1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het...

86
1 Parkeertaken bij gemeenten A Personeelsmonitor 2008 Sociale veiligheid van het personeel in het stads- en streekvervoer

Transcript of 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het...

Page 1: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

1 Parkeertaken bij gemeentenA

Personeelsmonitor 2008

Sociale veiligheid van het personeel in het stads- en

streekvervoer

Page 2: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

2 Parkeertaken bij gemeenten

Page 3: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

1 Personeelsmonitor 2008A

Personeelsmonitor 2008

Sociale veiligheid van het personeel in het stads-

en streekvervoer

Page 4: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

2 Personeelsmonitor 2008

UitgaveKennisplatform Verkeer en Vervoerpostbus 24051, 3502 MB Utrecht

Jaarbeursplein 15,3521AM Utrecht

KpVVHet Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) ondersteunt als onafhankelijkinstituut de decentrale overheden bij het ontwikkelen en realiseren van hunverkeers- en vervoerbeleid. Daarbij staat de huidige en toekomstige klantvraagcentraal.

T 010 282 5000F 030 294 0939E [email protected] www.kpvv.nl

ProductieTekst : Policy Partners contactpersoon J. Korpel Eindredactie: KpVVVormgeving: KpVV

ContactpersoonGuy HermansT 06 22526190E [email protected]

NabestellenSecretariaat KpVVT 010 282 5000E [email protected]

Utrecht, mei 2009 © KpVV, 2009Gebruik van informatie uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding

Colofon

Page 5: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

3

Inhoudsopgave

Samenvatting 5

1 Inleiding 13

2 Veiligheid en beleid in het openbaar vervoer 15

2.1 Sociale veiligheid in het openbaar vervoer 15 2.2 Media-aandacht voor incidenten 17 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18

3 Oordeel van personeel over sociale veiligheid 23

3.1 Rapportcijfer voor sociale veiligheid gelijk gebleven 23 3.2 Personeel in streekvervoer oordeelt minder positief 24

4 Objectieve veiligheid: de feitelijke incidenten 27

4.1 Percentage slachtoffers in 2008 verder gestegen 27 4.2 Vooral treiteren/pesten en lastigvallen toegenomen 28 4.3 Buspersoneel: meer incidenten, metro en toezicht minder 32 4.4 Late avonduren blijken het minst veilig 35 4.5 Ook percentage ooggetuigen in 2008 licht gestegen 35 4.6 Aanknopingspunten voor het veiligheidsbeleid 36

5 Subjectieve veiligheid: gevoel van onveiligheid 39

5.1 Personeel voelt zich iets minder veilig tijdens het werk 39 5.2 Vooral laat in de avond voelt men zich onveiliger 41 5.3 Metropersoneel en toezichthouders voelen zich meest onveilig 42 5.4 Oorzaken van subjectieve onveiligheid: vijf clusters 43 5.5 Veel slachtoffers van incidenten voelen zich onveilig 46 5.6 Aanknopingspunten voor het veiligheidsbeleid 47

6 Oordeel van personeel over veiligheidsbeleid 51

6.1 Personeel iets tevredener over veiligheidsbeleid 51 6.2 Personeel ziet het meest in meer toezicht en controle 52 6.3 Toezichthouders meest tevreden over opvang na incidenten 54 6.4 Meldingsbereidheid het hoogst voor ernstige incidenten 54 6.5 Aanknopingspunten voor het veiligheidsbeleid 55

7 English summary: The personal security of public transport staff 57

BIJLAGE 1 Deelnemende vervoerbedrijven 63 BIJLAGE 2 Vragenlijst 65 BIJLAGE 3 Onderzoeksverantwoording 77 BIJLAGE 4 Achtergrondkenmerken onderzoeksgroep 81

Page 6: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

4

Page 7: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

5

Samenvatting

Socia le ve i l igheid personeel in stads- en streekvervoer

− Het personeel beoordeelt de veiligheid in en rond het stads- en streekvervoer in 2008,

net als in 2006 met een rapportcijfer van gemiddeld 6,3. In de vier grote steden (G4) is

het rapportcijfer gestegen van 6,2 naar 6,5 en in Rest NL gedaald van 6,4 naar 6,2.

− Incidenten: in 2008 steeg het aantal slachtoffers van strafbare en niet strafbare

incidenten van 65% naar 69%. Als we alleen naar de strafbare incidenten kijken dan

bedraagt de stijging 1% (van 40% naar 41%). Bij de niet strafbare incidenten (lastig

vallen en treiteren/pesten) was er sprake van een stijging van 4% (van 59% naar 63%).

− In de G4 worden meer medewerkers slachtoffer van incidenten dan in Rest NL, maar het

verschil wordt kleiner. In de G4 was namelijk sprake van een afname van het percentage

slachtoffers, terwijl er in rest NL sprake was van een toename.

− Toezichthouders zijn het vaakst slachtoffer van incidenten (61%) en buschauffeurs het

minst vaak (36%).

− In de avonduren (na 19.00 uur) en in mindere mate de avondspits is het aantal strafbare

incidenten (gemiddeld per uur) nog altijd het hoogst.

− De subjectieve veiligheid is iets afgenomen: in 2008 voelt 47% zich (zeer) veilig (in

2006: 52%), een minderheid van 8% voelt zich (zeer) onveilig (in 2006: 7%).

− Het verschil tussen de G4 en Rest NL is in 2008 vrijwel verdwenen. Dit komt doordat het

gevoel van veiligheid in de G4 is toegenomen en in Rest NL is afgenomen.

− Vooral metropersoneel en toezichthouders voelen zich onveilig. Van de buschauffeurs

voelt 48% zich (zeer) veilig. Dit is minder dan in 2006 (56%), wat vooral komt doordat

buschauffeurs in Rest NL zich minder veilig zijn gaan voelen.

− Het personeel beoordeelt het veiligheidsbeleid van het eigen bedrijf in 2008 iets

positiever: volgens 15% werkt het bedrijf daar hard aan (2006: 12%) en volgens 48% (net

als in 2006) doet het bedrijf daar iets aan.

− Het personeel heeft vooral behoefte aan het intensiveren van toezicht en het verbeteren

van assistentieverlening en communicatie (personeel in Rest NL sterker dan in G4) en

het weren van zwartrijders en randfiguren.

Sinds 1993 wordt jaarlijks TPF

1FPT de sociale veiligheid van het rijdend en toezichthoudend

personeel in het openbaar vervoer in kaart gebracht. De Monitor Sociale veiligheid

personeel levert landelijke kerncijfers over de objectieve veiligheid (aantal feitelijke

incidenten), over de subjectieve veiligheid (gevoel van veiligheid) en over hun

oordeel over het veiligheidsbeleid. Het onderzoek vindt plaats bij alle openbaar

vervoerbedrijven met uitzondering van NS. Begin 2009 is hiervoor onder het OV-

personeel een schriftelijke enquête gehouden over hun ervaringen in 2008.

In 2006 is de vragenlijst met bijna de helft ingekort, de respons is daardoor flink

toegenomen. Dit jaar is voor het eerst de mogelijkheid geboden om de vragen via het

internet in te vullen, hiervan heeft ongeveer een kwart van de respondenten gebruik

gemaakt. Verder werd een iets groter aantal vragenlijsten uitgezet. De respons was in 2008

27%, bijna gelijk aan de respons in 2006 (28%). De respons is dit jaar gelijkmatiger over de

TP

1PT Zij het met enkele onderbrekingen: in 1998, 1999, 2001 en 2007.

Page 8: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

6

vervoerbedrijven verdeeld: de verschillen tussen de bedrijven zijn kleiner geworden en de

respons onder het metropersoneel is duidelijk verbeterd. De betrouwbaarheid van de

uitkomsten is daardoor ook dit jaar goed TPF

1FPT.

Het oordee l van het personeel over de soc ia le ve i l igheid

Het personeel beoordeelt de veiligheid in en rond het openbaar vervoer in het jaar 2008, net

als in 2006, gemiddeld met een rapportcijfer van 6,3. Dat is gelijk aan het gemiddelde over

de jaren 2002-2006.

Gemiddeld rapportcijfer voor veiligheid, naar vervoerstechniek/functie

Bus 6,4 6,1 6,6 6,7 6,4 6,3

Tram 5,8 6,1 6,4 6,3 6,2 6,5

Metro 4,9 6,0 (5,7) (6,1) (5,6) 5,9

(Trein *) (5,4) (6,2) (6,4) (6,7) (6,3) (6,6)

Toezicht 5,6 6,2 6,3 6,3 6,3 6,4

Onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6,5

Totaal 6,2 6,1 6,5 6,5 6,3 6,3

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

Het oordeel over sociale veiligheid verschilt naar vervoerstechniek/functie: vooral het

metropersoneel beoordeelt de sociale veiligheid met een lager rapportcijfer: 5,9. Daarnaast

is er een flinke spreiding rond het gemiddelde rapportcijfer: 57% geeft een 6 of een 7, 25%

geeft een onvoldoende (5 of lager), terwijl 18% de veiligheid juist met een 8 of hoger

waardeert.

Het personeel van de vier grote stadsvervoerbedrijven beoordeelt de veiligheid in

2008 met een 6,5 voor het eerst positiever dan het personeel in de rest van

Nederland. Het gemiddelde rapportcijfer van het personeel in de rest van het land

daalde van een 6,4 in 2006 naar een 6,2 in 2008.

Object ieve ve i l igheid : de fe i te l i jke inc identen in 2008

Het percentage medewerkers dat één of meer incidenten heeft meegemaakt is in 2008

opnieuw gestegen. In 2008 werd 41% van de medewerkers slachtoffer van één of meer

strafbare incidenten (mishandeling, bedreiging, diefstal). Dat is iets meer dan in 2006

(40%) en het gemiddelde over de jaren 2002-2006.

Het percentage medewerkers dat slachtoffer werd van één of meer van de strafbare èn niet-

strafbare incidenten TPF

2FPT steeg meer: van 65% in 2006 naar 69% in 2008. Het is daarmee

hoger dan het niveau van het jaar 2002.

TP

1PT Een betere verdeling van de respons kan in principe van invloed zijn op de cijfers ten opzichte van voorgaande jaren. Een gevoeligheidsanalyse (zie Bijlage 3) wijst echter uit, dat die invloed waarschijnlijk zeer beperkt is.

TP

2PT Niet-strafbare incidenten: lastigvallen en treiteren/pesten. Deze vallen niet onder het strafrecht, maar de vervoerder kan wel tegen deze overtredingen optreden.

Page 9: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Slachtofferschap van strafbare en niet-strafbare incidenten 2002-2008

66%62% 59% 56%

65%69%

43% 41% 40%36%

40% 41%

0%

10%20%

30%40%

50%60%

70%

80%90%

100%

2002 2003 2004 2005 2006 2008

slachtoffers strafbare en niet-strafbare incidenten slachtoffers strafbare incidenten

Van de drie strafbare incidenten komt bedreiging veruit het meeste voor. In 2008 werd 38%

van de medewerkers bedreigd (in 2006: 36%). Daarmee is het percentage terug op het

niveau van 2002. In 5% van de gevallen van bedreiging werd een wapen of ander voorwerp

gebruikt, dat is iets minder dan in 2006 (7%).

Ontwikkeling slachtofferschap van strafbare en niet-strafbare incidenten 2002-2008

Soort incident 2002 2003 2004 2005 2006 2008

Mishandeling 13 % 9 % 10 % 9 % 8 % 9 %

Bedreiging 38 % 37 % 35 % 31 % 36 % 38 %

Diefstal 7 % 6 % 6 % 5 % 6 % 6 %

Lastig vallen 49 % 44 % 44 % 54 % 39 % 51 %

Pesten 36 % 39 % 31 % 28 % 45 % 48 %

Het percentage slachtoffers van mishandeling daalde in 2006, maar is in 2008 weer iets

gestegen, tot 9%. In 10% van deze gevallen werd daarbij een wapen of ander voorwerp

gebruikt, minder vaak dan in 2006 (14%). Diefstal kwam in 2008 even vaak voor als in 2006

(6%). In 5% van de gevallen van diefstal werd geweld gebruikt of met geweld gedreigd,

minder vaak dan in 2006 (12%).

Begin 2009 is, naar aanleiding van media aandacht voor incidenten, mogelijk het

beeld ontstaan dat er sprake zou zijn van verharding van de agressie. Voorzover dat

is af te meten aan het gebruik van wapens en geweld, wordt dat niet door de cijfers

bevestigd. Het gebruik van een wapen bij mishandeling of bedreiging en van geweld

bij diefstal is in 2008 juist afgenomen.

Het aantal niet-strafbare incidenten is in 2008 verder gestegen. In 2008 werd 54% van de

medewerkers één of meer keren lastiggevallen. Dat is meer dan het percentage in 2002, na

een dalende lijn in de jaren 2002-2005 neemt dit incident de afgelopen jaren gestaag toe.

Het percentage medewerkers dat één of meer keren werd getreiterd of gepest nam in 2008

eveneens toe, van 45% in 2006 tot 48% in 2008. Dat is ruim boven het percentage voor

2002, ook hier is de dalende lijn in de jaren 2002-2005 sinds 2006 veranderd in een

stijgende.

7

Page 10: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

8

Slachtofferschap van incidenten, naar soort incident, voor G4 en rest NL

Soort incident

2006

totaal

2006

G4

2006

Rest NL

2008

totaal

2008

G4

2008

Rest NL

Mishandeling 8 % 13 % 6 % 9 % 11 % 7 %

Bedreiging 36 % 47 % 31 % 38 % 44 % 34 %

Diefstal 6 % 8 % 6 % 6 % 7 % 6 %

Strafbare incidenten 40 % 51 % 35 % 41 % 47 % 38 %

Lastig vallen 51 % 60 % 47 % 54 % 56 % 53 %

Treiteren/pesten 45 % 56 % 39 % 48 % 53 % 46 %

Niet-strafbare incidenten 59 % 69 % 54 % 63 % 66 % 61 %

Strafbare en niet-strafbare Incidenten 65 % 75 % 59 %

69 % 73 % 66 %

G4: GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

De problematiek is niet in het hele land gelijk. Mishandeling en bedreiging komen in de vier

grote steden meer voor dan in de rest van het land. Het verschil is in 2008 echter opnieuw

afgenomen. Enerzijds daalde het aantal slachtoffers in de G4 voor alle soorten incidenten,

anderzijds steeg in de rest van Nederland het aantal slachtoffers voor bijna alle incidenten.

Het toezichthoudend personeel loopt het grootste risico om slachtoffer te worden van een

strafbaar incident. De afgelopen jaren overkwam dit tweederde van het toezichthoudend

personeel, in 2006 daalde het percentage licht tot 64% en in 2008 daalde het nog iets

verder tot 61%. Ook het metropersoneel kende een relatief hoog percentage slachtoffers van

een strafbaar incident, in 2006 steeg dat flink tot 63% maar in 2008 is het juist weer flink

gedaald tot 51% - bijna het niveau van 2005 en ruim onder het gemiddelde voor de jaren

2002-2006. Het laagst is het percentage slachtoffers van strafbare incidenten onder de

buschauffeurs: 38% in 2008. Dat is echter wel een verdere stijging ten opzichte van 2005.

Het percentage onder het trampersoneel bleef in 2008 met 47% op hetzelfde niveau als in

de voorgaande jaren.

Ontwikkeling slachtofferschap van strafbare incidenten, naar functie

2002 2003 2004 2005 2006 2008

Bus 35 % 39 % 32 % 28 % 36 % 38 %

Tram 55 % 45 % 49 % 46 % 47 % 47 %

Metro 58 % 55 % (54 %) (48 %) (63 %) 51 %

(Trein *) (42 %) (31 %) (20 %) (32 %) (28 %) (26 %)

Toezicht 63 % 59 % 66 % 66 % 64 % 61 %

Onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 36 %

Totaal 43 % 41 % 40 % 36 % 40 % 41 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

Het metro-personeel (80%) en de toezichthouders (72%) worden het meest slachtoffer van

niet-strafbare incidenten. Afgezien van het treinpersoneel, worden de buschauffeurs het

minst slachtoffer van niet-strafbare incidenten (61%). Zowel het totaalpercentage als de

percentages voor lastigvallen (53%) en treiteren/pesten (46%) afzonderlijk liggen een fractie

onder het landelijk gemiddelde.

Page 11: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

9

Slachtofferschap van niet-strafbare incidenten, naar functie (2008)

Lastig vallen

Treiteren

/ pesten

Niet-strafbare

incidenten

totaal

Bus 53 % 46 % 61 %

Tram 57 % 52 % 68 %

Metro 73 % 68 % 80 %

(Trein *) (38 %) (37 %) (46 %)

Toezicht 61 % 60 % 72 %

Onbekend 40 % 35 % 48 %

Totaal 54 % 48 % 63 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

De avonduren (na 19.00 uur) blijken ook in 2008 nog steeds het grootste risico in te

houden: vroeg in de avond gemiddeld (per uur) ruim 8% van alle incidenten en laat in de

avond ruim 10%. In de ochtendspits en tijdens de daluren overdag vinden naar verhouding

veel minder incidenten plaats. De verdeling over tijdvakken is voor de verschillende

vervoerstechnieken in grote lijnen gelijk. Voor metro en in mindere mate voor tram is het

aantal incidenten in de late avond groter dan het landelijk gemiddelde. In het busvervoer is

het in de late avond juist iets lager (8%) dan gemiddeld.

Behalve zelf slachtoffer zijn, kan het personeel ook ooggetuige zijn van agressie of diefstal

gericht tegen een ander (een collega of een reiziger).

In de jaren 2002-2005 daalde het percentage medewerkers dat ooggetuige was van agressie

of diefstal. In 2006 steeg het juist: van 22% (in 2005) naar 28%. In 2008 steeg het

percentage ooggetuigen van agressie of diefstal nog iets verder, naar 29% (zie tabel 11).

Subject ieve ve i l igheid : gevoel van (on)ve i l igheid in 2008

In de jaren 2003-2005 nam het aantal medewerkers dat zich tijdens het werk veilig voelt

geleidelijk toe. Sinds 2006 neemt het aantal medewerkers dat zich veilig voelt echter af: in

2008 voelt 47% zich (zeer) veilig (in 2006: 52%). Nog altijd voelt een minderheid zich

tijdens het werk (zeer) onveilig: 8% (in 2006: 7%). Maar het aantal medewerkers, dat zich

soms veilig en soms onveillig voelt steeg van 41% in 2006 naar 45% in 2008.

De subjectieve onveiligheid was in de vier grote steden tot nu toe groter dan in de rest van

het land. In 2008 is dit verschil vrijwel verdwenen. In de G4 voelen nu meer medewerkers

zich (zeer) veilig dan in 2006: 47%. In de rest van het land voelen juist veel minder

medewerkers zich (zeer) veilig: 47% (in 2006 was dat nog 58%). Het aantal medewerkers

dat zich (zeer) onveilig voelt steeg in de rest van Nederland (van 5% naar 7%) en het aantal

medewerkers dat zich soms veilig en soms onveilig voelt steeg van 37% naar 46%.

Daardoor is het gevoel van (on)veiligheid bij het personeel in de rest van het land nu vrijwel

gelijk geworden aan dat bij de G4.

Page 12: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

10

Subjectieve veiligheid, voor G4 en rest NL

2006

totaal

2006

G4

2006

Rest NL

2008

totaal

2008

G4

2008

Rest NL

(zeer) veilig 52 % 43 % 58 % 47 % 47 % 47 %

soms (on)veilig 41 % 46 % 37 % 45 % 44 % 46 %

(zeer) onveilig 7 % 11 % 5 % 8 % 9 % 7 %

G4: GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

Net als het aantal feitelijke incidenten verschilt ook de mate waarin men zich onveilig voelt

per functie. Vooral het metropersoneel voelt zich minder veilig: 14% voelt zich (zeer)

onveilig en 58% voelt zich soms (on)veilig.

Gevoel van onveiligheid, naar functie

Bus Tram Metro (Trein *) Toezicht Onbekend

2008

Totaal

(zeer) veilig 48 % 47 % 28 % (71 %) 38 % 59 % 47 %

soms (on)veilig 45 % 46 % 58 % (26 %) 51 % 36 % 45 %

(zeer) onveilig 7 % 8 % 14 % ( 3 %) 11 % 6 % 8 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

Het verschil met andere functiegroepen is het grootst in de avonduren (19.00-24.00 uur) en

de nacht. In iets mindere mate voelt ook het toezichthoudend personeel zich minder veilig:

11% voelt zich (zeer) onveilig en 51% voelt zich soms (on)veilig. Dit geldt het sterkst voor

de avonduren, en er zijn iets meer toezichthouders voor wie het tijdstip niet uitmaakt.

Treinpersoneel voelt zich veiliger dan de andere functiegroepen.

Het bus- en trampersoneel voelt zich ongeveer even veilig als het landelijk gemiddelde.

Voor de buschauffeurs is dat een duidelijke verslechtering ten opzichte van 2006 (zie tabel

16). De buschauffeurs in de G4 zijn zich juist veiliger gaan voelen: 52% voelt zich veilig (in

2006: 47%). De buschauffeurs in de rest van Nederland zijn zich daarentegen minder veilig

gaan voelen: voelde in 2006 nog 58% zich (zeer) veilig, in 2008 is dat gedaald tot 47%.

Voor het eerst voelen zij zich minder veilig dan hun collega’s in de vier grote steden.

Het gevoel van onveiligheid wordt, volgens de medewerkers zelf, het sterkst beïnvloed door

enerzijds vormen van onacceptabel en agressief gedrag die relatief vaak voorkomen: verbale

agressie en provocatie, verkeersagressie, en hinderlijk gedrag en baldadigheid. En

anderzijds door ernstige strafbare incidenten, die weliswaar minder vaak voorkomen maar

die dan wel sterke gevoelens van onveiligheid oproepen: bedreiging met fysiek geweld,

vechtende passagiers, mishandeling, beroving en brandstichting.

Die samenhang blijkt ook uit een nadere analyse: van de medewerkers die in 2008

slachtoffer werden van één of meer strafbare incidenten voelt slechts 22% zich (zeer) veilig.

Van de medewerkers daarentegen die in 2008 geen strafbaar incident meemaakten (59% van

alle medewerkers) voelt 65% zich (zeer) veilig. Van de slachtoffers van mishandeling (9%

van alle medewerkers) voelt 31% zich (zeer) onveilig en 53% voelt zich soms (on)veilig. De

invloed van de andere incidenten is minder sterk. Omgekeerd bestaat de relatief kleine

groep medewerkers (8%), die zich onveilig of zeer onveilig voelt tijdens het werk, vrijwel

Page 13: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

11

volledig uit medewerkers die in 2008 één of meer (strafbare of niet-strafbare) incidenten

hebben meegemaakt.

