3.22 Bouwliften voor goederenvervoer - abomafoon.nl 3.22.pdf · NEN-EN 12158-1 1 1.1 Algemeen...

11
Blad 1 van 11 Abomafoon 3.22 3.22 Bouwliften voor goederenvervoer Voor het verticale transport van bouwmaterialen wordt veelal gebruik gemaakt van bouwliften. Bij deze liften wordt de wagen van het platform langs een mast geleid en wordt het platform betreden voor laden en lossen. Ze hebben één of meer stopplaatsen voor laden en lossen. Pannenliften blijven in deze Abomafoon buiten beschouwing. De meest voorkomende ongevallen zijn het vallen van hoogte, het bekneld raken met ledematen en het getroffen worden door vallende voorwerpen. Meestal worden deze ongevallen veroorzaakt door een onjuiste opstelling, slecht onderhoud of onjuist gebruik van de bouwlift. Normen en regels Onderzoek beproeving en technisch dossier - In 2000 is de geharmoniseerde norm NEN-EN 12158-1 verschenen. Bouwliften die overeenkomstig deze norm zijn gefabriceerd voldoen daarmee aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van het Warenwetbesluit machines. Van andere sinds 1995 gefabriceerde bouwliften dient de fabrikant in het bijbehorende Technisch Dossier aan te geven op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan genoemde essentiële eisen. Beide categorieën zijn voorzien van een CE-markering en een EG- verklaring van overeenstemming. De voor 1995 gefabriceerde bouwliften dienen te voldoen aan de Nederlandse norm NEN 1080 en het Arbobesluit. - Een bouwlift dient minstens eenmaal per jaar door een deskundige te worden onderzocht en beproefd op werking en staat van onderhoud (zie matrix in bijlage). - Voor elke bouwlift moet een dossier worden bijgehouden met daarin: · de conformiteitsverklaring; · het jaarlijks ingevulde beproevingsformulier voor bouwliften; · de (afleid)certificaten; · de tekening van de samenstelling; · schema´s met een verklaring van de gebruikte symbolen; · een duidelijke instructie in het Nederlands die alle gegevens bevat voor opbouw, veilig gebruik en goed onderhoud; · instructies voor het vervangen van de staalkabel; · alle van belang zijnde wijzigingen van de bouwlift; · vervanging van staalkabels en andere belangrijke onderdelen. Opstelling, gebruik, opbouw en onderhoud In deze Abomafoon staan de belangrijkste aspecten van opstelling, gebruik en onderhoud. Bovendien geeft de matrix (in de bijlage) per risico aan: - de voorschriften van respectievelijk NEN 1080, Machinerichtlijn 2006/42/EG , NEN-EN 12158-1, en - de noodzakelijke aanvullende voorzieningen om aan het Arbo- besluit te voldoen. Opstelling - Een bouwlift moet zijn opgesteld op een vlakke en draagkrachtige ondergrond met de stempels geheel uitgeschoven. De opbouwinstructie verschaft informatie over de benodigde draagkracht. Als vuistregel voor de afmetingen van het onderstoppingsmateriaal geldt voor de mast 400 x 400 mm en voor de stempels 300 x 300 mm. - Een bouwlift moet aan vaste punten, van bijvoorbeeld het bouwwerk, worden verankerd (informatie hierover moet duidelijk op de lift zijn aangegeven). Het verankeren aan een tijdelijke voorziening, zoals steigerwerk, is niet toegestaan; tenzij een berekening aantoont dat dit kan en de fabrikant van de lift hierin toestemt (schriftelijk). De steiger mag wel gebruikt worden als knikverkorter, mits deze daarop is ontworpen (getekend en berekend). - Plaats de lift op minimaal 5 m van toegangen tot de bouw.

Transcript of 3.22 Bouwliften voor goederenvervoer - abomafoon.nl 3.22.pdf · NEN-EN 12158-1 1 1.1 Algemeen...

Blad 1 van 11 Abomafoon 3.22

3.22 Bouwliften voor goederenvervoer Voor het verticale transport van bouwmaterialen wordt veelal gebruik gemaakt van bouwliften. Bij deze liften wordt de wagen van het platform langs een mast geleid en wordt het platform betreden voor laden en lossen. Ze hebben één of meer stopplaatsen voor laden en lossen. Pannenliften blijven in deze Abomafoon buiten beschouwing. De meest voorkomende ongevallen zijn het vallen van hoogte, het bekneld raken met ledematen en het getroffen worden door vallende voorwerpen. Meestal worden deze ongevallen veroorzaakt door een onjuiste opstelling, slecht onderhoud of onjuist gebruik van de bouwlift.

