2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

23
1 DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIEN EN ENERGIE DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Actieplan Energie-efficiëntie voor de Vlaamse overheid 1 OMGEVINGSANALYSE 1.1 KLIMAATPLAN In navolging van het intra-Belgische klimaatakkoord van 4 december 2015 over de verdeling van de klimaatinspanningen tussen de gewesten en de federale overheid werd beslist om in april 2016 een eerste Vlaamse klimaattop te organiseren. In het kader van deze top en om als Vlaamse overheid een voorbeeldfunctie op te nemen, werd door de leden van de Vlaamse Regering volgende reducties vooropgesteld voor de periode tot en met 31 december 2030, op niveau van de centrale Vlaamse overheid (i.e. de deelverzameling van de toepassingsgebieden Rekendecreet art. 4§1en Beter Bestuurlijk Beleid, aangevuld met VITO, VRT en de kabinetten, zie bijlage 1), t.o.v. basisjaar 2005: Een reductie van de CO 2 -emissies met minstens 40%; Een reductie van het primair energieverbruik met minstens 27%. Deze twee doelstellingen kunnen op meerdere manieren gehaald worden. Omwille van de hoge ambitie maar ook omwille van de betaalbaarheid kan energie-efficiëntie een belangrijk deel van de VR 2016 0107 DOC.0713/1BIS

Transcript of 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

Page 1: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

1

DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN,

GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIEN EN ENERGIE

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Betreft: Actieplan Energie-efficiëntie voor de Vlaamse overheid

1 OMGEVINGSANALYSE

1.1 KLIMAATPLAN

In navolging van het intra-Belgische klimaatakkoord van 4 december 2015 over de verdeling van de

klimaatinspanningen tussen de gewesten en de federale overheid werd beslist om in april 2016 een

eerste Vlaamse klimaattop te organiseren. In het kader van deze top en om als Vlaamse overheid een

voorbeeldfunctie op te nemen, werd door de leden van de Vlaamse Regering volgende reducties

vooropgesteld voor de periode tot en met 31 december 2030, op niveau van de centrale Vlaamse

overheid (i.e. de deelverzameling van de toepassingsgebieden Rekendecreet art. 4§1en Beter

Bestuurlijk Beleid, aangevuld met VITO, VRT en de kabinetten, zie bijlage 1), t.o.v. basisjaar 2005:

Een reductie van de CO2-emissies met minstens 40%;

Een reductie van het primair energieverbruik met minstens 27%.

Deze twee doelstellingen kunnen op meerdere manieren gehaald worden. Omwille van de hoge

ambitie maar ook omwille van de betaalbaarheid kan energie-efficiëntie een belangrijk deel van de

VR 2016 0107 DOC.0713/1BIS

Page 2: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

2

oplossing bieden: door minder energie te verbruiken daalt enerzijds de CO2-uitstoot, anderzijds stijgt

impliciet het aandeel hernieuwbare energie.

In voorliggend actieplan energie-efficiëntie worden deze doelstellingen geconcretiseerd en omgezet

in acties inzake gebouwen en technische installaties die op korte termijn moeten gerealiseerd

worden. Dit actieplan legt de nadruk op een gecoördineerde actie, om maximale effecten op korte

termijn te bereiken, maar ook om na 2020 resultaten te boeken. Complementair aan voorliggend

plan zal het Facilitair Bedrijf een actieplan inzake mobiliteit opstellen, en zal het departement

Kanselarij en Bestuur een actieplan uitwerken inzake gedragsmaatregelen.

Om bovenstaande doelstellingen te realiseren, is in de periode tot 2030 minstens een jaarlijkse

reductie van het primair energieverbruik nodig van 2,09%1.

1.2 DE VLAAMSE OVERHEID ALS ENERGIEVERBRUIKER

De Vlaamse overheid is een grootverbruiker van energie. Afhankelijk van de omschrijving van

“overheid” gaat dit van 50 M€ per jaar (voor de centrale overheid) tot 730 M€ per jaar (ruime

overheid: inclusief zorg, onderwijs en lokale besturen)2. Dit laatste bedrag omvat de aankopen van

elektriciteit, aardgas, vloeibare brandstoffen en warmte voor gebouwen, infrastructuur en mobiliteit

(maar niet de installaties of het onderhoud / de vervanging ervan). In de ruime omschrijving van

‘overheid’ komt dit energieverbruik overeen met een uitstoot van 3.33 Mton CO2 en een verbruik van

15.000 GWh primaire energie. Dit maakt de ruime Vlaamse overheid tot de derde grootste

energieverbruiker in België.

Energie heeft een hoge prioriteit op alle beleidsniveaus. Europa vraagt in het kader van de 2020

doelstellingen een daling van 15% van het energieverbruik, het Vlaams regeerakkoord en de

beleidsnota energie stellen dat het bereiken van meer energie-efficiëntie een prioriteit is. Volgens

gevoerde studies4 5 en interne informatie is er binnen de Vlaamse overheid een groot potentieel om

het energieverbruik te verminderen. Doordat het energieverbruik binnen de Vlaamse overheid

verspreid zit over zeer veel en zeer diverse organisaties, en doordat er weinig technische en

financiële gegevens beschikbaar zijn, is het niet evident om op een gecoördineerde manier stappen

in de goede richting te zetten. Met voorliggende nota wordt in een eerste fase een gecoördineerde

aanpak voorgesteld voor de centrale Vlaamse overheid. Voor sectoren uit een breder

toepassingsgebied (onderwijs, gesubsidieerde zorgsector, lokale besturen) wordt een niet bindende

aanpak voorgesteld, waarmee een leer- een sensibiliseringstraject kan worden opgestart.

1 Raming departement Leefmilieu, Natuur en Energie. 2 Cijfers 2015

3 Indien voor groene elektriciteit de verlaagde omrekeningsfactor gebruikt wordt, is de totale uitstoot ongeveer 1 Mton minder

4 De schoolgebouwenmonitor 2013. Indicator voor de kwaliteit van de schoolgebouwen in Vlaanderen. Agion

5 Mc Kinsey 2009 “Naar energie-efficiëntie van wereldklasse in België”

Page 3: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

3

2 STRATEGISCHE DOELSTELLING: DE VLAAMSE OVERHEID ZAL MINDER

ENERGIE VERBRUIKEN

2.1 DOELSTELLING

Als vertrekpunt stellen we voor dat alle geledingen van de centrale Vlaamse overheid zich volgende

bindende doelstelling vanaf 2017 zouden eigen maken: Het primair energieverbruik (gebouwen en

technische infrastructuur) zal met minstens 2,09% per jaar en per entiteit verminderen6 startend in

2017 tot 2020. Dit jaarlijks reductiepercentage houdt ook de CO2-reductiedoelstelling in: afhankelijk

van de verdeling van energiereducties over de verschillende energiedragers, zal mogelijk meer

moeten bespaard worden dan 2,09% per jaar, om ook de CO2-doelstelling te halen7. Deze doelstelling

ligt in lijn met het Beleidsakkoord voor de intra-Belgische inspanningsverdeling, de Energie Efficiëntie

Richtlijn en in een ruimere context de Europese doelstellingen 20-20-20 tegen 2020. Daarnaast volgt

de interdepartementale werkgroep klimaatimpact Vlaamse overheid ook de CO2-reductiedoelstelling

op.

2.2 IMPACT OP HET KLIMAATBELEID

De entiteiten van de Vlaamse overheid kopen reeds jarenlang enkel hernieuwbare elektriciteit aan8,9.

