2010 03 17 Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

36
marineblad nummer 2, maart 2010, jaargang 120 Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren Aandeel defensie-uitgaven daalt Future Urban Extreme Littoral-Land (FUEL-L) Machteloosheid gedurende een vredesmissie

description

Article in Naval Magazine on scope of Project FUEL-L and way ahead

Transcript of 2010 03 17 Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

Page 1: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marinebladnummer 2, maart 2010, jaargang 120 Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

• Aandeel defensie-uitgaven daalt

• Future Urban Extreme Littoral-Land (FUEL-L)

• Machteloosheid gedurende een vredesmissie

Page 2: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

INHOUD nummer 2, maart 2010, jaargang 120

4

8

24

6

16

Aandeel defensie-uitgaven daalt

FUEL-L

Het materieel recht opnadienen

Kegelen, een vergeten marinetraditie

Machteloosheid gedurende een vredesmissiee

3 COLUMNVoorzitter KVMO

4 INLEIDINGAandeel defensie-uitgaven daalt

6 ARBEIDSVOORWAARDENHet materieel recht op nadienen

8 KENNIS EN WETENSCHAPProject ‘Future Urban Extreme Littoral– Land (FUEL-L )’ – 2015 and beyond

15 REACTIES

16 KENNIS EN WETENSCHAPMachteloosheid gedurende eenvredesmissie, waarom en waar leidtdat toe?

21 BOEKEN

22 IN BEELDLTZA1 drs. E. van den Heuvel

24 HISTORIEKegelen, een vergeten marinetraditie

26 COLUMNKo Colijn

27 BOEKEN

28 DE MARINEFAMILIEFamilie De Wolf

32 BOEKEN

33 KVMO-ZAKENThema-avond Maritieme Visie en deBrede Heroverwegingen;

Jeneverkruis

Gedachtenisruimte MLD

Regioactiviteiten

Het Marineblad is een uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren en verschijnt 8 keer per jaar

2

Page 3: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

KLTZA R.C. Hunnego, voorzitter KVMO

ISSN: 0025-3340

Hoofdredactie:KLTZA R.C. HunnegoKLTZ b.d. mr O.W. Borgeld, a.i.

EindredactieKLTZ b.d. mr O.W. Borgeld, a.i.

ArtikelencommissieLTZT 1 F.G. Marx M.Sc., LTZE 2OC dr. ir. W.L.van Norden, KTZE ir. V.C. Rademakers,LTZ2OC drs. R.M. de Ruiter, KTZ b.d. L.J.M.Smit, LNTKOLMARNS drs. A.J.E. WagemakerMA, KLTZA mr. H. Broekhuizen.

Medewerkers:Mw. drs. Z. Borgeld-Guman, LNTKOLMARNS H.J. Bosch Bc,prof.dr. J. Colijn, KLTZT H. Boomstra (cartoon)AVDD (foto’s, tenzij anders vermeld)

Adres redactieWassenaarseweg 22596 CH Den HaagTel. 070-383 95 [email protected]

VormgevingFrank de WitTel. 038-455 17 54

DrukwerkThieme MediaCenter ZwollePostbus 10258000 BA Zwolle

Advertenties070-383 95 04

Abonnementsprijs Voor leden van de KVMO is het MarinebladgratisNiet-leden betalen € 49,50 (NL) of € 69,50(buitenland) per jaar

Copyright MarinebladOvername van artikelen is enkel toegestaan naschriftelijke toestemming van de redactie enonder uitdrukkelijke vermelding van de bron.Artikelen in het Marineblad vertolken nietnoodzakelijk de visie van het hoofdbestuur vande Koninklijke Vereniging van Marineofficierenof van de redactie. De inhoud van artikelenblijft geheel voor verantwoording van deauteur(s). De wijze van aanleveren van artikelenis in te zien op www.kvmo.nl/marineblad.

AdreswijzigingZo tijdig mogelijk schriftelijk doorgeven aan:Secretariaat KVMO Antwoordnummer 93244 2509 WB Den Haag(geen postzegel nodig)of [email protected]

Foto Cover: Urban Extreme Littoral (AVDD)

De geplande medailleoogst in ‘Svencouver’ is nietdoorgegaan. Topsport is bij vlagen bizar. HetWilhelmus werd toch nog viermaal gespeeld voorNederlandse topsportprestaties. De topprestaties dieNederlandse militairen overal ter wereld elke dag weerneerzetten, leveren ook alom waardering op.

Helaas blijft het vaak bij woorden – woorden zijn immersgratis. De ledenraadpleging over de arbeidsvoorwaardeninzetbrief van de staatssecretaris is afgerond. De ledenhebben begrip voor de uitdagingen waar wij, alsverantwoordelijkheid dragende officieren, met Defensie dekomende jaren voor staan. Maar op basis van de inzetbrief van

Defensie is geen open en reëel overleg mogelijk en de brief getuigt niet van echte waarderingvoor het loyale personeel.

Inmiddels is het kabinet Balkenende IV gevallen over de kwestie Uruzgan. Hierdoor is een grootaantal dossiers controversieel verklaard; zo ook het AOW-dossier. Dat maakt de arbeidsvoor-waardenonderhandelingen wellicht eenvoudiger, maar de korte en langere termijnmoeilijkheden voor Defensie zijn nog lang niet verdwenen.

Korte termijn: de MATEX is in februari al uitgeput. Gereedstellingprogramma’s vanoperationele eenheden en instandhoudingprocessen zijn opgeschort, magazijnen raken leeg.Reeds geleverde diensten en producten worden niet tijdig door Defensie betaald. Aankopenvoor de lopende missies kunnen gelukkig gewoon doorgang vinden, maar elke aankoop moetuitputtend worden onderbouwd, hetgeen weer een extra druk op de bedrijfsvoering legt. Wantvacatures schrijven geen onderbouwingen.

Langere termijn: de ‘reorganisatie zonder weerga’ van 2005, waarbij er 11.000 functies zijnverdwenen en complete onderdelen werden opgeheven, heeft blijkbaar nog steeds nietgebracht wat werd beoogd: evenwicht. Bij nieuwe bezuinigingen op Defensie moeten we nietroutinematig denken in ‘minder tanks, vliegtuigen en schepen’. Er moet in de eerste plaatsuitermate kritisch worden gekeken naar de snel stijgende overheadkosten. Sinds 2003 zijn deuitgaven van de OPCO’s met 6% gestegen, de overheadkosten echter met 26% !

De bureaucratisering van Defensie neemt hand over hand toe, maar om in een onzekereomgeving zijn taak effectief uit te voeren heeft een militair flexibiliteit (weinig bureaucratie),handelingsvrijheid (vertrouwen van zijn hogere commando) en redundancy (één is geen) nodig.Door alle efficiency operaties en het bedrijfsmatige standaardproces denken dat binnenDefensie heeft postgevat, is dat allemaal uitgehold. Een gezonde defensieorganisatie heeft juist minder bureaucratie, meer vertrouwen in hetgezond verstand en meer handelingsvrijheid voor commandanten op alle niveaus nodig.

Dit Marineblad bevat weer interessante en zeer diverse artikelen, over de defensiebegroting,over een moderne manier van expeditionair optreden en over de mogelijke gevolgen vanschuldgevoelens tijdens en na uitzendingen.

Ik wens u veel leesplezier.

Topsport

Ł

COLUMN 3

Page 4: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

INLEIDING Door: Dr. E.J. de Bakker en Dr. R.J.M Beeres4

Een noot vooraf

Vooraf moet worden aangegeven dat de indeling die het CBShanteert voor de rijksuitgaven (hierna te noemen: ‘statistischecodering’) in internationaal overleg binnen de VN (1998) is vastge-legd. Dit betreft een indeling in hoofdfuncties – waarvan lands-verdediging er een is – en vervolgens naar functies, bijvoorbeeldde Marine. Deze indeling stemt niet geheel overeen met de inde-ling in ministeries. Voor het ministerie van Defensie is de grootsteaanpassing dat de Marechaussee, daar waar het de binnenlandsetaak betreft, onder de noemer van de hoofdfunctie ‘orde en vei-ligheid’ wordt gebracht.

Ontwikkeling van de uitgaven voor Defensie

Het eerste onderwerp dat wordt aangesneden is het verloop vande uitgaven voor Defensie. Deze uitgaven worden bezien in detijd en vergeleken met de totale rijksuitgaven. Het CBS consta-teert dat de uitgaven voor Defensie in verhouding tot de totalerijksuitgaven minder zijn gestegen. Het aandeel van defensiegel-den is namelijk gedaald van 5,6% in 2003 naar 5,3% in 2008. Dezedaling wordt klaarblijkelijk als de belangrijkste conclusie gezien,omdat de titel van de publicatie hiernaar verwijst. Aan het eindvan onze beschouwing komen we daarom wat uitgebreider terugop deze conclusie.De defensie-uitgaven worden in het artikel voorts in verband

gebracht met het bruto binnenlands product (BBP). Aangegevenwordt dat in 2005 en 2006 het groeipercentage van de defensie-uitgaven op zijn minst gelijke tred hield met de ontwikkeling vanhet BBP. Dat is opmerkelijk want dit was de tijd waarin de over-heid terughoudend was met het uitgeven van extra geld.

Personeel

Het tweede onderwerp betreft het personeel. Arkesteijn consta-teert dat het aantal voltijdsfuncties in de periode 2003-2008 is

afgenomen van 72.000 tot 61.000. Ook concludeert hij dat vandie functies eind 2008 circa 16% niet was gevuld.

Verdeling uitgaven binnen de krijgsmacht

Het derde onderwerp behandelt de verdeling van de uitgavenbinnen de krijgsmacht. Arkesteijn laat zien wat de indeling con-

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) rapporteert regelmatig over de cijfermatige zaken van

diverse maatschappelijk relevante thema’s. Binnen het thema Overheid en politiek is in december

2009 door het CBS over Defensie gepubliceerd. Dit is verheugend, want veel wetenschappelijke

belangstelling op dit gebied is er in Nederland niet te ontdekken. De publicatie -met als titel Aandeel

defensie-uitgaven daalt- is geschreven door Fred Arkesteijn en betreft een internetpublicatie die, via de

website van het CBS valt te downloaden (http://www.cbs.nl). Op inzichtelijke wijze worden in dit artikel

de cijfers die het CBS over Defensie heeft verzameld, over de afgelopen vijf jaren gepresenteerd en deels

van commentaar voorzien. Onze bijdrage bespreekt de publicatie van Arkesteijn en plaatst de inhoud

van het artikel in een wat breder perspectief.

het aantal voltijdsfuncties is in deperiode 2003-2008 afgenomen van

72.000 tot 61.000

Aandeel defensie-uitgaven daalt

Page 5: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

5

form de ‘statistische codering’ oplevert aan informatie. Allereerstwordt ingegaan op de verdeling over de onderdelen vanDefensie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een tabel, die in ver-korte vorm, is overgenomen als tabel 1.

Tabel 1: de uitgaven per onderdeel volgens het CBS in € mln.

De Marechaussee ontbreekt in dit lijstje. Zoals hierboven is aan-gegeven is ‘het civiele deel van de Marechaussee’ statistischondergebracht bij een andere hoofdfunctie. De pure militairetaak van dit commando kost volgens het CBS €200 miljoen en isondergebracht bij de post ‘Algemeen’ in tabel 1. De post ‘Algemeen’ is zoals blijkt uit tabel 1 aanzienlijk toegeno-men. Deze toename lijkt ten koste te zijn gegaan van deLuchtmacht en de Marine. Dit is echter een foute beeldvorming,want het is alleen een verschuiving van administratieve aard. Deoorzaak is waarschijnlijk een andere statistische codering van uit-gaven. Die administratieve handeling brengt de krijgsmacht overi-gens zelf aan met behulp van richtlijnen van het CBS. De redenvan die verschuiving is wellicht ‘de administratieve omwoel’ diede vorming van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) en hetCommando Diensten Centra (CDC) met zich heeft meegebracht.Op basis van tabel 1 kunnen dus weinig conclusies wordengetrokken. Arkesteijn doet dat ook niet.Overigens hebben De Bakker, Westerink en Beeres (2008) in eeneerder onderzoek de genoemde algemene kosten wel toegerekendaan de krijgsmachtdelen. Dat resulteerde in de bevinding dat hoe-wel de Marine natuurlijk kleiner is geworden, het percentage vanhet defensiegeld dat aan de Marine werd besteed sinds 1990 eigen-lijk nauwelijks is veranderd. Dat percentage bedraagt ongeveer 15%(zie figuur 1). Eenzelfde conclusie kan worden getrokken voor deLuchtmacht. Alleen de Landmacht heeft echt moeten inleveren.Hier staat een groter wordende Marechaussee tegenover.

Figuur 1: Aandeel operationele commando’s in totale uitgavenkrijgsmacht (De Bakker, Westerink en Beeres, 2008, p.27)

Tot slot beschrijft het artikel enkele veranderingen bij de krijgs-machtdelen. Arkesteijn gaat daarbij vooral in op veranderingenop materieel gebied en over de ontwikkeling van de uitgavenvoor crisisbeheersing.

Het aandeel defensie-uitgaven daalt

Dan is het nu tijd om terug te keren naar de titel van het artikel.Dat het aandeel van Defensie in de totale overheidsuitgaven in deperiode 2003–2008 is afgenomen, valt niet te bestrijden. Maarwat is de waarde van die constatering? Voor een antwoord hieropmaken we gebruik van dezelfde gegevens waarop CBS zijn uit-spraken baseert. Deze gegevens worden gepresenteerd in tabel 2.

Tabel 2: Lopende en kapitaaluitgaven voor hoofdfuncties van de rijks-overheid in € mln (bron: http://statline.cbs.nl; cijfers per 14-9-2009).

Deze tabel geeft aan dat niet alle andere beleidsvelden in gelijkemate van de groei van de rijksuitgaven hebben geprofiteerd. Er zijnklaarblijkelijk politieke keuzes gemaakt, waaronder de keuze ommeer geld te besteden aan interne (openbare orde en veiligheid)dan aan externe veiligheid (landsverdediging). Tabel 2 toont duide-lijk aan dat de krijgsmacht niet de enige is die van die keuzes teduchten heeft. Zo men de binnenlandse taak van de Marechausseeook meeneemt dan komt de groei van Defensie uit op ongeveer14%. De conclusie is dan dat, ten opzichte van de meeste delen vande overheid, de groei van Defensie niet uit de toon valt.

De auteurs danken Robert J. Smits voor zijn commentaar op eeneerdere versie van dit artikel.

er zijn klaarblijkelijk politieke keuzesgemaakt, waaronder de keuze om

meer geld te besteden aan interne danaan externe veiligheid

Uitgaven

Algemeen

Landmacht

Luchtmacht

Zeemacht

Militaire pensioenen

Buitenlandse militaire bijstand

Totaal

2003

1.224

2.081

1.456

1.349

952

238

7.299

2008

2.287

2.272

1.202

932

1.083

413

8.190Hoofdfuncties

Algemeen bestuur

Landsverdediging

Openbare orde en veiligheid

Economische aangelegenheden

Milieubescherming

Volkshuisvesting

Volksgezondheid

Cultuur & recreatie

Onderwijs en onderzoek

Sociale bescherming

Totaal

2003

43.996

7.299

8.254

17.711

955

1.623

7.700

1.755

20.834

20.564

130.691

2008

51.539

8.190

10.930

17.827

1.144

1.396

9.008

1.943

25.582

31.252

158.811

groei in %

17

12

32

1

20

- 14

17

11

23

52

22

LiteratuurDe Bakker, E.J., E.J. Westerink en R.J.M. Beeres (2008) Belastinggeld voorvrede en veiligheid. Publicatie van de Faculteit Militaire Wetenschappen no.2008/03. Breda: Nederlandse Defensie Academie.

Dr. E.J (Eric Jan) de Bakker (KTZA bd) werkte van 2006-2010 als onderzoe-ker op het gebied van defensie-economie aan de Nederlandse DefensieAcademie. Dr. R.J.M (Robert) Beeres is universitair hoofddocent defence accountingcontrol & economics aan de Nederlandse Defensie Academie en universi-tair hoofddocent aan de Nyenrode Business School.

Ł

Page 6: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

ARBEIDSVOORWAARDEN Door: KAPT KL P.E.R. Pieters6

Dit materieel recht op nadienen, zoals dat formeel wordt genoemd,is echter aan regels en voorwaarden gebonden. Uit recente signalenmoet worden opgemaakt dat deze regels en voorwaarden niet altijdop de juiste wijze worden ingevuld.

De Beleidsnota vrijwillig nadienen militairen

Elke actief dienende militair in FPS fase-3 kan, aan het einde van zijn1

diensttijd bij Defensie een verzoek indienen om te mogen nadienen.Dit formele verzoek dient minimaal negen maanden voorafgaandeaan de vastgestelde datum leeftijdontslag (LOM) aan Defensie teworden aangeboden. Uitgangspositie is dat Defensie dit verzoek zalhonoreren. Hiertoe dient een aantal vastgelegde stappen te wordengenomen.Indien u zo’n verzoek heeft ingediend, zal Defensie u benaderen metde mededeling dat het verzoek in behandeling is genomen en dathet voornemen bestaat het verzoek formeel te honoreren wanneerovereenstemming is bereikt over de toe te wijzen functie. Detweede stap is dat Defensie u een functieaanbod zal doen. Ditaanbod kan zich beperken tot één functie, maar kan ook een aantalfuncties betreffen. Defensie heeft hierbij een indelingsplicht. Dezeindelingsplicht houdt in dat Defensie u minimaal één functie moetaanbieden. Hierbij (hoeft/)mag Defensie zich niet (te) beperken tot

uitsluitend uw eigen krijgsmachtdeel. Uitsluitend indien er binnen degehele krijgsmacht geen geschikte functies beschikbaar zijn, kanDefensie hiervan afwijken. Deze indelingsplicht houdt niet in dat denormale regels voor het functietoewijzingsproces ter zijde mogenworden geschoven. De Beleidsregel aanstelling, functietoewijzing enbevordering Defensie is onverkort van kracht. Zo zal u, net als elkeandere militair, gewoon moeten voldoen aan de gestelde kennis- enervaringseisen voor die specifieke functie. In de Beleidsnota vrijwillignadienen militairen is tevens vastgelegd dat in voorkomend gevalook een functie op een lager rangniveau door Defensie aan u magworden aangeboden. Indien u en Defensie overeenstemminghebben bereikt over de toe te wijzen functie, zal Defensie uwverzoek tot nadienen formeel honoreren. Indien er geenovereenstemming kan worden gevonden over de aangebodenfunctie, of wanneer er geen functies beschikbaar zijn, zal Defensieuw verzoek tot nadienen formeel afwijzen.

Het opschorten van de Beleidnota vrijwillig nadienen

militairen 2004

In de brief van de staatssecretaris van Defensie aan de TweedeKamer ‘Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie vanDefensie (X) voor het jaar 2004’, de zogenaamde personeelsbrief,

Als uitkomst van het arbeidsvoorwaardenoverleg in 2000, resulterende in het arbeids-voorwaardenakkoord 2000-2001, zijn de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneelen Defensie overeengekomen dat de actief dienend militair het recht heeft de werkgever te verzoeken om het leeftijdontslag uit te stellen: het zogenaamde ‘nadienen’. Dit recht isformeel vastgelegd in de Beleidsnota vrijwillig nadienen militairen, kenmerk P/2001004838 d.d. 16 juli 2001.