Normen en regels Onderzoek beproeving en technisch dossier - In 2000 is de geharmoniseerde norm NEN-EN 12158-1 verschenen. Bouwliften die overeenkomstig

deze norm zijn gefabriceerd voldoen daarmee aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van het Warenwetbesluit machines. Van andere sinds 1995 gefabriceerde bouwliften dient de fabrikant in het bijbehorende Technisch Dossier aan te geven op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan genoemde essentiële eisen. Beide categorieën zijn voorzien van een CE-markering en een EG-verklaring van overeenstemming. De voor 1995 gefabriceerde bouwliften dienen te voldoen aan de Nederlandse norm NEN 1080 en het Arbobesluit.

- Een bouwlift dient minstens eenmaal per jaar door een deskundige te worden onderzocht en beproefd op werking en staat van onderhoud (zie matrix in bijlage).

- Voor elke bouwlift moet een dossier worden bijgehouden met daarin: · de conformiteitsverklaring; · het jaarlijks ingevulde beproevingsformulier voor bouwliften; · de (afleid)certificaten; · de tekening van de samenstelling; · schema´s met een verklaring van de gebruikte symbolen; · een duidelijke instructie in het Nederlands die alle gegevens

bevat voor opbouw, veilig gebruik en goed onderhoud; · instructies voor het vervangen van de staalkabel; · alle van belang zijnde wijzigingen van de bouwlift; · vervanging van staalkabels en andere belangrijke onderdelen.

Opstelling, gebruik, opbouw en onderhoud In deze Abomafoon staan de belangrijkste aspecten van opstelling, gebruik en onderhoud. Bovendien geeft de matrix (in de bijlage) per risico aan: - de voorschriften van respectievelijk NEN 1080, Machinerichtlijn

2006/42/EG , NEN-EN 12158-1, en - de noodzakelijke aanvullende voorzieningen om aan het Arbo-

besluit te voldoen. Opstelling - Een bouwlift moet zijn opgesteld op een vlakke en draagkrachtige ondergrond met de stempels geheel

uitgeschoven. De opbouwinstructie verschaft informatie over de benodigde draagkracht. Als vuistregel voor de afmetingen van het onderstoppingsmateriaal geldt voor de mast 400 x 400 mm en voor de stempels 300 x 300 mm.

- Een bouwlift moet aan vaste punten, van bijvoorbeeld het bouwwerk, worden verankerd (informatie hierover moet duidelijk op de lift zijn aangegeven). Het verankeren aan een tijdelijke voorziening, zoals steigerwerk, is niet toegestaan; tenzij een berekening aantoont dat dit kan en de fabrikant van de lift hierin toestemt (schriftelijk). De steiger mag wel gebruikt worden als knikverkorter, mits deze daarop is ontworpen (getekend en berekend).

- Plaats de lift op minimaal 5 m van toegangen tot de bouw.

Blad 2 van 11 Abomafoon 3.22

Gebruik en uitvoering - Bouwliften mogen niet worden bediend vanaf het platform en dat moet dan ook niet mogelijk zijn. - Er mogen zowel beneden als bij de laad- en losplaatsen bedieningsknoppen zitten. - Indien er beneden met een losse bediening wordt gewerkt, moet deze bij voorkeur zijn aangebracht op

minstens 5 m vanaf de baan van het platform aan een vast punt. - Bij een hefhoogte van minder dan 21 m mag zowel vasthoudbesturing als overneembesturing worden

toegepast. Verdiepingsafslagen worden niet verlangd, wél uiteraard etagehekken. - Bij bouwliften met een hefhoogte van meer dan 21 m moet:

· overneembesturing zijn aangebracht, en · afslagen aanwezig zijn die het platform op de gewenste stopplaats automatisch tot stilstand brengen.

- Een besturing die het platform op elke verdieping laat stoppen wordt als overneembesturing be-schouwd.

- Het verdient aanbeveling om reeds vanaf een hefhoogte van 12 m overneembesturing toe te passen (in plaats van op 21 m). Dit in verband met het noodzakelijke goede zicht op de stopplaatsen.

