1936

195

description

Leidsch JaarboekjeVolume 1936

Transcript of 1936

Page 1: 1936
Page 2: 1936

JAARBOEKJE

Page 3: 1936
Page 4: 1936

JAARBOEKJEVOOR

GESCHIEDENIS EN OUDHEIDKUNDEV A N

LEIDEN EN RIJNLANDTEVENS ORGAAN VAN DEVEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”

1935-1936

(ACHT-EN-TWINTIGSTE DEEL)

LEIDEN - P. J. MULDER di ZOON

Page 5: 1936
Page 6: 1936

EEN WOORD VOORAF.

Het verheugt ons het Jaarboekje wederom aan

alle belangstellenden in Leidens geschiedenis te

kunnen aanbieden met onzen hartelijken dank aan

onze medewerkers, den uitgever en erkentelijk voor

den steun der vroedschap. De toekomst van het

boekje is echter zeer onzeker geworden; wij beramen

plannen zijn voortbestaan mogelijk te maken.

Leiden, April 1936. DE REDACTIE.

Page 7: 1936
Page 8: 1936

VEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”.

VERSLAG OVER HET JAAR 1935.

Op 8 Maart hield Jhr. Mr. M. A. Beelaerts vanBlokland een lezing over de geschiedenis van SocieteitMinerva, welke zeer geanimeerde voordracht o. a.werd bijgewoond door praeses en ab-actis van hetCollegium.

Op 2 November bracht de Vereeniging ,,Oud-Haarlem” een bezoek aan Leiden. Onder leiding vande heeren Verburgt, Swierstra en Braat werd eengroot aantal belangrijke oude gebouwen bezichtigd.

Bij het opstellen van het programma bleek weerduidelijk hoeveel bezienswaardigs Leiden nog bezit,want het was moeilijk een keuze te maken en zeerveel van wat zeker niet minder belangrijk was moestachterwege gelaten worden. Aan de lunch in denVergulden Turk en later aan de thee in Zomerzorgwaren de drie gidsen de gasten van ,,Oud-Haarlem”.De uitnoodiging om met de leden van ,Oud-Leiden”te gelegener tijd een excursie naar Haarlem teondernemen werd door onzen vice-voorzitter namenshet bestuur gaarne aangenomen.

Tenslotte had op Dinsdag 26 November een ex-cursie plaats, die voornamelijk ten doel had onderde leden van het L.S.C. eenige propaganda te maken,

Page 9: 1936

VIII

niet alleen voor onze vereeniging maar vooral ookvoor Leidens oude gebouwen. Bezocht werden hetRijnlandhuis, waar Mr. Slagter zoo vriendelijk washet gezelschap rond te leiden en vervolgens dehofjes van Loridan en Meermansburg. Dank zij degroote activiteit van den heer Bosch van Rosenthal,was de deelneming vooral van de zijde der ledenvan het L.S.C. bijzonder groot.

Als steeds wijdde ook in het afgeloopen jaar devereeniging haar aandacht aan het behoud van hetstadsschoon. Op de Hooigracht vatte een banket-bakker het snoode plan op om zijn winkelgevel,met typische vroeg-negentiendeeeuwsche uitstalkast,de eenige, welke nog in Leiden was overgebleven, tevervangen door een karakterlooze moderne winkelpui.Oud-Leiden slaagde er aanvankelijk in, den man overte halen, een op haar kosten door een bekwaamarchitect vervaardigd ontwerp te aanvaarden, waarbijhet aardige karakter van den winkel bewaard bleef.Maar op het laatste moment kwam de bewonderingvoor het karakterlooze toch weer bij hem boven enwerd de geboden hulp nog botweg afgeslagen.

Met een andere bemoeiïng was de vereeniginggelukkiger, n.1. met een bijdrage, op verzoek van deVereeniging .de Hollandsche Molen” gegeven, in deherstellingskosten van de wieken van den mooienhoutzaagmolen van de firma Mulder, aan de Mare.De bijdrage werd door genoemde firma, die haarmooien ouden molen in eere houdt, gaarne aanvaard.

In het bestuur had een enkele verandering plaats.In Februari 1936 is de heer A. Bickcr Caarten secre-

Page 10: 1936

1X

taris geworden in de plaats van Dr. W. C. Braat;van de hand van laatstgenoemde is bovenstaandverslag; de heer J. Kranenburg trad af als vertegen-woordiger van het L.S.C. en werd als zoodanigopgevolgd door Jhr. L. H. N. F. Bosch Ridder vanRosenthal. Mej. Dora Vles trad af als vertegenwoor-digster der V. Vr. S. en werd vervangen door Mej.T. Meyers.

Het ledental ging, vooral door de energieke pro-paganda van de heeren Kranenburg en Bosch vanRosenthal, in het afgeloopen laar wederom vooruit.

HET BESTUUR.

Page 11: 1936

STATUTENOvergenomen uit ,,Bijvoegsel tot de Nederlandscke Sfaafs+

coutanf van Vrijdag 23 en Zaterdag 24 Juni 1933, no. 121.

VEREENIGING: Oud-Leiden - te Leiden.

1. De vereeniging : Oud-Leiden is gevestigd teLeiden en stelt zich ten doel de bevordering vande kennis van en de belangstelling in de geschiedenisvan Leiden en omstreken en het behoud der aldaarnog aanwezige bouwwerken en voorwerpen, belang-rijk voor de locale en kunstgeschiedenis.

2. Zij tracht dit doel te bereiken door:

CZ. het houden van voordrachten en tentoonstel-lingen, het uitgeven van geschriften en het steunenvan pogingen, door anderen in den geest der ver-eeniging ondernomen;

b. het steunen van de pogingen van de commis-sie voor het stedelijk museum tot het bijeenbrengenvan voorwerpen, belangrijk voor de geschiedenis vanLeiden en omstreken;

c. het verzamelen van gegevens over in Leidenen omgeving nog aanwezige oude gebouwen enhistorische voorwerpen ;

d. alle andere wettige middelen. die aan het doelbevorderlijk zijn,

Page 12: 1936

XI

3. Lid der vereeniging is ieder, die zich hiertoebij het bestuur opgeeft en de vastgestelde contributiebetaalt.

Lid-begunstiger is ieder, die een contributie betaaltvan minstens f‘ lO.- per jaar of een bedrag in eensvan minstens f lOO.-.

Het lidmaatschap zoowel van gewone leden alsleden-begunstigers en correspondeerende leden ein-digt door overlijden, bedanken en royement bij besluitvan de algemeene vergadering, op voorstel van hetbestuur.

4. De contributie der gewone leden bedraagtminstens f 4.- per jaar of zooveel meer of minderals door de algemeene vergadering zal wordenvastgesteld. Het vereenigingsjaar loopt van 1 Januaritot en met 31 December. Het bestuur kan corres-pondeerende leden benoemen, buiten Leiden woon-achtig. Deze betalen geen contributie, doch hebbengelijke rechten als de leden, behalve ten opzichtevan de door de vereeniging uit te geven werken.

5. De leden hebben recht van toegang tot alleledenvergaderingen en door de vereeniging te houdententoonstellingen.

Zij ontvangen de door of met steun van de ver-eeniging uit te geven werken gratis of tegen ver-minderd tarief.

De correspondeerende leden genieten alleen vandeze laatste bepaling, indien zij de voor de gewoneleden vastgestelde contributie betalen.

6. Het bestuur bestaat uit minstens 5 leden, op

Page 13: 1936

x11

de binnen de eerste 3 maanden van het jaar tehouden algemeene vergadering door de leden tebenoemen.

Zij nemen voor een jaar zitting, doch zijn terstondherkiesbaar.

In die jaarvergadering wordt verslag gedaan vanhet afgeloopen vereenigingsjaar en rekening enverantwoording afgelegd.

7. De besluiten worden in alle vergaderingengenomen bij volstrekte meerderheid van stemmen,uitgebracht door de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen over zaken is een voorstelverworpen, bij staking van stemmen over personenbeslist het lot.

Blanco stemmen worden beschouwd als niet tezijn uitgebracht.

Leden-begunstigers en correspondeerende ledenhebben gelijk stemrecht als de gewone leden.

8. Naast de door de algemeene vergadering tebenoemen bestuursleden kunnen zitting nemen eenlid, aan te wijzen door burgemeester en wethoudersvan Leiden, een lid, aan te wijzen door het collegiumvan het Leidsch Studentencorps en een lid doorhet bestuur der Vereeniging van Vrouwelijke Studentente Leiden.

Deze 3 bestuursleden moeten lid zijn der ver-eeniging.

9.. Het bestuur benoemt uit zijn midden eenvoorzitter, een ondervoorzitter, een secretaris en een

Page 14: 1936

penningmeester en regelt onderling de werkzaam-heden.

10. De inkomsten der vereeniging bestaan uitcontributies, legaten, giften in eens, entree’s op tehouden tentoonstellingen, opbrengst van uit te gevenwerken en andere mogelijke baten.

ll. De vereeniging, oorspronkelijk opgericht 5November 1902, is, te rekenen van 5 October 1932,opnieuw aangegaan voor den tijd van 29 jaren en11 maanden, en eindigt alzoo 4 September 1962.

12. Niet in deze statuten voorziene gevallenworden door het bestuur beslist.

13. Wijzigingen in deze statuten mogen alleengebracht worden door besluit van de volstrektemeerderheid der leden, aanwezig op een algemeenevergadering, nadat het voorstel hiertoe minstens eenweek te voren aan de leden is medegedeeld.

Deze wijzigingen treden eerst in werking, nadathierop de Koninklijke goedkeuring is verkregen.

Bij ontbinding der vereeniging wordt bij het ont-bindingsbesluit geregeld op welke wijze gehandeldzal worden met de eventueel in het bezit der ver-eeniging zijnde voorwerpen.

Het archief wordt aan het gemeentebestuur vanLeiden aangeboden ter plaatsing in het gemeente-archief en het eventueel aanwezig batig saldo, naaftrek van alle lasten, wordt aangeboden aan degemeente Leiden, om te strekken tot aankoopen

Page 15: 1936

XIV

ten behoeve van het stedelijk museum, behoudensde inachtneming van de voorschriften van art.1702 B. W.

(Volgen de onderfeekeningen)Goedgek. bij Koninklijk besluit d.d. 17 Mei 1933

no. 81.

Mij bekend.

De Minister van Justitie.

Namens den Minister,

De Secretaris-Generaal,J. P. DE MEI]ERE.

Page 16: 1936

Vereeniging ,,Oud-Leiden”

Bestuur:

PROF. DR. L. KNAPPERT, Voorzitter.DR. MR. J. W. VERBURGT, Onder-Voorzitter.A. BiCKER CAARTEN, Secretaris, Morschkade 15a.E. W. WICHERS ROLLANDET , Penningmeester,

Konninginnelaan 6, Oegstgeest.DR. W. C. BRAAT.FELIX DRIESSEN.G. F. E. KIERS.A. KRANTZ.DR. J. E. KROON.MR. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.L. H. N. F. M. BOSCH RIDDER VAN ROSENTHAL.MEJ. T. T. MEIJERS.

Commissie voor de redactie van het Jaarboekje:

PROF. DR. L. KNAPPERT, Voorzitter.MEJ. A. J. VERSPRILLE, Secretaresse.W. J. J. C. BIJLEVELD.DR. MR. J. W. VERBURGT.DR. J. E. KROON.

Page 17: 1936

Ledenlust der Vereeniging ,,Oud-Leiden”

Bake, G. van den Wal1Bakhuyzen,

Mr. A. van de SandeW. F. H. Baron.H. van Batenburg.Jhr. Mr. M. A. Beelaerts van

Blokland.Jhr. P. R. Beelaerts van

Blokland.Dr. A. Beets.F. W. v. d. Berg.Mr. H. A. van Beuningen.A. Bicker Caarten.A. M. de Blauw.Mej. Mr. M. E. Blok.Prof. Mr. D. van Blom.H. W. Blöte, Arts.J. E. Boeke.Prof. Dr. J. N. Bakhuizen

van den Brink.P. J. A. Boeles.Boltjes, Dr. P. M. KingmaIr. D. Boogerd.Ir. A. G. Bosman.

Dr. W. C. Braat.G. F. Brantsma.C. M. Briët.Mr. P. E. Briët.P. E. E. Briët.W. Briët Jr.Burgersdijk en Niermans.W. F. van der Burgh.Bern. Buurman.W. J. J. C. Bijleveld.Prof. Dr. A. W. Bijvanck.W. van Rossum du Chattel.Intercorporeel Dispuut ,,Clio”Dames Coebergh.Mr. H. M. A. Coebergh.J. A. P. Coebergh.A. Coert.A. E. Cohen.B. Corts.H. van Cranenburgh.W. K. Baron van Dedem.Mej. E. P. Dietz.J. A. A. Dool.A. van Dorp.

Page 18: 1936

XVII

G. C. A. van Dorp.H. C. Dresselhuys.Felix Driessen.Ir. G. L. Driessen.S. J. C. Dunlop.A. J. M. van Dijk.Dr. D. A. H. van Eek.A. H. Emmerling.A. P. A. Eskens.H. G. van Everdingen.J. B. Everwijn.Prof. Jhr. Mr. Dr.

W. J. M. van Eysinga.H. Filippo W.F.zn.H. A. v. d. Flier.Mej. H. J. de Fremery.A. W. Frentzen.R. Froger.Mr. E. J. Gelderman.Jonkvr. A. M. C. Gevaerts.H. Goedhart.Mevr. T. J. de Graaff-

J. J. Groen.Klijnstra.

Mej. A. E. Groll.Mr. F. D. L. Gunning.Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar.Haan, Mr. F. K. Reysenbach deG. W. Haas.C. H. Hanegraaff.K. J. Hardeman.

Mr. G. C. D. Baron vanHardenbroek.

[hr. K. D. J. van HaeftenD. Hartevelt H.Czn.1. J. Havelaar.[. J. Havelaar Jzn.C. J. van Heekeren.G. C. Helbers.Mej. M. S. C. Heyman.Mej. M. A. Hissink.P. J. van Hoeken.Prof. Dr. J. van der Hoeve.Dr. J. H. Holwerda.Hordijk, Mr. P. A. PijnackerProf. Dr. J. Huizinga.Hurgronje, Prof. Dr. C. SnouckProf. Mr. H. A. Idema.Mej. W. Jacometti.P. Jasperse.H. J. Jesse.Jong, A. P. Schram deMr. 0. W. S. Josephus Jitta.Dr. R. A. Kern.G. F. E. Kiers.J. Kloos.Prof. Dr. L. Knappert.A. B. J. Koch.Mr. N. Kolff.W. J. Kolff.Mej. C. Korsse.A. de Koster.

**

Page 19: 1936

XVIII

Mr. F. J. Kranenburg.A. Krantz.Mevr. Wed. C. H. Krantz-

van Dijk.Dr. L. P. Krantz.Kroese, H. E. Stenfert.Prof. Dr. N. J. Krom.Dr. J. E. Kroon.Ir. Jan A. van der Laan.Mr. J. C. van Laer.H. R. Lammers.Mej. N. de Lange.Dr. C. S. Lechner.J. Lindner.Mr. J. J. van der Lip.L. Loopuyt.Mevr. J. van Leur-De Loos.W. de Loos.Stud. Gezelschap ,,Lugdunum

Batavorum”.C. D. A. Baron van Lynden.J. H. A. Manders.H. M. Markusse.W. G. A. de Meester.Jhr. Mr. H. J. van Meeuwen.Mej. T. T. Meyers.H. J. H. F. Modderman.J. F. A. Modderman.J. P. Mulder.Mulder, W. G. Borgerhoff.Prof. Dr. J. W. Muller.

J. Neisingh.Prof. Dr. H. M. van Nes.F. H. Nieuwenhuizen Segaar.Gemeente Noordwijk.Mr. G. H. E. Nord Thomson.Ir. H. van Oerle.B. Offringa.Prof. Mr. J. C. van Oven.Mej. J. B. van Overeem.Mevr. Wed. Mr. Dr. J. C.

Overvoorde-Gordon.G. H. Pel.S. M. S. Philipse.J. J. Planjer.G. C. Pluygers.Hugo van Poelgeest.Mej. F. A. Le Poole.Mevr. 0. A. Le Poole- v. Beek.G. J. ter Poorten.Prof. Mr. N. W. Posthumus.Jhr. J. A. de Ranitz.W. M. C. Regt.Mej. E. Hazelhoff Roelfzema.Jhr. C. C. Röell.E. W. Wichers Rollandet.P. H. Romeijn.Prof. Dr. Ph. S. van Ronkel.Rosenthal, L. H. N. F. M.

Bosch Ridder vanRijksbureau voor

Monumentenzorg.

Page 20: 1936

XIX

J. F. X. Sanders.Mr. J. R. Schaafsma.H. N. Baron Schimmel-

penninck van der Oye.W. A. A. J. Baron Schimmel-

penninck van der Oye.J. F. G. Schlingemann.Jhr. W. L. Schorer.Mevr. J. Schots.H. A. Schouten.J. Schreuder.M. Schreuder.M. A. van Slingenberg.H. Baron de Smeth.Mr. A. J. Sormani.C. C. SpiegelA. C. J. Stark.Jhr. G. J. Stoop.W. J. P. Suringar.N. J. Swierstra.Mevr. M. E. Timmermans-

van der Goes.J. Varkevisser.H. P. Veldhuyzen.R. K. Aeneae Venema.Dr. Mr. J. W. Verburgt.H. D. Verdam.P. Verloren van Themaat.

W. H. Vermaes.Mevr. Wed. Dr. P. Vermeulen.Mej. 1. M. Versluys.Mej. A. J. Versprille.Virtus Concordia Fides.J. de Visser.H. Vles.Mevr. Röder-Vles.Mevr. Wed. Prof. Mr. W. van

der Vlugt-Rauwenhoff.E. Th. M. Baron van Voorst

tot Voorst.Prof. Dr. J. Ph. Vogel.Th. R. H. Vreede.Vereen. t. bev. v. h. Vreem-

delingenverkeer te Leiden.Prof. Dr. J. de Vries.H. van de Waal.Th. A. de Walle.Mr. L. J. Welter.Mej. A. M. Weydung.P. H. J. Wichers.K. Wiersma.R. de Wilde F.Gzn.N. J. Woensdrecht.W. F. Verhey van Wijk.L. J. F. Wijsenbeek.J. van der Zanden.

Page 21: 1936
Page 22: 1936

KORTE KRONIEK

VAN

LEIDEN EN RIJNLAND

Page 23: 1936

KRONIEK 19352 Jan.

8 n

11 n

12 n

14 n

19 n

21 n

24 n

30 n

De Heer G. S. de Haan, chef van de teeken-kamer bij den dienst van Gemeentewerken,op 42-jarigen leeftijd overleden.

Afscheid van hoofdagent J. Klut.

Nieuwkoop c.a. in hoogste instantie ver-oordeeld tot het betalen van bundergeldaan Rijnland.

De Heer J. B. Meynen neemt ontslag alslid van den Gemeenteraad, welke functiehij van 1920-1935 voor de Christ. Unieheeft vervuld.

Oud-Acad. Ziekenhuis, met name het ge-deelte, waarin vroeger de verloskundigekliniek van Prof. Dr. P. C. T. van derHoeven was gevestigd, als collegegebouwin gebruik genomen.

Dr. J. C. M. Timmermans, arts te Leiden, op67-jarigen leeftijd te Oegstgeest overleden.

50-Jarig jubileum van den Heer A. Vonk alskoster bij de Ned. Herv. Gemeente teZoeterwoude.

7de Lustrum der Ver. v, Vrouwel. Studenten.

Afscheid van Mr. A. van der Elst als ambte-naar van het O.M. bij het kantongerecht.

Page 24: 1936

XXIII

2 Febr.

3 »

5 n

5 n

8 n

10 n

13 7,

13 n

14 n

23 n

27 n

Afscheid van den Heer J. Noë als keur-meester-hoofdopzichter van het OpenbaarSlachthuis.

Intrede van Ds. F. ten Cate als predikantder Doopsgezinde Gemeente van Leiden.

De Heer J. Wagemaker, notaris te Noord-wijk, op 57 jarigen leeftijd overleden.

Intrede van Ds. H. A. Wiersinga als predi-kant bij de Gereformeerde Gemeente vanLeiden.

Dies natalis der Leidsche Hoogeschool.Intrede van Ds. Mispelblom Beyer als predi-

kant bij de Remonstrantsch GereformeerdeGemeente van Leiden.

50-Jarig jubileum van den Heer C. Bouw-meester bij de N.V. Gebr. Eggink, bloem-bollenhandel te Voorschoten.

Mevr. W. A. van Ommeren-de Voogt,stichteres o.a. van het Johannahuis enhet Wavopark te Wassenaar, op 68-jarigenleeftijd te Wassenaar overleden.

Plechtige consecratie van de nieuwe R.K.kerk te Nieuwkoop.

De Heer P. du Croix, apotheker, op 52-jarigen leeftijd overleden.

Dr. P. A. A. Boeser, oud-lector in de Egyp-tologie aan de L. Universiteit en oud-onder-directeur van het Rijksmuseum van

Page 25: 1936

1 Mrt.

1 n

1 3l

1 97

16 n

19 m

30 n

1 Apr.

XXIV

Oudheden, grondlegger van de studie inde Egyptologie hier te lande, op 76-jarigen leeftijd overleden.

75-Jarig bestaan v.h. Leidsch Dagblad.

Opening van het nieuwe Raadhuis te Leider-dorp.

Dr. Murk Jansen, privaat-docent in deorthopaedie aan de Rijks-Universiteit endirecteur van de Anna-kliniek, op 67-jarigen leeftijd overleden.

Tot burgemeester van Woubrugge is be-noemd de Heer H. B. N. Mumsen te‘s-Gravenhage, controleur bij den Rijks-dienst voor de steunverleening aan hetDepartement v. Sociale Zaken.

Officieele opening jongens-paviljoen ,NieuwVoordorp”.

Dr. C. P. van Nes, chirurg te Groningen,door het Bestuur der Vereeniging voorMisvormden benoemd tot Directeur derAnna-Kliniek.

Afscheid van den Heer K. Salverda alsGemeente-Secretaris te Alphen.

Beëediging en installatie van Mr. F. A.Helmstrijd als Secretaris der GemeenteAlphen.

Page 26: 1936

xxv

11 Apr. Gouden jubileum van den heer J. Groenen-dijk als zetter in dienst bij de inrichtingvoor Gemeente-administratie N. SamsonN.V. te Alphen.

12 n De heer A. Schellingerhout 50 jaar werk-zaam op de dakpannen- en draineer-buizenfabriek van de fa. Jac. Oppelaarte Koudekerk.

23 n Eerste steenlegging der nieuwe St. Petrus-kerk op terrein nabij de KamerhnghOnneslaan.

23-25 ~ 25e Ned. Natuur- en Geneeskundig Congreste Leiden.

26 ,, 75-Jarig bestaan der Rederijkerskamer ,H.K. Poot” te Bodegraven.

29 » Bevestiging van Ds. H. van Dijk als predikantbij de Ned. Herv. Gemeente te Rijnzater-woude.

29 n 50-Jarig jubileum van den heer P. J. Jesseals blikslager b.d. N.V. ConservenfabriekHoogenstraten.

1 Mei De heer W. A. Couzy, brandmeester teAmsterdam, met ingang van 1 Mei 1935benoemd tot inspecteur van politie leklas, speciaal belast met de leiding vande brandweer.

Page 27: 1936

XXVI

3 Mei

3 ”

6 n

6 n

6 n

10 n

10 n

17 »23 n

24 B

31 w

Inaugureele rede van Prof. Mr. J. J. Schrieke,als buitengewoon hoogleeraar in hetStaats- en Administratief recht van Ned.Indië.

Teraardebestelling van den Heer P. Werk-man, oud-leeraar in de Fransche Taalen Letterkunde aan de Gem. H.B.S.

De heer A. Vilders, pedel van het LeidschStudentencorps, op 39-jarigen leeftijdoverleden.

Intrede van Ds. M. Hengeveld als predikantbij de Gereformeerde Kerk te Hazers-woude.

350-Jarig bestaan der Maria-Congregatie.Gouden jubileum van het Theologisch Colle-

gium ,,Chrysostomus”.Inaugureele rede van Prof. Mr. F. D. Holle-

man, buitengewoon hoogleeraar in hetadatrecht in Ned. Indië.

De molen ,,De Stier” wordt gesloopt.Afscheidscollege van Prof. Dr. Albert Verwey

als hoogleeraar in de Ned. Letterkunde.Inaugureele rede van Prof. Dr. J. P. B. de

Josselin de Jong als hoogleeraar in deVolkenkunde van Ned. Indië.

Afscheid van den Heer D. van Lith alsondercommandant en w.n. commandantvan de Leidsche Brandweer.

Page 28: 1936

XXVII

3 1 Mei

1 Juni

5 n

7 n

14 n

1 5 n

19 7,

21 n

23 n

26 9,

28 ,,

Afscheid van den Heer E. Roliema als secre-taris der gemeente Koudekerk.

Opening van het zwembad te Alkemade.

Bij K.B. is tot notaris te Noordwijk benoemdMr. C. Punt.

Inaugureele rede van Prof. Dr. S. E. de Jonghals hoogleeraar in de Pharmacologie.

Officieele opening van het recreatiegebouwvan ,,Endegeest”.

100-Jarig bestaan v. d. fabriek der N.V.Edelmetaalbedrijven te Voorschoten, m.n.N.V. Zilverfabriek ,,Voorschoten” en N.V.Kon. Begeer.

De Heer P. v. d. Ven benoemd tot gemeente-secretaris van Stompwijk.

De Heer W. E. Termond, Ieeraar machine-bankwerker aan de ambachtsschool, op62-jarigen leeftijd overleden.

Intrede van Ds. P. A. A. Klüsener als predi-kant bij de Ned. Herv. Gemeente teBodegraven.

Huldiging van Dr. J. J. de Gelder na zijnaftreden als directeur-conservator van hetPrentenkabinet.

De Heer J. Bots, Directeur v. d. Meelfabriek,De Rijn”, penningmeester der Zita Ver-eeniging en der R.K. Vakschool, op 65-jarigen leeftijd overleden.

Page 29: 1936

XXVIII

29 Juni Aanvang van de viering van het 72e lustrumder Leidsche Hoogeschool.

29 Yl Intocht der reunisten.

30 n Concours-Hippique gehouden op het U.V.S.terrein aan den Kanaalweg ter gelegenheidvan het Lustrum van het L.S.C.

1 Juli Lustrum-optocht : Intocht der Rederijkers-kamers te Leiden.

1 3 Openstelling voor het verkeer van de grootenieuwe brug aan den Provincialen weg teHazerswoude.

2 n Dr. J. Meijer benoemd tot predikant-direc-teur der Martha-Stichting te Alphen.

2 n Ontvangst in de Lakenhal door de LeidscheRederijkerskamer: Liefd’ is ‘t fondament.

2 n Opvoering van het spel: de Vos Reinaerde.

5 * Prof. Dr. D. Plooy, hoogleeraar in de theo-logie te Amsterdam, op 5%jarigen leeftijdoverleden.

13 n

15 n

25 n

Afscheid van den Heer W. A. Kriest, alshoofd der opleidingsschool Aalmarkt, voorGymnasium en H.B.S.

50-Jarig jubileum van den Heer Herm.Woltemath als bloemistknecht bij de N.V.Joh. van Til Jzn. te Hillegom.

Prof. Dr. F. A. F. C. Went, bijzonder hoog-ieeraar in de plantkunde, op 72-jarigenleeftijd te Wassenaar overleden.

Page 30: 1936

XXIX

26 Juli Het triptiek .Het Laatste Oordeel” van Lucasvan Leyden gerestaureerd, zoodanig datde beeltenis van God den Vader weeraan het licht is gebracht.

26 n Afscheid van den Heer W. Kijne als hoofdvan de Julianaschool te Hillegom.

31 n Afscheid van Jhr. K. W. L. de Muralt alsburgemeester van Ter Aar.

31 7, Dr. N. Tinbergen tot wederopzeggens toetoegelaten als privaat-docent in de facul-teit der Wis- en Natuurkunde om onder-wijs te geven in de algemeene Zoölogie.

5 Aug. De Heer H. Eerdbeek, notaris te Katwijk,op 61-jarigen leeftijd overleden.

7 n Ir. P. de Gruyter, ingenieur bij het Departe-ment van Verkeer en Waterstaat in Neder-landsch-Indië, benoemd tot ingenieur vanhet hoogheemraadschap van Rijnland.

15 n Vertrek van de verpleegden van het Kon.Militair Invalidenhuis naar ,,Bronbeek”.

22 !, Jhr. Dr. W. A. Beelaerts van Blokland,griffier van de Eerste Kamer der StatenGeneraal, op 52-jarigen leeftijd te Ooster-beek overleden.

26 n Afscheid van Dr. Nienhuis, als predikant bijde Rem. Geref. Gemeente te Nieuwkoop.

2 Sept. Opening der nieuwe openbare school teKatwijk a. Zee.

Page 31: 1936

xxx

3 Sept.

3 n

3 n

10 n

12 n

13 n

16 n

18 n

19 n

Ds. G. van Reenen, emeritus-predikant, van1925-1927 hulppredikant bij de Cierefor-meerde Gemeente te Bodegraven, op 71-jarigen leeftijd overleden.

Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop vanHaarlem, oud-hoogleeraar te Warmond enoprichter van het Philosophicum aldaar,op 62-jarigen leeftijd overleden.

Opening der nieuwe Chr. U.L.O. school teKatwijk a. Zee.

Opening van de nieuwe kweekschool voorbewaarschool-onderwijzeressen aan denRapenburg (Vliet).

De Heer W. E. A. vom Hofe benoemd totpedel van het Leidsch Studentencorps.

Afscheid van Ds. A. W. Voors als directeurder Marthastichting en installatie vanDs. J. Th. Meyer als zoodanig.

Rectoraatsoverdracht. Prof. Dr. W. van derWoude treedt af als rector-magnificus;Prof. Mr. A. S. de Blécourt als zoodaniggeinstalleerd.

150-Jarig bestaan van ,,MathesisScientiarumGenetrix”.

Officieele opening van de Vee- en Zuivel-tentoonstelling. Bezoek van H.M. deKoningin.

Page 32: 1936

XXXI

29 Sept. Afscheid van Ds. H. J. Grisnigt wegenszijn vertrek naar Harderwijk, van de Chr.Afgesch. Gemeente te Waddinxveen.

30 n Afscheid van Ds. N. Bijdemast van de Chr.Geref. Gemeente te Boskoop.

30 n Afscheid van den Heer L. Duval als inspec-teur van politie.

30 n Mevr. de Wed. de Vries-Egeling heeft eengroote collectie koude kasplanten uit decollectie van Prof. Hugo de Vries aanden Hortus geschonken.

