2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

12
Kamermuziek in de Leidse Hout Chekhov Trio Fem Devos (piano) Emma Rhebergen (viool) Anna Litvinenko (cello) Im Volkston werken van Schumann en Brahms Zondag 20 juni 2021 Aanvang: 16u Cultuurhuis De Paulus, Oegstgeest

Transcript of 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

Page 1: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

Kamermuziek in de Leidse Hout

Chekhov Trio

Fem Devos (piano)

Emma Rhebergen (viool)

Anna Litvinenko (cello)

Im Volkston

werken van Schumann en Brahms

Zondag 20 juni 2021

Aanvang: 16u

Cultuurhuis De Paulus, Oegstgeest

Page 2: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad
Page 3: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

Chekhov Trio

* Fem Devos (piano)

* Emma Rhebergen (viool)

* Anna Litvinenko (cello)

*** Im Volkston ***

Robert Schumann

(1810-1856) -------------------------------------------

♪Uit: Drei Romanzen

(opus 94)

I. Nicht schnell

II. Einfach, innig – Etwas

lebhafter

♪Uit: Fünf Stücke im

Volkston (opus 102)

I. Mit Humor

“Vanitas vanitatum”

II. Langsam

III. Nicht schnell,

mit viel Ton zu spielen

♪Phantasiestücke

(opus 88)

I. Romanze (Nicht schnell,

mit innigem Ausdruck)

II. Humoreske (Lebhaft –

Etwas lebhafter)

III. Duett (Langsam, und mit

Ausdruck)

IV. Finale (Im Marsch-Tempo)

Johannes Brahms

(1833-1897) -------------------------------------------

♪Uit: Fantasien (opus 116)

IV. Intermezzo (Adagio)

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

♪♪ PAUZE ♪♪

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

♪Pianotrio nr. 1 in B-majeur

(opus 8 – gereviseerde versie)

I. Allegro con brio

II. Scherzo (Allegro molto –

Meno allegro)

III. Adagio

IV. Allegro

Page 4: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad
Page 5: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

Im Volkston

Hoe volks is de westerse klassieke muziek? U weet wel, die resonerende relicten uit het verleden die

door een goegemeente nog vaak als elitair worden weggezet. Of – misschien nog erger – als stoffige

museummuziek, niet langer bij machte om de massa aan te spreken. Melodieus, maar dus geenszins

modieus. Het is een kunstmatige tegenstelling, zo betoogt het Chekhov Trio tijdens dit concert. Een

valse noot zowaar, die haaks staat op de realiteit. De klassieke muziek, tot op vandaag een bruisende

wereld van zowel prinsesheerlijke concoursen als goedkope jongerenentrees en uitverkochte zalen,

heeft zijn volkse wortels altijd gekoesterd. Johannes Brahms, arrangeur van onder meer de zogenoemde

Zigeunerlieder (opus 103 en 112) én van jongs af aan een verwoed verzamelaar van talrijke andere

“volkstümliche” melodieën, stelde het onomwonden als volgt: “Eén ideaal kan men zich niet vast

genoeg inprenten. En dat ideaal is voor mij het volkslied.”1

I. Verwante zielen

Musikduette werden leicht Herzensduette und die Unterhaltung und Sprache

der verwandten Seelen; dann haben sie den schönsten Wert.

– Robert SCHUMANN (1810-1856)

Niets is mooier of waardevoller dan een hartstochtelijk

muzikaal duet, zo vertrouwde Robert Schumann in 1828

zijn dagboek toe. De 18-jarige student in de rechten

leerde in dat jaar Clara Wieck (1819-1896) kennen,

dochter des huizes van zijn pianodocent Friedrich Wieck.

Daar zaten ze dan, dicht bij elkaar, samen aan de toetsen.

