHet alarm gaat onverwachts af: Zorg ervoor dat alle ramen en het zonnedak zijn gesloten. Mogen die echter niet worden gesloten, dan moet de binnenruimtebescherming uit worden geschakeld.

Als het alarm af gaat als een deur wordt geopend: Eerst het alarm met de zender buiten werking stellen en dan pas het voertuig van slot doen. Als de zender niet werkt, de sleuteltoegangscode invoeren (raadpleeg ‘Sleuteltoegangscode’, Blz. 30 ).

Als de startmotor niet werkt: Zorg ervoor dat de zender aan dezelfde sleutelring hangt als de contactsleutel. Als de startmotor nog steeds niet werkt dient u het advies in te winnen van uw Land Rover dealer/officieel geautoriseerde reparateur.

Nadat het alarm op scherp is gesteld, gaan de gevarenknipperlichten niet knipperen: Een deur of de motorkap staat gedeeltelijk open - sluit het open paneel en probeer het opnieuw.

BELANGRIJKE INFORMATIEAccukabels losmakenUw voertuig is voorzien van een noodstroom-sirene (BBUS)* die werkt als een diefstalsirene als de accu van het voertuig niet is aangesloten.

Voordat de accukabels worden losgemaakt is het ESSENTIEEL dat u het hoofdstukje raadpleegt met de titel ‘Accu verwijderen en plaatsen’, Blz. 150 , teneinde te voorkomen dat het alarm af gaat.Als de accukabels - om welke reden dan ook - zijn losgemaakt, zal door het systeem het niveau worden gememoriseerd waarop het veiligheidssysteem was ingesteld. Het systeem zal automatisch weer op dat niveau worden teruggesteld wanneer de accukabels weer worden aangesloten.

33

Page 12: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Sloten & alarm

KINDERSLOTJES*

Beweeg de slothefbomen op de achterdeuren omlaag. Nu zijn de kindersloten geactiveerd.

Als de kinderslotjes geactiveerd zijn, zal het onmogelijk zijn om de achterdeuren vanaf de binnenkant van het voertuig te openen. Daardoor wordt het risico opgeheven van een deur die per ongeluk wordt geopend terwijl het voertuig in beweging is.

WAARSCHUWINGLaat kinderen NOOIT zonder toezicht in het voertuig achter.

5e DEUREN*

Gebruik de sleutel om de 5e deur vanaf de buitenkant van en op slot te doen. Vanaf de binnenkant en met gesloten deur kunt u de auto ontgrendelen en vergrendelen door de slotpal respectievelijk in te duwen en omhoog te trekken (zie illustratie).

H3661

H3618

34

Page 13: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Stoelen

StoelenVOORSTOELEN

WAARSCHUWINGTeneinde te voorkomen dat u eventueel de beheersing over het voertuig verliest waardoor vrijwel altijd ernstige verwondingen worden veroorzaakt, mag de bestuurdersstoel NOOIT worden afgesteld als met het voertuig wordt gereden.

Juiste zithoudingDoor de stoelen, hoofdsteunen en autogordels wordt bijgedragen aan de bescherming van de inzittenden. U zult extra worden beschermd als al deze componenten optimaal functioneren. De onderstaande punten mogen nooit worden vergeten:• Ga zoveel mogelijk rechtop zitten. Zorg

ervoor dat de onderkant van de ruggegraat zo ver mogelijk naar achteren is geplaatst. Ook mag de rugleuning nooit onder een hoek staan van meer dan 30 graden.

• Stel de hoofdsteunen zo af dat de bovenkant van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het bovenste gedeelte van het hoofd.

• Zorg ervoor dat tussen de voorstoel en het instrumentenpaneel altijd een behoorlijke afstand wordt gehandhaafd. De bestuurder dient het stuurwiel zodanig vast te houden dat de armen iets zijn gebogen. Ook moeten de benen iets zijn gebogen zodat de pedalen geheel tot op de vloer kunnen worden ingedrukt.

• De autogordel dient tegen het midden van de schouder te rusten. De schootgordel moet strak over de heupen worden aangebracht en mag niet op de maag rusten.

Vooruit/achteruit afstellen

Beweeg de stang aan de voorkant van de stoel omhoog. De stoel kan nu naar voren/achteren worden geschoven. Zorg ervoor dat de stoel in positie is vergrendeld voordat u wegrijdt.

H4721

max. 30o

H3708

35

Page 14: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Stoelen

Rugleuning - afstelling

Beweeg de hefboom aan de zijkant van de stoel omhoog. Leun vervolgens naar voren of naar achteren tot de rugleuning onder de juiste hoek staat. Vergrendelen door de hefboom omlaag te duwen.

WAARSCHUWINGSta inzittenden NOOIT toe om mee te rijden als rugleuningen zoveel mogelijk naar achteren zijn geklapt. De autogordels zijn uitsluitend maximaal effectief als de rugleuning onder een hoek staat van circa 30 graden ten opzichte van de verticale stand.

Zitkussen verwijderen

WAARSCHUWINGControleer of het zitkussen GOED in positie is bevestigd voordat u wegrijdt.

H3707

H3709

36

Page 15: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Stoelen

De zitkussens van de voorstoelen kunnen worden verwijderd zodat de accu en de secundaire zekeringkast, als volgt, kunnen worden bereikt:

Trek de voorkant van de onderkant van de stoel naar boven uit de bevestigingsklemmen. Vervolgens het kussen naar voren trekken om dit te verwijderen.

Het zitkussen wordt weer geplaatst door de lipjes aan de achterkant van het zitkussen in de daarvoor bestemde openingen te steken. Deze openingen bevinden zich op het punt waar de onderkant van de stoel in contact komt met de rugleuning. Druk de voorkant van het zitkussen vervolgens stevig omlaag. Het zitkussen is nu goed bevestigd.

N.B.: Op voertuigen met stoelverwarming is het verwarmingselement in het zitkussen via een elektrische kabel aangesloten op de kabelboom van het voertuig. Het zitkussen moet voorzichtig worden verwijderd teneinde te voorkomen dat de kabel wordt beschadigd of dat die te strak komt te staan.

HOOFDSTEUNEN

Trek de hoofdsteun omhoog of omlaag tot de vulling gelijk staat met de achterkant van het hoofd.

WAARSCHUWINGHoofdsteunen zijn zodanig ontworpen dat daardoor de achterkant van het hoofd (en NIET DE NEK) wordt ondersteund zodat het hoofd bij een botsing niet met een ruk naar achteren kan bewegen. De hoofdsteun is uitsluitend effectief als die, qua hoogte, gelijk staat met het hoofd.

H3710

37

Page 16: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Stoelen

VERWARMDE VOORSTOELEN*

Nadat het contact is aan gezet kunnen de schakelaars worden ingedrukt zodat de verwarmingselementen in de bestuurdersstoel of de voorste passagiersstoel gaan werken (het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat branden). Nogmaals indrukken om het systeem af te zetten.

De temperatuur van de verwarmingselementen in de stoelen wordt geregeld door middel van een thermostaat die met tussenpozen gaat werken zodat een vooraf bepaalde temperatuur van 26°C - 36°C wordt gehandhaafd.

N.B.: De middelste voorstoel* is niet voorzien van verwarmingselementen.

OMLAAG KLAPPEN VAN DE ACHTERSTOELEN

WAARSCHUWINGDe stoelen NOOIT afstellen terwijl met het voertuig wordt gereden.