1 Oct. De Heer G. F. E. Kiers, directeur van Bouw-en Woningtoezicht, benoemd tot inspec-teur van devolksgezondheid bij den dienst,welke i.h.b. is belast met de handhavingder wettelijke bepalingen betreffendeVolkshuisvesting.

2 3 Installatie van den Heer B. J. Hogenboomals burgemeester van Ter Aar.

2 9, Overdracht van het Prins -Willem - Orgeldoor studenten en oud-studenten aancuratoren en senaat der Leidsche Univer-siteit.

2 n Pastoor G. Daaimans, sedert 1910 pastoor teBoskoop, op 72-jarigen leeftijd overleden.

6 1: Afscheid van Ds. W. M. A. Kalkman van deNed. Herv. Gemeente te Katwijk aan Zee.

Page 33: 1936

XXXII

25 Oct.

25 n

26 n

29 n

30 n

3 Nov.

3 3

5 n

8 n

-1-9 I ,

De Heer J. W. Kobus, oud secretaris derGemeente Katwijk, op 6%jarigen leeftijdoverleden.

De Heer Th. Sprey, oud-wethouder te Alphena. d. Rijn, op 74-jarigen leeftijd overleden.

Opening van het nieuwe Vliethuis aan hetRijn- en Schiekanaal.

De Heer H. J. Popp, leeraar in de handels-wetenschappen aan de school van hetgenootschap ,,Kennis is Macht”, op 39-jarigen leeftijd overleden.

Ir. P. C. Lindenbergh benoemd tot directeurvan de N.V. Leidsche Duinwater-Maat-schappij.

Gouden jubileum van den Heer H. Blazer alsmeesterknecht bij de N.V. Turkenburg’sZaadhandel te Bodegraven.

Installatie van den Heer A. J. M. vanMeeuwen als pastoor van Boskoop.

Afscheid van Dr. van Es als gemeenteraads-lid voor de anti-revolutionaire partij.

Inaugureele rede van Prof. Dr. R. N. vanEyck als hoogleeraar in de Ned. Letter-kunde.

Prof. Dr. H. Windisch, oud-Leidsch hoog-leeraar in de Oud-Christelijke letterkundeen de uitlegging van het Nieuwe Testa-ment op 65-jarigen leeftijd te Halle(Duitschland) overleden.

Page 34: 1936

XXXIII

11 Nov. Jhr. van Eys heeft door bemiddeling vanProf. Dr: C. C. Uhlenbeck, oud-hoog-leeraar aan de Leidsche Universiteit, eengroot aantal Bascologische en Iberolo-gische boeken aan de Univ. bibliotheekten geschenke gegeven; deze collectie isdoor Prof. Uhlenbeck gecompleteerd.

14 77

15 0

18 n

17 n

16 n

22 n

21 7,

De korenmolen ,,De Vlinder” te Rijnsburg,dateerend van omstreeks 1700, wordtgesloopt.

Inaugureele rede van Prof. Dr. J. H. Oortals buitengewoon hoogleeraar in de ster-rekunde.

Dr. D. Nauta gereformeerd predikant teWoubrugge, benoemd tot gewoon hoog-leeraar in de theologie aan de Vrije Uni-versiteit te Amsterdam.

Intrede van cand. M. Baan bij de Chr.Geref. Gemeente te Rijnsburg.

De Heer H. E. de Ruyter Zijlker, arts teKatwijk, op 70-jarigen leeftijd overleden.

Prof. Dr. E. Gorter, benoemd tot docentbij de geneeskundige faculteit te Gent;blijft hoogleeraar te Leiden.

Mr. D. A.van Eek afgetreden als voorzittervan de afdeeling Leiden der S.D.A.P.,welk presidium hij bijna 30 jaren heeftbekleed.

***

Page 35: 1936

XXXIV

29 Nov.

3 Dec.

4 9,

8 n

13 >>

‘5 n

20 n

23 »

24 *

24 ,,

25 n

De Heer Th. W. van Niekerk, rijksveld-wachter te Hazerswoude op 60-jarigenleeftijd overleden.

De Heer B. J. Huurman Dzn., oud-lid vanden gemeenteraad, op 6l-jarigen leeftijdoverleden.

Pastoor G. M. A. Waterreus, pastoor teNoordwijkerhout, overleden.

Afscheid van Ds. H. W. Waardenburg vande Ned. Herv. Gemeente te Hoogmade.

Afscheidscollege van Prof. R. P. van Calcarals hoogleeaar in de bacteriologie enhygiëne.

Bevestiging van Ds. L. W. van Wijngaardenals remonstrantsch predikant te Nieuw-koop.

De Heer L. Gesman, bestuurslid van velephilanthropische vereenigingen te Alfen,op 78-jarigen leeftijd overleden.

De Heer 6. F. Reyst, oud-apotheker op81 -jarigen leeftijd te Oegstgeest overleden,

Teraardebestelling van den Heer J. F. deRen, oud-hoofd eener school te Oude-wetering, o.a. stichter van het Prot. Bureauvoor Sociale adviezen.

Dr. J. Eikelenboom, geneesheer te Katwijkaan Zee, op 49-jarigen leeftijd overleden.

De Heer C. Schuitemaker, oud-koster vande Nieuwe Kerk te Katwijk aan Zee, op74-jarigen leeftijd overleden.

Page 36: 1936
Page 37: 1936

Dr. J. C. M. TIMMERMANS.

Op 18 Januari 1935 overleed te zijnen huize inOestgeest, waar hij nog maar kort van een welver-diende rust genoot, op 67 jarigen leeftijd Dr. JacobCasper Maurits Timmermans, in leven arts en ge-meente-geneesheer te Leiden.

In Timmermans verliest de Leidsche kring vangeneeskundigen een zeer bekwaam, nauwgezet enmenschlievend collega, de gemeente Leiden een harerbeste medeburgers.

Met hart en ziel aan deze plaats gehecht, waarhij in 1867 het levenslicht aanschouwde, is hij zijngansche leven deze stad trouw gebleven en zoowelin gemeentedienst als in zijn uitgebreide practijk voorzeer velen een zegen geweest.

Hij bezocht de lagere school en het gymnasiumin Leiden en koos ook de Universiteit zijner ge-boorteplaats voor de studie in de geneeskunde, totwelk beroep hij zich al vroeg sterk aangetrokkengevoelde.

Op 2 Februari 1894 deed hij artsexamen en kreegkort daarop een assistentsplaats bij de heelkundigeafdeeling van het Academisch Ziekenhuis, waar hijonder leiding van Prof. van Iterson een tweetal jarenzich in de chirurgie bekwaamde.

Op 26 Februari 1897 volgde zijn promotie tot Doctor

Page 38: 1936

Dr J. C. M. TIMMERMANS.

Page 39: 1936
Page 40: 1936

XXXVII

in de Geneeskunde op proefschrift: ,,Bijdrage tot deChirurgie van de lever en de galwegen”.

Een jaar daarvoor reeds had hij toegegeven aan zijninnerlijken drang zelfstandig de geneeskundige practijkuit te oefenen en vestigde hij zich in het hartje vanLeiden, waar hij weldra zich in een groote fonds- eneen uitgebreide particuliere practijk mocht verheugen.

Als huisdokter was Timmermans een zeer gezienefiguur, en hij dankte het groote vertrouwen van zijnpatienten en de bijzondere achting der gemeentelijkeautoriteiten naast zijn gedegen kennis aan zijn ka-raktereigenschappen, welke hem tot het einde zijnslevens een zeer bijzondere plaats in het maatschap-pelijk bestel deden innemen.

Het waren zijn toewijding, groote menschlievendheiden zijn bescheidenheid, die hem tal van vrienden inalle kringen schonken en nooit treffender zouden dedankbaarheid van tallooze patienten en de warmevriendschap en belangstelling van onderscheidenecollega’s en particulieren hebben kunnen blijken danbij zijn 40-jarig artsjubileum op 3 Februari 1934.

Niet alleen als arts maar ook op verschillend anderterrein heeft Timmermans verdienstelijk werk verrichten de richting, die hij daarbij altijd weer insloegwees er op, hoe alles wat hij ondernam voortsprootuit denzelfden impuls: zijn naasten wèl te doen.

Bekend was zijn streven naar spoedige voorloopigehulp bij ongevallen en het resultaat daarvan, de totstandkoming van de cursussen voor ,eerste hulp hijongelukken”, waarin hij een lange reeks van jareneen leidende rol vervulde.

Page 41: 1936

XXXVIII

Als Bestuurslid eerst, als Voorzitter later van deafdeeling Leiden van het Nederlandsche Roode Kruis,belastte hij zich in het bijzonder met de transport-colonne en wist, bijna uitsluitend met eigen kracht,te bereiken, dat een kleine kern geschoolde en ge-ëxamineerde helpers altijd gereed stond voor hetvervoer van zieken en gewonden als oorlogsgevaarzou dreigen.

Kort voordat zijn gezondheidstoestand hem dwonghet voorzitterschapaan jongere krachten over tedragen,wist hij nog den grondslag te leggen voor den Leid-schen bloedtransfusiedienst, die zoovelen tot zegenzou worden.

En wat de verpleging der zieken betreft, zag hijniet alleen scherp de noodzakelijkheid in van eengoede opleiding, maar wist ook tijd vrij te makenom in het Hôpital Wallon de opleiding der ver-pleegsters persoonlijk ter hand te nemen. Hoe hijzich van deze taak heeft gekweten blijkt uit de en-kele woorden, gevoegd bij een geschenk van zijndankbare leerlingen: ,,Semper Paratus”.

Als ouderling der Waalsche Gemeente, als regentvan het Pieter Loridans- en het Jean Michielshofje,als commissaris van de Maatschappij voor Toon-kunst, als bestuurslid van de Nederlandsche Natuur-Historische Vereeniging afdeeling Leiden, heeft hijgearbeid en de gemeenschap geschonken wat hij alsmensch en medicus te schenken had; hij schonkveel en eischte voor zichzelf niets.

En de weinige uren, die hem dan nog restten warenvoor zijn gezin en voor de muziek; beiden brachten

Page 42: 1936

XXXIX

hem steeds innerlijk evenwicht en de kracht totnieuwen arbeid.

Zoo was Timmermans, wiens kleine figuur en be-scheiden optreden zooveel goeds verborgen, in zijnwerk en in zijn naastenliefde groot.

En toen een ernstige ziekte zijn gezondheid onder-mijnde, bleef hij in weerwil van veler waarschuwing,op zijn post en zich wijden aan de belangen vanzijn medemenschen, iedere hulp, iedere belangstellingafwijzend, met dat eigenaardige handgebaar, waar-mede hij een discussie als geëindigd beschouwde,totdat hij uitgeput en zwak, zich overgaf in vredeen als het ware in het harnas van zijn menschlievendberoep bezweek.

Wij eeren zijne nagedachtenis.

Dr. H. H. MAAS.

Page 43: 1936

Dr. P. A. A. BOESER.

Den 25en Februari 1935 is hier ter stede overledenDr. P. A. A. Boeser, oud-lector in de Egyptologieaan de Leidsche Universiteit, oud-onderdirecteur vanhet Rijksmuseum van Oudheden en grondlegger vande studie der Egyptologie in ons land. Dr. Boeserstamde uit een oud predikantengeslacht; zijn groot-vader was Ned. Herv. predikant te Op-en-Neder-Andel bij Woudrichem, zijn vader te Schellinkhoutbij Hoorn, een van de laatste orthodoxe predikantenin deze thans geheel vrijzinnige streek. In de Her-vormde pastorie te Schellinkhout werd Boeser den26sten Juli 1858 geboren. Toen zijn vader op nogjeugdigen leeftijd in 1869 overleed, vertrok diensgezin naar Leiden, waar Boeser de lagere schoolvan den heer Japikse en vervolgens het gymnasiumbezocht. In 1878 werd hij aan de Leidsche universiteitals student in de nieuwe letteren ingeschreven. waarhij den 12en Juni 1889 werd bevorderd tot doctorin de letteren en wijsbegeerte op een proefschrift,getiteld: Leven en werken van Margaretha Jacobade Neufville.

Nadien legde hij zich onder leiding van dr. W. Pleytetoe op de beoefening van het Egyptisch, zette dezestudie nog in het buitenland te Berlijn en Leipzigvoort en werd, na eenigen tijd als volontair aan hetRijksmuseum van Oudheden verbonden te zijngeweest,

Page 44: 1936

XL1

den len Maart 1892 benoemd tot conservator aandeze instelling, meer speciaal belast met de zorgvoor de Egyptische afdeeling. Na den dood vanPleyte werd hij in 1904 benoemd tot onderdirecteurvan voornoemd museum, welke functie hij tot eind1924 waarnam. Zijn beteekenis voor dit museum isvooral gelegen in het feit, dat hij na Pleyte’s doodde Egyptische monumenten in historische volgordeingedeelden gerangschikt heeft, en dat hij van dezewereldberoemde verzameling een prachtige uitgavein lichtdruk van twaalf deelen bezorgde, welke zooveelheeft bijgedragen om deze afdeeling van het museumhaar bekendheid te verschaffen. Verder werkte hijvoornamelijk op het gebied van het Koptisch en vanhet Demotisch. Bij zijn aftreden in 1924 werd hemhet Officierskruis der Oranje-Nassauorde verleend.

Tevens was Boeser de eerste, die in ons land eenleerstoel in de Egyptologie bezette. In 1903 werdhij toegelaten als privaat-docent in de Egyptologieaan de Leidsche Universiteit, in 1910 werd hij benoemdtot lector, welk ambt hij den 13en April aanvaarddemet een rede over: De Egyptologie en haar samen-hang met andere wetenschappen. Zijn colleges trokkenvele studenten, vooal literatoren en theologen. Hoe-velen, die met hem als museum-ambtenaar of alslector in aanraking kwamen, hebben niet zijn grootehulpvaardigheid ondervonden en zijn grenzenloozebereidwilligheid om anderen van zijn uitgebreidekennis, niet het minst ook van zijn talenkennis, te doenprofiteeren! Wegens het bereiken van den 70-jarigenleeftijd legde hij in 1925 ook zijn lectoraat neer.

Page 45: 1936

XL11

Maar al was hij ambteloos burger geworden, tochkon hij niet scheiden van het werk, dat hem dierbaarwas geworden. Dagelijks verscheen hij op het museum;voor de ouderen bleef hij een trouw vriend en mede-werker, voor de jongeren was hij als man van alge-meene wetenschap en met een ontzettend geheugen,een vraagbaak en een steun, dien zij noode missen.Tot op den laatsten dag van zijn leven heeft hij zijnlevenstaak vervuld temidden van hen, die hem hoog-achtten om zijn eenvoud des harten en groote fijn-gevoeligheid. Is zoo veel voorspoed en geluk zijndeel geweest, hij heeft ook groote tegenslagen gekenden veel leeds te dragen gekregen, maar onder ditalles is hem steeds die blijmoedigheid bijgebleven,die het kenmerk is van den oprechten christen. Zijnheengaan is voor allen, die hem kenden, een grootverlies.

W. D. v. W.

Page 46: 1936

Dr. MURK JANSEN.

Den lsten Maart 1935 overleed te Leiden Dr. MurkJansen, privaat-docent in de Orthopaedie aan de Rijks-Universiteit en directeur van de Anna-Kliniek voorOrthopaedie te Leiden. Met hem verloor Leiden eenharer beste, algemeen geëerde en beminde burgersen de wetenschap een geleerde met zeer bijzonderegaven van geest en hart, die zoowel in Nederlandals overal in het buitenland als een der bekwaamsteorthopaedisten werd beschouwd.

Op 22 September 1867 te Zaandam geboren alszoon van het hoofd der Christelijke school aldaar,had hij het voorrecht in een beschaafde omgevingop te groeien en zeer zorgvuldig te worden opgevoeddoor zijn vader, die zijn kinderen o.a. al zeer vroegeen grondige kennis van de moderne talen bijbracht.De vader kon zich geen meer gewenschte toekomstvoor zijn zoon denken dan een eervolle plaats bijhet onderwijs, en zoo werd de jonge Murk opgeleid,om eerst de lagere en daarna de middelbare onder-wijsacten te verkrijgen. Deze voelde zich echter alsjongen aangetrokken tot de studie in de medicijnen;maar hiervan kon voorloopig geen sprake zijn methet oog op de hooge kosten.

In 1885 deed hij zijn eerste examen en begondadelijk les te geven in zijn vaders school. ‘s Avondswerkte hij met grooten ijver voor meer acten, tot

Page 47: 1936

XLIV

hij in 1892 de acte Middelbaar Engelsch behaalde.Nu brak weldra het oogenblik aan dat hij met hetgeven van privé-lessen genoeg verdiende, om zichin Leiden te kunnen laten inschrijven voor de medischestudie. Dit was een inspannend leven, want elkenZaterdag, en dikwijls ook Zondag gaf hij onafgebrokenEngelsche lessen in Rotterdam om de benoodigdegelden voor de studie te kunnen bijeenbrengen. Tochverflauwde zijn ijver niet. Den 18en Januari 1900slaagde hij voor het artsexamen en promoveerdekort daarna te Gent. Tot 1904 was hij achtereen-volgens prosector in het Anatomisch Laboratoriumvan den ouden professor Zaayer en daarna assistentin het Academisch Ziekenhuis van professor Nolenen korten tijd van professor Korteweg. Met dezenlaatste besprak hij de wenschelijkheid, aan de in delaatste jaren in het buitenland zooveel beoefendestudie van de orthopaedie, ook in Nederland meeraandacht te wijden; en professor Korteweg raaddehem aan, zich als privaat-docent in dit vak te Leidente vestigen en in het Academisch Ziekenhuis eenpolikliniek voor misvormden te openen.

Dr. Murk Jansen volgde dien raad op en begonin 1904 zijn lessen in de orthopaedie. Tegelijkertijdopende hij een polikliniek, waarvan hij tot aan heteinde van zijn leven de leiding behield. In dat zelfdejaar vestigde hij zich als internist in Leiden alsplaatsvervanger van Dr. J. van der Sluys, die vooreenige maanden naar Indië vertrok. Wet was eenleven van strijd, dat hij tegemoet ging: strijd tegenonkunde en wanbegrippen, zooals ieder mensch te

Page 48: 1936

XLV

strijden krijgt, die nieuwe begrippen en methodeningang wil doen vinden. Zijn buitengewone werk-kracht, onuitputtelijk geduld, taaie volharding enopgewekte aard deden hem allen tegenstand kalmdragen. Ons land was op orthopaedisch gebied zeerachterlijk; maar langzaam aan drong het tot het grootepubliek en de doctoren door, dat er wel genezing tevinden was voor vele ongelukkige gebrekkigen. Inons land was geen gelegenheid om zich practischte bekwamen voor de orthopaedie en zoo kwam hetdat Dr. Murk Jansen zijn vacanties besteedde ombij de beste orthopaedisten in de omringende landente gaan werken en onderzoeken. Hierbij kwam hetgroote gemak waarmede hij verschillende modernetalen sprak en las hem zeer van pas en spoedigwerd hij overal als vriend ontvangen en geholpen.Ook was hij na 1910 begonnen over zijn theorieënin tijdschriften te schrijven en gaf in 1912 zijn eersteboek uit ,,Achondroplasia”, dat ook in het Duitschen Engelsch verscheen en zijn naam in orthopaedischekringen zeer bekend maakte. Zoo kon het gebeurendat in het laatste oorlogsjaar, toen de Engelsche enDuitsche regeeringen besloten duizenden invalidenin Nederland te interneeren en de Nederlandschechef voor interneering aan het Engelsche hoofd derorthopaedische hospitalen, Sir Robert Jones, verzochteen orthopaedisch chirurg te zenden, deze terugseinde :,,Niet noodig Engelsch orthopaedisch chirurg tezenden, de beste orthopaedische chirurg is vlak bijU, n.ml. Dr. Murk Jansen te Leiden.” Eenige maandenbehandelde deze de geïnterneerden en de Engelsche

Page 49: 1936

XLVI

regeering beloonde zijn diensten met zijn benoemingtot ,Officer of the British Empire”.

In de oorlogvoerende landen ondervond men alheel spoedig, van hoe groot belang het was, voorde oorlogsinvaliden hulp in te roepen van de specia-listen, die zich bijzonder op de orthopaedie haddentoegelegd; en in dien tijd werd het aantal orthopae-dische ziekenhuizen steeds grooter en de lust omdit vak te bestudeeren en steeds meer te volmakennam toe. Dr. Murk Jansen zette al die jaren metgroote toewijding zijn onderzoekingen voort en publi-ceerde verscheidene boeken en tijdschriftartikelen,om de resultaten van die onderzoekingen bekend temaken, o.a. ,,Physiologische Skoliose” in 1912, ,,OverVoetgezwel” in 1915, ,,Ueber die Lange der Muskel-bundel” in 1916, ,,On Boneformation” in 1920, ,,Fee-bleness of Growth and Congenital Dwarfism” in 1921.In 1922 ontving hij de prix Umberto, door de Uni-versiteit van Bologna om de 5 jaren uitgeloofd voorde beste werken op orthopaedisch gebied.

Ook als goed spreker op orthopaedische vergade-ringen en congressen was hij niet alleen in de na-burige landen, maar ook in Noord-Amerika zeerbekend, zoodat hij eerelid werd van de OrthopaedischeVereenigingen in Nederland, Frankrijk, Italië, Oosten-rijk en Engeland en correspondeerend lid van dieVereenigingen in Belg%!, Duitschland en Rusland, tot-dat hij tenslotte tot voorzitter voor het leven vande Internationale Vereeniging v. Orthopaedie werdbenoemd. Ondertusschen bleef hier in het land allesbij het oude, en pogingen om voor de menigte ge-

Page 50: 1936

XLVII

brekkigen goede ziekenhuizen op te richten, mislukten.Dr. Murk Jansen had voor zijn patiënten in het Acade-misch Ziekenhuis maar twee bedden ter beschikking.

Om de belangstelling voor de gebrekkigen te be-vorderen, richtte hij in 1920 de Vereeniging voorMisvormden op, die tot doel had op allerlei wijzenhet lot van de lichamelijk gebrekkigen te verbeteren;in de eerste plaats door het laten bouwen van eenorthopaedische kliniek. Vrienden, oud-leerlingen enpatiënten brachten ongeveer f 80.000.- bijeen; maardit was onvoldoende. Zoo besloot hij op eigen kosteneen Kliniek op te richten en de gelden, die reeds ver-zameld waren, geheel voor de inrichting te besteden.Bij acte van schenking ontving de Vereeniging voorMisvormden de sommen, noodig voor den bouw enop 11 Nov. 1929 kon de Anna-Kliniek voor Ortho-paedie voor ongeveer 60 patiënten geopend worden.Zijne Excellentie Minister Verschuur verrichtte deopeningsplechtigheid en verraste aan het slot alleaanwezigen met de mededeeling dat het H.M. deKoningin behaagd had, Dr. Murk Jansen tot Ridder inde Orde van den Nederlandschen Leeuw te benoemen.

Een paar jaren later, in 1932, kwam na langdurigeonderhandelingen een overeenkomst tot stand methet Departement van Onderwijs, Kunsten en Weten-schappen, waarbij niet alleen de polikliniek voororthopaedie overgeplaatst werd naar de Anna-Kliniek,maar ook een subsidie werd toegezegd voor de ver-pleging en behandeling van 12 onderwijspatiënten.Dit was een zeer groote stap vooruit in de goederichting, temeer, omdat het aantal patiënten steeds

Page 51: 1936

XLVIII

toenam en de Kliniek zich in een grooten bloei konverheugen.

In 1933 echter trof Dr. Murk Jansen een zeer zwareslag door den dood van zijn vriend en mededirecteurDr. J. W. P. Fransen, die zoo geheel met hem mede-leefde en in wien hij steeds zijn opvolger zag. Indien tijd was zijn eigen gezondheid ook niet meerzoo goed, zoodat de zware last, die op hem drukte,hem dikwijls te veel was. Zijn krachten verminderden,tot hij in September 1934 een operatie moest onder-gaan en daarna het werk niet meer heeft kunnenhervatten. Op zijn ziekbed toonde hij alweer zijnbijzondere eigenschappen en de groote kalmte waar-mede hij over zijn naderend einde sprak, oefendeeen grooten invloed uit op zijn omgeving. Zijn geestbleef helder en zijn belangstelling in zijn werk, enbovenal in zijn Anna-Kliniek, bleef onverminderd.De dappere strijder voor zijn doel bleef steeds ver-vuld met de gedachte, wat de beste manier was omzijn werk voort te zetten en zijn Kliniek achter telaten in goede handen; en toen hij zijn besluit ge-nomen had zeer kort voor zijn overlijden, had hijnog de kracht alles te regelen. Zoo ging hij rustigheen, dankbaar voor alles wat hij had kunnen vol-brengen, dankbaar ook voor de vele liefde en vriend-schap, die hij gedurende zijn ziekte mocht ondervinden.

A. E. GKOLL.

Page 52: 1936

ABRAHAM VILDERS

geboren te Leiden 21.1.1896 overleden aldaar 6.V. 1935,in leven pedel van het Leidsche Studenten Corps

1917-1935.

Vilders heeft in het Leidsche Studenten Corps eenbelangrijke plaats vervuld. Hij was de vraagbaakvoor een ieder; hij wist alles; bij alle in- of uit-wendige corpsgebeurtenissen was Vilders de man,die voor alles zorgde. Vilders was met alles watmet het Corps samenhing groot geworden. Hij wasdrager van de levende traditie door een voortdurendnauw contact van bijna 18 jaren met de steedswisselende generaties studenten. Slechts eens schootzijn kennis en geheugen tekort; bij de regeling vande Varsityzege in 1929; maar dat had hij nooit alspedel meegemaakt.

Hij was de rechterhand van Collegium en Alma-nak-redactie; hij schreef alle uitnoodigingen voorofficieele avonden en legde den functionaris terstondhet antwoord ter onderteekening voor. Hij caligra-pheerde de bullen voor leden en eereleden; hij be-stelde bloemen en linten met opschriften. Steedskwam men bij Vilders terecht.

En Vilders had hart voor de zaak, ondanks al dievele kleine, in zich zelf vervelende werkjes. Hij wasLeidenaar door geboorte en door bestemming. Hetwas zijn trots Leiden onder zijn medepedellen hoogte houden; een Leidsche zege was mede zijn zege;

****

Page 53: 1936

Leiden moest steeds bovenaan, en het was hem eenvreugde hieraan mede te mogen werken op zijnbescheiden wijze.

Het spreekwoord zegt: De mortuis nil nisi bene.Maar wel mogen wij vaststellen dat hij ondanksmenschelijke tekortkomingen een plaats had, nietalleen in het administratief organisme van het Corps,maar ook in het hart van vele corpsleden. En hoewelvoor vele ouderen onbegrijpelijk, viel, naar het woordvan den Praeses Collegii, door zijn plotselingen doodvoor zijn vrienden een schaduw op de zoo feeste-lijke opening van het Lustrum.

Page 54: 1936

DR. DANIEL PLOOY t

geb. 14 April 1877 overleden 5 Juli 1935.

De Hervormde Gemeente van Leiden heeft hetvoorrecht gehad Dr. Daniël Plooy van 2 Maart 1913tot 4 April 1926 tot den kring harer voorgangers tetellen.

Zijn veelzijdige belangstelling in alles wat zijn tijdbewoog en vooral zijne liefde tot de wetenschapdrongen hem zijn ongewone werkkracht en begaafd-heid aan veel arbeid te wijden, die niet tot hetdirecte terrein van zijn kerkelijk ambt behoorde.Maar dat wil niet zeggen, dat hij zich op dit terreinonbetuigd heeft gelaten. Om slechts enkele dingente noemen: hij stichtte het wijkgebouw ,,Staalwijk”.Hij was de predikant van het Diaconessenhuis. Hijorganiseerde de geestelijke verzorging van de patientenin het oude Academisch Ziekenhuis; en later werder op zijn initiatief ook de gelegenheid geopend tothet houden van godsdienstoefeningen, hetgeen nogsteeds in het nieuwe Academisch Ziekenhuis wordtvoortgezet. Met den legerpredikant Ds. Nauta ver-zorgde hij de beurtenlijst, en ook toen hij professorwas kwam hij herhaaldelijk over om er den dienstte leiden, en tot 1933 nam hij er deel aan deKerstfeestviering. Hij had de gave om van hart tothart te spreken, hetgeen juist bij het ziekbed van

Page 55: 1936

zoo groote beteekenis is. In het ministerie van pre-dikanten en in den kerkeraad legden zijne adviezengewicht in de schaal. Zij getuigden van een scherpenen milden geest, niet het minst van een hartgrondigenafkeer van de kleinzieligheden en beperktheden vanhet richtingwezen, dat naar zijne meening meer aanhet sectarisme dan aan de christelijke beginselenten goede kwam.

Bovendien wierp zijn wetenschappelijke arbeidook vruchten af voor zijn ambtswerk. Het omge-keerde gold trouwens evenzeer. Er was een nauwcontact tusschen zijne studie, die inzonderheid aan hetNieuwe Testament gewijd was, en zijne prediking.Dit contact bleek allerminst uit eene uitstalling vangeleerdheid op den kansel. Zijne prediking deedintegendeel denken aan een anecdote: Een kleinegemeente in de buurt van een academiestad inEngeland werd des Zondags geregeld gesticht doorde theologische candidaten, die er dan proevenkwamen afleggen van de theologische kennis, diezij aan de academie veroverd hadden. In eenvacantie was er eens geen student beschikbaar enging de professor zelf. Geruimen tijd daarna kwambij de theologische faculteit een brief van denkerkeraad in: dat deze zeer dankbaar was vooral de prachtige preeken van die knappe jongemannen. Maar in de vorige vacantie was er eenmaal een oude man geweest, die heelemaal nietknap en geleerd was, maar ze hadden hem ZOO

goed begrepen, domme menschen als ze waren. Ofmen dien nogeens wilde sturen. De datum werd

Page 56: 1936

LI11

nagezien. Het was de datum waarop de professorgepreekt had. -- Over het verzoek van ,,de Grieken”aan den Apostel Philippus: ,,wij wilden Jezus zien”(Joh. 12), maakte Plooy eens de opmerking: Ziedaarhet einddoel van alle theologische studie. Welnu, indeze uitspraak ligt èn de oorzaak èn de verklaringvan het contact tusschen zijn prediking en zijnwetenschap, zoowel van het bestaan van dat contactals van de wijze waarop het bestond.

