2005 013 areopaag

14
Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 5 DOSSIER: PAROCHIEASSISTENTEN EN HUN TOEKOMST Getuigenis van op het werkveld Maarten Devos is parochieassistent in het decanaat Kortrijk. We vroegen hem om een getuigenis rond de volgende vragen: Wat betekent het bestaan van pa- rochieassistenten voor katholieke geloofsgemeenschappen? Wat betekent het uitdovend karakter ervan in de praktijk? Vooraleer mijn persoonlijke visie te geven over de zin en nut van parochieassis- tenten wil ik de context schetsen van ons decanaat. Want in die context ben ik actief zoekende naar uitbouwmogelijkheden van mijn taak als parochieassistent. In het decanaat Kortrijk zoeken we naar mogelijkheden om Kerk te zijn in de eenentwintigste eeuw. De toekomst van de traditionele Kerk komt namelijk in het gedrang door het groeiend tekort aan gewijde bedienaren. Het is voor ons decanaat een uitdaging en een serieuze herbronningsoefening geweest om stappen te nemen naar een toekomst waar de gewijde bedienaars niet meer al- leen de structuur van de gemeenschap zullen uitmaken. Daarom hebben we er een paar jaar geleden radicaal voor gekozen om leken in het parochiaal werk in te schakelen. De keuze voor een structuur waar ook leken verantwoordelijkheid hebben is een keuze met toekomst, alle andere traditionele keuzes zijn dat niet. We werken op dit moment met 4 parochieassistenten en een secretaresse op de dekenij. We hebben geen federale of parochiale taken, maar uitsluitend decanale taken. Elke parochieassistent staat volgens zijn talenten in voor een deel van het decanale takenpakket: jeugdpastoraal, Missio, integratiezorg, inter- religieuze dialoog, jeugdpastoraal, Broederlijk Delen, decanale portaalsite, vormsel op 17 jaar, oecumene, ziekenpastoraal en Welzijnszorg. Merk op dat deze taken vaak meer zin hebben op bovenlokaal dan op lokaal, parochiaal, vlak. Ikzelf sta in voor de decanale portaalsite en de jeugdpastoraal. Als parochieassistent werken we binnen ons takenpakket vooral aan ge- meenschapsopbouw: we ondersteunen zowel de lekenvrijwilligers als de pries- ters met ons aanbod van activiteiten en diensten. Het voornaamste belang van die gemeenschapsopbouw is zorgen voor een zekere cohesie binnen de Kort-

description

 

Transcript of 2005 013 areopaag

Page 1: 2005 013 areopaag

Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 5

DOSSIER: PAROCHIEASSISTENTEN EN HUN TOEKOMST

Getuigenis van op het werkveld

Maarten Devos is parochieassistent in het decanaat Kortrijk. We vroegen hem om een getuigenis rond de volgende vragen: Wat betekent het bestaan van pa-rochieassistenten voor katholieke geloofsgemeenschappen? Wat betekent het uitdovend karakter ervan in de praktijk?

Vooraleer mijn persoonlijke visie te geven over de zin en nut van parochieassis-tenten wil ik de context schetsen van ons decanaat. Want in die context ben ik actief zoekende naar uitbouwmogelijkheden van mijn taak als parochieassistent.

In het decanaat Kortrijk zoeken we naar mogelijkheden om Kerk te zijn in de eenentwintigste eeuw. De toekomst van de traditionele Kerk komt namelijk in het gedrang door het groeiend tekort aan gewijde bedienaren. Het is voor ons decanaat een uitdaging en een serieuze herbronningsoefening geweest om stappen te nemen naar een toekomst waar de gewijde bedienaars niet meer al-leen de structuur van de gemeenschap zullen uitmaken. Daarom hebben we er een paar jaar geleden radicaal voor gekozen om leken in het parochiaal werk in te schakelen. De keuze voor een structuur waar ook leken verantwoordelijkheid hebben is een keuze met toekomst, alle andere traditionele keuzes zijn dat niet.

We werken op dit moment met 4 parochieassistenten en een secretaresse op de dekenij. We hebben geen federale of parochiale taken, maar uitsluitend decanale taken. Elke parochieassistent staat volgens zijn talenten in voor een deel van het decanale takenpakket: jeugdpastoraal, Missio, integratiezorg, inter-religieuze dialoog, jeugdpastoraal, Broederlijk Delen, decanale portaalsite, vormsel op 17 jaar, oecumene, ziekenpastoraal en Welzijnszorg. Merk op dat deze taken vaak meer zin hebben op bovenlokaal dan op lokaal, parochiaal, vlak. Ikzelf sta in voor de decanale portaalsite en de jeugdpastoraal.

Als parochieassistent werken we binnen ons takenpakket vooral aan ge-meenschapsopbouw: we ondersteunen zowel de lekenvrijwilligers als de pries-ters met ons aanbod van activiteiten en diensten. Het voornaamste belang van die gemeenschapsopbouw is zorgen voor een zekere cohesie binnen de Kort-

Page 2: 2005 013 areopaag

Dossier: parochieassistenten en hun toekomst 6

rijkse kerkgemeenschap. Want het is zo’n cohesie die de sterkte van een echte Jezusbeweging uitmaakt.

