247 5 september 2015

48
BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZW www.bvlo.be Trimestrieel tijdschrift nr. 3 - 2015 - juli - aug - sept - Aflevering 247 - Erkenningsnummer: P409677 - Afgiftekantoor Gent X BVLO BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZW Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding Vakblad voor gekwalificeerden in de LO & Sport, trainers en jeugdsportbegeleiders VLAAMSE OVERHEID

description

247 5 september 2015 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding - BVLO - vakblad voor gekwalificeerden in de LO & Sport, trainers en jeugdsportbegeleiders

Transcript of 247 5 september 2015

Page 1: 247 5 september 2015

BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZWwww.bvlo.be

Trimestrieel tijdschrift nr. 3 - 2015 - juli - aug - sept - Aflevering 247 - Erkenningsnummer: P409677 - Afgiftekantoor Gent X

BVLO

BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZW

Tijdschrift voor Lichamelijke

Opvoeding Vakblad voor

gekwalificeerdenin de LO & Sport,trainers en

jeugdsportbegeleiders

Vlaamse oVerheid

Page 2: 247 5 september 2015

2

De familie van Koen K. uit Hoegaarden :

“De beste vakantie ooit !”

Jaarlijks verzekeringscontract Assistance Basis met 1 voertuig. Jaarpremie van € 120, in één keer te betalen, indien voldaan aan de acceptatievoorwaarden. Ethias nv, Rue des Croisiers 24 te 4000 Luik, is een verzekeringsmaatschappij toegelaten in België onder het nr. 0196 en onderworpen aan het Belgisch Recht. RPR Luik BTW BE 0404.484.654 - Iban: BE72 0910 0078 4416 BIC: GKCCBEBB. De algemene voorwaarden alsook een infofiche zijn beschikbaar in onze kantoren en op onze site www.ethias.be. In geval van klacht, contacteer Ethias "Dienst 2035", Prins-Bisschopssingel 73 te 3500 Hasselt, [email protected] of de Ombudsman van de Verzekeringen (www.ombudsman.as), de Meeûssquare 35 te 1000 Brussel. Publicitair document.

Dankzij Ethias Assistance

Sluit nu uw Ethias Assistance af op ethias.be Online betalen = morgen al verzekerd !

AUTOBelgië & Europa

=GEZIN overal ter wereld

verblijven max. 90 dagen

€ 10 /maand

+

Page 3: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 3nr. 3 / 2015

Christine De MeDts

Theorie

Woord Vooraf ........................................................................................................... 3

Meer LO op school? Het kan! Met rijbewijs op zak naar het secundair ........................................................................................................... 4sophie Van aelst

Kijk eens wat ik al kan! Een portfolio binnen het evaluatiesysteem bewegingsopvoeding in de lagere school .................................................................................................................................7Christine De MeDts

Leg je rechterhersenhelft over je linkerhersenhelft en beweeg en beweeg en beweeg … Over neuromythes in de Lichamelijke Opvoeding .......................................................... 13pieter tijtgat

Beweging en LO in interculturele omgeving ..................... 16sofie De rijCk i.s.M. lore, ruth, ruben, DaVine en Charlotte

Moeten jonge sporters een hartscreening ondergaan? (deel 2) ........................................................................................................................ 19kCe feDeraal kennisCentruM Voor De gezonDheiDszorg

Herziening van de Europese norm voor touwenparcours: technische ontwikkelingen en veranderde eisen voor toezicht ......................................................................................................................... 24johan hoVelynCk en brenDa De fré

BVLO-Activiteiten met recreatieve activiteiten, club-bezoeken, … ........................................................................................................... 29

Bond voor Lichamelijke Opvoeding – voorstelling ..... 35

PRAKTIJK

Krachtbal op school: minikrachtbal (deel 3 en slot) falos kraChtbal - VlaaMse kraChtbalfeDeratie Vzw

kraChtbal 012-015

FietSOmeter: fiets samen, fiets beter, doe de FietSOmeterVlaaMse stiChting VerkeerskunDe

fietsen 007-011

Veilig leren fietsen met de VSVVlaaMse stiChting VerkeerskunDe fietsen 012-013

BVLOIn dit nummer

Woord vooraf’t Is weer voorbij die mooie zomer… Ah, je dacht dat er geen einde aan kon komen. 1 september is toch elk jaar een speciale dag, de eerste schooldag voor zovele kinderen én hun leerkrachten, bijpraten aan de schoolpoorten, druk ver-keer, geblokkeerde kiss & ride-stroken, overvolle trams en bussen, opvallende fluohesjes van jonge fietsers, geconcentreerde gemachtigde opzichters aan de oversteekplaatsen, … Iedereen staat weer op scherp! Ben jij ook klaar voor een nieuw school- en sportjaar? Wij willen jou graag mee-nemen voor een boeiende periode met BVLO. Wij nodigen jou met plezier uit op één of meerdere van onze sportieve en infor-matieve organisaties. Er zijn dit jaar uiteraard weer kwaliteitsvolle nascholingen gepland. De eerste grote organisaties zijn de studiedag van 13 november Gent en de winterstage van midden december in Brugge. Ontdek daarnaast ook de kortere infomomenten of nascholingen rond één bepaald thema. En doe zeker eens mee met een sportief evenement van BVLO. Je vindt zeker iets naar je gading in onze planning. Wist je trouwens dat je ook zelf een voorstel kan doen voor een groeps-activiteit? Tof idee? Eén adres! Met dit tijdschriftnummer krijg je in elk geval al een resem interessante artikels. Het zijn heel uiteenlopende bijdragen: • Een reportage over een fantastisch initiatief van de Fietsersbond Deinze die

elf jaar geleden al het fietsrijbewijs in het leven riep voor kinderen van het zesde leerjaar.

• Een gedurfde maar heel toffe bijdrage over de neuromythes: worden we nu echt slimmer door te bewegen en hoe kunnen we hiermee kritisch omgaan.

• Christine De Medts geeft ons informatie over de portfolio binnen de bewe-gingsopvoeding en praktische tips om die ook te introduceren.

• Verder hebben studenten de sport, beweging en lichamelijke opvoeding die wij kennen getoetst aan een interculturele omgeving. Hoe staan de mensen in Kenia, India en Cambodja ertegenover?

• We geven jou het vervolg mee van het rapport over de wenselijkheid van een hartscreening voor jonge sporters.

• En tot slot bekijken we de veiligheid van touwenparcours, meer specifiek lees je over de ontwikkelingen en eisen qua toezicht tijdens dergelijke acti-viteiten.

• In de praktijkbladzijden krijg je het slot van de verzamelde lesideeën rond minikrachtbal en laten we jou proeven van een lespakket rond de fietSOme-ter en het grote fietsexamen. Klaar voor gebruik!

De laatste bladzijden van het tijdschrift doen jou zeker zin krijgen in sportieve actie. Zorg dat je er één van de volgende keren ook bij bent!Veel leesplezier!

Voor de redactie

Het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is een vakblad voor gevormden in de LO, trainers en jeugdsportbegeleiders. Het verschijnt trimestrieel: 5 maart, 5 juni, 5 septem-ber en 5 december. Een abonnement op het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is inbegrepen in het lidmaatschap van de BVLO.Maar een BVLO-lidmaatschap is meer dan dat! Kijk voor alle mogelijke formules en voordelen op onze site: www.bvlo > LO & Sport > Lidmaatschap of bel de ledentelefoon 09- 218 91 23 (kantooruren). Het BVLO-lidmaatschap sluit je af voor 12 maanden of de volle 365 dagen. Alle info en online lid worden: www.bvlo.be

Verantwoordelijke uitgever: E. De BoeverWaterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent

De redactieraad bestaat uit: Kristine De Martelaer, Eric De Boever, Sophie Van Aelst en wordt bijgestaan door een ruime adviesgroep en een reviewpanel.

Publiciteit: Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzwTel. 09 218 91 20 - Fax 09 229 31 20 - e-mail: [email protected]

Copyright: Het overnemen van artikels en foto's is zonder schriftelijke toestemming van de redactieraad niet toegelaten.Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn/haar artikel.

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is ondertekenaar van de Milieubeleidsovereen-komst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. papierrecuperatie.

Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw - BONDSHUIS BVLO - Waterkluiskaai 16 - 9040 Sint-Amandsberg/GentBankrekening BVLO: IBAN BE51 4469 7200 0162 BIC: KREDBEBB - Tel. (09) 218 91 20 - Fax (09) 229 31 20 - www.bvlo.be - Openingsuren: 9 tot 12 uur & 14 tot 17 uur

drukkerij New Goff - Eekhoutdriesstraat 67 - 9041 Oostakker (Gent)Tel 09 216 73 73 - fax 09 216 73 74 - [email protected]

Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers.

Foto cover: ©BVLO

Page 4: 247 5 september 2015

4

MET RIJBEWIJS OP ZAK NAAR HET SECUNDAIR

Sophie Van aelStCommunicatie BVLO

Inleiding1 september, de dag dat ontelbare kinderen

voor het eerst alleen naar ‘de grote school’

fietsen. “Wees voorzichtig”, klinkt het nog,

vooraleer zoon of dochter de deur toetrekt en

misschien wel met een bang hartje die nieuwe

stap naar het secundair onderwijs zet. Dat fiet-

sen naar school is voor de kinderen wellicht

bijzaak, maar ouders houden zeker weten elke

dag hun hart vast en hopen dat hun kroost vei-

lig en wel aankomt aan de schoolport.

Het is vanuit de idee om kinderen beter voor-

bereid te laten fietsen naar school dat Eddy

Donné van de Fietsersbond Deinze, jaren ge-

leden met het plan kwam om een fietsproef

te organiseren, voorafgegaan door oefenmo-

menten.

“Ik kende professor Jan Pauwels, dé pionier van

het fietsexamen, van de opleiding tot master

LO aan de KU Leuven. De prof had een video

gemaakt rond het fietsexamen en ik vond dit

zo’n goed idee dat ik dit ook in Deinze wilde

introduceren. Ik was nog maar net bestuurslid

van de Fietsersbond Deinze en wou iets rond

fietsen voor kinderen op poten zetten. De link

was snel gemaakt."

“In 2005 werd in Deinze het fietsrijbewijs ge-

lanceerd”, gaat Eddy terug in de tijd. Intussen

is dit een begrip geworden en doen alle Deinse

basisscholen (inclusief deelgemeenten) mee

aan dit initiatief. Jaarlijks goed voor zo’n drie-

honderdtal leerlingen van het zesde leerjaar.

De bedoeling is dat kinderen zich vlot en veilig

met de fiets kunnen verplaatsen en zich een

defensieve rijstijl eigen maken. Het examen

kadert trouwens in de eindterm 6.13 ‘de leer-

lingen beschikken ver voldoende reactiesnel-

heid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coör-

dinatie en ze kennen de verkeersregels voor

fietsers en voetgangers, om zich zelfstandig en

veilig te kunnen verplaatsen langs een voor

hen vertrouwde route’ van het zesde leerjaar

basisonderwijs. “Het unieke aan ons concept is

dat het traject op de openbare weg langs alle

secundaire scholen van Deinze loopt”, zegt de

coördinator van het Fietsrijbewijs.

Principe van het fietsexamenElk jaar in juni organiseert de Fietsersbond

Deinze dus een fietsproef voor de leerlingen

van het zesde leerjaar. Dit gebeurt in samen-

werking met de politie, de civiele bescher-

ming, de stad Deinze en enkele trouwe vrij-

willigers. Deze fietsproef kadert in het halen

van de eindtermen, maar de Fietsersbond wil

hiermee ook iedere leerling van het lager on-

derwijs helpen voorbereiden om alleen naar

school te kunnen fietsen. De fietsroute is zo

gekozen dat ze alle middelbare scholen van

Deinze aandoet.

Het fietsexamen bestaat uit drie delen: de con-

trole van de fiets, een behendigheidstest op

een afgesloten parcours en een parcours in het

echte verkeer.

Stap voor stap of trap voor trapVooraleer de kinderen het fietsexamen kun-

nen afleggen, doorlopen ze enkele stappen.

Vooreerst moeten ze de schriftelijke toelating

krijgen van hun ouders om te mogen deelne-

men. Ten tweede moeten ze beschikken over

een goede fiets met de wettelijke minimum-

vereisten en een fietshelm en fluohesje voor

het fietsexamen. Ten derde dringt de Fietsers-

bond ook aan op de bereidheid van ouders om

de route voldoende in te oefenen samen met

hun kind.

“Om de ouders goed in te lichten over de gang

van zaken en hen het belang te doen inzien

van deze oefenmomenten, organiseren we

jaarlijks in het voorjaar een infoavond ‘Haal

BVLOMeer LO op school? Het kan!

Trefwoorden: fietsrijbewijs, fietsexamen, behendigheidsparcours, verkeersveiligheid, fietsersbond

Page 5: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 5nr. 3 / 2015

je Fietsrijbewijs’. Bovendien stellen wij een

uitgebreid en volledige geïllustreerde info-

boekje digitaal ter beschikking. Het boekje

beschrijft niet alleen de route, maar de fiet-

ser krijgt ook uitleg hoe hij de belangrijkste

kruispunten volgens de verkeersregels moet

nemen en wordt gewezen op algemene aan-

dachtspunten.

Oefening baart kunstDit moeten we toch eens in de praktijk gaan

bekijken, dacht ik.

En dus trok ik op zaterdag 30 mei 2015, de

eerste van de twee oefendagen, naar de par-

king van sportcomplex Palaestra in Deinze. Het

is een mooie dag en tientallen kinderen zijn

al druk aan het oefenen. De mensen van de

Fietsersbond hebben al vroeg het behendig-

heidsparcours uitgezet en begeleiden de jonge

fietsers bij de proeven. Dat dit niet de eerste

keer is, blijkt al snel uit het deskundige advies

dat ze meegeven.

Ik zie acht posten. Op de eerste laat elke

kandidaat zijn fiets controleren. Is die wel in

gebruiks- en verkeersveilige toestand, d.w.z.

werken de remmen en de bel, zijn de reflecto-

ren in orde, … Vandaar gaat het naar een smal-

le doorgang waarbij de kinderen een 5 meter

lange plank overfietsen. Als dat gelukt is fiet-

sen de deelnemers ‘de acht’, ze nemen enkele

enge bochten tegen een aangepaste snelheid

zonder daarbij het evenwicht te verliezen. De

kunst is natuurlijk om ook geen kegel omver te

rijden of buiten de baan te gaan. Nadien volgt

de cirkelrit waarbij gepolst wordt of de fietser

doelgericht kan afremmen en éénhandig kan

sturen in de bochten. Aan de paal in het mid-

den is een ketting bevestigd, de fietser grijpt

de ketting en rijdt rond de paal zonder dat de

ketting over de grond sleept en geeft na een

toertje de ketting terug aan de begeleider. De

vijfde post is een slalom tussen paaltjes en de

zesde laat de fietsers wisselen van strook en

een hindernis voorbijrijden. Hier wordt hen op

het hart gedrukt dat ze eerst achteruit kijken,

vervolgens hun arm uitsteken en pas dan wis-

selen van strook. De voorlaatste test is fietsen

over een schuine balk, van begin tot einde en

als slotproef moet de fietser vlot komen aanrij-

den en netjes stoppen tussen de lijnen, zonder

het balkje te laten vallen.

De fietsen komen er in alle vormen en kleuren,

roze gepimpte meisjesmodellen, sportieve

mountainbikes en retrofietsen met bloeme-

tjesstuur, … Ook bij de kinderen zelf merken

we enorme verschillen op. Je kan zo de geoe-

fende en de eerder onzekere fietsers detecte-

ren en dat is niet altijd recht evenredig met

hun grootte (waarin we ook heel veel verschil

zien). Maar bij iedereen is er veel concentratie

en inzet, sommigen blijven hardnekkig pro-

beren tot het lukt en ja hoor, oefening baart

kunst. Na enkele doortochten geraakt ieder-

een keurig tot het einde.

Page 6: 247 5 september 2015

6

En wat vinden de supporters?“Dat fietsexamen en deze mogelijkheid

om te oefenen is een prachtig initiatief”,

stelt een begeleidende opa. “Ik heb de

route al een paar keer gefietst met onze

Nils en ik merk dat hij zich al veel vlotter

en veiliger gedraagt in het verkeer. Het is

er met die drukte ook niet eenvoudiger

op geworden”, weet hij. “Ik ga nog een

paar oefenmomenten moeten inplannen”,

geeft een vader toe. “Maar ja, het is ook

nog geen weer geweest hé!”

De omstaanders vinden het stuk voor stuk

superbelangrijk dat er aandacht gaat naar

veilig fietsen en nemen zich voor om ook

zelf nog meer de fiets te nemen. “Het fiet-

sen wordt enorm gestimuleerd, zeker in

Deinze. Met onze fietsende burgemeester,

de blue-bikes en zo”, klinkt het enthousiast.

“Ja, en met de mobiliteitsproblemen, waar-

door je met de auto meer stilstaat dan voor-

uitgaat”, repliceert iemand laconiek.

De grote dagOp 1 juni is dan voor de eerste groep kinde-

ren de grote dag aangebroken. Onder meer de

zesdejaars van Basisschool Onze Lieve Vrouw

in de Kaaistraat staan te popelen om de testen

te doorlopen. Ze krijgen een woordje uitleg en

mogen dan aanschuiven voor de behendig-

heidstest. Pas als ze daarin slagen staat een

begeleider klaar om met hen het parcours op

de openbare weg af te leggen. “Dat aspect ver-

schilt ook van andere fietsproeven”, legt Eddy

Donné uit. “Vaak is het zo dat de kinderen een

parcours afleggen en er op enkele kritieke pun-

ten juryleden en/of politieagenten staan die

optekenen of ze alles correct doen. In Deinze

gaan de kinderen niet alleen de weg op, ze zijn

voortdurend onder begeleiding van een vrijwil-

liger. Die laatste beslist uiteindelijk of de jonge

fietser slaagt voor zijn fietsrijbewijs.

Voor ik mij op het parcours begeef, babbel ik

snel even met vrijwilliger Johan. “Ja, die jon-

gens en meisjes zijn wel een beetje zenuwach-

tig”, geeft hij toe. “En ze proberen alles heel

nauwkeurig te doen, armen uitsteken, mooi

achter elkaar blijven, aan de stoplijn stoppen.

Goed dat het hen zo aangeleerd wordt, ook

dat ze een fietshelm moeten dragen en een

fluohesje.”

Maar Johan weet ook. Als je diezelfde kinderen

in de loop van de volgende jaren tegenkomt,

hebben ze doorgaans geen helm meer aan, laat

staan een fluohesje en steekt er niemand nog

zijn arm uit. “Maar het is dus niet dat het

hen niet aangeleerd is. Trouwens, vele

ouders geven zelf niet het goede voor-

beeld”, zegt hij streng.

In elk geval, vandaag zien we alleen

maar voorbeeldige jonge fietsers op

de openbare weg. Ondanks moeilijke

kruispunten en onverwachte obstakels,

fietst iedereen, de ene al wat zekerder

dan de ander, langs alle ‘grote’ scholen

in Deinze. En goed nieuws was er op het

einde van die eerste examendag, want

iedereen mag bij aankomst zijn rijbewijs

afhalen. Missie geslaagd.

Het behalen van een fietsrij-

bewijs geeft uiteraard geen

garantie dat een kind nooit in

een ongeval betrokken zal ra-

ken, maar het is wel een sti-

mulans en een hulpmiddel om

ongevallen te voorkomen.

Uit onderzoek blijkt dat leerlin-

gen die in een praktische fiets-

test in het verkeer geslaagd

zijn, later minder in ongeval-

lenstatistieken voorkomen.

HET GROTE FIETSEXAMEN, het

educatief pakket van de Vlaam-

se Stichting Verkeerskunde is

ook een initiatief gericht aan

het zesde leerjaar. Wat dat exa-

men precies inhoudt, lees je op

de site www.vsv.be

Page 7: 247 5 september 2015

InleidingActief leren avant la lettreWanneer ik ‘portfolio’ hoor, denk ik onverwijld

aan Vincent Van Gogh die met zijn map onder de

arm rondtrekt op zoek naar een opdrachtgever.

In de map steken enkele werken waarmee hij

verwacht opdrachten binnen te halen. Met zijn

portfolio wil hij laten zien wat hij kan en tege-

lijk ook aantonen welk groeiproces hij al heeft

doorlopen. Van Gogh neemt zijn eigen ontwik-

kelings- en leerproces in handen, evalueert het

eigen werk voortdurend en daarnaast laat hij

zich adviseren door vrienden, kunstkenners en

critici. Hij aanvaardt en verwerkt opmerkingen

en aanbevelingen. Hij is een actieve leerder.

De portfolio is reeds ingeburgerd in heel wat

geledingen van het hoger onderwijs en het

bedrijfsleven. Binnen het basisonderwijs vin-

den we ook heel wat aanzetten, bv. binnen

wereldoriëntatie, muzische opvoeding, taal en

wiskunde… Maar hoe zit het binnen het leer-

gebied bewegingsopvoeding.

Portfolio binnen het huidige basisonderwijsOnze basisschoolkinderen zijn van nature ac-

tieve leerders. Zij nemen spontaan het eigen

leerproces in handen, maar worden graag

bijgestaan door vrienden (medeleerlingen),

ouders en vooral door onderwijskenners (leer-

krachten). Die laatsten hebben de taak de ac-

tieve houding van kinderen te bestendigen. Je

kan dat door een rijke leeromgeving te creëren

die de ontwikkeling van kinderen stimuleert

en toelaat veel te leren.

Om te weten of kinderen goed evolueren is

een open evaluatie nodig. Je probeert de ac-

tieve houding van de kinderen levendig te

houden, hen te laten meedenken over hun

leren en hen zelf te laten sturen. Deze aanpak

heeft een grote impact op de opvattingen van

leerlingen over wat belangrijk is om te leren,

op hun motivatie, zelfvertrouwen en zelfbeeld.

We maken in onze evaluatie meer ruimte vrij

voor de zogenaamde hogere doelen, doelen

die te maken hebben met het breed toepassen

van leerstrategieën, complexe gedragingen en

het op een eigen manier integreren van die

complexe gedragingen. Hiervoor gebruiken we

zachte evaluatiemethoden, zoals bijvoorbeeld

gesprekken voeren, observeren, een persoon-

lijke map laten aanleggen…

In dit artikel gaan we verder in op één van die

zachte evaluatievormen, nl. het gebruik van

een persoonlijke map of portfolio. Dit instru-

ment is heel handig bij het actief leren en legt

de klemtoon op de zelfsturing van de leerling.

(Bron: ‘Portfolio, een waardevol instrument om het ontwik-

kelings- of leerproces te ondersteunen en te evalueren’.

VVKBaO-Onderwijsaanpak. 2003)

Voor bewegingsopvoeding is het gebruik van

de portfolio nog niet zo sterk ingeburgerd,

nochtans kan het zeker een meerwaarde bete-

kenen binnen dit vak. Naast de portfolio blijft

er natuurlijk plaats voor harde evaluatie: het

aftoetsen van meer technische aspecten, me-

ten van bepaalde prestaties, enz. Deze gege-

vens worden opgenomen in de eigen map van

de leerlingen, naast of samen met de portfolio.

1. Wat is een portfolio binnen onderwijs en wat is de waarde ervan: algemeen Een portfolio is een systematische en geor-

dende verzameling van het werk van een kind,

opgebouwd gedurende een schooljaar of over

enkele schooljaren heen.

nr. 3 / 2015Bond voor Lichamelijke Opvoeding 7

ChriStine De MeDtS

Voormalig pedagogisch begeleider Lichamelijke Opvoeding bij VSKOPraktijkassistent UGent

KIJK EENS WAT IK AL KAN!

Een portfolio binnen het evaluatiesysteem bewegingsopvoeding in de lagere school

Trefwoorden: portfolio, evaluatie, leerproces, motivatie, zelfsturing, bewegingsopvoeding, feedback

Page 8: 247 5 september 2015

8

Kinderen kiezen ‘in principe’

zelf wat erin komt, maar het

spreekt voor zich dat je als

leerkracht de kinderen on-

dersteunt bij de aanleg en

de uitwerking van de portfo-

lio. Zo breng je een bepaalde

structuur aan en begeleid je

de kinderen in het maken van

keuzes. Geef hen advies over

welke werkdocumentjes (zo-

als ingevulde opdrachtkaarten,

evaluatieblaadjes…) ze best verzamelen in de

portfolio.

Een leerling kan ervoor kiezen een bepaald do-

cumentje nog even in een wachtmap te steken

en na een periode van inoefenen een nieuwe

poging ondernemen om zijn vaardigheden te

tonen. Beide documenten kunnen dan samen

in de map, zodat de vorderingen duidelijk naar

voor komen.

Volgens Adema (2007) zijn er verschillende

voordelen aan het werken met portfolio’s.