De CO2-emissie van hernieuwbare elektriciteit is laag. Als enkel een doelstelling op CO2-emissies zou

vooropgesteld worden, zou er voor de entiteiten geen incentive bestaan om, naast hun gas- of

stookolieverbruik, ook hun elektriciteitsverbruik te blijven verlagen. In de geest van het Europese

beleidskader voor klimaat en energie plaatst de Vlaamse overheid daarom een energie-

efficiëntiedoelstelling op hetzelfde niveau als een CO2-reductiedoelstelling. Aangezien de doelstelling

op CO2-reductie en de doelstelling op reductie van het primair energieverbruik even belangrijk zijn,

worden de entiteiten gemotiveerd om voor elke energiedrager op zoek te gaan naar mogelijke

besparingen:

- gas- en stookolieverbruik wegen zwaarder door op vlak van CO2, vanwege hun hogere

emissiefactoren. Reducties op het gas- en stookolieverbruik dragen dus vooral bij aan de

CO2-doelstelling;

6 Een entiteit kan vrijgesteld worden van deze doelstelling, of een minder ambitieuze doelstelling toegewezen krijgen wanneer ze kan aantonen dat deze

jaarlijkse doelstelling onhaalbaar is, tenzij door onredelijke uitgaven te doen. Entiteiten die menen zich in deze situatie te bevinden, worden uitgenodigd om

middels een externe evaluatie aan te tonen dat er geen redelijk verantwoordbare ingrepen meer mogelijk zijn.

7 Als we enkel uitgaan van de verbruikscijfers voor gas- en elektriciteits (momenteel zijn onvoldoende data beschikbaar over het stookolieverbruik), blijkt dat

de CO2-reductiedoelstelling kan gehaald worden, op basis van bovenstaande gemiddelde jaarlijkse reductie van minstens 2,09% van het primair

energieverbruik, als minstens 23% van de primaire energiebesparing op gas wordt gerealiseerd. In de praktijk moeten alle energiedragers in rekening

gebracht worden. Besparingen op het stookolieverbruik zullen ook zwaar doorwegen in de CO2-reductie. Het aandeel van 23% besparing op het gasverbruik

is een eerste inschatting, bij gebrek aan stookolieverbruiksdata. 8 Er zijn geen overkoepelende cijfers beschikbaar die tonen hoeveel entiteiten inderdaad hernieuwbare elektriciteit aankopen. Het Vlaamse EnergieBedrijf,

dat een groot deel van de entiteiten belevert, levert enkel hernieuwbare elektriciteit (via Garanties Van Oorsprong). Ook de andere raamcontracten voor de

aankoop van elektriciteit binnen de Vlaamse overheid specifiëren dat het over hernieuwbare elektriciteit gaat. We gaan er in deze tekst van uit dat alle

entiteiten van de Vlaamse overheid dus reeds hernieuwbare elektriciteit aankopen.

9 Er wordt ook reeds in beperkte mate hernieuwbare energie opgewekt door entiteiten van de Vlaamse overheid. Verder inzetten op de eigen productie van

hernieuwbare energie (zowel elektriciteit als warmte) kan de CO2-emissies van de Vlaamse overheid helpen dalen en de hernieuwbare energie

doelstellingen op (inter)nationaal niveau helpen behalen.

Page 4: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

4

- elektriciteitsverbruik weegt zwaar door in het primair energieverbruik, vanwege de hoge

omzettingsfactor10. Reducties op het elektriciteitsverbruik dragen dus vooral bij aan de

doelstelling inzake de reductie van het primair energieverbruik.

Het engagement om 2,09% per jaar minder primaire energie te verbruiken, betekent een

energiebesparing 17 GWh primair per jaar, en dus een besparing van 69 GWh primair in 202011

2.3 OPERATIONALISERING VAN DE ENERGIE-EFFICIËNTIE DOELSTELLING

Voor een goede opvolging van de realisatie van de doelstelling van 2,09% per jaar, zal per

verbruikende entiteit een referentieverbruik en een referentievolume worden opgesteld. Het

verbruik wordt bepaald op basis van de directe aankoop van elektriciteit en gas. Het Vlaams

EnergieBedrijf verzamelt tegen eind 2016 sluitende gegevens over andere energiedragers en over

verbruik van eigen productie door de entiteiten van het toepassingsgebied, zodat deze vanaf 2018

mee in de referenties worden opgenomen. De referentie wordt bepaald op basis van de reële

aankopen van 2015. Alle referentiegegevens worden met de betrokken entiteit besproken. Om

bovenstaande doelstellingen te halen, zal moeten geïnvesteerd worden in energiebesparende

maatregelen. Gebaseerd op bovenstaand reductiepercentage op het primair energieverbruik,

worden de middelen die de grootste verbruikers jaarlijks krijgen toebedeeld voor het dekken van de

energiekosten (= energiebudget), jaarlijks met 2,09% verminderd. Deze aldus vergaarde middelen

zullen ingezet worden voor energiebesparende maatregelen bij de gevatte entiteiten.

Voor die entiteiten waar het volume-effect en het prijseffect afzonderlijk wordt opgevolgd (W&Z, De

Scheepvaart, ILVO), kan de jaarlijkse vermindering eenvoudig worden toegepast op de

volumecomponent. Voor de entiteiten waar de energiekost vervat zit in het begrotingsartikel van de

werkingskosten, zal worden nagegaan welk aandeel de energiekost in deze werkingskosten

vertegenwoordigt. Op basis daarvan zullen een aantal codes worden opgesteld, waarmee de

jaarlijkse vermindering van 2,09% eenvoudig op het werkingsbudget kan worden verrekend.

De budgettaire marge die aldus wordt verzameld, zal worden ingezet voor concrete

investeringsprojecten bij door de besparingsdoelstelling gevatte entiteiten (zie verder).

Entiteiten die meer besparen dan de vooropgestelde doelstelling en hun energiekosten zien dalen tot

onder het toegekende energiebudget, zullen de uitgespaarde middelen naar eigen inzicht kunnen

aanwenden, bijvoorbeeld voor onderhoud of renovatiewerken (gebouwen) of vernieuwing van de

technische installaties. Voor de entiteiten die de opdracht ernstig nemen, zal de verplichting om een

jaarlijkse reductie te realiseren aldus een opportuniteit zijn om het aanwezige besparingspotentieel

maximaal te benutten. Op die manier wordt hopelijk de 'efficiëntiesneeuwbal' aan het rollen

gebracht, die de Vlaamse overheid kan helpen haar klimaatdoelstellingen te realiseren.

In functie van de doelstellingen die de Vlaamse overheid zich in het kader van het klimaatbeleidsplan

2021-2030 en de Klimaatvisie 2050 eigen maakt, kan de vooropgestelde doelstelling worden

bijgesteld.

10 Het eindenergieverbruik bij de klant wordt omgerekend naar een primair energieverbruik. De omzettingsfactor brengt o.a. de energieverliezen bij transport

in rekening, alsook de energie die nodig is om de eindenergie op te wekken. Voor gas- en stookolie is de omzettingsfactor 1 (eindverbruik en primair verbruik

zijn dus gelijk). Voor elektriciteit is de omzettingsfactor 2,5 omdat er veel energie verloren gaat bij de opwekking en het transport van elektriciteit.

Page 5: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

5

3 TOEPASSINGSGEBIED

Het toepassingsgebied, waarvoor deze overkoepelende doelstellingen gelden, bestaat uit de

deelverzameling van de toepassingsgebieden ‘Rekendecreet Art. 4§1’ en ‘Beter Bestuurlijk Beleid’,

aangevuld met de kabinetten, de VRT en VITO. In Bijlage 1 is de nominatieve lijst opgenomen van de

entiteiten die op het moment van de goedkeuring van deze nota tot dit toepassingsgebied behoren.