Bijzondere vermelding verdient nog zijn aandeelin de stichting van het Pilgrim Fathers Genootschap,die weder het resultaat was van zijn harden arbeidbij de organisatie van de 300-jarige herdenking in1930 van de reis van de Mayflower uit Holland naarAmerika. Van het genootschap werd hij desecretaris.Bij al dezen arbeid kwam hem de gave uitnemendte stade, om voor de vuist brieven te dicteeren, diedan onberispelijk waren van vorm en inhoud. Dathij in het land der wetenschap een detectief was,bleek ook bij het naspeuren, ontdekken en uitgevenvan de “Leyden Documents relating to the Pilgrim-Fathers”, bij welker bewerking Dr. J. Randel Harrishem assisteerde, en waarvan de uitgave verzorgdwerd door de Firma Bril1 in 1920.

De plaatsruimte, die mij is toegemeten, verhindertmij meer te schrijven ter nagedachtenis van mijnambtgenoot en vriend. Niet weinigen in de Sleutel-stad zullen het geschrevene kunnen aanvullen uiteigen herinnering aan hetgeen zij van dezen dienaar vanhet Evangelie ontvingen, of liever: door hem van God.

W. TH. BOISSEVAIN.

Page 57: 1936

Jhr. Dr. W. A. BEELAERTS VAN BLOKLAND.

‘s-Gravenhage 1 Jan. 1883-22 Aug. 1935 Oosterbeek.

Al heeft hij na zijne studiejaren nimmer meer inLeiden zelf gewoond, toch gebiedt de plicht derdankbaarheid alleen reeds, Jhr. Beelaerts in onzeannalen te herdenken.

Oud-Leiden was even voor zijne komst ter Aca-demie opgericht en had zijne groote belangstelling.Meermalen heeft hij voor onze leden voordrachtengehouden over belangrijke onderwerpen; tot het laatsttoe deed de redactie nimmer een vergeefsch beroepop hem, om eene bijdrage voor ons jaarboekje af testaan. Geen beter bewijs van zijne groote liefde voorstad en omgeving, waaraan hij innig gehecht was,door zijne diep gaande studie en groote kennis harergeschiedenis, doch ook door traditie. Zijne moedertoch, Johanna Maria Kneppelhout, was hier geborenen haar vader Mr. K. J. F. C. Kneppelhout was even-eens geboren Leidenaar en daar een zeer bekendingezetene gedurende het grootste deel zijns levens.Aan hem danken wij het werk over de monumentenin de Pieterskerk en hij legde groote verzamelingenaan op archaeologisch, topographisch en numismatischgebied. Deze zijn voor een deel in handen gekomen

Page 58: 1936

jbr. h4r W . A. BEEr,At<K’l‘S V A N B L O K L A N D .

Page 59: 1936
Page 60: 1936

LV

van dezen zijnen kleinzoon, wiens aanleg en smaakin dezelfde richting gingen.

Aan Leiden3 Universiteit, waar hij in ,191O promo-veerde op een proefschrift: de practijk van hetleenrecht in Gelderland, was hij bijzonder gehecht;hij placht te zeggen: men studeert in Leiden, al kanmen elders in ons land zijn academischen graadbehalen.

Het leven van Beelaerts is zoo rijk en veelzijdiggeweest, dat ik het onmogelijk kan behandelen inal zijn omvang binnen de beperkte plaats, mij hiertoegemeten.

Ofschoon bestemd voor eene opleiding aan deH.B.S., trok de klassieke hem meer aan en uit zich-zelf leerde hij Latijn; na eenige jaren ging hij dan ooknaar het Gymnasium over. Reeds toen voelde hijveel voor archiefstudie, daarnaast voor de archaeo-logie. Deze laatste wetenschap te meer, daar Ooster-beek, waar zijne familie des zomers vertoefde, nietver verwijderd was van belangrijke vindplaatsen opdit gebied. Tevens werd daar de grondslag gelegdvoor zijne groote liefde voor en uitnemende kennis vanGelderland, waarvan hij door talrijke bijdragen inwoord en geschrift telkens blijk gaf; geen wonder danook, dat hij als eenig niet-ingezetene van het ge-west, eene lange reeks van jaren bestuurslid wasvan de bekende vereeniging Gelre.

In 1909, toen hij nog aan zijn proefschrift werkte,werd Beelaerts benoemd tot secretaris van den H. R.v. Adel. Vervolgens trouwde hij met Jkvr. A. M. C.Snoeck, met wie hij het zilveren huwelijksfeest luttele

Page 61: 1936

LVI

maanden voor zijn overlijden opgewekt mocht vieren.Het echtpaar vestigde zich te Wassenaar, waar hijal spoedig de vertrouwde raadsman werd van baronvan Heeckeren van Wassenaer, den ambachtsheer,die aldaar uitgestrekte bezittingen en vele belangenhad. Hij was er ook raadslid (1916-1921) en presi-dent kerkvoogd. Het is hier de plaats tevens teherdenken zijne medewerking bij de stichting vanhet Reuvensfonds en ook, dat hij in Rijnland p1.v.v.hoofdingeland was. Er was voor hem toen noggelegenheid veel te werken en te publiceeren, voor-namelijk op geschiedkundig en genealogisch gebied.Dit werd anders door zijne benoeming tot commies-griffier van de Eerste Kamer in 1919. Dat ambt ende wijze waarop hij het opvatte, maakten het on-mogelijk buiten te blijven wonen; verhuizing naarde residentie volgde in 1922. Nog vier jaar bleef hijechter secreraris van den H. R. v. AdeI, doch werdtoen in het college zelf opgenomen, hetgeen zijnwerk eenigszins verlichtte. Bij het vertrek van zijnenchef, Mr. Zillesen, werd hij in 1927 tot diens opvolgerbenoemd als griffier van de Eerste Kamer; dit ge-wichtig ambt heeft hij tot zijnen dood bekleed, dejongste in jaren, zoover ik weet, daartoe ooit vóórhem geroepen.

Daarbij was hij een volijverig bestuurslid van talvan vereenigingen op geschiedkundig gebied; eenlid, dat gezag had en metterdaad medewerkte aande verschillende organen tevens. Waar hij als voor-zitter optrad, droeg hij elks bewondering weg, stipteerlijk en onpartijdig, bondig en snedig, wars van

Page 62: 1936

LW

omhaal en breedsprakigheid. Wee dengeen, die hetbestond, buiten zijn boekje te gaan; met een krachtig:hier is de leiding, maakte Beelaerts er een eind aan.Als dit alles zal worden herdacht en de lijst zijnergeschriften achter zijn levensbericht in de Annalender Mij. van Letterkunde alhier opgenomen, zal menpas beseffen ten volle, hoeveel in hem is verlorengegaan. Zijne vrienden wisten dit al zoo lang enwaren vaak bezorgd, dat hij ten slotte veel te veelondernam, maar Beelaerts gaf slechts zeer ongaarnewerk uit handen en wat uit die handen kwam, waseerlijk, duidelijk werk; in &n woord: af.

Van eenige ontspanning was bij hem nauwelijkssprake. Partijen en maaltijden woonde hij slechts bij,als ambtsplicht zulks gebood, concerten bezocht hijniet en ik geloof, dat hij nooit een schouwburgbetreden heeft. In zijne jeugd was hij daaraan nietgewend en hij heeft er nooit behoefte aan gevoeld,evenmin als aan reizen. Tijd wilde hij niet verlorenlaten gaan en de enkele malen in zijn leven, dathij Brussel en Londen bezocht, was het ambtshalve,of voor studie; hij zegende het oogenblik, waarophij zijn eigen huis weer betreden mocht. Alleen, alsde Kamer des zomers laat, vaak te laat uiteenging,kon hij zich met zijn reeds te Oosterbeekvertoevendgezin hereenigen, om luttele weken in die hem zoodierbare streek wat te genieten van zwemmen enpaardrijden, wandelen en fietsen. Maar zelfs dietochtjes wierpen nut af voor zijne verzamelingen endossiers.

Page 63: 1936

LVIlI

Beelaerts was, vooral in zijne jonge jaren, geengemakkelijk man. Zijn scherp-critische geest ontdekteop het uitgestrekte gebied van wetenschap, dat hijbeheerschte, zoo veel onwaars, vaak met opzet invroegere en huidige tijden met nadruk verkondigd,dat zijne waarheidsliefde gekrenkt, zijne achterdochtspoedig gewekt was. Dan volgde alras een scherpgesteld artikel, dat niemand, hoog noch laag, jongnoch oud, ontzag. Bijna steeds was het gelijk vol-komen aan zijne zijde, maar zelf besefte hij later,dat zijn schrijftrant wel moest prikkelen. In dien tijdtrof het mij vaak, dat zijne critiek onmeedoogendafbrak, doch dat de mededeeling hoe het dan welmoest zijn, ontbrak. Na zijn veertigste jaar valteene kentering te bespeuren ; de critiek werd minderfel en hij heeft in de jaren, hem daarna nog ge-schonken, heel veel opgebouwd en nieuws gegevenuit de talrijke aanteekeningen, die ter zijner beschik-king stonden en die hij, naast al zijn ve!e werk doorbronnenstudie gestaag aanvulde en afrondde. Ondanksiets mats in zijnen stijl, zullen zijne geschriften eenegetuigenis blijven afleggen van zijne veel omvattendekennis en tevens eene rijke bron vormen voor velewerkers, die zijn voorbeeld willen volgen. M.i. ligtzijne grootste verdienste hierin, dat hij door zijnwetenschappelijk werk, den onwil der Nederlandschehistorici ten spijt, deze gedwongen heeft te erkennen,dat men het in hun vak niet kan stellen zonder kennisder genealogie, heraldiek en sphragistiek.

Wat Beeiaerts beteekend heeft in zijn officieel

Page 64: 1936

LIX

ambt, zal wel nooit ten volle bekend worden. Zijninvloed was groot, omdat men hem onkreukbaarwist en geen bedrog in hem werd bevonden. Zijnheldere blik ontdekte terstond de groote gevaren,die juist in de dagen, die wij beleven, ons land envolk bedreigen van de zijde van helaas zoovelen,wier practijken het daglicht schuwen. Daarom iszijn heengaan op eenen leeftijd, die nog zooveelbeloofde, zulk een ontzettend groot verlies voor hetVaderland. Ik ben overtuigd, dat ware hem nog degunst van een leven in gezondheid beschoren ge-weest, hij het college, dat hij met zooveel toewijdingdiende, zou hebben weten te behoeden, voor hetdroevig figuur, zoo kort na zijn verscheiden ver-toond. Hij toch wist maar al te goed, dat men lieden,wien men geene eer wil gunnen, nimmer tot mar-telaren moet verheffen.

Ziehier een onvolkomen beeld van dit arbeidzaamleven, gewijd aan Vaderland en wetenschap in on-volprezen trouw en onbaatzuchtigheid.

Beelaerts had zich geestelijk noch lichamelijkgespaard en toen de booze ure kwam en ernstigeziekte hem aangreep, waren de krachten voor eeneoverwinning daarvan niet toereikend. Gelukkig heeftde strijd, hem opgelegd, niet lang geduurd.

In het Oosterbeek zijner geiukkige kinderjaren, inhet ouderlijk “Transvalia”, is hij van ons gegaan.

Ik, die hem meer dan dertig jaren mocht kennenen hoogschatten, weet, dat hij de eerste zou zijn,om te zeggen: Treurt om mij niet, er is reden totdank te over. Maar missen doen zoovelen met mij,

Page 65: 1936

L X

hem elken dag opnieuw in eene deerlijke en onher-stelbare ontbering van zijne trouwe hulp en belang-stellende medewerking in hun eigen arbeid.

Zoo kunnen wij zijn beeld slechts in onze dank-bare herinnering en genegenheid met ons dragen.

O.L.V. dag 1936.

BIJLEVELD.

Page 66: 1936

J. W. KOBUS.

Jan Willem Kobus werd 23 Maart 1867, te Katwijkgeboren. Aanvankelijk koos hij het ambt van onder-wijzer, en was daarvoor ook geslaagd.

Later gaf hij de voorkeur aan het ambtelijk werk.Tijdens een vacature alhier als 2e ambtenaar terSecretarie, werd de heer Kobus als zoodanig benoemdmet ingang van 1 Januari 1893, onder burgemeesterT. A. 0. de Ridder.

Na de stichting der gasfabriek in 1909, werd hijtot administrateur benoemd, van welke functie hijop verzoek met ingang van 1 Januari 1918 eervolontslag verkreeg.

Na aanneming van de desbetreffende wet wees deminister van Financiën den heer Kobus aan omouden van dagen bij het aanvragen eener ouderdoms-rente behulpzaam te zijn, welke aanwijzing op eigenverzoek den 29sten September 1925 werd ingetrokken.

In de mobilisatie-jaren, met zijn talrijke voorschrift-ten, werd hij met het Distributie-bedrijf belast.

Met ingang van 1 Januari 1916 werd hij benoemdtot hoofd-ambtenaar ter secretarie, d.d. 8 April 1920tot gemeente-secretaris als opvolger van wijlen denheer J. Varkevisser, en d.d. 27 April 1920 als ambte-

Page 67: 1936

LXII

naar van den Burgelijken Stand; deze laatste driebenoemingen hadden plaats onder burgemeesterJ. H. de Waal Malefijt.

Uit de laatste twee betrekkingen werd hij op zijnverzoek met ingang 16 Augustus 1929 op de meesteervolle wijze ontslagen, onder burgemeester Mr. Dr.J. Schokking.

In verschillende functie’s heeft de heer Kobus dusde gemeente Katwijk gedurende ruim 36 jaren gediend.

En met eere en tot heil.God schonk hem vele talenten, en in zijn liefde

voor het ambt, heeft hij tot zegen gewerkt.Hij was doorkneed in de gemeente-administratie, en

kende de gemeente-huishouding tot in defijnste puntjes.Daarbij was hij een stoere werker, uitnemend

stilist, een man met een helder oordeel, iemand metbuitengewone gaven, waardoor hij met zijn welver-sneden pen zeer veel vruchtbaar werk ten diensteder gemeente, in zijn veel omvattenden arbeid konverrichten.

Dat zijne verdiensten op hoogen prijs werden ge-steld bleek duidelijk bij zijn 25-jarig jubileum, toenburgemeester de Waal Malefijt hem warme hulde enwaardeering bracht, voor de uitstekende dienstender gemeente bewezen, en hem huldigde voor zijnuitgebreide kennis, groote werkkracht en bekwaam-heid, zijn trouwe plichtsvervulling, immers hij wassteeds bezield met een diep plichtsgevoel en ver-richtte zijn arbeid tot groote tevredenheid zijnersuperieuren.

Daarbij was hij toegankelijk voor een ieder, steeds

Page 68: 1936

LX111

bereidwillig om anderen te helpen, hetgeen ‘t publiekzeer te stade kwam. Op zijn hulp en medewerkingwerd nooit te vergeefs een beroep gedaan.

Hij stond bekend om zijn gemoedelijken eenvouden zijn opgeruimden geest, waardoor hij zoowel inals buiten zijn ambtelijken kring vele vrienden wistte verwerven.

Ondanks zijn drukkeir arbeid, vond hij altijd nogtijd en gelegenheid zitting te nemen in de besturenvan verschillende vereenigingen.

O.m. is hij 27 jaar lid geweest van de Jongelings-vereeniging te Katwijk aan den Rijn, en fungeerdeongeveer 15 jaar als voorzitter.

Het Jongelings-verbond diende hij als secretarisvan den Ring ‘s-Gravenhage, en toen die gesplitsten .de Ring Leiden” geboren werd, was hij een vande eerste bestuursleden en nog geruimen tijd daarvanvoorzitter.

Verder was hij nog bestuurslid der school voorChr. M.U.L.O.

Doordat hij te veel van zich zelf vergde was hijgenoodzaakt rust te nemen. Op medisch advies vroeghij in 1929, op 63 jarigen leeftijd ontslag, opdat hijvoor zijn gezin en vele anderen kon behouden blijven.Dit ontslag werd hem - zooals hiervoor reeds ge-meld - op de meest eervolle wijze verleend.

Slechts 6 jaren heeft hij van zijn welverdiende rustkunnen genieten.

Meermalen bezocht ik den heer Kobus in zijnambteloos leven, waartoe te meer aanleiding bestond,wijl ik het genoegen had met hem gedurende zijn

Page 69: 1936

LXIV

geheele loopbaan ten gemeentehuize te hebben mogensamenwerken, zij het ook op ander gebied. Ook dannog toonde hij een onverflauwde belangstelling voorde zaken, die de belangen der gemeente raakten.

In deze zes jaren kwamen de gevolgen van zijnte groote arbeidzaamheid weleens naar voren, zoodathij zich dan onder geneeskundige behandeling moeststellen.

Langzamerhand werden zijn krachten minder, waar-door hij het ziekbed moest houden en d.d. 24 October1935 overleed.

Onder groote belangstelling had den 29sten Octoberd.a.v. de teraarde bestelling van het stoffelijk over-schot plaats.

Als dragers fungeerden leden van de Jongelings-vereeniging te Katwijk aan den Rijn.

Bij de groeve sprak burgemeester Mr. W. WoldringhVan der Hoop een woord van afscheid aan den oud-secretaris van Katwijk, die in 1893 als ambtenaarin eenvoudige omgeving jarenlang werkte, daarbijalle rangen doorloopend, in het werk was opgegroeid.Spreker schetste de werkzaamheden van den thansontslapene. Behalve op de secretarie, waar alles methem opgroeide en de gemeente steeds grooter werd,waren er nog vele andere betrekkingen, waarin hijde gemeente diende. Spreker bracht den heer Kobuseen woord van dank voor alles, wat hij in het belangder gemeente gedaan heeft.

Ds. Warmolts sprak over hetgeen de heer Kobusvoor de kerk was geweest, speciaal voor de jeugd.

Met opoffering en liefde heeft hij zich gegeven

Page 70: 1936

LXV

voor de Jongelings-vereeniging, en het is een heer-lijke gedachte van de leden dier vereeniging, dat zijhun oud-voorzitter ten grave hebben willen dragen.Een zware slag is het voor de weduwe en de kinderen.Spreker sprak woorden van troost tot hen.

Hierna sprak de heer Jac. Haasnoot Gzn. als ver-tegenwoordiger van den Ring Leiden van het Jonge-lings-verbond. Deze spreker herinnerde eraan, datde heer Kobus bij zijn drukken ambtelijken werkkringaltijd nog tijd en gelegenheid vond het verbond metgeheel zijn hart uit liefde te dienen.

Vervolgens sprak de heer C. van Tongeren alsbestuurslid der school voor Chr. M.U.L.O., waarvande heer Kobus ook lid was.

Spreker memoreerde de bijzondere gaven, die hemgeschonken waren, en sprak woorden van dank vooralles wat hij in die functie gedaan had.

Als laatste spreker trad naar voren de heer A. deJong, oud-Katwijker, thans te Schiedam, die als vriendwaardeerende woorden sprak.

De Heer J. Vooijs, hoofd der Ned. Herv. Schoolte Rijnsburg, neef van den overledene, dankte uit-voerig allen, die van hun belangstelling - op welkewijze dan ook - hadden doen blijken, zulks in deplaats van den zoon, die in het buitenland vertoeft,en inzonderheid den burgemeester voor zijne tegen-woordigheid, en het secretarie-personeel en de Jonge-lings-vereeniging voor de bloemenhulde. Ook Ds.Warmolts, die gedurende de ziekte van den ontslapenesteeds zooveel belangstelling toonde, en thans zulkegevoelvolle woorden tot de familie had gesproken.

*****

Page 71: 1936

LXVI

Uit dit beknopt overzicht moge blijken, dat metden heer Kobus een algemeen geacht en gewaardeerdpersoon is heengegaan. Zijn leven is niet vruchteloosgeweest. Zijn nagedachtenis zal dan ook in aange-name en dankbare herinnering blijven.

G. B. WERTHER,Oud-Gemeente-Ontvanger.

KATWIJK, 12 Februari 1936.

Page 72: 1936

HOMMO ELTJO DE RUITER ZYLKER.

Overleden te Katwijk ajd Rijn 16 November 1935.

Aan de vraag van de Commissie voor de Redactievan het Leidsch Jaarboekje om een biographie tegeven van mijn vriend Hommo Zylker geef ik gaarnegehoor.

Het is nu welhaast 50 jaren geleden sinds wij alsstudent elkaar voor het eerst in Leiden ontmoettenen al dien langen tijd zijn wij en later onze familie’smet elkaar bevriend gebleven. Begrijpelijk gaan mijngedachten naar onze jeugdjaren terug. Zylker heefteen gelukkigen studententijd doorleefd, waaraan hijde aangenaamste herinneringen bewaard heeft enwaarover te spreken hij nooit moede werd. Begaafdmet een opgeruimden geest, gezellig van aard, inzijn spreken scherp en ad rem, vatbaar voor humor,wist hij steeds een prettige stemming te scheppen,waardoor hij zich een grooten vriendenkring vormde.Onuitsprekelijk waren zijn kwinkslagen en grappigeinvallen. Met zijn sterk lichaam heeft hij zich opmeer dan &n gebied van sport onderscheiden. Vooralheeft hij meegeholpen aan den roem van Njord indie dagen. Daarnaast was hij een hard werker. Hijwas medicus geworden niet alleen om zich zoodoende een bestaan te veroveren, maar vooral, om-dat hij belang in het vak stelde en hij voelde, dathij als geneesheer een roeping kon vervullen. Hijheeft in zijn lange praktijk steeds slechts de belooning

Page 73: 1936

LXVIII

van zijn arbeid gezocht in het herstel van zijnpatiënten.

Zonder aanzien des persoons, zonder bijoogmerkenheeft hij zich geheel aan zijn werk gegeven en heeftdan ook mogen ondervinden hoe zijn optreden alsmensch en geneesheer op prijs werd gesteld. Dadelijkna zijn artsexamen heeft hij zich in Katwijk gevestigd,welke plaats hij heeft liefgekregen, en ook niet meerverlaten wilde. Hoewel zijn inzichten op politiek engodsdienstig gebied sterk verschilden van die vande meeste zijner patienten en hij scherp kon op-treden, wanneer men hem verkeerd begreep of be-oordeelde, heeft hij aller genegenheid weten teverwerven, daar men zijn eerlijkheid en betrouwbaar-heid bewust was. Diep was hij getroffen, toen hijbij zijn 40-jarig ambtsjubileum, welken dag hij helaasin het ziekenhuis doorbracht, de bewijzen te overkon zien van den band, die tusschen hem en zijnplaatsgenooten geknoopt was. Want hij had, watniet een ieder vermoedde, een week gemoed en wasgevoelig voor elk blijk van vriendschap en waar-deering. Menigeen zou daarenboven kunnen getuigenvan hulp door hem zoo ruimschoots in stilte verleend.

Hoewel zijn uitgebreide praktijk hem bijna dag ennacht in beslag nam, wist hij toch nog tijd te vindenom lid van den Gemeenteraad te worden, in welkefunctie hij altijd onbaatzuchtig het belang van zijnplaats voorstond. Tevens nog was hij lid en vice-voorzitter van de afdeeling Rijnland van het Ned.Roode Kruis en nam nog op het laatst zitting inhet Crisis Comité.

Page 74: 1936

LXIX

Zooais wij aan zijn groeve hoorden getuigen, gafhij zich in elk dezer betrekkingen met hart en ziel.Hij wilde nuttig zijn en kende geen halfheid. Tochkon hij, die zichzelf strenge eischen stelde soms welte scherp tegen andersdenkenden optreden, maaraan zijn oprechtheid viel niet te twijfelen. Hij wistwel, dat hij het zichzelf en anderen vaak niet ge-makkelijk maakte, maar de natuur is soms sterkerdan de leer. Hij handelde naar beste weten, aan zijngoede bedoeling moest men recht laten wedervaren.

Aan Zylker zijn natuurlijk ook niet de zorgen enmoeiten des levens bespaard. Vooral in de laatstejaren, waarin velen het zoo moeilijk hebben had hijvaak reden om zich aan veel en velen te ergeren.Hij liet zich daardoor niet terneerslaan.

Plotseling is die sterke man, die zich na de zwareoperatie weer geheel de oude voelde en weer alsvan ouds aan het werk ging, heengegaan. Kort naelkaar kon hij zijn veertigjarig arts-jubileum her-denken en den dag, dat hij vóór 40 jaren zich inKatwijk vestigde, tevens zijn veertigjarige echtver-eeniging en zijn zeventigsten verjaardag vieren. Hijheeft zijn jongsten zoon mogen zien zijn werk voort-zetten in Katwijk aan Zee in het huis, waarin hijzooveel jaren met zijn gezin lief en leed gedeeldhad en heeft tot zijn onuitsprekelijke vreugde zijnoudsten zoon, na jarenlange afwezigheid de laatsteweken van zijn leven bij zich gehad. Hem is bespaardgeworden een tijd te moeten doorbrengen, waarinarbeid hem verboden zou zijn geworden of ook welonmogelijk zou geweest zijn. Hij is zonder doods-

Page 75: 1936

LXX

strijd rustig ingeslapen. Hij wilde werken zoolanghet dag was en dat is hem gegund geworden.

Hoewel zijn nabestaanden hem noode missen,dit heengaan zal hun droefheid temperen. Zij zullenhem niet vergeten, evenmin als zijn vele vrienden,maar blijven gedenken als een zorgzaam, waar eneerlijk man. Hij ruste in vrede.

C. S. LECHNER.

Page 76: 1936

B. J. HUURMAN Dzn. i-

Bastiaan Jan Huurman werd 3 Nov. 1874 te Delftgeboren. Als jonge man kwam hij naar Leiden enoefende hier ter stede het aannemersbedrijf uit, dathij bij zijn vader geleerd had.

Na eenigen tijd hier gevestigd te zijn, kreeg zijnnaam meer bekendheid, zijn bedrijf nam in omvangtoe en in gelijke mate steeg het vertrouwen in zijnpersoon en werk.

De jonge Huurman dong mee naar de uitvoeringvan groote werken.

Zoo werden o.a. door hem gebouwd:Vele woning-complexen, scholen, villa’s, bank-

gebouwen, het magazijn van de fa. van Nelle, hetevangelisatie-gebouw van de Apostolische gemeente,de laatste uitbreiding van het Diaconessenhuis, en deverbouwing van het museum voor Volkenkunde enz.

Het resultaat van Huurtnan’s harde werken bleefniet uit. Steeds hooger klom hij op de sporten vanden maatschappelijken ladder. Hij werd benoemd totagent van Leiden en omstreken van Nationaal Grond-bezit, een groote maatschappij van onroerendegoederen te ‘s-Gravenhage, die haar bezittingen aanhuizen ook in Leiden telt. Hierover had Huurmanhet toezicht en de zorg. Huurman bekleedde veleagentschappen. Zoo was hij o.a. agent van de ‘s-Gra-venhaagsche Hypotheekbank.

Welke beteekenisvolle positie hij bij deze maat-

Page 77: 1936

LXXII

schappijen innam, is wel ondubbelzinnig geblekenuit de woorden, welke bij zijn begrafenis door dedirecteuren van die maatschappijen gesproken zijn.Hij genoot het volste vertrouwen en zijn heengaanwerd diep betreurd.

Huurman, toegerust met een helder verstand, staandein de volle kracht van het leven, kon naast de be-hartiging van de belangen van zijn drukke bedrijfen de zorg voor zijn groote gezin, bovendien nogtijd vinden om op ander terrein nuttig werkzaam tezijn. Gedurende 9 jaar diende hij de Ned. Herv.Gemeente als diaken, en had daardoor zitting inverschillende commissies o.a. de Eommissie ,Hofjes”.Het werk der barmhartigheid had zijn bijzonderebelangstelling.

Hoewel geen geboren Leidenaar kon Huurmangeen grooter liefde voor de stad zijner inwoningaan den dag leggen, dan menig ras-echt Leidenaar.

De Antirev.-Partij vaardigde hem in 1915 af naarden Raad, waarin hij tot het voorjaar 1935 zitting had.

Om gezondheidsredenen zag hij zich genoodzaaktzijn raadlidmaatschap neer te leggen, dat hij gedurende20 jaar onafgebroken had waargenomen.

In den raad had hij achtereenvolgens zitting inde commissie van Finantiën, Endegeest, Lakenhal,Gemeentewoningen en Lichtfabrieken. Hij was hierineen man van gezag, toch ook in den Raad zelf namhij een vooraanstaande plaats in; zijn stem vond steedseen gewillig oor bij voor- en tegenstander. MetHuurman’s standpunt werd gerekend. Hij was nietde man, die zijn kracht zocht in veel spreken. Hij

Page 78: 1936

LXXIII

sprak zijn woord altijd op den juisten tijd en dankon hij de dingen soms heel raak zeggen, vooralwanneer het ging om een zaak, waarbij zijn vak-kennis hem groote diensten kon bewijzen. Hij ver-dedigde zijn standpunt met de kracht van zijn vurigtemperament en met de trouw aan zijn beginsel. Hijhad slechts het algemeen belang op het oog.

De liefde en de zorg voor het christelijk onderwijste dezer stede lag hem eveneens nauw aan het hart.

Gedurende vele jaren was hij bestuurslid van deVereeniging voor Christelijk Onderwijs en meer nogmisschien dan in eenig andere vereeniging kwamin dezen kring wel in ‘t bijzonder tot uiting, wat erin het hart van Huurman leefde.

Van buiten af kreeg men wel eens den indruk datHuurman een hard mensch was, doch zij, die hemvan meer nabij kenden, wisten wel beter.

Achter dat schijnbaar harde, verborg Huurman eenteeder gemoed.

In zijn gezin nam hij de plaats in van een liefde-vol echtgenoot, van een trouwen en besten vadervoor zijn kinderen, die hij door voorbeeld en woordtrachtte op te voeden in de richting naar Hem, bij wienhij het lot van hen onder alle omstandigheden vanhet leven veilig wist.

Huurman’s gezondheid werd in den loop van ‘35steeds minder, hoewel telkens de hoop leefde op her-stel. Doch de hoop is helaas niet in vervulling gegaan.

Betrekkelijk nog niet oud, hij had den 61-jarigenleeftijd bereikt, werd dit krachtige lichaam door dendood opgeeischt.

Page 79: 1936

LXXIV

Huurman was zich bewust van het naderend eind,doch hij wist zich bereid te gaan als God hem riep.

Dat is de troost voor hen, die zijn heengaan smar-telijk beweenen en wel in ‘t bijzonder voor zijnechtgenoote en kinderen. Vrijdag 6 Dec. werd zijnstoffelijk overschot aan den schoot der aarde toe-vertrouwd op de begraafplaats Rhijnhof, waarbij zicheen groote schare van familie,vrienden en bekendenvereenigd had om Huurman de laatste eer te be-wijzen en een laatsten groet te brengen. Hij rustein vrede.

J. P. MULDER.

Page 80: 1936

J. F. DE REN

1863-1935.

Op 21 December 1935 overleed na een ziekbedvan slechts eenige maanden een in vele kringenbekende en zeer geziene figuur, Johannes Franciscusde Ren, geboren op 29 Augustus 1863 te Ter Neuzen.