Het effect van het meemaken van een incident op het gevoel van veiligheid verschilt

enigszins tussen het personeel in de G4 en in de rest van het land. Het verschil is beperkt:

in de rest van het land voelt een iets groter deel zich soms onveilig, het percentage dat zich

(zeer) onveilig voelt is ongeveer gelijk. In de rest van het land gaat het overwegend om

buschauffeurs, die alleen op de bus zitten en vanwege het verspreide vervoersgebied

meestal geen collega’s of assistentie ‘onder handbereik’ hebben.

Het oordee l van het personeel over het ve i l igheidsbe le id

Het personeel is dit jaar iets positiever over het veiligheidsbeleid: 15% is van mening dat

het eigen vervoerbedrijf hard werkt aan het verbeteren van de sociale veiligheid (2006:

12%). Daarnaast vindt, net als in 2006, 48% dat het vervoerbedrijf daar wel iets aan doet.

Een klein aantal (4%, net als in 2006) is van mening dat het vervoerbedrijf niets doet aan

sociale veiligheid. Volgens 21% doet het bedrijf weinig en 12% weet het niet.

Het personeel in de G4 is duidelijk positiever over het veiligheidsbeleid van hun bedrijf dan

het personeel van de bedrijven in de rest van het land.

Gemiddeld geeft het personeel in de G4 een 6,4 (hoger dan in 2006, toen gaven zij een 6,1)

en het personeel in de rest van het land geeft gemiddeld een 5,7 (lager dan in 2006, toen

gaven zij een 5,9). Dit geldt ook, wanneer de cijfers naar functie worden uitgesplitst.

Eén van de mogelijke verbeterpunten is de opvang en nazorg na incidenten: slechts 38%

vindt die (ruim) voldoende, 20% vindt die (ruim) onvoldoende. De laatsten zijn met name

ontevreden over de steun van de chef of leidinggevende, over deskundige opvang en over de

nazorg.

Het personeel zelf geeft de voorkeur aan het intensiveren van maatregelen op het vlak van

toezicht en controle en gericht op het weren van zwart- en grijsrijders en randfiguren.

Slechts weinigen geven prioriteit aan het verbeteren van de vaardigheden, de houding en

het gedrag van het personeel. Van het personeel in de rest van het land noemt een groter

deel (66%) het verbeteren van toezicht en controle. Daarnaast noemt een iets groter deel

het verbeteren van de assistentieverlening (36%), het verbeteren van de

communicatiemogelijkheden (34%) en van de beveiliging en veiligheidsvoorzieningen in het

voertuig (32%).

De meldingsbereidheid is alleen hoog voor de relatief weinig voorkomende incidenten

mishandeling (95%) en diefstal (95%) en daarnaast voor het melden van vernielingen

(90%). Bedreiging, een incident dat tamelijk vaak voorkomt, wordt nog redelijk veel gemeld

(69%). Maar van de veel voorkomende incidenten lastigvallen en pesten komt minder dan

de helft in de incidentregistraties terecht.

Page 14: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer
Page 15: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

1 Inleiding

In het stads- en streekvervoer in Nederland werkten in 2008 bijna 18.000 buschauffeurs,

tram- en metrobestuurders, treinmachinisten, controleurs, conducteurs, toezichthouders en

servicemedewerkers. Zij zorgen er voor, dat dagelijks miljoenen reizigers veilig op hun

bestemming aankomen.

Deze medewerkers staan vrijwel onafgebroken ‘vooraan’: zij hebben vele honderden

klantcontacten per dag, met reizigers en met andere personen die zich in of rond het

openbaar vervoer ophouden. Niet iedereen reageert daar even correct en vriendelijk op, het

OV-personeel heeft regelmatig te maken met agressie en geweld. De vervoerbedrijven

vinden het belangrijk om de veiligheid van hun medewerkers te waarborgen. De overheid is

mede verantwoordelijk voor de veiligheid.

Daarom wordt sinds 1993 ieder jaar (behalve in 1998, 1999 en 2001) een landelijk

onderzoek gedaan naar de sociale veiligheid van het OV-personeel. Sinds 2000 rapporteert

de NS hierover apart aan het ministerie van V&W en sindsdien valt het NS-personeel dus

buiten dit onderzoek.

Monitor Soc ia le ve i l ighe id per sonee l 2008

Aan het rijdend en controlerend personeel van openbaar vervoerbedrijven is in

januari/februari 2009 in een schriftelijke enquête gevraagd welke incidenten zij in het jaar

2008 hebben meegemaakt en in hoeverre zij zich in 2008 onveilig hebben gevoeld.

Daarnaast zijn vragen gesteld over het melden van incidenten en over het veiligheidsbeleid

van hun vervoerbedrijf.

Alle vervoerbedrijven hebben hieraan hun medewerking verleend. In totaal zijn dit jaar

13.014 vragenlijsten verspreid. Daarvan hebben wij 3670 bruikbare vragenlijsten

terugontvangen, goed voor een responspercentage van 27%. De respons is dit jaar een

fractie lager dan in 2006 (28%). Dit jaar zijn de verschillen in respons tussen de bedrijven

kleiner dan in 2006. De respons voor het metropersoneel is verbeterd en is nu bijna gelijk

aan het landelijk gemiddelde. De respons onder het treinpersoneel is verder afgenomen

naar 13%, deze gegevens hebben slechts indicatieve waarde. In Bijlage 3 is een statistische

verantwoording van het onderzoek opgenomen.

Leeswi jzer

Alvorens in te gaan op de resultaten van het onderzoek schetsen wij in hoofdstuk 2 de

context: de problematiek van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer en de aanpak van

deze problematiek door de vervoer-bedrijven en de landelijke en lokale overheid. Vervolgens

presenteren wij de resultaten van het onderzoek. Allereerst in hoofdstuk 3 het rapportcijfer

dat het personeel geeft voor de sociale veiligheid tijdens het werk. Vervolgens in hoofdstuk

4 de objectieve veiligheid: de incidenten die het personeel in 2008 meemaakte. Daarna in

hoofdstuk 5 de subjectieve veiligheid: de mate waarin het personeel zich tijdens het werk

(on)veilig voelt. Tenslotte komt in hoofdstuk 6 het oordeel van de medewerkers over het

veiligheidsbeleid van hun bedrijf aan de orde.

13

Page 16: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer
Page 17: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

2 Veiligheid en beleid in het openbaar vervoer

Alvorens de uitkomsten te presenteren van het onderzoek naar de sociale veiligheid van het

personeel in het stads- en streekvervoer in 2008 schetsen wij in dit hoofdstuk de context: de

problematiek van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer en de aanpak van deze

problematiek door de vervoerbedrijven en de landelijke en lokale overheid.

2.1 Sociale veiligheid in het openbaar vervoer

Def in i t ie s en a fbakening

De landelijke monitor brengt de sociale veiligheid van het personeel van de openbaar

vervoerbedrijven in kaart:

− sociale veiligheid: het gaat om de problematiek van agressie en geweld, niet om de

verkeersveiligheid en evenmin om de technische veiligheid; sociale veiligheid omvat

zowel de objectieve als de subjectieve veiligheid;

− objectieve veiligheid: de mate waarin het personeel geconfronteerd wordt met incidenten

als bedreiging, diefstal of lastigvallen;

− subjectieve veiligheid: de gevoelens van (on)veiligheid van personeel;

− personeel: voor het onderzoek is (alleen) het rijdend en controlerend personeel van de

vervoerbedrijven benaderd;

− vervoerbedrijven: deze rapportage betreft alle stads- en streekvervoerbedrijven; de NS

rapporteert (zelf) apart aan het ministerie van V&W over de sociale veiligheid van haar

personeel.

Context en prob lemat iek op hoofd l i jnen

Het rijdend en controlerend personeel van openbaar vervoerbedrijven valt onder de

‘frontliners’, het ministerie van BZK rekent ze tot de ‘medewerkers met een publieke taak’ TPF

1FPT.

Deze medewerkers kunnen voor de reizigers zowel dienstverlenende taken hebben, zoals

kaartverkoop, informatie of service, en als controlerende en toezichthoudende taken, zoals

kaartcontrole of het handhaven van orde en van de huisregels van het vervoerbedrijf. Een

deel van hen werkt overwegend alleen, zonder andere collega’s. Zij moeten goed met

mensen kunnen omgaan, zij hebben immers te maken met heel verschillende klanten:

groepen scholieren, jongeren die uitgaan, ouderen, mensen uit verschillende culturen en

toeristen. En zij worden geconfronteerd met alle uitersten van gedrag: van haast en stress

tot een uitgelaten stemming en van desinteresse tot onvoorspelbare vormen van agressie.

Veel voorkomende incidenten betreffen de orde en de huisregels: voeten op de bank, lawaai

of rommel maken, hinderlijk gedrag. Daarnaast wordt het personeel regelmatig

lastiggevallen (hinderlijk aanraken of aanspreken) en ook treiteren, schelden en provoceren

komen zeer regelmatig voor. Hoewel dit allemaal incidenten zijn zonder fysiek geweld en

lichamelijk letsel, zijn het daarmee nog geen ‘onschuldige’ incidenten. Ook angst, frustratie

en stress kunnen immers leiden tot ziekteverzuim.

TP

1PT Zie bijvoorbeeld ‘Actieprogramma Aanpak agressie en geweld tegen werknemers met publieke taken’, BZK, 26 oktober 2006.

15

Page 18: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Medewerkers van vervoerbedrijven worden ook regelmatig slachtoffer van strafbare

incidenten, het meest van bedreiging. Minder frequent zijn diefstal en mishandeling. De

aard van de mishandeling loopt uiteen van duwen of trekken tot schoppen of slaan, al dan

niet met een wapen of ander voorwerp. Hoewel er dus niet altijd sprake is van ernstig

lichamelijk letsel, is een dergelijk incident uiteraard voor het slachtoffer erg ingrijpend.

De veiligheidsproblematiek in het openbaar vervoer verschilt sterk naar plaats en tijd. Er

zijn duidelijke ‘hot spots’: tijdstippen en/of locaties waar relatief veel incidenten

voorkomen. Sommige typen incidenten, bijvoorbeeld diefstal of vandalisme, hebben hun

eigen ‘hot spots’.

Aanpak van ve i l ighe idsprob lemen

Veiligheidsbeleid heeft verschillende mogelijke aangrijpingspunten. Eén daarvan is:

incidenten zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Daarvoor zijn uiteenlopende

maatregelen mogelijk. Clarke en Eck ontwikkelden het volgende schema voor

‘gelegenheidsbeperking’ van criminaliteit, aangehaald in een rapport van het Sociaal en

Cultureel Planbureau TPF

1FPT:

− maak het zo moeilijk mogelijk:

verstevig het doelwit, controleer de toegang, controleer de uitgang, leid de daders af,

gebruik controlefaciliteiten

− maak de pakkans zo groot mogelijk:

vergroot informeel toezicht, versterk ‘natuurlijk’ toezicht, verminder de anonimiteit,

vergroot het functioneel toezicht, vergroot de formele surveillance

− maak de opbrengst zo klein mogelijk:

verberg het doelwit, verwijder het doelwit, merk goederen, verstoor de helingmarkt,

verklein de opbrengsten

− voorkom situaties die criminaliteit uitlokken:

verminder frustraties en stress, vermijd twistpunten en geschillen, verminder

emotionele prikkelingen, neutraliseer de druk van vrienden, voorkom imitatie

− geef geen mogelijkheden tot het aanvoeren van excuses:

maak duidelijke regels, maak instructies bekend, speel in op geweten, stimuleer

welwillendheid, beperk het gebruik alcohol en drugs

Dit schema biedt verschillende aanknopingspunten voor het terugdringen van het aantal

incidenten in het openbaar vervoer. Toch zal het personeel regelmatig met incidenten

worden geconfronteerd, het is dus belangrijk om ook aandacht te besteden aan het verloop

van incidenten: hoe gaan medewerkers hier mee om, op welke wijze is escalatie te

voorkomen, welke rol hebben de omstanders, is er zonodig snel assistentie ter plaatse? En

om aandacht te besteden aan de gevolgen van incidenten: zorgen voor een goede opvang

en nazorg.

Het veiligheidsbeleid in het openbaar vervoer wordt door de rijksoverheid, de

vervoersautoriteiten en de vervoerbedrijven samen vormgegeven. In de afgelopen jaren

vormde het Aanvalsplan Sociale veiligheid openbaar vervoer hiervoor het landelijk

beleidskader.

TP

1PT Karin Wittebrood en Matthijs van Beem, Sociale veiligheid vergroten door gelegenheidsbeperking: wat werkt en wat niet?, SCP, Den Haag, augustus 2004, p. 19.

16

Page 19: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

In de volgende paragraaf gaan wij meer in detail in op het veiligheidsbeleid van de

vervoerbedrijven in het afgelopen jaar.

2.2 Media-aandacht voor incidenten

Ber ichten over inc identen in de media

Bij vlagen krijgt het onderwerp sociale veiligheid uitgebreide aandacht in de media. In de

loop van 2008 bijvoorbeeld trokken een aantal incidenten veel aandacht, twee voorbeelden:

in Gouda werd in september een chauffeur beroofd onder bedreiging met een mes, in

Arnhem werden in oktober bussen met stenen bekogeld.

De enquête voor de Personeelsmonitor is in januari/februari 2009 ingevuld door de

medewerkers van de vervoerbedrijven. Ook in die periode verschenen in de media

regelmatig berichten. Enkele voorbeelden: in Tilburg werd in januari 2009 een chauffeur in

elkaar geslagen nadat hij een lastige ‘klant’ uit de bus had gezet, in Purmerend werd een

vrouwelijke chauffeur beroofd en mishandeld door twee jongens van 14 en 15 jaar. In

februari werd bericht over ‘treiterlijn’ 70 in Soest, waar chauffeurs vrijwel dagelijks ernstige

overlast ondervinden van onder andere jongeren. De berichten gaan niet alleen over de bus

of het streekvervoer, er ook enkele incidenten in de tram en de trein trekken de aandacht.

Daarnaast verschenen er, zeker in 2009, meer algemene berichten over ‘toenemend

busgeweld’ en daarnaast ook regelmatig over de aanpak van agressie en geweld door de

vervoerbedrijven.

Inv loed van media-aandacht op de u i tkomsten

Of er inderdaad sprake is van een toename van agressie en geweld, moet blijken uit de

cijfers. De vervoerbedrijven houden een incidentregistratie bij en kunnen daaruit aflezen in

hoeverre het aantal incidenten is toegenomen. Dergelijke registraties zijn, net als

aangiftecijfers, afhankelijk van de bereidheid van de medewerkers om (alle) incidenten te

melden. Die meldingsbereidheid is, behalve voor mishandeling, diefstal en vernieling, maar

beperkt – zie paragraaf 6.4. Daarnaast moet de ontwikkeling van het aantal incidenten

blijken uit de Personeelsmonitor. De toename van agressie en geweld lijkt voor een (klein)

deel bevestigd te worden, zie hoofdstuk 4.

In hoeverre is de hausse aan media-aandacht van invloed op de uitkomsten van deze

meting van de Personeelsmonitor? Dat is helaas niet objectief vast te stellen, wij kunnen

daarover alleen speculeren:

- Om te beginnen is de vraag, in hoeverre de berichtgeving voor de respondenten ‘nieuws’

is: de medewerkers praten onderling met elkaar, zeker over ernstige incidenten, dus de

meeste voorvallen binnen het eigen bedrijf zijn bij veel collega’s snel bekend – ook als

die niet het nieuws halen. Het ligt eerder voor de hand dat nieuws over incidenten bij

andere vervoerbedrijven of in andere regio’s de beeldvorming beïnvloed. Dat beperkt de

invloed van media-aandacht op de onderzoeksuitkomsten.

- Daarnaast is er niet alleen in de tweede helft van 2008 en het begin van 2009 door de

media aandacht aan incidenten besteed. In de afgelopen twintig jaar kwam het

meermalen voor, dat er een hausse was aan berichten over sociale veiligheid. Ook de

cijfers van eerdere metingen kunnen dus door de beeldvorming beïnvloed zijn, die

invloed zal van jaar op jaar verschillen.

- De invloed van media-aandacht op de cijfers over objectieve veiligheid (het aantal

incidenten) is waarschijnlijk marginaal. Mishandeling en diefstal zijn concrete

17

Page 20: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

incidenten, die relatief weinig voorkomen en die veel indruk maken. De vraag of de

respondent dit incident meegemaakt heeft, zal waarschijnlijk naar de feiten beantwoord

zijn en onafhankelijk zijn van de beeldvorming. Bij de andere soorten incidenten

(bedreiging, lastig vallen en treiteren/pesten) lijkt beïnvloeding door de beeldvorming

wellicht meer voor de hand te liggen. Maar deze incidenten komen veel voor, de

meerderheid heeft het meermaals aan den lijve ondervonden en zal deze vragen naar

waarheid met “Ja” beantwoorden. Blijft over de mogelijkheid dat respondenten die deze

incidenten zelf in 2008 niet hebben meegemaakt, door de alarmerende berichtgeving

tòch invullen dat zij daarvan slachtoffer zijn geweest. Dat is mogelijk, maar het is de

vraag of de invloed erg groot is geweest. Het lijkt waarschijnlijker, dat de berichtgeving

van invloed is geweest op de vraag naar het aantal keren dat de respondent het incident

in 2008 heeft meegemaakt.

- Wat betreft de subjectieve veiligheid (gevoel van veiligheid) ligt het meer voor de hand dat

(recente) berichtgeving van invloed is, bijvoorbeeld op het gevoel van (on)veiligheid.

Maar wie zich onveiliger is gaan voelen, voelt zich ook daadwerkelijk onveilig – met alle

mogelijke gevolgen van dien (zoals bijvoorbeeld stress). De cijfers zijn dus een realiteit

en in het veiligheidsbeleid moet van die realiteit worden uitgegaan. Hoogstens kan

daarbij de kanttekening worden gemaakt, dat de beeldvorming mede de oorzaak van de

onveiligheidsgevoelens is geweest.

- Het oordeel over het veiligheidsbeleid tenslotte kan mogelijk beïnvloed zijn door de

berichtgeving. Dit jaar oordeelt het personeel gemiddeld echter juist iets positiever over

het veiligheidsbeleid (zie paragraaf 6.1). Uitgesplitst naar de G4 en de rest van het land

blijkt inderdaad, dat het personeel in de rest van Nederland in 2008 kritischer is dan in

2006.

2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven

Veiligheidsbeleid is voor alle vervoerbedrijven van belang. Maar de situatie is in de grote

steden anders dan in de rest van het land: voor een deel is de problematiek in de grote

steden anders en/of groter, daarnaast kennen de vervoerbedrijven in de grote steden

grotere aantallen reizigers en (mede daarom) andere vervoerstechnieken (tram, lightrail,

metro) met een ander instapregime. In de rest van het land gaat het overwegend om

busvervoer. De chauffeurs zitten alleen op de bus en hebben vanwege het verspreide

vervoersgebied meestal geen collega’s of assistentie ‘onder handbereik’. Daarom

beschrijven wij eerst het veiligheidsbeleid van de stadsvervoerbedrijven in de vier grote

steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en daarna het veiligheidsbeleid van

het stads- en streekvervoer in de rest van het land.

2.3.1 Stadsvervoer in de G4

Vervoers techniek

Ongeveer de helft van al het openbaar vervoer vindt plaats in de vier grote steden (G4).

Voor het vervoeren van deze grote aantallen reizigers worden niet alleen bussen ingezet,

maar ook tram, metro en lightrail. De vier grote steden hebben ieder een eigen mix van

vervoerstechnieken: in Utrecht rijdt overwegend busvervoer en Den Haag een combinatie

van trams, bussen en lightrail. Amsterdam en Rotterdam hebben beide zowel bus-, tram- als

metrovervoer, maar het metrovervoer (en lightrail) is in Rotterdam belangrijker dan in

Amsterdam.

18

Page 21: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Problemat iek

Ook de veiligheidsproblemen zijn in de G4 van andere orde dan in de rest van het land.

Voor een deel omdat de veiligheidssituatie in de grote steden, ook buiten het openbaar

vervoer, nu eenmaal anders is. Daarnaast omdat het tram-, lightrail- en metrovervoer

andere eisen stelt: veel meer reizigers maar ook meer andere ‘bezoekers’ (gewenste en

minder gewenste), een ander instapregime en systeem voor kaartcontrole en de noodzaak

om ook de veiligheid op (bijvoorbeeld) metrostations te waarborgen.

De veiligheidsproblematiek verandert voortdurend. ‘Hot spots’ verschuiven, zowel letterlijk

(naar plaats) als figuurlijk (bijvoorbeeld naar tijdstip). De overlast verhuist vaak mee met

het in gebruik nemen van een nieuw schoolgebouw of een grootschalige

uitgaansgelegenheid. Personeel van HTM en RET is recent het lightrail-vervoer gaan

verzorgen op de voormalige Zoetermeer Stadslijn en de Hofpleinlijn en krijgt daardoor te

maken met de specifieke veiligheidsproblematiek op die lijnen. De introductie van de OV-

chipkaart zal nieuwe mogelijkheden bieden voor toezicht en controle.

Toez icht en contro le

Het hoeft dan ook niet te verbazen, dat van alle toezichthouders/controleurs in het stads-

en streekvervoer 85% werkzaam is bij de stadsvervoerders in de G4. Ter vergelijking: van al

het (rijdend en controlerend) personeel is 35% werkzaam in de G4. Een aantal jaren geleden

is het aantal toezichthouders in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag sterk uitgebreid. De

RET bijvoorbeeld introduceerde de conducteur op de tram (sinds 2003 volledig

gerealiseerd). Het GVB kende al langer tramlijnen met conducteur. HTM is in opdracht van

de gemeente Den Haag eind 2007 gestart met een proef: op de tramlijnen 9 en 16, drukke

lijnen met veel overlast, rijden vanaf 14.00 uur twee conducteurs mee.

Toezicht en handhaving zijn door de stadsvervoerders in de G4 steeds verder

geprofessionaliseerd en kennen inmiddels verschillende niveaus en varianten. HTM heeft

175 controleurs in dienst, die merendeels beschikken over Buitengewone

OpsporingsBevoegdheid (BOA). Daarnaast werken er Service- en Toezichthouders (geen

BOA) en zet HTM ruim 50 particuliere beveiligingsmedewerkers in bij controles. De RET

heeft 175 fte Controleurs OV (BOA), 89 fte Medewerkers Toezicht (geen BOA) en 39 fte bij

de CVL voor veiligheid en huurt daarnaast conducteurs in voor alle trams. De afdeling

Service & Veiligheid van het GVB kent de disciplines Handhaving Wpv (BOA+) TPF

1FPT,

Kaartcontrole (BOA), Toezicht & Service (BOA-), OCC (Observatie en CameraCentrale) en

inhuurmedewerkers. In juni 2007 zijn de meeste BOA’s van het GVB overgegaan naar de

dienst Stadstoezicht en worden zij ingezet door het nieuwe Veiligheidsteam OV

Amsterdam.