Als de 60/40 gescheiden achterbank weer rechtop werd gezet* , moet altijd worden gecontroleerd of de zitplaatsen goed zijn geplaatst.

Nadat de zitplaats weer rechtop is gezet, moet het grendelmechanisme op het oog worden gecontroleerd. Trek vervolgens aan de bank en controleer of de vergrendeling goed vastzit. Rij dan pas weg.

Voordat de achterstoelen worden weggeklapt:• Schuif de voorstoelen naar voren.

• Zorg ervoor dat de aan de buitenkant geplaatste achterste autogordels juist zijn opgeborgen.

• Schuif de autogordelsloten door de verbinding tussen de rugleuning en het zitkussen, en de laadruimte.

N.B.: Als de zitplaatsen achterin weer omhoog worden gezet, moeten de autogordelvergrendelingen weer, tussen de rugleuning en het zitkussen, naar achteren worden verplaatst.

BELANGRIJKE INFORMATIEDeze stoelverwarmingselementen verbruiken vrij veel accuvermogen. Om deze reden kan de stoelverwarming UITSLUITEND worden gebruikt als de motor loopt.

H3670

38

Page 17: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Stoelen

60/40 gescheiden achterbank*

1. Maak de vergrendeling los door deze omhoog te trekken (zie inzet).

2. Klap de rugleuning naar voren.3. Beweeg de achterkant van de stoel

omhoog en klap deze vervolgens naar voren.

4. Klap de onderkant van de stoel weg.

Individueel gescheiden achterstoelen*N.B.: De middelste stoel kan pas worden weggeklapt nadat de buitenste stoelen zijn weggeklapt.

H3712

1

2

3

4

H3740

39

Page 18: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Stoelen

Buitenste zitplaatsen:

1. Maak de vergrendeling los (zie eerste inzet).

2. Klap de rugleuning naar voren.3. Schuif de bout terug (zie tweede inzet).4. Beweeg de achterkant van de stoel

omhoog en klap deze vervolgens naar voren.

Middelste zitplaats:1. Maak de vergrendeling los - raadpleeg

fase "1" van de buitenste zitplaatsen.2. Klap de rugleuning naar voren.3. Beweeg de achterkant van de stoel

omhoog en klap deze vervolgens naar voren.

Als de rugleuning weer rechtop wordt gezet, moet worden gecontroleerd of zowel de onderkant van de stoel als de rugleuning van alle drie de stoelen goed in de juiste positie zijn vergrendeld. Rij dan pas weg.

H3741

H3720

40

Page 19: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Stoelen

Klapstoelen in achterruimte*

WAARSCHUWINGAls de stoel wordt gebruikt, moet de stalen steun onder een hoek zijn geplaatst zoals aangegeven in de illustratie (m.a.w.: de steun moet van de voorkant van de stoel af wijzen. Ook moet de poot onder een hoek in de vloer zijn geplaatst op het punt waar de vloer contact maakt met de zijkant van het voertuig).

1. Maak de bevestigingsband (zie inzet) los en klap de onderkant van de stoel omlaag.

2. Plaats de stalen steun van de stoel in de positie zoals aangegeven in de illustratie.

De stalen steunen kunnen plat tegen de onderkant van de stoelonderkant worden weggeklapt als de stoel niet wordt gebruikt. De band (zie inzet) moet worden gebruikt om de onderkant van de stoel te bevestigen als die is weggeklapt.

Achterruimte - zitbanken*

Dit zijn vaste zitplaatsen die niet kunnen worden weggeklapt. De zitkussens kunnen worden verwijderd (zie illustratie).

H3714

H3713

41

Page 20: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Autogordels

AutogordelsAUTOGORDELS - VEILIGHEIDDe autogordels van de tweede rij stoelen zijn uitsluitend bedoeld voor volwassenen. Het is nooit toegestaan dat meer dan één inzittende gebruikmaakt van een autogordel.

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:• Eis altijd dat ALLE passagiers, te allen tijde,

de autogordels op de juiste manier gebruiken - dit geldt ook voor zelfs de kortste ritten.

• Stel de autogordels ALTIJD zodanig af dat eventuele speling in de band wordt opgeheven. Zet de banden NOOIT losser door die van het lichaam af te houden - de autogordel is uitsluitend totaal effectief als die altijd volledig contact maakt met het lichaam.

• Plaats de schootgordel ALTIJD zo laag mogelijk op de heupen (en nooit over de buik). Zorg ervoor dat de schoudergordel over de schouder wordt gelegd zonder dat die van de schouder af kan glijden of tegen de nek kan drukken.

• Plaats autogordels NOOIT over harde, scherpe of tere artikelen in de kleding, zoals pennen, sleutels, een bril, etc.

• Altijd een autogordel vervangen die de spanningen en krachten van een ernstige botsing heeft doorstaan, of als blijkt dat de band is gerafeld.

• Indien het mogelijk is moeten de autogordels ook worden gebruikt voor het veilig vastzetten van grote artikelen of bagage die op de stoelen worden meegevoerd - bij een botsing zullen niet-bevestigde artikelen kunnen veranderen in projectielen die ernstige verwondingen kunnen veroorzaken.

• Een verdraaide autogordel of een autogordel waarvan de correcte werking op welke wijze dan ook wordt belemmerd, mag NOOIT worden gebruikt.

• Passagiers voorin NOOIT toestaan om de rugleuning van een stoel geheel omlaag te klappen. De autogordels zijn uitsluitend maximaal effectief als de rugleuning onder een hoek staat van circa 30 graden ten opzichte van de verticale stand.

• Zorg ervoor dat vreemd materiaal (speciaal suikerhoudende voedingsmiddelen en dranken) de autogordelsloten NIET binnen kan dringen - door dergelijke stoffen kunnen sloten totaal buiten werking worden gesteld.

• In de meeste landen zijn alle inzittenden bij de wet verplicht om autogordels te gebruiken, tenzij die bepaalde persoon op basis van een medisch certificaat gerechtigd is om een autogordel niet te gebruiken.

• Een zwangere vrouw dient de autogordel onder de baby over de heupen te plaatsen. De schoudergordel moet over de schouder, tussen de borsten en links of rechts van de baby worden geplaatst - in twijfelgevallen altijd het advies inwinnen van een arts.

WAARSCHUWINGControleer altijd of de autogordels correct worden gebruikt - wordt een autogordel niet op de juiste manier gebruikt, dan wordt het risico van ernstige verwondingen, of zelfs de dood bij een botsing, aanzienlijk vergroot.

42

Page 21: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Autogordels

AUTOGORDELSTeneinde bij ongevallen, verwonding tot een minimum te beperken, is het essentieel dat autogordels correct worden gebruikt. Lees de onderstaande instructies, inclusief het advies onder de titel "AUTOGORDELS - VEILIGHEID".

Bevestigen van de autogordels met automatische gordelrol

Trek de riem over de schouder en diagonaal over de borst. Controleer of de band is verdraaid en steek de metalen tong in de gesp die zich het dichtst bij de gebruiker bevindt - door een "KLIK" wordt aangegeven of de gordel goed is bevestigd.