Geboren paedagoog, was het niet te verwonderen,dat hij voor zijn levensrichting het onderwijs koos.Na een korten tijd van voorbereiding te Maarssen,aanvaardde hij zijn eerste betrekking als onderwijzerop 1 Maart 1883 te Oosterhout (G.). Na het behalender hoofdacte op 21 Augustus 1886 volgde spoedigzijn benoeming tot Hoofd der Openbare lagere schoolte Nederhemert. Hier werkte hij slechts kort, van1 Januari 1887 tot 1 December 1889, op welkendatum hij in gelijke functie overging in dienst dergemeente Alkemade en wel voor de school te OudeWetering.

Bijna 35 jaar is hij daar werkzaam geweest enonder zijn leiding kwam de school tot grooten bloeidoor zijn vakkennis en niet het minst door zijngroote gaven van hart en verstand. Hij gaf zichmet grooten ijver en toewijding - eigenschappen,die hem tot zijn laatste levensjaren bleven sieren -aan de voor hem weggelegde taak, daarbij gesteunddoor zijn geloofsovertuiging, en waarbij het hem nietvoldoende was deze taak te beperken tot de door

Page 81: 1936

LXXVI

de wet aangegeven tijdvakken. Tal van leerlingentoch leidde hij op voor verdergaande onderwijs-inrichtingen in de stad. Financieel voordeel wasbijzaak, een leerling, *waar wat in zat” was voorhem gereede aanleiding te trachten dezen de mogelijk-heid te openen met meer dan het dorpschoolonder-wijs het leven in te gaan. Velen van hen bekleedenthans een eervolle positie in de maatschappij enzullen zich dit steeds met dankbaarheid herinneren.

Naast het werk in de school, waaraan hij zichmet liefde en energie gaf, had ook het maatschap-pelijk werk in den breedsten zin zijn volleaandacht.Zoo behoorde hij tot de oprichters van het plaat-selijke Groene Kruis, de Boerenleenbank, de Zieken-verpleging.

Het spreekt van zelf, dat al dit werk zijn sporennaliet. Dit bleek overduidelijk den 15en October1921, toen hij den dag herdacht, waarop hij vóór40 jaar zijn loopbaan bij het onderwijs begon, welkeen groote plaats hij in de harten der bevolkinginnam.

Niet alleen door het in de schooljaren gegevenonderwijs, maar zeer zeker ook door het meeleven metde bevolking in al hare lagen, doordat hij voor velenin nood en zorgen een vraagbaak was. Door zijnverstandelijke ontwikkeling gepaard met een weet-gierigheid, waardoor hij op velerlei terrein thuis was,en de noodige menschenkennis, mocht hij zich eengoeden raadgever weten.

De Ren was een man van eruditie. Zijn belang-stelling ging over zijn vak naar het gebied der

Page 82: 1936

LXXVII

letteren, wijsbegeerte en theologie. Hij bezat eenvrij uitgebreide bibliotheek. waaronder ook velewerken van oude en oudere schrijvers, die hij nietalleen als kastvulling gebruikte, maar ook gelezen had.

Hoewel de slagen van het noodlot hem niet be-spaard zijn gebleven - twee van zijn zoons gingenhem vroegtijdig in den dood vóór -, is zijn leventoch gelukkig geweest, dank zij de hem aangeborenopgewektheid, tevredenheid en zin voor humor.Immer zag hij de lichtzijden van alles.

Zijn gezondheidstoestand deed hem vóór denleeftijdsgrens zijn maatschappelijke loopbaan beëin-digen. Met ingang van 1 Juli 1924 verliet hij zijnbetrekking in Oude Wetering en vestigde zich teLeiden, waar hij verder tot zijn dood heeft gewoond.

De vele vriendschapsbanden, aangeknoopt in deplaats, waar hij het langst had gewoond, dreven hemechter nog geregeld op Vrijdagmorgen naar de weke-lijksche markt, waar hij onder de trouwe bezoekerskon worden gerekend en zijn vele oude bekendentelkenmale terugzag.

Ook hier kon zijn arbeidzame natuur geen rustvinden. De afdeeling voor de ontwikkeling en ont-spanning voor werkloozen van het Leidsche Crisis-Comite deed dan ook niet tevergeefs een beroep ophem als cursusleeraar, waar hij spoedig zeer op zijnplaats was.

Het grootste gedeelte van zijn Leidschen tijd heefthij evenwel gegeven aan het Protestansch Bureauvoor Sociale Adviezen, waarvan hij de mede-oprichteren de eerste voorzitter was. Hier kon hij nogmaals

Page 83: 1936

LXXVIII

de hem van God geschonken gaven van hoofd enhart in dienst stellen voor maatschappelijk werk,waartoe hij zoo uitnemend geschikt was. Naastmenschenkennis bezat hij toch de gave van te kunnenluisteren, waardoor hij de sfeer wist te scheppen,die voor het werk van het Bureau zoo onmisbaar is.

Zoo eindigde dit leven, dat weinig rust heeft gekendvoor zichzelven.

G. F. E. K.

Page 84: 1936
Page 85: 1936
Page 86: 1936

Historie en legende van hetHuis ter Lucht.

Wie Leidens oudheden beziet ontmoet op het puntvan samenkomst van de Mare met den Ouden Rijneen huis, (genummerd Donkersteeg lg), opvallenddoor plaatsing en voorkomen. In de ambtelijke --zij het voorloopige - monumenten-beschrijving vindthij het als volgt aangeduid 1): ,,Huis ter Lucht, voor-,,malig huis der burggraven (verbouwd 1655). In-,,wendig: met snijwerk versierde boog (XVII B) in,over het water uitgebouwd vertrek; eenig snijwerk,en schoorsteenstuk (XVIII) in den salon”.

Heeft onze bezoeker een Leidschen begeleider,dan zal deze hem waarschijnlijk bovendien nog ver-tellen, dat het huis uit den tijd dat het den burg-graven tot woning diende, door een onderaardschengang met den Burcht verbonden is en daarenboven

1) Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten vangeschiedenis en kunst, deel 111, de provincie Zuid-Holland(Utrecht 1915), bl. 220. De hoofdbewerker hiervan is Dr. J. C.Overvoorde geweest.

Page 87: 1936

2

nog allerlei oude voorrechten heeft, terwijl zijn naamZOU te danken zijn aan het licht, dat hier in over-oude tijden ten geleide van de scheepvaart zou zijnopgesteld.

Deze mededeelingen verdienen alleszins de aan-dacht, waarmede zij doorgaans worden aangehoord.Als zij waarheid behelzen, hebben zij immers be-trekking op hoogst merkwaardige zaken uit Leidensnevelachtig en daardoor zoo romantisch verleden.Maar als het medegedeelde niet juist mocht zijn,dan moet men zich terstond afvragen: le hoe dewaarheid dan wel is, 2e wat tot het ontstaan vande boven geschetste opvatting kan hebben geleid.Want gelijk pater Bonaventura Kruitwagen onlangszoo nadrukkelijk heeft gezegd: men mag niet aan-nemen, dat ieder verhaal een kern heeft, nog minder,dat dit een kern van waarheid moet zijn 1).

***Omtrent het vroegste verleden van het Leidsche

burggraafschap is onze kennis zeer fragmentarisch :aanwijzingen en vermoedens moeten de rechtstreekschegegevens aanvullen om tot een eenigszins duidelijkbeeld te geraken. Wij kunnen deswege naar eenandere plaats 2) verwijzen; te eerder, waar in die

1) Verslag van het tweede congres van Nederlandschehistorici, 1934, bl. 57.

2) Zie ons opstel: ,.De Oude Rijn”, in de RechtskundigeOpstellen aangeboden aan prof. dr. E. M. Meijers (1935),bl . 699-715.

Page 88: 1936

3

oude geschiedenis geen blijk van eenigen band methet Huis ter Lucht voorkomt.

Zulk een bhjk ontmoeten we eerst in het jaar1360 (dus in den tijd, dat het Haarlemmerstraat-kwartier of Marendorp, kort te voren met de stadvereenigd, in volle ontwikkeling is 1). Op Zondagna St. Aagtendag, dus 9 Februari, van het genoemdejaar geeft Dirc van Wassenaer, burggraaf van Leiden,onder zijn zegel een akte uit s), waarin hij verklaart,dat ,,Michiel Gherijtssoen mi opghedraghen heeftvan sijnen eygheliken goede een huys ende erve,dat hi coft tieghens Jan van Santen, Aernt Coppens-zoens zoen, mitten helen waterganc ende mit dierheelre sijtweech van sinen groten huyse ende vandiese sijtweech binnen of te meten overdwers daterve een halve metgaerde lanc doergaens van denstrate in die Maern, welke huysinghe ende erve be-leghen heeft an die ene side Michiel voirscrevenmit zinen anderen huysen ende erven ende an dieander side streckende op den Rijn, uutgaende vanden brugstraete an die Maern, also als ‘t nu betimmertis”. Dit aldus opgedragen huis en erf ontvangtMichiel Gherijtszoen nu ais een Wassenaarsch leen- te verheergewaden met een havik of een pondHollandsch (15 stuivers) - weer van den burggraafterug.

Dat in deze transactie het Huis ter Lucht begrepenwas, leert een blik op de kaart. Hoe anders is een

1) P.J. Blok, Een HOK Stad in de Middeleeuwen 1, bl. 67+70.2) Huisarchief Wassenaer -- Twickel protocol AA, fol. 41.

Page 89: 1936

4

blok, belend door de Mare, den Rijn en de ,,burg-straat” of wel Donkersteeg te construeeren? Eenigs-zins onzeker is alleen maar de vierde belending,waar wij van de hier gebezigde ,,metgaerde” geenverklaring weten te geven.

Wat kan Michiel Gherijtssoen bewogen hebbenom een bezitting, die hij als vrij eigen goed vanJan van Santen gekocht had, voortaan van den burg-graaf in leen te willen houden? Twee overwegingen,dunkt ons. In de eerste plaats: een leengoed wasaan de gewone regels van overdracht onttrokken;deze regels nu waren te Leiden verre van gemak-kelijk 1) en onze Michiel kan redenen hebben gehadom het leenhof van den burggraaf boven de schepen-bank van Leiden te verkiezen. In de tweede plaatswas de leenband een krachtig middel om te bevor-deren, dat de daaraan onderworpen zaak onverdeelden bij voortduring in dezelfde familie zou blijven.Vrij waarschijnlijk goId hier althans het laatste motief;want nog in hetzelfde jaar 1360, op St. Stephanusdag(26 December), nam de burggraaf Vranck Michielssoenvan der Heyde - waarschijnlijk toch wel een zoonvan Michiel Gherijtssoen -- aan als houder van datleen 2). De eenigszins gewijzigde omschrijving vanhet object doet vermoeden, dat het in den tusschen-liggenden zomer aanzienlijk verbouwd was; wehooren thans immers van ,,‘t voirhuys mitter stienre

1) Mr. J. W. Verburgt, Levering van onroerende zaken tete Leiden, diss. 1930.

2) Huisarchief Wassenaer - Twickel protocol AA, fol.45.

Page 90: 1936

Gedeelte van de ,,Nieuwe Kaart der Stad Leyden”,

steendruk naar W. 1. van Campen 1850. (Prentverzameling van het Gemeente-Archiefvan Leiden no. 160).

Page 91: 1936
Page 92: 1936

5

camer mit den enen kelnaer ende ‘t enden der stienrecamer anderhalve metgaerde (overlanc) overdwersdat erve, mit datter op ghetimmert is ende dat menreop timmeren sel”.

Steenen huizen waren er in het Leiden der veer-tiende eeuw nog betrekkelijk weinige: we kennener enkele aan de Breestraat l), steeds bepaaldelijk indie eigenschap aangeduid. Niet voor het jaar 1450werd het gebruik van steen voor nieuw- en herbouwvan huizen in de stad uitdrukkelijk voorgeschreven 2).En het huis van Vranck Michielsz. van der Heydebestond, als we de omschrijving er van nauwkeuriggenoeg achten voor een ontleding, niet eens geheeluit steen: het had een steenen kamer, een onder-kelderd achterhuis wellicht, zooals te Leiden b.v.het in 1578 door het Hoogheemraadschap van Rijn-land aangekochte patricische huis hads) en gelijkmen er o.a. te Brunswijk nog aantreft 4), terwijl heteigenlijke woonhuis aan de straat, de Donkersteeg,ook hier van hout zal zijn geweest.

De vogelvlucht-kaarten van Leiden door Liefrincken Pieter Bast, die ook dit huis in opstand afbeelden,doen ons een betrekkelijk klein achterhuis zien, welksdak evenwijdig met de Donkersteeg en de Mare

1) Blok, Hall. Stad 1, 2e dr., bl. 59-62.2) Keurboek 1450, e d . Ramaker, 1 48.3) Dr. E. H. ter Kuile, het Gemeenlandshuis van Rijnland

te Leiden (1932). b1. 6.4) Georg Dehio, Handbuch der Deutschen Kunstdenkmäler

V (2e dr.), bi. 68.

Page 93: 1936

6

loopt en dat aan de Rijnzijde - naar het schijnt -een eenigszfns versierden gevel heeft. Is dit de steenenkamer van 1360 en schuilen resten van dit gebouwthans nog achter nieuwere muren? Misschien datanderen deze vraag positief zouden kunnen beant-woorden,

Het bedoelde pand nu heeft tot op de beëindigingder leen-boekhouding (in 1811) als WassenaarschIeen te boek gestaan r), ook dus nadat de burchtmet het (bloot titulaire) burggraafschap aan de stadLeiden was overgegaan. Dat de overdracht van hetrecht op dit goed ten einde toe voor het Wasse-naarsche leenhof en niet voor het stadsgerecht moestgeschieden, was een bijzonderheid, die na de liquidatievan alle andere attributen van het burggraafschapsteeds meer moest opvallen.

De leenprotocollen der heeren van Wassenaarzijn gelukkig wel zoodanig bijgehouden, dat we eenlijst der successievelijke houders van dit leen kunnenopstellen 2). Op Vranck Michielsz. volge dan:Mr. Pieter Michielsz. . . . . . . . . . 1388

1) Reeds bij het begin der omwenteling en bij de daaruitvoortgekomen staatsregelingen zijn de leenroerige goederenallodiaal verklaard : maar de protocollatie der overdrachtenbij de leenkamers is als overgangsmaatregel tot de invoeringvan den Code Napoleon gehandhaafd. Zie: Jhr. Mr. W. A.Beelaerts van Blokland, de Praktijk van het leenrecht inGelderland (1910). bl. 5-7.

2) Huisarchief Wassenaer - Twickel, Ie repertorium derleenen, fol. 163, aangevuld uit het .,bonboek”, gemeenteLeiden, archief der Secretarie 11 no. 6774, fol. 507 recto.

Page 94: 1936

Gedeelte uit het ..Chaert-bouc” van Mr. Salomon Davidssoon van Dutmenhorst.

1583-1597.

Page 95: 1936
Page 96: 1936

7

Florentia Florisdochter . . . . . . 1 4 2 1Vranck M. Pieterssoen . . . . . . . . 1423Pieter Vranckesoen . . . . . . . . . . 1450Heer Floris Vranckesoen . . . . . . . . 1462Baerte Vranckendochter . . . . . . . . 1493Mr. Vincent Cornelisz. . . . . . . . . . 1513Pieter Willemsz., metselaar . . . . . . . 1519Dirck Jansz.:. . . . . . . . . . . . . 1525Jan Claesz.. . . . . . . . . . . . . 1526Hubrecht Paedze . . . . . . . . . . . 1558Aefgen Garbrantsdochter . . . . . . . 1558Neeltgen Garbrantsdochter . . . . . . . 1567Dyouwer Garbrantsdochter . . . . . . . 1577Matthijs Gerrijtsz.. . . . . . . . . . . 1577Jan Florijss. . . . . . . . . . . . . . 1577Heynrick Gerijtsz. van der Eem . . . . . 1593Niclaes van Swieten. . . . . . . . . . 1616Cornelis van der Eem . . . . . . . . . 1620Jacob Cornelisz. de Haes . . . . . . . . 1623Jacob Jacobsz. de Haes. . . . . . . . . 1634Aeltien Lourisdr. Gael . . . . . . . . . 1636Simon Jansz. de Haes . . . . . . . . . 1 6 4 1Silvester van Swanenburch . . . . . . . 1654Mr. Johan van Swanenburch. . . . . . . 1670Isacq Pieter van Swanenburch . . . . 1674Mr. Joachim Ravens. . . . . . . . . 1674Cornelia Schuyl . . . . . . . ” . 1712Cornelia Florentia Ravens. . . . . . 1733Mr. Joachim Ravens. . . . 1 1754Ds. Hermanus Wesselius . . . . 1754Casparus Bijleveld, med. doet. . . . . 1770

Page 97: 1936

8

Mr. Jan Daniel Bijleveld . . . . . . . . 1802

Van dit tijdstip af moeten wij onze kennis aanandere bronnen ontleenen. Van het, nu weer ,,allodiale”,Huis ter Lucht zijn nadien nog eigenaren geweest:Hendrik van den Broek . . . . . . . . 1833H. Manger Muntz. . . . . . . . _ . . 1851Dr. Arnoldus van Rhijn. . . . . . . . . 1875

En sedert 1919 bewoont het, gelijk ieder weet,Prof. Dr. H. T. Colenbrander.

Het bestaan van zoovele eeuwen had het oudehuis van Michiel Gherijtssoen niet onaangetast kunnenlaten. Vooreerst was het verkleind: twee voorhuizenaan de Donkersteeg waren afgescheiden, slechts eensmalle gang naar het achterhuis, de .steenen kamer”vrijlatend. Op het straatboek van v. Dulmanhorstr)treffen wij het hoekhuis van de St. Jansbrug (Donker-steeg 21) reeds aan; en in 1595 is ook het tweedehuis (Donkersteeg no. 17) afgesplitst 2). Ook dezetwee huizen bIeven tot het eind toe Wassenaarscheleenen. We zullen hunne lotgevallen hier verderlaten rusten.

Het hoofdgebouw heeft tijden van bloei en vanverval gekend. Op de patriciërs, die het in delateremiddeleeuwen bezaten, volgen in de zestiende eeuweenige kennelijk minder aanzienlijke bewoners. Ishet huis wellicht eenigen tijdals herberggeëxploiteerd?Dat de naam tegen het eind der genoemde eeuw

1) In: W. Pleijte, Leiden vóór 300 jaren en thans (1874).2) Bonboek als voren, Fol. 506 verso, 507 verso.

Page 98: 1936

,,Gesigt van de Visbrug. de Waag en Vismarkt , te sien naar de Hooglandsche Kerk

en Stadhuystooren, to t Leyden”.

Kopergravure door en naar Leen. Schenk, (c. 1725). (Prentverzameling van het

Gemeente-Archief van Leiden no. 964).

Page 99: 1936
Page 100: 1936

9

eerst voorkomt i), zou het haast doen vermoeden.,,Luchte” = lantaarn 2) is een zeer gewilde herberg-benaming : wie de Luchte onder Spankeren nietkent, herinnert zich toch zeker wel de Koeluchttusschen Kampen en Wezep.

De zeventiende eeuw schenkt nieuwen luister aanhet oude huis. Het wordt aanzienlijk verbouwd totde gedaante, die men op de prent van LeonardSchenk31 nog kan zien. Dr. Overvoorde stelt opgrond eener o.i. vrij zwakke aanwijzingd), dezever-bouwing op het jaar 1655. Dat de bewoners diertijden van eenig aanzien niet afkeerig waren, blijktuit het feit, dat zij van den heer van Wassenaerals afzonderlijk leen het recht verwierven om eenpaar broedende zwanen in den Rijn te houden, teverheergewaden met een jonge zwaan of vijftienschellingen (stuivers) daar voor 5).

De teekening van J. de Beijer, als prent voor-komend tegenover bl. 528 van deel 11 der Beschrijvingvan Leiden door Frans van Mieris en Daniel vanAlphen, toont het huis in zijn tegenwoordige gedaante.Waarschijnlijk heeft domine Wesselius als leenhouderdeze tusschenliggende verbouwing bewerkstelligd;

1) Gemeente-Archief Leiden, bibliotheek no. 1153, aan-teekening 625.

2) Middelned. Handwoordenboek in voce.3) Gem.-arch. Leiden, prentverz. no. 964, zie de reproductie.4) Gemeentearchief, prentverzameling no, 211.5) 1661: Wassenaarsch leenprotocol M. fol. 45 verso.Vgl, omtrent des burggraven recht van zwaandrift de

boven (bl. 2, noot 2) aangehaalde studie.

Page 101: 1936

1 0

de gevel aan den Ouden Rijn en het inwendige vande daarachter liggende vertrekken zouden dus aanhem zijn toe te schrijven. Aan de Mare-zijde ligtdan het gebouw, dat men voor de rest op de op-volging der ,steenen kamer” zou kunnen houden,gelet ook op de zware keldergewelven er onder.Men merkt echter op, dat de vloeren dier keldersboven de oppervlakte van het grachtwater liggen endat de befaamde onderaardsche gang naar den Burchtnog wel vier meter onder dit peil afgedaald zoumoeten zijn om onder den Ouden Rijn door het opcirca honderd meter afstands gelegen doel, denBurchtheuvel, te bereiken. Men zou wel zeer krach-tige gegevens moeten hebben om ook een voormaligbestaan van zulk een hoogst ongemeen voorwerpaan te nemen: en ziet, er is geen enkel gegeven.Nimmer is een restant van den bewusten ganggevonden; geen schriftelijk blijk is ervan; geenmondeling bericht, dat ook maar eenigszins geloof-waardig schijnt.

Laten we de feiten, die van belang kunnen zijn,nog even vasthouden :

le het perceel, waarin het latere Huis ter Luchtbegrepen is, werd in 1360 door den toenmaligeneigenaar aan den burggraaf opgedragen en alsWassenaarsch leen terug ontvangen, terwijl van eenigverband tusschen dat perceel en het burggraafschapv66r 1360 niet de minste aanwijzing is;

2e ter plaatse stond op het eind van 1360 reedseen ,,steenen camer” met kelder, die waarschijnlijk

Page 102: 1936

11

in dat jaar gebouwd is. Misschien zijn van datgebouw nog enkele kelder- en muurresten aanwezig.Het uiterlijk is overigens van de 17e en 18e eeuwaanwezig; van een onderaardschen gang of anderekasteel-resten zijn voor het oog geen blijken;

3e het recht tot het houden van een paar zwanenkreeg de bewoner in 1661 en van andere ,,heerlijke”rechten verneemt men uit de bewijsstukken niets;

4e de naam ,huis ter lucht” komt eerst in de16e eeuw voor en is op voor de hand liggendewijze te verklaren.

Het wordt tijd, dat we tot de overlevering terugkeeren.

De oudere stadsbeschrijvers van Leiden kennenhaar nog niet. Zij noemen het Huis ter Lucht nieteens. Dat de woning van den burggraaf op hetburchtterrein lag l), was hun uit aanschouwing nogte bekend om plaats te laten voor eenige anderegedachte.

Ludolf Smits begint zich eerst af te vragen, waarde woning van den burggraaf toch wel geweest kanzijn. De ringmuur vormde of omsloot, zegt hij, tochgeen bewoonbaar kasteel? 2)

1) P. 1. Blok, een HOU. Stad in de Middeleeuwen, dl. 1,Ze dr. (1910) . b l . 12, 63, noot 1.

2) L. Smits, Schatkamer der Nederlandse Oudheden,2e druk (1737), bl. 200.

Page 103: 1936

1 2

De vraag leefde voort en A. Montagne Yz. zouer in zijn ,,Album der stad Leiden” antwoord opgeven. In den beginne (bl. 11) uit hij de meening,dat een oud-burggrafelijk hof op de Hoogstraat zouhebben gestaan, hetgeen de keldergewelven ter plaatsezouden uitwijzen. Eenige afleveringen verder was hijreeds tot andere gedachten gekomen. De gemeente-archivaris, Jhr. Rammelman Elsevier, had inmiddelsin de Leidsche Courant 1) de eigendommelijkheidvan het Huis ter Lucht als Wassenaarsch leen uit degegevens van het gemeente-archief (van 1581 af)bekend gemaakt; en Montagnes) “putting two andtwo together”, liet nu niet na om op bl. 57 van zijnAlbum het Huis ter Lucht als den ouden zetel derburggraven aan te duiden. Van de bijzondere voor-rechten, den onderaardschen gang en het verledenals vuurtoren spreekt hij nog niet; maar het konniet uitblijven, of de overlevering (sedert 1859) voor-zag zich van deze aanwinsten. Welhaast was hij tevast gevestigd, dan dat het afwijkend inzicht vanprofessor Blok (zie boven) haar kon aantasten.

Het ontstaan der overlevering. zoo kort nog maargeleden, is dus stap voor stap te volgen. Laten weook deze stappen opsommen als parallellen derboven geresumeerde feiten :

1) Leidsche Courant van 17 Januari 1859; het handschriftin het Gem -Arch.. bibliotheeknummer 1463.

2) Zooals men weet, was M. commies ter gemeente-secre-tarie: in deel 4 van prof. Bloks .,Hollandsche Stad” komtmen zijn naam meermalen tegen.

Page 104: 1936

1 3

le. Men meende de woning van den burggraafbuiten de enceinte van den burg te moeten zoeken,doch vond haar niet. Aan de eerste de beste aan-wijzing zou men zich dus vastklampen; en menvond zulk een aanwijzing in het juist van pasgepubliceerde feit, dat het Huis ter Lucht eenWassenaarsch, burggrafelijk leen was geweest. Denoorsprong van deze verhouding niet kennend, moestmen haar we1 voor overoud houden.

2e. Dit huis, reeds van ouds door den Ouden Rijnvan den burcht gescheiden i), moest toch een com-municatiemiddel met het hoofdgebouw hebben gehad :de zware keldergewelven hielpen de onderstellingvan een voormaligen onderaardschen gang zich vormenen vastzetten. Dat er eigenlijk niets van een gangte vinden was en de keldermuren weliswaar oud(van 1360 nog?), maar toch wel bezien zoo bijzonderniet waren, kon aan de eenmaal voltooide voorstellingniet meer afdoen.

3e. Het recht op het zwanen houden, inderdaadongemeen voor een stadshuis, moest wel verdergaande gedachten ten aanzien van de ,,regaIia” opden Rijn wekken: ook dit paste in de hypothese.

4e. Een *benoemd” huis moest in het moderneLeiden, dat de oude eigennamen van zijn huizen

1) De Oude Rijn met de St. Jansbrug speelt een rol inden oorlog van gravin Ada, in 1204: cf. Blok, Holl. Stad1, bl. 15.

Page 105: 1936

1 4

reeds lang vergeten is, wel de aandacht trekken.Een verklaring der benaming van het ,,huis ter Lucht”moest dus, in het kader van de eenmaal gevormdevoorstelling van een oeroud burggrafelijk huis, wordengezocht. Het gevondene viel echter toch wel wat tefantastisch uit. Kan men in ernst volhouden, dat descheepvaart op de smalle Hollandsche binnenwaterenin de vroege middeleeuwen belichting noodig heeftgehad? Of dat bij den toemaligen staat der verlichtings-techniek een licht van het ,,Huis ter Lucht” op degroote meren of zelfs op zee - tien, twintig kilo-meters van Leiden verwijderd - te zien zou zijngeweest?? Geloove het, wie wil.

***

Zoo moeten we, als we de waarheid lief hebben,de legende omtrent het Huis ter Lucht geheel uithet Leidsche geschiedboek schrappen. Dit huis wasgeen burggrafelijk slot, doch niet meer dan eenaanzienlijk burgerhuis, sedert 1360 eerst Wassenaarschleen; het toont geen oude kasteelmuren, geen onder-aardschen gang, doch hoogstens de resten van eenmiddeleeuwsch burger - ,steenhuis” ; - zijn ,,voor-rechten” wijzen terug niet naar een grijs verleden,maar naar een curiositeit uit de zeventiende eeuw:en zijn naam eindelijk is - voor zoover na te gaan -noch overoud, noch bijzonder.

Zoo zijn wij getuigen ervan, hoe de legende alshet ware onder de oogen der vakgeleerden insluipt,

Page 106: 1936

1 5

wáár de officieele geschiedenis maar een vacuumschijnt te laten. Zoo wordt de belangstelling in hetplaatselijke verleden tot wilde rotnantiek, zelfs in hetkalme Leiden en in het nuchterste tijdvak der negen-tiende eeuw.

S. J. FOCKEMA ANDREE.

Deze studie wordt opgedragen aan de heerenDr. R. F. baron van Heeckeren van Twickel enProf. Dr. H. T. Colenbrander, die den schrijver totde kennis van de bovenverwerkte gegevens in staathebben gesteld.

BLADVULLING.

,,Zach men een zwaan driven of zwemmen reghvoor Catwick in die zee en hij hielt hem daer alleden dach voor dat dorp tot Catwick op die zee.”

$30 wasser gevangen buytten der stede bij datSijlhoff een groote zeehont in die Zij1 bij dat butter-huys.”

Register Memorialen St. Pieter op 1500.

L. K.

Page 107: 1936

16

Ter waarschuwing+

In eenen 18e eeuwschen Leidschen boedel vondik het volgende schriftuur:

DERTIG ONGELUKKEGE DAGEN IN HET JAER.

Januari 1,2,4,6, 11, 12,20 Juli 17, 21Februari 1, 17, 18 Augustus 20, 27Maart 14, 16 September 10, 18April 10, 17, 18 October 6Mei 7, 8 November 6, 10Juni 17 December 6, 11, 15

De geboortedagen, die op 12 Jan., 17 Febr., 16 Maart,7 Mei, 21 Juli en 15 Dec. invallen zijn boven anderenongelukkig.

Die op een deser dagen geboren word is ongelukkigen lijd armoede,

Wie krank word krijgt zelden zijne gezondheidterug,

Wie zig verloofd of trouwd komt in grote armoedeof elende,

Men zal ook niet verhuizen want men heeft geengeluk,

Men moet niet reisen, want men heeft niets dantegenspoed en ongeluk te verwachten,

Men moet geen koophandel doen, want er geluktniets,

Men moet geen processen beginnen, want deselvegaan met de kosten verloren.

Medegedeeld door Bd.

Page 108: 1936

Een blik in het volksleven te Woubrugge.

Nu wij ons neerzetten om iets te schrijven overde geschiedenis van ons dorp, willen wij niet terug-gaan tot vorige eeuwen, maar iets vertellen, waarnog menigeen van middelbaren leeftijd heugenis vanzal hebben, niet alleen degenen, die hier nog wonen,maar ook velen, die in deze omgeving zich hebbengevestigd. Wij zullen dan niet verder teruggaan daneen halve eeuw en dan komt ons, oudere geslacht,het eerst voor den geest: de bedrijvigheid en hetvertier, veroorzaakt door het destijds hier gevestigdKantongerecht. Men zag dan op bepaalde dagendeurwaarders, veldwachters en een talrijk publiekuit omliggende dorpen voor burgelijke- en strafzakennaar ons dorp trekken.