De werkwijze wordt door de vervoerbedrijven toegesneden op de specifieke situatie en

regelmatig bijgesteld. Toezicht en controle moeten bijdragen aan de service en de reiziger

liever niet te veel hinderen. Dat vergt in het drukke stadsvervoer creatieve oplossingen.

HTM houdt bijvoorbeeld selectieve instapcontroles op haltes, waarbij de halte wordt

afgesloten en uitgeroepen tot OV-gebied waar een geldig plaatsbewijs vereist is. Samen met

de politie houdt HTM daarnaast regelmatig zogeheten ‘repressieve controle-acties’, die

vooraf worden aangekondigd. Reizigers zonder geldig vervoerbewijs krijgen direct een

boete. Deze methode is gericht op het ontmoedigen van ‘berekenende zwartrijders’. Het

GVB houdt regelmatig samen met de politie grootschalige uitstapcontroles in de metro, die

het aantal zwartrijders hebben doen afnemen. De RET verhoogt de efficiency en flexibiliteit

TP

1PT

19

Page 22: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

van het toezicht, door medewerkers wisselend in te zetten in verschillende vormen van

toezicht: flexibele controle teams, actieteams, veiligheidsopvolgingsteams,

burgercontroleteams, trajectcontroleteams en crowd control teams bij evenementen,

calamiteiten en voetbalwedstrijden.

Geleidelijk neemt de bijdrage van technische hulpmiddelen aan toezicht en controle toe:

inmiddels zijn voertuigen, (metro)stations en haltes voorzien van in totaal enkele

duizenden camera’s. Gestart is met het aanbrengen en in gebruik nemen van tourniquets

(cq. poortjes) in de metrostations. In de regio Rotterdam en sinds eind 2006 ook in de

Amsterdamse metro is gestart met de introductie van de OV-chipkaart. Naar verwachting

zal hierdoor in de komende jaren veel veranderen aan toezicht en controle in het openbaar

vervoer, zeker in de grote steden zal een vernieuwde werkwijze nodig zijn.

Organisat ie en be le id

Veiligheidsbeleid is meer dan toezicht. De stadsvervoerbedrijven in de G4 hebben hiervoor

ieder een professionele organisatie ingericht, die enerzijds het veiligheidsbeleid volgt en

verder ontwikkelt en anderzijds de uitvoering daarvan aanstuurt. Het veiligheidsbeleid

wordt gebaseerd op informatie uit de incidentregistraties, onderzoek en andere informatie

uit de bedrijfsvoering.

Veiligheid vergt een integrale aanpak, zowel intern als extern. Binnen het eigen bedrijf is er

een duidelijke samenhang met het personeelsbeleid en het dagelijks management van het

personeel, met het ontwerp en beheer van metrostations en haltes, met de eisen aan en

inrichting van voertuigen en met het schoon, heel en veilig houden. Zonder externe

samenwerking is veiligheidsbeleid niet goed mogelijk. De vervoerbedrijven hebben met

onder andere politie, justitie en gemeente(n) afspraken gemaakt (in convenanten en

handhavingsarrangementen) en procedures vastgelegd (bijvoorbeeld in een

geweldsprotocol). Ook met andere partijen wordt samengewerkt, de RET bijvoorbeeld

beperkt de overlast die verslaafden veroorzaakten met een ‘zorgmakelaar’ van Bouman-

GGZ.

Begin 2009 is, op initiatief van enkele streekvervoerbedrijven, RET en politie een plan van

aanpak ontwikkeld. In verschillende regio’s worden experimenten gestart op basis van

ervaringen en ‘best practices’ en de politie heeft een OV-contactfunctionaris benoemd die

de incidentregistraties en het aangifteproces gaat stroomlijnen.

Andere e lementen van het ve i l ighe idsbe le id

Het rijdend en controlerend personeel moet voldoen aan de opleidingseisen voor hun

specifieke functie. Een aantal eisen heeft vooral te maken met het veiligheidsbeleid, zoals

de BOA-opleiding voor controleurs en een deel van de toezichthouders. Alle medewerkers

krijgen bovendien training, cursussen en instructies gericht op klantvriendelijkheid, de wijze

van optreden, het voorkomen en beheersen van conflicten, de weerbaarheid en het omgaan

met agressie en geweld.

Ook bij een goed veiligheidsbeleid zullen zich altijd incidenten voordoen. De

vervoerbedrijven hebben daarom protocollen ontwikkeld voor assistentieverlening en voor

de opvang en nazorg van medewerkers die slachtoffer van een dergelijk incident zijn

geweest. Hierbij spelen zowel leidinggevenden als collega’s een rol.

Preventie is een belangrijk onderdeel van het veiligheidsbeleid en speelt bij verschillende

activiteiten een rol. De vervoerbedrijven proberen door middel van voorlichting en

20

Page 23: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

communicatie het gedrag van reizigers te beïnvloeden, met bijvoorbeeld

publiekscampagnes en voorlichtingsprojecten op scholen. Maar ook bij ontwerp en

inrichting van stations en voertuigen is preventie een aandachtspunt.

De aanpak vandalisme en graffiti is structureel, omdat alleen consequent verwijderen van

graffiti en zo mogelijk betrappen en bestraffen van daders dit probleem binnen de perken

kan houden. Hiervoor is het toezicht in de avonduren en nacht verbeterd, ondermeer met

behulp van camera’s. En de tags worden vastgelegd, als de dader later een keer wordt

betrapt kunnen ook de kosten van eerdere graffiti verhaald worden.

Tenslotte is sinds “9/11” de organisatie bij de vervoerbedrijven voorbereid op eventuele

terreurdreiging, door een risico- en dreigingsanalyse uit te voeren, vitale objecten beter te

beveiligen en procedures aan te passen.

2.3.2 Stads - en s t reekvervoer in de res t van het land

Vervoers techniek

Het stads- en streekvervoer in de rest van het land is zeer divers en omvat veel meer dan

een streekbus rijdend door landelijk gebied. Busvervoer vormt wel de hoofdmoot, maar de

vervoerbedrijven verzorgen ook regionale treinverbindingen en light rail (sneltram). Een

deel van hun lijnennet loopt door de vier grote steden en het busvervoer in de (rest van de)

Randstad verschilt maar weinig van het stadsvervoer in de G4. Behalve streekvervoer

verzorgen zij bovendien het stadsvervoer in verschillende (middel)grote steden. Bij de

vervoerbedrijven in de rest van het land werkte in 2008 in totaal meer dan 11.000

man/vrouw rijdend personeel en 260 man/vrouw toezichthoudend personeel.

Problemat iek

De veiligheidsproblemen van de vervoerbedrijven in de rest van het land komen voor een

deel overeen met de problemen waar de stadsvervoerders in de G4 – met name in het

busvervoer – mee te maken hebben. Daarnaast kennen zij specifieke problemen. Een busrit

in de avonduren door landelijk gebied is niet met het stadsvervoer te vergelijken: de

chauffeur is alleen en in geval van problemen kan assistentie relatief lang op zich laten

wachten. Ook het uitgaansvervoer en de regionale treindiensten kennen hun eigen publiek

en problematiek. Het aantal incidenten is lager dan in de G4, maar het verschil is de

afgelopen jaren steeds minder groot geworden.

Toez icht en contro le

De vervoerbedrijven in de rest van het land zetten minder toezichthoudend en/of

controlerend personeel in. Dit heeft vooral te maken met het grotere aandeel van het

busvervoer, waarbij een gesloten instapregime geldt en de chauffeur zelf voor controle en

toezicht zorgdraagt. Bovendien is het, doordat het vervoer over een veel groter gebied

verspreid is, veel moeilijker om op een efficiënte en betaalbare wijze toezichthouders in te

zetten.

Een deel van de toezichthouders heeft een combi-functie: zij zijn een deel van de tijd

werkzaam als chauffeur en een deel als toezichthouder. Enkele bedrijven combineren

controle en toezicht met de rol van mentor (voor het rijdend personeel). De werkwijze van

de toezichthouders verschilt en wordt afgestemd op speerpunten van het veiligheidsbeleid:

bijvoorbeeld gerichte controle op risicolijnen en -tijdstippen, groepsgewijze inzet op

21

Page 24: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

busstations. Veolia heeft het aantal Stewards uitgebreid en bovendien hun takenpakket

ontdaan van bijzaken, zodat meer toezicht en controle gerealiseerd kan worden. Zij worden

nu meer ’s avonds laat ingezet en bij nachtritten.

Ook door vervoerbedrijven buiten de G4 worden in toenemende mate camera’s ingezet,

zowel bij busstations als in een deel van de bussen. Arriva bijvoorbeeld voorziet in nieuwe

concessies alle nieuwe voertuigen van camera’s. Ook alle nieuwe treinen worden standaard

met camera’s uitgerust. Hermes zet een aantal bussen die voorzien zijn van camera’s

gericht in op risicolijnen om vooral daar de pakkans te vergroten. Veolia heeft in Brabant

alle bussen met camera’s uitgerust, in Limburg en op de Veluwe zijn enkele bussen van

camera’s voorzien die ingezet worden op probleemlijnen.

Organisat ie en be le id

De vervoerbedrijven in de rest van het land hebben voor hun veiligheids-beleid met veel

meer partijen te maken dan de stadsvervoerders in de G4: (veel) meer dan één gemeente,

meer dan één politieregio, grote aantallen scholen et cetera. Tegelijkertijd zijn die andere

partijen voor hen van groot belang, daarom sluiten zijn handhavings- of

veiligheidsarrangementen af. Syntus bijvoorbeeld sloot een veiligheidsarrangement af voor

de spoorlijn Arnhem-Winterswijk, samen met onder andere de provincie, alle gemeenten

aan de spoorlijn, het KLPD en ProRail. Voor de Merwede-Linge-lijn (Arriva) werd in 2004

een handhavingsarrangement gesloten, maar inmiddels gaat de samenwerking veel verder:

de zeven betrokken gemeenten en de zeven andere betrokken partijen steken veel tijd en

geld in het veiliger maken en houden van deze spoorverbinding. Over het algemeen wordt

door vervoerbedrijven bij de aanbesteding van een concessie ook een sociale

veiligheidsplan opgesteld, waarin alle maatregelen en de kosten worden omschreven.

Naar aanleiding van de incidenten in 2008 en begin 2009 hebben de politie en de

streekvervoerders Arriva, Connexxion en Syntus de handen ineen geslagen en een Plan van

Aanpak ontwikkeld. RET en de ministeries van BZK en V&W ondersteunen het initiatief en

inmiddels is de aanpak verbreed tot het gehele openbaar vervoer. Politiecommissaris Léon

Verver heeft als OV-contactfunctionaris de opdracht om de incidentregistraties en het

aangifteproces verder te stroomlijnen en te verbeteren. In verschillende politieregio’s

worden experimenten gestart met bestaande best practices en met veelbelovende nieuwe

werkwijzen. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van eerdere ervaringen van de RET

en van de politie Rotterdam-Rijnmond.

Andere e lementen van het ve i l ighe idsbe le id

Ook het personeel in de rest van het land moet aan opleidingseisen voldoen en krijgt

training en instructies in het kader van het veiligheidsbeleid. En ook de vervoerbedrijven

buiten de G4 hebben protocollen voor assistentieverlening en voor de opvang en nazorg

van medewerkers.

Verschillende vervoerbedrijven buiten de G4 hebben schoolvoorlichtings-projecten:

preventieve voorlichting en beïnvloeding van het gedrag van de ‘klanten van de toekomst’.

Enkele bedrijven hebben een eigen aanpak van vandalisme en graffiti ontwikkeld, zoals de

campagne “Wees stoer, zeg nee” van Arriva. Want ook buiten de G4 is dit, zij het op iets

beperktere schaal, een structureel probleem.

22

Page 25: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

3 Oordeel van personeel over sociale veiligheid

In 2006 is de vragenlijst met bijna de helft ingekort, de respons is daardoor flink

toegenomen. Dit jaar is voor het eerst de mogelijkheid geboden om de vragen via het

internet in te vullen. Ongeveer een kwart van de respondenten heeft van die mogelijkheid

gebruik gemaakt. Verder werd dit jaar een iets groter aantal vragenlijsten uitgezet. De

respons was in 2008 27%, bijna gelijk aan de respons in 2006 (28%). De respons is dit jaar

gelijkmatiger over de vervoerbedrijven verdeeld: de verschillen tussen de bedrijven zijn

kleiner geworden en de respons onder het metropersoneel is duidelijk verbeterd. De

betrouwbaarheid van de uitkomsten is daardoor ook dit jaar goed TPF

1FPT.

3.1 Rapportcijfer voor sociale veiligheid gelijk gebleven

Het personeel beoordeelt de veiligheid in en rond het openbaar vervoer TPF

2FPT in het jaar 2008

gemiddeld met een rapportcijfer van 6,3 (zie tabel 1). Dat is gelijk aan het oordeel in 2006

en het gemiddelde over de jaren 2002-2006.

Tabel 1 Gemiddeld rapportcijfer voor veiligheid, naar vervoerstechniek/functie

2002 2003 2004 2005 2006 2008

Bus 6,4 6,1 6,6 6,7 6,4 6,3

Tram 5,8 6,1 6,4 6,3 6,2 6,5

Metro 4,9 6,0 (5,7) (6,1) (5,6) 5,9

(Trein *) (5,4) (6,2) (6,4) (6,7) (6,3) (6,6)

Toezicht 5,6 6,2 6,3 6,3 6,3 6,4

Onbekend**) n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6,5 n.v.t. n.v.t.

Totaal 6,2 6,1 6,5 6,5 6,3 6,3

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

**) Dit jaar is van een beperkt aantal respondenten de functie helaas onbekend

Het oordeel over de sociale veiligheid verschilt, net als in voorgaande jaren, naar

vervoerstechniek en functie. Het metropersoneel beoordeelt de sociale veiligheid met een

relatief laag rapportcijfer. Het oordeel in (5,9) is wel een verbetering ten opzichte van 2006

(5,6) en het gemiddelde over de jaren 2002-2006. Ook het trampersoneel beoordeelt de

sociale veiligheid dit jaar duidelijk positiever (6,5) dan in 2006 (6,2) en de voorgaande

jaren. In de loop der jaren is het toezichthoudend personeel positiever gaan oordelen over

de sociale veiligheid, in 2008 geven zij hiervoor een 6,4.

TP

1PT Een betere verdeling van de respons kan in principe van invloed zijn op de cijfers ten opzichte van voorgaande jaren. Een gevoeligheidsanalyse (zie Bijlage 3) wijst echter uit, dat die invloed waarschijnlijk zeer beperkt is.

TP

2PT Gevraagd is naar het algemene oordeel over de sociale veiligheid in en rond het openbaar vervoer. In hoofdstuk 5 komt de vraag aan de orde hoe veilig het personeel zich voelt.

23

Page 26: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

De respons onder het treinpersoneel was laag (13%), om aan te geven dat de cijfers slechts

indicatief zijn staan deze telkens tussen haakjes. In 2008 oordeelde ook het treinpersoneel

positiever (6,6) dan in 2008 (6,3). Voor het eerst bleek het dit jaar niet mogelijk om van alle

respondenten vast te stellen tot welke functiegroep zij behoren TPF

1FPT. De antwoorden van deze

respondenten (bijna 3% van de totale respons) zijn gewoon in de cijfers meegenomen, bij

uitsplitsingen naar functie worden zij apart vermeld. Zij gaven gemiddeld een 6,5 voor de

sociale veiligheid.

Alleen de buschauffeurs geven dit jaar een iets lager rapportcijfer (6,3) dan in 2006 (6,4).

Omdat het OV-personeel (exclusief NS) voor bijna driekwart bestaat uit buschauffeurs blijft

het landelijk gemiddelde per saldo gelijk.

Spre id ing rond het gemidde lde

Er is ook in 2008 een flinke spreiding rond het gemiddelde rapportcijfer: de grootste

groepen zitten rond het gemiddelde: 25% geeft als rapportcijfer een 6 en 32% geeft een 7.

Daarnaast beoordeelt echter 25% de veiligheid met een onvoldoende (5 of lager), terwijl

anderzijds 18% de veiligheid juist met een 8 of hoger waardeert. Een groter deel van het

metro-personeel (36%) en in mindere mate ook van het buspersoneel (26%) geeft een

onvoldoende. Van het tram-personeel is een kleiner deel ontevreden (17%).

Figuur 1 Spreiding van de rapportcijfers voor veiligheid

25%

20%

22%

15%

36%

17%

26%

25%

25%

26%

16%

31%

29%

25%

32%

31%

35%

51%

24%

35%

31%

18%

24%

17%

18%

9%

19%

18%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Totaal

Onbekend

Toezicht

(Trein)

Metro

Tram

Bus

onvoldoende (1-5) matig (6) redelijk (7) goed (8-10)

3.2 Personeel in streekvervoer oordeelt minder positief

Het oordeel van het personeel van de stadsvervoerbedrijven in de vier grote steden

(Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht, zie Tabel 2) is met gemiddeld een 6,5

TP

1PT Mogelijk is dit een gevolg van onduidelijkheid in de vragenlijst over de functie-indeling van personeel werkzaam op RandstadRail. Het gaat voor bijna de helft om HTM-medewerkers, daarnaast om kleinere aantallen RET- en GVBA-medewerkers en enkele medewerkers van de andere vervoerbedrijven.

24

Page 27: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

positiever dan het oordeel van het OV-personeel in de rest van Nederland (6,2). Dat is voor

het eerst: in 2006 en voorgaande jaren was het juist omgekeerd.

Voor alle functiegroepen geldt, dat het personeel van de vervoerbedrijven in de G4 in 2008

de veiligheid positiever beoordeelt dan in 2006 en positiever dan hun collega’s in de rest

van Nederland. Het OV-personeel in de rest van Nederland bestaat voor 92% uit

buschauffeurs. Zij beoordelen de veiligheid in 2008 met een 6,2 en dat is minder positief

dan in 2006 (6,4). Ook het toezichthoudend personeel in de rest van Nederland is dit jaar

minder positief (6,0) dan in 2006. Alleen het trampersoneel en het treinpersoneel in de rest

van Nederland oordeelt dit jaar positiever dan in 2006.

Tabel 2 Gemiddeld rapportcijfer voor veiligheid, naar functie, voor G4 en rest NL

2006

totaal

2006

G4

2006

Rest NL

2008

totaal

2008

G4

2008

Rest NL

Bus 6,4 6,2 6,4 6,3 6,5 6,2

Tram 6,2 6,2 5,8 6,5 6,5 6,1

Metro (5,6) (5,6) n.v.t. 5,9 5,9 n.v.t.

(Trein *) (6,3) n.v.t. (6,3) (6,6) n.v.t. (6,6)

Toezicht 6,3 6,3 6,4 6,4 6,5 6,0

Onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6,5 6,7 5,9

Totaal 6,3 6,2 6,4 6,3 6,5 6,2

G4: GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

Het is mogelijk, dat de media-aandacht voor de incidenten in 2008 en begin 2009 op deze

cijfers van invloed is geweest. Zoals betoogd in paragraaf 2.2 zal die invloed echter

waarschijnlijk beperkt zijn.

25

Page 28: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer
Page 29: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

4 Objectieve veiligheid: de feitelijke incidenten

Chauffeurs, tram- en metrobestuurders, treinpersoneel en toezichthoudend personeel zijn

‘frontliners’, zij hebben vaak vele honderden klantcontacten per dag. Niet iedere klant is

even vriendelijk, soms gedragen reizigers zich agressief of zelfs gewelddadig.

De vervoerbedrijven nemen maatregelen om dergelijke incidenten zoveel mogelijk te

voorkomen, ze niet te laten escaleren en om de gevolgen ervan te beperken. Daarvoor is het

van belang om te weten wat de medewerkers meemaken, welke incidenten het meest

voorkomen, waar en wanneer ze plaatsvinden en welke veranderingen daarin optreden. Voor

de operationele aansturing kennen de vervoerbedrijven een eigen, veelal gedetailleerde,

incidentregistratie. Ook de Monitor sociale veiligheid levert cijfers over het aantal incidenten,

op basis van een enquête onder het personeel. Deze cijfers hebben als voordeel dat ze niet,

zoals gegevens uit incidentregistraties, beïnvloed zijn door verschillen in de

meldingsbereidheid (zie paragraaf 6.4).

Dit hoofdstuk is gewijd aan de objectieve veiligheid: de feitelijke incidenten waarvan het

personeel in het jaar 2008 slachtoffer werd. Daarbij maken wij een onderscheid tussen

strafbare incidenten (mishandeling, bedreiging en diefstal) en niet-strafbare incidenten

(lastigvallen en treiteren/pesten), naar functie en naar tijdstip van de dag. Daarnaast komt

aan de orde in hoeverre het personeel in 2008 ooggetuige was van agressie of diefstal

waarvan een ander (personeel of reiziger) slachtoffer werd.

4.1 Percentage slachtoffers in 2008 verder gestegen

In 2008 is het percentage medewerkers dat één of meer incidenten heeft meegemaakt

opnieuw gestegen, vooral doordat meer medewerkers slachtoffer werden van niet-strafbare

incidenten.

In 2008 werd 41% van de medewerkers slachtoffer van één of meer strafbare incidenten

(mishandeling, bedreiging, diefstal). Dat is iets meer dan in 2006 (40%) en het gemiddelde

over de jaren 2002-2006.

Het percentage medewerkers dat slachtoffer werd van één of meer van de strafbare èn niet-

strafbare TPF

1FPT incidenten steeg meer: van 65% in 2006 naar 69% in 2008. Het is daarmee

hoger dan het niveau van het jaar 2002 (66%) en ligt boven het gemiddelde voor de jaren

2002-2006 (62%).

TP

1PT Niet-strafbare incidenten: lastigvallen en treiteren/pesten. Deze vallen niet onder het strafrecht, maar de vervoerder kan wel tegen deze overtredingen optreden.

27

Page 30: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Figuur 2 Slachtofferschap van strafbare en niet-strafbare incidenten 2002-2008

66% 62% 59% 56%65% 69%

43% 41% 40% 36% 40% 41%

0%

10%20%

30%40%

50%60%

70%

80%90%

100%

2002 2003 2004 2005 2006 2008

slachtoffers strafbare en niet-strafbare incidenten slachtoffers strafbare incidenten

4.2 Vooral treiteren/pesten en lastigvallen toegenomen

Stra fbare inc identen: mishande l ing , bedre ig ing en d ie f s ta l

Onder mishandeling wordt in het kader van dit onderzoek verstaan: elke vorm van fysiek

geweld tegen personeel, waarbij opzettelijk pijn of letsel toegebracht wordt. Van bedreiging

is sprake wanneer gedreigd wordt om een medewerker aan te vallen of te mishandelen,

zonder dat dit werkelijk plaatsvindt. Diefstal kan betrekking hebben op werkmateriaal (zoals

geld of strippenkaarten) of op persoonlijke bezittingen.