Daarnaast kiezen we er in Kortrijk ook voor om buiten kerkelijke kringen ac-tief te zijn. Een kerk moet gegrond zijn in de maatschappij en het maatschappe-lijk debat uitdagen en bevragen, zoals een joodse leerling zijn rabbi uitdaagt en bevraagt. Nog nooit eerder zijn er in onze streek zoveel samenwerkingsverban-den gerealiseerd tussen de Kerk en de profane wereld.

Als jeugdpastor zit ik in het bestuur van de jeugdraad. Dat zorgt ervoor dat ik met alle georganiseerde jeugd mag in contact komen. Ik mag vanuit onze visie ook een deel van het jeugdbeleid van de stad mee bepalen.

Met ‘Arcobaleno’ hebben we een ruimer samenwerkingsverband tussen de dekenij, het migrantencentrum, de jeugdraad, en het JAC rond allochtone jonge-ren.

Met onze jongvolwassenenbeweging Jona zoeken we actief naar een laag-drempelige werking die elke jongvolwassene – gelovig of niet – aanspreekt. In Jona hebben we daarbij partners gevonden in de Werkplaats voor Theologie en Maatschappij, de basisbeweging, en de allochtone jeugdwerkers van Kortrijk.

Onze taak als kerkgemeenschap is meer dan ooit de droom van de Jezus-beweging waarmaken: gelukkige mensen – arm en rijk – die mogen samenle-ven, en die in de verbondenheid van een gemeenschap op elkaar kunnen reke-nen.

We moeten als gemeenschap ook steeds weer onze samenleving durven opbouwen rond de zwaksten: senioren, allochtonen van welke generatie dan ook, alleenstaanden, armen, zieken,… Dat is een taak die wij zeker als leken kunnen opnemen, omdat we soms net geschoold zijn om met die doelgroepen te werken, los van onze pastorale scholing. Heel wat parochieassistenten zijn bijvoorbeeld leerkrachten of maatschappelijk werkers. Deze professionals kun-nen vanuit hun kennis en hun geloof een stuk zwaarder wegen op de maat-schappelijke realiteit dan priesters. Want de taak van priesters vernauwt meer en meer tot het sacramentele, waarnaast zij dus geen tijd meer vinden om zich bij te scholen of om – op enkele uitzonderingen na- echt bij de zwaksten thuis te komen.

Het uitdovend karakter van onze job is nefast voor een kerkgemeenschap in heropbouw. De enige toekomstperspectieven die we nog hadden, verdwijnen samen met de leken in de Kerk. Leken zijn namelijk meer dan goedkope straat-hoekwerkers, omdat ze met een sterke christelijke visie aan maatschappij- en gemeenschapsopbouw doen. Leken kunnen er voor zorgen dat we dichter ko-

Page 3: 2005 013 areopaag

Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 7

men bij de droom van de Jezusbeweging. De Kerk is al te veel afgedreven naar het liturgische en binnenkerkelijke gebeuren. Door de inschakeling van leken kunnen we naast die religieus-spirituele opdracht ook goed werk maken van on-ze maatschappelijke opdracht. Want onze joods-christelijke boodschap is net een serieuze drijfveer om deze maatschappij de nieuwe input te geven die ze broodnodig heeft. Ook in het contact met andere religies is het belangrijk dat we contacten zoeken tussen de gemeenschappen en niet enkel tussen de geeste-lijken van de verschillende godsdiensten.

Op het werkveld is dit boeiende debat over leken volop aan de gang. Het is ook een noodzakelijk debat, omdat het de toekomst van de Vlaamse Kerk durft in vraag te stellen.

Ik hoop dat we gerechtigd blijven om leken in te schakelen om ons christen-dom verder op te bouwen!

Maarten Devos

Enkele juridische en canonieke kanttekenin-gen bij de programmawet van 27 december 2004

Inleiding Net voor het nieuwe jaar, in het laatste nummer van het Belgisch Staatsblad van 2004, kon de geïnteresseerde burger kennis nemen van de nieuwe program-mawet.1 Niets bijzonders, ware het niet dat twee artikelen onze bijzondere aan-dacht trokken, met name de artikelen 2932 en 295.3 Vooreerst wordt de wedde

1 Programmawet 27 december 2004, B.S. 31 december 2004 (tweede editie). 2 Art. 293. In de wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van titularissen van sommige openbare ambten,

van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad, wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidende:

«Art. 26bis. – De 261 plaatsen van parochieassistent die zijn toegekend op vacante plaatsen van onderpastoors, genieten een wedde van 13 409,11 euro.».

3 Art. 295. In dezelfde wet wordt een artikel 35 ingevoegd, luidende: «Art. 35. – Artikel 26bis heeft uitwerking met ingang vanaf 1 januari 1991 en houdt op werking te hebben zodra

geen enkele wedde en geen enkel pensioen van de 261 parochieassistenten bedoeld in dit artikel nog ten laste zal val-len van het Rijk.