Ook, hoe de beleefde hospes Strijland als conciergevan het oude Rechthuis daar dienst deed. En nu?Niets meer, dat er aan herinnert dan de oude recht-kamer.

Dan gaan onze gedachten naar het lustprieel, waarde oude chirurgijn Swart zijn laatste dagen sleet enwaar de laatste hier wonende rijksontvanger Dierkensin de gezellige koepelkamer later zijn kantoor hield.

2

Page 109: 1936

1 8

Ook die grootheid voor ons dorp ging voorbij enhet belastingkantoor werd verplaatst naar ,,De Veen”;een treuresch duidt nu nog de plaats aan, waar hetlustprieel van Swart stond.

En wie ziet niet met ons des Zondagsmorgens, als‘n stuk historie, den ouden Van Griethuizen, denlaatsten deurwaarder van ons dorp, ter kerke gaan,om het orgel, het geschenk van Vrouwe Vingerhoedte bespelen, hetgeen hij en zijn vader meer dan100 jaren hebben gedaan.

En met genoegen denken wij nog aan de vriendelijkewoningen van Cornelis van Dam en Dirk Koelewijn,waar zoovele dichterlijke samenkomsten zijn gehou-den. Ook passeert de revue Noldus van Rhijn, ietsgebogen in zijn gang, met lange lokken om zijn ooren,wiens geslacht meer dan 100 jaren voor ons dorphet koren maalde en de oude Buis, ïets kreupelvan tred, nachten werkende aan de brug, acht gevendeop zijn netten en fuiken en met hen zoovele oudjes,die evenals de watermoIens aan de ,,Swet”, ,,Heuvel”en Oudendijkschen polder niet meer zijn.

Wat konden die oude watermolenaars, onder wieJacob Kroon, ons uit oud-Woubrugge veel vertellen,evenals de oude molenmakers Verploegh, Wm. Booten Stigter van hun goede dagen, toen de stoom-machine hun werk nog niet had weggenomen: hunkostbaar touwwerk, dat zij noodig hadden bij denarbeid hing nu renteloos.

Wij hooren nog onze smeden Engel en Wiethoffover het werk aan ploegen en eggen toen de Oudendijken Vierambacht nog in het zaad stonden.

Page 110: 1936

1 9

Voor wij verder gaan zij ‘t ons vergund nog evenin de reeds genoemde oude rechtkamer een blik teslaan en wel bij de laatste raadsvergadering, welkein dat historisch gebouw werd gehouden, daar denieuwe drankwet verbood, dat de raad daar langervergaderde, zoodat ook Woubrugge in 1887 genood-zaakt werd een raadhuis te bouwen.

Achter de groene tafel komen voor onzen geestburgemeester de Ridder, geflankeerd door de wet-houders Ramp en Den Hertog; verder de heerenHendrik Heenk, Maarten Kroes, Arie Visser, Willemvan Egmond en C. Versluis, en achter het bruinehekje de veldwachter van het dorp (een persmanvereerde de raadszitting nog niet met zijn bezoek),die op een wenk van den voorzitter naar de ge-lagkamer ging en het publiek kond deed, dat devergadering een aanvang zou nemen.

In die dagen waren onze tiendboeren nog in hunkracht, vooral op een heerlijken zomerdag in Juni, alsnotaris Krom (die evenals de rijksontvanger met zijnkantoor naar elders trok) met zijn portefeuille uit‘t hooge huijs” oftewel ,, ‘t Huis Ter Aar” kwam en

iaar het Oude Rechthuis stapte om de tiendver-pachting te houden.

En wie komt dan niet de figuur van den Ambachts-heer Van Eeghen, burgemeester van Oudshoorn, voorden geest? Wij zien den rijk voorzienen disch, dienhij in de historische rechtkamer liet aanrichten bijgelegenheid dier verpachting en degasten, die benevensKerkvoogden, zaten aan dien disch; burgemeesterDe Ridder, die het maar niet eens kon worden met

Page 111: 1936

20

notaris Krom, doch dank zij de tegenwoordigheidvan wethouder Ramp, bleef steeds het decorum be-waard en werd handgemeen voorkomen.

Gedurende dien maaltijd zat oude Dirk de Graafmet zijn mede-tiendboeren in een ander apartementniet minder te smullen, terwijl zij het strijkgeld dertienden overzagen en tevens berekenden, hoeveelhokken graan zij van de tiendplichtige boeren kondenweghalen.

Aan dit eeuwenoude recht kwam in 1907 gelukkigeen einde.

En wie herinnert zich niet dienzelfden heer vanEeghen, die hier een zeilwedstrijd organiseerde desZaterdags op de ,,Wijde Aa”, met een groote feest-tent op den dijk van de Veenderpolder en hoe desVrijdags tevoren de talrijke prachtige jachten langsde oevers der Woudwatering lagen gemeerd, om elkop hun beurt gemeten te worden voor het oudeRechthuis.

En hoe zouden wij onze historische jaagschuitvergeten met onzen ouden vriend Windhorst? Neen,een aangenamer tocht was er niet, als wij omstreeksden langsten dag des morgens om 4 uur voor onzewoning met een lange Goudsche pijp en portoricoin den stuurstoel plaats namen, om stil-glijdend langsde oevers van Vader Rijn, de Rembrandveste tebereiken, stil genietend van Gods grootheid in hetrijk der natuur, terwijl zoo nu en dan onze aandachtwerd afgeleid als de schipper weer een anecdoteten beste gaf, of Bram de Graaf, de voormaligerederijker van ,,Anna van der Aar de sterke”, die

Page 112: 1936

2 1

ons met zijn bruintje aan ‘t lijntje had, plotseling opzijn paard zijn stem verhief en over ‘t water klonk:,,Moraal . . . . oooi ! ! of Bornwater. . . . oooi ! !, waaropvader Windhorst zijn helmstok naar bakboord duwdeen de trouwe Jan van der Nagel, de knecht, aan dengeroepene een pakje afgaf.

Van onze historische jaagschuit, van vader Wind-horst, van wien een miniatuur thans nog prijkt inonze raadszaal, gaan wij tot onze nachtwacht over.‘t Is nog of wij onzen trouwen nachtwaker Jan Terhorst,hooren roepen ,,tien heit de klok, de klok heit tien”,terwijl zijn klap, die ook bewaard bleef, de onhar-manische slagen daarbij gaf; (in 1888 bleef dat roepenachterwege) en wie ziet hem niet met zijn handigeleertje op den rug onze woning passeeren, om onsdorp van licht te voorzien. En nu.. . . onze brug-wachters hebben de functie overgenomen; zij stappeneven naar het ,,onderstation” of de ijzeren peperbusaan de brug, tik, tik, en ons dorp straalt in een zeevan licht. Onze oudjes kunnen hun looplantaarntje,waarmede zij des avonds op visite gingen, nu welbewaren voor een tweede tentoonstelling van oud-heden in ons dorp.

Uit vorige eeuwen was ook hier in zwang geblevende afkondiging na het kleppen der klok. Op ver-scheidene Zondagen zag men, des middags te twaalfuur, den veldwachter met een rol papier verschijnen.Deze nam plaats voor de deur van het rechthuis,later voor ‘t raadhuis en nadat de nachtwacht-klok-luider de traditioneele driemaal 30 slagen op detorenbel had gegeven, deed hij (de veldwachter),

Page 113: 1936

22

den volke kond, wie der dorpsgenooten plan haddenhet huwelijksbootje in te stappen.

En wie onzer zou bij het Raadhuis den ouden Dirkvan der Laan vergeten, die een kwart eeuw ontel-bare malen uit het raadhuis, tevens bruggehuis, naarde brug dribbelde met zijn schommelenden gang ombeide klappen op te zetten, zoo dikwijls het ,,bruuhooi!!!” in zijn ooren klonk.

En wie hoort thans nog die keelklanken van eenschipper? De hoorn doet nu al het werk, behalvedes nachts; wie dan nog wil varen, moet behoorlijkde brugwachters (thans zijn er twee) aan hun woningwekken, opdat de burgerij niet in haar nachtrustworde gestoord.

Bij alles wat verdwijnt, de historische schouw vanB. en W. en vooral die van de polderbesturen, metde maaltijden van de laatsten, niet. Toch is ook daarverandering: werd oudtijds nauwlettend toegezien ofde leuningen der talrijke schilderachtige bruggetjesin de voetpaden wit waren geschilderd, thans vindtmen er niet een meer langs onze Woudwatering; delaatste verdween in 1904.

Ook denkt men er niet meer aan om de keerplankvoor de Kade bij de hand te houden, als de nacht-wacht des nachts waarschuwde, dat het water uithet meer kwam opzetten. Voor 1852 gebeurde ditbijna bij elken noordwester storm.

Met het verdwijnen van die bruggetjes schijnt ergeen behoefte meer aan onze veerschuit, om zooalsoudtijds de overledenen en de familieleden zeerplechtig van het sterfhuis te vervoeren naar het

Page 114: 1936

23

kerkhof. De veerschuit, die dan een bijzondere beurtgehad had, prijkte aan den mast met een langenrouwwimpel en achter aan het roer een rouwvlag:schipper Windhorst zat in ‘t zwart met hoogen hoedaan ‘t roer, terwijl fan van der Nagel, eveneens in‘t zwart, gewapend met boom, de schuit bijna ge-ruischloos voortbewoog.

Onze oudjes praten nog dikwerf over de overzet-schouw en het oude veerhuis, staande op de plaats,waar in 1882 de veranda van hotel Guldemond ver-rees met langen Louw Reijneveld, den schouwman.

Niemand verlangt die schouw terug en ieder hieris blijde, dat in ‘69 de brug kwam. Het in 1882nieuw gebouwde bruggehuis met fraaie koepelkamerhad geen lang leven: in 1887 moest het plaats makenvoor het raadhuis, omdat volgens het oordeel vanarchitect Goldberg ,,‘t huijs Ter Aar” voor raadhuisen veldwachterswoning niet groot genoeg was.

De zooeven genoemde schouw lag in een haventjetusschen kerkgebouw en de breedvleugelige pastorie,waar ‘t laatst Dr. van Dijk, Ds. Bolkestein en Ds.Sanders hun intrek namen. Het gebouw had eenfrontbreedte van 28 M., bij een geringe hoogte; hetdateerde nog uit de 17e eeuw. In 1897 viel het onderde hand des sloopers.

De veranderingen, welke in het centrum van onsdorp plaats grepen, zijn vele : voor de oude consistoriewerd een nieuw gebouw opgetrokken Jmmanuël”geheeten, dat volgens deskundigen meer in den trantvan het kerkgebouw had moeten worden gebouwd.

Wandelen wij tusschen deze gebouwen de Kerk-

Page 115: 1936

24

buurt in, dan vinden wij niet meer het oude schoolhuisvan .meesfer” Van Dorth, Spijker, Drenthen en ‘tlaatst bewoond door den heer van Laar.

Ook de daarbij behoorende tuinen, boschjes metslingerpaden, waar ,,meester” Spijker dikwijls wan-delde, zijn verdwenen. Tal van woningen zijn ervoor in de plaats gekomen, W.O. ook ons postkantoor,het eerst bewoond door De Jongh van Arkel die uithet ,Huijs Ter Aar” moest, om plaats te makenvoor notaris Krom. Wie ziet nog niet onzen oudenpostbode Jan Blokhuis statig het nieuws brengen enook Arie Kelderman, Corn. Verwoerd en Abr. Bik,die dat tijdperk sloot, zullen enkelen zich nog welherinneren.

En tegenover het postkantoor de schietbaan vanvolksweerbaarheid ,,Cronjé” met het eentonig knallender schoten. Op die plek verrezen in 1915 tweeheerenhuizen.

Aan het eind der Kerkbuurt zoekt ons oog tever-geefs de molens van den Oudendijkschen polder, dieons landelijk schoon zoo verhoogden; in 1914 werdenzij met den grond gelijk gemaakt. Het molentje vanden plaspolder viel reeds in 1891, nadat ,,de Plas”tot groot verdriet van de Leidsche landmeesters, o.a.Mullée werd drooggemaakt, zoodat hun groote visch-tent hun niet meer tot nut kon zijn.

Maar wandelen wij in onze Kerkbuurt terug; on-middelijk valt ons oog op het vernieuwd oksaalachter het kerkgebouw; gelukkig, dat alles, wat de pa-triotten ons daar nalieten, is opgeruimd. Onwillekeuriggaat ons oog iets hooger en blikt op onzen toren

Page 116: 1936

25

met wijzerborden, nu met minuutwijzers. Een aardigeherinnering is daar nog aan verbonden, die wij hiervolgen laten.

Het was in de dagen van het begin van denBelgischen opstand, toen de timmerman HarmenStrijland met zijn zoon Arie in opdracht had dewijzerborden van den toren te vernieuwen. Terwijlzij op den steiger druk bezig waren, werd hun doorden gemeente-secretaris, Jacob Kempenaar, van debrug af toegeroepen: ,Komt eens even beneden, eris ander werk ! ” Vader en zoon legden bedaard hetgereedschap neer, daalden af en vernamen, dat dezoon den volgenden dag tegen den middag op het SintJans-kerkhof te Utrecht aanwezig moest zijn. ArieStrijland zocht zijn uniform op, wandelde meteennaar Utrecht - spoor of boot was er nog niet --- enmaakte den tiendaagschen veldtocht mede.

Nog even toeven wij in onzen toren, bij de wijzer-borden, welke de oude Strijland zonder zijn zoonafwerkte; deze borden werden in 1908 tegelijk methet nieuwe uurwerk vervangen door ijzeren. Werdhet uurwerk meermalen vernieuwd, de torenklok bleefvan 1665 af, een echte Hemony, met Latijnsch op-schrift, vertaald : ,,De aarde zegene den Heere, loveen verheffe Hem in eeuwigheid”. Na ruim 260 jarenklinkt ze nog even lieflijk in onze ooren, vooral alszij des Zondags ons oproept naar het bedehuis, ofbij onze nationale vreugdedagen, als in 1898 en 1913,tot algemeenen jubel ons opwekte.

Klokgelui bij brand hooren wij na 1906 gelukkigniet meer; wij kregen toen een stoomspuit, later

Page 117: 1936

26

nog twee motorspuiten, de klok gaat nu bij brandniet meer ,,overzij”.

Velen zijn er hier nog, die met ons de talrijkebranden hebben medegemaakt en die weten hoe onzespuitgasten na de vermoeiennissen aan de perspomp,honger en dorst kregen en het een roepen was ombrood en koffie.

Het korps brandmeesters dacht nimmer aan voedsel,zij hadden alleen het oog op het vernielend element,doch later werden hun diensten erkend, als zij onderpresidium van baas van Essen of Gijsbert Heenkaanden jaarlijkschen gezelligen maaltijd aanzaten. Gokdit aIles is voorbij. Men ziet nu niet meer met,,Pinksterdrie” al het mannelijk personeel uit onsdorp van 18 tot 60 jaren bijeen komen om debluschmiddelen te probeeren.

Thans blusschen een zestal mannen den grootstenbrand en vernemen wij het ongeval eerst als wijdes morgens ontwaken.

Wij noemden zooeven ,,baas van Essen” een uithet geslacht, dat meer dan een eeuw hier grootewerken uitvoerde. Wij zien hem nog op ,,de sniep”een groote houten aak hellingen en sloopen, omvoor zijn volk des winters werk te verschaffen ende dorpsgenooten bij hun turf ook van brandhoutte voorzien.

Van die brandstof werd geregeld de asch opge-haald; op het mannelijk personeel in het weeshuisrustte de verplichting de asch op te halen. Deschuit voor dat doel lag in een wijk op het erf vandat gesticht, en in het noorden van ons dorp stond

Page 118: 1936

27

de asch-schuur, een groot steenen gevaarte, naastde woning van de familie Grauwelman. Omtrent 1890viel het onder de hand des sloopers; oudtijds brachtdeze stof voor bemesting nog --+ f 150. -- per jaar op.

Dit alles verdween toen de Duitsche schipperBierhaus met zijn rivierschip ons steenkolen kwambrengen voor 40 cent per mud.

Waaraan thans niemand meer denkt, was oudtijdseen moment in ons dorp, waar ieder mee bezig was,als de tijding kwam, dat een kruitschip in aantocht was.

De veldwachter hield zieh al gereed om in actiete komen, zoodra de roode vlag van het vaartuigaan ‘s Molenaarsbrug in ‘t zicht kwam, en de sergeant-dienstgeleider verlof had bekomen met het schip deWondwatering te passeeren.

Bij onze zeventigers en ouderen is de overleveringnog bekend van hun ouders en grootouders, dat hetkruitschip te Leiden 12 Januari 1807, in de luchtvloog; zij verhaalden ons, dat in het midden dervorige eeuw hier geen kruitschip mocht passeerenvooraleer de vuren in de huizen waren gedoofd, ietswat des winters geen aangenaam bevel was.

Langzamerhand werden die voorzorgsmaatregelenminder; de kruitschepen werden zelfs, hoewel meteen langen tros, toch door een stoomboot gesleept;later werd dat gevaarlijke goedje met een stoombootvervoerd, en thans al jaren, hoort en ziet men erniets meer van.

Onze jongeren spreken meermalen over ,,de Wilde-werf” en ,,de Schapenwerf”, tegenwoordig eencomplex huizen; het laatste erf ontleent zijn naam

Page 119: 1936

28

aan de oude schapenschuur, welke daar oudtijdsstond van Hannes Kuilenburg, die ook bijen hield.

Wie ziet nog niet dien herder op een zomermorgen,als de zon aan de horizon kimde, als hij met zijnschilderachtige kudde schapen de schoone allees vanden polder ,Vierambacht” inging, om voor zijn klein-vee voedsel te zoeken, terwijl zijn ,,Duitsche herder”steeds zorgde, dat zijn beestjes niet op den weggingen liggen en daardoor de passage belemmerden.

Auto’s maakten toen onze stille wegen niet on-veilig, zelfs nog geen fietsen. Alleen de zoon vanonzen burgemeester, Pieter de Ridder, een onder-wijzer, haalde zijn kunststukken op zoo’n oud model,een groot voorwiel en een miniatuur achterwieltje uit.

Dat zeer onhandige voertuig is nog de oorzaakvan zijn dood geweest; na een val moest zijn beenworden afgezet en stierf hij 13 Juli 1887.

Onze schaapherder Kuilenburg had het niet tebreed ; hij moest leven van de opbrengst der wolen den verkoop der mest; enkele der beste schapengingen naar Abraham Meijer, den dorpsslager metzijn groot gezin, die van het jaar 1840 af onzevaderen van vleesch voorzag.

Die meer dan 100 jaar oude slagerij verdween in1906. Wij zien nog den ouden grooten kastanjeboommet ronde bank er omheen voor zijn slagerij, waarvelen des avonds na gedane dagtaak, in de schaduwkwamen rusten om het dorpsnieuws, dat in de barbiers-zaak van den ouden heer Blom, was besproken, tevernemen. Thans is noch bank, noch boom meer tevinden. De notabelen hier waren oudtijds trouwe

Page 120: 1936

29

lezers van ,,de Leidsche Courant” en van de ,,OpregteHaarlemmer”; doordat zij in het ,,kranten kollegie”waren, kregen zij hun brieven een stuiver goed-kooper thuis bezorgd; de middenstanders lazen ,,DeRijzende Nieuwbode” eens per week; het meestenieuws kwam toen uit den scheerwinkel.

Velen onzer denken nog aan het jaar 1888. Wathier bij menschenheugenis niet was geschied, greeptoen plaats, n.1. de luisterrijke ontvangst van burge-meester Wichers. Noch bij de benoemingen vanburgemeester Schravendijk in 1852, noch bij die vanburgemeester de Ridder in 1869, had zoo iets plaatsgegrepen : feestcomite’s benoemd, eerepoorten opge-richt, een eerewacht te paard met ruim 100 ruiters,allen met hoogen hoed en Oranje-sjerp versierd,gecommandeerd door een oud-wachtmeester. Dit,,eskadron”, te voren geoefend, wachtte Zijn Edel-achtbare aan de grens te Leiderdorp op, ,OomeHein” met zijn muziekcorps aan het hoofd. Tijdenshet wachten op de komst van de feestcommissie metden heer Wichers uit Leiden, zou ,,Oome Hein” vasteen muziek-nummertje geven, maar o wee! al dekoeien in den Boschpolder liepen te hoop en vande &n-dag-ruiters zaten er al spoedig twee in detochtsloot. Gelukkig was alles weder in ‘t reine toende verwachte burgemeester arriveerde. De voorzittervan de eerewacht, de heer Abr. de Graaf, werd doorden commandant voorgesteld aan den heer Wichers,die ook te paard, een interessante toespraak hield,met den hoogen hoed in de hand; ‘t was of zijn

Page 121: 1936

30

speech uit dien hoed kwam, en ja, later bleek, datze daarin stond opgeteekend.

Een feest is toen gevierd, dat nimmer hier wordtvergeten; ‘t leek wel de nabootsing van den intochtder ambachtsheeren in 1752.

Maar keeren wij tot ons gewone dorpsleven terug,met de zorgen en nooden, daaraan verbonden.

Onze oude veerschipper op Leiden kon zijn dage-lijksch brood met dit veer niet verdienen en richtteeen stoomkorengemaal op als bijverdienste, welkbedrijf door zijn zonen na zijn dood werd voort-gezet. In 1904 werd de stoomketel weder verkocht,zij zagen meer heil in de vaart en lieten in 1903een motorpakschuit bouwen bij de Wed. J. Boot alhier,welke 16 November van dat jaar de eerste proefreisdeed en waarmede een veer op Amsterdam werdgeopend.

Ons eenig vervoermiddel sedert de helft der vorigeeeuw was de ,,Carsjensboot”, welke dagelijks opAmsterdam voer, later tweemaal per dag, door denouden zeekapitein, den heer F. M. Carsjens opgericht,na zijn schipbreuk, waarvan hij een interessante be-schrijving te boek had gesteld, welk werk steeds inde kajuit ter lezing lag. Tot lezen bestond volopgelegenheid daar de reis van hier naar Amsterdamplm. 3 uren duurde. Zijn zonen zetten na zijn doodden dienst voort, vooral de later geopende dienstop Leiden was voor ons dorp zeer geriefelijk.

In 1910 ging de directie der Carsjensbooten inandere handen over en kwam er een Zondagsdienst,waaraan blijkbaar ons dorp geen behoefte had.

Page 122: 1936

31

Tot veler teleurstelling hoorden wij hier den 30stenSeptember 1914 des avonds voor de laatste maal defluit van ons .Woubrugsche bootje”: de dienst opLeiden werd opgeheven en November d.a.v. ook eender diensten op Amsterdam, waardoor ons dorp, watde reisgelegenheid betreft, toen hoe langer hoe meergeisoleerd werd.

0. C. VAN HEMESSEN.

WOUBRUGGE, 2 Januari 1936.

BLADVULLING.,,Bestek waarnaar prof. Franciscus de IeBoeSylvius”

(hoogleeraar in de geneeskunde sinds 1658) ,,gekochthebbende eene huizinge en erve aan het Rapenburgwestzijde nevens de huizinge van de wed. prof. Joh.Walaeus” (ook hoogleeraar in de geneeskunde, zoonvan den prof. theol. Ant. Walaeus en 5 Juni 1649overleden) ,,besteedt en Willem Wijnaar blauwsteen-kooper aanneemt te maken voor f 10500: een gebouwbreed 24 voeten binnensmuurs, lang 44 voet binnens-muurs, le verdieping hoog 15, 20 11 en daarbovenborstwering van 31/2 voet met een vliering. In de10 verdieping voor en achter 4 kruiskozijnen, eendeurkozijn en een bolkozijn. In de 20 zes kruiskozijnen.De voorgevel van 11/2 steen en versiert met hartsteengelijk als twee gevels zijn, staande aan de oostzijdevan de Heerengracht, de onderste borstwering vangehouwen steen, de achtergevel van goede, roodehartsteen, onderste verdieping 11/2, 20 1 steen. Indien

Page 123: 1936

32

de schoorsteen in de zijkamer goed is, zal hij mogenblijven staan. De voorvloer en gang met een Itali-aanschen vloer te beleggen, zooals het voorhuis vanden besteder belegd is. Ook te maken een gaalderijof gang breed 5 voet gelijk als de voorgenoemdegrondteekening aanwijst. Verdieping hoog 9 voet.Achter te maken een eetplaats 19 X 15 voet, hoog11 X 8 voeten. In ‘t voorhuis een hardsteenen poort,zooals in des besteders woonhuis is”. Protoc. notarisRaven no. 105 op 4 Febr. 1664.

Het bedoelde huis eens ook van Boerhave istegenwoordig, al of niet veranderd, bewoond doorden burgemeester naast het Instituut voor tropischegeneeskunde. Professor Sylvius, een beroemd genees-kundige en voortreffelijk docent (zie over hem o.a.Baumann in Nieuw Ned. Biogr. Woordenb. VIIl1290-1294) had in Amsterdam in 1657 zijne vrouwAnna de Ligne verloren, was het jaar daarna naarLeiden gekomen en had bij notarieele acte van19 Jan. 1664 voor notaris Doude zich de vader ver-klaard van een buiten echt geboren kind. Laat onshopen dat de moeder dezelfde Magdalena LucretiaSchletzer Frederiksdr. geweest zij, met wie hij13 Dec. 1666, ook voor notaris Raven, een huwe-lijks-contract sloot. Van zijn nieuwe huwelijkslevenheeft hij kort genoten, gemerkt zijne vrouw in Maart1669 overleed, door zijn eenig dochtertje enkelemaanden later gevolgd. In zijn nieuwe huis heeft hijtoen eenzaam gewoond tot zijnen dood 16 Nov. 1672.

L. K.

Page 124: 1936

In Memoriam het leidsche Stadhuisen wat er nog overbleef. . . . . .

Onze stadgenoot, de heer H.J. Jesse, archtect MO29schrijft ons:

Het zal wel in afzienbaren tijd gedaan zijn methet natuuroord binnen de muren van nu wijlen hetStadhuis met zijn bergen en dalen, ravijnen engrotten, natuurbad en zandsteenformaties en op denachtergrond gedachten aan Heidelberg met over-weldigenden plantengroei ; in het midden de diepewaterput, die bij geen enkel middeleeuwsch gebouwontbreekt.

Uit bouwkundig oogpunt is ‘teen leerzaam oord.Men kan aan de inkassingen in het metselwerk zien,dat bij den bouw, eerst de jukken voor de gelijk-straatsche verdieping op zandsteenen platten gesteldwerden, voordat met het metselen van de dikkemuren begonnen werd, waaraan de eiken muurstijlenop knikpunt veranderd werden. Die muurstijlendroegen dikke balken van ruim elf meter lengte,

‘) Middelbaar onderwijs, beschrijvende meetkunde en per-spectief.

3

Page 125: 1936

34

gesteund door natuurlijk-krom-gegroeide corbeels,tegen sleestukken, om de overspanning te vermin-deren en schranken te voorkomen. Dan volgde hetstellen van de jukken van de eerste verdieping opvoornoemde balken wanneer het metselwerk tot diehoogte was gevorderd, en ontstonden die machtigeruimten, twee vierkanten hoog, waarboven de enormekap, waar vroeger het geheele archief in eeuwigestof was opgestapeld. De Groote Pers gaf nog eenflauwen indruk van vroegere ruimte en de Wees-kamer, die tot Raadzaal zou worden vergroot, zouzeker met haar prachtig ongeschonden balkengestelen edele wandbetimmering en schouw een stemmigenindruk gemaakt hebben en tevens het soliede materiaalen ook vroegere ambachtskunst tot haar rechthebben doen komen.

In de oudste muren ziet men geen balkgaten; demoerbalken behoefden bij genoemde constructie nietingemetseld te worden; de kopeinden konden dusniet verstikken; het eikenhout werd niet geverfd enkon blijven ademhalen.

Van ambachtskunst was er heel wat, door alleeeuwen heen, te vinden in stukken en brokken, inhoeken en gaten verscholen. Zoo was er een bijnaonbekende stevige eiken buitendeur; met holle groevenbewerkt, zeker de oudste van alle, leidende naareen steenen trap met kunstig gesmeed ijzeren leuningmet roos (Gothiek) naar de Stadhuispoort bij dentoren; dan het mooi wagenschotdeurtje (met spiegeld.z. die donkere dwarsvlammetjes) met ijzeren beslagvan de waclrtkamer naar de kamer van den Gemeente-

Page 126: 1936

35

Secretaris; drie gladde planken koud tegen elkaar,zonder regelwerk, doch kunstig en stevig verbonden.In de bovenzaal van het huis van v. d. Werf, wasook zoo’n deurtje met scheggen (strook hout terdikte van l/s van de deur) door de dikte van deplanken, al naar den slooper verhuisd doch dooreen lateren eigenaar aan de Lakenhal geschonken.Zulke deuren vindt men thans nog in Rijnlandshuisen in enkele woningen op ‘t Rapenburg; maar diezijn dan meestal later versierd(?) met lijstjes en be-schiIderd met bossingen en paneelen. Ookgeprofileerdeeiken binnendeurkozijnen treft men daar (geverfd)aan, waarvan het profiel niet verstekt (de profielenonderhoeken van 45O tegen elkaar geplaatst) is, dochgecontramald (het eene profiel recht doorgaande, hetandere daartegen aanloopende), zoodat ‘t profiel vanden bovendorpel rechtdoor loopt. Dit laatste vindtthans, dank zij de machine, toepassing bij de fabricatievan de massaproductie der tegenwoordige binnen-deuren. De geheel vlakke deuren worden thans alsiets nieuws door het algemeen bekende triplex be-naderd. Doch ook het triplex bestaat reeds, in be-ginsel, 150 jaren, toen de meubelmakers hun eikenpaneelen tegen kromtrekken aan twee zijden metfineer (meestal een edele houtsoort, vroeger gezaagdter dikte van nog geen m.m.; thans van een stamgeschild, soms niet dikker dan l/s m.m., gebruiktom andere houtsoort te belijmen en daardoor eenrijk aanzien te geven, zooals de bekende wortelnotenmeubelen) gingen belijmen.

Behalve ‘t blanke eiken deurtje in het portaal in

Page 127: 1936

36

de Weeskamer, gelijk aan die welke Mathijs Elzevier,pedel, die toepaste bij den bouw van zijn huis aan‘t Rapenburg, thans No. 62, in 1621 of ‘22, waarvaner nog &n bewaard gebleven is, waren er mooiedeuren uit de 18de eeuw en evenals de latere doorden schilder deugdelijk in de verf gezet.