“Das vierhändige Clavierspiel bleibt doch der schönste

erste Genuß”, bedacht Robert zich ook nog, terwijl hun

handen langs elkaar gleden. En zo werd de kiem gelegd

van wat veruit het bekendste muzikale paar uit de eerste

helft van de 19de eeuw zou worden. Meneer en mevrouw

Schumann, verwante zielen, zij begrepen elkaar zonder

veel woorden.

Hoe groot is eigenlijk de zielsverwantschap binnen het

Chekhov Trio? We krijgen het met dit concert te horen. Want Schumanns Phantasiestücke (opus 88),

Romanzen (opus 94) en Stücke im Volkston (opus 102) geven de dialoog tussen de dames vrije baan.

Alle drie de werken werden herzien of geschreven in de periode 1849-1850, op een moment dat het

koppel in Dresden leefde. Het waren solisten uit de eerbiedwaardige Königlich Sächsischen

Musikalischen Kapelle van de stad – vandaag beter bekend als de Staatskapelle Dresden – voor wie

Schumann deze instrumentale stukken concipieerde. Vrouwlief speelde uiteraard de pianopartij.

1 In een brief aan Clara Schumann van 27 januari 1860 luidde het meer bepaald als volgt: “Das Lied segelt jetzt

so falschen Kurs, daß man sich ein Ideal nicht fest genug einprägen kann. Und das ist mir das Volkslied.”

Het echtpaar Schumann, vereeuwigd in een

marmeren reliëf van Fritz Klimsch in het

geboortehuis van de componist te Zwickau.

Page 6: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

De Duitse componist kende in 1849 een heus boerenjaar. “Mein fruchtbarstes Jahr war es”, zo

evalueerde hij al in april in een brief aan zijn collega Ferdinand Hiller, “als ob die äußern Stürme den

Menschen mehr in sein Inneres trieben […].” En stormen deed het in Europa. Grote delen van het continent

werden in het voorjaar van 1848 door een revolutionaire golf overspoeld. Nederland hield er begin

november uiteindelijk een nieuwe grondwet aan over. In Saksen kwam het in mei 1849 tot een

kookpunt. Het gezin Schumann vluchtte spoorslags uit Dresden, de pater familias vond soelaas in de

muziek. “Merkwürdig erscheint es mir”, constateerde Clara, “wie die Schrecknisse von außen seine

innern poetischen Gefühle in so ganz entgegengesetzter Weise erwecken.” Een paradox die dus

aanleiding gaf tot een compositorische explosie en een veertigtal opussen van uiteenlopende aard:

verzamelingen vocale muziek zoals het Lieder-Album für die Jugend (opus 79) en de reeksen met

Romanzen und Balladen voor koor (onder meer de opusnummers 67 en 75), concertante werken als

het Konzertstück voor vier hoorns en orkest (opus 86), maar dus ook kamermuziek waarbij het klavier

aan een breed scala aan blaas- én strijkinstrumenten werd gekoppeld. Eerst kwamen in februari het

Adagio und Allegro, met de hoorn in de hoofdrol (opus 70), en de Fantasiestücke voor klarinet (opus 73)

tot stand. In april volgden dan de reeds vernoemde Stücke im Volkston voor cello. En om 1849 ‘on a

high note’ af te sluiten, schonk Schumann in december ook nog drie Romanzen aan de hobo. Maar

mag de viool dan niet meespelen, hoor ik u zich al enigszins ongerust afvragen. Wel, niets is minder

waar. Hoofdzakelijk om commerciële redenen verschenen er bij de publicatie van al deze duetten ook

andere solopartijen ad libitum. De doelgroep van onder meer de Romanzen werd aldus verruimd, tot

groot jolijt van menig violist én zijn of haar publiek.

Of ze nu door hobo, klarinet of viool worden gespeeld,

de Drei Romanzen (opus 94) waren bovenal een cadeau

voor Clara Schumann. Kerst was in aantocht, en wat

doet een Tondichter dan in zijn zoektocht naar een

passend geschenk? Hij kruipt natuurlijk zelf in de pen!