Artikel 29bis, a), b) en c), zal uitwerking hebben op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit hou-dende erkenning van het Executief van de Moslims van België, totstandgekomen na de verkiezingen georganiseerd door de op 23 september 2004 ingestelde Commissie belast met de hernieuwing van de organen van de islamitische eredienst.».

Page 4: 2005 013 areopaag

Dossier: parochieassistenten en hun toekomst 8

van de in functie zijnde parochieassistenten bepaald. Tegelijk voorziet de pro-grammawet dat deze regeling geldt met ingang van 1 januari 1991 en ophoudt werking te hebben zodra geen enkele wedde en geen enkel pensioen van die 261 parochieassistenten nog ten laste valt van het Rijk. Voor wie goed leest: de huidige parochieassistenten krijgen een uitdrukkelijke wettelijke erkenning, maar na hen is het ermee gedaan.

Over het statuut van de parochieassistent is al veel te doen geweest.4 Maar wat is nu eigenlijk aan de hand? In eerste instantie bekijken we nog even de Belgische grondwettelijke en wettelijke regeling, daarna bespreken we de kerk-juridische elementen en ten slotte richten we onze aandacht op de programma-wet. Het spreekt voor zich dat in deze beknopte bijdrage enkel de hoofdlijnen worden aangegeven.

De grondwettelijke en wettelijke contouren De Belgische Grondwet bepaalt dat de wedden en pensioenen van de bedie-naars van de eredienst ten laste zijn van de Staat (artikel 181 G.W.). Dit is nog steeds een federale materie. Enkel de erkende erediensten kunnen zich beroe-pen op dit artikel. Artikel 181 G.W. kan echter niet los worden gezien van artikel 21 G.W., volgens hetwelk elke eredienst – erkend of niet-erkend – vrijheid van interne organisatie geniet: de wereldlijke overheid kan niet tussenkomen in de interne organisatie. Dit betekent heel concreet dat, zelfs wanneer de wereldlijke overheid aan de kerkelijke overheid een aantal plaatsen van bedienaar van de eredienst heeft toegezegd, de wereldlijke overheid zich niet kan inlaten met de benoeming van de concrete bedienaars van de eredienst en ook niet kan bepa-len aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om te kunnen worden be-noemd. Dat komt alleen de kerkelijke overheid toe.5

4 Zie hiervoor onder meer het verslagboek van een studiedag gehouden naar aanleiding van de invoering van de

parochieassistenten: R. TORFS (ed.), Parochie-assistenten. Leken als bedienaar van de eredienst?, Leuven, Peeters, 1998, x + 142 p.

5 De wereldlijke overheid kan natuurlijk altijd proberen om zelf inhoud te geven aan het begrip “bedienaar van de eredienst.” Het is dan maar de vraag hoe grondwettelijk dit is. Een voorbeeld ter illustratie. Om de vier jaar moet, con-form art. 218 Ger. W., een lijst van gezworenen worden opgemaakt. De burgemeester moet ambtshalve uit de voorbe-reidende lijst van gezworenen onder meer de bedienaars van een eredienst weglaten. Zij worden geacht niet in een assisenjury te moeten zetelen. In een omzendbrief aan de provinciegouverneurs bepaalt de minister van Justitie wie bedienaars van de eredienst zijn. In het algemeen zijn dit “alle personen die ingevolge een wijding bevoegd zijn actief deel te nemen aan de plechtigheden en de riten van een eredienst.” Voor de rooms-katholieke eredienst zijn dit, aldus de minister, “de personen die de hogere wijdingen hebben ontvangen (priesters, diakens, onderdiakens).” Hierbij rijst niet alleen de vraag of de minister vanuit grondwettelijk perspectief kan bepalen wie bedienaar van de eredienst is, maar blijkt bovendien ook nog eens dat de informatie foutief is: het onderscheid tussen hogere en lagere wijdingen is afge-schaft door Paulus VI. Er zijn nog drie wijdingen: diakenwijding, priesterwijding en bisschopswijding. Alleen al om foutie-ve informatie te vermijden, is het aangewezen dat de kerkelijke overheid zelf bepaalt wie bedienaar van de eredienst is. Cf. Omzendbrief 14 januari 2005 betreffende het opmaken van de lijsten van gezworenen, B.S. 21 januari 2005.

Page 5: 2005 013 areopaag

Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 9

Federale wetgeving zorgt voor de tenuitvoerlegging van de grondwettelijke bepaling over de bezoldiging van de bedienaars van de eredienst, onder meer op het gebied van wedden6 en pensioenen.7 De wet van 2 augustus 1974, en meer bepaald artikel 26, onderscheidt negen functies waarin een bedienaar van de rooms-katholieke eredienst kan worden benoemd en daardoor een overeen-komstige wedde geniet: aartsbisschop, bisschop, vicaris-generaal, kanunnik, secretaris, pastoor, kerkbedienaar, onderpastoor en kapelaan. Een categorie parochieassistenten is niet voorzien, maar dat is ook geen ramp. Immers, de kerkelijke overheid bepaalt wie in welke categorie kan worden benoemd. Overi-gens is ook geen categorie diakens voorzien.