Autogordels zijn zodanig ontworpen dat die op de skeletstructuur van het lichaam rusten (de heupen, de borstkas en de schouders). Autogordels kunnen uitsluitend veilig worden gebruikt als de rugleuningen van de stoelen normaal rechtop zijn gezet - passagiers voorin NOOIT toestaan om de rugleuning van een stoel geheel omlaag te klappen.

N.B.: Onder bepaalde omstandigheden - als het voertuig bijvoorbeeld op een helling staat - is het mogelijk dat het automatische slotmechanisme gaat werken waardoor het aanvankelijk onmogelijk kan zijn om de gordel uit te rollen. Dit is geen storing - maak de gordel voorzichtig vrij zodat u die kunt gebruiken.

De autogordel losmakenDruk de RODE knop op de gesp van de autogordel in.

H3715

43

Page 22: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Autogordels

Schootgordels

Afstellen door de schuif langs de riem te schuiven en de band door de gesp te leiden tot die comfortabel strak past. Steek de metalen tongplaat vervolgens in de gesp die zich het dichtst in de buurt bevindt van de gebruiker - door een "KLIK" wordt aangegeven of de gordel goed is bevestigd. Niet-gebruikte schootgordels moeten worden vastgemaakt.

VERZORGING VAN AUTOGORDELSDe gordels moeten regelmatig worden gecontroleerd op tekenen van slijtage, rafelen en sneden; tevens dient speciale aandacht te worden besteed aan de conditie van de bevestigingspunten en de afstellingen.

De banden mogen NOOIT worden gebleekt of gekleurd. Tevens dient te worden voorkomen dat de banden door boenwas, olie of chemicaliën worden vervuild (zie ‘REINIGEN VAN HET INTERIEUR’, Blz. 158 ).

Testen van automatische gordelrollen• Eerst de autogordel vastmaken, vervolgens

de banden, in de buurt van de gesp, snel en scherp omhoog trekken. De gesp moet goed vergrendeld blijven.

• De autogordel losmaken. De banden zo ver mogelijk uittrekken. Controleer of uitrollen mogelijk is zonder dat de gordel vastloopt of stopt. Laat de gordel vervolgens GEHEEL terugtrekken.

• Rol de band gedeeltelijk uit. Houd de tongplaat vast en trek de band vervolgens snel en scherp naar voren. Het mechanisme moet dan automatisch vergrendelen, zodat de gordel niet verder kan worden uitgerold.

Als een autogordel niet aan één van deze testen voldoet, onmiddellijk contact opnemen met uw dealer.

WAARSCHUWINGEen autogordel die tekenen vertoont die wijzen op beschadigde banden of waardoor de spanningen en krachten van een ernstige botsing zijn doorstaan, dient altijd te worden vervangen.

H3716

44

Page 23: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Kinderbeveiligingssystemen

KinderbeveiligingssystemenKINDERSTOELTJESDe autogordels in uw auto zijn ontworpen voor volwassenen en grotere kinderen. Het is uiterst belangrijk dat baby's en jonge kinderen gebruikmaken van een veiligheidsstoeltje dat geschikt is voor hun grootte en leeftijd (zie onderstaande tabel). Land Rover dealers/officieel geautoriseerde reparateurs kunnen de juiste kinderstoeltjes leveren voor uw voertuig.

Plaats uitsluitend een kinderstoeltje dat is goedgekeurd voor de zitplaats in uw voertuig waarin dat kinderstoeltje zal worden gebruikt (zie tabel). Van de instructies voor het plaatsen van het kinderstoeltje die zijn bijgeleverd door de fabrikant, mag niet worden afgeweken.

Uitsluitend Defender 90 en 110 Stationwagons

N.B.: De aan de zijkant bevestigde klapstoelen of vaste zitplaatsen in de laadruimte van bepaalde voertuigen zijn niet geschikt voor kinderstoeltjes.

Gewichtscategorie(Zoals weergegeven op de verpakking van het kinderstoeltje)

ZithoudingenVoorpassagier

††Voor/

midden*†

Achter/buiten

Achter/midden

*†0 = Max 10 kg (0 - 9 maanden) U X X X0+ = Max 13 kg (0 - 2 jaar) U X X XI = 9 - 18 kg (9 maanden - 4 jaar) U X X XII & III = 15 - 36 kg (4 - 12 jaar) U X X XU = Geschikt voor zogenaamde "universele" veiligheidssystemen die zijn goedgekeurd voor deze gewichtscatogorie.X = De stand van de stoel is niet geschikt voor kinderen in deze gewichtscategorie.* = Indien geplaatst.†= Ongeschikt voor de meeste kinderstoeltjes die met een 3-punts autogordel moeten worden vastgemaakt. In deze zitplaatsen kunnen echter wel kinderstoeltjes worden geplaatst die specifiek zodanig zijn ontworpen dat ze met een 2-punts autogordel kunnen worden bevestigd.††= met de rugleuning verticaal en de stoel eerst geheel naar achteren en vervolgens 3 kepen naar voren

45

Page 24: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Deurspiegels

DeurspiegelsDEURSPIEGELSN.B.: Het is mogelijk dat voorwerpen die via de deurspiegel worden waargenomen, zich op een grotere afstand lijken te bevinden dan in feite het geval is.

Spiegels met handbediening

Sommige voertuigen zijn voorzien van spiegels die met de hand kunnen worden afgesteld - zet het spiegelglas in de gewenste stand.

Spiegelhuis wegklappen

De deurspiegels zijn zo ontworpen dat die bij een slag of stoot naar voren of naar achteren kunnen klappen. Deze spiegels kunnen ook naar de zijramen worden geklapt en staan dan in een "ruststand"-positie zodat het voertuig ook door smallere openingen kan rijden.

Juiste spiegelstand voor slepen

Teneinde het achteruitzicht gedurende het slepen te verbeteren, kunnen de spiegels naar buiten worden geklapt (zie illustratie). De steel van de spiegel staat onder een hoek van 90° ten opzichte van het voertuig. Hierdoor wordt het blikveld vergroot.

H3650

H3651

H3652

46

Page 25: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Instrumenten

InstrumentenINSTRUMENTENPANEEL

1. SnelheidsmeterHierdoor wordt de wegsnelheid van het voertuig in kilometers per uur aangegeven.

2. Diefstalalarm - waarschuwingslampjeHierdoor wordt de status van het alarmsysteem aangegeven (zie ‘Diefstalalarm - waarschuwingslampje’, Blz. 26 ).

3. Kilometerteller (totaal afgelegde afstand) en dagtellerHierdoor wordt de totale afstand weergegeven die gedurende een bepaalde rit werd afgelegd.

4. Dagteller - terugsteltoetsDruk de knop kort in en laat deze los. Dan verspringt de digitale weergave van de totale afgelegde afstand naar de afstand die gedurende een bepaalde rit is afgelegd, of v.v. De knop ingedrukt houden om de dagteller op nul te zetten.

5. BrandstofmeterAls het contactslot in stand 'II' wordt gedraaid zal door de wijzer het brandstofpeil worden aangegeven.

N.B.: Als de resterende hoeveelheid brandstof daalt tot onder 9 liter, zal het waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil gaan branden (zie ‘WAARSCHUWINGSLAMPJES’, Blz. 49 ).

6. TemperatuurmeterWanneer de koelvloeistof de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, moet de wijzer tussen de BLAUWE en RODE segmenten blijven staan.