Van de drie strafbare incidenten komt bedreiging veruit het meeste voor. In 2008 werd 38%

van de medewerkers bedreigd (in 2006: 36%). Daarmee is het percentage terug op het

niveau van 2002. In 5% van de gevallen van bedreiging werd een wapen of ander voorwerp

gebruikt, dat is iets minder dan in 2006 (7%).

Tabel 3 Ontwikkeling slachtofferschap van strafbare incidenten 2002-2008

Soort incident 2002 2003 2004 2005 2006 2008

Mishandeling 13 % 9 % 10 % 9 % 8 % 9 %

Bedreiging 38 % 37 % 35 % 38 % 31 % 36 %

6 % Diefstal 7 % 6 % 6 % 5 % 6 %

Het percentage slachtoffers van mishandeling daalde in 2006, maar is in 2008 weer iets

gestegen, tot 9%. In 10% van deze gevallen werd daarbij een wapen of ander voorwerp

gebruikt, minder vaak dan in 2006 (14%). Diefstal kwam in 2008 even vaak voor als in 2006

(6%). In 5% van de gevallen van diefstal werd geweld gebruikt of met geweld gedreigd,

minder vaak dan in 2006 (12%).

Het personeel van de vervoerbedrijven maakt meer incidenten mee dan de gemiddelde

Nederlander: volgens de Veiligheidsmonitor Rijk 2008 (CBS, 2008) werd bijvoorbeeld 2% van

de bevolking van 15 jaar en ouder slachtoffer van mishandeling en 3% van bedreiging. Net

28

Page 31: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

als voor ‘frontliners’ in andere sectoren hangt dit samen met hun takenpakket en functie.

Volgens het onderzoek Confrontaties met agressie (BZK, 2007) werd bijvoorbeeld in het

voortgezet onderwijs (‘middelbare school’) 10% van de medewerkers geconfronteerd met

lichamelijk geweld, 38% met intimidatie en 66% met verbale agressie. Hoewel de definities

niet goed vergelijkbaar zijn, lijkt het er sterk op dat onderwijzers op middelbare scholen

(iets) meer met agressie en geweld geconfronteerd worden dan het personeel van

vervoerbedrijven. Politiemensen krijgen nog veel meer agressie en geweld voor hun kiezen:

41% werd geconfronteerd met lichamelijk geweld, 49% met intimidatie en 68% met verbale

agressie.

Niet - s t ra fbare inc identen: las t igva l len en t re i te ren/pesten

Onder lastigvallen wordt in het kader van dit onderzoek verstaan: hinderlijk aanraken,

aanspreken of kijken, zonder dat daarbij sprake is van (dreiging met) geweld. Treiteren en

pesten is omschreven als: verbale agressie tegen het personeel, inclusief schelden,

provocatie en spugen.

Het aantal niet-strafbare incidenten is in 2008 verder gestegen. In 2008 werd 54% van de

medewerkers één of meer keren lastiggevallen. Dat is meer dan het percentage in 2002, na

een dalende lijn in de jaren 2002-2005 neemt dit incident de afgelopen jaren gestaag toe.

Het percentage medewerkers dat één of meer keren werd getreiterd of gepest nam in 2008

eveneens toe, van 45% in 2006 tot 48% in 2008. Dat is ruim boven het percentage voor

2002, ook hier is de dalende lijn in de jaren 2002-2005 sinds 2006 veranderd in een

stijgende.

Tabel 4 Ontwikkeling slachtofferschap van niet-strafbare incidenten 2002-2008

Soort incident 2002 2003 2004 2005 2006 2008

Lastig vallen 49 % 44 % 44 % 54 % 39 % 51 %

48 % Pesten 36 % 39 % 31 % 28 % 45 %

Ontwikke l ing s t ra fbare en n ie t - s t ra fbare inc identen

In figuur 3 is de ontwikkeling van de strafbare en niet-strafbare incidenten sinds 2002

grafisch weergegeven.

29

Page 32: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Figuur 3 Ontwikkeling slachtofferschap 2002-2008, naar soort incident

Lastig vallen

Pesten

Pesten

Lastig vallen

DiefstalDiefstal

Bedreiging

Bedreiging

MishandelingMishandeling

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2002 2003 2004 2005 2006 2008

Versch i l l en tussen G4 en res t NL

De problematiek is niet in het hele land gelijk. Enerzijds zijn er verschillen in de situatie

(voor de G4 bijvoorbeeld: grote-stadsproblematiek, grotere reizigersaantallen), anderzijds

zijn er verschillen in vervoerstechniek (alleen bus, of ook tram en metro) en daarmee

samenhangend in instapregime en in de praktische mogelijkheden voor toezicht en

controle.

Dat is ook te zien in de cijfers: mishandeling en bedreiging komen in de vier grote steden

meer voor dan in de rest van het land. Het verschil is in 2008 echter opnieuw afgenomen.

Enerzijds daalde het aantal slachtoffers in de G4 voor alle soorten incidenten, anderzijds

steeg in de rest van Nederland het aantal slachtoffers voor alle incidenten (met

uitzondering van diefstal).

Tabel 5 Slachtofferschap van incidenten, naar soort incident, voor G4 en rest NL

Soort incident

2006

totaal

2006

G4

2006

Rest NL

2008

totaal

2008

G4

2008

Rest NL

Mishandeling 8 % 13 % 6 % 9 % 11 % 7 %

Bedreiging 36 % 47 % 31 % 38 % 44 % 34 %

Diefstal 6 % 8 % 6 % 6 % 7 % 6 %

Strafbare incidenten 40 % 51 % 35 % 41 % 47 % 38 %

Lastig vallen 51 % 60 % 47 % 54 % 56 % 53 %

Treiteren/pesten 45 % 56 % 39 % 48 % 53 % 46 %

Niet-strafbare incidenten 59 % 69 % 54 % 63 % 66 % 61 %

Strafbare en niet-strafbare 69 % 65 % 75 % 59 % 73 % incidenten 66 %

G4: GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

30

Page 33: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

In 2008 werd 47% van de medewerkers in de vier grote steden slachtoffer van een strafbaar

incident (in 2006: 51%), voor de rest van Nederland is dat 38% (in 2006: 35%). Ook de niet-

strafbare incidenten komen in de G4 nog steeds iets vaker voor: 66% van de G4-

medewerkers werd in 2008 slachtoffer van een niet-strafbaar incident (in 2006: 69%), in de

rest van Nederland was dat 61% (in 2006: 54%). Het personeel in de rest van het land

bestaat voornamelijk (92%) uit buschauffeurs.

Zoals betoogd in paragraaf 2.2 zal de invloed op deze uitkomsten van de berichten over

incidenten in 2008 en begin 2009 waarschijnlijk beperkt zijn.

Gemidde ld aanta l inc identen (per s lachto f fe r )

Het percentage medewerkers dat slachtoffer werd van een bepaald incident zegt nog niet

alles over de omvang van de problematiek: ruim de helft van de medewerkers die werden

bedreigd bijvoorbeeld overkwam dat in 2008 vaker dan één keer: gemiddeld 4,7 keer. Het

totale aantal incidenten is daardoor met name voor de incidenten bedreiging, lastigvallen

en pesten groter dan het percentage slachtoffers doet vermoeden.

Tabel 6 Gemiddelde frequentie slachtofferschap, naar soort incident

Soort incident 2002 2003 2004 2005 2006 2008

Mishandeling 1,6 1,9 2,0 2,2 1,8 1,6

Bedreiging 4,7 4,1 5,2 4,7 4,2 4,7

Diefstal 1,1 1,2 1,1 1,1 1,2 1,2

Lastig vallen 7,9 7,4 8,8 12,6 9,5 12,0

Pesten 6,4 5,7 10,3 10,7 8,8 10,8

Het gemiddelde aantal incidenten per slachtoffer is het hoogst voor de niet-strafbare

incidenten: de respondenten die werden lastiggevallen overkwam dat in 2008 gemiddeld

12,6 maal, voor treiteren/pesten is het gemiddelde aantal in 2008 gestegen tot 10,8. Voor

de strafbare incidenten is de gemiddelde frequentie lager: 1,2 maal voor diefstal, 1,6 maal

voor mishandeling en 4,7 maal voor bedreiging TPF

1FPT.

Er is nauwelijks verschil in het aantal incidenten per slachtoffer tussen het personeel in de

G4 en in de rest van het land. Voor de veel voorkomende incidenten bedreiging, lastig

vallen en treiteren/pesten is er wel verschil: gemiddeld maakt een slachtoffer in de G4 dat

twee keer zo vaak mee als het gemiddelde slachtoffer in de rest van Nederland.

Hoe zijn de incidenten verdeeld over het personeel, zijn het vaak dezelfde medewerkers die

incidenten meemaken? Op basis van deze enquête is die vraag niet goed te beantwoorden.

Wel is duidelijk dat een deel van het personeel in 2008 helemaal geen incident meemaakte:

31% (want 69% werd slachtoffer van één of meer incidenten). Een nadere analyse leert

TP

1PT Bij de veel voorkomende incidenten lastigvallen en pesten noemen enkele tientallen respondenten grote aantallen, bijvoorbeeld “999” keer per jaar. Ook bij bedreiging noemen enkele respondenten grote aantallen. Deze uitersten beïnvloeden het gemiddelde aantal incidenten sterk en zijn waarschijnlijk niet bedoeld als een exact aantal maar als signaal of als ‘heel veel’. Wij hebben ze daarom gecorrigeerd en gemaximeerd op 15 (voor mishandeling en diefstal), 50 (voor bedreiging) en 500 (voor lastigvallen en pesten).

31

Page 34: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

daarnaast, dat het aantal medewerkers dat meer dan één verschillende soort strafbaar

incident meemaakte beperkt is: slechts 1% was slachtoffer van zowel mishandeling als

bedreiging als diefstal, 9 % van twee van de drie soorten incidenten en 31% van één van

deze soorten incidenten.

Als de ontwikkeling van deze gemiddelden van jaar op jaar gecombineerd wordt met de

ontwikkeling in de slachtofferpercentages, dan kan er bij de ontwikkeling in de omvang van

de problematiek een kanttekening worden geplaatst. In 2008 werden bijvoorbeeld meer

medewerkers slachtoffer van bedreiging, lastigvallen en treiteren/pesten. Elk van hen

maakte bovendien (gemiddeld) meer incidenten mee, de omvang van dit probleem is dus

nog iets sterker gestegen dan het slachtofferpercentage doet vermoeden. Het aantal

slachtoffers van mishandeling steeg in 2008 licht, maar dit wordt gecompenseerd doordat

het aantal incidenten per slachtoffer iets daalde.

4.3 Buspersoneel: meer incidenten, metro en toezicht minder

Er is een duidelijk verband tussen de functie en het risico om slachtoffer te worden van een

bepaalde incident.

Stra fbare inc identen

Het toezichthoudend personeel loopt het grootste risico om slachtoffer te worden van een

strafbaar incident. De afgelopen jaren overkwam dit tweederde van het toezichthoudend

personeel, in 2006 daalde het percentage licht tot 64% en in 2008 daalde het nog iets

verder tot 61%.

Ook het metropersoneel kende een relatief hoog percentage slachtoffers van een strafbaar

incident, in 2006 steeg dat flink tot 63% maar in 2008 is het juist weer flink gedaald tot 51%

- bijna het niveau van 2005 en ruim onder het gemiddelde voor de jaren 2002-2006. Hierbij

moet worden aangetekend dat de cijfers voor het metropersoneel in de jaren 2004-2006,

vanwege beperkte respons, minder betrouwbaar waren.

Het laagst is het percentage slachtoffers van strafbare incidenten onder de buschauffeurs:

38% in 2008. Dat is echter wel een verdere stijging ten opzichte van 2005. Het percentage

onder het trampersoneel bleef in 2008 met 47% op hetzelfde niveau als in de voorgaande

jaren.

32

Page 35: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 7 Ontwikkeling slachtofferschap van strafbare incidenten, naar functie

2002 2003 2004 2005 2006 2008

Bus 35 % 39 % 32 % 28 % 36 % 38 %

Tram 55 % 45 % 49 % 46 % 47 % 47 %

Metro 58 % 55 % (54 %) (48 %) (63 %) 51 %

(Trein *) (42 %) (31 %) (20 %) (32 %) (28 %) (26 %)

Toezicht 63 % 59 % 66 % 66 % 64 % 61 %

Onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 36 %

Totaal 43 % 41 % 40 % 36 % 40 % 41 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

In figuur 4 is de ontwikkeling van het percentage slachtoffers van strafbare incidenten naar

functie sinds 2002 grafisch weergegeven.

Figuur 4 Ontwikkeling slachtofferschap van strafbare incidenten, naar functie

Bus

Tram

Metro

(Trein)

Toezicht

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2002 2003 2004 2005 2006 2008

De lichte daling van het percentage slachtoffers van strafbare incidenten onder

toezichthouders is toe te schrijven aan een daling van het aantal slachtoffers van

mishandeling: van 25% in 2006 naar 22% in 2008 (zie Tabel 8). De daling onder het

metropersoneel is vooral toe te schrijven aan de daling van het aantal slachtoffers van

bedreiging en diefstal, het aantal slachtoffers van mishandeling steeg juist van 7% in 2006

naar 9% in 2008.

33

Page 36: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 8 Slachtofferschap van strafbare incidenten, naar functie

2006

Bedreiging

Diefstal

2008

Mishandeling

Bedreiging Mishandeling

Diefstal

Bus 6 % 32 % 6 % 7 % 35 % 6 %

Tram 10 % 44 % 7 % 7 % 41 % 6 %

Metro ( 7 %) (60 %) (8 %) 9 % 51 % 4 %

(Trein *) ( 4 %) (26 %) (4 %) ( 5 %) (26 %) ( 2 %)

Toezicht 25 % 59 % 8 % 22 % 59 % 8 %

Onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. 14 % 29 % 11 %

Totaal 8 % 36 % 6 % 9 % 38 % 6 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

Bij de buschauffeurs steeg het aantal slachtoffers van bedreiging en van mishandeling licht.

Minder trambestuurders werden slachtoffer van zowel mishandeling, bedreiging als diefstal.

Dat het percentage slachtoffers van strafbare incidenten onder trambestuurders

desondanks gelijk bleef (47%) betekent dat hetzelfde aantal mensen één of meer incidenten

meemaakte, maar dat zij minder verschillende soorten incidenten meemaakten.

Niet - s t ra fbare inc identen

Het metro-personeel (80%) en de toezichthouders (72%) worden het meest

slachtoffer van niet-strafbare incidenten. Afgezien van het treinpersoneel, waarvoor

zoals gezegd de cijfers wegens de beperkte respons minder betrouwbaar zijn,

worden de buschauffeurs het minst slachtoffer van niet-strafbare incidenten. Zowel

het totaalpercentage (61%) als de percentages voor lastigvallen (53%) en

treiteren/pesten (46%) afzonderlijk liggen een fractie onder het landelijk

gemiddelde.

Tabel 9 Slachtofferschap van niet-strafbare incidenten, naar functie (2008)

Lastig vallen

Treiteren

/ pesten

Niet-strafbare

incidenten

totaal

Bus 53 % 46 % 61 %

Tram 57 % 52 % 68 %

Metro 73 % 68 % 80 %

(Trein *) (38 %) (37 %) (46 %)

Toezicht 61 % 60 % 72 %

Onbekend 40 % 35 % 48 %

Totaal 54 % 48 % 63 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

34

Page 37: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

4.4 Late avonduren blijken het minst veilig

Aan elke respondent die een bepaald strafbaar incident heeft meegemaakt is gevraagd op

welk tijdstip dit (de laatste keer) plaatsvond. De verdeling over tijdvakken is vervolgens

gecorrigeerd, door het percentage te delen door de duur van het tijdvak. Dat levert een

indicator op voor het risico per tijdvak: het percentage incidenten per uur.

De avonduren (na 19.00 uur) blijken ook in 2008 nog steeds het grootste risico in te

houden: vroeg in de avond gemiddeld (per uur) ruim 8% van alle incidenten en laat in de

avond ruim 10% (in 2006: 8%). In de ochtendspits en tijdens de daluren overdag vinden

naar verhouding minder incidenten plaats (3%). De avondspits (16.00-19.00 uur) zit daar

tussenin: gemiddeld (per uur) bijna 7% van alle incidenten.

Tabel 10 Verdeling strafbare incidenten, naar tijdstip van de dag

incidenten tijdvak 2002 2003 2004 2005 2006 2008

Ochtendspits 06.30 –

09.00u 7,8 % 2,5 uur 2,8 % 3,2 % 2,8 % 2,7 % 3,8 % 3,1 %

Daluren 09.00 –

16.00u 21,7 % 7,0 uur 4,6 % 4,2 % 4,4 % 4,2 % 3,7 % 3,1 %

Avondspits 16.00 –

19.00u 19,7 % 3,0 uur 6,7 % 7,6 % 6,3 % 6,5 % 6,1 % 6,6 %

Vroeg in de

avond

19.00 –

21.30u 20,5 % 2,5 uur 9,2 % 7,8 % 8,4 % 8,3 % 8,5 % 8,2 %

Laat in de

avond

21.30 –

24.00u 25,0 % 2,5 uur 6,0 % 7,0 % 6,8 % 7,9 % 8,3 % 10,0 %

24.00 –

06.30u ’s Nachts 5,3 % 6,5 uur 0,6 % 0,5 % 0,8 % 0,6 % 0,6 % 0,8 %

De verdeling over tijdvakken is voor de verschillende vervoerstechnieken in grote lijnen

gelijk. Voor het metrovervoer (15%) en in mindere mate voor de tram (12%) is het

percentage incidenten in de late avond groter dan het landelijk gemiddelde. In het

busvervoer is het percentage incidenten in de late avond juist iets lager (8%) dan het

landelijk gemiddelde.

4.5 Ook percentage ooggetuigen in 2008 licht gestegen

Behalve zelf slachtoffer zijn, kan het personeel ook ooggetuige zijn van agressie of diefstal

gericht tegen een ander (een collega of een reiziger).

In de jaren 2002-2005 daalde het percentage medewerkers dat ooggetuige was van agressie

of diefstal. In 2006 steeg het juist: van 22% (in 2005) naar 28%. In 2008 steeg het

percentage ooggetuigen van agressie of diefstal nog iets verder, naar 29%.

35

Page 38: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 11 Ooggetuige geweest van agressie of diefstal P

1P, naar functie

Bus 23 % 22 % 18 % 14 % 22 % 21 %

Tram 52 % 45 % 41 % 33 % 46 % 46 %

Metro 60 % 44 % (40 %) (38 %) (52 %) 53 %

(Trein *) (47 %) (26 %) (18 %) (20 %) (31 %) (39 %)

Toezicht 68 % 52 % 61 % 57 % 58 % 56 %

Onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 38 %

Totaal 35 % 35 % 27 % 22 % 28 % 29 %

P1

P Van personeel èn reizigers

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

Daarnaast is gevraagd of men in het afgelopen jaar met eigen ogen heeft gezien dat iemand

bezig was om iets in of rond het openbaar vervoer te vernielen, bekladden of beschadigen.

In 2008 is 34% van de medewerkers daar ooggetuige van geweest, gemiddeld 3,7 keer.

Medewerkers in de G4 zijn in 2008 vaker ooggetuige geweest van agressie en diefstal dan

medewerkers in de rest van het land. Voor het met eigen ogen zien dat iemand bezig was

om iets te vernielen of te bekladden geldt hetzelfde, maar het verschil is minder groot.

Tabel 12 Ooggetuige van agressie/diefstal P

1P en vandalisme P

2P, voor G4 en rest NL

Ooggetuige geweest van …

2008

totaal

2008

G4

2008

Rest NL

29 % Agressie en diefstal P

1P 42 % 21 %

Vandalisme P

2P 34 % 40 % 31 %

P1

P Van personeel èn reizigers P

2P Op heterdaad, niet (alleen) van de schade

G4: GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

4.6 Aanknopingspunten voor het veiligheidsbeleid

Het meest ernstige incident, mishandeling, komt gelukkig relatief weinig voor: 9% van de

medewerkers werd hiermee gemiddeld 1,6 keer geconfronteerd (in 2006: 8% resp. 1,8 keer).

Het blijft echter een niet onbelangrijk risico: een gemiddelde fulltime medewerker kan eens

in de zeven jaar worden geconfronteerd met een meer of minder ernstige vorm van

mishandeling. Zeldzame incidenten zoals mishandeling laten zich niet altijd voorkomen.

Het is dus van belang, dat medewerkers zo goed mogelijk met geweld en agressie leren

omgaan en dat het bedrijf zorgt voor een goede opvang en nazorg. Ook voor de veel

voorkomende vormen van (overwegend: verbale) agressie is dat zeker nuttig.

Ook diefstal komt relatief weinig voor: in 2008 maakte (net als in 2006) 6% van de

medewerkers dit gemiddeld 1,2 keer mee. De gevolgen zijn bovendien meestal minder

ingrijpend dan bij mishandeling. Behalve wanneer geweld gebruikt wordt of met geweld

gedreigd wordt: dat overkwam slechts 0,3% van de medewerkers (5% van 6%). Het (verder)

36

Page 39: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

terugdringen van dit probleem vraagt voor een deel een ander soort maatregelen dan de

geweldsdelicten. Een analyse van de plaats, het tijdstip en de toedracht (modus operandi:

hoe ging de dief te werk?), bijvoorbeeld samen met enkele medewerkers, kan bijvoorbeeld

aanknopingspunten opleveren om het aantal gevallen van diefstal verder terug te dringen.

In de eerste maanden van 2009 is, naar aanleiding van diverse incidenten, in de media

regelmatig verondersteld dat er sprake zou zijn van verharding van de agressie. Voorzover

een verharding af te meten is aan het gebruik van wapens en geweld, wordt die

veronderstelling niet door de cijfers bevestigd. Het gebruik van een wapen bij mishandeling

of bedreiging en van geweld bij diefstal is in 2008 juist afgenomen.

Bedreiging, lastigvallen en pesten komen veel vaker voor. Na een daling in (vooral) 2005

nam in 2006 en 2008 het aantal medewerkers dat hiermee werd geconfronteerd weer toe.