In overleg met de kerkelijke overheid zal de wereldlijke overheid, in casu de minister van Justitie, vastleggen hoeveel bedienaars van de eredienst in elke functie kunnen worden benoemd door de kerkelijke overheid. Volgens recente cijfers (1 januari 2004)8 zijn voor de rooms-katholieke eredienst 6.929 plaatsen erkend, verspreid over de negen verschillende functies. Evenwel zijn slechts 4.640 plaatsen opgevuld. Dit stemt overeen met 3.808,5 voltijds equivalenten. Anders gezegd: de kerkelijke overheden hebben nog enige ruimte om nieuwe bedienaren van de eredienst te benoemen. Dit is echter geen nieuw fenomeen.

Toen de kerkelijke overheid parochieassistenten wilde benoemen, zou ze dat gaan doen op vrijgekomen plaatsen van onderpastoors. Deze benoeming was niet onderhevig aan welke toelating ook van de wereldlijke overheid. Be-leefdheidshalve heeft de kerkelijke overheid toen niet zomaar mensen op de vacante plaatsen benoemd, maar de wereldlijke overheid hiervan eerst op de hoogte gesteld. Er werd toen afgesproken om elk jaar maar een beperkt aantal bedienaren te benoemen en wel op vrijgekomen plaatsen van onderpastoors, zodat de federale begroting geen gevaar zou lopen.9 Strikt genomen had en heeft de kerkelijke overheid niet de verplichting rekening te houden met de bud-gettaire implicaties.

6 Wet 2 augustus 1974 betreffende de wedden van titularissen van sommige openbare ambten en van de bedie-

naars van de erediensten, B.S. 19 september 1974, zoals gewijzigd. 7 Algemene Wet 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, Bull. Off. 1844, nr. 157, zoals gewijzigd. 8 Vr. en Antw. Kamer 2003-2004, 16 februari 2004, 2845-2849 (Vr. nr. 131 BEX). 9 A. LUYSTERMAN, “Slotwoord”, in R. TORFS (ed.), o.c., 107. Zie eveneens “Document II: kerkelijke normen toepas-

selijk bij benoemingen van parochieassistenten in het raam van de betrekkingen tussen Kerk en Staat”, in R. TORFS (ed.), o.c, 121-123.

Page 6: 2005 013 areopaag

Dossier: parochieassistenten en hun toekomst 10

De canoniekrechtelijke aspecten De leken die worden bezoldigd door het ministerie van Justitie als bedienaars van de eredienst, worden benoemd op vrijgekomen plaatsen van onderpastoors. Ze kregen echter geen specifieke benaming naar profaan recht. De kerkelijke overheid heeft echter naar kerkelijk recht een nieuw kerkelijk ambt gecreëerd en heeft besloten deze mensen parochieassistenten te noemen.10 Particulierrech-telijke normen in de verschillende bisdommen zorgen voor een eigen kerkrech-telijk statuut.11

Het diocesaan statuut definieert parochieassistenten als gelovigen die krachtens hun doopsel en vormsel na een geëigende opleiding door de bis-schop worden geroepen om hem bij te staan bij de uitoefening van de pastorale zorg in de territoriale pastoraal. Hierbij wordt verwezen naar canon 228 § 1 van het kerkelijk wetboek. Het diocesaan statuut omschrijft verder de opdracht van de parochieassistenten en bepaalt de benoemingsvoorwaarden evenals de be-noemingsprocedure. Het diocesaan statuut voorziet ook de duur en het einde van de opdracht.

In het diocesaan statuut is ook een bepaling opgenomen met betrekking tot het civiel statuut. Deze bepaling is eigenlijk een samenvatting van de toepasse-lijke profaanrechtelijke bepalingen. De betekenis van de canonisatie van deze profaanrechtelijke normen is niet geheel duidelijk. Wil men hiermee nogmaals de stelling verdedigen dat het statuut van een bedienaar van de eredienst geen ambtenarenstatuut is en ook niet als een arbeidsovereenkomst kan worden be-schouwd, maar wel een verhouding sui generis is?12 De opname van bepaalde bepalingen zou de indruk kunnen geven dat dit laatste het geval is, en hoewel er geen arbeidsovereenkomst ontstaat, is de kerkelijke overheid zo genereus dat ze een aantal elementen uit de arbeidsovereenkomst overneemt. Het is maar de vraag of elke arbeidsrechtbank deze stelling bij een conflict nog zal on-derschrijven.13

10 A. BORRAS, “Parochie-assistenten. Een canonieke benadering”, in R. TORFS (ed.), o.c., 1. Zie ook “Document I:

interne regelgeving voor de parochie-assistent”, in R. TORFS (ed.), o.c., 115-119. 11 Enkele voorbeelden van diocesane statuten (Gent en Luik) eveneens in R. TORFS (ed.), o.c., 125-139. Deze par-

ticuliere wetgeving is inmiddels aangepast en nieuwe statuten zijn nu geldig. Zie bijvoorbeeld het diocesaan statuut van de parochieassistent voor het bisdom Antwerpen, Daco juli-augustus 2000, 162-163.