Het materieel recht op

Page 7: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

7

van september 2004, schreef de staatssecretaris ‘De personelegevolgen van de maatregelen uit het Strategisch Akkoord en dePrinsjesdagbrief zijn groot: ongeveer 9.000 functies zullen verdwijnen.Hierbij blijft het echter niet. Het personeelsbestand wordt met nog eens3.000 verkleind, voornamelijk als gevolg van de overschrijding van debegrotingssterkte 2003. Door het succes van de werving is er thans bijDefensie meer personeel in dienst dan was begroot. Hierover is de TweedeKamer in de brief van 3 april jl. reeds geïnformeerd. De verdere verkleiningvan het personeelsbestand wordt voorts veroorzaakt door internereorganisaties. Het meest omvangrijke reorganisatieproject betreft de“Stroomlijning Bedrijfsvoering en Staven” van de KoninklijkeLandmacht.’ In het vervolg van deze brief beschreef destaatssecretaris een aantal reeds genomen maatregelen, alsook eenaantal concrete plannen om invulling te kunnen geven aan devoorgenomen personeelsreductie. Zo schreef hij onder andere:‘Daarnaast bestaat het concrete voornemen om het nadienen vanberoepsmilitairen met een aanstelling voor onbepaalde tijd (BOT-militairen) te beëindigen’. Door middel van een andere uitvoeringssystematiek van deBeleidsnota werd met ingang van 2004 uitvoering gegeven aan depersoneelsbrief van september 2003. Het recht op nadienen werdgekoppeld aan een aantoonbaar organisatiebelang. Aangezien ervanwege de reorganisaties veel personeel diende af te vloeien wasde conclusie van Defensie vervolgens dat nadienen niet in het belangvan de organisatie was. Gedurende de periode 2004 tot heden hebben veel militairen hunverzoek tot vrijwillig nadienen afgewezen zien worden. De afwijzingvan het verzoek tot nadienen heeft een aantal van hen doenbesluiten de afwijzingen juridisch aan te vechten. Dit ‘gevecht’ heeftuiteindelijk voortgeduurd tot aan de Centrale Raad van Beroep. Op 1december 2005 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaanin deze beroepzaken. De Centrale Raad van Beroep concludeerdedat Defensie de Beleidsregel uit 2001 niet had aangepast naaraanleiding van de personeelsbrief van september 2003. Op basisdaarvan had Defensie deze verzoeken niet mogen afwijzen. Hetargument van Defensie dat door het nadienen van een UKW-gerechtigde2 militair een andere, jongere, militair moet wordenontslagen bracht hierin geen verandering.Ondanks deze uitspraak heeft Defensie nog in 2007, in deBeleidsnota herziene richtlijnen aanstelling gewezen militairen van 4december 2007, de koppeling tussen vrijwillig nadienen enaantoonbaar organisatiebelang bekrachtigd. Hiertegen heeft eenaantal militaire vakbonden stelling genomen. Dit heeft ertoe geleiddat op 16 april 2009 Defensie door middel van een brief formeelheeft verklaard dat de Beleidsnota uit 2001 in zijn totaliteit onverkortvan kracht is.

Het standpunt van de FVNO|MHB

De FVNO|MHB bevindt zich in een spagaat als het gaat om hetmaterieel recht op nadienen. Als beroepsvereniging is deFVNO|MHB niet gelukkig met het materieel recht op nadienen enziet een aantal negatieve consequenties van dit recht:Sinds 2001 is de LOM-leeftijd verhoogd tot 60 jaar. Daarbij is deleeftijd tot wanneer een militair operationeel ingezet mag wordengesteld op 55 jaar. Hierdoor is de situatie gecreëerd dat de militair de

laatste vijf jaar van zijn diensttijd uitsluitend niet-operationelefuncties kan vervullen. Uitsluitend op eigen verzoek van de militairkan hiervan worden afgeweken.Daarnaast is de krijgsmacht sinds 2001 zeer frequent operationeelingezet. Hierdoor bestaat bij een deel van het personeel de behoefteom na enkele operationele functies tijdelijk een functie in de luwte tevervullen. Aangezien deze functies echter veelal worden vervulddoor het eerder genoemde personeel in de leeftijdscategorie 55-60kan ook zonder nadienende militairen aan deze wens niet altijdinvulling worden gegeven. Voor een deel van dit personeel is dit eenreden om de defensieorganisatie te verlaten.Het materieel recht op nadienen versterkt echter het probleem omhet jongere personeel een niet-operationele functie te latenvervullen. Gezien de leeftijdscategorie waartoe de militair die wilnadienen behoort, gebeurt het nadienen immers bij uitstek op eenniet-operationele functie. Het nadienen heeft nog een tweede negatief effect. Nadienenbeperkt de carrièrekansen van het jongere personeel. De militair dienadient, doet dit in principe in een functie op het niveau van zijneindrang. Het functietoewijzingsbeleid van Defensie bepaalt dat bijeen functietoewijzing een militair met de juiste rang voor gaat opeen militair die tot die rang bevorderd dient te worden. Door hetnadienen blokkeert deze militair een functie welke anders door de te

bevorderen collega kan worden vervult. Het bevorderen van eenmilitair maakt ruimte vrij op dat rangsniveau waardoor vanaf hetonderliggende rangsniveau een collega kan worden bevorderd.Gesteld kan worden dat het nadienen van een KLTZ de carrière vaneen LTZ2 vertraagt.Het laatste argument waarom de FVNO|MHB niet gelukkig is methet materieel recht op nadienen is gelegen in de uitspraak van deCRvB. Het is voor de FVNO|MHB onbestaanbaar dat bij eenreorganisatie een jonge collega het risico loopt te worden ontslagenomdat een collega, die met leeftijdontslag mag, na zich langdurig tehebben ingezet voor Defensie, een verzoek indient om te mogennadienen, dat op die gronden niet mag worden afgewezen.Dat wil niet zeggen dat de FVNO|MHB tegen nadienen is. Nadienenkan voor de organisatie ook positieve effecten hebben. Hierbij moetbijvoorbeeld gedacht worden aan moeilijk te vullen vacatures,bijvoorbeeld vanwege de benodigde specialistische kennis. Ook intijden van personeelstekort is nadienen een methode om deorganisatie gevuld te houden. Het gaat de FVNO|MHB alsberoepsvereniging echter specifiek om het materieel recht en dedaaraan hangende consequenties.Als belangenbehartiger staat de FVNO|MHB aan de andere kant.Toegekende rechten kunnen niet eenzijdig aan de kant geschovenworden, wanneer het Defensie even niet uitkomt. De FVNO|MHBmaakt zich hard voor de rechten van haar leden. In voorkomendgeval zal de FVNO|MHB zich dan ook inzetten om het materieelrecht tot nadienen voor haar leden af te dwingen.

Ł

nadienen

nadienen beperkt de carrièrekansenvan het jongere personeel

1 Waar staat ‘hij’ of ‘zijn’ kan ook respectievelijk ‘zij’ of ‘haar’ gelezenworden.

2 Een militair die met leeftijdsontslag gaat krijgt een uitkering op basis vande Uitkeringswet gewezen militairen (UKW).

Page 8: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KENNIS EN WETENSCHAP By Colonel Marco Hekkens8

Project ‘Future UrbanExtreme Littoral – Land (FUEL-L )’ – 2015 and beyond

1

.An awareness raiser about a personal multi-disciplinary research project into future military-civil

engagement in (mega) coastal conglomerations. This article is an introduction into this complex

operating environment. It is aimed to spark debate on the role of the future military (in a joint and

combined, interagency setting), define future force structure, training and equipments requirements

and crucial enabling mechanisms. FUEL-L is very much ‘work in progress’ and interaction with

respondents will be most valuable.

IntroductionWith increasing recurrence, articles are published thatdiscuss the effects of migration towards the coastal (lit-toral 2) areas in the world, explaining a variety of reasonsand introducing possible future risks and threats. A com-mon cause for most risks is the quest for resources andbase necessities such as food and potable water. Othersfollow the prevailing level of criminal activity, where onecould argue that there is a possible relation between thesize of the population, the level of unemployment andthe level of crime. Some passionately discuss the risks tothe environment, where functioning civil institutionsfind it increasingly hard to deal with the influx of peo-ple into already poorly regulated and polluted areas,with defunct or no existing sanitation infrastructures.All this is even further compounded in certain regions byfailing agricultural schemes, due to changes in weatherpatterns. With more people moving into already congest-ed areas it will simply create a downward spiral of livingcircumstances especially in the already endemic poorerareas of the world. It will create a vicious cycle betweenpoverty, urban poverty and environmental burdens.

Cities are associated with environmental degradation,squalor, poverty and crime. It is only in recent years thatpolicymakers have begun to understand that well-plannedand well-governed cities can prevent the negative conse-

quences of urbanisation, and can actually provide an oppor-tunity to address and mitigate urban poverty and environ-mental degradation’ 3

In the littoral, the military are increasingly aware thatthe threats facing them are unique and require specialistequipment and training. A wide spectrum of convention-al and asymmetric threats effects all naval, coastguardand commercial shipping. These threats necessitate acoordinated strategy between various civilian and mili-tary organisations. The Royal Netherlands NavyCommand Maritime Vision 2030 Paper clearly recognisesthese developments. It does not yet address in very spe-cific terms, the ‘So What’ of these developments and howthe Netherlands Navy in particular could best respond.

The purpose of Project FUEL-L is to study, research andraise for discussion the interlocking effects, specificallycaused by an increasing expansion of urban littoral con-glomerations. A secondary aim is to distill insights thatcan contribute to and inform national, NATO and EU4

concept development and policy making for future mili-tary engagement in specific operating areas. At this stageof research, no deliberate geographical boundaries areset, although one should not deduce from this that forinstance Dutch Forces will always be able to operate aspart of a wider coalition world-wide. From a militarypoint of view, FUEL-L assesses options for employment ofcombined/joint maritime, amphibious and other forcesand agencies. Of note are the non-military aspects thatunderline the strong interface and emphasis of ProjectFUEL-L with the civil dimension of future operations.

On 26 November 2009 Dr Sebastian Reyn, Director of theFuture Policy Survey regarding the future of the armedforces of The Netherlands, reiterated that ‘the worldbecomes more uncertain, less secure’. Whilst many willprobably concur it is far more difficult to draw the cor-rect deductions and set wheels in motion that will – for

Copyright FT, reprinted with kind permission.

Page 9: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

9

instance – allocate adequate financial resources to pre-pare the Armed Forces for 2020 and beyond, independentof the political bias of the in-place government.Whatever the choices being made, future engagement in(littoral) urban areas should influence policy direction.

Following this introduction, I continue setting the sceneby introducing an envisaged added focus for MaritimeForces (operating in a combined-joint context) on engage-ment and specific activities in the future urban extremelittoral. Then, I will provide an insight in the scope ofProject FUEL-L, by describing the current structure of theproject and the next phases of the project. I end by offer-ing some ‘food for thought’.

Maritime Focus – With capable inland reachand supporting effectMaritime expeditionary forces, operating in a cooperative,combined and joint context are and remain forces ofchoice for operations in the littoral and adjacent landenvironment. Operations and type of missions spanacross a broad range of employment options: from mili-tary and/or humanitarian assistance to local authoritiesin a benign environment by invitation, to discreetfocused intervention in a specific area bounded by timeand space, to more prolonged military operations in amuch wider littoral environment including majorurbanised conglomerations and industrial infrastruc-tures and with a diverse tapestry of economic, cultural,ethnic and/or historical influences.

As by definition littoral super cities border the seas.Maritime expeditionary forces provide, at least in theory,assured access. They can and should bring niche capabili-ties to complement in-place Host Nation military, police,civil emergency services and institutions and otheragency capabilities. To fully anticipate and understandthis future urban extreme littoral operating environ-ment and adequately organise and prepare the forcepackage, becomes quintessential to maintain enduringmaritime relevance. Not downgrading traditional mar-itime roles, there should be an increased focus on the lit-toral urban land environment. All military must become

intimately at home in it, maintaining agility and adapt-ability and ensure ‘4-dimensional manoeuvre domi-nance’. The term ‘4th dimension’ is introduced to specifi-cally capture the sub-terranean battlespace and the timeconsuming aspect of operations below street level sincethe most expensive infrastructures are situated belowground level. The sub-terranean battlespace presentsunique challenges and risks, with specialist skillsrequired across wide fields of expertise. The maritime security umbrella does not stop at the edgeof the water! It requires significant additional trainingfor both joint staffs and forces, including interagencyrepresentation. It also requires a new Mindset (with capi-tal ‘M’)5. This new Mindset must foremost accept thatmilitary forces may – more than before – play a support-ing role to local, foreign civilian institutions and thatKey Relation Building6 with local actors precedes militarysupporting operations in order to establish a viable levelplaying field from the outset. Key Relation Building mustgo hand in hand with Key Leader Engagement (KLE) as itunderscores the purpose of KLE: engagement with otherinvolved parties, not necessarily agreeing at first, inorder to establish mutual trust as key prerequisite forfurther constructive cooperation. It follows a people cen-tric approach, with its success measured by for instancethe amount of established ‘Hotlines with new friends’and proven understanding of what is called ‘White (neu-tral) Situational Awareness’.

Shaping the Future – Shaping the ExpectationsBoth the political and military leadership at all levels ofcommand must be attuned to future engagement inthese highly complex, hybrid and demanding urbanisedlittoral environments and recognise the opportunity torapidly deliver a ‘Capability at Readiness’ that is both fitfor purpose and affordable. To truly understand complex-ity, our politicians must look at the detail of militaryoptions and the many interlocking factors to make aninformed decision, clearly without loosing the overview.However, ignoring the detail at an early stage willincrease the risk of setting ourselves up for potential fail-ure and/or increasing operating costs at a future stage. Ł

Page 10: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KENNIS EN WETENSCHAP Project ‘Future Urban Extreme Littoral – Land (FUEL-L )’ – 2015 and beyond10

The combined effects of the current financial crisis, climate change, mass migration and resource/energy con-cerns may very well start to show at some distant time inthe future despite recent sounds of optimism. Whilethere may be a pressing reason and clear mandate forintervention, some nations may find it increasingly hardto contribute with appropriate capabilities at readinessin the right quantities and at considerable distance fromhome. The decision to proceed with building the multi-purpose joint support vessel HNLMS Karel Doorman tosupport expeditionary operations very much determinesto what extent The Netherlands can continue to con-tribute to future joint operations from the sea at strate-gic distance as part of an ESDP7 or coalition pre-posi-tioned force responding to an emerging crisis.

It is for such [financial] reasons that one might cautious-ly predict that future missions by European nations areprobably less ambitious and conducted at less strategicdistance (much closer to home), in North and WestAfrica, the Middle East and possibly Central Africa. Therewill possibly be a much greater emphasis on humanitari-an disaster and/or conflict prevention, on defensive secu-rity, capacity building and on policing the consequencesof any state failures in the European neighbourhood.While this may sound promising or just plain ambitious,will the legal framework – as an ever important‘Enabling Mechanism’ – underpinning legitimacy formilitary engagement, transform at a similar pace? Howwill the International Community (IC) look at sovereign-ty issues when immediate action for moral, humanitari-an, environmental or other pressing unlawful acts isdeemed necessary by that same IC, or a group ofRegional Actors?

In confronting today’s and tomorrows challenges, civil-ian and military forces must increasingly work togetherin a cooperative fashion, oftentimes using the same tool-box and similar procedures. Therefore, at least in theoryonly slight modifications and understanding will berequired to make a truly combined and cooperativeforce, capable of organising complicated civil-military

effect in complex places. Nowadays, increased require-ment for military-civilian cooperation is well understoodand widely acted upon by most of NATO forces, as opera-tions in Afghanistan demonstrate. But turning to futureengagement in the urban littoral, are we ready to acceptthat military-civilian cooperation and cross-trainingwould not only allow civilian and military become muchbetter acquainted with each other’s current and futurecapabilities, but that it would also facilitate seamless andcomplementary operations, better management of scarceresources and – in extremis – could replace each other…where possible(!)? As one consequence, future military forces will workmuch closer with Law Enforcement and Public SafetyAgencies. Therefore it must be clear from the outsetwhat the military forces can do and perhaps more impor-tant, what they should not do unless absolutely neces-sary in order to avoid creating seams along jurisdictionallines between military and Law Enforcement agencies.This view is shared by Frederik Rosén in his workingpaper ‘Third Generation Civil-Military Relations and the ‘NewRevolution in Military Affairs’8. It is interesting to note thatNATO is yet to formally decide its position on this partic-ular type of cooperation with Law Enforcement agencies(other than under circumstances of clear and presentdanger to the Alliance in the Euro-Atlantic area).

Project FUEL-L - RoadmapThe introduction and subsequent scene-setter presentthe thought processes that initiated embarking on thispersonal project. It should come as no surprise that onethought will lead to another and therefore the overviewand ideas provided are adaptive by nature and not defini-tive by any stretch of imagination. It also offers potentialoptions to the inevitable ‘So What’ questions for discus-sion in a wider audience. To provide the reader with afeeling of the scope of Project FUEL-L, I will describe theenvisaged project structure in the next paragraphs.

Decisive Conditions and Capabilities andSupporting Effects (DCC-SE)FUEL-L is initiated from the key principle that the sum ofall military effect is made available to support the ongo-ing civil effect, especially if the sum of all civil effects isstill hampered or simply just failing. It is not just abouttraditional warfighting and conducting littoral manoeu-vre operations in a future coastal urbanised area. Instead,it is all about providing tailor-made military assistanceto underpin and improve the work by in-country govern-mental institutions and international organisations (IO)by acting as an enabling capability and ideally also toprovide a catalyst for transformation in its widest sense.

Naturally, deployed military forces will be equipped andtrained to enforce the rule of law by maintaining theability for (local) escalation dominance. But their visiblepresence, activities and posture are designed and careful-ly orchestrated to underwrite the routine activities andresponsibilities of the local institutions. Non-Kineticeffects, use of non-lethal weapons and ‘Soft Power‘, as a

Supporting civilian authorities.

Page 11: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

11

mental framework for the conduct of operations, ruleforemost. There will be occasions when deliberate forcebecomes necessary, but these will, as a principal rule, beexecuted in conjunction with Host Nation military, para-military and police activities.

By design, there is one exception to this principle rule: ifshort, focussed and highly intense violence is required toneutralise a severe imminent threat and with the HostNation incapable to contribute with appropriate capabili-ties, deliberate force is authorised. In these circum-stances, Special Operation Forces can be tasked to deci-sively remove such threats. Clearly this implies explicitand prior agreement by the Host Nation that such astrike force is authorised to operate within sovereign ter-ritory at will and – in order to guarantee maximum oper-ational security – can act on a need to know only basis.Internationally endorsed rules for the use of innovativetechniques, including the use of Intelligence Surveillanceand Target Acquisition and Reconnaissance (ISTAR) andunmanned aerial systems capabilities and architecturesto support the force, must be robust yet discriminative,to be acceptable by – for instance – the ICRC9. From anInfluence Perspective, such a military strike capabilitycould well be exploited as an extremely effective and effi-cient over the horizon Littoral Phantom Force, with areputation to match, sufficient to dissuade and discour-age those that wish to continue their efforts to under-mine the fledgling civil and military effects aimed at sta-bilisation and/or achieving progress in any sense. Inother words, could such a strike force become an essen-tial enabling mechanics, authorised by the Host Nationto ensure sufficient leverage in addition to the muchmore transparent activities by other military and non-military actors?

Enduring Decisive ConditionsIt will come as no surprise that each employment areawill demand its unique DCC-SE. These will be derivedfrom an in-depth mission preparation process, drawingfrom region and nation specific data from a vast varietyof sources. At least as important, derived DCC-SE duringthe planning phase must be continuously reviewed toensure the best achievable level of accuracy to support

subsequent decision making processes. I describe threeenduring, mutually reinforcing Decisive Conditons (DC’s).

Enduring DC-1: Achieve acceptance of the military forceby those of the local populace and other internationalactors that want to embrace progress, stability andprosperity, through recognised and understood activi-ties.

Perceptions matter, is a true and important statement.Activities by all the military force elements in the littoralrequire careful scrutiny and prioritising prior to execu-tion. This to ensure that primary activities do not –unplanned – cause 2nd or 3rd order effects that negate thedesired effect of the primary activity and undermine thetrue or perceived legitimacy of the force. Often this isconceived at the tactical level as back seat driving andruns counter to a Mission Command approach to opera-tions, but it should not. Strategic Communications andInfluence Activities are equally important to inform ownforces as they are meant to inform and influence allexternal audiences (friendly and belligerent). As a conse-quence, teaming Liaison Officers and Public Affairs spe-cialist’s at all critical nodes [of communication] is essen-tial. Such a teaming enhances the true understanding ofthe complex tapestry in the operating environment. Anunfortunate fact is the significant paucity of either thathas military status. Why not and as a structural measure,use own civilian augmentees to make up the shortage inmilitary capacity? Own civilians can be for instanceyoung academics with region specific knowledge of cul-ture, religion, governance et cetera; but also e.g. a veryspecialised Aquapol or Seaport police officer ‘on tempo-rary loan’ with experience in criminal investigations orenvironmental regulations.