Beweegt de wijzer in de richting van het RODE segment dan wil dit zeggen dat de temperatuur van de koelvloeistof te hoog oploopt. Zodra de wijzer het RODE segment binnengaat, kan de motor ernstig worden beschadigd. Zet het voertuig in dat geval - zodra dat veilig kan geschieden - stil. Laat de motor 5 minuten stationair draaien zodat die kan afkoelen - ZET DE EENHEID NIET AF. Roep deskundige hulp in alvorens weg te rijden.

km/h120

ABS TC

12

6

39

0

20

80100

60

40

120

180

200

160

140km/h

H3724 4

567

8

1 2

3

47

Page 26: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Instrumenten

7. KlokVoor aanvullende informatie over het gelijkzetten van de klok, zie ‘KLOK’, Blz. 67 .

8. WaarschuwingslampjesVoor aanvullende informatie over de functies van de waarschuwingslampje, zie ‘WAARSCHUWINGSLAMPJES’, Blz. 49 .

48

Page 27: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Waarschuwingslampjes

WaarschuwingslampjesWAARSCHUWINGSLAMPJES

Het is mogelijk dat de positie en de specificaties van de waarschuwingslampjes per model en exportgebied variëren.

WAARSCHUWINGNOOIT met het voertuig rijden als een ROOD waarschuwingslampje blijft branden als de motor loopt, of gedurende het rijden gaat branden.

Motor controleren - AMBER* Het lampje gaat - als een gloeilamp- en systeemcontrole - branden wanneer het contactslot

aan wordt gezet. Het lampje gaat uit zodra de motor is gestart. Als het waarschuwingslampje op een ander moment gaat branden, dan wijst dit op een defect in de motor - als het lampje tijdens het rijden gaat branden dienen hoge snelheden te worden vermeden terwijl tevens urgent deskundige hulp dient te worden ingeroepen.

Gloeistift - AMBER Dit lampje gaat branden als de contactsleutel in stand 'II' wordt gedraaid. Voordat de motor wordt

gestart, altijd wachten tot het lampje uit gaat.

Lage oliedruk - ROOD Het lampje gaat - als een gloeilampcontrole - branden wanneer het contactslot in stand

'II' wordt gedraaid. Het lampje gaat uit als de motor is gestart. Als het lampje blijft branden, gaat knipperen of gedurende het rijden gaat branden, dient het voertuig zodra dat veilig kan geschieden tot stilstand te worden gebracht. OOK MOET DE MOTOR ONMIDDELLIJK AF WORDEN GEZET. Roep deskundige hulp in alvorens weg te rijden. Als dit lampje gaat branden moet het oliepeil altijd worden gecontroleerd.

Richtingaanwijzers - GROEN Het linker of rechter waarschuwingslampje gaat in hetzelfde ritme knipperen als de

corresponderende linker of rechter richtingaanwijzer wanneer die wordt gebruikt. Als het waarschuwingslampje niet gaat knipperen of zeer snel gaat knipperen dan kan dit wijzen op een gloeilampstoring in één van de richtingaanwijzers.

Als de schakelaar voor de gevarenknipperlichten wordt ingedrukt, zullen beide waarschuwingslampjes gaan branden in combinatie met de richtingaanwijzers.

km/h120

ABS TC

H3723

49

Page 28: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Waarschuwingslampjes

Accu opladen - ROOD

Het lampje gaat - als een gloeilampcontrole - branden wanneer het contactslot in stand

'II' wordt gedraaid. Het lampje gaat uit zodra de motor loopt. Als het lampje blijft branden of gedurende het rijden gaat branden, dan wijst dit op een storing. Roep onmiddellijk deskundige hulp in.

Koplamp - ongedimd groot licht - BLAUW Dit lampje gaat branden als ongedimd groot licht wordt gebruikt.

Laag brandstofpeil - AMBER Dit lampje gaat branden als de hoeveelheid brandstof in de tank daalt tot minimaal 9 liter. Zodra dit

lampje gaat branden dient u zo snel mogelijk bij te tanken.

Handremvloeistof - ROOD Het lampje gaat circa 3 seconden branden als een gloeilampcontrole wanneer het contact aan wordt

gezet. Het lampje gaat ook branden als de handrem aan wordt gezet terwijl het contact in 'II' staat. Het lampje moet uit gaan zodra de handrem geheel is losgezet of kort nadat de elektrische circuits zijn aan gezet. Als het lampje tijdens het rijden gaat branden, dan wijst dit op een storing in het remsysteem. Breng het voertuig zo snel dat op veilige wijze kan geschieden tot stilstand en roep deskundige hulp in. Daarna mag pas worden doorgereden.

Antiblokkerend remsysteem - AMBER* Dit lampje gaat circa 1 seconde lang branden als een gloeilamp- en systeemcontrole wanneer de

contactschakelaar in stand 'II' wordt gedraaid. Het lampje gaat kort uit en gaat vervolgens weer branden. Als het lampje niet wordt gedoofd en

dan weer gaat branden, wijst dit op een storing in het ABS-systeem. U dient in dat geval zo snel mogelijk contact op te nemen met een deskundige dealer. Het waarschuwingslampje zal blijven branden tot met het voertuig sneller wordt gereden dan circa 7 km/u.

Als het lampje blijft branden of gedurende het rijden gaat branden, wordt door het automatische diagnosesysteem een storing gedetecteerd. Dit wil zeggen dat volledige ABS-regeling eventueel niet beschikbaar kan zijn. Ook nu dient u weer zo snel mogelijk contact op te nemen met uw dealer.

Gripregeling - AMBER* Dit waarschuwingslampje gaat branden als een gloeilampcontrole wanneer de contactschakelaar in

stand 'II' wordt gedraaid. Het lampje gaat na circa 3 seconden uit. Het lampje blijft minimaal 2 seconden branden wanneer de gripregeling werkt.

Als het waarschuwingslampje (minstens 10 seconden) gaat knipperen, heeft de gripregeling te lang gewerkt. Het systeem wordt dan tijdelijk afgezet zodat dit kan afkoelen - dit gebeurt uitsluitend onder extreme condities.

Als het lampje onophoudelijk blijft branden dan wijst dit op een storing in het systeem; roep deskundige hulp in.

Mistachterlichten - AMBER* Dit waarschuwingslampje gaat branden als de mistachterlichten aan staan.

N.B.: Bij helder weer is het zeer goed mogelijk dat andere weggebruikers door de mistachterlichten worden verblind. Gebruik deze lampen UITSLUITEND als het zicht zeer slecht is.

50

Page 29: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Waarschuwingslampjes

Motorimmobilisatie - ROOD

Dit lampje gaat altijd branden als wordt getracht om de motor te starten terwijl de immobilisator is

geactiveerd.

Verwarmde achterruit - AMBER* Dit lampje gaat branden als de verwarmde achterruit werkt.

Sperdifferentieel - ROOD Dit lampje gaat branden als het differentieel is vergrendeld. Als het lampje blijft branden nadat het

sperdifferentieel buiten werking is gesteld, is het mogelijk dat de transmissie "te strak" staat. Als u dan een korte afstand achteruit rijdt en vervolgens weer naar voren rijdt, zal de transmissie over het algemeen worden "ontspannen". Als het lampje blijft branden, neem dan zo snel mogelijk contact op met uw dealer.

Gevarenknipperlichten - ROOD Deze gaan knipperen in combinatie met de waarschuwingslampjes voor de richtingaanwijzers, zodra

de gevarenknipperlichten worden gebruikt.