12 L. VERVLIET, “Het civielrechtelijk en het canoniek statuut van de parochie-assistent”, in R. TORFS (ed.), o.c., 69. 13 C. ENGELS, “De parochie-assistent en het Belgische arbeidsrecht, zoals vuur en water”, in R. TORFS (ed.), o.c.,

23-39. Cf. R. TORFS, “Jobsatisfactie in het theologische veld”, Areopaag 2003, 4.

Page 7: 2005 013 areopaag

Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 11

De programmawet Volgens de memorie van toelichting liggen opmerkingen van het Rekenhof “over het ontbreken van een wettelijke status en van de gevolgen daarvan op sociaal vlak en voor het pensioen” aan de basis van deze zogenaamde regularisatie van het statuut van de parochieassistenten.14 In het verslag van de bevoegde Kamercommissie wordt melding gemaakt van het laatste begrotingsconclaaf.15 Dit laatste element doet vermoeden dat de regularisatie vooral is ingegeven door budgettaire imperatieven, een indruk die ook wordt gedeeld door Etienne Quintiens, secretaris van de Belgische bisschoppenconferentie.16

Twee punten zijn merkwaardig. Het Rekenhof zou opmerkingen hebben gemaakt over het ontbreken van een wettelijke status. Vreemd genoeg kan niemand zeggen welke opmerkingen het Rekenhof nu precies heeft gemaakt. Het blijft een vage verwijzing. Dat het Rekenhof een uitspraak heeft gedaan, maakt wellicht veel indruk. Het wordt in ieder geval als gezagsargument ge-bruikt. Het is verder ook eigenaardig te moeten vaststellen dat er nu blijkbaar geen sociaal statuut zou zijn, terwijl dit eerst geen probleem was.17 Er is nog een tweede merkwaardig punt: de minister maakt zich enkel zorgen om het sta-tuut van de parochieassistent en wil dit regulariseren. Dit zou oorspronkelijk ge-beuren door het invoeren van een nieuwe categorie ‘parochieassistent’ in de lijst van de eerder vermelde erkende functies van de rooms-katholieke eredienst, maar dit is niet wat de wet uiteindelijk doet: er wordt een apart artikel in de wet ingevoegd. En eens de huidige parochieassistenten zijn verdwenen, is er geen ruimte meer voor nieuwe benoemingen. Dat is wat de programmawet lijkt te suggereren.

De bestaande parochieassistenten hebben nu wel een officiële wettelijke er-kenning, maar over de (permanente) diakens wordt met geen woord gerept. Toch worden ook sommige diakens als bedienaar van de eredienst betaald, hoewel zij niet in de lijst van de erkende functies zijn opgenomen. Moet hun sta-tuut dan ook niet worden geregulariseerd?

14 Ontwerp van programmawet I, Parl. St. Kamer 2004-2005, nr. 1437/001, 169. 15 Ontwerp van programmawet (artikelen 245 tot 252 en 263 tot 303). Ontwerp van wet houdende diverse bepalin-

gen (artikelen 1 tot 18). Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door de heer Éric Massin, Parl. St. Kamer 2004-2005, nr. 1437/026, 7-9.

16 Interview met Etienne Quintiens in Kerk+Leven, 12 januari 2004. 17 H. DEMEESTER, “De parochie-assistent en de sociale zekerheid”, in R. TORFS (ed.), o.c., 41-52.

Page 8: 2005 013 areopaag

Dossier: parochieassistenten en hun toekomst 12

Wordt vervolgd? De programmawet lijkt het statuut van de parochieassistenten te verbeteren, meer nog, te regulariseren. Wie zou daar niet blij mee zijn? De politicus die hiermee kan uitpakken, gaat het voor de wind. Maar schijn bedriegt. De door de programmawet ingevoerde regeling gaat in tegen de grondwettelijke interne or-ganisatievrijheid die elke eredienst in ons land geniet. Bovendien lijkt het de voorbode te zijn van een grondige herziening van het aantal erkende plaatsen en zou het wel eens kunnen dat de rooms-katholieke eredienst zal moeten inle-veren.

Welke bisschop zal bij het Arbitragehof een beroep tot vernietiging van deze twee bepalingen van de programmawet indienen wegens schending van de ar-tikelen 10, 11 en 21 van de Grondwet? Binnen afzienbare tijd weten we of dit een retorische vraag was. Maar je hoeft geen bisschop te zijn om dit beroep in te dienen: het volstaat blijkt te geven van een belang...

Kurt Martens

Gesprek met Tony Van Parys, gewezen Minis-ter van Justitie en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, over de toekomst van de parochieassistenten

Mijnheer de volksvertegenwoordiger, er is een probleem met de parochieassis-tenten ?