Als curiosum dient nog vermeld, dat toen er noggeen tochtpui in den toegang aan de Breestraatgemaakt was, halverwege op ‘t bordes van de trapeen flapdeur bestond, die een schreeuw gaf bij ‘topentrekken en door middel van een leeren zandzakaan een koord, met gejank dicht sloeg. Een bordje,,de deur sluit van zelf” was niet noodig, dat merktede onnoozele wel aan zijn hielen.

Zooals bekend was ‘tstadhuis een doolhof, dochgoede gidsen brachten je bereidwillig te bestemderplaatse; maar voor ingewijden was ‘teen sport omden kortsten weg te weten, ter vermijding van trapop trap af, en schoot men als een bruinvisch dooreenige dienstvertrekken, tot schrik van ijverig pennendeambtenaren. En hier mag ook herdacht worden dengemakkelijken omgang met de allerhoogste tot nederig-ste ambtenaren in dien aangenamen ouden tijd.

Toen Was burgemeester was, kreeg je, als zondaar,wel eens zoo’n boodschap om bij B. en W. te komenof op burgemeesters kamer, je kreeg dan voor eenof andere overtreding, een flinken uitbrander. Deburgemeester gooide je naar je hoofd, je bent eengouwert of zoo iets, en als op je gezicht te lezenstond dat je ‘t goed te pakken had, gebeurde het,dat ‘hij zijn sigarenkoker te voorschijn haalde en

Page 128: 1936

37

zeide ,,steek eens op! en laten we nog wat pratenover alledaagsche dingen.” Zoo was Was!

De torenwachter sprak ook zijn woordje in anderetaal, tot iedereen. Als in stillen zomernacht zijn luikjetegenover je slaapkamerr) open ging blies hij vanuitzijn verlicht hokje een opgewekte melodie, die hijnaar de drie andere windstreken herhaalde en danveel verder weg klonken om in stilte weg te sterven.Maar bij brand stak hij zijn lantaarntje in de richtingvan den brand en kon hij geweldig met zijn toeterblazend en huilebalkend te keer gaan, zoodatzelfs de schildwachten van Gravenstein hun stapinhielden - en als spot hippelde dan over de dakendaar tusschen door een prelude van het uurwerkvan het klokkenspel.

De geschiedenis vermeldt, dat de aanbouw in hetOosten d.i. Korenbrug-zijde, dateert van 1604, doch,de steenen spreken” van veel vroegeren tijd. Nietalleen wijzen de sporen van den (houten) skelet-bouw daarop, waarvan de moeten te vinden zijn inlater aangestopt metselwerk en grondsteenen, o.a. naast‘t hierna te noemen poortje, maar ook, waar dezete vinden zijn tegen een zwaren binnenmuur,scheiding van het middengebouw en Oostgebouw;bij het achtste venster van de Korenbrugsteeg af,vroeger wapenmagazijn van de Leidsche schutterij,is helaas maar een heel klein deel overgeblevenvan een zeldzaam kunstwerk. Het diende tot dracht

‘) Achterzijde van Rapenburg 38, waar schrijver toenwoonde.

Page 129: 1936

38

van den schoorsteenvloer van de kamer van denBurgemeester. Uit een fijn gebeeldhouwde, vroegrenaissance, cul de lampe-stijl François Premier,ontwikkelden zich vijf fijn geprofileerde gewelfribbenin zeer grilligen vorm in laat Gothiek, zooals nogaan het fragment te zien is; nog een klein deelvan de mooie roode geslepen baksteen, zeer dungevoegd, waarmede de gewelfschelpen gevuld waren,is nog aanwezig. Het zal in zijn fantastischevormenaangesloten hebben tegen de raneelbalken in dezoldering. Het moet een bravoure-stuk geweest zijn;zooals die in enkele raadzalen in Vlaanderen voor-komen. Het kan ongeveer uit plm. 1520 zijn. Eenkunstwerk, dat in zijn soort even belangrijk moetzijn geweest als de kostbare gobelins in de raadzaalof de velours in de vierschaar; wat was die vier-schaar (gerecht) een type: verhoogde vloer, fluweel,rijke schouw, verguld snijwerk en geschilderdplafond voor de Heeren; gescheiden van de be-klaagden door een balie, waarboven een grooteboog; de beklaagden moesten zich maar met wittemuren tevreden stellen.

Een kleine honderd jaren later schijnt men in ditgedeelte duchtig aan het verbouwen geweest te zijn.Corbeels en sleestukken zijn toen mogelijk gesloopt,want in laatstgenoemd vertrek ziet men naast hetkunstwerk een groote zandsteenen balkdrager, intweeën gebroken en wellicht daarom nagenoeg geheelin een penant ingemetseld, zoodat slechts een deelvan een gestyleerden dierenkop te zien is, uit plm.begin 1600, welke diende tot dracht van een zwaren

Page 130: 1936

39

balk. Nog zulk een! balkdragende console ligt bij dezandsteenformaties, met een grimmigen leeuwenkopmet ring en klauwen, nagenoeg gelijk aan die in hetGroot Auditorium in het Academiegebouw.

(Tusschen twee haakjes; men heeft de middel-eeuwsche hal in de Academie verminkt door hetplaatsen van ‘n tochtpui. Men heeft het 300 jarenzonder kunnen doen, en nadat eindelijk door restauratiezooveel mogelijk de oorspronkelijke toestand is her-schapen, blijkt er in dezen crisistijd toch nog geld teveel te zijn, om den inkijk in de hal te bederven).

Met oude bouwfragmenten kan men soms ook raaromspringen. Jaren geleden moesten twee aardigeRenaissance zandsteenpoortjes met dito kozijn, waaringesmeed ijzeren traliewerk, met zware deuren aan destraatzijde van de midden trave bij het blootleggenvan het koor van de Pieterskerk worden afgebrokenter wille van het blootleggen van den muur. Zij warenspoorloos verdwenen en door een gewoon ijzeren hektusschen de contraforten vervangen. Ook met res-tauraties gaat het soms vreemd. Het koorhek in dePieterskerk heeft men buiten Monumentenzorg omzoodanig glad gepoetst, dat alle charme verdwenenis en het wel splinternieuw lijkt. Verblijdend is hetbericht van Monumentenzorg, dat een poortje vaneen merkwaardig traptorentje 50 jaren geleden uit dePieterskerk gebroken en buiten geplaatst naast deHooglandsche kerk, haar oorspronkelijke plaats zalterug krijgen, waarvoor het zoo logisch in scheeverichting ontworpen was Dezen zomer was men inRijnlandshuis beneden bezig het goudteeren behang

Page 131: 1936

40

te restaureeren en boven was men bezig een mooiebalkenzoldering met een glad plafond onzichtbaarte maken. Ook heeft men in de mooie goudleerenzaal de kruiskozijnen niet weder gemaakt hoewelde oude kleine kozijntjes daarboven nog aanwezigzijn, doch de Fransche ramen van & 1850 met heral-disch glas-in-lood bezet, hetgeen geweldig vloekt.Bij herstel van de kruiskozijnen zou de zaal eersttot haar recht komen. Ook neme men dat leelijketafeltje in het midden weg!

De bovengenoemde console heeft een draagvlakvan 68 c.M. breedte; er moet dus een geweldigezware balk op gerust hebben; mogelijk om behalvede kinderbalken ook een bovenmuur te dragen.Dan zit er in een hoek aan den voorgevel eengebeeldhouwde draagsteen onder een strijkbalk, enin een kastje verschuilt zich een lief draagsteen-leeuwenkopje, allemaal uitingen van volmaakte am-bachtskunst en zoo is er meer door alle tijden heen.Wat waren de schoorsteenen, reeds bij den opbouwin het muurwerk voor open vuren opgenomengoed voor hun taak berekend, zonder kronkelingenrecht ‘t dak uit, en nu? In een pijpenla van den Burger-lijken Stand aan de Vischmarkt, was een doorbrandermet een blikken kachelpijp, wel tien meter horizontaal(een echte roetverzamelaar), gestoken in een aange-plakten ouden schoorsteen. - Geen wonder dat deambtenaren rilden.

Merkwaardig zijn een paar tasjes wel doorbakkenmetselsteen, die waardig zijn ergens onder degalerijte worden ingemetseld, als bewijsstukken van aller,

Page 132: 1936
Page 133: 1936

-vERDiEPING

Page 134: 1936

VERDIEPING

1 Bordestrap 1 6 Kleine pers2 Hoofdingang 1 7 Open plaats3 Groote Pers 1 8 Architect4 Bodenkamer 1 9 Spreekkamer van den5 Burgemeester Architect.6 Wachtkamer 20 Bureau Zetters-College7 Weth. fabricage 2 1 Secretarie8 en 9 Bureau van den 22 Secretaris

Burger% stand 23 Rekenkamer10 Weth. finantien 24 Archief1 1 Leeskamer 25 Woning boden12 Vergaderzaal voor 26 Woning bedienden

Burgem. en Weth. 27 Achter portaal13 Raadzaal14 Trouwzaal15 Bode

1 Bordestrap2 Ingang3 Portaal4 le Comm. politie5 Wachtkamer6 2e Comm. politie7 Agenten8 Nachtwacht9 Arrestanten

10 Schuttersraad1 1 Schutterij-wapens12 Bergplaats13 Stadhuispoort

1 28 Vroegere Weeskamer’ 2 9 B e r g p l a a t s

30 Torentrap1

BEG. GROND

1 41 51 61 71 81 9202122232425

26

Gem. ontvangerSpreekkamerBurgerl. standSpreekkamerIJklokaalHoofdwachtWoning bodeArrestantenBrandstoffenPlaatsGrondslag torenPoortje in den tekstvermeld.Brandvrije kelder

Page 135: 1936
Page 136: 1936

4 1

allereersten bouw. Zoo die van ongeveer 1200; lang32, breed 15, dik 110 c.M. en van 30 X 14 X 7 c.M.Zelfs (ten van 32 X 16 X 11 c.M.; verder een tasjevan 26 X 12 X 6.5 c.M., die na 1300 hier niet meergebakken werden. Dan komen die van 24 X 11 X5.5 CM. tot steeds kleiner en dunner formaat, dez.g.n. Rijnsteen.

Al was de oude toestand, welken wij kenden zeer on-regelmatig, zooals gezegd, de aanleg was door zijngeraamte-bouw op gelijkmatige assen aangelegd, van-daar dan ook, dat op de vroegere plaatsen van deeiken muurstijlen van 32 X 28 c.M. bij den nieuw-bouw gewapende betonstijlen gewapende betonbalkenzullen dragen ; een geraamtebouw ; alles herhaalt zichdus, al is ‘tin nieuwen vorm.

Na tal van leerrijke omzwervingen verlaten wijhet oord, waar zoovele geslachten hun sporen hebbennagelaten, door een origineele eiken deur, de eenigedie van alle ongeschonden bewaard gebleven is;want die aan de Breestraat zijn later betimmerd.Als een wonder is zij aan den brand ontsnapt enjuist daarboven zijn de eenige, voor den brand nogaanwezige, geprofileerde kruiskozijnen, die in de ver-groote raadzaal zouden gepronkt hebben, totaal ver-koold. Het waren nog de eenige overgeblevene; alleoverige waren in 1858 uitgebroken. Voor dat metsloopen van den achtergevel in de Stadhuissteegwerd aangevangen, kon men zien, dat dit deel, hoe-wel gecement, een organisch deel van dien gevel(dik 0.90 M.) uitmaakte en veel ouder was dan dearchitectuur van den voorgevel; volgens overlevering

Page 137: 1936

42

is die tegen den bestaanden Gothieken gevel aangeplakten met renaissance topgevels versierd. Voor of nahet sloopen van den achtergevel is een gedeeltevan den gedrukten ontlastingsboog en &n zandsteenenraamstijl van het bovenlicht met aansluitend metsel-werk verdwenen en verdwijnt steeds meer. Een flinkedeur; vier dikke eiken planken, duidelijk gescheidendoor drie uitgeschaafde holten, de achterzijde geheelglad door ‘t geheel inlaten van de schiftingen (klam-pen). Aan ‘t soliede slot een handgreep, waaropverzamelaars van oud sluitwerk reeds begeerigeblikken hebben geworpen. Zoo zag een kenner bijtoeval oude reuzensloten in een puinschuit liggen;zij bleken van Gravenstein afkomstig te zijn, toende Genie daar aan ‘t opknappen? was.

Wel vreemd doet ‘taan een zandsteenen bovenlichtgeplaatst te zien op een houten kozijn; maar door dehouten bovendorpel van het kozijn met zwaar lood afte dekken, is tegen inwatering goede zorg gedragen.

Met dit al zou ‘t jammer zijn, indien dit fragmentzou moeten verdwijnen. Mogelijk is er met metsel-werk in ouden trant wel een plaatsje voor te vinden,b.v. onder het bordes naar den transformator of ophet bordes als toegang naar den toren. Zoo is ernog plaats voor de Stadhuispoort als eerste deur inden nieuwen bouw van de Maarsmanssteeg af enkunnen alle afkomstige fragmenten wel een functio-neele b::stemming krijgen, waardoor de herinneringlevendig blijft.

Overgedrukt uit het Leidsch Dagblad.

Page 138: 1936

43

ONTBOEZEMING.

Naschrift. Bij het sloopen van de resten vanhet stadhuis is niets belangrijks gevonden.

Bij het sloopen van de aangrenzende huizen isenkel een grafsteen en een dekplaat van een ver-moedelijk steenen doodkist gevonden; steenen dood-kisten zijn meestal van roode Wezerzandsteen, eenonvergankelijk materiaal en meestal van hoogen ouder-dom van 1000 tot 1200 n. Chr.

Bij de afbraak van de huizen aan de Vischmarktwas bepaald, dat behalve te vinden kunstvoorwerpen,tegels, betimmeringen enz. alle eikenhout langer daneen meter aan de Gemeente Leiden zou blijven. Bijhet eerste gedeelte afbraak is daaraan voldaan enzijn twee mooie geprofileerde eiken kozijnen in deLakenhal geborgen.

Bij het tweede gedeelte afbraak W.O. het aardigehuisje van Bernard, dat nog het langst zijn luifelbewaard had, heeft schrijver voor alle zekerheidnog eens verzocht vooral de kruiskozijnen te sparenen voor Leiden te behouden. Helaas het heeft nietzoo mogen zijn. Op advies van een ander kundigambtenaar mocht de aannemer ze behouden. Eenkoopman was er direct bij en heeft ze in denHaag geborgen. 11 of 12 kruiskozijnen uit & 1600,waarbij een zeldzaam vijflicht met rijk geprofileerdedagkanten en sommige nog zoo gaaf en hard, dat zena schoon gemaakt te zijn, zoo weer geplaatst kunnenworden met de oorspronkelijke ruitjes. Twee andere,ook daarvan afkomstig worden opgeknapt en worden

Page 139: 1936

44

ingemetseld in een boerderijtje, als schildersatelieringericht op een dorp in Noord-Holland. Evenalsdoor schijver de twee kruiskozijntjes uit den gevelvan Gerrit Dou aan het Kort Rapenburg in der tijdzijn toegepast bij een restauratie in Zandvoort. Dekozijntjes hadden zoo mooi te pas kunnen komen bijde voorgenomen inrichting van een wevershuisje metbestaanden inventaris. En dan te weten, dat kruiskozijnmeestal een gildeproef was om meester te kunnenworden.

LEIDEN, Februari 1936.H. J. JESSE.

Page 140: 1936

De toren van Rijnsburg.

Hoewel Mejuffrouw Hüffer en de heer Jesse in hetJaarboekje van 1935 uitvoerig over de oorspronke-lijke bestemming van den toren van Rijnsburg vangedachten hebben gewisseld, meen ik goed te doennogmaals dit onderwerp aan te roeren. De redenhiervan is niet, dat er verrassend nieuw materiaalaan den dag is gekomen om den strijd te beslechten,maar de omstandigheid, dat naar mijn oordeel uitde reeds bekende gegevens meer is te halen dantot nu toe is geschied.

Gelijk de heer Jesse al terecht opmerkte, vertoontde toren de bijzondere merkwaardigheid, dat zijnNoordgevel sterk afwijkt van West- en Zuidgevel,en oorspronkelijk tot groote hoogte geen buitenmuur,maar een binnenmuur is geweest. Met den heer Jesseben ik van meening, dat zooiets al bijzonder vreemdis voor een gewone dorpskerk. Wij kunnen echternog een stap verder gaan, en de opmerking wagen,dat er slechts een aannemelijke verklaring is voorde afwijkingen van den Noordgevel, namelijk aan tenemen, dat de toren bedoeld is deel uit te makenvan een Westpartij met twee torens. Opmerkelijk is

Page 141: 1936

46

het, dat trouwens een oude plaatselijke overleveringal gewaagt van een tweetal torens (Pars blz. 304).Welnu, een Westpartij met twee torens is volstrektondenkbaar voor een eenvsudige buurkerk. Wanneermen overigens den Oostgevel van den toren binnende huidige kerk eens goed bestudeert, zal men merk-waardige aanwijzingen vinden, die eveneens onver-eenigbaar zijn met de opvatting, dat de toren toteen dorpskerk heeft behoord. Hierop hopen wij t.z.t.uitvoeriger in te gaan.

Dus de toren is een overblijfsel van de abdijkerken niet van de parochiekerk? Dat willen wij daar-mee nog geenszins beweren. Men moet namelijkniet uit het oog verliezen, dat eénzelfde gebouwzoowel voor abdijkerk als voor parochiekerk kandienen, of liever, dat, wat uitwendig ét5n kerkgebouwschijnt, inwendig twee streng gescheiden en onderafzonderlijke patroonheiligen gestelde deelen kanbevatten, waarvan het eene voor de diensten derabdij, het andere voor die der parochie is ingericht.Voorbeelden van dergelijke dubbelkerken zijn vooralte vinden onder de romaansche kerken met een*Westwerk” of Westpartij, waarin gewoonlijk eenkoor van een kapittel of klooster was gelegen.Met de mogelijkheid, dat te Rijnsburg iets van dezenaard bestond, dient zeker rekening te worden ge-houden. Een volgende stap is de vraag, of dezemogelijkheid ook een waarschijnlijkheid is. Wijmeenen hierop bevestigend te kunnen antwoordenom de volgende redenen:

1. Nadat te Rijnsburg, waar al een oudere parochie-

Page 142: 1936

47

kerk bestond, in 1133 een abdij was gesticht, sprekenverschillende oude bronnen eenvoudigweg van ,,dekerk van Rijnsburg”, wanneer zij het gebouw als zoo-danig nu bedoelen. Zoo vernemen wij, dat gravinSophia (gest. 1176) het ,templum Rinsburgense” her-bouwde, en dat dit ,,templum in Rinsburch” in 1183werd gewijd (Opperman, Fontes Egm. Ann. blz. 183,184). Nu meenen Huydecoper, Kluit, Schotel enMej. Hüffer, dat hiermede wel de parochiekerk zalzijn bedoeld. Ons komt het aannemelijker voor, dater inderdaad maar eén gebouw was, zoodat er vooreen nadere aanduiding geen reden bestond.

2. De abdij moest den kerkmeester der parochiekerkbetalen voor het luiden der klokken (Mej, Hüfferblz. 167). Hieruit moet welhaast blijken, dat de abdijgeen klokketoren bezat. De nu nog bestaande klokke-toren behoorde evenwel, gelijk wij hierboven be-toogden, niet tot de dorpskerk. De eenige aanvaard-bare oplossing is o.i., dat er een dubbelkerk was,waarvan de toren(s) onder beheer stonden van kerk-meesters der buurkerk.

3. De parochiekerk stond binnen deomheining derabdij (Mej. Hiiffer blz. 36).

4. De nabijheid van beide kerken was zóó groot,dat orgelspel in de buurkerk de conventualen konhinderen (Mej. Hüffer blz. 202).

5. In 1377 vermaakt Sophia van Ravenswaai.Custodie monasterii in Rinsburgh unum ornamentumnovum cum calice ecclesiae parochialis usibus appli-candum” (Schotel blz. 36). Het schijnt dus, dat hetgewijde vaatwerk der parochiekerk in de sacristie

Page 143: 1936

48

van de abdijkerk werd bewaard. Zulks is moeilijkaan te nemen, wanneer beide afzonderlijke gebouwenvormden.

Onze slotgevolgtrekkingen kunnen als volgt wordensamengevat:

De toren van Rijnsburg heeft niet behoord toteen zuivere dorpskerk, en heeft dus deel uitgemaaktvan een gebouw, dat of uitsluitend abdijkerk was,6f eensdeels tot abdijkerk, anderdeels tot parochie-kerk was ingericht. Het laatste is het meest waar-schijnlijk.

E. H. TER KUILE.

BLADVULLING.

Dichterlijk proza uit het Fransche tijdvak.

In 1935 kreeg ik de beschikking over tal vanstukken, betreffende den oudsten tak mijner familie.Daaronder trof ik bijgaande ontboezeming van harenAmsterdamschen zaakwaarnemer (verm.van der Valck),gericht aan mijne overoudtante A. C. A. Bijleveld,toenmaals nog echtgenoote van haren neef Mr. JacobBijleveld en des zomers in Warmond woonachtig,op hunne buitenplaats aan de Lee. Zeker is het eeneongewone manier van schrijven over ernstige zaken,

Page 144: 1936

49

maar op de eerste plaats treft mij de bijbelvastheidvan dezen R.C. bankier, die zijn bericht berijmdegeheel volgens psalm 36.

Mevrouw, zie hier ‘t verloren stuk‘t Is eindelijk en bij gelukBij Ouwens weergevonden.Hij heeft mij dit en ‘t ander werkDat ik verwachtte, door zijn klerkZeer vriendelijk toegezonden.

De kosten heb ik reeds voldaan,Die komen samen U te staanPrecies op vijftien gulden.Ik stel die op Uw rekening,Als strekkend tot verminderingVan openstaande schulden.

Die kosten egter zijn alleenTen íaste van Heer Joseph @een,Hij zal die moeten dragen.Zijt dus indagtig dit bedragVan Rens op d’een of andren dagTerug te laten vragen.

UEd. Dv. dr.v. d. V.

6 Mei 1812.Bd.

4

Page 145: 1936

Een en ander uit den inboedel op hethuis te Warmond, a” 1658.

Verleden jaar kreeg ik van bevriende zijde denlijvigen boedelinventaris ter inzage, opgemaakt tenhuize Warmond na doode van Jacob Baron vanWassenaer. Er zijn nogal wat posten onder, die totopmerkingen aanleiding geven, doch vooraf eenenkel kort woord ter inleiding van dit sterfgeval enwat er aan voorafging. De overgrootvader van denoverledene was Heer en Mr. Jan van Duvenvoorde,146881543, president van den Hove van Holland;door zijn huwelijk (1504) met Maria van Mathenes,wier moeder eene der laatste van der Woude’s was,verwierf hij Warmond, Woude en Alkemade. Zijleefde van 1485 tot 1558 en schonk kort voor harendood hare zoo belangrijke heerlijkheden aan denoudsten zoon Jacob; zij had veertien kinderen.

Deze Heer Jacob is bekend als een der verbondenedelen, was raad v. d. Hove van Holland en leefde1509-1577. Sinds 1542 gehuwd met Henrica vanEgmond, 1525-1606, had hij bij haar 9 kinderen,waarvan Johan, de oudste zoon opvolgde.

Page 146: 1936

5 1

Heer Johan (1547-1610) onderscheidde zich alskapitein in het beleg van Leiden, was luit. admiraalvan Holland, generaal der artillerie, gezant naarDenemarken en Engeland en lid van den Raad vanState. Hij was een der geduchtste bevelhebbersin den strijd tegen Spanje, doch bleef het geloofzijner voorvaderen getrouw. Uit zijn in 1590 geslotenhuwelijk met Odilia van Valckenaer ($1620) sproten8 kinderen, waarvan de zoons den ouden naam vanWassenaer wederom opnamen. Opvolger als heervan Warmond was jacob, 1592-1658, die als R.C.geen rol van beteekenis meer kon spelen en zichmoest vergenoegen met het hoogheemraadschap inRijnland; wijders was hij lid der Holl. ridderschapen rentmeester generaal der abdij Leeuwenhorst. Zijneeerste vrouw was (1621) Jacoba van Mathenes, -/- 1626,zijne tweede Maria Leonora van Eyckel uit Cleefsland.Uit het eerste huwelijk had hij drie, uit het tweede5 kinderen. Vóór 1650 was hij ten derde male ge-huwd met Charlotte van Malsen, die hem zonderkinderen tot 1675 overleefde. Omdat de R. Catholiekenin zijn slotkapel kerkten en de archieven van dezentak sedert het begin dezer eeuw hopeloos verspreidzijn, is weinig bekend over de verschillende datader leden.

In de talrijke kamers der eerste verdieping vandit omvangrijke slot vinden wij gewag gemaakt vanslechts 34 portretten, waarvan nadere beschrijvinghelaas ontbreekt. Dan nog is er een stuk schilderijvol van snakerij en 46 conterfeitsels van scheeps-kapiteins, zonder twijfel afkomstig van den admiraal

Page 147: 1936

52

van Warmond. Verder dienen genoemd dozijnenkussens met wapens v. Wassenaer X van Eyckel, 4Spaansche (lederen) stoelen en 4 Oostersche kisten.

In het groot salet werden bevonden 24 Spaanschestoelen, 1 schilderij van Z.H. den Heer Prince vanOranje (verm. Fred. Hendrik), 6 armblakers en 1kristallen kroon.

Aan tin treffen wij op deze verdieping aan 2 dozijngroote en 3 kleine schotels met wapens Wass. Eyckel,1 gr. en 51 kleinere met wapens Wass. v. Valcke-naer, 13 groote en 35 kleine met wapens Wass. vanMathenes, 6 dozijn borden met Wass. Eyckel en 20Wass. v. Valckenaer. In de groote keuken trekt onzeaandacht 1 groote koperen blaker, eertijds gehangenhebbende in de zaal, (dus een veelarmige kroon)benevens een schilderij van Stom, waaronder wijwel zullen moeten verstaan een ijstafreel van HenricAvercamp, den Stomme van Kampen. Daar de zustervan Heer Jacob’s eerste gade in hare bruidsdagenjammerlijk in de Leede verdronk bij het schaatsen-rijden, zal dit stuk wel met opzet daarheen verhuisdzijn. Aldaar waren nog 19 groote schotels van tin,9 bovenop schoteltjes en 3 kleine met wapens Wass.Eyckel, 4 keukenschotels met Wassenaer wapen alleen,40 borden met Wass. Eyckel, 14 oude met Wass.Mathenes (wellicht nog 16e eeuwsche) en 3 metWass. van Valckenaer.

De dames zullen wellicht belangstellen in de linnen-kast van zulk een oud en voornaam huis.

Damast afkomstig van Wassenaer-Van Valckenaer :2 (tafel)lakens 11 en 8 el, 51 servetten, 6 handdoeken.

Page 148: 1936

53

1 laken van Flora 10 el, 31 serv., 8 handd., 1 lakenvan 7 el, 2 doz. servetten, 2 lakens van Ste Annalang en kort, 18 serv., 4 handd.

3 lakens van Veneets (Venetië) 9, 4 en 3 el, 37serv. en 10 wat fijner, 1 doz. smalle, nog 8 serv.,8 breelakens, 21 fluwijnen. Idem afkomstig van W.-Mathenes. 4 lakens lavendelblad 3 el, 3 doz. serv.,6 handd.

10 lakens Braeckelsroosje en een recht laken, 12handdwalen, 6doz. serv., 12 breelakens en 23 fluwijnen.

Idem afkomstig van W.-Eyckel 2 lakens iavendel-blad 4 el.

9 lakens Uyters (Utrechtsch) werk, 4 dozijn en 4serv., 25 handdwalen, 3 lakens van ‘t gezegde roosjeen 4 doz. serv. 2 lakens van ‘t bragoens (Bourgon-disch) kruis, 3 doz. serv. min 1, 5 dwalen, 2 lakensfijne paryse met 3 doz. serv. en 4 dwalen.

2 damaste lakens, 2 doz. servetten, 4 paryse lakens,4 doz. serv., 6 dwalen, 8 lakens van de ministepluym, 5 doz. serv. en 8 dwalen.

4 lakens van ‘t roosje, 52 serv., 6 dwalen, 9 lakensvan idem 4 el breed, 2 paar heel breede, 15 paarbreede twee baanse en 32 fluwijnen.

Aan dat alles had Heer Jacob nog niet genoeg,want als weduwnaar ná 1647 deed hij nog vervaar-digen: 12 lakens groot en klein, Wtters (Utrechtsch)werk geteekend J. W., 6 doz. en 6 serv. en 12 dwalen,6 paryse lakens, waarbij nog een viertal oude werdenopgeschommeld, 6 lakens met de ministe pluym, 6rechte, 8 paar breebaende, 12 pr. smalle en 43 fluw.

Page 149: 1936

54

In de dagelijksche kast lag, geteekend J(acoba)M(athenes) :

2 lakens vant Wtterswerck met 3 doz. serv. en3 à 4 dito dwalen.

4 lakens ministe pluym met 6 doz. serv.6 lakens van Parijs, groot en klein, 3 doz. serv.

en 9 dwalen.2 paar breede lakens get. J. M.7 paar smalle breebaende alsv.5 paar ll/e baense en 11 fluwijnen alsv.booyentafelgoed alsvoren : 19 lakens groot en klein,

13 dwalen, daarvan 3 tot /kleine handd. zijn gemaakten 14 handd. get. J. W.

Let wel, dit is alles tafelgoed, het beddegoed slaik maar over.

Nu komen wij tot het zilver: 1 zilver verguldlampet, 1 dito uil (d.w.z. in vorm van een) nog eenen idem 1 kop.

4 zilv. lampetten met Wass. Mathenes, 1 Wass.-Eyckel, 1 Wass.-Malsen, 4 zilv. alsvoren get. ; pottenerbij.

12 zilveren kandelaars, 8 Wass. Eyckel, 4 Wass.alleen; 3 snuiters, 1 mosterdpot en lepel, 2 porteplats,15 zoutvaten, 16 kommen, 2 schaaltjes, 4 doz. lepels,2 tassoren, 2 bekertjes, 1 kruiddoos, 1 blaker, 1 bedde-pan, 1 waterpot, 1 gedreven groot zilveren zoutvat.

24 groote zilv. schotels, 20 kleine, 5 dozijn borden,1 zilveren scheerlampet en 1 vierkante doos.

Wat een schat aan zilver zal men zeggen, verge-Ieken met het porselein, dat volgt. Het is het typische

Page 150: 1936

55

verschil in dien tijd, tusschen den feodalen landadelen de magistraatsfamilies der groote steden vanHolland. Eenige jaren later werd de inbreng vande echtelieden Fr. de Vicq en A. Pancras opgemaakt.Hij, de latere hoofdofficier (schout) en burgemeestervan Amsterdam, zij de dochter van oud-patricischenhuize.