Zij maakten deze incidenten bovendien meer dan eens mee: bedreiging gemiddeld 4,7 keer,

lastigvallen 12,6 keer en pesten 10,8 keer. Dat een deel van de klanten zich dergelijk gedrag

tegenover het personeel permitteert is een maatschappelijke ontwikkeling waaronder niet

alleen het openbaar vervoer lijdt. Het is ook een probleem dat niet door de vervoerbedrijven

alleen kan worden opgelost. Belangrijk voor de aanpak van dit soort problemen zijn het

optimaliseren van het gedrag van het personeel, het vergroten van de weerbaarheid en het

voorkomen van escalatie (bijvoorbeeld training in het omgaan met agressie). Daarnaast is

het verminderen van het aantal aanleidingen voor agressie (onduidelijke zonering,

kaartcontrole, aanspreken op gedrag, vertragingen) wellicht nog mogelijk. Tenslotte kunnen

een daderanalyse voor de belangrijkste probleemgroep(en) en een analyse van de

voornaamste risico-tijden/dagen en risico-ritten/plaatsen mogelijk concrete

aanknopingspunten opleveren voor gericht beleid.

Het aantal incidenten bij de stadsvervoerders in de G4 is structureel hoger dan in de rest

van het land. Dit hangt, behalve met de problematiek in de grote steden, ook samen met

grotere vervoersaantallen, andere vervoerstechnieken en daarmee samenhangend ook een

ander instap- en controleregime. Het vraagt dus structureel een grotere inspanning van de

vervoerbedrijven in de G4. Opvallend is overigens, dat ook in 2008 het aantal gevallen

incidenten in de G4 gedaald is en in de rest van Nederland juist gestegen. Het verschil

tussen de G4 en de rest van het land wordt dus steeds kleiner, ook buiten de G4 is kennelijk

een intensivering van het veiligheidsbeleid gewenst. Voor een deel kunnen de

vervoerbedrijven te rade gaan bij de grote stadsvervoerders. De situatie en de problematiek

in de rest van het land is echter niet helemaal hetzelfde: het gaat overwegend om

busvervoer en de buslijnen liggen verspreid over een veel groter gebied. Dat vraagt om een

eigen aanpak, bijvoorbeeld een gerichte uitbreiding van de inzet van toezichthouders (’s

avonds laat, risico-ritten en -haltes), met mobiele teams. En om het versterken en dus

ondersteunen van de toezicht-functie van de buschauffeurs. Hierbij kan de inzet van

camera’s mogelijk een bijdrage leveren. Vervoerbedrijven kunnen hun medewerkers in de

gelegenheid stellen om aangifte te doen en hen daarbij ondersteunen. In bepaalde gevallen

kan het bedrijf zelf ook juridische stappen tegen daders ondernemen, zoals aangifte,

schadeclaim, vervoersverbod et cetera.

Er is een duidelijke samenhang tussen het aantal incidenten en de functie respectievelijk

vervoerstechniek: vooral toezichthouders worden het slachtoffer van strafbare incidenten. In

mindere mate geldt dat ook voor het metro- en trampersoneel. In feite komt dat op

hetzelfde neer als de voorgaande constatering: er zijn meer incidenten in de G4.

Het risico om slachtoffer te worden van een strafbaar incident is het grootst in de

avonduren. In de late avonduren is het in 2008 het meest gestegen. Kennelijk wordt de

37

Page 40: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

inzet van toezichthouders en controleurs nog onvoldoende (mede) op basis van de

incidentregistratie gepland, er is meer (effectief en gericht) toezicht nodig in de avonduren.

De meest voorkomende incidenten, bedreiging, lastigvallen en pesten, zijn incidenten

zonder fysiek geweld en lichamelijk letsel. Maar daarmee zijn het nog geen ‘onschuldige’

incidenten: zij kunnen leiden tot frustratie, angst en stress. Dat maakt de vraag in hoeverre

het personeel zich tijdens het werk onveilig voelt, waaraan hoofdstuk 5 gewijd is, des te

belangrijker.

38

Page 41: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

5 Subjectieve veiligheid: gevoel van onveiligheid

Voor gezonde arbeidsomstandigheden is niet alleen het aantal incidenten dat men feitelijk

heeft meegemaakt van belang. Ook angst, frustratie en stress zijn ongezond en kunnen

leiden tot ziekteverzuim en verloop onder het personeel. Daarom wordt ook onderzocht in

hoeverre de medewerkers zich tijdens het werk onveilig voelen, op welke tijdstippen vooral

en wat de voornaamste aanleidingen daarvoor zijn.

5.1 Personeel voelt zich iets minder veilig tijdens het werk

In de jaren 2003-2005 nam het aantal medewerkers dat zich tijdens het werk veilig voelt

geleidelijk toe. Sinds 2006 neemt het aantal medewerkers dat zich veilig voelt echter af: in

2008 voelt 47% zich (zeer) veilig (in 2006: 52%). Nog altijd voelt een minderheid zich

tijdens het werk (zeer) onveilig: 8% (in 2006: 7%). Maar het aantal medewerkers, dat zich

soms veilig en soms onveillig voelt steeg van 41% in 2006 naar 45% in 2008.

Figuur 5 Ontwikkeling subjectieve veiligheid 2002-2008

8% 8% 6% 8%

48% 45%41%

45%

44% 47%53%

47%

7% 7%

45% 41%

48% 52%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2002 2003 2004 2005 2006 2008

(zeer) veilig

soms(on)veilig

(zeer) onveilig

Meer medewerkers voelen zich vooral onveilig in het voertuig (38% van de medewerkers die

zich wel eens onveilig voelen) dan vooral bij de halte of op het (bus)station (22%). Voor de

overige 40% maakt het geen verschil.

Versch i l l en tussen G4 en res t NL

De subjectieve onveiligheid was in de vier grote steden tot nu toe groter dan in de rest van

het land: in 2006 voelde in de G4 46% zich soms (on)veilig en 11% voelde zich (zeer)

onveilig, 43% voelde zich (zeer) veilig. In de rest van het land voelde 52% van de

medewerkers zich (zeer) veilig.

In 2008 is dit verschil vrijwel verdwenen. In de G4 voelen nu meer medewerkers zich (zeer)

veilig dan in 2006: 47%. In de rest van het land voelen juist veel minder medewerkers zich

(zeer) veilig: 47% (in 2006 was dat nog 58%). Het aantal medewerkers dat zich (zeer)

onveilig voelt steeg in de rest van Nederland van 5% (in 2006) naar 7% in 2008 en het

39

Page 42: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

aantal medewerkers dat zich soms veilig en soms onveilig voelt steeg van 37% naar 46%.

Daardoor is het gevoel van (on)veiligheid bij het personeel in de rest van het land nu vrijwel

gelijk geworden aan dat bij de G4.

Tabel 13 Subjectieve veiligheid, voor G4 en rest NL

2006

totaal

2006

G4

2006

Rest NL

2008

totaal

2008

G4

2008

Rest NL

(zeer) veilig 52 % 43 % 58 % 47 % 47 % 47 %

soms (on)veilig 41 % 46 % 37 % 45 % 44 % 46 %

8 % (zeer) onveilig 7 % 11 % 5 % 9 % 7 %

G4: GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

Het is mogelijk, dat de media-aandacht voor de incidenten in 2008 en begin 2009 op deze

cijfers van invloed is geweest. Dat doet echter niets af aan het feit, dat meer medewerkers

zich onveilig voelen (zie paragraaf 2.2).

Hoe onve i l ig i s onve i l ig?

Om de mate waarin men zich (on)veilig voelt tijdens het werk enigszins in perspectief te

kunnen plaatsen, hebben wij ook gevraagd in hoeverre men zich als burger onveilig voelt:

enerzijds ’s avonds in een parkeergarage in de stad en anderzijds ’s avonds in de eigen

(woon)buurt.

Figuur 6 Vergelijking gevoel van (on)veiligheid

47%40%

72%

45%50%

24%

7% 10%

3%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

tijdens het werk als burger: 's avondsin parkeergarage in de

stad

als burger: 's avondsin de eigen(woon)buurt

(zeer) onveilig

soms (on)veilig

(zeer) veilig

Tijdens het werk voelt men zich minder veilig dan ’s avonds in de eigen (woon)buurt: daar

voelt 72% zich veilig en tijdens het werk is dat 47%. Maar het gevoel van onveiligheid

tijdens het werk is beperkt: ’s avonds in een parkeergarage voelen meer mensen zich (zeer)

onveilig (10% tegen 7%) en soms (on)veilig (50% tegen 45%) dan tijdens het werk.

Overigens voelen de respondenten zich als burger in de eigen woonwijk en in een

parkeergarage in 2008 ook iets minder veilig dan in 2006.

40

Page 43: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Het gevoel van veiligheid van het OV-personeel in de eigen woonbuurt is iets minder groot

dan de het gevoel van veiligheid van alle inwoners ouder dan 15 jaar: volgens de

Veiligheidsmonitor Rijk 2008 (CBS, 2008) voelt 80% van de bevolking zich veilig en voelt

20% zich wel eens onveilig. Een klein deel daarvan, ongeveer 3% van de bevolking, voelt

zich zeer onveilig. In de grote steden (en in Zuid-Limburg) voelen meer mensen zich wel

eens onveilig dan in de rest van het land. Het aantal mensen dat zich onveilig voelt is

volgens de VMR 2008 gedaald van 27% in 2005 tot 20% in 2008.

Waardoor i s de sub ject ieve ve i l ighe id a fgenomen o f verbeterd?

Van alle medewerkers zegt 27% zich in 2008 minder veilig te voelen dan in het voorgaande

jaar, 6% zegt zich juist veiliger te voelen en voor 67% is het gevoel van veiligheid hetzelfde.

De medewerkers die zich in 2008 onveiliger zijn gaan voelen geven daarbij als belangrijkste

redenen:

− minder toezicht en controle (65%), minder (efficiënte) assistentie (42%) en minder

communicatiemogelijkheden (40%);

− toename van criminaliteit en agressie (66%), meer randfiguren (56%) en meer

zwart/grijsrijders (43%).

Deze percentages voor 2008 komen in grote lijnen overeen met die in 2006.

De (kleine) groep medewerkers die zich in 2008 juist veiliger is gaan voelen geeft daarvoor

als belangrijkste redenen:

− meer toezicht en controle (44%) en meer beveiliging en/of veiligheidsvoorzieningen in

het voertuig (43%) en op haltes/stations (18%);

− zelf toleranter geworden (24%), eigen ervaringen zijn dit jaar gunstiger (18%) en minder

zwart/grijsrijders (18%).

Minder vaak genoemd werden: training(en) gevolgd hebben, meer/minder bevoegdheden

gekregen hebben en andere veranderingen in eigen gedrag of houding.

Versch i l l en tussen G4 en res t NL

In de rest van Nederland voelt een groter deel van het personeel (31%) zich minder veilig

dan vorig jaar, dan in de G4 (19%). Zij wijten dit voor een deel aan dezelfde oorzaken als

het personeel in de G4: toename van criminaliteit en agressie, meer randfiguren en meer

zwart/grijsrijders. Meer dan het personeel in de G4 wijten de medewerkers in de rest van

Nederland hun toegenomen gevoel van onveiligheid aan minder toezicht en controle: 71%

(voor G4: 46%), aan minder communicatiemogelijkheden: 46% (voor G4: 23%) en aan

minder (efficiënte) assistentie: 45% (voor G4: 33%).

5.2 Vooral laat in de avond voelt men zich onveiliger

In 2008 voelde 33% van de medewerkers zich vooral laat in de avond (na 21.30 uur)

onveilig, nog iets meer dan in 2006 (30%). Vroeg in de avond voelde 12% zich onveilig en ’s

nachts 13%.

41

Page 44: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 14 Gevoel van onveiligheid, naar tijdstip van de dag

Voelt zich vooral

dan onveilig *) Tijdvak

Overdag in de ochtendspits (06.30 – 09.00u) 5 %

Overdag in de daluren (09.00 – 16.00u) 3 %

Overdag in de avondspits (16.00 – 19.00u) 7 %

Vroeg in de avond (19.00 – 21.30u) 12 %

Laat in de avond (21.30 – 24.00u) 33 %

’s Nachts (24.00 – 06.30u) 13 %

Maakt niet uit / (bijna) altijd 11 %

Weet niet 3 %

*) Meer antwoorden mogelijk.

Overdag voelde slechts een klein deel van de medewerkers zich onveilig. Bij al deze

percentages moet ruwweg nog 11% van de medewerkers worden opgeteld, voor hen maakte

het tijdstip niet uit.

Voor de meeste medewerkers die zich wel eens onveilig voelen (totaal 53%) maakt de dag

van de week niet uit (37% van alle medewerkers). 10% voelt zich vooral op zaterdag wel

eens onveilig, 5% voelt zich vooral door de week wel eens onveilig.

5.3 Metropersoneel en toezichthouders voelen zich meest onveilig

Net als het aantal feitelijke incidenten verschilt ook de mate waarin men zich onveilig voelt

per functie. Vooral het metropersoneel voelt zich minder veilig dan gemiddeld: 14% voelt

zich (zeer) onveilig en 58% voelt zich soms (on)veilig. Het verschil met andere

functiegroepen is het grootst in de avonduren (19.00-24.00 uur) en de nacht, zie tabel 17.

In iets mindere mate voelt ook het toezichthoudend personeel zich minder veilig dan

gemiddeld: 11% voelt zich (zeer) onveilig en 51% voelt zich soms (on)veilig. Dit geldt het

sterkst voor de avonduren, en er zijn iets meer toezichthouders (15%, tegen 12%

gemiddeld) voor wie het tijdstip niet uitmaakt. Treinpersoneel voelt zich veiliger dan de

andere functiegroepen.

Tabel 15 Gevoel van onveiligheid, naar functie

Bus Tram Metro (Trein *) Toezicht Onbekend

2008

Totaal

(zeer) veilig 48 % 47 % 28 % (71 %) 38 % 59 % 47 %

soms (on)veilig 45 % 46 % 58 % (26 %) 51 % 45 % 36 %

(zeer) onveilig 7 % 8 % 14 % ( 3 %) 11 % 6 % 8 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

Het bus- en trampersoneel voelt zich ongeveer even veilig als het landelijk gemiddelde.

Voor de buschauffeurs is dat een duidelijke verslechtering ten opzichte van 2006. Toen

voelde nog 56% zich (zeer) veilig, in 2008 is dat gedaald tot 48%.

42

Page 45: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 16 Subjectieve veiligheid buschauffeurs, voor G4 en rest NL

Buschauffeurs

2006

totaal

2006

G4

2006

Rest NL

2008

totaal

2008

G4

2008

Rest NL

(zeer) veilig 56 % 47 % 58 % 48 % 52 % 47 %

soms (on)veilig 39 % 44 % 38 % 45 % 41 % 46 %

(zeer) onveilig 5 % 9 % 4 % 7 % 7 % 7 %

G4: GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

De buschauffeurs in de G4 zijn zich juist veiliger gaan voelen: 52% voelt zich veilig (in

2006: 47%). De buschauffeurs in de rest van Nederland zijn zich daarentegen minder veilig

gaan voelen: voelde in 2006 nog 58% zich (zeer) veilig, in 2008 is dat gedaald tot 47%.

Voor het eerst voelen zij zich minder veilig dan hun collega’s in de vier grote steden.

In Tabel 17 is het gevoel van veiligheid per functie uitgesplitst naar tijdvak.

Tabel 17 Gevoel van onveiligheid naar tijdstip van de dag, naar functie

Tijdvak Bus Tram Metro (Trein *) Toezicht Onbekend

2008

Totaal

Overdag in de

ochtendspits 6 % 4 % 3 % ( 6 %) 3 % 6 % 5 %

Overdag in de

daluren 2 % 4 % 3 % ( 0 %) 5 % 3 % 3 %

Overdag in de

avondspits 7 % 8 % 7 % ( 2 %) 9 % 10 % 7 %

Vroeg in de avond 12 % 13 % 21 % (13 %) 16 % 7 % 13 %

Laat in de avond

33 % 33 % 50 % (30 %) 38 % 33 % 34 %

’s Nachts

14 % 10 % 19 % (22 %) 13 % 14 % 13 %

Maakt niet uit /

(bijna) altijd 12 % 12 % 9 % ( 3 %) 15 % 15 % 12 %

Weet niet 3 %

3 % 2 % 2 % ( 0 %) 4 % 7 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

5.4 Oorzaken van subjectieve onveiligheid: vijf clusters

Om te onderzoeken welke omstandigheden en situaties het meest van invloed zijn op het

gevoel van onveiligheid, is het personeel gevraagd om voor een reeks van mogelijke

oorzaken van subjectieve onveiligheid aan te geven (a) hoe onveilig men zich hierdoor voelt

en (b) hoe vaak die situaties in het werk voorkomen.

De uitkomsten laten zich groeperen tot vijf clusters (zie ook Figuur 7):

43

Page 46: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

− de incidenten in Ucluster A U beïnvloeden het gevoel van veiligheid sterk èn komen relatief

vaak voor: verbale agressie/provocatie, verkeersagressie en hinderlijk

gedrag/baldadigheid; de kern van het probleem is bij deze incidenten het

(onaanvaardbare) gedrag van sommige reizigers en van andere verkeersdeelnemers;

− de incidenten in Ucluster B U beïnvloeden het gevoel van veiligheid zeker zo sterk, maar

komen minder vaak voor: bedreiging met (fysiek) geweld, vechtende

passagiers/daadwerkelijk geweld, mishandeling/aanranding, beroving en brandstichting;

het gaat hierbij om strafbare incidenten;

− de incidenten in Ucluster C U beïnvloeden het gevoel van veiligheid minder sterk en komen

(net als de incidenten in cluster B) minder vaak voor: drugsoverlast/gebruik verdovende

middelen, conflicten tussen passagiers en (overig) personeel, deuren van voertuig

opentrappen, zakkenrollerij en diefstal, passagiers die lastiggevallen worden, onenigheid

tussen passagiers onderling, misbruik noodrem en passagiers die roken in de bus; deze

incidenten zijn te karakteriseren als kleinere, maar buitengewoon vervelende

overtredingen van de regels;

− ook de incidenten in Ucluster D U beïnvloeden het gevoel van veiligheid niet zo sterk, maar

deze komen wel relatief vaak voor: graffiti, vernieling en vandalisme, zwartrijders en

overtreding huisregels;

− de incidenten in Ucluster E U tenslotte beïnvloeden het gevoel van veiligheid nauwelijks,

maar komen erg vaak voor: passagiers die lawaai maken (walkman, mp3-speler e.d.),

verontreiniging van voertuig en voeten op de bank; het gaat dus om lichtere incidenten,

die voornamelijk ergernis opleveren (zowel voor de medewerkers als voor de andere

reizigers).

44

Page 47: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 18 Oorzaken van onveiligheid

Oorzaken van onveiligheid

Veroorzaakt gevoel

van onveiligheid

Komt vaak/

regelmatig voor

Cluster

bedreiging met (fysiek) geweld 70% 7% B

vechtende passagiers / daadwerkelijk geweld 66% 2% B

verbale agressie / provocatie 64% 22% A

mishandeling / aanranding 64% 1% B

beroving 62% 1% B

brandstichting 60% 1% B

verkeersagressie 55% 35% A

drugsoverlast / gebruik verdovende middelen 55% 9% C

hinderlijk gedrag / baldadigheid 53% 32% A

conflicten tussen passagier(s) en (overig) personeel 51% 8% C

zakkenrollerij / diefstal 50% 2% C

deuren van voertuig opentrappen 48% 9% C

passagiers die worden lastiggevallen 45% 4% C

graffiti, vernieling, vandalisme 40% 22% D

onenigheid tussen passagiers onderling 39% 3% C

zwartrijders 36% 40% D

misbruik noodrem 36% 3% C

overtreding huisregels 33% 46% D

passagiers die lawaai maken (walkman, mp3 e.d.) 26% 55% E

passagiers die roken in de bus 25% 8% C

verontreiniging van voertuig 19% 67% E

met de voeten op de bank 17% 48% E

Vergelijking met de uitkomsten in 2006 leert, dat de mate waarin elk van deze situaties leidt

tot een gevoel van onveiligheid over de hele linie iets is toegenomen. Bedreiging met fysiek

geweld bijvoorbeeld, veroorzaakte in 2006 voor 65% van de respondenten een gevoel van

onveiligheid, in 2008 geldt dat voor 70% van de respondenten. Voor vrijwel alle incidenten

geldt ongeveer hetzelfde.

Daarnaast valt op, dat de mate waarin deze incidenten vóórkomen voor de meeste

incidenten niet of nauwelijks veranderd is. Alleen de incidenten ‘zwartrijders’, ‘overtreding

huisregels’, ‘hinderlijk gedrag/baldadigheid’ kwamen in 2008 volgens een iets groter deel

van de respondenten (dan in 2006) vaak of regelmatig voor. En alleen de incidenten

‘graffiti/vernieling’, ‘rokende passagiers’ en ‘voeten op de bank’ kwamen in 2008 volgens

een iets kleiner deel van de respondenten vaak of regelmatig voor.

45

Page 48: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Figuur 7 Oorzaken van onveiligheid

zwartrijders

beroving

passagiersdie roken in de bus

voetenop de bank

verontreinigingvan voertuig

overtredinghuisregels

deuren voertuigopentrappen

misbruiknoodrem

passagiers dielawaai maken

hinderlijkgedrag

verbaleagressie

graffiti,vandalisme

verkeers-agressie

onenigheid tussenpassagiers onderling

passagiers dieworden

lastiggevallen

conflicten tussenpassagiers en personeel

bedreigingmet geweld

mishandeling

diefstal

drugsoverlast

vechtende passagiers

brandstichting

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

Komt vaak/regelmatig voor

Vero

orza

akt g

evoe

l van

onv

eilig

heid

5.5 Veel slachtoffers van incidenten voelen zich onveilig

E

C D

B

A

Het meemaken van een incident laat medewerkers niet onberoerd: van de slachtoffers van

incidenten voelt een veel groter deel zich onveilig dan van de medewerkers die (in het

afgelopen jaar) geen incident meemaakten.

Van de medewerkers die in 2008 slachtoffer werden van één of meer strafbare incidenten

voelt slechts 22% zich (zeer) veilig. Van de medewerkers die in 2008 geen strafbaar incident

meemaakten (59% van alle medewerkers) voelt 65% zich (zeer) veilig.

Van de slachtoffers van mishandeling (9% van alle medewerkers) voelt 31% zich (zeer)

onveilig en 53% voelt zich soms (on)veilig. De invloed van de andere incidenten is minder

sterk: van de medewerkers die in 2006 werden bedreigd (38% van alle medewerkers)

bijvoorbeeld voelt 17% zich (zeer) onveilig en 65% voelt zich soms (on)veilig.