A situational example of a well meant military activitybut not understood by the civilian populace, is the bio-metrically testing10 of certain groups of civilians in a spe-cific mission area. So cultural sensitivities must be at theforefront of planning. Another example follows the prin-ciple that Governance should be performed by the in-place sovereign government and Development by the UN.The military should only assist in areas it is best suitedfor. This often leads to tenuous and emotive debatebetween parties involved. If managed badly this willundermine legitimacy on the one hand and cause poten-tial confusion within the force itself. Hence the need forinformed leadership and robust coordinating mecha-nisms at all level of command and between institutionsis necessary.Despite such challenges and when performed in a trans-parent manner, activities like striving for enhanced localMaritime Situational Awareness (MSA), providing free ofcharge hydrographical surveys, search and rescue andland and maritime explosive ordnance disposal (EOD)should all add to force acceptance because the desiredeffects clearly benefit all. Another media rich activitywould be to advise and assist within capabilities in clean-ing up oil spills and other man-caused pollutions. Ł

Page 12: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KENNIS EN WETENSCHAP Project ‘Future Urban Extreme Littoral – Land (FUEL-L )’ – 2015 and beyond12

With an added value that these activities also enhanceown situational awareness (SA) and the informationknowledge base which must be shared through aCommon Operating System with relevant partiesinvolved. Gained intelligence will be judiciously sharedon a need to know basis only. Such SA will in turnbecome critically important if the maritime security situ-ation deteriorates and the force must rebalance forinstance to deter or counter maritime terrorism. Bottomline is the ability for maritime forces to operate freely inthe littoral, while enjoying strong local support and beable to respond to emerging security or safety concerns.This will greatly enhance the ability to effectively operateon the land and urban side of the littoral.

Enduring DC-2: Establish and maintain a CommonOperating System, to allow the plug-in and network-ing of all actors that need to be connected and thosethat want to embrace peace and stability.

Key is to accept [by the military] that military ego andjargon can be counter productive when working withunaccustomed civilian actors. The military is predomi-nantly in a supporting role, with mutual respect, hon-esty, humility and lots of patience of paramount impor-tance. It also means, for military planning to becomeeffective and achieve unity of purpose, it must be donewith the civilian counterparts (both Host Nation andIO’s) from the start. Frankly, when both do not happenunreservedly, cooperation will flounder. Therefore KeyRelationship Building as described earlier, effective two-way communications and an adaptive, inclusive learningsystem run like parallel strands towards achieving such aCommon Operating System. On top of this, a culture ofcyber security awareness must be enforced to achieve anacceptable level of Operation Security (OPSEC) across theopen, web-based networks used for sharing information.

Enduring DC-3: Contribute to the achievement of a suf-ficiently stable environment and Human Security situ-ation, with military capabilities operating in an unob-trusive, supporting role.

This DC is by and large applicable across the whole spec-trum of conflict: from war, to situations of a failing orfailed state, to the aftermath of a major natural disastersuch as a tsunami, earthquake or hurricane. HumanSecurity, being defined as delivering the basic needs ofthe people, should foremost be provided by in country,national institutions and aid agencies as the primaryfirst responders. External military operating on foreignsovereign territory should be conscious to avoid fuellingany perception that local institutions cannot delivertheir own aid, even when in all fairness this would betrue from any perspective. To paraphrase by quotingEleanor Roosevelt: ‘No one can make you inferior withoutyour consent’11. Unfortunately, in my experience andbroadly speaking, some Westerners can be rather insensi-tive in this respect and unconsciously and without anydeliberation give cause for misunderstandings. In doing

so, causing unnecessary delay in achieving that muchneeded level playing field.On a philosophical note: if one subscribes to the beliefthat prosperity for all has a way of eliminating envy,hatred and intolerance and that increased wealth makespeople more tolerant and giving, it follows that all mili-tary actors, irrespective of rank, during their contactswith local civilians must be alert to notice diverse opin-ions that belie this belief. Equally, they must be taught tolook beyond the obvious and for instance look for signsof discriminating (or worse) behaviour against womenand young children12. It is yet another debate to whatextend allowance will exist in the future to interfere, bymandate, in judicial or cultural sovereignty. For instancehow the military must respond witnessing blatantdeviant behaviour by civilians.

Food for ThoughtNLMARFOR – The core staff of a Capability at Readiness?Since its establishment in 2005, Netherlands MaritimeForce (NLMARFOR) has steadily gained both national andinternational recognition by delivering a capable and ver-satile staff (or specialist staff elements) to assume com-mand of maritime (including amphibious) and jointenabling capabilities, able to engage and operate at the 1-star level of command in diverse maritime/littoral situa-tions. In my opinion and to further cement national and interna-tional relevance, NLMARFOR should now be given the chal-lenge to capitalise on this expertise and transition toengagement into the urban littoral, as a natural responseto future European and global developments. By respond-ing to this challenge, I am convinced that our CDS,through Commander Royal Netherlands Navy Command(COMRNLNC) will anticipate to an operational requirementin the making by delivering a staff that is uniquely pre-pared with distinct qualifications and great added value,yet manageable within the limits of set ambition levels.Within the framework of the UK/NL amphibious relation-ship, NLMARFOR could specialise and focus on low tomid spectrum engagements in the urban littoral, whileCommander Amphibious Task Group (UK 1-starBattlestaff) would specifically focus on mid to high spec-trum amphibious force and power projection. Bothwould be working to a common ‘one-up’: either a tradi-tional maritime component command (MCC) or landcomponent command (LCC) (either afloat or ashore) or abespoke and novel interagency command.The already existing plug-in design of NLMARFOR shouldbe further enhanced to accommodate a joint/interagencyapproach to operations by physically being able toreceive, host and sustain a multitude of specialists.Investments in both personnel and hardware must bemade to achieve KLE ashore and afloat; but also to aug-ment current staff capability in areas such as LittoralBattlespace Management from the Sea and contributingto Influence and Media Operations. Clearly this all bringeducational challenges, requiring a new balance betweenmandatory self-study, professional courses and incentivesand rewards.

Page 13: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

13

West Africa – Staging point between TheNetherlands and the Dutch West Indies?To increase our understanding of operating in FUEL-Ltype environments, and to further exploit last years suc-cessful participation by HNLMS Johan de Witt in theAfrican Partnership Station (APS) programme in WestAfrica, such engagement could become part of an annualNetherlands Armed Forces forward deployed presence inthat region. With plans to rotate Dutch naval ships forinstance every four months in the Dutch West Indies, intheory each ship could meaningfully conduct APS typeactivities prior to arriving in the Antilles. Or conversely,it could contribute to APS at the end of its West-Indiestour before returning to The Netherlands. When theseships have a small already acclimatised troop contingentembarked they are capable to engage in bespoke supportcapacity building and security cooperation or even secu-rity assistance with focus on ‘train the trainer’. As a min-imum, they could conduct cross-training in an interest-ing and relevant region to absorb a good dose of regionalculture. Should every platform contribute up to onemonth before and after its tour in the West Indies –again in theory – The Netherlands would establish a suf-ficient persistent presence to truly foster relations, createcontinuity and meaningfully support the various region-al security initiatives. While specific APS type activitieswould be best supported by an LPD, other could well beconducted using other RNLN platforms such as De ZevenProvinciën- or Holland-class ships especially when coordi-nated with other NATO or EU nations operating in theregion. This would be an imaginative example of being forwarddeployed contributing to cross-department approved pre-conflict capacity building and other related engagementactivities. The concept could be further advanced and tai-

lored to meet longer term Dutch and Host Nationsdepartmental objectives by establishing a permanent,small interagency staff element in a West African nationof choice.The UN has expressed its concern that Africa is (tobecome) a crime hub for drugs trafficking. With much ofthese drugs destined for Europe, a forward line ofdefence is only one of many steps to frustrate the exportof illicit narcotics. Increased sophistication of the cartel’stransportation methods, to include the use of self-pro-pelled semi-submersible craft, make it increasingly diffi-cult to detect such smuggling devices by less technicallycapable coastal nations. This is an area where EU naviescould display a more forward leaning and all-encompass-ing approach in combating the many illegal activitiesthat take place in the Littorals that affect Europe. A criti-cal enabling mechanism in this respect is a robust legalframework, including arrangements to ensure that theterm prosecution does not become a hollow word.Perhaps the viability of a temporary ICC-afloat on a larg-er maritime platform merits research! The above requireslarge international support and a regional comprehen-sive approach. This will require considerable concertedpan-diplomatic effort. Maritime activities such as sup-port to sovereignty patrols and providing environmentaladvice and advice on improving port security and safetycould pave the way to build trust and establish reliablenetworks in these highly complicated areas. All this fallswithin the scope of Project FUEL-L.

ReflectionThe comprehensive, multi-facetted approach of ProjectFUEL-L depends very much on the dynamic and creativeinteraction with a broad range of experts and enthusiaststhrough informed debate. The Joint community as anintellectual environment of choice would be an idealaudience of potential co-thinkers to contemplate, discussand debate and ultimately inform our political leaders ofpertinent viewpoints and deeply rooted beliefs that willaffect the foreign policy of The Netherlands and by asso-ciation its Armed Forces. It is vitally important that thewar in Afghanistan and before in Iraq does not overshad-ow and obscure the importance of the Littorals.Maintaining our traditional maritime relevance is onlyone facet thereof, albeit very close to my heart. Ł

HNLMS Johan de Witt at the entrance of an African river.

Page 14: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KENNIS EN WETENSCHAP Project ‘Future Urban Extreme Littoral – Land (FUEL-L )’ – 2015 and beyond14

Current cooperation between the Navy and other Dutchjoint force elements and Rotterdam Port Authorities(such as the Defence EOD and diving activities) is a pointin case13 and a vehicle of choice to expand civil-militarycooperation to experiment with the thrust of ProjectFUEL-L in an area of prime relevance for TheNetherlands.

I am a great advocate for pre-conflict engagement andcontributing to the stabilisation of existing (fledging)institutions. Pre-conflict intervention does not per seexclude fringe preventative activities. The timely applica-tion of ‘Soft Power’ by invitation in the Host Nationcould be a forceful tool complementing diplomatic,financial and/or economic measures applied ‘at dis-tance’. By invitation or ‘gently prompted by the EU’ – ifsomething like this exists in EU diplomatic parlance –could ease the way forward to see an European taskforceoperate forward deployed on a semi or near permanentbasis in areas of regional relevance14. I am optimistic that there is an increasing awarenessthat much is to be gained, not only in cost savings, tocontinue to promote interoperability between militaryforces and between similar or comparable military andcivilian capabilities. In this context, it is reassuring tonote the recent establishment of the EU’s CrisisManagement Planning Directorate15 as well as increasedtraction by the European Defence Agency (EDA) to bridgethe gaps in interoperability and what capabilities areneeded by the EU member states.

‘It is true that a person who looks 10 years ahead and sayshe knows exactly what the future will be – is, frankly, aCourt Jester. But by using new and novel thinking we will beable to question current judgment – and through this ques-tioning comes innovation and through innovation real andtangible improvements in European military capabilitiescan be achieved’16.

Project FUEL-L has been initiated exactly with this inmind. To quote an old Chinese proverb ‘a thousand milesjourney starts with a single step’17; time will tell ifProject FUEL-L steered our journey in the right direction.

The author currently serves as Deputy CommanderNetherlands Maritime Force. From January 2010 he ison standby as Deputy Force Commander and SeniorNational Representative for the combined UnitedKingdom/Netherlands European Battlegroup rotation2010/1.

This article is written on a personal title and does notnecessarily represent official Defence, Navy or Marinecorps policy or viewpoints.

Noten1 Voor dit artikel is de oorspronkelijke Engelse taal gehand-

haafd. Dit ondersteunt de lezer bij professionele discussiesmet bondgenoten.

2 Defined as ‘the coastal sea areas and that portion of the landwhich is susceptible to influence or support from the sea,generally recognised as the region which horizontally encom-passes the land-watermass interface from 100 kms ashore to200 nm at sea and extending vertically into space from thebottom of the ocean and from the land surface’.

3 ‘Here’s how we can live with a global population of 9bn’ byAnna Tibaijuka. Europe’s World, Summer 2009, no. 12.

4 With its new policy document unveiled on the 15thOctober–’Towards the integration of maritime surveillance: A com-mon information sharing environment for the EU maritime domain’–the European Commission is setting in motion a hugelyambitious plan to knit together numerous national andregional maritime players and their incompatible databases(Defence IQ.com Newsletter 26 November 2009).

5 Karlheinz Viereck, LtGen German Airforce - Deputy Chief ofStaff Allied Command for Transformation, statement duringhis delivery of the Keynote Speech at the Centre of Excellencefor Operations in Confined and Shallow Waters Conference inKiel, 10 November 2009.

6 Term introduced in the Post Operational Report ofCOMUKAMPHIBFOR on completion of their operational tourin Basra, Iraq (Aug 08 – Mar 2009), dated 15 May 2009.

7 The EU’s European Security and Defence Policy (ESDP) is anintegral part of the Common Foreign and Security Policy(CFSP). It includes all questions relating to the security of theUnion, among which the gradual framing of a commondefence policy. The ESDP allows the EU to develop its civilianand military capacities for crisis management and conflictprevention at international level, thus helping to maintainpeace and international security, in accordance with the UNCharter. The ESDP includes a strong conflict prevention com-ponent. The Lisbon Treaty changed ESDP in ‘Common Securityand Defence Policy’ (CSDP).

8 Department of Political Science, University of Copenhagenpublishing in Danish Institute for International Studies (DISS)Working Paper 2009:03.

9 ‘International Committee of the Red Cross (ICRC) debates lia-bility over drone attacks’ by Andrew White Tigner in Jane’sDefence Weekly, 2 December 2009.

10 If fingerprint alteration surgery is perfected, the effect on allareas of government, corporate and personal security will beprofound.

11 In ‘This Is My Story’, 1937. Eleanor Roosevelt, US diplomate &reformer, wife of Franklin Roosevelt (1884 – 1962).

12 As per UN resolution 1325 and the recent adoption of UN res-olution 1888.

13 Defensiekrant, 3 Dec 2009. Port Security Exercise ‘Hotel New YorkReprise’.

14 Read a parallel in thinking in essay Pulles and Pulles,Marineblad no. 7/8, Dec 2009 page 29 - 31.

15 The Lisbon Treaty led - inter alia - to the establishment of theEuropean External Action Services, of which the CMPD willbecome an integral element, together with the CivilianPlanning and Conduct Capacity (CPCC) and the EUMS.

16 Statement by mr. Paul Collins, head of Capabilities SupportUnit of the European Defence Agency on 20th March 2009;Bron: www.europsworld.org.

17 Quote believed from Lao Tseu, approx. 4th century bc.

Ł

Page 15: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

15REACTIES

Reactie op ‘Van Willemsoord naar Ludwigsburg’Marineblad nr 1, 2010

Op pagina 39 en 40 zijn twee foto's van een begrafenis met militaireeer van een Nederlandse matroos afgedrukt, waarbij vermeld wordtdat de datum van de begrafenis onbekend is.De betrokken Nederlandse matroos was de 22-jarige stoker 2 B. (Benny) J. de Haas, geboren te Overschie 24 april 1921. De Haas isoverleden in Stuttgart op 7 september 1943 ten gevolge van zwareverwondingen door een Engels bombardement op Stuttgart. Degefotografeerde begrafenis van De Haas vond plaats op deSteinkalder Friedhof te Stuttgart op 11 september 1943.De in het artikel genoemde vertrouwensman (te Stuttgart)korporaal der mariniers K. Vos is op de foto van p. 39 te zien aan hethoofd van de achterste groep krijgsgevangenen. Achteraan in diegroep is op deze foto nog net een krijgsgevangene van de KL te zien.Op de originele foto (op afdrukken vaak niet) is achter hem nog eengewapende Duitse militair te zien. Er zijn drie foto's gemaakt van debegrafenis, die in een groot aantal zijn afgedrukt en alspropagandamateriaal verspreid. De Engelsen doden dekrijgsgevangenen, de Duitsers begraven hen met militaire eer, inaanwezigheid van een Duitse veldprediker, de kampcommandant enzijn adjudant, met kransen van zijn kamergenoten en van deStadtverwaltung (zie de burger op de foto's). Volledigheidshalvemeld ik u, dat in Mars et Historia, jg 35 nr 1, januari/maart 2001, eenvergelijkbare, maar kortere reactie geplaatst is.

KAPTMARNS KMR b.d. drs. J. Nuis en LNTKOLMARNS b.d.

drs. C.B. Nocolas

Reactie op de achterfoto Marineblad 1, 2010

Op de cover van het Marineblad (achterkant) staat een foto met alsbijschrift: ‘Mariniers dragen 2 adoptiekinderen naar een nieuwetoekomst.’ Naast de bemanning van Hr.Ms. Pelikaan is deze noodhulpmissie inHaïti uitgevoerd door een detachement van op Aruba gestationeerdpersoneel van voornamelijk CZSK. Dit detachement bestond uitMariniers van de 32e Marinierscompagnie van Aruba, mariniers vande bootgroep Aruba, medisch personeel van MSKSAV, eendetachement van de KMar en een delegatie van de Arubaansemilitie. De militairen op de foto zijn twee leden van de Arubaansemilitie (een Korporaal Arumil en een Marinier 1e klas Arumil).Aruba heeft een nauwe band met Haiti; op Aruba woont eenHaitiaanse gemeenschap van circa 5000 mensen. Het feit datpersoneel van de Arubaanse militie is ingezet en heeft deelgenomenaan deze ernstmissie is, gezien de band met deze Caribische buurbijzonder voor het land Aruba, maar vooral ook omdat dit voor deArubaanse militie de eerste maal is dat zij zijn ingezet voor eenernstmissie buiten het Koninkrijk.

MAJMARNS Peter Damen

Compagniescommandant 32 MARNSCIE Aruba

Commandant Mariniersdetachement Haiti 2010

Ł

Page 16: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KENNIS EN WETENSCHAP Door dr. N. Rietveld16

Machteloosheid gedurende en waar leidt dat toe?Ruim een kwart van de Nederlandse ex-militairen beleeft schuld en 22% schaamt zich als gevolg van

de deelname aan een vredesmissie. Dat blijkt uit een recent afgeronde studie onder 1.100 Nederlandse

jonge veteranen. De missies waar deze ex-militairen aan deelnamen vonden onder meer plaats in

Cambodja, Ethiopië en Eritrea, Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Irak. Een kleine groep (5%) werd

uitgezonden naar Afghanistan. Machteloosheid gedurende de missie en het gevoel ‘te kort te hebben

geschoten’ vormen de belangrijkste oorzaak voor de schuld en schaamte, die veteranen na afloop van

de missie nog steeds beleven. Ook dragen sterke verantwoordelijkheidsgevoelens gedurende de

uitzending voor het succesvolle verloop van de missie bij aan sterkere gevoelens van schuld en

schaamte achteraf. Uit de resultaten uit het onderzoek kunnen we opmaken dat (ex-)militairen

gewetensvolle mensen zijn die beschikken over een moreel geëngageerde beroepsattitude.

Eerder onderzoek naar schuld en schaamte bijveteranen Uit eerder onderzoek onder veteranen blijkt dat verschil-lenden van hen diepgaande gevoelens van schuld belevenals gevolg van het overleven van een oorlog terwijl colle-ga’s sneuvelden en dat schuldgevoelens kunnen wordengerelateerd aan pijnlijke oorlogsherinneringen2. Een deelvan de Amerikaanse Vietnamveteranen blijkt nog jarenna de oorlog last te hebben van het gevoel dat wat zijgedaan hebben onvergeeflijk is3; ook rapporteren veelvan hen schaamtegevoelens4. Deze eerdere studies naarschuld en schaamte bij veteranen gingen voornamelijkover de relatie tussen schuld, schaamte en psychischeklachten en altijd waren veteranen met een posttrauma-tische stress-stoornis (PTSS) en/of andere psychischeklachten object van onderzoek. Meestal stonden tweetypen schuld centraal, namelijk survival guilt (schuld alsgevolg van het feit dat de veteraan de oorlog zelf overleef-de, terwijl kameraden in dezelfde situatie sneuvelden) encombat guilt (schuld als gevolg van deelname aan gevech-tacties en geweldpleging, waaronder het doden en ver-wonden van burgers of militairen). Het betrof altijdAmerikaans onderzoek en in elke studie stonden alleenoorlogsveteranen centraal. De mate en de aard vanschuld- en schaamtebeleving bij veteranen van vredesmis-sies werd nooit eerder onderzocht. Dit artikel behandeltde belangrijkste resultaten uit het recent afgeronde pro-motieonderzoek5.