De jaarlijkse reductiedoelstelling van minstens 2,09% op het energieverbruik is van toepassing op alle

entiteiten van het toepassingsgebied. Vanuit het perspectief van het realiseren van een hogere

energie-efficiëntie, is 2020 'morgen'. Omwille van kostenefficiëntie en het vermijden van planlast,

wordt voorgesteld om deze vermindering van energiebudgetten in eerste instantie te leggen op de

grootste verbruikers binnen de centrale Vlaamse overheid12. Het mechanisme van

budgetvermindering en investeringen via een centraal budget wordt in eerste instantie (2017) enkel

toegepast op de entiteiten met een jaarlijkse energiekost van meer dan 200.000 euro. Gelet op het

belang van een bijkomende elektrificatie voor het klimaat, wordt energieverbruik specifiek ten

behoeve van het voertuigenpark van De Lijn buiten het toepassingsgebied gehouden. Volgens de

databank van het Vlaams Energiebedrijf zijn dat volgende, in het geel gemarkeerde entiteiten

(indicatieve lijst);

Entiteit Elektriciteit (MWh)

Gas (MWh)

Primair (GWh)

Totaal13 (k€)

2,09% vermindering (k€)

AWV 145.953 7.178 372 26.451 553

HFB 21.298 18.406 72 3.572 75

VRT 18.568 20.000 66 3.012 63

De Lijn (exclusief tractie) 17.000 24.116 67 2.846 59

W&Z 19.203 1.552 50 2.676 56

VDAB 8.902 25.130 47 2.633 55

Sport Vlaanderen 7.431 16.443 35 1.858 39

VMM 9.129 925 22 1.475 31

VITO 2.000 12.000 17 690 14

Scheepvaart 5.253 1.711 15 856 18

ILVO 4.266 9.156 20 850 18

JWZ 2.710 5.951 13 641 13

Plantentuin 1.294 11.213 14 515 11

K&G 908 1.552 4 214 4

MDK 884 109 2 210 4

ANB 707 322 2 207 4

VMSW 746 1.671 3 182 4

INBO 673 763 3 180 4

VLM 1.161 893 4 161 3

Totaal > 200 k€/jaar 265.606 155.764 820 48.706 1.018

12 Vallen niet binnen het toepassingsgebied; UZ Gent, OPZ Geel, OPZ Rekem en de Watergroep. 13 Behalve voor De Lijn, WenZ, VITO en Scheepvaart betreft het de kosten inclusief BTW.

Page 6: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

6

Totaal > 100 k€/jaar 2.580 3.327 10 523 11

Vanaf 1 januari 2018 zal de vermindering van de energiebudgetten met 2,09% ook van toepassing

zijn op de entiteiten met meer dan 100.000 euro energiekost per jaar. Het betreft de groen

gemarkeerde entiteiten in bovenstaande tabel.

Daarnaast wordt voorgesteld om vanaf 1 januari 2018 de bindende doelstelling ook als richtcijfer

naar voor te schuiven ten aanzien van de door de Vlaamse overheid gesubsidieerde entiteiten in de

zorgsector en de scholengroepen. Een belangrijk deel van het energieverbruik van de 'brede'

Vlaamse overheid bevindt zich immers in deze sectoren:

Figuur 3 - Energieverbruiken van publieke entiteiten in Vlaanderen

4 DIENSTVERLENING TER ONDERSTEUNING VAN ENERGIEBESPARING EN

ENERGIEBEHEER

Om een maximaal resultaat te behalen, is een gecoördineerde aanpak van cruciaal belang. Binnen de

Vlaamse overheid zijn meerdere expertisecentra aanwezig die ingeschakeld kunnen worden voor de

diverse facetten van energiebesparing en energiebeheer.

Met het Vlaams Energiebedrijf en het Facilitair Bedrijf heeft de Vlaamse overheid expertise in huis,

waar de benodigde data, modelcontracten en kennis aanwezig zijn. Entiteiten gevat door de

efficiëntiedoelstelling kunnen ervoor kiezen beroep te doen op de dienstverlening van het Vlaams

Energiebedrijf dat hen kan begeleiden en ontzorgen bij het realiseren van de doelstelling. Ook Het

Facilitair Bedrijf biedt zijn ondersteunende diensten inzake energiebeheer aan. Tussen het Vlaams

Energiebedrijf en Het Facilitair Bedrijf is een samenwerkingsovereenkomst opgesteld waarin het

aanbod aan dienstverlening op elkaar wordt afgestemd.

Daarnaast is er binnen het Departement Kanselarij en Bestuur het Team Gedragsinzichten dat het

Actieplan Gedrag coördineert. Zij bieden op basis van wetenschappelijk onderbouwde

gedragsinzichten expertise aan en verzamelen best practices. Het is de bedoeling om, waar mogelijk

en nuttig, gedragslussen in te bouwen. Daarbij is het de bedoeling bestaand gedrag in kaart te

brengen, doelstellingen rond gewenst gedrag te formuleren, mogelijke interventies te bespreken,

Page 7: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

7

ontwerpen en pretesten en vervolgens uit de resultaten conclusies trekken en veralgemeend

invoeren.

Deze nota onderscheidt 3 categorieën van ingrepen op basis van terugverdientijd. Elke categorie

vereist een andere aanpak inzake financiering en realisatie, waarvoor de nodige instrumenten en

contracten klaarliggen;

4.1 ENERGIEDIENSTEN – KORTE TERMIJN (TERUGVERDIENTIJD < 2 JAAR)

Het accent ligt in eerste instantie bij maatregelen met een korte terugverdientijd. Deze maatregelen

zijn voornamelijk gebaseerd op studie en expertise, en vragen in de meeste gevallen nauwelijks

investeringen. De diensten van het Vlaams Energiebedrijf, het Facilitair Bedrijf en het Departement

Kanselarij en Bestuur worden aangeboden ter ondersteuning, maar gelet op de snelle

terugverdientijd wordt verwacht dat de betrokken entiteiten de kost van deze maatregelen zelf

dragen. Het dienstenaanbod wordt zoveel als mogelijk op maat van de klant afgestemd en zal gericht

zijn op realisaties.

Enkele voorbeelden van diensten met korte terugverdientijden die aangeboden worden:

· Potentieelscan: knelpunten worden in beeld gebracht onder de vorm van een fotoreportage. Aan de

hand van deze reportage wordt een samenvatting gemaakt met een beperkt overzicht van de

besparingsmaatregelen met een indicatie van de terugverdientijd…

· Regeltechnische optimalisatie: bij nieuwe gebouwen met problemen zal onmiddellijk een traject

gestart worden om de regelingen te optimaliseren. Er zal getracht worden om te werken met een

beperkte basisvergoeding, gecombineerd met een variabele vergoeding in functie van de

behaalde resultaten.

· Meetcampagnes of submetering: met allerhande tijdelijke meetcampagnes worden noodzakelijke

aanpassingen gedetecteerd. In uitzonderlijke gevallen kan de installatie van een continue

monitoring overwogen worden.

· Gedragsoptimalisatie: op basis van wetenschappelijke gedragsinzichten wordt bestaand gedrag in kaart gebracht, aanpassingen die een efficiëntiewinst inhouden worden getest en indien succesvol bevonden, breder geïmplementeerd. Bijvoorbeeld bij het beïnvloeden van het gebruik van de trap i.p.v. de lift zijn drie factoren belangrijk: 1. Een ingreep “in het terrein” (architectuur of signalisatie zoals voetstickers op de vloer); 2. Flankerende communicatie die het waarom en het kader uitlegt; 3. Management buy-in die expliciet zichtbaar wordt gemaakt via communicatie en voorbeeldgedrag.

4.2 ENERGIEDIENSTEN – MIDDELLANGE TERMIJN (TERUGVERDIENTIJD 2 - 5 JAAR)

Na opstart van de realisatie van de maatregelen met korte terugverdientijd (reeds in 2016), zal vanaf

2017 ingezet worden op maatregelen met een terugverdientijd tussen de 2 en de 5 jaar. Deze

besparingen zullen meestal het gevolg zijn van technische aanpassingen.

Enkele voorbeelden van dienstverlening met terugverdientijden op middellange termijn zijn:

· Relighting

· Vernieuwing van de verwarmingsinstallatie of installatie WKK, warmtepomp…

· Innovatieve concepten als demand side management.

· Installatie van een gebouwenbeheersysteem.

· …

Page 8: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

8

4.3 ENERGIEPRESTATIECONTRACTEN (TERUGVERDIENTIJD > 5 JAAR)

Energieprestatiecontracten14 (EPC) garanderen een lange termijn energiebesparing waarbij een

dienstverlener (ESCO – energy service company) de nodige investerings- en onderhoudsactiviteiten

uitvoert en waarbij de energiebesparing groter is dan de kosten voor deze investering en onderhoud.

Deze EPC-contracten zijn ideaal voor grotere projecten met een belangrijk besparingspotentieel en

moeten resulteren in een optimale mix van korte, middellange en lange termijnmaatregelen.