- Voor grote hefhoogten worden tandheugelliften aanbevolen. Ze kennen niet zoals kabelliften, de veereffecten van de staalkabel en er kan evenmin een kabel slap raken of breken. Bovendien zijn de veiligheidscontacten bij tandheugelliften minder storingsgevoelig, want de bron voor elektra gaat mee met het platform.

- De mast van een bouwlift moet zo zijn uitgevoerd dat de wagen voorbij de hoogste stopplaats kan doorlopen. Na de bovenste stopplaats moet een onafhankelijke eindschakelaar en nood-eindschakelaar de opwaartse beweging van het platform af-stoppen. Deze mag niet als verdiepingsafslag worden gebruikt.

- Het platform van een bouwlift moet aan alle zijden voorzien zijn van hekwerken of leuningen.

- Om het valgevaar op de stopplaatsen tegen te gaan zijn maat-regelen nodig. De enkele sluitboom is achterhaald en voldoet niet aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG. De stopplaatsen voert men uit met etagehekken van volledige hoogte of etagehekken met een bovenleuning op 1,10 m, een knieregel en een voet-stootlijst van 0,15 m. Zie bijlage ‘Opstelling en uitrusting voor een veilig gebruik (zowel voor tandheugel- als draadliften)’. Om te voldoen aan de aangepaste Machinerichtlijn (2006/42/EG, invoering op 29 december 2009) mogen alleen nog maar etage-hekken worden toegepast, die voorzien zijn van een interlock, zodat het etagehek alleen te openen is indien de lift voor dit etagehek staat. Dus machines met op de typeplaat ≥ 2010 dienen uitgerust te zijn met etagehekken voorzien van interlocks.

- De elektrische installatie moet zijn beveiligd tegen het omkeren van de fasen. - De maximale toelaatbare belasting van het platform moet duidelijk zijn aangegeven. - De lift mag uitsluitend worden bediend door geïnstrueerde personen van minstens 18 jaar oud (zie

tabel 1). Tabel 1 Aan werknemers te stellen eisen bij bouwliften

Werkzaamheden Eisen aan werknemer

- Laden en lossen van platform - Doeltreffend geïnstrueerd en minstens 18 jaar - Bedienen op stopplaatsen - Idem - Bedienen op het basisstation in geval van een

liftbasisafscherming van minstens 2 m hoogte - Idem

- Bedienen op het basisstation in geval van een lage liftbasisafscherming

- Als boven; bovendien door werkgever of leidinggevende aangewezen

- Opstellen, onderhouden en demonteren - Speciaal hiervoor opgeleide en bevoegde werknemers die specifieke, door werkgever toegewezen, taken uitvoeren

Blad 3 van 11 Abomafoon 3.22

- De lift mag niet worden gebruikt voor personenvervoer (het bijbehorende tekstbord dient op de achter-wand te zijn geplaatst) of als klimgelegenheid.

- De bouwlift mag niet onbeheerd worden achtergelaten, tenzij het platform in de laagste stand staat en de hoofdschakelaar is uitgeschakeld. De hoofdschakelaar of kast moet dan door middel van een deugdelijk slot zijn vergrendeld.

- Alle liften met een betreedbaar platform dienen voorzien te zijn van een vanginrichting. Voor staalkabelliften geldt nog het volgende: - Platforms zijn voorzien van een vang die in werking komt bij kabelbreuk of slap worden van de kabel. - Wanneer de slappe kabelbeveiliging is aangesproken dienen na herstel de mast en de staalkabel te

worden gecontroleerd op beschadigingen. - De hijskabel moet op deugdelijke wijze aan het platform zijn bevestigd (U-boutklemmen zijn niet

toegestaan) en er moeten nog minstens twee windingen op de trommel zitten als het platform helemaal beneden is.

- De elektrische installatie dient bij het slap worden of breken van de staalkabel(s) automatisch te worden uitgeschakeld.

Opbouw en onderhoud De bouwlift dient uitsluitend door deskundige personen te worden opgebouwd, onderhouden en gerepa-reerd (zie tabel 1). Deze werkzaamheden mogen alleen bij stilstand van de bouwlift worden uitgevoerd. - Laat de bouwlift na opstelling, wijzigingen en reparaties keuren. - Vervolgens bij voorkeur iedere twee maanden controleren aan de hand van een controlelijst (zie

bijlagen van deze Abomafoon). Dit dient te gebeuren door degene die voor de lift verantwoordelijk is of door iemand die daartoe door de verantwoordelijke is aangewezen.

