04 Bike Owners Manual Nl

60
Deze handleiding legt uit hoe u uw fiets veilig kunt gebruiken en hoe uw uw fiets moet onderhouden zodat hij veilig blijft werken. Elke gebruiker van deze fiets dient ten minste hoofdstuk 1 van deze handleiding te lezen. Ouders dienen hoofstuk 1 uit te leggen aan kinderen of andere personen die deze informatie niet kunnen begrijpen. Zelfs als u al jarenlang fietst, is het belangrijk voor IEDEREEN om hoofdstuk 1 te lezen alvorens met de nieuwe fiets te gaan fietsen! Hoofdstuk 1 behandelt veiligheid en fietsonderhoud. Een goed begrip en navolgen van deze informatie helpen u en uw fiets ongelukken en schade te vermijden. Hoofdstuk 2 is een onderhoudsschema voor de fiets onder normale gebruiksomstandigheden. Hoofdstuk 3 bevat elementaire aanwijzingen voor inspectie, smering en afstelling van fietsonderdelen. Deze handleiding geldt voor alle fietsmodellen van de merken Trek, Gary Fisher, Klein en LeMond. Er zijn veel verschillende modellen, met verschil- lende vormen van uitrusting, zodat deze handleiding soms informatie bevat die niet voor uw fiets geldt. Sommige illustraties wijken af van de daadwer- kelijke fiets. Het is mogelijk dat er voor uw fiets een recentere handleiding beschikbaar is. Bezoek de website van het merk van uw fiets om te zien welke gebruikers- handleiding de meest recente is. Mocht u vragen hebben na het lezen van deze handleiding of het bekijken van de website, raadpleeg dan uw leveran- cier. Als u een vraag of probleem hebt dat de leverancier niet kan oplossen, neem dan per post, telefoon of E-mail contact met ons op: Trek Bicycle Corporation +1 920 478 21 91 toestel 4678 T.a.v.: Customer Service http://www.trekbikes.com 801 W. Madison Street Waterloo, WI 53594, VS © Copyright Trek Bicycle Corporation, 2003 Alle rechten voorbehouden. OVER DEZE HANDLEIDING Stuurbuis (bovenkant vork) Figuur 1.1 - Onderdelen van het frame Bovenste framebuis Onderste framebuis Zitbuis Staande achtervork Liggende achtervork Vork Trapasbuis Balhoofdbuis Uw fiets: Modelnaam of -nummer Kleur Maat Uw serienummer: Het serienummver van uw fiets is aangebracht op de onderkant van de onderste framebuis, vlak voor de trapasbuis (fig. 1.1). Uw fietsenmaker: Telefoonnummer van uw fietsenmaker: Figuur 1.2 - Onderdelen van de fiets Stuur Voorderailleur Zadel Achterderailleur Voorwiel Pedaal Achterwiel Cranks LET OP In deze handleiding duidt de tekst ‘Let op’ een mogelijk gevaarlijke situatie of onveilige handeling aan die kan resulteren in licht of matig letsel wanneer niet vermeden. WAARSCHUWING In deze handleiding duidt de tekst ‘Waarschuwing’ op een mogelijk gevaarlijke situatie die kan resulteren in dodelijk of ernstig letsel wanneer niet vermeden. Derailleurophangpunt

Transcript of 04 Bike Owners Manual Nl

Page 1: 04 Bike Owners Manual Nl

Deze handleiding legt uit hoe u uw fiets veilig kunt gebruiken en hoe uw uw fiets moet onderhouden zodat hij veilig blijft werken. Elke gebruiker van deze fiets dient ten minste hoofdstuk 1 van deze handleiding te lezen. Ouders dienen hoofstuk 1 uit te leggen aan kinderen of andere personen die deze informatie niet kunnen begrijpen.

Zelfs als u al jarenlang fietst, is het belangrijk voor IEDEREEN om hoofdstuk 1 te lezen alvorens met

de nieuwe fiets te gaan fietsen!Hoofdstuk 1 behandelt veiligheid en fietsonderhoud. Een goed begrip

en navolgen van deze informatie helpen u en uw fiets ongelukken en schade te vermijden.

Hoofdstuk 2 is een onderhoudsschema voor de fiets onder normale gebruiksomstandigheden.

Hoofdstuk 3 bevat elementaire aanwijzingen voor inspectie, smering en afstelling van fietsonderdelen.

Deze handleiding geldt voor alle fietsmodellen van de merken Trek, Gary Fisher, Klein en LeMond. Er zijn veel verschillende modellen, met verschil-lende vormen van uitrusting, zodat deze handleiding soms informatie bevat die niet voor uw fiets geldt. Sommige illustraties wijken af van de daadwer-kelijke fiets.

Het is mogelijk dat er voor uw fiets een recentere handleiding beschikbaar is. Bezoek de website van het merk van uw fiets om te zien welke gebruikers-handleiding de meest recente is. Mocht u vragen hebben na het lezen van deze handleiding of het bekijken van de website, raadpleeg dan uw leveran-cier. Als u een vraag of probleem hebt dat de leverancier niet kan oplossen, neem dan per post, telefoon of E-mail contact met ons op:

Trek Bicycle Corporation +1 920 478 21 91 toestel 4678 T.a.v.: Customer Service http://www.trekbikes.com 801 W. Madison StreetWaterloo, WI 53594, VS

© Copyright Trek Bicycle Corporation, 2003Alle rechten voorbehouden.

OVER DEZE HANDLEIDING

Stuurbuis (bovenkant vork)

Figuur 1.1 - Onderdelen van het frame

Bovenste framebuis

Onderste framebuis

Zitbuis

Staande achtervork

Liggende achtervork Vork

Trapasbuis

Balhoofdbuis

Uw fiets:

Modelnaam of -nummer Kleur Maat

Uw serienummer: Het serienummver van uw fiets is aangebracht op de onderkant van de onderste framebuis, vlak voor de trapasbuis (fig. 1.1).

Uw fietsenmaker: Telefoonnummer van uw fietsenmaker:

Figuur 1.2 - Onderdelen van de fiets

Stuur

Voorderailleur

Zadel

AchterderailleurVoorwiel

PedaalAchterwiel

Cranks

LET OPIn deze handleiding duidt

de tekst ‘Let op’ een mogelijk gevaarlijke situatie of onveilige handeling aan die kan resulteren in licht of matig letsel wanneer niet vermeden.

WAARSCHUWINGIn deze handleiding duidt de

tekst ‘Waarschuwing’ op een mogelijk gevaarlijke situatie die kan resulteren in dodelijk of ernstig letsel wanneer niet vermeden.

Derailleurophangpunt

Page 2: 04 Bike Owners Manual Nl

D.2 D.3HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Hoofdstuk 1 Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Een fiets is kleiner en minder krachtig dan andere voertuigen, dus veilig-heid is van het grootste belang. Dit hoofdstuk bevat suggesties voor zo veilig mogelijk gebruik van uw fiets. Lees hoofdstuk 1 helemaal door voordat u uw nieuwe fiets gebruikt.

Zorg dat de maat van uw fiets goed is ..................................................... 3

Leer hoe uw fiets werkt .........................................................................3-4

Voordat u gaat fietsen: Inspecteer uw fiets ..........................................5-8

Tijdens elke rit: Rijd veilig. ................................................................. 8-10

Voor, tijdens en na elke rit:

Zorg voor uw fiets. .........................................................................11-12

Gebruik uw pedaalsysteem veilig. ................................................ 13-14

Let op fietsende kinderen................................................................... 15

Hoofdstuk 2 Periodiek onderhoudOnderhoudsschema..................................................................................16

Aanbevolen gereedschap voor goed fietsonderhoud ..............................17

Hoofdstuk 3 Inspectie, afstelling en smeringSommige vormen van onderhoud en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door de fietsenmaker, zoals aangeduid in deze handleiding.

Over momentspecificaties .......................................................................17

Stuur, bar-ends en stuurpen .............................................................18-20

Zadel en zitbuis .................................................................................. 21-22

Aandrijving: pedalen, cranks, ketting en derailleur........................23-24

Derailleursystemen ...........................................................................25-27

Interne schakelsystemen...................................................................28-31

Voorbouw en vork ..............................................................................32-40

Remsystemen..................................................................................... 41-45

Wielen...................................................................................................... 45

Reflectors................................................................................................ 45

Installatie van banden .......................................................................46-47

Wielsysteem voor tubeless banden.................................................... 47-50

Ophangingssystemen

Ophangingsvorken............................................................................. 50

Achterophanging........................................................................... 51-55

Zorg voor uw frame en vork ..............................................................56-57

Vouwfiets............................................................................................ 57-58

Fietsaccessoires.................................................................................59-60

Beperkte garantie van Trek Bicycle Corporation .................................. 60

BELANGRIJK!LEES DIT HANDSTUK VOORDAT U GAAT FIETSEN

INHOUDSOPGAVE

Page 3: 04 Bike Owners Manual Nl

D.2 D.3HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Zorg dat de maat van uw fiets goed is. Uw fietsenmaker moet u helpen een fiets van de juiste

maat te vinden.

Zorg dat de afstand tot de bovenste framebuis voldoende is.

Er moet een afstand van tenminste 2,5 cm zijn tussen de bovenste framebuis en de fietser als deze over de fiets staat (fig. 1.3). Voor mountain bikes wordt een afstand van 5 tot 7,5 cm aanbevolen.

Sommige modellen hebben een gewichtsbeperking:Driewieler 36 kg

Stel het zadel en het stuur af.Het zadel en het stuur zijn afstelbaar voor optimaal

comfort en optimale prestaties. Zie hoofdstuk 3 voordat u deze afstellingen uitvoert.

Leer hoe uw fiets werkt.De voorzieningen op uw fiets kunnen er bij onjuist gebruik toe leiden

dat u de macht over het stuur verliest. Deze voorzieningen bieden beter comfort, betere macht over het stuur, maken het trappen makkelijker en verbeteren de remfunctie.

Oefen eerst met een langzame rijsnelheid.Voordat u snel of onder moeilijke omstandigheden fietst, moet u de functie

en werking van alle voorzieningen op uw fiets bij een lagere rijsnelheid op bijvoorbeeld een lege parkeerplaats uitproberen.

Als u wilt dat uw fiets anders presteert of als u speciale wensen hebt die andere onderdelen vereisen voor veilig fietsgebruik, kan de fietsenmaker u daarmee helpen. De werking van de remmen op fietsen varieert met het doel waarvoor de fiets gebruikt wordt. Als u wilt dat uw fiets beter of minder sterkt remt, kan uw fietsenmaker u helpen met afstellen van de remmen of met andere remvoorzieningen op uw fiets.

Voorkom dat de toe-clip en het voorwiel elkaar raken.

Draai de cranks niet als u het stuur gedraaid hebt wanneer u langzaam fietst. Moderne high performance fietsen hebben een ontwerp met een korte wielbasis, met het voorwiel vlakbij de pedalen. Bij een zeer langzame rijsnelheid kan het gebeuren dat uw voet of toe-clip het voorwiel of spatbord raakt als u het stuur draait (fig. 1.4). Bij een normale rijsnelheid draait het stuur niet zover dat dit kan gebeuren.

Voorkom ‘zwabberen’ of wiebelen van het voorwielIn zeldzame gevallen, zoals bij zware fietsers op een grotere fiets, kan er zich

‘zwabberen’ of ‘harmonische trilling’ of ‘framevibratie’ voordoen bij bepaalde rijsnelheden. De experts zijn het niet eens over de oorzaak van dit zwabberen,

WAARSCHUWINGOnjuist gebruik van het remsysteem, inclusief overmatig gebruik van de voorrem, kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Voorkom verkeerd remmen door te zorgen dat u begrijpt hoe de remmen correct gebruikt worden, zoals beschreven op pagina 10 onder ‘Rem voorzichtig’ en ‘Wees voorzichtig bij natte omstandigheden’.

VOOR UW EERSTE RIT

Figuur 1.3 - Minimale afstand tot de bovenste framebuis25 mm voor de meeste fietsen50–75 mm voor mountain bikes

Figuur 1.4 - Overlappen van de toe-clip

WAARSCHUWINGAanraking van uw voet of toe-clip met het voorwiel of spatbord kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Gebruik de cranks niet als u langzaam een bocht neemt.

Page 4: 04 Bike Owners Manual Nl

D.4 D.5HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

hoewel een loszittende stuurkolom, verkeerd aangespannen spaken of verkeerde frameuitlijning als oorzaak genoemd worden. Ook fietsen met losse handen en botsingen met het voorwiel kunnen hier de oorzaak van zijn. Als u gelooft dat uw fiets zwabbert, moet u onmiddellijk afremmen en uw fiets direct ter inspectie en reparatie naar de fietsenmaker brengen.

Zorg dat alle accessoires geschikt en veilig zijn.Om uw fiets aan uw persoonlijke wensen aan te passen, kunt u onderdelen

uitwisselen of accessoires toevoegen. Niet alle accessoires zijn geschikt of veilig voor uw fiets. Raadpleeg de fietsenmaker als u niet zeker weet of een onderdeel geschikt of veilig is.

Slijtage, materiaalmoeheid en intensief gebruik reduceren de levensduur en veiligheid van uw fiets.

Fietsen zijn niet onverwoestbaar: zoals alle mechanieken heeft elk onderdeel van een fiets een bepaalde levensduur, bepaald door slijtage, belasting en materiaalmoeheid. Materiaalmoeheid omvat lichte vormen van belasting die, wanneer vele malen uitgeoefend, ertoe kunnen leiden dat materiaal defect raakt of breekt. De levensduur van een onderdeel is afhankelijk van ontwerp, materiaal, gebruik en onderhoud. Hoewel lichtere frames of onderdelen in sommige gevallen langer meegaan dan zware, moet u ervan uitgaan dat lichtgewicht high-performance fietsen en onderdelen meer onderhoud en meer frequente inspectie vereisen.

Inspecteer uw hele fiets regelmatig op tekenen van materiaalmoeheid:• deuken• barsten• krassen• vervorming• verkleuringMateriaalmoeheid kan versneld worden door grote belasting als gevolg van

onveilig fietsgebruik:• springen met de fiets• stunten met de fiets• gebruik op zeer ruw terrein• heuvelafwaarts rijden• alle vormen van abnormaal fietsgebruikInspecteer het frame en de onderdelen zorgvuldig op tekenen van materi-

aalmoeheid voor en na elke rit.