Aanhanger - richtingaanwijzers - GROEN Het lampje gaat kort branden als een gloeilampcontrole wanneer de contactsleutel in stand 'II' wordt

gedraaid. Als een aanhanger op het voertuig is aangesloten, zal het lampje gaan branden in combinatie met de richtingaanwijzers van het voertuig waaruit dus blijkt dat alle richtingaanwijzers van de aanhanger juist functioneren. Als een gloeilampje van de aanhanger defect is, zal het waarschuwingslampje éénmaal gaan knipperen. Daarna zal het lampje niet meer knipperen.

Stadslichten - GROEN Dit waarschuwingslampje gaat branden als de stadslichten aan staan.

Transmissieolietemperatuur - ROOD* Dit lampje zal gaan branden als de contactschakelaar in stand 'II' wordt gezet. Dit is een

gloeilampcontrole. Het lampje dooft na circa 3 seconden. Als het lampje gedurende het rijden gaat branden wil dat zeggen dat de temperatuur van de versnellingsbakolie te hoog is (dit kan gebeuren in zeer heet weer, gedurende constant aangehouden hoge snelheden of het slepen van zware ladingen of steile hellingen of als de handrem gedurende het rijden wordt aangetrokken).

Als dit lampje gaat branden moet de snelheid van het voertuig worden vertraagd. Als het lampje blijft branden dient het voertuig tot stilstand te worden gebracht. Laat de versnellingsbak afkoelen. Rij pas door nadat het lampje uit is gegaan. (Afhankelijk van de temperatuur van de buitenlucht en de belastingen op het voertuig kan het een aantal minuten duren voordat het lampje uit gaat en het veilig is om door te rijden).

Brandstoffilter - AMBER* Dit lampje zal gaan branden als de contactschakelaar in stand 'II' wordt gezet. Dit is een

gloeilampcontrole. Het lampje dooft na circa 3 seconden. Als het lampje gedurende het rijden gaat branden wijst dit op te grote hoeveelheden water in de brandstof. U kunt door blijven rijden maar u dient zo snel mogelijk deskundige hulp in te roepen.

51

Page 30: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Lampen & richtingaanwijzers

Lampen & richtingaanwijzersRICHTINGAANWIJZERS

Beweeg de staafschakelaar OMLAAG om een bocht naar LINKS aan te geven en OMHOOG om een bocht naar RECHTS aan te geven (het relevante groene waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel zal gaan knipperen met hetzelfde ritme en tempo als de richtingaanwijzers).

Houd de hendel gedeeltelijk omhoog of omlaag tegen de veerdruk in om een wijziging van rijbaan aan te geven.

LAMPEN

Stadslichten, achterlichten en dashboardverlichtingDruk de verlichtingsschakelaar in stand "1".

KoplampenDruk de verlichtingsschakelaar in stand "2".

Groot licht en dimlicht

Schakel over op groot licht door de hefboom, nadat de koplampen zijn aangezet, van het stuurwiel af te trekken (als de koplampen op groot licht staat, gaat het BLAUWE waarschuwingslampje branden).

Knipperlichtsignalering - trek de staafschakelaar halverwege naar u toe. Vervolgens loslaten.

H3629

H3632

10

2

H3630

52

Page 31: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Lampen & richtingaanwijzers

Koplamphoogte-instelling*

De hoek van de lichtstralen van de koplampen wordt beïnvloed door de gewichtsdistributie in het voertuig. De koplampen moeten zodanig worden afgesteld dat het punt waarop de stralen het wegdek voor het voertuig raken, voldoende wordt verlicht zonder dat andere weggebruikers worden verblind.

De stand van de koplampen kan met de schakelaar met vier standen worden aangepast aan de belading van het voertuig. Deze verschillende ladingconfiguraties staan daar tegenover aangeven.

Uitsluitend voertuigen met voorstoelenStand "1" en "2" dienen uitsluitend te worden gebruikt wanneer dat noodzakelijk is en dit dient te geschieden in overeenstemming met de distributie en het gewicht van de lading die wordt meegevoerd.

H3669

Plaats Ladingconditie0 Uitsluitend bestuurder, of

bestuurder en passagier voorin de auto (geen bagage).

1 Alle zitplaatsen bezet (lege laadruimte)

2 Alle stoelen bezet en in de laadruimte is lading aanwezig tot de maximum toegestane achterasdruk.

3 Uitsluitend bestuurder met volle laadruimte tot maximum toegestane achterasdruk is bereikt.

53

Page 32: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Lampen & richtingaanwijzers

MISTLAMPEN*

Mistachterlichten Schakelaar indrukken om de mistlampen aan te zetten en nogmaals indrukken om de

mistlampen weer uit te zetten (het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat branden zolang de mistlampen aan staan). De mistachterlichten kunnen UITSLUITEND worden gebruikt als de koplampen zijn aan gezet en het contact in stand 'II' is gedraaid. Als de koplampen worden afgezet of als het contact in stand "0" wordt gedraaid zullen automatisch ook de mistachterlichten uit worden gezet (de mistlampen zullen pas weer gaan branden als die met de daarvoor bestemde schakelaar aan worden gezet).

Vergeet NOOIT om zodra het zicht voldoende verbetert, de mistlampen weer uit te zetten; bij helder weer is het zeer goed mogelijk dat andere weggebruikers door de mistlichten worden verblind!

GEVARENKNIPPERLICHTEN

Aanzetten door de knop in te drukken; alle richtingaanwijzers (inclusief de richtingaanwijzers van

de aanhanger) zullen tegelijkertijd gaan knipperen. UITSLUITEND gebruiken in noodgevallen teneinde andere weggebruikers te waarschuwen als uw stilstaande voertuig een obstakel vormt, of zich in een gevaarlijke situatie bevindt. Nooit vergeten om de gevarenknipperlichten weer af te zetten voordat u wegrijdt.

H3692 H3693

54

Page 33: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Wissers en sproeiers

Wissers en sproeiersIN GEBRUIKDe wissers en sproeiers kunnen uitsluitend worden gebruikt als de contactschakelaar in stand 'I' of 'II' is gedraaid.

N.B.: Als de wisserbladen aan de ruit blijven kleven zal de thermische uitschakeling tijdelijk gaan werken zodat ook de wissermotor tijdelijk niet kan functioneren. In dat geval, de wissers afzetten, losmaken van de ruit of het obstakel verwijderen en weer aan zetten.

RUITENWISSERS

IntervalTrek de staafschakelaar omlaag.

Wissen op normale snelheidDruk de staafschakelaar omhoog tot de eerste stand.

Snel wissenDruk de staafschakelaar omhoog tot de tweede stand.Enkelslag

Druk de staafschakelaar tegen de veerdruk omhoog. Onmiddellijk loslaten.

N.B.: Als de staafschakelaar in de hoogste stand wordt vastgehouden, zullen de wissers langzaam blijven werken tot de staafschakelaar weer wordt losgelaten.

BELANGRIJKE INFORMATIE• De wissers NOOIT gebruiken als de

voorruit droog is.

• Bij zeer lage of hoge temperaturen is het essentieel dat wordt gecontroleerd of de bladen niet op de ruit zijn vastgevroren of daar op andere manier tegenaan kleven.