Porselein bij even groote hoeveelheden met aandui-ding van b.v.: de bloemenmand, het fransche puntje,het tempeltje enz., zilver echter in matige hoeveel-heid, tin zoo goed als niet, buiten keukengebruik.fn enkele oude huizen van ons vaderland treft menzilveren serviezen aan, nog meer bij de oude geslachtenin Duitschland. De aanblik van een daarmede ver-sierden disch is schitterend, doch het gebruik valttegen. Alle warme gerechten zijn terstond koud,warme saus stolt en wil men het servies verwarmen,dan is het voor de dienaars niet te hanteeren.

Op Warmond treffen wij in 1658 slechts dit por-selein aan :

3 potten, 1 groote schotel, 2 kleinere, 9 boter-schotels, 1 kleine kom, 1 met zilv. voet, 2 kleineschaaltjes, 5 kopjes. Dat is al!

Van de boekerij het volgende, maar de volwassenzoons waren uit huis: 2 printboeken van Holland2 van Labelle, 1 groot en 1 klein van Goltzius,idem van Callot, 1 groot van Ysrael, 2 van Zadelaeren 2 van diverse steden, 3 printboeken van AlberDuyr (lees Albrecht Dürer) en 1 boom van thuysvan Oostenryck.

Aan juweelen was veel afkomstig van M. L. van

Page 151: 1936

56

Eyckel, o.a. een oorlogie van kristal met een ge-amilleert kasgen en een van sulver erbij.

Fl. 858 aan goudgeld en f 30 aan zilver en eentoegezegeld briefje daerop gescreven staet: dit gheldkomt mijne kinderen toe en is van de Moff.

Er is nog eene pro memorie-post van zilver metwapens van Wassenaer-van Malsen, n.1. 2 grooteschotels, 1 zilv. flesch en 1 kelder met 12 fleschjesmet zilv. schroeven, 2 groote zilv. schotels, 1 snuiter-bak en sauskom, 10 stuks nieuwe tapijten uit Ant-werpen, 18 groote en 8 kl. tinnen schotels en 4 doz.borden en nog eene groote partij zilver, alleen methet van Malsenwapen gemerkt, benevens kasten vollinnen en damast, meest van dit al opgeborgen inhet huis in den Haag, dat de Heer van Warmonddaar op na hield en aan zijne weduwe vanzelfvooreerst toekwam.

Als er van al het zilver en damast nog iets overis, dan zal het wel berusten in het slot van Warfuséein het Luikerwalenland. Heer Jacob van Wassenaervan Warmond had tot erfgenaam zijnen zoon Januit eerste huwelijk en diens oudste dochter trouwdeFloris van Beyeren Schagen, graaf van Warfusee.Thans komt dit slot toe aan de familie d’oultremonten ik weet, dat er vele zaken van Hollandschenoorsprong berusten. Belgie herbergt nog zooveel opdit gebied, maar de belangstelling voor dergelijkezaken is er bedroevend gering.

BIJLEVELD.

Page 152: 1936

Eenige aanteekeningen over het archiefvan het Leidsche Studenten Corps.

De student en de Leidsche burger zijn een, is eenzinsnede die op tallooze officieele gelegenheden isaangehaald en gebruikt, zoo dikwijls zelfs dat hetwelhaast een phrase is geworden. Ook al weten wijniet welke keus de burger van nu zou treffen, twintigjaren belastingvrijdom of een universiteit, de spreukblijft zijn gelding houden. Want is de Leidscheburger niet trotsch op zijn Academie en zijn studenten?Maar zeer diep gaat deze belangstelling in den regelniet. Kennis omtrent de geschiedenis van de Univer-siteit is nog dikwijls voorhanden, maar begrip omtrenthet leven van den student in vroeger tijden en nuontbreekt. Zoo beperkt zich deze kennis tot eenigegebruiken, die de Leidenaars telken jare zien, maarzin en achtergrond bhjven onbekend.

Aan de hand van eenige oude platen en papieren,in het corpsarchief aanwezig, willen wij U iets uitde ouden tijd van het studentenleven vertellen.

Tijdens de ontstaansperiode van het L.S.C. (1799-

Page 153: 1936

58

1839) bestonden in Leiden kleine studentenver-eenigingen, gewoonlijk gesticht door menschen uiteen zelfde streek geboortig, aangeduid met den naamontgroenpartijen of partijen, die, zooals de naamreeds aangeeft, zich tot doel stelden den groen inde studentenmaatschappij in te leiden. Het bestuurvan dergelijke partijen noemde zich Senaat en hadals voorzitter een rector magnificus. Ook een buluitgereikt op 11 October 1810 spreekt daarvan. Opperkament in het latijn: NOS rector et Senatus Ami-citiae . . . . . . . . . eum Leidensern studiosum pronuntiamus, is deze bul een volkomen nabootsingvan zijn officieelen naamgenoot. Van deze ontgroen-senaten zijn nog eenige andere bullen aanwezig,terwijl een groote collectie zegeIs, waaronder dievan het zooeven gen. Amicitiae, dan Intro Ubique,Minervae Sacrum en de zeer belangrijke Senaat VisUnita Fortior, die hoofdzakehjk uit menschen vande Generaliteitslanden samengesteld was. Natuurlijkbestond tusschen deze partijen een groote rivaliteiten probeerden zij elkander aankomende studentenafhandig te maken.

De begeerte deze zaak te regelen, leidde ertoe,dat de machtigste ontgroeningssenaten een lichaamoprichtten, dat de aankomende studenten zou ver-deelen tusschen de verschillende partijen: Het Col-legium Supremum. Door oorzaken te lang om geheelte beschrijven verloor dit Collegium ---- later noemdehet zich Collegium Omnium in Belgio SenatumSupremum .- alle contact met de door haar geregeerdestudentenwereld, en moest plaats maken voor het

Page 154: 1936

59

tegenwoordige bestuur ook Collegium genoemd, maareertijds uit de praesides van de verschillende facul-teiten samengesteld. Zeer teekenend van deze over-gangsperiode vertelt een gastenboek van het eersteCollegium Supremum. Dit boek in zwaar roodekaft, versierd met de gulden letters ,,Collegium Su-premum” kent als eerste gast den rector van Amicitiae,die schrijft dat zijn eeuw zoo poetisch is, dat hijmaar in proza zal schrijven. Slechte gedichtjes enFransche en Latijnsche spreuken in hoogdravendenstijl, de vriendschap bezingende, wisselen elkaar af,terwijl dikwijls de spreuk afbreekt, daar de vermoeidehand niet verder te schrijven vermocht. Voorin staatde kenteekende opmerking voor dezen in de studenten-wereld zoo rumoerigen tijd: ,,gered uit de handen derplunderaars”, die bij de omverwerping der senaten, hettoen reeds vrij groot archief hebben laten verdwijnen.

Eenige jaren vroeger (1823) toen nog de ontgroen-senaten bloeiden, was de eenheid van de Leidschestudenten toch alreede zoo groot, dat de 3 Octoberdoor de studenten aheen georganiseerd werd.

Bewaert Heer! Holland 18En Zalicht Leyden 23

staat op het kaft van een beknopt verslag van hetoogmerk en de wijze der feestviering op den derden vanWijnmaand 1823 door de studenten der Hoogeschool.,,De Raad der stad vondt goed, omredenen dien dagniet langer afzonderlijk te vieren, maar denzelvenop den eerstvolgenden Zondag van den 3den Octoberbij de gewone godsdienstoefening te herdenken”.Niet alzoo de studenten. Van de stoepivan de Studenten

Page 155: 1936

6 0

Sociëteit werd haring en brood uitgereikt en degeheele dag, besloten door een illuminatie en eenconcert, slaagde voortreffelijk. Het geschriftje ver-dedigt de feestviering door de studenten en vermeldtreeds het resultaat. Want in 1824 komt een raads-besluit ,,na deliberatie goedgevonden en verstaande godsdienstige viering van den derden Octobertot een eeuwigen jubeldag en danktijd der burgerijwederom te herstellen”.

In 1830 wordt Leiden opgeschrikt door de afscheidingvan België. De oproep tot dienstneming vindt in Leidenweerklank. De almanak moet later verschijnen, daarde geheele Almanakredactie in het veld is. Eenvleug van enthousiasme gaat door de Leidsche Stu-dentenwereld. Het aantal gedichten op de helden isgroot, de stapel in het archief wijst eer op het eerlijkenthousiasme, dan op een dichterlijken ader. Aardigis de ,Uitboezeming bij het vertrek der heerenstudenten van Leydens Hoogeschool” door J. D. denBeer Poortugael, luitenant der Jagers:

En nu. Mijn Broeders! pligt vervuld,Het uur verbeid met ongeduldIs daar tot moed betoning,Brengt Vriend en Ouders ‘t laatst vaarwelDat zegen Gods ons vergezell’Voor Vaderland en Koning.

Een groote plaat laat de verschillende uniformendoor de Jagers gedragen zien. Het commandants-uniform draagt een onderteekening van Baron AylvaRengers te dien tijde officier bij de Leidsche Jagers.

Page 156: 1936

61

Weldra wordt ook een vereeniging opgericht vanstudenten die dienst genomen hebben. De oproep,met bijgewerkte naamlijst tot 1837, laat namen zienvan families wier zonen nog altijd in Leiden stu-deeren. In 1851 komt nog een herdenkingsfeesttot stand waar nog 71 van de 227 Oud-Jagers aan-wezig waren.

Het grootste aandeel van het archief leveren deverschillende lustra.

Reeds in 1840 werd een offícieele Maskeradegehouden voorstellende een intocht van Jan vanBeyeren. Iedere vijf jaren werden de gedenkboekenuitgegeven, meestal lange platen in kleurendruk,totdat de openhmhtspelen de rij der Maskeradeskwamen onderbreken, maar vorig jaar is de optochtweer hersteld in oude pracht en zal weer eenmaskeradealbum het archief verrijken.

Mogen deze kleine notitie over het archief vanhet L. S. C. een bijdrage zijn tot de geschiedenis vanhet studentenleven in Leiden.

B. v. R.

Page 157: 1936

Het Leidsche Weeshuis en deOostbdische Compagnie.

Het spreekt eigenlijk vanzelf, dat het Heilige Geest-of Arme Wees- en Kinderhuis te Leiden, gelijk zoo-vele dergelijke instellingen elders, in betrekking heeftgestaan tot de Oost- en West-Indische Compagnieën.die in den loop der tijden een groot aantal wees-jongens in dienst hebben genomen; het verwondertons dan ook niet, daarvan de sporen in het Wees-huis-archief aan te treffenr). Jammer genoeg zijn eruit de zeventiende eeuw geen stukken dien aangaandebewaard gebleven; de oudste gegevens dateeren eerstuit 1719, en de notulen der Regenten-vergaderingenbeginnen met 1734.

Vooral in het begin zijn het de heel onhandelbare

1) De gedrukte Catalogus van L. G. le Poole is in 1902verschenen. De stukken van het eigenlijke Weeshuis en vanhet Armenhuis, gecombineerd in 1774, zijn tezamen gebundeld.

Page 158: 1936

63

jongens, die men bij wijze van straf naar Indië expe-dieert; gewoonlijk ligt er dan een correspondentietusschen de regenten en de bewindhebbers van eender Compagnies-kamers, want de laatsten nemen inde achttiende eeuw niet alles aan, wat hun aangebodenwordt en informeeren eerst, wat de jongen op zijnkerfstok heeft. Intusschen zijn deze gevallen tegen-over het totaal der vertrokkenen in de minderheid;men mag dus wel aannemen dat ook een aantaljongens, misschien zelfs de meerderheid, zich zonderdaartoe gedwongen te zijn in Compagnies dienstheeft begeven.

Daarnaast zijn er dan ook de brieven van voogdenof familieleden van reeds uit het Weeshuis ontslagenpupillen, die moeite doen om door bemiddeling vanregenten die lastposten naar Indië kwijt te raken,want, gelijk een hunner schrijfti)? ,,zo hebben dieHeeren Regenten eenen vreij starkeren Arm, om zijnna Oost-Indien te bezorgen, als ik, dat zij mijn maareen paar Letter an den Edelen Heer Bewindhebber,die van de Stad Leiden hier in Amsterdam preesen-diert, zoo ist de Jonge anstonts klaar”. Gewoonlijkgaan de regenten op zulke verzoeken in en zorgenzij ook nog voor een uitrusting, en dan is het sloteen overdreven dankbare afscheidsbrief van denjongen, dien hij klaarblijkelijk niet zelf geschreven enwie weet met welk een weerzin onderteekend heeft.

Op den duur waren er echter ook, voor wie het

1) BrieE van 30 Juli 1769.

Page 159: 1936

64

naar Indië gestuurd worden niets afschrikwekkendsmeer had en die integendeel vermoedden, dat het ernog zoo kwaad niet was en allicht beter dan onderde strenge wetten van het Huis. Vandaar dat zij degehoopte ,,straf” trachtten uit te lokken, door zichschuldig te maken aan vergrijpen, waarvan zij degewenschte uitwerking verwachtten. Dit heeft aan-leiding gegeven tot de volgende

Waarschouwing

Alzo door verregaande brooddronkenheid sommigejongens in dit Huis zig niet ontzien omme van tijdtot tijd haare werken te bederven; om zig te oppo-seeren tegen de middelen die de Mm Regenten aan-wenden om hun tot een goede Kostwinning te brengen;en dus dezelve daar door te dwingen, om hun naOost-Indien te zenden : zoo hebben dezelve MmRegenten geresolveerd, omme de zodaanige, gelijkook zulke dewelke zig tegen het oogmerk van deMm Regenten, komen te stellen; voortaan niet meerna de Oost, maar na de West-Indien te zenden. Endaar mede te handelen eeven eens als met zulke,welke om dienst te neemen weg geloopen zijn, allesbehalven de straffen met welke de Mm Regenten,zullen mogen goed vinden dezelven te straffen.

Aldus gedaan bij de Mm RegentenOp den 20 August. 1764.

Onder de bundels stukken is er heel wat vanfinantieelen aard, gerangschikt onder de hoofden:

Page 160: 1936

65

transporten, maandcedels, machtigingen en verzoeken.De transporten worden door de jongens geteekendbij hun vertrek; zij verklaren aan de regenten eenzekere som schuldig te zijn (hun uitrusting, gelijksoms blijkt) en de bewindhebbers te verzoeken diemet hun gage te verrekenen. In het eerst wisselendie sommen; sinds 1780 is het doorgaans f 150.-en iets iater gaat men dat bedrag, tot dusver telkensmet inkt ingevuid, op het stuk drukken. Ontstellendis de groote sterfte onder deze jongens; in de meestegevallen volgt onder een paar stortingen de aan-teekening : ,,is dood, niets meer te goede”, ook weleens ,,weggeloopen in Engeland” of ,,is krijgsgevangengemaakt door de Engelsche.” Na 1786 verminderende transporten belangrijk in aantal.

Bij de maandcedels vraagt de belanghebbende, geenweesjongen, doch een volwassene, die als soldaat,matroos of iets anders naar Indi& gaat, aan bewind-hebbers om een deel van zijn gage, doorgaans driemaanden op het jaar, te doen strekken tot onderhoudvan zijn kinderen, of ook wel eens vrouw of moeder.Het ligt voor de hand dat het Huis de aangewezenplaats was om zulke kinderen onder te brengen.Behalve de cedels zelf bevat het archief ook eenaantal brieven, waarin zulke lieden hun vertrek mede-deelden. Heel veel omslag werd daar gewoonlijk nietbij gemaakt, getuige een brief als de hier volgende,blijkens het adres ,,te behandige aan kaarel van reein de Korte langestraet naast de wever kroeg11 totLeyjen”.

5

Page 161: 1936

66

In Hoorn den 26 September 1727.

Seer beminde moeder en vader ik laat ue wetenals dat ik nogh in goede gesontheyt ben en hoopedat het met u ook soo is waer het ander het soumijn van herten leet sijn om te hooren voort laet iku weten als dat ik naa Oostindi gaen voor Kocks-maat voor de kaamer van Hoorn voort is mijn ver-soeck of gij gelieft te seggen tegen mijn vrouw alsdat ik naa oostindi gaen en ik wens haer en mijn soongerrit Panmaaker hondert duysent goede naghten naasiel en lighhaem moeder doet soo veel en doet degroetenisse aan mijn suster en swaager en aan al1goede vrinde en bekende niemandt uijtgesondert.Niet meer op dit pas als hondert duysent goedenaghten naa siel en lighhaam.

De soon Claes Panmakeren ik win 14 gulden termant.

De machtigingen en verzoeken hangen met detransporten en maandcedels samen : regenten vragenen verkrijgen toezegging, dat bijvoorbeeId geen af-rekeningen met hun schuldenaren zullen plaats hebbenbuiten hun voorkennis. Ook hier in 1788 een drukjaar, evenals 1791. Wat er uit hoofde van al dezefinantieele overeenkomsten binnenkomt wordt natuur-lijk telkens ook weer afzonderlijk geboekt; men vindtdit opgeteekend in de boekenreeks Oost-Indischezaken en Oorlogvarenden (no. 810-816), waarvanhet oudste blijkens den titel tevens bevat ,,een middelom in ijder kamer van de Oostindische Compagnie

Page 162: 1936

67

alle jaaren te tonnen laten nazien, of van de maand-cedullen gelden te goeds sijn, of de transporten ver-schenen sijn, of de ouders of jongens gestorven sijnof nog in leeven sijn”.

Dit brengt ons bij een andere uitgebreide verza-meling stukken : de informaties naar en rapporten om-trent personen in Compagniesdienst, waarbij regenteneenig belang hadden, natuurlijk hoofdzakelijk in ver-band met hun vorderingen. Het oudste geval, waar-omtrent inlichtingen worden gevraagd, betreft iemanddie in 1719 is uitgevaren; vooral in de tweede helftder achtiende eeuw worden de gegevens talrijk. Hetzijn gewoonlijk lijsten, opgesteld door regenten, enter invulling naar de kamers der Compagnie gezonden ;de naam en het jaar van vertrek zijn op het Huisingevuld, en na eenigen (dikwijls geruimen) tijd komtde lijst terug met korte aanteekeningen, soms alleenmaar ,,leeft” of ,,niets meer vernomen”, of ,,gedeser-teert”, maar ook wel opgave van het schip, waarde persoon in kwestie op dient, of het fort of kantoor,waar hij geplaatst is. Men krijgt daarbij een sterkenindruk van de uitgestrektheid van het gebied, waar-over de bemoeienis der Compagnie zich uitstrekteen waar zij haar volk over verspreidde. Na enkeleoudere stukken begint de geregelde reeks aanvragenin 1743 te loopen, betrekking hebbende op menschen,die sinds 1731 het Vaderland hebben verlaten; bijde jongens, waarnaar wordt geïnformeerd, zijn erook veel, waarvan geen transporten bestaan, en waarmen dus om andere redenen belang in stelde. Deantwoorden zijn dikwijls onbevredigend, en dan gaan

Page 163: 1936

68

regenten met hardnekkigheid door in een volgendelijst de vraag te herhalen: zoo wil men bv. in 1773nog weten wat er geworden is van een jongen, diein 1738 uit het Huis is weggegaan. Het is verderopmerkelijk, dat tegenover de drukke correspondentieuit dezen hoofde met de Oost-lndische Compagnie,de West-Indische (sinds 1747) geheel op den achter-grond treedt. Veel effect is klaarblijkelijk aan deboven besproken Waarschouwing niet gegeven.

Ten slotte zijn er dan nog een aantal stukken overnalatenschappen waarbij kinderen uit het Weeshuisbetrokken zijn, voorschotten, afrekeningen, inlich-tingen van allerlei aard, die hier niet besprokenbehoeven te worden.

Hoe is het nu met die Leidsche weesjongens verdergegaan? Het is bekend dat het in Indië mogelijkwas ook uit de laagste tot de hoogste rangen op teklimmen; er zijn zelfs gouverneurs-generaal, die hunloopbaan als soldaat of matroos begonnen waren.Maar de kans daarop was in de achtiende eeuwniet grooter geworden; in elk geval wordt bij hetdoorzien der namen de aandacht niet getrokkendoor personen, die in de Indische geschiedenis eenrol hebben gespeeld, en de vragenlijsten, voorzooverze uitsluitsel geven, spreken slechts van zeer nederigeposities.

Niet het minst merkwaardig, uit algemeenmenschelijk oogpunt, zijn de enkele gevallen, waarinde oud-weesjongens zelf nog eens iets van zichhebben laten hooren. Er is maar een heel enkele,die tevreden is, maar die had het dan ook gebracht

Page 164: 1936

69

tot tuinnlan bij Reinier de Klerk 1); gewoonlijk zijnhet klachten. Men moet hieruit natuurlijk niet op-maken, dat het als regel slecht ging: wie behoorlijkterecht gekomen was, had allicht geen aanleidingzich nog eens tot het Leidsche Weeshuis te richten;dat deden juist degenen, die in moeilijke omstandig-heden nog iets hoopten van tusschenkomst hunnervroegere regenten.

Enkele citaten uit zulke brieven mogen dit over-zicht besluiten.

Jk schrijf aan U Vaders,” zegt er een 2), ,,ommijn verlossing. . . . . . wijl ik op een kantoor be-scheyden bin daar geen regt voor mijn of een armman is te krijgen ‘t zij soldaat, ‘t zij matroos, ‘t zijeen onderofficier, gelijk ik gesteld bin van de E.E.Agtbaaren raat en Zijn Exsselensie van Neerlansindiea. Maar op Bandaneyra is geen hulp voor eengeemen mens. Dierhalven zoo keer ik mijn tot UE.Lieve Vaders, dat Gij mij laat opkoomen.” Onder-teekend door ,,U onderdanigst Kint”.

Een ander, in dienst bij de West-Indische Com-pagnie, schrijft uit Baetenstein 3) ,,dat ik hier opdeze custe van Gunea en Africa ben gekomen alssoldaat en dat ik hier alle dagen de dood vooroogen ziet.. . . . . 0 Godt mijne Vaeders, hadde iktoch maar in mijn lieve vaderland .gebleeven, om

1) Brief van 15 October 1765.2) Brief van 5 Mei 1772.3) Brief van 17 Januari 1778.

Page 165: 1936

70

mijn beeldhouwerks op te leeren. Dan hadde ikvoor al mijn leven nooyt niet oeven te zorgen voormijn dagelijks brood, maar nu ben ik een ellendigmensch voor al mijn leven . . . . . . o Godt mijnegelieve Vaders, helpt mijn dog, dat ik nog rijs inmijn lieve vaderland mogte koomen. Want hier iseen bedroeft leeven onder de zwarte menschen.”De brief is keurig geschreven en doet het weeshuis-onderwijs alle eer aan.

Ten slotte nog een stem uit ‘t fort Amsterdam op‘t Eyland Curaçau 1) : ,,Wel Edelen heeren het doetmijn van herte leed dat ik tot dit ongelijk ben ge-kome om mijn van UWE. huysing te verwijderen entot deese post ben gekome maar ik hoope en wenscheook uyt grond mijnes herte als dat de lieve Vadersmijn het zalle vergeeve en het aan mijn onbezonnedrift mijner jonkheyd zal toeschrijven.. . . . . ik ver-zoek UWE. heeren en Vaders om mijn dog zoo hetmogelijk is van dit Eyland te ontbinde en mijnweeder in UWE. protextie aan te neeme want nuik ben tot mijn jaare een beetje gekome ben ik ziewat schuld en verpligting ik an UWE. schuldig benwant hier is het voor geen mensch bijna om teleeveen daarbij mijn hart na mijn Vaderland en int by-sonder na mijn familje en naa het bestier UWEverlang en mijn verdere jaare in eer en deugd doorGods zeegen in mijn Vaderland te verslijte”.

Dat is eigenlijk de grondtoon van al deze brieven:

1) Brief van 8 Februari 1792.

Page 166: 1936

71

teleurstelling over het nieuwe leven, spijt over watmen heeft verlaten en verlangen naar vaderland enfamilie. Dat klinkt alles echt; van de dikwijls inoverdreven termen ingekleede en met stichtelijkefrazen smakelijk gemaakte betuigingen van dank-baarheid en aanhankelijkheid jegens het Weeshuiskan datzelfde niet gezegd worden. De meesterenregenten hebben dat klaarblijkelijk ook zoo opgevat,want merkbare notitie is van deze smeekschriftenniet genomen.

N. J. KROM

Page 167: 1936

Het Engelenbeeld in de lakenhal.

In December 1935 werd de Lakenhal verrijkt meteen Engelenbeeld, afkomstig uit de oude St. Jeroens-kerk, thans Ned. Herv. Kerk te Noordwijk Binnen.Ofschoon dit beeld in de dagen van den beelden-storm deerlijk is geschonden - de vleugels en dearmen zijn afgebroken en slechts borst en hoofdzijn over - is het fragment van zoo sublieme schoon-heid, dat we er een korte beschouwing aan wijden.

Men weet, dat de kerk te Noordwijk in 1429 offi-cieel door Bisschop Sweder tot bedevaartsplaats werdverheven, en toen natuurlijk schooner werd ingericht.Men weet verder, dat in 1449 een brand uitbrak, diede bekapping en de glasramen verwoestte en ookvan binnen veel schade aanrichtte. Door een beschik-king van Filips van Bourgondië werden de parochi-anen echter in staat gesteld, hun heiligdom in grooterenluister te herstellen en zelfs te vergrooten. Het isniet zeker of het engelenbeeld van voór den brand

Page 168: 1936

akk

ENGELENKOPJE,omstig uit de Ned. Herv. Kerk te Noordwijk-Binr

chans aanwezig in het Museum ,,De Lakenhal“.ten,

Clzihe \vil~iilend atgestaan d o o r ds Dmxtie van her Leidsch Dagblad.

Page 169: 1936
Page 170: 1936

73

of van onmiddelijk daarna dagteekent, doch het isin ieder geval uit de eerste helft der 15de eeuw,vervaardigd door een zuidelijken beeldhouwer. Reedsde omstandigheid, dat Noordwijk op de bizonderebescherming van den kunstzinnigen vorst mochtrekenen en dat Vlaanderen tijdens zijn heerschappijhet kunstzinnig centrum van West-Europa was, zouhierop kunnen wijzen.

Sterker is evenwel de volgende overweging. Naarde formatie vertoont het kopje sterke overeenkomstmet de koppen der zingende en musiceerende engelenvan Jan van Eyck, met diens teekening van de H.Barbara, met diens ,,Madonna” van Kanunnik vande Poele. We zien daar steeds, hoe het haar dooreen hoofdband, veelal in het midden versierd meteen kruisje, een kroontje of een bloemvorm, bovenvoorhoofd en kruin strak wordt gehouden, terwijlhet langs de slapen in rijke krullen naar benedengolft.

Dit is, wanneer het kapsel niet schuil gaat ondereen huif of muts, een typische ,,mode” voor deeerste helft der 15de eeuw.

Deze groote overeenkomst welke:het kapsel vanhet engelenbeeld vertoont met de genoemde voor-beelden van Jan van Eyck, wijst wel zeer duidelijkop een Zuidelijken meester.

En evenals de engelen van Jan van Eyck is heteen ideaalkopje, waaraan geen bepaald mode1 tengrondslag ligt. De beeldhouwer schiep naar het idealebeeld van een engel, dat in zijn ziel leefde. Daarvoorhad hij geen menschelijke modellen noodig, terwijl

Page 171: 1936

74

anderzijds juist in dien tijd de schilderkunst natura-listische tendenzen begon te vertoonen.

Hoe zeldzaam fraai is de ronding van hals, kinen wangen, de edele spanning van het voorhoofd.En let eens op de uitdrukking van kinderlijke on-schuld en tegelijkertijd extatische vroomheid in ditboeiend aangezicht. De oogen, onder de nobelewelving der wenkbrauwen schijnen over de zondigewereld heen in de verte te kijken.

En toch schijnt van dit aangezicht een lieflijkheidaf, die verkwikt. Het is niet de straffe, strenge, heilig-heid, die vrees en schrik inboezemt, uit den Romaan-schen tijd; het is de heiligheid van ambergeurendezoetheid, die ons tegemoet slaat uit Ruusbroeck’sGeestelijke Bruiloft; de heiligheid, die opheft naarde regionen van het licht, de Gothieke verzinne-beelding der heiligheid.

Beschouw het kleine, edelgevormde mondje, datde puurheid van Gods nabijheid schijnt te proevenen als gereed is, om een goede boodschap te uiten.En boven dat mondje kunnen we ons gemakkelijkeen fijn en edel gevormd neusje denken. Het gemisdaarvan, doet aan de expressie van het geheel niets af.

De plaatsing van het kopje op het ietwat schuinnaar voren gewende lichaam werkt mede tot decharme.

Er gaat van dit beeld een buitengewone bekoringuit. Het boeit, het laat U niet los. Met welk eenzorg en liefde heeft die beeldhouwer ook de golvenvan het haar, den haarband, de plooienval van denmantel en de kraag met het fijne Gothische ver-

Page 172: 1936

75

sierings motief bewerkt. Het geheel is een prachtigvoorbeeld, hoe een laat-Gothisch beeldhouwer uithet harde zandsteen-materiaal een beeld wist tebeitelen, dat in wezen en expressie een ontkenningder materie is.

N. J. SWIERSTRA.

BLADVULLING.

Belangrijke gebeurtenissen in het StedelijkMuseum de Lakenhal, gedurende

het jaar 1935.

1. Openstelling van de nieuw ingerichte zalen voorde werken van Menso Kamerlingh Onnes enFloris Verster.

2 . Ontvangst door het Gemeentebestuur van het 25eNederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres.

3 . Receptie door de hoofdpersonen van de maskeradevan het Leidsche Studentencorps op de Pers.

4. Te voorschijn brengen van het overgeschilderdebeeld van God den Vader op het middenluik vande triptiek ,,Het jongste Oordeel” van Lucas vanLeyden en restauratie van de drie buitenluiken.

5. Aankoop van een schilderij door Janson, voor-stellende een gezicht op de Marepoort - S8e eeuw.

6 . Openstelling van denieuw ingerichtepleyte-kamer.7. Tentoonstelling van antiek, modern en Indisch

zilverwerk.

Page 173: 1936

Het weder te voorschijn brengen van de

beeltenis van God den Vader op het

,,Jongste Oordeel” van Lucas vanLeyden in de Lakenhal.

In 1526 werd aan Lucas van Leyden de vervaar-diging opgedragen van het drieluik ter eere van denagedachtenis van den houthandelaar Claes Dirckszvan Swieten, Schepen en Raad der stad Leiden. Hetwerd geplaatst in de Sint Pieterskerk bij de doopvont.

Bij den Beeldenstorm werd het stuk tijdig gereddoor een van Leiden’s burgemeesters, die het af-kocht van de plunderaars, waarna het schilderij doorde erfgenamen van Claes Dircksz. naar het SintJacobsgasthuis werd vervoerd, de bergplaats van uitde kloosters en kerken geredde kostbaarheden. In1577 werd het stuk op het Raadhuis geplaatst opde Burgemeesterskamer, waar het bleef tot 1871, inwelk jaar het Jongste Oordeel werd overgebrachtnaar het nieuw ingerichte Stedelijk Museum ,,deLakenhal”.