Heel zeker. De programmawet die op 24 december 2004 in het parlement werd goedgekeurd, regulariseert de situatie van de 261 parochieassistenten, maar terzelfder tijd betekent deze programmawet ook het einde van de parochieassis-tenten. De vervanging van leden van de lagere clerus door parochieassistenten is in de toekomst niet meer mogelijk. Het systeem is uitdovend geworden inge-volge de stemming in Kamer en Senaat door de meerderheid van socialisten en liberalen.

Concreet betekent dit dat wanneer iemand van de parochieassistenten ziek wordt, overlijdt of niet beschikbaar is, deze niet meer kan worden vervangen. Dit geldt bovendien vanaf 1 januari 2003. Sinds die datum heeft de Minister van

Page 9: 2005 013 areopaag

Justitie, Mevrouw Onkelinx, geen parochieassisten-ten meer benoemd. Op deze wijze zullen dus de pa-rochieassistenten verdwijnen.

Mag dit zomaar gebeuren ?

Natuurlijk niet. Daarom hebben we vanuit de CD&V in de Kamer en de Senaat onmiddellijk amendemen-ten ingediend op deze programmawet. Deze strek-ten ertoe de vervanging van de actuele 261 paro-chieassistenten alsnog mogelijk te maken bij ziekte, overlijden of onbeschikbaarheid. De amendementen hadden eveneens de bedoeling om ook nog in de toekomst leden van de lagere clerus te kunnen ver-

vangen door parochieassistenten. Aldus zouden parochieassistenten onder meer de dienstverlening kunnen verzekeren in parochies waar geen vervangers voor onderpastoors beschikbaar zijn.

Tony Van Parys

Maar de politiek heeft er anders over beslist ?

Inderdaad, op vraag van de Minister van Justitie werden deze amendementen door de meerderheid verworpen. Nochtans is er in 2005 ruim voldoende budget voorhanden voor de vervanging van de bestaande en de aaanstelling van nieu-we parochieassistenten. In 2005 creëert de niet-vervanging van 200 functies in de lagere geestelijkheid een budgettaire ruimte van 3.482.180 euro.

Op een kader van 6.977 effectieven van de lagere geestelijkheid waren er op 1/10/2003 3.045 voltijdse en 1.625 halftijdse functies ingevuld. Op 1/10/2004 waren er 2.909 voltijdse en 1.6021 halftijdse. De geraam toestand op 30/11/2005 is : 2.769 voltijdse en 1.584 halftijdse functies. Hieruit moge duidelijk blijken dat er een reële behoefte is aan parochieassistenten.

Uiteindelijk gaat het toch maar over een louter kerkelijke aangelegenheid, hier-voor dan al dat geld van de gemeenschap ?

We zullen hier nu niet het debat voeren van het verantwoord zijn en de histori-sche achtergrond in ons land van de financiële steun van overheidswege aan de kerkelijke bedienaars, maar concreet in verband met de parochieassistenten moet er toch op gewezen worden dat zij niet alleen assistentie verlenen bij de uitoefening van de eredienst, maar dat ze anderzijds ook een belangrijke maat-schappelijke rol vervullen. Het levensbeschouwelijk engagement heeft een niet

Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 13

Page 10: 2005 013 areopaag

Dossier: parochieassistenten en hun toekomst 14

te verwaarlozen maatschappelijke toegevoegde waarde. Een verstandige over-heid schat dit naar waarde en valoriseert dit. Wanneer mensen op zoek zijn naar zingeving, wanneer de uitzichtloosheid van vele mensen het maatschappe-lijk vraagstuk bij uitstek is, dat zich vertaalt in vereenzaming, armoede en zelf-doding, groeit de maatschappelijke relevantie van levensbeschouwelijk enga-gement.

Het is duidelijk, de parochieassistenten zouden moeten worden gevalori-seerd in plaats van ze af te schaffen. Het debat over de parochieassistenten is in feite het debat over de erkenning door de overheid van het sociaal engage-ment, geïnspireerd door een levensbeschouwing.

De huidige federale meerderheid in dit land blijkt hiernaar geen oor te hebben. Is de uitdoving van het systeem met parochieassistenten dan onomkeerbaar ?

Bij de behandeling van de programmawet hadden wij signalen uit het Vlaamse socialistische kamp dat men mee in onze richting zou denken en stemmen. De facto kwam bij de stemming daarvan niets in huis. Nochtans heeft onder andere de voorzitter van de Vlaamse socialisten in de pers – tot in Tertio toe – publiek het maatschappelijk belang van het engagement van parochieassistenten on-derschreven. Wij hebben inmiddels een wetsvoorstel ingediend om de pro-grammawet te wijzigen en op deze wijze de parochieassistenten in stand te houden. Wij nodigen de andere politieke fracties en specifiek de SPA uit dit wetsvoorstel goed te keuren en de daad bij het woord te voegen en alsnog een gunstige wending in dit onverkwikkelijk dossier tot stand te brengen. Andere po-litieke fracties die ook metterdaad in deze politieke logica willen treden, stellen naar onze mening geen onverstandige daad.