‘Tijdens vredesmissies is dit een actueel probleem:leden van een vredesmacht zien guerrilla’s van eenkrijgsheer een oorlogsmisdrijf plegen, maar grijpenniet in omdat het mandaat ontbreekt. Zijn ze dan - enis hun commandant – nalatig geweest?’1

Attributietheorie

Een belangrijke grondlegger van de attributietheorie is de

sociaalpsycholoog Heider (1958). Hij beschreef de manier

waarop mensen hun gedrag en dat van anderen verklaren in

termen van causaliteit. Mensen zijn van nature geneigd

hetgeen om hen heen gebeurt of hetgeen hen overkomt te

verklaren, want mensen hebben van nature de behoefte om

hun leven als zinvol te kunnen blijven ervaren. Heider stelt dat

mensen op twee manieren oorzaken toekennen aan de

gebeurtenissen die in hun leven plaatsvinden. De eerste wordt

door hem externe attributie genoemd: Oorzaken worden dan

buiten ons zelf gelegd. In dit verband houden we ons zelf niet

verantwoordelijk voor dat wat gebeurd is, maar iets of iemand

anders. In het dagelijks leven gebeurt dit nog al eens als ons iets

negatiefs overkomt en anderen ons dit kwalijk nemen. De

tweede manier om te verklaren wat om de mens heen gebeurt,

is de interne attributie. In dit geval stelt een persoon zichzelf

volledig verantwoordelijk voor het voorval. We doen dit veelal

als het om iets positiefs gaat.

Causaliteitsbehoefte

De behoefte om dat wat in ons leven en om ons heen gebeurt

te verklaren. Het kunnen verklaren van ervaringen geeft een

gevoel van controle over het leven. Dit minimaliseert het idee

dat we overgeleverd zijn aan willekeur. In dit verband wordt

gesproken over een causaliteitsbehoefte waar iedereen in meer

of mindere mate gehoor aan geeft en van waaruit we trachten

de wereld te begrijpen. Het helpt ons te begrijpen wat er om

ons heen gebeurt, nieuwe ervaringen in onze persoonlijke

geschiedenis te integreren en daar betekenis aan te verlenen.

Page 17: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

17

een vredesmissie, waaromDe betekenis van schuld en schaamte Schuld en schaamte zijn dagelijks voorkomende zelfbe-wuste, morele en sociale emoties6, alsook het gevolg vanbepaalde gedachten en overtuigingen (cognities)7. Schulden schaamte behoren net als verlegenheid en trots tot degroep zelfbewuste emoties omdat zij mensen tot zelfre-flectie brengen. Deze gevoelens duiden erop dat we onsbewust zijn van ons gedrag bij schuld en van onze per-soonlijkheid bij schaamte8. Bij schuld veroordelen we onsgedrag en bij schaamte ons karakter of onze persoonlijk-heid9. Schaamte is dan ook een meer pijnlijke emotie danschuld. Als morele emoties zijn schuld en schaamte mis-schien wel de meest relevante psychologische mechanis-men, die ons motiveren ons aan te passen aan regels,normen en waarden, die in onze cultuur gelden en diepositief samenleven met anderen mogelijk maken10. Zijmotiveren ons deviant gedrag te voorkomen. Als socialeemoties vormen ze een fundament voor sociaal geaccep-teerd gedrag en duiden ze op zorgzaamheid voor ande-ren en empathisch vermogen. De betekenis van schuld enschaamte als gevolg van een ingrijpende gebeurteniskunnen we het beste verduidelijken met behulp van deattributietheorie. Het gaat hierbij om een sociaalpsycho-logische benadering van schuld en schaamte die uitgaatvan de causaliteitsbehoefte, die ieder mens in het dage-lijks leven ervaart. Iedereen heeft de behoefte om dat watin ons leven gebeurt te verklaren. Het geeft een gevoelvan regie over het verloop van ons leven en inzicht inwat we nog kunnen verwachten. Het meemaken van eeningrijpende gebeurtenis, bijvoorbeeld als militair in eenuitzendgebied, betekent juist controleverlies en daardoorangst, onzekerheid en machteloosheid. De behoefte omte verklaren wat er gebeurt zal daardoor nog groter zijn.In dat geval stellen we soms liever onszelf verantwoorde-lijk voor datgene wat gebeurde en voelen we ons lieverongelukkig over die zelfbeschuldiging en schaamte, dandat we moeten accepteren dat het leven blijkbaar eenangstig en onzeker avontuur kan zijn, dat we blijkbaar

aan willekeur kunnen zijn overgeleverd11. Door de morelevragen over beslissingen en handelen die in zelfbeschul-diging besloten liggen, probeert de veteraan een verkla-ring te vinden voor het kwaad en het leed en daaraaneen betekenis toe te kennen. Hij herwint hiermee deregie over het verloop van zijn eigen leven. Als schuld- enschaamtegevoelens echter onbesproken blijven en nietonderkend worden kan een dergelijke houding ten kostegaan van de psychische gezondheid.

De deelname aan vredesmissiesAl sinds 1947, dat is een paar jaar na de oprichting vande Verenigde Naties, levert Nederland militairen voor dedeelname aan vredesoperaties. Nu, ruim 60 jaar laterhebben ongeveer 80.00012 Nederlandse militairen deelge-nomen aan ruim vijftig vredesmissies. Dat betekent eenNederlandse deelname aan ruim 70% van het totaal aan-tal missies dat de VN-Veiligheidsraad ontplooid heeft.Vredessoldaten dragen bij aan het herstel van de interna-tionale vrede en veiligheid, aan de duurzame oplossingvan conflicten en aan de wederopbouw van het voormali-ge oorlogsgebied: veelal met succes. Vredesmissies ken-merken zich over het algemeen echter door de onpartijdi-ge positie van de militaire macht die zich om die redenniet mag mengen in een conflict. De onpartijdigheid vande vredesmacht bemoeilijkt regelmatig het bieden vanhulp en beperkt of verbiedt soms zelfs gewapend ingrij-pen om geweld te stoppen. Hierdoor kunnen militairenin de brandhaard van een gewapend conflict zowel fysiekals mentaal kwetsbaarder worden.

‘Het schuldgevoel dat wij (…) volgensde geweldsinstructies niet mochten

ingrijpen als (…) bijvoorbeeld vrouwenverkracht werden. (…) de ontzettend

slappe houding van de VN.’ 13Ł

(Foto: collectie R.C. Hunnego)

Page 18: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KENNIS EN WETENSCHAP Machteloosheid gedurende een vredesmissie, waarom en waar leidt dat toe?18

In het uitzendgebied zijn militairen getuige van de gevol-gen van de oorlog en van het geweld dat de burgerbevol-king is aangedaan en soms nog wordt aangedaan, vanschendingen van mensenrechten, die ondanks de aanwe-zigheid van de vredesmacht doorgaan. Zij zijn getuigevan de vaak erbarmelijke omstandigheden waar ondervluchtelingen in de naoorlogse situatie moeten leven,van het sterven van kinderen en van ander menselijkleed. Er kan in dit verband een spanning ontstaan tussende morele standpunten van de individuele militair, waar-onder het persoonlijke plichtsgevoel in te grijpen omgeweld te stoppen of bijvoorbeeld medische hulp te verle-nen aan burgers om verder lijden te voorkomen en deonpartijdige positie van de vredesmacht waarvan de mili-tair deel uitmaakt. Dat maakt dat de deelname aan eenvredesmissie psychisch belastend kan zijn. Achteraf kantwijfel toeslaan over de juistheid van keuzes, van gedragen het niet hebben ingegrepen of niets gedaan te hebbenaan de negatieve situatie. Ook als wel mag worden gerea-geerd met geweld om geweld en verder leed te stoppen,bijvoorbeeld bij een vredesafdwingende missie, kan er naafloop van de missie twijfel ontstaan over de juistheidvan bepaalde beslissingen in het uitzendgebied en metname over de gevolgen daarvan voor de burgerbevolking,die achteraf niet altijd te controleren zijn. Hierbij kun-nen schuld- en/of schaamtegevoelens een rol spelen.

Resultaten uit het onderzoek

Kenmerken van de respondentenDe gemiddelde leeftijd van de veteranen die deelnamenaan het onderzoek is 44 jaar en 8% was vrouw. De meesteveteranen zijn getrouwd (57%), ongeveer 16% is alleen-staand en 2% is gescheiden. Rond 45% van de veteranenis middelbaar en bijna een kwart is hoog opgeleid. Dezenieuwe generatie veteranen en de huidige militairen heb-ben niet zelden meerdere missies op hun naam staan.Ook uit het promotieonderzoek blijkt dat 42% twee keerof vaker werd uitgezonden en dat 18% zelfs drie keer ofvaker op uitzending ging. Omdat een grote groep vetera-nen vaker werd uitgezonden moest voor het beantwoor-den van de specifieke missie gerelateerde vragen één uit-

zending in gedachten worden genomen, in ieder gevaldie missie die op het leven van de veteraan de meesteinvloed had gehad. Op basis van die ‘gekozen missie’ –die met verschillende controlevragen op consistentiegetoetst werd – blijkt dat ongeveer 70% van de veteranendeelnam aan een vredesafdwingende missie en de overi-ge groep aan een vredeshandhavende missie. Ongeveer7% werd gedurende de Koude Oorlog uitgezonden, eenkwart van de veteranen werd uitgezonden in de periode1991-1995, de meeste veteranen (42%) werden uitgezon-den tussen 1996-2000 en 27% nam deel aan vredesmissiesdie gedurende en na 2001 plaatsvonden. Van de vetera-nen die aan het onderzoek deelnamen was bijna 50%beroepsmilitair voor onbepaalde tijd (BOT), 29% had eentijdelijk contract (BBT) en rond 15% was dienstplichtigmilitair. De meeste veteranen (ruim 55%) hebbenDefensie in de periode 2001-2006 verlaten, 32% in de peri-ode 1995-2000; 9% in de periode 1989-1994 en 2% gedu-rende de Koude Oorlog. Ruim een derde van de veteranenverliet defensie als gevolg van LOM. Ruim een kwart vande respondenten noemt ‘beëindiging van het contract’als reden van verlaten van Defensie. Ruim 17% geeft aanzelf ontslag te hebben genomen. Een enkeling verlietDefensie door ziekte, psychische klachten of een dienst-ongeval of uit onvrede over de defensieorganisatie. Dehelft van de veteranen had gedurende de uitzending derang van ‘soldaat tot korporaal’. Ruim 20% had de rangvan tweede luitenant of hoger.

Mate van uitzendinggerelateerde schuld- enschaamtebelevingIn Figuur 1 zien we dat ruim een kwart van de veteranenschuld beleeft en dat 22% zich schaamt over situaties engebeurtenissen die zich gedurende de missie voordeden.Ongeveer 4% schaamt zich regelmatig of vaak en 3%voelt zich regelmatig schuldig bij de herinnering aan deuitzending.

Figuur 1 Mate van uitzendinggerelateerde schuldbeleving (% vann = 1114) en schaamtebeleving (% van n = 1105)

De gevolgen van geweld tegen burgerbevolking. (Foto: collectie R.C. Hunnego)

Page 19: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

19

Aard van schuldbelevingIn Figuur 2 is te zien dat de schuldbeleving van vetera-nen gerelateerd is aan zes categorieën situaties die zichin het uitzendgebied voordeden: (1) ‘omstanderrol’; (2)‘negatieve attitude ten aanzien van de bevolking in hetuitzendgebied’; (3) ‘indirect effect van besluiten en han-delen’; (4) ‘houding en gedrag in de context van oorlogen geweld’; (5) ‘handelen en besluiten dat tot overlevenleidde of de kans op overleven vergrootte’ en (6) ‘norm-loosheid’. Rond 18% van de veteranen gaf aan schuldgevoelens tehebben als gevolg van de ‘omstanderrol’, zoals ‘nietgeprotesteerd hebben tegen bruutheid of niet geprobeerdhebben bruutheid te voorkomen’. Ook schuldgevoelensover hun ‘negatieve houding ten aanzien van de bevol-king’ (rond 13%, waaronder ‘geen begrip hebben voor decultuur of waarden die leven onder de bevolking in hetconflictgebied’) spelen een belangrijke rol, naast schuld-gevoelens door ‘indirect effect van besluiten en hande-len’ (rond 7%, waaronder ‘bevriend raken met een burgerdie later gedood is, mogelijk als gevolg van de vriend-schap met de veteraan’).Als de belangrijkste oorzaak van uitzendinggerelateerdeschuld noemen de veteranen zelf: ‘Het gevoel hebben datje niet alles uit jezelf hebt gehaald om burgers te hel-pen.’; ‘Het verschuilen achter je werk om maar niet bijde slachtoffers te hoeven zijn.’; ‘De schuldvraag is mis-schien dat je zo machteloos bent. Je zou eigenlijk ieder-een willen helpen, maar dat kan bij een miljoen mensenniet. Die taak hadden we eigenlijk wel, althans dat vondik (…).’ Verder bleek dat ‘aan geweld en gevecht gerela-teerde schuldbeleving’, waaronder overlevingsschuld enschuld door normloosheid onder veteranen van vredes-missies minder voorkomen dan bovenstaande schulddi-mensies.

Als de belangrijkste oorzaak voor uitzendinggerelateerdeschaamte noemden de respondenten relatief vaak:‘falen’, ‘machteloos zijn’ en ‘tekortschieten’. Maar ookschaamden veteranen zich voor de ’misdragingen vancollega’s’, ‘de respectloze houding ten aanzien van deburgerbevolking in het uitzendgebied’, en:

“(…) schaamte voor de eigen luxe op de militairebasis, terwijl niet ver daar vandaan mensen hongerleden en onder erbarmelijke omstandighedenmoesten leven.”14

Determinanten van uitzendinggerelateerde schuld- enschaamtebelevingUit het onderzoek blijkt verder dat er een direct positiefverband bestaat tussen sterke machteloosheidsbelevinggedurende de missie, de (grotere) mate waarin de vetera-nen ‘getuige waren van ellende en geweld’, sterke verant-woordelijkheidsgevoelens voor het succesvolle verloopvan de missie en de mate waarin de veteranen achterafschuld en schaamte beleven bij de herinnering aan deuitzending. De ervaren machteloosheid bleek sterkernaarmate veteranen minder goed ‘uit de voeten kondenmet de geweldsinstructies’. Veteranen van vredeshandha-vende missies beleefden een sterkere mate van machte-loosheid en konden minder goed ‘uit de voeten met degeweldsinstructies’ dan veteranen van vredesafdwingen-de missies. Naarmate veteranen vaker ‘betrokken warenbij oorlogssituaties en gevechtshandelingen’ rapporterenzij een mindere mate van uitzendinggerelateerdeschaamte. De verschillen in de onderzoeksgroep in demate van de beleving van uitzendinggerelateerde schulden schaamte hebben ook te maken met ‘persoonlijke ken-merken’ van de respondenten. Zo zien we dat de jongsteveteranen (‘21-30’ en ’31-40’ jaar) in vergelijking met vete-ranen van ‘60 jaar en ouder’ vaker uitzendinggerelateer-de schuld en schaamte beleven. We vonden ook dat vrou-welijke veteranen in mindere mate uitzendinggerelateer-de schaamte beleven dan hun mannelijke collega’s. Ookis de mate van schuld en schaamte afhankelijk van deeigenwaarde van de veteranen. Naarmate deze lager isvoelen veteranen zich vaker schuldig en schamen zij zichvaker bij de herinnering aan uitzendervaringen.

ConclusieUit de aard van de schuldbeleving van veteranen van vre-desmissies en de factoren die indirect (type missie enadequaatheid van de geweldsinstructies) en direct (mach-teloosheid, verantwoordelijkheid en specifieke uitzender-varingen) van invloed zijn op de mate van uitzendingge-relateerde schuld en schaamte, kunnen we opmaken datde schuldbeleving van veteranen enerzijds vooral temaken heeft met sterke verantwoordelijkheidsgevoelensvoor het welzijn van anderen en anderzijds met hetgevoel tekort te schieten of met handen gebonden te zijngeweest. Naarmate veteranen in het uitzendgebied vakergetuige zijn geweest van ellende en geweld, rapporterenzij na afloop van de missie vaker last te hebben vanschuld en schaamte, terwijl veteranen die juist vaker

Figuur 2 Typen uitzendinggerelateerde situaties die tot schuld-beleving kunnen leiden (% van n = 440)

houding door contextvan oorlog

onbegrip t.a.v. de localebevolking

indirect effect vanbesluiten en handelen

normloosheid

gedrag t.b.v. overleven

omstanderrol

behoorlijk redelijk gering

Ł

Page 20: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KENNIS EN WETENSCHAP Machteloosheid gedurende een vredesmissie, waarom en waar leidt dat toe?20

direct betrokken zijn geweest bij oorlogssituaties engevechtshandelingen zich minder vaak schamen voorhun uitzendervaringen. Duidelijk is dat uitzendinggere-lateerde schuld en schaamte te maken heeft met contro-leverlies, (ongewilde) passiviteit en machteloosheid. Watkunnen we in dit verband verwachten van recente mis-sies, bijvoorbeeld de missie in Afghanistan waar vredesaf-dwingende activiteiten vredeshandhavende activiteitenafwisselen of naast elkaar bestaan?

Schuld en schaamte bij militairen die terugkomen uit AfghanistanSinds 2002 nemen Nederlandse militairen deel aan deISAF-missie (International Security Assistance Force) inAfghanistan met verschillende eenheden, waaronder hetProvinciaal Reconstructie Team (PRT), Task Force Uruzgan(TFU) en de Battle Group. De meeste Nederlandse militairenzijn werkzaam in de zuidelijke provincie Uruzgan.Daarnaast zijn Nederlandse militairen werkzaam in Kabul(Hoofdkwartier ISAF) en in Kandahar. Deze missie en hettoekomstperspectief ervan werd in het vorige Marinebladuitvoerig onder de aandacht gebracht15. In de afgelopenjaren is er veel veranderd wat betreft de mandaten engeweldsinstructies van vredesmissies. De ISAF-missie ver-schilt wat dat betreft aanzienlijk van de missies uit onzestudie. Daar waar militairen tijdens vooral vredesmissiesrelatief vaak machteloos moesten toezien hoe strijdendepartijen elkaar en de onschuldige burger geweld aande-den en mensenrechten schonden is in de ISAF-missie juisteen mandaat aanwezig om geweld te stoppen metgebruik van militaire middelen. Daardoor kunnen deandere eenheden hun wederopbouwwerkzaamheden inveiligheid uitvoeren en daarin de beoogde successen boe-ken. Gezien de aard en doelstelling van de ISAF-missie iste verwachten dat militairen die terugkeren uitAfghanistan minder last zullen hebben van schuldgevoe-lens of schaamte uit machteloosheid, maar dat anderesituaties aan schuld- en schaamtegevoelens ten grondslagzullen liggen. Te denken valt dan aan het niet hebbenkunnen voorkomen dat collega’s of burgers gewond raak-ten of omkwamen of aan het verwond of gedood hebbenvan tegenstanders. Ook valt dan te denken aan situatieswaarin een collega gewond raakte of zelfs gedood werd,terwijl jijzelf ongedeerd bleef. De ‘onzichtbare’ vijand ligtvoortdurend op de loer: bermbommen immers vormen in

Afghanistan de grootste en lastigste bedreiging, waarmilitairen dagelijks mee te maken hebben. De IED’s(Improvised Explosive Device) hebben al van begin af aan veleslachtoffers gemaakt ook onder Nederlandse militairen.De typen (oorlogs)situaties, die militairen in de ISAF-mis-sie meemaken, herkennen we uit de Amerikaanse studiesonder Vietnamveteranen. Daarin zien we dat oorlogshan-delingen, gevechtsacties en het verlies of gewond rakenvan kameraden terwijl betrokkene zelf ongedeerd bleeftot combat guilt en survival guilt kunnen leiden. De ver-wachting is dat militairen die terugkeren uit Afghanistanmeer last hebben van deze ‘traditionele’ typen schuldbe-leving en minder van schuldgevoelens of schaamte uitmachteloosheid.

Ten slotteSchuld en schaamte als gevolg van uitzendervaringen zul-len niet verdwijnen. Eerder in dit artikel beschreven we alde betekenis van schuld en schaamte. Beide emotiesmaken deel uit van de normale verwerking van uitzender-varingen. Zij helpen ons ingrijpende ervaringen, de zinervan en onze verantwoordelijkheid in het verloop vansituaties en voor het welzijn van anderen te begrijpen,zoals schuld en schaamte in het dagelijks leven ook eenbelangrijke rol spelen in het begrijpelijk maken van wat erin ons leven gebeurt en waarom. Het is wel belangrijk datveteranen, die schuld en schaamte beleven, begeleid wor-den bij en kunnen praten over de (zingevings-, gewetens-,en verantwoordelijkheids) vragen die beide emoties oproe-pen. Schaamte is een pijnlijke emotie en kan leiden tot debehoefte zich volledig af te zonderen. Daardoor kan deveteraan de ingrijpende uitzendervaringen niet verwer-ken. Als er geen aandacht is voor deze gevoelens kunnenveteranen (blijvende) psychische klachten ontwikkelen. (Ex-)militairen zijn gewetensvolle mensen. Zij beschikkenover een moreel geëngageerde beroepsattitude met eenpermanent groot verantwoordelijkheidsgevoel voor enbezorgdheid over het welzijn van anderen. Ook al bege-ven zij zich niet meer in het uitzendgebied en namen zijjaren geleden afscheid van de lokale bevolking daar. Hetis soms aan anderen ervoor te helpen zorgen dat de lastvan het verleden niet onnodig zwaar op dat gewetenblijft drukken. Naast de juiste voorbereiding op moreledilemma’s en verantwoordelijkheden in uitzendgebied,de begeleiding daarbij gedurende en na afloop van demissie, is maatschappelijke waardering en erkenningvoor veteranen en hun gezinnen geen overbodige luxe.(Ex-)militairen verdienen dat als geen ander.

Natasja Rietveld (1973) is socioloog en promoveerde op 16december 2009 op een sociaal wetenschappelijke studieover de beleving van uitzendinggerelateerde schuld enschaamte door veteranen die deelnamen aan vredesmis-sies. Van 2004-2008 werkte zij aan deze studie in dienstvan de Wetenschapswinkel van de Universiteit vanTilburg en in 2009 rondde zij het onderzoek af in dienstvan het Veteraneninstituut in Doorn. Beide organisaties,alsook De Algemeen Christelijke Organisatie vanMilitairen, ACOM verleenden financiële steun voor hetpromotie onderzoek.

MARVA veteranen. Foto: L. v.d. Biessen

Ł

Page 21: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

21

Noten1 Citaat pagina 9: Verweij, D.E.M. (2001). Morele vragen en

dilemma’s in de militaire praktijk. Filosofie & Praktijk, 4, jaar-gang 22, 6-15.

2 Lifton, R.J. (1973). Home from the war. Learning from VietnamVeterans. New York: Other Press; Glover, H. (1984). SurvivalGuilt and the Vietnam Veteran. Journal of nervous and mentalDisease, 172, 393-397; Kubany, E.S. (1994). A cognitive model ofguilt typology in combat related PTSD. Journal of traumaticstress, 7, 3-17; Kubany, E.S., Abueg, F.R., Kilauano, W.L., Manke,F.P. & Kaplan, A.S. (1997). Deployment and Validation of theSources of Trauma-Related Guilt Survey-War-Zone Version(STRGS-WZ). Journal of Traumatic Stress, 10, 235-258.

3 Singer, M. (2004). Shame, Guilt, Self-Hatred and Remorse inthe Psychotherapy of Vietnam Combat Veterans WhoCommitted Atrocities. American Journal of Psychotherapy, Vol. 58,No. 4, 377-385.

4 Wong, M.R. & Cook, D. (1992). Shame and Its Contribution toPTSD. Journal of traumatic stress, Vol. 5 (4), 557-562; Leskela, J.,Dieperink, M. & Thuras, P. (2002). Shame and PosttraumaticStress Disorder. Journal of traumatic stress, 15, 223-226; Harrigan,P.J. (2007). Examining the relationship between shame, guilt, attribu-tions, and symptoms of posttraumatic stress disorder among maleVietnam war veterans. Dissertation, University of Miami.

5 Rietveld, N. (2009). De gewetensvolle veteraan. Schuld- en schaamte-beleving bij veteranen van vredesmissies. Oisterwijk: UitgeverijBoxpress. Proefschrift, 440 pagina’s.

6 Tangney, J.P. & Dearing, R.L. (2002). Shame and Guilt. New York,London: The Guilford Press.

7 Kubany, E.S. & Ralston, T.C. (2006). Cognitive Therapy forTrauma-related Guilt and Shame. In V.M. Follette & J.I. Ruzek(Eds.), Cognitive-Behavioral Therapies for Trauma (p. 258-289). NewYork: Guilford Press.

8 Taylor, G. (1985). Pride, shame, and guilt: Emotions of self-assess-ment. Oxford, UK: Clarendon Press; Tangney & Dearing, 2002;Tangney, J.P., Stuewig, J. & Mashek, D.J. (2007). What’s moralabout the self-conscious emotions? In J.L. Tracy, R.W. Robins & J.P.Tangney (Eds.), The self-conscious emotions. Theory and Research (p.21-37). New York, London: Guilford Press.

9 Lewis, H.B. (1971). Shame and guilt in neurosis. New York:International Universities Press.

10 Ausubel, D.P. (1955). Relationships between shame and guilt inthe socializing process. Psychological Review, 62, 378-390.

11 Herman, J.L. (2002). Trauma en herstel. De gevolgen van geweld -van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: UitgeverijWereldbibliotheek Amsterdam.

12 Veteranen die deelnamen aan de missies in het voormaligNederlands-Indië en in Nederlands Nieuw-Guinea zitten hierniet bij. Dit waren namelijk geen vredesmissies, maar oorlogs-missies. De telling is wel inclusief Korea-veteranen. De deelna-me van een VN-troepenmacht aan de oorlog in Korea was inessentie een vredesafdwingende operatie. Bron:Veteraneninstituut en Ministerie van Defensie.

13 Respondent van het vragenlijstonderzoek naar schuld- enschaamtebeleving bij veteranen, juni 2006.

14 Idem.15 Wagemaker, A.J.E. (2010). Afghanistan, quo vadis? Marineblad,

nr. 1, februari 2010, jaargang 120

21BOEKEN

Het Wiel OpnieuwUitvinden, Cycli enNiveaus vanLeiderschap.

Zodoende wordt duidelijk dat vooruit-gang ook achteruitgang kan zijn, datwinst ook verlies betekent en dat eeneinde weer een nieuw begin kan mar-keren. Het afnemen van lichamelijkekrachten blijkt zo gepaard te kunnengaan met een bloei in geestelijke rijp-heid. Het model is begin 1900 ontwik-keld door de Amerikaan JosephCampbell, die zich liet inspireren doorOosterse filosofieën. Prof.dr. Verkuylbeschrijft Joseph Campbell overigensals grondlegger van de New AgeBeweging, vooral met zijn mythologie.Verkuyl beantwoordt de vraag 'Zijnalle godsdiensten gelijk' in zijn gelijk-namige boek met een volmondig nee,dit in tegenstelling tot de New AgeBeweging, die wel doet voorkomenalsof alle godsdiensten gelijk zijn. Dechristelijke kerk belijdt de menswor-ding van God in de gestorven enopgestane Jezus, volgens de New AgeBeweging gaat het om de godwordingvan ieder mens. De laatste bladzijdenvan het boek contrasteren Oostersefilosofieën, waarin het heelal de mensomarmt met de Piëta vanMichelangelo, waarin Maria neerzitmet het lichaam van de gedode Jezus.Zo wordt op fascinerende wijze metheel sterke beelden, maar met heelweinig woorden een verbindinggesuggereerd tussen de godwordingvan de mens uit de Verlichting en demenswording van God uit hetChristendom. Joseph Campbell’sboek, de Held met de DuizendGezichten, beschrijft de reis van eenheld in twaalf stadia. Het boek van

‘Het Wiel Opnieuw Uitvinden’ is heteerste boek in een reeks over hetDouble Healix Model van Manfred vanDoorn, internationaal actief leider-schapstrainer. De dubbele healix is devorm van het DNA model die in 1953is ontdekt en bestaat uit een dubbelespiraal, waarbij het opgaan op deene spiraal gepaard gaat met een hetneergaan op de andere spiraal.

Van Doorn is ook opgebouwd ronddeze twaalf stadia en zeven gelijktij-dig verschijnende tegendelen.Daarmee ontstaat in het boek eenheldere maar soms wat langdradigestructuur. De zeer talrijke foto’s vanfilmfragmenten met filmsterren, cap-tains of industry en mondiale politie-ke leiders helpen de lezer wel om ookde laatste bladzijde te bereiken.Voorbeelden uit de militaire praktijkvan leidinggeven zijn ook aanwezig,zoals beschrijvingen van filmfrag-menten van bijvoorbeeld CaptainHoratio Hornblower, Band of Brothersen A Few Good Men. De schrijver vol-staat overigens vaak met het tonenvan pakkende beelden, maar bewijsvoor wat er wordt beweerd ontbreektveelal. Verhalen, fictie en feiten wor-den volledig uitwisselbaar. De schrij-ver legt hier in zijn inleiding welrekenschap van af door te stellen datwat vandaag als wetenschap wordtbeschouwd, morgen waarschijnlijkvoor mythologie wordt versleten. Ofdaarmee de wetenschap vandaag ookal moet wijken voor de mythologie isechter zeer de vraag. Het oproepenvan een overvloed aan beelden zonderbewijs of kritiek op die beelden is eenzeer effectieve werkwijze uit de mas-sapsychologie, maar kan de kritischegeest van het denkende individugemakkelijk ondergeschikt makenaan de macht van de massa die kri-tiekloos beelden volgt. Zwarte bladzij-den in de geschiedenis van de mens-heid tonen aan waartoe dit kan lei-den. Wellicht dat het volgende deel in

de reeks over het Double Healix Modelnog wat meer licht kan werpen opdeze duistere kanten van leiderschap.Wanneer het boek in een training of ineen groep wordt gebruikt, zullen dezebezwaren minder gelden. Het boekleidt gemakkelijk tot boeiende endiepgaande discussies en is zondertwijfel een uitstekend hulpmiddel bijleiderschapstrainingen.

M. Meijer

Ł

Auteur: Manfred van Doorn Uitgever: Haarlem. Double Healix

Educational Media, 2009.Omvang: 295 blz. zeer rijk

geïllustreerdPrijs: € 96,00ISBN: 9789490211028

Page 22: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

IN BEELD 22

Korte inleiding over de missie/operatie/plaatsing

‘Ik ben hier geplaatst op het ISAF Joint Command (IJC) in Kabul.Het IJC is een nieuw hoofdkwartier, opgestart in oktober 2009,met als doel de operaties beter te kunnen aansturen. Hier op hetIJC werken circa 1100 mensen, waaronder zo’n 20 Nederlanders.Ik vervul hier de functie van gender advisor, een nieuwe functiebinnen ISAF’.

Sinds wanneer vervult u deze plaatsing? Voor hoelang

bent u uitgezonden?

‘Mijn uitzending duurt in totaal 4,5 maand. Ik ben gekomen eindoktober 2009 en blijf tot half maart 2010. Wat bijzonder is dat ikeen uitzending van 6 maanden mocht delen vanwege het feit datik moeder ben van een dochter van anderhalf jaar en geengebruik maak van de uitzendbescherming. Ik heb, op verzoek vanhet IJC en omdat ik het zelf ook erg goed naar mijn zin heb, uit-eindelijk de tour toch wat verlengd.’

Hoe is het voorbereidingstraject verlopen? Zijn er

specifieke opleidingen noodzakelijk geweest?

‘Ik ben zes weken van tevoren gevraagd om deze functie te gaanvervullen. Vanaf dat moment ben ik me gaan voorbereiden. Hetopwerktraject is goed begeleid. Naast de algemene dingen die jemoet doen zoals kleden, schieten, taaltest en de missie gerichteopleiding, is het ook erg belangrijk om je specifiek voor te berei-den op je functie. In mijn geval had ik al veel gender expertiseopgebouwd en dat is voor deze job echt noodzakelijk. Tweeweken voor mijn vertrek naar Kabul, had ik de kans om inZweden de Gender Field Advisors Course te volgen, dat was bijzon-der nuttig.’

Wat zijn uw werkzaamheden?

‘Ik ben de eerste gender advisor in ISAF, dat maakt deze functie heelbijzonder. Mijn doel is om de positie en de missie van de genderadvisor goed op de kaart te zetten. De basis van mijn werk ligt in VNResolutie 1325 over ‘Women, Peace and Security’, die oproept omvrouwen meer te beschermen en hun rol te versterken in hetvredes- en wederopbouwproces. Kort gezegd zorg ik als genderadvisor ervoor dat het genderperspectief in de totale missie wordtingebed. Dit betekent heel simpel dat je zowel bij het plannen alshet uitvoeren van de operaties jezelf altijd afvraagt welk effect hetheeft op de mannen én vrouwen. Mijn taak is om ervoor te zorgendat er binnen ISAF meer in die richting wordt gedacht engehandeld. Daarnaast bouw ik relaties op met locale vrouwen

LTZA1 drs. Ella van den HeuvelStudie: Universiteit Twente: Toegepaste Onderwijskunde en Communicatie wetenschappen

Opgekomen in 1998, als horizontale instromer.

Overzicht plaatsingen KM:

1998-2000 KIM Bureau Evaluatie Opleidingen & Kwaliteitszorg

2002-2006 Hoofd Bureau Interne Communicatie, later Plv hfd Afdeling Communicatie KM

2005-2006 Uitzending PRT-4, Baghlan, Afghanistan

2006 Interim Plv Hfd Marine Voorlichting

2006-2007 Hoofddirectie Personeel, Diversiteit

2007-2009 Hoofddirectie Personeel, Projectleider Gender

2009-2010 Uitzending ISAF Joint Command, Kabul, Gender Advisor

Foto: Mary Munnik

Page 23: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

23

organisaties en probeer een link te zijn tussen hen en bijvoorbeeldde PRT’s. Ik benadruk altijd dat het onze operaties effectievermaakt. Het gaat erom dat je de gehele bevolking benadert en nietde helft. Als je informatie verzamelt moet je zeker ook bij devrouwen zijn. Vrouwen weten veel, vrouwen praten. Ook als je kijktnaar het winnen van de hearts and minds, dan durf ik te beweren datdit bij de vrouwen zeker zoveel spin-off geeft. Overal op de werelden ook hier is de vrouw de spil van het gezin. Zij beïnvloedt haarman en kinderen, waaronder ook haar opgroeiende zonen. Dat zijndie jonge mannen waarvan we hopen dat ze de juiste weg kiezen.

Er zit teveel in onze hoofden dat het benaderen en betrekken vande vrouwen niet kan in dit land vanwege de onderdrukte rol vande vrouw en de cultuur. Natuurlijk is het ook niet altijd even mak-kelijk maar als je er even wat moeite voor doet dan kun je met de

vrouwen in contact komen. Velen onder ons weten niet dat erook vrouwen zijn in dit land die bijzonder actief zijn, eigenbedrijfjes hebben, zitting hebben in het parlement of bij de over-heid werken. Zo werken er 800 vrouwen bij de Afghan NationalPolice. Er is zelfs een Ministry of Women Affairs, met districtskan-toren in de provincies. Er zijn tientallen vrouwenorganisaties, diealle weer vele leden hebben. Deze actieve vrouwen zijn wel nogsteeds in de minderheid maar ze zijn er wel en we moeten henondersteunen. Als je met deze vrouwen praat, dan voel jegewoon de power die in hen zit; dat is ongelofelijk. Het motiveerthen dat wij als ISAF aandacht aan hen besteden en het motiveertmij om te zien hoe sterk deze vrouwen zijn.

Mijn doel is dat de PRT’s die veel op pad zijn in de provinciesmeer aandacht besteden aan de lokale vrouwen. Dat betekentwel dat je vrouwen nodig hebt in je missieteams. Als je een dorpinrijdt dan komen er altijd mannen en kinderen, vaak jongens, opaf. Als er vrouwelijke militairen bij zijn, kun je aan de mannen vra-gen of je als vrouw met de vrouwen kan praten. Meestal is datgeen enkel probleem en worden de vrouwen erbij gehaald. Als jeop bijvoorbeeld op honderd meter afstand van waar de mannenbij elkaar staan, met de vrouwen samenkomt, dan kun je daar methen praten. Als je dezelfde vragen stelt aan de mannen en aan devrouwen, krijg je verschillende antwoorden. Deze antwoordenzijn complementair en geven een vollediger beeld van de situatiedan wanneer je alleen naar de mannen luistert.’

Wat maakt deze plaatsing bijzonder?

‘Het contact met de lokale vrouwen maakt deze functie natuurlijkheel bijzonder. Ook het feit dat ik een redelijk onafhankelijkepositie heb waar ik zelf heel veel van kan maken. Tegelijkertijd kanhet ook pittig zijn want mensen kunnen vaak vanwege de onbe-kendheid met het werk van de gender advisor en hun vooroorde-len, heel sceptisch zijn. Meerdere keren per dag leg ik uit wat eengender advisor doet en waarom en hoe we meer aandacht moetenbesteden aan de vrouwen in dit land. Ik was me ervan bewust datik weleens tegen veel weerstand aan zou kunnen lopen, maar datis enorm meegevallen. Ik heb vanaf de eerste dag geroepen dat ikeen van de mooiste banen heb binnen ISAF en dat maakt mensennieuwsgierig. De reacties zijn vaak heel goed en ik krijg tot nu toebijzonder veel medewerking van de mensen en het hogere kaderhier op het IJC.’

Kun je iets zeggen over de huidige situatie van de

vrouwen in Afghanistan?

‘De laatste jaren is de toestand van de vrouwen in Afghanistanverslechterd. De regering van president Karzai praat wel maardoet niet veel voor de vrouwen, aldus de vrouwen die ik hierspreek. Dat is triest. Extra aandacht voor deze groep is dus heelbelangrijk. Wat velen mensen niet weten is dat er heel veel vrou-wen zijn die wel graag buitenhuis zouden willen werken. Niet allemannen zien dat zitten, maar uit onderzoek blijkt dat meer dande helft van de mannen dat goed vindt.Het belangrijkste is nog wel onderwijs voor vrouwen. De meestevrouwen en meisjes willen dolgraag naar school. Het merendeelvan de mannen staat dat ook toe. Maar tot nu toe zijn de meestevrouwen nog steeds analfabeet en weten niet wat hun rechtenzijn. Onderwijs is de basis van alles. Er is een mooi gezegde: “Ifyou educate a man, you educate an individual. If you educate awoman, you educate the whole society.”’

Het is een internationale functie, brengt dat nog extra

uitdagingen met zich mee?

‘Ik had de wens om een keer op een internationaal hoofdkwartierte werken en het is precies zoals ik dacht dat het zou zijn. Veelverschillende nationaliteiten bij elkaar brengt een bepaalde sfeer,met zich mee, waar ik van hou. Je bent hier allemaal voor hetzelf-de doel dus dat schept een bepaalde verbondenheid. Ik vind hetleuk en ook zeer leerzaam. Niet iedereen, die hier werkt, is zoenthousioast als ik. Sommige mensen hebben functies die henniet liggen, voelen te weinig verbondenheid met de operaties onthe ground of missen hun thuisfront heel erg. Je hoort hier vaakcollega’s zeggen dat elke dag hetzelfde is. Ik kom veel buiten depoort, dat maakt mijn werk heel afwisselend en het contact metde locale bevolking geeft mij heel veel motivatie en voldoening.’ Ł

Foto collectie R.C. Hunnego.

er is zelfs een Ministry of WomenAffairs, met districtskantoren in de

provincies

Page 24: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

HISTORIE Door: Dr. F.Th.J. Godin 24

De Marine kegelclub StevigDe Marine kegelclub Stevig werd in 1900 opgericht te DenHelder door onder andere jonkheer ingenieur 1e klasseH. Rappard en officier van administratie A.W. van derWorm. In het prille begin bestond de kegelclub uit eenselecte groep van acht leden die tevens de oprichterswaren. In de loop der jaren breidde het ledenbestandzich gestaag uit met voornamelijk officieren van deKoninklijke Marine. Officieren werden echter geregeldovergeplaatst naar bijvoorbeeld Nederlands-Indiëwaardoor er veel verloop was binnen het ledenbestand.Hierdoor is geen duidelijk beeld van het totale aantalleden dat op enig moment actief was. De kegelclub danktzijn naam aan de ongedwongen sfeer en de goede onder-

linge verstandhouding tussen de leden die ervoor zorg-den dat de kegelclub ‘stevig’ bleef. Om toegelaten te wor-den tot de kegelclub hoefde men niet bij voorbaat marine-officier te zijn. Of er onderofficieren of minderen lid zijngeweest van Stevig is onduidelijk. Officieren van deLandmacht konden ook lid worden van Stevig en naast offi-cieren waren burgers ook meer dan welkom. Zo behoor-den twee burgemeesters, de directeur van de plaatselijkeHBS, een chirurg, een arts, de gemeentesecretaris, tweeinspecteurs der Rijksbelastingen en de president van deZeekrijgsraad te Willemsoord tot het ledenbestand van dekegelclub. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vormde Stevigzelfs een internationaal gezelschap door het lidmaatschapvan verschillende geïnterneerde Belgische officieren.

Kegelen, een vergetenmarinetraditieIn 2009 ontving het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) een schenking

afkomstig van de kegelclub Stevig. Zij bestond uit een aantal wedstrijdtrofeeën, zoals

wisselbekers en medailles, aangevuld met diverse documenten en foto’s. Opmerkelijk is een

clubalbum uit 1900 dat door één van de oprichters, A.W. van der Worm, is samengesteld en

waarin zich oude foto’s en aantekeningen bevonden uit de begintijd van de kegelclub.

Daarnaast zijn er enkele aanvullende notities uit 1975. Deze aanwinst biedt dan ook een fraai

inzicht in een nagenoeg vergeten traditie binnen de Koninklijke Marine: Kegelen!

Leden van de marinekegelclub Stevig. Foto genomen op 4 juni 1929 ter gelegenheid van de benoeming van jonkheer H. Rappard (midden metsnor) tot erelid (NIMH, collectie Marine kegelclub Stevig, 143, inv.nr.1)

Page 25: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

25

De kegelclub in actieDe tochtige loods van dansgelegenheid De Snaphaan aande Parallelweg te Den Helder, waar vanwege het vergun-ningsrecht geen alcoholische versnaperingen genuttigdmochten worden, werd aangewezen als het kloppendehart van de kegelclub. Stevig speelde regelmatig wedstrij-den tegen andere Helderse kegelclubs met bloemrijkenamen als: Door Oefening Hout, Poedelhaters, Slapjes en dewinkeliersclub Eén Vrije Avond. Ook nam Stevig in anderesteden deel aan kegelwedstrijden zoals in Amsterdamtegen de club Sama Sekali.1 In mei 1940 werd Stevig, zoalsveel verenigingen, door de Duitse bezetter opgeheven. Declub speelde gedurende de bezetting echter nog wel‘ondergronds’ een enkele keer een toernooi inAmsterdam. In 1955 werd de kegelclub heropgericht onder auspiciënvan de Vereniging van Marine-officieren (VMO)2. Stevigvond onderdak in de kelder van het Haagse café-restau-rant De Gouden Regen aan het gelijknamige plein en ver-huisde in 1960 naar café L’Esperance aan de Laan vanMeerdervoort te Den Haag. Een groot verschil met devooroorlogse club was dat het hernieuwde Stevig zichfinancieel zelf moest onderhouden. Gelukkig ontving dekegelclub subsidie en werd de huur van de kegelzaalbekostigd door de VMO. Van 1969 tot 1983 speelde Stevigonder de VMO-vlag een groot aantal wedstrijden tegenandere Nederlandse Marine kegelclubs zoals de TigaTeroes uit Hilversum en De Monniken uit Den Helder. DeMVO-kampioenschappen vonden bijna altijd plaats teDen Helder. Tot aan de jaren tachtig varieerde het leden-

tal van 18 tot 20 leden, maar vanaf de jaren negentigbestond het ledenbestand uitsluitend uit postactievemilitairen. In de jaren negentig verhuisde Stevig weder-om en vestigde zich in de Sociëteit De Witte te Den Haag.Door de sterke vergrijzing van het ledenbestand en destagnerende ledenaanwas liep het aantal leden sterkterug. De kegelclub heeft zich in 2009 opgeheven bijgebrek aan leden.Om deze reden besloten de resterende leden om hetarchief van de kegelclub Stevig over te dragen aan hetNIMH. De geschiedenis van deze marinetraditie is hier-mee levend gehouden en geeft een inkijk op een mar-kant stukje recreatief verenigingsleven van marine-personeel. *

Dr. F.Th.J. Godin is documentair informatiespecialist bijhet Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Noten1 Gelegenheidsbundel bij het honderdjarig bestaan van Marine

kegelclub Stevig (Den Helder) 2000.2 Aan de VMO is in 1983 het predicaat ‘Koninklijk’ verleend.3 De collectie is in te zien bij het Nederlands Instituut voor

Militaire Historie (NIMH) te Den Haag, toegang 143.

Vooroorlogse clubparafernaliamet onder andere het clubal-bum samengesteld door A.W.van der Worm in 1900 (NIMH,collectie Marine kegelclubStevig, 143)

Page 26: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

COLUMN Prof. dr. J. (Ko) Colijn is defensiespecialist, redacteur van Vrij Nederland en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam26

Tijdens de Koude Oorlog gold er om voor de handliggende redenen een haast categorisch verbod opde export van wapens aan het oostblok. Het CoCom-regime (coordinating committee) van westerseindustriële landen probeerde de kikkers in de kruiwagen te houden: er werd keurig afgesproken wiewat niet leverde en wie zich aan de afspraken onttrok kreeg een tik op de vingers. Tenminste, dat wasde bedoeling. Verder was wapenexportbeleid, afgezien van embargo’s tegen evidente schurkensta-ten, vooral een kwestie van nationale zelfbeheersing en beschaving.Nu zijn de teugels wat versoepeld. Maar de verkoop van wapens blijft een delicate zaak: de EuropeseUnie kibbelt bijvoorbeeld nog steeds over de houdbaarheid van het sinds 1989 ingestelde wapenem-bargo tegen China, Nederland leverde ooit luchtafweerradar aan Venezuela dat nu met neerschietenvan Amerikaanse gevechtsvliegtuigen dreigt en zo liggen de voorbeelden van omstreden beslissingenvoor het opscheppen.Tot verrassing van vriend en vijand shoppen de Russen nu ook op de westerse wapenmarkt en dangaat het niet om een tweedehands nachtkijkers of afgeschreven vrachtwagens. Begin maart knuffel-den de presidenten Sarkozy en Medvedev elkaar in Parijs bij een banket en beloofden elkaar ‘exclu-sieve onderhandelingen’ over de verkoop van vier Franse Mistral amfibietransportschepen. Ze zijnvergelijkbaar met de Nederlandse Johan de Wittklasse met helicopterdek, voor onze KoninklijkeMarine gebouwd bij marinewerf Damen/De Schelde in Vlissingen. Inderdaad, ook tot verrassing van

Damen zelf bleken de Russen ook in ons type geinteressseerd en wipten vorigezomer even in Vlissingen langs. Maar nu lijkt de champagne toch in Brest te gaanvloeien. De Mistrals zijn grote schepen, kunnen 16 helicopters en 70 voertuigen mee-nemen en als het moet razendsnel 900 soldaten op het strand zetten. De Russische behoefte aan dergelijke schepen kwam aan het licht tijdens de korteoorlog met Georgië zomer 2008. De heftigste reactie komt dan ook uit Tblisi. Maarook in de Baltische staten (Navo-partners!) is men ongerust en begrijpt men niets vande Franse toestemming. Is Parijs bereid om de Russen in staat te stellen

‘Normandische’ invasies en militaire operaties vanuit zee in zwakke buurlanden te plegen? Ookbinnen de rest van de Navo, waar Frankrijk vorig jaar met gejuich als de terugkerende verloren zoonwerd verwelkomd, gaan de wenkbrauwen omhoog. De Koude Oorlog is voorbij, maar warm kun jerelaties sinds de Kaukasusoorlog nu niet bepaald noemen. De Franse onderminister Lellouche ver-weert zich door te zeggen dat Frankrijk de wapens zal weglaten, en dus eigenlijk alleen ‘civiele’vrachtschepen aan de Russen zal leveren. Dat klinkt een beetje schaapachtig en hij wordt daarin nietbepaald bijgevallen door Russische scheepsbouwers, die zich verontwaardigd afvragen waarom hunregering de vette opdracht niet bij de eigen noodlijdende marinewerven plaatst. Het is intrigerend om het Franse gedrag te verklaren uit andere motieven dan geld en banen in Brest.Als Andrew Pierre’s adagium nog steeds opgaat moeten we zoeken naar diepere buitenlandspolitiekemotieven. Sarkozy reisde destijds midden in de oorlog met Georgië naar Moskou om een wapenstil-stand tot stand te brengen. Dat lukte, maar de facto moest Georgië slikken en buigen. Een Navo-lid-maatschap van Georgië ligt verder weg dan ooit. Is Sarkozy de realpoliticus die een Russische beloningontvangt voor een bemiddeling die de status quo een beetje russificeerde? Of denkt hij met de lever-antie van deze kapitale schepen juist een troef in handen te hebben om de Russische Marine eenbeetje aan het lijntje te kunnen houden? Ik kan slechts gissen, maar één ding weet ik zeker. Deze ver-koop is niet doorgesproken en afgezegend in Brussel, waar Lady Ashton een Europese buitenlandsepolitiek probeert te voeren. Miljardenopdrachten voor marineschepen zijn ‘national policy writ large’. �

miljardenopdrachten voormarineschepen zijn

‘national policy writ large’

Writ Large

Op de altijd gevoelige markt van defensiematerieel kun je niet zomaar doen

wat je wil. Foreign policy writ large - buitenlandse politiek met

hoofdletters - zo karakteriseerde Andrew Pierre deze spannende bedrijfstak

ooit. Je kunt zonder probleem tulpen of muziek van André Rieu aan de

vijand verkopen, maar voor granaten of oorlogsschepen is een

exportvergunning nodig. Zelfs aan bondgenoten kun je niet alles verkopen,

er zijn grenzen en het laatste woord ligt dan ook bij de (buitenlandse)

politiek.

Page 27: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

27BOEKEN

Het Ribbentrop-Molotov pact 1939.Prelude tot de TweedeWereldoorlog

Auteurs: E. VermaatUitgever: uitgeverij Aspekt;

Soesterberg 2009Omvang: 167 blz.Prijs: € 19,95ISBN: 9789059118058

In zijn recentste boek geeft de bekendeonderzoeksjournalist Emerson Vermaateen ontluisterend beeld van de samen-werking tussen fascisten en commu-nisten vanaf de jaren twintig tot aan deDuitse aanval op de Sovjet-Unie in1941. Gebroederlijk streden internatio-nale socialisten en nationaalsocialistentegen de democratie. Het beruchteRippentrop-Molotovpact, dat Duitslanden de Sovjet-Unie in augustus 1939sloten, vormde daarin een logischeschakel. Geen wonder dat het gros van

de communisten in West-Europa enNoord-Amerika dit verdrag, dat Hitler derugdekking gaf om de TweedeWereldoorlog te ontketenen en deSovjet-Unie in staat stelde de BaltischeStaten en Oost-Polen te annexeren, ver-dedigden. Ze schoven de schuld van deoorlog op de imperialistische groot-machten Frankrijk en Groot-Brittannië.Geen wonder ook, dat na de oorlog tal-loze nazi’s carrière konden maken in deDDR. Vermaat verpakt zijn aanklacht ineen over het algemeen aangenaamleesbaar proza. Zijn analyse komt plau-sibel over en inderdaad, de geschiede-nis van communisme en nationaalsoci-alisme bevat weinig om trots op te zijn.Toch schiet Het Ribbentrop-Molotovpactop belangrijke punten tekort. Over detotstandkoming en de betekenis vanhet verdrag is behoorlijk wat geschre-ven. Een goed voorbeeld uit hetNederlandse taalgebied is Bloed-broeders (1989) van Erik van Ree en invergelijking daarmee stelt dit boekteleur. In de eerste plaats dekt de titelde lading van het boek allerminst: hetgrootste deel van het boek gaat overallerlei andere dingen: de onttakelingvan de Weimarrepubliek, de integratie(met voorbeelden) van nazi’s in de DDR,de moord op duizenden Poolse officie-ren bij Katyn door de Sovjets, de weer-zinwekkende werkzaamheden van SS-Sonderkommando’s, holocaustontken-ning en nog veel meer. Zoals gezegd,geen fraaie zaken, maar de samenhangmet het Pact wordt lang niet altijd dui-delijk. Thematisch en inhoudelijk is ermeer overlap met zijn in 2008 versche-nen Nazis, communisten en islamisten:opmerkelijke allianties tussen extre-

misten. Het is dan ook vreemd dat hetboek deze titel draagt. Ook de ondertitelPrelude tot de Tweede Wereldoorlog blijftwat in de lucht hangen. Opmerkelijk isdaarnaast de consequent volgehoudenomkering in de naam van het verdrag.Het is een kleinigheid, maar Vermaatmaakt niet duidelijk waarom hij van dein de literatuur gangbare term ‘Molotov-Ribbentroppact’ afwijkt. Ten tweedeblijft het diplomatieke steekspel in deperiode april-september 1939 watonderbelicht. Vermaat lijkt het misluk-ken van de onderhandelingen tussenFrankrijk en Groot-Brittannië en deSovjet-Unie vooral te wijten aan de prin-cipiële onwil van Stalin. Maar wellichtwas er een andere reden: geen van dedrie mogendheden was klaar voor eenwereldoorlog en alle drie verwachtten zedat de andere twee hen te hulp zoudenkomen. Wat is er dan logischer dan eendeal te sluiten met de verwachte agres-sor om tijd te winnen? Groot-Brittanniëen Frankrijk hadden dat tot het voorjaarvan 1939 zelf ook gedaan. In het ver-lengde daarvan gaat Vermaat voorbijaan het feit dat de juist daarom vaakverguisde Britse premier Chamberlainook de aanzet gaf voor de Britse herbe-wapening die het land in staat steldezich in de zomer van 1940 de Luftwaffevan het lijf te houden, iets waarvoor hijin recentere literatuur enige lof krijgt.Het boek ademt een antitotalitairegeest. Dat is niet erg, zolang dit gepaardblijft gaan met de bereidheid nieuweinzichten op te doen. Recent onderzoeklaat bijvoorbeeld zien dat het, andersdan Vermaat, op basis van een boek uit1981 stelt, met de integratie van ex-nazi’s in de machtsstructuren van de

DDR wel meeviel; het is waar dat de SEDde naam had ‘der grosse Freund derkleinen Nazis’ te zijn en inderdaad kon-den kleine vissen, gewone partijleden,na verloop van tijd ook lid worden van deSED en carrière maken, maar in diestructuren die er echt toe deden, name-lijk de Stasi en de Nationale Volksarmee,was hun aandeel zeer beperkt – zo verging de vriendschap nu ook weer niet.Het zou daarnaast aardig zijn geweestals Vermaat overeenkomstige cijfers uitde BRD had gepresenteerd. Ook het aan-tal in de naoorlogse structuren geïnte-greerde ambtenaren van het rechts-autoritaire Vichy-Frankrijk (1940-1944)kon wel eens hoger liggen. Niet vergetenmag worden dat ook de NAVO teruggreepop de ervaring van Duitse militairen – zijwaren de enige die daadwerkelijk tegende Russen hadden gevochten. Kennis enervaring en opportunisme verklarenbeter waarom mensen met een besmetverleden onder een nieuw bewind eennieuwe kans kregen, dan een (vermeen-de) gedeelde ideologie. Het Ribbentrop-Molotovpact eindigt met een waarschu-wing over de huidige ontwikkelingen inRusland. Hoe zorgwekkend die ook zijn,je kunt je afvragen wat ze in een studieover het Molotov-Ribbentroppact doen.En dat is eigenlijk het euvel aan ditboek: Vermaat wil te veel kwijt, endaardoor blijft het over het algemeen teveel aan de oppervlakte. Het boek biedther en der zeker interessante inzichten,maar als studie over de totstandkomingen de betekenis van Molotov-Ribben-troppact, schiet het tekort.Floribert Baudet, Sectie Militairegeschiedenis & StrategieNederlandse Defensieacademie

ŁGeschiedenis van deAntillen

De Antillen staan in dit boek voor zesNederlandse eilanden in de Caribischezee: Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba,Sint-Eustatius en Sint-Maarten. Dezeherziene, geactualiseerde herdruk vande eerste uitgave uit 1997 plaatst defascinerende geschiedenis van de eco-logisch en economisch kwetsbareeilanden in een bredere Caribischecontext. De opzet is thematisch. Innegen hoofdstukken behandelenAntilliaanse en Nederlandse auteursonderwerpen als natuur en klimaat, deoorspronkelijke indianenbevolking, sla-vernij, Europese, Amerikaanse enAziatische invloeden, internationalebetrekkingen, de Antilliaanse cultureleen politieke identiteit, 30 mei 1969, derelaties tussen de eilanden onderlingen migratiestromen binnen de regio ennaar Nederland. Per hoofdstuk gevenillustratieve teksten meer inzicht ininteressante of controversiële onder-werpen of personen, zoals het natuur-geweld van orkanen, de opstand vanTula, de ‘Golden Rock’ Sint-Eustatius,het interneringskamp op Bonaire tij-dens de Tweede Wereldoorlog, de strijdom het Papiaments, ‘Papa’ Godett en

Betico Croes. Tot op heden beheerst hetkoloniale verleden de politieke, econo-mische en culturele banden tussen deAntillen en Nederland en de eilandbe-woners onderling. Etniciteit, kleur- enklassentegenstellingen verzuilden demaatschappij. De Nederlandse bena-mingen ‘West-Indië’ (waartoe ook welSuriname werd gerekend) of de kolonie‘Curaçao (en onderhorige eilanden)’suggereerden een eenheid die nooitheeft bestaan. Sinds de kunstmatigebestuurlijke samenvoeging in 1845met Curaçao als centrum werd regel-matig de wens tot lokale autonomie endecentralisatie geuit. Bij de invoeringvan het Statuut in 1954 werden deNederlandse Antillen toch, ondanksverzet van Aruba, één autonoom landbinnen het Koninkrijk. De revolte vanmei 1969 op Curaçao gaf uiteindelijkde aanzet tot de status aparte vanAruba in 1986. Nederland streefdedaarna naar verdergaande dekolonisa-tie, maar de Antillen wilden hier nietsvan weten. Dit jaar zal er een nieuwemijlpaal in de onderlinge verhoudingenworden bereikt als Curaçao en Sint-Maarten net als Aruba autonome lan-

den worden en de overige drie eilandenbijzondere gemeenten. Defensie zal eenrijksaangelegenheid blijven, een ter-rein waaraan dit boek – een paragraafover de Eerste en Tweede Wereldoorlogdaargelaten - , weinig aandachtbesteedt, evenals overigens aan destructurele criminaliteitsproblemen. Inzijn opzet als lees- en kijkboek is dezeuitgave zeer wel geslaagd. De verzorg-de vormgeving, het formaat en de beel-dredactie dragen daaraan bij. Hetregister wijst de weg naar talrijke per-sonen en feiten. De thematische opzetgeeft echter beperkt inzicht in de histo-rische ontwikkelingen door de jarenheen en heeft bovendien als nadeel datbepaalde onderwerpen (de bestuurspo-litiek bijvoorbeeld) in meerdere hoofd-stukken terugkomen. Ondanks dezekanttekeningen voorziet dit fraaie boekin een leemte. Er zijn namelijk weinigpublicaties die de van oorsprong zesNederlandse Antilliaanse eilanden alséén entiteit, maar met oog voor hunverschillen, beschrijven.

Anita M.C. van Dissel

Auteurs: Leo Dalhuisen, RonaldDonk, Rosemarijn Hoefteen Frans Steegh (red.)

Uitgever: Walburg Pers, Zutphen,2009

Omvang: 192 blz.Prijs: € 39,50ISBN: 978 90 5730 628 0

Page 28: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

DE MARINEFAMILIE28

Deze keer aandacht voor de familie De Wolf, een bijzondere familie omdat er maar liefst

6 familieleden de KM/Defensie dienen of hebben gediend. Zo vaak komt dit niet voor.

Ko de Wolf (pater familias)

Ko de Wolf kwam na deHBS in 1953 als adelborstop het KIM. In 1959 begonhij aan de opleiding totverbindingsofficier bij deverbindingsschool inAmsterdam. Daar ont-moette hij Els Langewen(nu mevrouw De Wolf–Langewen) die in oplei-ding was tot marvaoffi-cier. In 1961 trouwden zijen kregen vier kinderen.Twee zoons werden offi-cier bij de mariniers, eenervan trouwde met een

officier bij de KL en een dochter trouwde met een mari-neofficier. Defensie is binnen deze familie dus alomvertegenwoordigd! Ko verliet de KM in 1988 in de rangvan KLTZ en zijn laatste functie was SO zeeverkeerCZMNED.

Waarom bent u destijds naar de Marinegegaan?‘Woonachtig op Texel volgde ik mijn opleiding HBS-B inDen Helder. Je wordt dan wel met je neus op de KMgedrukt. Was het geen Marine geworden, dan was ikwaarschijnlijk naar de Kweekschool voor de Zeevaartgegaan.’

Wat is het meest van de opleiding bijgebleven?‘Wat toen "gewoon" werd geacht zou nu absoluut nietmeer kunnen. Passagieren tot 22.00 uur en bij de gratieGods (na het inleveren van een verzoek en uitsluitend inhet weekend!) tot wel 22.45 uur, ook voor de meerderjari-gen onder ons. In het oudste jaar slechts twee maal perkwartaal een vrij weekend. Een habbekrats aan zakgeld,slapen in hangmatten en voor het minste of geringstestond je in het vlaggenboek. Niet mijn prettigste tijd bijde baas.’

Uw vrouw heeft bij de marva’s gediend, hoe verliep dat? ‘Els wilde na school wel wat anders dan een kantoorbaanin Meppel en ging in 1957 bij de marva, in die tijd eenkorps van zo’n 300 vrouw en uitsluitend walfuncties ineen beperkt aantal dienstvakken. Zij werd codeur-telexisten vond dat een prachtbaan. Officieren werden gerecru-teerd uit marva’s die het goed deden. Els ging in 1959 deofficiersopleiding in. Toen wij in 1961 trouwden kreeg zijautomatisch ontslag; marva’s die trouwden moesten eruit. Een korte marinecarrière dus. Het missen ervanduurde maar kort: ze wilde graag veel kinderen en heeftvan haar gezin met 4 kinderen genoten.’

Welke plaatsingen heeft u gehad; was u veelweg van huis en hoe ervoer het thuisfront dat?‘Ik heb op alle types schepen gevaren die de KM in mijntijd had behalve onderzeeboten, dus mijnenvegers t/mHr.Ms. Karel Doorman. Walplaatsingen waren vooral staf-banen, tweemaal marinestaf en tweemaal CZMNED. Eeninteressante tussenstop was de functie van EO/KIM.

De horde Wolven. Foto collectie K. de Wolf

SADBZ Ko de Wolf (1956)

Page 29: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

29

Marineofficieren woonden in hun jonge jaren bij elkaarin de wijk. Men wist niet beter of de mannen waren veelweg. Mijn oudste zoon werd geboren tijdens mijn verblijfin Nieuw-Guinea. Bij de geboorte van mijn andere kinde-ren was ik thuis, maar dat was toeval want ik had welvarende plaatsingen. De langste was op Hr.Ms. De ZevenProvinciën, twee jaar als VO en twee als SOV/eskader.Mijn vrouw draaide op voor de opvoeding van de kinde-ren en dat zal lang niet altijd zijn meegevallen want debetaling was in die tijd bepaald scharrig.’

Welke plaatsing maakte op u de meeste indruk?‘Dat was de anderhalf jaar op Hr.Ms. Kortenaer in Nieuw-Guinea. Het schip is in die periode behoorlijk in touwgeweest: ernstpatrouilles in de Radjah Ampat, gevechtenmet Indonesische eenheden, het overbrengen van krijgs-gevangenen parachutisten en een maand dokperiode inHong Kong, waar we een wandluizenplaag opdeden.Tenslotte de thuisreis met interessante havens onderweg.

Hoe vond u destijds de werkdruk en heeft u weleens overwogen de KM te verlaten?‘Het woord werkdruk bestond in die tijd nog niet. Als iknu mensen hoor klagen over een te hoge werkdruk, krab-bel ik nog wel eens achter mijn oren. Wij waren 24 uurvan de dag beschikbaar en zo hoorde het ook. Ik kreegeen keer een baan aangeboden waar ik wel oren naarhad. Uiteindelijk is het niets geworden en daar ben iknog steeds blij mee.

Wat vindt u van de huidige Marine?‘Dat vroeger alles beter was, dat is niet zo, maar het waswel anders en dat paste in die tijd. Hoewel ik nog steedsin Den Helder woon en regelmatig met de jongens overde Marine praat, vrees ik dat ik weinig zicht heb op dehuidige KM en de gevolgen van de reorganisaties. Een

ding is zeker: de accommo-datie aan boord en de beta-ling zijn aanzienlijk beterdan in “onze tijd”. Dattwee van mijn zoons bij deKM zijn terechtgekomenvind ik prima. Of ik daarveel invloed op heb gehadmoeten ze zelf maar zeg-gen. Ik heb het ze in elkgeval niet afgeraden.

Zijn de De Wolven eenechte Marinefamilie?‘Als wij het niet zijn, wiezijn het dan wel?!’

Joost de Wolf

Zoon Joost trad in 1981 in dienst als adelborst bij demariniers. Hij is LNTKOLMARNS en is momenteel uit-wisselingsofficier bij de Franse Marine (FRMARFOR).

Vanwaar de keuze voor de Marine? Heeft uwvader hierop invloed gehad‘Ik wilde graag een baan met veel afwisseling, werkenmet mensen en sport. De praktische opleiding tot officierder mariniers in Doorn is me van mijn opleiding hetmeest bijgebleven. Natuurlijk heeft mijn vader invloedgehad op mijn keuze voor de Marine, door hem heb ik deMarine in mijn jeugd van vrij dichtbij gezien. Eerlijkgezegd was hij destijds niet zo blij met mijn keuze voorde mariniers!’

Welke plaatsingen heeft u tot nu toe gehad, wasu veel van huis?‘Ik ben begonnen met plaatsingen bij eenheden inDoorn, heb relatief veel gevaren op de vloot en heb tweekeer een term in de West meegemaakt. De eerste termwas voor mij bijzonder: ik begon als pelotonscomman-dant van het verkenningspeloton en eindigde als com-pagniescommandant. De laatste jaren verliepen watanders: ik ben ‘uitgeleend’ aan de Franse Marine en hebnu een lange plaatsing van ruim 5 jaar in Toulon bij deFranse Marine in een amfibische staf. In het begin was ikveel van huis, zo’n 8 maanden per jaar. In de laatste 8jaar minder. Ik ben wel regelmatig weg maar voor korteperiodes van maximaal 2 maanden.’

Wat vindt u van de huidige Marine?‘Ik denk dat we trots kunnen zijn op een modern bedrijfwaarin we ons gelukkig mogen prijzen met gemotiveerdpersoneel dat hart voor het bedrijf heeft. Soms heb ik hetidee dat we een beetje vergeten zijn dat de mensen eenbedrijf maken en dat we ons te veel richten op het mate-rieel.’

Wel eens overwogen om de Marine te verlaten?‘Ja, dat heb ik wel eens gedaan vooral bij de overgangnaar staffuncties. Daar was ik om eerlijk te zijn niet voorbij de KM gekomen.’

Joost de Wolf en familie. Foto collectie K. de Wolf

Ko op de KVMO veteranendag2009. Foto: L. v.d. Biessen

Page 30: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

DE MARINEFAMILIE familie De Wolf30

Vindt u de familie De Wolf een Marinefamilie?‘Als ik het vergelijk met de Franse marinefamilies eigen-lijk niet. Veel van die families leveren al tientallen jarenmensen aan de Marine en hebben een manier van levendie aan de Marine is aangepast. In Frankrijk worden 160vaardagen per jaar als heel normaal beschouwd en zijnplaatsingen altijd 2 jaar. Deze families, die vaak eengroot aantal kinderen hebben (zes is heel gewoon) rich-ten zich op de Marine en op de andere marinefamilies enhechten zich nauwelijks aan de omgeving. Dat is bij onstoch anders. Omdat de meeste leden van onze familie bijDefensie werken, schept dat natuurlijk wel een band.’

Jacco de Wolf

Zoon Jacco trad in 1987 aan bij de KMA maar dientsinds 1994 ook bij het Korps Mariniers. Zijn huidigerang is MAJMARNS en hij volgt de Hogere DefensieVorming (HDV) 06.

Vanwaar deze omweg?‘Defensie, het Korps in het bijzonder, leek en bleek eenmooie combinatie te bieden van leiding geven aan gemo-tiveerde mensen, persoonlijke ontwikkeling en fysiekebelasting. Wegens een blessure werd ik in 1987 echterniet door het Korps geselecteerd en ben toen naar deKMA gegaan en cavalerieofficier geworden. Als luitenantben ik in 1994 alsnog overgestapt naar het KorpsMariniers.’

Wat is u het meest bijgebleven van de officiers-opleiding?‘Mijn opleiding tot officier volgde ik op de KMA. Daar isme vooral van bijgebleven de voortdurende worstelingbinnen de organisatie tussen academische vorming, per-soonlijke vorming (corps) en militaire opleiding. Tijdensde omscholing op het KIM heb ik gedurende vier maan-den door wat academische hoepels gesprongen. Ik hadniet de indruk dat de ‘worsteling ‘ op het KMA aan hetKIM voorbijging; het lijkt me eerder dat die nog tot dedag van vandaag voortduurt.’

Heeft uw vader invloed gehad op uw keuze omnaar de Marine te gaan?‘Ik denk het wel, vooral omdat mijn vader altijd zo’nbevlogen officier is geweest. Aan de andere kant heeft

mijn vader onsaltijd voorgehou-den vooral eeneigen keuze temaken en was hijdestijds nietenthousiast overons idee over eenloopbaan bij hetKorps.’

Welke plaatsingen heeft u tot nu toe gehad?‘Ik ben commandant geweest van verschillende pelotons,ook bij de KL, van een compagnie en een veldhospitaal.Naast de gebruikelijke berg- en wintertraining cycli hebik 5 uitzendingen meegemaakt in verschillende functies,naar Bosnië, Albanië, Eritrea, Irak en Afghanistan, varië-rend van 3 tot 6 maanden. Ik heb verschillende staffunc-ties op bataljonsniveau, op het hoofdkwartier en bijDefensiestaf vervuld en heb een jaar mogen studeren aande Expeditionary Warfare School , van de USMC inQuantico, VS. Op dit moment studeer ik aan hetInstituut Defensie Leergangen (IDL) in de HDV.’

Wat vindt u van de huidige Marine?‘De werkdruk is defensiebreed over het algemeen nogalhoog, hoewel deze niet altijd gelijkelijk over alle schou-ders wordt verdeeld. Bij mariniers valt op dat de wal-plaatsingen in de subalterne rangen dun gezaaid zijn.Voor mij geen probleem maar jongere collega’s ervarendat vaak anders.. Ik vind de KM een fantastische organisa-tie waar ik graag voor werk. Hoewel mij wel een paaraanbiedingen zijn gedaan heb ik nooit echt overwogenom de Marine te verlaten. Ik vind wel dat de KM erg inzichzelf is gekeerd, terwijl mijn overtuiging is datNederland te klein is voor vier strikt gescheiden krijgs-machtdelen. Het doorvoeren van efficiëntie denken heeftnegatieve gevolgen voor de effectiviteit, de sfeer en colle-gialiteit. Daar heb ik vaak discussies over met collega’s.Ondanks alle kritiek op de organisatie en de politiek,geloof ik in Defensie en de KM in het bijzonder.’

Is de Marine ‘het’ onderwerp in de familie en ishet een echte marinefamilie?Met mijn vrouw Nicole (KL officier) heb ik het meestalover Defensie in het algemeen, met Pa heel vaak over dehuidige Marine. Die wordt echter voor hem steeds min-der herkenbaar. Mijn opvoeding stond voor een grootdeel in het teken van de Marine. Ik ben opgegroeid inDen Helder, sportte bij Zeemacht, Animo en het halvemarinebolwerk Hermes en we waren als gezin altijd ergbetrokken bij het werk van mijn vader. In die zin zijn deDe Wolven absoluut een marinefamilie.’

Nicole de Wolf-Fabricius

Nicole, gehuwd met Jacco en dus een schoondochter vanKo, kwam in dienst bij de KL in 1990. Haar huidige rangis Majoor KL, en zij is commandant 11 Bevoorradings-compagnie 11 Luchtmobiele Brigade. Zij is één van de 20 vrouwelijke militairen met een rode baret.

Vanwaar de keuze voor defensie?‘Ik wilde graag leidinggeven maar ook meteen gerichteen opleiding volgen voor een specifiek beroep. Om tewerken binnen een mannenorganisatie sprak mij ooksterk aan. Ik heb eerst gesolliciteerd bij de Marine maarben uiteindelijk aangenomen op de KMA en officiergeworden bij de Aan- en afvoertroepen, nu deel uitma-kend van het regiment bevoorrading en transport.’

Jacco & Nicole. Foto: collectie K. de Wolf

Page 31: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

marineblad | maart 2010

31

Hoe was de officiersopleiding? ‘Ik denk dat de ervaringen op de KMA en op het KIMelkaar niet veel ontlopen maar mijn beste herinneringenheb ik wel aan de activiteiten van het corps; de contactendie je daar legt blijven waardevol voor de rest van jeleven.’

Kunt u wat vertellen over de plaatsingen die utot nu toe heeft gehad?‘Ik ben begonnen als pelotonscommandant en heb ver-volgens staffuncties vervuld op bataljons en brigadeniveau, ook een functie gehad bij HQ ARRC. Daarna benik hoofdbegeleider geweest van de logistieke officiersop-leiding (vergelijkbaar met mentor POTOM). Naast hetoefenschema heb ik drie uitzendingen gedraaid varië-rend van 4 tot 6 maanden. Momenteel ben ik comman-dant van de bevoorradingscompagnie van de luchtmobie-le brigade. Dit kost heel veel energie maar geeft ookenorm veel voldoening.’

Hoe ziet u met uw achtergrond zaken als werk-druk, de vaar/wal verhouding en de bezuinigin-gen?‘Als landmachtofficier kijk ik anders tegen de Marine aandan mijn schoonfamilie. Ik let op verschillen met mijneigen krijgsmachtonderdeel en probeer vergelijkingen temaken. Soms wint de Marine, meestal niet. Beide krijgs-machten hebben veel ingeleverd in het kader van bezui-nigingen en efficiëntie overwegingen. De acceptatie vaneen hoge werkdruk en de sfeer worden hierdoorgeschaad. De werkdruk is binnen Defensie erg hoog. DeMarine is, denk ik, misschien minder frequent maar welveel langer van huis dan ik bij de KL gewend ben. Decombinatie van twee krijgsmachtonderdelen binnen 1 huis werkt niet in het voordeel van onze vaar/wal ver-houding! Toch is Defensie en met name de Landmacht voor mij deideale werkgever al heb ik wel eens kritiek. Ik ben echtlandmachtofficier in hart en nieren. De diversiteit enafwisseling in functies en verantwoordelijkheden zijnongekend. Ik zou zo snel niet weten waar ik zo veelarbeidsvreugde zou kunnen vinden.’

Hoe is het om als landmachtofficier binnen dekring te verkeren van een schoonfamilie die zomarine-minded is?‘Wanneer ik bij mijn schoonfamilie ben gaat het natuur-lijk heel vaak over de Marine maar net zo goed overDefensie in zijn geheel. Mijn schoonvader wil graag vande huidige ontwikkelingen op de hoogte blijven en zijnervaringen met ons delen. Veel ontwikkelingen gaan ingolfbewegingen en hij heeft in zijn tijd soortgelijke bewe-gingen meegemaakt. Dat is interessant. Er gaat geenfamiliebezoek voorbij of Marine en Defensie worden inhouse gereorganiseerd. Het is heerlijk om daar in familie-kring over te kunnen praten. Mijn schoonfamilie is eenechte marinefamilie, naast de familieband is dat wat henbindt. Ik voel me echter als landmachtofficier absoluutniet buitengesloten. Misschien is een ‘militaire familie’een betere benaming.’

Cor Zendman

Schoonzoon Cor (wiens vader ook bij de KM heeftgediend) is getrouwd met dochter Margré de Wolf. Hijkwam in 1980 in dienst bij de Marine en is nu KLTZ/seni-or beleidsadviseur/afdeling bestuursondersteuning CZSK.

Hoe kwam u er toe om voor de Marine te kie-zen? ‘Ik koos voor de Marine want ik wilde de wereld zien!Mijn eigen vader heeft veel invloed gehad op mijn keuzedoor zijn verhalen uit zijn marine/koopvaardij tijd.’

Kunt u wat over uw ervaring op het KIM en overlatere plaatsingen vertellen?‘De saamhorigheid tussen adelborsten en het leven rond-om de studie op het KIM zijn me uit de beginperiodevooral bijgebleven. Varendeplaatsingen had ik als wachts-officier, navigatie-officier,hoofd operationele dienst,staff navigator en eerste offi-cier. Ik heb op veel verschillen-de schepen mogen varen:zoals Hr.Ms. Banckert, Jacobvan Heemskerck, Kortenaer,Van Galen en Tjerk Hiddes.Mijn plaatsing als eerste offi-cier op de Hr.Ms.Rotterdamheeft door operatie UNMIL(Liberia 2003/2004) de meesteindruk gemaakt. De langstevarende plaatsing was 7 maan-den. Mijn gezin kon daarprima mee omgaan.Walplaatsingen had ik als instructeur, doctrine ontwikke-laar, liaisonofficier USN en beleidsadviseur.Met mijn gezin ben ik twee maal drie jaar in het buiten-land geplaatst geweest (Engeland en VS). Alles bij elkaarkan ik zeker stellen dat de Marine mij in de afgelopenjaren voldoende arbeidssatisfactie en afwisseling heeftgegeven.’

Wat vindt u van de huidige Marine?De KM blijft operationeel een zeer zinvolle bijdrage leve-ren aan het Nederlandse veiligheidsbeleid. De druk vancontinue bezuinigingsrondes en reorganisaties vraagtwel veel van de motivatie van het personeel.

Een trouwfotovan Margré enCor Zendman.Collectie K. deWolf

Koopvaardijkanonnier 3 ZMJ.P. Zendman (1953)

Page 32: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

32 BOEKEN

De militaire operatiesvan de TweedeWereldoorlog. VanAnzio tot Zitadelle.

Auteur: G.J.M. KellnerUitgever: Aspect, Soesterberg

2009ISBN: 9789059114975Prijs: € 29,95Omvang: 640 blz geïllustreerd

Hier is monnikenwerk verricht. Maarhet is de vraag of we monniken nognodig hebben in het internettijdperk. Inzeshonderd pagina’s passeren in ditboek een onwaarschijnlijke hoeveelheidgeallieerde, Duitse en Japanse militai-re operaties uit de Tweede Wereldoorlogde revue. Vrijwel alle bekende en onbe-kende grootschalige gevechtsoperatieszijn opgenomen, zowel van het weste-lijke front, het oostfront, als de strijd inde Pacific en daarnaast nog velelogistieke-, misleidings- en ondersteu-nende operaties. Bij elk van die opera-ties wordt de begindatum genoemd,gevolgd door een korte beschrijvingvan het (gevechts)verloop. Maar al snelblijkt dat het de auteur niet te doen isgeweest om de beschrijvingen van dieoperaties, noch om het verband tussen

die operaties, noch om hun gevolg,noch om hun betekenis. In Van Anziotot Zitadelle. De militaire operaties vande Tweede Wereldoorlog heeft de auteurzoveel mogelijk militaire operatiesalfabetisch willen inventariseren, aande hand van hun codenamen.Het thema van de relatie tussen mili-taire operaties en hun codenamen is opzich heel boeiend. Codenamen wordengebruikt als verwijzing naar gebeurte-nissen, locaties en personen diegemaskeerd dienen te worden; om wareintenties geheim te houden, of voor hetgemak, bij gebruik ervan door eigeneenheden. Er kan zeer verschillend meeworden omgegaan. De geallieerdenhebben tijdens de Tweede Wereldoorlogzo veel mogelijk getracht inhoudelijkerelaties tussen daadwerkelijke opera-ties en de codewoorden ervoor te ver-mijden, met het oog op zowel mislei-ding als veiligheid. Deze ontkoppelingvan de codenaam en de aard van deoperatie kon onbedoelde en zelfs ironi-sche gevolgen hebben. De opening vande Scheldemonding in 1944 werd aan-geduid als Operation Cinderella.Daardoor stierven duizenden Canade-zen in naam van Assepoester. Dit soortzaken dreef Winston Churchill totrazernij. Op 8 augustus 1943 schreefhij al:

‘Operations in which large num-bers of men may lose their livesought not to be decided by code-words that imply a boastful andover-confident sentiment, such as“Triumphant,” or conversely, whichare calculated to invest the planwith an air of despondency, suchas “Woebetide” and “Flimsy.” …Intelligent thought will alreadysupply an unlimited number ofwell-sounding names that do notsuggest the character of the ope-ration or disparage it in any wayand do not enable some widow ormother to say that her son was kil-

led in an operation called“Bunnyhug” or “Ballyhoo.”

De Duitsers lijken op hun beurt tijdensde Tweede Wereldoorlog een minderstrikt onderscheid te hebben gemaakttussen militaire operaties en de code-namen ervoor. Zij kenden daardoor weerhele andere problemen. Geallieerdeintelligence-officers konden soms bijnaraden wat was bedoeld met een code-woord. De aanduiding voor de VerenigdeStaten is Samland geweest, naar UncleSam. Engeland kreeg de codenaamGolfplatz. Het bestaan van radar werdverborgen achter namen als Heimdall(een god die ver kan zien) of Wotan (eeneenogige god). Operation Seelöwe wasde verwijzing naar de geplande invasievan Groot-Brittannië, dat leeuwen inhet wapen heeft. Operation Wacht amRhein werd zo genoemd omdat het pre-cies het omgekeerde suggereerde vanwat het eigenlijk was, namelijk eengrote offensieve operatie. Weinig subtielen verhullend allemaal. De relatie tus-sen het verlenen van codewoorden ende betrokken militaire operaties raaktkortom boeiende thema’s; waarondermisleiding, geheimhouding, spionage,commandovoering en legitimering vanmissies. Juist over dergelijke zaken reptVan Anzio tot Zitadelle echter nauwe-lijks. Ook over wat precies een militaireoperatie is blijft het opmerkelijk stil. Devraag alleen al of men een ‘militaireoperatie’ zomaar gelijk mag stellen aaneen Aktion, Fall, Unternehmen, Plan,Führerweisung of Operation, had veelmeer aandacht verdiend. Het heeft alle-maal te maken met de oorsprong vandit boek. Dat heeft vooral een persoon-lijk doel gediend. De auteur geeft in deinleiding eerlijk toe dat hij werd gecon-fronteerd met een ontwrichtende hoe-veelheid operatienamen. Daarom heefthij getracht er via een alfabetische lijstenig overzicht in te verschaffen, omgreep te krijgen op de materie, voorzichzelf. Het nettoresultaat is dat Van

Anzio tot Zitadelle niet is geschrevenmet het oog op de lezer. Dat wreekt zichop elke pagina. Het boek is eigenlijk eenlange lijst met operatienamen, zonderinhoudelijk verband, met nauwelijkskruisverwijzingen, met gemiddeld nietmeer dan een halve pagina metbeknopte kanttekeningen en zonder lite-ratuurverwijzingen per operatie. Eenencyclopedische naslagwerk als dit hadmeerwaarde kunnen hebben, als hethad kunnen dienen als opmaat voorverdere studie. Dat is nu niet het geval.De operaties zijn ook niet thematisch,chronologisch of naar strategischesamenhang gegroepeerd. Aan hetgebruik van heldere kaarten om samen-hang of dwarsverbanden te verschaffenis evenmin gedacht. De lezer kan nieteens zoeken op jaartal, gebied, com-mandant of eenheden. Het boek is infeite een alfabetische register, van eenboek dat ontbreekt. Het leidt tot para-doxale situaties. Je moet de codenaamvan de operatie eigenlijk al kennen, wilje er vervolgens iets summiers overkunnen vinden, dat je hoogstwaar-schijnlijk allang wist, omdat je deobscure operatienaam ook al kende. Deinhoud laat jammer genoeg ook wel watte wensen over. Wanneer we in VanAnzio tot Zitadelle de operaties opslaandie Nederland betreffen, springen slor-digheden in het oog. De auteur stelt zelfgeen wetenschappelijk werk te hebbenwillen schrijven. Hem stond een boekvoor ogen voor liefhebbers. Maar welkeliefhebber, behalve de auteur, beleeft erplezier aan zeshonderd pagina’s metnamen van militaire operaties, voorzienvan te weinig en slordige informatie, die– laten we eerlijk zijn – op internet min-stens zo goed is te vinden?

Henk de JongNLDA / Sectie Militaire Geschiedenis

Ł

De Lombok expeditievan 1894

De Lombok-expeditie was, gemetennaar de tijdsduur, een van de bloedig-ste expedities in onze kolonialegeschiedenis. De officiële reden voorde expeditie was de hulp aan de zwaaronderdrukte Sasaks door de heersendeBalinese minderheid. Belangrijkerechter was dat een halt moest wordentoegeroepen aan toenemende expan-

sie van het Lombokse vorstenhuis dateen bedreiging ging vormen voor hetIndische gouvernement.De expeditie bestond uit twee delen,de 1e expeditie die duurde van 13 juni

tot 26 augustus 1894 met als resul-taat dat het KNIL vernederend werdverslagen. De ‘verraderlijke overval’op het KNIL maakte een golf vanvaderlandsliefde los in zowel Neder-lands-Indië als het moederland. Denederlaag moest worden gewroken entijdens de 2e expeditie van 2 septem-ber tot 24 december 1894 werd ordeop zaken gesteld en de macht van hetLombokse vorstenhuis gebroken.Men vond de overwinning dermatebelangrijk dat hiervoor niet een gespvoor het Expeditiekruis werd ingevoerdmaar een aparte onderscheiding: hetLombokkruis. In het boek wordt uitge-breid ingegaan op de ontwikkelingvan dit kruis en de verschillen met dekruizen van particuliere slag. De expe-ditie leverde ook een groot aantalKoninklijke onderscheidingen op. Alle

toegekende onderscheidingen wordenbeschreven en afgebeeld alsmede denamen van de gedecoreerden.Aandacht wordt ook besteed aan demonumenten en begraafplaatsen dieter ere en nagedachtenis aan degesneuvelden werden opgericht enaan latere herdenkingen. In het laat-ste hoofdstuk wordt tenslotte inge-gaan op de befaamde schatten vanLombok die ruim 100 jaar na de expe-ditie nog voor de nodige beroering zouzorgen. De samenstelling van de troe-pen alsmede de namen van de officie-ren zijn verwerkt in de bijlagen.

Het boek is te bestellen bij de secretaris van de vereniging [email protected]. Borgeld

Auteur: J.R. van der NeutUitgever: Vereniging SRO Zeist,

2010ISBN: 978-90-9025053-3Prijs: € 39,50 + verzend-

kosten à € 3,50Omvang: 220 blz geïllustreerd

Page 33: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

Thema-avond Maritieme Visieen de Brede Heroverwegingen

Wanneer 25 maart 2010 19.00 – 21.00 uurWaar Marineclub Den HelderVoor wie KVMO-leden in de Regio Noord en jonge officieren/adelborstenTenue gepast burgerAanmelden stuur een mail naar [email protected]

• Hoe verhoudt de Maritieme Visie zich tot de Verkenningen en de Brede Heroverwegingen?

• Wat zijn de risico’s van de Brede Heroverwegingen, maar ook: waar liggen de kansen?

• En last but not least: hoe ziet de toekomst van onze Marine eruit?

KLTZ J. de Jonge verzorgt op 25 maart a.s. een boeiende presentatie over dit thema. Na de

presentatie is voldoende ruimte voor discussie en de avond wordt afgesloten met een borrel.

Het CZSK heeft met de Maritieme Visie 2030 een duidelijk beeld gegeven van de toekomstvisievoor het militair maritiem optreden. Deze visie is vanuit het CZSK de bijdrage voor deVerkenningen “Houvast voor de Krijgsmacht in 2020-2030”. Als gevolg van de economische crisisraakte Nederland ondertussen in financieel zwaar vaarwater. Overheidsbreed wordt naar bezuini-gingsmogelijkheden gezocht en ook de Defensieorganisatie wordt, in het kader van de BredeHeroverwegingen, door de werkgroep 20 “Internationale Veiligheid”, maar ook door werkgroep 13 “Internationale samenwerking” onder de loep genomen. Daarbij rijzen de volgende vragen:

33KVMO

Page 34: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

Jeneverkruis LTZAR 2 OC KMR G.A. CrollDoor een gesprek met KTZA b.d. P. van Sprang kwam devraag van de heer Croll naar boven waarom hij eigenlijknooit het jeneverkruis had ontvangen. Toevallig was zijngesprekspartner iemand die wel een beetje de weg weetbinnen de Koninklijke Marine en wat bleek: hetjeneverkruis was wel toegezonden naar zijn toenmaligewoonadres, maar daarna geretourneerd omdatbetrokkene niet meer op dat adres woonachtig was.

Kortom; met medewerking van de KM (i.h.b. de heerGortworst) is een en ander zeer snel gerepareerd en ditheeft geresulteerd in een uitreiking van het jeneverkruisop vrijdag 20 januari 2010 in het ziekenhuis SintAntoniushove in Leidschendam. Het CV van LTZAR 2 OCKMR G.A. Croll is slechts van beperkte omvang; hij is op 6 mei 1980 opgekomen in werkelijke dienst als aspirant

reserve-officier arts. Op 1 juli 1980 is hij bevorderd totluitenant-ter-zee arts der 2e klasse en op 1 juli 1982 tot 2eklasse oudste categorie. Tijdens zijn aktieve diensttijd washij geplaatst op het Koninklijk Instituut voor de Marine teDen Helder van mei 1980 tot juni 1980 en daarna bij hetMarinehospitaal te Overveen van juni 1980 tot september

1981. Momenteelwerkt LTZAR 2 OCKMR Croll als KNOarts Hoofd/Halschirurg in hetMedisch CentrumHaaglanden DenHaag en inLeidschendam.

Gedachtenisruimte in gebruik genomen

Prof Kooy symposium

Onlangs is in de Traditiekamer van de Marinelucht-vaartdienst op het Maritiem Vliegkamp De Kooy in DenHelder een Gedachtenisruimte in gebruik genomen. Het initiatief hiervoor is afkomstig van de StichtingVrienden van de Traditiekamer MLD.

In deze sfeervolle ruimte ligt in een vitrine, met als decor eenglas-in-lood paneel, een ingebonden versie van de GedenkrolMLD ter inzage, waarin op de voorliggende datum wordtaangegeven wie er op deze dag in de afgelopen eeuw bij eenluchtvaartongeval om het leven is gekomen. Sedert 1918 gaathet om 620 personen. De Gedenkrol is het resultaat vanjarenlang speurwerk in allerlei archieven en bronnen doorkapitein-luitenant ter zee Jos Rozenburg, waarbij met namekapitein-luitenant der zee b.d. Ivan Krijns hem de afgelopen

jaren bij dit monnikenwerk assisteerde. De glas in loodpanelen, die de gedachtenisruimte sieren, zijn afkomstig uitde voormalige longroom van het MarinevliegkampValkenburg. De Gedenkrol MLD vormt tevens de basis voorde namen die zullen worden ingebeiteld op de MLD-zuilenvan het Zuilenmonument op de vliegbasis Soesterberg nabijhet monument van de Koninklijke Luchtmacht. Devoorzitter van de Stichting Vrienden van de TraditiekamerMarineluchtvaartdienst, commandeur b.d. Anne van Dijk, issamen met eerder genoemde onderzoekers druk doende omalles in goede banen te leiden. De onthulling van ditmonument zal naar verwachting op 27 mei a.s. plaatsvinden. Aanbevelenswaardig is om de juiste datum daarvante raadplegen op de website www.traditiekamerMLD.nl waarook de Gedenkrol MLD is opgenomen.

Op 14 april 2010 vindt voor de negende keer het Prof Kooysymposium plaats. Dit symposium wordt georganiseerddoor het Koninklijk Instituut van Ingenieurs KIVI NIRIA insamenwerking met TNO en APA (de vereniging voortechnische officieren van de Koninklijke Landmacht). Dit jaar onder de titel: RUIMTE VOOR VEILIGHEIDRuimtevaarttechnologie staat opnieuw in de belangstellingvan Defensie. In de toekomstverkenningen van Defensie isin 2009 uitgebreid aandacht besteed aan dit onderwerp. Erworden in de toekomst diverse mogelijkheden voorzien ommet informatie van satellieten tot betere detectie enclassificatie te komen en nauwkeuriger te navigeren. Ookzijn er verschillende mogelijkheden voor betere, inten-sievere en betrouwbaarder communicatie. Tijdens het Kooysymposium 2010 worden de mogelijkheden voor gebruikvan ruimtevaarttechnologie van diverse kanten belicht:operationeel, technisch en vanuit industriële optiek. Hetsymposium is verdeeld in twee blokken: Beleid en Visie en

Excellente Technologieën. In het eerste blok geventopsprekers, waaronder de staatssecretaris van Defensieinzicht in hun visie over het toekomstige gebruik vanruimtevaart-technologie voor Defensie. In het tweede blokkomen een aantal in Nederland ontwikkelde technologieënaan de orde die belangrijke kansen bieden voor toekomstiggebruik in de sector. Daarnaast is er een kleine expositie vanbestaande producten. Tijdens het symposium wordt ook deKooy prijs uitgereikt aan de beste ingenieur, die vorig jaar isafgestudeerd op het gebied in Defensie en/of Veiligheids-technologie. Vorig jaar ging deze prijs naar LTZ1 ir. BjørnKerstens. Het symposium wordt gehouden bij de marine-kazerne Amsterdam en is gratis toegankelijk.Ga naar de website www.kiviniria.nl/dv voor aanmelden enmeer informatie. Volg de link naar het Kooy symposium. Deinschrijving sluit op 10 april 2010 of als het beschikbareaantal plaatsen vol is.

KVMOZAKEN34

Page 35: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

KTZ b.d. C.C.A. Vogel († 4 juni 2008)LTZ 2 b.d. F.L.A.R. Aartsen († 20 juli 2008)LTZA 3 KMR P.H. Becker († 19 mei 2009)

Mevrouw E. Canisius-de Beurs († 24 december 2009)KLTZ b.d. T. Vlothuizen († 3 januari 2010)KTZ b.d. ir. N. de Groote († 6 januari 2010)

De heer W. Drees († 9 januari 2010)Mevrouw J. Schrier-Mullié († 15 januari 2010)

KTZ b.d. C.D. José († 19 januari 2010)Mevrouw E.E. Roodheuvel-Goldstein († 27 januari 2010)

CDRT b.d. H.H.A. de Wit († 31 januari 2010)SBNAR b.d. R. Kooper († 7 februari 2010)

CDR b.d. W.G. Landzaat adjudant i.b.d. van H.M. deKoningin († 19 februari 2010)

KTZT b.d. M. Flameling († 25 februari 2010)

In deze rubriek stond in het vorige Marineblad een zeer storende fout. In plaats van KTZ b.d ir. N. de Groote stond aange-geven dat mevrouw T. de Groote-van Hazel was overleden. De redactie betreurt deze fout zeer en biedt hierbij de familiehaar oprechte excuses aan.

De Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

Ere-leden:KTZT b.d. ir. S.J.J. Hoffmann KTZA b.d. drs. G. Brand LTZSD 1 b.d. K.G. Spaans KOLMARNS b.d. A.H.P. Knoppien KTZ b.d. L.J.M. Smit KTZA b.d. drs. T.G.D. Steenbeek

Hoofdbestuur:Voorzitter:KLTZA R.C. Hunnego Vice-voorzitter:LNTKOLMARNS H.J. Bosch bc Secretaris:LTZA 2 OC drs. T.R. Timmerman Penningmeester:KTZA drs. M. Koopman

Namens Regio NoordLTZE 1 ing. F.J.J. Schoonhoff Namens Regio MiddenKLTZ K.F.J. Henkelman Namens Regio ZuidMaj (KL) b.d. P. van der Laan Namens Werkgroep PostactievenKTZA b.d. P.J.G. van Sprang Namens Werkgroep KMR’sLTZA 2 OC KMR mr S. Boeke Namens Werkgroep JongerenLTZE 2 OC dr. ir. W.L. van Norden

Regiobesturen:Noord:LTZE 1 ing. F.J.J. Schoonhoff LTZE 1 mw. J.S.I. Bisdonk LTZVK 2 OC b.d. H.T. van Wilgenburg

LTZSD1 b.d. mw. A.L.P. Vrijburg LTZE 2 OC dr. ir. W.L. van Norden

Midden:KLTZ K.F.J. Henkelman KTZA b.d. P.J.G. van Sprang KLTZE ir. W.W. Schalkoort LTZA 2 OC N.H. van de Pol LTZE 1 ir. H.J. Jutte

Zuid:KLTZSD b.d. H. Willems Maj KL b.d. P. van der Laan LTZA 1 mw. A.S.A. de Vries KLTZA b.d. P.A. Brons (postactieven)

Caribisch Gebied:LNTKOLMARNS H.J. Bosch bc LTZ 1 drs. F.J. Jansen

Adres secretariaat:Wassenaarseweg 22596 CH Den HaagT : 070-3839504F : 070-3835911E : [email protected] : www.kvmo.nl

De KVMO heeft een samen-werkingsverband met Onderlinge Bijstand (www.onderlingebijstand.nl). Voor nadere informatie of het verkrijgen van aanvraag-formulieren kunt u contact opnemen met het secretariaat

Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming en wensen hen veel sterkte toe.

Het hoofdbestuur van de KVMO heeft de droeve plicht u in kennis te stellen van het overlijden van:

KVMO.

marineblad | maart 2010

35

Regio-activiteiten 2010

Regio Midden

Samenkomst met borrel na aflooplocatie : Coffeecorner Frederikkazerne

gebouw 35, Den Haagtijd : 17.00 uur

13 april 11 mei

Regio Zuid

Koninginneborrellocatie : De Merelhoeve aanvang : 13.00 uur, georganiseerd door KVMO

Regiovergadering leden KVMO (behandeling beschrijvingsbrief)locatie : Marinekazerne Vlissingen aanvang : 14.00 uur, georganiseerd door KVMO

Barbecuelocatie : De Merelhoeveaanvang : 18.00 uur, georganiseerd door KVMO

25 april

6 mei

28 mei

Regio Noord

Lezing Maritieme visie 2030locatie : Marineclub aanvang : 19.00 uur

Heildronk i.v.m. verjaardag H.M.locatie : Marineclub aanvang : 11.30 uur, georganiseerd door de KVMOtraditioneel Indonesisch buffet na afloop

25 maart

30 april

Voor de activiteiten van de afdeling Zuid dient u zich vijfwerkdagen van te voren op te geven bij P. van der Laan 0118-602677 e-mail [email protected].

De deadline voor het aanleveren van kopij voor de rubriek KVMO-zaken voor het meinummer is 10 april 2010.

Page 36: 2010 03 17  Fuel L Article In Naval Magazine (March) (English)

OPERATIES Getuigen van erbarmelijke omstandigheden waaronder vluchtelingen moeten leven.