- Personen die bij het opbouwen en/of afbreken van de bouwlift betrokken zijn, mogen zich slechts met het platform verplaatsen indien: · de bediening vanaf het platform zelf geschiedt door middel van vasthoudknoppen. De overige

bedieningsmogelijkheden moeten dan buiten werking zijn gesteld en op het platform dient een nood-stopschakelaar aanwezig te zijn. Vast op het platform aangebrachte drukknoppen mogen tijdens normaal gebruik niet bediend kunnen worden (slechts toegankelijk met behulp van gereedschap);

· zij tegen vallen zijn beschermd door een harnasgordel met veiligheidslijn; · maatregelen zijn getroffen om de hijskabel correct op de hijstrommel en schijven te houden en te

brengen.

Verwijzing - Arbobesluit art. 3.2, 3.3, 3.16, 3.17, 7.2 t/m 7.4. - Machinerichtlijn (2006/42/EG). - NEN-EN 12158-1:2000. Bouwliften voor goederenvervoer - Liften met betreedbaar platform. - NEN-EN 12158-1+A1:2010, Bouwliften voor goederenvervoer - Liften met betreedbaar platform ≥ 2010. - NEN 1080 Bouwliften voor goederenvervoer (voor bouwliften vóór 1995). - NEN-EN 294 Veiligheid van machines - Veiligheidsafstanden ter voorkoming van het bereiken van

gevaarlijke zones met de bovenste ledematen. - ‘Opstelling en uitrusting bouwliften voor een veilig gebruik’ (matrix in overleg met KOMAT). Datum: Oktober 2016 Wijzigingen ten opzichte van vorige uitgave - Tekst geactualiseerd (diverse wijzigingen, onder andere verouderde term ‘sluitbomen’ gewijzigd in

‘etagehekken’ en machines ≥ 2010 dienen uitgerust te zijn met etagehekken voorzien van interlocks).

Uitgave: Aboma bv

Maxwellstraat 49 a Postbus 141 6710 BC Ede tel. 0318 69 19 20 www.aboma.nl

Heeft u naar aanleiding van deze informatie vragen, opmerkingen of verbetersuggesties, geef het aan ons door via

[email protected]

Wij helpen u graag!

Blad 4 van 11 Abomafoon 3.22

Bijlage Bouwliften voor goederenvervoer Opstelling en uitrusting voor een veilig gebruik (zowel voor tandheugel- als draadliften)

Nr. Risico’s Wet- en regelgeving

A Arbobesluit (wet voor gebruiker)

B Bouwjaar lift < 1995 NEN 1080*

C Bouwjaar lift ≥ 1995 Machinerichtlijn (wet voor fabrikant)

D Bouwjaar lift > oktober 2000 NEN-EN 12158-1

1 1.1

Algemeen Ontstaan van technische gebreken door montage, demontage, uitzonderlijke gebeurtenissen; invloeden die leiden tot verslechtering

A1.1

Een bouwlift wordt vermoed te voldoen als hij is voorzien van een CE-markering

B1.1

CE-markering niet van toepassing

C1.1

-V- Controle op aanwe-zigheid CE-markering, vergezeld van een EG-verklaring van overeenstemming

D1.1

-V- Controle op aanwezigheid CE-markering, vergezeld van een EG-verklaring van overeenstemming

1.2 A1.2

Opstellingskeuring na elke montage op een nieuwe werkplek

B1.2

-V- Aanbeveling: Keuring door een werknemer met specifieke deskundigheid en ervaring

C1.2

-X- Aanbeveling: Keuring door een werknemer met specifieke des-kundigheid en ervaring

D1.2

-V- Opstellen en demon-teren mag alleen door deskundige. Aanbeveling: Keuring door een werknemer met specifieke deskundigheid en ervaring

1.3 A1.3

Keuring na uitzon-derlijke gebeurte-nissen (bijv. na verandering lift, ongeval, natuur-verschijnsel of langdurig buiten gebruik) of moge-lijke verslechtering

B1.3

-V- Bij voorkeur 1 x per 2 maanden keuring uitvoeren

C1.3

-X- Aanbeveling: Bij voorkeur 1 x per 2 maanden keuring uitvoeren

D1.3

-X- Aanbeveling: Bij voorkeur 1 x per 2 maanden keuring uitvoeren

1.4 A1.4

Keuring door een deskundige

B1.4

-V- Minstens 1 x per jaar keuring uitvoeren door een deskundige

C1.4

-X- Aanbeveling: Minstens 1 x per jaar keuring uitvoeren door een deskundige

D1.4

-O- Frequentie van on-derzoek en beproe-ving volgens eisen fabrikant. Aanbeveling: Minstens 1 x per jaar keuring uitvoeren door een deskundige