• In de winter sneeuw of ijs verwijderen rond de wisserarmen en bladen, inclusief het door de wissers bestreken gedeelte van de voorruit plus de inlaten van de kachel.

H3627

H3626

55

Page 34: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Wissers en sproeiers

RUITENSPROEIER

Aanzetten door de knop in te drukken. De voorruitwissers en sproeiers zullen blijven werken zolang de hefboom ingedrukt wordt gehouden. Nadat de hefboom is losgelaten zullen de wissers nog 4 seconden lang blijven werken.

ACHTERRUIT - WISSER EN SPROEIER*

Achterruitwisser Aanzetten door de knop in te drukken: de wisser blijft continu werken tot de schakelaar weer

wordt ingedrukt.

Achterruit - sproeier De schakelaar ingedrukt houden zolang u wilt dat de sproeiers blijven werken. Zodra de

schakelaar wordt losgelaten, worden de sproeiers uit gezet.

H3628

H3672

56

Page 35: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Claxon

ClaxonCLAXON

U kunt de claxon bedienen door het uiteinde van de staafschakelaar in te drukken.

H3631

57

Page 36: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Handbediende ramen

Handbediende ramenVOOR- EN ACHTERRAMENHet raam openen of sluiten door de handgreep op de deurbekleding rond te draaien.

ACHTERSTE SCHUIFRAMEN*

Openen door de lipjes van de vergrendeling naar elkaar toe te drukken. Schuif het raam vervolgens in de gewenste stand en laat de lipjes los. Controleer of de vergrendeling goed in één van de openingen valt waardoor het raam wordt geborgd.

H3609

58

Page 37: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Elektrische ramen

Elektrische ramenELEKTRISCHE RAMEN*

De ramen bedienenDe elektrische ramen kunnen worden bediend nadat eerst het contactslot in stand 'II' is gedraaid, door de schakelaars op de middenconsole - als volgt - in te drukken:

Houd de onderkant van de schakelaar INGEDRUKT om het raam te openen. Houd de bovenkant van de schakelaar ingedrukt om het raam te sluiten. Het raam zal tot stilstand komen zodra de schakelaar wordt losgelaten.

WAARSCHUWINGAls een elektrisch bediend raam per ongeluk op de vingers, de handen of andere kwetsbare lichaamsdelen wordt gesloten kan ernstig letsel worden veroorzaakt. Altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen:

Zorg er ALTIJD voor dat tijdens het openen of sluiten van de ramen kinderen uit de buurt worden gehouden.

Zorg ervoor dat alle volwassen passagiers bekend zijn met de schakelaars en de potentiële gevaren van elektrische ramen.

Passagiers NOOIT toelaten om lichaamsdelen uit een open raam te steken als met het voertuig wordt gereden - verwonding zou dan op kunnen treden door rondvliegende voorwerpen, boomtakken of andere obstakels.

H3671

59

Page 38: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Zonnedak

ZonnedakZONNEDAK*

Het zonnedak kan in verschillende standen worden geopend. Ook kan dit desgewenst geheel worden verwijderd.• OPENEN van het dak: Draai het wieltje

linksom tot de juiste opening is verkregen.

• SLUITEN van het dak: Draai het wieltje linksom tot weerstand wordt ondervonden.

WAARSCHUWINGControleer ALTIJD of de werking van het zonnedak gedurende het openen of sluiten, door obstakels niet wordt verhinderd.

Passagiers NOOIT toelaten om lichaamsdelen uit het zonnedak te steken terwijl met het voertuig wordt gereden - verwonding zou dan op kunnen treden door rondvliegende voorwerpen, boomtakken of andere obstakels.

Het zonnedak ALTIJD sluiten als het voertuig onbewaakt is.

Verwijderen van het zonnedak

Zet het zonnedak geheel open en druk de vergrendeling naar achteren (zie pijl in illustratie) zodat het handwielmechanisme kan worden losgekoppeld.

Het zonnedak kan worden verwijderd door dit naar voren te kantelen en tegelijkertijd naar achteren te tillen. Hierdoor worden de twee nokjes losgemaakt.

WAARSCHUWINGHet zonnedak mag NOOIT los in het voertuig worden meegevoerd.

Het zonnedak mag NOOIT worden verwijderd als het voertuig nog in beweging is.

Het zonnedak plaatsen door de procedure voor het verwijderen uit te voeren in omgekeerde volgorde.

OP

EN

OP

EN

H3613

H3612

H3600

60

Page 39: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Kachel en ventilatie

Kachel en ventilatieVENTILATIE

Het ventilatiesysteem levert frisse of verwarmde lucht naar het interieur van het voertuig.

N.B.: De inlaatgrilles voor de buitenlucht moeten altijd vrij worden gehouden van verstoppingen zoals bladeren, sneeuw of ijs.

De temperatuur van de lucht die de voorruit en de roosters in de voetenruimte bereikt, wordt bepaald door de kachel. Via de frisseluchtroosters in het bovenste gedeelte van het dashboard, wordt uitsluitend frisse lucht toegevoerd. De positie van de roosters staat aangegeven in de bovenstaande illustratie.

Informatie over de werking en bediening van de kachel en het ventilatiesysteem verschijnt op de volgende pagina's.

Frisseluchtroosters

De roosters in het onderste gedeelte van het dashboard worden geopend door één of beide knoppen naar buiten te trekken en de hefboompjes omlaag te duwen. De roosters worden gesloten door de knoppen uit te trekken en de hefboompjes omhoog te duwen.

Via deze roosters wordt uitsluitend onverwarmde frisse lucht toegevoerd.

12

6

39

10

70

0

90

50

30

1100

20

80100

60

40

120

180

160

140

km/h

mphmphLAND -

- ROVER

H3759

H3719

61

Page 40: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Kachel en ventilatie

KACHEL - BEDIENINGSORGANEN

N.B.: De bedieningsknoppen en airco-roosters in voertuigen met airconditioning worden verderop beschreven (zie ‘AIRCONDITIONING; BEDIENINGSORGANEN*’, Blz. 64 ).

1. TemperatuurregelingBeweeg de hefboom omlaag (in de richting van de RODE pijl). De luchttemperatuur zal toenemen. De temperatuur van de lucht wordt verlaagd door de hefboom omhoog te duwen (in de richting van de BLAUWE pijl).

2. Luchtdistributie; regeling• Hefboom geheel omhoog - uitsluitend

voorruitroosters.

• Hefboom in middenstand - voetenruimte- en voorruitroosters.

• Hefboom geheel omlaag - voetenruimteroosters (tevens wordt een kleine hoeveelheid lucht naar de voorruit geleid).

3. Ventilator - regeling• Hefboom geheel omhoog - lucht kan het

voertuig niet binnenstromen via de roosters voor de voorruit en de roosters in de voetenruimten.

• Als de hefboom omlaag wordt bewogen - geleidelijk zal meer lucht het voertuig binnenstromen. Dit is uitsluitend afhankelijk van het stuwende effect van het voertuig in voorwaartse richting.

• Hefboom geheel omlaag - schept de mogelijkheid om de ventilator op hoog of laag toerental te laten werken.

H3680

2 3

1

62

Page 41: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Kachel en ventilatie

GEBRUIKEN VAN DE KACHELDe onderstaande voorbeelden van de fundamentele instellingen van de bedieningsorganen van de kachel zijn uitsluitend bedoeld als richtlijn; vanzelfsprekend is het mogelijk om met de knoppen voor de luchtdistributie, de temperatuur en de ventilator, het comfort in het interieur geheel aan te passen aan uw vereisten.