46

Page 49: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 19 Gevoel van onveiligheid van slachtoffers van incidenten (2008)

Omvang Gevoel van veiligheid

Soort incident

groep

(% totaal) (zeer) veilig soms (on)veilig

(zeer)

onveilig

Landelijk gemiddelde 100 % 47 % 45 % 8 %

Slachtoffer strafbaar incident 41 % 22 % 62 % 16 %

Geen slachtoffer strafbaar incident 59 % 65 % 33 % 2 %

Slachtoffers van:

- mishandeling 9 % 15 % 53 % 31 %

- bedreiging 38 % 18 % 65 % 17 %

- diefstal 6 % 37 % 44 % 19 %

- lastig vallen 54 % 30 % 59 % 11 %

- pesten 48 % 27 % 60 % 13 %

Overigens voelen ook slachtoffers van niet-strafbare incidenten (lastigvallen,

treiteren/pesten) zich onveiliger. Het verschil is minder sterk dan bij de strafbare

incidenten, maar toch voelt bijvoorbeeld 11% van de slachtoffers van niet-strafbare

incidenten TPF

1FPT zich (zeer) onveilig en 58% voelt zich soms (on)veilig.

De relatief kleine groep medewerkers (8%), die zich onveilig of zeer onveilig voelt tijdens

het werk, bestaat vrijwel volledig uit medewerkers die in 2008 één of meer (strafbare of niet-

strafbare) incidenten hebben meegemaakt. Maar niet alle medewerkers die in 2008

slachtoffer werden van één of meer incidenten voelen zich onveilig, een deel voelt zich zelfs

(zeer) veilig: dat deel loopt uiteen van 37% (slachtoffers van diefstal) tot 15% (slachtoffers

van mishandeling).

De mate waarin het meemaken van een incident leidt tot gevoelens van onveiligheid

verschilt enigszins tussen het personeel in de G4 en in de rest van het land. Het verschil is

beperkt: het percentage slachtoffers dat zich (zeer) onveilig voelt is ongeveer gelijk, maar in

de rest van het land voelt een iets groter deel zich soms (on)veilig: 65% van de slachtoffers

van strafbare incidenten. Ook van de slachtoffers van niet-strafbare incidenten voelt in de

rest van het land een iets groter deel zich soms (on)veilig: 61%. In de rest van het land gaat

het overwegend om buschauffeurs, die alleen op de bus zitten en vanwege het verspreide

vervoersgebied meestal geen collega’s of assistentie ‘onder handbereik’ hebben.

5.6 Aanknopingspunten voor het veiligheidsbeleid

In hoofdstuk 4 bleek, dat in 2008 het aantal incidenten tegen het personeel is toegenomen.

Ook in 2006 nam het aantal incidenten toe, dat had toen slechts een beperkt effect op het

gevoel van veiligheid. In 2008 echter is ook het gevoel van veiligheid afgenomen: in 2006

voelde 52% zich (zeer) veilig tijdens het werk en voelde slechts 7% zich (zeer) onveilig, in

2008 voelen minder medewerkers zich (zeer) veilig: 47%, en 8% voelt zich (zeer) onveilig.

TP

1PT NB: Ruim de helft van de slachtoffers van niet-strafbare incidenten is ook slachtoffer van één of meer strafbare incidenten.

47

Page 50: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Vooral het aantal medewerkers dat zich soms onveilig voelt nam toe: van 41% in 2006 tot

45% in 2008.

Het betekent weliswaar dat een deel van de medewerkers zich tijdens het werk minder veilig

voelt dan in de eigen (woon)buurt, maar het gevoel van onveiligheid tijdens het werk is

beperkt: ’s avonds in een parkeergarage in de stad voelen zij zich onveiliger.

De samenhang tussen het aantal incidenten en gevoelens van onveiligheid blijkt ook uit

andere cijfers: toezichthouders en metropersoneel maken meer incidenten mee dan

bijvoorbeeld buschauffeurs, en een groter deel van hen voelt zich onveilig. Maar eenduidig

is dat verband niet: ook het trampersoneel maakt meer incidenten mee dan buschauffeurs,

maar zij voelen zich niet minder veilig.

Het gevoel van onveiligheid naar tijdstip varieert voor een deel ook parallel aan het aantal

incidenten: in de vroege en late avond voelt het personeel zich minder veilig en in die

tijdvakken vinden naar verhouding meer incidenten plaats. Maar het personeel voelt zich

tijdens de avondspits niet erg onveilig, terwijl dan ook relatief veel incidenten voorkomen.

En omgekeerd: in de nacht gebeurt relatief weinig, maar dan voelen toch meer medewerkers

zich onveilig dan overdag.

Dat het gevoel van veiligheid niet alleen afhangt van het aantal incidenten blijkt ook uit de

ontwikkelingen in de cijfers voor de G4 en de rest van het land. Het personeel van de G4

maakt meer incidenten mee en voelde zich tot nu toe ook onveiliger: in 2006 voelde in de

G4 11% zich (zeer) onveilig en 46% soms (on)veilig. In de rest van Nederland was dat in

2006 nog 5% en 37%. In 2008 echter is het verschil in het gevoel van veiligheid vrijwel

verdwenen, het personeel in de G4 is zich veiliger gaan voelen en in de rest van het land

juist onveiliger. Voor een deel kan dat worden verklaard door het aantal incidenten: dat nam

inderdaad in de G4 af en in de rest van het land juist toe. Maar in 2008 is het aantal

incidenten nog steeds groter in de G4, terwijl de medewerkers in de G4 zich niet onveiliger

(meer) voelen.

Welke incidenten en situaties beïnvloeden het gevoel van onveiligheid het sterkst? Enerzijds

enkele vormen van onacceptabel en agressief gedrag die relatief vaak voorkomen: verbale

agressie/provocatie, verkeersagressie en hinderlijk gedrag/baldadigheid. Anderzijds

ernstige strafbare incidenten, die weliswaar minder vaak voorkomen maar die dan wel

sterke gevoelens van onveiligheid kunnen oproepen: bedreiging met (fysiek) geweld,

vechtende passagiers, mishandeling/aanranding, beroving en brandstichting.

Voor tweederde van de medewerkers is het gevoel van veiligheid in 2008 niet veranderd. De

27% die zich in 2008 minder veilig voelden dan in 2006 èn de 6% die zich juist veiliger

voelden geven daar voor een deel dezelfde redenen voor, zoals minder (respectievelijk:

meer) toezicht en controle en een toename (respectievelijk: afname) van het aantal

zwart/grijsrijders. De medewerkers die zich minder veilig zijn gaan voelen noemen

daarnaast een toename van criminaliteit en agressie, meer randfiguren, minder (efficiënte)

assistentie en minder communicatiemogelijkheden als reden. Medewerkers die zich juist

veiliger zijn gaan voelen noemen bovendien meer beveiliging of veiligheidsvoorzieningen in

het voertuig en op haltes/stations.

De medewerkers in de rest van Nederland die zich in 2008 onveiliger zijn gaan voelen

wijten dat, meer dan het personeel in de G4, aan minder toezicht en controle (71%, voor

G4: 46%), minder communicatie-mogelijkheden (46%, voor G4: 23%) en minder (efficiënte)

assistentie (45%, voor G4: 33%).

48

Page 51: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Het duidelijkst blijkt de samenhang uit het verschil in subjectieve veiligheid tussen

slachtoffers en niet-slachtoffers. Veel slachtoffers van mishandeling voelen zich onveilig

tijdens hun werk, in iets mindere mate geldt dat ook voor medewerkers die bedreigd zijn.

Opvallend is, dat ook veel slachtoffers van lastig vallen en van treiteren en pesten zich

(soms) onveilig voelen.

Beleid om het gevoel van veiligheid van het personeel te verbeteren is dus om te beginnen:

beleid om het aantal incidenten terug te dringen, met name de veel voorkomende

incidenten bedreiging, lastig vallen en treiteren en pesten.

Maar het is evenzeer van belang, dat medewerkers zo goed mogelijk met geweld en agressie

leren omgaan en dat het bedrijf zorgt voor een goede opvang en nazorg. Vooral van het

vergroten van de weerbaarheid en van goede opvang en nazorg mag namelijk een gunstig

effect op de subjectieve veiligheid worden verwacht.

49

Page 52: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer
Page 53: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

6 Oordeel van personeel over veiligheidsbeleid

6.1 Personeel iets tevredener over veiligheidsbeleid

Het personeel is over het veiligheidsbeleid dit jaar iets positiever. Voor het jaar 2008 is 15%

van het personeel van mening dat het eigen vervoerbedrijf hard werkt aan het verbeteren

van de sociale veiligheid, in 2006 was dat iets lager: 12%. Daarnaast vindt, net als in 2006,

48% dat het vervoerbedrijf daar wel iets aan doet. Een klein deel van het personeel (4%, net

als in 2006) is van mening dat het vervoerbedrijf niets doet aan sociale veiligheid. Volgens

21% (in 2006: 22%) doet het bedrijf weinig en 12% weet het niet (in 2006: 13%).

Figuur 8 Oordeel van personeel over veiligheidsbeleid bedrijf 2002-2008

14%

12%

13%

14%

12%

15%

50%

51%

53%

53%

48%

48%

22%

24%

20%

18%

22%

21%

4%

4%

4%

4%

4%

4%

10%

9%

10%

10%

13%

12%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

2002

2003

2004

2005

2006

2008

bedrijf doet veel bedrijf doet iets bedrijf doet weinig bedrijf doet niets weet niet

De inspanningen van het bedrijf om de sociale veiligheid van het personeel te vergroten

waarderen de medewerkers in 2008 net als in 2005 en 2006 gemiddeld met een 6,0. Het

gemiddelde rapportcijfer verschilt enigszins per functie, vooral het metropersoneel (5,7) en

de buschauffeurs (5,8) zijn wat kritischer.

Tabel 20 Gemiddeld rapportcijfer voor inspanningen bedrijf, naar functie

2002 2003 2004 2005 2006 2008

Bus 5,8 5,8 5,9 6,0 5,9 5,8

Tram 5,4 6,3 6,3 6,2 6,1 6,4

Metro 4,9 5,7 (5,6) (5,7) (5,5) 5,7

(Trein *) - (6,0) (5,9) (5,9) (5,8) (6,3)

Toezicht 6,0 6,4 6,2 6,2 6,1 6,3

Onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6,7

Totaal 5,7 5,9 6,1 6,0 6,0 6,0

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

51

Page 54: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Het personeel in de G4 is duidelijk positiever over het veiligheidsbeleid van hun bedrijf dan

het personeel van de bedrijven in de rest van het land.

Gemiddeld geeft het personeel in de G4 een 6,4 (hoger dan in 2006, toen gaven zij een 6,1)

en het personeel in de rest van het land geeft gemiddeld een 5,7 (lager dan in 2006, toen

gaven zij een 5,9). Dit geldt ook, wanneer de cijfers naar functie worden uitgesplitst.

Mogelijk heeft de aandacht in de media voor de incidenten in 2008 en begin 2009 deze

cijfers beïnvloed (zie paragraaf 2.2).

6.2 Personeel ziet het meest in meer toezicht en controle

De respondenten is gevraagd wat het vervoerbedrijf vooral anders of extra zou moeten doen

en hiervoor een Top 3 samen te stellen.

Meer en/of beter toezicht en controle wordt veruit het meeste genoemd: door 61% van alle

medewerkers. Ook enkele andere maatregelen op het gebied van toezicht en handhaving

scoren hoog: het (effectiever) bestrijden van zwart- en grijsrijden (genoemd door 37%), het

vergroten/verbeteren van (efficiënte) assistentieverlening (35%) en het verbeteren van de

communicatiemogelijkheden (32%). Daarnaast wordt belang gehecht aan technische

veiligheidsvoorzieningen in het voertuig (30%) en op haltes en stations (22%). Het

(effectiever) weren van randfiguren wordt door 24% genoemd. De maatregelen die gericht

zijn op het personeel zelf komen onderaan de ranglijst: gedrag of houding van het

personeel verbeteren (14%), de eigen vaardigheden vergroten door bijvoorbeeld training en

het vergroten van de bevoegdheden (beide genoemd door 13%).

De verschillen tussen de voorkeuren in de G4 en in de rest van het land zijn beperkt. Een

groter deel van het personeel in de G4 noemt het weren van randfiguren (33%) en het

vergroten van de bevoegdheden (17%) als belangrijke maatregel. Van het personeel in de

rest van het land noemt een groter deel (66%) het verbeteren van toezicht en controle.

Daarnaast noemt een iets groter deel het verbeteren van de assistentieverlening (36%), het

verbeteren van de communicatiemogelijkheden (34%) en van de beveiliging en

veiligheidsvoorzieningen in het voertuig (32%). Dit is in lijn met de cijfers aan het eind van

paragraaf 5.1: het personeel in de rest van het land dat zich minder veilig is gaan voelen wijt

dat aan dezelfde punten.

52

Page 55: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 21 Belangrijke maatregelen, volgens het personeel

(2006)

2008

genoemd door *)

Belangrijke maatregelen

*)

61 % ( 64 %) 1. toezicht en controle vergroten/verbeteren

37 % ( 41 %) 2. (effectiever) bestrijden van zwart- en grijsrijden

3. (efficiënte) assistentie vergroten/verbeteren 35 % ( 35 %)

4. communicatiemogelijkheden vergroten/verbeteren 32 % ( 39 %)

30 % ( 36 %) 5. beveiliging/veiligheidsvoorzieningen in het voertuig

6. (effectiever) weren van randfiguren 24 % ( 28 %)

7. beveiliging/veiligheidsvoorzieningen op haltes/stations 22 % ( 27 %)

( 19 %) 8. gedrag of houding personeel verbeteren 14 %

( 19 %) 9./10. mijn vaardigheden vergroten/verbeteren (bijv. training) 13 %

( 19 %) mijn bevoegdheden vergroten/verbeteren 13 %

*) Ongeacht rangorde.

Deze uitkomsten zijn in overeenstemming met het laatste onderdeel van paragraaf 5.1:

zowel medewerkers die zich minder veilig zijn gaan voelen als medewerkers die zich veiliger

zijn gaan voelen noemen daarvoor als redenen vooral toezicht en controle,

assistentieverlening, communicatie, veiligheidsvoorzieningen, het bestrijden van

zwartrijden en het weren van randfiguren.

Ook uit de antwoorden op de open vragen naar het veiligheidsbeleid en in de opmerkingen

die respondenten aan het einde van de vragenlijst konden maken komt een vergelijkbaar

beeld. Veel respondenten vinden dat er meer toezicht en controle moet komen, dat

bovendien meer zichtbaar moet zijn voor personeel en passagiers en doelgerichter ingezet

moet worden. Ook worden suggesties gedaan voor technische voorzieningen, zoals een

gesloten cabine of afscheidingswand. Camera’s en meldknop hebben een belangrijke

functie: verschillende respondenten klagen dat deze niet altijd goed blijken te functioneren.

De antwoorden maken duidelijk, dat de respondenten te maken hebben met een mondiger

publiek – volgens sommigen zelfs ‘asociaal’. Het publiek moet volgens hen worden

opgevoed (en jongeren ook, onder andere door hun ouders). En de pakkans voor passagiers

die zich misdragen zou veel groter gemaakt moeten worden. Maar er wordt ook voorgesteld

om het personeel beter te trainen in het omgaan met passagiers en met agressie.

Tenslotte wijzen veel respondenten op de werkdruk, de slechte roosters en de krappe

dienstregelingen. Dat heeft zijn weerslag op de medewerkers, maar levert ook onnodig veel

frustratie op bij klanten en een deel daarvan reageert dat af op het personeel. Ook de

kaartverkoop is vaak aanleiding voor problemen: verlopen abonnementen en

onduidelijkheid over kaartjes en tarieven zijn regelmatig aanleiding voor problemen. En nog

altijd moeten chauffeurs met geld op pad en over straat.

53

Page 56: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

6.3 Toezichthouders meest tevreden over opvang na incidenten

In 2008 is 38% van het personeel tevreden over de opvang na incidenten, iets minder dan in

2006. Daarentegen vindt 20% juist, dat er onvoldoende opvang binnen het bedrijf aanwezig

is (in 2006: 18%). Zij zijn het meest ontevreden over de steun van hun chef/leidinggevende

(54%), onvoldoende deskundige opvang (49%) en onvoldoende nazorg (40%).

Het toezichthoudend personeel, dat de meeste incidenten meemaakt, is over de opvang het

meest tevreden. Van het metropersoneel, dat ook relatief veel incidenten meemaakt, is juist

een iets kleiner deel tevreden over de opvang. Het trampersoneel is relatief tevreden over de

opvang na incidenten. De buschauffeurs tenslotte zijn in 2008 iets minder tevreden dan in

2006: het aantal buschauffeurs dat tevreden is over de opvang daalde van 37% naar 34%,

het aantal chauffeurs dat ontevreden is steeg van 18% naar 21% en is nu het hoogste van

alle functiegroepen.

Tabel 22 Tevredenheid over opvang na incidenten, naar functie

2006 2008

(ruim)

voldoende

opvang

opvang

(ruim)

onvoldoende

(ruim)

voldoende

opvang

opvang

(ruim)

onvoldoende

37 % 18 % 34 % 21 % Bus

41 % 15 % 45 % 17 % Tram

(34 %) (21 %) 33 % 20 % Metro

(47 %) (13 %) (59 %) ( 9 %) (Trein *)

47 % 18 % 49 % 18 % Toezicht

Onbekend n.v.t. n.v.t. 45 % 13 %

Totaal 39 % 18 % 38 % 20 %

*) Regionale trein (exclusief NS); wegens beperkte respons zijn deze cijfers indicatief

6.4 Meldingsbereidheid het hoogst voor ernstige incidenten

Volgens 76% van de medewerkers (in 2006: 70%) kent het vervoerbedrijf de mogelijkheid

om incidenten te registreren, volgens 2% is registratie niet mogelijk en 22% weet niet of het

mogelijk is.

54

Page 57: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel 23 Meldingsbereidheid, naar soort incident

Soort incident

Ik meld dit

altijd

Ik meld dit Ik meld dit

soms

Ik meld dit

(bijna) nooit meestal

Mishandeling 89 % 6 % 3 % 2 %

Bedreiging 56 % 13 % 18 % 13 %

Diefstal 88 % 7 % 3 % 2 %

Hinderen / lastigvallen 26 % 19 % 27 % 28 %

Treiteren / pesten 19 % 14 % 29 % 37 %

Vernieling 71 % 19 % 7 % 4 %

Andere incidenten 38 % 24 % 28 % 10 %

Vooral mishandeling, diefstal en vernieling worden door de meeste medewerkers trouw

gemeld. Mishandeling bijvoorbeeld wordt door 89% altijd en door 6% meestal gemeld,

slechts 2% meldt dit nooit. Bedreiging wordt iets minder vaak gemeld: door 56% altijd en

door 13% meestal. Incidenten als hinderen/lastigvallen en treiteren/pesten worden door

minder dan de helft van de medewerkers gemeld. Bedreiging, lastigvallen en pesten zijn, zo

bleek in paragraaf 4.2, juist de meest voorkomende incidenten.

Een incidentregistratie is volgens 90% van de medewerkers nuttig tot zeer nuttig (in 2006:

88%). Volgens 38% van deze medewerkers wordt er met de meldingen ook iets gedaan, 19%

betwijfelt dat en 43% weet het niet. Slechts 10% ziet het nut van een incidentregistratie niet

in en de meeste daarvan betwijfelen of er iets met de meldingen gedaan wordt.

6.5 Aanknopingspunten voor het veiligheidsbeleid

Het personeel is in 2008 iets tevredener over het veiligheidsbeleid: net als in 2006 vindt in

2008 48% van de medewerkers dat het bedrijf iets doet aan het verbeteren van de sociale

veiligheid en nog eens 15% zelfs vindt dat het bedrijf daar veel aan doet.

Opvallend is, dat medewerkers van de vervoerbedrijven in de G4 positiever zijn over het

veiligheidsbeleid dan het personeel in de rest van het land. Dat verschil is in 2008 nog iets

groter geworden dan in 2006.

Eén van de mogelijke verbeterpunten is de opvang en nazorg na incidenten: 38% vindt die

(ruim) voldoende, maar 20% vindt die (ruim) onvoldoende. De laatsten zijn met name

ontevreden over de steun van de chef of leidinggevende, over deskundige opvang en over de

nazorg.

Het personeel zelf geeft de voorkeur aan het intensiveren van maatregelen op het vlak van

toezicht en controle en gericht op het weren van zwart- en grijsrijders en randfiguren. Het

personeel in de rest van het land legt (nog) iets meer nadruk op het vlak van

toezicht/controle, assistentieverlening en communicatie. Het versterken van het toezicht is

niet hetzelfde als het inzetten van meer toezichthouders: ook bijvoorbeeld cameratoezicht

en communicatie kunnen bijdragen aan meer en effectiever toezicht.

55

Page 58: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Slechts weinigen respondenten geven prioriteit aan het verbeteren van de vaardigheden, de

houding en het gedrag van het personeel. Gezien de aard van de veiligheidsproblemen lijkt

echter zeker (ook) training van de medewerkers wenselijk en effectief.

Veel respondenten maakten aan het einde van de vragenlijst de opmerking, dat er

überhaupt eens iets gedaan moet worden met de resultaten van de enquête – ook van

vorige enquêtes – en liefst zo snel mogelijk.

Tenslotte is het goed te beseffen, dat de meldingsbereidheid alleen hoog is voor de relatief

weinig voorkomende incidenten mishandeling (95%) en diefstal (95%) en daarnaast voor

vernielingen (90%). Bedreiging wordt nog redelijk vaak gemeld (69%), maar van de

incidenten lastigvallen en pesten komt minder dan de helft in de incidentregistraties

terecht.

56

Page 59: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

7 English summary: The personal security of public transport staff

Since 1993 the personal security of employees manning public transport has been charted

annually. The Monitor of Personal Security of Public Transport Staff provides national key

statistics about the objective security (number of actual incidents), the subjective security

(feeling unsafe) and their opinion of security policy. This study was carried out for all public

transport companies with the exception of the Netherlands Railways (NS). At the beginning

of 2009 personnel working in the public transport sector were requested to fill in a

questionnaire about what they had experienced in 2008.

In 2006 the length of the questionnaire was shortened, this resulted in an improvement of

the response. This year a new option was introduced, the internet-questionnaire, and

approximately one out of four respondents chose this option. In addition an increased

number of questionnaires were distributed. The response in 2008 was 27%, almost at the

2006 level (28%). The response is distributed more evenly this year over the public

transport companies and the response from metro personnel has clearly improved. As a

consequence, the reliability of the survey results this year is good.

The verdict o f the personnel concerning personal secur ity

The personnel judge the security in and around public transport in the year 2008, as they

did in 2006, to earn an average report rating of 6.3. This is equal to the average for the

years 2002-2006.

Average report figures for personal security according to type of transport/function

Bus 6,4 6,1 6,6 6,7 6,4 6,3

Tram 5,8 6,1 6,4 6,3 6,2 6,5

Metro 4,9 6,0 (5,7) (6,1) (5,6) 5,9

(Train *) (5,4) (6,2) (6,4) (6,7) (6,3) (6,6)

Supervision 5,6 6,2 6,3 6,3 6,3 6,4

Unknown N.A. N.A. N.A. 6,5N.A. N.A.

6,3Total 6,2 6,1 6,5 6,5 6,3

*) Regional train (not including NS)

The rating of personal security differs according to type of transport/function: the metro

personnel, in particular, gives personal security a relatively low rating: 5.9. In addition there

is quite a wide distribution around the average rating: 57% gives a 6 or a 7, 25% rates it as

unsatisfactory (5 or lower), whereas 18% gives security a rating of 8 or even higher.

The difference between the verdicts of

This year for the first time the personnel working for city transport companies in the four

large cities rate personal security more positive (6.5) than the personnel working in the rest

of the Netherlands. The average rating of the personnel in the rest of the country dropped

from 6.4 in the year 2006 to 6.2 in 2008.

57

Page 60: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Object ive secur i ty : actual inc idents in 2008

The percentage of employees involved in one or more incidents rose again in 2008. In 2008

41% of the employees was the victim of one or more incidents punishable under law

(violence, threats, theft). That is slightly more than in 2006 (40%) and slightly above the

average for the years 2002-2006.

The percentage of employees that was a victim of one or more penal (punishable under law)

and non-penal incidents TPF

1FPT rose even higher: from 65% in 2006 to 69% in 2008. This brings

it above the level of the year 2002.

Victims of penal and non-penal incidents 2002-2006

66%62% 59% 56%

65%69%

43% 41% 40%36%

40% 41%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%100%

2002 2003 2004 2005 2006 2008

victims of penal and non-penal incidents victims of penal incidents

Threat of violence is the most common of the three incidents. In 2008 38% of the

employees were threatened (in 2006: 36%). This brings it back to the level of the year 2002.

A weapon or other object was involved in 5% of the cases where there was a threat of

violence, slightly less often than in 2006 (7%).

Victims of penal or non-penal incidents 2002-2008

Type of incident 2002 2003 2004 2005 2006 2008

Violence 13 % 9 % 10 % 9 % 8 % 9 %

Threat 38 % 37 % 35 % 31 % 36 % 38 %

Theft 7 % 6 % 6 % 5 % 6 % 6 %

Abusive behaviour 49 % 44 % 44 % 54 % 39 % 51 %

Bullying 36 % 39 % 31 % 28 % 45 % 48 %

The percentage of victims of violence dropped gradually from 2004 up to 2006, but rose

again in 2008: to 9%. In 10% of these cases a weapon or other object was involved, less

often than in 2006 (14%). Theft occurred in 2008 as often as in 2006 (6%). In 5% of the

theft cases there was use of force or the threatened use of force, less often than in 2006

(12%).

TP

1PT Non-penal incidents: abusive behaviour and bullying. These incidents are not punishable under penal law but the transport company can take action under its own regulations.

58

Page 61: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

A number of incidents in 2008 and 2009 draw media attention and it was suggested

that agression may have hardened. Judging by the use of weapons or violence

however, this is not confirmed. On the contrary: the use of a weapon (violence or

threat incidents) and the use of force (theft incidents) have decreased in 2008.

The number of non-punishable incidents increased in 2008. In 2008 54% of the employees

were subjected to abusive behaviour one or more times. That is higher than the percentage

of 2002, after a downward line in the years 2002-2005 this incident is increasing steadily.

The percentage of employees that were abused or bullied one or more times increased as

well, from 45% in 2006, to 48% in 2008. That is also much higher than the percentage for

2002, the downward line in the years 2002-2005 has turned upward since the year 2006.

Victims of penal or non-penal incidents, for G4 and Rest NL

Type of incident

2006

total

2006

G4

2006

Rest NL

2008

total

2008

G4

2008

Rest NL

Violence 8 % 13 % 6 % 9 % 11 % 7 %

Threat 36 % 47 % 31 % 38 % 44 % 34 %

Theft 6 % 8 % 6 % 6 % 7 % 6 %

Penal incidents 40 % 51 % 35 % 41 % 47 % 38 %

Abusive behaviour 51 % 60 % 47 % 54 % 56 % 53 %

Bullying 45 % 56 % 39 % 48 % 53 % 46 %

Non-penal incidents 59 % 69 % 54 % 63 % 66 % 61 %

Penal and non-penal incidents 69 % 65 % 75 % 59 % 73 % 66 %

G4 (four large cities): GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

The problems are not the same for the entire country. Violence and threatening behaviour

are more common in the four large cities (G4) than in the rest of the country. The difference

has, however, diminished further in 2008. The percentage of victims of all incidents

diminished in the G4, whereas in the rest of the country the percentage of allmost all

incidents increased.

Supervisory staff run the greatest risk of becoming the victim of a punishable incident. This

happened to two thirds of the supervisory staff in the past few years. In 2006 there was a

slight drop in this percentage to 64% and in 2008 the percentage dropped a little further to

61%. In 2006 there was also a relatively high percentage of personnel working in the metro

that were victims of punishable offences (63%), in 2008 however the percentage dropped to

51% - approximately at the level of the year 2002 and well below the average for the years

2002-2005. The lowest percentage is that among bus drivers: 38% in 2008. But even that is

a clear increase compared with 2005. The percentage for personnel working on the trams in

2008 remained approximately the same as in previous years at 47%.

59

Page 62: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Victims of penal incidents, according to type of transport/function

2002 2003 2004 2005 2006 2008

Bus 35 % 39 % 32 % 28 % 36 % 38 %

Tram 55 % 45 % 49 % 46 % 47 % 47 %

Metro 58 % 55 % (54 %) (48 %) (63 %) 51 %

(Train *) (42 %) (31 %) (20 %) (32 %) (28 %) (26 %)

Supervisory 63 % 59 % 66 % 66 % 64 % 61 %

Unknown N.A. N.A. N.A. 36 % N.A. N.A.

41 % Total 43 % 41 % 40 % 36 % 40 %

*) Regional train (not including NS)

Personnel working in the metro (80%) and supervisory staff (72%) run the greatest risk of

becoming the victim of a non-punishable incident. Apart from train personnel, the lowest

percentage is that among bus drivers: 61% became victim of a non-punishable incident,

53% of abusive behaviour and 46% of bullying – all three percentages are slightly lower than

the national average.

Victims of non-penal incidents, according to type of transport/function (2008)

Abusive

behaviour Bullying

Non-penal

incidents

total

Bus 53 % 46 % 61 %

Tram 57 % 52 % 68 %

Metro 73 % 68 % 80 %

(Train *) (38 %) (37 %) (46 %)

Supervisory 61 % 60 % 72 %

40 % 35 % 48 % Unknown

54 % 48 % 63 % Total

*) Regional train (not including NS)

Again the risk was found to be greatest in the evening hours (after 19.00 hours) in 2008:

per hour 8% of all incidents took place in the early evening hours and per hour 10% took

place after 21.30 hours. Relatively few incidents appear to take place in the peak periods in

the morning and during the off-peak periods in the day time. This holds for most job types.

Metro personnel and, to a lesser degree, also tram personnel experience more incidents

after 21.30 hours, whereas bus drivers experience less incidents after 21.30 hours.

In addition to being a victim it is possible that personnel are eye witnesses of aggression or

theft involving a third party (a colleague or a passenger). In the years 2002-2005 the

percentage of employees that witnessed aggression or theft dropped. However, in 2006 this

percentage increased: from 22% (in 2005) to 28%. In 2008 the eye witness percentage

increased a little further, to 29%.

60

Page 63: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Subject ive secur i ty : fee l ing (un)safe in 2008

In the years 2002-2005 the number of employees that felt safe at work gradually increased.

Since 2006 however the number is decreasing: in 2008 47% feels (very) safe during their

work (2006: 52%). The number of employees feeling (very) unsafe during their work is still

fairly limited: 8% (2006: 7%). The number of employees however that sometimes feel

(un)safe increased from 41% in the year 2006 to 45% in the year 2008.

Up till 2006 employees in the four large cities felt less safe than those in the rest of the

country. In 2008 this disparity has virtually disappeared. Compared to 2006 more

employees in the G4 feel (very) safe: 47%. On the contrary in the rest of the country less

employees feel (very) safe: 47% (in 2006: 58%). In the rest of the country 7% of employee

feel (very) unsafe (in 2006: 5%) and 46% sometimes feel (un)safe (in 2006: 37%). As a

consequence, by now subjective security in the rest of the country is almost at the same

level as in the G4.

Feeling (un)safe, for G4 and Rest NL

2006

total

2006

G4

2006

Rest NL

2008

total

2008

G4

2008

Rest NL

(very) safe 52 % 43 % 58 % 47 % 47 % 47 %

sometimes (un)safe 41 % 46 % 37 % 45 % 44 % 46 %

(very) unsafe 7 % 11 % 5 % 8 % 9 % 7 %

G4 (four large cities): GVB, HTM, RET, GVU; Rest NL: Arriva, Connexxion, Hermes, Novio, Syntus, Veolia

Similar to the number of actual incidents, the extent to which employees feel unsafe differs

according to their job. Employees working on the metro in particular feel much less secure:

14% feels (very) unsafe and 58% sometimes feels (un)safe.

Feeling (un)safe, according to job

Bus Tram Metro (Train *)

Super-

vision Unknown

2008

Total

(very) safe 48 % 47 % 28 % (71 %) 38 % 59 % 47 %

sometimes (un)safe 45 % 46 % 58 % (26 %) 51 % 45 % 36 %

8 % (very) unsafe 7 % 8 % 14 % ( 3 %) 11 % 6 %

*) Regional train (not including NS)

The difference between them and personnel in other jobs is greatest in the evening hours

(19.00-24.00 hours) and during the night. The supervisory staff, to a slightly lesser degree,

feels less safe: 11% feels (very) unsafe and 51% sometimes feels (un)safe. Again, this

applies mainly to the evening hours but there are also more supervisors that feel unsafe

regardless of the time period. Train personnel feel safer than the other job groups.

Bus drivers and tram personnel feel approximately as safe as the national average. For bus

drivers this is a clear deterioration compared to 2006. Bus drivers in the G4 feel more safe:

52% feels (very) safe (in 2006: 47%). Bus drivers in the rest of the country however, feel

less safe: in 2006 58% felt (very) safe, in 2008 this percentage dropped to 47%. For the first

time they feel less safe than their colleagues in the four large cities do.

61

Page 64: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Feeling unsafe is affected most strongly, according to the employees themselves, on the

one hand by various forms of unacceptable and aggressive behaviour that occur relatively

often: verbal aggression and provocation, aggression in traffic, obstructive behaviour,

nuisance and wanton destruction. And, on the other hand, by serious punishable offences

that are less common but arouse strong feelings of insecurity: threats involving physical

violence, fights between passengers, assault, robbery and arson.

The connection is also apparent from further analysis: of the employees that were victims of

one or more punishable incidents in 2008 only 22% feels (very) safe. On the contrary of

those employees not involved in a punishable incident in 2008 (59% of all employees) 65%

feels (very) safe. Of the victims of assault (9% of all employees) 31% feels (very) unsafe and

53% sometimes feels un(safe). The effect of other incidents is less strong. On the other

hand there is the relatively small group of employees (8%), who feel unsafe or very unsafe

at work, this group consists almost entirely of employees that were involved in one or more

(punishable or non-punishable) incidents in 2008.

The effects of incidents on subjective security sligtly differ according to region: in the rest of

the country more victims feel unsafe sometimes, the percentage that feels (very) unsafe

does not differ significantly. Most personnel in the rest of the country are bus drivers, they

operate alone and work within a relatively extended area where they have little or no

colleagues at hand.

Employees ’ rat ing of the i r company’s secur i ty pol icy

The employees are slightly more positive about their company’s security policy: 15% think

the company is doing a great deal to this effect (in 2006: 12%). Another 48% (as in 2006)

of the employees think that the company is doing at least something to improve the

personal security. A small minority (4%, as in 2006) thinks that the company is doing

nothing at all. According to 21% the company is doing little and 12% does not know.

The employees of the transport companies in the G4 are more positive about the security

policy than employees in the rest of the country. Employees in the G4 give this an average

rating of 6.4 (a higher rating than in the year 2006: 6.1), employees in the rest of the

country give this an average rating of 5.7 (lower than in the year 2006: 5.9). This applies

also to the ratings according to type of transport or function.

One of the possible items for improvement is the assistance and support and after-care

following an incident: only 38% find this (more than) satisfactory, 20% find it (very)

unsatisfactory. The latter are dis-satisfied with the support provided by their manager or

person in charge, about professional help immediately after the incident and about good

after-care.

The employees themselves state a preference for more intensive measures in the field of

supervision and control especially concerning keeping out passengers attempting to travel

illegally and persons on the fringe of society. Only a few give priority to improving the skills,

attitude and behaviour of the employees. Personnel in the rest of the country give more

priority to several measures in the field of supervision and control.

The willingness to report incidents is high only for incidents that occur relatively

infrequently: physical abuse (95%) and theft (95%) and also for reporting vandalism (90%).

Threatening behaviour that is a relatively common incident is reported reasonably often

(69%). But less than half of the very common incidents such as nuisance and bullying

appear in the incident register.

62

Page 65: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

BIJLAGE 1 Deelnemende vervoerbedrijven

Arriva

Connexxion

GVB Amsterdam

GVU

Hermes

HTM

Novio

RET

Syntus

Veolia

63

Page 66: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer
Page 67: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

BIJLAGE 2 Vragenlijst

Vragenlijst Monitor Sociale veiligheid personeel ov-bedrijven 2008

[ NAAM BEDRIJF ]

65

Page 68: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Toelichting: Waar gaat deze vragenlijst over? In deze vragenlijst wordt u gevraagd naar uw ideeën over en over uw ervaringen met de sociale veiligheid in uw werk. De vragen hebben allen betrekking op de veiligheid in het openbaar vervoer, in verband met agressie, vandalisme e.d. Het gaat dus niet om de verkeersveiligheid (zoals hard rijden, verkeersongevallen e.d.). Verder gaat het alleen om uw oordeel en ervaringen tijdens het uitoefenen van uw werk en niet om uw oordeel of ervaringen als passagier.

Bij de meeste vragen kunt u voor de beantwoording volstaan met het aankruisen van het vakje voor het antwoord van uw keuze. Een enkele keer wordt er een getal of een omschrijving verlangd.

1. Wij willen u allereerst vragen om door middel van een rapportcijfer (tussen de 1 en de 10) aan te geven wat u vindt van de veiligheid in en rond het openbaar vervoer. Daarbij staat de 10 voor zeer veilig en de 1 voor zeer onveilig. Welk rapportcijfer geeft u voor de sociale veiligheid in en rond het openbaar vervoer van het vervoerbedrijf waar u werkt?

Cijfer:

Voelt u zich tijdens uw werk wel eens onveilig? 2. nee, nooit ga naar vraag 6 nee, zelden ga naar vraag 6 ja, af en toe/soms ja, vaak/regelmatig ja, (bijna) altijd

3. Voelt u zich vooral in het voertuig onveilig of vooral daarbuiten bij de halte of het

(bus)station? vooral in het voertuig

vooral bij halte/op station maakt niet uit weet niet

4. Op welke tijdstippen van de dag voelt u zich tijdens uw werk vooral onveilig?

U kunt meer dan één antwoord aankruisen. overdag in de ochtendspits (06.30 uur 09.00 uur) overdag in de daluren (09.00 uur 16.00 uur) overdag in de avondspits (16.00 uur 19.00 uur)

vroeg in de avond (19.00 uur 21.30 uur) laat in de avond (21.30 uur 24.00 uur) 's nachts (24.00 uur 06.30 uur)

maakt niet uit / (bijna) altijd weet niet

Zijn er bepaalde delen van de week waarop u zich tijdens uw werk vooral onveilig voelt? 5. ja, vooral op zaterdag ja, vooral op zondag ja, vooral door de week nee, maakt niet uit

weet niet

66

Page 69: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

6. Wij willen u nu vragen om in gedachten uw eigen ervaringen in een aantal verschillende situaties te vergelijken: hoe veilig of onveilig voelt u zich in het algemeen in de volgende twee situaties? Voor (alleen) deze vraag gaat het om uw ervaringen 'in burger'. Het gaat er om hoe veilig u zich in die situatie of op die plek U’s avonds Uvoelt. Met “de stad" wordt bedoeld: de stad waar u woont of de dichtstbijzijnde stad waar u regelmatig komt.

6a. UHoe veilig of onveilig voelt u zich als burger in het algemeen: 's Avonds in een parkeergarage in de stad zeer veilig veilig niet echt veilig, niet echt onveilig onveilig zeer onveilig daar kom ik nooit

's Avonds als u een stuk loopt door uw eigen (woon)buurt 6b. zeer veilig veilig niet echt veilig, niet echt onveilig onveilig

zeer onveilig daar kom ik nooit

7. Hieronder wordt een aantal omstandigheden en situaties genoemd waarmee u tijdens uw werk

geconfronteerd kunt worden. Wilt u om te beginnen bij elke situatie aangeven of deze situatie vaak/regelmatig, soms of nooit voorkomt?

vaak/ regelmatig soms nooit a. passagiers die roken in het voertuig b. met de voeten op de bank c. verontreiniging van voertuigen d. overtreding huisregels e. deuren van voertuig opentrappen f. misbruik noodrem g. passagiers die lawaai maken (walkman/mp3 e.d.) h. zwartrijders i. hinderlijk gedrag / baldadigheid j. verbale agressie / provocatie k. graffiti / vernieling / vandalisme l. verkeersagressie m. onenigheid tussen passagiers onderling n. passagiers die worden lastiggevallen o. conflicten tussen passagier(s) en (overig) personeel p. bedreiging met (fysiek) geweld q. mishandeling / aanranding r. zakkenrollerij / diefstal s. beroving t. drugsoverlast / gebruik verdovende middelen u. vechtende passagiers / daadwerkelijk geweld v. brandstichting

67

Page 70: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

8. Hoe onveilig voelt u zich tijdens uw werk in of rond het openbaar vervoer door onderstaande

omstandigheden of situaties?

zeer onveilig

enigszins onveilig

nauwelijks onveilig

helemaal niet

onveilig a. passagiers die roken in het voertuig b. met de voeten op de bank c. verontreiniging van voertuigen d. overtreding huisregels e. deuren van voertuig opentrappen f. misbruik noodrem g. passagiers die lawaai maken

(walkman/mp3 e.d.)

h. zwartrijders i. hinderlijk gedrag / baldadigheid j. verbale agressie / provocatie k. graffiti / vernieling / vandalisme l. verkeersagressie m. onenigheid tussen passagiers onderling n. passagiers die worden lastiggevallen o. conflicten tussen passagier(s) en

(overig) personeel

p. bedreiging met (fysiek) geweld q. mishandeling / aanranding r. zakkenrollerij / diefstal s. beroving t. drugsoverlast / gebruik verdovende

middelen

u. vechtende passagiers / daadwerkelijk geweld

v. brandstichting

9. Zijn er nog andere situaties waardoor u zich tijdens uw werk (in het voertuig of op hal-te/station) onveilig voelt? ja nee ga naar vraag 11 weet niet ga naar vraag 11

10. Door welke andere situatie(s) voelt u zich tijdens uw werk (in het voertuig of op

halte/station) onveilig?

68

Page 71: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

De volgende vragen gaan over Umishandeling Utijdens het uitvoeren van uw werk. Onder mishandeling wordt verstaan fysiek geweld, waarbij opzettelijk pijn of letsel toegebracht werd aan het personeel.

11. Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk mishandeld in of rond het openbaar vervoer? nooit ga naar vraag 14 éénmaal vaker, namelijk keer

Als u vaker dan eenmaal mishandeld bent, wilt u dan tijdens het beantwoorden van de volgende vragen steeds uitgaan van de laatste keer dat u dit is overkomen.

12. Werd bij deze mishandeling (de laatste keer) een wapen of een ander voorwerp gebruikt? ja nee

13. Kunt u aangeven op welke tijd de mishandeling (de laatste keer) ongeveer plaatsvond?

overdag in de ochtendspits (06.30 uur 09.00 uur) overdag in de daluren (09.00 uur 16.00 uur) overdag in de avondspits (16.00 uur 19.00 uur) vroeg in de avond (19.00 uur 21.30 uur) laat in de avond (21.30 uur 24.00 uur) 's nachts (24.00 uur 06.30 uur) weet niet

De volgende vragen gaan over UbedreigingU: situaties waarin iemand met lichamelijk letsel bedreigd wordt. Het gaat om gevallen dat iemand u dreigt te mishandelen of aan te vallen zonder dat u echt mishandeld of aangevallen wordt. Deze bedreiging kan in het openbaar vervoer, bij de halte of op het (bus)station of in de nabije omgeving van halte of station plaatsgevonden hebben. De bedreiging moet zich tijdens uw werk voorgedaan hebben.

14. Hoe vaak bent u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk bedreigd (dat betekent dat ie-mand dreigde u te mishandelen of aan te vallen zonder dat u daadwerkelijk mishandeld of aangevallen bent)? nooit ga naar vraag 17 éénmaal vaker, namelijk keer

Als u vaker dan éénmaal bedreigd bent, wilt u dan bij de volgende vragen steeds uitgaan van de laatste keer dat u dit overkomen is.

15. Werd bij deze bedreiging (de laatste keer) een wapen of een ander voorwerp gebruikt? ja nee

69

Page 72: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

16. Kunt u aangeven op welke tijd de bedreiging (de laatste keer) ongeveer plaatsvond?

overdag in de ochtendspits (06.30 uur 09.00 uur) overdag in de daluren (09.00 uur 16.00 uur) overdag in de avondspits (16.00 uur 19.00 uur) vroeg in de avond (19.00 uur 21.30 uur) laat in de avond (21.30 uur 24.00 uur) 's nachts (24.00 uur 06.30 uur) weet niet

De volgende vragen gaan over Udiefstal Uwaarvan u tijdens het uitvoeren van uw werk zelf slachtoffer bent geworden. De diefstal kan in het voertuig, bij de halte of op het (bus) station of in de nabije omgeving daarvan hebben plaatsgevonden en kan betrekking hebben op werkmateriaal (strippenkaarten e.d.) of op persoonlijke bezittingen. De diefstal moet tijdens het uitvoeren van uw werk hebben plaatsgevonden.

17. Hoe vaak is er in de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk iets van u gestolen (werkmateri-aal en/of persoonlijke bezittingen)? nooit ga naar vraag 20 éénmaal vaker, namelijk keer

Als u vaker dan éénmaal bestolen bent tijdens uw werk, wilt u dan bij de volgende vragen steeds uitgaan van de laatste keer dat u bestolen bent.

18. Werd er bij deze diefstal (de laatste keer) geweld gebruikt of werd er met geweld gedreigd? ja, geweld gebruikt of met geweld gedreigd nee, geen geweld gebruikt of met geweld gedreigd

19. Kunt u aangeven op welke tijd de diefstal (de laatste keer) ongeveer plaatsvond?

overdag in de ochtendspits (06.30 uur 09.00 uur) overdag in de daluren (09.00 uur 16.00 uur) overdag in de avondspits (16.00 uur 19.00 uur) vroeg in de avond (19.00 uur 21.30 uur) laat in de avond (21.30 uur 24.00 uur) 's nachts (24.00 uur 06.30 uur) weet niet

De volgende vraag gaat over Ulastig vallenU. Onder ‘lastig vallen’ wordt verstaan: hinderlijk aanraken, aanspreken of kijken, zonder dat daarbij sprake is van (dreiging met) geweld.

20. Hoe vaak bent u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk hinderlijk aangeraakt, hinderlijk aangesproken en/of hinderlijk aangekeken (zonder dat hierbij sprake was van rechtstreeks geweld of van dreiging met geweld)? nooit éénmaal vaker, namelijk keer weet niet

70

Page 73: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

De volgende vraag gaat over Utreiteren en pestenU. Onder ‘treiteren’ wordt verbale agressie tegen het personeel, inclusief schelden, provocatie en spugen verstaan.

21. Hoe vaak bent u de afgelopen 12 maanden door passagiers getreiterd of gepest? nooit éénmaal vaker, namelijk keer

weet niet De volgende vraag gaat over Uandere incidentenU, die nog niet aan de orde zijn geweest.

Bent u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk slachtoffer geweest van andere incidenten die niet aan de orde zijn geweest?

22.

nee ja, nl.

In de volgende vraag wordt nagegaan of u wel eens gezien of meegemaakt heeft dat een ander slachtoffer werd van een incident zoals bijvoorbeeld agressie of diefstal. Die ander kan zowel een passagier als een collega zijn. Het gaat hier om incidenten die u echt zelf gezien /meegemaakt heeft, dus niet om incidenten die u ‘van horen zeggen’ heeft.

Heeft u de afgelopen 12 maanden tijdens de uitoefening van uw werk wel eens zelf gezien of meegemaakt dat iemand anders (passagier/collega) slachtoffer werd van agressie of diefstal in of rond het openbaar vervoer?

23.

nee ja, met eigen ogen gezien/meegemaakt

De volgende vraag gaat over UvandalismeU. Hiermee wordt bedoeld het opzettelijk bekladden, vernielen of onbruikbaar maken van iets (bijv. bekrassen van banken, ruiten ingooien e.d.). Het vandalisme kan in het voertuig, op haltes/stations of in de nabije omgeving daarvan hebben plaatsgevonden. LET OP: Bij de volgende vraag gaat het er niet om, of u wel eens gevolgen van vandalisme heeft gezien (kapotte banken, etc.). Wij willen graag weten of (en hoe vaak) u Umet eigen ogen gezien heeft, dat iemand bezig was om Uiets te vernielen of te bekladden. Zoals steeds geldt ook hier dat u het tijdens het uitvoeren van uw werk gezien zou moeten hebben.

24. Hoe vaak heeft u in de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk met eigen ogen gezien dat iemand bezig was om iets in, aan of rond een voertuig/halte/station te vernielen, bekladden of beschadigen? nooit éénmaal vaker, namelijk keer

71

Page 74: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

In de volgende twee vragen willen we nagaan of u zich veiliger of juist onveiliger voelt dan een jaar geleden.

Voelt u zich, vergeleken met een jaar geleden, veiliger of onveiliger tijdens uw werk? 25. hetzelfde ga naar vraag 27 veel veiliger dan vorig jaar

veiliger dan vorig jaar onveiliger dan vorig jaar veel onveiliger dan vorig jaar

26. Waarom voelt u zich veiliger of onveiliger?

U kunt meer dan 1 antwoord aankruisen. minder/meer randfiguren minder/meer zwart/grijsrijders meer/minder toezicht en controle afname/toename criminaliteit en agressie eigen ervaringen dit jaar gunstiger/ongunstiger meer/minder beveiliging/veiligheidsvoorzieningen in het voertuig meer/minder beveiliging/veiligheidsvoorzieningen op haltes/stations meer/minder efficiënte assistentie meer/minder communicatiemogelijkheden

heb training(en) gevolgd meer/minder bevoegdheden

zelf meer/minder tolerant geworden andere veranderingen in eigen gedrag/houding

anders, nl. De volgende vragen gaan over maatregelen die er op gericht zijn om de veiligheid in en rond het openbaar vervoer te vergroten.

27. Vindt u dat er voldoende (goede) opvang binnen het bedrijf aanwezig is om hulp te bieden als zich een incident heeft voorgedaan? ja, ruim voldoende ja, voldoende niet voldoende, niet onvoldoende ga naar vraag 29

nee, onvoldoende nee, ruim onvoldoende weet niet ga naar vraag 29

28. Waarom vindt u dat de opvang binnen uw bedrijf voldoende of onvoldoende is?

U kunt meer dan 1 antwoord aankruisen. (on)voldoende informatie over opvangmogelijkheden (on)voldoende beschikbaarheid/toegankelijkheid van opvang (on)voldoende deskundige opvang (on)voldoende steun van collega's

(on)voldoende steun van cheflleidinggevende (on)voldoende nazorg opvang komt (on)voldoende op tijd (on)voldoende evaluatiegesprekken nadat zich een incident heeft voorgedaan anders, nl.

72

Page 75: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Is er binnen uw bedrijf een mogelijkheid om incidenten te (laten) registreren? 29. ja

nee ga naar vraag 32 weet niet ga naar vraag 32

30. Wanneer u zelf een bepaald incident meemaakt, dat volgens de regels binnen uw bedrijf gemeld

zou moeten worden, wat doet u dan in de praktijk? Meldt u het incident dan altijd, meestal, soms of nooit? Wilt u dit per soort incident aangeven?

ik meld dit altijd

ik meld dit meestal

ik meld dit soms

ik meld het (bijna)

nooit

nooit meegemaakt

a. mishandeling b. bedreiging c. diefstal d. hinderen/lastigvallen e. treiteren/ pesten f. vernieling g. andere incidenten

Heeft u het idee dat er iets met de melding van incidenten gedaan wordt? 31. ja nee weet niet

Vindt u zo'n incidentenregistratie wel of niet nuttig? 32. zeer nuttig nuttig niet nuttig, niet onnuttig niet nuttig zeer onnuttig

De volgend vier vragen gaan over de inspanningen, die het vervoersbedrijf waar u werkt, levert om de sociale veiligheid in en rond het openbaar vervoer te verbeteren.

33. Heeft u het idee dat het vervoerbedrijf waar u werkt, werkt aan het verbeteren van uw (socia-le) veiligheid in en rond het openbaar vervoer? ja, bedrijf werkt er hard aan ja, bedrijf doet daar wel iets aan nee, bedrijf doet er weinig aan

nee, bedrijf doet er niets aan weet niet

34. Kunt u door middel van een rapportcijfer (tussen de 1 en de 10) aangeven wat u vindt van de

inspanningen die het vervoerbedrijf waar u werkt verricht om de sociale veiligheid van het personeel te vergroten? Daarbij staat de 10 voor zeer veel inspanning en de 1 voor zeer weinig inspanning.

Cijfer:

73

Page 76: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

35. Kunt u toelichten waarom u dat cijfer heeft gegeven?

36. Wat zou het vervoerbedrijf waar u werkt, naar uw mening, vooral anders of extra moeten

doen? Stel een Top 3 samen uit de onderstaande lijst: U kunt met een 1, een 2 en een 3 aangeven wat u het belangrijkste vindt.

(effectiever) weren van randfiguren (effectiever) bestrijden van zwart/grijsrijden toezicht en controle vergroten/verbeteren beveiliging/veiligheidsvoorzieningen in het voertuig beveiliging/veiligheidsvoorzieningen op haltes/stations (efficiënte) assistentie vergroten/verbeteren communicatiemogelijkheden vergroten/verbeteren mijn vaardigheden vergroten/verbeteren (bijv. training) mijn bevoegdheden vergroten/verbeteren gedrag of houding personeel verbeteren anders, nl.

In het volgende worden vragen gesteld over uw functie, uw leeftijd en enkele andere achtergrondgegevens. Deze gegevens zijn nodig voor een juiste interpretatie van de overige gegevens uit de vragenlijst.

37. Wat is uw functie? Als u uw functie niet in één antwoord kwijt kunt, kunt u meer dan 1 antwoord aankruisen. buschauffeur

trambestuurder metrobestuurder, metrobeambte (mba)

machinist controlebeambte, kaartcontroleur, conducteur, toezichthouder, metrobeheerder, toezicht &

servicemedewerker, medewerker VIC, steward, supportmedewerker, handhaving bedrijfsorde, medewerker of manager buitendienst

anders, nl.

74

Page 77: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

38. Sinds wanneer bent u in uw huidige functie werkzaam? Sinds (jaartal)

39. Voor welke vestiging of rayon bent u werkzaam? Het gaat hier om de locatie vanwaar u uw

werkzaamheden uitvoert. Als u voor meer dan één vestiging of rayon werkzaam bent noteert u dan alle locaties.

40. Wat is uw leeftijd? jaar

41. Bent u man of vrouw?

man vrouw

Eventuele opmerkingen:

Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst!

75

Page 78: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer
Page 79: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

BIJLAGE 3 Onderzoeksverantwoording

De Monitor sociale veiligheid levert landelijke kerncijfers over de objectieve en de

subjectieve veiligheid van het OV-personeel en hun oordeel over het veiligheidsbeleid. Het

onderzoek vindt plaats bij alle vervoerbedrijven, met uitzondering van NS.

Meer v raqenl i j s ten u i tgezet

Sinds een aantal jaren wordt een groter aantal vragenlijsten uitgezet, opdat voldoende

respons bereikt kan worden. In 2008 is om die reden voor enkele vervoerbedrijven en

functiegroepen het aantal uitgezette vragenlijsten nog verder verhoogd. Inmiddels krijgt bij

de meeste bedrijven al het rijdend en toezichthoudend personeel een vragenlijst, alleen

onder de buschauffeurs van Connexxion is een (grote) steekproef getrokken. Veel

vervoerbedrijven laten overigens, mede omdat OV-autoriteiten dat wenselijk achten, ook

een bedrijfsspecifieke rapportage opstellen. De steekproefomvang is bij alle

vervoerbedrijven voldoende groot voor een bedrijfsrapportage.

Vragenl i j s t aangepast

Mede omdat de respons in 2005 nogal laag was is met ingang van 2006 de vragenlijst met

bijna de helft ingekort, onder andere door detailvragen naar dag en plaats van incidenten te

schrappen, door minder uitgebreid te vragen naar ooggetuigeschap en door de vragen over

het veiligheidsbeleid en de meldingsbereidheid te vereenvoudigen. Dat heeft een

verbetering opgeleverd van de responspercentages, en dus van de betrouwbaarheid van de

uitkomsten. De gevolgen voor de structuur en inhoud van de landelijke rapportage zijn naar

verhouding beperkt. Aan de formulering en de volgorde van de gehandhaafde vragen is

verder niets veranderd, dus de aanpassing van de vragenlijst heeft waarschijnlijk geen effect

gehad op de uitkomsten van het onderzoek.

Nieuw is, dat respondenten de mogelijkheid geboden is om de vragenlijst niet schriftelijk

maar via internet in te vullen (alleen GVU en Syntus kozen hier niet voor). Hiervan heeft

24% van alle respondenten gebruik gemaakt.

Het is niet geheel uit te sluiten, dat veranderingen in de cijfers ten opzichte van de

voorgaande jaren voor een deel het gevolg zijn van de verbeterde respons. Daarom is een

gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor verschillen in de samenstelling van de responsgroep.

Naar geslacht is de responsgroep in 2008 hetzelfde samengesteld als in 2006, maar er zijn

wel beperkte verschillen naar leeftijd (iets minder 40-49-jarigen) en ook naar aantal

dienstjaren (meer medewerkers met 2 dienstjaren of minder, en iets meer met 6-10

dienstjaren). Voor enkele kernvariabelen TPF

1FPT is berekend, wat het landelijk gemiddelde zou

zijn als de responsgroep net zo samengesteld zou zijn als in 2006. Dat leidt nauwelijks tot

andere uitkomsten voor deze landelijke gemiddelden en er is dus geen reden om de

ontwikkelingen in de cijfers toe te schrijven aan een andere samenstelling van de

responsgroep.

TP

1PT Het rapportcijfer voor veiligheid, het percentage dat zich (zeer) veilig voelt, het percentage slachtoffers (strafbare èn niet-strafbare incidenten) en het rapportcijfer voor het veiligheidsbeleid van het bedrijf.

77

Page 80: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Omdat de resultaten ieder jaar worden gewogen op basis van de aantallen medewerkers

naar functie per bedrijf (populatiegegevens), heeft de betere verdeling van de respons over

de vervoerbedrijven en de functiegroepen naar verwachting evenmin invloed op de

uitkomsten.

Respons

In januari en februari 2008 heeft AGV Movares onder tien vervoerbedrijven in totaal 13.619

schriftelijke vragenlijsten verspreid. Ter vergelijking: in 2006 werden 13.014 vragenlijsten

verspreid en in 2005 11.273. In totaal hebben wij dit jaar 3670 bruikbare vragenlijsten

terugontvangen, goed voor een responspercentage van 27%. De respons is een fractie lager

dan in 2006 (28%). De verschillen in respons tussen de bedrijven zijn dit jaar echter kleiner

geworden dan in 2006: de meeste bedrijven haalden een respons tussen 23 en 33%. Alleen

bij Syntus is de respons erg laag: 4%. Twee functiegroepen/modaliteiten kampten in 2006

met een lage respons: metro- en treinpersoneel. De respons voor het metropersoneel is dit

jaar gestegen van 19% naar 25% en ligt nu op het niveau van het landelijk gemiddelde. De

respons voor treinpersoneel daalde echter nog iets verder: van 16% naar 13%. Een

uitzondering is het treinpersoneel van Veolia, waar de respons met 27% op het landelijk

gemiddelde ligt. Een lage respons was er tenslotte voor het buspersoneel bij HTM en

Syntus en de toezichthouders bij Syntus.

Voor het eerst bleek het dit jaar niet mogelijk om van alle respondenten vast te stellen tot

welke functiegroep zij behoren. De antwoorden van deze respondenten (bijna 3% van de

totale respons) zijn gewoon in de cijfers meegenomen, bij uitsplitsingen naar functie

worden zij apart vermeld. Mogelijk is dit een gevolg van onduidelijkheid in de vragenlijst

over de functie-indeling van personeel werkzaam op RandstadRail. Het gaat voor bijna de

helft om HTM-medewerkers, daarnaast om kleinere aantallen RET- en GVBA-medewerkers

en enkele medewerkers van elk van de andere vervoerbedrijven.

Weging

Om een representatief beeld van de totale populatie OV-personeel te krijgen zijn de

resultaten gewogen, zowel met de verhouding tussen de respons en het aantal uitgezette

vragenlijsten per bedrijf als met de verhouding tussen het aantal uitgezette vragenlijsten en

het werkelijke aantal medewerkers per vervoerbedrijf per vervoerstechniek/functie. Deze

weging leidt ertoe, net als in de voorgaande jaren, dat de resultaten van de responsgroep

worden opgehoogd naar de landelijke personeelsaantallen.

Aanta l u i tgezet te v ragenl i j s ten

Tabel B3.1 geeft een overzicht van de procentuele verdeling van het aantal uitgezette

vragenlijsten over de functiegroepen.

78

Page 81: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Tabel B3.1 Aantal uitgezette vragenlijsten naar functie

Uitgezet

2002

Uitgezet

2003

Uitgezet

2004

Uitgezet

2005

Uitgezet

2006

Uitgezet

2008

Buspersoneel 56,2 % 61,3 % 65,5 % 66,3 % 64,7 % 66,1 %

Trampersoneel 18,7 % 15,6 % 13,7 % 12,6 % 14,7 % 14,5 %

Metropersoneel 11,0 % 6,5 % 5,9 % 5,4 % 4,7 % 3,7 %

Treinpersoneel *) 2,4 % 1,9 % 2,0 % 3,5 % 2,8 % 3,4 %

Toezichthoudend personeel 11,8 % 14,7 % 12,9 % 12,4 % 12,2 % 13,1 %

Totaal 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 %

*) Regionale trein (exclusief NS)

Samenste l l ing responsgroep

De responsgroep is in 2008 (ongewogen) iets anders samengesteld dan in 2006: iets

minder respondenten uit de vier grote steden en iets minder trampersoneel. Het bestand is

echter, net als in de voorgaande jaren, door weging gecorrigeerd voor verschillen in de

respons.

Tabel B3.2 Samenstelling responsgroep

Respons

2002

Respons

2003

Respons

2004

Respons

2005

Respons

2006

Respons

2008

Personeel drie grote steden 40 % 29 % 36 % 36 % 42 % 44 %

Personeel overige bedrijven 60 % 71 % 64 % 64 % 58 % 56 %

Totaal 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 %

Buspersoneel 61,0 % 63,7 % 68,2 % 72,0 % 63,6 % 62,6 %

Trampersoneel 14,9 % 14,0 % 11,9 % 11,4 % 14,9 % 12,9 %

Metropersoneel 8,0 % 6,4 % 5,6 % 4,3 % 3,1 % 3,4 %

Treinpersoneel *) 1,0 % 2,8 % 0,7 % 0,8 % 1,6 % 1,7 %

Toezichthoudend personeel 15,1 % 13,1 % 13,6 % 11,5 % 16,9 % 16,5 %

Functie onbekend n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 2,9 %

100 % Totaal 100 % 100 % 100 % 100 % 100 %

*) Regionale trein (exclusief NS)

Ondersche id G4 – Rest van NL

Voor enkele kernvariabelen wordt een uitsplitsing gemaakt tussen de G4 (het personeel van

de stadsvervoerbedrijven in de vier grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en

Utrecht) en de rest van Nederland (de andere vervoerbedrijven). Dit is een onderscheid

naar bedrijven, dat niet geheel samenvalt met gebieden: in de vier grote steden rijden

immers ook andere vervoerbedrijven met een deel van hun lijnen.

79

Page 82: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

Representat iv i te i t en nauwkeur ighe id

Evenals in de voorgaande jaren wordt een steekproefomvang als voldoende representatief

beschouwd als deze tenminste zo groot is dat het 90%-betrouwbaarheidsinterval voor elk

percentage (c.q. fractie) TPF

1FPT een nauwkeurigheidsmarge van ten hoogste 5 procentpunten,

oftewel 0,05 zal hebben.

Op basis van de populatiegrootte en de gestelde representativiteitseisen (90%-

betrouwbaarheid met een nauwkeurigheidsmarge van maximaal 5%) kan per functie worden

berekend wat de vereiste steekproefomvangen zijn.

Op basis van de werkelijk gerealiseerde steekproefaantallen kan, bij hetzelfde

betrouwbaarheidsinterval, de gerealiseerde nauwkeurigheidsmarge worden berekend. Is de

respons groter dan de vereiste steekproefomvang dan is de nauwkeurigheidsmarge kleiner.

Tabel B3.3 Representativiteit en nauwkeurigheid naar functie

Aantal

Gewenste

steekproef-omvang

voor 5 procentpunt

k i

Feitelijke

omvang

steekproef

Feitelijke

nauwkeurigheids

marge medewerkers

Buspersoneel 13.110 265 2.299 1,6 %

Trampersoneel 2.093 240 474 3,3 %

Metropersoneel 514 178 124 6,4 %

Treinpersoneel *) 465 171 61 9,8 %

Toezichthoudend personeel 1.781 235 604 2,7 %

Onbekend n.v.t. n.v.t 108 n.v.t

Totaal 17.963 267 3.670 1,2 %

*) Regionale trein (exclusief NS)

De vereiste steekproefomvang om voldoende representatief te zijn wordt niet gehaald voor

het treinpersoneel (de nauwkeurigheidsmarge is daardoor groter dan 5%, namelijk 9,8%).

Voor het metro-personeel is de steekproef net niet groot genoeg (nauwkeurigheidsmarge

6,8%). Dit zijn relatief kleine groepen (samen vormen zij 5% van al het personeel). Omdat

de respons voor het metro-personeel net onder de gestelde grens ligt kan de

nauwkeurigheidsmarge van deze gegevens nog als acceptabel worden beschouwd. De

nauwkeurigheidsmarge voor het treinpersoneel is groter, deze gegevens moeten met enig

voorbehoud gebruikt worden. Voor de overige functiegroepen, en ook voor de totale

populatie, wordt de gewenste steekproefomvang voor representativiteit ruimschoots

gehaald.

De feitelijke steekproefomvang onder het buspersoneel is vele malen groter dan de vereiste

steekproef voor de landelijke rapportage. De reden is, dat voor de bedrijfsspecifieke

rapportages de steekproef per vervoerbedrijf ook nog groot genoeg moet zijn.

TP

1PT Het betrouwbaarheidsinterval voor een fractie p heeft een maximale breedte als de fractie van successen gelijk is aan 0,5 (oftewel 50%).

80

Page 83: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

BIJLAGE 4 Achtergrondkenmerken onderzoeksgroep

Tabel B4 Achtergrondkenmerken onderzoeksgroep

2002 2003 2004 2005 2006 2008

Geslacht

Man

87 %

87 %

87 %

87 % 89 % 87 %

Vrouw

11 % 13 % 13 % 14 % 13 % 13 %

Leeftijd

t/m 29 jaar

5 %

4 %

4 %

4 % 4 %

5 %

30 t/m 39 jaar 20 % 16 % 15 % 12 % 12 % 13 %

40 t/m 49 jaar 36 % 36 % 35 % 35 % 29 % 34 %

53 % 50 jaar en ouder 41 % 43 % 45 % 49 % 51 %

81

Page 84: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

82

Page 85: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

3 Parkeertaken bij gemeenten

Page 86: 1 Parkeertaken bij gemeenten - Kennisbank Openbaar Bestuur · 2016. 3. 18. · 2.3 Het veiligheidsbeleid van de vervoerbedrijven 18 ... In de vier grote steden (G4) is het rapportcijfer

4 Parkeertaken bij gemeenten