1.5 A1.5

Uitgevoerde keuringen bijhouden in een onderhoudsboek (liftboek)

B1.5

-V- Aanbeveling: Keuringsrapport desgevraagd op de werkplek kunnen tonen (Inspectie SZW)

C1.5

-V- Aanbeveling: Keuringsrapport desgevraagd op de werkplek kunnen tonen (Inspectie SZW)

D1.5

-V- Aanbeveling: Keuringsrapport desgevraagd op de werkplek kunnen tonen (Inspectie SZW)

Blad 5 van 11 Abomafoon 3.22

Nr. Risico’s Wet- en regelgeving

A Arbobesluit (wet voor gebruiker)

B Bouwjaar lift < 1995 NEN 1080*

C Bouwjaar lift ≥ 1995 Machinerichtlijn (wet voor fabrikant)

D Bouwjaar lift > oktober 2000 NEN-EN 12158-1

2 2.1

Knelgevaar Op grond-niveau in aanraking komen met het bewegende platform

A2.1

Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk. Getroffen worden door in beweging komende voorwerpen moet worden voorkomen

B2.1

-O- Lift zo plaatsen dat de ruimte onder het platform geen doorgang is. Aanbeveling: zone onder en naast platform afzetten, op minstens 0,50 m en niet meer dan 2,00 m afstand (zie op-merking op laatste blad)

C2.1

-O- Toegang tot werkplek zodanig uitgerust dat in aanraking komen met het platform niet moge-lijk is. Aanbeveling: zone onder en naast platform afzetten, op minstens 0,50 m en niet meer dan 2 m afstand (zie opmer-king op laatste blad)

D2.1

-V- Volledig afgesloten afscherming van 2 m hoog of een automatische stop op 2 m hoogte gecombineerd met een afgezette zone onder en naast het platform, op minstens 0,50 m en niet meer dan 2 m afstand

2.2 Bekneld raken van ledematen tussen het platform en de mast

A2.2

Bewegende delen die gevaar opleveren moeten zijn afgeschermd

B2.2

-V- Achterwand (aan mast-zijde) minstens 1,80 m hoog

C2.2

-O- Bekneld raken moet worden voorkomen. Aanbeveling: afscher-ming mastzijde minstens 1,80 m hoog

D2.2

-V- Afscherming mast-zijde 1,80 m hoog en ter breedte van de mast plus 0,20 m aan weerszijden

2.3 Op tussenliggende werkniveaus in aanraking komen met het passerende platform

A2.3

Hefwerktuigen zodanig opstellen dat werknemers niet geraakt kunnen worden door het platform of de last

B2.3

-O- Opstelling mag geen knelgevaar voor personen opleveren. Aanbeveling: Een afstand aanhouden van minstens 0,50 m tussen platform en vloer (die gepasseerd wordt en waar zich personen kunnen bevinden); of andere passende maatregelen

C2.3

-O- De last die een bepaal-de baan volgt moet zijn voorzien van een inrich-ting die gevaar voor-komt. Aanbeveling: Een afstand aanhouden van minstens 0,50 m tussen platform en vloer (die ge-passeerd wordt en waar zich personen kunnen bevinden); of andere passende maatregelen

D2.3

-V- De baan van een lift moet zijn afge-schermd. Een afstand aanhouden van minstens 0,50 m tussen platform en vloer (die gepasseerd wordt en waar zich personen kunnen bevinden); of andere passende maat-regelen

3 3.1

Getroffen worden door vallende voorwerpen

Getroffen worden door van het platform vallende materialen

A3.1

Plaatsen waar gevaar van val-lende voorwerpen aanwezig moeten worden gemarkeerd

B3.1

-O- Afstand van minstens 5 m tussen mast en bedieningsplaats (met zicht op de baan). Aanbeveling: Bij toe-passing van afstands-bediening 5 m van de baan van het platform verwijderd blijven i.v.m. zicht op de baan. Bij voorkeur platform minstens 5 m verwijderd houden van doorgangen

C3.1

-O- Vallen van een last moet worden voor-komen. Aanbeveling: Bij toe-passing van afstands-bediening 5 m van de baan van het platform verwijderd blijven i.v.m. zicht op de baan. Bij voorkeur platform min-stens 5 m verwijderd houden van door-gangen