Page 174: 1936

77

Het middenluik geeft de voorstelling van het ,,JongsteOordeel” met boven Christus op een regenboog ge-zeten, aan weerszijden de Apostelen, links benedende zaligen door engelen ten hemel gevoerd, rechtsde verdoemden door duivelen naar het hellemonster.

De beide zijluiken vervolgen de voorstelling vanhet middenpaneel. Boven Christus een vliegende duif(de Heilige Geest) en daarboven een troebele bruin-gele stralenkrans, met in roode Hebreeuwsche lettershet woord ,,Javeh”. Lucas had hier geschilderd debeeltenis van God den Vader, met Christus en deduif, de voorstelling der Heilige Drievuldigheid: deVader, de Zoon en de Heilige Geest.

Vermoedelijk is, kort na de overbrenging naar hetRaadhuis de beeltenis van God den Vader om calvi-nistische gevoeligheden te ontzien, overgeschilderden vervangen door Hebreeuwsche letters. Het meester-werk ging dus verminkt door de eeuwen heen vande eene generatie op de andere over. Volgens Taurelzou de schilder de Groot op het einde der 18e eeuween restauratie hebben verricht, waarbij de beeltenisvan God den Vader weer voor den dag zou zijngekomen, en zou die beeltenis op bevel der Leidschemagistraat weer opnieuw met de meest duurzamekleuren zijn overgeschilderd. Er wordt hier alleenvermeld een overschildering, dus niet eerst een ver-nietiging van de beeltenis (zie : Overvoorde en Martin.Het Stedelijk Museum te Leiden).

Een uitvoerig verhaal geeft Victor de Stuers inhet Leidsche Jaarboekje van 1914 blz. 29 omtrenteen tweede ontdekking van de beeltenis van God

Page 175: 1936

78

den Vader door den Leidschen schilder Ringeling.Aan Ringeling zou namelijk onder het Burgemeester-schap van Jhr. Mr. G. A. M. van Bommel zijn op-gedragen het Jongste Oordeel schoon te maken ente vernissen.

,Na eenigen tijd kwam deze opgetogen den Burge-meester mededeelen, dat hij bevonden had, dat onderde gele plek met het woord Jehova de figuur vanGod den Vader te voorschijn was gekomen en dathet hem gelukt was haar weer in vollen glans tedoen prijken”.

Van Bommel, hoewel zelf katholiek zou toen be-volen hebben ,,om geen gezanik te hebben” nietalleen de figuur weer over te schilderen, maar haargeheel weg te schuren: ,,op deze wijze zou mendaardoor nooit meer gekweld worden. En aldus isgeschied”.

De Stuers had het verhaal van den schilder Cornet,Directeur van het Universiteits-Prentenkabinet entijdgenoot van Ringeling, hij was drie jaren jonger.

Er is een onjuistheid in het verhaal van Cornet,zooals die kan voorkomen in geschiedenissen, dieheel lang zijn geleden.

Jhr. van Bommel was burgemeester (een van devier vóór de instelling van den alleenregeerendenburgemeester) van 1816 --1825. In 1825 was Ringeling13 jaar, zoo pas van school zal hij wel niet dadelijkaan het schoonmaken van het Jongste Oordeel zijngezet, maar van Bommel werd wethouder toen deeerste alleenregeerende burgemeester was benoemden bleef dit tot zijn dood in 1832.

Page 176: 1936

79

Waarschijnlijk was hij belast met de afdeeling,,Kunstzaken”.

In dien knussen tijd van met lange pijpen in prieelen,van afbreken van Stadspoorten en verkwanselen vanantiek kerkmeubilair behoeft het niet te verwonderen,dat aan een 20-jarig jongeling het Jongste Oordeelwerd toevertrouwd, en behoudens de wijziging, datin het verhaal van de Stuers over Wefhouder vanBommel moet worden gesproken, twijfel ik nietaan de juistheid. Cornet was een begaafd schilderen een zeer serieus man, allerminst in staat om eendergelijk verhaal te verzinnen.

In de jaren dat ik Lucas van Leyden’s meesterwerkdagelijks bewonderde en de verminking betreurde,grijnsden die roode Hebreeuwsche letters in hunvuilgeel fond mij aan, zij hielden sarrend geheim,wat daar achter was of misschien niet was, maaraltijd had ik dezelfde idee: ,,Ringeling kan dat niethebben gedaan, hij zal er den euvelen moed niettoe gehad hebben, hij heeft God den Vader nietweggeschuurd”.

Ringeling was een knap en gevoelig schilder; deLakenhal bezit o.a. van hem een zeer fijn interieurvan de Hooglandsche Kerk, met talrijke voortreffelijkgeschilderde en geobserveerde figuren bij het ,,aan-gaan der Kerk”.

Een waarachtig kunstenaar kan geen schennisplegen aan het wonderwerk van een grooten voor-ganger.

Ik deed het voorste1 aan de Commissie voor hetStedelijk Museum de Lakenhal om een onderzoek

Page 177: 1936

80

naar de waarheid te doen instellen en de Commissiebleek, na eenige discussie, gaarne bereid hare toe-toestemming te geven. Er werd een Röntgen-opnamegemaakt van de bewuste plaats op het schilderij alseerste maatregel. De plaat gaf een warreling vandonkere en lichtere plekken, waaruit met veel ver-beelding en als men het wilde zien de flauwe indrukvan het onderste gedeelte van het hoofd van Godden Vader was te vermoeden, maar alleen deHebreeuwsche letters gaven een scherp en duidelijkbeeld. De simpele overweging, dat loodwit was ge-bruikt voor de overschildering en deze metaalverfgeen x-stralen doorlaat deed alle verdere onder-stellingen teniet.

Tot een meer afdoenden maatregel werd overgegaandoor aan den heer J. C. Traas, restaurateur van hetMesdag-Museum, op te dragen een klein gedeeltete ontdoen van de overschildering. In tegenwoordig-heid van bijna de geheele Commissie werd langzaamen zeer voorzichtig een laag verf van bijna &Jn mM.dikte over een kleine oppervlakte verwijderd, totdateen schoone kleur van licht purper het vuile bruin-grijs verving, een kleur geheel gelijk aan die van deklaroenvaandels van de twee bazuinengelen op hetschilderij. Besloten werd door te gaan met het ver-wijderen der overschildering en na eenige dagenvan groote spanning en moeizamen arbeid was hetvolledige beeld van God den Vader verschenen, bijnageheel intact zooals Lucas dit had geschilderd.

Ringeling had inderdaad het beeld gespaard, alleener een heel klein beetje aan gepuimd, waardoor

Page 178: 1936

8 1

slechts een zeer geringe beschadiging is ontstaan,die gemakkelijk werd verholpen.

Wat er precies is gebeurd in de Leidsche Burge-meesterskamer kan alleen worden ondersteld. HeeftRingeling berouw gekregen, toen hij zijn puimsteenop de onsterfelijke kleuren zette om het wethouderlijkbevel uit te voeren - hij was nog zoo jong - ofis de magistraat meegegaan om te zien, dat aan devernietiging werd begonnen? (de laatste onderstellinglijkt mij het meest waarschijnlijk). Wie zal het zeggen,maar nu prijkt het Jongste Oordeel weer, zooals Lucashet schilderde voor de Sint Pieterskerk, ongerept inzijn stralende schoonheid !

Zooals trouwens in het geheele werk heeft Lucasgebroken met alle traditie der Noordelijke landen enGod den Vader voorgesteld, niet door een grimmigengrijsaardskop, gekroond met de tiara, met scepter enwereldbol in de handen, zwevend boven een wolk.De Meester volgde de Italiaansche manier en heeftGod den Vader afgebeeld ten voeten uit, zondereenig symbool van heerschersmacht, het hoofd gedektdoor een hooge paarsgrijze muts, met paarsgrijsonderkleed en een in zwierige plooien vallende licht-purperen mantel, die de geheele figuur omhult. Derechterhand is vermanend opgeheven, de linker houdtde plooien van het opperkleed bijeen. De fond isvan een lichtend goudgeel, omcirkeld door de uit-vloeiende kleuren van den regenboog. Daar hiergeen wolken de beeltenis kunnen steunen wordt defiguur zwevend gehouden door zes naakte engelen-figuurtjes. Het doffe gore bruingeel met de letters

6

Page 179: 1936

82

heeft plaats gemaakt voor een gouden licht om hetpurperen kleed, het hoogste accent van het schilderij.

Nu eenmaal dit resultaat was bereikt heeft deCommissie niet geaarzeld toestemming te geven omdoor te gaan met het schoonmaken van de geheeletriptiek, noodzakelijk nu de top van het middenluikgeheel niet meer aansloot bij de overige voorstelling,overdekt met retouches en bruingele saus.

Tevens was het noodig op enkele plaatsen, waarde verflaag min of meer had losgelaten en schilferde,deze opnieuw vast te leggen.

Eerst werden de naden aan de achterzijde derpaneelen van zwaluwstaarten voorzien om het teveel aan uitzetten en inkrimpen bij temperatuurs-wisseling tot een minimum te beperken. Bij het weg-nemen der zeer nagedonkerde retouches bleek, datdeze voor het meerendeel onnoodig waren aange-bracht en dikwijls meerdere centimeters het onge-schonden werk van Lucas bedekten. Alleen daar,waar het absoluut noodig was werd met groote voor-zichtigheid geretoucheerd. Er werd zorgvuldiggewaaktniet tot de verflaag door te dringen, zoodat overaleen zeer dunne laag van de bestaande vernis werdgespaard.

Ontdaan van alles, wat in den loop der tijden ophet schilderij werd aangebracht en het werk heeftvertroebeld, prijkt nu het wonderwerk van Leiden3grooten zoon in den glans van een hemelsch licht,niet van deze wereld, ongeschonden, overheerschendhet toch zoo nobele werk van zijn leermeesterCornelis Engebrechtsz.

Page 180: 1936

83

Als de avond valt in de zaal der Primitieven vanLeiden’s Museum, verliezen alle schilderijen toon enkleur, ziellooze donkere voorwerpen in lijsten ge-worden, alleen het werk van Lucas blijft lichtendpralen in de schemering.

A. COERT.

BLADVULLING.

Baldadigheid in de Pieterskerk

AO. 1689.

Den 25sten Januari 1689 bevonden zich in dePieterskerk Daniel van Erf, timmermansknecht enPieter Heykoop, onderkoster, des avonds ten half-negen, de eerste om voor een rouwkleed van eenebegrafenis te zorgen, de tweede om zijnen dienst waarte nemen. Zij zagen toen Joh. Staarling en PieterNisius met nog drie of vier andere jongens in dekerk. Een van hen ging in het doophek, nam daar

Page 181: 1936

84

een van de zakjes, en deed daarmede, onder allerleigekheid, de diakenen en huiszittenmeesters na, zoo-als die onder den godsdienst de aalmoezen plegenin te zamelen. De twee mannen hadden toen dejongens vermaand en gezegd dat zulke zotternijenniet pasten in des Heeren huis. Daarna warenStaarling en Nisius in het koor gegaan, haddendaar vandaan een halfvat, (dus een kleine ton) ge-haald, dat op een baar gezet, die daar aan de zuid-deur stond, en waren toen in optocht door de kerkgeloopen, aldus eene begrafenis nadoende. Maar eenvan de zoons van koster Hasius had het vat vande baar genomen en de twee mannen hadden dejongens over zulk verfoeielijk spel bestraft. Zondersucces, want zij zetten nu een hunner op de baaren gingen weer als ter begrafenis door de kerk,met veel geraas, waarna Staarling en Nisius allesweder in het koor brachten. Kort daarna klonk eruit het koor een luid gejammer van den zoon vanCornelis Bernaert, genaamd Adriaan. De huisvrouwvan Cornelis, ook in de kerk werkzaam, kwam ophet gekerm toeloopen, zag hoe de jongens een paarkaarsen, die zij hadden weggehaald en aangestoken,uitbliezen en gaf hun een standje over het mis-handelen van haar Adriaan en over hun schandelijkgedrag. In plaats van nu in te binden scholden detwee belhamels de vrouw uit voor teef.. . . karonjeroepende : ,,wij hebben hier te seggen, maar jij niet,bruyt hier vandaan 1” Op het getier kwam nu ookCornelis Bernaert af, maar ook naar zijne vermaningenluisterden de jongens geenszins, ja Nisius had hem

Page 182: 1936

85

zulk een vehementen slag gegeven, dat de man uitneus en mond gebloed had. Zijn gezicht was nog,gants geswollen ende vertrocken”. In zijn ontsteltenishad hij toen met een kandelaar, dien hij in zijnehand had, gesmeten. Ten slotte kwam het uit, datde twee schavuiten den 13 jarigen Adriaen ,omtrentde deur van sijns vaders huys int choor bij hemsijnde gekoomen” met het hoofd omlaag en de voetenomhoog tegen een pilaar hadden geslagen, nadat zij‘s jongens hoed in het voorn. halfvat met gist haddengegooid en dat hij daarom zoo geschreeuwd had.De zaak was aangegeven en de heer Jacob van derMaes, burgemeester, liet toen, naar den gebuikelijkenweg, van het gebeurde eene notariëele acte opmaken,om daarna als bewijs in rechte te dienen, welke acteonder de stukken van notaris G. van Poelgeestno. 2 d.d. 26 Januari 1689 de herinnering aan dezeboefjes bewaart.

Over Jac. van der Maes Blok, Stad 111 201.Van de woonhuisjes om het koor en verder, ten

deele verdwenen, zie men de plaat bij van Mieris1 24.25. Het is niet duidelijk of men uit zulk eenhuisje toegang had tot de kerk. In elk geval uit dekosterswoning.

L. K.

Page 183: 1936

De Leidsche Monumenten.

Als vierde vervolgr) op de mededeelingen overde veranderingen in d.e ,,Voorloopige Lijst derNederlandsche Monumenten voor Geschiedenis enKunst”, voor de Provincie Zuid-Holland, voor zoo-veel het de gemeente Leiden betreft, zij het volgendeover het verdere verloop opgemerkt.

A. Ten behoeve van den Stadhuisbouw zijn in1935 de volgende perceelen, voorkomende op demonumenten-lijst gesloopt:

Vischmarkt No. 8. Eenvoudige gevel (1682), vanboven modern; versierde deuromlijsting en kalf.

Vischmarkt No. 23. Eenvoudige gevel (XVIIF)

Vischmarkt No. 27. Eenvoudige gevel (XVIIF)

Vischmarkt No. 22. Eenvoudige trapgevel (middenXVII) en kruiskozijnen.

1) Zie het artikel in het Jaarboekje 1929/1930 blz. 50, heteerste vervolg 1931/1932 blz. 160 het tweedevervolg 1933/1934blz. 99 en het derde vervolg 1935/1936 blz. 59.

Page 184: 1936

87

Het Torenpoortje aan de Vischmarkt is eveneensafgebroken, doch zal aan de Breestraat-zijde weerworden opgetrokken.

Ook van andere perceelen aan de Vischmarkt,hoewel niet voorkomende op de voorloopige lijst vanMonumenten van Geschiedenis en Kunst, zijn antiekeonderdeelen gesloopt. Zooveel mogelijk zijn dezeondergebracht in ,,de Lakenhal”.

Een volledige lijst van de in dit museum geborgenonderdeelen, perceelsgewijze is de volgende :

Perceel Vischmarkt 7. In den kelder oude blauwetegels.

Perceel Vischmarkt 8. In de achterkeuken oudeblauwe tegels.

Het tusschen gang en binnenplaats aanwezigelichtkozijn met deur, zij- en bovenlichten is geheeluitgesloopt, met inbegrip van het antieke glas.

Een-paneels eiken deuren.

Perceel Vischmarkt 25. Aan den gevel Vischmarktdrie stuks sierankers. Twee raamkozijnen met ge-profileerde stijlen, in den terugspringenden achtergevel.

De glasdeurtjes van de glazenkast in de gang.Oude blauwe tegels in de keuken, de gang en

boven den waschbak in de achterkamer.

Perceel Vischtmarkt 16 en 17. Aan den voorgevel7 stuks gootlijst-consoles met aan beide zijden vaneen der consoles een stukje gootlijst, lang -f- 1 meter.

Perceel Vischmarkt 29. Het deurkozijn met deur enbovenlicht aan den achtergevel.

Page 185: 1936

8 8

Voorts nog eenige gave oude eikenbalken, oudeeiken éenpaneels deuren en oude blauwe tegels.

B. Perceel Hooigracht No. 72. De onderpui metuitgebouwde toonkast is in Maart 1935 bij een ver-bouwing uitgebroken.

C. De Molen ,,de Stier”. Hoewel deze molen nietvoorkomt op de monumentenlijst, gaf ze toch eenkarakteristiek aspect aan het Noord-Oostelijk stads-deel. Doordat de stelling (omgang), de kap, het wind-peluw en meerdere onderdeelen bij gebreke vanonderhoud vergaan waren en daardoor gevaar op-leverden voor de openbare veiligheid, werd de molenin Mei 1935 geheel onttakeld en van een zinkenkapje voorzien.

BLADVULLING.PIET JE DELBEEK.

Dezen winter vond ik bij eenen kennis een boekjeover Leiden, dat ik nog nimmer gezien had en ge-titeld: Uit onze goede sleutelstad. Niet in den handelstaat op den omslag, die verder noch jaartal, nochdrukker vermeldt. Doch blijkens den inhoud moethet geschreven zijn door een oud-student, hierwoonachtig en met oog op het naderend 300-jarigherdenkingsfeest der Academie. Er komen allerleiverhalen in voor, met vergelijkingen tusschen nogvroeger en toen, het leven, of verdwijnen van Leidschetypen, den schrijver en zijnen vrienden bekend.

Als eene vrouw den geheelen middag verdoet aan

Page 186: 1936

89

korte bezoeken bij hare kennissen, om te vertellen,dat zij het te druk heeft, om ‘s avonds haar ge-bruikelijk thee-bezoek te ontvangen, krijgt zij vanharen echtgenoot te hooren: je lijkt wel zot enslacht wel Pietje Delbeek.

Die naam deed mij terstond denken aan hetgeenwijlen de heer P. J. Groen, die op zijnen ouden dagzoo lang ten archieve werkzaam was, vaak vertelde,nl. hoe P. D., die gewend was bij zijne klanten,de zoogenaamde domineesbriefjes (voorgangers vande predikbeurtenbladen) rond te brengen, op zekerendag, toen de straten door ijzel onbegaanbaar waren,rondging met de mededeeling, dat het te glad was,om de briefjes te bezorgen in den namiddag.

Ik heb getracht iets meer over hem te weten tekomen, maar noch in Stad, noch in de aangrenzendegemeenten mocht mij dit gelukken, wat betreft zijnlevensduur. Wel wist een 75-jarig stadgenoot mijmede te deelen, dat hij P. D. had gekend als rond-brenger, als boven vermeld en belast met het in- enuitlaten der kinderen, die vanuit het Weeshuis naarschool of werk gingen. Het bevolkingsregister en degestichtsregisters zijn, ondanks mijne herhaaldewaarschuwing in 1910, bij den Stadhuisbrand dooronvoldoende opberging vernietigd. Dat hij een be-faamd Leidsch type was, blijkt uit het zeldzameboekje van omstreeks 1874.

Wellicht leiden deze woorden, hem gewijd, totnadere inlichtingen, die mij welkom zullen zijn.

April 1936. BIJLEVELD.

Page 187: 1936

Lijst van werken, betrekking hebbendeop Leiden en Omgeving, verschenen in1935, ten gemeente-Archieve aanwezig.Jaarverslagen, catalogi, dag- en week-bladen, periodieken, programma’s encourantenartikelen zijn niet opgenomen.

Sc hri eke (Mr. J. J.); Een nieuw bestek. Rede,uitgesproken bij het aanvaarden van het ambt vanbuitengewoon hoogleeraar in het Staats- en Admi-nistratief recht van Ned-Indië aan de Rijksuni-versiteit te Leiden op 3 Mei 1935. Haarlem, 1935.

Holleman (Mr. F. D.); De commune trek in hetIndonesisch rechtsleven. Rede, uitgesproken bij deaanvaarding van het ambt van buitengewoon hoog-leeraar in het adatrecht van Ned.-Indië aan deRijksuniversiteit te Leiden, op 10 Mei 1935. Gro-ningen, 1935.

Genealogie Van Wassenaer. In : Neder]. Adelsboek,1935, bl. 424.

Genealogie Von Siebold. (Nederl. tak in mannelijkelijn, uitgestorven in 1918.) In: Nederl. Adelsboek,1935, bl. 115.

Genealogie De Gaay Fortman, z. j. (1935).

Page 188: 1936

9 1

Calcar (Prof. R. P. van); Bezuiniging of . . . . .Open brief aan Prof. Dr. Slotemaker de Bruïne enaan mijn Leerlingen en Oud-Leerlingen. Rotterdam,2. j. (1935).

Het Landjuweel te Leiden in Hooimaand MCMXXXV.Leiden -Amsterdam 1935.

Walch (Janne, geseyt); Tspel van den VosReinaerde na den ouden ghedichte ende den nieustenvonden ghedichtet. Leyden, z. j. (1935).

H e m es s e n (0. C. v a n) ; Supplement-catalogusvan voorwerpen, welke betrekking hebben op hetverleden van Woubrugge en Omgeving met his-torische toelichting. Alphen a. d. Rijn, 1935.

Andreae (Mr. S. J. Fockema); MiddeieeuwschOegstgeest. Overdr. uit: Tijdschrift voor Geschie-denis, 50 jaarg. afl. 3. Groningen, z.j. (1935).

Heel 0. F. M. (Fr. Dalm. van); Bijzonderhedenover Tertiarissen te Leijden. Overdr. uit: Bijdragenvoor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem,deel 53, bl. 258-269.

Herdenkingsboekje. uitgegeven bij het 80-jarig bestaander ,,Kon. Vereniging LitterEs Sacrum”, opgericht20 Febr. 1856 z. j. (1935).

Knappert (Prof. Dr. L.); Oranje en de stichtingder Leidsche Universiteit. In: De Hechte Bandtusschen Vorstenhuis en Vaderland onder redactievan M. J. Leendertse, samengesteld ter gelegenheid

Page 189: 1936

92

van den 25sten jaardag van H.M. Koningin Wil-helmina Helena Pauline Maria. Amsterdam, 1935,bl. 44-52.

Gids van Leiden en Omstreken. Plattegrond en straten-lijst z.j. (1935).

Veendorp (H.); Mededeelingen uit den LeidschenHortus. Overgedrukt uit het Ned. KruidkundigArchief, Deel 45, 1935.

Jong (Dr. J. P. B. de Josselin de); DeMaleischeArchipel als ethnologisch studieveld. Rede uitge-sproken bij de aanvaarding van het ambt vanhoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden op24 Mei 1935, Leiden, z.j. (1935).

Kernkamp (Dr. J. H.); De ,Aanwysing” op delijst van verboden boeken. Overdruk uit Bijdragenvoor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde.‘s-Gravenhage, z.j. (1935).

Catalogus deel XXVI. Inventaris van de handschriftentweede afdeeling, tweede helft van de BibliothecaAcademiae Lugduno Batavae. Leiden, 1935.

Sn el le r (Dr. Z. W.); Brieven van Emanuel vanMeteren en van Pieter Bor. Overdruk uit deBijdragen en Mededeelingen van het HistorischGenootschap, deel LVI (1935).

T h e i s s i n g (E. E. A. J. M.); Over klopjes en kwezels.(Proefschrift). Utrecht, 1935.

Andreae (Mr. S. J. Fockema); De oude Rijn.Eigendom van openbaar water in Nederland. Over-

Page 190: 1936

93

gedrukt uit ,,Rechtskundige Opstellen” aangebodenop 2 November 1935 door oud-leerlingen aan Prof.Mr. E. M. Meijers, z. j. (1935).

Sn el 1 er (Z. W.); Het begin van den Noord-Neder-landschen handel op het Middellandsche-Zeegebied.Overdruk uit het verslag van het ProvinciaalUtrechtsch Genootschap van Kunsten en Weten-schappen. Utrecht, z. j. (1935).

0. (ff r i n g a); Een schoolmeestersvacature in 1789.In : Paedagogisch tijdschrift voor het Christelijkonderwijs, 27ste jaar., Febr. 1935, afI. 10. Amsterdam,z. j. (1935).

Sn el 1 er (Dr. Z. W.); De drie cargasoenen roggevan Daniël van der Meulen C.S., anno 1592, enhun verzekering. z. j. (1935).

Gedenkboek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaanvan den Christelijken Besturenbond te Leiden,1910-1915. Leiden, z.j. (1935).

Be 1 o n j e (Mr. J.) ; Kerkvloeren als genealogischegedenkteekenen. Overgedrukt uit het Maandbladvan den Bond Heemschut, nr. 107, (1935).

B og t m a n (W.); Zeventiende eeuwsche glasschildersen hun werk in Noord-Nederland, Band 11: Mr.Ysaack Nicolay van Swanenburch. Concept, 1935.

Hallema (A.); De gevangenisarbeid ten tijde derRepubliek. Overdruk uit het Economisch-HistorischJaarboek, 19e deel, 1935.

Page 191: 1936

94

Wijngaarden (Dr. W. D. van); Van Heurnius totBoeser. Drie eeuwen Egyptologie in Nederland(í620- 1935). Mededeelingen en verhandelingenNo. 2 van het Voor-Aziatisch-Egyptisch Gezelschap,,Ex Oriento Lux”. Leiden, 1935.

H elli nga (G.); Een en ander uit de fundatiebrievenvan een tweetal Middeleeuwsche gasthuizen. HetSt. Ewoutsgasthuis te Wijk bij Duurstede en hetSt. Elisabethsgasthuis te Leiden. Overdruk uit hetTijdschrift voor ziekenverpleging van 15 Dec. 1935,Amsterdam, z.j. (1935).

Bee ken kamp (Dr. C.); De socialisten en Oranje.Overdruk uit: Antirevolutionaire Staatkunde, z.j.(1935).

Hoeks t r a (J. E.); Leidsche goud- en zilversmeden.In: Oud-Holland, jaarg. LIII, afl. LV, 1935, bl.184-189.

Leyden (Dr. Fr.); Die Entvölkerung der Innenstadtin den grösseren Städten von Holland. VI Leiden.In : Tijdschrift voor Economische Geographie van15 Aug. 1935.

W i e d er (F. C.) ; C. Peltenburg Pzn. In : Handelingenen Levensberichten van de Mij der Ned. Letter-kunde, 1934-1935, bl. 174-178.

Dr. Jacob Gijsbert Boerlage tot 1894 onderdirecteurvan het Rijksherbarium en privaat-docent aande Rijks-Universiteit. In : Nederland’s Patriciaat,1935/36, blz. 21.

Page 192: 1936

95

Geslacht de Gijselaar. In : Nederland’s Patriciaat1935/36, bl. 177- 187.

Geslacht Treub. In: Nederland? Patriciaat, 1935/36,bl. 3999405.

Hardenberg (Mr. H.) en Pol (E. J. van de); HetArchief van Curatoren der Leidsche Universiteit.le en 2de gedeelte, 1574-1815 en 1815-1877,1934 en 1935.

D riessen (Ir. G. L.); Openbare werken der StadLeiden gedurende het tijdvak 1700-1809. h.s. z.j.(1936).

Page 193: 1936

INHOUD

Een woord vooraf. . . . . . . . . .Vereeniging ,Oud Leiden” verslag over het

jaar 1935 . . . . . . . . . . .Statuten, bestuur en ledenlijst . . . . .Korte Kroniek van Leiden en Rijnland . .

IN MEMORIAM :

Dr. J. C. M. Timmermans met portret, doorDr.H.H.Maas. . . . . . . . . .

Dr. P. A. A. Boeser, door Dr. W. D. vanWijngaarden . . . . . . . .

Dr. Murk Jansen, door Mej. A. E. Groll. .Abraham Vilders, door J hr. Mr. M. A. Beelaerts

van Blokland. . . . _ . . . . . .Dr. Daniël Plooy, door Dr. W. Th. BoissevainJhr. Dr. W. A. Beelaerts van Blokland met

portret, door W. J. J. C. Bijleveld . . .J. W. Kobus, door G. B. Werther .Hommo Eltjo de Ruyter Zylker, door Dr.

C. S. Lechner. . . . . . . . . .B. J. Huurman, door J. P. Mulder . . .J. F. de Ren, door G. F. E. Kiers . . . .

Blz.

V

VIIX

XXI

XXXVI

XLXL111

XLIXL I

LWLX1

LXVII

LXXI

LXXV

Page 194: 1936

97

B l z .Historie en legende van het Huis ter Lucht

met 3 afbeeldingen door, Mr. S. J. FockemaAndreae. . . . . . . . . . . . .

Bladvulling, door L. K. . . . . . . . .Ter waarschuwing (biadvulling), door W.J. J.

C. Bijleveld . . . . . . . . . . .Een blik in het volksleven te Woubrugge,

door 0. C. van Hemessen . . . . . .Bladvulling, door L. K. . . . . . . . .In Memoriam het Leidsche Stadhuis en wat

er nog overbleef, met 2 afbeeldingen enplatte grond, door H. J. Jesse. . . . .

De toren van Rijnsburg, door Dr. E. H. ter KuileDichterlijk proza uit het Fransche tijdvak

(bladvulling), door W. J. J. C. Bijleveld .Een en ander uit den inboedel op het huis te

Warmond ao 1658, door W. J. J. C. BijleveldEenige aanteekeningen over het archief van

het Leidsche Studenten Corps, door B. v. R.(R.H.v.d.WallBake). . . . . . .

Het Leidsche Weeshuis en de Oost-IndischeCompagnie, door Prof. Dr. N. J. Krom .

Het Engelenbeeld in de Lakenhal, met af-beelding, door N. J. Swierstra . . . .

Belangrijke gebeurtenissen in het StedelijkMuseum de Lakenhal, gedurende het jaar1935 (bladvulling), door A. Coert . . .

Het weder te voorschijn brengen van debeeltenis van God den Vader op het,,Jongste Oordeel” van Lucas van Leyden in

11 5

1 6

1 731

3345

48

50

57

62

72

75

Page 195: 1936

98

Blz.de Lakenhal, door A. Coert . . . . . 76

Baldadigheid in de Pieterskerk (bladvulling),door L. K. . . . . . . . . . . . 83

De Leidsche Monumenten, door Ir. J. Westra 86Pietje Delbeek (bladvulling), door W. J. J. C.

Bijleveld . . . . . . . . . . . . 88Lijst van werken, betrekking hebbende op

Leiden en omgeving (1935). . . . . . 90