Vergeet nooit dat de kachel pas op volle kracht kan werken nadat de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.

Maximale verwarming

• Temperatuurregeling - geheel omlaag.

• Luchtdistributie-regeling - middenstand.

• Ventilator - regeling - geheel omlaag.• Frisseluchtroosters - geheel gesloten.

Ontwasemen en ontdooien

• Temperatuurregeling - geheel omlaag.

• Luchtdistributie-regeling - geheel omhoog.

• Ventilator - regeling - geheel omlaag.• Frisseluchtroosters - geheel geopend voor

ontwasemen van ramen (geheel gesloten voor ontdooien).

• Ontwaseming kan worden verbeterd door een raam te openen.

Maximum ventilatie

• Temperatuurregeling - geheel omhoog.

• Luchtdistributie-regeling - geheel omlaag.• Ventilator - regeling - geheel omlaag.

• Frisseluchtroosters - geheel geopend.

H3681

H3682

H3683

63

Page 42: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Airconditioning

AirconditioningAIRCONDITIONING; BEDIENINGSORGANEN*

1. Ventilator - hoofdknop (aan/uit)Rechtsom naar de eerste stand draaien om de airconditioning aan te zetten. Verder doordraaien (stand 'II' en 'III') om de hoeveelheid door de airconditioning verwerkte lucht uit de vier roosters in het onderste gedeelte van het dashboard te verhogen.

N.B.: De airconditioning kan uitsluitend worden gebruikt als de motor loopt.

2. TemperatuurregelingRechtsom draaien (stand 'I' tot 'III') om geleidelijk koele lucht te verkrijgen.

Airconditioning - roosters

De vier roosters van de airconditioning in het onderste gedeelte van het dashboard kunnen worden aangepast aan uw specifieke vereisten. Met de afstelling in het midden van ieder rooster kunnen de hoeveelheid en ook de richting van de lucht worden aangepast. Lucht uit de individuele roosters kan worden afgezet door de afstelling geheel naar links te schuiven.

Algemene opmerkingen over de werking• Teneinde de optimale werking van het

systeem te garanderen, dient u ervoor te zorgen dat alle aircoroosters.

• Bij een zeer hoge vochtigheidsgraad is het mogelijk dat de voorruit iets beslaat als de airconditioning aan wordt gezet. Dit is normaal en dit wordt waargenomen bij de meeste airconditioningsystemen voor automobielen. Dit is geen storing en de condensatie zal nadat de airconditioning een paar seconden heeft gewerkt, verdwijnen.

• Als gedurende het starten van de motor de temperatuur in het voertuig hoger is dan de buitentemperatuur zal het enige tijd duren tot de airconditioning maximaal effectief functioneert. Om het voertuig te ventileren door de ramen te openen en de bedieningsknoppen op "maximum koeling" te zetten. Nadat het voertuig is geventileerd, de ramen sluiten en de bedieningsknoppen voor de ventilator aanpassen aan het comfort dat door u als plezierig wordt ervaren.

H3685

1 2

H3756

64

Page 43: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Airconditioning

• Door de airconditioning wordt de motor

zwaarder belast waardoor, onvermijdelijk, het brandstofverbruik toeneemt.

• Een airconditioning moet altijd (zelfs in de winter) een korte tijd worden gebruikt teneinde het systeem in piekconditie te houden.

• Overtollig water dat het resultaat is van het ontvochtingsproces verlaat het systeem via afvoerbuizen onder het voertuig. Dit kan tot gevolg hebben dat als het voertuig stilstaat, op de weg onder het voertuig een klein plasje water wordt gevormd. Hierover moet u zich echter niet bezorgd te maken.

GEBRUIKEN VAN DE AIRCONDITIONINGDoor de airconditioning wordt het interieur van het voertuig extra gekoeld terwijl tevens het vochtgehalte wordt gereduceerd.

Het is belangrijk dat de ramen, het zonnedak* en frisseluchtroosters dicht zijn zolang de airco wordt gebruikt.

Airconditioning - instellingen

Als de airconditioning zal worden gebruikt, dient eerst te worden gecontroleerd of de frisseluchtroosters zijn gesloten. Ook moeten de bedieningsknoppen van de kachel op de aangegeven standen zijn gezet.

Ventilator - regeling - stand "0".

Temperatuurregeling - geheel omhoog.

Distributieregeling - geheel omhoog.

Hieronder volgt een aantal voorbeelden van de instellingen van de airconditioning die u als richtlijn kunt gebruiken.

Normale koeling

Temperatuurregeling - instellen op stand 'I' of 'II'.

Ventilator - bediening - instellen op het gewenste toerental.

Maximum koeling

Temperatuurregeling - instellen op stand 'III'.

Ventilator - bediening - instellen op stand 'III'.H3686

H3689

H3691

65

Page 44: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Verwarmde voorruiten

Verwarmde voorruitenVERWARMDE VOORRUIT EN ACHTERRUIT*

Verwarmde voorruit* Bedienen door de schakelaar in te drukken (het waarschuwingslampje in de

schakelaar zal gaan branden); nogmaals indrukken en uit zetten (ook het waarschuwingslampje gaat uit). Na 8 minuten ononderbroken gebruik, zullen de verwarmingselementen automatisch worden afgezet. Vergeet niet dat de verwarmde voorruit uitsluitend kan worden gebruikt als de motor loopt.

Verwarmde achterruit (HRW)* Aanzetten door de knop in te drukken; nogmaals indrukken om het systeem af te zetten. Zolang de

verwarmingselementen werken brandt het waarschuwingslampje in de schakelaar. Het waarschuwingslampje gaat uit als de achterruitverwarming wordt afgezet.

WAARSCHUWINGEtiketten of stickers mogen NOOIT op de verwarmingselementen worden geplakt. De binnenkant van de ruit mag ook NOOIT worden gereinigd met een schraper of schurende materialen.

H3742

66

Page 45: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Uitrusting in interieur van auto

Uitrusting in interieur van autoBINNENVERLICHTING

Schakelaarstanden:• "UIT" -Verlichting permanent uit.• "AAN" -De verlichting blijft branden.

Met de schakelaar in de middenstand gaat de binnenverlichting automatisch branden als een deur wordt geopend of het alarmsysteem uit wordt geschakeld. De verlichting blijft 15 seconden nadat de deuren zijn gesloten, branden of tot de contactschakelaar aan wordt gezet.

N.B.: Als één of meerdere deuren vervolgens weer wordt/worden geopend en gesloten voordat het contact weer aan wordt gezet zal ook de vertragingsperiode van 15 seconden weer aanvangen.

Op Stationwagon modellen gaan de binnenlampen ook branden als de 5e deur wordt geopend en gesloten.

De binnenverlichting zal na het rijden geleidelijk uit gaan. Zodra het voertuig op slot wordt gedaan of wanneer de laatste deur wordt gesloten, gaat de binnenverlichting geheel uit.

N.B.: Als de verlichting op "automatisch" is gezet (met de schakelaar in de middenstand), zal na een "time-out" van circa 8 minuten als een deur open wordt gelaten, de verlichting uit gaan teneinde te voorkomen dat de accu wordt ontladen.

KLOK

De klok gelijkzetten door met een balpen of soortgelijk puntig instrument de klok terug of vooruit te zetten. Druk hiervoor de links of rechts geplaatste knopjes aan de onderkant van de sierrand rond de klok, in.

N.B.: Als de accu is losgemaakt, moet de klok altijd gelijk worden gezet.

H2592

OFF

ON

12

9

6

3

H3625

67

Page 46: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Uitrusting in interieur van auto

SIGARETTENAANSTEKER*Als het contact aan staat kan de sigarettenaansteker worden gebruikt door die in te drukken. Het element wordt dan verhit. Wanneer het element de juiste temperatuur heeft bereikt zal de sigarettenaansteker, gereed voor gebruik, gedeeltelijk naar buiten springen.• De sigarettenaansteker mag UITSLUITEND

bij de knop worden vastgepakt.

• Sluit NOOIT accessoires aan op de sigarettenaansteker tenzij die zijn goedgekeurd door Land Rover.

ASBAK

WAARSCHUWINGPapier of ander brandbaar materiaal mag NOOIT in de asbak worden geplaatst.

De asbak openen door het dekseltje op te tillen. Verwijderen door de buitenkant van de asbak voorzichtig uit het dashboardpaneel te verwijderen.

H3668

68

Page 47: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Uitrusting in interieur van auto

OPBERGKASTJE*

Het opbergkastje openen door de vergrendeling op het deksel omhoog te bewegen.

Vóór de onderkant van het opbergkastje zijn 2 bekerhouders geplaatst.

WAARSCHUWING• Gedurende het rijden mag de bestuurder

geen dranken nuttigen. Ook mag de bekerhouder niet door de bestuurder worden gebruikt.

• Een intrekbare bekerhouder moet, als die niet wordt gebruikt, altijd zijn gesloten.

• Plaats UITSLUITEND voor het doel geschikte bekers in de bekerhouder, daar het anders mogelijk is dat dergelijke artikelen in de passagiersruimte worden rondgeslingerd, waardoor inzittenden bij een ongeluk of noodmanoeuvre kunnen worden verwond.

• Als het voertuig in beweging is, mogen nooit bekers zonder deksel in de bekerhouders worden geplaatst; door gemorste warme dranken kan letsel worden veroorzaakt. Door gemorste dranken kunnen de bekleding, vloerbedekking en componenten van elektrische systemen worden beschadigd.

• Gebruik uitsluitend zachte bekers of containers. Gebruik NOOIT bekers die zijn vervaardigd uit glas, porselein of hard plastic. Hierdoor kunnen inzittenden gedurende een ongeval of noodmanoeuvre worden verwond. Ongeopende, verzegelde containers (bijv. blikjes) zijn hard en ook hierdoor kan letsel worden veroorzaakt.

AUTO-TELEFOONSVoor uw veiligheid

WAARSCHUWINGHet kan zeer gevaarlijk zijn om gedurende het rijden hand-apparatuur te gebruiken. Breng het voertuig altijd tot stilstand voordat u een gesprek voert. Zorg ervoor dat de telefoon gedurende het rijden, is afgezet.

H4299

69

Page 48: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Uitrusting in interieur van auto

INTERIEUR ACHTERUITKIJKSPIEGEL

De handbediende achteruitkijkspiegel kan worden gedimd zodat de bestuurder niet kan worden verblind door de koplampen van achteropkomend verkeer. Beweeg het hefboompje op de onderkant van de spiegel 's nachts naar voren zodat de spiegel wordt gedimd. Normaal zicht wordt weer hersteld door de hefboom weer terug te zetten.

WAARSCHUWINGOnder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het beeld in een "gedimde" niet-automatische spiegel de bestuurder enigszins in verwarring brengt over de exacte positie van achteropkomend verkeer. Vergeet niet om extra voorzichtig te rijden!

BAGAGE - BEVESTIGINGSPUNTEN

In de vloer van het achterste gedeelte van de bagageruimte zijn 6 bevestigingspunten aangebracht waarmee grote stukken bagage veilig kunnen worden vastgemaakt.

Bij uw Land Rover dealer/officieel geautoriseerde reparateur kunt u een bagagenet en een compleet systeem bestaande uit bevestigingsbanden voor de bagage als accessoire aanschaffen.

H3649

H4731

70

Page 49: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Uitrusting buiten op carrosserie

Uitrusting buiten op carrosserieOPSTAPPEN*

Achteropstap

Zijopstappen

De zij- en achteropstappen zijn voorzien van scharnieren zodat die - om te kunnen worden gebruikt - omlaag kunnen worden geklapt. Daarna kunnen ze weer weg worden geklapt.

H3653

H3660

71

Page 50: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Geluidsinstallatie in auto

Geluidsinstallatie in autoRADIO-ANTENNE

De telescopische antenne is in het voorspatbord geplaatst. Deze kan met de hand worden uitgetrokken of ingeduwd.

RADIO/CASSETTESPELERDe volledige instructies voor de bediening van de audio-installatie die behoort tot de standaard uitvoering van uw voertuig, staan in het boekje "Geluidsinstallatie in auto" dat deel uitmaakt van de literatuur die bij het voertuig behoort.

H3673

72

Page 51: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Rijden en werkingStarten en rijden

73

STUURSLOT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75CONTACTSCHAKELAAR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75STARTEN - Dieselmotoren. . . . . . . . . . . . . . . . . . 76RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77BRANDSTOFZUINIGHEID. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79HULPUITRUSTING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80EMISSIEREGELSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80

Katalytische omvormerKATALYTISCHE OMVORMER . . . . . . . . . . . . . . . 81

Vullen met brandstofVEILIGHEID OP HET VOORTERREIN . . . . . . . . . . 83BRANDSTOFVULHALS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83TYPE BRANDSTOF. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84VULLEN MET BRANDSTOF . . . . . . . . . . . . . . . . . 85LEGE BRANDSTOFTANK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85BRANDSTOFTOEVOERONDERBREKINGSSCHAKELAAR (modellen met Td5 motor) . . . . . . 86

Handgeschakelde versnellingsbakVERSNELLINGSHEFBOOM . . . . . . . . . . . . . . . . . 87

VerdeelbakVERDEELBAK. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88GEBRUIKEN VAN DE VERDEELBAK. . . . . . . . . . . 88HET SPERDIFFERENTIEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89

RemmenREMPEDAAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92HANDREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94ANTIBLOKKERENDE REMMEN . . . . . . . . . . . . . . 94

GripregelingELEKTRONISCHE GRIPREGELING. . . . . . . . . . . . 97

SlepenSLEPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98

Page 52: 4- LR Defender 03 Bedieningsorganen Instrumenten

Cab Pick-UpRESERVEWIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101ACHTERKLEP - WERKING . . . . . . . . . . . . . . . . 101DE KAP PLAATSEN EN VERWIJDEREN . . . . . . 102Plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102Verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105REINIGEN VAN DE KAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105LAADRUIMTE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105ACHTERRAAM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105VOORSPATBORD - GERIBDE STAALPLAAT . . . 105VOORRUIT - BESCHERMRAIL . . . . . . . . . . . . . 105ZIJSTANGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105

Lading vervoerenBAGAGERUIMTE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106IMPERIALEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106

HulpuitrustingLIEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107KRACHTAFNEMERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108HANDGAS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109

74