D3.1

-O- Onbelemmerd zicht op de baan. Aanbeveling: Bij toe-passing van afstandsbediening 5 m van de baan van het platform verwij-derd blijven i.v.m. zicht op de baan. Bij voorkeur platform minstens 5 m verwijderd houden van doorgangen

Blad 6 van 11 Abomafoon 3.22

Nr. Risico’s Wet- en regelgeving

A Arbobesluit (wet voor gebruiker)

B Bouwjaar lift < 1995 NEN 1080*

C Bouwjaar lift ≥ 1995 Machinerichtlijn (wet voor fabrikant)

D Bouwjaar lift > oktober 2000 NEN-EN 12158-1

3.2 Van het plat-form vallende materialen

A3.2

Randbeveiligingen moeten zijn uitgevoerd met een kantplank van minstens 0,15 m hoog

B3.2

-O- Het platform voorzien van minstens 2 vaste dichte wanden. Indien derde wand wegdraaibaar is (en zich aan de van het gebouw afgekeerde zijde bevindt), moet deze in gesloten stand worden vastgezet en zijn voorzien van een veiligheids-contact. Aanbeveling: alle zijden van het platform voorzien van kantplanken

C3.2

-O- Niet specifiek genoemd. Aanbeveling: alle zijden van het platform voor-zien van kantplanken en hekken

D3.2

-V- Afscherming platform minstens 0,60 m hoog met een voet-stootlijst van 0,15 m

3.3 Vallen van materialen tussen het platform en de laad-/losvloer door

A3.3

Afstand tussen werkvloer en bouwwerk bedraagt ten hoogste 0,10 m

B3.3

-V- Afstand tussen het platform en de vloer van de stopplaats mag niet groter zijn dan 0,10 m

C3.3

-O- Aanbeveling: opening tussen drempel platform en drempel stopplaats niet groter laten zijn dan 0,10 m

D3.3

-V- Opening tussen drempel platform en drempel stopplaats, voordat stopplaats-hek wordt geopend, niet groter dan 0,15 m. Tijdens laden en lossen niet groter dan 0,05 m

4 4.1

Vallen van hoogte

Van het plat-form vallen tijdens laden en lossen

A4.1

Aanbrengen doel-matige hekwerken of leuningen

B4.1

-O- Platform voorzien van twee vaste dichte wanden. Aanbeveling: alle zijden van het platform waar valgevaar is, voorzien van leuningwerk of gelijk-waardig. Indien de derde wand wegdraaibaar is, moet deze in gesloten stand worden vastgezet en zijn voorzien van een veiligheidscontact

C4.1

-O- Niet van het platform kunnen vallen. Aanbeveling: alle zijden van het platform waar valgevaar is, voorzien van leuningwerk of gelijkwaardig. Indien de derde wand wegdraai-baar is, moet deze in gesloten stand worden vastgezet en zijn voor-zien van een veilig-heidscontact

D4.1

-V- Aan alle zijden van het platform wanden van minstens 0,6 m hoog waarvan 0,15 m volledig dicht. Indien risico bestaat dat personen vallen, aan 3 zijden leuning-werk minstens 1,10 m hoog, met een knieregel en een voetstootlijst van 0,15 m. Draaibaar platformhek (of klep) (minimaal 0,60 m) moet in gesloten stand worden vast-gezet en zijn voor-zien van een veilig-heidscontact

Blad 7 van 11 Abomafoon 3.22

Nr. Risico’s Wet- en regelgeving

A Arbobesluit (wet voor gebruiker)

B Bouwjaar lift < 1995 NEN 1080*

C Bouwjaar lift ≥ 1995 Machinerichtlijn (wet voor fabrikant)

D Bouwjaar lift > oktober 2000 NEN-EN 12158-1

4.2 Vanaf de laad-/ losvloer vallen

A4.2

Aanbrengen doel-matige hekwerken of leuningen

B4.2

-O- Etagehek op een hoogte van 1 m. Aanbeveling: laad-/los-vloer minstens 0,40 m door laten lopen buiten het etagehek. Leuningwerk of hekwerk omzetten (zijafscherming) ter hoogte van stopplaats

C4.2

-X- Niet genoemd. Aanbeveling: werkvloer stopplaats minstens 0,40 m door laten lopen buiten het etagehek. Leuningwerk of hekwerk omzetten (zijafscher-ming) ter hoogte van stopplaats