Hugo Van Rompaey

"Elk voor zich" past niet voor moslims (of anderen)

Om de programmawet van december 2004 te legitimeren, werd het wel eens voorgesteld alsof de katholieken geen parochieassistenten kunnen krijgen of houden omdat nu de imams voor de moslimgemeenschappen betaald moeten worden, alsof niet gewoon beide religies recht hebben op een bezoldiging van hun ‘bedienaars van de eredienst’. Wat betekent deze wijze van voorstellen voor de relatie tussen moslims en christenen? Is hier oog voor binnen de mos-

Page 11: 2005 013 areopaag

Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 15

limgemeenschappen of redeneert men van "elk voor zich"? We kregen hierop een korte reactie van Bahattin Koçak, islamleraar te Heusden-Zolder en voorzit-ter van het Intercultureel Dialoog Platform.

Uiteraard ben ik niet akkoord met de situatie die u schetst. De relatie van mos-lims met christenen (en ook met andere religies), is zeker in deze tijden van le-vensbelang; zoals Hans Küng het ook stelt in De Globale Ethiek: Geen vrede onder de naties zonder vrede onder de religies, geen vrede onder de religies zonder dialoog tussen de religies. Wel, het ‘uitspelen’ van geloofsgemeen-schappen tegenover elkaar druist in tegen de regels van de dialoog en de toe-nadering. Daarom is het ook afkeurenswaardig. De islam heeft sinds 1974, net zoals de andere erkende religies, ook recht op uitkeringen e.d. Maar dit mag zeker niet ten koste van de rechten van de andere gaan. Dit kan zeker aanlei-ding zijn tot (en ook voer voor) een racistische reactie. Er zijn genoeg negatie-velingen in onze huidige maatschappij die ‘azen’ op dergelijke dingen om de moslims (en soms ook andere levensbeschouwingen) af te schieten. Ik ben er zeker van dat gelovigen, zowel moslims en christenen, die met gezond verstand handelen, niet zullen meedoen aan dit spel, dat aanleiding kan geven tot discri-minatie e.d. Maar helaas staan niet alle gelovigen op dezelfde lijn, ook niet bin-nen hun eigen gemeenschap. Daarom kan een dergelijke situatie gebruikt wor-den door fanatiekelingen binnen de eigen gemeenschap om het te gebruiken tegen de andere. Dit is een ander gevaar dan racisme, maar ook belangrijk. Er zullen zeker wel moslims zijn die, wanneer hen deze vraag wordt gesteld, “elk voor zich” zullen zeggen, maar dit zijn dan meestal degenen die niet stilstaan bij het belang van de multiculturele en multireligieuze samenleving. “Elk voor zich” is een houding die zeker niet past voor een moslim (en ik denk ook niet voor niet-moslims).

Bahattin Koçak

Ook morgen nog parochieassistenten? Een gesprek met vicaris-generaal Paul Van Puyenbroeck (Gent)

Hoeveel parochieassistenten telt het bisdom Gent en wat voor werk doen ze?

Sinds deze mogelijkheid daartoe bestaat, hebben we in het bisdom Gent 18 pa-rochieassistenten benoemd. Sommige daarvan zijn inmiddels weer afgevloeid

Page 12: 2005 013 areopaag

Dossier: parochieassistenten en hun toekomst 16

of overgestapt naar een andere betrekking. Momenteel telt het bisdom Gent 12 parochieassistenten. Dat zijn er relatief weinig, vergeleken bij andere bisdom-men. Bij de tewerkstelling van onze parochieassistenten volgen we een duidelij-ke optie. Elk van hen komt terecht op een openstaande plaats van onderpastoor in één van de 36 dekenale parochies. De bedoeling is dat zij de deken bijstaan in zijn opdracht om alle parochies van het dekenaat te ondersteunen en hun onderlinge samenwerking te bevorderen. Hierbij is het belangrijk om te weten dat er in het bisdom Gent, anders dan in de andere Vlaamse bisdommen, geen nieuwe federaties van parochies werden opgericht. Daarvoor dienen bij ons wèl de samenwerkingsverbanden die in het algemeen kerkelijk recht voorzien zijn, namelijk de dekenaten (c. 374 § 2). De parochieassistenten schakelen wij in als vormingswerkers die vanuit hun theologische en pastorale opleiding de vele vrijwilligers in de parochies van het dekenaat begeleiden en vormen: de paro-chieploegen, de liturgische en catechetische werkgroepen, de categoriale en di-aconale pastoraal, enzovoort. Als ‘rechterhand’ van de deken zijn zij ambtshalve lid van de dekenale stuurgroep en van de maandelijkse dekenale conferentie.

Hoe beoordeelt u de programmawet die het statuut van de parochieassistenten regulariseert, maar tegelijk bepaalt dat ze niet meer vervangen zullen worden bij overlijden of pensioen, en dat er geen nieuwe meer zullen worden aangewor-ven? Budgettaire overwegingen? Ideologische motieven?

Ik meen te weten dat alles begonnen is bij opmerkingen die het Rekenhof maakte bij de bezoldiging van parochieassistenten. Daarop volgde eerst een opschorting van nieuwe benoemingen en daarna, eind vorig jaar, de program-mawet waarover u het hebt. Hoe die beoordelen? Dat het statuut van de reeds benoemde parochieassistenten geregulariseerd werd, is voor de betrokkenen alvast een goede zaak. Dat het bezoldigingssysteem van dit kader tegelijk en zomaar meteen een uitdovend karakter kreeg, was een onaangename verras-sing. Het is moeilijk en het is ook niet nodig te speculeren rond de motieven die de leden van de parlementaire meerderheid hierbij hadden. Leven er in hoofde van sommige politici ideologische of budgettaire overwegingen of een menge-ling van beide? Is deze passus door sommige commissieleden in het wetsont-werp opgenomen en vervolgens zonder al te veel aandacht of discussie mee goedgekeurd in het kader van de gehele programmawet? Feit is dat achteraf verschillende politieke actoren, niet alleen van de CD&V, maar ook van de fede-rale meerderheid, lieten horen dat er voor hun part het best opnieuw parochie-assistenten zouden mogen worden benoemd. Maar een ander feit is toch ook dat, met het terug invoeren van parochieassistenten, de discussie niet rond is.

Page 13: 2005 013 areopaag

Areopaag Vijfde jaargang (2005) nr. 1 17

Voor de parochieassistenten kan dit een aanleiding zijn om opnieuw vragen te stellen over hun juridisch statuut. De overheid van haar kant zal de discussie hervatten over het aantal dat kan worden benoemd. Bovendien wordt de bezol-diging van de katholieke eredienst in ons land meer en meer gekaderd in de ruimere context van de bezoldiging van andere erkende godsdiensten en le-vensbeschouwingen.

Wat is het effect van de programmawet voor de goede werking van de pastoraal in het bisdom? Komt door het geleidelijk wegvallen van deze mensen het pasto-raal werk uiteindelijk niet in het gedrang?

Het is waar: de bisdommen rekenden erop dat ze in de toekomst nog meer pa-rochieassistenten zouden kunnen benoemen. In die zin betekent de program-mawet een streep door onze rekening. Wij ondervinden dat de parochieassis-tenten een zeer positieve bijdrage leveren in de parochiepastoraal. In de deke-naten waar er iemand van hen benoemd is, betekent hij of zij (stilaan) een vaste waarde, om niet te zeggen een onmisbare schakel. Op andere plaatsen wordt er uitgekeken naar de komst van zo iemand. We hebben als bisdom ook ons lo-pende programma van rekrutering en opleiding van kandidaten. Wij moeten ons nu afvragen of we daarmee kunnen doorgaan.

Bestaat er een mogelijkheid dat de situatie alsnog kan worden omgebogen, bij-voorbeeld n.a.v. het komende overleg met de erediensten?

Als je sommige reacties van politici mag geloven, dan wordt er gezocht naar een oplossing. Maar het blijft onzeker óf die er komt en, als ze komt, wannéér dat dan zal zijn en hoe ze er zal uitzien. De precieze agenda van het aangekon-digde overleg met de erediensten ken ik niet. Vermoedelijk zal dat zich ruimer en algemener situeren en vraagt de kwestie van parochieassistenten een aparte aanpak. Voor zulke materies is de bisschop van Doornik, monseigneur Harpigny, degene die als referendaris namens de bisschoppen besprekingen voert met de overheid.

Welk antwoord voorziet het bisdom Gent als onherroepelijk zou blijken dat de overheid geen nieuwe parochieassistenten meer wil financieren? Biedt het fonds voor Kerkopbouw hier een oplossing? Denkt u aan andere oplossingen?

We hebben in ons bisdom inderdaad een fonds opgericht dat bedoeld is om, aanvullend bij de grondwettelijk voorziene bezoldiging van bepaalde bedienaren van de eredienst, sommige werkingskosten en mettertijd sommige lonen te be-

Page 14: 2005 013 areopaag

talen. Dit fonds Kerkopbouw bestaat nog maar vijf jaar en is vooralsnog be-scheiden. Door de onverwachte opschorting staan we nu plots voor het pro-bleem dat enkele kandidaten, die we vroeger aanvaard hebben voor studie en stage, in de komende maanden hun opleiding beëindigen. Ze hebben van ons de toezegging gekregen dat ze voor die heel concrete job zouden worden be-noemd. We willen dit engagement nakomen. We zullen ze tewerkstellen met een contract bij onze VZW Kerkopbouw, aan hetzelfde barema dat de parochie-assistenten hebben. Het betekent dat het genoemde fonds in plaats van verder aan te groeien, voortijdig wordt ingezet voor deze uitgaven. Voor hoe lang? En wat daarna? Dat is voorlopig koffiedik kijken.

Interview: Wim François

© Vicaris-generaal Van Puyenbroeck

Dossier: parochieassistenten en hun toekomst 18