Elke dag één stuk en de triptiek bleek algauw een feit,

klaar om op 27 december 1849 een eerste keer in

huiselijke kring door te spelen. Samen met, jawel, de

violist Franz Schubert (1808-1878), concertmeester van

de Dresdense Hofkapel, pakte Clara de drie muzikale

presentjes uit. Het zijn de eerste twee Romanzen,

tevens de enige waarvan er nog originele schetsen

bestaan, waar dit concert mee opent. Wat daarbij

meteen opvalt, zijn de Duitstalige tempoaanduidingen –

Nicht schnell en Einfach, innig – als symbool van een

groeiend nationaal zelfbewustzijn. De taal, le ‘ton

populaire’ (volkse toon), was Schumanns enige vader-

land, merkte de Franse musicologe Brigitte François-

Sappey in dat verband terecht op. Graaft men nog een

beetje dieper in de partituur, dan springt ook de

toonaard van a-mineur in het oog, temeer omdat die edelmoedige en tegelijk nogal droefgeestige

sleutel zowel in de Stücke im Volkston als de Phantasiestücke voor pianotrio eveneens de debatten

opent. Afgewisseld met het vreugdevolle A-majeur van de tweede Romanze, herkennen we daarin het

Robert Schumann, lithografie door Eduard Kaiser,

Wenen, januari 1847.

Page 7: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

duale karakter dat Schumann zo graag cultiveerde. Het nostalgische Nicht schnell heeft aanvankelijk

iets van een klaagzang, die door het specifieke timbre van de hobo nota bene iets dromerigs krijgt,

daar waar in de gestreken adaptatie het lamenterende wat sterker uit de verf komt. De

daaropvolgende miniatuur, Einfach, innig – Etwas lebhafter, valt dan weer op door het contrast

tussen een broeierig intermezzo en het onschuldige lied dat als sierlijke in- en uitleiding dienstdoet.

Bij Schumann is er “altijd iets van roes”, zo schreef ooit ene Simon Vestdijk. “Wat er dan op neerkomt,

dat Schumann erin slaagt ook ons een beetje dronken te maken.” Geniet dus, maar luister met mate…?

Dat wordt bijzonder moeilijk! Want wat volgt, is

een selectie uit de Fünf Stücke im Volkston

(opus 102). Het is één van die zeldzame werken

uit Schumanns oeuvre die specifiek voor de

cello werd gedacht, en in dat opzicht een voor-

loper van het beroemdere celloconcerto (opus

129), dat in het najaar van 1850 werd afgerond.

Minder bekend is dat Schumann drie jaar later

ook nog vijf Romanzen (of Phantasiestücke) voor

het instrument zou componeren. Maar ondanks

grote bijval tijdens verschillende try-outs, zo

stelt Henle-redacteur Ernst Herttrich vast, bleven

de stukken ongepubliceerd. Totdat weduwe

Clara ze veertig jaar na datum vernietigde,

bezorgd als ze was om de muzikale nalatenschap

van haar man zaliger. Zonder meer zonde. Of om

de 17de-eeuwse, Engelse denker-dichter John

Milton te parafraseren: “He who destroys a

good piece of music, kills creativity itself.”

Gelukkig zijn de Fünf Stücke wél tot ons geko-

men: publicatie vond plaats in september 1851.

De eerste publieke uitvoering, eind 1859 in het

Gewandhaus te Leipzig, maakte Schumann niet

meer mee. Al had de muziek eerder al in

beperkte kring geklonken én was de auteur, na de druk van deze vruchten, ongetwijfeld opgezet geweest

met de positieve berichtgeving in het Neue Zeitschrift für Musik. Niettemin loste de recensent ook een

schot voor de boeg: “Für gedankenlose Spieler sind sie freilich nicht […].” En voor virtuozen al evenmin,

zo voegde hij er nog aan toe. “Gewiegten Spieler, der mit Ton und Bedeutung auf seinem Instrumente

sprechen kann”, dát heeft deze toonkunst nodig. Een andere onmisbare kwaliteit, zeker in het

openingsdeel, is zelfrelativering. Mit Humor, het is in ieder geval een even opmerkelijk als plezierig

tempo. We kennen Schumann nochtans niet echt als de grootste lolbroek uit het componistengild,

integendeel. Voor die prijs komt Haydn bijvoorbeeld meer in aanmerking. Het was ook tongue in cheek

bedoeld, getuige niet alleen de titel van het stuk – “Vanitas vanitatum”, ijdelheid der ijdelheden, een

doorheen de kunstgeschiedenis geliefd onderwerp – maar ook de muziek zelf uiteraard. Bij momenten

lacht Schumann de dood kolderiek in het gezicht uit, om er vervolgens voor op de vlucht te slaan.

Zeker in het tussenspel neemt hij aan de toetsen een loopje met de vergankelijkheid. Tijdens het

Frontispice van de Fünf Stücke im Volkston (opus 102),

in september 1851 voor de eerste keer uitgegeven door

Carl Luckhardt te Kassel.

Page 8: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

daaropvolgende Langsam hervindt de componist dan weer zijn meer natuurlijke elan, met eerst nog

een bedachtzame en dan prachtig doorvoelde, smachtende cantilene. Het laatste karakterstuk op het

programma – Nicht schnell, mit viel Ton zu spielen – biedt allicht de meest treffende illustratie van de

betekenisvolle, sprekende toon zoals het Neue Zeitschrift die vooropstelde: een verhaal dat nog voor

halfweg met ongewone klankkleuren wordt opgesmukt. Als uitsmijter enkel nog dit. Dat het o zo

aanstekelijke vierde stukje (Nicht zu rasch) de playlist niet heeft gehaald, is jammer. Maar als u lang en

hard genoeg applaudisseert, zit er misschien wel een korte encore in…

Al loont het ook de moeite om gewoon nog heel even geduld te

oefenen. Want met de Phantasiestücke (opus 88) krijgen we

sowieso leven in de Pauluskerk. Met dit werk waagde Schumann

zich een eerste keer aan het pianotrio: een genre met dan reeds

een aanzienlijke erfenis, van Haydn en Mozart tot Beethoven en

Schubert. Al was het toch vooral het pianotrio in d-mineur (opus

49) van Mendelssohn dat op zijn collega en generatiegenoot een

overweldigende indruk maakte, en hem in 1842 tot schrijven aan-

zette. Hineininterpretierend liep Schumann daarbij een opvallende

afvalrace, in wat genoegzaam bekendstaat als diens (eerste)

kamermuziekjaar, want zijn trio volgde pas in december na het

pianokwintet (opus 44) en -kwartet (opus 47). Dat dit pianotrio in

a-mineur alsnog zo’n hoog opusnummer heeft, komt enkel door

de uitgestelde publicatie als “Phantasiestücke” – een titel, zo

weten we ondertussen, die in september 1850 allerminst uit de

lucht kwam vallen. Op dat moment waren er van Schumann al

twee ‘echte’ klaviertrio’s (opussen 63 en 80) in druk verschenen.

Maar deze vier Stücke liet hij daarentegen minder makkelijk los.

Nog in 1849 werd de finale ingrijpend geretoucheerd, als in ingekort. Aan uitgeverij Kistner luidde het

op 15 mei 1850 zelfs als volgt: “Erst heute erhalten Sie die Phantasiestücke. Es ist noch ein neues

hinzugekommen (Nro. 4) und sonst auch hat mich die Arbeit länger aufgehalten als ich glaubte […].”

Schumann suggereerde bovendien om dit nieuwe, laatste deel niet te publiceren… om toch maar aan

eventuele vormvereisten te voldoen. Het moge duidelijk zijn: “Form follows function”, dat architecturale

leitmotiv maakte pas school vanaf de tweede helft van de 19de eeuw! De Phantasiestücke gaan van

start met, jawel, een Romanze. Het is een even beknopte als bizarre introductie. Geen doorwrochte

sonatestructuur, zoals klassiek het geval, maar wel een timide wiegelied waarbij menig toehoorder

zowaar in slaap dreigt te sukkelen (Nicht schnell, mit innigem Ausdruck). Maar nog voor u daartoe de

kans krijgt, slaat het gemoed compleet om en komt Schumann alweer verrassend geestig uit de hoek.

Misschien moeten we hem als grappenmaker toch meer krediet geven? De Humoreske is hoe dan ook

een heerlijk dynamisch stuk (Lebhaft – Etwas lebhafter): een voortvarende reis langs tal van toon-

aarden, met uitgesponnen interacties en spitant geaccentueerde spielerei als begin- én eindpunt. Het

snedige gescherm maakt daarna plaats voor een zangerig Duett tussen de strijkers, fabelachtig in zijn

eenvoud en intimiteit (Langsam, und mit Ausdruck), om te eindigen met een Finale. Im Marsch-Tempo

waarin opeenvolgende variaties worden afgewisseld met een triomfantelijk refrein.

Eén van de Schumannmotive van Nikolaus

Heidelbach, geïllustreerd in 2006 ter ere

van het Schumannfest in Düsseldorf.

Page 9: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

II. Laconieke kapper

Wegen des verneuerten Trios muss ich noch ausdrücklich sagen, dass das alte

zwar schlecht is, ich aber nicht behaupte, dass neue sei gut! Was Sie mit dem

alten anfangen, ob Sie es einschmelzen oder auch neu drucken, ist mir, im Ernst,

ganz einerlei.

– Johannes BRAHMS (1833-1897)

Hoewel notoir zelfkritisch, was het een laconieke

Johannes Brahms niet echt menens toen hij zich op 22

december 1890 tegenover zijn vaste uitgever Fritz

Simrock (1837-1901) zo laatdunkend en destructief uitliet

over de originele versie van het pianotrio in B-majeur.

Wél had onze componist met beide handen de kans

gegrepen om zijn allereerste kamermuzikale opus aan

een grondige revisie te onderwerpen. Daar was de

twintiger destijds, wanneer het trio eind 1854 bij

Breitkopf & Härtel in druk verscheen, tot zijn eigen spijt

niet meer toe gekomen. Toen de rechten op diens

vroegste partituren in 1888 van Leipzig (Breitkopf) naar

Berlijn (Simrock) verhuisden, sloeg Brahms in de zomer

van 1889 fanatiek aan het herschrijven, snoeien en

aanscherpen. Met amusante beeldspraak blikte hij in

februari 1890, in een brief aan boezemvriend Julius Otto

Grimm (1827-1903), terug op de voorbije verbouwingen.

Hij had zijn klaviertrio geen pruik opgezet, maar enkel de

haren een beetje gekamd en in een andere plooi gelegd.

Een understatement van jewelste, aangezien de kapper Brahms in feite niets minder dan een door-

tastende restyling realiseerde. Gekscherend maakte hij begin september 1889 aan Clara Schumann

zelfs gewag van een heel nieuw opus 108, al was dit nummer op dat moment eigenlijk al besproken

door de derde vioolsonate. “Hopelijk is het trio niet meer zo chaotisch – maar is het beter”, zo vroeg

hij zich luidop af. Met uitzondering van het scherzo, had de kersverse snit die Brahms’ eerste en tegelijk

laatste pianotrio werd aangemeten een ingrijpende impact op zowel de vorm als de inhoud van het

vierdelige werk. De hoekdelen werden niet alleen aanzienlijk ingekort, maar kregen bovendien nieuwe

neventhema’s, waardoor ook de doorwerking én coda van gedaante veranderden. In de derde, trage

beweging sneuvelde onder meer een snel intermezzo, met een rechtlijnigere ternaire structuur tot

gevolg. En last but not least, zette hij ook de schaar in de vele, naar eigen zeggen nutteloze moeilijk-

heden. Jawel, na dit bezoek aan Johannes’ muzikale kapsalon was de make-over onmiskenbaar.

Met zijn omgespitte, Eerste pianotrio in B-majeur (opus 8) heeft Brahms welgeteld twintig maten

nodig om het publiek naar de zevende muzikale hemel te voeren. De wijze waarop het Allegro con brio

openbloeit, behoort tot het schoonste wat er voor deze bezetting is neergepend. Teder leidt de piano het

Johannes Brahms in 1853, tijdens zijn bezoek aan

Robert Schumann in Düsseldorf, portrettekening

gemaakt door Jean-Joseph Bonaventure Laurens.

Page 10: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

– Tim DE BACKER © 2021

hunkerende discours van de cello in, en zet haar compagnon zo op weg naar een even magische als

aangrijpende samenzang tussen beide strijkers. In de intimiteit toont een echte meester pas zijn ware

gelaat. En ‘in-team-er’ dan dit wordt het nauwelijks. Het is dan al snakken naar een reprise! Voor die

tijd heeft het nog steeds flink uit de kluiten gewassen openingsdeel reeds een meeslepende, vaak

tumultueuze doorwerking achter de rug. Het woelige vaarwater wordt slechts sporadisch verlaten om

uiteindelijk ternauwernood in een krachtige climax uit te monden. Op dit “Luctor et Emergo” volgt het

grotendeels onaangeroerde Scherzo: Brahms als haast extatische spring-in-‘t-veld (Allegro molto) doet

daarin haasje-over met zijn bucolische alter ego (Meno allegro). Continue staccato ritmes worden

daarbij onderbroken door een lyrisch middenstuk, dat de musici de gelegenheid geeft om enigszins op

adem te komen. Het contrast tussen deze lichtvoetige idylle en de uiterste verinnerlijking waaraan het

Adagio beantwoordt, is als dag en nacht. Aan de hand van een verstild koraal, wordt een moment van

extreme spaarzaamheid ingebouwd. De eenvoudige, maar o zo warmbloedige melodie die eerst door

de cello wordt aangeheven, geldt als een opzienbarende confessie te midden van zo veel mysterie.

In de finale daarentegen (Allegro), die in media res begint, wordt het symfonische opzet van dit

pianotrio nogmaals onderstreept. Tijdens de uitbundige(re) passages, en zo zijn er wel wat, wordt een

beladen pianopartij regelmatig tegenover de strijkers uitgespeeld. Gedrevenheid en joie de vivre

stralen doorheen de gelaagde partituur. “This is a late masterpiece created out of a wildly youthful

composition”, sloeg de Amerikaanse musicoloog Kelly Dean Hansen de nagel grandioos op de kop.

Enkele jaren nadat Brahms zijn eerste pianotrio onder

handen had gepakt, vinden we hem terug in Ischl. Sinds

het midden van de 19de eeuw droeg dit Oostenrijkse dorp

de titel van kaiserliche Sommerresidenz en ook vandaag

herbergt Bad Ischl nog steeds een belangrijk kuuroord,

waar de beau monde maar wat graag zijn vakanties

doorbrengt. Ook verschillende componisten vonden in de

zomer hun weg naar deze badplaats. Niet alleen om aan

het drukke Wenen te ontsnappen of om pootje te baden,

maar evenzeer om hun ambacht te beoefenen. De zomer-

maanden waren voor Brahms dikwijls een productieve

periode. Zon en water haalden blijkbaar het beste in hem

naar boven, zo leek het wel. In deze omstandigheden

zagen zowel zijn eerste als tweede vioolsonate (opussen

78 en 100) het licht, en ook het gereviseerde opus 8 was

grotendeels een vakantiejob. De Fantasien (opus 116),

een zevendelige opeenvolging van geagiteerde Capriccio’s

en serene Intermezzi, werden in 1892 gecomponeerd en

zijn exemplarisch voor ’s mans late oeuvre voor piano solo: allemaal relatief korte, afzonderlijke

stukken, die zijn gebundeld in een eerder los samenhangende, suiteachtige verzameling. Toenemende

concentratie, indikking van de muzikale vorm en een minimum aan middelen zijn de sleutelwoorden.

Die vertalen zich in het Intermezzo in E-majeur (Adagio) in een meditatieve overpeinzing, die net als

het Adagio uit het eerste pianotrio uitblinkt in volmaakte soberheid. Door Brahms oorspronkelijk een

nocturne genoemd, is dit rijpe pareltje een schoolvoorbeeld van Goethes beroemde vers: “In der

Beschränkung zeigt sich erst der Meister.”

Johannes Brahms am Flügel, 1899,

waterverfschilderij door Willy von Beckerath

Page 11: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

Chekhov Trio

Het Chekhov Trio is een interna)onaal pianotrio dat in 2016 in Maastricht werd opgericht. De Nederlandse violiste Emma Rhebergen, de Amerikaanse celliste Anna Litvinenko en de Belgische pianiste Fem Devos vinden hun inspira)e voor het spelen van kamermuziek -en in het bijzonder pianotrio- in het toneelspel: een voortdurende zoektocht naar karakters en interpreta)e van de verschillende rollen in het ensemble. De verwijzing naar de Russische toneelschrijver Anton Chekhov in de naam van het trio is vanuit deze inspira)e voortgekomen.

Concerten brengen het trio naar diverse podia in Nederland en België. Ook was het trio al meerdere malen op de Nederlandse na)onale radio te horen, en heeM het ensemble succesvol opgetreden )jdens interna)onale compe))es: In november 2018 won het trio de tweede prijs en de speciale “KCB award” )jdens de Interna)onale Muziekwedstrijd Triomphe de l’Art in Brussel. In 2019 waren zij finalist )jdens de Ysaÿe Interna)onal Music Compe))on in Luik. In het najaar van 2020 kwam bij het label Etcetera records een dubbel-cd met werken van Hans Kox uit, waarop het Chekhov Trio in diens pianotrio te horen is.

In de voortdurende zoektocht naar nieuwe inspira)e neemt het Chekhov Trio graag deel aan masterclasses en lessen. Het trio werd de afgelopen jaren gecoacht door hun vaste mentor Henk Gui]art, nam meerdere malen deel aan het Orlando Fes)val in Kerkrade, en volgde lessen bij Enrico Bronzi (Trio di Parma), Wolfgang Redik (Vienna Piano Trio), Osiris Trio, Shunske Sato, Shuann Chai, Sigiswald Kuijken, en anderen.

*****

Page 12: 2021-06-20 Im Volkston (Brahms Schumann) - programmablad

Graag verwelkomen wij u terug in Cultuurhuis De Paulus:

3 oktober 2021 | 16u

Mélodies Populaires Chekhov Trio

Een programma met volksmuziek als hoekstenen: Frank Mar)n maakte een studie van Ierse volksmelodieën en schreef er zijn pianotrio op, Maurice Ravel liet graag zijn Baskische achtergrond horen, en gebruikt in zijn monumentale pianotrio de typische ritmiek van de Baskische dansen. En daartussenin

brengt Chausson ons in Frans-roman)sche sferen!

F. Mar1n (1890-1974) Trio sur des mélodies populaires irlandaises (1925)

E. Chausson (1855-1899) Pianotrio in g, op. 3 (1875)

Maurice Ravel (1875-1937) Pianotrio in A (1914)

*****

Informa)e en kaartverkoop via www.cultuurhuisdepaulus.nl of www.chekhovtrio.com