D4.2

-V- Etagedeuren of stopplaatshekken met leuning 1,10 m, knieregel en een voetstootlijst 0,15 m. Opening tussen drempel platform en drempel stopplaats niet meer dan 0,05 m. Opening tussen platform en de zijafscherming voor de stopplaats niet meer dan 0,15 m

5 5.1

Omvallen Omvallen van de bouwlift

A5.1

Werkplekken zijn stabiel en stevig. Omvallen en kantelen moeten worden voorkomen

B5.1

-V- Verankering deugdelijk aan het bouwwerk

C5.1

-O- Stabiliteitsproef laten verrichten. Aanbeveling: Onder-stoppen en verankeren volgens voorschrift fabrikant/ leverancier

D5.1

-V- Door middel van berekeningen door de fabrikant aan te geven. Aanbeveling: Onderstoppen en verankeren volgens voorschrift fabrikant/ leverancier

Bij bouwliften die niet volgens NEN-EN 12158-1 zijn gefabriceerd, kan een grondafscherming (zie risico 2.1 van de matrix) achterwege blijven. Daarbij moeten ze wel aan de onderstaande voorwaarden voldoen. Altijd: - uitgerust met een automatische stop op 2 m hoogte of vasthoudbediening beneden; - de bediener heeft volledig zicht op de opstelplaats; - de bouwlift is niet opgesteld in de nabijheid van doorgangen of openbare gebieden; - de bediening is buiten het bereik van het platform aangebracht. Bij een automatische stop op 2 m hoogte geldt verder nog dat: - de laatste 2 m van de baan alleen vanaf het grondstation door middel van vasthoudbediening worden afgelegd. Bij vasthoudbediening beneden geldt verder nog dat: - de bouwlift lager is dan 21 m of - bediening vanaf de etagestopplaats(en) niet mogelijk is, tenzij er een automatische stop is op 2 m. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan is grondafscherming noodzakelijk. Hierbij adviseert Aboma naast het platform een afstand van minimaal 0,5 m tot maximaal 1,0 m om te voorkomen dat mensen tussen het platform en de afscherming doorlopen. Verklaring van de tekens -V- = in orde, staat vermeld in de norm/richtlijn -O- = komt onvoldoende ter sprake in de norm/richtlijn -X- = komt niet ter sprake in de norm/richtlijn. Als de aanbevelingen uit deze matrix niet wordt opgevolgd, dienen andere maatregelen getroffen te worden, die tot een gelijkwaardig veiligheidsniveau leiden. * Bij het verschijnen van NEN 12.158-1 en -2 is NEN 1080 ingetrokken. Echter voor bouwliften < 1995 geldt dat zij

minimaal aan NEN 1080 ‘Bouwliften voor goederenvervoer’ moeten voldoen.

Blad 8 van 11 Abomafoon 3.22

Bijlage Opstellingscontrolelijst bouwlift volgens Arbobesluit (In te vullen na opstelling en eenmaal per 2 maanden)

Fabricaat / type : ..............………………........………………

Machinenummer : ..............………………........………………

Masthoogte : ..............………………........………………

Aantal stopplaatsen : ..............………………........………………

Aantal verankeringen : ..............………………........………………

Eigenaar : ....................……………………………………

Project : ....................……………………………………

Aantal mastdelen :: ....................……………………………………

Opstellingslocatie : ....................……………………………………

Volgende controle uiterlijk : .......................………………………

Aandachtspunten In orde

Opmerkingen / maatregelen ja nee

01 Opstelling algemeen

- bij voorkeur meer dan 5 m van toegangen tot het gebouw;

- stabiel op vlakke en voldoende draagkrachtige ondergrond;

- stempels volledig uitgeschoven; - onderstopt met hout; - verankerd aan het gebouw; - liftbaan geheel te overzien vanaf de bedieningsplaats; - onafhankelijke noodeindschakelaar voorbij de

bovenste en onderste stopplaats; - schakelkast op slot.

…….

……. ……. ……. ……. …….

……. …….

…….

……. ……. ……. ……. …….

……. …….

02 Bedieningsknoppen/bedieningsplaats - “op/stop/neer” duidelijk herkenbaar op bed.knoppen; - bedieningsknoppen minimaal 1,5 m verwijderd van

alle stopplaatsen of bediening met knoppen die minimaal 3 seconden ingedrukt moeten worden voordat de overneembesturing wordt geactiveerd;

- bedieningsknoppen aan vast punt bevestigd; - bediening bij de basis minimaal 5 m van het platform

of bediening met knoppen die minimaal 3 seconden ingedrukt moeten worden voordat de overneem-besturing wordt geactiveerd.