Een eerste reden is zelfvertrouwen en moti-

vatie. Kinderen worden niet vergeleken met

anderen, maar met zichzelf. De focus gaat naar

wat een kind zelf al kan, weet en begrijpt in

vergelijking met wat het nog niet kon, wist of

begreep. Op deze manier krijgt een kind inzicht

in zijn eigen ontwikkeling, wat dan weer bij-

draagt aan het bevorderen van het zelfvertrou-

wen en het gevoel van competentie en daar-

mee indirect aan de motivatie en betrokkenheid

bij het leren. Een leerling ontwikkelt bovendien

een beeld van zijn eigen leerproces door het se-

lecteren, verzamelen en bewaren van werk. De

leerling reflecteert over de producten en uitein-

delijk ook over zijn eigen leerproces.

Tijdens het reflecteren stellen kinderen vragen

als ‘wat heb ik geleerd?’ ‘Hoe doe ik het in ver-

gelijking met de vorige keer?’ ‘Hoe heb ik het

ervaren?’ Vervolgens stelt de leerling nieuwe

doelen, wat leidt tot interactie. Leerlingen pra-

ten hier onderling over maar ook met de leer-

kracht en zelfs met de ouders (Adema, 2007).

Aan de hand van de portfolio leren kinderen

hun ervaring, mening en prestatie onder woor-

den te brengen. Ze leren hun mening te onder-

bouwen en krijgen inzicht in hun leerproces.

Bijvoorbeeld: aanvankelijk zeggen kinderen ‘ik

kan dat/ ik kan dat niet’. Later zeggen ze, ‘ik

kan dit goed want ik voer het uit volgens de

opgegeven aandachtspunten. Of ‘ik kan het

nog niet’ (goed) omdat ik bv. mijn handen niet

juist plaats of omdat ik te ver afstoot …

2. Portfolio binnen bewegingsopvoeding: meer theoretisch kaderWerken met observatie- en evaluatieblaadjes

vormt de kern van de portfolio. Vroeger gingen

deze blaadjes los mee naar huis en dat was

het dan. Nu gebeurt alles meer gestructureerd

en is het steeds mogelijk terug te blikken.

In een portfolio bewegingsopvoeding krijgen

we een verzameling van observaties, evalua-

ties, reflecties en rapportering van motorische

competenties, gezonde en veilige levensstijl,

positief zelfbeeld en sociaal functioneren.

Leerlingen kunnen via zelfstandig werk diver-

se thema’s uit de lessen inoefenen, bijsturen

en beoordelen. Er wordt gebruik gemaakt van

zelfevaluatie, peer evaluatie, co-evaluatie en

evaluatie door de leerkracht. Concreet houden

leerlingen werkblaadjes, evaluatieblaadjes,

prestaties, … bij in hun map in het deel ‘Port-

folio’. Gegevens kunnen onder de vorm van in-

vulblaadjes, foto’s, tekeningen, gevoelsmeters,

korte teksten, videofragmenten…

Voor de leerlingen kan een portfolio een soort

positief-negatief balans zijn. Ze bewijzen als

het ware hun sterktes. Bijkomend kan de leer-

ling ook evaluaties of prestaties bijhouden van

buiten de les, bv. de uitslag van een sportwed-

strijd, een fietstocht met het gezin, een buiten-

schools sportevenement, enz…. Soms worden

hier ook vaardigheden vermeld die voor verbe-

tering vatbaar zijn. Het is dus een persoonlijke

weergave van een persoonlijk afgelegde en

nog af te leggen weg.

Opmerking: sommige leerkrachten brengen de

resultaten van het ‘jaarrapport’ en de ‘port-

folio’ samen. Ze ordenen dan alle gegevens

per bewegingsthema. Wanneer leerkrachten

en leerlingen hiermee samen op een opbou-

wende, reflecterende, stimulerende en res-

pectvolle wijze omgaan, dan kan daar niets

op tegen zijn. In feite zijn leerkracht en leer-

ling dan samen beheerder van de map. Maar

veel belangrijker nog dan het verzamelen

van deze gegevens, blaadjes, evaluatiege-

gevens … is de wijze waarop we met die

gegevens omgaan. Het accent komt echt wel

te liggen op de zelfsturing van elke leerling,

maar dan binnen de eigen mogelijkheden.

In het Leerplan Bewegingsopvoeding BaO VVK-

BaO 2011 (pg. 38) lezen we

• leerlingen liggen zelf aan de basis van

hun gedrag

• leerlingen willen laten zien dat ze het

zélf kunnen

• leerlingen moeten het gevoel krijgen dat

ze zelfstandig aan hun bewegingscompe-

tenties kunnen werken

• leerlingen willen als competent beschouwd

worden binnen hun mogelijkheden

• leerlingen kunnen leerbehoeften aan-

geven, eigen vorderingen overzien en

waarderen

Deze opdracht is wel duidelijk. Maar hoe doe

je dat dan?

• keuzemogelijkheden inschakelen

• initiatieven van leerlingen ondersteunen

• leerlingen zelf keuzes laten maken

• leerlingen uitdagen tot succeservaringen,

grensverleggend

• vertrekken van de belangstelling en het

eigenwaardegevoel van de leerlingen

• voldoende differentiëren

• leerlingen waarderen in hun kunnen

Page 9: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 9nr. 3 / 2015

• leerlingen laten weergeven wat ze al kunnen

en nog niet kunnen

• scheppen van een taakgericht klimaat

… en dit alles in een sfeer van vertrouwen.

3. Portfolio binnen bewe-gingsopvoeding: concreetEen goede portfolio wil vooral bijdragen tot het be-

reiken van de doelen van jouw volledige leerlin-

gengroep en draagt bij tot goed ‘observeren, evalu-

eren en rapporteren’.

De leerling is daarbij de norm: het proces dat hij

gaat, de weg die hij aflegt, de wijze waarop en de

vorderingen die hij maakt.

Maar de leerling is ook sterk betrokken partij en dat

zowel voor, tijdens als na de evaluatie. Aandacht

voor zelfsturing, zelfevaluatie, feedback en reflectie

zijn daarom uiterst belangrijk.

Start je als leerkracht met een portfolio, dan moet

je de doelen en de bedoeling bespreken met je

leerlingen. Je vraagt jouw leerlingen hun eigen

ontwikkeling in kaart te brengen en deze ook zelf

(mee) in handen te nemen.

Het is belangrijk dat ze weten welke competenties

je van hen daarbij verwacht, nl.

• goed leren observeren, hierbij geholpen door

kijkwijzers, aandachtspuntkaarten, foto’s … door

de leerkracht aangereikt, of via beeldmateriaal

dat samen bekeken en besproken wordt

• keuzes kunnen en durven maken, op basis van

de aangeboden mogelijkheden. Ga je bv. voor

de makkelijkste oefening (a) of kies je voor (b)

of (c).

• doelen bepalen, aanvankelijk nog onder bege-

leiding van de leerkracht; bv. het doel is hier

‘kunnen samenwerken’ en niet de motorische

vaardigheid op zich

• leerbehoeften aangeven, kunnen verwoorden

wat je nog wil leren, wat je nog beter wil doen:

bv. ik kan als tikker meerdere kinderen tikken bij

een overlooptikspel

• eigen vorderingen in kaart brengen, meestal

aan de hand van duidelijke leerlijnkaarten

(blaadjes met de verschillende stapjes) waarop

je kan aangeven welke stappen je prima hebt

uitgevoerd: bv. bewegingskunsten voorwaarts

rollen (cfr. Figuur 1, 2 en 3).

Figuur 1.

Figuur 2.

Figuur 3.

Page 10: 247 5 september 2015

10

Twee voorbeelden uitgewerkt

Er zijn heel veel observatie- en evaluatieblaadjes be-

schikbaar. We verwijzen hier graag naar een recente uit-

gave met het accent op zelfsturing van de leerling: ‘Zet

jezelf in beweging’, Zwijsen, waarin voor elk bewegings-

thema een variatie aan observatie- en evaluatieblaadjes

is uitgewerkt.

Voorbeeld 1: bewegingsthema ‘springen’

- Springen

Eerste graad

De leerlingen oefenen in drie groepjes: hoogspringen,

loopsprongen en verspringen.

Na het oefenen gaat een signaal. De leerlingen reflecte-

ren en vullen een aangeboden evaluatieblaadje in (zie

Figuur 4)

1. hoogspringen: zelfevaluatie: doe ik graag/ doe ik niet

graag

2. loopsprongen: zelfevaluatie: ik kan het / ik moet nog

wat oefenen

3. verspringen: zelfevaluatie, gevolgd door leerkrachte-

valuatie: klopt de perceptie van de leerling:

• kan vlot van mat naar mat springen

• stoot af met één voet, landt met twee

voeten samen

• kent sterkste (afstoot)been

De leerlingen schuiven door en doorlopen de drie oe-

fenterreintjes. Op het einde van de les gaan de evalua-

tieblaadjes in de map (portfolio) van de leerlingen. De

leerkracht krijgt heel wat informatie in functie van zijn vol-

gende aanbod. De leerlingen weten waar ze sterk/ min-

der sterk in zijn. Ze geven aan wat ze nog willen oefenen.

Derde graad

Lesonderwerp: hurksprongen

Terrein 1: vijf oefeningen op hurksprongen: de oefenin-

gen zijn genummerd (A, B, C, D, E) (zie Figuur 5)

De leerlingen oefenen en vullen een blaadje in waarop

ze de oefeningen rangschikken op basis van eigen per-

ceptie: van gemakkelijk naar moeilijk.

Terrein 2: spreidsprong over de bok: aandacht voor uit-

voerder én voor helper. De leerlingen overlopen eerst de

aandachtspunten. (zie Figuur 6)

De leerlingen werken per drie: de eerste leerling is uitvoer-

der, de tweede leerling is helper, de derde leerling is ob-

servator (partner-evaluatie).

De leerlingen wisselen van rol zodat ze de drie rollen

hebben uitgevoerd.

De leerkracht observeert of de leerlingen goed samen-

werken en bespreekt dit kort met hen.

De ingevulde blaadjes gaan in de portfolio van elke leer-

ling. Zoals hoger is aangegeven kan een leerling aange-

ven dat hij nog veel moet oefenen en dat hij het evalu-

atiedocument nog even in zijn wachtmapje steekt. Later

wil hij het nog eens proberen, aangeven wat hij extra

nodig heeft en kijken of het dan beter lukt.

Figuur 6. Evaluatiedocument Ludo Vanderlinden Oudenaarde

Figuur 4. Evaluatiedocument Ludo Vanderlinden Oudenaarde

Figuur 5. Evaluatiedocument Ludo Vanderlinden Oudenaarde

Page 11: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 11nr. 3 / 2015

Zoals jullie kunnen merken: er zijn meerdere

criteria voor de uitvoerder, doch de leerlingen

evalueren er drie van (is reeds meer dan vol-

doende om te kunnen observeren).

Voorbeeld 2: bewegingsthema ‘gooien’: ‘mikken’

Matrix-spel (ontworpen door Christine De Medts: kaarten

te vinden in ‘Zet jezelf in beweging’)

De ene helft van de klasgroep speelt op zelf-

standige basis een vrij tikspel. De andere helft

van de klasgroep speelt het matrix-spel.

Nodig:

• 4 materialen om mee te mikken: zandzak-

jes, vogelzaadballetjes (= ballon, gevuld

met vogelzaad), papieren vliegtuigjes, bad-

mintonshuttles naar keuze

• 4 situaties om naartoe te mikken: hoe-

pel, krant over draad, kegel op plint,

opgehangen koebel (variatie mogelijk)

Bij elke situatie liggen fietsbanden op verschil-

lende afstand. Opeenvolgende fases:

1. Vrij spel: kinderen mikken met om het

even welk materiaal naar om het even

welke situatie.

Afspraken:

- slechts 1 materiaal per keer nemen. Bij

ruilen van materiaal; het vorige materiaal

terugleggen in de juiste doos met aange-

geven pictogram

-gradatie: de kinderen mikken vanuit een

fietsband naar keuze (ze kunnen zo de af-

stand tot de miksituatie bepalen)

2. De kinderen zorgen ervoor dat ze met alle

materialen gespeeld hebben én dat ze alle

miksituaties aangedaan hebben. Het kind

bepaalt zelf de volgorde van materiaal-

keuze en de miksituaties, bepaalt zelf de

afstand tot de miksituatie én zijn tempo.

3. De kinderen nemen 1 soort materiaal en

doen daarmee alle miksituaties aan. Ze vul-

len de opdrachtenkaart in. (kaartmodel 1=

verticaal = makkelijkste richting in de ruimte

voor jonge kinderen). Idem met tweede,

derde en vierde soort materiaal. Deze kaart

komt in de portfolio.

4. De kinderen kiezen 1 miksituatie en

mikken ernaartoe met de vier soorten

materiaal. Ze vullen de opdrachtenkaart in

(kaartmodel 2= horizontaal). Ook deze kaart

komt in de portfolio.

5. De kinderen voeren de opdrachten uit: met

alle materialen naar alle situaties. Ze vullen

de matrixkaart in. (kaartmodel 3= volledig

matrix). Deze matrixkaart komt in de portfolio.

Voor het invullen van de kaart kan je de kin-

deren per twee laten werken en elkaar laten

controleren, bijsturen… (dit komt de observa-

tie- en taalontwikkeling ten goede).

Kaartmodel 1: verticaal

Zelfde concept kan voor alle miksituaties

Kaartmodel 2: horizontaal

Zelfde concept kan voor alle mikmaterialen

Kaartmodel 3: de volledige matrix

Ervaringen bij deze activiteit(en):

Zowel het tikspel als het matrix-spel bieden

een zéér krachtige leeromgeving. De motiva-

tie bij de kinderen ligt zéér hoog. Ze moeten

zich houden aan de afspraken. Aanvankelijk

moet de leerkracht een oogje in het zeil hou-

den, maar niet veel later leven de kinderen de

afspraken spontaan na. Er is ook een sociale

controle door de andere kinderen.

Aanvankelijk kiezen de kinderen het materiaal

dat hen meest aanspreekt. Zo zagen we een

kind dat bij de eerste fase 20 minuten lang

met het vliegertje gooide zonder zelfs de mik-

situaties te gebruiken. Het resultaat was wel

dat dit kind zienderogen vorderingen maakte

in de vaardigheid ‘gooien’ én in ‘het volgen

van het vliegertje met de ogen’. Na het beter

hanteren van het vliegtuigje ondernam het

kind pogingen om naar de aangeboden mate-

rialen te mikken; bv door de hoepel.

Vanaf fase twee is de instructietijd zéér kort en

de actieve leer- en bewegingstijd zéér hoog. Elk

kind kan oefenen en vorderen op eigen wijze

en op eigen tempo. De kinderen leren hun beurt

afwachten en moedigen elkaar spontaan aan.

Vanaf fase drie (het invullen van opdrachtkaar-

ten) verscherpt de aandacht en concentratie nog

meer. Er is opnieuw sociale controle: de kinderen

vullen de kaartjes in onder het wakend oog van

een vriendje (hoewel dit bij de verticale en hori-

zontale kaarten nog niet werd gevraagd).

Bij het invullen van de volledige matrix werken

de kinderen per twee. Ze vullen om de beurt

een hokje in van de eigen kaart en kiezen hier-

bij zelf de volgorde. Ze controleren samen of het

vriendje de opdracht goed heeft uitgevoerd. De

ingevulde kaart gaat in de portfolio. Kinderen

kunnen zelf vragen verder te werken aan hun

kaarten, zodat ze gericht kunnen oefenen. De

leerkracht kan op de blaadjes zien hoever de

kinderen gevorderd zijn in het gericht mikken,

maar ook of ze de matrix goed kunnen invullen.

4. Wat komt er in de algemene map naast het deel portfolioNieuwsbrieven naar de ouders waarin de wer-

king van de persoonlijke map met inbegrip van

portfolio wordt toegelicht: bv. de invulling van

de map, het gebruik en de bedoeling ervan. Ou-

ders kunnen via dit medium ook vragen stellen

en opmerkingen geven. Er is dus ruimte voor

communicatie. Ook mededelingen over het ver-

loop van buitenschoolse activiteiten en sportda-

gen en dergelijke kunnen hier aan bod komen.

Een groeiboekje met enkele standaardgege-

vens die elk jaar worden opgemeten, zoals

lengte en gewicht. Wees echter zeer discreet

met deze gegevens, bv. naar kinderen met

overgewicht! Sommige leerkrachten nemen

hierin ook enkele terugkerende vaardigheden

op: bv. gooien met een tennisbal, verspringen,

hoogspringen, afstandslopen…

Een jaarrapport waarbij een heel aantal

‘motorische competentiedoelen’ en doelen

m.b.t. ‘Gezonde, veilige levensstijl’ binnen de

bewegingsthema’s van bewegingsopvoeding

worden getoetst en waar ook al eens harde

evaluatievormen worden toegepast. Over de

leerjaren heen wordt hierbij rekening gehou-

den met duidelijke leerlijnen. Zo wordt de

vooruitgang van de leerling geïllustreerd. Het

kan gaan om productevaluatie en om proce-

Page 12: 247 5 september 2015

12

sevaluatie. Hopelijk wordt ook met deze resul-

taten reflecterend en leerlingbetrokken omge-

gaan, zodat de leerlingen ook hier veel kunnen

leren. En tot slot is er een overzicht van de eva-

luatie van de persoonsdoelen, zoals gegevens

in verband met ‘samenwerking’ met andere

leerlingen (sociale vaardigheden).

Er kan dus wel nog een codering of een cijfer

gegeven worden voor bewegingsopvoeding.

Maar het cijfer houdt voor de leerling geen

enkele verrassing meer in doordat hij zelf be-

trokken partij is en goed weet waarin hij sterk

of minder sterk is. Hij weet ook dat hij telkens

kansen krijgt om te oefenen en bij te sturen.

5. Voordelen van werken met een portfolioDe portfolio biedt heel wat gegevens en gede-

tailleerde informatie voor verder assessment.

De leerlingen kunnen zelf hun vooruitgang il-

lustreren en worden sterk aangemoedigd tot

zelfstandig werk. Ze leren reflecteren over hun

werk voor, tijdens en na de lessen. De portfolio

is een rijke bron van informatie voor de leer-

ling zelf én voor de leerkracht bewegingsop-

voeding. Zowat alle domeinen en een breed

gamma van doelen van de bewegingsopvoe-

ding komen aan bod. Het resulteert op het

einde van het zesde leerjaar in een uitgebreide

map waarin de evolutie van het kind geduren-

de de lagere school duidelijk naar voor komt.

Maar ook in functie van elk overlegmoment,

informeel of meer formeel bij een multidisci-

plinair overleg, bij een gesprek met ouders of

met de gonbegeleiding, enz… kan je terugval-

len op deze gegevens. Een voorwaarde is wel

dat de gebruiker van de portfolio bij het over-

leg de inhoud kent, begrijpt, en er op een con-

structieve wijze kan mee omgaan. De commu-

nicatie tussen de betrokken leerkrachten is ook

belangrijk en zal het kind ten goede komen.

Niet te verwaarlozen voordeel: als leerkracht

krijg je bij dergelijke wijze van zelfstandig wer-

ken van leerlingen, meer tijd om individueel

te observeren, te corrigeren en bij te sturen,

zeker bij de iets zwakkere leerlingen.

Ouders worden meer betrokken bij de lessen.

Als ze samen met hun kind de portfolio inkij-

ken, zien ze duidelijk wat het kind doet in de

les bewegingsopvoeding en kan het kind er

meer over vertellen. Ouders krijgen dankzij de

portfolio de mogelijkheid om aan de hand van

concreet leerlingenmateriaal te praten over

het werk en de ontwikkeling van hun kind. Ze

worden betrokken bij het leerproces en krijgen

zicht op de aspecten die belangrijk zijn om

thuis verder aandacht te geven. Ze zien wat

hun kind interesseert en kunnen gericht vra-

gen stellen. Misschien ontdekken ze wel een

sportieve aanleg of voorkeur bij hun kind en

kunnen ze hun kind mee stimuleren naar een

gezonde en veilige levensstijl.

6. Vragen, bedenkingen, moeilijkheden bij gebruik van portfolioHet werken met een portfolio is een proces dat

tijd vergt. Het vraagt interactieve en respon-

sieve leerkrachten die kunnen afstemmen op

de eigen inbreng en zelfreflectie van de kin-

deren. Het vraagt van de leerkracht een zeer

structurele organisatie en een doorgedreven

planning en voorbereiding. Vooral de opstart is

zeer arbeidsintensief.

Daarom: begin simpel en bouw langzaam uit.

Vermits de persoonlijke groei en vooruitgang

het criterium is, is het moeilijker om leerlingen

met elkaar te vergelijken. Ook dit is een proces

dat niet vanzelf verloopt.

Bij lagereschoolkinderen stellen we vast dat het

doorgaans weinig problemen oplevert om alle

aangereikte blaadjes of documentjes of foto’s

op te nemen. Zeker bij opdrachten op niveau

en bij succesbeleving verzamelen de kinderen

maar al te graag de opdrachten en evaluaties.

Het reflecteren door de leerling is niet bij elk

bewegingsthema even gemakkelijk. Extra be-

geleiding is vaak een noodzaak. En hoe doe je

dat dan als leerkracht? Verlies je niet te veel

tijd? Reflecteren hoeft niet altijd lang te duren

en het is vooral een kwestie van organisatie.

Reflecteren kan via duo-werk leerling-leerling

of leerling-leerkracht, reflecteren kan in kleine

groep en zelfs klassikaal. Denk goed na welke

vorm de kinderen aankunnen en welke vorm

meest leerwinst geeft.

7. Organisatie en lay-out bij het gebruik van de portfolioDe portfolio moet een stevige, verzorgde map

zijn. Laat elke leerling zijn portfolio documen-

teren door onder meer het voorblad te perso-

naliseren met bv. een sportieve foto.

De portfolio krijgt een afgesproken, vaste, dui-

delijke plaats in het onderwijs: letterlijk en fi-

guurlijk. De portfolio’s blijven steeds op school.

De opdracht- en evaluatieblaadjes worden ge-

klasseerd per bewegingsthema, waardoor de

kinderen ook een zekere structuur waarnemen

binnen bewegingsopvoeding.

Drie keer (of meer) per schooljaar wordt de

map ter ondertekening meegegeven naar

huis, dit gebeurt midden januari, maart en

midden juni. Het kan en mag ook meer. Vooral

wanneer kinderen laaiend enthousiast zijn

over een thema is het goed de observatie- en

evaluatieblaadjes eens mee te geven. Zorg er

vooral voor dat ze niet verloren gaan.

Opmerking: de leerling kan er ook voor kiezen

om fotomateriaal te gebruiken en mag ook

commentaren schrijven en toevoegen aan de

map. Als de leerling de school verlaat wordt

de map meegegeven als herinnering aan de

lessen bewegingsopvoeding.

BesluitVoor de leerling

Het gebruik van een portfolio stimuleert leer-

lingen tot zelfreflectie en zelfevaluatie. Soms

stellen we vast dat de leerling zelfs meer be-

langstelling krijgt voor bewegen in het alge-

meen, of voor een bepaald onderdeel in het

bijzonder.

Voor de leerkracht/ ouder

Als leerkracht en als ouder (begeleider) kan je

de ontwikkeling van de leerlingen volgen. Je

krijgt zicht op hun motivatie, hun interesses,

hun vorderingen.

Voor de leerkracht

Als leerkracht krijg je ook directe feedback op

je eigen onderwijs en instructie.

Wie de portfolio alleen invoert als een leuk

middel om het werk van kinderen te verza-

melen, zal het gemis voelen van een proces-

gerichte en interactieve visie als noodzakelijke

brandstof voor leerprocessen van kinderen.

BRONNEN- Adema, E. (2007). TOM en het volgen van leerlin-

gen. `s Herthogenbosch: TOM: onderwijs anders

- Bertrands, E. en Florquin, V. Speelkriebels. Acco

- Droop, M., Peeters, S., (2000) Starten met leer-lingenportfolio’s. Expertisecentrum Nederlands, Nijmegen.

- De Medts Christine, Studiedag BVLO 2009: gebruik van een portfolio in de lessen bewegingsopvoeding: ondersteunende tekst voor de nascholing van Ria Van Wassenhove

- De Medts C., Coens H., Verhoeven A. ‘Zet jezelf in beweging’, pakket bewegingsopvoeding voor leerjaar 1 tot 6, Zwijsen 2012

- Van Wassenhove Ria, Studiedag BVLO 2009: gebruik van een portfolio in de lessen bewegingsopvoeding: voorstelling praktische uitwerking

- Vanden Hautte Jan, Evaluatie in Gym, studiedag 18 oktober 2012, HILO Gent

- VVKBaO, Onderwijsaanpak. Portfolio, een waardevol instrument om het ontwikkelings- of leerproces te ondersteunen en te evalueren. 2003

- VVKBaO, Leerplan Bewegingsopvoeding Katholiek Basisonderwijs, 2011 Bijlage 1

Page 13: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 13nr. 3 / 2015

Samenvatting Fysieke activiteit beïnvloedt niet enkel de

gezondheid, maar kan ook het leervermogen

van leerlingen stimuleren. Leerkrachten licha-

melijke opvoeding en bewegingsdeskundigen

zijn dus, eens te meer, terechte pleitbezorgers

van meer beweging voor kinderen. Enthousiast

worden bewegingsprogramma’s om het kin-

derbrein te kneden opgesteld, inspiratie wordt

geput uit swingende websites en spranke-

lende navormingen. Deze bijdrage zoomt in op

een breinstimulerend bewegingsprogramma

dat in de wetenschappelijke wereld als neuro-

mythe wordt afgedaan, en stelt de vraag hoe

een praktijkgerichte bewegingsdeskundige

met deze problematiek best kan omgaan.

InleidingWelkom allemaal bij een sessie Brain Gym®.

Stel je even recht en doe gerust mee met deze

oefeningen voor je verder leest. We starten

immers met enkele oefeningen om onze her-

senen ‘wakker te maken’:

• Onder je sleutelbeen, links en rechts van

het borstbeen, bevinden zich je hersen-

knoppen. Wrijf erover, terwijl je met je

andere hand je navel bedekt.

• Doe een kruisloop. Hef afwisselend je

rechter- en linkerknie en raak deze aan

met de tegenovergestelde hand.

Zo, na dit bewegingstussendoortje kunnen

we onze goed verbonden hersenhelften laten

buigen over een aantal belangrijke vragen:

In welke mate mogen/kunnen we kinderen

blootstellen aan neuromythes of misvattin-

gen over hoe onze hersenen werken? Heiligt

het doel in dit geval de middelen?

Het doel is hier: kinderen meer doen bewe-

gen, zeker voor hun gezondheid, misschien

ook om het cognitief leren te bevorderen. De

wetenschappelijke aanwijzingen dat meer

bewegen tot een betere hersenfunctie en

schoolprestatie leidt, bespraken we in een vo-

rige bijdrage: ‘Fitte hersenen… Over de relatie

bewegen, brein, leren’ (Tijtgat, 2015). Hieruit

bleek dat er ook wel nog vraagtekens zijn bij

de aard en intensiteit van de fysieke activitei-

ten die nodig zijn om een cognitief leereffect

te bekomen. We kunnen ons in het bijzonder

afvragen of bovenvermelde oefeningen hier-

voor voldoende ‘fysiek actief’ zijn.

Het middel: er wordt een heel verhaaltje ge-

spind waaruit zou blijken dat we onze herse-

nen moeten activeren en onze hersenhelften

moeten laten samenwerken, want zo worden

we slimmer door te bewegen.

Het verhaaltje, zo zal hieronder blijken, is

een hardnekkige neuromythe die we zul-

len blootleggen. De laatste, belangrijke vraag

die we stellen: hoe moet je als leerkracht

lichamelijke opvoeding of als bewegingskun-

dige het kaf van het koren scheiden? Wan-

neer moet er een alarmsignaal verschijnen?

Een breinstimulerend commercieel bewegings-programmaBrain Gym® is een wereldwijd bekend com-

mercieel bewegingsprogramma dat bestaat uit

26 bewegingsoefeningen ter bevordering van

de samenwerking tussen verschillende her-

sengebieden. Het werken met dit bewegings-

programma wordt toegepast op verschillende

LEG JE RECHTERHERSENHELFT OVER JE LINKERHERSENHELFT EN BEWEEG EN BEWEEG EN BEWEEG… OVER NEUROMYTHES IN DE LICHAMELIJKE OPVOEDING

pieter tijtgat

Lector Lichamelijke Opvoeding, onderzoeksverantwoordelijke Onderzoekgroep Onderwijs en wetenschapscommunicator, Hogeschool OdiseeOnbezoldigd postdoctoraal medewerker, vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen, UGentStafmedewerker onderzoeksaangelegenheden, faculteit Mens en Welzijn, HoGent

Trefwoorden: onderzoek, invloed fysieke activiteit, cognitieve prestaties, hersenonderzoek, stimuleren, neuromythe, breinstimulerend

Page 14: 247 5 september 2015

14

scholen in Vlaanderen (TVKlasse, 2012; de re-

dactie, 2014). Het programma geeft aan dat

het ideaal is voor ieder die enigszins te maken

heeft met moeilijkheden, zoals concentratie,

lezen, schrijven, memoriseren, coördinatie,

organisatie, zich aanpassen aan veranderde

situaties, examens afleggen, enz. (“Brain

Gym® Bewegen is de poort tot leven”, z.j.).

Als een bewegingsprogramma met enkele

simpele bewegingen zoveel onderwijsproble-

men kan aanpakken, hoeft het niet te verba-

zen dat dit populair is in de onderwijswereld.

Gebaseerd op afgeschreven theoretische assumptiesMaar er schort iets. Hoewel Brain Gym® be-

weert te zijn gebaseerd op hersenonderzoek,

maakt het programma de facto gebruik van

metaforen die een te snel doorgedreven as-

sociatie leggen met hersenfunctie (Dekker et

al., 2014). De drie principes waarop het pro-

gramma zich beroept, zijn eigenlijk al geruime

tijd door wetenschappelijk onderzoek afgewe-

zen: hersendominantie, neural repatterning en

perceptueel-motorische training om beter te

leren (Hyatt, 2007).

Een voorbeeld ter illustratie: de hersendomi-

nantie. Het is een interessant voorbeeld om-

dat het een neuromythe is die vaak opduikt

in het (bewegings)onderwijs. Voor een uitge-

breide uitdieping van deze neuromythe verwij-

zen we naar het boek ‘Krachtig leren, cognitief

neurowetenschappelijk benaderd’, een prak-

tijkboek over de rol die neurowetenschappen

kunnen betekenen voor het onderwijs (Van

Camp, Vloeberghs en Tijtgat, 2015). Het idee

van hersenhelftdominante stamt in elk geval

uit onderzoek in de jaren ’60 waarbij chirurgen

als remedie tegen onbehandelbare epilepsie

de connectie tussen de linker- en rechterher-

senhelft doorsneden (Bogen & Bogen, 1969).

Na deze operatie kon men ook elke hersen-

helft apart testen en hierbij ontdekte men dat

patiënten wel woorden konden benoemen

die in het linkse gezichtsveld werden gepro-

jecteerd, maar niet als deze woorden in het

rechtse gezichtsveld werd geprojecteerd. Uit

bovenstaande bevindingen leidde men al snel

af dat ‘normale’ mensen, dus waarbij beide

hersenhelften wel verbonden zijn, de neiging

hebben de ene hersenhelft eerder te gebrui-

ken dan de andere. Neurowetenschappelijk

onderzoek heeft intussen echter al lang aan-

getoond dat mensen voortdurend beide sterk

met elkaar verbonden hersenhelften gebrui-

ken (Vloeberghs, 2015). Dit geldt zeker voor

het uitvoeren van de complexe vaardigheden

die we binnen (bewegings)onderwijs aanspre-

ken. De neuromythe ontstond omdat een ge-

geven bij een medische populatie te snel werd

doorgetrokken naar gezonde leerlingen (zie

figuur 1). Bij normale mensen kan de ene her-

senhelft, bij geïsoleerde taken weliswaar iets

vroeger meer activatie vertonen, maar al heel

snel verspreidt dit zich over beide hersenhelf-

ten, en het verwerken van informatie gebeurt

dus quasi simultaan, waardoor het voor een

normale leerling niet mogelijk is selectief één

hersenhelft te gebruiken (Vloeberghs, 2015).

Ook beweging zal dus beide hersenhelften sti-

muleren, maar het is niet precies door specifie-

ke bewegingsoefeningen te doen, dat er een

meer optimale samenwerking zou ontstaan.

In ‘De 50 grootste misvattingen in de psycholo-

gie’ een boek dat wel meerdere wetenschap-

pelijke mythes doorprikt, eindigt het hoofdstuk

over hersendominantie dan ook met de vol-

gende aanbeveling:

Laat u niet in de luren leggen door bewerin-

gen van dichotomisanten met lezingen in de

aanbieding of verkopers van apparatuur ter

synchronisatie van de twee hersenhelften die

te mooi klinkt om waar te zijn. Recent onder-

zoek naar verschillen tussen de hersenhelften,

die zelfs door degenen die verantwoordelijke

zijn voor de ontdekking van de specialisaties

van links en rechts, concentreert zich op de

geïntegreerde werking van de normale her-

senen. (Lilienfeld et al., 2010, p. 48)

Merk ten slotte op dat de neuromythe van de

hersendominantie ook wel opduikt in bewe-

gingsprogramma’s zoals bijvoorbeeld bij Action

Type® (Huijbers & Murphy, 2010). Het is bij-

gevolg aangewezen kritische vragen te stellen

bij (de theoretische achtergrond van) deze be-

nadering.

Bij neural repattering wijt men problemen

met complexe cognitieve processen die de her-

senen doormaken bij bijvoorbeeld lezen, aan

het feit dat het kind een belangrijke fase in zijn

motorische ontwikkeling oversloeg. Zo zal een

kind dat niet gekropen heeft voor het leerde

stappen en leesproblemen heeft, nu wel moe-

ten gaan kruipen zodat de neurale patronen

gelegd worden die ook nodig zijn voor com-

plexere denkoefeningen. Ook deze theoretische

assumptie werd zelfs nog voor Brain Gym®

ontwikkeld werd, als niet effectief bevonden

(Hyatt, 2007; Spaulding et al., 2010).

Perceptueel-motorische training ten slotte

bestaat uit bijvoorbeeld kruipen, over een

evenwichtsbalk lopen, springen, ballen stui-

teren, enz. Hoewel deze activiteiten de mo-

torische ontwikkeling van het kind ten goede

zullen komen, is intussen aangetoond dat het

geen effectieve interventies zijn om het cog-

nitief vermogen van kinderen aan te scherpen

(Hyatt, 2007; Spaulding et al. 2010). Een kind

met leerproblemen is dus niet bij voorbaat

geholpen met deze perceptuele-motorische

oefeningen en de onderwijstijd kan waar-

schijnlijk efficiënter ingevuld worden. Het is

belangrijk hierbij te benadrukken dat deze on-

derzoeksresultaten niet ontkennen dat er een

link is tussen motoriek en cognitie, maar dat

een interventie gebaseerd op perceptueel-mo-

torische training niet de beste optie is om een

cognitief leerprobleem aan te pakken.

Zonder wetenschappelijke bewijs dat het werktLos van de misschien afgewezen theoretische

gronden waarop een bewegingsprogramma is

gebaseerd, kan ze misschien wel werkzaam

zijn (Ritchie et al., 2012). Helaas echter, zowat

alle studies die gevoerd zijn naar het moge-

lijk effect van Brain Gym® bleken van onder-

Figuur 1. Het ontstaan van neuromythe over hersenhelftdominantie (overgenomen uit Vloeberghs, 2015)

Page 15: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 15nr. 3 / 2015

maatse wetenschappelij-

ke kwaliteit (Hyatt, 2007;

Stephenson, 2009; Spaul-

ding et al., 2010). Zo bleek

één van de testpersonen

een auteur van het experi-

ment en werd een verkeer-

de statistische toets gebruikt

(Hyatt, 2007). Wel bleek in

een studie dat kinderen die

zes weken dagelijks 10 minuten Brain-Gym®

hadden uitgevoerd, langer op één been kon-

den staan. Los van de methodologische pro-

blemen met deze studie (geen duidelijke test-

groep, geen controle op beïnvloeding van de

begeleiders, kinderen in de testgroep kunnen

extra geoefend hebben; Khalsa et al. in Hyatt,

2007), lijkt het nu ook weer niet zo essentieel

om iets langer op één been te kunnen staan

(Nanninga, 2012) en staat dit resultaat toch

nog ver van de beloofde verbeterde cognitieve

prestaties.

To do or not to do?In de meest voorzichtige benadering kan je

bepaalde Brain Gym® bewegingen op zich wel

toepassen in je klaspraktijk, maar het blijft dan

zaak goed te beseffen en eventueel te duiden

wat dit programma wel of niet teweeg brengt

(en zeker niet te zeggen dat kinderen hierdoor

een betere hersenfunctie ontwikkelen…). Het

nut van deze bewegingstussendoortjes ligt

waarschijnlijk eerder bij ontspanning, gezond-

heid en/of het ontwikkelen van executieve

functies (Best, 2010) dan bij beter cognitieve

ontwikkeling door de bewegingen op zich.

Zo is het goed mogelijk dat bewegingstus-

sendoortjes de eentonigheid van lessen door-

breken en dat dit het leren ten goede komt,

maar dat hoeft nog niet te betekenen dat we

daarom specifieke en soms ongewone Brain

Gym® oefeningen moeten gaan toepassen

(Ritchie et al. 2012). Het programma helpt in

dezelfde zin misschien (wat dus nog onderzocht

moet worden!) om stress te vermijden in de

lijn van ademhalingsoefeningen en yoga in de

klas en wordt op die wijze toegepast (TVKlasse,

2012; de redactie, 2014), maar je wordt er niet

slimmer van en de leerlingen laten geloven dat

ze er slimmer van worden is helemaal uit den

boze. Concreet: spreek over het belang van een

balans te vinden in je leven, maar zwijg over

het in overeenstemming brengen van beide

hersenhelften door gekruiste coördinatie-oefe-

ningen. Promoot verder zeker bewegingstus-

sendoortjes. Blijf actief inzetten op meer be-

wegen in en buiten de klas. Besef dat er wel

degelijk een link is tussen bewegen en leren.

Maar

wees beducht op uitspraken

om je verhaal te ‘kleuren’. Geloof niet te snel

de goed verpakte, commercieel aangeboden

bewegingsprogramma’s die heel indrukwek-

kende resultaten beloven op korte tijd en door

simpele bewegingen. Misschien kan je zelf stel-

len: hoe indrukwekkender het resultaat, hoe

wantrouwiger je kan zijn.

Hoe nu verder als bewegingsdeskundige?Daar sta je dan als gemotiveerde bewegings-

deskundige, als leergierige nascholer, klaar om

erin te vliegen. En wat blijkt, niet elk nieuw en

flitsend innovatief bewegingsprogramma blijkt

zo betrouwbaar te zijn.

5 tips om mee te nemen:

1. Bewegingsprogramma’s die heel mooi

verpakt zijn vanuit een duidelijke com-

merciële instelling en gebaseerd blijken

op verbazingwekkende inzichten (over

onze hersenen) maar waarvan je geen

bronvermelding terugvindt, mag je ge-

zond wantrouwen.

2. Soms vind je net wel een heel uitgebrei-

de bronnenlijst terug, een verkoopargu-

ment om het ‘evidence-base’ gehalte te

doen stijgen. Durf die bronnen toch even

onder de loep te nemen. Zijn het peer-

reviewed artikelen of eerder boeken van

‘bewegingsgoeroe’s’? En zie je zelf of

deze waslijst aan bronnen kunnen gelinkt

worden aan de aangeboden methodiek?

Indien het programma expliciet gelinkt

wordt aan een wetenschappelijke instel-

ling (universiteit of hogeschool), kan je

geruster zijn, deze instituten stellen hun

reputatie niet zomaar op de helling.

3. Wees je zeker bewust van de (valse)

overtuigingskracht die neurowetenschap-

pelijke verklaringen en afbeeldingen van

de hersenactiviteit kunnen hebben (Dek-

ker et al., 2014).

4. Pas op voor een te snel ‘zie je wel’-gevoel

of de zogenaamde confirmation bias, wat

inhoudt dat je informatie eerder voor

waar aanneemt als het je eigen opvattin-

gen bevestigt (Dekker et al., 2014).

5. The proof of the pudding is in the eating.

Heb je twijfels, maar ziet het programma

er toch overtuigend uit? Probeer het ge-

rust uit, maar met kritische blik. En praat

erover met je collega’s, bediscussieer, stel

in vraag. Alleen al de kritische reflectie

maken, helpt je al een heel eind op weg

bij het maken van de juiste keuzes in je

praktijk.

Een uitsmijterTyp ‘brain gym’ en ‘BBC’ in youtube en bekijk

hoe BBC genadeloos komaf maakt met de

wetenschappelijke achtergrond van dit bewe-

gingsprogramma.

Dank aanDr. Matthieu Lenoir (UGent) en vier anonieme

reviewers voor de kritische lezing van en waar-

devolle suggesties voor deze bijdrage.

REFERENTIESBest, J. R. (2010). Effects of physical activity on

children’s executive function: Contributions of experi-mental research on aerobic exercise. Developmental Review, 30(4), 331-351.

Bogen, J. E., & Bogen, G. M. (1969). The other side of the brain: III. The corpus callosum and creativity. Bulletin of the Los Angeles Neurological Society, 34(4), 191-220

Brain Gym® Bewegen is de poort tot leven (zonder jaar).

Dekker, S., Lee, N. C., & Jolles, J. (2014). Over het vóórkomen en voorkómen van neuromythen in het onderwijs. Neuropraxis, 18(2), 62-66.

Het Journaal (2014) Ook kleuters ontsnappen niet aan stress. [tv-reportage]

Huijbers, J., & Murphy, P. (2010) Totaalcoachen: begeleiden met Action Type : de nieuwe dimensie in sportcoachen : ook voor sporters! Nieuwegein: Arko Sports Media BV

Hyatt, K. J. (2007). Brain Gym® Building Stronger Brains or Wishful Thinking? Remedial and special education, 28(2), 117-124.

Lilienfeld, S., Lynn, J., Ruscio, J., & Beyerstein, B. (2010). De 50 grootste misvattingen in de psycholo-gie. Amsterdam: Bert Bakker

Nanninga, R. (2012). De hersenmythes van Brain-Gym®. Skepter, 25(1)

Ritchie, S. J., Chudler, E. H., & Della Sala, S. (2012). Don't try this at school: the attraction of ‘alternative’ educational techniques. Neuroscience in Education: The Good, The Bad and The Ugly, 244-264.

Spaulding, L. S., Mostert, M. P., & Beam, A. P. (2010). Is Brain Gym® an effective educational intervention? Exceptionality, 18(1), 18-30.

Stephenson, J. (2009). Best practice? Advice provided to teachers about the use of Brain Gym® in Austra-lian schools. Australian Journal of Education,53(2), 109-124.

Tijtgat, P. (2015). Fitte hersenen… Over de relatie bewegen, brein, leren. Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, 245(1), 12-16.

TVKlasse (2012). Relaxen op school. [tv-reportage]

Van Camp, T., Vloeberghs, L. & Tijtgat, P. (2015) Krachtig Leren. Cognitief neurowetenschappelijk benaderd. Leuven: Acco.

Vloeberghs, L. (2015) Leren op maat. In: Van Camp, T.; Vloeberghs, L.; Tijtgat, P. et al. Krachtig Leren. Cogni-tief neurowetenschappelijk benaderd. Leuven: Acco.

Page 16: 247 5 september 2015

16

BEWEGING EN LO IN INTERCULTURELE OMGEVING

Lore, Ruth, Ruben, Davine en CharlotteStudenten van de lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding VIVES, campus Torhout

Sofie De RijckVerantwoordelijke internationalisering VIVES campus TorhoutDocent LO/BR en begeleider van deze bachelorproeven

INLEIDINGLore, Ruth, Ruben, Davine en Charlotte, stu-

denten van de lerarenopleiding Lichamelijke

Opvoeding (VIVES, campus Torhout), trekken in

het voorjaar 2015 naar het Zuiden. Lore en Ruth

naar India, Ruben naar Cambodja en Davine en

Charlotte naar Kenia. Naast een stageopdracht

van lesgeven in lagere of secundaire scholen,

werken ze een project rond beweging uit. Dit

project staat in het teken van hun bachelor-

proef. Met deze stage en het uitwerken van hun

bachelorproef kiezen ze bewust voor het wer-

ken in een andere culturele omgeving waar-

door ze hun interculturele competenties (taal,

persoonlijke groei, specifieke vakkennis, global

engagement) ontwikkelen. Sofie De Rijck, ver-

antwoordelijke internationalisering VIVES cam-

pus Torhout, docent binnen het team LO/BR en

begeleider van deze bachelorproeven, is over-

tuigd van de meerwaarde van een internatio-

nale ervaring voor alle studenten. Ze is blij dat

de studenten deze uitdaging aangaan en zich

willen onderdompelen in de interculturele we-

reld van beweging en Lichamelijke Opvoeding.

OGEN OPEN VOOR NIEUWE CULTURELE OMGEVING Als toekomstige leerkrachten weten de stu-

denten dat een goede voorbereiding belangrijk

is, maar voor het uitwerken van hun lessen

en projecten zijn een goede observatie en

het maken van een situatieschets een must.

Onbewust zijn er een aantal vooroordelen en

clichés in hun gedachten geslopen. Bepaalde

gewoonten leren ze kaderen binnen de plaat-

selijke cultuur. Na enkele dagen verdwijnen

de frustraties over het plaatselijke denken en

doen en worden ze één met de lokale cultuur.

Leerkracht LO

We zien leraren LO tijdens de schooluren wei-

nig tot geen les geven. In India en Cambodja

geeft men Zweedse gymnastiek, driloefe-

ningen op tel. Het salaris van leerkrachten is

enorm laag waardoor er vaak een groot absen-

teïsme is. Lessen LO zijn gericht op bewegen

met weinig didactische en methodische onder-

bouw. Door kleine tools aan te reiken, kunnen

we samen met de plaatselijke leerkrachten

innovatief werken. Een klein voorbeeld: het

geven van het spel ‘tussen twee vuren’ is een

vernieuwend element in hun LO-les.

Samen spelen

Kinderen in India, Cambodja en Kenia hebben

veel moeite met samen spelen, zowel binnen

als buiten de school. Jongens en meisjes spelen

niet samen, maar ook in meisjes- of jongens-

groepen lukt dit niet. Bij alle leeftijdsgroepen

is egocentrisme merkbaar. Door de prestatie-

gerichte omgeving is winnen belangrijker dan

plezier hebben. De leerlingen die hoog scoren

op technisch vlak tijdens de bewegingslessen

maken kans op een plaats in het schoolteam.

Andere kinderen moeten dikwijls bijspringen

in het huishouden of helpen hun werkende

ouders zodat ze niet leren spelen.

Materiaal

Creatief omgaan met weinig materiaal is voor ie-

dereen een must. Er is weinig tot geen materiaal.

Een bal, bruikbaar of niet, vinden ze allemaal. Ze

zijn flexibel en maken gebruik van de omgeving,

een kokosnoot bijvoorbeeld doet dienst als kegel.

Interculturaliteit top!

Op cultureel vlak binnen de schoolcontext den-

ken ze aan volgende woorden: timing, respect

voor de ander, geloof en assembly, uniformen,…

Timing en organisatie

Omwille van hun visie op time- en organisa-

tiemanagement is er weinig stress voor en

tijdens de lessen. Het organiseren van eve-

nementen gebeurt zonder draaiboek. We zien

dat het anders kan (in vergelijking met onze

drukke maatschappij).

Trefwoorden: interculturele omgeving, stageopdracht, bachelorproef, buitenland

Page 17: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 17nr. 3 / 2015

Respect voor de ander

Het respect voor de ander is uitermate hoog.

We schrikken in positieve zin van het respect

t.o.v. de leerkrachten. Kinderen staan bijvoor-

beeld recht als ze een antwoord geven of als

een leerkracht binnenkomt, … In sommige

streken is er zelf een benaming om respect te

tonen, bv. ‘cheichi en chedda’ in India.

Geloof en assembly

Dagelijks aanbidden de leerlingen hun goden

en het Boeddhisme, Hindoeïsme of Islam is

sterk aanwezig binnen en buiten de schoolmu-

ren. Twee keer per week komen de leerlingen

samen voor de assembly waar ze op een ge-

disciplineerde manier het volkslied, schoollied

en andere gezangen zingen. Prijsuitreikingen,

stiptheid en netheid, extra opdrachten, verha-

len,… worden daar besproken.

Uniformen

Elke school heeft zijn eigen uniform. Dit draagt

het kind een hele dag, ook voor de bewegings-

lessen. Dit uniform zorgt voor een gelijkheid

binnen de school. Er is een strenge controle

en indien leerlingen hun uniform niet dragen,

stuurt het schoolhoofd hen terug naar huis.

Leerplan en staatsexamens

Zowel in India, Kenia en Cambodja is er geen

leerplan voor bewegingsopvoeding in tegen-

stelling tot andere vakken. De druk op het

schoolkind is vrij hoog omwille van regelma-

tige staatsexamens. De scholen willen dat hun

leerlingen goed presteren. Hierdoor hecht men

minder belang aan bewegingsopvoeding.

NA OBSERVATIE, AAN DE SLAG!Met het geobserveerde gaan Lore, Ruth,

Ruben, Davine en Charlotte aan de slag en

werken ze drie verschillende projecten uit. Ie-

der project op maat en rekening houdend met

de eigenheid van het land en/of de regio.

India: samenspel bevorderen

Tijdens het geven van LO aan de leerlingen van

Rajagiri Public School en Rajagiri higher secon-

dary school leren Lore en Ruth zoveel mogelijk

nieuwe spelletjes aan zoals tussen 4 vuren,

popcorn,… Leerlingen spelen deze ook buiten

de les en dit geeft voldoening.

Tijdens de zomervakantie in India (maart-april)

werken ze in het Key children project. Dit is

een project voor arme kinderen waar ze twee

uur per dag terecht kunnen om te spelen en

lifeskills te leren. Na ervaringen in de scho-

len proberen ze om samen met de kinderen

het samenspel te bevorderen. Ze organiseren

verschillende spelvormen met de nadruk op

vertrouwen, sociale omgang en teambuilding.

Met afval (flessen, blikken, papier,…) knutse-

len ze hun spelmateriaal. Ze knutselen ook sa-

men met de kinderen waardoor deze respect

krijgen voor het spelmateriaal. Na de drie in-

tense weken zien ze een grote vooruitgang op

vlak van sociale omgang en samenspel.

Kenia: outdoor education

Davine en Charlotte integreren een nieuwe

onderwijsaanpak in Ukunda en maken in hun

bachelorproef een vergelijking met West-

Vlaanderen. Ze stellen zich volgende vragen:

Welke invloed heeft een bewegingsspel op het

sociaal leren in een leerrijke omgeving? En hoe

onthouden de leerlingen de inhoud van de les

door de drie factoren van outdoor education?

Ze gebruiken het principe van outdoor educa-

tion en onderstaande model als basis.

1. Outdoor activities

Ze besluiten dat in West-Vlaanderen de leer-

lingen zowel op motorisch als cognitief vlak

hoog scoren. Daartegenover merken ze een

merkwaardig verschil in Ukunda. De leer-

lingen zijn sportief en hebben een goede

conditie, maar scoren op cognitief vlak laag.

Het spelidee wordt vaak niet begrepen. Ze

hebben een vermoeden dat dit een gevolg

is van een te klein aanbod aan bewegings-

spelen. De kinderen zijn het niet gewoon.

Vaak ondervinden ze veel problemen bij oe-

feningen rond coördinatie, richtingbepaling

en chronologisch werken.

2. Personal and social development

Zowel in Kenia als in West-Vlaanderen heb-

ben de bewegingsspelen een positieve in-

vloed op de persoonlijke en sociale ontwik-

keling. De sociale basisvaardigheden, zoals

leren delen en verdraagzaam zijn kunnen

aan de hand van outdoor education ver-

der ontwikkeld worden. Deze ontwikkeling

hangt af van het gekozen bewegingsspel.

3. Environmental education

De Keniaanse kinderen spenderen hun tijd

geen volledige dag in de klaslokalen. Ze

hebben veel vrije momenten om buiten te

spelen. Ook de leerkrachten zijn voorstan-

ders om elementen uit de omgeving te be-

trekken bij het lesgebeuren. Voor de leerlin-

gen in Kenia is het lesgebeuren buiten geen

nieuwe prikkel, wat wel het geval is voor

de leerlingen in West-Vlaanderen. Voor de

leerlingen is het een vernieuwing om een

algemeen vak al spelend op de speelplaats

te behandelen.

Cambodja: active games

Ruben werkt een project rond active games

uit. Hij bekijkt hoe spelend leren met behulp

van active games en speelkoffers het leren be-

vordert bij de Cambodjaanse schoolkinderen.

Active games zijn bewegingsspelletjes die ge-

bruikt worden om allerlei leerstof aan te bie-

den of te herhalen. Zo maakte Ruben active

games rond taal, wiskunde, wereldoriëntatie...

De vernieuwde aanpak zorgt voor een enorme

verbetering in het leerklimaat en biedt variatie Figuur. Het conceptmodel voor openluchtonderwijs is

gedemonstreerd door Higgins en Loynes (1997)

Davine leert de onderhandse receptie

Fier op het materiaal (Ukunda, Kenia)

Page 18: 247 5 september 2015

18

bij het leerkrachtgestuurd onderwijs. De be-

trokkenheid van de leerlingen is veel groter.

De speelkoffers kennen een groot succes. De

leerlingen leren omgaan met elkaar, het mate-

riaal en de omgeving. Samen met 2 studenten

bachelor lager onderwijs, maakt hij een zand-

bak en een materiaallokaal. Het aanbieden

van uitgebreide materiaalberging is echter niet

voldoende. Ruben merkt op dat de leerkrach-

ten niet weten hoe ze het sportmateriaal kun-

nen gebruiken. Daarom werkt hij een reeks van

lesfiches en organisatievormen uit waarmee ze

zeker zelfstandig aan de slag kunnen.

Hij organiseert op de stageschool een loopwed-

strijd en kon hiervoor op de hulp van de leer-

krachten en de directie rekenen. “Ik merkte dat

men in Cambodja op een andere manier evene-

menten organiseert. In België bereiden we alles

voor wat we kunnen voorbereiden, in Cambodja

stelt men eerder alles uit wat kan uitgesteld

worden tot op de dag zelf. Als je zoiets niet ge-

woon bent, krijg je daar behoorlijk veel stress

van. Gelukkig liep alles goed af en kan ik geluk-

kig zijn met maar liefst 1000 aanwezigen.”

BOEIENDE ERVARINGEN DELEN Flexibiliteit, probleemoplossend denken, cre-

ativiteit, interculturele competenties,… onze

lijst van geleerde competenties kent geen

einde. Deze stage en de uitwerking van deze

projecten hebben een positief effect op per-

soonlijke groei en global engagement. De stu-

denten zijn ervan overtuigd dat deze specifieke

competenties een meerwaarde zijn, ook later

als lid van een schoolteam.

Ter plaatse deelden we onze ervaringen met

de plaatselijke leerkrachten, schoolhoofden en

leerlingen, op VIVES met onze medestudenten

en in de toekomst zullen we deze ervaringen

zeker delen met collega’s en leerlingen.

EXTRA:Blogs (lees meer over hun stage in het Zuiden):

Davine en Charlotte: https://davineencharlot-

teinkenia.wordpress.com/2015/02/21/23

Ruben: http://www.ontwikkelingsstage-

cambodja.blogspot.be

Lore en Ruth: http://www.india2015vives.

blogspot.be

Ruth en Ruben ontvangen een financiële

tussenkomst via VLIR UOS- reisbeurs

Externe partner van Davine en Charlotte is

Sunshine4Kids (www.sunshine4kids.be)

Charlotte doet mee met bewegingsspel

Sofie De Rijck had het geluk om in februari op

docentenmobiliteit naar Cambodja te mogen gaan…

dit is een typische groepsfoto tijdens één van haar

schoolbezoeken (lagere school te Chup Vary)

Loopwedstrijd te Cambodja

Page 19: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 1 september 2015

Krac

htba

l 012

BVLOFALOS KRACHTBAL - VLAAMSE KRACHTBALFEDERATIE VZW

KRACHTBAL OP SCHOOL: MINIKRACHTBAL (DEEL 3 &SLOT)

Doelstellingen/materiaal Spelvorm Organisatie

Precisiewerpen, loopsnelheid

Materiaal: (zachte) ballen

Kanonbal: de loopploeg staat achter een lijn, de kanonniers

stellen zich op in het veld. Iemand van de loopploeg gooit de

grote, zachte bal (kanonbal) in het speelveld. Alle spelers van de

loopploeg proberen over te steken. De kanonniers mogen niet

lopen met de bal en proberen zoveel mogelijk lopers te raken. Na

X aantal loopbeurten wisselen van functie. Welke ploeg kan de

meeste spelers raken?

Coördinatievaardigheden,

lopen met bal, samenspel

Materiaal: ballen

Krachtbaltikkertje: de tikker neemt een krachtbal met 2 handen

vast en probeert met de bal de andere spelers te tikken. Wie

getikt wordt, wordt tikker.

Variante: de speler met de krachtbal in de handen mag door

de tikker (duidelijk te onderscheiden van de rest) niet aangetikt

worden. Door het slim doorspelen van de bal kan de groep het de

tikker moeilijk maken. (ev. meerdere ballen)

Coördinatievaardigheden,

reactiesnelheid

Materiaal: ballen

Pak die bal: In het midden van het veld een aantal ballen leg-

gen dat één of twee eenheden kleiner is dan het aantal spelers.

De spelers lopen rond het veld en op het signaal van de lesgever

proberen ze een bal te bemachtigen. Wie geen bal heeft, wordt

uitgeschakeld.

Passen, vangen, samenspel,

reactiesnelheid

Materiaal: ballen

Inhaalbal: 2 ploegen in kring, ABABAB enz. Elke ploeg heeft een

bal. De balbezitters staan bij het begin van het spel recht tegen-

over elkaar. Door passen te geven naar medespelers probeert

men de bal van de tegenpartij in te halen.

Variante: bij signaal veranderen van richting.

OF

Page 20: 247 5 september 2015

2

Krac

htba

l 013

Doelstellingen/materiaal Spelvorm Organisatie

Precisiewerpen

Materiaal: ballen

Baldrijven: 2 ploegen aan weerszijden van het veld. In het mid-

den liggen 2 of meerdere grote ballen die over een bepaalde lijn

gedreven moeten worden door er met andere ballen tegen te

gooien. Wie de bal over de lijn krijgt, scoort een punt. Wie haalt

eerst bv. 5 punten.

Passen, vangen, precisiewerpen

Materiaal: ballen, hoepels

Prinsenbal: Twee ploegen, één speler (de prins) van elke ploeg

staat in een hoepel. De spelers proberen door passen te geven de

bal bij de prins te krijgen. Valt de bal op de grond dan krijgt de

andere ploeg de bal. Zij proberen de bal bij hun prins te krijgen

enz. Telkens de prins de bal kan vangen, scoort men een punt.

Variante: de prins wordt vervangen door een bal op bv. een bok.

De ploegen proberen de bal van de bok te werpen om te scoren.

Werpen, vangen

Materiaal: ballen

Naambal: de speler met de bal gooit de bal omhoog en roept

daarbij een naam. Die speler probeert de bal op te vangen. Lukt

dat, dan gooit hij onmiddellijk opnieuw en roept een naam. Kan

de bal niet gevangen worden, dan lopen de andere spelers weg

en zodra de speler de bal toch in zijn handen heeft, roept hij stop.

Hij mag 3 stappen zetten om dan iemand te proberen raken. De

speler die geraakt wordt is de volgende werper.

Coördinatievaardigheden,

balgewenning

Materiaal: ballen, volleybalnet

Bommenregen: 2 ploegen, de zaal is verdeeld in 2 speelhelften

door een net. In elk kamp liggen een gelijk aantal ballen (bom-

men). Vanaf het fluitsignaal proberen de ploegen alle bommen

uit hun veld te krijgen. Ze doen dat door de ballen ONDER het net

te gooien.

Loopsnelheid, werpen

Materiaal: ballen

Aflossingswerpen: de spelers van elke ploeg staan achter een

lijn. Op signaal werpen ze de krachtbal over een bepaalde lijn. Zo-

dra de bal de grond raakt, mag de werper de bal halen. Hij brengt

die terug naar de volgende speler (doorgeven) en zet zich neer.

De volgende speler werpt enz. De ploeg waarvan alle spelers het

snelst neerzitten wint. De afstand van de lijn variëren.

Loopsnelheid, balgewenning

Materiaal: ballen, hoepels

Hoeplabal: 4 groepen (A,B,C,D), 4 hoepels in vierkant met bal

erin. De eerste speler van elke groep loopt naar de dichtstbij-

zijnde hoepel neemt de bal en legt die in de volgende hoepel en

keert terug, waarop de volgende loper start. De ploeg die een bal

inhaalt, wint.

Page 21: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 3 september 2015

Kra

chtb

al 0

14

Doelstellingen/materiaal Spelvorm Organisatie

Vangen, reactiesnelheid

Materiaal: ballen

Vangbal: één speler van de groep met bal gaat zo’n 6 meter

voor de groep staan. De spelers van de groep stellen zich op in

een rij achter elkaar. De speler met bal gooit de bal onderhands

recht omhoog. De eerste speler van de groep loopt naar voor en

probeert de bal te vangen. De werper sluit aan bij de groep. De

vanger wordt werper.

Varianten: afstand variëren of uitgangshouding veranderen

(zit, lig, …)

Werpen

Materiaal: ballen

Afstand werpen: alle spelers gooien vanaf een bepaalde lijn zo

ver mogelijk met een nek- of een rugworp. Elke speler krijgt 3

beurten. Wie gooit het verst?

Precisiewerpen

Materiaal; ballen, volleynet,

valmatten/kegels

Mattenwerpen: over een net proberen de bal te gooien op een

valmat. Werptechniek: nekworp. Telkens de mat geraakt wordt,

scoort men een punt. Gedurende bepaalde tijd zoveel mogelijk

punten proberen verzamelen

Variante 1: groot oppervlak en klein oppervlak, resp. dicht en ver

gelegen: 1 punt voor groot oppervlak; 3 punten voor klein oppervlak.

Variante 2 (zonder net): naar kegeltjes werpen. Bv. één kegel op 7

meter (1 punt), tweede kegel op 11 meter (3 punten). Opgelet: de

bal moet rechtstreeks tegen de kegel gegooid worden (niet tegen

de kegel rollen). Wie de kegel raakt krijgt de resp. punten.

Wedstrijd

Materiaal: ballen

Mini-krachtbal: 2 ploegen van 4 (5 of max. 6 spelers)

Terrein: volleybalveld. 3-meterlijnen zijn de doellijnen.

De zone achter de doellijn en tussen de zijlijnen is het doelgebied.

Doel van het spel: vanaf de eigen doellijn met een nekworp de bal

op de grond krijgen in het doelgebied van de tegenstrever.

Spelregels:

• Dezelfde speler mag geen twee keer na elkaar gooien.

• Bal laten vallen in het eigen doelgebied = punt voor de andere

ploeg

• 5 seconden-regel: binnen de vijf seconden na het vangen van

de bal moet de werpbeweging (ev. met aanloop) ingezet zijn. Zo

niet, bal aan de tegenstrever.

•Buitenspel: als de verdedigers de bal buiten duwen of buiten de

lijnen lopen bij het vangen, krijgt de aanvallende ploeg de bal

terug (Bal neerleggen, speler van andere ploeg komt die halen).

•Voorbij de eigen doellijn lopen om te gooien of voet op de doel-

lijn bij het gooien = bal aan de tegenpartij

Variante: krachtbalvolley = mini-krachtbal over een volleybalnet

(hoogte kan aangepast worden aan de leeftijd. Het net moet

verhinderen dat harde worpen tot schrik bij het vangen leiden.

Variante: krachtbalvolley – met net

Page 22: 247 5 september 2015

4

Krac

htba

l 015

Doelstellingen/materiaal Spelvorm Organisatie

Balgewenning, passen

Oefeningen:

1.1 Per 4 één bal. 2 aan 2 op zo’n 4 meter van elkaar. De bal

doorgeven naar elkaar en aansluiten aan de overkant. Vangtech-

niek benadrukken.

1.2 Idem 1.1 maar met de volledige groep een groot vierkant

vormen. De spelers gelijk verdelen over de hoeken. De bal door-

geven in wijzerzin. De pasgever volgt altijd de bal.

1.3 Idem 1.2 maar de passen in wijzerzin, de pasgevers lopen in

tegenwijzerzin.

Loopsnelheid, lopen met bal

Estafette: 2,3,.. groepen. De eerste speler van elke groep gaat bij

het startsignaal de bal halen, geeft die door aan de tweede spe-

ler. Deze legt hem terug op zijn plaats, enz. tot alle spelers 1 (2 of

3) maal gelopen hebben.

Variante: 2 ballen per groep. De spelers starten ook met bal in de

handen en wisselen telkens de bal.

Samenwerking, loopsnelheid,

passen, vangen

Kris-Kros: Per 3 naast elkaar voorwaarts lopen. De middelste

speler (x2) heeft de bal. Hij geeft een pass naar X1 en loopt ach-

ter de speler door. X1 geeft pas naar X3 enz. Principe: je loopt

telkens achter de speler door die de pas krijgt.

Werpen, vangen na zijwaartse

verplaatsing

Oefening: de spelers staan opgesteld op een rij. Eén speler staat

voor de rij. De eerste speler van de rij gooit de bal naar de speler

voor de rij. Deze gooit de bal naar rechts, de pasgever vangt de

bal. Na het vangen de bal doorgeven aan de eerste speler van

de rij zonder bal enz. De speler voor de rij regelmatig wisselen.

Nadat de bal naar rechts gegooid werd, de bal ook naar links

gooien.

Passen, werpen

Oefeningen: De groep verdelen over de hoeken van het veld. In

het midden van het veld een volleybalnet plaatsen. Elke groep

een bal. De bal afwisselend over het net (nekworp) of onder het

net (onderhandse pas) gooien. De bal in wijzerzin doorgeven met

de verschillende technieken (vrije keuze).

Page 23: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 5 september 2015

FIETS SAMEN, FIETS BETER, DOE DE FIETSOMETER!

Fiet

sen

007

Wat is de FietSOmeter?DoelSteeds meer scholen gebruiken de fiets voor

regelmatige en occasionele verplaatsingen.

Bijvoorbeeld in het kader van de lessen Licha-

melijke Opvoeding of een klasuitstap. Veilig

fietsen in groep veronderstelt echter andere

vaardigheden dan individueel fietsen. Voor

leerlingen van de eerste graad secundair on-

derwijs is dat vaak een nieuwe ervaring. Een

secundaire school doet er daarom goed aan

om de fietsvaardigheid van nieuwe leerlin-

gen eerst te testen.

De FietSOmeter, een nieuw project van de

VSV (Vlaamse Stichting Verkeerskunde), test

de vaardigheid van leerlingen van het eerste

jaar. Zijn ze in staat om in het echte verkeer

op een veilige manier in groep te fietsen?

Het project draagt zo ook bij tot een veiliger

verloop van de fietsverplaatsingen van en

naar de school. Leerlingen die zich voor het

eerst naar de nieuwe school begeven, doen

dat immers vaak in kleine groepjes.

Tijdens de eindtest van de FietSOmeter gaan

de leerlingen in kleine groepjes op pad en

worden ze beoordeeld op:

• veilig verkeersgedrag;

• compact rijden (gegroepeerd);

• van richting veranderen;

• ritsen;

• communicatie.

Lichamelijke Opvoeding en eindtermenDe FietSOmeter kan gemakkelijk geïnte-

greerd worden in de lessen LO. Fietsen biedt

namelijk heel wat mogelijkheden om aan

motorische en fysieke vorming (o.a. uit-

houding) te doen, maar ook om persoons-

gebonden doelen (veiligheid, afspraken) na

te streven. Het lessenpakket dat bij de Fiet-

SOmeter hoort, bevat interessante oefenin-

gen voor één of meerdere lessen LO die het

aangename aan het nuttige koppelen. Een

school die de FietSOmeter organiseert, kan

dus naast vakoverschrijdende eindtermen

(o.a. lichamelijke gezondheid en veiligheid)

ook vakgebonden doelstellingen realiseren.

Het doe-pakketNa de inschrijving ontvangt je school een gra-

tis pakket met ondersteunend les- en com-

municatiemateriaal. In dat pakket zitten les-

fiches, scorekaarten, een poster, flyers voor

de leerlingen en hun ouders en een handig

klembord voor op het stuur van de begeleider.

VoorbereidingDe voorbereiding van de FietSOmeter ge-

beurt in twee stappen die samen enkele les-

uren in beslag nemen. Om te beginnen, con-

troleer je de individuele fietsvaardigheid van

elke leerling. Op basis van die resultaten kun

je starten met de fietstraining. Voordat de

leerlingen het echte verkeer in gaan, test je

hen op hun vaardigheid om in groep te fiet-

sen. Beide stappen verlopen in een veilige

omgeving, zoals de speelplaats of de sport-

hal. Pas wanneer alle leerlingen voldoende

voorbereid zijn, plan je de test in het verkeer.

VerloopEen school organiseert de FietSOmeter op

een dag naar keuze. Onder leiding van een

begeleider fietsen de leerlingen in kleine

groepjes langs een uitgestippeld parcours.

De begeleider beoordeelt de leerlingen op

hun fiets- en verkeersvaardigheden. Daarna

volgt een eindevaluatie. Als leerkracht vul je

de resultaten van de leerlingen in het online

schooldossier in. Daar kun je voor elke leer-

ling een gepersonaliseerd fietsbrevet afdruk-

ken. Daarop staat voor welke vaardigheden

de leerling slaagde en voor welke hij even-

tueel nog moet oefenen.

In je online dossier staat aanvullend materiaal als

download: rugnummers, wegwijzers en oefenmateriaal

voor de wegcode.

Page 24: 247 5 september 2015

6

Fiet

sen

008

Verlichting:'s Nachts, of als het zicht beperkt is tot

200 meter, moet je fiets verlicht zijn.

Vooraan moet je een wit of een geel

licht hebben en achteraan een rood.

Die lichten mag je zowel op je fiets als

op jezelf vastmaken. Het mogen vaste

lichten of knipperlichten zijn.

De opbouw naar de FietSOmeterStap 1: Fietscontrole en screening van de indivi-duele fietsvaardigheidDoelVoordat je met je leerlingen het verkeer in

trekt, is het belangrijk om te weten wat ze

wel en niet kunnen. Hoewel fietsvaardigheid

een eindterm is in de lagere school, biedt dat

geen garantie dat je leerlingen ook echt over

de nodige vaardigheden beschikken.

Tijdens het schooljaar 2014-2015 namen 463

Vlaamse lagere scholen deel aan Het Grote

Fietsexamen van de VSV. Van de 8000 deel-

nemende leerlingen slaagde 81% voor de

eindtest in het verkeer.

Ondanks die inspanningen ervaren scholen

meer en meer dat fietsvaardigheid bij jon-

geren geen evidentie meer is. Die vaststelling

werd bevestigd door een bevraging van SVS

(Stichting Vlaamse Schoolsport) uit 2013 bij

198 secundaire scholen. Daaruit bleek dat de

fietsvaardigheid van de leerlingen in 40% van

de ondervraagde scholen problematisch was.

LesopbouwLesfiche 1 van het doe-pakket begint daarom

bij de basis. Ze legt uit hoe je een fiets moet

controleren en hoe je op een eenvoudige en

snelle manier de leerlingen kunt testen op

een aantal vaardigheden.

In onderstaande oefening leggen de leerlin-

gen per twee een parcours af. De oefening

toont aan in welke mate een leerling al over

de noodzakelijke vaardigheden beschikt om

veilig in groep te fietsen. De leerlingen be-

oordelen elkaar op volgende vaardigheden:

• richting houden: een absolute voor-

waarde om in een peloton te fietsen;

• links omkijken: zorgt ervoor dat je vei-

lig kunt afslaan zonder van je baan af te

wijken;

• evenwicht houden met één hand:

cruciaal om het links en rechts afslaan

aan te kondigen;

• versnellen en vertragen: nodig om

vlot te ritsen;

• bochten nemen: een juiste kijktech-

niek zorgt ervoor dat je precies daar-

heen gaat waar je naar kijkt.

Page 25: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 7 september 2015

Fiet

sen

009

De uitslag van de screening geeft een beeld

van de beginsituatie van elke leerling. Daar-

na kun je hen de vaardigheden voor fietsen

in groep beginnen aanleren en laten inoefe-

nen. Ook daarvoor vind je alle nodige info in

de eerste lesfiche.

De lesfiche bevat oefenstof en didactische

tips en overzichtelijke schetsen die je helpen

om de oefenruimte op te stellen. Er is ook

rekening gehouden met differentiatie tussen

leerlingen: wie een vaardigheid nog onvol-

doende beheerst, kan best met de basisvorm

van de oefeningen starten. De anderen kun-

nen al verder met de uitbreiding.

Hieronder vind je een uitgewerkte oefening

voor de vaardigheid ‘bochten nemen’:

BasisvormDe leerlingen fietsen alleen of met twee ach-

ter elkaar in een achtvorm en maken een zo

vloeiend mogelijke bocht.

Tip! Plaats een mikpunt (bv. een kegel) in

het midden van de cirkels en vraag aan de

fietsers om naar het mikpunt te kijken wan-

neer ze de bocht nemen.

UitbreidingDe leerlingen fietsen met zoveel mogelijk si-

multaan in een achtvorm, zonder een voet

aan de grond te zetten. Daarna doen ze het-

zelfde met twee groepen. Welke groep wint?

Extra:

• Tijdens deze oefening moeten de fiet-

sers voorrang verlenen aan rechts.

• Als je kunt blijven trappen, kun je bij

een lage snelheid beter je evenwicht

houden. Zorg er dus voor dat de leerlin-

gen de oefeningen met een voldoende

kleine versnelling uitvoeren.

Integratie in de les LODit onderdeel van de FietSOmeter leent zich

omwille van de eenvoudige organisatie

(ruimte, materiaal) en het thema perfect

voor integratie in de les LO. Tijdens het fiet-

sen worden een aantal motorische vaardig-

heden (o.a. evenwicht en oog-handcoördina-

tie) geoefend. Alle oefenvormen zijn zodanig

opgesteld dat er slechts één fiets per twee

leerlingen nodig is. Dat biedt de mogelijk-

heid om het fietsen te koppelen aan een

ander thema (bv. uithouding). Een voorbeeld

daarvan is de opbouw naar de vaardigheid

‘versnellen en vertragen’

BasisvormDe leerlingen fietsen zo snel mogelijk over

een afstand van ongeveer 15 meter. Ze fietsen

tussen de kegels door en keren terug. Daarna

geven ze hun fiets door aan de volgende.

UitbreidingSpeel dit spel met meerdere ploegen tegen

elkaar en varieer de uitvoering als volgt:

• Een groep fietsers en een groep lopers

nemen het tegen elkaar op.

• De fietsers voeren de oefening met

twee naast elkaar uit.

• Om de kansen gelijk te houden, krijgen

de lopers en de fietsers een andere op-

dracht (bv. de lopers starten vanuit zit).

Stap 2: Fietsen in groep (in een veilige omgeving)DoelWanneer de leerlingen voldoende individu-

eel fietsvaardig zijn, kun je hen in groep le-

ren fietsen. De leerlingen oefenen gekende

en nieuwe vaardigheden vanaf nu altijd in

groepsverband. Naast voldoende vaardig

zijn, is er ook aandacht voor de basis van

elke verkeersdeelname: veilig en verant-

woordelijk verkeersgedrag. De leerlingen

brengen zichzelf en anderen niet in de pro-

blemen en waarschuwen elkaar voor moge-

lijk gevaar. Daarnaast maken ze ook kennis

met een aantal belangrijke afspraken uit de

wegcode. Ook voor de leerkracht(en) die la-

ter de test in het verkeer begeleiden, kan dat

een goede opfrissing zijn.

LesopbouwLesfiche 2 van het doe-pakket bevat oefen-

vormen om elk van de onderstaande vaar-

digheden stapsgewijs op te bouwen. Een af-

sluitende oefentest in een veilige omgeving

vertelt je of de leerlingen klaar zijn voor de

test in het verkeer.

• Compact rijden: De leerlingen leren om

onderling niet meer dan een fietslengte

afstand te laten.

• Ritsen: Fietsers kunnen en mogen niet

overal met twee naast elkaar rijden

en leren daarom volgens een bepaald

Page 26: 247 5 september 2015

8

systeem over te gaan naar een enkele rij.

• Traag fietsen: De leerlingen leren zich

aanpassen aan het wisselende tempo

in het peloton. Traag fietsen zonder het

evenwicht te verliezen, is daarbij cruciaal.

• Met één hand fietsen: Zelfs met twee

naast elkaar durven de leerlingen een

arm te gebruiken om aan te kondigen

dat ze gaan afslaan of om een signaal te

geven aan de andere fietsers.

Hieronder vind je een uitgewerkt voorbeeld

van de opbouw van de vaardigheid ‘compact

rijden’.

BasisvormDe leerlingen fietsen per twee op een fiets-

lengte afstand achter elkaar. De achterligger

probeert de leider zo goed mogelijk te vol-

gen terwijl die zich kriskras over het terrein

verplaatst. Op jouw signaal moeten ze snel

maar veilig stoppen.

Uitbreiding • De leerlingen fietsen per twee naast el-

kaar. Om de beurt bepalen ze de te vol-

gen route en geven die mondeling aan.

De andere leerling probeert zo goed

mogelijk te volgen. Bij jouw fluitsignaal

stoppen ze allebei zo snel mogelijk op

een veilige manier.

• De leerlingen doen hetzelfde als in de

vorige oefening, maar fietsen nu in

groepjes van vier over het terrein.

• De leerlingen doen hetzelfde als in de

vorige oefening, maar fietsen nu in

groepjes van zes over het terrein.

Je kunt de voorbereiding in de veilige om-

geving afsluiten met een oefentest. De op-

stelling daarvoor bestaat uit een zogenaamd

‘magisch vierkant’ waarrond groepjes van

zes tot acht fietsers voortdurend in bewe-

ging zijn. Jij geeft opdrachten en beoordeelt

de vaardigheden met een scorekaart. Leer-

lingen die slagen voor de oefentest, kunnen

deelnemen aan de test in het verkeer.

Integratie in de les LODe eenvoudige opstellingen en de dynami-

sche inhoud van de oefenvormen van stap 2

lenen zich prima tot integratie in de les LO.

Hieronder vind je een uitgewerkt voorbeeld

voor het onderdeel ‘kennis van de wegcode’.

Terwijl een deel van de leerlingen boven-

staande oefentest aflegt, wordt de kennis

van de wegcode van de andere leerlingen

op een speelse manier getest. De leerlingen

moeten zinnen uit de wegcode over fietsen

in groep op een juiste manier vervolledigen.

De verschillende delen bevinden zich op de

achterkant van kaartjes die je willekeurig

over het speelveld verdeelt. Zoals bij Memo-

ry gaan de leerlingen op zoek naar de juiste

combinatie van de kaartjes. Je kunt daarbij

het spelverloop aanpassen in functie van de

gewenste intensiteit (bv. stappen of lopen

in estafettevorm). Het spelmateriaal is als

download beschikbaar in je online school-

dossier van de FietSOmeter.

Fiet

sen

010

Als we met een groep van zes fietsen …

… moeten we op het fietspad rijden.

… mijn arm uit te steken als ik links

of rechts afsla.

… fietsers voorrang verlenen aan voetgangers.

Als fietser ben ik verplicht om …

Aan een zebrapad dat doorloopt op

het fietspad moeten …

1 d

j

e

2

3

Page 27: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 9 september 2015

Fiet

sen

011

De FietSOmeter in 10 trappenWanneer? Wat en hoe?

Vooraf

Bepaal een datum voor de FietSOmeter.

Zoek minstens één helper die je tijdens de FietSOmeter assisteert. Naast collega’s kun je denken aan bv. gemeentepersoneel, verkeersouders en politie.

Informeer de ouders met de flyers uit het doe-pakket.Op de flyer is ruimte voorzien voor vragen aan de ouders (bv. fiets meebrengen, fiets controleren, helpende hand, e.d.)

Bereid de leerlingen in een beschermde omgeving voor met ‘Lesfiche 1: Individuele fietsvaardigheid van de leerlingen.’

Vervolledig de voorbereiding in een beschermde omgeving met ‘Lesfiche 2: Fietsen in groep.’

Stippel een route uit.

Laatste voor-

bereiding

Verzamel het nodige materiaal voor de FietSOmeter.

Voer een fietscontrole uit.

De dag van de test

Test de leerlingen in het verkeer.

Bespreek de resultaten met de leerlingen en vul ze in in het online dossier.

De grote eindtestStap 3: De test in het verkeerDoelNagaan of de leerlingen veilig in groep kun-

nen fietsen in het echte verkeer.

Algemeen verloopDe test wordt afgelegd in groepjes van zes

tot acht fietsers. Per groep is er minimaal

één begeleider aanwezig. Om een klas te

testen, volstaan dus twee begeleiders. Ter-

wijl de ene groep zich op het parcours be-

vindt, kan een tweede begeleider de leerlin-

gen voorbereiden in een veilige omgeving.

De begeleider die meefietst, beoordeelt elke

fietser en zorgt voor een veilig verloop on-

derweg. Voorzie ongeveer 20 minuten om

een groepje goed te beoordelen.

Beoordeling tijdens de testElke fietser wordt beoordeeld op vijf vaardig-

heden:

• Veilig verkeersgedrag: De leerling past

de wegcode toe, is voldoende stuur-

vaardig en brengt niemand moedwillig

in gevaar.

• Compact rijden: De groep fietst in duo’s

achter elkaar. Inhalen is niet toege-

staan. De leerlingen houden gedurende

de test een onderlinge afstand van on-

geveer één fietslengte, zowel tijdens

het naast elkaar fietsen als tijdens het

achter elkaar fietsen.

• Van richting veranderen: De leerling

steekt zijn arm uit tijdens richtingsver-

anderingen. Daaronder verstaan we af-

slaan en obstakels passeren.

• Ritsen: De leerling kan correct ritsen. De

linkse fietser schuift in voor de rechtse.

• Communiceren: De leerling kan op het

juiste moment de juiste signalen geven

aan zijn medeleerlingen. Daaronder

verstaan we het melden van tegen- of

achterliggers en van obstakels.

Geslaagd of niet?Een leerling slaagt pas voor de eindproef als

hij:

• slaagt voor het onderdeel ‘veilig ver-

keersgedrag’;

• slaagt voor minstens drie van de vier

andere vaardigheden.

Page 28: 247 5 september 2015

10

Fiet

sen

012

VEILIG LEREN FIETSEN MET DE VSVFietsen leer je niet in één dag, het is een proces

van veel trainen en de moeilijkheidsgraad

langzaam opbouwen. Om leerkrachten te

helpen bij fietsvaardigheidstraining, heeft de

VSV drie fietsbrevetten ontwikkeld: Brons, Zilver

en Goud. Het brevet Brons besteedt vooral

aandacht aan stuurvaardigheid, Zilver focust op

verkeersvaardigheid en Goud op fietsvaardigheid

in het verkeer. Het Fietsbrevet Goud is het resultaat

van een eindtest in het echte verkeer, met name Het

Grote Fietsexamen in het zesde leerjaar.

Let wel: voor leerlingen daaraan toe zijn,

moeten ze eerst een degelijk voortraject

krijgen, met fietstraining in een beschermde

omgeving (speelplaats, turnzaal)!

De leerlijn fietstraining in het basisonderwijs: Derde kleuterklas • Ontwikkelen van de zintuiglijke en motorische vaardigheden

Werken rond evenwichtsbehoud met loopfietsen(zie spelfiches Kleuterbox Horen, Zien en Rijden)

Eerste leerjaar • Oefenen voor Fietsbrevet Brons

Tweede leerjaar • Oefenen voor + eindtest Fietsbrevet Brons

Derde leerjaar • Oefenen voor Fietsbrevet Zilver

Vierde leerjaar • Oefenen voor + eindtest Fietsbrevet Zilver

Vijfde leerjaar • Oefenen voor Fietsbrevet Goud

Zesde leerjaar • Oefenen voor + eindtest Fietsbrevet Goud (= Het Grote Fietsexamen)

LEER JE KINDEREN VEILIG FIETSEN MET DE VSV!

FIETSTRAINING IN HET BASISONDERWIJSFietsen leer je niet in één dag, het is een proces van veel trainen en de

moeilijkheidsgraad langzaam opbouwen. Om leerkrachten te helpen bij

fietsvaardigheidstraining, heeft de VSV drie fietsbrevetten ontwikkeld: Brons,

Zilver en Goud. Let wel: vòòr leerlingen kunnen fietsen in het echte verkeer,

moeten ze eerst een degelijk voortraject krijgen, met fietstraining in een

beschermde omgeving (speelplaats, turnzaal)!HOREN, ZIEN EN RIJDEN (KLEUTERSCHOOL)

Een leskoffertje met spelfiches over evenwicht en zintuiglijke

ontwikkeling, over motorische ontwikkeling en over loopfietsen en

rollend materiaal.

FIETSBREVET ZILVER (TWEEDE GRAAD)

De lessen in dit pakket focussen zich vooral op

verkeersvaardigheid, zoals omkijken over de linkerschouder,

arm uitsteken, rekening houden met andere weggebruikers.

De eindtest voor het Fietsbrevet Zilver wordt afgelegd in het

vierde leerjaar.

FIETSBREVET BRONS (EERSTE GRAAD)

Een educatief pakket met activiteiten en spelletjes om de stuurvaardigheid van

leerlingen te oefenen, zodat ze op het einde van het tweede leerjaar klaar zijn om

hun Fietsbrevet Brons te behalen.

FIETSBREVET GOUD (DERDE GRAAD)

Het Fietsbrevet Goud kunnen leerlingen behalen na het afleggen van Het Grote

Fietsexamen, een praktijktest voor het zesde leerjaar in het echte verkeer.

www.hetgrotefietsexamen.be

FIETSEN MET DE VSV!FIETSTRAINING IN HET BASISONDERWIJS

Fietsen leer je niet in één dag, het is een proces van veel trainen en de

moeilijkheidsgraad langzaam opbouwen. O

fietsvaardigheidstraining, heeft de VSV drie fietsbrevetten ontwikkeld: Brons,

Zilver en Goud.moeten ze eerst een degelijk voortraject krijgen, met fietstraining in een

beschermde omgeving (speelplaats, turnzaal)!

, zodat ze op het einde van het tweede leerjaar klaar zijn om

HIERMEE KAN JE SCHOOL EEN MEDAILLE

VERKEER OP SCHOOL HALEN. MEER INFO:

WWW.VERKEEROPSCHOOL.BEVSV_FIETSEXAMEN_PRINT.indd 1

30/10/14 09:53

KLEUTERBOX HOREN, ZIEN EN RIJDENVoor wie? Derde kleuterklas.

Wat?Een leskoffertje vol praktijklessen voor het kleuteronderwijs. Het pakket

bestaat uit een brochure met achtergrondinformatie, een cd-rom met

lesmateriaal en drie spelbundels waarmee je meteen aan de slag kunt in

je praktijklessen verkeer. Er zijn spelfiches over evenwicht en zintuiglijke

ontwikkeling, over motorische ontwikkeling en over loopfietsen en rollend

materiaal. Een loopfiets is beter voor peuters dan een driewieler of een fiets

met zijwieltjes. Bij een loopfiets wordt het evenwichtsbehoud van de kleuter

echt getraind waardoor hij sneller zal leren fietsen.

Bestellen -> WEBSHOP.VERKEEROPSCHOOL.BEHet lespakket Horen, Zien en Rijden kost €40 (inclusief BTW en verzending) en kan besteld worden via webshop.verkeeropschool.be.

Page 29: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 11 september 2015

Fiet

sen

013

HET GROTE FIETSEXAMEN (FIETSBREVET GOUD)Voor wie?Zesde leerjaar.

Wat?Het Fietsbrevet Goud kunnen leerlingen behalen na het afleggen van Het

Grote Fietsexamen, een praktijktest voor het zesde leerjaar in het echte

verkeer. Je kunt je klas inschrijven op www.hetgrotefietsexamen.be. Zo

krijg je een gratis doe-pakket met oefenfiches, flyers voor de ouders,

affiches en een stappenplan om het fietsexamen te organiseren. Na afloop

krijgt elke leerling een fietssticker en een diploma op naam, waarop

appreciaties of aandachtspunten vermeld staan.

Goed om weten: ook de lokale politie of het gemeentebestuur kan Het

Grote Fietsexamen voor je school organiseren. In dat geval vragen we je

toch nog om je school in te schrijven. Op die manier krijgt de VSV een beter

beeld van fietseducatie in de Vlaamse basisscholen. Anderzijds krijg je dan

ook toegang tot het online dossier met interessante informatie, en kunnen

je leerlingen gratis naar Bobbejaanland!

Wanneer?Inschrijven kan tot 30 april. Het Fietsexamen zelf kun je organiseren op

een dag naar keuze.

WebsiteWWW.HETGROTEFIETSEXAMEN.BE

FIETSBREVET BRONSVoor wie? Eerste en tweede leerjaar.

Wat?Een educatief pakket met activiteiten en spelletjes om

de stuurvaardigheid van leerlingen te oefenen, zodat

ze op het einde van het tweede leerjaar klaar zijn om

hun Fietsbrevet Brons te behalen. Hiervoor moeten

de leerlingen een fietsparcours met zes vaardigheden

afleggen in een beschermde omgeving (speelplaats,

turnzaal,…):

• met de fiets aan de hand stappen;

• opstappen en vertrekken;

• rechtdoor rijden;

• traag rijden en evenwicht behouden;

• slalommen;

• stoppen en afstappen.

FIETSBREVET ZILVERVoor wie? Derde en vierde leerjaar.

Wat?In het derde en vierde leerjaar wordt vooral getraind

op verkeersvaardigheid, maar ook het oefenen

van stuurvaardigheid blijft belangrijk. De eindtest

voor het Fietsbrevet Zilver wordt afgelegd in het

vierde leerjaar in een beschermde omgeving.

Leerlingen zouden dan volgende vaardigheden

moeten kunnen:

• omkijken over de linkerschouder;

• slalommen op korte afstand;

• arm uitsteken;

• over een oneffen terrein rijden;

• rekening houden met anderen;

• onvoorzien remmen.

Bestellen -> WEBSHOP.VERKEEROPSCHOOL.BEHet Fietsbrevet Brons / Zilver (handleiding, 30 brevetten en stickers)

kost €10 (incl. BTW en verzending) en kan besteld worden via webshop.

verkeeropschool.be.

Brevetjes en stickers kunnen ook apart besteld worden

(10 brevetten + 10 stickers aan €3,5 of een voordeelpakket 40 brevetten +

40 stickers aan €10)

Page 30: 247 5 september 2015

12

Info en bestellenvia ISBwww.isbvzw.be of 03/780.91.00

VTS216_bnw.indd 68 20/04/10 11:43

Page 31: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 19nr. 3 / 2015

Anja Desomer, Sophie Gerkens, Imgard Vinck, Christian Léonard, Mattias Neyt, Dominique Paulus & Hans Van Brabandt

KCE Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg

MOETEN JONGE SPORTERS EEN HARTSCREENING ONDERGAAN?

deel 2

4. DE WET EN AANSPRAKELIJKHEID 4.1. Nieuwe Gemeenschapswetgeving

In België zijn de Gemeenschappen bevoegd

voor sport en preventieve gezondheidszorg. In

die domeinen geldt dus een wetgeving die van

Gemeenschap tot Gemeenschap verschilt.

4.1.1. Vlaamse Gemeenschap

In Vlaanderen wordt de kwestie van de sport-

medische screening geregeld door het decreet

'Gezond en Ethisch Sporten' van 20 december

2013, en door het uitvoeringsbesluit van 4

april 2014. Het decreet is ook van toepassing

in Brussel op sportorganisaties die wegens hun

organisatie of hun activiteiten moeten worden

beschouwd als uitsluitend behorend tot de

Vlaamse Gemeenschap. Het is de bedoeling van

dit decreet om de sportgemeenschap zo veel

mogelijk te responsabiliseren. De sportorgani-

saties moeten het beleid rond de preventie van

blessures en sporteigen risico's zelf uitwerken,

binnen een door de regering bepaald kader. De

verantwoordelijkheid ligt dus bij de federaties,

clubs en organisatoren van sportevenementen,

maar ook bij de individuele sporters.

4.1.1.1. De keuze om een screening te ver-

plichten / aan te bevelen is een verant-

woordelijkheid van de sportorganisaties Het decreet van 2013 bepaalt: “Elke sportor-

ganisatie bevordert het gezond sporten, reke-

ning houdend met de aard en de context van

de sportbeoefening, onder meer door de om-

standigheden en toestanden die negatief in-

werken op de fysieke of psychische integriteit

van de sporter daadwerkelijk te voorkomen

en te bestrijden door doelmatige initiatieven

en gepaste maatregelen”. In die context staat

het de sportorganisaties (al dan niet com-

petitief) vrij om een sportmedisch geschikt-

heidsonderzoek aan te bevelen of op te leg-

gen aan sporters (ongeacht hun leeftijd) die

onder hun verantwoordelijkheid vallen (via

hun aansluiting), en de inhoud van de testen

te bepalen. De regering behoudt zich echter

het recht voor om kwaliteitsstandaarden op

te leggen.

4.1.1.2. De clubs en federaties moeten een

uitdrukkelijke keuze maken

De sportorganisaties moeten uitdrukkelijk de

keuze maken om al dan niet een sportmedi-

sche screening op te leggen / aan te bevelen

bij hun leden. Ze moeten een algemene be-

leidslijn inzake gezondheid uitwerken. Daarbij

horen een analyse van de risico's die eigen zijn

aan hun sportdiscipline en maatregelen om die

te voorkomen. Ze moeten hun leden ook infor-

meren over en sensibiliseren voor de risico's

die horen bij de beoefening van hun discipline.

Daarnaast moeten ze hun toezichthoudende

overheid geanonimiseerde statistische gege-

vens over de specifieke risico's van hun disci-

pline bezorgen.

4.1.1.3. Elke arts kan een

geschiktheidsonderzoek uitvoeren Het decreet bepaalt dat de geschiktheidstests

door een arts moeten worden uitgevoerd, waar-

bij geen nadere kwalificaties zijn gespecifieerd.

4.1.2. Franse Gemeenschap

In de Franse Gemeenschap wordt de sportme-

dische screening voor preventie in het sport-

domein geregeld door het decreet van 3 april

2014. Dit decreet is ook geldig in Brussel, voor

alle sportorganisaties die wegens hun organi-

satie of hun activiteiten moeten worden be-

schouwd als uitsluitend behorend tot de Franse

Gemeenschap. Maar omdat de uitoefening van

deze bevoegdheden naar het Waalse gewest

werd overgeheveld, liep de uitvoering van het

decreet vertraging op. Op het moment van

publicatie van dit rapport (maart 2015), is het

decreet nog niet verder uitgevoerd.

4.1.2.1. Verplicht medisch attest voor be-

paalde categorieën van sporters

Het decreet verplicht tot de afgifte van at-

testen die bevestigen dat er geen contra-

Trefwoorden: hartscreening, plotse dood door hartafwijkingen, studie, preventie, wetgeving, aansprakelijkheid, medisch attest, privacy

Page 32: 247 5 september 2015

20

indicaties zijn voor een deelname aan de

sportactiviteiten. Die verplichting geldt voor

alle sportorganisaties (federaties, organisa-

ties, organisatoren van activiteiten en sport-

evenementen, sportkringen, …), maar is

beperkt tot bepaalde sportcategorieën met

een zogenaamd verhoogd risico op blessures

of medische ongevallen (sporten met bijzon-

dere risico’s, intensieve of extreme sporten,

gevechtsporten), competitiesporters en spor-

ters met een hoger risicoprofiel (sporters met

een voorgeschiedenis die een risico inhoudt,

mensen die lang niet hebben gesport, ...). De

exacte invulling van een aantal categorieën

vraagt echter nog een verdere uitwerking. Het

geldt alleszins voor elitesporters, topsporters,

beloften en hun trainingspartners.

Buiten de categorieën die door het decreet

werden bepaald, moet de afwezigheid van

contra-indicaties worden bevestigd met een

verklaring op erewoord, ondertekend door de

sporter, zijn ouders of voogd(en). Sportorgani-

saties kunnen wel vrijwillig beslissen om toch

een medisch attest op te leggen.

Die maatregelen gelden voor georganiseerde

en niet-georganiseerde activiteiten, al dan niet

in competitieverband. Ze gelden niet voor acti-

viteiten die in een private, familiale of school-

context worden beoefend.

Voor sommige sportdisciplines in competi-

tieverband met lager risico en voor sommige

organisatoren waarvan de lijst bepaald wordt

door de Commissie voor risicopreventie, kan

een attest op erewoord eveneens volstaan

4.1.2.2. Elke arts kan een geschiktheids-

onderzoek uitvoeren

Het model en de inhoud van het attest zullen

vooraf worden bepaald (met vermelding van

de uit te voeren testen), met specifieke on-

derdelen die verschillen naargelang de leef-

tijd van de sporter, zijn niveau, zijn persoon-

lijke geschiedenis en de risico's eigen aan zijn

discipline. Het wordt afgeleverd door een arts

die eerst een klinisch onderzoek uitvoerde.

Van de arts wordt geen specifieke kwalificatie

vereist.

4.1.2.3. Algemene verplichtingen van de

sportorganisaties en de organisatoren

De sportorganisaties en de organisatoren van

sportevenementen hebben algemene ver-

plichtingen voor de preventie van risico's. Ze

moeten hun leden ook informeren over en

sensibiliseren voor de risico’s eigen aan de be-

oefening van hun discipline. Daarnaast moeten

sportorganisaties een medisch reglement op-

stellen met o.m. minimuminformatie voor de

sporters over de naleving van de gezondheids-

regels eigen aan hun discipline, hun eigen ver-

plichtingen en de verplichtingen opgelegd aan

de sportkringen.

4.1.2.4. De Commissie voor risicopreventie

Een centrale rol voor het verder uitwerken van

de modaliteiten over risicopreventie wordt toe-

bedeeld aan een 'Commission de prévention

des risques pour la santé dans le sport' (Com-

missie voor de preventie van risico's voor de

gezondheid in de sport). Zo zal deze Commissie

instaan voor een model van het medisch attest

en de inhoud van de medische onderzoeken,

met bepaling van de contra-indicaties voor

de beoefening van de sport. De Commissie is

echter op het moment van de publicatie van

dit rapport nog niet operationeel, waardoor de

sportorganisaties en de sporters zelf op wet-

telijk vlak in het ongewisse blijven. Men weet

nog niet waarop de Commissie zich zal baseren

voor het uitbrengen van haar adviezen.

4.1.3. Brussel

Voor de Brusselse sportorganisaties die wegens

hun organisatie niet uitsluitend tot de Vlaamse

of de Franse Gemeenschap behoren, gelden de

regels van de Gemeenschappelijke Gemeen-

schapscommissie (GGC). In tegenstelling tot de

Franse Gemeenschap legt die geen medisch

geschiktheidsattest op. De voornaamste verant-

woordelijkheden op het vlak van risicopreventie

liggen bij de club, de federaties en de rege-

ring. Deze laatste bepaalt de modaliteiten van

de preventie en de medische bijstand aan de

sporters en wijst de sporters op hun eigen ver-

antwoordelijkheid. Deze aanpak lijkt dus eerder

op die van de Vlaamse Gemeenschap. Ze richt

zich eerder op de verantwoordelijkheid van de

sporters zelf en hun organisaties, en niet zozeer

op de verplichting om een attest af te leveren.

4.1.4. Duitstalige Gemeenschap

De preventie in het domein van de sportbe-

oefening in de Duitstalige Gemeenschap wordt

geregeld door een decreet van 30 januari

2006. Bijzondere voorwaarden, waaronder de

verplichting om een medisch attest af te le-

veren, gelden voor gevechtssporten en wie-

lerwedstrijden. Voor de andere disciplines be-

houdt de regering zich het recht voor om een

minimumleeftijd of andere veiligheidsvoor-

waarden op te leggen, afhankelijk van de spe-

cifieke kenmerken van de sportdiscipline, maar

als een attest verplicht is, bepaalt ze er ook de

inhoud van. Voor een uitvoerige analyse van

de nieuwe wettelijke bepalingen, zie sectie 5.3

in het wetenschappelijk rapport.

4.2. Ieder zijn verantwoordelijkheid

4.2.1. Plichten en verantwoordelijkheden

van de artsen

De aansprakelijkheid van een arts kan wor-

den ingeroepen wanneer deze een sporter

geschikt verklaarde en die sporter tijdens of

vlak na zijn sportactiviteit overlijdt. In dit geval

moet de tegenpartij bewijzen dat de arts de

gangbare regels van zijn medische praktijk niet

heeft gevolgd (fout) en dat een correcte navol-

ging van die regels het overlijden had kunnen

voorkomen (causaliteit). Het is dus belangrijk

te beschikken over wetenschappelijk onder-

bouwde en steeds bijgewerkte aanbevelingen

die kunnen dienen als referentie voor de keuze

van de uit te voeren onderzoeken. Omdat die

aanbevelingen er niet zijn, blijft de situatie

vaag, met ruimte voor diverse interpretaties.

De risico's voor een arts om op die basis te

worden veroordeeld, zijn echter vrij klein. Een

arts die een medisch attest aflevert dat stelt

dat er geen medische tegenindicaties zijn voor

het uitoefenen van de betreffende sport, zon-

der de sporter te hebben onderzocht, zou wel

kunnen worden veroordeeld wegens valsheid

in geschrifte.

4.2.2. Plichten en verantwoordelijkheden

van de clubs en sportorganisaties

Er gebeuren wel eens ongevallen omdat een

sportorganisatie of één van haar medewerkers

(coaches, monitors, vrijwilligers enz.) onvol-

doende voorzorgen had genomen. Het kan

daarbij gaan om organisatorische problemen

die de veiligheid in gevaar brengen, onaange-

paste trainingsschema's, specifiek dieetadvies

enz. Die tekortkomingen kunnen leiden tot ad-

ministratieve sancties, maar ook tot burgerlijke

vorderingen of strafrechtelijke vervolgingen.

4.2.3. Plichten en verantwoordelijkheden

van de sporters

Bij de verdeling van de aansprakelijkheid bij

een sportongeval wordt ook rekening gehou-

den met het gedrag van de sporter zelf. Deze

heeft immers de plicht om op een redelijke

manier zorg te dragen voor zijn gezondheid

en veiligheid. Dit houdt in dat hij zich bewust

moet zijn van zijn eigen grenzen en niet mag

deelnemen aan oefeningen of wedstrijden

met een niveau dat te hoog ligt voor zijn fysie-

ke capaciteit of trainingsniveau. Hij moet ook

eerlijk zijn wanneer hij wordt gevraagd naar

zijn persoonlijke of familiale voorgeschiedenis,

of naar andere relevante elementen met be-

trekking tot zijn gezondheid. De niet-naleving

van die regels kan gevolgen hebben voor de

Page 33: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 21nr. 3 / 2015

verdeling van de aansprakelijkheid bij een eis

tot schadevergoeding na een ongeval. Het al

dan niet bestaan van een attest vormt geen

garantie op een goede gezondheid.

4.3. Is de sporter een patiënt zonder het

zelf te weten?

De sporters die een sportmedisch onderzoek

moeten ondergaan omdat ze aan een sportac-

tiviteit willen deelnemen, bevinden zich niet in

een klassieke arts-patiëntrelatie omdat ze de

verleende zorgen vaak niet zelf hebben aange-

vraagd. De wet betreffende de rechten van de

patiënt van 22 augustus 2002 ziet de patiënt

echter als “een natuurlijke persoon aan wie

gezondheidszorg wordt verstrekt, al dan niet

op eigen verzoek”. Men kan dus argumente-

ren dat sporters die op vraag van een sport-

club medische onderzoeken ondergaan ook als

“patiënten” moeten worden beschouwd. In de

context van een verplicht sportmedisch onder-

zoek zijn er drie belangrijke punten:

4.3.1. Het recht om te weten en niet te

weten

Elke patiënt heeft het recht om van zijn arts

voldoende informatie over zijn gezondheids-

toestand en -prognose te krijgen. Die infor-

matie moet op een duidelijke manier worden

meegedeeld, aangepast aan ieders begrips-

niveau, en eventueel schriftelijk. De sporter-

patiënt heeft ook het recht om die informatie

niet te willen weten. Hij moet dit dan expliciet

kenbaar maken en dit moet in zijn medisch

dossier worden vermeld.

4.3.2. Het recht op een geïnformeerde

toestemming

Elke patiënt heeft het recht om (al dan niet) in

te stemmen met de hem voorgestelde onder-

zoeken en zorgen, en moet hierover vooraf dui-

delijk en volledig zijn geïnformeerd. In het geval

van de sportmedische hartscreening, moet de

sporter worden geïnformeerd over het risico op

vals positieve resultaten en de gevolgen hiervan,

maar ook over het risico op vals negatieve resul-

taten en het feit dat een normaal onderzoeks-

resultaat nooit een absolute garantie biedt. De

arts moet hem ook informeren over de gevol-

gen van een (echt) positief resultaat, en over

het feit dat het ECG of de aanvullende onderzoe-

ken onverwachte informatie kunnen opleveren,

zoals een genetische afwijking. In dat laatste

geval heeft de informatie niet enkel betrekking

op de sporter zelf, maar ook op zijn familie. De

sporter-patiënt behoudt altijd het recht om af te

zien van het onderzoek of ervoor te kiezen niet

op de hoogte te worden gebracht van de resul-

taten. Dit is vooral belangrijk in het geval van

minderjarigen (die door hun ouders of een trai-

ner onder druk kunnen worden gezet). De arts

moet de voor- en nadelen dan met de minder-

jarige bespreken, als hij tenminste van oordeel

is dat die de draagwijdte ervan zal begrijpen.

4.3.3. Het recht op de vrije keuze van arts

Elke patiënt heeft het recht zijn arts vrij te kie-

zen. Hoewel verschillende organisaties hun

eigen medisch personeel hebben, kunnen

sporters niet worden verplicht om zich te laten

onderzoeken door deze medewerkers.

4.4. Bescherming van de privacy en medi-

sche gegevens

De resultaten van de screening zijn gezond-

heidsgegevens. De wet tot bescherming van

de persoonlijke levenssfeer m.b.t. de verwer-

king van persoonsgegevens beschouwt ze dus

als bijzonder gevoelig. Ze zijn dus onderwor-

pen aan bijzondere bepalingen betreffende

o.m. hun inzameling, overdracht (bijvoorbeeld

aan sportorganisaties) en bewaring. In andere

domeinen (verzekeringen, werk…) bestaan

er specifieke beschermingsmaatregelen voor

genetische gegevens, terwijl er voor de con-

text van een systematische sportmedische

screening niets werd voorzien.

5. WAT ZOU EEN VERPLICHTE SCREENING KOSTEN? Vragen stellen over de kostprijs van een sys-

tematische screening lijkt futiel als er dankzij

deze screening misschien gevallen van plotse

dood kunnen worden voorkomen. Toch heb-

ben alle screeningsonderzoeken hun prijs, en

het zou onverantwoord zijn om ze te verplich-

ten zonder ermee rekening te houden. Vooral

omdat de doeltreffendheid van deze onder-

zoeken niet is bewezen.

Door het gebrek aan wetenschappelijk gefun-

deerde gegevens over de doeltreffendheid van

de screeningsonderzoeken is een kostenba-

tenanalyse echter onmogelijk. We hebben dus

een globale analyse van de kosten en gevol-

gen uitgevoerd, op basis van de optie weer-

houden door de Hoge Gezondheidsraad, nl een

systematische screening die een anamnese

Page 34: 247 5 september 2015

22

en een lichamelijk onderzoek combineert met

een rust-ECG.

We kozen twee hypothesen, op basis van de

literatuur:

1. scenario 1: gevoeligheid 0,75 en specifici-

teit 0,95. Men gaat ervan uit dat het ECG alle

vals positieven na een anamnese en een licha-

melijk onderzoek kan wegwerken (de meest

optimistische hypothese);

2. scenario 2: gevoeligheid 0,75 en specifici-

teit 0,70. Men gaat ervan uit dat een anam-

nese en een lichamelijk onderzoek 30% vals

positieven oplevert, die niet door het ECG wor-

den uitgesloten (hypothese op basis van de

literatuur - Hoge Gezondheidsraad).

Opgelet: we analyseren hier enkel de impact

van een eerste screening. Bij een herhaling

van de testen (bv. om de 2 jaar voor een an-

amnese en een lichamelijk onderzoek, en om

de 4 jaar voor het ECG) liggen de kosten ui-

teraard hoger, net als de bijwerkingen, terwijl

de voordelen waarschijnlijk niet in verhou-

ding toenemen. De essentie van deze analyse

wordt samengevat in Figuur 2.

5.1. Mogelijke kosten bijna 100 miljoen

euro

Bij een gemiddelde kostprijs van € 60 per

systematische screening voor een onder-

zoek van het type anamnese en lichamelijk

onderzoek + rust-ECG (schatting op basis van

het rapport van de Hoge Gezondheidsraad)

bedraagt de basiskost van een screening

voor 1 miljoen sporters € 60 000 000. Door

de heel lage prevalentie van de gezochte

afwijkingen (0,3%) en de geringe specificiteit

van de gebruikte testen zal aan een heel

groot aantal gezonde personen (tussen ca. 50

000 en 300 000, afhankelijk van het gekozen

scenario) bijkomende onderzoeken worden

voorgesteld.

Aan de kosten van de basisscreening (dwz de

medische raadplegingen en de ECG-testen)

moeten voor alle afwijkende ECG-testen de

kosten van aanvullende onderzoeken (echt en

vals positieven) worden toegevoegd.

Als we enkel rekening houden met de kost-

prijs van een bezoek aan de cardioloog, een

rust-ECG en een echografie, dus een minimalis-

tisch aanvullend onderzoek, schommelt onze

schatting voor de kost van deze bijkomende

onderzoeken tussen € 6 133 212 (scenario 1)

en € 35 474 922 (scenario 2).

Totaal: € 66 miljoen voor scenario 1

€ 95 miljoen voor scenario 2

Bij die cijfers komen nog eventuele bijko-

mende onderzoeken (inspanningsproef, holter,

magnetische resonantie, genetische testen,

elektrofysiologie, hartkatheterisatie enz.) en

behandeling (met geneesmiddelen of heel-

kundig), en de opvolging van de gevonden

hartafwijkingen en -aandoeningen. Daarmee

werd in deze minimale kostenraming geen re-

kening gehouden.

5.2. Mogelijke gevolgen voor de levens-

kwaliteit

Naast de kosten moet ook rekening worden

gehouden met bepaalde secundaire, waar-

schijnlijk onvermijdelijke gevolgen voor le-

venskwaliteit en risico’s:

Voor de 50 000 tot 300 000 jonge personen met

een vals positieve screening en hun ouders:

ongerustheid, tijdverlies en ongemak, maar

ook de risico's die de onnodige bijkomende

onderzoeken met zich meebrengen. Zelfs met

heel performante bevestigingstesten kan een

vals positieve diagnose nooit voor 100% wor-

den uitgesloten. Op die manier confronteert

men honderden, zelfs duizenden jongeren met

een ernstige diagnose, mogelijk gevolgd door

invasieve of langdurige behandelingen en een

beperking of zelfs de definitieve stopzetting

van hun sportactiviteit... terwijl ze in werkelijk-

heid geen enkel probleem hebben.

Voor de 2250 personen bij wie een werkelijk

risicovolle hartafwijking wordt gevonden: de

ontdekking van een ziekte waarvan ze tot op

dat moment niet op de hoogte waren. Dat kan

leiden tot een beperking van hun sportactivi-

teit en/of een soms zware behandeling. Deze

twee elementen kunnen op lange termijn een

grote negatieve impact hebben op hun levens-

kwaliteit. Meer nog: als we rekening houden

met alle hartafwijkingen die zullen worden

ontdekt (en niet alleen deze met een risico op

een plotse hartdood), zal dit cijfer nog meer

stijgen. Maar het is onmogelijk om dit te bere-

kenen. Voor de 750 personen met een hartaf-

wijking met een risico op een plotse hartdood

die niet wordt gevonden: een valse geruststel-

ling waardoor ze minder op eventuele nood-

signalen gaan letten. Dat brengt hen in gevaar,

ondanks de screening.

Tot slot is er ook nog de kloof tussen de theorie

en de praktijk in het echte leven: wat wordt het

reële deelnamecijfer, de kwaliteit van de onder-

Voorbeeld met cijfers

Figuur 2: Impact van sportmedische hartscreening met anamnese en klinisch onderzoek en rust-ECG in België

Page 35: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 23nr. 3 / 2015

zoeken, het nut van de aangeboden opvolging,

de nauwgezetheid waarmee het advies en de

behandelingen worden opgevolgd, … Kortom,

genoeg factoren die de impact van een syste-

matische screening kunnen afzwakken.

5.3. Mogelijke voordelen die niet kunnen

worden aangetoond

Maar welke voordelen mag men van een syste-

matische sportmedische screening verwachten?

Het voornaamste streefdoel blijft uiteraard een

vermindering van het aantal sterfgevallen door

een sportactiviteit. Het gaat echter om een

cijfer dat al heel laag ligt (maximum 10 Bel-

gische jonge sporters per jaar). We meldden

al dat niet alle sporters met een risico dit door

een screening zullen vernemen. We weten ook

niet of de personen bij wie echt een afwijking

zal worden gevonden ook daarna tegen elk ri-

sico zullen beschermd zijn. Het is immers niet

zeker of het vermijden van intensieve sportin-

spanningen zal volstaan om plotse dood in

andere omstandigheden te voorkomen. We

weten evenmin in hoeverre de sporters met

een gediagnosticeerd risico de opgelegde

sportbeperking of de voorgestelde behande-

ling zullen naleven. Om die redenen is het

onmogelijk na te gaan in hoeverre een syste-

matische screening echt hun leven zal redden.

Terwijl niet bewezen is dat we door screening

1 overlijden vermijden, is het niet uitgesloten

dat er 1 extra overlijden te betreuren valt door

overdiagnose en overbehandeling van een

asymptomatische aandoening.

6. ETHISCHE OVERWEGINGEN Op ethisch vlak kan men de vraag als volgt

formuleren: is het wel ethisch om gezonde

mensen (of toch mensen die denken dat ze ge-

zond zijn) te verplichten tot een sportmedische

hartscreening als door die screening een risico

kan worden ontdekt dat hun leven/sportbeoe-

fening onvermijdelijk zal veranderen, terwijl

de voordelen van die screening helemaal niet

zeker zijn? Deze vraag kan worden opgesplitst

in een aantal andere vragen:

Ten aanzien van alle sporters die hun discipline

beoefenen zonder specifieke angst:

• is het ethisch om een screening op te leg-

gen die meer dan 20 keer meer vals positieven

dan echte positieven kan opleveren? (tussen 50

000 en 300 000 valse positieven en 2250 echte

positieven op 1 miljoen onderzochte personen)

• is het ethisch om die vals positieven te onder-

werpen aan aanvullende onderzoeken en/of

behandelingen die zelf ook risico’s op overlijden

met zich meebrengen (in dezelfde grootteorde

als de aandoening die men behandelt)?

• is het ethisch om een screening op te leggen

waarbij 750 vals negatieven op één miljoen

kunnen worden gemist, waardoor de betrok-

kenen hun sport blijven beoefenen omdat ze

verkeerdelijk werden gerustgesteld over hun

risico op een plotse dood? En dat alles zonder

de zekerheid dat dit levens zal redden? Ten

aanzien van iedereen die uit voorzorg, maar

in werkelijkheid zonder geldige reden, moet

stoppen met sporten: is het ethisch om iemand

die ogenschijnlijk gezond is te beletten te spor-

ten, hoewel dit

• gezond is?

• goed is voor het zelfvertrouwen? (door het

belang dat onze maatschappij aan uiterlijk en

prestaties hecht)

• goed is voor de sociale integratie? En dan

vooral voor minder welgestelde sociale klas-

sen (vooral dankzij populaire sporten zoals

voetbal – 2000 voetbalclubs en iets meer dan

415 000 leden in België – of wielrennen).

Ten aanzien van de bestaande sociale ongelijk-

heid:

• is het ethisch om sportieve mensen te con-

fronteren met resultaten die bepalend zijn

voor hun manier van leven, wetende dat zij

die afkomstig zijn uit de minder welgestelde

sociale klassen minder dan het gemiddelde

in staat zijn te reageren op de eventuele

stopzetting van het sporten? Studies tonen

immers aan dat gezondheidsanalfabetisme

(het vermogen om gezondheidsinformatie te

begrijpen en daar gepast op te reageren) en

emotionele intelligentie (die ons assertiever

maakt op het vlak van zorgconsumptie) on-

gelijk zijn verdeeld tussen de sociale lagen.

Ten aanzien van de hele maatschappij – en a

fortiori de minstbedeelden, die al een minder-

heid vormen onder sporters: is het ethisch om

een screening op te leggen zonder rekening te

houden met de kosten?

MAAR: is het ethisch om overheidsgeld te ge-

bruiken voor de financiering van een systemati-

sche screening (basiskost: € 60 miljoen voor 1

miljoen onderzochte personen) die niet weten-

schappelijk onderbouwd is, rekening houdend

met de opportuniteitskosten (d.w.z. alle andere

gezondheidsinterventies die met dit geld zou-

den kunnen worden uitgevoerd en waarvan de

doeltreffendheid wel is bewezen)?

Ten aanzien van alle sportieve jongeren, a priori

in goede gezondheid:

• is het ethisch om ze te verplichten patiënten

te worden, door hen een medische relatie

op te dringen waarom ze niet zelf hebben

gevraagd?

• is het ethisch om, bij minderjarigen, deze

keuze over te laten aan hun ouders of voog-

den die, enkel op basis van de leeftijd, na-

mens hen overbeschermende keuzes zouden

kunnen maken die ze voor zichzelf nooit zou-

den hebben gemaakt?

• is het ethisch om te verplichten tot een

screening die (genetische) kennis over de

persoon zelf of andere leden van zijn familie

kan onthullen? (vooral bij minderjarigen)

• is het ethisch om een systematische screening

in te voeren alvorens te weten of het medi-

sche aanbod kwalitatief en kwantitatief toe-

reikend zal zijn om een snelle en eerlijke toe-

gang te verzekeren tot complete informatie

die met genoeg 'zorg' wordt meegedeeld

(vals positieven, vals negatieven, gevolgen,

...) en tot eventuele behandelingen voor alle

betrokken personen?

• is het ethisch om zich te focussen op een

sportieve (en a priori gezonde) bevolking

terwijl niet-sportende personen van dezelfde

leeftijd ook plots kunnen overlijden aan een

fysieke inspanning die ze buiten elke sport-

context leveren?

Is het tot slot, in naam van de hele maatschap-

pij, ethisch om mensen tegen wil en dank te

willen beschermen en daarbij hun individuele

vrijheid aan te tasten?

Die laatste, fundamentele vraag is vooral pran-

gend omdat de voordelen van systematische

screening niet zijn gewaarborgd.

De ethiek vraagt ons echter ook stil te staan bij

de mensen die hadden kunnen worden gered

als hun hartafwijkingen waren opgespoord en

ook te denken aan het verdriet van hun naas-

ten. Maar de medische evidentie toont aan:

• dat het helemaal niet zeker is dat die afwij-

kingen zouden zijn gevonden;

• dat het helemaal niet vaststaat dat de ont-

dekking van die afwijking een vroegtijdige

dood had kunnen voorkomen;

• dat de diagnose en de daaropvolgende

medische tussenkomsten zelf een risico op

overlijden inhouden. (wordt vervolgd...)

Page 36: 247 5 september 2015

24

We schatten dat België een 70-tal to

Activiteiten op touwenparcours zijn sinds 2007

geregeld door de EN 15567 met betrekking

tot Sports and recreational facilities - Ropes

Courses. De norm werd enkele maanden ge-

leden herzien. Dit artikel geeft een overzicht

van de veranderingen en de implicaties daar-

van voor de praktijk van de touwenparcours.

Het is te lezen als een update van de artikel-

reeks over Touwenparcours en Veiligheid, ge-

publiceerd 5 jaar geleden, in het bijzonder het

tweede deel over programmabegeleiding (Ho-

velynck & Verstraete, 2010).

De Europese norm over touwenparcours De laatste tientallen jaren nam de regelge-

ving in de natuursportsector erg toe. In België

zijn vooral de KB’s op de Actieve (25.4.2004)

en de Extreme Ontspanningsevenementen

(4.3.2002) van belang. Op Europees niveau

wordt gewerkt aan overkoepelende normen.

Specifiek voor touwenparcours kwam er in

2007 de Europese norm 15567, die in 2008 als

Belgische norm werd opgenomen. Die norm

werd nu herzien.

De Europese norm op de touwenparcours be-

staat uit 2 delen: een eerste deel over bouw,

onderhoud en inspectie van parcours (EN

15567-1) en een tweede over werking en be-

geleiding (EN 15567-2). In dit artikel focussen

we op het tweede deel, namelijk de norm over

Ropes Courses: Operation requirements. Daar-

bij leggen we de nadruk op wat er veranderd

is in vergelijking met de eerste versie van de

norm. Dat zijn vooral:

• Een bijsturing van de eisen met betrekking

tot toezicht;

• Een aanpassing aan de ontwikkelingen op

het vlak van zogenaamde ‘slimme’ beveili-

gingssystemen;

• Een versoepeling van de richtlijnen voor

‘spotting’.

De veranderingen m.b.t. toezicht en ontwik-

kelingen in de beveiligingssystemen zijn nauw

met elkaar verbonden. In essentie stelt de norm

dat er minder supervisie nodig is naarmate het

beveiligingssysteem meer veiligheden inbouwt

(EN 15567-2 (2015) 9.1). Daarnaast is de norm

minder directief geworden: de verwoording er-

kent duidelijker dan voorheen dat de standaard

niet in alle omstandigheden gepast is, en sluit

in die zin beter aan bij de groeiende verschei-

denheid in parcoursontwerp…

De rol van de parcoursbegeleiders en het belang van toezicht De publicatie van de Europese norm bood in

2007 voor het eerst een formele omschrijving

van de taak van parcoursbegeleiders. De tekst

onderscheidde daarin 2 functies, namelijk die

van “instructor” en “rescuer.” In het Neder-

lands spreken we verder over instructeurs en

redders. Hoewel de verwoording in de herzie-

ne norm licht verschilt, blijven beide functies

bestaan en in essentie dezelfde als voordien:

deelnemers informeren en zorgen dat ze het

parcours en de uitrusting op een veilige ma-

nier gebruiken. Redders staan bijkomend in

voor eventuele evacuaties. Een belangrijk as-

pect van de taak van alle parcoursbegeleiders

is toezicht, en daarover gaan de eerste belang-

rijke veranderingen.

HERZIENING VAN DE EUROPESE NORM VOOR TOUWENPARCOURS: TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN EN VERANDERDE EISEN VOOR TOEZICHT

We schatten dat België een 70-tal touwen-

parcours telt, gebouwd door een 3-tal ge-

specialiseerde firma’s of door de uitbater

zelf. Deze parcours worden vooral beheerd

door sportcentra, buitensportorganisaties

en aanbieders van ‘outdoor training’. In de

schoolcontext vinden parcoursactiviteiten

o.a. plaats in het kader van schoolsport-

dagen, openluchtklassen en sportklassen,

maar ook als activiteit in het kader van

bezinningsdagen (Hovelynck & Verstraete,

2010, 17).

johan hoVelynCk BrenDa De Fré

Trefwoorden: touwenparcours, toezicht, wetgeving, beveiliging, begeleiding

Page 37: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 25nr. 3 / 2015

Drie niveaus van supervisieDe eerdere versie van de Europese norm on-

derkende reeds verschillende niveaus van su-

pervisie. Eigenaardig genoeg waren er in het

eerste deel van de norm 2 niveaus, en in het

tweede deel 3. Bovendien was de verwoor-

ding van dat derde niveau uitermate ondui-

delijk: een begeleider moest in staat zijn om

verbaal met deelnemers te communiceren

en zo hulp te bieden. Wat betekent zoiets in

praktijk? Een hulplijn? Het verschil tussen bei-

de delen van de norm en de gekunstelde ver-

woording lieten er geen twijfel over bestaan

dat de tekst het resultaat was van behoorlijk

getouwtrek. Kritiek hierop – intern en extern

– was één van de aanleidingen om de norm

te herwerken.

De nieuwe norm onderscheidt 3 niveaus van

toezicht:

• Niveau 1: situatie waarin een begeleider

fysiek kan tussenkomen om te voorkomen

dat verkeerd gebruik van het beveiligings-

systeem tot een ernstig ongeval kan leiden;

• Niveau 2: situatie waarin een begeleider

deelnemers kan zien en verbaal kan tussen-

komen;

• Niveau 3: situatie waarin een deelnemer

een begeleider kan verwittigen als hij of zij

hulp nodig heeft, en waarin de begeleider

prompt kan reageren om gepaste hulp te

verlenen.

Men kan zich afvragen wat ‘prompt’ betekent

maar de situatie is wel duidelijker dan in 2007:

niveau 3 is inderdaad een situatie waarin de

parcoursbegeleiding deelnemers niet super-

viseert, maar ‘stand-by’ is voor eventuele

hulpoproepen. Niveau 3 is dus niet zo verschil-

lend van een hulplijn, eerder de afwezigheid

van toezicht. In termen van de norm: het is

eerder een reactieve dan een proactieve rol

(EN 15567-2 (2015) 3.7).

Natuursportondernemers fronsen wellicht hun

voorhoofd als ze dit lezen. Touwenparcours

zonder toezicht? Het supervisieniveau 3 past

dan ook eerder in de Franse traditie van ‘parc

d’aventures’, waar deelnemers quasi zonder

toezicht op het parcours bewegen . In zekere

zin halen deze avonturenparken met de her-

ziene norm hun slag binnen. Daar staat tegen-

over dat de norm nu ook duidelijk stelt onder

welke condities toezicht van niveau 3 al dan

niet aanvaardbaar is. Die condities hebben te

maken met het type beveiliging en met mo-

gelijk toezicht door een volwassen deelnemer.

Toezicht door een begeleidende volwasseneReeds in de eerste versie van de Europese

norm op touwenparcours is er sprake van toe-

zicht door volwassen deelnemers. Dat idee is

in 2007 echter niet verder uitgewerkt. Nu het

minimumniveau van supervisie in de nieuwe

norm scherper gesteld is, komt ook de rol van

een begeleidende, ‘superviserende’ volwasse-

ne meer in beeld: het gaat om een meerder-

jarige die instructie krijgt over de beveiligings-

systemen en die, na een positieve evaluatie

van zijn bekwaamheid, toezicht kan houden op

de veiligheidshandelingen van minderjarigen

onder zijn of haar verantwoordelijkheid. We

komen hier verder in meer detail op terug. In

elk geval vergt de norm dat de begeleidende

volwassene superviseert op ‘niveau 2’. Daartoe

krijgt hij of zij uitleg over het correct bevestigen

en gebruik van de veiligheidssystemen en aan-

wijzingen voor het observeren van deelnemen-

de jongeren. Tenslotte moet de parcoursbege-

leiding evalueren of de betrokken volwassene

de instructie correct begrepen heeft.

Van belang is dat de Europese norm niet ver-

wacht dat deelnemers op een touwenparcours

doorlopend onder toezicht staan van een tou-

wenparcoursbegeleider. De norm stelt wel dat

elke deelnemer op elk moment in het zicht

moet zijn van een volwassene. Voor deelne-

mers jonger dan 14 jaar moet deze persoon

bijkomende instructie krijgen om als ‘supervi-

serende volwassene’ in aanmerking te komen.

Verdere toezichtseisen zijn functie van het

type beveiliging. We bespreken daarom eerst

enkele recente ontwikkelingen in beveiligings-

systemen en vervolgens de implicaties voor

supervisie.

Ontwikkelingen in systemen voor zelfbeveiligingIn de Europese norm van 2007 is sprake van

3 beveiligingssystemen, namelijk partnerbe-

veiliging, zelfbeveiliging en doorlopende be-

veiliging. In dezelfde periode braken echter

de zogenaamde ‘slimme’ beveiligingen door,

zodat de norm in zekere zin verouderd was

nog voor hij gepubliceerd werd. Dat was een

tweede reden voor de huidige herziening. In

de nieuwe norm is er sprake van ‘spotting’,

partnerbeveiliging en individuele beveiligings-

systemen. In die laatste categorie zit de be-

langrijkste verandering. We lichten daarom de

verschillende typen individuele beveiliging toe

alvorens de implicaties voor instructie en toe-

zicht te bespreken.

De nieuwe EN 15567-2 (2015) onderscheidt

5 typen van individuele beveiliging en geeft

die de nietszeggende namen A, B, C, D en E.

Categorieën A en B gaan over de zelfbevei-

liging, zoals we die kennen in de bestaande

norm, categorieën C en D zijn de zogenaamde

‘slimme’ beveiligingen en categorie E zijn de

doorlopende beveiligingen. We lichten elk van

deze categorieën kort toe.

Dubbele leeflijnCategorieën A en B gaan over het klassieke ge-

bruik van twee leeflijnen: de klimmer beveiligt

zichzelf door de leeflijnen aan de veiligheids-

kabel (of ander bevestigingssysteem) vast te

maken. Het onderscheid tussen categorieën A

en B ligt in het type musketon dat daarvoor ge-

bruikt wordt: in categorie A is die ‘self-closing’,

in categorie B ‘self-locking’. Dit is een nieuw

begrippenkader en vergt een woordje uitleg:

• Leeflijnmusketons in categorie A zijn ‘zelf-

sluitend’. Dat geldt in principe voor alle mus-

ketons: als men het open geduwd poortje

loslaat, springt dat dicht. Concreet: de leeflij-

nen in deze categorie zijn voorzien van zoge-

naamde snappers of van schroefmusketons.

• In categorie B zijn musketons niet alleen

zelfsluitend, maar vergrendelen ze ook au-

tomatisch. In praktische termen: als men het

open poortje loslaat, springt dat dicht en als

men dan op het poortje duwt, gaat dat niet

terug open. Om de musketon te openen is

een extra beweging nodig, namelijk het du-

wen, trekken of draaien van de grendel. De

leeflijnen in categorie B zijn dus voorzien van

musketons met een automatische sluiting,

zoals de meeste Klettersteig-musketons, of

van zogenaamde ‘safelock’-musketons.

De begrippen ‘self-closing’ en ‘self-locking’

doorkruisen de discussie over ‘safelocks’ of

‘safebiners’ in de klimwereld (Overlaet, 2012,

51; Hellberg & Steinmüller, 2014): ‘self-locking’

is niet hetzelfde als ‘safe-locking’. Om de ver-

warring te beperken, lijkt het belangrijk voor

ogen te houden dat het onderscheid in de EN

15567 specifiek over leeflijnmusketons gaat.

Doorlopende beveiliging: De 'shuttles' van de ExpoGlider klaar voor vertrek.

Page 38: 247 5 september 2015

26

De kritische momenten in het gebruik van

leeflijnen zijn de overgangen ter hoogte van

de verankering van de veiligheidskabel, die de

EN 15567 ‘change-overs’ noemt. Regelmatig

maken mensen daar per vergissing beide leef-

lijnen los, zodat ze niet langer beveiligd zijn.

Om dat risico uit te sluiten, ontwierpen tou-

wenparcoursbouwers in de jaren ’90 ‘doorlo-

pende’ beveiligingssystemen. Een tiental jaren

later volgden de zogenaamd ‘slimme’ zelfbe-

veiligingen.

Gekoppelde leeflijnenDe ‘slimme’ beveiligin-

gen zijn leeflijnen die niet

tegelijk geopend kunnen

worden, zodat de kans op

onbedoeld losmaken

van beide leeflijnen

erg klein wordt of ver-

dwijnt. De EN 15567-2

(2015) noemt dergelijke

leeflijnen ‘interlocking’: de

sluiting van de éne leeflijn is

gekoppeld aan die van de an-

dere. Afhankelijk van de manier

waarop dat gebeurt, hoort een sys-

teem in categorie C of D:

• In categorie C zijn de leeflijnen zo

verbonden dat de kans op onbedoeld los-

koppelen van de veiligheidskabel beperkt

wordt. Een voorbeeld is de Smart Belay van

Edelrid, de eerste gekoppelde leeflijnen op de

markt. De haken op het eind van elke leeflijn

zijn met elkaar verbonden door een kabeltje,

dat het gelijktijdig openen van beide leeflijnen

belet.

• In categorie D zijn de leeflijnen zo met el-

kaar verbonden dat onbedoeld tegelijk losma-

ken onmogelijk wordt. Een voorbeeld daarvan

is de Safe-Link (of SSB) van Bornack. Ook hier

zijn de haken op het eind van beide leeflij-

nen door een kabeltje aan elkaar gekoppeld.

Bijkomend echter, moet één leeflijnhaak ver-

grendeld worden op een contactpunt op de

veiligheidskabel (de zgn. ‘tweezle’). Gekop-

pelde leeflijnen bieden verschillende voorde-

len. Enerzijds voorkomen ze de ernstige veilig-

heidsfouten die zich met klassieke leeflijnen bij

de ‘change-overs’ voordoen. Anderzijds vergen

ze toch dat klimmers hun eigen veiligheid ac-

tief in de hand nemen: ze moeten wel degelijk

hun leeflijn op de veiligheidskabel bevestigen.

Tenslotte laten beveiligingssystemen in de ca-

tegorieën C en D toe van de veiligheid op een

klassiek leeflijnparcours te verbeteren zonder

alle beveiligingskabels te vervangen – wat met

doorlopende beveiligingen niet het geval is.

Het onderscheid tussen de categorieën C en D

verdient wel wat voorbehoud. Als het enige

verschil is dat onbedoeld tegelijk losmaken

in categorie C ‘onwaarschijnlijk’ is, en in cate-

gorie D ‘onmogelijk’, dat is de vraag hoe lang

dat verschil stand houdt. Op die manier doet

categorie D toch wat aan de Titanic denken.

Of dichter bij ons onderwerp: in de eerste ‘re-

views’ van de GriGri ging dat toestel ook alle

beveiligingsfouten uit de klimwereld helpen;

ondertussen weten we dat de GriGri weliswaar

een uitstekend toestel is, maar niet onfeilbaar.

Met andere woorden: het lijkt erg vroeg om

te besluiten dat onbedoeld openen onmogelijk

is, maar voorlopig staat het wel zo in de EN

15567-2 (2015). Op parcours in België is be-

veiliging met gekoppelde leeflijnen zeldzaam,

maar bijvoorbeeld te vinden op het recreatieve

parcours op de Hoge Rielen, te Kasterlee.

Doorlopende beveiligingCategorie E, tenslotte, is de doorlopende be-

veiliging. De koploper van dit type zelfbevei-

liging op touwenparcours was de ExpoGli-

der, in ons land ontworpen door Stef

Geens. Hij ontwikkelde een systeem

waarin de bevestiging van de leef-

lijn over het ankerpunt van de be-

veiligingskabel kon schuiven, zodat de leeflijn

over de volledige lengte van het parcours on-

onderbroken met de kabel verbonden bleef.

Om dat mogelijk te maken, paste hij niet al-

leen de leeflijnbevestiging maar ook de ver-

ankering van de kabel aan. Sinds het ontwerp

van de ExpoGlider eind jaren ‘90 kwamen ver-

schillende doorlopende beveiligingssystemen

op de markt. In België is behalve de ExpoGli-

der bijvoorbeeld ook de Saferoller in gebruik.

De ExpoGlider is onder meer in gebruik op de

touwenparcours op De Schorre, in Boom, of in

de Vossemeren, in Lommel. Andere parcours

met doorlopende beveiliging zijn bijvoorbeeld

Aventure Parc in Wavre en het BLOSO-parcours

in Hofstade, die beide gebruik maken van het

Saferoller-systeem.

Supervisie in functie van het type beveiligingEen belangrijke verandering in de EN15567-2 is

de manier waarop de norm de minimumeisen

voor instructie en supervisie koppelt aan het

type beveiliging. Daarbij gaat het niet alleen

om de systemen voor zelfbeveiliging, die net

aan bod kwamen, maar ook om vereisten voor

partnerbeveiliging en – vaak over het hoofd

gezien – de beveiliging van lage elementen.

We geven hieronder een bondig overzicht: voor

meer details verwijzen we naar de norm zelf.

‘Spotting’‘Spotting’ is een vorm van beveiliging waar-

bij één of meerdere personen klaar staan om

De koploper van de doorlopende beveili-

ging op touwenparcours was de ExpoGli-

der, in ons land ontworpen door Stef Geens.

Stef was één van de Europese pioniers in

het ontwerp en educatief gebruik van tou-

wenparcours. Zijn bezorgdheid over het

toenemend aantal incidenten met foutieve

change-overs, vooral op recreatieve par-

cours, zetten hem er toe aan de zelfbevei-

liging grondig te herzien. Hij ontwikkelde

een systeem waarin de leeflijn ononder-

broken bevestigd bleef over de volledige

lengte van het parcours. Sindsdien kwa-

men verschillende doorlopende beveili-

gingssystemen op de markt, waaronder

enkele kopieën van de ExpoGlider.

Stef was LO-er (KUL) en Master in Experien-

tial Education (MSU). Hij werkte vooral voor

Outward Bound en Project Adventure tot hij

als parcoursbouwer zijn eigen bedrijf, Ex-

ponent, oprichtte. Stef was medeoprichter

van de European Ropes Course Association

(ERCA). Hij overleed in 2006 op 48-jarige

leeftijd aan kanker, maar wordt nog steeds

beschouwd als één van de toonaangeven-

de experts in het vak.

Doorlopende beveiliging: Instructie voor het plaatsen van de Safe-Roller.

Gekoppelde leeflijnen: de 'Smart Belay' van Edelrid.

Page 39: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 27nr. 3 / 2015

de val van een klimmer te breken, zodat die

zonder letsel op de grond komt (Hovelynck

& Verstraete, 2010, 20). In de klimwereld is

deze manier van beveiligen gebruikelijk bij

het ‘boulderen’ of bij het begin van een (voor)

klim. De eisen die de EN 15567 voor ‘spotting’

stelt, staan vooral in deel 1, met betrekking

tot de bouw.

De basiseisen blijven ongewijzigd, namelijk:

• Deelnemers moeten beveiligd worden als de

voethoogte van het element hoger is dan 1m;

• ‘Spotting’ moet onder supervisie van niveau 2.

De nieuwe norm versoepelt echter de maxi-

mumhoogte voor spotting. In 2007 was die

beperkt tot 1m80 voethoogte. Als een valdem-

pende bodem voorzien is, verhoogt de herzie-

ne norm die tot 3m (EN 12567-2 (2015) 9.5).

Partnerbeveiliging We gebruiken het woord partnerbeveiliging als

vertaling voor de term ‘assisted belay’, die de

Europese norm in 2007 introduceerde. In de

klimwereld staat dit type gekend als ‘toprope’

of ‘moulinette’: de klimmer bindt in op het

eind van een klimtouw, dat bovenaan de klim

door een omslagpunt loopt en aan de andere

kant door een partner, beveiliger, strak gehou-

den wordt aan de hand van een beveiligings-

toestel. Voor partnerbeveiliging blijft de norm

ongewijzigd:

• Minimum 1 instructeur voor 4 klimmers op

hoogte of, met andere woorden, per 4 touw-

groepen (EN 15567-2 (2015) 9.4);

• De supervisie moet op niveau 1.

Net als de eerste versie, zegt de herziene norm

niets over de gebruikte beveiligingstoestellen.

Sinds 2012 bestaat daarover echter een bij-

komende norm, namelijk de EN 15151 over

Mountaineering equipment: Braking devices.

De EN 15567-2 maakt opnieuw melding van

‘team belaying’, een praktijk waarbij het

beveiligingstouw zonder de hulp van een

remtoestel strak gehouden wordt door ver-

schillende groepsleden. Van belang voor de ef-

fectiviteit van dergelijke teambeveiliging zijn,

ten eerste, het aantal mensen dat het touw

vasthoudt en, ten tweede, het aantal omslag-

punten waar het touw door loopt. De wrijving

op deze omslagpunten bepaalt de remkracht.

De nieuwe norm erkent teambeveiliging als

vorm van partnerbeveiliging. Tot onze ver-

wondering formuleert de norm echter geen

minimumeisen met betrekking tot het aantal

beveiligers of omslagpunten.

Individuele beveiligingssystemenDe belangrijkste veranderingen hebben be-

trekking op de individuele beveiligingssys-

temen, en dan vooral op het gebruik van

dubbele en gekoppelde leeflijnen. Hiervoor

verbindt de nieuwe norm de toezichtseisen

rechtstreeks met de leeftijd van de parcours-

gebruikers. De tabellen op de volgende pagina

geven een overzicht per categorie. Het volstaat

voor een bepaald parcours te weten welk type

beveiliging voorzien is, om in de tabel te lezen

welk niveau van toezicht de norm vereist.

Dubbele leeflijnVoor het gebruik van de klassieke leeflijnbe-

veiliging blijft de norm ongewijzigd, namelijk:

• Deelnemers moeten oefenen op een test-

parcours dat elke type ‘change-over’ op het

parcours bevat;

• De parcoursbegeleiders moeten de be-

kwaamheid van deelnemers op dit testpar-

cours verifiëren voor ze hen toegang geven

tot het parcours;

• De eerste 5 ‘change-overs’ moeten onder

Niveau 2-supervisie gebeuren, of strenger

in functie van de leeftijd. Zo is voor kinde-

ren onder 6 jaar op het hele parcours Niveau

1-supervisie vereist. Zelf zijn we er niet van

overtuigd dat touwenparcours voor deze

leeftijdsgroep bedoeld zijn…

De belangrijkste verandering is de eerder be-

sproken rol van de begeleidende volwassene.

Gekoppelde leeflijnenVoor de gekoppelde leeflijnen worden de

toezichtseisen versoepeld in functie van de

bijkomende waarborgen van het beveiligings-

systeem. Zoals aangegeven in de tabellen

hieronder maakt de norm daarbij verder on-

derscheid tussen de categorieën C en D. Voor

categorie D mogen de overgangen in het test-

parcours bovendien meegeteld worden in de

eerste 5 ‘change-overs’, zodat hier mogelijk

sprake is van parcours zonder toezicht.

Doorlopende beveiligingDe parcours met doorlopende beveiliging zijn

mogelijk zonder supervisie: na het testparcours

is alleen voor kinderen jonger dan 6 toezicht

door een begeleidende volwassene vereist.

Het blijft wel van belang dat de parcoursbe-

geleiding bereikbaar is, zodat een redder

‘prompt’ kan tussenkomen als dat nodig zou

zijn. Dat geldt ongeacht het type beveiliging.

Touwevacuaties en ‘accident response’ We besluiten de bespreking van individuele

beveiligingssystemen met een bemerking over

touwevacuaties. Bij gebruik van partnerbevei-

liging stellen zogenaamde ‘reddingen’ zelden

een probleem: de beveiliger laat de klimmer

gewoon in het touw zakken, zoals dat anders

bij het eind van het element zou gebeuren.

Page 40: 247 5 september 2015

28

Referenties- EN 15567-1 (2007). Sports and recreational facilities

- Ropes courses - Part 1: Construction and safety requirements. Brussel: NBN.

- EN 15567-2 (2007). Sports and recreational facilities - Ropes courses - Part 2: Operation require-ments. Brussel: NBN.

- EN 15567-2 (2015). Sports and recreational facilities - Ropes courses - Part 1: Construction and safe-ty requirements. Delft: NEN.

- Hellberg, F. & Steinmüller, S. (2014). Karabiner mit Verschlusssicherung. Berg und Steigen, (1), 80-85.

- Hovelynck, J. & Smitz, T. (2008). Programmaveiligheid in natuursportprogramma’s: de rol van risicoanalyse en de opvolging van ernstige incidenten. Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer, (203), 65-73.

- Hovelynck, J. & Verstraete, G. (2010). Touwenparcours en veiligheid: overzicht en recente ontwikkelingen. Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, (2), 17-24.

- Ministère de la Santé, de la Jeunesse et des Sports (2007). Protection du public dans le cadre des acti-vi-tés physiques et sportives des «parcours acrobatiques en hauteur» (PAH). Parijs: omzendbrief 30.7.

- Overlaet, B. (2012). Bergbeklimmen: cursusboek beginners. Antwerpen: Klim- en Bergsportfederatie Vlaanderen (KBF)

Auteurs- Johan Hovelynck: organisatiepsycholoog (KUL) en

vrijetijdsagoog (VUB). VTS-docent Speleologie en Canyoning. Johan is zelfstandig trainer-consultant en deeltijds docent aan de KUL.

- Brenda De Fré: studeerde lichamelijke opvoeding (KUL) en psychologie (KUL). VTS-docent Muur- en Rotsklimmen. Brenda werkt deeltijds bij Nature [Outdoor Training & Education] en deeltijds aan KHL, nu UCLL.

- Beide auteurs zijn opleider voor Exponent Challenge Services: www.exponent-cts.com

Bij zelfbeveiligingssystemen ligt dat anders: de klimmer hangt in één of twee leeflijnen naast of

onder het element en als hij of zij niet zelfstandig terug op het element raakt, zal de parcours-

begeleiding moeten tussenkomen. Voor een evacuatie moet die de beveiliging loskoppelen en

naarmate de beveiliging ‘slimmer' of continuer wordt, vergt dat meer handelingen – en opleiding.

Sowieso geldt voor elk parcours dat het uitvoeren van een evacuatie geen impact mag hebben op

de algemene supervisie van de activiteit (EN 15567-2 (2015) 9.1).

Besluit: regelgeving, richtlijnen en praktijkDit artikel bespreekt de belangrijkste wijzigingen in de Europese norm met betrekking tot het

begeleiden van touwenparcours. Formeel heeft die norm geen kracht van wet, maar ze blijkt wel

een belangrijk referentiepunt in rechtspraak. In die context biedt dit artikel onvoldoende informa-

tie voor wie beroepshalve met touwenparcours te maken krijgt. De richtlijnen voor constructie en

onderhoud van parcours (EN 15567-1) blijven

buiten beschouwing en ook de norm voor de

uitbating (EN 15567-2) is slechts gedeeltelijk

belicht. Deze bijdrage bespreekt vooral de aan-

passingen met betrekking tot het toezicht op

parcoursactiviteiten. Dat levert basisinformatie

voor het opleiden van parcoursbegeleiders,

maar biedt ook opdrachtgevers handvaten om

de kwaliteit van begeleiding op een bepaald

parcours in te schatten. Daarbij is van belang

de eisen in de norm als minimumeisen te be-

schouwen. Zo is, bijvoorbeeld, helemaal niet

gegeven dat deelnemers na 5 correcte ‘chan-

ge-overs’ geen ‘unclippings’ meer riskeren. In-

cidentenanalyse suggereert het tegendeel en

een rechtszaak in Hannover, Duitsland, beves-

tigt dat de minimumeis in de norm niet steeds

afdoend is: de rechter besliste er dat het onge-

val van een 11-jarige die beide leeflijnen los-

maakte en 8m naar beneden viel voorspelbaar

was, en stelde de uitbater aansprakelijk (juni

2010). Met andere woorden: risicoanalyse en

het actief opvolgen van bijna-ongevallen blij-

ven essentieel (Hovelynck & Smitz, 2008).

DuBBele leeFlijn: minimum supervisieniveau per leeftijdsgroep:

gekoppelDe leeFlijnen: minimum supervisieniveau per leeftijdsgroep:

gekoppelDe leeFlijnen: minimum supervisieniveau per leeftijdsgroep:

DoorlopenDe BeVeiliging: minimum supervisieniveau per leeftijdsgroep:

Page 41: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 29nr. 3 / 2015

BVLO-ActiviteitenBVLODe Bond voor Lichamelijke Opvoeding laat jou graag nagenieten van de activiteiten die de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden. Was je er niet bij, geen nood, onze activiteitenkalender biedt jou nog veel kansen om mee te sporten en bij te scholen!

3e BVLO-Minivoetbaltornooi i.s.m. FC Kouter Deinze was schitterendDe derde editie van dit minivoetbaltornooi met zestien ploegen was een echt voetbalfeest. De weergoden waren ons deze keer echt goed gezind.

We hielden het droog en de zon creëerde een aangenaam temperatuurtje. Dit zorgde ervoor dat de supporters ook op post waren.

De organisatie verliep vlekkeloos, de matchen volgden elkaar vlot op en er werd heel fair gespeeld. Het scheidsrechterskorps was alweer heel tevreden.

Maar er werd wel gespeeld op het scherp van de snee en het tornooi kende ook een superspannende finale tussen de Kassani Elsegem en FC Hebebe. Het

werd 11-11, dus moesten schepcorners de match beslissen. Hier bleven de mannen van Kassani het kalmst en mochten zij de overwinningsbeker mee naar

huis nemen. FC Hebebe werd dus mooi tweede en de derde plaats ging naar Zeveren Sportief, de ploeg die vorig jaar nog eerste werd.

Voor de prijsuitreiking konden we opnieuw een beroep doen op Marc De Buck, voorzitter van de Oost-Vlaamse Provincieraad.

Hij had trouwens een trofee mee voor de beste speler, die ging naar Yannick Boone van FC Hebebe en een fair play trofee die ging naar MVC Weba.

De volledige uitslag:

1. Kassani Elsegem

2. FC Hebebe

3. Zeveren Sportief

4. Electro Jo

5. MVC Weba

6. Retro Horse Waregem Koerse

7. De Toontjes

8. Peirens Schrijnwerken

9. FC Kouter

10. Les Bleus

11. Out of Orbid

12. GS All Stars

13. FC El Arenal

14. Duvelboys

15. MVC Rea!

16. De Daltons

Eerste JeugdtornooiAan de vooravond van het herentornooi werd voor het eerst een jeugdtor-

nooitje opgezet, met als deelnemende ploegen: Zeveren, Bachte-Maria-Leer-

ne, Sparta Petegem en Eke Nazareth.

Scheidsrechters van dienst waren Kevin Bonte en Bjorn Abbeloos.

Er werd niet voor punten of plaatsen gespeeld, alle spelertjes van de U10-

U11 kregen een medaille en een zakje met enkele attenties. Deze organisatie

is zeker voor herhaling vatbaar. Dat hoorden we zowel van de spelers als van

de coaches en de ouders.

Alle foto's zijn te bekijken via de face-

bookpagina BVLO Sportfederatie

Page 42: 247 5 september 2015

30

BVLOBVLO-ActiviteitenLakeside Paradise KIDSSESSIE 31 mei 2015Een super bewolkte en regenachtige zondagvoormiddag waarop 20 kinderen

twee uur mogen waterskiën en wakeboarden… als dat maar goed komt?

Eens de wetsuits aan en de uitleg gegeven, probeerden deze jonge waterrat-

ten de beginselen van de watersport. Iedereen was er heel snel mee weg en

de deelnemers passeerden met een glimlach opnieuw langs het startponton.

Soms konden ze niet anders dan lossen

onderweg en dan was er maar één op-

tie, zwemmen naar het dichtstbijzijnde

uitstap-ponton. Absoluut geen tijd om

koud te hebben… Iedereen vond het on-

danks het slechte weer super tof en komt

volgende keer zeker terug!

Lakeside Paradise 7 juni 2015Wat een tegenstelling tot de kidssessie… Stralende zon en zacht briesje! Één

van de mooiste weekends van dit jaar EN wij gaan wakeboarden en SUP’pen

met een groep enthousiastelingen. Wetsuits zijn nog steeds nodig aangezien

het water van de Lakeside maar 16 graden is. We leren SUP’pen en doen een

race om ter eerst naar de schans met zwembad! Aan de hand van allerlei

spelletjes op de SUP leren we de plank te besturen. Na een uurtje krijgen we

uitleg over het waterskiën en wakeboarden, sommigen denken het al te kun-

nen voor ze gestart zijn… Het ziet er gemakkelijker uit dan het is, maar toch

geraakt iedereen uiteindelijk op weg! De ene lijkt het al jaren te doen, terwijl

de andere proberen te overleven op deze razendsnelle attractie!

Moe maar voldaan kunnen we iets drinken op het terras en even opwarmen

in de Jacuzzi! Van een geslaagde zondagvoormiddag gesproken…

Lakeside Paradise VAKGROEP LO ARTEVELDE 25 juni 2015Wie zou dit beter kunnen dan de LO lectoren zelf? De vakgroep LO van Arte-

velde wilden alvast hun schooljaar sportief afsluiten en zich wagen aan de

eerste stappen van de watersport. Nadat we een rondleiding hebben gekregen

in de gebouwen van de Lakeside, trekken ze de wetsuit aan om hun rondje

aan de kabelbaan de verzilveren. Iedereen beslist om te wakeboarden dus ze

leggen de lat meteen hoog! De helft geraakt snel weg en uiteindelijk lukt het

iedereen om toch eventjes op het water te glijden. Sommigen laten hun stok

niet meer los en blijven een aantal toertjes draaien, je zou voor minder want

het rustgevende gevoel is aanstekelijk… Om de dag af te sluiten gaan we nog

een uurtje SUP’en! Ja, ook lectoren zijn graag kinds en duwen mekaar voortdu-

rend in het water… Als dat maar goed komt?! We

kregen deze sessie van Michiel, oud-student aan

de Arteveldehogeschool dus hij mocht zijn kennis

demonstreren… Het ging er gemoedelijk aan toe

en we hadden een leuke namiddag.

Stralende Laureaten panathlon stipendium sloganwedstrijd 2015Niets dan stralende gezichten op de plechtige uitreiking van de

Panathlon Stipendium Sloganwedstrijd 2015. Op donderdag 18

juni vond die plaats tijdens de SVS-Apotheose in de Topsport-

hal Gent. De sloganwedstrijd is een organisatie van Panathlon

Vlaanderen, in samenwerking met de Nationale Loterij, de Stich-

ting Vlaamse Schoolsport en de Bond voor Lichamelijke Opvoe-

ding. De opdracht was: stuur max. drie zelfbedachte slogans van

jouw klas in met als thema 'Sport is een recht voor iedereen'. Er

waren meer dan 200 inzendingen. Een jury bestaande uit een

afvaardiging van de Nationale Loterij, SVS, BVLO en de Vlaamse

Panathlonclubs maakte volgende keuzes.

Slotshow Hidden Power Artists association asbl Op zondag 28 juni hield de nieuwe BVLO-club Hidden Power Artists Associati-

on vzw zijn eindejaarsshow in Brussel. BVLO vzw zat in het publiek en genoot

van het spektakel. De show draaide om de positieve gedachte: 'Life is good'.

En 'Life wàs good'. De sfeer zat er goed in, zowel op het podium als in het

publiek. Kinderen, jongeren, volwassenen van alle achtergronden in alle ma-

ten, gewichten, kledingstukken, accessoires dansten de pannen van het dak

in verschillende stijlen. De dansen vloeiden vlot in elkaar over met speelse

intermezzo's tussen jongens- en meisjesgroepen en onder het begeleidend

oog (lees: heupen) van een Michael Jackson-incarnatie. Elk niveau, elke

leeftijd en elke dansstijl - gaande van Afro Dance,

over Girly Talon, Hip Hop, zelfs K-pop, Latino,

Ragga, tot Zumba - kreeg de kans het beste van

zichzelf te tonen in een uitgewerkte choreo-

grafie. Knap gedaan Hidden Power!

Het dansjaar met als apotheose deze slot-

show werd op die manier professioneel en

vol overgave afgesloten.

Tot volgend jaar en laat de zomer swingen!

Winnaar buiten categorieSint-Jozefinstituut WetterenGroot, klein, bruin of blankbij ons zit er niemand op de bank

Winnaar provincie antwerpenSint-Eduardusinstituut MerksemSporten is een recht, maakt niet uit wat een ander zegt.

Winnaar provincie limburgBUSO Ter Engelen MaaseikWie je bent maakt niet uit, sport en leef je samen uit.

Winnaar provincie Oost-vlaanderenVisitatie MariakerkeSport ontroert je, maakt je blij … Eén ding is zeker: je hoort erbij!

Winnaar provincie Vlaams-Brabant & Brussels Hoofdstedelijk GewestSint-Theresiacollege Kapelle-op-den-BosArm of rijk, in sport zijn we allemaal gelijk

Page 43: 247 5 september 2015

BVLO-ActiviteitenBVLODansen op de golven met de Sirtaki - BVLO-Zeiltocht 01 juli 2015Naar jaarlijkse gewoonte sloten we het schooljaar af met een exclusieve zeil-

tocht i.s.m. Channel Sailing (www.channelsailing.be). We vulden de boot met

7 winnaars, 1 BVLO-begeleider en 1 kapitein. Samen vaarden we de haven

van Zeebrugge uit voor een 'goed gevuld' programma.

Al enkele dagen hielden we het weerbericht goed in de gaten waarbij Frank

Deboosere waarschuwde voor een hoge UV-index, warme temperaturen,

hoog ozongehalte en een milde zuidwestenwind. Woensdag 1 juli, de eerste

zomervakantiedag werd alvast goed ingezet: "tropisch warm, rond 30 graden

aan zee met een matige oostzuidoostenwind. We wisten dus wat gepakt:

zonnemelk, hoofddeksel, eventueel een pilletje tegen zeeziekte of reisziekte

(als dat überhaupt helpt) en de nodige drank mèt versnaperingen.

De crew had er zeker ook zin in. Onze zeilboot, de Sirtaki, danste vóór het

anker te lossen reeds van de lading koelboxen! Onder het toeziend oog van

schipper Claude, vaarden we rond 9u30 de Sirtaki uit, op weg naar een warm

en zonnig avontuur.

Onder de matige oostzuidoostenwind hesen we (Martine, Gudrun, Bart, Peter,

Lies, Rita, Joachim, Claude en Kim) de zeilen en lieten we de wind zijn werk

doen. Peter was initieel de actiefste en begon de stootwillen los te maken.

Enkele crewleden hadden wat ervaring met zeilen: Martine is van "t zeetje"

en wel bekend met het leven op zee, Gudruns echtgenoot is een zeiler, als-

ook Peters neef, Bart, Lies en Joachim deden aan 'catamarannen' en voor Rita

is sinds vorig jaar niet onbekend met de zeilterminologie.

Enkel bij het uit- en invaren van de haven, alsook een eenmalig abrupte draai-

ing wegens mild botsinggevaar met een andere zeilboot, moest de Sirtaki

hulp inroepen van de motor. Daarbuiten bleven de zeilen uit. Al gauw spoorde

Claude zijn troepen aan

en stond Bart met 1 hand aan

het stuur (zijn andere hand was

reeds ingenomen…door een

glaasje uiteraard). Onderweg

kwamen we een gestrand vis-

sersbootje, enkele boeien, wat

grotere schepen (Wie heeft er

nu voorrang? Claude, moeten we op-

loeven of afvallen? Gaan we gijpen of gaan we eerst nog een cava

kraken? Nog wat aperitiefhapjes?) en het windmolenpark tegen.

Terwijl het binnenland zwoegde, zweette en overal afkoeling zocht, zorgde

de Sirtaki voor zijn eigen afkoeling. Met de wind in de zeilen werd het een

zalige zomerse dag, zonder al te veel misselijkheid (Joachim en Kim bleven

bovendeks, in de kuip), veel gelach, weinig zonnebrand, zero stress!

Laat de vakantie beginnen!

Page 44: 247 5 september 2015

32

WITH

Olympic Moves, een sportavontuur het hele schooljaar

Registreer je nu via www.olympicmoves.be

Een nieuw schooljaar, een nieuwe start. Ook sportief! Bezorg je leerlingen een onvergetelijk sportavontuur met Olympic Moves, het nieuwe sportprogramma voor jongeren van 12 tot 14 jaar. In drie stappen geef je je leerlingen de sportmicrobe door en maken ze kennis met verschillende olympische sporten én de olympische gedachte.

Olympic Moves is opgebouwd rond voetbal, softbal en atletiek. Kies je favoriete sport(en)… en verwelkom ervaren monitoren voor een initiatieles bij jou op

school. Tijdens regionale kwalificatiewedstrijden kunnen de jongeren hun sportieve talenten meten én een ticket veroveren voor de nationale finale in het Koning Boudewijnstadion.

Inschrijven voor de kwalificatiewedstrijden kan van 1 september tot 16 november 2015 via www.olympicmoves.be.

Olympic Moves is een initiatief van Coca-Cola met de steun van Team Belgium (BOIC), BVLO en verschillende sportfederaties.

Page 45: 247 5 september 2015

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 33nr. 3 / 2015

BVLOClubbezoek Street workout 9800

Skippen, hakken, pompen, pushen…zweten, lachen in de brielmeersenSinds oktober 2014 behoort Street Workout 9800 tot de BVLO-familie. Street workout, bootcamp,

body shaping, functional training, calisthenics, crossfit, … termen die aan het 'boomen' zijn. Bedoe-

ling is om een complete training te voorzien buiten het fitnesscentrum. Back to basics, back to the

roots waarbij de omgeving fungeert als fitnessruimte.

Op 11 juni maakte ik live een training van Street Workout 9800 mee in de Brielmeersen, een zo-

merse work-out waarin veel gezweet werd. Goed voor het groepsgevoel, samen zweten en 'afzien'

brengt mensen samen. Vooral als je merkt dat de training en de oefeningen deftig begeleid worden

en bovendien heel vrijblijvend en laagdrempelig zijn. Elke sporter doet mee op zijn eigen tempo én

onder begeleiding van een trainer. De drie clubtrainers stellen om beurt een trainingsprogramma

op dat gecontroleerd wordt door de andere twee.

"Komaan, nog even volhouden, goed gedaan, drink een beetje, blijven ademen, …" Geen gebrek

aan motivatie alhier, ook niet aan variatie: spider crawls, bear crawls, burpees, kruiwagen, haasje

over, suicides, pull ups, diamonds, , toe touches, leg raises, windshield

wipes, reverse crunches, …. Of het nu Engels of Nederlands is, het eind-

gevoel blijft hetzelfde: moe maar voldaan! En zo denkt de groep er ook

over: "Samen houden we vol, we motiveren elkaar. Iedereen traint op

eigen tempo, maar iedereen doet wel mee. We lachen en babbelen, het

blijft plezant, een toffe sfeer."

De leeftijden variëren van 15 tot 50 jaar. De trainer geeft tips om elke oe-

fening op eigen tempo en niveau te kunnen doen. Elke deelnemer - jong,

oud, man, vrouw - heeft immers een verschillende sportieve achter-

grond. Na afloop heb je een goed gevoel. Je voelt je fit (een beetje moe

ook). Of zoals trainer David het

zegt: "Ze zeggen als het stil is,

smaakt het". Wel beste lezers,

het smaakt naar meer.

Gesprek met Matthias Deloof, oprichter en trainer Street Workout 9800. "Street Workout 9800 begon als een hobby van mezelf. Ik wou graag opnieuw wat aan kracht

winnen, maar wou buiten de fitnessmuren, back to the roots, terug naar de natuur. Een paar keer

per week trok ik naar het natuurdomein de Brielmeersen in Deinze. Ik trachtte een 60- tot 90-tal

minuten te trainen aan de hand van een zeer gevarieerde mix van kracht- en cardiovasculaire

oefeningen waarbij het complete lichaam in één keer werd getraind op een workout. Ik maakte

hiervoor af en toe gebruik van enkele toestellen die voorhanden waren zoals gelijke leggers (dip-

bars) en pullupbars. Voor de rest kwam het vooral neer op oefeningen waarbij het eigen lichaam

als voornaamste instrument fungeert. Meer inspiratie vond ik via sociale media (Youtube en Face-

book) waar oefenmateriaal te rapen viel onder de term “Street Workout of Calisthenics”. Een sport

die komt overgewaaid uit de USA en Oost-Europa. Nederland bleef trouwens niet lang

achter en organiseert op dit moment zelfs wereldkampioenschappen in deze discipline.

Street Workout 9800 biedt tot 3 maal per week een uitdagende workout toegankelijk

voor elke leeftijd, elke sportieve achtergrond, elke interesse. Met de hulp van medecoa-

ches David Lava en Mohammed El Hamdi inspireren we wekelijks tal van personen om

opnieuw de weg te vinden naar een groene omgeving om daar sportief actief te zijn en

dit op een leuke uitdagende manier. De groepssfeer is zeker een sterkte. Er heerst totaal

geen machosfeer, integendeel, je wordt bij deze club met open armen ontvangen en ge-

garandeerd stuwt de groep jou naar een sportief niveau dat je voorheen totaal nog niet

kende. Neem daar nog eens bij dat de coaches vanuit een nobel sportief doel werken

om mensen aan te zetten tot meer beweging en bijgevolg GEEN geld vragen voor hun

inspanningen, dan weet je dat ze het echt doen uit pure passie voor de sport. Kom het

vlug maar eens uittesten, zou ik zeggen!"

BVLO-Clubbezoeken

WITH

Olympic Moves, een sportavontuur het hele schooljaar

Registreer je nu via www.olympicmoves.be

Een nieuw schooljaar, een nieuwe start. Ook sportief! Bezorg je leerlingen een onvergetelijk sportavontuur met Olympic Moves, het nieuwe sportprogramma voor jongeren van 12 tot 14 jaar. In drie stappen geef je je leerlingen de sportmicrobe door en maken ze kennis met verschillende olympische sporten én de olympische gedachte.

Olympic Moves is opgebouwd rond voetbal, softbal en atletiek. Kies je favoriete sport(en)… en verwelkom ervaren monitoren voor een initiatieles bij jou op

school. Tijdens regionale kwalificatiewedstrijden kunnen de jongeren hun sportieve talenten meten én een ticket veroveren voor de nationale finale in het Koning Boudewijnstadion.

Inschrijven voor de kwalificatiewedstrijden kan van 1 september tot 16 november 2015 via www.olympicmoves.be.

Olympic Moves is een initiatief van Coca-Cola met de steun van Team Belgium (BOIC), BVLO en verschillende sportfederaties.

Page 46: 247 5 september 2015

34

Zor gt voor extr a stabiliteit

Makkelijk uitneembar e zool

Gaat twee maten mee door een uitknipbaar kus sentje

Buigt op de juis te plaaʦ

De held van de tur nzaal

De Deto familie br eidt uit

Ontdek de volledige collectie en alle voor delen op www.detotur npantoffel.be

Running

Voetbal indoor Squas h volley

& tennis

A4 advertentie Deto .indd 1 16/07/15 16:27

Page 47: 247 5 september 2015

BVLO“DYNAMISCHE STAF”

BVLO is nooit veraf. Neem gerust contact op met jouw provinciale afdeling:

BVLO ANTWERPEN vzw

• Voorzitter: Linda Van Puymbroeck

• SeCretariS: Geoffrey Hermes

• penningMeeSter: Joeri Clerckx

CorreSponDentieaDreS: Huis van de Sport, Boomgaardstraat 22 bus 32, 2600 Berchem

BVLO LIMBURG vzw

• Voorzitter: Josse Lambrix, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren,

tel. 012 23 38 01, [email protected]

• SeCretariS: Sonia Meurant, Nieuwe Steenweg 3A bus 201, 3850 Nieuwerkerke, tel.

011 48.72.13, [email protected]

• penningMeeSter: Marc Broeks, Heidestraat 112, 3500 Hasselt,

tel. 011 22.96.41, [email protected]

BVLO OOST-VLAANDEREN vzw

• SeCretariaat: Waterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent

Tel.: 09/218.91.21

• e-Mail: [email protected]

• BeStuur: Eric De Boever, Patrick De Poorter en Josse Lambrix

BVLO VLAAMS-BRABANT vzw

• Voorzitter: Kristine De Martelaer, Smalle Heerweg 211, 9080 Lochristi

[email protected]

• SeCretariS: Thomas Doms, Motstraat 10, 1980 Eppegem, [email protected]

• penningMeeSter: Steve De Decker, Rode Kruisstraat 13, 2830 Willebroek,

tel. 02 629.37.56

BVLO WEST-VLAANDEREN vzw

• Voorzitter: Jorge Cottyn, Goedendaglaan 106, 8500 Kortrijk,

tel. 056 21 20 23, [email protected]

• onDerVoorzitter: Leen Van Looy, Fabrieksstraat 41, 8800 Roeselare,

tel. 051 75 11 02, [email protected]

• SeCretariS: Michel Rys, E. Ronselaan 10, 8630 Veurne,

tel. 058 31.20.87, [email protected]

• penningMeeSter: Ruben Ost, Antoinette Grosséstraat 15, bus 02.02, 8000 Brugge,

tel. 0473 676 960, [email protected]

"PROVINCIAAL UITGEBOUWD"

DAGELIJKSE LEIDING EN BESTURENDagelijks Bestuur

• eriC De BoeVer (1), Voorzitter, Ter Rivieren 11, 9031 Gent/Drongen,

tel. 09 282 66 96, [email protected]

• patriCk De poorter (2), Secretaris-Generaal & Financieel en Administratief

Directeur, Monterreystraat 51, 9000 Gent, [email protected]

• joSSe laMBrix (3), Voorzitter BVLO Limburg, Eerste Ondervoorzitter, Maastrichter-

steenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, [email protected]

• kriStine De Martelaer (4), [email protected]

BVLO Adviescomité

• kriStine De Martelaer (4), Voorzitter, [email protected]

• jorge Cottyn (5), [email protected]

• anny DeVreker (6), [email protected]

• leen haerenS (7), [email protected]

• joSSe laMBrix (3), [email protected]

• jan SegherS (8), [email protected]

• lieVe Van lanCker (9), [email protected]

• linDa Van puyMBroeCk (10), [email protected]

RAAD VAN BESTUUR BVLO

Jorge Cottyn, Eric De Boever, Dirk De Clercq, Kristine De Martelaer,

Patrick De Poorter, Anny Devreker, Jan Dumon, Freddy Gatz, Josse Lambrix,

Johan Lefevre, Eric Leijnen, Jan Seghers, Linda Van Puymbroeck,

Johan Vanthournout

SENAAT BVLO

Gerda Billiauws, Jean-Pierre Bormans, René Goossens, Philippe Storme,

Georgette Swinnen, Guy Van der Marlière

(1) (2)

(10)

(3) (6)(4) (5) (7)

(8) (9)

Het BVLO-Secretariaat is open alle werkdagen vanvan 9 tot 13 uur en van 14 tot 17 uur.

Algemene gegevens:Tel. 09/218.91.20 – Fax 09/229.31.20 – E-mail: [email protected][email protected] - [email protected] - [email protected]@bvlo.be - [email protected]. BE51 4469 7200 0162

Een professioneel team staat voor je klaar patriCk De poorter (1) Coördinatie Financieel en Administratief Directeur - tel. 09/218.91.27 - [email protected]

Stephanie CoppenS (2) Clubwerking en Activiteiten - 09/218.91.25 - [email protected] kiM D’ooSterlinCk (3)Ledenwerking & verzekeringen - tel. 09/218.91.23 – [email protected]

petra De koker (4)Boekhouding en Facturatie - tel. 09/218.91.21 - [email protected]

Sophie Van aelSt (5)Communicatie - tel. 09/218.91.22- [email protected]

DaVy Van BoxStael (6)Nascholingen en Studiedagen - tel. 09/218.91.29 - [email protected]

nele Van rie (7)Sportkampen - tel. 09/218.91.28 – [email protected]

(2)(1) (7)(6)(3) (4) (5)

BVLO

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 35nr. 3 / 2015

Zor gt voor extr a stabiliteit

Makkelijk uitneembar e zool

Gaat twee maten mee door een uitknipbaar kus sentje

Buigt op de juis te plaaʦ

De held van de tur nzaal

De Deto familie br eidt uit

Ontdek de volledige collectie en alle voor delen op www.detotur npantoffel.be

Running

Voetbal indoor Squas h volley

& tennis

A4 advertentie Deto .indd 1 16/07/15 16:27

Page 48: 247 5 september 2015

36

SmartGoals SCHOOL

NIEUW!

Inclusief leerlijnen en SmartGoals App

www.janssen-fritsen.be

Nieuwe manier van bewegen

15042801 Advertentie Smartgoals.indd 2 20-05-15 08:44