Er zal verder ingezet worden op maximale standaardisatie van deze EPC-projecten. Op dit moment is

een standaardcontract en –bestek beschikbaar. Om een individueel project verder te

vereenvoudigen wordt de procesaanpak zoveel mogelijk gestandaardiseerd. Waar mogelijk zullen

bijkomende elementen verder vereenvoudigd en gestandaardiseerd worden. Binnen de centrale

Vlaamse overheid is het aantal EPC-projecten eerder beperkt. Voor specifieke installaties blijft

maatwerk uiteraard mogelijk.

In oktober 2015 werd het eerste EPC-contract in de publieke sector in Vlaanderen gegund. Het

contract leidt tot een gegarandeerde besparing gedurende 10 jaar van meer dan 30% op de

energiefactuur, op het primair energieverbruik en op de CO2-uitstoot. Verschillende andere dossiers

zijn intussen opgestart of in voorbereiding (ILVO, UAntwerpen, een scholengroep, enkele

gemeenten…)15. Onderhoudscontracten met energetische benchmark, zoals toegepast voor het VAC

Gent of het Conscience gebouw, vormen een variant voor ESCO-contracten.

Het spreekt voor zich dat voorafgaand aan enige ingreep om de energie-efficiëntie te verhogen, de

vastgoedstatus van het betrokken pand moet bepaald worden; is het in eigendom of in huur, wat is

de resterende looptijd van de huur …

Ook het verlaten van een energie-inefficiënt gebouw met verhuis naar een energie-efficiënt gebouw

kan de meest kostenefficiënte optie vormen. Centralisatie van diensten, maar ook de-centralisatie

vanuit het perspectief van dagelijks door het personeel af te leggen voertuigkilometers, kunnen in

functie van de concrete omstandigheden klimaatoptimale oplossingen vormen.

4.4 HET BESPARINGSPOTENTIEEL

Om de doelstelling van een reductie van minstens 2,09% per jaar te realiseren, is een gecoördineerde

aanpak noodzakelijk. In 2016 en 2017 is er een aanlooptraject nodig om op kruissnelheid te komen.

Vanaf 2018 worden de vooropgestelde doelstellingen bereikt en nadien zelfs overstegen. Eenmaal de

sneeuwbal van de energiebesparing van start is, wordt deze als maar groter.

Om de besparing per projecttype te berekenen werd rekening gehouden met volgende

randvoorwaarden:

14 Onderhouds en Energie Prestatie Contract: http://www.vlaamsenergiebedrijf.eu/nieuws/eerste-energieprestatiecontract-getekend 15 Een variante op ESCO contracten zijn onderhoudscontracten met energetische benchmark, zoals toegepast

voor het VAC Gent of het Conscience gebouw. Deze contracten zijn een combinatie van resultaats- en

middelenverbintenissen, waarbij de prestaties van de onderhoudsfirma beoordeeld worden op basis van

specifieke KPI.

Page 9: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

9

Energieprojecten TVT < 2j – uitgaand van een gemiddeld energieverbruik van 1,2 GWh

primair, een besparingspotentieel van 10%16 en een terugverdientijd van 1,5 jaar.

Energieprojecten TVT 2-5j – uitgaand van een gemiddeld energieverbruik van 1,2 GWh

primair, een besparingspotentieel van 20% en een terugverdientijd van 5 jaar.

Energieprestatiecontracten – uitgaand van een gemiddeld energieverbruik van 12 GWh

primair, een besparingspotentieel van 25% en een contractperiode17 van 10 jaar.

Het Vlaams Energiebedrijf en het Facilitair Bedrijf staan ter beschikking om entiteiten te begeleiden

en te ontzorgen. Onderstaand projectvolume en bijhorende besparingen worden vooropgesteld om

te realiseren in de periode 2016-2020()

Aantal projecten 2016 2017 2018 2019 2020 Energieprojecten TVT < 2J 0 35 70 70 70

Energieprojecten TVT 2-5J 0 35 70 70 70

Energieprestatiecontracten 1 1 2 3 3

Energiebesparing (GWh primair)

2016 2017 2018 2019 2020

Energieprojecten TVT < 2J 0 0 4 13 21

Energieprojecten TVT 2-5J 0 0 8 25 42

Energieprestatiecontracten 0 3 6 12 21

Totaal (GWh) 0 3 19 50 84

Eenmaal het besparingseffect op gang komt, kan een sneeuwbaleffect gegenereerd waarmee de

totale primaire energiebesparing verder kan toenemen met eenzelfde projectvolume.

5 BASISPRINCIPES VOOR DE PRIORITISERING VAN BETROKKEN

PROJECTEN

Net als bij andere entiteiten van de Vlaamse overheid is de verwerkingscapaciteit gelimiteerd en de

beschikbare ESR-ruimte is beperkt. Het is dus aangewezen om een aantal principes te valideren, die

het Vlaams Energiebedrijf in staat stellen om de inkomende vragen op objectieve wijze te

prioritiseren.

Het is evident dat in eerste instantie prioriteit wordt gegeven aan die entiteiten aan wie de bindende

doelstelling van minstens 2,09% primaire energiebesparing is opgelegd. Bij volledige

capaciteitsbenutting van de dienstverleners, wordt de dienstverlenging in eerste instantie aan hen

voorbehouden.

Vanuit het oogpunt van doelmatigheid, is het vervolgens aangewezen om voorrang te geven aan de

entiteiten die zich de ambitie van de Vlaamse Regering volledig eigen maken, en zich duidelijk

16 Regeltechnisch is gemiddeld in gebouwen een besparing van 10% te realiseren zonder zware bijkomende investeringen (bron: ESCO’s, studiebureau’s,…) 17 De terugverdientijd zal in de meeste gevallen korter zijn dan de contractperiode aangezien een onmiddellijk voordeel voor de entiteit van bij de startdatum voorop gesteld wordt.

Page 10: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

10

engageren om een maximale inspanning te leveren. Concreet worden onderstaande criteria naar

voor geschoven om de ingediende projecten te rangschikken;

5.1 HET MANAGEMENT ENGAGEERT ZICH MET EEN ENERGIEBELEIDSVERKLARING

Uit de praktijk blijkt dat de snelste en beste resultaten worden behaald, wanneer het management

zich volop achter de doelstelling voor energie-efficiëntie schaart. Daarom wordt het management

gevraagd om in een energiebeleidsverklaring formeel haar engagement te verklaren om een actief

beleid op vlak van energie-efficiëntie te voeren. In bijlage is een voorbeeld van een

energiebeleidsverklaring opgenomen.

5.2 DE BEREIDHEID VAN HET MANAGEMENT OM MEE TE STAPPEN IN EEN ENERGIE-

EFFICIËNTIEPLAN MET MAATREGELEN OP KORTE, MIDDELLANGE EN LANGE TERMIJN

De interesse van de door de energie-efficiëntiedoelstelling gevatte entiteiten zal logischerwijze

vooral uitgaan naar de maatregelen met een impact op korte termijn. In het licht van het Europese

beleid, en in het kader van een allesomvattend en doordacht patrimoniumbeleid zijn de maatregelen

met effecten op middellange en lange termijn voor de Vlaamse overheid evenzeer van belang. De

begeleiding van de dienstverleners zal dan ook prioritair worden ingezet bij die entiteiten die bereid

zijn om zich ook te engageren in een traject op middellange en lange termijn, uiteraard voor zover

een engagement op langere termijn mogelijk is.

5.3 HET VOORZIEN VAN EEN AANSPREEKPUNT BINNEN DE ENTITEIT, DIE HET TRAJECT INZAKE

ENERGIE-EFFICIËNTIE KAN OPVOLGEN EN AANSTUREN

Om tot snelle en goede resultaten te komen is het belangrijk dat de dienstverleners kunnen rekenen

op een vast aanspreekpunt, dat door het management van de betrokken entiteit expliciet is

gemandateerd. Deze persoon dient te beschikken over de nodige competenties en de interne

autoriteit om de acties die voortvloeien uit de energiebeleidsverklaring op te nemen en intern aan te

sturen. Het aanspreekpunt heeft de mogelijkheid om indien nodig een energieteam samen te stellen

vanuit de verschillende diensten uit de Entiteit.

5.4 DE KOSTENEFFICIËNTIE VAN DE VOORLIGGENDE PROJECTEN

Het Vlaams Energiebedrijf zal in functie van de beschikbare ESR-ruimte de ingediende projecten

tegen elkaar afwegen en rangschikken volgens de maximale energiebesparing die kan bereikt worden

per uitgegeven euro. Hiervoor zullen periodieke oproepen worden gelanceerd, waarbij projecten

inzake technische installaties, en projecten inzake gebouwen, in aparte deelgroepen onderling zullen

worden afgewogen. De middelen die via de budgetvermindering van de entiteiten van paragraaf 3

ter beschikking gesteld worden, worden verdeeld onder de projecten ten bate van de entiteiten die

onderhevig zijn aan het principe van het verminderen van het energiebudget. Indien zich hierbij

knelpunten zouden voordoen, zal het Vlaams Energiebedrijf deze ter beslissing voorleggen aan de

Stuurgroep (cf. 6.1). Het Vlaams EnergieBedrijf bereidt, met ondersteuning van de experten, de

krijtlijnen van het oproepsysteem voor, en legt deze voor aan de Inter-departementale Werkgroep

Klimaatimpact Vlaamse Overheid en de Politieke Stuurgroep.

Page 11: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

11

6 BEHEER, OPVOLGING, RAPPORTERING EN COMMUNICATIE

6.1 POLITIEKE STUURGROEP

De opvolging van het actieplan energie-efficiëntie op politiek niveau zal gebeuren door de stuurgroep

‘Klimaatimpact Vlaamse Overheid’

De politieke stuurgroep bespreekt halfjaarlijks de uitvoering van het actieplan energie-efficiëntie op

basis van de rapportering van het Vlaams Energiebedrijf en de interdepartementale werkgroep

klimaatimpact Vlaamse overheid, en behandelt de discussiepunten of voorstellen tot bijsturing die

worden geëscaleerd vanuit de interdepartementale werkgroep klimaatimpact Vlaamse overheid. De

stuurgroep evalueert periodiek de opgelegde doelstelling en het toepassingsgebied ervan, en

coördineert alle communicatie omtrent de uitvoering van het actieplan energie-efficiëntie.

6.2 INTER-DEPARTEMENTALE WERKGROEP KLIMAATIMPACT VLAAMSE OVERHEID

Om een brede, goed afgestemde klimaataanpak te realiseren wordt een interdepartementale

werkgroep ‘klimaatimpact Vo’ opgestart, onder coördinatie van het Departement Leefmilieu, Natuur

en Energie. De werkgroep bestaat uit een kerngroep en een uitgebreide groep. Aangezien zij

specifieke hefbomen in handen hebben om het resultaat van de inspanningen te versterken is het

aangewezen dat minstens Het Facilitair Bedrijf, het Vlaams EnergieBedrijf, het Vlaams

Energieagentschap, het Departement Kanselarij en Bestuur, het Departement Financiën en

Begroting, het Departement Mobiliteit en Openbare Werken en het Agentschap Informatie

Vlaanderen samen met het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie deel uitmaken van de

kerngroep. Alle andere entiteiten die worden gevat door de bindende algemene doelstellingen m.b.t.

CO2 en energie-efficiëntie worden vertegenwoordigd in de uitgebreide groep via een

vertegenwoordiger per minister/beleidsdomein. De Interdepartementale werkgroep klimaatimpact

Vlaamse overheid staat in voor de ambtelijke opvolging van het energie-efficiëntieplan en klaart

eventuele knelpunten of onduidelijkheden uit in consensus. Knelpunten waar geen consensus over

kan worden bereikt, kunnen geëscaleerd worden naar de politieke stuurgroep.

6.3 HET VLAAMS ENERGIEBEDRIJF ALS TREKKER

Voor de individuele entiteiten is het Vlaams Energiebedrijf het logische aanspreekpunt om een

beleidsverklaring en een individueel energie-efficiëntieplan op te stellen. Het Vlaams Energiebedrijf

kan geïnteresseerde entiteiten ook bijstaan als aankoop- en opdrachtencentrale in verband met

energiediensten, en voor kennisdeling, opleiding en sensibilisering. Entiteiten zijn geenszins verplicht

om met het Vlaamse Energiebedrijf samen te werken om hun doelstelling te realiseren. In

afstemming met de expertengroep zal het Vlaams Energiebedrijf wel de prioritering aansturen tussen

de projecten die beroep wensen te doen op de gecreëerde ESR-ruimte (zie verder).

7 KENNISOPBOUW EN KENNISDELING

Zowel energie als vakgebied, als de taken van een aanspreekpunt (eventueel energie-coördinator)

vereisen kennis en ervaring. Binnen de verschillende entiteiten van de overheid zijn ‘goede

praktijken’ beschikbaar, een aantal diensten hebben vandaag al echte specialisten die hun kennis ter

beschikking kunnen stellen. Door een informeel netwerk kan het leerproces van de andere entiteiten

en aanspreekpunten (eventueel energie-coördinatoren) versneld worden, waardoor sneller en

Page 12: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

12

goedkoper resultaten kunnen bereikt worden. Ook voor de entiteiten die in eerste instantie slechts

gevat zijn door de indicatieve doelstelling kan hier het leerproces gestart worden. Hiervoor volstaat

een jaarlijkse dag: wat beweegt op gebied van wetgeving, rapportering, specifieke acties of

ervaringen van collega’s, budget informatie…

In 2016 zal er eenmalig meer tijd nodig zijn om iedereen versneld op een minimumniveau te

brengen.

8 RAPPORTERING

Alle energiegegevens18 worden in één gemeenschappelijk systeem ‘TERRA’ 19 beheerd. De vereiste

data worden door alle entiteiten van de centrale Vlaamse overheid jaarlijks in de databank

ingevoerd20, en daarna opengesteld binnen het concept van Open Data21. Voor entiteiten die binnen

het toepassingsgebied van de bindende doelstelling energie-efficiëntie vallen, wordt deze

verplichting meteen van kracht. Aan de entiteiten waarvoor een indicatieve doelstelling geldt, wordt

gevraagd om de energiegegevens vanaf 2017 aan te leveren.

De betrokken entiteiten zullen jaarlijks een (vooraf ingevulde en vereenvoudigde) Excel op niveau

van de entiteit ontvangen, waarin de nog ontbrekende informatie kan worden aangevuld, dit als

eenmalige opstap naar het aanleveren van de informatie in de authentieke bronnen (TERRA en

Vastgoeddatabank). De nodige bindende afspraken worden gemaakt met aanleverende entiteiten

om voldoende en kwalitatieve data te bekomen.

De TERRA databank bouwt verder op de bestaande Vastgoeddatabank van Het Facilitair Bedrijf en

Bestuurszaken. Ze zal het mogelijk maken om gerichter en sneller acties te starten, en consistent te

rapporteren aan de interdepartementale werkgroep ‘klimaatimpact Vo’ en belanghebbenden..

Op basis van de aangeleverde gegevens zal in grootorde ook berekend kunnen worden wat het totaal

verbruik is van de Vlaamse overheid voor het afgelopen jaar, wat het genormaliseerd verbruik is, en

welke evoluties waarneembaar zijn.22

18 De verbruiksgegevens zullen voor rapportering aangepast (genormaliseerd) worden aan de klimaatomstandigheden van het betrokken jaar, vooral op

basis van ‘graaddagen’. Op basis van de genormaliseerde gegevens van het voorbije jaar en de vergelijking met de vorige jaren, kan per entiteit bepaald

worden hoeveel het verbruik gestegen of gedaald is. Er zullen extreme waarden zijn, waarvoor overleg met de entiteit nodig zal zijn. In de opstartfase zal het

gaan om extrapolatiefouten (te weinig gegevens) en foute data (in input). Op langere termijn kan ook: verandering van scope (fusie van twee entiteiten), of

een wijziging van de activiteit (stel dat een entiteit plots de helft meer gebouwen moet beheren). Voor al deze extreme gevallen zal er na overleg met de

entiteit een correctie of een toelichting nodig zijn. Voorbeelden: nieuw VRT gebouw, verhuis VDAB Brussel, VITO en geothermie, VAC Teirlinck…

19 Zie de nota ‘project TERRA’, dit omvat naast de gegevens van het verbruik, het type proces/gebouw en zijn karakteristieken (m², verlichting…)

20 Dit is een uitbreiding van de beslissing van VR 2013 1312 DOC. 1439/1 waarin Vlaanderen opteert voor de alternatieve aanpak om aan de verplichtingen

van artikel 5 van richtlijn 2012/27/EU te voldoen. De betrokken entiteiten moeten hun relevante (energie) data in project Vastgoed invoeren

21 Regeerakkoord: “Open data zijn de norm bij de Vlaamse overheid en worden versneld in praktijk gebracht.”

22 Deze werkwijze is analoog aan de “Vastgoedbarometer” van Bestuurszaken.

Page 13: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

13

9 IMPACT OP BEGROTING

9.1 BEHOEFTE AAN FINANCIËLE MIDDELEN VOOR PROJECTEN

Het bereiken van de strategische doelstelling van minstens 2,09% primaire energiebesparing vereist –

naast inzet van mensen en kennis – ook financiële middelen. Een deel van de doelstelling kan

gehaald worden door herallocatie van beschikbare middelen binnen een entiteit voor de realisatie

van projecten met een terugverdientijd van minder dan 2 jaar.

Het Vlaams Energiebedrijf verwacht dat volgende investeringsmiddelen nodig zijn voor de realisatie

van projecten met een terugverdientijd van 2 tot 5 jaar enerzijds en om de ESR23 impact van

energieprestatiecontracten (ESCO) binnen de Vlaamse Overheid in rekening te brengen anderzijds:

Budget (M€) 2016 2017 2018 2019 2020 Projecten TVT < 2j 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

Projecten TVT 2-5j 0,0 -1,6 -3,2 -3,2 -3,2

Energieprestatiecontracten 0,0 -0,6 -0,6 -1,1 -1,7

TOTAAL -0,0 -2.1 -3,7 -4,3 -4,8

Een groot deel van de energiebesparing zal dienen te gebeuren via projecten met een

terugverdientijd van 2 tot 5 jaar, soms op één gebouw, soms op een site of een cluster. Het Vlaamse

Energiebedrijf gaat op kruissnelheid uit van een noodzaak van 100-tal projecten per jaar24 om de

doelstellingen te halen, met een gemiddeld kost van 45.000 € per project25. Dit leidt tot een totale

investering op kruissnelheid van 3,2 M€ per jaar.

Energieprestatiecontracten (EPC) kunnen binnen de centrale Vlaamse overheid in beperkte mate

bijdragen tot de te realiseren energiebesparing. Een voorwaarde voor realisatie van een dergelijk

contract is een energiefactuur van meer dan 500.000 euro per jaar. Gemiddeld wordt per project een

investering van 800.000 euro26 verwacht. De gemiddelde ESR-impact van een EPC-project kan

geschat worden op ongeveer 70% van deze investeringskost of 560.000 euro per project. De overige

30% sluit aan bij het dienstenkarakter van het project en werd niet meegenomen in de bovenstaande

cijfers.

9.2 MIDDELEN GEGENEERD DOOR DE DOELSTELLING VAN 2,09%

Op basis van de recentste gegevens van referentieverbruik en referentiebudget is het totaal verbruik

van het voorgestelde verplichte toepassingsgebied ongeveer 50 M€. Rekening houdend met de 200

k€ drempel, worden het aantal entiteiten beperkt tot 16. Deze 16 entiteiten zijn in het geel

gemarkeerd in vermelde tabel (zie paragraaf 3) en verbruiken 72% van het totaalbudget van het

toepassingsgebied27.

23 Augustus 2015: Eurostat Guidance over ESCO contracten

24 uitgaand van een gemiddeld energieverbruik van deze type-projecten van 1.2 GWh primair, een besparingspotentieel van 20% en een terugverdientijd van

5 jaar. 25 Voor een gemiddeld gebouw vragen aanpassingen aan technische installaties bijvoorbeeld vervanging van HVAC met enkele bijkomende aanpassingen,

installatie GBS,… een investeringskost van ongeveer 45.000 à 50.000 euro. 26 Op basis van de informatie van het energiedienstencontract in OPZC Rekem 27 De Lijn wordt meegenomen in het actieplan mobiliteit

Page 14: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

14

Een vermindering van 2,09% van het budget voor de aankoop van elektriciteit en gas naar een

budget voor energie-efficiëntie maakt in 2017 1,0 M€ vrij. Door het cumulatief effect leidt dit tot 2,0

M€ in 2018 tot 4,1 M€ in 2020.

2016 2017 2018 2019 2020

Budget (M€) 0,0 1,0 2,0 3,1 4,1

Entiteiten met hoofdzakelijk huurgebouwenkunnen ervoor kiezen om buiten het generieke systeem

te blijven. De energie-efficiëntiedoelstelling blijft op hen van toepassing, maar ze kunnen de

uitgespaarde middelen naar eigen inzicht aanwenden, anderzijds kunnen ze geen beroep doen op de

generiek ter beschikking gestelde middelen zoals hieronder beschreven. Entiteiten waarvoor de

verhuis naar een nieuw gebouw reeds beslist is, kunnen ervoor opteren om buiten het generieke

systeem te blijven, op voorwaarde van het voorleggen van een actieplan waarmee men de jaarlijkse

energie-efficiëntiedoelstelling kan realiseren (bv. door middel van gedragswijziging). De evolutie van

hun energieverbruik blijft opgevolgd worden door de ambtelijke en politieke stuurgroep.

9.3 BIJKOMEND BENODIGDE MIDDELEN

Om vanaf 2016 voluit te kunnen gaan – wat gelet op de Vlaamse 2020 doelstelling ten zeerste

aangewezen is – zal de in de eerste jaren een ‘kickstart’ nodig zijn. De uitgaven en investeringen die

de komende jaren tot energiebesparing moeten leiden, zullen eerst immers dienen te worden

uitgegeven. Na 2023 zal de bindende doelstelling van jaarlijks 2,09% energiebesparing cumulatief

voldoende ESR-ruimte gecreëerd hebben, om deze kickstart te financieren. Voorgesteld wordt om de

beperkte bijkomende ESR-ruimte te putten uit het Vlaams Klimaatfonds. Vanaf 2024 komt de

geprefinancierde ‘ESR-marge’ dan geleidelijk terug ter beschikking van het Vlaams Klimaatfonds.

2016 2017 2018 2019 2020

Nodig (M€) -0,0 -2.1 -3,7 -4,3 -4,8

Budget (M€) 0,0 1,0 2,0 3,1 4,1

Egalisering via klimaatfonds (M€)

-0,0 -1,1 -1,7 -1,2 -0,8

9.4 VERGOEDING VAN DE DIENSTVERLENING

Het Vlaams EnergieBedrijf staat klaar om diensten te leveren aan de betrokken entiteiten, zoals

beschreven in paragraaf 4. De werking is gebaseerd op een dienstverlening als aankoop- en

opdrachtcentrale zoals vandaag reeds in werking voor de levering van diensten of voor het EPC-

contract van OPZC Rekem, UA (Universiteit Antwerpen) en ILVO. De nieuwe wet

Overheidsopdrachten, en vooral de notie ‘horizontale samenwerking’, bevestigt deze vorm van

dienstverlening. Indien beroep wordt gedaan op het Vlaams Energiebedrijf kan een kostendekkende

vergoeding mee worden verrekend op de gecreëerde ESR-ruimte. Indien er voor de vereiste

activiteiten werkkapitaal van het Vlaams Energiebedrijf wordt aangewend, zal ook een

kapitaalvergoeding van 2,7% worden aangerekend.

Ook Het Facilitair Bedrijf levert vanuit zijn generieke opdracht gratis dienstverlening aan de door haar

gehuisveste entiteiten. Het verleent tevens ondersteuning voor bouwprojecten en technische

beheeropdrachten aan specifieke entiteiten met eigen middelen zoals bijvoorbeeld Jongerenwelzijn

Page 15: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

15

(jeugdinstellingen) en FOCI (culturele sector), dit op basis van de beschikbare resources en met

planmatige aandacht voor de opdrachten die haar worden toevertrouwd.

Het Vlaams EnergieBedrijf en Het Facilitair bedrijf zullen in de toekomst een complementair en

gecoördineerd aanbod verzorgen. Concrete afspraken daaromtrent zijn vastgelegd in een

samenwerkingsprotocol.

9.5 SAMENVATTING VOOR DE PERIODE 2016 – 2019

Volgens de ramingen zal een volwaardige uitvoering van het energie-efficiëntieplan over de periode

2016-2019 10 M€ middelen vergen. Een deel (6 M€) kan voortvloeien uit de toepassing van de

bindende doelstelling van 2,09% energiebesparing op de energiebudgetten van de geselecteerde

entiteiten. De bijkomende investeringsruimte (4 M€) dient voorzien te worden in de periode 2016 tot

2019. De volgens de ramingen beperkte aanvullende financiering nodig na 2019 zal het voorwerp

vormen van een nieuwe beslissing van de Vlaamse regering, na evaluatie van voorliggend actieplan.

9.6 ADVIES VAN DE INSPECTIE VAN FINANCIEN

De Inspectie van Financiën gaf op 29 maart een ongunstig advies, met volgende opmerkingen;

Het toepassingsgebied wordt bepaald door het, volgens ESR, geconsolideerd worden met de

Vlaamse overheid. De Inspectie van Financiën merkt op dat de Vlaamse universiteiten die ook in

de consolidatiekring vallen

Het toepassingsgebied wordt beter afgelijnd. In de oorspronkelijke tekst was vermeld ‘onderworpen aan ESR’. In de finale tekst wordt dit ‘de deelverzameling van de toepassingsgebieden ‘Rekendecreet Art. 4§1’ en ‘Beter Bestuurlijk Beleid’, aangevuld met de kabinetten, de VRT en VITO’. Voor de duidelijkheid zijn de betrokken entiteiten nominatief vermeld in bijlage 1 van de nota aan de regering.

Het Vlaams Energiebedrijf verzorgt de aansturing en coaching van het actieplan. De deskundigheid van het Vlaamse Energiebedrijf staat niet ter discussie. Maar beschikt het over de noodzakelijke capaciteit om dit, toch grootschalig, project te trekken ? De bevraging van het Energiebedrijf zal zeer groot zijn. Het project is nieuw voor alle entiteiten en is ook nieuw voor het Energiebedrijf. […] De Inspectie van Financiën beveelt aan dat aan de Vlaamse Regering een uitgewerkt managementplan van het Vlaams Energiebedrijf zou worden voorgelegd inbegrepen een plan van aanpak.

Het Vlaams Energiebedrijf maakt in zijn werking maximaal gebruik van gestandaardiseerde

contracten, waardoor de tijdsbesteding per individueel dossier continu zal afnemen. Zuinig

omspringen met werkingsmiddelen is ook bij het Vlaams Energiebedrijf een basisprincipe, maar

mocht de mate waarop het VEB wordt gesolliciteerd in ruime mate de beschikbare werkingscapaciteit

overstijgen, dan kan de Raad van Bestuur van het VEB beslissen om de werkingscapaciteit uit te

breiden. Het Vlaams Energiebedrijf valt alleszins niet binnen het toepassingsgebied van de Vlaamse

doelstelling inzake de afbouw van het aantal koppen. De Raad van Bestuur van het Vlaams

Energiebedrijf heeft eveneens een Managementplan goedgekeurd.

Is het, in die optiek, niet wenselijk met een proefproject op 3-5 entiteiten te starten en dit na 1 jaar te evalueren ? De Inspectie van Financiën is van oordeel dat dit het risico op overshooting zal beperken en een succesvolle uitrol kan faciliteren.

Page 16: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

16

Er rest de Vlaamse overheid nog maar een beperkt aantal jaren waarin initiatieven kunnen genomen

worden die kunnen bijdragen tot de Europese klimaatdoelstellingen van 2020. Wil men binnen deze

periode nog een relevante bijdrage leveren aan het behalen of benaderen van deze doelstellingen, dan

is een beperkte opstart met een proefproject op 3 tot 5 entiteiten geen optie. Los daarvan schuift de

nota het Vlaams Energiebedrijf niet naar voor als unieke dienstverlener, maar als coördinator. De

uitrol is gefaseerd in tijd en is gebaseerd op gekende dienstverlening en technologie. Het grootste deel

van het werk wordt uitgevoerd door privé-partijen, na gunning op basis van raamcontracten. Het

Vlaams EnergieBedrijf is slechts één van de centrale dienstverleners naast bijvoorbeeld Het Facilitair

Bedrijf. Bovendien kunnen entiteiten ook projecten in eigen beheer uitvoeren of zelf rechtstreeks

uitbesteden aan privé-partners.

Een deel van de middelen zou gehaald worden van een herallocatie van middelen binnen de entiteiten. Was dit in de Nota van 17.03 nog 14 mio euro. dan is dit in de Nota van 24.03 nog 13,1 mio euro. Het betreft een lineaire vermindering (opgelegd ?) van de energiekosten bij de betrokken entiteiten. Vraag is of dit haalbaar is. En zo ja. waarom wordt het niet per kerende opgelegd ook zonder plan.

Informele aftoetsing door het VEB bij diverse gevatte entiteiten leert dat de in deze nota

vooropgestelde doelstelling als ambitieus maar haalbaar wordt aanzien. Ze wordt niet opgelegd zonder

plan, omdat het wenselijk wordt geacht om de gevatte entiteiten ook te faciliteren bij het behalen van

deze doelstelling. Op deze manier wordt hen ook een perspectief aangereikt waarbinnen het realiseren

van deze doelstelling haalbaar wordt geacht. Wie deze doelstelling toch onhaalbaar acht, krijgt steeds

de kans om dit aan te tonen door middel van een externe audit.

Hoeveel via het Klimaatfonds moet gefinancierd worden is niet duidelijk. Is dit 12.3 mio euro (blz. 14, Nota Vlaamse Regering) ? Maar wat wanneer de parameters wijzigen. En hier dient opgemerkt dat op 17.03 nog werd uitgegaan van 8,9 mio euro of een verschil van 3.4 mio (+ 38 %) t.o.v. de initiële cijfers. Ook wordt niet aangetoond dat er op het Klimaatfonds budgettaire ruimte is. Het volstaat dat de hypothesen wijzigen en de terugverdieneffecten wijzigen. De vooropgestelde terugverdieneffecten zijn dus onzeker. De Inspectie van Financiën beveelt aan dat met meerdere scenario's (best and worst case> zou gewerkt worden. De Inspectie van Financiën stelt vast dat, zelfs in de aangenomen hypothesen, er in 2020 nog steeds een negatief saldo is van zekere uitgaven t.o.v. onzekere inkomsten. Vanaf 2023 zouden de geprefinancierde uitgaven kunnen terugvloeien naar het Klimaatfonds. Maar hierover liggen geen bindende afspraken voor. Evenmin is er een plan B voor als er geen terugvloei is omdat het mechanisme deficitair blijft. Draagt het Klimaatfonds daar per definitie het deficit ?

Het financieel model is gebaseerd op veronderstellingen die gebaseerd zijn op gekende referentie-

projecten (VAC Brugge, Ferraris) en op sector-informatie. De ambitie van voorliggend plan is

afgestemd op een voorziene impact op het klimaatfonds van 9 miljoen euro in de periode 2016-2019.

Desalniettemin wordt het besparingseffect van de te nemen maatregelen ruimer ingeschat dan 2,09%,

wat enige buffer geeft naar werkelijke realisatie toe.

10 IMPACT OP PERSONEEL

De aanspreekpunten binnen de entiteiten zijn bestaande personeelsleden. Mogelijks moet hun

taakbeschrijving deels worden aangepast, zodat ze de nodige tijd aan energiebeheer kunnen

besteden.

Page 17: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

17

De rapporteringen maken deel uit van het project TERRA. Jaarlijks zal er in beperkte mate input nodig

zijn van de opgenomen entiteiten. Aangezien nagenoeg alle entiteiten28 die verplicht moeten

rapporteren reeds klant zijn van het Vlaams EnergieBedrijf, verloopt deze rapportering nagenoeg

automatisch. Deze aanpak (vooral: het ‘only once’ principe) vermijdt overmatige planlast en kan

toegepast op de entiteiten die vrijwillig willen rapporteren.

De communicatie verloopt langs de bestaande kanalen.

11 VOORSTEL VAN BESLISSING

De Vlaamse regering stem in met:

Het opleggen vanaf 2017 van een bindende jaarlijkse energie-efficiëntie- en CO2-reductiedoelstelling

aan alle entiteiten van het toepassingsgebied (zie bijlage 1). Deze doelstelling komt overeen met een

minimum jaarlijkse reductie van het primair energieverbruik met 2,09%.

De principes en mechanismen inzake financiering, beheer, uitvoering, opvolging, communicatie,

rapportering en prioritering zoals omschreven in de nota;

Het opleggen vanaf 2017 van het principe van het verminderen van het energiebudget met 2,09%

voor alle entiteiten van het toepassingsgebied met een jaarlijkse energiekost van minstens 200.000

euro, exclusief De Lijn voor wat betreft het aandeel van het energie verbruik specifiek ten behoeve

van het voertuigenpark;

De verrekening van deze vermindering op het referentie-energiebudget van de betrokken entiteiten

bij de begrotingsrondes;

Het opleggen vanaf 2018 van het principe van het verminderen van het energiebudget met 2,09%

voor alle entiteiten van het toepassingsgebied met een jaarlijkse energiekost van minstens 100.000

euro;

De verrekening van deze vermindering op het referentie-energiebudget van de betrokken entiteiten

bij de begrotingsrondes;

Het ter beschikking stellen van de aldus vrijgemaakte ESR-ruimte voor uitvoering van het Actieplan

Energie-efficiëntie voor de Vlaamse overheid voor projecten ten bate van de entiteiten die

onderhevig zijn aan het principe van het verminderen van het energiebudget;

Het toepassen vanaf 2018 van een indicatieve jaarlijkse energie-efficiëntiedoelstelling van 2,09% aan

de door de Vlaamse overheid gesubsidieerde entiteiten in de zorgsector en de scholengroepen.

De prefinanciering van de netto vereiste middelen in de periode 2016-2019 op ESR-ruimte gecreëerd

via het klimaatfonds, ten belope van maximaal 4 miljoen euro, rekening houdend met de oormerking

van 444 keuro voor het beleidsdomein Leefmilieu en Natuur, 888 keuro voor het beleidsdomein

Welzijn en 888 keuro voor het beleidsdomein Cultuur.

Een evaluatie van het Actieplan in 2020.

28 Van de grote verbruikers zitten enkel de juiste cijfers van VRT en VITO nog niet in de databank van het Vlaams EnergieBedrijf

Page 18: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

18

De Vlaamse Regering vraagt aan de Raden van Bestuur van de gevatte privaatrechtelijke EVA om

hogervermelde doelstellingen en principes te onderschrijven.

De minister-president van de Vlaamse Regering

Geert BOURGEOIS

De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke kansen en

Armoedebestrijding

Liesbeth HOMANS

De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie

Bart TOMMELEIN

De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport

Philippe MUYTERS

De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw

Joke SCHAUVLIEGE

Page 19: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

19

BIJLAGE 1

NOMINATIEVE LIJST VAN ENTITEITEN DIE OP HET MOMENT VAN DE GOEDKEURING VAN DEZE

NOTA TOT HET TOEPASSINGSGEBIED BEHOREN.

Agentschap Binnenlands Bestuur ABB

agentschap Facilitair Bedrijf Het Facilitair Bedrijf

Agentschap Informatie Vlaanderen AIV

Agentschap Innoveren en Ondernemen Agentschap Innoveren en Ondern

Agentschap Integratie en Inburgering Agentschap Integratie en Inburgering

Agentschap Overheidspersoneel AgO

Page 20: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

20

Agentschap Plantentuin Meise Agentschap Plantentuin Meise

Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen

AHOVOKS

Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs AGIOn

Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust MDK

Agentschap voor Natuur en Bos ANB

Agentschap voor Onderwijsdiensten AgODi

Agentschap Wegen en Verkeer AWV

Audit Vlaanderen Audit Vlaanderen

de Rand de Rand

Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media DCJSM

Departement Economie, Wetenschap en Innovatie DEWI

Departement Financiën en Begroting DFB

Departement internationaal Vlaanderen DiV

Departement Kanselarij en Bestuur DKB

Departement Landbouw en Visserij Dept. LV

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie DLNE

Departement Mobiliteit en Openbare Werken DMOW

Departement Onderwijs en Vorming DOV

Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin DWVG

Departement Werk en Sociale Economie DWSE

ESF-Agentschap ESF

Fonds Jongerenwelzijn FJW

Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen FWO

Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Inspectie RWO

Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek ILVO

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO

Jongerenwelzijn JW

Kind en Gezin K&G

Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen KMSKA

Limburgse Investeringsmaatschappij LRM

Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Antwerpen LOM Antwerpen

Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Oostende-Brugge LOM Oostende-Brugge

Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen Minaraad

Mobiliteitsraad van Vlaanderen MORA

Muntpunt Muntpunt

nv De Scheepvaart nv De Scheepvaart

Page 21: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

21

Onroerend Erfgoed Onroerend Erfgoed

Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij OVAM

ParticipatieMaatschappij Vlaanderen PMV

Raad van Cultuur, Jeugd, Sport en Media SARC

Ruimte Vlaanderen Ruimte Vlaanderen

Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen SERV

Sport Vlaanderen Sport Vlaanderen

Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed SARO

Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsb SAR WGG

Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij SALV

Toegankelijk Vlaanderen Toegankelijk Vlaanderen

Toerisme Vlaanderen Toerisme Vlaanderen

Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen F.I.T.

Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen Syntra Vlaanderen

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap VAPH

Vlaams Energieagentschap VEA

Vlaams Energiebedrijf VEB

Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden VIPA

Vlaamse Belastingdienst VLABEL

Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding VDAB

Vlaamse Havens Vlaamse Havens

Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek VITO

Vlaamse Landmaatschappij VLM

Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen VMSW

Vlaamse Milieumaatschappij VMM

Vlaamse Onderwijsraad VLOR

Vlaamse Participatiemaatschappij VPM

Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie VRWI

Vlaamse Radio- en Televisieomroep VRT

Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt VREG

Vlaamse Regulator voor de Media VRM

Vlaamse Vereniging voor ICT-personeel Vlaanderen Connect.

Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn VVM-De Lijn

Waterwegen en Zeekanaal W&Z

Wonen-Vlaanderen Wonen-Vlaanderen

Zorg en Gezondheid ZG

Page 22: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

22

Zorginspectie Zorginspectie

Kabinetten

Page 23: 2016-07-01 Actieplan Energie-efficiëntie Vlaamse overheid

23

Bijlage: ontwerp van energiebeleidsverklaring

De (entiteit) besteedt aandacht aan het structureel verlagen van de energiebelasting als gevolg van

het uitvoeren van haar activiteiten, vanuit:

de relevante milieu wet- en regelgeving

het oogpunt van optimalisering van de uitvoering van de activiteiten

het behalen van de klimaatdoelstellingen

Het realiseren van het energiebeleid wordt door de (entiteit) bewerkstelligd door een

energiezorgsysteem op te zetten waarin:

het energiegebruik systematisch wordt gerapporteerd en beoordeeld;

energiebesparende maatregelen worden gepland en worden uitgevoerd;

Om het energiebeleid ten uitvoer te brengen is een aanspreekpunt aangesteld en worden jaarlijks

financiële middelen ter beschikking gesteld. Het uitgangspunt is om ter beschikking staande middelen

en tijd zo effectief mogelijk in te zetten door een pragmatische werkwijze te volgen.

Voor het realiseren van het energiebeleid wordt door de Vlaamse overheid voortdurend gestreefd

naar:

het voldoen aan de relevante wet- en regelgeving;

het nemen van passende en rendabele maatregelen op het gebied van techniek, organisatie

en gedrag.

Het meten, registreren en controleren van de verschillende energieverbruikscijfers;

Het actief betrekken van de medewerkers bij de uitvoering van het energiebeleid;

Datum…………………….. Plaats…………………….

De directie van de (entiteit)