…….

……. …….

……

…….

……. …….

……

03 Liftbasis - knelgevaar voorkomen door:

· rondom 2 m hoge hekken of · het platform tot 2 m hoogte laten dalen tot

automatische stilstand. Rest van daling uitvoeren met vasthoudbediening vanuit de basis, of

· de volledige daling met vasthoudbediening vanuit de basis, of

· zone onder/naast het platform afzetten. Afstand tot platform min. 0,5 m en max. 2 m.

…….

…….

04 Platform - voorzien van opschriften:

· Personenvervoer verboden · Maximaal toelaatbare belasting … kg

- vaste achterwand (mastzijde) van het platform minimaal 1,10 m hoog en over de mastbreedte plus 0,2 m aan weerszijden 1,8 m hoog;

- andere zijden van het platform voorzien van: · een opstaande wand van minstens 0,6 m hoog

(tegen vallende voorwerpen) en · een leuning van minstens 1,10 m hoog en · wegdraaibare of -klapbare wanden voorzien van

een grendel en een veiligheidscontact.

……. …….

…….

……. …….

…….

……. …….

…….

……. …….

…….

Blad 9 van 11 Abomafoon 3.22

Project: .......….........…………………………………………………………………………………………………………………………………......………………

Aandachtspunten

In orde

Opmerkingen / maatregelen

ja nee

05 Verdiepingslaad-/losplaatsen - afslagen aanwezig; - stopplaatshek:

· minstens 1,10 m hoog; · met een werkend veiligheidscontact;

- opening tussen het platform en de verdiepings-laad-/losplaats kleiner dan 0,05 m;

- knelgevaar voorkomen door horizontale afstand

tussen platform en etagehek minstens 0,5 m; - opening tussen kooi en leuningen van de

opstap < 150 mm.

…….

……. …….

……. …….

…….

…….

……. …….

……. …….

…….

06 Staat van onderhoud bouwlift - jaarlijkse keuring uitgevoerd; - vrij van beschadigingen; - vanginrichting minimaal 1x per jaar beproefd; - goed functionerende afslagen:

· verdiepingsafslagen; · onafhankelijke noodeindschakelaars; · automatische stop op 2 m hoogte

benedenafslag; · veiligheidsschakelaar van wegdraaibare of

wegklapbare wand; - elektraverbindingen in goede staat; - voorzien van een beveiliging tegen omkeren

van de fasen.

……. ……. …….

……. …….

……. …….

……. …….

……. ……. …….

……. …….

……. …….

……. …….

07 Kabellift - slappe kabelbeveiliging; - hijskabel spoelt juist op de trommel; - minimaal twee windingen op trommel bij plat-

form beneden; - kabeltrommel afgeschermd; - hijskabel loopt geheel vrij; - bevestiging hijskabel aan mast/platform/

trommel (U-boutklemmen niet toegestaan).

……. …….

……. ……. …….

…….

……. …….

……. ……. …….

…….

08 Tandheugellift - tanden gesmeerd; - tanden van het rondsel grijpen correct in de

tandheugel.

…….

…….

…….

…….

Controle d.d. : ...........................………………………………………

door : ...........................………………………………………

functie : ...........................………………………………………

Gezien d.d. : ...........................………………………………………

door : ...........................………………………………………

functie : ...........................………………………………………

Toelichting / nadere bijzonderheden:

Blad 10 van 11 Abomafoon 3.22

Toolbox Bouwliften voor goederenvervoer

Overige aandachtspunten

• Onderstoppingsmateriaal van juiste kwaliteit. • Verankeren volgens voorschrift fabrikant. • Bedienen vanaf platform niet toegestaan. • Platform aan alle zijden waar valgevaar bestaat voorzien van hekwerken. • Valgevaar op de stopplaatsen tegengaan (ten minste etagehekken, maar bij voorkeur etagehekken

van volledige hoogte). • Lift niet gebruiken voor personenvervoer. • Bij werkonderbreking platform in laagste stand zetten en hoofdschakelaar uitschakelen.

Blad 11 van 11 Abomafoon 3.22

Registratieformulier toolbox

Project:

Gehouden door: Functie:

Datum: Onderwerp:

Presentielijst

Naam Bedrijfsnaam Handtekening

Eventuele opmerkingen: