1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen,...

117
HEEM Tweemaandelijks Tijdschrift voor Brabants Heem- en Oudheidkunde JAARGANG II 1950 J UITGEGEVEN VANWEGE DE STICHTING „BRABANTS HEEM"

Transcript of 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen,...

Page 1: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

HEEMTweemaandel i jks Tijdschrif t voorBrabants Heem- en Oudheidkunde

JAARGANG II

1 9 5 0

J

UITGEGEVEN VANWEGE DE STICHTING „BRABANTS HEEM"

Page 2: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

INHOUD

BEEX, G., Dorpsverplaatsing in de Kempen 26BURSCH, F. C., Een vergeten ontdekking 52DIELIS, J. A. Th., Bidprentjes 100ESCH, A. J. van, Boekende-fooi — Aardappelfooi 86FRENKEN, A., De Bakelse Peel 68HEBREN, J., Het scheploon of de molster 98HELSEN, J., Van nederzetting tot dorp 59HEYMAN, H., Broeder Gerardus, procurator van Coudewater 14HOOGENDOORN, Het „losschieten" te Berkel-Enschot 39JUTEN, A., „Roosendaal" 41KAKEBEEKE, A. D., Kerkorgels in Brabant 6KNIPPENBERG, H., Volksgebruiken b« huwelijk 80KNIPPENBERG, H., Strodekkersambacht 103KUYSTEN, C. A., De Vrijstraat te Eindhoven 13LAET, S. J. de, De Kempen in de Romeinse en in de vroeg-merovingische tijd 29MANDOS, H., Problemen van een Brabants spreekwoordenboek I, II .. .. 2, 74MARIEN, M. E., Fandresen - Fade? 38RUHE, H. A. M., De kerkstichting te Hilvarenbeek 77TARCISIUS VAN SCHIJNDEL, Voorlopig onderzoek klooster „Mariëndonk" 17SINNINGHE, J. R. W., De verschijning van een engel te Zundert 4SINNINGHE, J. R. W., Volksgeloof over verdronkenen 2'SINNINGHE, J. R. W., Brabants heilige putten 56SMULDERS, F., Esch en Echternach 50SMULDERS, F., De ouders van Mr. G. Roosmondt 84SMULDERS, F., Tongeren bij Oss 85SMULDERS, F., Tilburgse ing-namen 101SMULDERS, F., Ing-hoven? 102Bibliographie 24 48 72 96 108Boekbesprekingen 20 45 69 86Kapittelstokjes 21 46 70 92 105Kroniek 22 47 71 92 106Wetenswaardigheden 18 87 103

LIJST VAN ILLUSTRATIES.

Schematische schets orgelinterieur en -speeltafel 7Front van orgel 9Altaar, gevonden te Rijsbergen 34Bronzen Bacchusbeeld gevonden te Vorselaar 35Ruitershelm, gevonden te Deurne 38

LIJST VAN KAARTEN.

Situatie voormalig Cisterciënserklooster „Mariëndonk" te Elshout (Gem.Drunen) 16

Plattegrond kern van Roosendaal 43Plattegrond met veldnamen van Esch (N.-Br.) 51

N.B. De artikelen van het vierde nummer (Oud Eindhoven) zijn niet in dezeinhoud opgenomen, noch kaarten en illustraties in de lijsten.

Page 3: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

INHOUD

pag.H. Mandos, Problemen van een Brabants Spreekwoordenboek 2J. R. Sinninghe, De Verschijning van een engel te Zundert 4A. D. Kakebeeke, Kerkorgels in Brabant 6C. A. Kuysten, De Vrijstraat in Eindhoven 13dr. H. Heijman, Broeder Gerardus, procurator van Coudewater 14p. Tarcisius v. Schijndel, Voorlopig onderzoek klooster „Mariëndonk" 17Wetenswaardigheden 18Boekbesprekingen 20Kapittelstokjes 21Kroniek 22Bibliographie 24

S T I C H T I N G : „ B R A B A N T S H E E M "(OPGERICHT 9 FEBRUARI 1947)

BESTUUR: Pastoor W. Binck, voorz.; G. Beex, secret.; ir. A. Juten, pen-ningm.; drs. H. Mandos; P. v. d. Burgt; P. Doorenbosch; drs. V.Timmermans; drs. B. Daniels.

SECRETARIAAT: G. Beex, A 125, Hoogeloon.

REDACTIE: Drs. H. Mandos, G. Beex, kap. C. Kramer. Brieven en stukkenvoor de redactie gelieve men te zenden aan H. Mandos, Rechte-straat 63, Eindhoven.

ABONNEMENT: Opgave van abonnement bij ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergenop Zoom. Het abonnementsgeld bedraagt voor zes nummers ƒ 2.50per jaar; voor België 50 frs.Voor leden der aangesloten heemkundige kringen ƒ 1.—. Lossenummers ƒ 0.50.Indien de leden zich persoonlijk, buiten het bestuur van hunkring om, abonneren, dienen zij te vermelden van welke kringzij lid zijn. Het bestuur kan het gezamenlijk aantal abonnementenvoor zyn leden opgeven.

ADMINISTRATIE: Betaling van de contributies der kringen, der afzonderlijkeleden, abonnementen en advertenties dienen alle te geschiedenaan ir. A. Juten, Noordsingel l. Bergen op Zoom op zijn gironr.53931, olbij de N.V. v. Mierlo-Bank te Bergen op Zoom op rekening„Brabants Heem".

2.

MEDEDELINGEN

In verband met de vele aanvragen om de Ie Jaargang, die zo goed als is uitver-kocht, verzoeken wij al degenen, die op het blijvend bezit geen prijs stellen, dezetegen kostprijs aan te bieden aan ir. A. Juten. Vooral ontbreken de nos. l en t.De prijs van de Ie jaargang bedraagt ƒ 5.—.In de loop van dit jaar zal een Register op de Ie Jaargang de abonné's wordentoegezonden.

Page 4: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

PROBLEMEN VAN EEN BRABANTS SPREEK WOORDENBOEK

In het oorlogsjaar 1944 kreeg ik van mijn hoogleraar, prof. dr. J. v. Gin-neken z.g., het vererende verzoek om in een op 12 April te houden sympo-sion over het Oost-Brabantse dialect, georganiseerd door de Dialectencom-missie der Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, eeninleiding te houden over West- en Oost-Brabantse spreekwoorden. Het aan-bod was aanlokkelijk en spoedig zat ik in mijn fiches te snuffelen om tezien, welke mogelijkheden ze boden. Tot mijn teleurstelling besefte ik ten-slotte, dat 'mijn materiaal destijds beslist ontoereikend was en ik zelfs vaneen collectie uit West-Brabant eigenlijk niet spreken mocht. Op zijn voor-stel kon ik niet ingaan en ik deelde mede om welke redenen.

Hoewel het vraagstuk der gewestelijke spreekwoorden mij reeds langetijd had bezig gehouden, deed zich sedertdien bij mij in veel scherpere vormenhet probleem voor: op "welke voorwaarden kan een spreekwoord brabants,ja zelfs oost- of west-brabants genoemd worden en ik werd mij bewust, metwelk een gemak men doorgaans deze geographische begrippen hanteert, ter-wijl de aardrijkskundige zijde van het vraagstuk achteraf de grootste enfundamentele moeilijkheid blijkt.

Moest men zich bepenken tot de moderne staatkundige begrenzing, zoalsdr. Weijnen in zijn dissertatie deed, of het historische gebied van 'het roem-ruchte hertogdom kiezen, zodat de tegenstelling Zuid Noord-Nederlandsreeds in het verschiet kwam?

Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincieNoord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap kan gezien worden. Is het dan verantwoord te spreken vaneen tegenstelling Oost-West in een kwalitatief en kwantitatief gebruik vanspreekwoorden ?

Een ding is zeker: een verschil tussen beide gebieden is een realiteit, diewij- ons allen min of meer bewust zijn, al zal een nadere omschrijving degemiddelde Brabander niet licht vallen. Op wetenschappelijk terrein heefthet werk van Weijnen deze tegenstelling gepreciseerd, voor alles door taal-kundige argumenten, maar ook door gegevens uit de aardrijkskunde, prae-hjstorie, politieke en kerkelijke geschiedenis, bouwkunst, economie, vanrechtsinstellingen, psychologie en volkskunde x), waarbij voor het laatste,zeker voor de „kleine folklore" de voorraad niet is uitgeput.

Men ziet, voor allerlei sectoren van cultuur is de O.-W. verdeling uit-voerig en deskundig beschreven en toegelicht. Maar de onderlinge verhou-dingen der sectoren zijn vaag: het zijn brokstukken uit het verleden, waar-van het organisch verband nog zoek is. En bij de laatste (of eerste) vraag:waarop berust in diepste wezen die tegenstelling of 'hoe is zij gegroeid, tastmen in een schemerig duister. Zijn het „van ouds" twee „gesloten" cultuur-gemeenschappen, wellicht uit oudere componenten tot historisch-geogra-fische eenheden samengegroeid, met eventuele onderlinge beïnvloeding?

Vragen, waarvan men de beantwoording in de literatuur tevergeefs zalzoeken, men mag zelfs zeggen, vragen, die zelden met grote scherpte gesteld

, 1) Dr. A. WEIJNEN, Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant (1937),Hoofdst. VII.

Page 5: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

zijn. Toch zijn zij .voor. haast elk wetenschappelijk probleem van essentieelbelang.

Ik geloof, dat men de navorsing der gronden, waarop de tegenstellingberust, hierom verwaarloosd heeft, omdat een zuiver historisch onderzoekte weinig perspectieven bood, hetzij door het ontbreken of door ontoeganke-lijkheid van niet bereikbare bronnen.

Maar er is een ander terrein van wetenschap, waarvan de beoefenaarszo al niet het verlossende woord, toch in ieder geval belangrijke suggestieszouden kunnen uitspreken: namelijk de sociale geographie, die de laatstejaren ook voor ons land verrassende resultaten heeft weten te behalen.

Dé studie der gewestelijke spreekwoorden zou hierdoor wel ten zeerstegebaat wezen of in gelukkige samenwerking 'wellicht een 'helpende handkunnen bieden, ook juist voor Noord-Brabant. Want het probleem derbrabantse spreekwoorden, uiteraard sociaal, is in eerste opzet eengeografisch probleem. Wanneer deze wetenschap er naar streeft dehistorische landschappen te bepalen en daarvan de „historisch gegroeidelevensstijl"2), dan is het duidelijk, hoe karakteristieke uitingen van dezelevensstijl ook in spreekwoorden aanwijsbaar zullen zijn. Wanneer men dein tijd en ruimte van waarde wisselende factoren van de bodemgesteldheid,van natuurlijk isolement, verkeer en beschavingsniveau van een streek (ofstreken), kortom „la lutte contre les obstacles de la nature", zoals Vidalde la Blache ze samenvat 3), niet in het oog wenst te zien, zal iedere ver-zameling een oppervlakkige, ongedetermineerde uitstalling van volkswijs-heid blijven, waarvan de vervanging van 'het etiketje brabants door eenwillekeurig ander, niet eens op grote moeilijkheden zal stuiten. Als voor-beeld leze men de recente collectie uit Denekamp eri naaste omgeving vanW. Dingeldein 4). Deze traditionele methode werpt geen vruchten af, het isslechts opeenstapeling van wat men hoort, uit alle tijden, uit alle streken,een kaleidoscoop 'met zelfs internationaal inlegwerk.

Men kan vanuit de zienswijze der sociaal-geografen de spreekwoorden-schat in Brabant verzameld, op tweeërlei wijze exploiteren: uit het beschik-bare materiaal diene men het strikt streek-igebondene te schiften. Welkegevallen zich dan voordoen en welke criteria daarbij nodig zijn, heb ikelders uiteengezet 5). Daarnaast zal het ook noodzakelijk zijn de gegevenste toetsen aan de door de wetenschap 'bereikte resultaten in de typering vanhet „genre de vie" der streek.

Een practische conclusie is echter dit: wil dit werk slagen, dan is eeneerste vereiste: materiaal.

Welk een rol mijn lezers hierbij kunnen spelen, moeten zij niet verzuimenin een volgend artikel na te gaan.

H. MANDOS

2) Dr. H. KEUNING, Regionalisme, Groningen. (1949), p. 4.3) Dr. H. KEUNING, Ket Nederlandsche volk in zijn woongebied. 's-Gravenhage

(1947) p. 2.4) DRIEM. BLADEN I (1949) p. 66—72; 96—98; 126—128. II (1950) p. 8—12.5) Land van Dommel en Aa. (Jaarboek Heemk. Studiekring „Kempenland", 1947)

p. 46 vv.

Page 6: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DE VERSCHIJNING VAN EEN ENGEL TE ZUNDERT

:' Zeven jaar geleden was ik enige tijd op het eiland Marken voor een on-derzoek naar sagen en volksgeloof, en daar vond ik in een dier huizen, waaralles en nog wat wordt bewaard in een oude kist enige paperassen, waaraande muizen al hadden geknaagd.

Daartussen was een vrijwel ongeschonden vliegend blad, handelend overde verschijning van een engel te Zundert, en verlucht met een van dieprachtig-primitieve houtsneden, waarvan de makers de wetten van het pers-pectief zo grandioos negeren. Een boer en een boerin wandelen door hethoog opstaande koren, als een zwevende engel aan hen verschijnt, en op deachtergrond kan men scheepjes zien dobberen op een breed water. De hout-snijder, die deze berijmde nieuwstijding in beeld bracht, heeft niet gewetendat Zundert aan de heikant lag.

* **

EEN WONDERLIJKE GESCH1EDENISSE GEBEURT 3 URENVAN BREDA OP EEN DORP GENAEMT Sundert hoe Isaac Verhagen,uyt de Kercke komende en gongh na sijn Land om sijn schoon gewas tebesien daer staende met sijn Vrouwe is hem vertoont een groot Licht in degedaente van een Jongelingh of een Engel en de woorden die hy heeftgesproken sult ghy verstaen uyt dit Liet Op de Stimme: De Bruyt wasopgeset.

Aenhoort ghy Luyden alHoort wat men sach geschiedenAl in het Brabants Dal,lek sal u gaen bediedenBuyten Breda die StedeEen Lantsman wilt verstaenTot Sundert hoort dit hedenWoonachtigh was hoort aen.

Desen Lantsman voorwaerGodtvruchtigh in sijn werckenOp eenen Sondagh daerSoo hij quam uyt de KerckeHy sprack Vrou.laet ons tredenGaen sien met groot playsierDe schoone Vruchten hedenDie ons God sent al hier.

Soo hy stont op het VeltSach sijn Boekweyt en KoorenDaer alles schoon gesteltHy riep God uytverkoorenOch hoe groot sijn vt werckenU gaven u weldaetWaer wy vroeten als 't VerckenIn onse sonden quaet!

Wat helpt ons PredicantEn oock sijn PredicatieDe Menschen t'allen kantEn scheppen in geen gratieEn nemen geen ooghmerckenOp Gods genade grootDie ons soo komt versterckenVan Vruchten voor den noot.

Soo hy meenden na HuysMet sijn Vrou te gaen tredenQuam daer met groot gedruysEen licht vol wonderhedenDen Lantsman stont verslagenAl met sijn Vrouwtje hoortEn riep o God wat plagenWat komt my hier aen boort.

Dit Licht vertoonden hemAls een Engel soet van wesenHy sprack met soeten stemLantsman en wilt niet vreesenlek ben van God gesondenBeneden in het DalOm u soo te verkondenHet droevigh ongeval.

Page 7: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Die God nu heeft bereytDen grooten Heer der HeerenVan grooten dieren tij tSoo wy ons niet bekeerenDan grooten Oorlogh medeSal wesen 'k segh 't u klaerSprack desen Engel hedenIn 't toekomende Jaer.

En wilt niet toeven danMaer wilt 'het gaen verklarenlek segh ick segh LantsmanAen veel van u IveeraerenDat sy Gods gramschap hedenHaer gaen verkonden souIn Dorpen en in StedenEer sy komen in rou.

Den Lantsman was in pijnSoo hy hoorden dees redenAls een klaer SonneschijnVerdween den Engel hedenDen Lantsman stont gelijckeVersuft en heel verdooftAls hy na 't HemelrijckeVoer Menschen tsy gelooft.

Den Lantsman 'hoort dit aenHij gongh met dapper schredenNa Sundert wilt verstaenOm alle dese redenOm soo te openbarenAen yder kleyn en grootWat hem was wedervarenOp 't Velt met sijn Vrou bloot.

Dit quam ter ooren aenDen Leeraer sonder schromenHij dee hoort mijn vermaenDen Lantsman by hem komenDen L,antsman met sijn vrouweQuamen van stonden aenEn hebben gaen ontvouwenDit wonder wilt verstaen.

Al met een eed al daerHebben sy sonder beydenDit wondere voorwaerBevestight alle beydeDen Leeraer sonder beydenEn soo op staende voetDe Kloeken doen ter tijdenDoen luyen metter spoet.

Om dat de L,uyden gouSou komen in de KerckeWant hy verkonden wou^Eylaes Gods wonder werckenBekeert u allegaderStaet af van sonden aenBid den Hemelschen VaderDat hy ons by mach staen.

Gedruckt door lan Gerritsz.(zonder plaats of jaartal).

N.B. Deze wel zeer protestantse engel is niet de enige, die in Brabant ver-schenen zou zijn.

Te Baarle profeteerde — volgens een in Dordrecht gedrukt pamflet —in 1612 een engel oorlogen en grote sterfte aan een schaapherder.

De volgende maal zullen wij de tekst van deze voorspelling mededelen.

JACQUES R. W. SINNINGHE

Page 8: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

KERKORGELS IN BRABANT

Hoewel het orgel voor vrijwel iedereen een vanzelfsprekend bestanddeelvan een kerkinterieur is en de Brabander over het algemeen als het warethuis is in zijn kerk, zijn er toch slechts weinigen van doordrongen, welkefraaie voortbrengselen van orgelbouwkunst onze provincie rijk is. Dat is nietzo verwonderlijk. De appreciatie van orgelmuziek is, doordat deze, om hetspraakgebruik te volgen', doorgaans tot de „zware" muziek wordt gerekend,niet een ieder gegeven. Men beschouwt het orgel daarom meestal als eentraditioneel noodzakelijk en het voor een ordelijk verloop van de gezongenheilige diensten onontbeerlijk instrument. Al zal het dus steeds een betrek-kelijk kleine groep zijn, die orgelschoonheid weet te genieten, meende iktodi in het algemeen iets over onze orgels te moeten zeggen, omdat, doorde hierboven geschetste onbekendheid met het instrument, te onzent veelschoons verloren dreigt te gaan. Alvorens een overzicht te geven van onsBrabants orgelbezit, is het noodzakelijk, zij het dan ook zo beknopt mogelijk,de opbouw van het orgel en de voornaamste bestanddelen daarvan te be-handelen. Deze algemene inleiding kan dan tevens worden gebruikt als later,ter gelegenheid van een restauratie, een orgel nader zou behandeld worden.

Het orgel is te karakteriseren als een blaasinstrument met toetsen: dooreen toets neer te drukken, wordt enigszins gecomprimeerde lucht (orgel-wind) door een orgelpijp geblazen, die daardoor een toon van een zekeretoonhoogte en een zeker klankkarakter geeft. Voor elke toets is er één pijp,zodat het eenvoudigste orgel er uitziet als in figuur i geschetst. Zo een reekspijpen geeft dus alle tonen van de toonladder.

Het is duidelijk, dat het orgel dus bestaat uit drie groepen onderdelen:ie het pijpwerk, dat zelf de toon voortbrengt, 2e het zogenaamde regeer-werk, waardoor de organist op gemakkelijke wijze de pijp, die hij een zekeretijd wil laten klinken, in en buiten werking kan stellen en 36 de voorzieningvan het instrument van orgelwind, zonder welke de beide eerste onderdelenniet kunnen functionneren. Het voert hier te ver om alle technische instal-laties te bespreken, die tot de beide laatste groepen behoren. Daarvoor ver-wijs ik naar de literatuur !). Genoeg is het te weten, dat de orgelwind gele-verd wordt door electrisch aangedreven windmachines en soms nog weldoor een met mankracht gepompte blaasbalg; dat deze orgelwind op ver-schillende plaatsen in het orgel in magazijnbalgen in voorraad wordt ge-houden en verder wordt geleid via houten of metalen kanalen, die zichsteeds verder vertakken tot de monding van elke pijp afzonderlijk.

Het regeerwerk bestaat uit één lot 5 manualen (rijen toetsen als op eenpiano) en de overbrenging van de beweging dier toetsen tot het daarmeebeoogde doel: het openen en sluiten van de pijpen. De methoden die hierbijworden toegepast zijn legio: er is een mechanisch systeem, waarbij elkebeweging door middel van stokken, scharnieren, walsen, wippers en dradenwordt overgebracht, er is een pneumatisch systeem, waarin samengeperstelucht de beweging overbrengt (ontwikkeld sinds — 1850) en er is een elec-trisch systeem, waarin electromagneten en kabels de intermediairen zijn(sinds ± 1900).

1) BOUMAN, A. — Orgels in Nederland, 2e druk. Amsterdam 1949.

6

Page 9: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Fig I. Schema van een orgelregister; de toets C doet pijp C spreken, c-c, c'-c', enz.

Fig. II. Schema van een orgel met 3 registers en één manuaal. Register A bestaatuit gedekte houten pijpen, B is een tongwerk, C een labiaalpijp.

Fig. III. Dwarsdoorsnede van een orgel van het type van fig. V. R = rugpositiefbespeeld op klavier R', H = hoofdwerk met klavier H', Z = zwelwerk met klavierZ', P = pedaal met klavier P. De motor voorziet via de balgen b het orgel van

wind. B = bank voor organist.

Fig. III. Dwarsdoorsnede van een orgel van het type van fig. V. R. = rugpositiefpositief, op H' het hoofdwerk, op Z' het zwelwerk, op P' het pedaal: B = orgelbank,S — schakelaar voor motor windvoorziening, K = koppelingen van P' aan H' en R',en van H' aan R' en H' aan Z', waardoor b.v. op H' tegelijkertijd R' en Z' kan

worden bespeeld.

(I—IV tekening H. Strijbos)

Page 10: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Het pijpwerk is als voortbrenger van de klank vanzelf het voornaamstedeel van het orgel. Het voorbeeld, dat we in schets i gaven, is het allereen-voudigste voorbeeld van een orgel: één rij pijpen van eenzelfde klankkarak-ter, waarbij op elke toets één pijp correspondeert. Nu kan men, door pijpenvan verschillende vormen en materialen te vervaardigen, over pijpwerk vanverschillend klankkarakter beschikken. Naast de reeks pijpen, zoals in figuuri geschetst, plaatst men dus een tweede reeks, een derde, enz. (zie figuur 2).Druk ik nu één toets, b.v. C neer, dan zal niet alleen pijp Cc maar ook pijpCa en Cb klinken. Alle drie geven ze een geluid van eenzelfde toonhoogte,maar van verschillend klankkarakter. Het ligt nu voor de hand, dat mende reeksen pijpen Ca-Fa, Cb-Fb en Cc-Fc ook afzonderlijk wil kunnen horen.Er is dus een inrichting nodig om een hele rij bij elkaar behorende pijpennaar believen in of uit te schakelen. Zo een reeks pijpen, die door eenzelfde

^klankkarakter bijeen behoren, en die men afzonderlijk kan laten horen,noemt men een register of stem. Het register wordt met een registerknopin- of uitgeschakeld. In figuur 2 is dus sprake van een orgel met 3 registersen één manuaal.

De registers van dit orgeltje zijn van dezelfde normale toonmaat, d.w.z.als men een toets aanslaat klinkt een toon, die we met een overeenkomstigetoets op een piano laten horen. Men drukt deze toonmaat uit in de lengte vande laagst klinkende (dus grootste pijp) en spreekt nu van een 8-voetsregister.Naast deze registers kent het orgel nog 4-voetsregisters. Schakel ik een4-voetsregisfrer in, dan hoor ik niet de toon, die ik op de piano zou ver-wachten, maar wel een, die precies een octaaf hoger klinkt. 4-voets registerszijn er ook weer in talloze klankschakeringen. Behalve deze 4-voets (4').zijn er ook 2' en i' registers, die resp. dus 2 en 3 octaven hoger klinken dande normale 8' en 16' en 32' registers, die resp. i en 2 octaven dieper klinken.Slaat men dus op een groot, volledig bezet orgel één toets aan, dan klinken6 tonen tegelijk, onderling een octaaf verschillend. Accoorden klinken dusook zesvoudig. Men kan dit totaal op een piano niet bereiken, maar probeertU maar eens met het doorklinkpedaal van zo een accoord alle octaven aante slaan. U hoort dan een „afbeelding" van een der essentiële bestanddelenvan de orgelklank, zoals deze wordt bewerkt door het voorkomen van regis-ters van verschillende toonmaten.

Een ander essentieel bestanddeel van die klank is het samenklinken dertimbres in alle toonmaten. Het is voor een belangrijk deel een kwestie vanboventoonversmeltinigen. Het bereiken van een juist evenwicht in het geheelder boventonen (harmonische bijtonen, ontstaan bij het klinken vande pijp volgens diens grondtoon), is de grote kunst van de orgelbouwer.Over het klankkarakter der verschillende registers is niet veel te schrijven:men moet deze horen en liever nog zelf gebruiken om hen te leren kennen 2).De registers zijn als het ware de kleuren, waarmee de organist schildert intalloze combinaties en accenten. Zij zijn vervaardigd uit allerlei materialen:tin, een tin-zink alliage (orgelmetaal geheten) van verschillende samenstel-ling, van zink, van lood, koper of hout. Er zijn pijpen in talloze vormen;pijpen met een mond als een fluit (labiaalpijpen: men ziet ze meestal in hetorgelfront staan), pijpen waarbij een metalen tong de lucht in trilling brengt,

2) VENTE, H. A. — Bouwstoffen tot de geschiedenis van het Nederlandse orgelm de 16e eeuw. Amsterdam 1942; OOSTERHOF en BOUMAN. — Orgelbouwkunde,Amsterdam 1948.

Page 11: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

ZWEL

PEDAAL

WERK

HOOFD WERK

PEDAAL

RUGPOSITIEF

WWV

Fig. V. Front van een orgel met drie klavieren en pedaal. Pijpvelden-motief volgensde werkopbouw van het grote orgel in de St. Jan te 's-Hertogenbosch. Hier eenzwel (= boven) werk van 8' en een rugpositief van 4' (in fig. III, de doorsnede, juist

andersom).

Page 12: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

welke trilling versterkt wordt door een schalbeker (tongwerken, de trompet-achtig klinkende orgelregisters behoren hiertoe). Er zijn gedekte, half ge-dekte en open pijpen, cylindrische, conische en trechtervormige, ja zelfsgebogen pijpen komen voor.

Al deze vormen bepalen met de materiaalsamenstelling en de regeling vande windtoevoer het klanktimbre van de reeks pijpen, van het register. Zeerbelangrijk voor timbre en sterkte is de wijdte van de pijp t.o.v. de lengtedaarvan. Deze verhoudingen noemt men de mensuren van een orgel inengeren zin. Een goede keuze der mensuren kan men zeggen, is beslissendvoor het succes van de orgelbouwer.

Elk register heeft zijn naam, vaak ontleend aan benamingen van oudeinstrumenten, aan wier klankkleur die van het betreffende register verwantis. Zo staan de pijpen keurig rij aan rij opgesteld achter het orgelfront,waarin natuurlijk slechts een zeer klein gedeelte der pijpen kan wordenopgenomen (zie figuur 3).

De registers worden in verschillende groepen van bij elkaar behorendesoorten in één orgel (== werk) ondergebracht. Grotere instrumenten namelijkbestaan in feite uit verschillende orgels, die zelfstandig te gebruiken zijn.De benaming dier onderdelen wijst mede hun'historische afkomst aan (hier-voor moet ik weer naar de literatuur verwijzen). Elk onderdeel heeft zijneigen plaat» in de grote orgelkast. Figuur 5 geeft deze nader aan: het positiefstaande voor de grote orgelkast, een hoofdwerk in het centrum van de grotekast, een zwel werk daarboven opgesteld en aan weerszijden van het hoofd-werk de registers van het pedaal. Elk dier orgels wordt door een afzonderlijkmanuaal bespeeld, zodat het orgel uit figuur 5 drie manualen heeft en eenvoetklavier of pedaal. Het laatste wordt met de beide voeten als door eenderde hand bespeeld (zie figuur 4).

Practische betekenis ontleent het voorkomen van meer manualen aan dewenselijkheid in zeer korte tijd contrasten óf in klanksterkte óf in timbrete bereiken. Men behoeft dan slechts van klavier te veranderen om de ver-eiste klankcontrasten te 'bewerkstelligen. Reeds van te voren kan men op deverschillende manualen zijn registerkeuze gereed maken. Tenslotte is hetmogelijk door met één hand het ene en met de andere hand een tweede kla-vier te bespelen, een uitkomende stem (solo) te laten horen.

De door zo een instrument geleverde klankrijkdom wordt nu tot grotereklankglanzing gebracht, door het aanbrengen van vulstemmen, die dienenom de boventoonassociaties van het orgel in bepaalde richting te versterken.Die vulstemmen zijn enkelvoudig of samengesteld. Een enkelvoudige vul-stem is b.v. de .kwint — slaat men de toets C aan bij alleen sprekende kwint,dan hoort men een G, de kwint omhoog dus, enz. Een samengestelde vul-stem laat bij het neerslaan van één toets verscheidene tonen, meest 3 tot 5tegelijk horen: er spreken dus op een toets verschillende bij elkaar behorendepijpen, die niet afzonderlijk ten gehore kunnen worden gebracht en nietzonder enkelvoudige registers mogen worden gebruikt. Deze soort registersomvat niet zoveel pijpen als er toetsen zijn. Samengestelde vulstemmen ofmixturen beginnen namelijk bij de laagste toets reeds met een betrekkelijkhoogklinkende pijp. Naar mate men steeds hogere toetsen aanslaat zal erdus een moment komen, dat de pijpjes te klein worden en de toon te hoogom nog waargenomen te kunnen worden. Het register begint dan weeropnieuw bij zijn uitgangspunt telkens als een pijpreeks moet ophouden. Het

10

Page 13: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

resultaat van deze inrichting is dus, dat waar de normale registers zeer diepetonen laten horen, de mixturen helder en hoog klinken. Daardoor verleven-digen ze de orgelklank en zijn oorzaak van de helderheid en duidelijkheidvan het spel met grotere aantallen registers. Mixturen zijn er ook weer invelerlei samenstelling en van verschillend klankkaraker.

Tenslotte mag niet onvermeld worden gelaten, dat een der orgels, hetzwelwerk, achter een jalouzie is opgesteld. Als de organist deze opent kanhet geluid vrijelijk de kerk in klinken, als hij die sluit klinkt het minder door.Dit is de enige inrichting die de organist de mogelijkheid geeft crescendo'ste maken zonder registers bij te zetten.

De orgelbouwkunst staat zo voor de taak uit de talloze mogelijkheden eenklankgeheel te maken, dat, aangepast aan de ruimte waarin het orgel klinkt,zo groot mogelijke schoonheid geeft. Ook in deze kunst zijn historisch velestijlen aan te wijzen. De ige eeuw en ook de 2Oste in het begin, bouwt orgelsvan een vlak karakter met brutale registers, meest tongwerken, tot klank-sterkte gebracht. Deze periode miskende de grote werking der mixturenbij de opbouw van een goede orgelklank. Veeleer trachtte men in de orgelssymphonieorkesten na te bootsen en bracht talloze niet in de orgelstijl pas-sende registers aan, terwijl men de mixturen soms bijna geheel wegliet. Invoorgaande eeuwen heeft men ook zo een periode gekend. Wel had toenhet orkest een klankkleur dat meer aan het orgel verwant was dan hetmoderne symphonieorkest, en kende men de mixturen steeds een groteplaats toe. Zo zijn uit de i6e tot i8e eeuw zeer fraaie instrumenten te ver-melden. Vele zijn door verschillende oorzaken verloren gegaan. Vooral i6e-eeuwse orgels zijn nauwelijks meer aan te wijzen. Onze provincie bezit ernog een en wel het orgel in de grote kerk te Breda, waarvan het grootstegedeelte der onderdelen van 1534 dateert. Het orgel is weliswaar verschil-lende malen gerestaureerd en enige jaren geleden geheel opnieuw opgesteldmaar heeft toch weinig aan karakter ingeboet.

Uit de 17e en i8e eeuw zijn meer orgels bewaard .gebleven. Een buiten-gewoon fraai orgel is 'het hoofdorgel van de kathedrale basiliek van St. Jante 's-Hertogenbosch. Het werd in 1618 door een Brabantse orgelmakerzekere Hocquet uit Grave gebouwd. Sindsdien is het vele malen gerepareerden gerestaureerd. Bij de laatste restauratie (1902) is het orgel verknoeid.Mixturen werden gedeeltelijk weggenomen en vervangen door luide maarvlak en brutaal klinkende hoge-drukregisters. Het orgel is na deze „restau-ratie" weer geheel tot verval gekomen en moet worden hersteld, voor hetweer bespeelbaar is. Een commissie ad hoc is reeds aan het werk en heeft hetplan opgesteld 'het orgel geheel volgens zijn oorspronkelijke registerkeuze(dispositie) te herstellen.

Een ander fraai instrument bevindt zich in Helmond in de St. I^ambertus-kerk. Oorspronkelijk heeft dit orgel in de Abdij Averbode gestaan en isgemaakt door de Luikse orgelmaker Robustelli in 1773. In 1828 werd het inHelmond geplaatst en door de Gebr. Smits uit Reek van een prachtig pedaalvoorzien. Hoewel ook dit orgel is verminkt, klinkt het desondanks nog zeerschoon. Nog in de dertiger jaren dezer eeuw heeft men zich aan dit orgelvergrepen door uit het rugpositief enkele fraaie registers te verwijderen ente vervangen door enkele sentimentele effectregisters. Uit het pedaal zijnzelfs registers verwijderd zonder deze te vervangen door andere. De mecha-niek van het orgel is nog in wezen dezelfde als die, welke in 1828 werd 'her-

Page 14: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

zien en aangebracht. Hierin is natuurlijk slijtage opgetreden, vooral delaatste jaren. Hoewel deze betrekkelijk eenvoudig en weinig kostbaar bijge-houden had kunnen worden is een en ander schromelijk verwaarloosd. Menbegrijpt niet hoe de orgelbouwer, die het instrument in onderhoud heeft,zich zo weinig aan een cultuurmonumcnt als dit gelegen laat liggen. Hetorgel is echter op de monumentenlijst geplaatst en gelukkig is een deskundigerestauratie in voorbereiding.

In Boxtel staat in de St. Pieterskerk een zeer mooi orgel uit het middender vorige eeuw. Het werd geheel gebouwd door de Gebr. Smits uit Reek,die we bij 'het Helmondse orgel reeds ontmoetten. Deze orgelbouwers beho-ren tot de kundigste van hun tijd. Het is niet overbodig er eens de aandachtop te vestigen welk .groot aandeel Brabantse orgelmakers aan het tot standkomen van uitstekende instrumenten hebben gehad. Het orgel in Boxtel ishelaas nooit geheel afgebouwd. Het beschikt niet over een pedaal met eigenregisters. De plaats voor deze registers is echter aanwezig: misschien kanbij een restauratie, die met het oog op de mechaniek zeer noodzakelijk wordt,hierin worden voorzien.

Behalve deze orgels noemt de lijst van monumentale orgels die door hetRijk worden beschermd nog: Aarle-Rixtel (gebouwd in 1853), Bergen opZoom (Ned. Hervormd 1771), Kapelle (N. Herv. 1823), Cuyk (1725),Grave (N. Herv. 1806), Grave (R.K. 1846), 's-Hertogenbosch (St. Pieter1843), 's-Hertogenbosch (St. Catharina 1849), Hilvarenbeek (1840), Leur(N. Herv. 1717), Oosterhout (N. Herv. 1758), Ravensteyn (1864), Roo-sendaal (St. Antonius 1770), Schijndel (R.K. 1852), Sprang (N. Herv.1807), Tilburg (N. Herv. 1765), Waspik (N. Herv. 1767), Willemstad(N. Herv. 1774). In Luyksgestel bevindt zich een oud, qua opbouw en klankzeer merkwaardig en goed orgel, dat echter vrijwel geheel een ruïne is. Depijpen staan niet meer op hun plaats en in veel pijpen hebben granaatscher-ven gaten geslagen, die nu met plakband zijn gedicht. Alles wijst erop, datmen van plan is het oude instrument te laten slopen en er een geheel nieuw _voor in de plaats te stellen, hetgeen zeer te betreuren zou zijn. Het warete wensen, dat in dit en elk ander geval, steeds advies werd gevraagd aande deskundigen van de R.K. orgel- en klokkenraad en overleg werd ge-pleegd met de orgelcommissie van 's-Rijks Monumentenzorg. Veelal zal hetdan mogelijk blijken in wezen fraaie, maar ernstig vervallen orgels te restau-reren. Duurder dan een nieuw orgel wordt een restauratie meestal niet enbovendien is het mogelijk voor herstel van een orgel, dat als monument werderkend, een subsidie van Rijkswege te ontvangen. Die erkenning als mo-nument is niet, zoals men vaak denkt, voorbehouden aan de grotere instru-menten: ook kleine orgels van bijzondere kwaliteit Avorden gaarne be-schermd. Men late zich dus vooral adviseren door deskundigen, waaroverook onze provincie gelukkig kan beschikken en die aangesloten zijn bij deR.K. orgel- en klokkenraad3). Komen orgels uit de vervalperiode van— 1900 in aanmerking voor vervanging dan zal men meestal niet behoevente aarzelen.

Gelukkig immers zijn de huidige orgelbouwers teruggekomen van de ver-keerde beginselen in de orgelbouw. Er zijn voorbeelden te over waarvan menmet voldoening kan getuigen dat er werkelijk schone instrumenten zijn

3) R.K. Orgel- en Klokkenraad, Velperweg 142, Arnhem.

12

Page 15: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

geplaatst. Zo zijn b.v. in Eersel, Riethoven, 's-Hertogenbosch (St. JanKoororgel), Vught, fraaie orgels tot stand gekomen. Het grootste orgelvan de nieuwere tijd staat in de St. Catharinakerk te Eindhoven. Het is ge-bouwd in 1936 en in de oorlogsjaren gedeeltelijk verwoest. Juist dezer dagenis de restauratie geheel gereed gekomen. Binnenkort is er waarschijnlijkgelegenheid dit fraaie orgel eens nader te bespreken. Tenslotte zijn er ookzeer goede orgelrestauraties te vermelden b.v. te Borkel en Schaft, waar eenorgel van de Gebr. Smits, dat in de oorlog zeer had geleden, op uitstekendewijze is hersteld. Het mechanische systeem is behouden en ook de registerswerden volgens de oorspronkelijke dispositie hersteld.

Zo kan men vaststellen dat in Brabant voor wat betreft de orgels hetcultuurbezit zonder meer rijk te noemen is. Veel is of zal goed worden be-waard. Veel is echter verloren gegaan of loopt gevaar alsnog ten offer tevallen aan een onverantwoorde modernisatiewoede. Aan de heemkundigekringen mede de taak in deze waakzaam te zijn.

A. D. KAKEBEEKE

DE VRIJSTRAAT IN EINDHOVEN.

Eindhoven, d.w.z. de oude stad Eindhoven, ligt te midden van een kransvan dorpen, die op hoge ouderdom kunnen bogen, terwijl het zelf een jongenederzetting is, waarvan eerst vrij lange tijd na het jaar duizend iets bekendis geworden.

Aanwijzingen daarvoor vindt men in de gesteldheid van de bodem, waar-op de oudste huizen gebouwd zijn. De centra van de dorpen, die de agglome-ratie Eindhoven vormden, liggen alle op hoige, droge gronden; het centrumvan Eindhoven lag in de dalen van de Dommel en Gender, die in sommigetijden van 'het jaar, zelfs nog ver in de 2Oste eeuw, bewoning moeilijkmaakten.

Een tweede aanwijzing, 'minder tastbaar, .maar toch duidelijk, is te vindenin de naam Eindhoven zelf. De namen, die met hove zijn samengesteld, zijnontstaan in de tiende, elfde, en twaalfde eeuw en uit de oorspronkelijkeboerenhoeve groeide langzamerhand een gehucht (Geenhoven onder Val-kenswaard, Boshoven onder L,eende, Urkhoven onder Tongelre), een dorp(Riethoven) of zelfs een stad. In de regel gaf de heer van een heerlijkheidof een abdij een stuk land tegen betaling van een cijns uit ter ontginning.

In het geval van Eindhoven was het de Heer van Woensel (of de Hertogvan Brabant), die op het zuidelijkste einde van Woensel een stuk land invele Latijnse acten „hova" genoemd, uitgaf. De naam Eindhoven komt heteerst in 1187 voor als persoonsnaam „van Endhoven" l).

Het oudste gedeelte van Eindhoven is het zuidelijkste gedeelte van deDemer, dat vroeger Volderstraat werd genoemd, en de Rechtestraat tot aan

1) Zie C. A. KUYSTEN, Beschouwingen over Eindhoven en naaste omgeving.(1938) pag. 24. Als bron wordt hier opgegeven: Förstemann, Altdeutsches NamenbuchI 817, die weer verwijst naar Van den Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zee-land. 165.

Page 16: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

de St. Catharinakerk. Oorspronkelijk stonden er slechts boerderijen; lang-zamerhand veranderden ze van karakter, waartoe de ligging aan de handels-weg Woensel-Eindhoven-de Bergen-Gestel en verder aanleiding gaf, enwerd de 'handel een middel van bestaan.

In 1232 werd Bindhoven tot stad verheven door Hertog Hendrik vanBrabant en werd het een gesloten gemeenschap met zelfstandig bestuur,zoals zoveel tot stad verheven nederzettingen.

De naam Vrij straat, de straat, die van het einde van de Volderstraat naarhet Westen loopt, geeft aanleiding tot zeer voor de hand liggende gissingen,dezelfde waartoe de namen als Vrijerslaantje en Jufferslaantje in andereplaatsen leidden. Zo simplistisch is de zaak echter niet. Dit blijkt uit oudereschrijfwijzen, die helaas slechts zeer zelden genoteerd zijn. Voor het jaar1447 komt Vrijcstraat 2) voor, en in 1569 Vrijckstraet. In plaats van hetdoorzichtige woord vrij hebben we nu te maken met het woord vrijck, dat inhet geheel geen aanwijzing geeft.

Een punt van vergelijking bieden intussen de woorden Vreek, gehuchtonder Deurne, en het Vrijkesven onder Mierlo. De naam Vreek onder Deur-ne luidde oorspronkelijk Vredewijk 3) en was de plaats, Avaar oudtijds devolksvergadering onderlinge geschillen beslechtte en „in vrede legde". HetVrijkesven ligt bij een zeer interessant oud-Germaans middelpunt in hetnoordelijk gedeelte van de Mierlose Heide, waar een uitgebreid urnenveld *),een ven, dat Galgeven heet, en twee 'heuvelreeksen, die zeer duidelijk totplaats van samenkomst hebben gediend allerlei 'herinneringen wakker roe-pen. Het Vrijkesven is zeer waarschijnlijk het ven bij de Vrijk = vredewijk,waar de oude bewoners van Mierlo en Geldrop hun geschillen beslechtten.

Aan de hand van deze gegevens ligt de veronderstelling voor de hand,dat de Vrijstraat is aangelegd in de Vredewijk, toen deze zijn betekenisverloren had. Dit tijdstip valt voor Eindhoven vóór het midden van devijftiende eeuw, in welke tijd Philips de Goede de vroedschappen instelde,omdat het voor de stedelingen te bezwaarlijk werd de telkens terugkerendevolksvergaderingen bij te wonen.

C. A. KUYSTEN

BROEDER GERARDUS,PROCURATOR VAN COUDEWATER

Tot het zilver van de St. Catharinaschut te Rosmalen behoort een onge-dateerde koningsplaat, welke een ordegeestelijke voorstelt, die neergeknieldis voor de afbeelding der patrones van het gilde. Uit het onderschrift blijkt,dat de religieus Broeder Gerardus heette en het procuratorschap voerdeover Mariënwater.

Het aldus genoemde klooster behoorde tot de Orde van de Verlosser ofvan St. Brigitta en werd omstreeks 1434 te Rosmalen gesticht.

2) Nieuwe catalogus van Oorkonden en Handschriften van het Provinciaal Genoot-schap, No. 133.

3) H. N. OUWERLING, Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liesselen Vlierden. Helmond (1933) pag. 80.

4) Enkele jaren geleden grondig verwoest, zonder dat van deskundig onderzoeksprake was.

14

Page 17: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

De H. Brigitta was een Zweedse van voorname afkomst. Zelfs door nict-katholieken wordt ze „de beroemdste dochter van het Noorden" genoemd.Na de dood van haar man stichtte ze een nieuwe Orde, waarin de wonder-lijke samenstelling der kloosters sterk opviel.

Een klooster van de H. Brigitta moest bewoond worden door 60 nonnen,terwijl 13 priesters en 4 diakenen belast waren met de liturgische dienst;8 lekebroeders hadden te zorgen voor de werkzaamheden van stoffelijkeaard. Men had dus te doen met een dubbelklooster en het eigenaardigeculmineerde in de top: aan het hoofd van het dubbelklooster stond niet eenabt, doch een abdis met de titel van „Eerwaardige Vrouwe". Slechts intwee gevallen was het aan de mannelijke leden van het convent toegestaanhet verblijf der zusters te betreden: bij het toedienen der HH. Sacramentenaan een stervende en wanneer het lijk van een overleden non naar de kerkmoest worden vervoerd.

Als stichteres en eerste abdis van het klooster te Rosmalen wordt „deeerwaardige vrouwe" Mille van Campen genoemd, die in 1453 stierf. In eenLatijnse brief van 15 Sept. 1634 verklaarde Michael Ophovius, bisschop van's-Hertogenbosch, dat ten allen tijde de gestrengheid van het kloosterlijkeslot allerstipst was onderhouden.

„Broeder Gheraert", die de vogel had afgeschoten, verzuimde op de ko-ningsplaat te laten aanbrengen, in welk jaar hem dit geluk ten deel gevallenwas. Het is nochtans niet van belang ontbloot, even na te igaan, wanneer hijgeleefd heeft.

In het tweede deel (blz. 119) van zijn werk over de Brabantse schutters-gilden zegt Jolles, dat Gheraert bij Schutjes (V, 593) Claes Gheertsoneheette. Nu komt inderdaad op de aangegeven bladzijde van Schutjes' Ker-kelijke Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch „frater Claes Gheert-sone" voor als procurator van Mariënwater of Coudewater. Doch hec gaalnieUaan, hoe men het ook draait of wendt, Claes hetzelfde *te noemen alsGheraert.

Tegen zulke gelijkstelling zou Schutjes zich verzet hebben en niet minderCuypers-van Velthoven, in wiens „Documents" hij de naam en functie aan-trof van „Broeder Claes Gheertsone, procurator van den convente van denCouwewater, gelegen in den dorpe van Rosmael" (blz. 377).

Men is dichter bij de waarheid, als men een Bossche schepenbrief raad-pleegt, welke 30 October 1577 verstrekt werd en thans berust in de boekerijvan het Provinciaal Genootschap, Jhr. van Sasse van IJsselt gaf in heteerste supplement op de „Nieuwe Catalogus der oorkonden en handschrif-ten" een samenvatting van het charter (nr. 294). Hierin treedt frater Ge-rardus Peterszn op als procurator van het klooster van St. Salvator en St.Brigitta weduwe, genaamd Mariënwater, staande in de parochie Rosmalen.

De heer Ebeling, archivaris van 's-Hertagenbosch, was zo vriendelijk meete delen, dat in het genoemde document Gerardus Peeterss staat, wat hetzelfde is als zoon van Peter.

Deze is de gezochte procurator. Hij leefde omstreeks 1577. Het door hemgeschonken koningsschild kan enige jaren ouder zijn dan het eerst geda-teerde Rosmalense van 1563 (Jolles II, blz. 119), maar even goed jongen.Daar de oude geschriften van het gild verloren zijn gegaan, is dit niet uitte maken.

HEESWIJK Dr. H. HEIJMAN

IS

Page 18: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

ELSH^UT gem.DRUNENsectie F

Verklaring:•:-':::::" : vermotdelijke fundering

f t j f . : skeletvowasten*"."-"-"- : gedempte gracht'"-"--J : jeJempte

"" :fun<ierin<\ k looste» «Hiur

Onderzoek terreinMARIENDONK'met wichelroede

16

Page 19: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

VOORLOPIG ONDERZOEKNAAR 'T VOORMALIG CISTERCIËNSERKLOOSTER „MARIËNDONK"

TE ELSHOUT

Reeds twintig jaren geleden werd m'n aandacht gevestigd op de historischeplaats waar in lang vervlogen tijden eenmaal een klooster van de Cister-ciënsers had gestaan, en waarvan ongetwijfeld nog sporen in de grond tevinden zouden zijn.

In de zomer van 1949 hebben we onze eerste excursie naar deze plaatsgemaakt gewapend met wichelroede en papier om onze bevindingen nauw-keurig op te tekenen. Reeds bij dit onderzoek boekten we succes. Enkeleweken hiervoor hadden mijn vrienden een schets getekend naar gegevensvan de mensen daar betreffende de geschiedenis van 't klooster „Marien-donk". Aan de hand hiervan, hadden we ons plan opgesteld. De eerste mid-dag werd besteed aan een oppervlakkige opgave, van wat we zoal zoudenkunnen ontdekken. We vonden veel aanwijzingen, die we nauwkeurig op-tekenden om bij een volgende excursie meer systematisch te werk te kunnengaan. Bij onze tweede excursie ontdekten we de gehele fundering van dekloosterimuur rond de vroeger bestaande gebouwen. Wanneer we het kloos-terterrein op bijgaande tekening bezien, ontdekken we, dat de nu bestaandeverbindingsweg vroeger op een andere plaats heeft gelegen.

Daarna zijn we nog tweemaal teruggeweest naar deze historische plaats.We vermoedden, dat er nog veel meer te vinden zou zijn en naar bleek,terecht. Reeds bij de aanvang van onze onderzoekingen vonden we op aan-wijzing van de wichelroede het grote gebouw aan de zuidzijde van dezetekening. Verder ontdekten we lopende van Zuid naar Noord nog eenblinde muur, waarvan we bij gebrek aan voldoende gegevens de betekenisnog niet konden achterhalen. Het vierde onderzoek in 't begin van dit jaarbracht ons het grootste succes. Eerst ontdekten we een dichtgemaakte vijver,daarna het kerkhof, gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk buiten de klooster-muur gelegen. Aan de noordzijde, geleid door de wichelroede, de grotemassale kloosterpoort, waarlangs een kleine kapel heeft gestaan, die vol-gens het kloosterarchief dienst heeft gedaan voor de gasten van 't klooster.Tot zover heeft ons onderzoek zich uitgestrekt. Of we nu klaar zijn en allesweten? Verre vandaar. Nog veel studie zal gemaakt moeten worden om teachterhalen, wat deze historische plaats voor ons nog verborgen houdt.Maar we hopen dat dit werk met de hulp van onze medewerkers Cor deGouw uit Nieuwkuijk, Ad Veltman uit Elshout en M. Jansen uit Vught insamenwerking met Brabants Heem, de Rijksdienst voor het OudheidkundigBodemonderzoek en het Gemeentebestuur van Drunen zal worden voort-gezet. Onze resultaten zijn wel zo, dat ze een nauwkeurige en deskundigeverkenning van deze historische bodem rechtvaardigen.

P. TARCISIUS v. SCHIJNDEL.S. O. Cist.

Page 20: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

W E T E N S W A A R D I G H E D E N

HET JAN CUNEN MUSEUM TE OSS.

De stad Oss heeft van haar feest ter viering van het feit, dat Hertogin Johannahaar voor 550 jaren stadsrechten gaf, niet alleen zeer schone herinneringen over-gehouden, welke alleen zullen blijven voortleven in de gedachten van allen, die dezefeestdagen hebben medegevierd, doch ook herinneringen van blijvende waarden.

Johanna, bij der gratiën Gods, hertoginne van Brabant, Limburg en Luxemburg,en markgravinne des heiligen Rijks, schonk Oss in 1399 stadsrechten en vele privi-leges.

Het gemeentebestuur van Oss schonk de stad en omgeving bij dit feest, daartoein de gelegenheid gesteld door het werk van wijlen de gemeente-archivaris JanCunen, zaliger gedachtenis, een streekmuseum.

Het Jan Cunen Museum, is op de eerste en voornaamste plaats een heemmuseum,waarin de heemgedachte op allerlei wijze wordt levendig gehouden. Verder zal hetmuseum dienen als een centrum van cultureel leven in Oss en omgeving door hetdaarin onderbrengen van exposities van kunstwerken.

Jan Cunen, een Ossenaar van geboorte, heeft uit een fijne natuurlijke aanleg eninnerlijke drang naar en liefde voor het schone de grondslag gelegd voor de kunst-volle verzameling beelden, welke dateren vanaf de vroeg-gotische tijd tot heden.Deze verzameling heeft Cunen reeds aangelegd in een tijd, waarin nauwelijks vanwaardering voor kunst sprake was. Hij zocht deze beelden in Oss en omgeving opzolders, waar zij bestoft en vervuild stonden, niet als een antiquair omwille van hetgewin, doch om hun schoonheid, welke hem een verrijking en verdieping van zijnvroom leven schonk. Dat deze beelden ook anderen zouden ontroeren door hunschoonheid, was zijn streven en daarom heeft hij deze beelden opgezocht, bewaarden geschonken aan zijn stad- en streekgenoten.

Jan Cunen was niet alleen een minnaar der kunst, hij was ook een man der we-tenschap en aan zijn studie van Oss en omgeving dankt Oss en Brabant zijn geschied-kundige werken alsmede de oudheidkundige bodemvondsten, welke in het bezit zijnvan het Jan Cunen Museum en tal van andere musea in het land.

Naast al deze voorwerpen bezit het museum een prachtige collectie klederdrachten,gebruiksvoorwerpen, geologische vondsten, flora en fauna, een verzameling sagenen legenden, spreekwoorden en dialectische gegevens en toponiemen.

De bibliotheek van het museum, in eerste aanleg, bevat de volledige werken vande grote Ossenaar Dr. C. R. Hermans, de stichter van het Provinciaal Genootschapvoor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, de geschiedkundige werken vanJan Cunen en naast andere fraaie boekwerken, een kleine doch mooie verzamelinghandschriften, waaronder enkele met fijne miniaturen verlucht. Ook een prenten-kabinet wordt voorbereid.

Dit alles kan zijn een doodse verzameling van voorwerpen. In het Jan Cunenmuseum is dit echter niet het geval. Bij de bouw en de inrichting van het museumis er reeds van den beginne af nauwkeurig op toegezien, dat het museum een wei-verzorgde en aesthetische indruk zou vestigen op iedere bezoeker.

Door de uitleg, welke bij iedere rondgang door het museum wordt gegeven, krijgenal de voorwerpen hun zin en betekenis terug. Voor de bezoekers, onder wie vooralde rijpere schooljeugd, is het Jan Cunen Museum niet een dorre verzameling van

Page 21: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

oude urnen, potten en pannen en mutsen en beelden, neen, zó leeft ieder voorwerpdaar voor hen in zijn eigen sfeer.

De belangstelling voor het museum is groot en steeds meer voorwerpen komener bij door schenkingen, welke de bezoekers later aan het museum doen.

Het Jan Cunen Museum leeft en wekt een grote ware liefde voor het eigen heem.DE W.

HONDSDOLHEID IN LIEROP.Over Sint Hubert, zoals men hier zegt, en over razernij of hondsdolheid hoorde ik

mijn vader zg. dikwijls vertellen. Was iemand door een dolle of razende hond ge-beten, dan werd hij na negen uren, dagen, maanden of jaren ook dol, tenzij mennaar St. Hubertuslil, even over de Belgische grens, of naar de Ardennen deed. Wienaar St. Hubertuslil gingen, werd daar een klein stukje draad van de stool van deheilige bisschop in een kleine inkerving in het voorhoofd gelegd, daarna werd dewonde gehecht en nam men de verplichting op zich zijn leven lang dagelijks negenOnze Vaders enz. te bidden. Het gebed werd volgens mijn vader in de Ardennenniet geëist.

Eenmaal in mijn leven heb ik een man gekend, die door een dolle hond gebetenwas. Deze werd toen naar Parijs gezonden, onder geleide van de toenmalige meesterBuskens uit Someren.

„IN DE PINT DOEN".Dit was, naar mijn vader mij vertelde, een pijn wegnemend middel, een geheim

van de daar nog steeds levende, achtenswaardige familie Geboers uit Liessel in dePeel. Nog altijd worden zij genoemd: de pint.

Op een soort poeder strooide men bloed, dat men b.v. uit de ontstoken tand nam.Dit moest men een bepaald aantal dagen warm bij zich dragen en dan raakte mende pijn kwijt. Werd het echter koud, dan keerde de pijn terug. Ook van anderepijnen konden zij de mensen door dit middel af helpen. En die er niet in geloofden,overtuigden zij op gevoelige wijze van hun macht. De pastoor van Liessel werddaarover indertijd al ondervraagd, maar deze verklaarde dat „het natuurlijk was".

H. A.

DE HOEVE TE „HULISLAUM".Een bekende uitdrukking in de streek der Acht-Zaligheden luidt: „De pastoor

slacht het vetste varken". Het wijst op het oude, nog steeds in ere gehouden gebruik,dat de pastoor van elk geslacht varken zijn aandeel krijgt.

Een typische uitzondering op dit gewoonterecht, waarvan de oorsprong wel eensver in de historie terug kon gaan, vernam ik van een inwoner van Hulsel, die ophet gehucht De Hoef woont. Hij vertelde, dat onder en naast zijn woning nog oudefundamenten en gewelven zaten, resten van een vroegere boerderij, eertijds een derbezittingen van St. Willibrord! Een aanwijzing, dat men hier met de hoeve Hulislaum,genoemd in het testament van St. Willibrord, te doen kan hebben, kan men zienin de uitzonderlinge positie, die dit gehucht De Hoef in het parochieleven van Hulselinneemt. Men geniet daar namelijk het „voorrecht", dat men bij de „eieromgang" enook bij het slachten van het varken niets voor het onderhoud van de parochie-geestelijke behoeft af te staan.

„Natuurlijk brengen we toch wel wat naar de pastoor", vertelde de bewoner vanDe Hoef, „maar iedereen weet hier, dat wij dat eigenlijk niet hoeven te doen."

G. BEEX

Page 22: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

B O E K B E S P R E K I N G E N

E. SNEYERS, Bijdrage tot de geschiedenis van Retie. Uitg. De Berk. Retie. 1949.

De schr. van dit fraai uitgegeven werk heeft zijn taak zo verstaan, dat hjj voorzijn Kempisch dorp de geschiedenis van de oude heerlijkheid, het oude dorpsbestuur,dorpsbeeld en dorpsleven en m een 2e dl. het politiek, sociaal-economisch en gees-telijk leven moest v e r h a l e n . Waarlijk, hij deed dit als een geboren historie-schrijver. Uit het rijke archief der gemeente en St. Martinuskerk ordende hij hetbelangrijke en boeiende materiaal op een wijze, die de gezonde blik en de eerbiedvoor het historisch gegroeide van den waren Kempenaar verraadt. Het is een bui-tengewoon geslaagde bijdrage voor de beschavingsgeschiedenis van De Kempen.Want „belangrijker dan de geschiedenis der dorpsheren en der dorpsregeerders,doch niet zo gemakkelijk te achterhalen, is die van de gewone mensen op ons dorp."En juist op dit gebied heeft de schr. prachtige resultaten behaald, vooral in hetverschaffen van vele nieuwe gegevens (cf. het hfdst. over Het oude dorpsbestuur).Naar mijn inzicht is het een der beste streekmonographieën, een model voor eenplaatselijke geschiedenis. Neem dit boek dus ter hand, het zal uw kennis van uw„petite patrie" verrijken, uw hart verwarmen en na lezing zult ge mijn enthousiasmedelen. H. MANDOS

BRABANTS JAARBOEK. Nieuwe Reeks der Handelingen van het Provinciaal Gen.van Kunsten en Wetenschappen in N. Brabant. 1949.

Het oude Genootschap streeft naar verjonging. In de loop der jaren in een gees-telijke dommel geraakt, is het plotseling wakker geschrokken, slaat het stof van zichaf en ziet nog wat onwennig rondom zich. Het is begrijpelijk, dat zijn eerste pogin-gen niet alle zonder meer successen zijn en dat het tastend zijn weg nog zoekt, nietzonder moeilijkheden, ja soms als een knorrige heer, die nou maar vooruit moet!

Op het gebied der publicaties echter heeft het een besluit genomen, dat voor detoekomst goede verwachtingen wekt, nl. de uitgave van een jaarboek, waarin naastde gebruikelijke verslagen en mededelingen en een 21 blz. lange ledenlijst nu eengrotere plaats ingeruimd wordt aan belangrijke artikelen. Die zijn gelukkig in dezenieuwe reeks in meerderheid te vinden.

De bijdrage van J. Renaud over het middeleeuwse kasteel te Heusden achten wijminder geslaagd, in zoverre het tussen een wetenschappelijk verslag en een leesbaretekst heen schippert. Daarna valt op de uitstekend en levendig gestelde beschou-wing over de vrede van Munster door prof. dr. L. Verberne, al zal niet iedereenelk inzicht aanvaarden.

Welk een belangrijke figuur Adrianus Oomen in zijn tijd geweest is, toont devoorzitter, pastoor A. Commissaris, 'n Schets in enkele duidelijke lijnen, laten wehopen 'n verkennende voorstudie voor een volledige biographie, een der blijvendegedachten na lezing. Diplomatiek-strijdvaardig, ook in zijn beoordeling van cijfers,schrijft dr. H. v. Velthoven over de Brabantse gedachte. De lof, archivaris Ebelingreeds in De Tijd toegezwaaid, kan men ten volle onderschrijven: scherp van zin. Nietminder waardevol zijn de artikelen van mr. J. Smit, dr. Heijman en J. Heeren, dieallen het werk van het Genootschap op het gebied der publicatie zien, zoals het uiteen gezonde traditie gezien moet worden, het vastleggen van wetenschappelijk verant-woorde arbeid voor onze brabantse cultuur. Naast de zo nodige vernieuwing blijve dezetraditie gehandhaafd! Dr. M.

20

Page 23: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

kapittelstokjes

DE „MISDAAD" VAN MEESTERRIJKEN.

Het artikel van mijn mede-redacteurG .Beex over het rijengrafveld op Broe-keneind in de heide te Hoogeloon heeftbij de redactie van het blad „Tussen deSliffert en de Hees" (19 Jan. '50) wre-vel gewekt, in zoverre hij geen waar-dering zou gehad hebben voor Rijken'sarbeid. De kwalificatie „wilde vernie-ling aan het wetenschappelijk onder-zoek toegebracht" is de voornaamsteder gewraakte passages.• Dat men Beex' bedoelingen niet konmisverstaan, blijkt uit de welwillendeen vooral interessante brief van deeerst belanghebbende, de zoon vanmeester Rijken, die bovendien waarde-volle aanvullingen verschaft. Hijschrijft:

Ik las Uw voor mij om speciale rede-nen zeer aantrekkelijk artikel in Bra-bants Heem over de opgravingen inHoogeloon.

Het doet mij bijzonder genoegen, dateindelijk eens een onderzoek door be-voegden werd ingesteld; ware zulks ophet herhaaldelijk aandringen van Va-der-zaliger — pl.m. 40 jaar geleden —eerder geschied, dan zou daarmede aande historie van ons gewest een belang-rijke dienst zijn bewezen.

Aan de onderzoekingen van meesterRijken omtrent de begraafplaats op„Broekeneind" heb ik heel veel aan-gename herinneringen, niet alleen omhet succes van het inderdaad primi-tieve onderzoek, waarmede Vader des-tijds jaren is bezig geweest.

De resultaten van de onderzoekin-gen waren vnl. een aantal urnen enz.dat gevonden werd. Daarom stondmeester Rijken er ook zo op, dat ervan hogerhand wetenschappelijk on-derzocht zou worden; zijn attenties op

dit gebied hadden echter geen suc-ces.

Hoeveel urnen Vader er heeft ge-vonden, kan ik niet bij benaderingzeggen; een groot aantal daarvan is inAugustus 1914 — op de dag van demobilisatie konden we geen kaartjekrijgen voor de tram en daarom werdeen paar dagen daarna de reis opnieuwondernomen — bezorgd op het Provin-ciaal Museum te 's-Hertogenbosch. Ikheb er nog dikwijls een kijkje naarwillen nemen, doch men kon (?) ze mijnimmer tonen.

Ik herinner me ook nog, dat we opeen dag met 6 of 9 urnen huiswaartskeerden.

Toen de grote vondsten voorbij wa-ren bleef Vader toch nog zoeken, over-tuigd als hij was, dat de voorraad nogniet uitgeput zou zijn. Regelmatigkeerde hy naar Broekeneind terug —onderweg mocht ik dan Franse woord-jes leren —; resultaat van de onder-zoekingen bleef verder echter achter-wege, wat mij thans, gezien de plaat-sing van de kisten op een diepte vanl tot 1.50 meter, duidelijk is; onze „pin"was per saldo maar ongeveer een meterlang

J. RIJKEN

In het bovenste gedeelte der afge-schaafde vlakken, zo deelt G. Beex nogmede, waren de boorgaatjes van mees-ter Rijken's stok nog in een duidelijkeregelmaat te zien. Een bewijs voor degrote nauwkeurigheid, waarmede hetterrein werd afgetast.

De heer Rijken schreef later in eentweede brief, dat de bovengenoemdeurnen ook van de Knegselse Hei, eengeheel vormend met Broekeneind, af-Komstig zouden kunnen zijn.

21 Bibliotheek en PrentenkabinetProvinciaal Genootschap v«n

Kunsten en Wetenschappen inNoord.Brabant, 's-Hertogenbosch

Page 24: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

EEN „ALSBERG" EN EEN „HEKSE-KUILTJE".

In het artikel „Het Alvershool te Nu-nen" (I, 148) werd gewag gemaakt vaneen Alvenberg te Casterle bij Eersel.In de Acht-Zaligheden werd een tijdgeleden een enquête gehouden: wie inGasteren — of daaromtrent zou de land-meter zeggen — deze kon aanwijzen?

In verband hiermee kan ik noemeneen groepje akkers ten Z.O. van hetgehucht De Hees tussen Eersel enSteensel, dat de naam „Alsberg" draagt.Het „berg"-karakter is er wel ergvreemd aan, want de groep akkers ligtnauwelijks iets hoger dan de omge-

, ving. Maar de theorie van Heylen-Sin-ninghe omtrent de oorsprong van hetwoord „Alsberg" wordt hier opmerke-lijker, doordat vlak in de buurt een„zak" betiteld wordt met de naam„Heksekuiltje", ook wel „Hertsekuil-tje".

Is deze stille en eenzame plaats langsde „Kromme Molenweg" weleer eenoord van vrees en verschrikking ge-weest, waar zich heksen en alven op-hielden? Oude mensen uit de directeomgeving, soms wandelende encyclope-dieën in deze, wisten echter bij na-vraag van geen schrik-aanjagende oudeverhalen van deze plaats.

Th. v. d. AALST

DE STILLE CAECILIA VANE.NSCHOT.

Tn Jrg. I p.t 127 besluit drs. A. v. Gooizijn artikel met: „Enschot, Caecilia-plaats in de XlVe eeuw is een bijzon-derheid, zo men wil een probleem."

Bij mijn onderzoek naar de geschie-denis van Enschot heb ik mij gewendtot dr. Erens, die mij o.a. schreef: „Hetoudste in ons archief berustend gegevenis een pauselijke Bula, waarbij hetdorp „Eindeschit" (Enschot) in het jaar1164 parochierechten werd verleend."Dit feit is m.i. van groot belang bij hetonderzoek-voor de datering van de Cae-ciliaverering in Enschot. Valt hieruitals vaststaand op te maken, dat er reedsvoor het bouwen van de thans nogstaande oude toren, waarschijnlijk rond1325 gebouwd, in Enschot een kerkstond, die als patrones de H. Caeciliahad? Nu is het de vraag, of er reedsvoor 1164 een kerk stond. Werden pa-rochierechten verleend bij oprichting ofgebeurde dat pas, wanneer er een pa-rochie gegroeid was? Zou het laatstehet geval zijn, dan kan Enschot weleen aanrakingspunt hebben met devroeg-middeleeuwse centra der Caeci-liaverering Keulen en Albi. De naamvan het dorp komt nog herhaaldelijk inhet archief van Tongerloo voor.

Enschot HOOGEDOORN

K R O N I E K

DOCUMENTAIR GILDENARCHIEF TE VUCHT.

De heer J. v. d. M o r t e l, staande Deken van het St. Catharma-gilde te Vucht, isin 1949 begonnen met de inrichting van een Documentair Gildenarchief, waarin allepublicaties over gilden in drievoud bewaard zullen worden. Op de waarde van eendergelijke centrale behoeft hier niet gewezen te worden. Ieder, die dit werk wilsteunen, zende hem, wat men over gilden onder ogen krijgt, waaronder vooral arti-kelen in streekbladen e.d., dikwijls zo moeilijk bereikbaar. Een dankbaar briefje zultu ontvangen van het adres: v. H e u r n e l a a n 5, Vuch t .

22

Page 25: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DE HEEMKUNDIGE STUDIEDAGEN TE EINDHOVEN OP 5 EN 19 FEBRUARI.Uit de betere technische verzorging en grotere omvang van het tijdschrift moge een

gestadig toenemende bloei van Brabants Heem reeds blijken, verheugend uitte zichdie in de deelname van telkens bijna 200 belangstellenden aan deze IHe Reeks Stu-diedagen, die gehouden werden in de ruime — maar nog te kleine! — bovenzaal vanOld Dutch.

Mgr. dr. P. v. Gils, prof. dr. L. Michels, de inspecteurs van het L.O., J. Aarts endrs. J. Renders, drs. W.Glasbergen en de alomtegenwoordige Directeur van het Prov.Genootschap van Den Bosch, M. v. d. Griendt, woonden de interessante inleidingenbij van dr. Marien („De Kempen in de vóór-Romeinse Tijd"), prof. dr. S. J. de Laet(„De Kempen in de Romeinse en Vroeg-Merovingische Tijd") en op 19 Februarivan prof. dr. K. Peeters („De Wegen in de Kempen") en dr. J. Helsen („Van Neder-zetting tot Dorp"). Er ontwikkelde zich menig interessant debat; vooral prof. dr.de Laet weerde zich geducht, en met succces!, tegen de verdedigers van een „Ro-meinse Kempen", terwijl dr. Peeters op sympathieke en dikwijls geestige wijzevrager en tegenstrever te woord stond. Drs. W. Glasbergen had een instructievetentoonstelling ingericht van de laatste opgravingen bij Halve Mijl, die hij de eersteZondag op een duidelijke en levendige wijze verklaarde. De firma van Piere expo-seerde een keurcollectie van archaeologische en folkloristische boeken betreffendeonze streek.

De gehouden inleidingen worden uitgegeven.

Voor d e H e e m k u n d i g e K r i n g v a n L a n g s t r a a t e n L a n d v a nH'e u s d e n en A l t e n a sprak in Hotel Verwiel te Waalwijk op 23 Dec. '49 dr. H.Knippenberg uit Helmond over „Historie en Volksleven in de Langstraat". Op 20 Jan.terzelfder plaatse dr. A. Weijnen over „De Dialecten van de Langstraat en het Landvan Heusden en Altena."

Rector C. L. Swinkels hield een boeiende en uitvoerige inleiding over „Aarle-Rixtel, zijn geschiedenis en wat daaruit bewaard is" voor de K r i n g P e e l l a n d ,op 23 Jan. in Hotel van Vilsteren te Helmond.

De K r i n g „ O n s e n o o r t " , Vlijmen luisterde op 29 Jan. naar een voordracht vanP. Breugelmans, O. Praem. pastoor te Bokhoven, over „Heemkunde".

In 1949 werkte verder de Kring mede, op verzoek der gemeente, bij het vaststellenvan straatnamen. Over het vinden der fundamenten van het oude klooster „Marien-donk" (15e eeuw) door p. Tarcisius van Schijndel, O. Cist. vindt men in dit nummereen verslag.

Voor de K r i n g „K e m p e n l a n d" te Eindhoven sprak de kenner van oud-Eind-hoven, J. van Poppel, over „Een Brabants patriot uit een oude Eindhovense familie,mr. J. F. van Hooff", in de bovenzaal van Old Dutch op 31 Januari.

Een belangrijke jaarvergadering met het oog op de viering van het eerste lustrumwordt in dezelfde zaal gehouden op l Maart.

De K r i n g „ B o x t e l " kwam bijeen op 3 Februari in De Ark voor een lezing vanW. v. d. Broek, „De oudste geschiedenis van Boxtel en de Heren van Boxtel".

> Van de H e e m k. S t u d i e k r i n g v o o r H e l v o i r t en omstreken verschenende Vlugschriften, Jaargang III No. 4 (M. v. I., Op en langs onze wegen; id., Defamilie Storimans; Vijftig veldnamen bi j . . . . „Zwijnsbergen"; A. v. Oirschot jr.,Maarten van Rossum) en No. 5 (M. v. I. zet art. voort; Predikantenlijst der gem.Helvoirt vanaf 1648; Sprokkels).

Op Dinsdag 12 Febr. is door drs. W. Glasbergen begonnen met het onderzoekvan het reeds vroeger door dr. Braat gedeeltelijk verkende kringgrepurnenveld opde Knegselse Hei.

23

Page 26: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

BIBLIOGRAPHIE(verzorgd door de firma M. F. v. Piere)

Land en Volk van Brabant. Bijdragen van Brabantse schrijvers, dichtersen geleerden, verzameld en ingeleid door Antoon COOL,EN, verlucht met40 foto's van Martien CO'PPËNS. x; 258 p., 4°, il, Amsterdam 1950, fi2.5O.

Boeren, P. C., De oudste oorkonden der Abdij Rolduc, viii, 200 p., 8°, facs., 's-Graven-hage 1949 (ƒ6.60).

Bouffard, P., Nécropoles burgundes de la Suisse. 126 p., 8°, il., Paris 1949 (ƒ8.95).Brion, M., De César è Charlemagne. 320 p., 8°, Paris 1949 (ƒ4.95).

Groenman, S j., Methoden der sociografie. 184 p., 8°, Assen 1950 (ƒ6.50).Legros, E., La frontière des dialectes romans en Belgique, 115 p., 8°, Liège 1948

(ƒ5.85).Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301. Deel III, 1249—1267. (F. Ketner).

xxvi, 512 p., 's-Gravenhage 1949 (ƒ24.00).Romein, J. M., Apparaat voor de studie der geschiedenis. 90 p., 8°, Groningen 1949

(ƒ4.25).Sauter, M. R., Les industries moustériennes et aurignaciennes de la station paléoliti-

que du Bonhomme. 79 p., 4°, il. Paris 1949 (ƒ6.90).Wegenitz, W., Die Graber der SJein- und Bronzezeit im Gebiet der Niederelbe. vii,

190 p., 4°, il., Hildesheim 1949 (ƒ31.60).

AANGEKONDIGDE WEBKEN:Blêcourt, A. S. de, Kort begrip van het oud-vaderlands recht (ƒ 12.50).Bollen, J., De voorhistorische mens (ƒ3.90).Bos, L. B., Geologie voor natuurvrienden (ƒ 6.25).Drente, Deel II. (Poortman, Waterbolk, Kleyn e.a.) (ƒ 11.50).Es, van, Lieftinck. en Mirandc, De Sint Servaes"tlegende (ƒ 15.00).Hettema H., De Nederlandse wateren en plaatsen in de Romeinse tijd (?).Kronenburg, A., Rond de Nederlandse klederdrachten (ƒ5.95).Kruimel, H. L., Stamboomonderzoek in de practijk (ƒ1.95).Laan, K. ter, Woordenboek van Nederlandse spreekwoorden, spreuken en zegs-

wijzen (ƒ5.90).Reeser, E. en Diepenbrock, Th., Verzamelde geschriften van Alphons Diepenbrock

(ƒ8.25).Tien eeuwen Egmond. (Dom Andriessen, F. v. d. Meer, L. J. Rogier, A. E. van Giffen

e.a.), bij intekening: (ƒ15.00); na verschijnen: (ƒ19.50).Troinp, S. W., Het wichelroedevraagstuk (ƒ 2.50).Ven, D. J. van der, en A. van Duinkerken, Het carnavalsboek van Nederland (ƒ 7.90).Vlerk, I. M. van der en F. Florschütz, Nederland in het ijstijdvak. De geschiedenis van

flora en fauna en klimaat, toen aap en mammoeth ons land bewoonden (?).Zorab, G., Wichelroede en aardstralen (ƒ3.90).

BESTELT DEZE BOEKEN BIJ M. F. VAN P I E R E ,BOEKHANDEL SINDS 1848. AAN DE KERK, EINDHOVEN

24

Page 27: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

INHOUD

. pag.G. Bccx Dorpsverplaatsing in De Kempen 26

J. Sinninghe, Volksgeloof over verdronkenen 27

Prof. Dr. S. J. de Laet, De Kempen in de Romeinse en in de vroeg-Merovin-gische Tijd 29

Dr. M. E. Marien, Fandresen < Fade? 38

Hoogendoorn, Het „losschieten" te Berkel-Enschot 39

Gebruiken bij de ondertrouw 40

Ir. A, Juten, De naam .,Roosen-daal" 41Boekbesprekingen (H. Mandos, Land en Volk van Brabant. Bijdragen.... verz.

door A. Gooien; W. v. d. Meyden, Romboutsnummer, Ons Eigen Blad) .. .. 45

Kapittelstokjcs (Sydy wael geleert?; Cultuur in Cijfers I, II) 46

Kroniek 47

Bibliographie 48

(Cliché's der illustraties werden welwillend verstrekt door de firma Brill te Leidenen de archivaris van Turnhout, R. Pceters.)

S T I C H T I N G : „ B R A B A N T S H E E M "(OPGERICHT 9 FEBRUARI 1947)

BESTUUR: Pastoor W. Binck, voorz.; G. Beex, secret.; ir. A. Juten, pen-ningm.; drs. H. Mandos; P. v. d. Burgt; P. Doorenbosch; drs. V.Timmermans; drs. B. Daniels.

SECRETARIAAT: G. Bcex, A 125, Hoogeloon.

REDACTIE: Drs. H.Mandos, G. Beex, kap. C. Kramer. Brieven en stukkenvoof de redactie gelieve men te zenden aan H. Mandos, Rechte,-straat 63, Eindhoven.

ABONNEMENT: Opgave van abonnement bij ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergenop Zoom. Het abonnementsgeld bedraagt voor zes nummers ƒ 2.50per jaar; voor België 50 frs.Voor leden der aangesloten heemkundige kringen ƒ 1.—. Lossenummers ƒ 0.50.Indien de leden zich persoonlijk, buiten het bestuur van hunkring om, abonneren, dienen zij te vermelden van welke kringzij lid zijn. Het bestuur kan het gezamenlijk aantal abonnementenvoor zijn leden opgeven.

ADMINISTRATIE: Betaling van de contributies der kringen, der afzonderlijkeleden, abonnementen en advertenties dienen alle te geschiedenaan ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergen op Zoom op zijn gironr.53931, ofbij de N.V. v. Mierlo-Bank te Bergen op Zoom op rekening..Brabants Heem".

Page 28: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DORPSVERPLAATSING IN DE KEMPEN

Ongeveer een kwartier gaans westelijk van liet „dorp Knegsel vindtmen midden tussen de bossen de fundamenten van een oude kerk, die on-geveer twintig jaar geleden werd opgegraven.

Nog zeer veel oude kerken en torens in de Kempen staan aan de randvan het dorp met als achtergrond de kerkakkers, waarvan de lang gerektesmalle percelen niet door heggen of sloten zijn gescheiden. Bij die oudekerk van Knegsel kan men echter niet meer spreken van de rand van hetdorp, want in verre omtrek is daar geen huis te onderscheiden.

Wel vond A. Kakebeeke uit Eindhoven hier op sommige plaatsen eenovervloed van scherven, die er op wezen dat de omgeving van deze kerk ooitbewoond is geweest en zelfs zeer vroeg in de middeleeuwen, zoals het gevon-den materiaal bewees *). Het bleef echter een probleem, waarom het dorpKnegsel thans ruim een kilometer meer Oostelijk is gelegen, terwijl van deoude nederzetting slechts scherven en stukken steen in de akkers en bossenzijn overgebleven. De oplossing hiervan bracht F. Smulders, die in het Sche-penprotocol van Oerle de vogende text vond:

„(13-12-1688) Knechsel door de afbranding door de fransen totalitergeruineert, soodanigh dat alde beste ende meeste ingeseten sijn verscho-ven op ander dorpen, d'een hier bij sijn vrinden, d'ander daer bij goede"herten sijn ingenomen, d'een in 'hollant ende ander landen sijn gaenbedelen, d'ander buytens ende binnenlants gaen arbeyden sulcx dat hetdorp van Knechsel is berooft van haer meeste en beste inwoonders endevan al haer vee, brouwerijen ende mouteryen. De paerden sijn alle doorde fransen weggenomen. De molder van Oerle is 2/3 van sijn gemael quijtdaerdoor" 2)

De reden waarom van het oude Knegsel thans mets meer te zien is, staathier duidelijk omschreven en het schijnt dat we de woorden „totaliter gerui-neert" wel zeer letterlijk moeten opvatten. Hoe groot Knegsel vóór die tijdis geweest, wordt niet uitdrukkelijk vermeld, al moet er wel een zekere wel-stand zijn geweest, want het bezit van paarden wijst daar reeds op. Ook wordtgesproken van brouwerijen en mouterijen; die zijn er dus mieer dan ééngeweest, al moet men die brouwerijen zich dan ook als bescheiden voor-stellen, want practisch elk dorp bezat toen een of meer brouwers. Vooralechter de laatste zin, dat de „molder" van Oerle 2/3 van zijn gemaal hierdoorkwijt was, wijst er op, dat uit Knegsel zeer veel graan werd gebracht omdaar gemalen te worden.

Het oude Knegsel werd zo grondig verwoest, dat er thans geen enkel huismeer van over is, maar toch tonen de wegen op de stafkaart nog duidelijkaan, waar de oude dorpskern heeft gelegen. Ook de wallen en perceelschei-dingen in de bossen wijzen er nog op, dat zich hier vroeger akkerland bevondrondom een wooncentrum.

Ook op luchtfoto's kan men het oude Knegsel terug vinden. Speciaal isdit het geval bij de oude wegen in de hei tussen Knegsel en Hoogeloon.Langs het urnenveld, dat vorige maand hier werd opgegraven, is op een

1) O.a. scherven van Deverel-urnen, frankisch (?) en Pingsdorfer-aardewerk.2) Rijksarchief Den Bosch. Oerle R. 293 (Testamenten, Delingen enz. 1685—1695)

fol. 128.

26

Page 29: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

luchtfoto nog duidelijk het spoor van een vervallen weg als een iets lichterestreep te onderscheiden. Vanaf Broekeneind loopt deze weg, dwars door dehei, recht naar het in 1688 verwoeste kerkje van Knegsel. Aan de rand vande heide verdwijnt deze weg in de latere ontginningen. Meer links loopt nueen nieuwe „dijk" van Broekeneind naar het tegenwoordige Knegsel.

Een analoog geval als dat van. Knegsel heeft zich waarschijnlijk te Oos-telbeers en te Wintelre voorgedaan. Tussen Oostelbeers en Middelteers,midden in de akkers en bossen staat namelijk nog een oude eenzame toren,met de gedeeltelijk overgroeidc fundamenten van een kerk. Hoewel geenuitzonderlijk geval, moet van deze toren toch vermeld worden, dat de steun-beren niet aan de buitenzijde, maar als hoekversterking in de toren zijngebouwd.

Tussen Wintelre en Oerle ligt eveneens een oud kerkhof in een centrumvan landwegen. Het is zeer waarschijnlijk dat ook dit een oude dorpskernis geweest. Wellicht kan archiefonderzoek ons ook hierover nader inlichten.

G. BEEX

VOLKSGELOOF OVER VERDRONKENEN

„Verdronkenen, die Jan heten, blijven rechtop in het water staan, en ermag gebeuren wat wil, nooit zal men ze op de zij kunnen leggen." Dat isbrabants volksgeloof, zegt Johann Wilhelm Wolf (Niederlandische Sagen,(Leipzig 1843), nr. 573).

Indertijd heeft Jozef Cornelissen in „Ons Volksleven" omstreeks 1900gevraagd of dit merkwaardige volksgeloof nog bekend was: alleen uitMechelen kwam een bevestigend antwoord.

Zeer waarschijnlijk moet de oorsprong er van gezocht worden in delegende van een heilige Johannes, namelijk Johannes von Nepomuk, inDuitsland aangeroepen als „Ketter van Fluszgefahr". Deze martelaar werdin het jaar 1393 te Praag in de Moldau geworpen, omdat hij een geheim,hem in de biecht toevertrouwd, niet wilde prijs geven. Vandaar dat hij zowelde patroon der biechtvaders is, als een heilige, wiens beeld op bruggenwordt opgericht, omdat hij voor de verdrinkingsdood en voor overstromin-gen behoedt.

* *

Bij het zoeken naar het lichaam van een verdronkene werd het volgendemiddel toegepast, uitvoerig beschreven in „de Nijmeegsche Courant van27 Junij 1857, nr. 57":

„Dezer dagen is een militair buiten de Ginnekenpoort te Breda in derivier de Mark verdronken. Zoodra het ongeluk bekend was, begaf zich deL/uitenant-Kolonel, plaatselijke Kommandant, de plaatselijke Adjudant, ver-scheidene Officieren en minderen met verschillende werktuigen ter op-sporing van den verongelukte, naar de plaats des onheus. Meer dan tweeuren had men tevergeefs alle moeite aangewend, toen zekere P. Ix>ggeraldaar kwam en den Kommandant een middel aan de hand gaf. Uit hoofdevan het vreemdsoortige van dit middel, vond het eerst tegenkanting, echter

27

Page 30: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

men liet het hem uitvoeren. Het bestond daarin, dat een aarden schotelwaarop een kandelaar met brandende kaars geplaatst was, te water werd ge-laten; er verliep geen minuut of de schotel bleef stil, niettegenstaande winden stroom, trok zijwaarts en nam ecnc draaijende beweging aan, zonder denstroom te volgen, en waarlijk op die plaats werd aanstonds het lijk gevon-den."

Omstreeks 1865 werd dit middel te Breda nog eens beproefd — ditmaalmet een tinnen bord — en naar een toeschouwer mededeelde, met gunstiggevolg.

In Maart 1894 bleef een poging vruchteloos: men had daarbij een gewijdekaars op een wit aarden bord geplaatst. Nog omstreeks 1913 nam men teBreda zijn toevlucht tot deze methode, en wel aan de Haven.

In een aantekening bij een handschrift uit de collectie Sassen vermeldtDr. Lamers dit middel voor 's Hertogenbosch. Omstreeks 1890—1895 werddaartoe op de Zuid-Willemsvaart een wit aarden bord met een brandendekaars te water gelaten.

Welke lezer weet hierover meer te vertellen?

Ook buiten Noord-Brabanl vond dit middel om drenkelingen op te spo-ren, toepassing.

Met behulp van een in een blaker gestoken kaars, die geplaatst werd ineen houten bakje, zocht men in 1860 naar het lijk van een joodse vrouw,die te Haarlem op een donkere, stormachtige nacht van de Gravensteenbrugin het Spaarne was gewaaid, maar tevergeefs. (Dr. Johan Winklier in „DeNavorscher", XVIII, 494). Omstreeks diezelfde tijd werd die proef ook nogte Amsterdam toegepast. (A. Aarsen in „De Navorscher", XXVIII, 323).

In Parijs wijdde men een brood in de kerk der Augustijnen, waarvan SintNicolaas van Tolentino de patroon was. Deze heilige Augustijn, die in 1306stierf, wordt dikwijls verward met Sint Nicolaas van Myra, zoals blijkt uitmenig Sinterklaasliedje. Ook het parijse volk verwarde blijkbaar beideheiligen.

Sint Nicolaas van Myra deed stormen bedaren en redde vele schepelingenvan een wisse dood, zodat hij met recht en reden patroon der schippers enzeelieden is. Noch het leven, noch de legende van zijn naamgenoot van To-lentino, die een groot prediker was, spreekt over wonderen op zee.

* *

In het aan Sint Nicolaas gewijde brood stak men een brandende waskaars,daarna zette men het brood in een houten nap, en liet die nap de Seineafdrijven.

Op 20 April 1718 verdronk een kind onder de Petit-Pont en diezelfdeavond liet de moeder de nap bij de kerk te water. De vlam van de kaars stakstroomafwaarts twee hooischepen in brand, die op drift geraakten en tegende brug aanvoeren. Niet alleen de Petit-Pont, maar ook vele huizen op deoever (gingen toen in vlammen op.

JACQUES R. W. SINNINGHE

28

Page 31: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DE KEMPEN IN DE ROMEINSE EN INDE VROEG-MEROVINGISCHE TIJD H

In het midden van de Ie eeuw \óór Chr., op liet ogenblik dat Caesar deverovering van onze gewesten ondernam, lag de Kempen grotendeels zoniethelemaal binnen het grondgebied van een Belgische volksstam, de Menapii,die door taal, godsdienst en kuituur Keltische waren. Dit grondgebied waszeer uitgestrekt; het was afgebakend door de loop van de grote rivieren inhet Noorden en strekte zich zelfs plaatselijk tot over de Rijn2). Over deoostelijke grens van dit gebied verstrekken de antieke teksten ons geen gege-vens, doch de archaeologie schijnt uit te wijzen dat de Menapii minstens totaan de Maas woonden 3). De zuidelijke grens stemde ongeveer overeen metdeze der Kempen zelf: de Eburones bewoonden de vruchtbare kleistreek vanhet zuidelijk gedeelte van Belgisch Limburg en de gewesten ten Zuiden ervan. Meer naar het Westen toe, omvatte het gebied der Menapii het grootstegedeelte der provincies Antwerpen (waar het ten Zuiden paalde aan het ge-bied der Nervii), Oost- en Westvlaanderen (waar de Morini de zuidelijkenaburen der Menapii waren). Doch hoe uitgestrekt dit gebied ook was,Jiet was grotendeels onvruchtbaar en bedekt met moerassen en wouden, diedoor Caesar en door andere antieke auteurs meermaals vermeld worden.Het verwondert ons dan ook niet dat de bevolking1 er betrekkelijk dun ge-/aaid was: dit blijkt o.tn. uit het aantal krijgers door de Menapii in 58 v.Chr. beloofd aan de confederatie der Belgae die toen tegen Caesar werdopgericht: terwijl de Nervii 50.000, de Eburones en hun vazalstammen40.000 en de Morini 25.000 man beloofden, konden de Menapii slechts 9000krijgers lichten. Niettegenstaande deze zwakke krachten zullen de Menapiilang en succesrijk weerstand bieden aan Caesar, omdat ze uitstekend gebruikwisten te maken van hun wouden en hun moerassen. Nooit gaven ze aande Romeinen de gelegenheid om een slag in open veld te leveren, doch zewisten Ca'esar's soldaten door voortdurende guerilla-schermutselingcn uitte putten.

Nadat Caesar in 57 de Nervii en de Atuatuci verslagen had, keerde hij/ich in 56 tegen de Menapii en de Morini, de enige Gallische volksstammendie, volgens Caesar zelf, de wapens nog niet hadden neergelegd en die nognooit gezanten naar de Romeinse generaal hadden gestuurd. Deze eerste tochtin de Kempen was weinig succesrijk voor de Romeinen : de Menapii hieldenzich schuil in de bossen en midden de moerassen, en voerden enkele plotseaanvallen op de Romeinen op de ogenblikken dat deze zich er het minst aan

1) Licht gewijzigde en aangevulde tekst van een lezing gehouden te Eindhovenop 5 Februari 1950, op de heemkundige studiedag van „Brabants Heem".

2) In de passus van Caesar waar dit wordt vermeld, wordt echter waarschijnlijkmet Rijn de Waal bedoeld.

3) Zie hierover de lezing van Dr. M. E. MARIEN, gehouden op deze zelfde heem-kundige studiedag. Weldra verschijnt hieromtrent meer in: S. J. DE LAET et E. M.MARIEN: La n é c r o p o l e de Lom m e 1-K a t t e n b o s c h .

De bewering van Rice Holmes (Caesar's Conquest of Gaul. 689 v.v) Jullian (His-toire de la Gaule III, 325, L. Schmidt (Die Westgermanen H 190) en Bijvanck (Neder-land in de Rom. Tijd, I, 55) dat het gebied der Menapii zich over de Rijn uitstrektetot in de streek van Kleef, Xanten en Emmerich steunt op geen enkel zeker gegeven

29

Page 32: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

verwachtten. Wel liet Caesar grote gebieden onbbossen, doch ook het wederkwam de Menapii ter hulp: hevige en langdurige regens dwongen de Ro-meinen tot de terugtocht, die zich in feite met het plunderen en het afbran-den van enkele verspreide hoeven hadden moeten tevreden stellen.

De volgende winter moesten de Menapii echter het hoofd bieden aan eenandere vijand: twee Germaanse volksstammen, de Usipetes en de Tencteri,te zamen ca 430.000 man sterk indien men de cijfers van Caesar mag aanr-vaarden, waren drie jaar vroeger uit hun vaderland, Nassau en Hessen,door de Suebi verdreven geworden. Na lange tijd in Germanië rondgezwor-ven te hebben, kwamen ze in het over-Rijnse gebied der Menapii, en, dooreen list, wisten ze de stroom niet ver van de zee 4) over te steken en eengedeelte van het Land der Menapii te bezetten. Ze brachten er de laatstewintermaanden door en trokken dan zuidwaarts tot in het grensgebiedder Efeurones en der Atuatuci. Ze werden echter in de lente van 55 doorCaesar verpletterend verslagen „aan de samenloop van de Maas en van deRijn" 5). Tijdens de volgende maanden, terwijl Caesar zelf een eerste tochtin Engeland leidde, voerden zijn legaten Sabinus en Cotta een nieuwe expe-ditie in het gebied der Menapii, opnieuw zonder veel succes. De Moriniwerden onderworpen, doch bij de Menapii moesten de Romeinen zich op-nieuw tevreden stellen met enkele verwoestingen.

Het volgend jaar moest Caesar het hoofd bieden aan de grote opstandder E'burones, de Treveri, de Atuatuci en de Nervii, onder de leiding vanAmbiorix en Indutiomar. Niets wordt over de Menapii gerept tijdens dezeperiode, doch het volgende jaar (d.i. 53 v. Chr.) worden zij onder de bond-genoten van Amibiorix vermeld. In de lente van dit jaar trok Caesar met5 legioenen hun grondgebied binnen. Opnieuw vluchtten de Menapii middenhun bossen, hun moerassen en hun vennen, dieper het land in, door hetbouwen van „pontes", waarschijnlijk veenbruggen en knuppelwegen. Voorhet eerst moesten thans de Menapii de vrede aanvragen en zich onderwerpen.Een ruiterijafdeling, onder de leiding van een Gallische bondgenoot vanCaesar, Commius de Atrebaat, werd in het land der Menapii gelegerd. Hunweerstand was definitief gebroken; door Caesar worden ze verder niet meervermeld en ze schijnen geen deel te hebben genomen aan de grote bevrij-dingsopstand van Vercingetorix.

Over de eerste dertig a veertig jaar die op de verovering van onze ge-westen door Caesar volgden, zijn we zeer slecht ingelicht. Heel rustig schijntdeze periode in Noord-Gallië, vooral in het gebied der Menapii, niet geweestte zijn. Wanneer we immers opnieuw iets over deze volkstam vernemen, iszijn grondgebied veel enger geworden: de Menapii zijn thans ten Westenvan de Schelde, in Oost- en Westvlaanderen en in een deel van Noord-Frankrijk gevestigd: gans het oostelijk gedeelte van hun voormalig gebiedhebben ze ontruimd. Een aantal volksstammen, waarschijnlijk grotendeelsvan Germaanse oorsprong, heeft zich inmiddels aan Rijn en Maas en ten

4) Caes., de b. gal. IV, 1: „non longe a mari". Dit sluit o.i. de hypothesen uit vol-gens dewelke de overtocht plaats greep in de buurt van Kleef.

5) Waarschijnlijk ergens in de buurt van Dordrecht, waar Schelde, Maas en Waalsamenvloeiden om het Helinium te vormen (zie de kaart bij Hettema, W a t e r e n ) .Niets laat ons toe „Mosa" bij Caesar als „Moezel" (Mosella) te interpreteren, zoalsL. Schmidt (Westgerm. II, 190), het voorstelt, en de slag in de buurt van Coblenzte plaatsen.

30

Page 33: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Zuiden ervan gevestigd: Cugerni in de streek van Kleef, Krisiavones in debuurt van Nijmegen, Batavi in de Betuwe en ten Noorden er van, Sturii enMarsaci in het eilanden en wadden-gebied aan de monding der grote rivie-ren. In het oude gebied der Elburones en der Attiatuci vinden we thans deTungri gevestigd; hier hebben we echter niet met een nieuw volk Ie doen,doch met de overblijfselen van de vroegere volksstammen van dit gewest, diezo zeer onder Caesar te lijden hadden en die thans in één volksverband zijnsamengesmolten ö). In de Kempen, ten slotte, wonen voortaan de Taxan-driërs. Dit volk wordt voor het eerst vermeld als „Texuandri" in de Natu-ralis Historia van Plinius de Oudere, die vertelt dat ze verschillende namendroegen. Dit wijst misschien op een gemengde bevolking. Volgens de jong-ste opzoekingen, t.w. deze van J. Vannérus 7), die steunt zowel op de tekstenvan de antieke geschiedschrijvers als op de gegevens der toponymie, wordthet gebied van dit volk, Taxandrië, grosso-modo afgebakend door de M'aas,de Demer en de Dyle: het omvatte dus gans de Kempen. Verschillendeetymologieën werden reeds voor de naam van dit volk voorgesteld. Volgensde meest waarschijnlijke (deze van Mansion, overgenomen door A. Carnoyen J. Vannérus), is de naam „IVxuandri" Germaans en zou „Zuid-Wande-laar" (*,teks-wandra), „deze die zich naar het Zuiden begeeft" betekenen 8).

Administratief hadden de Romeinen het ganse veroverde land in civitatesingedeeld, die slechts approximatief met het oorspronkelijke grondgebiedder volksstammen overeenstemden. De civitas Menapiorum strekte zich inhet Oosten niet verder uit dan de Schelde, en het schijnt wel dat het gebiedder Taxandriërs bij de civitas Tungrorum was ingelijfd 9).

Gedurende drie eeuwen zal de Kempen thans een zeer rustige periodekennen. De Romeinen hadden weliswaar dit gebied in het Rijk ingelijfd,maar zelf hebben ze er weinig of niet verbleven. Van een diepgaande roma-nisering van de Kempen kan geen sprake zijn. Dit onvruchtbare en onher-bergzame gebied van bossen, heiden, moerassen en vennen, met zijn dunge-zaaide bevolking, trok de Romeinen niet aan. In de vruchtbare kleistreek tenZuiden van de Kempen, en in de militaire bezettingszone aan de Rijngrensdrong integendeel de romanisatie zeer diep door. In deze gebieden hebbende archaeologen talrijke sporen van de Romeinse bezetting teruggevonden:in de vruchtbare kleistreek langs beide zijden van de grote baan Bavai-Ton-geren-Maastricht-Keulen, in Haspengouw, in 't Z. van Belgisch en Neder-lands Ivimburg werden talrijke villa's ontgraven, en langs de dubbele verde-

6) Caesar immers zegt van de Condrusi de Eburones, de Caerosi en de Paemani„uno nomine Germani appellantur"; zijnerzijds zegt Tacitus van de Tungri dat zijvroeger Germani genaamd werden, en dat deze benaming van hen is uitgebreid ge-worden tot een algemene benaming voor al hun taal- en rasgenoten. Beide gezegdenzyn te eensluidend om niet op een en hetzelfde volk te doelen.

7) J. VANNéRUS: T e s s e n d e r l o o et la T a x a n d r i ë (Feestbundel H. J.Van de Wtfer, I, 395 v.v.)

8) Over andere etymologieën, zie het vermelde artikel van Vannérus, 419 v.v.9) Men weet dat de latere kerkelijke indelingen grotendeels teruggaan op de oude

Romeinse burgerlijke administratieve indelingen: welnu, in de oudste tijden dat weiets weten over de kerkelijke inrichting in Taxandrië, d.i. in de IXe eeuw na Chr.,maakt dit gebied voor het grootste gedeelte deel uit van het bisdom Tongeren-Maas-tricht-Luik (zie Vannérus, vermeld artikel 431 vv.)

Een recente hypothese van Byvanck, volgens dewelke Taxandrië deel zou hebbenuitgemaakt van de civitas Nerviorum, steunt op geen enkel argument.

31

Page 34: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

digingsliju die liep langs de Oude Rijn en langs de Waal, hebben recenteopgravingen de jongste jaren ons heel wat nieuws geleerd over de militairebezetting van de grensstreek. Burgerlijke romanisatie enerzijds, militaireromanisatie anderzijds, dit is het typische kenmerk voor de diepgaande ver-anderingen door deze streken ondergaan in de eerste drie eeuwen van onzejaartelling. Maar, tussen deze beide streken waar de Romeinse invloed zodiep binnendrong, ligt het Kempenland als gekneld; het drijft als een wigtussen deze beide streken waar de Zuidelijke beschaving voor immer 'haarstempel drukte.

De streek der Kempen trok de grote landeigenaars niet aan: ze was teonvruchtbaar om renderend ontgonnen te worden; anderdeels lag ze te vervan de grensstromen af om van enig strategisch belang te zijn. Dit gewestkwam dientengevolge slechts uiterst weinig in contact met het Romeinsegezag en met de Romeinse beschaving. Zelfs de grote Romeinse heirwegcnhebben deze moerassige streek vermeden. Langs de zuidelijke grens van deKempen loopt de grote baan Bavai-Tongeren-Maastricht, en ietwat tenNoorden er van de baan Assche-Elewijt-Tongcren. Van Maastricht volgtclan een grote heirweg de linker oever van de Maas, over Mulheim, Bleriken Kuik naar Nijmegen. Van Nijmegen zelf kan dan naar het Westen toeeen baan gevolgd worden over Rossum naar Dordrecht en misschien verdernaar Rotterdam. Al deze wegen omringen dus langs drie kanten het gebiedvan de Kempen en de Peel. De vierde kant, de westelijke, is het onherberg-zame gebied van de kustlagune en van de beneden-Schelde. Ook daar hebbende Romeinen geen wegen aangelegd. Dit is zeer kenschetsend voor hetwoeste karakter van de Kempen in de Romeinse tijd. Men zou er zichdan toch aan verwacht hebben dat de Romeinen minstens één baan zoudenhebben aangelegd, van Zuid naar Noord, om de grote ravitailleringsccntravan Noord-Frankrijk, als bv. Bavai, rechtstreeks te verbinden met de grens-forten aan de Kromme Rijn, en om de omweg over Tongeren en Maastrichtte vermijden. Welnu, een dergelijke directe verbinding tussen Noord en Zuiddoorheen de Kempen wordt in geen enkele der oude itineraria vermeld, enook de archaeologie heeft nog het bewijs niet geleverd dat zulk een heirbaanheeft bestaan. Men begrijpe mij niet verkeerd: ik beweer helemaal niet dater geen banen de Kempen in de Romeinse tijd zouden doorkruist hebben.Ik ben overtui'gd van het tegendeel. Doch deze banen zijn slechts depraehistorische wegen, die verder in gebruik zijn gebleven, ofwel enkeledwerticula zonder groot belang10). Wat ontbreekt zijn de prachtige Ro-meinse staatswegen, die zo solied gebouwd waren dat zekere ervan in be-paalde streken thans nog in gebruik zijn, bijna twintig eeuwen na hun aanleg.

Wanneer ik beweer dat de Kempen ook geen deel had aan de militaireromanisatie van de grensstreek, zal men mij waarschijnlijk opwerpen dat ertoch een „wachttoren" is gevonden te Veldhoven. Ja, over deze wachttorenvalt ook wel het een en ander te vertellen. L,aten we eerst bondig samen-

10) Men heeft wel eens gemeend dergelijke wegen te mogen laten lopen vanElewijt over Rijkevorsel en Breda naar Utrecht, van Antwerpen eveneens over Rijke-vorsel naar Alphen, Tilburg en 's Hertogenbosch, van Tongeren naar Turnhout,van Maastricht over Lommei naar Hapert Het is best mogelijk dat daar inder-daad zeer oude wegen gelopen hebben, doch vaste bewijzen ontbreken tot nog toe.Wellicht zou het de moeite lonen op een paar goed uitgekozen plaatsen, de spadein de grond te steken!

32

Page 35: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

vatten wat de opgravingen ons hieromtrent hebben geleerd n): een grachtmet spits toelopend profiel omringde er een vierkantig terrein van ca. 7 m.op 7. Binnen deze gracht werden twee zware paalgaten op 4,50 m. van elkaargevonden en 'geïnterpreteerd als de resten van twee der vier hoekpalcn vaneen wachttoren. Blijkens de vondsten (hoofdzakelijk munten en schervenvan aarden vaatwerk) zijn er twee bezettingsperioden geweest: een eersterond het einde der Ie en het begin der He eeuw, de tweede rond het einde der11e en het begin der Ille eeuw. Helemaal overtuigd van het militair karaktervan deze nederzetting ben ik niet. Doch zelfs indien we wel degelijk voor eenkleine versterking staan, dan hoeft men daarom nog niet onmiddellijk tedenken aan een wachttoren die een onderdeel zou hebben gevormd van eengans verdedigingscomplex, waarvan de overige elementen tot nog toe nietgevonden zijn. Het lij'kt mij veel eenvoudiger te denken aan een kleine statiovan beneficiarii, een kleine afdeling van hetgeen we vandaag de Rijkswachtof de Marechaussee zouden heten. Dergelijke kleine afdelingen hebben heelzeker in alle streken van het Rijk, ook daar waar geen echte militaire bezet-ting was, bestaan, ter bewaking van de inwoners en ter beveiliging van deopenbare orde. Misschien is een tweede dergelijke statio te Alphen te loca-liseren?

De Kempen heeft dus onder het Hoge Keizerrijk geen militaire bezettinggekend. Ook typische Romeinse villa's ontbreken 'bijna helemaal in de streekWel kan men er een paar in het randgebied vermelden, als te Grobbendonckaan de Kleine Nethe, te Eisden en te Neerharen aan de Maas en te Vughlaan de Dommel, niet ver van de MaasTIrThct hartje der Kempen kan erechter geen enkele met zekerheid aangewezen worden.

Ook steden zijn er niet geweest. Hierin heeft de Romeinse periode geenverandering gebracht. Zegt Caesar immers niet van de Menapii dat ze geenoppida en geen steden bewoonden, maar dat men in hun land slechts enkeledorpen (vici) en verspreide hoeven (aedificia) kon aantreffen? Bij deTexuandri is diezelfde toestand gebleven. Men kan met een zekere graadvan waarschijnlijkheid enkele dezer dorpen nader localiseren, alhoewel ergeen enkel systematisch opgegraven is geworden. Te Lieshout, te Alphen, teSt. Michielsgestel, te Boxtel, misschien ook in Veldhoven, en in België teMerxplas en te Rijckevorsel dienen waarschijnlijk kleine agglomeratiesgezocht.

Hoe achterlijk de Kempen ook bleef, hoe ver verwijderd van de bescha-vende invloed der Romeinen, toch drongen veel Romeinse cultuurproductenlot in het nederigste huisje binnen. Zo valt te verklaren dal men in eenaantal plaatsen Romeins vaatwerk, terra-sigillata, kruiken, borden en potten,en ook muntstukken heeft teruggevonden. Minder arme lui konden zich ookwel eens een bronzen voorwerp aanschaffen, een fraaie mantelspeld of eenander sieraad. Ja, zelfs de Latijnse taal schijnt, althans bij de opperste klas-sen der bevolking, ingang te hebben gevonden. Te Rijsbergen heeft men eenaltaar gevonden, zuiver Romeins van vorm maar gewijd aan de inheemsegodin Sandraudiga — die nergens elders vermeld noch afgebeeld staat enover wier natuur we dus niets bepaalds weten. Het opschrift op dit altaaris in het Latijn gesteld. Het is zeer eenvoudig en luidt:

11) Zie OMROL IV (1910) 43 w.; n. r. XII (1931) 21 vv.

33

Page 36: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DEAESANDRAVDIGAECVLTORESTEMPLI

Hoe dit „templum" er heeft uitgezien welen we niet. Tijdens de eersteopgravingen, in 1842, werden „bouwresten" teruggevonden, doch geen planer van is bewaard. Latere nagravingen hebben geen sporen van dit gebouwdoen terugvinden. Was dit heiligdom een eenvoudige omheinde plaats, ofwas het een vierkantig tempeltje met één cella, zoals deze die gevonden wer-den te Nijmegen en te Eist? Wat er ook van zij, het merkwaardige is degrote zorg waarmede het opschrift op het altaar is uitgevoerd, en het feit,dat de „cultores" van de godin — een zuivere inheemse godheid —, en zijzelf zonder twijfel mensen van de streek, toch de taal van de overheersersgebruiken.

Op godsdienstig gebied bleven de mensen aan hun inheemse goden ge-trouw, zoals blijkt uit het altaar van Rijsbergen. Daarnaast kenden ookzekere godheden van het Romeinse pantheon een zekere bijval (men denkeaan het terra-cotta-beeldje van Diana gevonden te Heers bij Veldhoven).In dit verband moeten we natuurlijk het zeer fraaie bronzen beeld vanBacchus vermelden dat te Vorselaar werd gevonden en thans in het mu-seum te Turnhout bewaard. Volgens een studie van de hand van de Hon-gaarse historicus A. Alfoeldi verschenen in het tijdschrift „L'AntiquitcClassique" (VIII, 1939, 347 v.v.), zou dit beeld een onderdeel geweest zijnvan een praalwagen gebruikt in de Bacchische dodencultus.

„Les peuples heureux n'ont pas 'd'histoire". Het weinige dat er over Taxan-drië in de eerste twee eeuwen van onze tijdrekening valt te vertellen, laatons vermoeden — indien we aan deze Franse spreuk geloof mogen hechten— dat de inwoners van de Kempen in deze tijd wel gelukkig zullen zijn ge-weest. Ver van het rumoer der Romeinse grenskampen, ver van het ijveriggedoe van de grote landbouwexploitaties van de vruchtbare kleistreek, hebbenze feitelijk het leven van hun voorouders uit de ijzertijd zonder veel verande-ring voortgezet. Wel was het vaatwerk dat ze van een of ander rondreizendeleurder kochten van betere kwaliteit dan vroeger, wel konden ze waarschijn-lijk enkele woorden gebroken Latijn brabbelen veel verder is de romani-satie niet doorgedrongen.

Rond het midden der IIIe eeuw zou dit rustig leventje echter een eindenemen

Het begin van de periode der grote Barbaarse invallen in het Romeinserijk zou een nieuw tijdperk inluiden in de geschiedenis van de Kempen 12).

12) Voor een meer gedetailleerde uiteenzetting van de gebeurtenissen tijdens deovergangstijd tussen de Romeinse en de Merovingische periode, verwijzen we naar:J. Dhondt, S. J. De Laet et P. Hombert, Q u e l q u e s c o n s i d é r a t i o n s surla f in de la d o m i n a t i o n r o m a i n e et les d é b u t s de la colonisa-t i o n f r a n q u e en B e l g i q u e (L'Antiquité Classique XVII, 1948; 133 w., meteen aanvullende nota in: Handelingen v. de Maatsch. voor Gesch. en Oudheidkundete Gent, n.r. III, 1948, 116 w.). Zie ook Ch. Verlinden, De F r a n k e n e ' nAë t ius(Bijdr. voor de Gesch. der Nederlanden, I, 1946, l vV) en in A l g e m e n e Gesch.der N e d e r l a n d e n I, 1949, 215 w.

34

Page 37: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

fig. l: Altaar, gevonden te Rijsbergen.

(Uit : Byvanck. Nederl. in de Rom. Tijd. II.Uitg. E. J. Brill. LeidenJ.

Page 38: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

flg. 2: Bronzen Bacchus-beeld, gevonden te Vorselaar.(Museum Taxnndria. Turnhout).

Page 39: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Tijdens de eerste aanvallen schijnt de Kempenstreek gespaard te zijn ge-bleven ; dit geluk had het waarschijnlijk aan de armoede van bodem en inwo-ners te danken: niets kon er de plunderlust der Franken opwekken. Deinvallers schijnen de grote weg Keulen—Tongeren —Bavai te hebben ge-volgd; vooral het centrum en het oostelijk gedeelte van België hadden telijden, terwijl het Noorden en het Westen gespaard bleven. Dit was zowelhet geval tijdens de inval van 256/7 als tijdens deze van 260 en deze van267/68 gedurende welke Tongeren werd verwoest. Het is echter in dezeperiode dat de streek tussen Waal en Rijn, de Betuwe, en misschien zelfseen deel van de streek tussen Waal en Maas door de Romeinse troepen ont-ruimd is geworden, zoals is gebleken uit het onderzoek van een reeks fortenaan de Rijn. De militaire Rijksgrens is dus ca. 260 dichter bij de Kempenverplaatst geworden. In de volgende jaren, onder Probus, werd een aantalGermanen aan de Neder-Rijn gevestigd, waar precies weten we echter niet.Onder Diocletianus, terwijl zijn medekeizer Maximianus de opstand vanCarausius moest bestrijden, kon een groep Franken de Betuwe en het delta-gebied aan de monding van Schelde, Maas en Rijn bezetten. Hun koningGenobaudes moest echter het Romeinse gezag erkennen, en onder deze voor-waarde mocht hij het bezette gebied behouden. Toen Constantius ChlorusMaximianus als bestuurder van Gallië opvolgde, wilde hij echter in de nieuwetoestand niet berusten en trok op tegen de pas gevestigde Franken, ondervoorwendsel dat ze de bondgenoten van Carausius waren geweest. Hij be-haalde aanzienlijke successen in de Rijndelta in 294 en 295, en een aantaloverwonnen Franken werd als Laeti gevestigd in de streken van Amiens,Beauvais, Troyes en Langres. Of de Betuwe toen door de Franken ontruimdwerd en opnieuw onder rechtstreeks Romeins gezag kwam te staan, is nietuitgemaakt. Er volgde toen een lange periode van rust aan de Beneden-Rijn,slechts onderbroken door een paar incidenten (313, 318/19). Inmiddelskwamen meer en meer Franken als manschappen en officieren in het Ro-meinse leger en op de Romeinse vloot dienst nemen.

Tijdens deze veldtochten van het einde der IHe en het begin der IVe eeuwheeft de Kempen natuurlijk meermaals de doortocht gezien van de Romeinselegers. Op bepaalde ogenblikken heeft ze zeker als strategische basis derRomeinen gediend. De archaeologie heeft ons echter tot nog toe slechts ééngetuigenis van dit feit gebracht. In de Peel, onder Deurne, vond men kortvoor de eerste wereldoorlog een laat-Romeinse paradehelm van verguldzilver, met ijzeren binnenkap, een bronzen mantelspeld, een spoor, een lede-ren dolkschede met zilveren beslag, lederwerk en een veertigtal bronzenmunten van Constantinus I. Hier was blijkbaar in het begin der IVe eeuween Romeins ruiterijofficier in de moerassen verongelukt. Deze helm is thanseen der pronkstukken van het Rijksmuseum voor Oudheden te loeiden.

In 341/42 poogden de Franken opnieuw over de Rijn te komen en hetRomeinse Rijk binnen te dringen. Ze werden overwonnen door keizer Con-stans. Een akkoord werd gesloten — Libanius beweert dat de Franken toenonder het gezag van Romeinse archontes werden geplaatst — en de Frankenverkregen waarschijnlijk het statuut van foederati en mochten zich in dezehoedanigheid binnen de Rijksgrenzen vestigen. Waar? Naar alle waarschijn-lijkheid in de Insula Batavomm, de Betuwe, en ook ten zuiden ervan, inTaxandrië.

Dit blijkt duidelijk uit de verschillende bronnen die ons inlichten over de

35

Page 40: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

krijgstooht van keizer Julianus tegen de Franken en tegen de Chamaven, "in358. Zosimos verhaalt immers dat in 357 de Chamaven de RipuarischeFranken op de rechter oever van de Rijn overwonnen, de stroom overstakenen bezit namen van het eiland der Bataven, de Betuwe. De Saliërs, die inhet Insula Batavorum woonden, vluchtten gedeeltelijk in de minst toegan-kelijke streken van de Betuwe, terwijl een ander deel onder leiding van hunkoning, zich op de zuidelijke oever van de Waal kwam vestigen. De Saliërsriepen inmiddels ook keizer Julianus ter hulp. Dit was de aanleiding tot deberuchte expeditie van 358. Men weet dat tijdens deze veldtocht Julianuszich eerst de onderwerping der Saliërs verzekerde door hun een heiligeschrik in te boezemen; daarna keerde hij zich tegen de Chamaven, en na zeoverwonnen te hebben, sloot hij slechts de vrede op voorwaarde dat ze deBetuwe zouden ontruimen. Wat kunnen we uit deze gegevens halen omtrentde streek die door de Saliërs was bezet? Het is zeker dat een deel der Saliërszich in de Betuwe heeft gehandhaafd, terwijl een ander deel zich in 357ten Zuiden van de grote rivieren kwam vestigen. Dit was in strijd met hetverdrag van 342 en legt uit waarom Julianus zich eerst tegen de Saliërskeerde vooraleer de Chamaven aan te vallen. Doch uit een tekst van Am-mianus Marcellinus, in dewelke ook sprake is van de tocht van 358, blijktdat ook reeds vóór 357 een deel der Saliërs ten Zuiden van de Maas wasgevestigd. Immers, volgens deze geschiedschrijver, toen Julianus te Tongerenaankwam, ontvinjg hij een delegatie der Saliërs die hem de vrede kwamenafsmeken. Julianus gaf echter niet toe, marcheerde naar het Noorden enzond zijn ruiterij langs de oever van de Maas (per ripam) om de vijand inde rug aan te vallen, terwijl hij zelf met het gros van zijn leger een frontaleaanval ondernam. De Saliërs waren dus gevestigd tussen Tongeren en de'Maas; Ammianus bepaalt de plaats nog nauwkeuriger. Hij zegt van deSaliërs (XVII, 8, 3): „ausos olim in Romano solo apud Toxiandriam locumhabitacula sibi figere praelicenter" Deze tekst heeft de philologen reeds veellast bezorgd! Gewoonlijk wordt apud Toxiandriam locum eenvoudigwegvertaald door „in Taxandrië". Men vergeet daarbij dat 'bij Ammianus„apud" niet de betekenis heeft van „in", doch nog steeds de klassieke bete-kenis van „prope", dichtbij, in de omgeving van. Nu, indien men vertaaltdoor „bij Taxandrië", denkt men aan de Betuwe, waar de Saliërs zich enkelejaren vroeger („olim"), in 342, gevestigd hadden. Doch de plaats dient ge-,zocht ten Zuiden van de Maas, zoals hoger aangetoond. Wat dan ? Een an-dere moeilijkheid ligt in de appositie „locum" bij „Taxiandriam". Taxiandriëis een streek en geen plaats! De exacte vertaling geeft „bij een plaats ge-naamd Taxandrië". Dit heefl geen zin. In ons hoger aangehaald artikelhebben we dan ook een lichte tekstwijziging voorgesteld die reeds veel vroe-ger, in 1885, door Alfons Wauters werd gemaakt. Waarom „locum" nietveranderen in „lucum"? Toxiandriam htcum is de exacte Latijnse weergavevan het Germaanse Tessenderloo, bos van de Tcxuandri. Indien deze cor-rectie aanvaardbaar lijkt, moet men dan ook Taxiandriatn in Toxiandriacveranderen (fout, veroorzaakt door een slechte lectuur van de handschrifte-lijke afkorting na Toxia,ndri-). De vestiging der Saliërs zou dus in de buurtvan Tessenderloo te zoeken zijn.

De antieke auteurs geven ons nog één enkele andere aanwijzing over debezettingszone van de Franken. In de chroniek van de H. Hieronymus wordtin het jaar 373 een veldslag vermeld die plaats greep „Deusone in regione

36

Page 41: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Francorum". De toponymisten hebben dit Deusone een beetje overal ge-zocht. Volgens de meest recentste opzoekingen moet Deusone echter ver-eenzelvigd worden met Diessen, ten Westen van Eindhoven 1S). Vanaf342, en dan vooral vanaf 357 heeft het gros der Saliërs zich dus in de Kem-pen gevestigd, niet als vijanden in een bezet gebied, maar wel in de hoedanig-heid van fyederati, door de Romeinen belast met de verdediging van denoordelijke grens van het Rijk.

Het is nu wel een tamelijk verbazend feit dat men tot nog toe [geen archae-ologische sporen van de Franken in dit gebied heeft gevonden, of ten minstegeïdentificeerd. ledere menselijke bezetting heeft sporen in de bodem nage-laten; de sporen van de Frankische bezetting kent men tot nog toe niet.Waarom? In feite kennen we zeer weinig van de Frankische cultuur derIlle, IVe en Ve eeuw. Het zal waarschijnlijk voldoende zijn één goed da-tecrbare vindplaats terug te vinden en systematisch op te graven, opdat on-middellijk een ganse reeks scherven en voorwerpen, tot nog toe weinigkarakteristiek en weinig bestudeerd, hun verklaring zouden vindenDoch, tot nog toe heeft de archaeologie over deze periode nog niets weten tevertellen.

Als bondgenoten der Romeinen zijn de Franken, zoals mijn Gentse collegaVerlinden het heeft bewezen, bijna één eeuw in de Kempen gebleven. Dan,kort voor het midden der Ve eeuw, toen het West-Romeinse Rijk definitiefineenstortte, en de Germaanse volkeren ieder hun deel van het Rijk inpalm-den, hebben de Franken zich op hun beurt in beweging gezet en hebben ze inéén adem gans België doortrokken om zich in de streek rondom Doornik tevestigen. Het is van uit deze streek dat ze dan op het einde der Ve en in hetbegin der Vle eeuw hun tochten ondernomen hebben tijdens dewelke zegans Gallië tot aan de Löire hebben veroverd.

Er blijft mij één woordje te zeggen over de Merovingische tijd. De rijen-grafvelden, verkeerdelijk „Frankische grafvelden" geheten, en die men beter„Merovingische grafvelden" zou noemen, geven ons een tamelijk duidelijkbeeld van deze periode. Ze dagtekenen uit het einde der Ve eeuw, uit deVle, de VHe en het begin der VHIe eeuw. De cultuur waarvan ze ons degetuigenis brengen, is een duidelijke „Mischkultur"', een synthetische cultuur,bestaande uit minstens 4 verschillende componenten. Zeer veel elementenvan deze cultuur zijn ontleend aan de Gallo-Romeinse periode, b.v. de tech-niek van het aarden en glazen vaatwerk. Andere bestanddelen klimmen optot de Keltische, prae-romeinse tijd, b.v. een aantal siermotieven, als deindrukken met het radje op het vaatwerk. In de sierkunst vinden wedaarnaast een aantal andere motieven die regelrecht ontleend zijn aan dekunst van de Scythen en de Sarmaten, de bewoners van de Russischesteppen in de Romeinse tijd. Deze motieven werden door de Gothen, in deperiode van de grote volksverhuizingen, naar West-Europa medegebracht.En ten slotte zijn er natuurlijk Frankische elementen, in 't bijzonder in debewapening, te bespeuren.

Onlangs heeft Dr. Roosens een samenvattende studie gepubliceerd over

13) S. M. GIJSSELING D e u s o n e in r e g i o n e F r a n c o r u m (HandelMaatsch. Gesch. en Oudh. Gent, n.r III, 1948, 88 w.), c o n t r a C. Verlinden (Buil.Commission royale Topon. et Dialect XX, 1946, 83 vv.)

37

Page 42: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

de Merovingische begraafplaatsen in België14). Hij wijst er op dat de ver-spreidingskaart van deze grafvelden zeer veel gelijkenis vertoont met deze derRomeinse villa's 15). Zoals de Romeinen hebben ook de Franken zich in devruchtbaarste streken gevestigd. Voor de Kempen vertonen beide kaartenechter een merkwaardige afwijking: terwijl er geen villa's worden aange-troffen, zijn de Merovingische grafvelden er toch beter vertegenwoordigd.Kort vóór de wereldoorlog werd een tamelijk rijk Merovingisch grafveld derVlle eeuw ontdekt en geplunderd te Lutlommel. De enkele bewaarde voor-werpen rusten in het Museum te Turnhout, maar werden nog niet gepubli-ceerd. Een ander grafveld werd ontdekt te Brecht. Het bevatte uitsluitendbrandgraven (in tegenstelling met de overgrote meerderheid der Merovin-gische grafvelden, die uitsluitend inhumatiegraven bevatten). Enkele anderegrafvelden in de provincie Antwerpen zijn onzeker, bv. deze te Ooien, teTongerloo, te Turnhout en te Waarloos. In de-Limburgse Kempen kunnenwe de grafvelden vermelden van Asch (een der enige Merovingische graf-velden die systematisch en degelijk werden opgegraven), van Eelen en vanGenck. De Nederlandse Kempen scheen tot voor kort slechter bedeeld tezijn geweest. Ik had echter het genoegen enkele maanden geleden te verne-men dat een rijengrafveld te Hoogeloon is opgegraven geworden. Het schijntwel bijzonder merkwaardig te zijn geweest, niet zozeer door de rijkdom aangrafmobilier (de meeste graven waren reeds vele jaren vroeger geledigd)dan wel door het feit dat crematie- naast inhumatie-graven gevonden wer-den. Over de juiste datering er van (Vle of Vlle eeuw?) ben ik nqg nietingelicht16).

Wijst dit verschil in de verspreiding der Romeinse villa's en der Merovin-gische rijengrafvelden op een aangroei van de bevolking der Kempen in deVroege Middeleeuwen ? Ik zou het niet durven beweren.Rijksuniversiteit te Gent Prof. Dr. S. J. DE LAET

14) Dr. H. ROOSENS, De Merovingische Begraafplaatsen in België (Maatschappijvoor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Verhandelingen V, Gent, 1949).

15) Cf. R. DE MAEYER, De Romeinse Villa's in België (1937).16) Dit artikel was geschreven toen Eerw. Heer W. Binck, pr., mij liet weten dat

een nieuw en aanzienlijk rijengrafveld, waarschijnlijk uit de Vle eeuw, ontdekt enopgegegraven is geworden te Alphen bij Tilburg, in Februari-Maart 1950.

FANDRESEN<FADE?In het woord „Fandresen" vindt men de oude Franse, nu dialectale, vorm

„fade", equivalent van „fee", terug; beide stammen van het woord „Fata"(= Parca) uit het Volkslatijn.

Het is begrijpelijk dat een Brabander, voor wien het woord „fade" geenduidelijk vrouwelijke vorm was, analogisch naar „meester-meesteresse", doortoevoeging van de vrouwelijke uitgang -(r)esse de vorm „fade-resse" ge-creëerd heeft.

De ietwat scherp uitgesproken lange a-klank kan licht tot nasaliseringjgeleid hebben en verantwoordelijk zijn voor de introductie van de n in de»stam: vandaar de graphie „fanderesse" of, dichter bij de uitspraak, ^fan-dr e se".

De letterlijke transcriptie van de aanvangszin in modern Nederlands, zoualdus luiden: „Ik bezweer alle feeën en tovenaressen ".Brussel Dr. M. E. MARIEN

38

Page 43: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

fig. 3' Ruitershelm, gevonden te Deurne.(Uit Byvanck Nederl in de Rom Tijd. 11

Uitg E ) Bril! Leiden)

Page 44: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

HET „LOSSCHIETEN" TE BERKEL-ENSCHOT

Wanneer een boerenpaar het zover is eens geworden, dat de dag van„Aantekenen"' (in de stad ondertrouw genoemd) is aangebroken, komen deavond daarvoor de buurtjongens bijeen om de bruid of bruidegom „los teschieten". Wonen bruid en bruidegom in dezelfde buurt, dan wordt eerstde bruid en daarna de bruidegom deze luidruchtige serenade gebracht.Wonen beiden in onze gemeente, doch niet in dezelfde buurt, dan ontwikke-len zich twee „fronten". Dan gaat het tegen elkaar op en is het kanonvuurniet van de lucht. Het schieten had vroeger plaats met geweren, die geladenwerden met los kruit. Bij de „voorladers" (geweren waarin het kruit vanboven in de loop werd gedaan) gebruikte men ook een prop papier om hetkruit af te sluiten. Deze wijze van schieten leverde wel eens gevaar op voorbrand, omdat de prop papier soms vlam vatte en op het rieten dak terechtkwam. Het schieten had plaats zo kort mogelijk bij huis. Vooral het eersteschot moest zeer verrassend zijn en het werd dan ook afgeschoten voor hel„bovenlicht". Meermalen was dit eerste schot zo zwaar, dat het „boven-licht" sneuvelde en kletterend op het „stuupke" viel. In verband met hetbrandgevaar (alle boerderijen hadden een rieten dak) is wel eens door depolitie getracht een einde aan dit losschieten te maken. Doch meermalen isze dat slecht bekomen en het is dan ook gebeurd, dat de politie-mannen ijlings een goed heenkomen moesten zoeken. Door de strenge vuur-wapenwet is het schieten met geweren thans niet meer in gebruik. Men doethet nu met ledige melkbussen Hierin wordt een stukje carfoid geworpenmet een beetje water en dan, vlug de deksel op de bus! Aan ide onderkantbevindt zich een 'klein gaatje. Is er voldoende gas in de bus, dan wordt ditgas door het gaatje tot ontploffing gebracht. De deksel vliegt met een zeerharde knal als een kanonschot van de bus. Om zoekraken van het dekselte voorkomen wordt dit door een lang touw aan de bus bevestigd. Heeftdeze kanonnade lang 'genoeg geduurd, dan worden de schutters binnen ge-roepen en getracteerd. Het feest duurt wel eens tot diep in de nacht.

De volgende dag, die van 't Aantekenen, heeft er nog een kleine plechtig-heid plaats. Wanneer het bruidspaar de woning van de „naastebuur" in derichting van het „Raadhuis" is gepasseerd, wordt onverwacht nog een schotnagegeven. Is het „aantekenen" afgelopen, dan gaat de bruid of bruidegompersoonlijk de buurtjongens „verzuken op 't bier", dat beschikbaar is gesteldin een café in de buurt op de daaropvolgende Zondag (tegenwoordig ookwel op Zaterdagavond). Terloops zij hier vermeld, dat het „Aantekenen"als regel geschiedde op Vrijdag, althans in vroeger jaren 1). Dit vond zijnoorzaak in de gewoonte of liever in de ongeschreven wet, dat de aantekendageen vastendag moest zijn.

Ook gebeurt het wel, dat de betrokken bruid of bruidegom van de helegeschiedenis van het losschieten niets moet hebben. Dan wordt er wraakgenomen. Alle mogelijke rommel sjouwt men om de boerderij. Kaf strooienis wel een van de geliefdste wraaknemingen. Ook hangt men wel een pop

1) Volgens Dr. H. KNIPPENBERG, Noord-Brabant volkskundig beschouwd, alge-meen in Brabant (cl Land en Volk van Brabant pag. 256) maar ook in Staphorst wasVrijdag de aantekendag.

Zie D. v. d VEN, Van Vrijen en Trouwen op 't Boerenland, A'dam 1929, pag. 68.

39

Page 45: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

in de boom2). Het niet tracteren op bier wordt heel kwalijk genomen eneist dus wraak. Zo zag ik eens aan een boom een klomp hangen waaronderwas aangebracht:

„Hier offert men voor de arme man,die zijn buurlijke plicht niet vervullen kan".

Wat het „losschieten" betekent, weet ik niet zeker. Ik heb me wel eens latenvertellen, dat het een afscheid van de jeugdjaren zou zijn. Of moeten wij ereen bijgelovig gebruik in zien? B.v. het verdrijven van de kwade geesten,die het jonge paar onheil zouden kunnen aandoen? 3).

HOOGENDOORN.

2) Zoals in 1924 nog te Tongelre bij Eindhoven en in Acht. ld., pag. 104.3) Volgens SCHRIJNEN, Nederl. Volkskunde I, pag. 255, moest het schieten „de

geesten verdrijven om aldus zegen en vruchtbaarheid voor het huwelijk te verwer-ven".

Op pag. 140 wordt vermeld, dat het gebruik in het midden der vorige eeuw ook teTilburg bekend was. • (Red.)

GEBRUIKEN BIJ DE ONDERTROUW

ENKELE VRAGEN

Naar aanleiding van bovenstaand stuk zou de Redactie gaarne nadereinlichtingen ontvangen omtrent gebruiken bij de ondertrouw.

i. Is het „losschieten" bij het „aantekenen" nog in gebruik? Of sindswanneer is het verdwenen ?

i. Gebruikt men in uw plaats dezelfde naam voor hetzelfde gebruik?

3. Zijn er gebruiken, die afwijken van de in het artikel geschetste ? Mis-schien wel geheel andere?

4. Hoe noemt men de tractatie, die volgt op het „losschieten" ?

5. Welke dag is (of was) de dag van „aantekenen"?

6. Hoe nam men wraak, als het paar zich'niet aan de gebruiken hield?

Men begrijpt, dat het van belang is, dat men uitdrukkelijk vermeldt voorwelke plaats uw opgaven geschieden. Te zenden aan Rechtestraat 63, Eind-hoven.

40

Page 46: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DE NAAM „ROOSEN-DAAL"

In de „Grondwet" wees ik destijds op het plotseling voorkomen van denaam Roosendaal in 1268 en verbond daaraan; een enkele hypothese. Voor-lopig is iedereen het er wel over eens, dat Roos niets te maken heeft met debloemsoort, maar dat dit kan zijn: russohe, ros, riet en hard (esparto) gras.De wisseling van u en o komt in Brabant vaak voor; men spreekt n.l. nogvan Rokven als Rukven (volgens Prof. v. Ginneken z.g. kan rok of ruk metring samen hangen 1).

In Tilburg spreekt men — zo deelde mij Mej. v. Gooi mede — nog veelvan roszode in plaats van graszode. Het gebied van Roosendaal is laag, mis-schien in de ije eeuw nog weinig als bouwgrond gecultiveerd, was weinigvruchtbaar vooraleer het water uit België door de veenwatertjcs en ook vanuit het Volkerak opgestuwd, bedwongen was in een al of niet goed gekana-liseerde Vliet, waaraan nog in de laatste vijftig jaar hee^wat verbeterd is.

Uit dit oogpunt kan dus de aanvaarding van de betekenis van het eerstedeel van het woord redelijk geacht worden. Maar „Daal" — in de betekenisvan dal ? Men behoeft de terreingesteltenis rond Roosendaal maar te kennenom te weten, dat er van dalvorming eigenlijk geen sprake is. Zeker er liggenin wijde omtrek enige terrein-verhogingen: noordwaarts van de gemeentetegen het lage Kruislandse gebied bevindt zich een kappel-berg, ten Zuideneen aantal „donken" — Hlulsdonk, Borteldonk, L,angdonk — en nog eenten Oosten — Kalsdonk (Calvesdonk) — en weer gewend als we zijn vanelkaar de verklaring te aanvaarden, dat „donk" de hoogte is bij een laagte*nemen we aan, dat al van ouds door de bewoners deze hogere ligging gezienwerd en gebruikt voor bewoning. Maar van het centrum van het tegenwoor-dige Roosendaal uit kan men dit terrein moeilijk als een dal zien.

Er was echter nog een andere verklaring mogelijk. In de I2e en 136 eeuwworden heel wat vrouwenkloosters (in 't bijzonder door de Norbertijncn)genoemd (ik schrijf niet gesticht) die een naam kregen met als laatste woord:daal — Maria-daal; Roosdale.

Toentertijd zocht ik naar deze oplossing in verband met het Norbertines-sen-klooster te Vroenhout tussen Wouw en Roosendaal, parochieel onderWouw. Na vijftig jaar bleek vestiging daar .een mislukking de steedsonder water lopende terreinen maakten een evenwichtig kloosterleven on-mogelijk ; de nonnen trokken naar Breda en weer na een klein aantal jarennaar Oosterhout, waar zij nu gevestigd zijn. Het is dit klooster, in 1949 nogdoor Koningin Juliana bezocht, dat immer de steun heeft gehad (vooral inde Hervormingstijd) van de Oranjes.

Welnu, de oorkonden-schat van dit klooster is ruim vijftig jaar geledenuitgegeven en verzorgd door van der Aura 2). De controle dezer oorkondenwees uit, dat de nonnen bezittingen hadden bij verschillende der bovenge-noemde Zuidelijke donken. Maar dat was al: geen enkele verwijzing naarbezit in het gebied, waar nu de kern van de gemeente Roosendaal ligt. Envan een kloosternederzetting door anderen is nimmer iets gevonden.

1) G. C. A. JUTEN, Rukven (in de bundel: de Parochiën in het Bisdom Breda,blz. 1).

2) V. VAN DER AURA. Geschiedkundige'bijdragen betreffende het Norbertinessenklooster van St. Catharinadal. Oosterhout 1894

Page 47: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Het eerste deel der „Oorkonden der Abdij 'i'ongerloo" door Dr. M. A.Erens O. Praem. is nu verschenen 3). Van 't begin van haar bestaan heeftdeze abdij een grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling onzer provincie.Als men in het eerste deel dezer uitgave, over de jaren 1130 tot 1296 nagaat,waar Tongerloo grondbezit, kerkpatronaat en tiendrechten heeft, krijgt meneen juiste indruk van de omvang: Alphen — Baarle — Bergeyk — Binderen— Breda — Chaam — Diessen — Dinther — Drunen — Duizel — Eersel— Enschot — (Bsschen — Calmthout grensplaatsen) — Gageldonc en Mer-lersen (Prinsenhage?) — Gestel — Gilze — Goirle — Hapert — Haren —Hildernisse — Hoogeloon — Zundert — L,oon op Zand — Nispen — Uden-hout — (Oostel)beers — Oisterwijk — Roosendaal — Tilburg — Waalre— Wouw.

Hier interesseert ons alleen Nispen en Roosendaal.Oorkonde 9 (1157) is reeds lang uitgegeven4) en bewijst, dat de parochie

Nispen reeds vóór dat jaar bestond. Arnoud van Brabant en zijn zoonArnulf schenken aan Tongerloo een landbouwexploitatie te Nispen-Kalmt-hout; twee derden van de tiend te Nispen en te Zundert en het patronaats-recht van de kerken dier twee plaatsen. Beschouwingen hieromtrent zijnniet meer nodig; de gegevens der oorkonde zijn uit den treure behandeld.Wel zou ik erop willen wijzen, dat Nispen een sterke en bloeiende parochiemoet zijn geweest, omdat talrijke families „van Nispen" reeds vroegtijdigin het westen van de provincie verspreid zijn.

Door één oorkonde: Tongerloo — Nispen komt nu in 1268 plotseling denaam Roosendaal voor de dag. Het is die van 5 November 1268, getekendte Wouw (kasteel) door Arnold van Gaasbeek, wettige voogd en heer vanhet land van Breda, die zijn goedkeuring verleent voor de dotatie van eenkapel, ten bate van „onze bewoners te Calsdonk, Hulsdonk en Langdonk,in de plaats gezegd: Rosendale". En welke kapel onder de moederkerk teNispen bleef.

Deze oorkonde, in 't latijn, is gepubliceerd bij Gramaye, Wichmans, Mir-raeus en Foppens, Butkens en natuurlijk door van Goor uitvoerig behandeld.Nu vinden we ze als no. 211 terug in de oorkondenverzameling van Erens.Maar wie ze ook besprak: met de naam Roosendaal, die daar voor ihet eerstgenoemd werd, wist niemand weg.

De gronden die tot de dotatie behoorden waren gelegen „in locis vulgari-- ter dictis Schaghe Havestune et alibi". Ik heb nog geen enkele studie gezien,die deze plaatsen op een moderne kaart heeft weten aan te wijzen. Diedotatie was overigens nodig om de bediening van de kapel van inkomstente voorzien. Maar wie die gronden schonk, staat niet in de oorkonde verl-meld; de heer van Breda keurde de dotatie alleen maar goed.

Het werkwaardige, dat tot heden niemand heeft kunnen verklaren, is datdaar ineens de naam Roosendaal uit het verleden opdook.

De oorkonde 206, die in het oorkonden-boek is opgenomen (tot hedenonbekend of door publicisten verwaarloosd) maakt de kwestie niet duide-lijker. Deze oorkonde van 9 Juni 1266 verklaart tenminste enigszins opwiens initiatief de kapel gebouwd zou worden.

3) Uitgave der Commissie voor Geschiedkundige en Folkloristische opzoekingen derProvincie Antwerpen.

4) LE ROY, Notitia Marchionatus sancti Romani imperii, waaruit van Goor zijnvertaling nam in „Beschrijving der stad en lande van Breda".

42

Page 48: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Daarin leest men, dat Hendrik van Leven, bisschop van Luik aan de dekender Christenheid van Hilvarenbeek (waaronder ook dit deel van West-Brabant ressorteerde) meldt, dat hem vanwege de abdij Tongerloo de vraagbereikte een kapel in te richten met doopvont en begraafplaats onder deparochie Nispen, voor de gehuchten Langdonk, Hulsdonk en Calvesdonk endat hij hem tot een onderzoek dienaangaande afvaardigt.

De pastoor van Nispen, die blijkbaar de groeiende bevolking in deze driegehuchten niet gemakkelijk meer kon bedienen (ook tengevolge van desteeds terugkerende waterhoogten in beken en op landerijen) heeft hetinitiatief tot het bouwen van een 'kapel genomen.

KERN VAN ROOSENDAAL

Ket-K O pomp £oude put)

hieuwt sti-alen

K« \

a>' li) \.tn<ienk»>-aT'|/ .

Welnu, in die akte — vóór deze oorkonden-verzameling dus niet bekend— wordt de naam Roosendaal niet genoemd. Men kan zeggen: misschienwisten de initiatief-nemers zelf nog niet, waar deze op te richten. Wel bleekuit de oorkonde 211,, dat in 1268 de kapel al gebouwd was: „capellam citamin loco dicto Rosendale". Wanneer Dr. Weijnen in Jaarboek I (1941) vande Oudheidkundige Kring „de Ghulden Roos" te Roosendaal in een nootschrijft: „Over de vraag wat wij precies moeten denken van de (in Kals-donk gestichte) kapel van 1266 en de op de markt gebouwde kerk van 1268,is in de Spronkelingen deel IV al veel geschreven" schept hij verwarring.In 1266 wisselde men van gedachten over een te stichten kapel voor de be-woners der drie genoemde donken; uit de akte 206 blijkt niet, dat deze inCalsdonk gesticht werd. Uit het hierbij getekende schetsje blijkt duidelijk,dat dit ook niet efficiënt geAveest zou zijn. De oorkonde 211 zegt immers,

43

Page 49: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

dat die gebouwd werd ergens in de plaats die nu Roosendaal heet. De liggingdaar is Avèl, voor wat betreft het bezoek, goed gekozen.

Het zal dan ook zo zijn, dat de tegenwoordige St. Jan (aan de Oostzijdevan het marktplein) en nog immer bediend vanwege Tongerloo, gebouwdis op en over de eerste kapel!

Er is nog een tweede reden om dit aan te nemen. Reeds jaren verkondigende Belgen, dat de kern van een Frankische dorpsnederzetting bestaat uit eendriehoekig plein, met drie uitgangen, bebouwd aan de drie zijden en in hetmidden een drenkput, bestemd voor het terugkerende vee, dat graasde opde gemene weiden gelegen aan de buitenzijden van de bebouwde driehoek.

Welnu, het driezijdige marktplein is te Roosendaal nog altijd aanwezig;de drenkput is later vervangen door een pomp.

Er zijn daarenboven verschillende studies over Frankische dorpen in deBelgische Kempen, waar men de aanwezigheid van een kapel aan een derdrie zijden heeft willen aantonen. Ook dat is te Roosendaal zo, al wordt ditminder duidelijk doordat in de i8e eeuw het tegenwoordig afgedankte ge-meentehuis als het ware vlak voor de ingang van de St. Jan gebouwd werd!

Wanneer men deze beschrijving van de 'kernbouw van Roosendaal ver-bindt men de bovengeschetste Belgische inzichten omtrent de kernbouw vaneen Frankisch dorp, en men ziet dat in de tegenwoordige tijd de drie vanhet marktplein uitgaande wegen nog rechtstreeks zich richten naar Kals-donk, L,angdonk en Hulsdonk en een dezer óók in rechte lijn aanlopen opNispen (waar de moederkerk stond), clan is er alle aanleiding toe aan tenemen: a) dat de kapel gebouwd werd op een voor de kerkgangers efficiënteplaats, b) dat de tegenwoordige St. Jan op, over of nabij deze kapel gebouwdwerd, c) dat daar reeds in 1268 een oudere dorpskern van vroeger tijdbestond.

Bestudering der fundamenten van de St. Jans-kerk zou iets tot onze ken-nis der feiten kunnen bijdagen; mogelijke funderingen der oude wegenkunnen misschien ook materiaal verschaffen en misschien (wie weet?) zalde tijd eens komen, dat uit een of ander archief een oorkonde van ouderedatum dan de tweede helft der 136 eeuw ons nog iets komt vertellen vaneen ouder dorp Roosendaal, waaruit ook de naam verklaard kan worden.

Vooralsnog zijn we met deze naamsverklaring niet verder gekomen danwat nu als een communis opinio wordt aangenomen.

B.o.Z. Ir. A. JUTEN

EERVOLLE ONDERSCHEIDINGvoor Prof. Dr. A. E. VAN GIFFEN

De Society of Antiquaries of L,ondon, waarvan prof. v. Giffen in 1933tot Honorary Fellow werd benoemd, verleende hem „the gold medal fordistinguished services to Archaeology", de gouden medaille voor buitenge-wone diensten, bewezen aan de Oudheidkunde. Eind April zal prof. v. Giffendeze medaille zelf in ontvangst gaan nemen op de „anniversary meeting"van de Society. Brabants Heem wenst prof. v. Giffen van harte geluk!

44

Page 50: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

B O E K B E S P R E K I N G E NLAND EN VOLK VAN BRABANT. Bijdragen... verzameld en ingeleid door A. Coo-len. Foto's M. Coppens. N.V. Uïtg. Mtf „Kosmos". A'dam (1950) — ƒ 12.50.

Bij een boek, dat samengesteld is door vele medewerkers, ia het critisch oordeeldirect geneigd onderscheid te maken. Van de artikelen met een bespiegelend karakterzijn onomstreden de beste die van dr. P. C. de Brouwer en prof. dr. Fr. van der Ven,welke beide getuigen van grote helderheid van inzicht en model zijn om hun zui-verheid van taal en stijl. De uitvoerige inleiding van A. Gooien staat hierbij ver tenachter. Taaibarbarij als „overstijging van het regionalisme" of „feitelijke overbrug-ging der scheiding... (die) wordt overstegen door een overbrugging van de schei-ding in het volkshart.." is even onaanvaardbaar als de verouderde opvatting, dat detypering van de Taxandriërs door een romeins schr. als een vechtlustig en moord-dadig volkje te verbinden is met de „brabantse" criminaliteit, of de romantischevoorstelling der geloofsprediking van St. Willibrord. Trouwens het hier nieuw ge-introduceerde Taxandrische cultuurbegrip mist elke wetenschappelijke basis 1).

Bij de vertellers wint U. Nooteboom z.g. de prijs met zijn Jeugd in de Kempen.De lezing maakt ons weer bewust, hoeveel Brabant door de vroegtijdige dood vandeze warm-voelende en begrijpende Brabander verloren heeft. Paul Vlemminx is alsdichter facile princeps.

Onze „praehistorici" zal vooral het vers De Vijfberg, over de grafheuvels op deRechthei, boeien. Ook Lucas v. Hoek levert levendig bewijs, hoe het brabantse land-schap de brabantse kunstenaar „pakt". Natuurlijk is er nog meer verdienstelijk werken vrijwel elk artikel mag men voor het brabants heem belangrijk noemen Vooralhet overzicht van Dr. H. Knippenberg, N.-Brabant volkskundig beschouwd, is eengoed geslaagde samenvatting, uiteraard globaal en enigszins catalogiserend, maarvoor de brabantse heemkundige als leidraad onmisbaar.

Het prachtige foto-materiaal, dat M. Coppens voor dit werk afstond, overtuigt delezer van de betekenisvolle functie der artistieke foto, die de onderlinge band tussenzoveel verschillende medewerkers strak snoert.

Een waardevol boek, ook om de zeer verzorgde uitgave.H. MANDOS

ONS EIGEN BLAD. Romboutsnummer.

Ter gelegenheid van het gouden kloosterfeesl van Frater Sigebertus Rombouts gafOns Eigen Blad een speciaal nummer uit. Wat heeft deze pionier van het katholiekeonderwijs, zoon van de Brabantse Kempen, Bergeikenaar, gewerkt en hoe! Eenbibliotheek heeft hij bij elkaar geschreven.

Wij lezen in dit goed verzorgde nummer van zijn grote verdiensten op het terreinvan de godsdienstig-zedelijke opvoeding, de rijpere jeugd, aesthetische vorming, delichamelijke opvoeding, de didaktiek en ook op het gebied van vernieuwing bij hetonderwijs kan men bij Rombouts terecht.

Ik ben ervan overtuigd, dat de vele lezers van Ons Eigen Blad mijn mening zullendelen als ik zeg: Wilt gij wegwijs worden in de problemen, waarvoor elk opvoedergeplaatst wordt, wilt gij de moeilijkheden bij de kinderen, die gij hebt op te voedenbegrijpen, neemt en leest Rombouts.

W v. d. MEYDEN

1) Zie art. van prof. dr. de Laet in dit nr.

45

Page 51: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

kapittelstokjesSYDY WAEL GELEEKT?

De lof, dat „ge wel geleerd zyt",zwaait de dichter ook onze lezers uit de20e eeuw toe, die de oplossing weten tevinden, welke hij verborg in het vol-gende rijmpje:

„Ter werelt hebben wy enen viant,In allen landen is hy becant,In desen vier verssen staet hy gereet,Noemdy hem soe sydy wael geleert."

Wie enigszins bekend is met der oudedichtren trant, zal het ontdekken. Of deredactie althans het bij het juiste eindheeft, zal ze graag van haar lezers ver-nemen.

F. Smulders vond het gedichtje tus-sen allerlei krabbels op een oud schut-blad van het Algemeen Schepenproto-kol van Eindhoven (1509—1511) in hetBijksarchief te 's-Hertogenbosch.

CULTUUR IN CIJFERS I.

Culturele achterstand wordt ons Bra-banders nog wel eens voorgehouden.Soit!

Wanneer het Rijk nu ter bevorderingvan het culturele leven in Nederlandzijn subsidies gaat uitdelen, mag menvoor deze zuidelijke achterhoek opval-lende cijfers verwachten.

Ze zijn dat ook!In het Brabants Jaarboek van het

Provinciaal Genootschap deelt dr. H. v.Velthoven dienaangaande interessantegegevens mee. Lees en ontwaak!

in 1949 (ontvingen) de provin-cies Noord-Brabant en Limburg, waarmomenteel 20 % van de Nederlandsebevolking woont voor cultureledoeleinden slechts 3 % van het geheel.Noord-Brabant, waar 13 % van ons volkwoont, ontving slechts 0.88 %."

Op welke ongelooflykheden onze se-nator reageert met de woorden: „Wijmogen zeggen, hier hapert het een enander."

Waarachtig, wij zouden wel wat an-ders willen zeggen. Maar niet in de taaldes parlements!

CULTUUR IN CIJFERS II.

Van meet af aan is de Stichting Bra-bants Heem zich scherp bewust geweest,dat een van haar eerste taken was: be-scherming en bevordering van de cul-tuur van ons brabants volk. De publi-caties van „Brabantica" van de laatstetijd zijn een bewijs, hoezeer mendoordrongen wordt van het besef, datons gewest de roem van het oude her-togdom kan herwinnen. En het is ver-heugend, dat verschillende auteurs,ieder van uit zijn gezichtshoek, dit deBrabanders voor ogen willen houden.

Wij vragen ons echter af, of mendoor de wijze waarop de uitgaven totnu toe geschieden, niet het grote gevaargaat lopen over het doel heen te schie-ten.

Bereiken boeken als van dr. H. v.Velthoven, N.-Brabant, een provincie inopkomst — ƒ19.50 —, van A. Gooien,Land en Volk van Brabant — ƒ 12.50 —wel het brabantse volk? Of zijn zij uit-sluitend bedoeld voor een geestelijkeelite, die van deze voortreffelijk uitge-geven boeken „met genoegen" kennisneemt? De Brabantia-reeks, nu defini-tief stopgezet, moge een baken zijn, datdoor te hoge prijzen de Brabantse lezermet een zucht voor de etalages derboekhandelaren zal moeten blijvenstaan. Daarom valt het zo te betreuren,dat, nu een nieuw boek op stapel wordtgezet, onder auspiciën van het Provin-ciaal Genootschap en met een sub-s id ie v a n ƒ10.000 der ProvincialeStaten, de prijs van dit werk wederomboven de beurs van de gemiddeldeBrabander zal komen te liggen: ±ƒ 22.50. Deze uitgave is dus klaarblijke-lijk bedoeld voor de béter-gesitueerden

46

Page 52: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

van onze provincie. Moeten dezen, zo Dit is niet het ideaal van Brabantsvragen wij ons teleurgesteld af, in het Heem!aanschaffen van dit kostbare werk nog Zie de prijs van ons tijdschrift engesteund worden door een officiële let op, wat u daarvoor dit jaar nogsubsidie? ontvangt.

K R O N I E KHEEMKUNDIG WERKKAMP.

Het tweede Heemkundig Werkkamp zal deze zomer gehouden worden te Eersel.Waarschijnlijk van 2—5 Augustus.

EXCURSIE DE BIESBOSCH.Door het Bestuur zijn plannen ontworpen voor een excursie naar De Biesbosoh

op Tweede Pinksterdag. De leden van de aangesloten heemkundige studiekringenkunnen hieraan deelnemen. Nadere gegevens zullen aan de besturen der kringengezonden worden.

OPGRAVINGEN IN N.-BRABANTVan de belangrijke opgravingen te Alphen (N.-Br.) van een rijengrafveld door de

Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek is het verslag nog niet ont-vangen.

Wegens plaatsgebrek moet het verslag van de opgravingen op de Knegselse Hei,o.l.v. drs. W. Glasbergen blijven overstaan tot het volgende nummer.

De opgravingen op het terrein van de voormalige kerk te Gemonde hebben aan-getoond, dat op deze plaats behalve een 15de eeuwse baksteenkerk nog drie ouderegebouwen gestaan hebben Het oudste hiervan tekende zich af in de vorm van eencomplex van paalgaten, waarvan de hoofdas vrijwel O-W gericht is. Het tweedegebouw (kerk) was absidaal gesloten en O.Z.O. gericht. Op deze kerk volgde een12de eeuwse tufsteenkerk.

UIT DE KRINGEN.V e r e n i g i n g v o o r H e e m k u n d e v o o r L a n g s t r a a t e n L a n d v a n

H e u s d e n e n A l t e n a. Vrijdag 25 Febr. sprak F. J. v. Oostrum over „Parasietenomringen ons". Er werd een praehistorische afdeling opgericht onder leiding vanP. J. Rijkers, Missiehuis St. Antonius te Kaatsheuvel (Opgravingen te Loon opZand).

De K r i n g „ K e m p e n l a n d " , E i n d h o v e n . Op l Maart werd de Jaarverga-dering gehouden. Uit de verslagen der werkzaamheden en der financiën bleek hetbloeiende leven van deze kring. Voor de viering van het eerste lustrum werd eenCommissie ingesteld. Het plan voor een uitgave van een aantal voorstudies betref-fende de geschiedenis van Eindhoven zal waarschijnlijk verwezenlijkt kunnen wor-den. Op 22 Maart kwam de toponymische sectie ten huize van de voorz., drs. J. Ren-ders bijeen. Het verzamelen van plaatsnamen wordt voortgezet. De gemeente Berg-eyk vroeg advies voor het probleem der plaatsnaamgeving. By restauratie-werk-zaamheden aan de St. Catharinakerk kwamen fundamenten van de vorige kerk, detweede, te voorschijn. Enkele leden van de Kring o.l.v. A. Kakebeeke stelden eennader onderzoek in. Sporen van de eerste kerk werden niet gevonden. Vrijdag 31Maart hield Mevr. Boon-v. Kol, lid van de Kring, in Old Dutch een inleiding over„Het Uurwerk in de loop der eeuwen" aan de hand van haar zeer bizondere enkostbare collectie antieke horloges en uurwerken, welke vergadering zeer veel be-langstelling trok.

47

Page 53: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

De K r i n g „A c h t-Z a l i g h e d e n" hield een propagandavergadering op Dins-dag 14 Maart te Reusel in De Palmboom, fr. Franciscus sprak over de Geschiedenisvan Reusel.

De K r i n g „Pee l land" , H e l m o n d kwam bijeen op Maandag 22 Maart inDe Beurs (v. Vilsteren). De heer G. Fritsen hield een lezing over „Het Klokken-gieten" met een film en gramofoonplaten voor ongeveer 80 belangstellenden. Deheer Fritsen bood de Kring een klokje aan tot verkoop in de vergadering en terversteviging van de kas. De Kring werkt aan de heroprichting van het Gilde vanSt. Cathrien, die deze zomer haar beslag zal krijgen. Zeer succesvol was de door deKring georganiseerde Palmpaasoptocht op Palmzondag op initiatief van het bestuurs-lid F. Niessen. Meer dan 400 kinderen vormden een bonte stoet, die naar het Hel-mondse kasteel trok, waar de burgemeester en het bestuur van de Kring alle kin-deren op een paasei tracteerden.

De K r i n g B o x t e l vergaderde Vrijdag 31 Maart in De Ark. Mevr. T. Doren-bosch-Meyer hield een causerie over „De Brabantse Muts". Het Provinc. Genootschapzorgde voor een illustrerende collectie foto's en enkele mutsen uit zijn verzameling.Op de vergadering werd tevens behandeld een werkplan tot het opnemen en noterender oude veldnamen, welke voorkomen in het gebied der ruilverkaveling.

De K r i n g H e l v o i r t zette de publicatie van zijn Vlugschriften voort. In nr.6, Jrg. III o.a. A. v. Oirschot jr., Maarten van Rossum; F. Smulders, Een drieluik inde Berkelse Kapel; id., De Rogpachten der Udenhoutse Kapel; W. Mulder jr., Uden-hout's Raadhuis.

B I B L I O G R A F I E(Verzorgd door de firma M. F. van Piere.)

Borgers, F., Geschiedenis van Geetbets, 274 p., 8°, il., Brussel 1949 (ƒ16.40).Hemeldonck, E. van, De regenboog der Kempen. Deel I: Land en Volk. 100 p., 8°, il.,

Tielt 1950 (ƒ9.60). Bij intekening op drie delen (ƒ8.90).Hampe, K., Das Hochmittelalter (900—1250) 439 s., 8°, München 1949 (ƒ 11.10).Homberg, A. K., Grafschaft, Freigrafschaft, Gografschaft. 72 p., 8°, Munster i.W. 1949

(ƒ4.10).Joyce, P. W., Origin and history of Irish names of places. 3 vols, 8°, 2d ecU Dublin

1950 (ƒ19.20).Nauwelaerts, Dr. M. A., Simon Verepaeus, 80 p. (Opv. Brochurenreeks 145), Tilburg

1950 (ƒ1.60).Fascher, G., Römische Siedlungen und Strassen im Limesgebiet zwischen Enns und

Leitha. 60 p., 4°, il., Wien 1949 (ƒ 14.65).I'rims, F., Geschiedenis van Berchem tot bij de aanvang der 20e eeuw. 349 p., 8°., il.,Berchem 1949 (ƒ14.55).Revesz Origine et préhistore du langage. 8°, Paris 1950 (ƒ8.30).Kübel, H. U., Viehzucht im Oberwallis. Sachkunde, Terminologie, Sprachgeographie.

xl, 178 p., 8°, Frauenfeld 1950 (ƒ14.85).Salin, E., La civilisation mérovingienne d'après les sépultures, les textes et Ie labo-

ratoire. I. 532 p., 8°, il., Paris 1949 (ƒ29.50).Verbesselt, J., Het Parochiewezen in Brabant tot het einde der 13e eeuw. I. Algemeen

gedeelte, 320 p., Antwerpen. 1950.Verniers, L., Histoire de Forest-lez-Bruxelles. 356 p. 4°, Bruxelles 1949 (ƒ27.30).

Bestelt deze boeken bij M.F. v. Piere, Boekhandel sinds 1848, aan de Kerk, Eindhoven

48

Page 54: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

INHOUDpag.

F. Smulders, Esch en Echternach 50Dr. F. C. Bursch, Een vergeten Ontdekking 52J. R. W. Sinninghe, Brabants heilige putten 56

Dr. J. Helsen, Van Nederzetting tot Dorp 59

A. Frenken, De Bakelse Peel 68Boekbesprekingen (H. Mandos, E. v. Hemeldonck, Regenboog der Kempen I; M.,

Nederlandse Kloosterzegels vóór 1600) 69

Kapittelstokjes (Wie is de „Viant"?; K., Het toponiem fort; Het orgel in deSt. Lambertuskerk te Helmond) 70

Kroniek 71Bibliographie 72

S T I C H T I N G : „ B R A B A N T S H E E M "(OPGERICHT 9 FEBRUARI 1947)

BESTUUR: Tastoor W. Binck, voorz.; G. Beex, secr.; Ir. A. Juten, penningm.;drs. H. Mandos; P. v. d. Burgt; P. Dorenbosch; drs. V. Timmer-mans; drs. B. Daniels.

SECRETARIAAT: G, Beex, A. 125, Hoogeloon.REDACTIE: Drs. H. Mandos, G. Beex. kap. C. Kramer. Brieven en stukken

voor de redactie gelieve men te zenden aan H. Mandos, Rech-teslraal 63, Eindhoven,

ABONNEMENT: Opgave van abonnement bij ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergenop Zoom. Het abonnementsgeld bedraagt voor zes nummers ƒ 2.50per jaar; voor België 50 frs.Voor leden der aangesloten heemkundige kringen ƒ 1.—. Lossenummers ƒ 0.50.Indien de leden zich persoonlijk, buiten het bestuur van hunkring om, abonneren, dienen zij te vermelden van welke kringzy lid zijn. Het bestuur kan het gezamenlijk aantal abonnementenvoor zijn leden opgeven.

ADMINISTRATIE: Betaling van de contributies der kringen, der afzonderlijkeleden, abonnementen en advertenties dienen alle te geschiedenaan ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergen op Zoom op zijn gironr.53931, ofbij de N.V. v. Mierlo-Bank te Bergen op Zoom op rekening..Brabants Heem".

MEDEDELINGEN1. Daar het vierde nummer als een bizondere uitgave zal verschenen, wordt dit

„nummer" niet in de maand Augustus, maar eerst in September de abonné'stoegezonden.

Z. In verband met het bovenstaande kunnen na 15 Juli geen jiieuwe abonnemententegen de thans geldende prijs worden aangenomen.>a 15 Juli zal voor de nieuwe abonné's een speciale regeling getroffen worden voordeze extra-uitgave.

49

Page 55: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

ESCH EN ECHTERNACH

In het Bosch Protokol kan men van alles vinden over alle plaatsen vande Meierij. Toen ik het Bosch Protokol van 1520/21 doorkeek, vond ik toe-vallig een akte over Esch, waarin een huis met bouwland aan den bredenacker in Esch in pacht wordt overgedragen, behalve voor twee roggepachtenen twee geldcijnsen, ook: pro una propina dicta eenen maeltyt dominis deepternaken singulis septem annis seniel fienda (Den Bosch R. 1275, fol.167).

Ik heb daarna de schepenprotokollen van Esch doorgewerkt en zie: daarspookt de Abt van Apternaken overal rond! In het midden der 176 eeuwvond ik bij een deling weer: een stuck ackerlants aenden breeacker, aendenrunsdijck en aenden vreijbeempt, waarop o.a. de last rust om tonderhoudenden heere van apternaken, als sijnen dach dynen sal in cost ende dranck.(Esch, R. 23, fol. 177). Deze Breeacker ligt in het Oosten van Esch. Ook opverschillende huizen en landerijen omtrent het centrum van Esch rust zulkeen last; het zijn goederen bij den Collenberch en in den Wijacker (o.a.de Eschacker aenden luenissendijck, een stuck lants „dat Cruijs" bij denCollenberch; een hooijbempt „den Peyser"; ackerlant „de Comp"; landerijenaenden Reijgerskant en aenden Vinckenheuvel (beide bij den Wijacker);Behalve cijnsen en pachten aan den pastoor en den kapelaan moet mendaaruit: onderhouden ende refreseren ten seven jaeren eens den heere vanaftemaken volgens dordonnancie daervan sijnde (Esch R. 24, fol. 10 v.1651); of: 5 stuvers cijns gelden aenden heere van Apternaken ende dienin cost ende dranck ten seven jaeren eens met syne jacht eenen dach endenacht onderhouden (Esch R. 25, fol. 140, 1658), of ook: met sijnen suit(Esch R. 27 fol. 60).

Ofwel: den heere van apternaken ten seven jaren eens eenen dach tehouden in cost ende dranck met knecht, peert ende ccnen langen hont(Esch R. 25, fol. 148);

ofwel: te gelden een gewinchijns van 5 stuijvers aenden heere van apter-naken ende den selleven tonderhouden ten seeven jaren eens in sijne teringeop St. Michielsavont ten vespertijt te comen ende sanderen daegs ten ves-pertijt te scheijden (Esch R. 23 fol. 178, 1649). Soms staat er bij, dat menden Abt met zijn rentmeester een maaltijd enz. moet verschaffen bij hetontvangen van den cijns. Slechts één keer vond ik totnogtoe de last om denheer van Apternaken tweemaal ten seven jaeren te onderhouden; deze lastrustte op het eerste lot van een erfdeling, waartoe o.a. behoorden een huismet landerijen aan den Reijgerskant en akkerland aan den Runsdijk (EschR. 28 fol. 57).

Daarenboven vond ik verschillende landerijen, waaruit men een cijns moetvergelden aan den Abt van Apternaken op St. Michidsdag (o.a. het hooij-velt „de Swemmer", landerijen in den Wijacker, en den Grommen ackeraende Poelstege enz.).

Meestal moet men daaruit ook een cijns vergelden aan de pastorie en dekapelanie.

Ik heb mijn onderzoek nog niet voltooid, maar ik geloof, dat we in boven-staande gegevens een aanwijzing hebben om te denken aan een Grundherr-schaft van Echternach in Esch.

Vroeger heeft men veelal de veronderstelling gemaakt, dat de Willebrord-

50

Page 56: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

RUU,of Esschs^22m

Peyser DeComp Jl Venakker

parochie Esch wel eens gehoord zou kunnen hebben bij de goederen, welkeAnsbalcl op i Juni 712 aan St. Wilbert schenkt. Tot nu toe heb ik daar geenenkel bewijs van gezien.

Het verband van Esch met Echternach staat nu vast door de boven aan-gehaalde cijnsen en lasten.

Esch ligt ongeveer 3 K.M. van I^uissel. St. Wilbert kreeg in L/euetlaus(Luissel) in 712 een herenhuis (Sala) met herenhoeve en zeven onderhorigehoeven, en verder akkers, beemden, bossen en wateren. Is het te vermetel,om te veronderstellen, dat enige hoeven (twee of drie) in Esch stonden?Elke hoeve moest den Abt van Echternakcn „eens in de zeven jaar" ont-vangen en de kost geven. Dat getal „zeven" wijst op de zeven hoeven. Demeeste goederen, zo niet alle, liggen tussen de Stroom en de grens van Box-tel. Die cijnsen kunnen wijzen op horigheid; werden later erfpacht en, toende boeren vrij geworden waren, grondrente.

Misschien kom ik later nog eens hierop terug, als ik nog meer over denAbt van Apternaken gevonden heb.

F. W. SMULDERS

GROOT-KEMPISCHE CULTUURDAGENZaterdag 22 en Zondag 23 Juli te Hilvarenbeek.

Het algemeen thema „De Nieuwe Tijd en de Oude Cultuur", dat doorde prof. dr. W. Heere, Dr. Pinxten en v. Breda O.F.M, behandeld zal wor-den, is ook voor de lezers van Brabants Heem van groot belang.

Page 57: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

EEN VERGETEN ONTDEKKING

De praehistorie is een nog jonge weienschap en ontwikkelt zich nog steedsin vele richtingen. Zij heeft bovendien een verrassend element in zich, wanthoe vaak gebeurde het niet dat één toevallige vondst voorheen onvermoedeperspectieven opende! Zo is er in de laatste twintig jaren een geheel nieuwhoofdstuk aan het begin van de geschiedenis van de menselijke bewoningder Nederlanden toegevoegd. Er is namelijk een vrij intensieve bewoningvan ons land vastgesteld voor de tijden die voorafgaan aan de tijd van debouw onzer hunebedden, grafheuvels en bergvestingen. Wij weten dusthans dat ons land reeds door de mens bewoond was kort na en misschienwel al tijdens de laatste ijstijd en zelfs zijn er enkele vondsten bekend ge-worden die op een nog oudere bewoning wijzen.

Bij deze ontdekkingen hebben de amateurs in de vaderlandse oudheid-kunde een zeer voorname rol gespeeld. Zij immers waren het die op hunspeurtochten door het terrein het eerst op vuurstenen werktuigen stietenvan tot dusverre hier te lande nog onbekende vormen en deze in hun ver-zamelingen inlijfden. Zelfs gaven zij soms door publicaties bekendheid aanhun ontdekkingen en vestigden zij de aandacht der beroepsarchaeologenop hun vondsten. Zo is dit eerste hoofdstuk onzer oudheid eigenlijk samen-gesteld door de amateurs.

Het is nu de bedoeling van deze publicatie, op één dezer vondsten opBrabantse bodem gedaan, wat meer licht te doen vallen, omdat die ontdek-king de eerste van deze aard was, en verbonden was aan allerlei omstan-digheden, waard om aan de vergetelheid onttrokken te worden. Wij zullendaarbij tevens onwillekeurig gelegenheid vinden, enige aspecten van eenideale samenwerking tussen beroepsarchaeologen en amateurs in het oogte \atten, hetgeen voor de toekomst wellicht leerzaam kan zijn.

tff ^t*

Wij schrijven het jaar 1923. Sinds lange tijd zijn, vooral door de voor eengroot publiek bestemde publicaties van Holwerda, o.a. door zijn boek „Ne-derland's vroegste geschiedenis" (Haarlem 1918 en 1925), talrijke oud-heidkundige verschijnselen op Nederlandse bodem bekend geworden. Er issysteem gekomen in deze verschijnselen, we zien samenhang met andenelanden, uit de dode stof stijgt langzamerhand een historisch vatbaar beeldop dat zijn aantrekkingskracht uitoefent op de beoefenaars der geschiede-nis. Het eerste hoofdstuk van de vaderlandse geschiedenis omvat al heel watmeer dan die óne zin, waarmee wij ouderen nog op school tevreden moestenzijn: „honderd jaar vóór Christus, de Batavieren komen in uitgeholde boom-stammen de Rijn afzakken naar ons land."

In dat jaar 1923 weten wij dat er verschillende wortels van onze cultuurlot op de steentijd teruggaan en in het Noorden des lands verschillen vandie in het Zuiden. Wij onderscheiden vormen van urnen, lang geleden reedsdoor Hermans e.a. ontdekt en beschreven, maar die nu toch duidelijk ookinvloeden uit allerlei richtingen verraden gaan. Er is echter meer veranderd:er is een eigen techniek van opgraven gegroeid die het mogelijk maakt datcie bodem zijn geheimen prijsgeeft en dat ons een diep inzicht wordt ge-schonken in de denkwereld der oudste bewoners. Zo weten wij dan datlijkverbranding bij ons later is dan lijkbegraving en slechts van tijdelijkeaard. De namen der Germanen en Kelten die ons de Romeinse en Griekseauteurs hebben overgeleverd, schijnen thans een zekere achtergrond en in-

52

Page 58: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

houd door de gevonden materiële overblijfselen te krijgen. Alle speculatiesvan voorheen, louter op deze schriftelijke bronnen gegrond, kunnen nugetoetst worden aan de feiten die de archaeologen uit de objectieve gege-vens der bodemvondsten aflezen. Kortom, de praehistorie ontwikkelt zichtot een afzonderlijke wetenschap met geheel eigen methodes. Als zodanigwordt zij ook erkend en haar resultaten beginnen hun weerklank te vindenin de bij het onderwijs gebruikt leerboekjes. Het Rijksmuseum van Oudhedente Leiden bezit een rijke verzameling en overal in den lande vullen zichook de gewestelijke en locale musea en oudheidkamers met praehistorischeoudheden. Er komen steeds «leer belangstellenden die ook in eigen omge-ving op speurtocht uitgaan.

Hoeveel meer voldoening schenkt hun nu het vinden van voorwerpen uitsteen, brons en aardewerk! Vindt men een stenen hamer met steelgat, danweet men dat deze gebruikt is op de grens tussen steen- en bronstijd door eenlid van de stam of van het volk dat de lage, grote grafheuvels met erbinnenoorspronkelijk een of andere houtbouw maakte. Een urnscherf op een akkergevonden, duidt weer op het bestaan van een grote necropool, waar de dodenbij tientallen, na op de brandstapel tot as te zijn verbrand, zijn bijgezet. Hetblijkt dat ook de Romeinen Brabant hebben bewoond en er hun wachttorenster verdediging hebben gebouwd en in het Noorden der provincie liggen opzanclhoogten in het kleigebied de woningen der Bataven met de erbij beho-rende necropolen.

In die tijd leeft de oude generatie der verzamelaars nog: Jan Panken enmeester Rijken, maar daarnaast komen andere belangstellenden als deindustrieel Van Puyenbroek te Goirle en de dokter-schilder Wiegersma teDeurne. Deze allen werken ten nauwste met de officièHe beoefenaars derwetenschap samen. Jan Panken behoudt talrijke urnen voor Nederland,Wiegersma meldt alle vondsten die men hem gaarne brengt, aan Leiden.

Intussen wordt de verzameling van het Provinciaal Brabants Genoot-schap te Den Bosch eveneens door nieuwe aanwinsten verrijkt. De Rijks-archivaris voor Brabant Smit vervaardigt er met Holwerda samen een cata-logus van. Sasse van Ysselt en Karel Azijnman waren er lange tijd de drij-vende krachten en zij zorgen voor een aan de moderne eisen aangepasteopstelling der belangrijke schatten dezer verzameling.

Het is, als we de toestand in Brabant met die in andere provincies ver-gelijken, eigenlijk merkwaardig dat er hier geen belangrijke gemeentelijkeof particuliere collecties naast die van het Genootschap ontstonden. Ditverschijnsel nu is geenszins te wijten aan gebrek aan belangstelling in decultuur van het gewest, doch veeleer het gevolg van een zeker gevoel voorsaamhorigheid der Brabanders die in Den Bosch hun culturele centrumblijven zien. De andere industriesteden, Tilburg en Eindhoven bijvoorbeeld,zijn bovendien misschien te plotseling midden in het moderne leven ge-plaatst dan dat zij nog in aanmerking zouden willen komen om natuurlijkecentra voor het bewaren van oude cultuur te worden. Buiten de stedenleeft ten plattelande de liefde voor het eigen heem te sterker. Het pleitechter ten zeerste voor het natuurlijk gevoel van verbondenheid met hetgewest van diens inwoners, dat er ook geen grote particuliere verzamelingenontstonden. Een particulier die uit liefde voor het verleden een verzamelingvan oudheidkundig belangrijke voorwerpen aanlegt, ontkomt veelal niet aanhet gevaar, eigen bezit hoger te stellen dan de belangen der wetenschap, ennaijverig zijn ontdekkingen voor zich te houden. Om volledig te zijn, moe-

53

Page 59: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

ten wij uit de laatste jaren vooral ook de namen van de onvergetelijke JanCunen uit Oss en van Pastoor Binck te Alphen noemen, die beiden zoveelgedaan hebben om de belangstelling in de oudste geschiedenis te wekken.

In 1923 dan wendt zich een zestienjarig gymnasiast uit Drunen, Jan C. J.Ossewaarde, tot de toenmalige conservator van het Rijksmuseum van Oud-heden, de bekwame en innemende, helaas reeds in 1927 overleden Dr. A. E.Remouchamps. Jan is een enthousiast verzamelaar van praehistorica diehij in het daaraan zo rijke gebied der Drunense zandversluivingen aantreft.Men kan daar van allerlei vinden: potscherven, neolithische pijlspitsen diede jagers der grafheuvelcultuur er achtergelaten hebben, kleine, fijn be-werkte vuursteentje, de zogenaamde microlithen, stenen bijlen enz. De Dru-nense duinen zijn altijd een dankbaar jachtgebied geweest voor de praehis-torische mens, zoals overigens al onze zandverstuivingen. In de Atlantischetijd, een vochtige en warme periode na de laatste ijstijd, toen deze hoge endroge gronden nagenoeg de enige bewoonbare bleven, huisden er de opklein wild jagende, nog in uiterst primitieve omstandigheden levende stam-men in het bezit van een cultuur die wij naar een Franse vindplaats (Fère-en-Tardenois) Tardenoisien noemen.

Jan vond dus van allerlei en, omdat de jeugd nog onbaatzuchtig denkten niet alles voor zich wil en kan houden, deelt hij met vreugde zijn ont-dekkingen mede aan die begrijpende en vriendelijke heer uit Leiden. Ver-moedelijk hebben zij beiden ook wel persoonlijk contact gehad, hetzij datDr. Remouchamps naar Drunen kwam om Jan's verzameling te bekijken,hetzij dat Jan in de vacantie naar Leiden reisde om het museum te 'bezich-tigen en dan tevens zijn schatten te tonen. Ongetwijfeld heeft hij er veelsteun en aanmoediging voor zijn liefhebberij gevonden.

Hoe dit ook in details gegaan moge zijn, we kunnen ons indenken datJan het een groots moment in zijn jonge leven vond, toen hij Dr. Remou-champs berichten kon van heel wat anders en belangwekkenders dan hijooit te voren had gevonden. Toen wijzelf, nu een vijftien jaar geleden dezebrieven nog eens lazen, omdat ons in verband met andere ontdekkingenhier te lande ook weer deze oude vondsten als van eminent belang voor-kwamen, ondergingen wij daarbij een onvergankelijke indruk van jeugdigenthousiasme die ons een diepe ontroering bezorgde. Want onder die brievenwas er ook een van een bedroefd vader die het door Jan verzamelde mate-riaal na diens spoedig op zijn ontdekking gevolgd overlijden aan het Rijks-museum van Oudheden te Leiden te zijner herinnering schonk. Daaromstaat ons Jan's brief nog steeds in hoof dtrekken voor de geest.

Jan dan bericht dat hij op een gans andere plek dan gewoonlijk en ookonder andere omstandigheden vuurstenen instrumenten heeft gevonden. Zijzijn onmiskenbaar door mensenhand bewerkt uit pikzwart, glanzend vuur-steen. Er zijn allerlei vormen onder: krabbers, graveerspitsen, mesjes metiets gebogen en afgestompte rug, boortjes — kortom, allerlei vormen zoalser in die tijd uit Nederland nog niet bekend waren. In datzelfde jaar immersverscheen pas het bericht van Hamal-Nandrin en Servais over hun vondstentussen Sint Geertruid en Rijckholt in Limburg, waarin voor het eerstpalaeolithische vondsten in het licht der openbaarheid gebracht werden vanNederlandse bodem, maar deze waren van geheel andere aard dan die vanJan. Men kan zich voorstellen hoe hij na deze rijke oogst thuisgebracht te

54

Page 60: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

hebben, ze telkens weer met trots zal hebben bekeken. Vergelijkingsmate-riaal in natura had hij niet, maar Jan wist zich te helpen; hij vergeleek zijnontdekkingen met afbeeldingen uit buitenlandse boeken waarin dergelijkevormen voorkwamen. Daar vond hij dus na enig zoeken vergelijkingsmate-riaal en daar ook vond hij een bevestiging van het bijzondere karakter vanzijn ontdekking.

Jan had de eerste' werktuigen van de Cro-Magnonmens uit de laatste ijs-tijd in Nederland gevonden! Op grond van zijn vergelijkende studies schreefhij zegevierend dat deze door de mens vervaardigde werktuigjes moestenstammen uit de cultuurperiode die wij gewoon zijn het Aurignacien te noe-men. Het duurde nog enkele jaren, tot 1931, voordat andere onderzoekers,Bezaan en Popping te Elspeet, en Butter onder Budel, enigszins vergelijk-bare vondsten aan het licht brachten. Acht jaren lang bleven Jan's vondstendus een unicum voor Nederland en pas in 1939 werden zij door schrijverdezes in een kort overzicht der voorneolithische culturen in Nederland inhet Tijdschrift voor Geologie en Mijnbouw (eerste jaargang nr. 2) open-baar gemaakt. Zij berusten nog steeds in het Rijksmuseum van Oudhedente Leiden, waarvan het archief ook nog de gevoerde correspondentie be-waart.

Dat de officiële wetenschap zo terughoudend en aarzelend was bij deerkenning van de enorme betekenis van deze vondst had zijn oorzaak inverschillende omstandigheden. Een dergelijke ontdekking komt tot de on-derzoeker als de eerste gevulde schoen tegen Sint Nicolaas voor het jongekind, maar hij mist volkomen het kinderlijke geloof aan de echtheid vanhet wonder. Een vertegenwoordiger der officiële wetenschap moet nu een-maal met zijn definitief oordeel wat voorzichtiger zijn dan de enthousiasteamateur. De laatste immers mag zich gerust eens vergissen, maar voor deeerste staat er veel meer op het spel. Bovendien had Jan uiteraard in zijngeestdrift de hele buit, die daar bijeenlag, verzameld en aldus de oorspron-kelijke situatie moeten vernietigen. Aldus doende, had hij het de archaeo-logen en geologen onmogelijk gemaakt, de vondstomstandigheden ter plaatsezorgvuldig vast te leggen. Ten slotte mogen wij ook bedenken dat in dietijd het stuifmeelonderzoek in Nederland, waardoor wij de geologischeouderdom van een bepaalde laag met een grote mate van nauwkeurigheidkunnen bepalen, nog niet bestond. Ja, als Jan ook benen voorwerpen hadgevonden van een vorm zoals zij uit de ijstijd ons bekend zijn, of, mooiernog, enige voorbeelden van de prachtige naturalistische kunst zoals wij dievan de jagers uit die tijd zo goed kennen, dan ware alles vermoedelijk andersgelopen.

Aldus houdt deze geschiedenis voor de samenwerking tussen archaeolo-gen en amateurs deze les in, dat iedere vondst van 'n liefhebber pas dan haarvolle betekenis en waarde krijgt, indien zij ter plaatse door de vakman be-studeerd en gecontroleerd kan worden. Niettemin echter achtten wij hetgewenst dat de ontdekking van de eerste sporen van menselijke bewoninguit de laatste ijstijd bij Drunen en de naam van Jan C. J. Ossewaarde alspionier op het gebied der praehistorie van de oudste tijden ook in Brabantin ruimere kring bekend werd gemaakt.

Want in het licht onzer huidige kennis staat het nu wel vast dat Jan inhoofdzaak (gelijk gekregen heeft. Bet enige punt van twijfel is slechts ofde toewijzing dezer artefacten aan het Aurignacien wel volkomen zekerte achten is. Het is heel goed mogelijk dat Jan ook hierin gelijk had, maar

55

Page 61: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

bij gebrek aan vondsten van benen instrumenten en bij de grote gelijkenisdie er bestaat tussen de vuurstenen werktuigen in enkele phasen van helAurignacien en die van het Magdalénien aan het eind van de ijstijd is heteveneens mogelijk dat de vondsten van Drunen niet van tijdens de laatste ijs-tijd, doch van kort na de ijstijd stammen. Een nauwkeurig typologisch onder-zoek zou wellicht hieromtrent een nader uitsluitsel kunnen geven. Hoe ditechter ook moge uitvallen, laat ons de kleine Jan Ossewaarde eren en hemin Brabant de andere belangstellenden in de praehistorie ten voorbeeldstellen van wal zij soms vermogen te bereiken!

In ieder geval mogen wij sindsdien vaststellen dat Brabant reeds bewoondwas tijdens of kort na de ijstijd, hetzij door die jagers die bij hun uitwijkenvoor de overweldigende koude op weg waren naar mildere streken in Zuid-Frankrijk, of door dezelfde mensen die bij het weer milder worden vanhet klimaat na de laatste ijstijd achter het hun vertrouwde jachtwild, inhoofdzaak het rendier aan, naar het Noorden trokken. De vondsten vanBudel en Vessem hebben dit later nog eens 'bevestigd.

Maar de Drunense werktuigen overtreffen in kwaliteit nog steeds alhet ander materiaal uit ons land. Vooral vallen ons onder de vondsten vanDrunen de graveerspitsen (burijnen) op, want zij bewijzen ons dat dezeoude Brabanders evenals hun soortgenoten in Frankrijk kunstwerken schie-pen, ten einde hun jachtmagie daarmede uit te oefenen. M>et behulp vandeze burijnen griften zij de tekeningen van hun jachtwild in het been, omhet in een afbeelding te bannen en daardoor aan hun macht te onderwerpen.

Uiterlijk geleken deze mensen reeds op ons, moderne mensen en in hungeest waren alle potenties aanwezig voor een verdere ontwikkeling. De mensverkeerde toen in het stadium van zijn prille jeugd, vergelijkbaar met datvan het huidige kind vóór de schooltijd. De mens voelde zich het middel-punt van het heelal en moest nog een lange weg afleggen, voordat hij instaat zou zijn, zich geestelijk voor te bereiden op de hoge waarden die hetChristendom hem zou brengen.

Oegslgee" Dr. F. C. BURSCH

BRABANTS HEILIGE PUTTEN

Inleiding.Er is nog nooit een systematisch onderzoek ingesteld naar de heilige put-

ten in Noord-Brabant. Hiermede wil ik in „Brabants Heem" een — zeerbescheiden — begin maken.

De opgave, zowel van de verdwenen als van de nog bestaande putten, isvrij volledig, maar wij weten nog bitter weinig over de volksdevoties, dieopbloeiden bij deze bronnen.

Daartoe zal men navraag moeten doen bij de omwonenden en de oudstebewoners van het dorp; in enkele gevallen zal men archiefstukken vinden,waarin deze putten genoemd worden en de geschiedenis van een dichtbijgelegen kapel zal soms licht kunnen werpen op het ontstaan der devotie ende naamgeving der bron.

Voetstoots kunnen wij niet aannemen, dat elke put, die naar een heiligeis genoemd, ook door deze heilige als doopput of kerst (kerstenings)put is

56

Page 62: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

gebruikt; dat heidenen met haar water gedoopt zijn, blijft voor elk dezerputten nog een vraag. Wij mogen niet vergeten dat Alcwinus in zijn levenvan Sint Willebrord slechts over de put te Heilo in Noord-Holland spreekt.

Vaak zal, na de bouw ener kapel, het water van een dichtbijzijnde putbijzonder heilzaam zijn geacht en zal de naam van de patroon van de kapelop de bron zijn overgegaan. Van legendenvorming kan ook sprake zijn ge-weest, nadat de put op deze wijze haar naam ontving: deze legenden mo-gen dan ook niet als een onweerlegbaar bewijs gelden van de ouderdom derdevotie of van het bezoek en de activiteit van een heilige.

Wij mogen evenmin generaliseren, door, wijzend op de „bronnencultus"van Kelten en Germanen, zowel de heilige putten als de duivelsputten, hetzijaan de verering van plaatselijke godheden toe te schrijven, hetzij te betrek-ken in de cultushandelingen der heidenen. Daaruit volgt dat ook de theoriedat enerzijds de duivelsputten na de kerstening in een kwade reuk zijn ge-raakt, anderzijds de heilige putten door het ingrijpen der eerste christen-predikers voor dit lot zijn behoed, een al te verleidelijke generalisatie is.

Na een overdaad van veel omstreden theorieën heeft de folklore dringendbehoefte aan de werkelijkheid: geval voor geval dient afzonderlijk, zonauwkeurig mogelijk, te worden onderzocht.

Hier is een benijdenswaardige taak voor de leden onzer heemkundigekringen weggelegd.

Lijst der nog bestaande of verdwenen putten in Noord-Brabant;(volgens literaire bronnen).

H. Bloedput: Bokstel.O.L. Vrouweput: Handel.St. Geertruisputten: Beek (Klein Overveld); Beek (Groot Overveld);

Bergen op Zoom.St. Quirinusputten: Halsteren; Nuenen; Oud-Gastel.St. Valentijnsputten: Schaft; Westerhoven.St. Odulphusput: Best.St. Willibrordusputten: Aarburg, Alphen, Asten, Bakel, Deurne, Diessen,

Maashees, Os, Veldhoven, Vessem, Westerhoven (?) , Eersel (?), Ber-kel (?) , Ruimel (?).

St. Ontcommerput: in het land van Bergen op Zoom (?).Peerke Dondersput: Tilburg.

Beek.1. St. Geertruisput te Groot-Owrveld.

„Eenige minuten ten Westen van de Beek ligt eene haag van eenetamelijke lengte, de H. Geertruis-Hegge genaamd. Men zegt, dat dieH. Maagd daar dikwijls hare gewone wandelingen deed. Ook vindtmen verder op het gehucht Groot-Overveld de zoogenaamde St.Geertrui's put, alwaar die Maagd dikwerf water zou hebben komenscheppen en drinken."(J. B. Krüger, Kerkelijke Geschiedenis van het bisdom van Breda,Bergen op Zoom, z.j. (1878), deel Til, 69).Deze put bestaat nog. Zij ligt midden in een akker en is door eeneenvoudige putring bedekt. De naam Geertruideputje is slechts bijweinigen bekend.

57

Page 63: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

2. St. Geertruisput te Klein-Overveld.

In het gehucht Klein-Overveld ligt de buitenplaats Mastland, groot110 bunders, in eigendom bezeten en bewoond door den Graaf W.Fred. van Bijland.Hier vindt men eenen merkwaardigen bouwval. Volgens overleveringzoude tijdens het beleg van Breda, door Maurits, prins van Oranje,in 1590, de troepen gebrek aan water gehad en eene put in de St.Geertrui's kapel hun daarvan voorzien hebben. Het is rondom dienput, dat gezegde bouwval thans tot een hermitage gemaakt is."(J. B. Krüger, id. III, 69).St. Gertrudis was de dochter van Bepijn van Landen en zijn vrouwIduburga (Itta). (626—17 Maart 664 (659).Hennen van Merchtenen zegt in zyn „Cornicke":

„Sijn vrouwe Yduburch die Gods bruijt,Bracht hem ter wereld .ij. edele bloemen:Sente Begga ende die maget scoeneSente Gheertruijt van Nijvel."

Gertrudis werd reeds op jeugdige leeftijd abdis van het klooster teNijvel in Brabant.De locale overlevering, dat zij een tijd lang in Beek verblijf heeftgehouden, vindt men nergens bevestigd; wel is zij de tweede patronesvan de kerk.

Bergen op Zoom.3. Simte Geertruydtsbronine.

Over deze put vindt men een uitvoerig artikel in de eerste afleve-ring van de eerste jaargang van het tijdschrift „Sinte Geertruydts-bronne" van de hand van H. Levelt.

Oud-Gastel.

4. Sint Krijnsput te Kuivezand.

„Zoo had men op Kuivezand de kapel van den H. Quirinus,„Sinte Quirijnus Capelle", reeds bestaande in het jaar 1555. Dezewas gebouwd regts van den weg naar den Noordhoek (Zegge) nietver van de Boterbergen, waar thans nog een weeltje is, onder dennaam van Sinte Quirijnsputje bekend, waaruit volgens zeggen vanoude lieden, in vroegere jaren, velen van heinde en verre waterkwamen scheppen, om van gezwellen en zweren genezen te worden."(Krüger, id. III, 376).J. W. A. Gommers vermeldt (in Sinte Geertruydtsbronne, III,(1930), 17-18) dat dit putje nog aanwezig is.

Halsteren,5. Sint Krijnsput.

„Vroeger stond hier eene kapel ter eere van den H. Quirinus ge-sticht omtrent 10 minuten van het dorp, op den hoek aan de linker-zijde, als men van den steenweg af den grintweg op Halsteren in-

58

Page 64: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

slaat: zij in sedert lang spoorloos verdwenen; doch slechts een paarminuten vandaar, vooraan in de oude zandbaan, van denzelfdensteenweg, naar den Halterschen Molen, op de regterzijde, tegeneenen wal, vindt men nog een putje, bekend onder den naam vanSt. Krijns- of St. Quirijns-putje, dat, schoon zeer ondiep, naar menzegt, nooit droog is, en waaruit vele menschen water komen schep-pen, hechtende daaraan eene bijzondere kracht ter genezing vanzieke oogen enz."„Dit Sint Krijnsputje bestaat nog. Het bevindt zich in een ondiepesloot. Op de bodem van de sloot is een vierkant putje gemetseld,waarin zich in het midden een grote buis bevindt met een diametervan plm. 25 c.M. Deze buis staat altijd vol water.Bij het gemetselde putje staat een paal, waartegen een houten bordis bevestigd. George van Raamsdonck, die hier dichtbij, op het huis„Sinte Krijn" woonde, heeft de beeltenis van Sint Quirinus op ditbord geschilderd. Onder de afbeelding leest men :

„Gaat hier nooit voorbij,Of zegt: Quirinus 'bidt voor mij."

In de parochiekerk van Halsteren, die toegewijd is aan St. Quirinus,staat een oud beeld van den heilige; daaronder ziet men een ton, waaruitwater wordt geschept voor de bedevaartgangers tijdens zijn octaaf. Aan hetputje wordt niet geschept, omdat het water daar verontreinigd is." (M«dedelingen van den Heer L. Ph. Lacor te Halsteren in 1942).

(Wordt vervolgd) JACQUES R. W. SINNINGHE.

VAN NEDERZETTING TOT DORP

Wat de weg betreft, die de nederzetting in haar ontwikkeling tot dorp inde Kempen *) heeft afgelegd, ontbreken ongetwijfeld heel wat mijlpalen,die hem hebben afgebakend en de voorstelling, die we ons er van durvente maken, is zeer zeker erg schematisch en vol leemten. Die weg schijntdaarenboven tamelijk lang te zijn geweest. Hij voert ons zeer ver in hetverleden terug en zo moet er dikwijls heel wat onbekends worden over-brugd.

We weten dat er in de praehistorische tijd mensen moeten hebben ver-bleven in onze streken. Grafheuveltjes uit brons- en ijzertijd getuigen het.In de eeuwen, die onmiddellijk aan onze tijdrekening voorafgingen, warende Kempen bewoond door de Keltische stam van de Menapii. Deze schijnenechter zeer dun gezaaid te zijn geweest. De streek, die ze innamen, was zeerarm en bestond grotendeels uit zandgrond, begroeid met dicht struikgewasen heide en doorsneden met uitgestrekte moerassen.

In de Romeinse tijd worden de sporen van nederzettingen en bewoning

1) We hebben bij onze uiteenzetting steeds de Antwerpse Kempen op het oog,daar dit gebied ons het best vertrouwd is. Ongetwijfeld zijn er analogieën met stre-ken uit Noord-Brabant, die de belangstellende lezer wel onmiddellijk zelf zal her-kennen.

59

Page 65: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

nog schaarser. Ze vervagen schier heel en gans. Het Romeinse wegennetwas tamelijk dicht geweven in het zuidelijk gedeelte van België, maar hetnoorden werd er onberoerd door gelaten, wellicht om de woestheid en on-herbergzaamheid er van. De wegen vermeden de Kempen en de Peel enbogen er om heen om de Maas of de Rijn in hun middenloop te bereiken.De diverticula, die er van uitgingen, sloegen bijna alle een zuidelijke richtingin, naar het gebied dat door de Romeinen grondiger in bezit e"n in gebruikwas genomen en waar die villa's dichter waren gezaaid. Het Romeins cul-tuurgebied lag in het zuiden. Daar was de grond zeer geschikt voor winst-gevende landbouw en de omstandigheden begunstigden er een voorspoedigeontwikkeling. Het noorden — de Kempen o.m. — schijnt verwaarloosd tezijn geweest en zo er in die periode ook nederzettingen mochten zijn, sporener van kunnen niet met zekerheid worden nagewezen.

De Kempen is, volgens de gangbare mening, van dichterbij betrokken bijde geschiedenis van de Franken. Omstreeks 256 verschijnen ze in het gebiedtussen Rijn en Waal, dat door de Romeinen wordt opgegeven. Ze onderne-men dan herhaalde tochten naar het zuiden en bereikten aldus ook België.Dat gebeurde langs de baan Keulen—Bavai, waarbij verschillende nederzet-tingen, bij vermelde baan gelegen, evenals Tongeren, in vlammen opgingen.Kort na 287 bezetten ze de Betuwe en het gebied tussen de mondingen vanRijn en Schelde. In de IVde eeuw dringen ze door tot in Toxandrië, datzich over een groot gedeelte van Noord-Brabant en de Belgische Kempenuitstrekte, en krijgen van Julianus verlof orft zich daar te vestigen. Vanlieverlede breiden ze hun gebied steeds meer naar het zuiden uit. Omstreekshet midden van de Vde eeuw worden Kamerijk en Doornik door hen bezet.

De latere Nederlanden, die bij uitstek als het volksgebied van de Frankenworden beschouwd, waren met de Rijnstreek binnen het rijk van de Mero-vingen nog het hoge Noorden, zoveel als een grensland. In de algemenepolitiek van de Frankische koningen speelden ze tot omstreeks het middenvan de Vilde eeuw een ondergeschikte rol. Ten tijde van Pepijn II even-wel en nog meer ten tijde van Karel' Martel en zijn zonen treden ze meerop de voorgrond. Bij de uitbreiding van het Frankenrijk onder Karel deGrote wordt die toestand volledig bevestigd, zodat de Nederlanden danhelemaal hun karakter van grensgebied verliezen.

Gedurende de eerste eeuwen van onze tijdrekeniiig vernemen we uit dealgemene geschiedenis aldus weinig definitiefs 'aangaande de Kempen.Blijkbaar is onze streek er grotendeels onaangeroerd door gebleven, haarprimitieve woestheid stelde haar vooralsnog niet in staat een rol mede tespelen. Ze was nog weinig bewoond en de nederzettingen waren er nog zeerschaars.

De uitkomsten, door de oudheidkunde opgeleverd, leiden niet tot anderebesluiten. Er werden namelijk in België op ongeveer 450 plaatsen vroeg-middeleeuwse ,grafplaatsen ontdekt Ze zijn zowat over heel het grondge-bied verspreid, maar in zeer verschillende dichtheid. Ze komen het talrijkstvoor in de Waalse provincies Namen, Henegouwen en L,uik en slechts eenvijftigtal er van zijn gelegen boven de taalgrens. In het bijzonder in deprovincie Antwerpen zijn er slechts zeven gevonden. Het verspreidings-gebied van de begraafplaatsen stemt aldus opvallend overeen met dat vande Romeinse villa's, die zich ook schier uitsluitend in het zuiden bevonden.

Dat alles laat veronderstellen dat tot in de vroege middeleeuwen er wei-nig verandering is ingetreden in de cultuurtoestand. Zoals in de Romeinse

60

Page 66: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

periode is het zuiden het centrum en het dichtst bevolkt. In het noorden zijnook dan nog de sporen van inbezitneming en vestiging uiterst schaars.

Een meer gevarieerd beeld van de toestand in de eerste periode van deFrankische colonisatie is op te maken uit de studie van de plaatsnamen.Enkele toponymische elementen, welke waarschijnlijk voor de vestiging vande Franken in onze gewesten in de eerste plaats in aanmerking komen, zijnonlangs speciaal met het oog daarop voor Vlaams België onderzocht gewor-den door Dr J. Lindemans2). De voorstelling van Dr J. L,indemans is welde meest actuele en vooralsnog ook wel de meest aanvaardbare. Daaromwillen we ze hier even schetsen.

Het toponymische bestanddeel -zele is wel eens als bijzonder typisch voorde Frankische colonisatie beschouwd geworden, omdat het zou teruggaanop een oorspronkelijk -sali en dan onmiddellijk met de Salische Frankenkon in verband worden gebracht. Daarin is echter schromelijk overdreven.Bij nader onderzoek is gebleken dat talrijke namen, die voorheen als dus-danig werden beschouwd, met het eigenlijke -^/e-suffix geen uitstaanshebben. Vele er van moeten tot andere elementen worden teruggebracht.Daarenboven schijnt het -^e/e-suffix niet onbetwistbaar bij de eerste Fran-kische colonisatie te behoren en moet het in een andere periode wordengesitueerd, zoals verder zal worden gezegd.

Er mag wel meer belang worden gehecht aan de plaatsnamen op -hem.Vooraf moet echter voor deze een onderscheid worden gemaakt tussen deeigenlijke -hém-namen en de namen welke teruggaan op -inga-hem. Bij dezelaatste wordt door het tussengevoegde -Inga- van de persoonsnaam, waar-aan het gehecht is, een patroniem gevormd, d.i. een naam waardoor de af-stammelingen van de genoemde persoon worden aangeduid. Bij verdoffingwerd dit -ingahem- tot -egem of iets dergelijks.

De plaatsnamen, die aldus werden gevormd, hebben dus betrekking op deplaats waar familieleden of afstammelingen van een zeker persoon zijngevestigd en wijzen op de inbeslagneming van de beschikbare gronden doorfamiliegroepen. Het is bijgevolg mogelijk dat ze teruggaan tot de Frankischecolonisatie en de oudste laag vormen van Germaanse namen, in onze ge-westen aan bewoonde plaatsen gegeven.

Wat de verspreiding van deze -i n g a hém-namen betreft, werden er doorDr J. Lindemans drie kerngebieden herkend: een eerste tussen Zenne enLeie; een tweede in het westen tussen de Aa, de Opper-JUeie en de mondingvan de Canche; een derde in het oosten tussen Gete en Maas. De laatstegroep staat enigszins op zich zelf, doordat /e geen eigenlijke -mgahefm-namen zonder -hem of -iiigahove-namcn (b.v. Kuringen, Kuttekoven).

Steunende op de eerste twee westelijke groepen aan de ene kant en op dederde oostelijke aan de andere, wordt gemeend dat er onderscheid zou kun-nen gemaakt worden tussen een westelijke (Salische) colonisatie en eenoostelijke (Ripuarische). Tussen beide zou dan ten tijde van de Frankischelandname een grotendeels woeste, bosrijke streek hebben gelegen, die latervan uit het oosten en het westen werd gecoloniseerd met de Dijle als uitein-delijke grens. Dit zou worden gesteund door het feit dat tussen Dijle enGete op dialectisch gebied een reeks isoglossen lopen, welke eveneens op

2) H a n d e l i n g e n van de K o n i n k l i j k e C o m m i s s i e v o o r T o -p o n y m i e e D i al e c t o l o g i e XIV (1940), 67 vlg.; XVIIÜ943), 249 vlg.; XIX(1945), 217 vlg.; XXII (1948), 93 vlg.

61

Page 67: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

een scheidingslijn wijzen. Het is echter uitgemaakt dat deze lijn lateris tot stand gekomen. Van de andere kant dient er toch weer op gewezendat de Gete de grens vormt tussen de vruchtbare Haspengouwse bodem enhet schralere Hageland. En de verspreiding van de -ingahem-namen hangtongetwijfeld samen met de bodemgesteldheid. Waar de grond van naturehet vruchtbaarst is worden de dichtste groepen aangetroffen. Het hoeftdan niet te verwonderen dat ze in de barre zandstreek van de Kempen zeerzeldzaam zijn. Enkel in de buurt van Antwerpen komen er enkele voor(Wijnegem, Wommelgem, Oelegem, enz.), daar juist waar de grond vanbetere hoedanigheid is.

Met de verspreding van de -ingahem-namen hangt het voorkomen vaneen ander toponiem samen, nl. de veldnamen op -kouter. Daardoor wordtde middeleeuwse dorpskouter aangeduid, die door de ingezetenen van hetdorp gemeenschappelijk werd bebouwd. Het verspreidingsgebied van hetwoord — dat in West-Brabant en Vlaanderen nog tot het levend taalge-bruik behoort — viel vroeger schier volledig samen met het gebied van de-ingahem-namen. Daarbuiten is het in zijn oorspronkelijke bediening onbe-kend. Taalkundig is het een vervorming van het Latijnse cultura. Het woordkouter bestond echter niet in de taal van de Franken, op het ogenblik datze zich hier nederzetten. Wel beschikten ze over andere benamingen voorhet bebouwd gedeelte van een nederzetting, zoals akker, esch e.a.m. Zemoeten dus kouter in hun woordenschat hebben opgenomen na hun neder-zetting in de -iM^a^em-streek. Wellicht bezat de prae-Frankische, min ofmeer geromaniseerde bevolking, daar reeds vroeger haar „cultura" ofdorpskouter en met deze velden hebben de Franken ook de naam overge-nomen, die deze reeds bij hun voorgangers droegen.

Zoals we zegden wordt buiten het gebied van de -wgahem-namen hetcomplex bouwland, dat bij een nederzetting behoorde, o.m. aangeduid doorhet woord „akkeren". Dit is in het bijzonder het geval in de AntwerpseKanpen. Nu nog w.ordt schier in alle dorpen het (gemeenschappelijk akker-land van vroeger aldus genoemd.

Er mag dus besloten worden tot het voorkomen van twee verschillendeexpansiegebieden: een koutergebied in het zuiden, een akkergebied in hetnoorden. De twee benamingen dekken hetzelfde begrip, maar hun historischeoorsprong is verschillend: de kouters zijn waarschijnlijk de prae-Frankischecultuurgronden, de akkers vermoedelijk de bouwlandcomplexen, die doorde Franken zelf werden ontgonnen en dan ook met een woord uit eigentaal werden aangeduid.

Het woord akkeren is in de Kempen zelf ook niet gelijkmatig verspreid.Het komt meest voor in de nederzettingen, die in de nabijheid van rivierenwaren gevestigd, o.m. in het uiterste noorden van de provincie Limburglangs de Dommel, en in hel noordelijk gedeelte van de provincie Antwer-pen, bij Mark, Aa en Kleine-Nete. In de Zuiderkempen zijn ze eerderschaars of ontbreken volledig. Misschien kan daaruit worden afgeleid datin Toxandrië het gebied van de akker-namen het eerst voor colonisatie isin aanmerking gekomen en dat daar aanvankelijk het meest bevolkte ge-deelte moet worden gezocht. Dat zou dus zijn het Noord-Oosten van deprovincie Antwerpen en ook Noord-Brabant.

Naast de -ingahem-namen zijn er dan nog de eigenlijke -hém-namen. Dezevormen feitelijk geen afzonderlijk gebied, meent Dr J. Lindemans, maarkomen veeleer voor als uitlopers van de kernen van -ingahem'-namen. De

62

Page 68: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

meeste liggen op de rand er van. Als eerste lid bevatten ze doorgaans ookgeen patroniem, maar een gewone persoonsnaam of meer nog een eenvou-dige omstandigheidsbepaling. Ze schijnen dus minder op nederzetting ingroepsverband te wijzen. Mede met hun ligging aan de peripherie van deeerste -ingahem-na-men kan, dit er wellicht op duiden dat ze later zijn ont-staan, in een periode waar de bevolking van de kerngebieden zich aan 't uit-zetten was en er naar nieuw te ontginnen land moest worden uitgezien.Ze zouden dan zowat op dezelfde rang zijn te plaatsen als de -hove-namenen ook als de -zele-namen, die we reeds vermeldden. De overgrote meerder-heid van deze laatste liggen inderdaad hoofdzakelijk in de lichte klei- enzandgronden van Noord-Vlaanderen en in de zandstreek van Brabant en deKempen, meermaals op de plaatsen die er het vochtigst zijn of langs beek-kanten.

We stellen dus vast dat alles er schijnt op te wijzen dat onze Frankischevoorouders, bij hun intocht in onze gewesten in de eerste plaats zouden zijnaangetrokken geweest door de vruchtbaarste streken en dat ze zich daar bijvoorkeur zijn gaan vestigen, wat trouwens als zeer begrijpelijk en natuur-lijk voorkomt. Dr J. Lindemans meent dan ook dat de dichtheid van de-ingahem-namen in omgekeerde verhouding staat tot de woudbekleding vande bodem. Een kaart van de bossen en de historisch bekende grote bos-rooiingen zou, volgens hem, juist de leemten vullen, die op de kaart door de-ingahem-namen worden opengelaten. Die (gebieden werden, bij de intochtvan de Franken, niet voor bebouwing geschikt geacht. In de -hem, -zele en-hove-namen o.a. zouden de eerste tekenen te vinden zijn, dat men ook dieis gaan aangrijpen. Dat gebeurde dan natuurlijk in een periode die niet meerdie van de eerste vestiging van de Franken is; wel later.

Het uitgangspunt van de oorbaarmaking van de Antwerpse Kempen nade komst van de Franken zou dus moeten worden gezien in het tamelijkvruchtbaar gebied ten oosten en ten zuiden van Antwerpen met het groepje-ingahem-namen. Daaromheen of van daaruit kwamen dan de plaatsen op-hem, -zele, -hove tot stand. Het gebied dat buiten de sfeer van die naam-typen valt, zou dus na die eerste nederzettingen woest en onbebouwd zijngeweest en eerst later zijn ontgonnen. En het is inderdaad opvallend dat eenuiterst groot procent (2/3) van de dorpsnamen in de Antwerpse Kempenwerkelijk een element bevatten dat bos betekent, zij het -hout, -lo, -haag,-bos, -vorst, -laar, hees- en dgl. Ook in de veldnamen komen voor een grootdeel woorden voor, die tot dezelfde kring behoren. Deze lichten er onsvooral over in welke soort van bossen het moeten geweest zijn, doordat zespreken van eik, berk, esp, els, linde, hazelaar, huls, hern, beuk en zo meer.Dennebossen, zoals we er nu meest aantreffen, waren het dus niet. Eenwoord voor „den" ontbreekt in de namen. We weten trouwens historischdat deze pas verschillende eeuwen later inheems is geworden.

Buiten de vermelde namen komen er in de Kempen nog enkele voor (bv.Nijlen, Ouwen, Retie, enz.), die niet in een van de aangegeven reeksenzijn onder te brengen. Ze zijn zeer raadselachtig en nemen een zeer afzon-derlijke plaats in. Wijst dat er misschien op dat ze tot een oudere laag be-horen dan de (Frankische?) bos-namen? In dat geval zouden die raadsel-achtige namen de oudste nederzettingen kunnen aanduiden.

Al het voorgaande in aanmerking genomen, zou er in de eerste periodena de vestiging van de Franken in ons land van ontginning nog niet veelspraak zijn geweest. Er lag wellicht een zekere tijdsspanne tussen wat de

63

Page 69: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

eigenlijke „Landnahme" wordt geheten en het tijdvak van de „Ausbau". Indie tussenperiode is de bevolking waarschijnlijk aanzienlijk aangegroeid,tengevolge waarvan men zich op ontginning is gaan kunnen en misschiengaan moeten toeleggen.

Het grootste gedeelte van de Antwerpse Kempen zal ook pas dan voorvestiging en colonisatie in aanmerking zijn gekomen, zodat het wel niet tothet oudste Frankische gebied in ons land heeft behoord; dit lag veeleer inhet zuiden. Maar van de andere kant is het mogelijk juist daaraan te dankendat de Kempen de typisch-Frankische toestanden in agrarisch opzicht welhet zuiverst heeft vertoond en bewaard. In de vruchtbaarste streken warende Franken niet de eerste exploitanten. Ze hadden er voorgangers en aande door dezen geschapen toestanden hebben ze ongetwijfeld hun eigen cul-tuur- en levenswijze moeten aanpassen. In de Kempen zullen er daarentegenweinig sporen van voorgangers te vinden zijn geweest. De Frankische colo-nisators konden er dus vrijer te werk gaan en er de exploitatie van debodem en htm leven volledig naar eigen haard en gewoonten uitbouwen.

De economische inrichting van het zuidelijke Frankische cultuurland ge-durende de MJerovingische en Karolingische periode verschilde vermoedelijkniet veel van de toestand ten tijde van de Romeinen. Over het algemeenwas het grote grondbezit in voege. De normale bedrijfseenheid was hetdomein, de villa of de vroonhof. Ze was tweeledig: het ene deel behield deheer voor zich en exploiteerde hij voor zich zelf (het vroonhof land); — hetandere deel bestond uit gronden, voor de duur van het leven aan bepaaldepersonen uitgegeven, om ze tegen vast-bepaalde prestaties in arbeid, inproducten of in geld te bebouwen (de „tenures" of terra mansionaria,waarvan de normale eenheid de mansus of hoeve was). Wederkerig genotende gebruikers daarvoor sommige rechten op het vroonhofland, zoals op deweidegronden, de bossen en sommige woeste gronden.

Dat zijn de hoofdtrekken ons door de gangbare voorstelling over detoestand van de landbouw bij de Franken in het algemeen gegeven. Het iseen zeer vaag en zeer schematisch beeld en de vraag rijst daarbij op of ditschema wel overal met de feitelijke toestand overeengekomen heeft. Ver-toonde gans het Frankisch gebied zonder uitzondering zulk een eenvormigeeconomische structuur? Waren er geen locale of gewestelijke afwijkingen,waardoor het schematisch beeld werd afgewisseld en ook levendiger en na-tuurlijker werd gemaakt? Die mogelijkheid wordt aangenomen. Wat deAntwerpse Kempen betreft oordeelt Dr F. Prims dat de grond er te schraalwas voor domaniale bezittingen, zoals het vruchtbaar zuiden er vele bezat,en dat er bijgevolg waarschijnlijk vrije Frankische gemeenschappen zijn ge-weest. Deze zouden dan ook een eigen landelijke structuur hebben gehad.

In dezen zijn de plaatsnamen weer een zeer leerrijk hulpmiddel. Ze latenons toe een tamelijk gedetailleerd beeld op te hangen van de agrarische toe-stand in onze streek, tenminste wat betreft de eindperiode van de middel-eeuwen.

Schier algemeen vinden we bij de nederzeltingskernen in de AntwerpseKempen volgende drie plaatsnamen terug: de akkers (ekkeren) of het veld,het broek of het gebroekt en de aart. Zelfs op onze dagen zijn het niet hele-maal gestereotypeerde namen zonder zin geworden; ze hebben een betekenis,waardoor onmiddellijk het beeld wordt opgeroepen van wat ze beduiden.

De naam ekkeren of veld duidde een tamelijk uitgestrekt complex bouw-land aan. Het vormde één geheel, dat wel door verschillenden werd gebruikt

64

Page 70: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

en bewonnen, maar waar toch geen opvallende scheidingen waren te onder-kennen. Het werd niet doorsneden door belangrijke wegen, maar slechtsdoor enkele servituutwegen, die enkel een paar voeten breedte hadden. Even-min werd het onderbroken door houtkanten of grachten. Het was eengesloten, samenhangend geheel. Het strekte zich niet uit in de laaggelegen,vochtige plaatsen van de nederzetting, ook niet op de droge en zandigehoogten, maar daar waar de bodem door gepast vochtgehalte het vrucht-baarst was.

Het broek of gebroekt vinden we daarentegen in de lager liggende plaat-sen, langs een rivier of beek. Het was weideland, dat op bepaalde periodenvan het jaar toegankelijk was voor het grazend vee, op andere tijdstippenmoest worden ontzien en gevrijwaard, totdat de hooioogst er was inge-haald.

De plaatsen, waar geen gras groeide of waar geen vruchten konden wor-den geteeld, werden aart geheten. Daar tierde de heide of het struikgewasof waren de moerassen te vinden. Ze worden of werden gebruikt omstrooisel te hakken en graszoclen te steken of om turf te winnen.

Buiten die drie bepaalde gebieden is op vele plaatsen ook nog een biestof een opstal bekend. Het was veelal een driehoekig plein en vormde zowathet middenpunt van de nederzetting. In het centrum ervan lag een water-kuil, die als drinkput voor het vee werd gebruikt — van op de opstal werdhet vee naar de gemeenschappelijke weiden gedreven — of waarin ihout ofvlas kon worden te roten gelegd. In de onmiddellijke nabijheid van de biestof er omheen, waren de woningen van de leden van de nederzetting tevinden.

De meeste van onze Kempische dorpen kunnen tot dit ruw schema wor-den herleid. Nu nog is het zonder veel moeite weer te vinden, al is hetongetwijfeld heel wat vervaagd en verduisterd.

Was deze toestand, zoals de plaatsnamen hem in de late middeleeuwenleren kennen, nog de oorspronkelijke, die door de colonisatie van de Fran-ken was tot stand gebracht, of was hij slechts het eindstadium dat, te be-ginnen met die colonisatie, na eeuwen van ontwikkeling was bereikt? Denodige schakels ontbreken om op die vraag te antwoorden. Waarschijn-lijk moet wel worden aangenomen dat alles niet zo plots is tot stand geko-men, maar veeleer een zekere groeiperiode heeft moeten doormaken. Hoedie feitelijk is verlopen, kunnen we slechts veronderstellen. Dr F. Prims steltzich het proces als volgt voor.

De colonisten zetten zich hier neder in een bosstreek. Deze bossen lagenhalf hoog tussen de waterlopen en de rivieren in: daar was de grond hetvruchtbaarst. Om -die grond in gebruik te nemen moest het bos wordengerooid en daar rooien een zwaar werk is, dat niet individueel kan wordenondernomen, werd het in groep aangevat; drie, zes, negen of twaalf fami-Hën samen. Op die gemeenschappelijk ondernomen arbeid wijst de bena-ming van de hoeveelheid bos, die op één dag werd gerooid: een dag-wand ;zo ze geen gemeenschappelijke arbeid veronderstelde, zou ze niet als maat-eenheid kunnen worden aangenomen. Het aldus bekomen akkerland werdook gemeenschappelijk gebruikt: ieder kreeg er zijn deel, maar de zaaiingof het oogsten gebeurde er door alle aandeelhebbers 'zgelijkertijd. Scheidin-gen waren er dus niet nodig: ze konden het werk enkel hinderen. Daar menover geen mest beschikte om 'het land te voeden — het vee was niet op stal,

65

Page 71: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

maar weidde in de bossen — paste men het twee- of drieslagstelsel toe : naéén of twee maal geoogst te hebben, bleef het land één jaar braak liggen.

Dit systeem bracht mede dat er bij elke nederzetting minstens twee ofdrie akkerlandcomplexen moesten liggen : terwijl het ene rustte, moest hetandere kunnen worden bebouwd. Die verdeling vinden we werkelijk nogwel eens terug : daarvan getuigen de bepalingen eerste, tzveede of derde, diesoms bij veldnamen voorkomen.

Naast het akkerland, werden betere weideplaatsen voor het vee gezochten gevormd in de broeken, de lager liggende grasvelden bij de rivieren.Verder werd er voor gezorgd dat een gedeelte van het heideland, met dedaarin liggende moerassen eventueel, in zijn woeste toestand bleef bewaard,omdat het aan talloze andersoortige behoeften van de nederzetting kontegemoet komen : weidegelegenheid voor de schapen, heiplaggen voor strooi-sel, graszoden voor de nok van het huis, leem voor de wanden, turf voor deverwarming en zo meer. Het nut er van was veelvoudig en zo werd voor deaart evenzeer als voor de broeken aan een strenge reglementering van hetgebruik de hand igehouden.

De eerste akkerbouw v\as vooral ingesteld op graanteelt. Later is menook aan andere teelten gaan doen : boekweit, spelt, bonen, erwten en zomeer. Daar was echter de gemeenschappelijke akker niet op ingericht. Hetiand daarvoor werd dan ook gezocht aan de peripherie van de ekkeren ofin de onmiddellijke nabijheid van de woningen. Deze percelen hadden eenmeer particulier karakter en werden niet zelden omheind en op gronddaarvan „blokken" geheten.

Dat die verschillende complexen, die het geraamte van een nederzettingvormden, in het gemeenschappelijk leven een zeer belangrijke rol hebbengespeeld, blijkt o. m. uit de reglementering, waarvan ze nog in de latere keur-boeken het voorwerp zijn. Voor verscheidene dorpen uit de AntwerpseKempen bezitten we versies van zulke keurboeken. Deze dagtekenen door-gaans uit XVIde eeu\\ . Maar ze werden toen naar oudere bescheiden op-gesteld en aan deze is zonder twijfel op zijn beurt weer een lange periodevan mondelinge overlevering voorafgegaan. Ze zijn dus te beschouwen alsde neerslag, van een toestand, die tot tamelijk ver in het verleden moetterugreiken.

Het belang van die complexen blijkt nog uit de duurzaamheid van hunbestaan. Tot in de XIXde eeuw waren er hier en daar aarten of broeken,waarvoor de vroegere reglementering grotendeels nog gold. Het is begrijpe-lijk dat de ekkeren het eerst aan ontbinding en verwording waren bloot-gesteld, daar deze zeker in de eerste plaats een voorwerp van individuelebezitshonger zullen hebben uitgemaakt. De vermelde hoofdorganen vande landelijke gemeenschappen zijn echter in het huidig landschapsbeeld vande Antwerpse Kempen nog steeds te herkennen, zoals ze reeds zeiden. Enwe menen dat ook in sommige gebieden van Noord-Brabant daarvan althansnog enkele bestanddelen zijn weer te vinden. Daï is ons gebleken uit eenbijdrage van F. Dussart over de landelijke structuur van de gemeente

De nederzettingen, waarvan we in hoofdtrekken de economische gele-

3) F. DUSSAHT. — Structure agraire et paysages ruraux dans la commune deBakel (Brab. Septentr.) B u l l e t i n de la S o c i é t é b e i g e d ' E t u d e s g é-o g r a p h i q u e s XVI (1946), 104 vlg.

66

Page 72: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

ding hebben nagegaan, komen doorgaans niet overeen met onze huidigedorpen. Voor enkele kan het wel het geval zijn. Maar over het algemeenvinden we binnen het gebied van één dorp tegenwoordig meerdere gehuch-ten weer, die elk afzonderlijk hun eigen ekkeren, broek, aart, biest ofopstal en zo meer hebben. Het zijn dus als zovele volledige en zelfstandigegemeenten geweest, bestaande uit de geconcentreerde woninggroepen ende voor het landbouwbedrijf daarbij noodzakelijk behorende bodemcom-plexen. Die verschillende oude, eenzelvige en zelfstandige gehuchten werden

.op een bepaald ogenblik in een groter verband samengebracht en zijn zoonze dorpen gaan vormen.

Het is niet met zekerheid geweien tengevolge van welke factoren dat istot stand gekomen. Vermoedelijk werd hierin nochtans een zeer belangrijkerol gespeeld door het parochiewezen. Dit heeft vooral uitbreiding genomenin de Karolingische periode.

Tamelijk vroeg reeds bouwden bezitters van een villa bij de dependentievan hun goed een bidkape! of een kerkje met altaar, doopvont en kerkhof,de essentiële elementen bij de parochie 4). In de Antwerpse Kempen warener weinig domaniale bezittingen, en zo ging het initiatief tot dergelijke stich-tingen hier veeleer uit van de vrije mensen der nederzettingen. Het wasechter niet zonder veel inspanningen mogelijk het van een eenvoudige bid-kapel te brengen tot altaarkapel, verder tot een ordentelijke kerk met doop-vont en kerkhof en om de nodige middelen te vinden, die moesten voorzienin het onderhoud van kerk en priester. Ook was daar wel geen behoefte aanvoor elk gehucht op zich zelf. Mogelijk is die last dan op groepen van ver-schillende gehuchten komen te rusten, die aldus een enger gesloten gemeen-schap zijn gaan vormen.

Het gebied van een bepaald dorp •— zoals wij dit woord nu opvatten, nl.een agglomeratie van gehuchten of buurtschappen — heeft dan wellichtzijn eerste omschrijving gevonden in de afbakening van de tiendegrenzen.Er moest juist geweten zijn waar een bepaald priester het recht had detienden op te halen. Daar deze sloegen op de vruchten van land en stal,moest vooral scherp de grens worden getrokken tussen verschillende ge-bieden akker- en weideland. Voor de aart of de heide hing er niet zoveelvan af. Deze was doorgaans ook heel wat uitgestrekter en zo stelde menzich hier met minder nauwkeurige afbakeningen tevreden. De aarten, diezich tussen de verschillende dorpen uitstrekten, zijn trouwens achteraf meer-maals aanleiding geweest tot spannende geschillen tussen verschillende pre-tendenten. L,ater, toen de hertog over deze gebieden beschikte en er sommigedelen van verpandde aan dorpsgemeenschappen, is men er toe gekomenook daar de grenzen nauwkeuriger te trekken. Dan werden er palen ge-plaatst met gans het ingewikkeld ceremonieel, waarmede dat volgens degeplogenheden moest gebeuren en die paalschciding werd dan ook deugdelijkgeacteerd.

Zo hebben de dorpen na verloop van jaren eindelijk hun vaste grenzengekregen. Ze zijn niet plots tot stand gekomen, maar langzaam gegroeidnaar de noodwendigheden. Van dat ogenblik af kon men spreken van eendorp, in een betekenis, die voor ons nu nog het essentiële van het begripuitmaakt. J. HELSEN

4) Zie F. PRIMS. — Het Parochiewezen in de Antwerpse Kempen (CampiniaSacra VIII). A n t w e r p e n , 1048.

67

Page 73: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DE BAKELSE PEEL

Een groot stuk van de uitgestrekte peelvlakte stond van ouds bekend alsde Bakelse Peel. Hij strekte zich uit van af het gehucht Scheepstal onderAarle en Bakel, en verder tussen de dorpen Aarle, Gemert, Deurne enVlierden tot aan het .gehucht Kruisschot onder Helmond. Op i Maart 1326werd dit stuk peel door Hertog Jan van Brabant verkocht aan de liedenvan Bakel en Aarle, die per i Juni d.a.v. het medegebruik er van verkochtenaan die van Helmond.

Het ligt voor de hand, dat tussen de drie gemeenten meermalen onder-linge moeilijkheden en processen over hun gemeenschappelijk peelbezitontstonden. De bestuurders der drie gemeenten kwamen daarom in 1463overeen, dat zij elk jaar 's Zondags na St. Geertruidedag aan de kerk vanBakel zouden bijeenkomen, om voor de tijd van i jaar elk 3 hunner mannente kiezen, die gezamenlijk zouden bepalen, op welke wijze het stuk peel zoubeheerd worden. Wat de gekozen negen mannen zouden vaststellen, zou inde kerken van Bakel, Aarle en Helmond worden afgekondigd en de kaarten,die van het stuk peel gemaakt waren of nog zouden gemaakt worden, moes-ten in een kist of komme gelegd worden, waarvan elk drietal der z.g. negen-mannen een ongelijk werkende sleutel zou hebben.

Toch ontstonden ook later tussen de drie gemeenten nog meermalen ge-schillen over de Bakelse peelveldcn. Dikwijls echter ziet men de gezamen-lijke drie gemeenten daarover in twist gewikkeld met een der omliggendedorpen. De „casus belli" was dan gewoonlijk het steken van turf, het weidenof schutten (opvangen) van vee, soms ook het afnemen van bijenkorvenof veldvruchten.

Zo werden 6 April 1665 circa 550 schone schapen, geschat op een waardevan 2750 gl., die door twee schepers op de peelvlakte gehoed werden en aandrie ingezetenen van Milheze onder Bakel toebehoorden, door den schuttervan Venray, die vergezeld was van nog zes andere personen, deels te voeten deels te paard, weggevoerd. Die van Venray beweerden, dat de ge-schutte schapen op Venrayse grond aan 't weiden waren, doch die vanBakel hielden staande, dat ze weidende waren op Brabants gebied, t.w.onder de gemeenten Helmond, Bakel, Aarle en Beek. Daags na het weg-voeren der schapen liet het gemeentebestuur van Helmond op aanzettenvan die van Bakel en Milheze tot verhaal van kosten, schade en interessenbeslag leggen op twee kapitalen, een van 1800 gl. en een ander van 1000 gl.,welke twee ingezetenen van Venray, met name Peter Scheers en GerritScheers, op de stad Helmond hadden uitstaan. Twee dagen daarna begonVenray hierover een proces in de hoop, dat de schapen bij gerechtelijke uit-spraak inderdaad als „schutbaar" zouden verklaard worden. Op 18 Aprild.a.v. gelastte het Hof van Gelderland te Roermond, dat de schapen publiekdoor een bode van 't Hof verkocht zouden worden ten bate van de recht-hebbende. Ten gevolge van „den generalen brand" der stad Roermond (31Mei 1665) werd het proces tijdelijk onderbroken. Het eindvonnis is ons nietbekend. Alleen weten wij, dat de procedure op 14 Febr. 1667 weer aan degang was, dat Gerrit Scheers en Jan Beerden twee jaren later in procesgingen tegen die van Venray en schadeloosstelling vroegen voor hun doorHelmond in beslag genomen kapitalen en renten, dat de Helmondse ge-meentesecretaris Geerloff Suyckers in 1671 wegens het niet-lossen dier

68

Page 74: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

kapitalen en renten te Venray in gijzeling werd gezet en eindelijk datSuyckers later proces voerde tegen de stad Helmond, omdat deze hem geenschadeloosstelling wilde geven voor zijn gijzeling. Zo volgde het ene procesuit het ander.

Wel waarschijnlijk, dat namen als De Twist (tegenwoordig een rectoraatonder de gemeente Oploo en Sambeek) en De Vredepoel (thans De Vrede-peel geheten) aan een der vele peelprocessen, of de beëindiging daarvan,hun ontstaan te danken hebben.

In 1770, toen er over de Bakelse peel weer geschillen gerezen waren tus-sen Helmond en Aarle-JRixlel enerzijds en Bakel anderzijds, werd daaraaneen einde gemaakt door een resolutie der Staten-Generaal (4 Jan. 1770),waarbij de peelvelden werden verdeeld. De stad Helmond heeft haar peelin later tijd verkocht.

A. FRENKEN

B O E K B E S P R E K I N G E NEm. van Hemeldonck, Regenboog der Kempen I Land en Volk. Vit g. Lannoo, Tielt.1950. (UU intekening- 3 dln. ƒ8.90; per dl. ƒ9.60).

Na een wat aarzelend en onvast begin ontwikkelde zich E. v. H. tot de besteschrijver van de Kempische roman. Men kreeg de indruk, dat zijn nieuwste werktelkens met meer verantwoordelijkheidsgevoel geschreven was, met een sterker be-wustzijn van vroeger gemaakte feilen, met een grotere taalbeheersing, die de zuivereuiting van litteraire fraaiigheid bleef onderscheiden. En zo is het eigenlijk geenwonder, dat hij een kleine trilogie ontwierp — Land en Volk, Volk aan de Arbeid,Glans van het Verleden —, waarin hij zeker ook voor zich zelf, maar vooral voorzijn lezers rekenschap wenste af te leggen, beredeneerd maar met de warmte desharten, waarom het Kempisch landschap en de daarin levende en ploeterende menszijn kunstenaarsziel zo rijk gevuld hebben. Hoe kennis en liefde in wisselwerkinghet heemgevoel van dezen zoon der Kempen gesterkt hebben, toont ons dit eerstedeel. Al getuigen de hoofdstukken over de heide, duin en den, de bossen en de ven-nen van de grote invloed, uitgeoefend door het landschap, eerst recht boeien hemhet Kempische volk, de kinderen en de Kempische moeder. Men proeft, hoe opdeze blad£ijden de overtuiging aan diepte, de stijl aan kleur en bewogenheid wint.Daarom is dit werk zulk een oprecht boek, waarin hij eerlijk bekent het laatsteantwoord op de zich zelf gestelde vraag schuldig te moeten blijven: Kempen „Landvan ons hart, hoe zullen wij deze geheimen verklaren?"De aantrekkelijkheid van deze zeer verzorgde (en dure!) uitgave wordt nog ver-hoogd door een rijke fotodocumentatie van Longius de Munter O.F.M.

H. MANDOS

Nederlandsche Kloosterzegels vóór 1600 (III) Praemonstratensers. Afd. XXI, 's-Gra-venhage 1950.In deze ook voor Brabant zo belangrijke uitgave verscheen de eerste aflevering vanhet deel over de Praemonstratensers. Het bevat een lijst van de mannen- en vrou-wenkloosters der Orde in Nederland, waarna de exacte beschrijving van het zegel-materiaal (met afb.) begint, hier die van de abdijen Mariëndaal (Barradeel) enMariënweerd (Beesd). Het adres der redactie is: Bleijenburg 1. Den Haag. M.

69

Page 75: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

kapsttelstokjesWIE IS DE „VIANT"?

Klaarblijkelijk is de dichter van hetrijmpje op het schutblad van het Eind-hovens Schepenprotokol er uitstekendin geslaagd de oplosisng van zijn raad-selversje verborgen te houden. Erkwam op de vraag der redactie althansgeen antwoord binnen. Niemand was zo„wael geleert."

Toch is het antwoord eenvoudig, alsmen, gelijk het de redactie overkwam,het vers ondersteboven voor zich krijgtliggen. Met de heer Smulders de op-lossing zoekend, las de redactie de be-ginletters van iedere versregel van be-neden naar boven en dat vormde hetwoord: Nut.

Nijd, afgunst is de „viant, In allenlanden.... becant."

HET TOPONIEM FOHT.Reeds vroeger (dit ts. Jg. I, p. 33) werdhet toponym Fort behandeld. Er werdgewezen op de betekenis „versterking",die men er gemakkelijk aan toe zoukennen, doch ook op het gebruik er-van in den zin van: Leger van wildezwijnen. Ter aanvulling diene een ver-wijzing naar Leyden's publicatie over„De voorden in Noord- en Zuid-Neder-land" (Nom. Geogr. Neerl. X, 1936),waarin hij melding maakt van ettelijkevervormingen van het woord „voor-de" tot „fort'.' Bij Waalre ligt een per-ceel „het Fort" naast een weiland, ge-naamd „De Wilderen" (vgl. dit Ts. jg.I, p. 10, kaart). Mag men in deze naameen relict zien van een oude Dommel-loop, die overigens ter plaatse zeeraannemelijk is? Merkwaardig is, 9atKuysten een weiland „het Fort" bijValkenswaard signaleert (bij Leydent.a.p.). K.

HET ORGEL IN DE ST. LAMBER-TUSKERK TE HELMOND.

In mijn artikel „Kerkorgels in Bra-

bant" (dit tijdschrift, 2e jg. p. 11) kwamhet orgel in de St. Lambertuskerk teHelmond ter sprake. Hoezeer dit orgelis misvormd, blijkt duidelijk uit deoorspronkelijke dispositie, die Fl. vander Mueren in zijn studie „Het orgelin de Nederlanden" (Amsterdam 1931)mededeelt.

Het eerst valt in deze dispositie op,hoe de orgelbouwer een rijk met mix-turen bezet orgel als klankideaal heeftnagestreefd.

Robustelli disponeert n.l. op hetHoofdwerk 4 mixturen: Fourniture 4st., Cymbale 4 st:, Sesquialter 2 st.,Cornet 5 st. Op het Positief ook 4 mix-turen: Fourniture 4 st., Cymbale 3 st.,Sesquialter 2 st., Cornet 4 st., op hetEchowerk 2 mixturen: een Cymbale 3st. en een Cornet 3 st.

Van deze 10 mixturen zijn er slechts3 overgebleven: n.l. de Fourniture 4st. en de Sesquialter 2 st. op het Hoofd-werk en de Cornet 4 st. op het Positief.

Hoe de klankrijkdom onder deze af-braak moet hebben geleden kan menzich voorstellen, als men de invloedkent, die de overgebleven mixturen opde totale orgelklank uitoefenen. Zeerte betreuren is het verwijderen vanalle zachte mixturen, de cymbels.

Wanneer deze ontluistering plaatsvond, is niet vast te stellen, vermoe-delijk reeds zeer lang geleden. Was bijde laatste verbouwing ± 1930, toen dekarakterloze voix celeste in het positiefwerd geplaatst, nog een vulstem in ditwerk aanwezig? In ieder geval behoorthet verwijderen der vele mixturen niettot de werkzaamheden der dertiger ja-ren. Of is de dispositie bij Van derMueren slechts een ontwerp geweest?Dan nog staat vast, dat de orgelbouwereen klankideaal nastreefde, dat methet onze stralend harmonieert. K.

Page 76: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

K R O N I E KOPGRAVINGEN IN NOOED-BRABANT.

G e m o n d e . De opgravingen op het terrein van de voormalige kerk, gelegen tenN. van Gemonde, zijn geëindigd. Als resultaat van dit bijzonder interessante onder-zoek kon geboekt worden, dat het duidelijk is, dat deze in hoofdzaak Oost-Westaxiaal gevormde natuurlijke heuvel reeds in de heidense tijd voor cultusdoeleindenis gebruikt geworden. De oudste phenomenen hiervan zijn een aantal vrijwel Oost-West gerichte, maar desniettemin zeer waarschijnlijk niet-Christelijke begravingen.Deze necropool moet omheind geweest zijn door palen. Zowel de graven als de paal-gaten hebben een vulling van schoon vergraven heidegrond. Een tweede reeks paal-gaten, waarvan de configuratie een georiënteerd rechthoekig gebouw opleverde,kenmerkt zich door vulling van zoden en verbrand koren. Zeer waarschijnlijk repre-senteren deze paalgaten, die de eerstgenoemde graven doorsnijden, het vroegsteChristelijke gebouw, dat opgetrokken werd bij de kerstening van deze plek. Heteerste houten kerkgebouw is naderhand vervangen door een tweede, eveneens zichin een paalconstructie aftekenend, dat op zijn beurt plaats moest maken voor een intufsteen opgetrokken Romaanse éénschepige kerk, waarvan de fundamenten werdenaangelegd op Romeins scherven- en dakpannenmateriaal. De tufsteen, in de funde-ring nog aanwezig, bleek van Romeinse afbraak afkomstig te zijn. De eenvoudigerechthoekige-Romaanse zaalkerk heeft naderhand een rondgesloten koor gekregen.Ten slotte is het Romaanse kerkgebouw zo goed als geheel afgebroken om plaats temaken voor een tweeschepige polygonaal gesloten bakstenen kerk. De Romaansekerk had een Westtoren.Voor zover ons bekend, is het kerkhof te Gemonde een van de eerste voorbeeldenin ons land, waar continuïteit kan worden aangetoond tussen een heidens cultus-gebouw en christelijke kerken.

R ij s w ij k. Urnen werden gevonden te Rijswijk bij Breda. De R.O.B. stelt eenonderzoek in.

Ho o ge Mierde . Op 12 Juni is een aanvang gemaakt met het onderzoek vanenkele, deels reeds door verploeging vernielde grafheuvels.H a p e r t . Hier werd een belangrijke heuvel opgegraven: een twee-perioden-heuvel,een bronstijdtumulus met palissade en een steentijdtumulus. |

iB o d e m k a r t e r i n g . In West-Brabant wordt het probleem van de oude land-bouwprofielen bestudeerd. Onder Zundert werd een zeer uitgestrekte, vermoedelijkmesolithische vindplaats verkend. l

(Berichten Rijksdienst v.h. Oudheidk. Bodemonderzoek). j

In de Nederl. Staatscourant van 28 April (1950, nr. 83, p. 6) verscheen de Regelingbetreffende het Oudheidkundig Bodemonderzoek.

VIT DE KRINGEN.

De K r i n g „P e e l la n d" hield op 28 April een vergadering, waarin Mevr. T.Dorenbosch-Meyer sprak over „De Brabantse Muts". Foto's verstrekte het Prov. Gen.uit Den Bosch.De K r i n g e n „De A c h t Z a l i g h e d e n " , „ P e e l l a n d " en „ K e m p e n -land" organiseerden een buitengewoon geslaagde excursie op 30 April naar deLandschotse Heide, Keyenhurk, het Goor- en Flaasven o.l.v. G. Beex. Brabantsekoffietafel in „De Bokkenrüder" op het landgoed De Utrecht, waarna bonte avond.

71

Page 77: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Op 14 Mei hielden deze kringen een niet minder succesvolle excursie naar DeRips. Na een bezoek aan de Bakelse kerk (waar het geheimzinnig en door Mr. Smitpas ontdekte meesterteken in de toren werd bekeken), trok men de bossen in. Deheer A. Bijlard toonde zich bij de technische uitleg van bosbouw en ontginning eenuitstekend docent. De koffietafel in „De Peelpoort" te Deurne was wel zeer ver-zorgd!t) e K r i n g „De Ach t-Z a l i g h e d e n " hield 11 Juni een excursie naar Berg.eyk om de Galgenberg, Kattenberg, 't Broodven etc. te localiseren.

De K r i n g „ H i l v a r e n b e e k " vertrok 24 Mei naar Den Bosch voor een be-zoek aan het Provinciaal Museum.

De K r i n g „ L a n g s t r a a t en L a n d van H e u s d e n en A l t e n a"vergaderde op 25 Mei te Kaatsheuvel. Pater Rijken hield een causerie over „Degeschiedenis' van Kaatsheuvel, Loon op Zand en Waalwijk."

De K r i n g „ H e l v o i r t " publiceerde van zijn Vlugschriften de nrs. 7 (April),8 (Mei) en 9 (Juni).

EXCURSIE NAAR HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA.Ongeveer 60 deelnemers o.l.v. ir. Juten vertrokken op 29 Mei naar Geertruidenbergvoor een bezoek aan de Oudheidkamer, waar de heer Mulder voor explicatie zorgdeen de 15e eeuwse gotische kerk, waarvan ds. Kalmijn de bouwgeschiedenis vertelde.Langs Hank werd de tocht voortgezet naar Woudrichem. Burgem. Rijswijk ontvingde deelnemers en bracht hen naar de Voorstraat (gevels!) en de toren. In Dussenwas burgem. Oderkerk de deskundige (en humoristische!) leider bij de bezichtigingvan de restauratie van het kasteel. In Heusden leidde de heer M. v. d. Griendt, direc-teur van het Prov. Gen., de bezoekers rond'bij de opgegraven fundamenten van hetkasteel. De zeer geslaagde tocht werd beëindigd in Den Bosch.

B I B L I O G R A F I E(Verzorgd door de firma M. F. van Piere.)

Axlers O.F., Si., Geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden. Deel I. Tot rond1300. 500 p. 80. Antwerpen 1950 (ƒ26.50).

Van Es, Liefünck en Mirande, Sint Servaeslegende. 224 p., 8°. Antwerpen 1950Schnüver, G., Kerk én beschaving in de Middeleeuwen. 3 dln. 2e druk, Haarlem 1950

(ƒ22.70).Beyschlag, S., Konungasögen. Untersuchungen zur Königssaga bis Snorri. Die alteren

Übersichtswerke samt Ynglinga saga. 380 p., 8°. Kobenhavn 1950 (ƒ19.75).Cauart, Chaponthier et Déonna, Manuel de la technique des Fouilles archéologiques.

235 p., 8°, ill.. Paris 1950 (ƒ23.75).Dansacrt, G., Nouvel armorial beige. Ancien et moderne. 426 p. 8°. 'si-Gravetahage

1950 (ƒ65—).Fockema Andreae, S. J., Studiën over waterschapsgeschiedenis. 3. De grote of Zuid-

Hollandse Waard 60 p., 80 Leiden 1950 (ƒ2.50).Kokke, drs. C. Th., Inventaris van het Archief der gemeente St. Mich. Gestel. 116 p.

Boxtel 1949.Prins, Fl., Antwerpen onder Jean Marassé 1792—'93, 71 p., 4o Brussel 1950 (ƒ 8.05).

Bestelt deze boeken hij M. F. v. Piere, Boekhandel sinds 1848, aan de Ketk, Eindhoven

Page 78: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

INHOUDPag.

H. Mandos, Problemen van een Brabants Spreekwoordenboek II 74H. A. M. Ruhe, Naar aanleiding van een oud bericht over de kerkstichting te

Hilvarenbeek . . 77Dr. H. Knippenberg, Volksgebruiken bij huwelijk . 80

F. Smulders, Veken en Unde 81J. R. W. Sinninghe, Verschijning van een engel te Baarle 82Dr. H. Knippenberg, De Helmondse „Werme Wajs" 84F. Smulders, De ouders van Mr. Godschalk Roosmont 84

F. Smulders, Tongeren bij Oss! 85K., Het Zeekleigebied in het Noord-Westen van Noord-Brabant 85A. J. van Esch, Boekende-fooi — Aardappelfooi 86

Het derde rijengrafveld in Noord-Brabant ontdekt . . 86Wetenswaardigheden (G. F. Couwenbergh, Het „Scheploon" van de molenaars;

Dr. H. Knippenberg, Schaarrecht; L. Heere O.S.C, Kleine aantekeningenover de Kruisheren; Dr. J. Naarding, Het „Wiesfeest"; M. v.d. Ven, Ge-bruiken bij Ondertrouw 1; Chr. Robben, id. II) 87

Boekbespreking 89Kapittelstokjes 92Kroniek 93

Bibliographie 96

S T I C H T I N G : „ B R A B A N T S H E E M "(OPGERICHT 9 FEBRUARI 1947)

BESTUUR: Pastoor W. Binck, voorz.; G. Beex, secr.; Ir. A. Juten, penningm.;drs. H. Mandos; F. v. d. Burgt; P. Dorenbosch; drs. V. Timmer-mans; drs, B. Daniels.

SECRETARIAAT: G. Beex, A. 125, Hoogeloon.REDACTIE: Drs. H. Mandos, G. Beex, kap. C. Kramer. Brieven en stukken

voor de redactie gelieve men te zenden aan H. Mandos, Rech-testraal 63, Eindhoven.

ABONNEMENT: Opgave van abonnement bij ir. A. Juten, Noordsingel l. Bergenop Zoom. Het abonnementsgeld bedraagt voor zes nummers ƒ 2.50per jaar; voor België 50 frs.Voor leden der aangesloten heemkundige kringen ƒ 1.—. Lossenummers ƒ 0.50.Indien de leden zich persoonlijk, buiten het bestuur van hunkring om, abonneren, dienen zij te vermelden van welke kringzij lid zijn. Het bestuur kan het gezamenlijk aantal abonnementenvoor zijn leden opgeven.

ADMINISTRATIE: Betaling van de contributies der kringen, der afzonderlijkeleden, abonnementen en advertenties dienen alle te geschiedenaan ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergen op Zoom op zijn gironr.53931, ofbij de N.V. v. Mierlo-Bank te Bergen op Zoom op rekening„Brabants Heem".

73

Page 79: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

PROBLEMEN VAN EEN BRABANTS SPREEKWOORDENBOEK.II.

Naast de theoretische problemen bij het ontwerpen van een brabantsspreekwoordenboek, waarbij wij slechts een enkel punt van het vraagstukder geografische begrenzing en het begrip Brabant besproken hebben,bestaan natuurlijk ook zakelijke moeilijkheden. Zo dient men te beschikkenover een uitgebreid materiaal, waarvan de betrouwbaarheid ernstig onder-zocht moet worden. Hij, die enigszins bekend is met de literatuur betref-fende de spreekwoordenstudie, mag terecht zich afvragen, of hier voor dezoveelste maal weer iemand aan het verzamelen slaat, want het aantalbestaande gedrukte collecties loopt voor ons vaderland in de honderden,voor Europa in de duizenden. En nog steeds houdt de stroom niet op, alheeft deze sinds de 19e eeuw sterk aan kracht ingeboet. Moet aan dezevoor een mens reeds niet meer overzichtbare massa nog nieuw materiaaltoegevoegd? Heeft het eindeloos bijeenbrengen wel zin, nu gebleken is,dat de wetenschappelijke resultaten aan de bestede ijver en het taaie door-zettingsvermogen verre van evenredig zijn?

Het antwoord in verband met ons onderwerp is dit. Het zij toegegeven,dat te veel verzameld, te weinig verwerkt is en het laatste is wellicht hetgevolg van het eerste. Zo goed als allen, die zich met deze arbeid onledighielden, deden dit uit liefhebberij; deskundige scholing ontbrak, hun enigheil zochten zij in de hoeveelheid, wat weer leidde tot een ongekendeoverschrijver!)', „incorporatie" van verschenen collecties om tot het grote,ja nationale verzamelwerk te komen. Men kan hier werkelijk spreken vaneen sterke traditie, waardoor intussen een wetenschappelijk onderzoekerzich alleronbehagelijkst moest gevoelen bij het raadplegen van deze ver-troebelde bronnen. De spreekwoorden waren naar tijd en plaats en zelfs ophun echtheid dikwijls zeer onbetrouwbaar. Met de verzuchting van dendichter Wieland „Weniger ware mehr gewesen" liet men de stof los en zobleef zij voor het grootste gedeelte ongebruikt liggen. Waarlijk, men zou,zo iemand daar de lust nog toe gevoelde, het werk moeten herdoen!

Voor Brabant liggen de omstandigheden echter gunstig, juist omdatvoor dit gewest, vergeleken met de andere streken van ons land, geenverzamelingen, welke die naam mogen dragen, gepubliceerd zijn. Wijstaan hier nog aan het begin, wij kunnen de gemaakte fouten vermijden,het zijn de voordelen van onze latere culturele emancipatie. De bijeenge-gaarde en nog bijeen te brengen stof kunnen wij toetsen aan wat in Gro-ningen, Friesland en Drente, aan wat in de Oostelijke provincies en in hetZuiden Limburg en vooral in Vlaanderen als van eigen aard beschouwdwerd, wijzen op voorbarige conclusies en onszelf er voor hoeden. Boven-dien mag het uitstallen van de vondsten niet het einde zijn. Het is het eerstnoodzakelijke, maar blijft, zonder meer, het halve werk. Wij zullen hetmoeten zien als een stuk van het brabantse volksleven, nl. hoe het gevoels-leven en de gedachtenwereld van de Brabander zich in deze „kleine woord-kunst" heeft geopenbaard en door welke factoren beide werden bepaald,kortom het volkskarakter zoals het zich in de historie tot op de dag vanvandaag gevormd heeft.

Zo gesteld moet het vraagstuk zeker de lezers van ons tijdschriftboeien. Maar het is nog niet zover, dat men tot bepaalde en bewezen uit-

74

Page 80: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

spraken kan komen. Daartoe zijn de beschikbare gegevens volstrekt on-toereikend. Hoe hierin te voorzien? Het is met deze stof niet als met eendialect- of volkskundig onderzoek, waarbij men aan de mensen zakenvraagt, waarop zij als regel onmiddellijk kunnen antwoorden. Stel u maareens voor, dat ik u verzoek, de u bekende spreekwoorden op te schrijven.Het resultaat zal niet zo heel erg groot zijn, hetgeen niet behoeft te be-tekenen, dat ge er niet vele kent, alleen maar dat ge ze niet direct terbeschikking hebt. Eerst in de gunstige omstandigheden flitsen zij door hethoofd. Zo is het duidelijk, dat het niet het werk van een persoon alleen kanzijn om in voldoende mate spreekwoorden bijeen te krijgen, al luistert ennoteert hij jaren achtereen. Ik spreek dan nog niet over de milieu's, waarinhij verkeert, en de plaatsen, die hij regelmatig bezoekt.

Al sinds vele jaren heb ik brabantse gezegden of wat ik daar, opper-vlakkig gezien voor hield, genoteerd. Van verschillende zijden werd mijbovendien min of meer aanzienlijk materiaal toegestuurd, zodat de col-lectie enige betekenis heeft gekregen. Maar voldoende is het zeker nogniet, daarvoor is het al te eenzijdig georiënteerd.

Persoonfijk bezit ik veel gegevens voor Tilburg en de naaste omgevingals Hilvarenbeek, Esbeek en Diessen, voor de laatste dorpen mij vooralbezorgd door A. Knegtel. Dan is er in 1916 door een bekende Tilburgsepersoonlijkheid, Klaas Daamen, een omvangrijk schrift aangelegd onderde titel „Tilburgsch dialect", dat begint met de opsomming van een 500-talspreekwoorden en dat ook voor het dialect uitstekend materiaal bevat.Het is een arbeid, die over vele jaren moet zijn geschied, want het schriftverraadt de voortschrijdende ouderdom, tot hem werkelijk de pen uit dehand valt. Voor Eindhoven kon ik de gegevens van drs. J. Renders over-nemen, die op zijn beurt uit het oude materiaal van P. Panken, Spreek-woorden te Bergeyk verzameld in 1894, excerpeerde. Een bruikbare aan-vulling voor Eindhoven verschaften mij W. Swinkels en A. v. Agt. Alskapelaan luisterde ook pastoor Frenken naar de pittig-realistische uitdruk-kingen van zijn parochianen te Helmond. Deze collectie stond hij mij af.Voor Oss, Nistelrooi, Uden en Heesch zorgde A. de Werd voor een copievan de voorraad, die het voorbeeldig ingerichte streekmuseum der gemeenteOss bezit. Van de plaatsen, liggende in het gebied der Acht-Zaligheden,brachten de leden van de gelijknamige kring onder leiding van mej. M. v.Hoof, mij vele onbekende en naar ik geloof zeer interessante gegevens,waarvoor speciaal P. Kwinten oor had. Dat met volharding en ijver heelwat te bereiken is, bewees ook de onderwijzer de Busser uit Borkel enSchaft, die werkelijk op „queste" ging en met onderscheid oogstte. Voorallerlei andere plaatsen ontving ik kleinere toezendingen, waaronder echterenkele opvallende, als die van oud-onderwijzer J. Mulders uit Moergestel,van J. Aarts voor Gilze, van de zeer geïnteresseerde pastoor van de Venz.g. uit Olland en omgeving en van het ijverige hoofd der Mariaschool,Zuster Hendricus, die oude proefpersonen uit Berlicum in het gestichtaldaar ondervroeg. Alles bijeen 'n redelijk resultaat, maar men ziet, hoevrijwel het gehele materiaal uit Oost-Brabant stamt. Behalve wat ir. A.Juten mij ooit zond voor Bergen op Zoom, is West-Brabant niet vertegen-woordigd.

Ook de gedrukte bronnen herstellen het evenwicht niet. Ze zijn trouwensschaars. Voor Bergen op Zoom en omstreken verzamelde A. ROOVERS in

75

Page 81: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Taxandria, in 1894. Er zijn wat krantenknipsels, er is een opgave vanN.-Brabantse spreekwoorden in J. P. SPRENGER VAN EYK's werk, vaneen zijner vrienden*), die in een ander deel een zekere Broeders blijkt tezijn2). In de Noord-Brabantsche Almanak van A. SASSEN publiceerde in1891 en 1893 de onderwijzer J. CUYPERS twee honderdtallen „Spreek-woorden en uitdrukkingen in Zeelst en omstreken samengelezen". Wat hetgrote folkloristische materiaal van notaris Sassen uit Helmond bevat, als hs.in het Provinciaal Genootschap van den Bosch bewaard, werd voor 't voor-naamste deel geraadpleegd en bewerkt in de genoemde studie over de Oost-Brabantse spreekwoorden.3) De brabantse letterkunde, zelfs in de breedstezin genomen, brengt hoegenaamd niets aan.

Mijn lezers kunnen zelf de conclusie trekken uit het hier geboden over-zicht. Er moet voor heel Brabant en wel speciaal voor het Westen nog veelgedaan worden. Het is ook duidelijk, dat samenwerking van velen nodig isom tot resultaten te komen, die ons verder brengen. En daarom een beroepop allen, die mij willen en kunnen helpen. Daarbij is iedere hulp welkom:ze kan in de vorm van enkele gegevens of in die van een reeds aangelegdecollectie zijn of zelfs in een mededeling, die van het bestaan van een ver-zameling bij een persoon mij op de hoogte brengt. Een groep van mede-werkers te organiseren, die als een netwerk geheel Brabant overspant, gelijkde Amerikaanse Dialect Society in 1945 begonnen is onder leiding vanMargaret M. Bryant voor geheel Noord Amerika *) is ondoenlijk en zou,voor onze streek althans, van weinig practische zin getuigen. Men mag alzeer tevreden zijn, wanneer te achterhalen valt, wat door anderen is gedaanen belangstellenden door dit artikel worden aangespoord om even vastte leggen, wat zij horen.

Op het volgende dient men echter te letten. Het is bij twijfel, of het ge-zegde wel brabants is, beter te veel dan te weinig op te schrijven. Brenggeen correcties aan, maar voeg er eventueel nota's aan toe. Maak het zekerniet „beschaafd" en vrees geen platte of ruwe woorden, maar noteer het juistzoals het uitgesproken is. Wees niet karig met uitleg van de betekenis ofhet ontstaan ervan. Belangrijk is natuurlijk ook, dat men steeds vermeldt,in welke plaats men het gezegde gehoord heeft. En laat u vooral niet weer-houden door de mening, dat een of weinig gegevens niet belangrijk zoudenzijn.

Het bijeenbrengen van een uitgebreide collectie brabantse spreekwoor-den is een probleem, dat met velen opgelost moet worden. Mogen zij onderde lezers van Brabants Heem te vinden zijn.

H. MANDOS.

*) Nalezing en vervolg op de Spreekw... uit het Dierenrijk ontleend. Rotterdam1839 p. VI.

2) idem aan ... Landleven ontleend. Rotterdam, 1841 p. V.s) Zie Brab. Heem II (1950) p. 3 noot 5.*) M. M. Bruyant, Proverbs and how to collect them. (Public, of the American

Dial-Society, No. 4. University of North Carolina. 1945.

76

Page 82: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

NAAR AANLEIDING VAN EEN OUD BERICHTOVER DE KERKSTICHTING TE HILVARENBEEK.

Wij lezen bij AUGUSTINUS WICHMANS in zijn Brabantia Marianatripartita op blz. 436:

„Cum autem beatus et piissimus Anfridus (alias Ansfridus) homes Hoyen-sis de seculari comité clericus adtonsus, deposito cingulo militiae (in quointer Nobiles Gallorum famosus erat, et postea Episcopus Trajecti inferiorisordinatus) ex more per villam Bekensem iret, et devotionem EcclesiasticaeReligionis in Ecclesia sancta Bekensi, quam Venerabilis Domina Hildewarisex proprio, ad-instar sanctae Romanae Ecclesiae construxerat ac fundaverat,augeri et augmentari conspiceret, huic sanctae Ecclesiae Bekensi villam suamde Loemele, cum omni integritate sua, vel allodio, et jurisdictione temporal!contulit, hereditario jure possidendam."

Derhalve:„Toen de gelukzalige Ansfried, graaf van Hoey, van wereldlijk graaf gees-

telijke was geworden en zijn militaire waardigheid had neergelegd (hij wasonder de Gallische edelen een beroemd krijgsman en werd later Bisschop vanUtrecht) ging hij volgens zijn gewoonte door het dorp Beek en zag, hoe daarde godsdienst bloeide in de kerk van Beek, die de eerbiedwaardige vrouweHildewaris uit haar eigen bezit had gebouwd en gesticht naar het voor-beeld van de H. Kerk te Rome. HU schonk toen aan de kerk van Beek zijndorp Lommei met alle daaraan verbonden rechten in erfelijk eigendom."

WICHMANS deelt in zijn boek mede, dat hij dit bericht ontvangenheeft van de Hilvarenbeekse Kanunniken die hem een afschrift toezondenvan de stichtingsacte hunner kerk bij de door hem gevraagde inlichtingenover de Maria-devotie in hun dorp.

WICHMANS schreef dit gedeelte van zijn in 1632 gedrukte boek in1629. Niet lang daarna werd het Hilvarenbeekse Kapittel evenals de kerkgeprotestantiseerd. De kanunniken vertrokken, het archief raakte verlorenop enkele fragmenten na, die nog ten gemeentehuize van Hilvarenbeekberusten. In de resten die nog bewaard bleven, is niets meer van het mede-gedeelde relaas te vinden, tenzij een bevestiging van het feit dat de kerkvan Beek in het bezit was van de tienden te Lommei.*)

Ook in andere bronnen met name die betreffende de H. Ansfried, isniets over deze schenking te vinden. Alle schrijvers die er melding vanmaken, ontlenen hun verhaal aan WICHMANS.

Is dit bericht nu geloofwaardig en, indien de erin beschreven gang vanzaken althans in hoofdzaak juist is, wat kunnen we er dan voor conclusiesuit trekken betreffende de locale geschiedenis?

De H. Ansfried leefde in de tweede helft van de 10de eeuw. Hij was in994 Bisschop van Utrecht en stierf in het jaar 1010. 2) Hij behoorde totde voorname kring van duitse edelen, die de toegewijde dienaren warenvan keizer Otto I de Grote en diens kerkelijke en nationale politiek metinzet van al hun krachten en bezittingen steunden. Die politiek was er opgericht, het economisch en godsdienstig herstel der door onderlinge twistenen invallen van Noormannen en Hongaren zwaar getroffen N.W. Euro-

1) Gem. Arch. Hilvarenbeek, 4256. Copie van een stuk uit 1309.2) Zie over hem: P. ALBERS S.J. in Archief Aartsbisd. Utrecht. 1894. p. 325-418.

T/,

Page 83: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

pese gebieden te bevorderen en tevens de tot het zogenaamde Middenrijkof Lotharingen behorende landen zo nauw mogelijk aan het duitse rijk tebinden. Tijdgenoten noemen Ansfried „in Bratuspantium finibus comes",d.w.z. een graaf uit het land van Brabant, voor die tijd de omgeving vanLeuven. Hij genoot onderwijs op de stiftschool te Trier bij zijn oom,aartsbisschop Rothbertus en kreeg een militaire opleiding op de schoolvan aartsbisschop Bruno, die een broer was van de duitse keizer Otto deGrote. Op deze school waren vele andere leerlingen, die later bisschopwerden van een of ander duits diocees of een andere belangrijke politiekefunctie bekleedden. De Bisschoppen .werden in die tijd door de duitsekeizer aangewezen, vooral in die bisdommen, die tevens een politiekebestuurseenheid vormden. Het lag in de lijn van de duitse keizerlijkepolitiek de wereldrijke macht der bisschoppen te vergroten en natuurlijk alsbisschop een vertrouwd persoon te benoemen. Heel de levensloop van Ans-fried wijst erop, dat hij een vertrouwd dienaar van de keizer en een be-kwaam medewerker van diens politiek was. Daarbij was hij ook een goedekatholiek, een zeldzame combinatie, waaraan hij zijn titel van heilige wel tedanken heeft. Maar al zijn daden, met name de grote reeks schenkingenaan kerken, kloosters en bisdommen, die hij tezamen met zijn vrouw deed,moeten uit dit gezichtspunt verklaard worden. Het begint al met de schen-king van het graafschap Hoey aan de bisschop van Luik die daardoorwereldlijk vorst werd en wiens uitgebreid diocees zo onder sterke duitseinvloed kwam. Ook de schenking aan Hilvarenbeek, gesteld dat deze in-derdaad gedaan is, kan een politiek doel gehad hebben. Immers schenkersbehielden meestal het benoemingsrecht van de persoon in de begunstigdefunctie voor zich en Hilvarenbeek was iets meer dan een gewone parochie,vermoedelijk reeds tijdens Ansfrieds leven hoofdplaats van een kerkelijkdistrict. In het verhaal van WICHMANS staat, dat Ansfried volgens zijngewoonte door Hilvarenbeek reisde. Ook dat klopt uit hetgeen ons uit zijnlevensloop bekend is. Immers zijn bezittingen lagen verspreid door geheelZuid Nederland. Behalve het reeds genoemde Hoey had hij veel bezittin-gen in de omgeving van Thorn en Kessenich, waar zijn vaste woning moetgezocht worden, en in Teisterbant, d.w.z. N.W. Brabant. Zijn vrouw wasgravin van Strijen, d.i. de omgeving van Breda. De weg van het ene gebiednaar het andere liep over Hilvarenbeek. Het is natuurlijk moeilijk om datte bewijzen, maar wat van het vroeg Middeleeuwse Brabantse wegennetbekend is, maakt dat aannemelijk.

Ansfrieds schenking werd gedaan aan een bestaande kerk en wel, naarin het verhaal gelezen kan worden, aan een onlangs gebouwde kerk, diehij blijkbaar bij een vroegere tocht nog niet had aangetroffen. De woorden„ad instar Sanctae Romanae Ecclesiae" doen vermoeden dat hier eenstenen basiliekje bedoeld wordt. En juist tegen het einde van de 10de eeuw,de herstelperiode na de Noormannentijd, werden op het platteland deoudste stenen kerkgebouwen opgericht, waarvan we de verborgen over-blijfselen in de laatste tijd steeds meer terug vinden. Hilvarenbeek als zeeroude parochie en dekenale hoofdplaats komt voor deze tijd stellig voor eenruime stenen kerk in aanmerking.

Als stichteres der kerk geldt een zekere Hildewaris. Dit is het moeilijk-ste punt in heel het verhaal. Er komen in de oudste geschiedenis van Beekniet minder dan drie Hildewarissen voor, over wie veel is geschreven, maaruit welke figuren niemand wijs kan. Nu behoort heel het graafschap

78

Page 84: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Strijen, waarvan Hilsondis of Hereswit, Ansfrieds echtgenote, gravin was,met een flink stuk van Teisterbant, waarover Ansfried zelf heerste, tot hetoude landdekenaat Hilvarenbeek. Is het gewaagd te veronderstellen, dathier voor Hilvaris eigenlijk Hilsondis moet gelezen worden. Kenners vanal die oude namen menen, dat beide namen identiek kunnen zijn, althansdoor elkaar gebruikt werden en dezelfde betekenis hebben. De naam Hil-varis is in de vroege Middeleeuwen heel gewoon en keert in onderlingverwante geslachten uit deze streken herhaaldelijk terug. In de onmiddel-lijke omgeving van Hilvarenbeek lagen vele bezittingen van Hilsondis, dielater aan Thorn, de beroemde stichting van Hilsondis, toebehoorden envan haar afkomstig zijn, b.v. Goirle, Weelde, Alphen3). Zowel Thornals Hilvarenbeek bezaten tienden te Goirle. De kerkbouw werd bekostigdex proprio van de stichteresse. Ook bij de Beekse kerkfundatie zou hetechtpaar dus samengewerkt hebben evenals in Thorn.

De nadere datering van de schenking valt vermoedelijk tussen 985, deschenking van Hoey, en 992, de stichting van Thorn, want Hilsondis sterftin 994, waarna Ansfried tot Bisschop van Utrecht benoemd wordt.

Samenvattend dus het volgende:De door WICHMANS op gezag van oude, niet meer bestaande Hilva-

renbeekse bronnen vermelde schenking van de villa Lommei aan een dooreen zekere Hildewaris gebouwde basilicale stenen kerk te Hilvarenbeekdoor Ansfried is geloofwaardig, omdat ze past in het algemeen beeld vande toenmalige geschiedenis. Geen enkel ons bekend feit uit dezelfde oflatere tijd is er mee in tegenspraak; eerder bevestigen verschillende bovenbesproken gebeurtenissen en toestanden het verhaal. Mogelijk is Hilde-waris dezelfde als Hilsondis, Hilswindis, Hereswit, alle namen van deechtgenote van Ansfried en is er een zekere contaminatie in de naamgevingontstaan doordat in de 12e eeuw een andere Hildewaris geleefd moet heb-ben, die eveneens schenkingen aan de kerk van Hilvarenbeek heeft gedaan.In het kader van het levenswerk van Ansfried, herstel van orde en rustin Neder-Lotharingen en het brengen van dat gebied onder duitse in-vloedssfeer, passen zowel zijn bijdrage tot de stichting van het Prins-Bisdom Luik, zijn optreden als stichter van de abdij van Thorn, zijnbenoeming tot bisschop van Utrecht en zijn schenking van Lommei aan dekerk van Hilvarenbeek. Immers kerk en staat werkten in die tijd volledigsamen.

De kerk van Hilvarenbeek was het geestelijk en daardoor ook politiekmiddelpunt van een uitgestrekt gebied, waarin nog veel geordend en her-ordend moest worden. Hij, die dit werk ter hand nam, kon zijn stempelop dat gebied drukken en er zijn macht verstevigen. Het ging hier om halfNoord-Brabant tot aan de grote rivieren, politiek gesproken nog groten-deels niemandsland in de machtsstrijd tussen Frankrijk, Duitsland en deplaatselijke graven. Stellig hebben Ansfried en zijn vrouw hun bezittingenniet zo maar links en rechts uitgedeeld in plotselinge opwellingen vanvroomheid, doch daarbij een vast doel voor ogen gehad; versteviging enafronding van het Duitse rijk, ook door middel van wat later een duitserijkskerk zou geworden zijn, ware de investituurstrijd anders uitgevallen.

H. A. M. RUHE.

3) Hontmortels: Thorn, Hoogadellijke Rijksabdij en Vorstendom.

79

Page 85: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

VOLKSGEBRUIKEN BIJ HUWELIJK.

Het aardige artikel van HOOGENDOORN over het „losschieten" teBerkel-Enschot (Brabants Heem, Maart-April 1950) doet de vraag rijzen,of in Noord-Brabant nog resten bestaan van het „schutten" der bruid enhet eisen van het zogenaamde „donsgeld, balgeld en schatgeld", als, vol-gens een Meierij se uitdrukking, de trouwlustige paartjes „zich laten in-schrijven in 't grote guld".

Pastoor A. M. FRENKEN in zijn „Helmond in het verleden" (I, 124,125) vermeldt hoe in sommige plaatsen van het bisdom van 's-Hertogen-bosch het misbruik bestond, dat de jongelieden van een jong bruidspaarbier of geld, z.g. donsgeld, balgeld en schatgeld eisten, hetgeen niet zeldentwist en vechtpartijen veroorzaakte. FRENKEN vermoedt, dat dit mis-bruik gepaard ging met het toedienen van een aantal „donssen" (slagenop de rug) aan de bruidegom en dat het woord „donsgeld" hieraan zijnontstaan te danken heeft. In later tijd werden bruidegoms en bruiden,' diete Helmond ten trouw of ondertrouw gingen, door kinderen, jongeliedenen zelfs door gehuwde personen nageroepen, bij de kleren gevat en zelfsonder de voet getrokken. Schepenen van Helmond verboden dit in 1660.Het afeisen van donsbieren werd door de Hoogmogenden verboden inhun plakkaat van 4 Juni 1683.

Schieten en slaan behoorden tot het oud-Germaanse vruchtbaarheids-ritueel; men wilde daarmee de kwade machten verdrijven, die de zege-ningen der natuur schaden konden. Al dergelijke bedrijvigheid van ver-wanten en vrienden bij een huwelijksfeest kan als een survival daarvanopgevat worden, dat nu enkel meer strekt tot verhoging van de pret. InHelmond was ik er getuige van, dat bij het wegrijden van het jonge paarvoor de huwelijksreis de auto boven op de kap bestrooid werd met rijst,die tijdens de rit neerruizelde; hierin heeft men een vervorming van eenoud vruchtbaarheidssymbool te zien, het schenken van goede gaven voorverdere stoffelijke welstand. Achter de auto bond men enige blikkenbussen waarvan het ratelend geluid tijdens de rit op de straatstenen hetandersoortig lawaai vervangen moest. In de rijst-gave zou nog een her-innering kunnen schuilen aan het zogenaamde „geluksbrood".

In de streek van Donaueschingen in Baden gingen bruid en bruidegompersoonlijk de gasten voor de bruiloft uitnodigen. De bruid droeg daarbijeen korf aan de arm en kreeg in ieder huis een stuk brood als zegen voorde toekomstige samenleving; dat heette het „geluksbrood".

De boze machten, die in het volksgeloof zich beijverden om het geluk vanhet jonge echtpaar te verstoren, trachtte men, behalve door schieten enlawaai ook op andere wijze onschadelijk te maken. In Westfalen werd debruidswagen het uitrijden belet door een over de weg gespannen ketting oftouw, waaraan soms een rood lint was aangebracht, want aan de rodekleur schreef men een demonen-werende kracht toe. Na betaling van eenlosgeld kon de wagen pas verder rijden. Het zogenaamde „schutten" vande bruid, ook wel „schatten" genoemd, dat bij ons nog voorkomt in deGelderse Achterhoek, kan in dit licht bezien worden, omdat men door hetaanbrengen van slagbomen of andere obstakels de bruid nog even ophoudten zij voor dat „beschutten" tegen de boze machten een „schutgeld" of„schatgeld" betalen moet.

80

Page 86: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

De gewoonte om glazen en porselein stuk te gooien behoort tot delawaai-gebruiken, waarbij gold: hoe meer scherven, hoe meer geluk. Nu hethuisraad zo duur is, zoekt men in dat schervengerei het geluk niet meer.Men drinkt de glazen ad fundum op de gezondheid der gehuwden en stemteen lied aan, dat vrolijker klinkt dan schervengerinkel.

Dat de bruidsmeisjes zo keurig uitgedost zijn, stamt eigenlijk uit hetvolksgeloof, dat men de eigenlijke bruid onkenbaar wilde maken voor denaijverige boze machten; oorspronkelijk moesten zij eender gekleed zijnals de bruid. Steeds behoren zij op de feestdag de bruid dan ook te ver-gezellen evenals dit de taak der bruids jonker s is voor de bruidegom. Descherts, dat men de bruidegom soms een poos naar zijn verscholen bruidliet zoeken, stond met dat volksgeloof eveneens in verband. Zelfs de bruids-sluier diende aanvankelijk om de bruid tegen vijandelijke invloeden tebeschermen; zij moest onkenbaar zijn.

Het bruidskroontje heeft de plaats ingenomen van de oorspronkelijkemirtenkrans, die met zijn immer-groene bladeren levenskracht en zegenbeduidde. De witte kleur symboliseert tegenwoordig de kuisheid van debruid bij het aangaan van de huwelijkse staat, tevens de vreugde over delang verbeide gebeurtenis.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.

VEKEN EN IJNDE.Bij veldnamen en plaatsaanduidingen treft men de woorden „veken"

en „ijnde" veel aan in de 14e en 15e eeuw. De familienamen Vekernans,van der Veken, Valvekens, van Akkerveken zijn eveneens met dit „veken"samengesteld. De betekenis is: hek of slagboom.

Rond 1387 staat er de verklaring bij, b.v. „Hildwarenbeke, repagulumdictum Loeveken" (d.i. 't hek bij 't Loo) (Den Bosch R. 1177, fol. 319;.

In 1400 moet iemand in goeden gereke houden enen post, daer een vekiiiop te vallen pleeght, n.l. dat Keerbrakensveken in Boxtel (Boxtel R. 53,fol. 41v). Het meervoud is: vekenen.

Met dit veken zijn allerlei toponiemen samengesteld, b.v. Vekenacker(Enschot, Haaren, Tilburg), den Vekensen acker (Tilburg bij de Hasselt),Vekenstraet (Enschot), dat Keelveken, soms ook genoemd: dat Keelhecken,bij den Keelacker (Ensc'hot), dat Synghelsveken, afwisselend met: datSyngelshecken, (Oosterwijk bij 't goed ter Borch), aent Voertveken aendie Nustraet (Tilburg) enz. enz.

Ook „ijnde" betekent hek. Zie b.v. Den Bosch R. 1177, fol 298, anno1386: repagulum dictum ijnde.

Ook daarmee zijn veldnamen samengesteld.In Enschot lag een stuck erffs geheyten „den Schouwenhoff" aen Schou-

wen ijnde (Oosterwijk R. 197, fol. 57v. H92).'Dit „ijnde" spelt men in het Oosterwijkse schepenprotokol in de 15e

eeuw ook: iinde en selfs Jiinde (zoals men ook Hinde schrijft voor lijnde =linde).

Ter illustratie diene nog het volgende: op een stuk land rust de last teonderhouden het half f hecken of t ijnde teijnden den Meddel (Esch R. 22,fol. 3. 1612); te onderhouden de heckens oite ijnde bij den Siwemmer.(Esch R. 24 fol. 3. 1651).

F. SMULDERS.

81

Page 87: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

VERSCHIJNING VAN EEN ENGEL TE BAARLE.Een waeraohtige beschryving van een wonderlijck gesicht en open-

baringhe / dat ghesien is in een Dorp genaemt Baele / by Breda / $1-waer een Engel des Heeren ghecomen is by een Schaepherder /en heeftdese navolgende woorden tegen hem gesproken / ende tot boet ende be-kentenisse voor alle menschen / ende is gheschiet Anno 1612.

Noch is hier by gevoecht de schade des grooten storms in zee.Tot Dordrecht / ghedruckt by my Peeter Verhaghen / inde Druckerye.Een vroom Christenmensche can in hem selven wel overdencken /

dat den dach des Heeren naeckendt is / ghelijck hy ons dagelycx doetblijken aen sonne en maen / andere tekenen inde locht so en wy nochtansdaer nz (niet) aen geloven / maer altijt in onse stinkende sonde voortgae / gode kant nz (niet) langer verdragen gelijc aist nu gebleken is totBael in Brabant / al waer eenen Schaep Herder met zijn schape(n) intVelt gegae(n) was / gelijc hy alle dage gewoon was te doen / hy int Veltcomende / heeft daer een claerheydt voor hem gesien / daer hy hemgrogcelijcx in verwonderden / Dese claerheydt aensiende / heft daer eenenEnghel vernoomen daer hy vervaerdt af geworden is / en heeft heselvengedocht Jesus Maria wat sal hier overcomen / terstont so heeft den Engeltot hem gesproken / en weest niet vervaert: want God van hier bovenheeft my tot u gesonden / dat gy sult ghaen ende openbaren die menschendese navolghende Woorden / die ick u openbaren sa(l).

Och Heere sprak den Schaep Harder / daer en ben ie niet bequaemtoe / Want de lieden my niet gelooven en sullen / so heeft den Enghelvoort tot hem ghesproken / dat God hem daer toe geroepen heeft dat hyalle dese woorden den Mensche waerschouwen soude / dat sy haer soudebekeeren van haer sondich leven / ende heeft gesproken aldus:

ghy sult ghaen Mannen en de Vrouwe / datsy sullen beter penitentiedoen / beter als sy dus langhe gedaen hebben / want Godt en wilt ht-tniet langher verdraghen / oft hy sal zijn straffe over het gantsche landtsenden / daeromme vercondicht den mensche aldus / dat sy Godt ghebodtonderhouden / ende soo veer als sy dit niet en doen en willen / soo sullensy varen die van Sodon ende Gomnecea deden.

Vooits heeft den Engel tot hem ghesprocken dat bloedich Sweert datick hier in mijn hant hebbe / dat bediet enen grooten oorlooch endeghroote bloetstortinge / die daer in corten tijt geschieden sal / dan sullendie menschen roepen helpt ons Heere / Heere helpt ons / maer dan salhet zijn veel te laat / en dat doots Hooft dat ick hier in mijn slinckerhandt hebbe / dat bediet eene groote sterfte / die hier comen sal in hetaertsche. Dat dan den meniche niet weten en sullen / waer dat sy deDoden laten sullen / ende dat coren sal op het veldt staen verderven /soo verre als sy haer niet en beteren / ende van haer sondich leven afgaen / alle dese woorden / heeft hy hem bevolen dat hyse de Menschesoude vercondighe / ende daermede is hy met een claerheydt van denSchaep Herder verdwenen / ende den Schaep Herder is van floute /neder ter aerden gevallen / ende als hy nu wederomme ghecommen was /soo is hy opghestaen ende neerstelijck naer huys geloopen / ende als zijnMaester ende Vrouwe saghen dat hy soo neerstelijcke thuys quam loopen /vraeghden hem wat daer te doene was / soo heeft hy terstont gheroepenbetert u betert u ende heeft alzoo verclaerdt wat den Engel tot hem

82

Page 88: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

gesproken ende bevolen heeft / twelck sylieden seer verwonderdtwaeren en hebben met hem tot die Heeren van het Dorp ende tot denPastoor gheghaen / ende heeft soo aldaer verclaert als den Engel hembevoelen heeft / soo hebben die Heeren ende die Huysluyden daer seerverschrickt gheweet van sulcken miraeckel / dat God ghesonden hadde /soo bidden sy met haren Pastoor / met ghemeender handt in de Kerckeghegaen / ende hebben Godt ghebeden / dat hy toch die plaghe niet opons en wil laten commen / daerom ghy vrome Christenen wilt al tesamenmet ghemeender hande den Heere bidden / dat hy ons wil van sulcksbewaren / ende doen boet ende benitentie: gelijc als die Kinnede deden.

Daerom segghe ich waerachtelijck dat dat den Jongsten dach voorhanden / want hoe veel plaghen ende miraculen dat Godt ons sendt /wy al evenwel niet aan en gheloven, want wy meenen dat het al fabelenende fantasyen zijn. Daer omme Godt den Heere het niet langer en canverdraghen / want die groote opstinaticheyt die daar gheschiet / datroept wraek voor Godt / want men den rijc lien seer bragheren siet /ende Godt betert den armen wordt onder den voet ghereden / want sulcksheeft Godt verboden / ende wy nochtans het alle dage meer ende meerdoen.

Daeromme mijn beminde vrienden / laet ons ophouden van sonüen /het is meer dan tijt of de Heer sal een sware straf over ons senden wantde Heere ons dagelycx zijn miraculen sent / ende wy daer niet op enachten / maer ick sorge o lacy dattet onswei berouwen sal als men dendach des oordeels sal sien comen / maer dan salt te late wesen / daerombroeders en susters / rijck / arm / out en Jonck / laet ons den Heerebidden vroech en laet dat hy ons na dit leeven zijn eeuwighe Hemelscherijcke wil geven / dat dit warachtelijcken also ghechiet is / als denbeminden Leser gehoort heeft / soo is desen selffden Schaepherder voorde gantsche collegie ontboden binnen Breeda / en den Schout en Pastoorvan Bael zyn met hem oock derwaert gegaen / en hebbent daer op hareneede verclaert dattet so warachtelycken geschiet is / en desgelijcx voor deHeeren en Bisschop binnen S. Hartogen Bosch ist mede met eede ver-claert / daerom is ons dit algelijck een goede waerschouwinghe van sondenaf f te staen. (Pamflet nr. 491 Bibl. Thyssiana Univ. Bibl. Leiden).Aantekening:

Peeter Verhaghen was een bekende Dordtse drukker die vele pamflettenen vliegende bladen in het licht gaf. Wij mogen dus wel aannemen, datde alhier medegedeelde geschiedenis in hoofdtrekken op waarheid berust.Wellicht kunnen de schepenboeken van Baarle, Breda en 's-Hertogen-bosch" over het jaar 1612 ons meer vertellen. Stellig heeft dit verhaalvan de voorspelling van de engel te Baarle, door een protestantse drukkerwereldkundig gemaakt, enige beroering verwekt, wat de verkoop van ditpamflet ten goede is gekomen.

Daardoor aangemoedigd zal de kleine drukker Jan Gerritsz, tevenskreupeldichter en houtsnijder, de engel van Zundert geschapen hebben,naar de eis hervormd (Zie de door mij medegedeelde tekst in BrabantsHeem, Jrg. II, nr. l, blz. 4-5).

Al draagt de boer, die aldaar door een engel wordt toegesproken, deoud-testamentische voornaam Isaac, zijn achternaam is — hoogst toeval-lig — die van de Dordtsche drukker: Verhagen.

JACQUES R. W. SINNINGHE.

83

Page 89: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

DE HELMONDSE „WERME WAJS."

ANDRÉ SPOORENBERG vertelt in zijn boekje over „Jan den Boken zijn tijd" (Helmond 1934 blz. 195), hoe vroeger te Helmond met deVastenavond de jongens des morgens heel vroeg zich vermaakten met„warme wij" te blazen. De „warme wij" waren hete beschuitbollen, diebij het ontbijt heet of warm gegeten werden, een traditionele lekkernijvoor de jeugd. De misdienaars werden op Dinsdagmorgen van Vasten-avond in de pastorie volop getracteerd op „warme wij", de enige materiëlebeloning in het jaar. De jongste kapelaan was dan daarbij en moedigde totflink eten aan. Des morgens om zes uur of nog vroeger hoorde men overde markt en straten reeds „warme wij blazen" voor de deur der bakkers.Burgerjongens vochten dan om op de bakkerstrompet te mogen blazen.SPOORENBERG noteerde hierbij: „De benaming zou volgens sommigebeoordelaars komen van het Engelse „warm away": uit de oven „warmweg". Het gebruik van het eten van „warme waaien" met Vastenavondbestaat te Helmond in sommige kringen nog, zonder dat men zich bewustis hiermee de oude traditie in ere te houden, in Vlaanderen en Brabanteertijds bekend als „heet(e) brood tuiten, blazen of trompen". Bekend is,hoe eertijds de bakkers in de ochtend door het blazen op een trompet of opeen hoorn aankondigden het gereed-zijn van bijzondere broodgerechten,die men liefst zo vers mogelijk nuttigde. Dat geschiedde vooral in deperiode tussen Kerstmis en Driekoningen, de gekerstende Germaanse Joel-tijd, maar ook op Allerzielendag bij het bakken van het zogenaamde „zie-lenbrood", en op Verloren Maandag of Mannekensdag, zoals VastenavondMaandag heette. Reeds in de zestiende eeuw wordt in de Rederijkers-rijmen daarvan gewag gemaakt. Ten onzent handhaafde zich tot in detweede helft van de negentiende eeuw in Limburg, speciaal te Roermond,het gebruik, dat de bakkers door luid op een lampeglas te blazen in denajaars-ochtend aankondigden, dat zij voor het eerst bij kunstlicht, was- ofkaarslicht, gewerkt hadden en hun daarnaar genoemde „spint-weggen",gladde, langwerpige broodjes, konden leveren.

Of in het Helmondse „waj" een dialectische verhaspeling schuilt van„weggen", durf ik niet beslissen. Kan de naam van een Brabants vasten-avondbrood van een andere plaats misschien opheldering brengen?

Dr. H. KNIPPENBERG.

DE OUDERS VAN Mr. GODSCHALK ROOSMONT.

Pas na het verschijnen van 'het Eindhoven-boek heb ik in samenwerkingmet B. van Schijndel gevonden, dat Mr. Godschalk Roosmont een zoon isvan GIJSBERT DANIELSZOON ROESMONT en Jonkvrouw MAR-GRIET MICHlELSdochter VAN EYNDOVEN. In een akte vanscheiding van 12-9-1499, waarbij cijnsen en pachten verdeeld worden, tevergelden uit verschillende plaatsen in de Meierij van Den Bosch en inUden en Gemert, treden als delers op: Daniel, Mr. Michiel, Elisabeth en,als onmondig, Godschalk en Jan als kinderen van bovengenoemde ouders.(Register van Deijlingen en Contracten Den Bosch, R. 1841, fol. 234-237).

Godschalk erft een erfcijns van 14 gouden Overlandse Rijnsgsuldens, tevergelden op St. Jan Baptist, uit een hoeve op Coll in Nuenen, welke cijns

84

Page 90: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Arnold Berwout tegen Jan Rutgers van Erpe (die gehuwd was met Ërm-gard Frederick Michelinck) bij koop verkregen had. En Godschalk moetaan zijn broer Michiel elk jaar 2 gulden 18 stuivers betalen.

In de acte staan verder vermeld cijnsen in Stratum onder Woensel, inGemert, Zomeren, Asten, Den Bosch, Deuteren (die Oetheren) onderVucht. Olland onder St. Oedenrode, Empel, Oorschot, en rogpachten inUden, St. Oedenrode, Oorschot, Heesch bij Oss. Uit de akte blijkt verderdat een Jonkvrouw Heilwich Roesmonts in 1499 weduwe was van RudolfCupers, in leven schout in Uden. Bij bovenvermelde deling leeft de moeder,Jonkvrouwe Margriet, nog.

F. W. SMULDERS.

TONGEREN BIJ OSS!

In het Godshuizen-Archief in Den Bosch bevinden zich twee oorkondenvan 1358 en 1394, waarin te lezen staat: „Os supra locum dictum scadewijcin loco dicto tongheren". (Voorlopig nummer 494 der oorkonden van hetGroot-Ziekengasthuis). Dit Tongeren moet gelegen hebben aan genen kant(d.i. ten Oosten van Oss uit gerekend) van Osser-Schaik, dus tussen Ossen Berghem.

Driemaal staat op fol. 179 van het Bosch Protoko) (R. 1178) in 't jaar1391 te lezen:

in parochia de Os in loco dicto Tongeren.In de studie van J. VANNÉRUS, Le nom de Tongres et ses congénères,

in Miscell. Phil. Hist. et Arch. in hon. H. v. d. Weerd, L'Ant. Class. TXVII, Bruxelles 1948, p. 559-570) komt deze plaatsnaam niet voor.

F. SMULDERS.

HET ZEEKLEIGEBIED IN HET NOORD-WESTENVAN NOORD-BRABANT.

In een artikel in het Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr. Gen.*) behan-delt U. TUINSTRA het zeekleigebied in het Noordwesten van onze pro-vincie in historisoh-geografischen, geologischen en bodemkundigen zin.In dit overzicht deelt de schrijver belangwekkende nieuwe inzichten be-treffende den geologischen ondergrond van dit gebied mede. Zo bleek hetrelief van het Diluvium onder het Holoceen geaccidenteerder te zijn danmen aanvankelijk had vermoed. Ook ten aanzien van de situatie der venenten opzichte van den ondergrond worden nieuwe opvattingen besproken.Op grond van de plaats van het heide-podsolprofiel in den ondergrond envan pollen-analytische onderzoekingen komt schrijver tot een datering vande veenvorming en de afzetting van de „oude blauwe zeeklei". Uitvoerigworden ook de historische veranderingen in het landschapsbeeld besproken,waarbij die, welke werden veroorzaakt door de St. Elisabethsvloed eengrote plaats innemen. Aan de hand van luchtfoto's wordt o.m. een oudeloop van de Mark behandeld. K.

Tweede reeks, Deel LXVTJ, No. 6, 1950, p.p. 673—683 met 6 Fig. en 3 luchtfoto's.

85

Page 91: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

BOEKENDE-FOOI - AARDAPPEL-FOOI.

Ik was toevallig op een avond in September in de gelegenheid om inEtten mee te maken het feest van de z.g. Aardappel f ooi. De aardappelenwaren uit en het jonge volk vierde dit feit met, zoals zij dat noemden,„de aardappelenfooi". De fooi bestond hierin, dat de kinderen van deboer en allen, die aan het aardappelen rooien hadden meegewerkt, metdaarbij al het jonge „volk" uit de buurt, op een avond in diezelfde week,een gezelligen avond hadden bij de boer „op den heerd" en „op den deel'.Hier werd dan getracteerd op oliebollen en was er gelegenheid tot eendansje op de tonen van een mondharmonica.

De boer vertelde mij, dat men vroeger zulk een feest gaf vanwege hetbinnen halen van het laatste boekweitzaad. Hij had dit zelf tientallenkeren meegemaakt bij zijn ouders thuis en bij alle boeren in de omgeving.Hij vertelde mij, dat de laatste kar met boekweit met grote plechtigheidvan de akker werd gehaald om op de werf gedorst te worden. Zo'n laat-ste vracht bestond dan uit slechts een tiental „zesjes", want de wagenmoest volgeladen worden met kinderen, die met berketakken de karversierden. Deze kinderen schreeuwden dan om het hardst het volgendevers:

Hooi, fooiBoekende strooiHaveren kafDe boekend is af.

Wanneer dan de laatste boekweit gedorst werd, kwam de oudste dochterdes huizes met een grote kruik jenever, gemengd met stroop. En wanneerhet dorsen beëindigd was, kregen allen aardappelen met stokvis en rijste-brij met bruine suiker. Dit dorsen geschiedde vroeger in de na-nacht envroege morgen bij helder maanlicht, zodat men buiten voldoende licht had,Vandaar natuurlijk de naam van „boekweitmaan".

Aangezien men reeds sinds jaren geen boekweit meer verbouwt enmen toch een gezellige avond wil, omdat er een eind is gekomen aan hetvele zware werk op het land, zocht men naar een andere gelegenheid om„iets te doen". En men heeft dan in het beëindigen van het rooien deraardappelen een aanleiding gevonden om een gezellige avond te organi-seren.

Naast het algemene oogst-feest een mooi gebruik. Doch waarom dan ookniet de laatste aardappelen „plechtig" van het land gehaald? Anders zouhet wel mogelijk zijn, dat men in de toekomst nog feest, doch dan niet eensmeer weet, waarom men feestEtten. A. J. VAN ESCH.

HET DERDE RIJENGRAFVELD IN NOORD-BRABANT ONTDEKT.

Na de opgravingen op Broekeneind onder Hoogeloon en gelijksoortige teAlphen (N. Br.) is tussen Hoogeloon en Gasteren nu een derde rijengrafveldontdekt door Gerrit Beex op de „Vossenbussel." Op 21 en 22 November werd daareen proefsleuf gegraven, waarbij de aanwezigheid van een rijengrafveld als zekerkon worden aangetoond.

In de anderhalve meter brede proefsleuf werden op een lengte van 30 m. reedsvijf graven gedeeltelijk zichtbaar.

Een deskundig onderzoek door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem-onderzoek zal later worden ingesteld.

86

Page 92: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

W E T E N S W A A R D I G H E D E NHEI „SCHEPLOON' VAN DE MOLENAARS

Met betrekking tot het „scheploon" van de molenaars trof ik in het schepen-archief van Waalwijk (Register van Allerly Actens, van 28 Mey 1763 tot 21 Nov:1768) de volgende lezenswaardige akte aan:

„Compareerde voor ons Frederik Vliedthoorn, drossaart, Johan Werther enDirk Dekkers, Scheepenen der Stede ende Vrijheydt van Waalwijk, Jan Hoef-naegel oud omtrent twee en sestigh jaare, woonende alhier tot Waalwijk, dewelketer Requisitie van den Heere der Heerlijkheyd Asten en Ommel, heeft verklaart,waar ende waaragtig te weesen, dat hij comparant tot Asten is gebooren, en dat hijvan sijn Jeugt af aan op den Koorn Windmolen aldaar heeft verkeert en gemaelendat hij daarin ook van Jongs op door sijne oomen en vervolgens door sijn stief-vader Cornelis Manders is onderweesen, sijnde denselve Cornelis Manders aldaarin de twintigh Jaaren Molennaar van den Koorn Wintmolen geweest, hebbendehij comparant denzelve Moolen lange Jaare voor sijn voorn. Stiefvader bedient enwaargenoome en wel tot omtrent den Jaare 1762 en nae welke tijd hij comparantnog verschijde malen op den voors. Moolen is geweest, zijnde aen hem zeer welkennelijk dat daar op geene veranderinge of andere manier van doen, is ge-koomen of gedaan word, als voorheen geweest is, en dat op den selven Moolenmet de oude en gewoonelijke molster schotel, of pan, voor maelloon word ge-schept, uyt yder vat eens, en daar in of daar meede niet anders word gedaan, alsdat hij comparant van sijn voorn. Stiefvader en ook van zijne Oome, Thomas enfrans Hoefnagel, die voor sijn voorn. Stiefvader aldaar op den Moolen gemaelehebbe, ook zoo geleert heeft, en daar van heeft hoore zegge, dat hetzelve vanalle oude tijde zoo gedaen en gepractiseert is geworde, hebbende hij comparantook wel hoore zeggen dat zijn voorouders en derselver familien, wel hondert envijftigh Jaare denselve Mooie hebben bedient en in pagtinge gehadt hebbe en datlüj hoefnagel, te Waalwijk en op andere Moolens in de Meyerije van s'bosch heeftgemaelen en op alle dezelve heeft bevonden een platte schep-pan, of schotel,waar meede het molster wierde geschept, en dat het selve doorgaans opbrengthet sestiende part uyt yder vat, het geene ter Moolen gemaele wordt.

Eyndigende hy comparant hier meede sijne voors. opregte verklaaringe gee-vende voor Reedenen van Welweetentheyd, allent geene voorz. alsoo te syngeschiedt, ende mitsdien het zelve te meermale te hebben ondervonden, endeheeft bij hetzelve zijn gedeponeerde gepersisteert en deese met solemneeleeede becragtigt, alzoo waarlijk, mogt hem Godt Almagtig helpen.

Aldus gedaan ende gepasseert, binnen Waalwijk voorn. t. op huyden den tweeen twintigste Augusty XVII vijf en sestigh.

Jan hoefnagels F. VliedthoornDrossaart

J. Werther D. DekkersMij present,

J. Heermans Anthonisz. S.is

Waalwijk, 7 April '50. G. F. COUWENBERGH

87

Page 93: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

SCHAARRECHT.

Pastoor A. M. Frenken heeft in zijn belangrijke studie „Memoriaal der dorpenen parochies Gerwen, Nuenen en Nederwetten" (1948, blz. 91 en 92), sprekendover de gemeenschappelijke weiden, zo belangrijk voor een dorp, ook gewaggemaakt van het zogenaamde „Schaarrecht", het recht der ingezetenen van eendorp om, onder zekere voorwaarden, bepaald in de „Banraam" of het politie-reglement, van half Maart tot October hun vee op die weiden te laten grazen.

Hij schrijft: „Een der voorwaarden was, dat het vee, hetwelk men er wildeinscharen (te weide drijven) aangegeven en van een brandmerk voorzien werd."

De verklaring van het woord „schaarrecht", hier gegeven, behoeft enige recti-ficatie. Het woord „scara" betekent: een stuk grond van onbepaalde grootte, zogroot als in een gemeenschappelijke weide gerekend werd nodig te zijn voorhet voedsel van één volwassen dier, dus iemands aandeel in dat gemeente-bezit.In oude stukken wordt dan ook gesproken van zoveel of zoveel „scaras". Ziehierover: B. Slicher van Bath in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letter-kunde, deel 65 (1948), blz. 134.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.

KLEINE AANTEKENINGEN OVER DE KRUISHEREN.

HoogeloonOp 13 October hielden de Kruisheren van Maaseik een jaargetijde voor het

Hoogwaardig Heer, Gerard van Loen (= Hoogeloon), abt van Averbode, der Ordevan Premonstreit, en voor al de reguliere kanunniken der abdij, voor welkjaargetijde het Kruisherenklooster 20 Rijnse gulden ontving.

Hasselt, Staatsarchief no. 222 (747 A) f. 173v.Gerard van der Scaeft was geboortig van Hoogeloon. Hij werd tot prelaat van

Averbode op 16 Augustus 1501 verkoren en overleed te Leuven op 20 Juli 1532 op73 jarige leeftijd. L. Schutjes noemt hem niet in zijn Geschiedenis van het Bis-dam 's-Hertogenbosch bij de voorname inboorlingen van Hoogeloon. Hij heeftde rechten zijner abdij krachtig tegen keizer Karel V verdedigd.

's-Hertogenbosch—ErpIn de Kruisherenkerk te Maaseik hield men op 2 Mei een jaargetijde voor

Henricus Hoerckens, burger van 's Hertogenbosch, en zijn echtgenote Elizabeth,voor hun ouders, kinderen en al hun vrienden, waarvoor de Kruisheren 100Brabantse gulden ontvingen, die als hypotheek op de molen van CornelisHoerckens te Erp waren uitgezet.

Jaartal ontbreekt. Zeker vóór 1688.Hasselt, Staatsarchief no. 222 (747 A) f. 156v.

MaarheezeOp 3 September hielden de Maaseiker Kruisheren een gedachtenis voor Heer

Jan van Eyck, pastoor (investitus) der parochiekerk te Maarheeze, die tijdenszijn leven en na zijn dood vele schone boeken voor de kloosterbibliotheek hadgeschonken.

Hasselt, Staatsarchief no. 222 (747 A) f. 179.Deze pastoor, Jan van Eyck, komt bij L. Schutjes, Geschiedenis van het Bis-

dom 's-Hertogenbosch onder Maarheeze (V blz. 4) onder de naam Van Eyck nietvoor.

L. HEERE O.S.C.

88

Page 94: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

HET „WIESFEEST".„In de omstreken van Geldrop heerscht een eeuwenoud gebruik, krachtens

hetwelk een jong gehuwde vrouw verpligt is, om de vrouwen der buurt, waarinzij hare woonplaats vestigt, op koffij met bestellen te onthalen. Dit feest heet hetwiesfeest. Eene serenade met ketelmuziek en het bestrijken der woning met eenespecie, die ik om de lucht, welke zij afgeeft, liefst niet bij naam zal noemen, isde onverbiddelijke straf, welke op de overtreding van die gewoonte is gesteld.De oudheid van het devies: niet teeren, dan smeeren! maakt het in de oogen derbuurvrouw te eerbiedwaardig om er ooit van af te wijken."

Prov. Drentsche en Asser Crt. 19-7-1865.(Mededeling van Dr. J. NAARDING te Assen).

GEBRUIKEN BIJ ONDERTROUW.I.

In Wintelre was zulks voor ± 25 jaren in gebruik zoals staat in Brab. HeemJg. II, p. 40. Men sprak daar ook van losschieten. Tractatie noemde men: zijnkwansel geven. Men tekende aan Vrijdags vóór den eersten roep. Bij weigeringvan tractatie plaatste men een offerblok op de Kerkweg. Zou kwansel niet komenvan het kwanselen van het vaatje bier dat men moest geven? Zou het losschietenniet doelen op de a.s. voortplantingsdaad?Meerveldhoven. M. v. d. VEN, deken.

II.Het losschieten bij het aantekenen noemde men in Kaatsheuvel „rent". De man-

nen en jongens uit de „buurt" komen bij de bruid „op de borrel". Is het getalte groot, dan wordt een herberg aangewezen (± 25 jaar geleden was dat nog hetgebruik, zeker bij de gegoede stand). Donderdags werd er aangetekend. Ikherinner me nog, dat ± 35 jaar geleden iemand in mijn buurt geen „rent" wildegeven. Op de trouwdag werd 's morgens vanaf de woning van de bruid tothalverwege naar de kerk kaf (van haver) gestrooid, terwijl 'n ander vanaf hetkaf zand strooide. Aan een boom in de buurt werd een klomp, waaraan koe-mest, want de bruidegom was een boer, gespijkerd met het onderschrift:

Hier offert men voor de arme man,die geen rent meer geven kan.Die de klomp pastTrekke hem aan.

Kaatsheuvel CHR. ROBBEN.

B O E K B E S P R E K I N G E NDr. H. Knippenberg, Memoriaal. Uitg. „Helmond."

Het belangrijkste „herinneringsbeeld" uit dit sympathieke boekje is voor deBrabanders zeker het eerste, dat een stukje uit de geschiedenis van onze eman-cipatie schetst in de figuur van Dr H. Moller. Ook de schr. heeft zijn deel gehadin de bevordering daarvan en daarom spreekt de auteur steeds vanuit zichzelfin zijn verhouding tot deze en de vele andere persoonlijkheden, die hij op zijnlevensweg ontmoet heeft. Hoewel daarbij de encyclopedische gegevens soms naarmijn mening al te overvloedig zijn, treft toch de warme toon en hartelijkemenselijkheid, waarmede de oud-directeur der R.K. H.B.S. te Helmond al dezevrienden herdenkt Het Memoriaal getuigt ook met welk een veelzijdige belang-stelling en onverdroten werklust hij aan het culturele leven heeft deelgenomen.Ook daardoor siert het de auteur.

89

Page 95: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

K. ter Laan, Nederlandse Spreekwoorden, Spreuken en Zegsw^zen. v. Goor Zonen'sZonen's Uitgeverij, Den Haag, 1950. (ƒ 3.90)

Bij de bespreking van dit voortreffelijke werk van K. ter Laan zou de reeen-cent kunnen beginnen met het zich verweren tegen een dubbele aanval in hetVoorbericht, waarin de schr. hem aanvalt over het begrip „gewestelijk spreek-woord" en het gevelde doodvonnis ten aanzien van de vitaliteit van het spreek-woord in het algemeen. Maar een polemiek daarover is hier niet op haar plaats.Beide punten toch behoren tot de problemen van een Brabants spreekwoorden-boek, waar zij wellicht eens ter sprake kunnen komen.

Voor hen, die zich willen oriënteren omtrent de spreekwoordenliteratuur vanbuiten- en vooral binnenland, of iets naders omtrent de historie van een uit-drukking wensen te weten, biedt dit boek een overvloed van materiaal. Men kannatuurlijk de opmerking maken, dat het werk teveel biedt, in zoverre het degrenzen der staande uitdrukkingen royaal overschrijdt en te weinig, omdat menwel eens tevergeefs er een gezegde in zal opzoeken. Maar ik geloof, dat in eenboek als dit, bestemd voor een breder publiek, het teveel niet schaadt. De ge-middelde lezer zal zich voor het theoretische probleem, waar de grenzen liggen,weinig interesseren. Hij wenst de oplossing van de vraag: Waar komt dit of datgezegde vandaan of wat betekent het? En dan kan hij in dit boek terecht. Hierheeft hij een handige compilatie van wat de serieuze dilettant en de man vanwetenschap gemeend hebben. Men blijve echter critisch bij deze uitspraken.De uitleg in dit werk gegeven is niet altijd de enig mogelijke en daarop had deschrijver hier en daar zeker moeten wijzen, ten nutte van het critisch inzichtvan zijn lezers. Zo is b.v. een boom opzetten niet noodzakelijk aan het kaartspelontleend. Ook wevers zetten een boom op. Bij „avondrood mooi weer aan boot(boord)" wordt wel de Bijbel geciteerd als bron, maar dat verklaart „de boot" of„boord" niet, waar, bij ontlening aan het Duits, volksetymologie in het spel moetzijn. Alle Wellerismen, de spreekwoorden als citaat van een persoon gegevenmet „zei", vindt men onder de lang niet algemene Vlaamse naam: zeispreuken,onder welk trefwoord een lezer een dergelijk spreekwoord niet zal opzoeken. Maardit zijn kleinigheden. K. ter Laan heeft met dit werk onmiskenbaar een grotedienst bewezen aan allen, die enige belangstelling tonen voor hun moedertaalen dialect. En sinds de grote delen van Stoett zijn uitverkocht, voorziet hetwerkelijk in een behoefte. Men plaatse het naast het niet minder verdienstelijkeFolkloristische Woordenboek in zijn boekenkast ter geregelde raadpleging!

H. MANDOS.

Dr. J. L. M. de Lepper, De Voorgeschiedenis van het Seminarie IJpelaar,W. Bergmans, Tilburg 1950.

Ter gelegenheid van de heropening van IJpelaar, het klein Seminarie van hetbisdom Breda, verscheen bovengenoemd werk van de hand van Dr J. de Lepper,oud-leraar aan dit Seminarie.

Onder deze enigszins misleidende titel — de geschiedenis van het uit de Middel-eeuwen daterende landgoed IJpelaar en deszelfs bewoners tot 1878, wordt be-schreven door drs. J. v. Waesberghe pr. in het gedenkboek „IJpelaar, oud en nieuw"— verschaft de schrijver ons een bondig en buitengewoon goed overzicht van dehumaniora-opleiding voor priester-studenten in het bisdom Antwerpen en hetvicariaat, later Bisdom van, Breda. Hij neemt ons mee naar de lessen, zet les-methoden, levenswijze en discipline aan de latijnse scholen in de Kempen en teOosterhout uiteen en brengt ons naar het internaat-college te Oudenbosch. Wemaken op aangename wijze kennis met leraren en leerlingen, maar bovenal

90

Page 96: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

proeven we het gehele boek door, de voortdurende liefde en vaak drukkendezorgen van de Kerkelijke Overheid.

De schrijver heeft veel opzoekingen moeten doen; de archivalia waren schaars;het terrein was onontgonnen. Desondanks is het werk vlot en met liefde geschrevenwant waar zijn hart als priester-leraar vol van was, daar vloeide zijn pen van over.

Ieder die het boek na aandachtige lezing heeft dichtgeslagen, behoudt een ge-voel van waardering én voor de priesteropleiding in vroegere moeilijke dagenén voor de wijze waarop de schrijver het verhaalde. C. K.

Oude volksvertellingen van Duinkerken tot de Dollard, verzameld door JacquesR. W. Sinninghe, Uitgeverij Oistervvyk (ƒ 4.90).

Wie zou beter in staat zijn sagen en legenden te verzamelen, ze volgens soorten geaardheid te klasseren, ze op hun waarde te toetsen en ze vervolgens tepubliceren dan de bekende volkskundige J. R. W. Sinninghe.

Wij kenden van hem al de sagenboeken van verschillende Nederlandse ge-westen: een Noord-Brabants, een Limburgs, een Gelders, een Overijsels, eenUtrechts en een Zeeuws Sagenboek; de nu verzamelde volksvertellingen hebbenbetrekking, zoals de titel aanduidt, op het gehele Nederlandse taalgebied.

Men moet bewondering hebben voor dé overzichtelijke wijze waarop de schrijverhet overvloedige materiaal heeft ingedeeld. Men kan hier spreken van een„functionele" klassering. Het boek is in vijf hoofdgroepen verdeeld: Daemonen dervier elementen, de wereld der magie, duivelsagen, legenden en historische sagen.Waar zouden we b.v. de vertellingen over spoken, over heksen, over weerwolven— om sterk op de verbeelding werkende fantasieën te noemen — zo zorgvuldigbij elkaar vinden weergegeven als in dit boek?

Het zal er van afhangen door wie en met welke intentie dit boek wordt terhand genomen, of men er lering uit wil trekken en er kostelijke gegevens uitzal putten van oudheidkundige, volkskundige of letterkundige aard, dan welof men gegrepen wordt, zoals onze voorvaderen aan het open haardvuur, door debizarre, soms macabere volksverbeeldingen die in dit boek opnieuw rondwaren.

Het boek opent met een korte, doch interessante inleiding, waarin de schrijverde nog jonge geschiedenis van het optekenen en verzamelen der Nederlandsevolkvertellingen behandelt.

Eerst in de eerste helft der vorige eeuw is men in wetenschappelijke kringenaan de overgeleverde volksvertellingen waarde gaan hechten. In oudheidkundigeen litteraire tijdschriften en in almanakken verschijnen dan nog aarzelend deeerste proeven.

De eerste werkelijke verzameling van sagen en sprookjes werd niet door eenNoord-Nederlander of door een Vlaming aangelegd, maar door de KeulenaarJohan Wilhelm Wolf, die gedurende zijn verblijf in Vlaanderen het eerste folk-loristische tijdschrift in de Nederlanden stichtte met de naam Wodana. Dit was in1843. In datzelfde jaar publiceerde Wolf zijn Niederlandische Sagen en enige jarenlater zijn Deutsche Marchen und Sagen. In beide boeken is een schat van oudeNederlandse vertellingen verzameld; het boek van Sinninghe is grotendeels op hetwerk van Wolf gebaseerd.

Sinninghe heeft zich in zijn werk beperkt tot de volksvertellingen, die werdenopgetekend in de eerste helft der vorige eeuw, nochtans werd dit een kloekboekwerk, waarin wel tussen 400 en 500 vertellingen werden gebundeld.

Het boek werd in royaal formaat en tegen lage prijs uitgegeven. Het werd doorW. F. Dupont verlucht met knappe tekeningen, waarin over het algemeen desfeer van sage of legende opmerkelijk goed is getroffen. P.D.

91

Page 97: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

kapittelstokjesPASTOOR VAN OORSCHOTS

GRAFSTEEN.Blijkens onderstaande mededeling

van de deken van Meerveldhoven isde voorstelling van zaken in het arti-kel van M. v. d. Berg, Over de Blaart-hemse kastelen, pag. 119, niet geheeljuist: „De burgemeester Mr. F. v. Lan-schot sprak bij mijn benoeming mijdaarover aan en zeide dat ik ervoorzorgen moest, dat die steen bewaardbleef. Want als hij daar bleef liggenachter de boerderij, zou hij spoedigvernield zijn. Die steen was mij onbe-kend. Toen ik eenigen tijd hier was,ben ik hem gaan bekijken. Omdat onsMariabeeldje in den protestantschentijd verborgen is geweest op 't Kasteelte Blaarthem (anderen zeggen op 'tslot te Zeelst) vond ik 't wel interes-sant, om die steen aan te brengen inonze Maria-kapel als herinnering aan't Kasteel te Blaarthem. De heer Cop-pelmans heeft hem geschonken aan on-ze kerk Er is dus helemaal geenopdracht, om te zorgen, dat de steeneigendom van Meerveldhoven werd.Als de geïncrimineerde schuldvraagmij betreft, dan noem ik 't toch eenfelix culpa. Wees maar blij, dat hijtenminste nog aan de rand van Eind-hoven ligt. Want de steen was doorJhr. Sasse van IJsselt gekocht voor 'tProv. Museum te 's-Bosch. Doch danmoest Coppelmans zelf zorgen voor hetvervoer. En dat durfde hij niet aan..Me dunkt echter, dat we hier uw (?= Eindhoven's) eigendom toch weleen waardige plaats hebben gegeven.Of 't historisch verantwoord is, sapien-tiores dijudicent".

M. v. d. VEN.

CULTURELE SAMENWERKING INDE BENELUX.

De heer F. Smulders vroeg in Junivan dit jaar enkele cijnsboeken van1380 in Brussel aan. In October ont-ving hij een verzoek om het geleendeterug te zenden, — tot zijn grote ver-wondering, want de Brusselse archief-stukken hadden hem in het Rijksar-chief in Den Bosch nog niet bereikt.Zij sluimerden toen nog steeds op hetNederlandse gezantschap te Brussel.

Maar nu heeft hij ze. „Langs diplo-matieke weg"!

DE „ROOTTEHOORN" VANHINTHAM.

Ik moet nog even terugkomen opmijn artikel over het wapen van Eind-hoven en wel op den „Roottehoorn"van Hintham. Ik was laatst ten raad-huize van Geffen, waar ik een derge-lijke hoorn zag hangen. Men verteldemij, dat te Geffen en te Heesch hetdorp in „rotten" verdeeld was, te ver-gelijken met wijken en dat deze hoorner mede in verband stond. Mijn ver-klaring als zou hij van rode kleur zijn,is dus onjuist. Hoewel root middelned.spelling van rood is. Bedoelde rottenzullen wel zo heten, omdat zij man-schappen moeten leveren voor de rot-ten, dat is benden rustbewaarders intijd van onrust. Roottehoorn zal duswel de hoorn zijn, die diende bij bij-eenroepen der leden der wijk, blazenvan den rechtsban ter plaatse etc.

Mr. J. P. W. A. SMIT.

,,'N AORIG MISVERSTAND".Ons tijdschrift heeft reeds naam in

het land. Van een uitgeverij uit Am-sterdam ontving de redactie een briefgeadresseerd: Nieuwsblad BrabantsHeem, Redactie Rechtszaken.

Page 98: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

K R O N I E KOPGRAVINGEN IN NOORD-BRABANT.

H a p e r t . Vier grafheuvels werden hier onderzocht. Tumulus I: secundaireheuvel uit plaggen met dubbele palenkrans; over de primaire heuvel kan nogweinig gezegd worden; Tumulus II, door een met grijs zand gevulde greppel om-geven; III: een overploegde heuvel met kringgreppel, het centrale gedeelteomgevend. Dit deel met grijze zandlaag afgedekt, wrsch. een primaire heuvel.Paalkrans en de verploegde bovengrond vormen dan een tweede periode uit debronstijd; IV: brandstapelheuvel van grijze plaggen. N.N.W. van het centrumeen brandstapel met daaronder een urn met crematie. Onder deze urn een kuiltjemet verbrande beenderen van een kind.

R i e t h o v e n . Het onderzoek door dr. H. Brunsting van een vijftal graf-heuvels, alle opgebouwd uit plaggen, werd beëindigd. Tumulus I: grafheuvelomgeven met één krans van ver uiteenstaande palen; II en IV: tweeperiodenheu-vels, omgeven met dubbele krans van paalgaten (Ie periode) en een kringgreppel(2e periode); in IV skeletgraf; III: drieperiodenheuvel, omgeven met dubbelekrans van paalgaten (Ie per.), idem (2e per.), kringgreppel (3e per.). In centrumskeletgraf. V: grafheuvel .omgeven met een l]/2 m. brede ringsloot. Recente in-graving vernielde het hoofdgraf. VII: heuvel van schoon, leemachtig zand op nietgepodsoleerd oud oppervlak, kenbaar aan een geelgrijze laag. Drie perioden:1. heuvel met ringsloot (diam. ruim 9 m.); in het centrum rond graf (diam.0.70 m.), blijkbaar in bijenkorf-vorm. Boven bijenkorf een crematie; ongeveerop het oud oppervlak een houtskoollaag (O. zijde van het graf), waarin crematieen brons. Het is niet duidelijk ,of houtskool, crematie en brons primair is;2. heuvel met ringsloot, bijna geheel op de plaats van de eerste ringsloot, metlichte ophoging op niet gepodsoleerd oppervlak. 3. idem (diam. 16.60 m.). Als4e periode een kringgrep, die de laatste ringsloot snijdt, met crematie in hetcentrum (buiten de heuvel). Verder crematies boven in de heuvel zelf. Bijenkorf-graven behoren in het algemeen tot de bekercultuur.

H o o g e l o o n . Dr. H. Brunsting onderzocht de grote tumulus „de Zwarten-berg". Aan de rand van de heuvel kwam nog een kleine tweeperiodenheuvel tevoorschijn. (Verdere gegevens ontbreken).

De gemeenteraad van Hoogeloon besloot 25 Aug. tot aankoop van de graf-heuvel. Na de restauratie door de R.O.B, werd dit in zijn soort grootste monu-ment, 15 Nov. in een officiële bijeenkomst in café Willems door dr. P. Glazema„afgeleverd" aan burgem. Goossens. Vele belangstellenden waren aanwezig, alsbuitenlandse gasten de archaeologen dr. F. Fremersdorf uit Keulen, dr. Breueruit Genève; verder het bestuur van Brabants Heem en vele afgevaardigden uit dekringen Acht-Zaligheden, Kempenland, Alphen, Baarle-Nassau, Langstraat en Hel-mond. Pastoor Binck opende de vergadering, waarna dr. P. Glazema, burgem. Goos-sens en de directeur van het Prov. Gen. uit Den Bosch, waaraan de zorg voor degrafheuvel werd opgedragen, het woord voerden. Dr. Brunsting hield een praatje bijeen plaatje. Daarna werd een bezoek gebracht aan de imposante heuvel.

B a a r l e - N a s s a u . Op de plaats der voormalige St. Salvatorskapel, onderNij hoven, werd een onderzoek ingesteld. Aan het licht kwamen fundamenten vanschip en kruisarmen. De kapel bestond oorspronkelijk uit een schip met vijftraveeën en een versmald koor. Tegen de laatste travee werd later 'aan de Z. kanteen portaal gebouwd. Daarna is de kerk uitgebreid met een Noorder- en eenZuiderkruisarm. In de vlakken komen sporen van oude vergravingen en paal-

93

Page 99: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

gaten voor. Losse vondsten: bouwfragmenten der Middeleeuwse Kerk, Pingsdor-fer en Romeinse scherven.

G i l z e. In het W. deel der beschadigde R.K. kerk H. Petrus Banden werd eenonderzoek verricht om na te gaan, of aan deze kerk een oud gebouw is vooraf-gegaan, maar sporen daarvan werden niet gevonden. Bij de toren werd in hetschip een klokkengieterij blootgelegd. De cirkelvormige kern hiervan was metleem gemetseld van in hoofdzaak segmentvormige bijgekapte, oranjerode bak-steen, 38 x 20 x 9J/J cm. Gedeelten van de lemen mantel van de gietvorm warennog aanwezig. De kern was gestookt met steenkool. Het verloop van de insteekvan de gietkuil toonde aan, dat de gieterij dateert van na het begin van de 16eeeuw.

R i j s b e r g e n . Onderzoek o.l.v. drs. J. Bogaers naar een vindplaats van in-heems „germaans" aardewerk op een hoge zandakker, de „Tiggelakker" (langs degrote weg van Breda naar Antwerpen bij Zundert). Verslag in Berichten R.O.B,nr. 19 p. 10.

AI deze onderzoekingen geschiedden op aanwijzing van Brabants Heem.S t. M i c h i e l s G e s t e l . Proefgraving o.l.v. drs. J. Bogaers op „Het Hof"

en de „Wilsche Hoef". Verslag in Berichten R.O.B. nr. 19, p. 7.R u i m e l. Proefsleuven op het terrein waar in 1679 een romeinse grafsteen

en altaar gevonden zouden zijn. Verslag id., p. 8.O s s . Onderzoek o.l.v. drs. H. Halbertsma, van de St. Willibrordusput. Verslag

id. p. 14.H e r p e n . Bij de Herpsebrug (gem. Ravenstein) werden schervan van urnen

en resten van crematies gevonden.L o o n op Z a n d . J. Renaud stelde een onderzoek in naar de bouwge-

schiedenis bij de restauratie van het zwaar beschadigde landhuis. Het hoofdgebouwbestond in de 14e eeuw uit een vrijwel vierkante toren van ± 13 m. zijde en eenmuurdikte van ruim 2 m.

H a l v e M ij 1. Drs. W. Glasbergen onderzocht vanwege het Biolog. ArchaeolInstituut te Groningen enkele grafheuvels.

(Uit: Berichten Rijksdienst Oudheidk. Bodemonderzoek).

UIT DE KRINGEN.De K r i n g „De A c h t Z a l i g h e d e n " vergaderde 29 Juni in hotel

Driessen te Eersel. P. Kwinten sprak over „De Bokkenrijders", oud-burgem. P.Panken over de gesch. van het dorp, H. Goossens over „Het Teutenwezen". Op 12Juli volgde een excursie naar de Zwartenberg, waarbij explicatie van dr. Bruns-ting. Mevr. Boon-v. Kol toonde na een inleiding haar bijzondere collectie uur-werken, 14 Nov. in café v. Gompel te Hapert.

D e K r i n g „ B o x t e l " zette zijn interessante winterprogramma in met eenlezing in de Ark door Fritsen jr. over „Klokken en Beiaarden" op de lle Oct., metfilm en gramofoonplaten. W. v. d. Broek sprak 24 Nov. over „Boxtel in het tijds-gebeuren tot aan de Franse Revolutie". In het voorjaar 1951 hoopt men het twee-de lustrum te vieren. Een zomertentoonstelling „Hei en Bij" wordt voorbereid.

De K r i n g „ J a n U t e n H o u t e", Etten, organiseerde van 12-21 Aug.met de brabantse kunstenaarsvereniging „Jeroen Bosch" een expositie van hetwerk der leden. Drs. A. v. d. Poel sprak een openingswoord.

De K r i n g „H e l v o i r t" zette de publicatie van zijn Vlugschriften voort,nr. 11 (Aug.), nr. 12 (Sept). Van de IV Jrg. verschenen reeds nr. l (Oct.) en nr. 2(Nov. '50). Meer en meer groeit deze reeks aan tot een belangrijke bijdrage der

94

Page 100: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

brab. heem- en oudheidkunde. De terugkeer van A. v. Oirschot jr. belooft her-nieuwde activiteit. De pogingen om te komen tot één grote kring met Vucht enOisterwijk werden met succes bekroond. Voortaan luidt de nieuwe naam „Dekleine Meierij".

De K r i n g „Hi lva renbeek" . In café Naaykens voerde 6 Nov. Dr. P. C. deBrouwer het woord over „Rond kerkelijk leven en kerk van Diessen vanafSt. Willibrord."

De K r i n g „ K e m p e n l a n d " organiseerde n.a.v. zijn eerste lustrum de2e Juli een excursie naar Turnhout en Kasterlee. Het Museum van Oudheidkunde„Taxandria" werd bezocht o.l.v. de archivaris R. Peeters, daarna de St. Pieters-kerk. Dr. J. v. Gorp gidste de deelnemers door het landschap rond Kasterlee;bezoek aan oude Kempische boerderij, de watermolen van Houtem (vóór 1248),waar koffietafel. Na afloop sprak Dr. J. v. Gorp over de geschiedenis van zijndorp. De eigenlijke lustrumviering had plaats 14 Oct. in Old Dutch, waarin aande autoriteiten het boek Oud Eindhoven werd aangeboden. Een serenade van„Apollo's Lust", vriendelijke toespraken van burgem. Mr. Kolfschoten, ir. A. Juten,P. Dorenbosch en P. v. d. Burgt verhoogden de feestelijke stemming. Op 7 Nov.werd n.a.v. het boek een praatavond over Oud Eindhoven gehouden; op 24 Nov.hield drs. J. Renders een lezing over „Oude Oost-brabantse bijnamen, spotnamenen scheldwoorden."

De K r i n g „ L a n g s t r a a t " hield 23 Juli een excursie naar het kasteel teLoon op Zand. Studieobject „Plantlore". Op 26 Aug. werd een buitenmiddag ge-organiseerd op het landgoed „Kraenven". Sprekers: p. J. Rijkers M.S.F., „Geolo-gisch Overzicht der Streek"; J. Toorians, „Het Gilde en zijn folklore in ons heem";C. Couwenberg, „Brabantse persoonsnamen en hun verklaringen"; F. v. Oostrum,„De plant in 't volksleven". Op 14 Oct. werd o.l.v. p. Rijkers een opgraving ver-richt van de fundamenten van een vroeg middeleeuws kerkje, 't eerste kerkje vanLoon wrsch. In hotel Verwiel te Waalwijk sprak pastoor W. Binck over het werkvan Brabants Heem en over zijn heemkundige Kring te Alphen, 16 Nov.

D e K r i n g „O s s" organiseerde voor deze winter een serie van vijf voor-drachten over „De Westerse mens en zijn beschaving vanaf de ijstijd tot aan deRomeinse tijd" door dr. F. Bursch. Ruim 70 belangstellenden nemen deel.

De K r i n g „P e e l l a n d". 26 Juni een zeer geslaagde Gilde-avond, bij deheroprichting van het St. Catharina-gilde. Dertien gilden brachten de vendelgroetaan de autoriteiten der stad. Daarna in De Beurs een spreekbeurt van J. v. d.Mortel over „De betekenis der Schuttersgilden". Mevr. Boon-v. Kol trad ook hierop met haar collectie op 26 Oct. Er werd een nieuw bestuur gekozen: Erevoorzit-ter J. Heeren, voorzitter P. v. d. Burgt, secr. J. Roijackers, Kapelpad B 13, Aarle-Rixtel, Th. v. Mierlo, penn., A. Niessen, N. v. Gameren.

In L ie r o p werd 16 Sept. een tentoonstelling „Oud Lierop" ingericht. NamensBrabants Heem woonden G. Beex en H. Mandos de opening bij.

H e e m k u n d i g W e r k k a m p te Eersel van 2—ö Aug. Ondanks deslechte weersomstandigheden was het succes van dit kamp buitengewoon groot,dank zij vooral de grote medewerking, van gemeentebestuur en inwoners onder-vonden. De tocht langs de oude Kempische torens o.l.v. Joan Willems, het bezoekaan de opgravingen, de excursie naar de abdij van Postel (leiding en lezing vanp. Boon O. Praem.), de bezichtiging van Eersel zelf o.Lv. H. Goossens, secret, dergemeente, de koffietafel op het Marktveld, door de gemeente aangeboden, envooral de avonden met het bont allerlei van toneel en muziek, uitstekend verzorgddoor P. Kwinten, werden door allen ten zeerste gewaardeerd. Het Centrale feest-comité (H. v. d. Zanden, F. v. Vroonhoven, J. Groos) had alle eer van zijn werk.

95

Page 101: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

B I B L I O G R A F I E(Verzorgd door de firma M. F. van Piere.)

Balou, J., La maison de Namur sur la scène de la grande histoire. 78 p. 8°, 111.Namur 1950 (ƒ5.85).

Behn, F., Kultur der Urzeit. T. L: Die vormetallischen Kuituren. 171 p. 12°, 111.Berlin 1950 (ƒ2.80).

Börsting & Schröer, Westfalia sacra. Quellen und Forschungen zur Kirchenge-schichte Westfalens. Liudger und sein Erbe, xxxii, 295, 354 p. 8° ill. Munster1950 (ƒ39.20).

Bosl, K., Die Reichsministerialitat der Salier und Staufer. Ein Beitrag zur Ge-schichte des hochmittelalterlichen deutschen Volkes, Staates und Reiches. T. I.vii, 355 p. 8°, Stuttgart 1950 (ƒ 30.55). (Schriften des Mon. Germ. Hist., Band X).

Brandt, C. D. J., Kruisvaarders naar Jerusalem. Geschiedenis van de eerste Kruis-tocht. 350 p 4°, ill. Utrecht 1950 (ƒ 12.50).

Bützler, T., Kleine illustrierte Geschichte der Stadt Köln. 145 p. 8°, ill. 8. Aufl.Köln 1950 (ƒ2.90).

Chadwick. H. M., The early cultures of N.W. Europe. 457 p. 4°, ill. London 1950(ƒ40.35).

Daniel, G. E., A hundred years of archeology. 343 p. 8°, ill. London 1950 (ƒ 13.45).— The prehistorie chamber tombs of England and Wales. 272 p. 40, ill. London 1950

(ƒ22.40).Edelman, C. H., Inleiding tot de bodemkunde van Nederland. 178 p. 8°, ill. gekl.

bodemkrt 75x110 cm. Amsterdam 1950 (ƒ14.50).Erdmann & Fickermann, Briefsammlungen der Zeit Heinrichs IV. 433 p. 4"

Weimar 1950 (ƒ48.05). (Mon. Germ. Hist. Brief e der Kaiserzeit, Band V).Fremersdorf, F., Die Denkmaler des römischen Köln. Band II: Urkunden zur

kölner Stadtgeschichte aus römischer Zeit. 15 p. 8°, 100 Taf. Köln 1950 (ƒ 5.60).Gessier, J., Oude Hasseltse familienamen. 46 p. 8°, 's-Gravenhage 1950 (ƒ 4.85).

(Anthroponymica).Goeyvaerts, E., Bijdragen tot de geschiedenis van Lint. III: De kerk van Onze

Lieve Vrouw. 256 p. 12°, Schoten 1949 (ƒ 12.75).Gorissen, F., Land am Niederrhein. Eine Heimatkunde für das Grenzland zwischen

Maas und Ruhr. viii, 266 p. 8°, krt., tab. Kleve 1949 (ƒ 10.75).Halphen, L., A travers l'histoire du Moyen Age. xii, 352 p. 8°, Paris 1950 (ƒ 11.05)Hildebrand, De Kapucijnen in de Nederlanden en het Prinsbisdom Luik. V: De

Vlaamse kloosters. 493 p. 8°, Antwerpen 1950 (ƒ 37.50).Ignotus, Schoon Brabantse Pastoors, 48 p., 8°, 's-Hertogenbosch 1950 (ƒ 1.10).Kühn, H., Auf den Spuren des Eiszeitmenschen. 215 p. 8°, ill. Wiesbaden 1950

(ƒ16.90).Lauer, Ph., Recueil des actes de Charles III Ie Simple, roi de France, 893—923.

204 p. 8°, Strasbourg 1950 (ƒ 13.40).Lenhart & Brück, Archiv für mittelrheinische Kirchengeschichte. I. xvi, 426 p.

8°, ill. Speyer a.R. 1949 (ƒ 16.35).

Bestelt deze boeken bij M. F. v. Piere, Boekhandel sinds 1848, aan de Kerk, Eindhoven

96

Page 102: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

INHOUD

Pag.J, Heeren, Het Scheploon of de molster 98J. A. Th. Dielis, Bidprentjes 100F. Smulders, Tilburgse ing-namen -101F. Smulders, Ing-hoven? 102Dr. H. Knippenberg, Strodekkersambacht 103Wetenswaardigheden (Dr. H. Knippenberg, Wiesfeest; A. Frenken, Fabrieks-

toestanden in de vorige eeuw; De koude winter van 1573) 103Kapittelstokjes (Zr. Hendricus, Een „Rothoorn" te Heeswijk; Ynde = Einde;

Prelaat Godfried Hermans in de sacristie?) 105Kroniek 106

Biblïographie 108Register op jaargang I en II 109

S T I C H T I N G : „ B R A B A N T S HEEM"(OPGERICHT 9 FEBRUARI 1947)

BESTUUR: Pastoor W. Binck, voorz.; G. Beex, secr.; Ir. A. Juten, pennlngm.;drs. H. Mandos; F. v. d. Burgt; F. Dorenbosch; drs. V. Timmer-mans; drs. B. Daniels.

SECRETARIAAT: G. Beex, A. 125, Hoogeloon.REDACTIE: Drs. H. Mandos, G. Beex, kap. C. Kramer. Brieven en stukken

voor de redactie gelieve men te zenden aan H. Mandos, Bech-testraat 63, Eindhoven.

ABONNEMENT: Opgave van abonnement b« ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergenop Zoom. Het abonnementsgeld bedraagt voor zes nummers ƒ 2.50per jaar; voor België 50 frs.Voor leden der aangesloten heemkundige kringen ƒ 1.—. Lossenummers ƒ 0.50.Indien de leden zich persoonlijk, buiten het bestuur van hunkring om, abonneren, dienen zij te vermelden van welke kringzij lid zijn. Het bestuur kan het gezamenlijk aantal abonnementenvoor zijn leden opgeven.

ADMINISTRATIE: Betaling van de contributies der kringen, der afzonderlijkeleden, abonnementen en advertenties dienen alle te geschiedenaan ir. A. Juten, Noordsingel l, Bergen op Zoom op zijn gironr.53931, ofbij de N.V. v. Mierlo-Bank te Bergen op Zoom op rekening..Brabants Heem".

MEDEDELINGDe Heemkundige studiedagen (IVe reeks) zullen gehouden worden op de Zon-

dagen 11 en 25 Februari in bet gebouw der B.K. Leergangen te Tilburg. Naderemededelingen volgen.

97

Page 103: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

HET SCHEPLOON OP DE HOLSTER

De verklaring van de molenaar uit Waalwijk, betreffende het „schep-loon" in de heerlijkheid Asten en Ommel in 1765 (B.H. II, blz. 87) kwam,begrijpelijker wijze, zo maar niet uit de lucht vallen en is ook niet zondergevolgen gebleven.

Dat weten wij vooral door enkele stukken uit het huisarchief van deHeer van Helmond.1)

Klachten over oneerlijkheden van de molenaars waren zo oud als dedwangmolens zelf. Het verzet tegen die dwangmolens, waar de boerenverplicht waren hun graan te laten malen, vond meestal zijn grond in demisdragingen en knevelarijen van de pachters van de molens, die van hunmonopolie soms ergerlijk misbruik maakten. De scheldnaam „korendief"droeg menige Meierijse molenaar niet onverdiend. De zegswijze: „'t Zal erstraks mouwen, zei de mulder en toen las hij het zevende gebod", spreektin deze genoeg.

Oneerlijkheid schijnt echter niet slechts de ondeugd te zijn geweest vande mulder uit onze streken — dit ter vergoelijking van hun gedrag! —ook elders moet zich die ondeugd vaak hebben gedemonstreerd. De punt-dichten van HUYGENS op deze stof betrekking hebbende, mogen wijgerust beschouwen als een trouwe afspiegeling van de gangbare meningenuit zijn tijd.

„Verstaen de Molenaers haer stuck (= vak)Soo is 't voorseker haer geluck,Naer ick dat stuk bereken,Dat sacken niet en spreken."

„Waerom en is in langenGeen Molenatr gehangen ?De reden is bekent:Al§ all' die stelen storven,'t Heel ambacht waer bedorven".

„Een Molenaer een dief te zijn?Mij dunct het Keef t geen redens schijn:Wat hoeft hij om veel Goeds te geven,Een mens die van den wind kan leven ?" 2)

Zelfs buiten onze landsgrenzen was de oneerlijke mulder een type, diezelfs als zodanig in de roman voorkwam. Aardig brengt A. DAUDEThem naar voren in diens Monsieur Ie Curé de Cucignan, waar deze zijnparochianen aangeeft in welke volgorde hij bij een bepaalde gelegenheidgaarne zou hebben, dat zij kwamen tiiechten. Maandag de ouderen, Dinsdag de gehuwde mannen etc. Zaterdag de Mulder, van wie hij zegt: „Unjour poür lui seul, ce n'est pas trop". (Een dag voor hem alleen is niette veel).

De meeste klachten over oneerlijkheden hielden verband met het maal-loon. In plaats van geld nam de molenaar voor het malen een gedeelte vanhet koren, dat hij dan op de een of andere manier aan de man bracht of

*) Inv. Huisarchief Helmond door J. HEEREN - Helmond 1926, nr. 440.2) HUYGENS' Korenbloemen. Uitg. 1672. Blz. 120 en 333.

98

Page 104: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

wel voor een deel zelf verbruikte als voer voor zijn varkens. Daar vandaan,dat de molenaar ook steeds graan verhandelde en varkens hield. Hetmaalloon of de molster bedroeg zoals de mulder van Waalwijk Jan Hoef-

-nagel verklaarde inderdaad van ouds 1/16 van de gemalen kwaliteit. Omdeze hoeveelheid te nemen gebruikte de mulder een platte schep.

Over de wijze, waarop dat gereedschap gehanteerd werd, werd nogaleens geklaagd. Deed hij dat op een kalme manier, dan viel het meestegraan er weer af en was het maalloon dus gering; schoot hij echter metde schep diep door het graan en bracht hij dit schielijk in de molenaarszakover, dan was zijn „loon" begrijpelijkerwijze veel groter.

In een rekest door de tienmannen van Deurne in 1739 gepresenteerdaan H. Hoogm. wordt precies omschreven, hoe het molsteren behoorde tegeschieden en hoe niet.

„De schotel moest, nadat men er mee in het koren geschept had, min ofmeer opgelicht worden en met hetgeen er aldus opbleef, zou de molenaarzich moeten vergenoegen, zonder onder pretext van scheppen het zo-genaamde hozen of enige practijken directelijk of indirectelijk in het werkte mogen stellen."

De hoge Heren in Den Haag gaven een resolutie betreffende de wijzevan scheppen, maar doordat dit slechts in vage termen geschiedde, blevende klachten aanhouden. Om aan de moeilijkheid een einde te maken, voorzover het hun molen betrof, zonden de regenten van Bakel in 1765 eenrekest aan de Edelen Heeren Raden van Staten der Vereenigde Neder-landen, waarin zij te kennen gaven, dat sinds de Staten zich bemoeiden methet maalloon, „intusschen de ingesetenen op vele plaatsen niet afgelatenhebben, op hun klagten wegens het scheppen in 't gemeen, en het soogenaemt hoozen, oft in de vlugt scheppen met de platte schepper inhet bijzonder, welke hun van een bovenmatig gedeelte hunner granenberoofde, te vernieuwen". Dit had tot gevolg, dat het scheppen met deplatte schep verboden werd en dat op sommige plaatsen werden ingevoerdronde, langwerpige, geijkte koperen maten, onder wijd, doch boven nietruimer dan twee duim in diameter of over het kruis. Dit was geschied bijresolutie van 23 Juni 1763 voor Someren en op 9 Octofoer 1765 voor Asten.In navolging hiervan vroegen nu de regenten van Bakel „ter voorkomingvan die onzekerheid in het scheppen op den molen te Bakel, en de redenenlot klagten over quellingen, welke daardoor aan de ïngesetenen gegevenkunnen worden", te willen bevelen, dat er zullen moeten gemaakt wordentwee gelijke ronde langwerpige geijkte koperen maten, onder wijd dochboven niet wijder dan twee duim in diameter houdende een vier en twin-tigste deel van een peelsvat; dat de ene koperen maat aan de molenaar vande molen te Bakel en de andere aan de regenten van het dorp moest terhand gesteld worden en dat daarna de molenaar zich niet meer van de holle,platte pan „tot hier toe te Bakel gebruyckt", zou mogen bedienen.

Een ander voorstel van Bakel was om de granen te doen wegen en demolenaar 1/24 van het gewicht te doen toekomen.

Een derde voorstel was, in plaats van 1/24 gedeelte van het graan, hetmaalloon op een bepaalde prijs in geld vast te stellen, n.l.

voor een vat tarwe één stuivervoor een vat rog twaalf penningen;voor een vat mout vier duiten.

99

Page 105: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Dit rekest werd om advies gezonden naar de ontvanger van de gemenemiddelen, die (naar ik vermoed) wel voor het eerste voorstel zal geweestzijn. Tot ver in de 196 eeuw immers is het nemen van een maalloon innatura op de meeste molens in gebruik gebleven.

Is er nog ergens zo'n officiële schep bewaard gebleven? Hij hoort m.i.thuis in het museum van het Provinciaal Genootschap te 's Hertogenbosch

Helmond J. HEEREN

BIDPRENTJES

De Stichting „Brabants Heem" is bij legaat eigenaresse geworden vaneen verzameling bidprentjes, welke volgens een globale schatting ongeveer50.000 stuks groot is. De verzameling is blijkbaar rond 1900 bijeengebracht,want op een enkele uitzondering na, stammen alle prentjes uit de vorigeeeuw. Welk is het nut van deze verzameling? Het nut wordt bepaald doorhet gebruik dat er van gemaakt wordt en te gebruiken is de verzamelingalleen, als ze geordend is. Hieraan wordt thans hard gewerkt, zodatmomenteel ongeveer 10.000 prentjes geordend, d.w.z. toegankelijk zijn.Zodra het gehele werk achter de rug is, ligt het in de bedoeling in een uit-voerig artikel de mogelijkheden van een bidprentjesverzameling onder ogente zien.

Guido Gezelle schreef reeds: „een goede verzameling kan alleszins tepas komen bij lieden die taalgeleerdheid, namenkunde, geslachtkunde, gouw-spraakkunde betrachtende zijn". Inderdaad, het thans reeds geordendemateriaal biedt een schat van gegevens op het gebied van geslachtsnamenen voornamen in de beide vorige eeuwen. Ook de genealoog ondervindt veelsteun van een dergelijke verzameling. Niet dat het mogelijk is aan de handvan een papieren mausoleum een genealogie samen te stellen, dit is evenminmogelijk als het samenstellen van een genealogie alleen met behulp van dedoop-, trouw- en begraafboeken. Maar personen die nu nergens meer terugte vinden zijn, duiken weer op in een bidprentjesverzameling.

50.000 stuks is een aardig begin, maar ook niets meer dan een begin.Hoe groter de verzameling, hoe groter de waarde voor een onderzoek, opwelk terrein dit onderzoek dan ook moge liggen.

Er bestaan in Nederland reeds enkele verzamelingen op dit gebied, maarmet slechts geringe moeite zijn ze alle in grootte te overtreffen. Dochdaarvoor is de medewerking nodig van alle leden van Brabants Heem.Verzamel in Uw eigen omgeving en zend de prentjes op aan BrabantsHeem of aan onderstaand adres.

Bij verhuizing of schoonmaak komen deze doodsprentjes dikwijls voorde dag en ze worden dan maar al te dikwijls gedegradeerd tot kinderspeelgoed of ze gaan de vuilnisbakken in. Bewaar ze en het nageslacht zal Uer dankbaar voor zijn.

J. A. TH. DIELISHendrik Casimirstraat 20

Eindhoven

100

Page 106: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

TILBURGSE ING-NAMEN

Bij het doorwerken van het Algemeen Schepenprotokol van Oosterwijk(waarheen de aangehaalde nummers verwijzen) vond ik enige ing-namenop Tilburgs gebied. Daar ik zulke namen niet aantrof in de andere dorpen,die onder de oude Eninge van Oosterwijk behoorden, schijnt dit te duidenop een speciale hebbelikheid van Tilburg, althans van enige Tilburgsegeslachten.

In het kort wil ik deze hier mededelen.1. Een stuc lands in loco dicto in die vellinge hoeve, Westilborch (R. 144,

fol. 24, 1422);een stuc lands Westilborch ad locum dictum die Rijt after in dervellingen hoeve (R. 145, fol. 3 vo, 1426) (N.B. Hier komt deze plaats-bepaling twee keer voor met een -n en twee keer zonder -n, dus in dervellinge (n) hoeve);lant Westilborch ter stede geheyten inder vellingen hoeve (R. 154. fol.17. 1444);weyde inder vellingen hoeve, Westilborch (neven Willem Vels land)(R. 155, fol. 3 vo, 1445);lant in der hoeve peter wilneer Vellekens, Westilborch (R. 156, fol.32 vo, 1446);Willem Vel zoen quondam Peter Vels verkoopt een stuck lands terstede geheyten in die veilinghoeve, Westilborch (R. 160, fol. 17, 1452);acker in de Veilinghoeve, Tilborch (R. 248, fol. i, 1544).

2. Kathelijn Willems vanden gheyn verkoopt j/g in die gheynincs beemptWestilborch, aenden Veedijck, aan Yde, weduwe van Willem ghijs-brechts Vrancken (R. 158, fol. 17, 1450);Yde, weduwe van Willem vanden gheyn koopt een gedeelte in dergheyningen beempt, Westilborch, aender Veedijck (R. 162, fol. 21 vo,1454).

3. Der heystinge beempt Westilborch (R. 144, fol. 39, 1422) ;een stuc lands optie Stochasselt in der heystingen lant (R. 144, fol. 83,1423);ackerlant in den heystingacker, Westilborch (R. 260, fol. 43, 1556);heydevelt an die heystinge straet, Westilborch (R. 159, fol. 19, I451);heydevelt ter stede geheyten die heystinge straet, Westilborch (R. 161,fol. 18 vo, 1453);die heystinge straet Westilborch (R. 163, fol. 29 vo, 1455)-Deze namen hangen samen met de familie van Heyst, die van ouds inTilburg aan de Stokhasselt en elders landerijen bezat. In het Zuid-Oosten van Tilburg lag een straat ook genoemd naar de familie vanHeyst, waarvan ik evenwel nooit een ing-naam heb aangetroffen. Merischrijft hier: Jans dijck van Heyst bij den Veedijck, Westilborch (R.143, fol. 42, 1420); dijck toebehorende den erfgenamen Jans van heystbij den Veedijcke (R. 144, fol. 74, 1422); Heystmansdijck after qualenWestilborch (qualen ligt bij den Veedijck) (R. 149, fol. 27 v, 1435);Heystmansdijck bij Pastoriehuijsinge van Tilborch (d.i. bij den Vee-dijck) (R. 279, fol. 6 vo, 1573)-

4. Henric Neven beempt, Corvel, Westilborch (R. 143, fol. 62, 1419);beempt in der nevingen broeck, Westilborch (R. 147, fol. 35v, 143°) •'

101

Page 107: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

een stuck beempts in der neven beempt, Westilborch, ter stede geheytendie heese (R. 155, fol. 22, 1445) ;die nevynckstraet bij Corvel (R. 155, fol. I5v, 1445); 'die nevynckstraet tusschen Oerle en de Corvel (R. 156, fol. 16, 1446);die nevynckstraet, Corvel (R. 156, fol. 17, 1446);die nevingstraet, Corvel (R. 157, fol. i vo, 1449).die nevenstraet, Westilboroh (R. 158, fol. 9 vo, 1450).'

In Tilburg woonde in de 156 eeuw een familie Neve; daarnaast komt ookde familienaam Nevinck voor. Het is hier niet uit te maken, of de topo-niemen met -ing afgeleid zijn van Neve of rechtstreeks van de familienaamNevinck. Als dit laatste het geval is, zit hetzelfde ing ook.in de familienaam.

Opvallend is, dat dit ing-achtervoegsel, dat aanduidt „afstammeling" of„behorende tot een familie", alleen voorkomt bij Tilburgse namen. Menzou kunnen denken aan een bepaalde mooischrijverij en archaizering vanden schepenklerk; maar dan zou hij zijn ing-lust ook bptgevierd hebbenop namen uit de andere dorpen, die onder de schepenbank van Oosterwijkbehoorden. Dit is niet het geval. Hij schrijft elders: land in, Hollen hoeveof in Hollemans hoeve of in Hollen kijnder hoeve. Ook in Tilburg is ditanders het gewone gebruik: land in Jan Rode Zeghers hoeve of land inde hoeve der kijnderen-van wilneer Jan Zeghers.

Dit ing-achtervoegsel moet men onderscheiden van de ing-formatie, ont-staan door vertoonlozing van donk, b.v. de Ruitink uit Rudonck (tussenHaren en Esch); de Rietink uit Rietdonck (Udenhout); de Lanting uitLangdonck (Helvoort).

In Haren komt voor: een stuck lands geh. die Hesselinc (R. 188, fol.10 v, 1482). Of dit te vereenzelvigen is met: „Hessels gheloeckt" en „denHesselsacker (R. 193, fol. 18 vo, 1487 en R. 192, fol. 23 vo, 1486) heb iknog niet kunnen uitmaken. Dit gelde dan als toegift.

F. W. SMULDERS.

ING-HOVEN?

Vrilkhoven (Liempde) heet in 1398 Vrielichoven (Boxtel, R. 53, fol.35 v) en in 1384 Vrilichbven (Den Bosch, R. 1177, fol. 139). Het is eenbuurtschap bij Liempde. Het gehucht Abkoven (Goorle) heet in het Ooster-wijkse schepenprotokol tussen 1418 en 1460 altijd Abbichoven of Abbekovenof Apcoven. In het cijnsboek van 1380 (Brussel, Rekenkamer 45072, fol. 78)komt voor een Aleydis de Abbichoven onder de cijnsen van Tilburg enGoorle.

Het gehucht Kerkhoven, ten N. van'Oosterwijk, heet in het Oosterwijkseschepenprotokol in de 156 eeuw altijd Karriohoven of Carrikoven. Dehuidige uitspraak is Korkoven. In bovengenoemd cijnsboek van 1380 vindik echter uitsluitend: Karlichoven (fol. 51, 52, 54 bis, 61, 66, 69, en 77).Men heeft dit gehucht altijd'in verband gebracht met: kerk. Taalkundig isdit onwaarschijnlijk, daar in het Oosterwijkse protokol altijd gesprokenwordt van: persoen der kercken van Oesterwijck (en niet der karcken ofkarriken). Zou het cijnsboek de oplossing-geven? Het Bosch protokol vanomstreeks 1380 geeft echter -ook Cafrichoven. Bij Tongelre (Eindhoven)ligt de buurschap Urkhoyen. Omstreeks 1387 lees ik iets over een stuk land

102

Page 108: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

in parochia de Tongeren tot Udrichoven (Den Bosch R. 177, fol. 308 v)In het cijnsboek van 1380 komt onder de cijnsgelden van „Straethem" voor:een Egidius filius Theoderici de Udrichoven (Brussel, Rekenkamer 45040,fol. 9).

F. SMULDERS.

STRODEKKERSAMBACHT

Het stro- en rietdak vindt in Noord-Brabant nog ruim vertegenwoor-diging. Hieruit zou men opmaken, dat de strodekkerstechniek er ook nogin ere moet zijn. Weinig hierover is ons nochtans bekend. Nu die dak-bekleding meer en meer moet wijken voor pannen en leien, dreigt dit mooieen vernuftige ambacht van lieverlede te verdwijnen en daarmee wordt danook weer aan de heemkunde toevertrouwd de eigenaardigheden ervan voorhet nageslacht vast te leggen.

Het vakkundige van het strodekkersambacht schijnt als een familiegeheimvan vader op zoon overgedragen te worden. Reeds in de keuze van het aante wenden stro, meestal roggestro, dat taai en glad is, voorts in de zuiveringervan en het opbinden en effenen van het dakvlak schuilt een bepaaldevakkennis. Voor de folklorist is van belang te weten, of er bepaaldeplanten opzettelijk worden aangebracht, zoals het donderkruid, waaraanhet volksgeloof magische kracht tegen blikseminslag toekent. Ook in dekennis van de siermotieven op de nok-uiteinden, het aanbrengen van tuiltjesin de vorm van bloemen, dieren, zonnerad, anker of'godsdienstige symbolen,uit zich het volksgeloof. Voor Noord-Brabant is hierover nog weinig studie-materiaal verzameld. Nu is het nog tijd om bij de weinige nog restende vakluikennis hiervan te krijgen. De taalkunde zou mede gebaat zijn door debenamingen van de werktuigen in het ambacht, die waarschijnlijk streeks-gewijze opmerkelijke verschillen vertonen: scheermessen, dekstoel, stuw-haak, hengelhaak, schoppriem e.a. Naast de stro-bedekking schenke mendan meteen aandacht aan de verwante rietbedekking der daken.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.

W E T E N S W A A R D I G H E D E NWIESFEEST.

Het oude gebruik In de omstreken van Geldrop, krachtens hetwelk een jonggehuwde vrouw verplicht was om de vrouwen van de buurt, waarin zij haarwoonplaats vestigde, op koffie met bestellen te onthalen, heette „wiesfeest", zoalsDr. J. Naardmg meedeelde in „Brabants Heem" (2de jaargang, blz. 89).

Wat betekent die benaming?Ik zie er een verhaspeling in van „wiets- of wievenfeest". De Staphorster

bruiloftsviering pleegt ingezet te worden met de „wieve-visite". Des Maandagsverschijnen bij de bruid aan huis de naaste vrouwelijke familieleden en zijworden onthaald op gesuikerde koffie en krentenstoet of boterhammen met stroop.In Staphorst kwamen na de vrouwen ook de vaders en ooms van het bruidspaaren die tracteerde men op brandewijn met rozijnen. Het zou wenselijk zijn te weten

103

Page 109: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

te komen, of in het Geldropse gebruik ook naderhand de mannen op een ofandere wijze betrokken werden. Het feestelijk onthaal behoort tot het oudeinwijdingsritueel bij het opnemen van iemand in een nieuwe gemeenschap.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.

FABRIEKSTOESTANDEN IN DE VORIGE EEUW.

In afl. l en 4 van Brabants Heem kwamen een paar stukjes voor over de toestandder textielfabrieken te Helmond in 1849 en der fabrieken van Smits te Eindhovenin 1830. Stukjes, als daar gepubliceerd, zijn voor de geschiedenis onzer Brabantseindustrie niet zonder belang.

Aangaande de textielfabrieken te Helmond werd in Augustus 1841 een enquêteingesteld naar de arbeidsduur en het loon der werklieden. Zij had navolgendresultaat:Ie. W. Prinzen, fabrikant in linnen- en katoenen stoffen.

Hier waren 28 werklieden, waaronder 2 vrouwelijke.Arbeidsduur: voormiddag van 6—12 uur; namiddag van 1.30—8 uur.Verdiensten: het werkvolk aan de fabriek gemiddeld 85 cent, de wevers 65 centen de spoelsters 30 cent per dag, alles gemiddeld genomen.

2e. Wesselman—Bogaers en Sanders.Arbeidsduur: voormiddag van 6—12 uur; namiddag 1—8 uur; 's winters tot hetvallen van de avond, maar bij drukte ook tot 8 uur.Verdiensten: een flink werkman 50 a 70 cent, overvliegers 80 a 90 cent (hetloon der spoelders en de kosten van den gebruikten sterk waren voor rekeningder wevers), daggelders gemiddeld 60 cent.

3e. Raymakers en Ramaet.Arbeidsduur, voormiddag 6—12 uur; namiddag l—4 uur, 430—avond.Verdiensten: boven 18 jaren 65 cent, beneden 18 jaren 40 cent; meisjes boven11 jaren 35 cent, meisjes van 7—11 jaren en oude vrouwen 20 cent.

4e. A. Bots en Zonen.Arbeidsduur: voormiddag van 6—12 uur; namiddag 1.30—8 uur.Verdiensten: arbeiders in de fabriek gemiddeld 85 cent, wevers 65 cent enspoelders 30 cent.

5e. Ant. Bots en Zoon,Arbeidsduur wordt niet aangegeven.Verdiensten: wevers en anderen 40—100 cent, spoelders (oude mannen envrouwen en jongens en meisjes) 25 cent.

6e. R. Dtddens, die een blauw*, katoen-drukkerij en weverij had.Arbeidsduur: voormiddag 6—12 uur; namiddag l—8 uur.Verdiensten: 60 cent per dag gemiddeld.

7e. H. ƒ. Raymakers. -- -. Arbeidsduur: voormiddag 6—12 uur; namiddag l—8 uur.

Verdiensten: 60 cent, de wevers aan huis te rekenen op 50 cent en de spoelders"op 15 cent per dag.

A. FRENKEN.

DE KOUDE WINTER VAN 1573.„Van 22 merte tot int yerst vanden meie was soe gruwelicken weer, dat allen

nacht vroes ende rymden, sonder 2 dagen: den 6 ende 7 vanden appril wast soetweer, dat die voerse songen, den nachtegal sanck".

Aantekening vóór een akte van 2—5—1573, van Aert Pauwels van Helmont, deScepenclerck van Schijndel. (R. 52.)

104

Page 110: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

kapittelstokjesEEN „ROTHOORN" TE HEESWIJK.

Naar aanleiding van de Roottehoornvan Hintham het volgende. Hier inBerlicum en Heeswijk bestaat het ge-bruik in de Kruisdagen geld op tehalen in elke „buurt", en daarvooreen H. Mis te laten lezen voor devruchten der aarde van die „buurt".De „buurten" zijn reeds van heel oudedatum en de mensen houden daaraan,

zo zelfs, dat de nieuw opgerichte pa-rochie van Middelrode grenswijzigingaanvroeg, omdat door de grens tussende nieuwe en de oude parochie de

„buurten" uit elkaar gehaald zoudenworden. Mgr. Mutsaerts veranderdedaarop de grenzen. Nu wordt niet inBerlicum, maar wel te Heeswijk, datgeld voor die H. Mis opgehaald in een„rothoorn", meestal een koehoorn, somsfraai bewerkt, naar men mij vertelde.Gezien heb ik het niet. Hier betekentdus „rot" ook buurt.

Een. deel van Berlicum heet nuHersend, dat men wil afleiden vanHeidens-rot.Berlicum. Zr. HENDRICUS.

YNDE = EINDE.

Naar aanleiding van het artikelVeken en Ynde door F. Smulders(B.H. II 81) merkt prof. dr. L. Michelsop, dat de schrijver nog had kunnenVermelden, „dat ynde niets anders isdan einde, wel te verstaan via inde,inde + diftongering, als kind > kijnde;in die richting tenminste wijst de spel-ling. Als jiinde meer is dan spelling,past het in de sfeer .. (der) stijgendediftongen."

PRELAAT GODFRIED HERMANSIN DE SACRISTIE?

Men weet, dat de opgraving in deschuurkerk van Enschot, in September1949 verricht door de Rijksdienst voorhet Oudheidkundig Bodemonderzoek,waarbij men het graf van de beroemdeTongerloose prelaat Godfried Hermanshoopte te vinden, geen resultaten op-leverde, ja, zelfs geen aanwijzing vaneen begraving gaf. De gegevens, waar-op men steunde, waren voornamelijkontleend aan de mondelinge traditieen enkele literaire bronnen als Cop-pens en Schutjes. (B.H. I 127.)

Na het negatieve resultaat stelde dr.P. Glazema zich de vraag, of de auteurswel betrouwbaar waren en welke bron-nen deze dan gebruikt hadden. Voorhem luidde de conclusie „dat de ge-noemde schrijvers cum grano saïisgenomen moeten worden".

Het is algemeen bekend, dat dit voorhet werk der beide kerkhistorici, voor-al in de details, zeker waar is. Maar ofdit juist voor dit geval geldt — en datbedoelde eigenlijk dr. Glazema — valtmet recht te betwijfelen. Want watontdekte nu onlangs de archivaris vanTongerloo, dr. Erens, in de abdij? Devermelding, dat de bewuste prelaat„sepultus est secreto in baptisterio"bij welke woorden een andere handgeschreven heeft „in sacristaria".

De bewering van Coppens, doorSchutjes overgenomen, steunt dus weldegelijk op een authentiek gegeven.Verder is het nu van groot belang teachterhalen, waar deze sacristie (en.of) doopkapel precies gelegen heeft.

105

Page 111: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

K R O N I E KOPGRAVINGEN IN NOORD-BRABANT.

Baar le N a s s a u . In November 1950 is het onderzoek bij de St. Salvatorkapelvoorlopig beëindigd.Als oudste cultuursporen kwamen vroege graven aan het licht met een vullingvan schone bosvegetatie. Deze waren doorsneden door paalgaten, gevuld metschone bosgrond en tezamen de plattegrond vormend van een niet nader te bepalengebouw. Paalgaten uit een latere periode gaven de plattegrond weer van een houtenwoudkapelletje, rechthoekig van vorm, dat na verloop van tijd is vervangen dooreen iets groter kerkje, eveneens van hout.Als laatste houten kerk heeft op dezelfde plek een drieschepig gebouw gestaanmet versmald rechthoekig gesloten koor.Daarna verrees een bakstenen kerk met een polygonaal koor, dat eerst met eenZuidelijk, naderhand met een Noordelijk transept is uitgebreid.De tegenwoordige kapel is gebouwd op de fundamenten van het koor dezer kerk.In het vlak, waarop de elkaar opeenvolgende kerkgebouwen hebben gestaan,werd nog een groot aantal niet tot een geheel te verbinden paalsporen gevonden.(Door kapelaan C. Kramer te Baarle-Nassau zal in het eerste nummer van deIlle Jaargang een uitvoerige studie aan dit onderwerp gewijd worden. Red.)G i l ze Bij het onderzoek in de R.K. kerk H. Petrus Banden werd een muntjegevonden. Het kon gedetermineerd worden als waarschijnlijk 14de eeuws, en welals een dubbele mijt van Vlaanderen, midden 14de eeuw (Lodewrjk van Crécyof Lodewijk van Male.)

(Uit: Berichten Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek.)

Van 12—23 December werd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem-onderzoek een Luxemburgs—Nederlandse studieweek georganiseerd. Onder de veleexcursies van het programma stonden vermeld voor 16 December een bezoek aande opgraving te Baarle-Nassau en een bezichtiging van de gerestaureerde graf-heuvel te Hoogeloon. Weersomstandigheden verhinderden uitvoering van dezeplannen.

UIT DE KRINGEN.De K r i n g „Boxte l" organiseerde op de feestdag van St. Antonius Abt, de17de Januari, een vergadering in het gemeentehuis, waarin P. Noordeloos sprakover Antonius en het varken. De prachtige St. Antoniusbeeldjes van de kerk vanEsch (± 1450) en van C. Th. v.d. Langenberg (15de eeuwse volkskunst) werdententoongesteld.

De K r i n g „ L a n g s t r a a t " bezocht op uitnodiging van pastoor Binck deopgravingen bij de St. Salvatorkapel op Zondag 3 December.

De K r i n g „De K l e i n e M e i e r i j " is nu voor de plaatsen Helvoirt, Haarën,Cromvoirt, Udenhout, Vucht en Oisterwijk definitief gevormd, met als bestuur:M. Scholten van Aschat, voorz., A. v. Oirschot jr., secr., Torenstraat A 102, Helvoirt,M. C. v. lersel, penn., J. Schuurmans, H. Donkers, J. Franken. Het bekende vlug-schrift verschijnt voortaan onder deze gelijkluidende titel, nl. nr. 3, Jaarg. IV.F. Smulders beëindigt zijn studie over De Gemeynt van Haarën; M. C. v. lerselvervolgt zijn artikelenreeks Op en langs onze wegen en deelt interessante gegevens

106

Page 112: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

mee over Quezels (een wereldlijke Derde Orde van St. Norbertus) te Tilburg,Haaren en Helvoirt. L. Ie Mire schrijft over Het Kasteel De Strijdhoef te Udenhout,A. v. Oirschot jr. over De Heren van.... Helvoirt en van Zwijnsbergen; idem overSint Nicolaas, patroon van Helvoirt.

De K r i n g „Maasland". De belangstelling voor de lezingen-cyclus van Dr.F. C. Bursch te Oss (Zie nr. 5, p. 95) neemt steeds toe. Men noteerde 107 deel-nemers!

De K r i n g „Onsenoor t" . Op l Januari 1951 verscheen van deze kring hettechnisch keurig verzorgde tijdschrift „Met gansen trou", onder redactie van p.Dr. Pascalis Vermeer S.O. Cist. In een Ten Geleide zet deze de doelstelling en hetbegrip heemkunde uiteen, waarbij zelfs „de theologische waarde van de aardsewerkelijkheid, waarmee de heemkunde zich wel degelijk heeft bezig te houden",niet vergeten wordt. Hoe men belangstelling voor heemkunde kan krijgen, verteltin een fris gesteld dialectstukje, Alle begin is moeilijk, Jan H. Verhoord. Over hetvoormalig schuttersgilde van St. Anna te Nieuwkuijk begint J. P. H. Goossens eeninteressant artikel. P. Tarcicius v. Schijndel schrijft over plaatsnamen (Vlijmen,Nieuwkuijk, Haarsteeg), p. Radboud Janssen over Folklore, nl. enkele Drie-koningenliedjes. A. v. Engelen wijst op het belang van bodemonderzoek. Hetmaandblad wekt de beste verwachtingen en blijkt te beschikken over een uit-stekende illustrator. Voor belangstellenden: Redactie en Administratie „Marien-kroon", Nieuwkuijk. De abonnementsprijs bedraagt ƒ 1,50 per jaar.

De K r i n g „Peel land". Op Woensdag 22 November sprak in De BeursToon Kortooms over „Humor uit Brabant". De erevoorzitter Jac. Heeren verschafte„Nieuwe gegevens over de Abdij van Binderen", in welke lezing hij door nauw-gezette bestudering van historische documenten een nieuw licht wierp op degeschiedenis van deze abdij.

De K r i n g „Goirle". Op het eind van het vorig jaar werd deze kring opgerichtwaarvoor onverwacht grote belangstelling bleek te bestaan. Het voorlopig bestuurwordt gevormd door Dokter Leeuwenberg, A. de Kok, W. v. Looy, J. de Laat,H. v. Boxtel. De Stichting „Brabants Heem" hoopt spoedig te kunnen gewagen vande activiteit van het jongste lid.

De K r i n g „T i lbu rg" tracht zich opnieuw te formeren. Een propaganda- enwerkavond zal spoedig gehouden worden. Belangstellenden kunnen zich opgeven bijde secretaris'J. Engel, Tuinstraat 79. Ook A. v. Oirschot jr. Nieuwe Bosscheweg 92verschaft gaarne alle inlichtingen.

B e e k en Don k. Op 19 Januari werd hier op initiatief van de kring „Peelland"een propagandavergadering gehouden in de zaal van v.d. Elzen om te komen tothet oprichten van een kring. G. Beex sprak over „Veldverkenning en Praehistorie",H. Mandos over „Heemkunde in Brabant" en Th. Tijssen over de geschiedenis vanzijn woonplaats Beek en Donk. P. v.d. Burgt, de voorzitter van Peelland, die deavond leidde, zette groei, ontwikkeling en activiteit van zijn kring uiteen.

O p l o o. Uit deze plaats bereikte de Stichting het verzoek tot oprichting van eenheemkundige lering.

J 07

Page 113: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

B I B L I O G R A F I E(Verzorgd door de firma M. F. van Piere.).

Leroi—Courhan, A., Fouilles préhistoriques, Technique et methodes. 88 p. 8°, Hl.Paris 1950 (ƒ5.30).

Mosmans, J., Maria en Sint Jan. Onbekend en laat schilderwerk van JeronimusBosch. 29 p. 4°, 's-Hertogenbosch 1950 (ƒ 1.50).

Milojcic, V., Chronologie der jüngeren Steinzeit Mittel- und Südost-Europas. xii,136 p. 4°, ill. Berlin 1949 (ƒ 41.40).

Moerman, H. J., Oostnederlandse persoonsnamen. De Vechtstreek in Overijssel(± 1400—1429). 23 p. 8°, 's-Gravenhage 1950 (ƒ 2.90). (Anthroponymica).

Niessen, J., Geschichtlicher Handatlas der deutschen Lander am Rhein. Mittel-und Niederrhein. 84 p. 4°, 79 farb. Krtn. Köln 1950 (ƒ7.75).

Nomina Geogrrafica Neerlandica, Geschiedkundig onderzoek der-Nederlandse aard-rijkskundige namen. Deel XIII. vi, 122 p. 8°, Leiden 1949 (ƒ 7.—).

Peschek, Chr., Lehrbuch der Urgeschichtsforschung. 190 p. 8°,'111. Göttingen 1950(ƒ18.25).

Piggott, S., British Prehistory. 208 p. 8", London 1950 (ƒ 3.50).Prims, F., Geschiedenis van Antwerpen. Register op de-persoons-, zaak- en plaats-

namen vermeld in de 28 boekdelen. 112 p. 8°. Antwerpen 1949 (ƒ 8.05).De metamorfose van Terlist, nu St. Jozefkwartier. 100 p. 8°, ill. Antwerpen

1949 (ƒ11.50).Schaak, W. J., De voeding en de voedingstoestand van de bevolking van Uden

in 1948—1949. 183 p. 8°, Nijmegen (ƒ 6.25).Schilfgaarde, A. P., Het huis Bergh, 320 p., 112 foto's, 8°, Maastricht 1950 (ƒ27.50).Schmitz, Dom Ph., Histoire de l'ordre de St Benoït. T. V—VI Oeuvre civilisatrice

du Xlle au XXe siècle. 1. et 2. part. 353, 333 p., 8°, Maredsous 1949 (ƒ 27.30).Schwarzbach, M., Das Klima der Vorzeit. Eine Einführung in die Palaoklimato-

logie, viii, 211 p., 8°, ill. Stuttgart 1950 (ƒ23.50).Tromp, S. W., Wichelroede en wetenschap. Een populair wetenschappelijke verhan-

deling over enkele aspecten van het wichelroedevraagstuk 132 p. 8°, ill. Am-sterdam 1950 (ƒ4.90).

Verriest, L., Féodalite en Hainaut. Etudes et documents. Avec listes des fieffeset de leurs sceaux armoriés. 153 p. 8°, ill. Gembloux 1949 (ƒ11.50).

Warburg, W. von, Umfang und Bedeutung der germanischen Siedlung in Nord-gallien im 5. und 6. Jahrh. im Spiegel der Sprache und der Ortsnahmen. 34 p. 8°,Berlin 1950 (ƒ2.15).

Winkelman, P. H. Heusden geteisterd en bevrijd 82 p. 8°, ill. 's-Gravenhage 1950(ƒ4.25).

Algemene geschiedenis der Nederlanden. Deel 2. De volle middeleeuwen 925—1305.xxiv, 548 p. 4°, ill. Utrecht 1950.

| Bestelt deze bof ken bij M. F. v. Piere, Boekhandel sinds 1848. aan de Kerk. Eindhoven- j

108

Page 114: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

REGISTER OP JAARGANG I EN II

Voor de 2de jaargang staat het romeinse cijfer II. De trefwoorden van het vierdenummer (Oud Eindhoven) zijn niet in dit register opgenomen.

Aa 48Aalst 9, 22, 112Aardappelfooi II 86Aarle 133, II 12, 68Aart II 65Aarvelden 3Abcoven II 102Achterste Brug 21Achthuizen (Z.H.) 155Aengilbald 78Aker, Eligius v.d. 47Akker 22, II 61Akkers 87, 114Alphen (N.B.) 55, 75, 107,

II 33, 79Altaarsteen 15Alven 148Alvenberg 148, II 22Alvershool 116, 134, 148Amalia van Solms 45, 162Amphorae 15Ansfried II 77Anthonis, St. 28Antonius, St. 85Asten II 98Averbode, abdy II 11Baarle Nassau 44, 75, 112,

II 82, 93Bakel II 99Bakelse Peel II 68Ballebruiten 28Barbara, St. 78Bartjes 56Bavel 76, 77Bedevaartsplaatsen 32, 43,

48Beek 76, II 57, 68Beek en Donk 126Berckel van 116Berckelse beemd 158Bergen op Zoom 155, II 12,

58Bergeyk 19, 78, 158Berkel 78Berkel-Enschot 107, 126, II

39Berlicum II 105Berta van Oerle 84Bertilindis 16Best 138Bezweringsformules 51Bidprentjes II 100Biest II 65Binderen (abdy) 133Bladel 112Blaerthem 84Bocht 23Bocxven 158

Boekende fooi II 86Bokhoven 112Boksbeemd 23Boksheide 23Boomkikker 26Boonberg 84Borchgreeff 115, 134Borkel 19, 21, 78, 121, 162,

II 13Borteldonk II 41Bosgeschiedenis 113, 162Bosnamen II 63Boxtel 47, II 12, 33Breda 22, 31, 76, 92, II 27Brekel 121Brigittaorde, St. II 14Brobbelse Kuil 4Broek 141, II 65Broekeneind 149Bronstijd-klimaat 62Budel 165Bijgeloof 141, 148Caecilia, St. 124Gasteren 15, 134Casterlee 44, 148Catharinaschut, St. II 14Chaam 77, 165Cisterciënsers II 17Civitas Tungrorum II 31Clementina v. Oerle 84Coll 91, 115, 134Collenberch II 50Colonisatie II 65Comp, De II 50Coriovallum 31Cortenbach, van 116Corvel (Tilburg) II 101,

102Costerus 117Coudewater II 14Croy 133Cunen, J. 146, II 18Cuyk 112, II 12Dabei, Johannes v. 76Dennebossen 92, 113Deosne 88, 144Deurne II 35, 68, 99Dickbier 116Diepenbeek, Abr. v. 32Diessen 28, 144, II 37Diest 134Docfa 144Dommel 9, 21, 48, 78, 117Dommelen 78, 121Dongen 77, 112Donk 91, II 102Dorpsverplaatsing II 26Dorst 76

Draaiboom 23Dries 23Driesman 23Drunen 112, II 54Duinhoven 133Duitse orde 116Duizel 15, 112Dukesvoort 152Dunou 90, 121, 133Echternach 144, II 50Eersel 3, 19, 144, II 13, 22Eetgewoonten II 84Eieromgang II 19Eindhoven 4, 85, 117, 141,

152, II 13, 102Elshout II 17Engelverschijning II 82Enschot 121, 124, 127, 128,

II 22, 39, 105Erpe, van 115Esch, 27, 47, 107, II 50Etten 31, 77, 155Eykelberghe 78Fabrieksarchief 12Fabriekstoestanden II 104Fandresen 51, 108. 160, II

38Fleodrodum 144Flodder 155Floreffe 84, 94Follingen 10Fort 33, II 70Foy 32Franciscanen 19Franken 88, II 35Frankrijkstraat 152Franse legeiputje 9Gaal 91Gagel 91Galder 76Galgenbergen 59Galgeven II 14Geertruisput, St. II 57, 58Geldrop 6, 42, 91, 112, II 14,

103Gemonde II 71Geneeskrachtig water 49,

81Gerwen 115, vvGestel 84Gheynincsbeempt II 101Ghijs, A. 162Gilden 3, 27, II 14, 22Gilze 76, 112, II 94Ginneken 77, 112Godfried van Breda 44Godsdiensttoestanden 75Goirle II 79

109

Page 115: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Goirlese Kei 123Graaf van Loon 21Grave II, 11, 12Grazen 135, 141Grevelduin-Kapelle 112Groot-Overveld II 57Haaren 107, 121Half-plaatsen 64Halsteren 112, 155, II 58Halve mijl 59, 63, 105, 121,

II 94Hapert 15, 121, 141, II 71,

03Haveman 158Haven 4Hazeldonkse Aart 82Heer, de 155Heerbaan 87Heers 31, 87, II 34Hees 51Hees, De II 22Heeswijk 42, II 105Heeze 21, 30, 85, 125Heezerweg 22Heibloem 61Heidevelden 114Heilig Bloedwonder 47Heilige Putten, II 56,

(Boxtel) 49(Westerhoven) 78

Heksen 111, 121, 141, 165Hellegat 84Helmond 12, 19, 30, 93, II

11, 68, 70, 84, 98, 104Helvoirt 158Hem II 61Hendrik I 44, 133Hendrik van Herenthals 90Hendrik van Nassau 92Heopordum 16Hermans, abt Godefridus

107, 127, 128, II 105Herpen II 94Hersend II 105Hertogenbosch, 's 117, 126,

II 11, 12, 13Hervorming 75, 84Hesseldonk 158Hesselinc II 102Heusdenhout 76Heyst v., II 101Heystinge II 101Hildewaris II 78Hilvarenbeek 117, 120, 159,

II 12, 77Hintham II 92Hocascaute 16Hocquet II 11Hoenderboom 24 -Hoendervennen 24Hoensheuvels 24Hoeve 23, 155Hondsdolheid II 19

Hoogcastelre Voort 152Hoogcasteren 14Hoogeloon 14, 19, 149, II

86, 93Hooge Mierde II 71Hoogerheide 112Hoogstraten 48Hooi 134Horst 23Houthulst 114Houtsbrief 51, 109, 120Hovennamen II 13Hoxent 16Hubertus-Lille, St. II 19Hulislaum 16, II 19Hulsdonk II 41Hulsel 16, II 19Huwelijksgebruiken II 80,

89Industriegeschiedenis 12— inghoven II 102— ingnamen II 101Jacobsabdij, St. (Luik) 78Jan Baptist, St. 84Jan III 15, 84Jan van Brabant II 68Joanna 45, 84, II 18Jozef II 45Kaarsen 112Kaartspel 28Kabouters 14, 148Kaboutersberg 14Kalsdonk II 41Kapelboomkes 35Kapelle II 12Kattekuil 156Keelakkers 24Keelgras 90, 121Keersop 78Kelder 91Keidonk 91Kempen, De 114, 134, II 29Kempenland 78, 84Kerk airkers 9Kerkhoven (Oisterwijk)

II 102Kerkorgels II 6, 70Kersbeek 134Keutelberg 56Kleine Beerze 14Klein-Overveld II_58Klimaatsgeschiedenis 113Klokbekerheuvel 72Klokkengieterij 14Klokkekuil 14Kloosters II 14, 17Klotven 22Kluter 24Knegsel 9, 84, II 26Koker 116Kolen woud 114Koot 23Kouter II 61Krsaienven 24

110

Kromstaf 116Kringgrepurnenveld 61Kruis, H. 78, 135, 141, 165Kruisduit 112Kruisheren II 88Kruisland 155Kruiswegstaties 19Krijnsput, St. II 58Kuivezand II 58Kwadenaardsgrond 31Kwanzel II 89Laareind 9Laathoven 45Landweer 8, 87Langdonck II 41, 102Lanung II 102Leende 19, II 13Leenderweg 22Leeverkeneik 123Lepelstraat 155Leur II 12Liber aureus

Epternacensis 144Liempde 112Lierop 23, II 19Lieshout 90, 133, II 33Liessel II 19Lind, de 78— lo II 63Lommei II 79Loon (graafschap) 21Loon op Zand II 94Lonen 13Lopese 22Losschieten II 39, 89Lotius Eleazer 75Loven 81Luyksgestel 78, II 12Lijksilhouet 70Maai 24Maalberg 64, 121Maarten v. Rossum 84Maaskant 30, 31Maastricht (leenhof) 116,

134Maerdonck 116Magische cirkel 65Magische trouwring 121,

141, 165Malpie 21, 121— man 158Mande 23Maria v. Leuven 133Mariadaal II 41Mariaverering 27, 32, 33,

43, 78Mariendonk II 17Marienwater II 14Mars 21, 23Marsman 23Martinus, St. 78Massereels 116Mastbosch 92, 115Meerveldhoven 32, 84, 165,

II 92

Page 116: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Meiboom 42Meierij 134Meikoningin 43Menapii II 29Merovingers 88, II 37Merovingische grafvelden

II 38Merxplas II 33Metsius 66Michelink 115Michiels-Gestel, St. II 33,

94Middelrode II 105Mierlo II 14Mille van Campen II 15Miskem 133Mispelbloem, H. 75Molenaar II 87, 98Molengraaf 48Molenschot 76Molster II 87, 98Munten 15, 36Muurkruis 135, 141Nederzettingen 56, 114, II

59Nekkerman 155Neurenberg 115Nevingenbroeck II 101,Nieuw Ginneken 135, 141Nispen 77, II 42Norbertijnen 43Nuenen 116, 148Nuland 112Nuwelant 115Oedenrode, St. 42, 91, 125Oene (Veluwe) 95Oerle (Tilburg) II 102Oerle 66, 83, 116, 165, II 26Offersteen 15Oirschot 138Oisterwijk 121Olen 116Olland 91Ommel II 98Ondertrouw II 39, 40, 89Ooi 23Oostelbeers II 27Oosterhout 76, 112, II 12,

41Opgravingen 55, 71, 88,

105, 123, 143, 149, II21,47, 71, 93, -98 lo(>

Ophovius II 15Opstal II 65Opwetten 116Oreye 83Orgel II 6, 70Oss 144, II 18, 94Oud Gastel 165, II 58Oud Herlaer 115, 134Oud-palaeolithicum 31Oud Vaarle 116, 134Paasstaak 42Palm 112

Palmpaas 42Pas 121Paul, Joannes 76Pee 121Peel 134Peelland 12Peeven 21Pesgal 90, 121, 133Pest 160Petrus, St. 78Petruskerk, St. 47Peyzer II 50Philips II, 84Pileus, kard. de Prata 47Pingsdorferaardewerk 10,

84Pinksterbloem 42, 121Pint II 19Poelstege II 50Pollenanalyse 62, 113Postel 84, 94Postelse weijer 84Posthutten 22Postwegen 22Potstal 141Prehistorische akkers 61Predikanten 75Princenhage 44, 76Pijpjesfolklore 103Ravenstein II 12Redemptoristen 43Reen 24Refeling 116Renesse, Lud. v. 77Rent II 89Rete 24Rethy 148Riel 6, 33Rietdonk II 102Riethoven 19, 78, II 13, 93Rietink II 102Ringslootheuvel 60Ringwalheuvel 57, 60Robustelli II 11Romeinse Oudheden 15, 31,

55Romeinse wachtposten 31,

56Roosendaal 76, 153, II 12,

41Roosmondt, G. II 84Roottehoorn II 92, 102Roovel 48Rosmalen II 14Rozenhoed 42Rudonk II 102Ruimel II 94Ruitink II 102Rijckevorsel II 33Rijen 76Rijengrafveld 149, II 86Rijken (meester) 149, II21Rijsbergen 156, 165,

II 33, 94

Rijswijk (N.B.) II 71Rijt 24, II 102Sacramentshuisjes 120Sacramentsprocessie 27Salvatorklooster, St. II 15Saliërs II 36Scaller 92Schaarrecht II 88Schaaik 67, 71, 140Schabbert 23Schavuitenschieten 139Scheploon II 87, 98Scheurkous 82Schoolmeesters 76, 84Schoot 10, 84, 90Schop 24Schoren 21Schouwveger 23Schuurkerk 107Schijndel II 12Servatius, St. 78Sittert 84Slot (te Aalst) 22Smelen 85Smits, Gebr. II 11, 12Sneidershoek 9Snoecks 116Someren II 99Speelhuis 6Spoorweg 12Spotnamen 161Sprang II 12Spreekwoorden II 2, 74Sprundel 44, 77, 155Spijnt 22Standaardrijden 29Stedenbond 84Steenbergen 155Steensel 14, 51, II 22Stiphout 133, 138Stokhasselt II 101Stratum 134Streep "24Strodekkersambacht II 103Stroom 14Struifwis 4Strijbeek 76Strijp 24Swaans 107Tabaksfolklore 103Tardenoisien II 54Taxandriërs II 31Tempel 16Ter RuUe 116Terbeentje 24Terra Sigillata 15, 56Teteringen 76Teuten 22Thorn 45Tienen 133Tikkert 24Tilburg 15, 112, 117, 121,

II12

111

Page 117: 1950 BRABANTS HEEM JAARGANG 2 (II) Heem... · Laten wij, deze kwestie vereenvoudigend, aannemen, dat de provincie Noord-Brabant ook als een zich onderscheidende, samengegroeide cultuur-gemeenschap

Tip 24Tongelre II 102Tongelreep 78 $Tongeren II 85, 103Tongerloo, abdij 128, II 42Toponymen 21, II 59, 70Topohymie 39, 114, 158,

II 70, 81, 85Toterfout 59, 63, 84Tovenarij 52, 111Toverdieren 112Toxandrië 88Turnhout 45Udenhout 16, 121, 158Uillander 24Ulenkasteel 55Ulicoten 44, 76Urkhoven II, 13, 102Urnenvelden 8, 16Vakbouw 21Valentijn, St. 78Veedijck II 101Vegetatiegebruiken 42Veken II 81Veld II 64Veldhoven 10, 31, 61, 84,

126, 143, 165, II32, 33Veldnamen 31Vellingehoeve II 101Velp (rivier) 134Vendelen 29Verdrinken II 27Verhuisliedje 17Vessem 19, 59, 84, 143Villa II 33

Vlierden 144Voddeguld 3Vogelschieten 29Volderstraat II 14Volksgeloof II 27Volksgeneeskunde 114, II

19Voorde 24Voorjaarsgebruiken 42Voornamen 153Voorpoting 162Voorste Brug 21Vorselaer 93, II 34Vredewijk II 14Vreek II 14Vrilkhoven II 102Vroenhout II 41Vrijkesven II 14Vrijstraat II 13Vucht 112, 117, II 13, 33Waalre 9Waalwijk II 87, 98Wachttoren 56, II 32Waerdecker 116Wallen 7, 23, 87Warme Wij II 84Waspik 112, II 12Wasven 22Watermolens 48, 84, 116,

117, 121Weelde II 91Wegen 9, II 26, 32Wesel, B.v. 77Westerhoven 19, 78, 112,

158

Wilderen 10Westilborch II 101Weynendelenacker 116Wiesfeest II 89, 103Wilhelmieten 115, 134Willem I 45Willem de Borchgrave 85,

115Willem van Meerhem 47Willem Hendrik v. Oranje

75Willemstad II 12Willibrord, St. 16, 78, 112,

144, 155, II 19, 50Willibrordusgilde 27Wintelre 84, II 27Wittewijven 14Woensdrecht 112Woensel 152, II 13Wouw 155, II 41Wijacker II 50Unde II 81, 105'Ustijd 113Ijzererts 15Zandoerle 59, 83 •Zandstormen 7Zeekleigebied W. Brab.

II85Zeelst 84, 112, 165— zele II 61Zes Gehuchten 33Zevenbergen 112Zundert 44, 76, 112, II4, 42Zwartenberg 15, 152

112