LET OPVerkeerde onderdelen of verkeerde montage kunnen uw fiets of de fietsonderdelen op onvermoede wijze belasten. Belasting van de fiets kan resulteren in defecten, die ertoe kunnen leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Raadpleeg de fietsenmaker voordat u onderdelen aan uw fiets toevoegt of ze vervangt.

WAARSCHUWINGDe volgende handelingen op de fiets vergroten uw kans op ongelukken: • springen met de fiets • stunten met de fiets • gebruik op zeer ruw terrein • heuvelafwaarts rijden • alle vormen van abnormaal fietsgebruikDeze handelingen vergroten de belasting van alle fietsonderdelen. Een zwaarbelast frame of zwaarbelaste onderdelen kunnen voortijdig materiaalmoeheid vertonen, waardoor ze defect raken en het risico van ongelukken voor de fietser toeneemt. Vermijd deze handelingen om uw kans op ongelukken te verminderen.

WAARSCHUWINGZwabberen van de fiets kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Rem meteen af als uw fiets begint te zwabberen. Breng uw fiets naar de fietsenmaker voor inspectie en reparatie.

Page 5: 04 Bike Owners Manual Nl

D.4 D.5HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Controleer vóór elke rit uw fiets en de fietsonderdelen aan de hand van de volgende checklist. Hieronder staat vermeld hoe u deze inspecties uitvoert. Dit is geen compleet onderhoudsprogramma. Als u vermoedt dat er een probleem is met uw fiets, breng hem dan ter reparatie naar de fietsenmaker.

Controleer of de wielen recht staan.Draai elk wiel en kijk naar de rand terwijl het wiel door de remblokjes of

het frame draait. Als de velg wiebelt (op en neer of zijdelings), breng uw fiets dan ter reparatie naar de fietsenmaker.

Controleer de spanning van de banden.Pomp de banden op tot de druk die op de zijkant

van de band is aangegeven (fig. 1.5). Sommige banden hebben een drukbereik. Houd bij het oppompen van banden rekening met het lichaamsgewicht van de fietser (en eventuele lasten). Binnen het bereik leveren de hogere drukwaarden de beste prestaties op harde oppervlakken zoals de straat, terwijl een lagere druk beter werkt op terrein.

Inspecteer de remmen.Volg de inspectie-instructies voor het type rem op uw fiets. Als u

bij inspectie van uw remmen problemen aantreft, raadpleeg dan het gedeelte Remsystemen in hoofdstuk 3 of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.

HandremmenKnijp in de twee handremmen om te controleren of de rem onbelemmerd

werkt en de fiets tot stilstand brengt. Als u de hendel van de handrem helemaal tegen het stuur kunt drukken, is de rem te los afgesteld. Als u de handrem niet indrukt, hoort de afstand tussen de remblokjes en de velg 1–2 mm te bedragen. Als de remblokjes dichter bij de velg liggen, is de rem te strak afgesteld. De remblokjes horen parallel met het velgoppervlak te liggen (fig. 1.6).

Figuur 1.6 - Uitlijning van de remblokjes

Remblokje in lijn met velgop-pervlak.

Draairichting van velg.

0,5–1,0 mm toespoor

Het remblokje en de velg horen parallel te liggen.

VOORDAT U GAAT FIETSEN: INSPECTEER UW FIETS

Figuur 1.5 - Label voor bandenspanning

WAARSCHUWINGAls uw remmen niet goed werken, kunt u de macht over het stuur verliezen en vallen. Inspecteer de remmen voor elke rit goed en gebruik de fiets pas nadat alle eventuele problemen verholpen zijn.

LET OPSchijfremmen en remschijven worden tijdens gebruik zeer heet en kunnen brandwonden veroorzaken. Ook kunnen de schijfranden scherp zijn en snijwonden veroorzaken. Raak de remschijf en de schijfremmen niet aan als ze heet zijn of als ze draaien.

SchijfremmenKnijp in de twee handremmen om te controleren of de rem onbelemmerd werkt

en de fiets tot stilstand brengt. Als u de hendel van de handrem helemaal tegen het stuur kunt drukken, is de rem te los afgesteld. Als u de handrem niet indrukt, hoort de afstand tot de schijf 0,25–0,75 mm te bedragen. Als de remblokjes dichter bij de schijf staan, is de rem te strak afgesteld of niet goed uitgelijnd.

Bij sterk remmen worden de schijf en de remvork heet. Wacht ten minste 30 minuten voordat u de schijf aanraakt nadat u geremd hebt. Zoals bij andere draaiende onderdelen op een fiets moet u ook bij de schijf voorkomen dat u uw vingers erin plaatst.

Page 6: 04 Bike Owners Manual Nl

D.6 D.7HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Interne trommelremmenInterne trommelremmen worden geactiveerd door een remhendel die via

een kabel met de naaf is verbonden. Als de remhendel meer dan 15 mm moet bewegen voordat de fiets stopt, is de rem te los afgesteld. Als de remhendel minder dan 15 mm hoeft te bewegen voordat de fiets stopt, is de rem te strak afgesteld. Bij sterk remmen wordt de naaftrommel heet. Wacht ten minste 30 minuten voordat u de naaftrommel aanraakt nadat u geremd hebt.

Terugtrapremmen.Een terugtrapremmen wordt niet met de hand bediend

maar door de cranks met de benen achterwaarts te bewegen. De ketting draagt de beweging van de pedalen over aan de achternaaf, waar de rem intern werkt. Om de remmen te controleren, beweegt u de cranks naar achteren om te controleren of de rem bij een draaiing van minder dan 60 graden (eenzesde slag) werkt.

De ketting bedient de rem, dus moet u ervoor zorgen dat de ketting niet van de tandwielen afloopt. Wanneer u de ketting in het midden beetpakt, tussen de voor- en achter-tandwielen, hoort er een verticale speling van in totaal 6–12 mm te zijn (fig. 1.7). Als de kettingspanning verkeerd is, raadpleeg dan het gedeelte Aandrijving in hoofdstuk 3 of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.

Controleer of beide wielen goed bevestigd zijn.Voor veilig fietsen moeten de wielen van uw fiets goed op het frame en

de vork bevestigd zijn. Fietswielen worden bevestigd met asmoeren of een snelspanner, een wielbeveiligingsmechaniek met een hendel (fig. 1.8) waarmee u het wiel zonder gereedschap kunt installeren of verwijderen. Zie pagina 7 en 8 voor wielen die met asmoeren gemonteerd zijn.

Afstellen en sluiten van de snelspannerLees en volg deze instructies zorgvuldig voor correct en veilig afstellen

van een snelspanner.

Afstellen van de spanning van een snelspanner1. Zet de hendel van de snelspanner OPEN (fig. 1.8) en plaats het wiel zo

dat het de binnenkant van de vorkuiteinden goed raakt.2. Zet de hendel halverwege tussen OPEN en DICHT en draai de stelmoer

van de snelspanner (fig. 1.9) vingervast aan.

WAARSCHUWINGEen verkeerd aangedraaide en slecht gesloten snelspanner kan ertoe leiden dat het wiel los komt te zitten of plotseling loskomt, waardoor u de macht over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de snelspanner goed is afgesteld en goed is gesloten voordat u de fiets gebruikt.

LET OPTrommelremmen worden tijdens gebruik zeer heet en kunnen brandwonden veroorzaken. Raak de naaf en de koelvinnen niet aan als ze heet zijn.

Figuur 1.7 - Controleer de kettingspanning

3. Houd de hendel in de palm van uw hand en klap de hendel zoals afgebeeld in fig. 1.10 DICHT (fig. 1.12 en 1.13). Wanneer de hendel halfgesloten is, hoort u enige weerstand te voelen.

• Draai de snelspanner voor de wielen niet aan door de hendel als een vleugelmoer (fig. 1.11) te verdraaien: dat levert niet genoeg kracht op om het wiel op zijn plaats te houden.

����

������

Figuur 1.8 - Hendelstanden

Hendel

Figuur 1.9 - Aandraaien van de snelspannermoer

Stelmoer van de snelspanner

DICHT

Page 7: 04 Bike Owners Manual Nl

D.6 D.7HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

4. Als de hendel zonder of met weinig weerstand DICHT kan worden gezet, is de klemkracht onvoldoende. Draai de hendel weer OPEN, draai de snelmoer verder aan, sluit de hendel opnieuw en kijk of er nu voldoende weerstand is. Zie fig. 1.14 voor nadere informatie over het correct afstellen van de spanning van de snelspanner.

5. Zet de snelspannerhendels zo dat ze niet in de weg zitten van andere fietsonderdelen of -accessoires (zoals een rek of spatborden) en zodat obstakels op de weg niet achter de hendels kunnen blijven haken (fig. 1.12 en 1.13).

6. Test of de snelspanner goed afgesteld en gesloten is. Herhaal de afstelproce-dure (inclusief de test) als u bij een van de tests van de snelspanner problemen aantreft of breng uw fiets naar de fietsenmaker voor service.

Test of de snelspanner goed is afgesteld• Til de fiets op en sla eenmaal

snel op de bovenkant van de band (fig. 1.15). Het wiel mag niet vallen, loszitten of heen en weer bewegen.

• Zorg dat de snelspannerhendel niet parallel aan het wiel gedraaid kan worden (fig. 1.16).

• Als de snelspanner goed is aangedraaid en door de hendel in gesloten positie is vastgeklemd, is de klemkracht voldoende voor grijpen van metaal op metaal op de raakvlakken.

• Zie fig. 1.14.

Wielmontage met asmoerenAls uw fiets voorzien is van asmoeren in plaats van een snelspanner, moet

u ervoor zorgen dat de asmoeren goed zijn aangedraaid:• Voorwiel: 180-240 lb•in (20.3-27.1 Nm)

• Achterwiel: 240-300 lb•in (27.1-33.9 Nm)

Test voor elk wiel of de asmoeren goed zijn aangedraaid. Als u bij de test van de asmoeren problemen aantreft, herhaal dan deze procedures (inclusief de test) of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.

����

����

����

����

Figuur 1.11 - De hendel niet draaien

Figuur 1.12 - Stand van de hendel voor

Figuur 1.13 - Stand van de hendel achter

Figuur 1.15 Test of het wiel misschien loszit

Als er een kracht van meer dan 200 newton nodig is om de snelspanner te sluiten, moet u de hendel openen en de stelmoer iets losdraaien.

Als er een kracht van minder dan 53,4 newton nodig is om de snelspanner vanuit geheel gesloten stand te openen, moet u de hendel openen en de stelmoer iets aandraaien.

Herhaal de afstelling naar vereist.

Figuur 1.14 - Definitie van de juiste kracht voor de snelspannerhendel

WAARSCHUWINGEen verkeerd aangedraaide asmoer kan ertoe leiden dat het wiel los komt te zitten of plotseling van de fiets loskomt, waardoor u de macht over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de asmoeren goed zijn aangedraaid voordat de fiets gebruikt wordt.

Figuur 1.16 - Test of het wiel goed draait

����

������

Figuur 1.10 - Correct slui-ten van de hendel

DICHT

Page 8: 04 Bike Owners Manual Nl

D.8 D.9HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Test of de asmoeren goed zijn aangedraaid• Til de fiets op en sla eenmaal snel op de bovenkant van de band (fig. 1.15). Het wiel mag niet vallen, loszitten of heen en weer bewegen.

Redundante borgringenOp het voorwiel van kinderfietsen en BMX-fietsen met

asmoeren moet er een speciale tandring aan weerszijden van de naaf aangebracht zijn voor correctie wielmontage. De tandring wordt aan de buitenkant van de vorkpunt geplaatst, met de tand in het overeenkomstige gat in de vorkpunt (fig. 1.17).

Pegs op BMX-fietsenSommige fietsen hebben buisvormige asverlengstukken,

de zgn. pegs (fig. 1.18). Voor fietsen met pegs op het voorwiel moet de tandring tegen de vorkpunt aanliggen (zie fig. 1.17), met de peg over de tandring geplaatst. Alle andere ringen en de moer worden binnenin de peg geïnstalleerd. Draai de asmoeren in de pegs aan:• met een 15 mm dopsleutel: 220-240 lb•in (24.9-27 Nm)

• met een 19 mm dopsleutel: 350 lb•in (40 Nm)

TIJDENS ELKE RIT: RIJD VEILIG

Inspecteer het stuur en de steel op tekenen van stress of metaalmoeheid.Inspecteer het stuur en de steel regelmatig op tekenen van materiaalmoe-

heid: krassen, barsten, deuken, vervorming of verkleuring. Als een onderdeel tekenen van schade of materiaalmoeidheid vertoont, moet u het onderdeel vervangen voordat u de fiets gebruikt. Controleer ook of de stuurpluggen goed aan weerszijden van het stuur en de bar-ends gemonteerd zijn.

Controleer de afstelling van de ophangingZorg dat de ophangingsonderdelen zijn afgesteld op uw rijstijl en dat er

geen ophangingsonderdelen zijn die hun limiet bereiken, waarbij ze zover worden ingedrukt dat er geen ruimte voor ophangingswerking of beweging meer is. De werking van de ophanging bepaalt hoe uw fiets reageert en stuurt, zodat goede afstelling zeer belangrijk is. Als de ophanging zo ver kan worden ingedrukt dat de vork niet langer kan bewegen, stopt de beweging abrupt waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen. Raadpleeg voor nadere informatie over juiste afstelling van de ophanging Ophangingssystemen in hoofdstuk 3 en tevens de Gebruikershandleiding voor de ophanging die misschien met de fiets is meegeleverd.

Draag een helm. Een onbeschermd hoofd loopt een grote kans op letsel,

zelfs bij de lichtste vorm van een botsing, maar dragen van een helm die voldoet aan de veiligheidsnormen van CPSC of CE (fig. 1.19) kan letsel helpen voorkomen. Ook oogbescher-ming en gepaste fietskleding worden aanbevolen.

Zet uw helm af als u niet op de fiets zit. Als de helm blijft haken of blijft steken, kan de gebruiker stikken.

Zorg dat u de regels voor fietsers kent en volg ze.

De meeste landen hebben speciale wetten voor fietsers, en het is uw plicht die te volgen. Plaatselijke fietsclubs of

de plaatselijke overheid kunnen u deze informatie verstrekken. Enige van de meer belangrijke regels voor fietsen omvatten het volgende:• Gebruik de juiste handsignalen.• Rijd achter elkaar in groepen.• Rijd aan de juiste kant van de weg; rijd nooit tegen de verkeersrichting in.

Figuur 1.19 - Fietshelm

Figuur 1.17 - Tandring

Tandring

Figuur 1.18 - Peg

Peg

Asmoer en onderlegring

Page 9: 04 Bike Owners Manual Nl

D.8 D.9HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

• Fiets defensief: verwacht het onverwachte. Fietsers zijn slecht zichtbaar en sommige automobilisten zijn niet bekend met de rechten en problemen van fietsers.

Fiets niet onveilig.Veel fietsongelukken kunnen met een beetje gezond verstand vermeden

worden. Hier zijn een paar voorbeelden:• Fiets niet met losse handen; zelfs een klein obstakel op de weg kan de

wielen laten zwabberen of het voorwiel plotseling draaien.• Rijd niet met losse voorwerpen op het stuur of op andere onderdelen

van de fiets bevestigd. Ze kunnen in de spaken terechtkomen waardoor het stuur plotseling draait, of op een andere manier ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest.

• Fiets niet terwijl u onder de invloed bent of tijdens gebruik van medicijnen die u slaperig maken. Voor goed fietsen moet uw coördi-natie goed zijn, en moet u alert zijn op eventuele gevaarlijke situaties.

• Vervoer geen passagiers. Standaard fietsen zijn niet bestemd voor het dragen van de last van een passagier. Extra gewicht maakt het ook moeilijker om de fiets in evenwicht te houden, te sturen en te stoppen.

Rijd defensief.Voor automobilisten, voetgangers en andere fietsers bent u niet zo goed

zichtbaar als een auto. Wees altijd alert op mogelijk gevaarlijke situaties en altijd gereed om te stoppen of in te grijpen.

Let op de weg.Let op en vermijd kuilen, rioleringsroosters, zachte

of lage berm, of andere omstandigheden waardoor de wielen kunnen slippen of botsingen kunnen optreden. Rijd zorgvuldig met een hoek van 90 graden over treinrails en afvoerroosters (fig. 1.20). Stap van de fiets als u de toestand van het wegoppervlak niet goed kunt beoordelen.

Let op auto’s die u wilt passeren.Als een auto plotseling uw rijbaan oprijdt of iemand

plotseling de deur van een geparkeerde auto opent, kan dat tot ernstige ongelukken leiden. Monteer een fietsbel of claxon op uw fiets en gebruik deze om anderen van uw aanwezigheid op de hoogte te stellen.

Wees voorzichtig als u bij slecht licht fietst. Uw fiets is voorzien van een volledige set reflectors; houd ze schoon en in

de juiste positie. Hoe nuttig deze reflectors ook zijn: ze helpen u niet beter zien en ook niet dat u beter wordt gezien, tenzij er licht op valt. Gebruik een voor- en achterlicht als u in slecht verlichte omstandigheden of omstandig-heden met slecht licht fietst.

Draag licht- en felgekleurde en reflecterende kleding, vooral ‘s nachts, om uzelf beter zichtbaar te maken voor anderen. Het belangrijkste is dat u kunt zien en gezien kunt worden. Als u in de schemering, ‘s avonds of in een slecht verlichte omgeving rijdt, vraag uw fietsenmaker dan om passende accessoires voor beter zicht en extra zichtbaarheid.

��

��

Figuur 1.20 - De juiste hoek voor het oversteken van trein- en tramrails

WAARSCHUWINGEen fietser zonder goede verlichting en veiligheidsvoorzorgen heeft soms slecht zicht en is soms niet goed zichtbaar voor anderen, wat een botsing met ernstig letsel kan veroorzaken. Gebruik een koplamp en achterlicht op uw fiets en tref alle andere veiligheidsvoorzorgen als u bij slecht zicht fietst. Nalaten hiervan vergroot het risico van ongelukken onder omstandigheden met slecht zicht.

Page 10: 04 Bike Owners Manual Nl

D.10 D.11HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Voorkom dat er water binnendringt in de lagers van uw fiets.De metalen lagers in uw fiets zorgen dat de onderdelen soepel draaien.

Water op metaal veroorzaakt corrosie, waardoor de lagers hun gladheid verliezen. Als lagers op uw fiets in water ondergedompeld zijn, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

Gebruik geen sproeisystemen zoals in de meeste autowasserettes gebruikt worden. De hoge druk kan het water in de lagers persen.

Gebruik de remmen met beleid.Neem altijd een veilige afstand in acht tussen uzelf

en andere voertuigen of objecten. Pas stopafstanden en remkrachten aan bij de omstandigheden van het fietsen.

Als uw fiets twee handremmen heeft, knijp ze dan allebei gelijktijdig in. Overmatig gebruik of onjuist gebruik van een voorwielrem, zoals bijvoorbeeld uitsluitend gebruiken van de voorwielrem in een noodsituatie, kan ertoe leiden dat het achterwiel van de grond komt, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen (fig. 1.21).

Veel moderne modellen remmen zijn krachtig: ze dienen om een fiets onder natte of modderige omstandigheden tot stilstand te brengen. Als u denkt dat uw remmen te sterk zijn voor de manier waarop u uw fiets gebruikt, kunt u uw fiets door de fietsenmaker laten bijstellen of het remsysteem laten vervangen.

Wees voorzichtig als u onder natte omstandigheden fietst.Remmen van welk ontwerp dan ook werken bij nat weer nooit zo goed als

bij droog weer. Zelfs goed uitgelijnde, gesmeerde en onderhouden remmen vereisen meer kracht en hebben een langere remweg bij nat weer; houd rekening met deze langere remweg.

Nat weer verslechtert het zicht voor u en voor automobilisten, en vermin-dert de tractie. Neem bochten langzamer als de tractie afgenomen is, zoals bij het rijden over natte bladeren, geverfde zebrapaden, of putdeksels.

Wees voorzichtig bij gebruik op terrein.• Rijd alleen op de paden. • Vermijd rotsen, takken en kuilen.• Gebruik nooit een race- of tourfiets op ongeplaveide wegen, paden of terrein.• Draag bescherming, inclusief een helm, beschermbril en handschoenen.• Rem af wanneer u een afdaling nadert, houd uw lichaamsgewicht naar

achteren en laag, en gebruik de achterrem meer dan de voorrem.

WAARSCHUWINGDoor plotselinge of excessieve remkracht op de voorste rem uit te oefenen kan uw achterwiel van de grond loskomen, of uw voorwiel onder u vandaan wegslippen, wat ertoe kan leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Gebruik beide remmen gelijktijdig en verplaats uw lichaamsgewicht op de fiets naar achteren als u remt.

Figuur 1.21 - Overmatig gebruik van de voorrem

Page 11: 04 Bike Owners Manual Nl

D.10 D.11HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

VOOR, TIJDENS EN NA ELKE RIT: ZORG VOOR UW FIETS

Houd uw fiets schoon.Om goed te werken, moet uw fiets schoon zijn. Als uw frame of een

onderdeel vuil is, maak het dan schoon met een zachte, vochtige doek en Wrench Force® fietsreiniger of een vergelijkbaar product.

Laat uw fiets niet buiten staan, waar hij aan alle weersomstandigheden is blootgesteld.

Zet uw fiets als u hem niet gebruikt op een plaats waar hij beschermd wordt tegen regen, sneeuw, zon enz. Regen of sneeuw kunnen corrosie van het metaal van uw fiets veroorzaken. Ultraviolette straling van de zon doet de lak verbleken en veroorzaakt barsten in het rubber en de kunststof van de fiets.

Sla uw fiets op gepaste wijze op.Voordat u uw fiets langdurig opslaat, moet u hem reinigen en smeren, en het

frame poetsen met Wrench Force® framepoets of een vergelijkbaar framebe-schermingsmiddel. Hang de fiets op met de wielen van de grond en de banden op ongeveer de helft van de normale druk. Sla de fiets niet op in de nabijheid van elektromotoren, aangezien de ozon van de motoren rubber en lak aantast. Concentreer voordat u de fiets weer gebruikt of hij in goede staat verkeert.

Zorg dat uw fiets niet gestolen wordt.Uw nieuwe fiets is zeer aantrekkelijk voor fietsendieven. Voorkom dat u het

slachtoffer van fietsendieven wordt.• Registreer de fiets bij het plaatselijke politiebureau.• Vergeet niet om de garantiekaart in te sturen; wij bewaren het

serienummer van uw fiets in ons bestand. Bewaar het serienummer ergens op een veilige plaats. Zie pagina ii voor de plaats van het serienummer op uw fiets.

• Koop en gebruik een fietsslot. Een goed slot is bestand tegen draadtangen en zagen. Volg de volgende procedures voor het vastzetten van uw fiets. Gebruik uw fietsslot; laat de fiets nooit onbewaakt achter zonder slot, zelfs niet voor ‘eventjes’.

• Zet bij wielen met snelspanner zowel beide wielen als uw frame vast. Als u een snelspanner voor uw zadel hebt, kan het verstandig zijn om bij het op slot zetten van uw fiets ook het zadel en de zadelpen te verwijderen om diefstal te voorkomen. Voorkom echter dat er water in het fietsframe terecht komt via de opening van de zadelpen.

Bescherm uw fiets tegen onverhoopte beschadigingen.Zet uw fiets op een plaats waar hij niet in de weg staat en zorg dat hij niet

kan omvallen. Leg de fiets niet op de derailleurs, omdat de achterderail-leur kan verbuigen of de aandrijving vervuild kan raken. Laat de fiets niet omvallen, omdat dit de handgrepen kan beschadigen of het zadel kan doen scheuren. Onjuist gebruik van fietsenrekken kan de wielen verbuigen, net zoals het over obstakels rijden.

Dit zijn slechts een paar van de gevaren voor u en uw fiets. Als u vermoedt dat uw fiets op de een of andere manier beschadigd is of ermee geknoeid is, moet u zich ervan overtuigen dat er geen problemen zijn of de fiets naar uw fietsen-maker brengen ter inspectie en reparatie.

Gebruik goede schakeltechnieken.Sommige fietsen hebben een derailleur, waarbij u schakelt door de ketting van

het ene naar het andere tandwiel over te brengen. Andere fietsen hebben een interne versnelling waarbij het schakelen in de achternaaf geschiedt. Lees de informatie voor uw type fiets in de volgende gedeelten:

• Gebruik van een fiets met derailleurDe shifter links regelt de derailleur voor; de shifter rechts regelt de derail-

leur achter. Gebruik slechts een derailleur tegelijk. Kies de tandwielcombinatie die voor uw omstandigheden het comfortabelst is; dit is de versnelling waarbij u de cranks met constante snelheid kunt ronddraaien. De diverse tandwiel-combinaties hoeven niet in een bepaalde volgorde gebruikt te worden.

Plan vooruit als u schakelt. Schakel alleen als de pedalen en de ketting vooruit bewegen. Probeer nooit om te schakelen als u stilstaat of de cranks achteruit beweegt. Verlaag de druk op de pedalen als u schakelt; teveel

Page 12: 04 Bike Owners Manual Nl

D.12 D.13HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

spanning op de ketting bemoeilijkt het schakelen. Dat zorgt voor sneller en soepeler schakelen, helpt overmatige slijtage van ketting en tandwielen vookomen en voorkomt tevens verbuiging van ketting, derailleurs en tandwielen. Probeer niet te schakelen als u over hobbels of rails rijdt: de ketting beweegt dan niet goed of kan van het tandwiel vallen.

Bij moderne schakelsystemen met indexering verplaatst beweging van de schakeling naar de volgende positie (of beweging van de schakelhendel naar de schakelpositie) de ketting naar de volgende versnelling. Fietsen met STI road-versnelling of drie kettingtandwielen schakelen beter, met name wanneer u van het kleinste tandwiel naar het middelste tandwiel schakelt, als u de hendel even ‘vasthoudt’ voordat u de shifter loslaat.

• Gebruik van een fiets met interne versnellingPlan vooruit als u schakelt. Het is het beste om te schakelen als u

freewheelt, gestopt bent of de pedalen achteruit beweegt. Als u tijdens het trappen moet schakelen, verlaag dan de druk op de pedalen. Teveel spanning op de ketting bemoeilijkt het schakelen.

Kies de versnelling die onder de gegeven omstandigheden het comforta-belst is. U moet met een constante beweging kunnen blijven trappen.

Voorkom dat het stuur het fietsframe beschadigt.Op sommige fietsen kan het stuur het frame raken als het voorwiel sterk

gedraaid is. Voorkom beschadiging door op de raakpunten van het stuur, het frame of beide beschermingsmateriaal aan te brengen. Raadpleeg de fietsen-maker voor beschermmiddelen of -materiaal.

Modificeer onder geen beding de vork, het frame of de onderdelen.

Modificatie van fietsonderdelen op welke wijze dan ook, inclusief het frame, de vork en alle onderdelen, kan de fiets onveilig maken. Sommige fietsframes bijvoorbeeld hebben een speciale oppervlaktebehandeling ondergaan die ze sterker maakt: deze kan door verkeerd verwijderen van de lak ongedaan gemaakt worden. Ook verwijderen van redundante wielbevestigingslippen op vorkpunten of redundante pen-in-gat verbindingsmaterialen is een voorbeeld van een manier waarop modificatie van een fiets deze minder functioneel maakt.

Het veranderen van de vorken op uw fiets kan de stuurkarakteristieken van de fiets veranderen of extra ongewenste belasting veroorzaken:• Voeg nooit een verende vork toe aan een racefiets• Sommige modellen kunnen niet gebruikt worden met een dual-crown,

triple-clamp vork. Raadpleeg als u de vork op een fiets vervangt de fietsenmaker of de techni-

sche service-afdeling van de fietsfabrikant om te controleren of de nieuwe vork geschikt is voor het frame van uw fiets.

Modificatie van het frame, de vork of de onderdelen betekent dat de fiets niet meer voldoet aan onze specificaties en maakt de garantie van de fiets daarom ongeldig.

Zorg voor uw frameset.Voor de constructie van framesets (frame en vork) worden diverse

materialen gebruikt. Het is mogelijk dat er speciale vereisten gelden voor onderhoud van uw frameset. Zie pagina 56–57 voor informatie over uw frameset.

WAARSCHUWINGModificeer nooit uw frameset of onderdelen ervan op welke manier dan ook, inclusief schuren, boren, vullen, het verwijderen van overtollige bevestigings-voorzieningen, installatie van ongeschikte vorken of welke andere methode dan ook. Een onjuist gemodificeerd frame of onjuist gemodificeerde vork of onderdelen kunnen ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt.

Page 13: 04 Bike Owners Manual Nl

D.12 D.13HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Gebruik pedaalsystemen om te voorkomen dat uw voet van de pedalen glijdt.

De pedalen zijn de plaats waar u uw voeten op de fiets plaatst; voor controle en veiligheid moeten uw voeten goed op de pedalen geplaatst zijn. Voor recreatief rijden op gladde oppervlakken is een paar schoenen met zachte zolen voldoende. Als u sneller rijdt of als de ondergrond ruw wordt, kunnen pedaalsystemen u helpen om uw voeten op de pedalen te houden.

Er zijn diverse pedaalsystemen voor fietsen.Lees de algemene informatie in Gebruik van het pedaalsysteem – alle

systemen en de specifieke informatie voor uw pedaaltype:• Toe-clips en riempjes (fig. 1.22): u bevestigt uw voeten op de pedalen

via een riempje met een metalen plaatsbepaler• Klikpedalen grijpen net zoals bij ski’s op mechanische wijze een cleat

die op de zool van speciale fietsschoenen is aangebracht.Als u niet zeker weet hoe het pedaalsysteem op uw fiets werkt, raadpleeg

dan de fietsenmaker. Als uw fiets een pedaalsysteem heeft dat niet past of dat u niet wenst, kan de fietsenmaker het systeem vervangen door het gewenste systeem.

Als uw fiets zonder pedalen geleverd is, moet u de pedalen kiezen die voor u het beste werken. Volg de aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en gebruik van de pedalen.

Gebruik van het pedaalsysteem – alle systemenRaak voor de eerste rit vertrouwd met uw pedaalsysteem en oefen het op-

en afstappen vanuit stilstaande positie. Nadat de beweging voor het op- en afstappen natuurlijk is geworden, kunt u gaan oefenen op een open parkeer-plaats. Let op de weg tijdens het fietsen: als u teveel naar uw pedalen kijkt, zult u naderende obstakels niet kunnen zien.

Gebruik van toe-clips en riempjesBij goedpassende toe-clips wordt de bal van uw

voet boven de pedaalas geplaatst zodat u harder kunt trappen; zorg dat uw toe-clips goed passen.

Gebruik de juiste schoenen met toe-clips.Voorkom dat uw voeten blijven haken in de toe-clips

of de riempjes. Gebruik schoenen waarmee uw voet het teenriempje makkelijk kan passeren; gebruik geen schoenen met brede profielzolen. Stel de lengte van het teenriempje altijd in met de gesp (fig. 1.22) zodat u uw voeten snel van de pedalen kunt nemen.

Om uw voeten in toe-clips te plaatsen1. Ga over de fiets staan. 2. Houd uw linkervoet op de grond en draai de

rechtercrank naar de twee-uurspositie. 3. Plaats de punt van uw schoen op de achterrand van

het omgekeerde pedaal, met uw tenen iets naar buiten gericht (fig. 1.23).

4. Gebruik een beweging alsof u iets van de zool van uw schoen schraapt, draai het pedaal omhoog en steek uw voet in de toe-clip.

5. Zet af met uw linkervoet en ga op het zadel zitten. Draai de cranks een of twee slagen om op gang te komen en gebruik dezelfde methode om het linkerpedaal om te keren en uw voet in de toe-clip links te steken.

GEBRUIK UW PEDAALSYSTEEM VEILIG

WAARSCHUWINGTijdens het fietsen moeten uw voeten op de pedalen blijven, anders kunt u de macht over het stuur verliezen en vallen. Als u de fiets tot stilstand brengt, moeten uw voeten makkelijk loskomen van de pedalen, anders kunt u van uw fiets vallen. Neem altijd ten minste een voet uit de toe-clip of van het klikpedaal voordat u de fiets tot stilstand brengt.

Figuur 1.22 - Loshalen van het teenriempje

Figuur 1.23 - Klaar om het pedaal om te draaien

Page 14: 04 Bike Owners Manual Nl

D.14 D.15HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Om uw voeten uit de toe-clips te halen1. Breng uw hiel omhoog zodat uw schoenzool vrijkomt

van de bovenkant van het pedaal (fig. 1.24). 2. Breng uw voet omhoog en naar achteren en zorg dat

uw voet vrijkomt van het pedaal.3. Plaats de voet waarop uw lichaamsgewicht rust op de

grond wanneer de fiets tot stilstand komt.

Figuur 1.24 - Breng uw voet omhoog om hem uit het pedaal te halen

Figuur 1.25 - Inklikken

Figuur 1.26 - Test of u goed ingeklikt bent

Figuur 1.27 - Klik uit door zijdelings te draaien

Gebruik van klikpedalenKlikpedalen hebben een veermechaniek dat een cleat

grijpt: dit is een klein plaatje dat op de zool van speciale fietsschoenen is aangebracht. Als u met uw fiets geen informatie over klikpedalen ontvangen hebt, vraag dan een exemplaar aan de fietsenmaker of neem contact met ons op voor een exemplaar. De onderstaande informatie dient uitsluitend als aanvulling op de gebruiksaanwijzing van de pedaalfabrikant.

Gebruik de juiste schoenen en cleats voor klikpedalen.

Gebruik klikpedalen niet met gewone schoenen op de klikkant, of zonder in te klikken; in dat geval maken uw voeten geen goed contact met de pedalen. Neem altijd ten minste een voet van de pedalen voordat u de fiets tot stilstand brengt. Gebruik alleen cleats die door de pedaal-fabrikant geleverd of goedgekeurd zijn. Cleats van andere pedaalsystemen zullen soms niet goed loskomen.

Installeer de cleats en pedalen goed en stel ze juist af.

Verkeerde installatie van de cleats kan letsel veroor-zaken, zodat de installatie door uw fietsenmaker uitgevoerd moet worden. Op de meeste pedalen is de kracht die nodig is voor het in- en uitklikken instelbaar. Verkeerde afstel-ling van de klikkracht van klikpedalen kan ertoe leiden dat u uw voet niet van het pedaal kunt nemen. Lees de gebruiksaanwijzing van de pedaalfabrikant die met de pedalen is meegeleverd voor nadere informatie.

Houd uw cleats en pedalen in goede staatVoordat u de klikschoen op het pedaal vastzet, moet u

zowel de cleats als de pedalen goed schoonmaken. Vuil of verontreiniging in de pedalen of op de cleats kan het in- of uitklikken bemoeilijken. Als de cleat versleten is, zal hij soms niet goed werken met de klikpedalen.

Inklikken op klikpedalen1. Steek de voorkant van de cleat in de voorkant

van het pedaal (fig. 1.25) en druk de bal van uw voet omlaag. U hoort een klik die aangeeft dat u ingeklikt bent.

2. Controleer de bevestiging door een ronddraaiende beweging met het pedaal uit te voeren (fig. 1.26). Als u uw voet van het pedaal kunt rollen, moet u de procedure opnieuw starten.

3. Om op te stappen, duwt u dit pedaal omlaag terwijl u met de andere voet afzet en gaat u tegelijkertijd op het zadel zitten.

4. Nadat u op gang bent gekomen, klikt u de tweede voet in op het andere pedaal met dezelfde methode.

Uitklikken op klikpedalen1. Draai uw hiel zijdelings van de middellijn van de fiets vandaan

(fig. 1.27). 2. Plaats uw voet op de grond wanneer de fiets tot stilstand komt.

Page 15: 04 Bike Owners Manual Nl

D.14 D.15HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein

Goed toezicht op kinderen als die meer leren over fietsen, veiligheid, en de verkeersregels voor fietsers is een onmisbaar deel van de opvoeding van uw kind (fig. 1.28). Leg het materiaal in dit deel, hoofdstuk 1, uit aan uw kind voordat hij of zij met fietsen begint. En maak uw kinderen vertrouwd met deze allerbelang-rijkste regel voor jonge fietsers:

Fiets niet op onveilige plaatsenKinderen hebben nog geen goed ontwikkeld gevoel

voor perspectief en afstand. Ze moeten uit de buurt van alle obstakels blijven. Een kind beschikt soms niet over de vaardigheden of reflexen die nodig zijn om snel te stoppen en zal in noodsituaties soms niet goed reageren. Kinderen zitten laag bij de grond en zijn soms zeer slecht zichtbaar voor bestuurders van andere voertuigen. Daarom mogen kinderen alleen op een veilige plaats fietsen onder direct toezicht van een volwassene.

ZijwielenSommige fietsmodellen hebben zijwielen (fig. 1.29). Wanneer uw kind

leert fietsen met zijwielen, moet u ervoor zorgen dat het in staat is om de fiets te stoppen. Totdat een kind de fiets kan stoppen, mag het niet zonder toezicht fietsen.

De zijwielen kunnen afgesteld worden om het aanleren van vaardigheden zoals evenwicht en bochten nemen te vergemakkelijken.

Afstellen van de zijwielen1. Controleer of de banden van de zijwielen goed

zijn opgepompt. 2. Plaats de fiets op een horizontaal, glad oppervlak.3. Draai de achterasmoeren los. Volg de procedure in

het gedeelte Aandrijving in hoofdstuk 3.4. Zet de fiets precies rechtop en zorg voor een

tussenruimte van 6 mm tussen de zijwielen en de grond aan weerszijden van de fiets. Zorg dat de afstand aan beide kanten hetzelfde is

5. Draai de asmoeren weer aan zoals beschreven in het gedeelte Aandrijving in hoofdstuk 3 en stel tevens de kettingspanning bij.

6. Controleer of de wielen goed gemonteerd zijn, zoals beschreven in het gedeelte Wielen in hoofdstuk 3.

Stel de zijwielen bij naarmate de vaardigheid van het kind groeit.Naarmate de vaardigheid van de fietser toeneemt, kunt u de afstand tussen

de zijwielen en de grond vergroten totdat de zijwielen niet meer nodig zijn.

LET OP FIETSENDE KINDEREN

Kinderen moeten een helm dragen als ze op de fiets of driewieler zitten.

Figuur 1.28 - Fietsen onder toezicht

Figuur 1.29 - Afstand tussen de zijwielen en de grond

WAARSCHUWINGKinderen mogen nooit bij de stoep, trappen, steile hellingen, zwembaden of door auto’s bezochte plaatsen fietsen. Dat kan resulteren in ongelukken met dodelijk of ernstig letsel. Kinderen moeten fietsen op een vlak en veilig terrein onder toezicht van volwassenen.

Page 16: 04 Bike Owners Manual Nl

D.16 D.17HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Frequentie Onderhoud pagina

Elke rit

Controleer of de wielen recht staan ......................................................... 5

Controleer de spanning van de banden ................................................... 5

Inspecteer de remmen .............................................................................. 5

Controleer of beide wielen goed bevestigd zijn.....................................6-8

Inspecteer het stuur en de stuurpen op tekenen van stress of metaalmoeheid .. 8

Controleer de afstelling van de ophanging ............................................. 8

Inspecteer de banden op tekenen van slijtage of schade......................... 4

Wekelijks

Neem de fiets af met een vochtige doek ..................................................11

Controleer op loszittende spaken ........................................................... 41

Smeer de ophangingsvorken.................................................................. 50

Controleer of de bouten van de ophangingsvork goed zijn aangehaald....50

Controleer of de bouten van de achterophanging goed zijn aangehaald.. 51-55

Maandelijks

Controleer of het stuur en de stuurpen goed bevestigd zijn ................. 18

Controleer of het zadel en de zadelpen goed bevestigd zijn .................. 21

Inspecteer de derailleur en ketting...................................................23-24

Inspecteer de kettingbeschermer........................................................... 23

Inspecteer de versnellingskabels op slijtage ....................... 25, 28, 29, 30

Controleer de werking van de shifters................................................... 25

Inspecteer en smeer de derailleurs .................................................. 25, 27

Controleer de afstelling van het interne schakelsysteem ......... 28, 29, 30

Controleer de afstelling van de voorbouwlagers ................................... 31

Inspecteer de remkabels........................................................33, 35, 38-39

Inspecteer de remblokjes.............................................................33, 37, 38

Inspecteer de rembouten ................................................ 33, 35, 37, 38, 40

Controleer de werking van de rotor ....................................................... 35

Controleer de kettingspanning................................................................ 6

Inspecteer de bouten van de fietsaccessoires........................................ 41

Controleer de afstelling van de wiellagers ............................................ 41

Inspecteer de velgen op slijtage ............................................................. 41

Om de drie maanden

Reinig en poets de lak .......................................................................11, 56

Inspecteer de pedalen en toe-clips......................................................... 23

Inspecteer de cranks en de trapas ....................................................23-24

Inspecteer en smeer de remhendels ..................................... 32, 35, 37, 38

Inspecteer de reflectors.......................................................................... 45

Jaarlijks

Smeer de stuurpen.................................................................................. 19

Smeer de zadelpen .................................................................................. 22

Smeer de schroefdraden en de lagers van de pedalen opnieuw ............ 24

Smeer de trapaslagers opnieuw ............................................................. 24

Smeer de wiellagers opnieuw ............................................... 28, 29, 31, 45

Smeer de voorbouwlagers opnieuw........................................................ 31

Smeer de snelspanners van de wielen.................................................... 45

Smeer de ophangingsvorken opnieuw ................................................... 50

Dit onderhoudsschema is gebaseerd op normaal gebruik. Als u uw fiets meer dan gemiddeld of in regen, sneeuw of op terrein gebruikt, moet onderhoud aan de fiets vaker uitgevoerd worden dan in het onderhoudsschema vermeld staat. Als het lijkt alsof een onderdeel niet goed werkt, moet u het onmiddellijk inspecteren of repareren of contact opnemen met uw fietsenmaker.

ONDERHOUDSSCHEMA

Page 17: 04 Bike Owners Manual Nl

D.16 D.17HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Aanbevolen gereedschap voor goed fietsonderhoud:Momentsleutel met lb•in of Nm schaalInbussleutels van 2, 4, 5, 6 en 8 mmSteeksleutels van 9, 10 en 15 mmRingsleutel van 15 mmDopsleutel, doppen van 14, 15 en 19 mmT25 Torx-sleutelKruiskopschroevendraaier nr. 1Bandenplakset voor fietsFietspomp met manometerBandenlichtersWrench Force® synthetisch kettingsmeermiddel of vergelijkbaar productWrench Force® synthetisch smeermiddel of vergelijkbaar productWrench Force® framepoets of vergelijkbaar productSpeciale hogedrukpomp voor achtervering of ophangingsvork

Opmerking: Niet al deze gereedschappen zijn voor elke fiets benodigd.

INSPECTIE, AFSTELLING EN SMERINGDit hoofdstuk vermeldt de onderhoudsintervallen voor inspectie van fietsonderdelen

en aanwijzingen voor het afstellen en smeren van die onderdelen. Als u problemen aantreft bij inspectie van een onderdeel, mag u de fiets niet gebruiken. Repareer of vervang het onderdeel of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.

Over momentspecificaties‘Moment’ is een maatstaf voor de strakheid waarmee bevestigingsmate-

riaal met een schroefdraad zoals een schroef of bout wordt aangedraaid, te bepalen met een momentsleutel. De momentspecificaties in deze handleiding worden vermeld om u te helpen bepalen of onderdelen en hun schroefdraad-bevestigers goed zijn aangehaald.

De momentspecificaties moeten gebruikt worden om ervoor te zorgen dat u het bevestigingsmateriaal niet te strak aandraait. Kleine verschillen in een gelijksoortig onderdeel kunnen een andere momentwaarde vereisen, zodat we in de meeste gevallen een bereik van momentwaarden vermelden. Uitoefenen van meer dan de aanbevolen kracht op bevestigingsmateriaal zorgt niet voor extra bevestigingskracht, en kan daarentegen leiden tot beschadiging of defecten van een onderdeel.

Voer altijd de eenvoudige werkingstest zoals beschreven in dit hoofdstuk uit om te controleren of een onderdeel goed is aangedraaid, ongeacht of dit onderdeel al dan niet met een momentsleutel is aangehaald.

Het stuur, dat u met uw handen vasthoudt als u fietst, bepaalt grotendeels de mate waarin u de fiets kunt sturen en beheersen. Daarnaast bepaalt het stuur in combinatie met het zadel uw houding op de fiets, voor meer comfort en grotere efficiëntie tijdens het fietsen. Het stuur is via de stuurpen op de fiets bevestigd (fig. 3.1 t/m 3.4). Dit gedeelte behandelt inspectie, afstelling en smering van het stuur, de stuurpen en de bar-ends.

Er zijn twee soorten stuurpennen:• Binnenbalbuizen hebben een buis (fig. 3.3) die via

een binnenbal in de vork wordt vastgezet.• Direct bevestigde stuurpennen (fig. 3.2) worden op de buitenkant van

het vorkstuurgedeelte vastgezet. Sommige fietsen hebben tevens verlengstukken op het stuur, de zgn. bar-

ends (fig. 3.6).

WAARSCHUWINGEen slecht functionerende fiets kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Inspecteer de hele fiets voor elke rit goed en gebruik de fiets pas nadat alle eventuele problemen verholpen zijn.

STUUR, BAR-ENDS EN STUURPEN

Figuur 3.1 - Stuurpen met binnenbal en afstel-bare hoogte

Buisexpansiebout

Stuurklembouten

Hoekstelbout

Page 18: 04 Bike Owners Manual Nl

D.18 D.19HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Bar-endsVoorkom altijd dat de bar-ends voorwerpen raken waardoor u de macht over

het stuur kunt verliezen. De bar-ends dienen alleen voor klimmen. Zorg dat de bar-ends vooruit en van u vandaan gericht zijn, onder een hoek van ten minste 15° van parallel tot de grond.

AfstellingDe plaats, de hoek, de breedte en de hoogte van het stuur zijn grotendeels

een kwestie van uw persoonlijke voorkeur qua comfort, efficiëntie en balans. Uw handen moeten comfortabel geplaatst zijn en alle bedieningsorganen goed kunnen bereiken. Als uw handen, armen of schouders oncomfortabel zijn of gaan slapen, kan het nodig zijn het stuur te verstellen of onderdelen te kiezen die beter geschikt zijn voor u; uw fietsenmaker kan u daarmee helpen.

De breedte van sommige sturen kan aangepast worden door ze af te zagen, iets dat u kunt zien aan speciale markeringen op het stuur. Zaag sturen zonder deze markeringen niet af op een bepaalde lengte, inclusief de Bontrager Race XXXLite sturen van koolstofvezels. Zaag sturen niet korter af dan de markeringen: dat zou interne versterkingsmaterialen kunnen verwijderen. Raadpleeg uw fietsenmaker als u ergens niet zeker van bent.

InspectieAls u niet weet of uw stuursysteem veilig is, mag u de fiets

niet gebruiken: laat hem door de fietsenmaker afstellen. Controleer eenmaal per maand of de stuurpen parallel

staat aan het voorwiel. Test de stuurpenverbinding met de vork door te proberen het stuur te draaien terwijl u het voorwiel tussen uw knieën klemt (fig. 3.5). Controleer of het stuur goed is bevestigd door te proberen het in de stuurpen te draaien. Overtuig u ervan dat de kabels niet te ver uitrekken of afgeknepen worden als u het stuur draait.

Controleer of alle bouten goed zijn aangehaald. De strakheid van de bouten is afhankelijk van het type

WAARSCHUWINGEen onjuist afgesteld of aangedraaid stuur en onjuist afgestelde of aangedraaide stuurpen of bar-ends kunnen ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Zorg dat de stuurpen, het stuur en de bar-ends goed zijn geplaatst en aangedraaid voordat u de fiets gebruikt.

Figuur 3.5 - Test de werking van stuur en stuurpen

Figuur 3.2 - Direct verbon-den stuurpen

Stuurstangklembouten

Stuurklembouten

Figuur 3.3 - BMX stuurpen met 4 bouten

Buisexpansiebout

Stuurklembouten

Balhoofdbuis

Binnenbal

Figuur 3.4 - Stuurpen met bin-nenbal en afstelbare hoogte

Stuurklembouten

Hoekstelklembouten

Figuur 3.6 - Bar-end

Bar End-klem-bout

stuurpen op uw fiets. Raadpleeg de fietsenmaker als u niet zeker weet wat voor type stuurpen uw fiets heeft. De volgende bouten moeten aangehaald worden:

• Binnenbal (fig. 3.1 en 3.3): 175-260 lb•in (19,8-29,4 Nm)

• Stuurklem (fig. 3.1–3.2) op:

- gelaste stuurpennen: 100-120 lb•in (11,3-13,6 Nm)

- gesmede stuurpennen: 150-180 lb•in (17-20,3 Nm)

- 4-bouts BMX-stuurpennen: 80-100 lb•in (9-11,3 Nm)

• Stuurklem op direct gemonteerde stuurpennen:

- mountain bike of racefiets (fig. 3.2): 100-120 lb•in (11,3-13,6 Nm)

- BMX: 145 lb•in (16,4 Nm)

• Bar-endklem (fig. 3.6): 85-125 lb•in (9,6-14,1 Nm)

• Stuurhoekafstelling (fig. 3.1 en 3.4): 150-170 lb•in (17-20,3 Nm)

Page 19: 04 Bike Owners Manual Nl

D.18 D.19HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Afstellen van de stuurhoek1. Draai de klembout(en) op de stuurpen zover los dat u het stuur in de

stuurpen net kunt draaien. 2. Zet het stuur onder de gewenste hoek en let op dat het midden in de

stuurpen staat. 3. Draai aan zoals beschreven in Inspectie.

Afstellen van de stuurhoek van een in hoogte afstelba-re stuurpen

Er zijn twee typen van dit soort stuurpennen: fig. 3.1 en fig. 3.4.1. Draai de hoekstelbout(en) los totdat u de stuurpen kunt draaien.2. Zet de stuurpen op de gewenste hoogte.3. Draai de hoekstelbout aan zoals beschreven in Inspectie.

Wijzigen van de stuurhoogte bij een binnenbalhoofdbuisAfstellen van de stuurhoogte op een stuurpen met directe verbin-ding is van invloed op de lagerafstelling van de stuurkolom. Deze procedure vereist speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.Om de hoogte van de in hoogte afstelbare stuurpen in fig. 3.1 af te stellen, wijzigt u eerst de stuurpenhoek, zodat u toegang verkrijgt tot de penexpansiebout.

1. Draai de penexpansiebout twee tot drie slagen los.2. Tik op de bovenkant van de penexpansiebout met een

houten of kunststof hamer om de penwig los te halen. 3. Stel het stuur op de gewenste hoogte af, maar met

de lijn voor minimale inbrenging in het frame (fig. 3.7). De stuurpen moet ten minste 70 mm in het frame steken.

4. Draai aan zoals beschreven in Inspectie.

SmeringSmeer de stuurpen eenmaal per jaar.

Opmerking: Voor het smeren van een direct verbonden stuurpen moeten de stuurkolomlagers bijgesteld worden, zodat dit alleen door de fietsenmaker gedaan mag worden.

Smeren van een stuurpen met binnenbalhoofdbuis1. Volg de aanwijzingen onder Wijzigen van de stuurhoogte bij een binnen-

balhoofdbuis en neem de stuurpen van het frame. 2. Verwijder al het oude vet van de stuurpen en maak hem schoon. 3. Breng een dun laagje Wrench Force® synthetisch vet of een vergelijk-

baar product aan op het gedeelte van de buis dat in het frame gestoken wordt, inclusief het binnenbalgedeelte.

4. Steek de stuurpen in het frame en volg de aanwijzingen onder Wijzigen van de stuurhoogte bij een binnenbalhoofdbuis.

Installatie en gebruik van Bar-Keeper accessoires

Op het Bar-Keeper stuursysteem kunnen diverse speciale accessoires worden aangebracht. Hoewel sommige bevestigingsmethoden uniek kunnen zijn voor een bepaalde accessoire, volgen ze in het algemeen een van diverse methoden. Deze aanwijzingen geven een algemene beschrijving van bevestiging aan de hand van specifieke voorbeelden.

WAARSCHUWINGFiets nooit als de stuurpen tot voorbij de markering uit het frame steekt. Een balhoofdstuurpen die te hoog gemonteerd is kan de fiets beschadigen en ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Zorg dat de markering voor minimale insteekpositie (fig. 3.7) binnenin het frame zit.

Figuur 3.7 - Merkteken voor minimale insteekpo-sitie van de stuurpen

Deze streep moet in het frame verborgen zijn.

Figuur 3.8 - Bar-Keeper bezien vanaf het zadel

Insteekpunt voor kanaal van Bar-Keeper acces-soirerail

Page 20: 04 Bike Owners Manual Nl

D.20 D.21HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Als er kracht wordt uitgeoefend op de zijkant van het stuur terwijl u fietst, maakt de fiets een bocht. Als dit onverwacht gebeurt, kunt u de macht over het stuur verliezen. Zwaardere accessoires zoals bidons moeten zo dicht mogelijk bij het middelpunt van het stuur worden aangebracht om de invloed op het sturen zo klein mogelijk te houden. Te richten accessoires zoals lichten kunnen soms niet precies in het midden gemonteerd worden. Vermijd het ongelijkmatig uitoefenen van druk op het stuur, zoals gebruik van een mobieltje of aanbrengen van een voorwerp in de houder. Stop in plaats daarvan de fiets en geniet van de pauze.

Als u uw fiets op een autorek of ander voertuig transporteert, moet u alle accessoires van het stuur verwijderen. Laat geen mobieltje, computer of bidon op de Bar-Keeper zitten als u uw fiets op een rek op een auto vervoert. De trilling van het voertuig of de wind kunnen de accessoires van het stuur rukken.

Installeren van de Bar-TabDit hulpstuk wordt gebruikt om een bidonhouder op de Bar-Keeper

accessoirerail te monteren.1. Steek de kop van de Bar-Tabbout (fig. 3.9) in de linkerkant van het Bar-

Keeperkanaal (fig. 3.8).2. Schuif de montagebout naar de gewenste plaats en draai het

duimwieltje vast. 3. Zorg dat de Bar-Tab niet op de Bar-Keeper kan bewegen.4. Gebruik de twee accessoireschroeven om de bidonkooi of andere Bar-

Tabaccessoires te bevestigen.

Installeren van een computer1. Verwijder de rubberen dop op de rechterkant van de

accessoirerail.2. Bepaal welke computermontageplaat voor uw

computer nodig is: bedraad of draadloos.3. Schroef de twee kleine montageschroeven op de

voorkant enige slagen in de onderkant van de montageplaat.

4. Schuif de montageplaat op zijn plaats.Haak de twee schroeven voor in de gleuven in de Bar-

Keeperhouder. 5. Steek de grote kunststof lip in het midden op zijn plaats. 6. Installeer de twee montageschroeven achter

nadat u de computermontageplaat op zijn plaats geschoven hebt.

Installeren van een wikkelklemSommige accessoires, zoals een fietscomputer van

andere merken dan Trek, worden met een wikkelklem op de Bar-Keeper vastgezet.1. Haal de klemschroef uit de wikkelklem.2. Open de wikkelklem voorzichtig en schuif hem over

het stuur, met de schroefopening naar voren.3. Schuif de wikkelklem naar de gewenste plaats.4. Breng wat vet aan op de schroefdraad en lageropper-

vlakken van de klemschroef.5. Monteer de gewenste accessoire op de wikkelklem.6. Zorg dat de wikkelklem niet op de Bar-Keeper

kan bewegen.

Figuur 3.9 - Montageschema Bar-Tab

Accessoireschroeven

Montagebout

Duimwieltje

Page 21: 04 Bike Owners Manual Nl

D.20 D.21HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

ZADEL EN ZADELPENHet zadel waar u op zit tijdens het fietsen wordt door de zadelpen (fig. 3.10) op zijn

plaats gehouden. De zadelpenbevestiger zet de zadelpen in het frame vast. Goede afstelling van alle onderdelen is belangrijk voor uw comfort en voor efficiënt fietsen. Dit gedeelte behandelt inspectie, afstelling en smering van het zadel, de zadelpen en de zadelpenbevestiger.

InspectieInspecteer maandelijks of de snelspanner van de zadelpen

of de bout(en) van de zadelpenbevestiging (fig. 3.10 en 3.11) goed bevestigd zijn. Controleer of het zadel goed is vastgezet door te proberen het zadel en de zadelpen in het frame te draaien en te proberen om de voorkant van het zadel omhoog of omlaag te bewegen. Als het zadel draait, loszit of op en neer beweegt, moet u de bout of snelspanner of de zadelmontage-bouten aandraaien en de test herhalen. Draai de zadelpenbe-vestiging nooit helemaal aan als de zadelpen niet in het frame geïnstalleerd is.

Haal de volgende bouten aan:• Zadelpenbevestiging (fig. 3.10): 85-125 lb•in

(9,6-14,1 Nm)

• Zadelmontagebouten van de volgende types:

- Met een steeksleutel van 13 of 14 (fig. 3.11): 180-220 lb•in (20,3-24,9 Nm)

- Enkel, met een 6 mm inbussleutel: 150-250 lb•in (17-28,3 Nm)

- Dubbel, met een 5 mm inbussleutel (fig. 3.10): 80-125 lb•in (9,6-14,1 Nm)

- Dubbel, met een 4 mm inbussleutel: 45-60 lb•in (5-6,8 Nm)

• Klembouten op zitbuis driewieler: 85-125 lb•in (9,6-14,1 Nm)

Voor een zadelpen met snelspanner werkt het mechanisme hetzelfde als voor de snelkoppeling van de wielen. Stel de spanning van de hendel af en zorg dat hij dicht is door de aanwijzingen onder Afstellen en sluiten van de snelspanner op pagina 42-43 te volgen. Gebruik de snelspanner niet tijdens het fietsen. Op het model Trek Liquid kunnen uw vingers door de bewegende ophangingsonderdelen afgekneld worden.

Het zadel waar u op zit tijdens het fietsen wordt door de zadelpen (fig. 3.10) op zijn plaats gehouden. De zadelpenbevestiger zet de zadelpen in het frame vast. Goede afstelling van alle onderdelen is belangrijk voor uw comfort en voor efficiënt fietsen. Dit gedeelte behandelt inspectie, afstelling en smering van het zadel, de zadelpen en de zadelpenbevestiger.

AfstellingDe hoogte van het zadel is zeer belangrijk voor comfort, veiligheid en efficiëntie.

De zadelhoek en de positie naar voren of achteren zijn van invloed op het comfort van het zadel en het stuur, omdat ze de gewichtsverdeling tussen beide bepalen.

Juiste afstelling van de zadelhoek is een kwestie van persoonlijke voorkeur: probeer eerst te fietsen met de bovenkant van het zadel parallel aan de grond. Voor fietsen met achtervering kunt u de punt van het zadel iets omlaag richten zodat het zadel horizontaal staat wanneer de achtervering door uw lichaamsge-wicht ingedrukt wordt.

U kunt het zadel ook naar voren of naar achteren verstellen ten opzichte van de zadelpen om uw comfort te vergroten en de afstand tot het stuur te regelen.

Als het zadel goed is afgesteld, is een goed zadel vrij comfortabel, zelfs bij lange ritten.

Figuur 3.10 - Onderdelen van de zadelpen

Zadelmonta-gebouten

Zadelpen

Zitbuisknevel-bout

Figuur 3.11 - Zadelmontagebout met een steeksleutel van 13 of 14 mm

Zadelmonta-gebout

WAARSCHUWINGLangdurig fietsen met een slecht afgesteld zadel of een zadel dat uw heupen niet goed ondersteunt kan korte- or langetermijnletsel van uw zenuwen en bloedvaten veroorzaken. Als uw zadel pijn of ongevoelig-heid veroorzaakt, moet u de zadelpositie wijzigen. Als u na afstelling nog steeds pijn of ongevoeligheid ondervindt, moet u uw fietsenmaker raadplegen over nadere afstelling of het zadel door een beter passend zadel vervangen.

Page 22: 04 Bike Owners Manual Nl

D.22 D.23HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Afstellen van de zadelhoogte op een driewieler1. Draai de bouten van de zadelbuisklem los en

verwijder ze (fig. 3.14).2. Zet de zadelbuis op de gewenste hoogte.3. Installeer de bouten van de zadelbuisklem en draai

ze weer aan.

SmeringSmeer de zadelpen jaarlijks (behalve op OCLV-fietsen die

niet gesmeerd hoeven te worden); zie Zorg voor uw frame of vork op pagina 56-57).

Smeren van de zadelpen1. Draai de zadelpenbevestigingsbout of de snelspanner

los en trek de zadelpen uit het frame. 2. Verwijder al het oude vet van de zadelpen en maak

hem zonodig schoon. 3. Breng een dun laagje Wrench Force® synthetisch vet

of een vergelijkbaar smeermiddel aan op het gedeelte van de zadelpen dat in het frame gestoken wordt

4. Steek de zadelpen in het frame.5. Stel het zadel af op de juiste hoogte, zet het parallel

met het frame en draai de zadelpenbevestigingsbout aan of sluit de snelspanner zoals beschreven onder Inspectie.

Afstellen van de zadelhoek1. Draai de montagebout van het zadel net

ver genoeg los om het zadel naar voren en achteren te kunnen kantelen. Sommige zadelpennen hebben twee bouten, waarbij de zadelhoek wordt afgesteld door de ene bout losser en de andere bout vaster aan te draaien.

2. Plaats een liniaal of een waterpas op het zadel om de hoek beter te zien.

3. Stel het zadel af en haal de zadelmontage-bout aan zoals beschreven onder Inspectie.

Figuur 3.12 - Been uitgestrekt met de juiste zadelhoogte

WAARSCHUWINGEen zadelpen die te hoog gemonteerd is kan de fiets beschadigen en ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Zorg dat de markering voor minimale insteekpositie (fig. 3.13) binnenin het frame zit.

Afstellen van de zadelhoogte op een fiets1. Ga in fietspositie op het zadel zitten zonder schoenen

aan terwijl iemand anders de fiets ondersteunt. 2. Zet de cranks parallel aan de zitbuis. 3. Draai de zadelpenbevestigingsbout of de snelspanner los. 4. Breng de zadelpen omhoog totdat uw uitgestrekte

been recht is wanneer uw hiel op het onderste pedaal rust (fig. 3.12).

Als u schoenen draagt, moet uw knie iets gebogen zijn in de correcte fietspositie; dit met de bal van uw voet op het pedaal. 5. Zorg dat de markering voor minimale insteekpo-

sitie (fig. 3.13) op de zadelpen binnenin het frame zit. Ten minste 64 mm van de zadelpen moet in het frame steken.

6. Haal de snelspanner van de zadelpen of de bout aan zoals beschreven onder Inspectie.

Figuur 3.13 - Merkteken voor minimale insteekpo-sitie van de zadelpen

Deze streep moet in het frame ver-borgen zijn.

Figuur 3.14 - Afstelling van het driewielerzadel

Zadelpen

Knevelbouten

Page 23: 04 Bike Owners Manual Nl

D.22 D.23HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

De aandrijving (fig. 3.15) wordt gevormd door de fietsonderdelen die kracht overbrengen naar het achterwiel: • Pedalen (en toe-clips op sommige modellen)• Cranks - linker- en rechtercrank,

kettingtandwiel(en) en trapaslagering (de as en lagers waar de cranks op draaien)

• Ketting• Cassette of freewheel Dit gedeelte behandelt inspectie, afstelling en

smering van de aandrijving. Raadpleeg voor fietsen met een interne versnel-ling in de achternaaf tevens het gedeelte Interne schakelsystemen.

InspectieAls de aandrijving goed functioneert, is het schakelen makkelijk, is de fiets

stil en kan hij maximaal efficiënt zijn. Controleer eenmaal per maand of de ketting en cassette schoon, roestvrij

en goed geolied zijn. Alle schakels in de ketting moeten moeiteloos en zonder piepen kunnen draaien en er mogen geen vervormde schakels zijn. Verwijder het achterwiel en draai de cassette in uw handen. Als u een malend geluid hoort of de cassette meteen stopt nadat u hem gedraaid hebt, kan verdere afstelling of vervanging van de cassette noodzakelijk zijn: laat de fiets door de fietsenmaker repareren.

Op fietsen met een kettingbeschermer moet u eenmaal per maand controleren of de beschermer goed aangebracht en uitgelijnd is. Beweeg de kettingbeschermer heen en weer en tik erop. Til het achterwiel omhoog, draai de cranks en luister naar geluiden die zouden kunnen beteken dat de cranks of ketting tegen de kettingbeschermer aanlopen. Stel de kettingbe-schermer bij zodat hij niet beweegt, ratelt of schuurt en draai het bevesti-gingsmateriaal aan.

Inspecteer om de 3 maanden de pedalen en toe-clips. Zorg dat de toe-clips goed op het pedaal zijn vastgezet en de reflectors op de pedalen schoon en goed bevestigd zijn. Draai de pedalen aan in de cranks; draai het rechterpedaal rechtsom aan maar het linkerpedaal linksom (fig. 3.16).

• Pedalen: 350-380 lb•in (40,2-42,9 Nm)

Om te controleren of de pedaallagers goed afgesteld zijn, draait u de pedalen en beweegt u ze heen en weer en op en neer met uw hand. Als de pedaallagers los or ruw lijken, laat de pedalen dan door de fietsenmaker afstellen, opnieuw smeren of vervangen.

Inspecteer de cranks om de 3 maanden en controleer dan de afstelling van de trapas en haal de crankbouten aan:

• crankbouten

- Enkele 6- of 8mm-bout op elke crank: 350-435 lb•in (39,5-49,2 Nm)

- Dubbele klembouten op elke crank (fig. 3.17): 88-132 lb•in (10-15 Nm)

• Kettingtandwielbouten: 70-95 lb•in (7,9-10,7 Nm)

Controleren van de afstelling van de trapaslagers1. Neem de ketting van het kettingtandwiel.2. Draai de crank zodat een van de cranks parallel staat aan

de zitbuis.3. Plaats een hand op de crank en de andere hand op

de zitbuis en probeer de crank zijdelings van de zitbuis vandaan en ernaar toe te bewegen.

4. Draai de cranks rond. Als de cranks los aanvoelen of klinken, als ze plotseling stoppen of als u

een malend geluid uit de lagers hoort, moeten de lagers door de fietsenmaker afgesteld of opnieuw gesmeerd worden.

AANDRIJVING: PEDALEN, CRANKS, KETTING EN CASSETTE

Figuur 3.15 - Onderdelen van de fietsaandrijving

Cassette Crankbout

Ketting

Ketting-tandwielPedaal

Figuur 3.17- Crankbouten van klemtype

Crankbout

Figuur 3.16 - Aanhalen van de pedalen

Page 24: 04 Bike Owners Manual Nl

D.24 D.25HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Maak de kettingtandwielen schoon en inspecteer ze. Als er tanden verbogen of gebroken zijn, moet u het kettingtandwiel door de fietsenmaker laten vervangen. Bij sommige tandwielen hebben een paar tanden een afwijkende vorm om het schakelen te vergemakkelijken.

Inspecteer de ketting om de 3 maanden op tekenen van slijtage met een kettingmeter of een liniaal. Elke schakel in een nieuwe ketting is 1 inch (2,54 mm) lang. Als 12 schakels in de ketting een lengte hebben van 30,8 cm (12 1⁄8 inch) of meer, moet u de ketting vervangen. Bij goed onderhoud gaat de ketting op een racefiets ongeveer 1600 tot 2400 km mee, en minder op een mountain bike. Vervangen van de ketting vereist speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.

AfstellingLees voor informatie over het afstellen van de voor uitklikken benodigde

kracht en voor afstelling van de cleats het gedeelte Gebruik uw pedaalsy-steem veilig in hoofdstuk 1.

Op sommige fietsen kan de lengte van de cranks afgesteld worden. Om de cranklengte te wijzigen, verwij-dert u de pedalen en steekt u ze in de andere set gaten (fig. 3.18).

Voor afstelling van de lagers in de aandrijving, inclusief de trapas, de cassette en de pedalen, zijn speciale gereedschappen en een speciale opleiding nodig. Deze werkzaamheden mogen alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.

Afstellen van de kettingspanning op een fiets met 1 versnelling1. Draai de achterasmoeren aan weerszijden van het wiel geleidelijk los.

2. Verschuif het wiel om de kettingspanning te wijzigen en plaats het wiel in het midden van het frame. Sommige modellen hebben een kettingspanner die het wiel helpt plaatsen.

3. Volg de procedures voor Inspectie en Afstelling in het gedeelte Wielen om het wiel opnieuw te installeren. Het afstellen van de zijwielen wordt behandeld in hoofdstuk 1.

Smering en reinigingMaak de cassette eens per maand schoon en olie dan tevens de ketting.

Plaats altijd een poetslap achter de ketting om te voorkomen dat er olie op de rest van de fiets terechtkomt. Gebruik Wrench Force® synthetisch kettings-meermiddel of een vergelijkbaar product. Neem de overtollige olie af met een poetslap nadat u de ketting geolied hebt. Uw fietsenmaker kan u de juiste olie aanbevelen.

Schoonmaken van de cassetteGeen benzine gebruiken: benzine is zeer brandbaar en laat na verdamping een vetverontreinigend laagje achter.

1. Verwijder al het vuil rondom de tanden van het tandwiel met Wrench Force® de-greaser of een vergelijkbaar oplosmiddel en een borstel.

Smeer eenmaal per jaar de pedaallagers en de trapaslagers en smeer het gedeelte van de pedaalassen dat in de cranks geschroefd is opnieuw. Sommige pedaallagers en trapaslagers zijn permanent afgedicht en hoeven niet jaarlijks opnieuw gesmeerd te worden. Het opnieuw smeren van lagers vereist speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.

Opnieuw smeren van de pedaalschroefdraadOpmerking: Er zijn linker- en rechterpedalen, meestal voorzien van een letter op het uiteinde van de pedaalas of de sleutelvlakken.

1. Verwijder de pedalen: draai de rechterpedaalspil linksom en de linker-pedaalspil rechtsom.

2. Breng een laagje Wrench Force® synthetisch smeermiddel of een gelijk-soortig product aan op de schroefdraden. Uw fietsenmaker kan u het juiste smeermiddel aanbevelen.

3. Installeer de pedalen op de juiste kant: plaats het rechterpedaal op de rechtercrank en het linkerpedaal op de linkercrank.

4. Volg de instructies voor het aanhalen van de pedalen zoals beschreven onder Inspectie.

Figuur 3.18 - Afstelbare crank

Pedaalgaten

Page 25: 04 Bike Owners Manual Nl

D.24 D.25HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

DerailleursystemenSommige fietsen hebben een derailleursysteem dat

schakelt door de ketting tussen de tandwielen heen en weer te bewegen. Het schakelsysteem omvat die fietson-derdelen waarmeer de derailleur schakelt, inclusief de voorderailleur (fig. 3.19) of achterderailleur (fig. 3.20), de shifters (fig. 3-21 t/m 3-25) en de schakelkabels.

Er zijn diverse schakelsystemen voor fietsen.• Shimano STI Dual Control shfters waarbij beide

hendels tussen tandwielen schakelen (fig. 3.21) • RapidFire of E-Z Fire shifters, met een met de duim te

bedienen hendel en een met uw vinger te bedienen hendel, beide onder het stuur (fig. 3.22)

• Greepversnellingen waarbij u schakelt door een deel van de stuurgreep te verdraaien (fig. 3.23)

• Campagnolo Ergopower schakelsystemen (fig. 3.24) • Bar-endschakelsystemen (fig. 3.25)

InspectieIn deze instructies worden de volgende schakelter-

men gebruikt:• Opschakelen betekent schakelen naar een versnelling

waarbij het trappen moeilijker wordt: een groter kettingtandwiel of een kleiner achtertandwiel.

• Terugschakelen betekent schakelen naar een versnel-ling waarbij het trappen makkelijker wordt: een kleiner kettingtandwiel of een groter achtertandwiel.

Als uw derailleursysteem goed is afgesteld, is het stil. Als er na het schakelen ongebruikelijke geluiden klinken, kan dat betekenen dat de versnellingskabel bijgesteld moet worden. Als het geluid na het bijstellen aanhoudt of luider is geworden, moet u de fiets stoppen en de bron van het geluid bepalen. Vraag zo nodig uw fietsenmaker om het probleem te bepalen en te verhelpen.

Inspecteer de versnellingskabels eenmaal per maand op knikken, roest, gebroken vezels of rafelige uiteinden. Inspecteer ook de behuizing op losse draadve-zels, verbogen uiteinden, breuk en slijtage. Gebruik de fiets niet als u vermoedt dat er een probleem met de versnellingskabels is; volg de instructies onder Vervangen van een versnellingskabel of laat deze reparatie door de fietsenmaker uitvoeren.

Controleer eenmaal per maand de werking van de linkerschakelhendel/voorderailleur. Bij terugschakelen hoort de voorderailleur de ketting naar een kleiner tandwiel te verplaatsen. Bij opschakelen hoort de voorderailleur de ketting naar een groter tandwiel te verplaatsen. Na het schakelen kunt u de voorderailleur door een kleine beweging van de schakelhendel zo plaatsen dat hij niet tegen de ketting aanloopt. De ketting mag nooit van het binnenste of buitenste kettingtand-wiel aflopen.

Controleer eenmaal per maand de werking van de rechterschakelhendel/achterderailleur. Bij terugschakelen hoort de achterderailleur de ketting naar een groter achtertandwiel te verplaatsen. Bij opschakelen hoort de achterderailleur de ketting naar een kleiner achtertandwiel te verplaatsen. Na het schakelen hoort de achterderailleur zo geplaatst te zijn dat de ketting soepel loopt zonder te springen. De ketting mag nooit van het binnenste of buitenste achtertandwiel aflopen.

AfstellingDe derailleur moet afgesteld worden terwijl de fiets stevig in een klem gezet

is of terwijl iemand het achterwiel van de grond houdt, zodat u de aandrijving en het schakelsysteem kunt gebruiken terwijl de fiets op zijn plaats blijft.

DERAILLEURSYSTEMEN

Figuur 3.23 - Versnellinggrepen

Figuur 3.25 - Bar-con

Figure 3.19 - Voorderailleur

Kabel Stelschroeven

Kabelklembout

Figuur 3.20 - Achterderailleur

Stelschroeven

Steltrommel

Kabelklembout

Kabel

Figuur 3.21 - STI Dual control

Grote hendel

Kleine hendel

Figuur 3.22- Rapid Fire

Duimhendel

Vingerhendel

Figuur 3.24 - Ergopower

Schakelhendel

Duimknop

Page 26: 04 Bike Owners Manual Nl

D.26 D.27HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Afstellen van de laagste tandwielpositie op de voorderailleur1. Schakel de ketting naar het kleinste kettingtandwiel voor en het

grootste achtertandwiel. 2. Draai de klembout van de voorderailleurkabel (fig 3.19) los totdat de

kabel vrijkomt. 3. Draai de stelschroef (aangeduid met “L”, fig. 3.26) totdat de binnenste

kettinggeleider van de derailleur ongeveer 0,5 mm van de ketting verwijderd is.

4. Trek aan het kabeluiteinde en schakel enige malen terug met de linker-schakelhendel zodat hij op de stand voor het kleinste tandwiel staat.

5. Draai de steltrommel van de versnellingskabel zo ver mogelijk linksom. 6. Steek de kabel in de groef naast de klembout van de derailleurkabel,

trek de kabel strak en klem de kabel vast:• Klembout voorderailleurkabel: 44-60 lb•in (5,0-6,8 Nm)

Afstellen van de hoogste tandwielpositie op de voorderailleur1. Schakel de achterderailleur naar het kleinste achtertandwiel.

2. Draai de stelschroef voor de hoogste versnelling (aangeduid met “H”, fig. 3.27) linksom totdat hij niet meer in de weg zit van de derailleurbaan.

3. Draai de cranks met de hand en gebruik de schakel-hendel om de ketting voorzichtig naar het buitenste achtertandwiel te schakelen.

4. Plaats de buitenste kettinggeleider van de voorde-railleur tot op een afstand van 0,5 mm van de ketting met de schakelhendel.

5. Draai de stelschroef van de hoogste versnelling weer aan totdat u weerstand voelt. Als u de schroef te ver hebt aangedraaid, beweegt de voorderailleur naar het kleine kettingtandwiel toe.

Controleer de afstellingen: test de diverse tandwiel-combinaties. Zorg dat de ketting niet van het tandwiel afloopt als u schakelt en dat de derailleurkooi niet tegen de cranks aanloopt.

Afstellen van de middelste tandwielpositie op de voorderailleur, bij drie kettingtandwielen1. Schakel de ketting naar het grootste kettingtandwiel

voor en het kleinste achtertandwiel. 2. Draai de steltrommel voor de kabelspanning (op de

onderste framebuis of op de schakelhendel) linksom om de kabelspanning te verhogen totdat de derailleurkooi de ketting net raakt.

Test de diverse tandwielcombinaties om te controleren of de ketting voor alle kettingtandwielen goed geplaatst wordt.

Figuur 3.26 - Binnenste stelschroef van invloed op lage versnelling

Figuur 3.27 - Buitenste stelschroef van invloed op hoge versnelling

Figuur 3.28 - Buitenste stelschroef van invloed op hoge versnelling

Opmerking: Sommige voorshifters hebben een tab-functie. Door de hendel iets terug te schakelen, beweegt u de derailleur iets naar binnen zodat hij de ketting niet meer raakt.

Afstellen van de hoogste tandwielpositie op de achterderailleur1. Schakel de ketting naar het kleinste achtertandwiel

en naar het grootste kettingtandwiel voor.2. Draai de kabelklembout (fig 3.20) los totdat de

kabel vrijkomt. 3. Ga achter de fiets staan om te controleren of het

kleinste achtertandwiel, de ketting en de twee derailleurpoelies in lijn staan.

4. Als ze niet in lijn staan, draait u de stelschroef voor de hoogste versnelling (meestal voorzien van de aanduiding “H”, fig. 3.28) totdat ze in lijn staan.

5. Trek aan de kabel en schakel op totdat de schakelhendel op de positie voor het kleinste achtertandwiel staat.

6. Draai de steltrommel op de schakelhendel of op de onderste framebuis helemaal rechtsom. Draai de steltrommel op de achterderailleur helemaal rechtsom en dan een slag linksom.

7. Steek de kabel in de klemboutgroef van de achterderail-leurkabel, trek de kabel strak en klem de kabel vast:

• Klembout achterderailleurkabel: 44-60 lb•in (5,0-6,8 Nm)

Page 27: 04 Bike Owners Manual Nl

D.26 D.27HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Afstellen van de onderste tandwielpositie op de achterderailleur1. Draai de stelschroef van de laagste versnelling

op de achterderailleur (meestal voorzien van de aanduiding “L”, fig. 3.29) zo ver linksom dat hij de beweging van de derailleur niet hindert.

2. Schakel de ketting voorzichtig naar het kleinste kettingtandwiel voor en het grootste achtertand-wiel. Schakel de achterderailleur niet te ver door, anders kan de ketting tussen het grote achtertand-wiel en de spaken vastlopen.

3. Zet de poelies van de achterderailleur in lijn met het grootste achtertandwiel.

4. Draai de stelschroef van de laagste versnelling rechtsom totdat u weerstand voelt. Als u de schroef te ver hebt aangedraaid, beweegt de derailleur naar de buitenkant van de fiets toe.

5. Test de diverse tandwielcombinaties. Zorg dat de ketting er niet afloopt als u schakelt.

Afstellen van het indexeersysteem van de achterderailleur1. Schakel de ketting naar het grootste kettingtandwiel voor en het

kleinste achtertandwiel. 2. Schakel een klik met de achterschakeling. 3. Controleer of de ketting moeiteloos naar het volgende tandwiel gaat.4. Als de ketting veel lawaai maakt of niet naar het volgende tandwiel

loopt, draait u de steltrommel in kleine stappen linksom en controleert u nogmaals of het schakelen soepel verloopt.

Als de ketting in plaats daarvan naar het derde kleinste achtertandwiel loopt, draait u de steltrommel rechtsom tot de uitlijning van de derailleur-poelies met het tweede kleinste achtertandwiel verkregen is. Test de diverse tandwielcombinaties om te controleren of de ketting voor alle achtertand-wielen goed geplaatst wordt.

Als de derailleur niet op deze manier afgesteld kan worden, kan het zijn dat de derailleurophanging niet goed uitgelijnd is: laat de fiets door uw fietsenmaker repareren.

Vervangen van een versnellingskabel1. Schakel de ketting naar het kleinste kettingtandwiel voor en het

kleinste achtertandwiel. 2. Let op het pad van de derailleurkabel, draai de klembout van de slechte

derailleurkabel los en verwijder de kabel via de schakelhendel.Sommige shifters hebben een afgedekt kabeltoegangspunt: dit is een schroef of een kapje dat met een schroef bevestigd is. Raadpleeg de fietsen-maker als u het kabeltoegangspunt voor uw shifter niet kunt vinden.

3. Inspecteer de behuizingen en vervang ze als ze beschadigd of roestig zijn. Opmerking: Als u een behuizing vervangt, moet u zorgen dat de onderdelen voor het juiste type behuizing zijn en ze tot de juiste lengte afsnijden (gebruik de oude stukken als voorbeeld). Zorg dat de uiteinden van de behuizing glad zijn: de kabel moet onbelemmerd door deze uiteinden kunnen lopen.

4. Smeer de nieuwe kabel en steek hem door de hendel en alle kabelgelei-ders en -behuizingen en de kabelklembout, op dezelfde manier als de oude kabel geïnstalleerd was.

5. Volg de aanwijzingen voor afstelling van de derailleur.6. Snijd de kabel zo af dat er niet meer dan 5 mm kabel voorbij de

kabelklembout uitsteekt. 7. Klem een metalen einddopje vast om te voorkomen dat het kabeluit-

einde gaat rafelen of druppel een beetje soldeer op het kabeluiteinde.

SmeringSmeer maandelijks alle spilpunten op de voor- en achterderailleur

(inclusief de derailleurpoelies op de achterderailleur) met Wrench Force® synthetisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbaar product.

Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen op het punt waar hij de behuizing passert met licht smeervet.

Figuur 3.29 - Binnenste stelschroef van invloed op lage versnelling

Page 28: 04 Bike Owners Manual Nl

D.28 D.29HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

INTERNE SCHAKELSYSTEMEN

InleidingSommige fietsen hebben een intern schakelsysteem waarbij het schakelen

tussen de tandwielen binnen de achternaaf plaatsvindt. Bepaal welk van de vier interne schakelsystemen op uw fiets wordt gebruikt en lees de informatie over dat systeem op de volgende paginas:• Shimano Nexus 8-speed met acht schakelposities op de schakelhendel aangeduid• Shimano 3-speed met drie schakelposities op de schakelhendel aangeduid• SRAM DualDrive 2 x 7 combineert een intern schakelsysteem met een

achterderailleur

Nexus 4- of 8-speed systemenHet interne schakelsysteem omvat die onderdelen van de fiets waarmee u

kunt schakelen, inclusief de shifter, de achternaaf en de versnellingskabel. Het schakelmechaniek is ingebouwd zodat het schakelsysteem gesmeerd blijft en weinig onderhoud vereist. Deze instructies behandelen inspectie, afstelling en smering van een intern schakelsysteem.

InspectieEen goed afgesteld schakelsysteem is stil. Als er na het schakelen of tijdens

het trappen ongebruikelijke geluiden klinken, kan dat betekenen dat de versnel-lingskabel bijgesteld moet worden. Als het geluid na het bijstellen aanhoudt of luider is geworden, moet u de fiets stoppen en de bron van het geluid bepalen. Vraag zo nodig uw fietsenmaker om het probleem te bepalen en te verhelpen. Raadpleeg de fietsenmaker voor nadere informatie over uw schakelsysteem.

Controleer eenmaal per maand of de naaftandwielen goed zijn afgesteld:

Figuur 3.30 - Poelie en achtertandwielbeugel

Poelie

Achtertandwielbeugel

Klembout schakelkabel

Figuur 3.31 - Nexus shifter

Kap voor kabeluiteinde

Steltrommel schakelkabel

• Op een Nexus 8-speed of Nexus 4-speed systeem in de vierde versnelling horen de rode strepen op de poelie en op de tandwielbeugel (fig. 3.30) in lijn te staan.

Inspecteer de versnellingskabel eenmaal per maand op knikken, roest, gebroken vezels of rafelige uiteinden. Inspecteer ook de behuizing op losse draadvezels, insnij-dingen, gebroken spiralen en slijtage. Als u vermoedt dat er een probleem met uw schakelkabel is, mag u de fiets niet gebruiken. Vervang de kabel en/of de behuizing aan de hand van de onderstaande instructies of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker voordat u hem weer gebruikt.

AfstellingAfstellen van de achterste versnelling1. Zet de shifter op de vierde versnelling.2. Zet de indicator op de achternaafpoelie in lijn met de

tandwielbeugel (fig. 3.30).3. Als de twee rode strepen niet in lijn staan, moet u

de versnellingskabelspanning bijstellen door de steltrommel (fig. 3.31) te draaien totdat de strepen in lijn staan.

4. Schakel naar de eerste versnelling en weer terug naar de vierde versnelling en controleer de afstelling nogmaals.

Vervangen van de versnellingskabel1. Draai de kabelmontagebout los.

2. Verwijder de kruiskopschroef waarmee de kap van het kabeluiteinde vastgezet is.

3. Schuif de kap van het kabeluiteinde (fig. 3.31) naar voren. 4. Let op de manier waarop de oude kabel geïnstalleerd is en verwijder de kabel. 5. Installeer een nieuwe kabel in de shifter, de behuizing en de kabelgelei-

ders, op dezelfde manier als de oude kabel gelegd was.6. Draai de kabelmontagebout weer aan. 7. Bevestig de kap weer op de shifter.8. Klem een metalen einddopje vast om te voorkomen dat het kabeluit-

einde gaat rafelen of druppel een beetje soldeer op het kabeluiteinde.9. Volg de instructies onder Afstellen van de achterversnelling.

SmeringSmeer de Nexus naaflagers eenmaal per jaar. Deze procedure vereist

speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsen-maker worden uitgevoerd.

Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen met Wrench Force® synthe-tisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbaar product.

Page 29: 04 Bike Owners Manual Nl

D.28 D.29HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Schakelsysteem met drie versnelllingenHet interne schakelsysteem omvat die onderdelen van de fiets waarmee u

kunt schakelen, inclusief de shifter, de achternaaf en de versnellingskabel. Het schakelmechaniek is ingebouwd zodat het schakelsysteem gesmeerd blijft en weinig onderhoud vereist. Deze instructies behandelen inspectie, afstelling en smering van een intern schakelsysteem.

InspectieEen goed afgesteld schakelsysteem is stil. Als er na het

schakelen of tijdens het trappen ongebruikelijke geluiden klinken, kan dat betekenen dat de versnellingskabel bijgesteld moet worden. Als het geluid na het bijstellen aanhoudt of luider is geworden, moet u de fiets stoppen en de bron van herkomst van het geluid bepalen. Vraag zo nodig uw fietsenmaker om het probleem te bepalen en te verhelpen. Raadpleeg de fietsenmaker voor nadere informatie over uw schakelsysteem.

Controleer eenmaal per maand of de naaftandwielen goed zijn afgesteld: • Op een Nexus 3-speed systeem met de shifter op

de tweede versnelling hoort de indicator in het belarmvenster (fig. 3.33) in lijn te staan met het merkteken op de duwstaaf (fig. 3.34).

Inspecteer de versnellingskabel eenmaal per maand op knikken, roest, gebroken vezels of rafelige uiteinden. Inspecteer ook de behuizing op losse draadvezels, insnij-dingen, gebroken spiralen en slijtage. Als u vermoedt dat er een probleem met uw schakelkabel is, mag u de fiets niet gebruiken. Vervang de kabel en/of de behuizing aan de hand van de onderstaande instructies of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker voordat u hem weer gebruikt.

AfstellingAfstellen van de achterste versnelling1. Zet de shifter op de tweede versnelling.2. Zet de indicator in het belarmvenster in lijn met de

lijn op de duwstaaf.3. Als de twee rode strepen niet in lijn staan, moet u

de versnellingskabelspanning bijstellen door de steltrommel (fig. 3.35) te draaien totdat de strepen in lijn staan.

4. Schakel naar de eerste versnelling en weer terug naar de tweede versnelling en controleer de afstelling nogmaals.

Vervangen van de versnellingskabel1. Verwijder de stelschroef van de belarmkap

(fig. 3.32).2. Verwijder de belarmkap.3. Draai de kabelklembout (fig. 3.35) los.4. Let op de manier waarop de oude kabel geïnstal-

leerd is en verwijder de kabel. 5. Installeer een nieuwe kabel in de shifter, de

behuizing en de kabelgeleiders, op dezelfde manier als de oude kabel gelegd was.

6. Draai de kabelmontagebout weer aan. 7. Bevestig de kap weer op de belarm.8. Klem een metalen einddopje vast om te voorkomen dat het kabeluit-

einde gaat rafelen of druppel een beetje soldeer op het kabeluiteinde.9. Volg de instructies onder Afstellen van de achterversnelling.

SmeringSmeer de Nexus naaflagers eenmaal per jaar. Deze procedure vereist

speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsen-maker worden uitgevoerd.

Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen met Wrench Force® synthe-tisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbaar product.

Figuur 3.32 - Belarmkap en stelschroef

Stelschroef

Figuur 3.33 - Stelschroef belarm, drie versnellingen

Belarmvenster

Stelschroef

Figuur 3.34 - Duwstaaf

Duwstaaf

Figuur. 3.35 - Belarmkabelklembout

Steltrommel kabel

Kabelklembout

Page 30: 04 Bike Owners Manual Nl

D.30 D.31HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

DualDrive schakelsysteemHet DualDrive schakelsysteem combineert een interne versnellingsnaaf

met een externe derailleur en omvat die onderdelen van de fiets waarmee u kunt schakelen, inclusief de shifter, de achternaaf, de cassette, de achterde-railleur en de versnellingskabels. Het derailleurgedeelte van het DualDrive systeem is een gewone achterderailleur, beschreven op pagina 25-27.

Deze instructies beschrijven inspectie, afstelling en smering van de interne versnelling in de achternaaf van het DualDrive schakelsysteem met duimschakelaar met twee standen (fig. 3.36).

InspectieEen goed afgesteld schakelsysteem is stil. Als er na het

schakelen of tijdens het trappen ongebruikelijke geluiden klinken, kan dat betekenen dat de versnellingskabel bijgesteld moet worden. Als het geluid na het bijstellen aanhoudt of luider is geworden, moet u de fiets stoppen en de bron van herkomst van het geluid bepalen. Vraag zo nodig uw fietsenmaker om het probleem te bepalen en te verhelpen. Raadpleeg de fietsen-maker voor nadere informatie over uw schakelsysteem.

Controleer eenmaal per maand of de naaftandwielen goed zijn afgesteld. Duw de schakelhendel van de modus Uphill naar Standard en weer terug. Als de naaf niet in beide richtingen soepel schakelt, moet u de instructies voor bijstellen van de versnelling volgen of uw fiets ter reparatie naar de fietsen-maker brengen.

Inspecteer de versnellingskabel eenmaal per maand op knikken, roest, gebroken vezels of rafelige uiteinden. Inspecteer ook de behuizing op losse draadvezels, insnij-dingen, gebroken spiralen en slijtage. Als u vermoedt dat er een probleem met uw schakelkabel is, mag u de fiets niet gebruiken. Vervang de kabel en/of de behuizing aan de hand van de onderstaande instructies of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker voordat u hem weer gebruikt.

Figuur 3.36 - DualDrive shifter

Modusindicators

(Uphill)

Duimschakelaar

Figuur 3.37 - Clickbox (op achternaaf)

Steltrommel

Indicatorvenster

Figuur 3.38 - DualDrive schakelstaaf en asringen

Schakelstaaf

Figuur 3.39 - DualDrive Clickbox en kabelklem

Clickboxkap

Kabelklembout

AfstellingAfstellen van de achternaafversnelling1. Zet de shifter op Standard.2. Zet de indicator op het Clickbox-venster (fig. 3.37) in

lijn door de steltrommel te verdraaien.3. Schakel naar de Uphill-modus en weer terug naar

Standard-modus en controleer de afstelling nogmaals.

Verwijderen van het achterwiel1. Breng de ketting met de derailleur naar het kleinste

achtertandwiel.2. Schakel de achternaaf naar de Uphill-modus.3. Druk de Clickbox-knop (fig. 3.37) omlaag.4. Trek de Clickbox van de achteras.5. Schroef de schakelstaaf (fig. 3.38) uit.6. Volg de instructies onder Verwijderen van een wiel op

pagina 44.

Installeren van het achterwiel1. Volg de instructies onder Installeren van een wiel op

pagina 44.2. Schroef de schakelstaaf in.3. Plaats de Clickbox op de achteras.4. Druk op de Clickbox-knop.5. Volg de instructies onder Afstellen van de achternaaf-

versnelling.Vervangen van de versnellingskabel1. Trek de Clickbox-kap (fig. 3.39) los.2. Draai de kabelklembout los.

3. Let op de manier waarop de oude kabel geïnstalleerd is en verwijder de kabel. Op de kabelkop in de shifter is een kunststof kapje vastgedrukt.

4. Installeer een nieuwe kabel in de shifter, de behuizing en de kabelgelei-ders, op dezelfde manier als de oude kabel gelegd was.

5. Trek de kabel strak en bevestig de kabelklembout weer. 6. Bevestig de kap weer op de Clickbox.7. Volg de instructies onder Afstellen van de achternaafversnelling.

Page 31: 04 Bike Owners Manual Nl

D.30 D.31HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

De voorbouw (fig. 3.40) is het lagersysteem waarop de vork, de balhoofd-buis en het stuur draaien, zodat u de fiets kunt sturen. De instructies beschrijven inspectie, smering en afstelling van de voorbouw en de vork.

Raadpleeg Ophangingssystemen op pagina 50 als uw fiets een verende vork heeft.

Raadpleeg tevens Zorg voor uw frame en vork op pagina 56-57 als uw fiets een voorvork van aluminium of koolstofvezel heeft.

InspectieInspecteer de voorbouw van uw fiets eenmaal per

maand om te controleren of hij niet te strak vastzit of loszit. Als de voorbouwlagers te los of te vast zitten, mag u de fiets niet gebruiken: breng de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.

Controleren of de voorbouw te los zit1. Ga over de bovenste framebuis van uw fiets staan

met beide voeten op de grond. 2. Druk de voorrem in terwijl u de fiets naar voren en

naar achteren probeert te rijden. Als uw fiets geen voorrem heeft, kunt u deze inspectie uitvoeren door het voorwiel te draaien zodat het dwars op de duwrichting staat.

3. Kijk, luister en voel of er iets los zit in de voorbouwlagers. Controleren of de voorbouw te strak zit1. Til het voorwiel van de grond en draai de vork en het stuur langzaam

naar links en naar rechts. 2. Kijk, luister en let op malende geluiden of hangen op punten in de

draaicirkel: in dat geval kan het zijn dat de lagers te strak zijn vastgezet. Op sommige BMX-fietsen kan het stuur 360 graden draaien zonder dat

de remkabels in de weg zitten, door middel van een brug over de voorbouw. Informatie over de rotor vindt u in het gedeelte Remsysteem.

AfstellingAfstelling van de voorbouwlagers vereist speciale gereedschappen en

training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd. De afstelling van de rotor wordt beschreven in het gedeelte Remsysteem.

SmeringSmeer de voorbouw eenmaal per jaar. Dit vereist speciale gereed-

schappen en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.

8. Klem een metalen einddopje vast om te voorkomen dat het kabeluit-einde gaat rafelen of druppel een beetje soldeer op het kabeluiteinde.

SmeringDe naaflagers van de DualDrive zijn bij normaal gebruik

permanent gesmeerd.Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen met Wrench Force® synthe-

tisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbaar product.

VOORBOUW EN VORK

WAARSCHUWINGEen slecht afgestelde voorbouw kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Zorg dat de voorbouw goed is afgesteld voordat u de fiets gebruikt.

Figuur 3.40 - Voorbouw

Bovenste lager-kom van de voorbouw

Onderste lagerkom van de voorbouw

Page 32: 04 Bike Owners Manual Nl

D.32 D.33HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

REMSYSTEMENMet het remsysteem kunt u afremmen of stoppen, een functie die zeer

belangrijk is voor uw veiligheid. Deze instructies behandelen inspectie, afstelling en smering van een

fietsrem. Lees de algemene informatie in Tips voor het remsysteem – alle systemen en de specifieke informatie voor het type remmen op uw fiets.

Tips voor het remsysteem – alle systemenHet remvermogen is afhankelijk van het ontwerp van de remmen. Als u

ontevreden of niet zeker bent van het remvermogen van uw fietsremmen, kunt u de fietsenmaker raadplegen.

Verkeerde afstelling, verkeerd onderhoud en verkeerd gebruik van welk remsysteem dan ook kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en dat er ongelukken gebeuren. Als u niet zeker weet of de remmen goed zijn afgesteld of vermoedt dat er een probleem is, mag u de fiets niet gebruiken: laat de fiets door de fietsenmaker nakijken.

Het is moeilijk om het remsysteem goed af te stellen zonder het juiste gereedschap en de juiste opleiding. Het wordt sterk aanbevolen om remafstel-ling door de fietsenmaker uit te laten voeren. Raadpleeg de fietsenmaker voor meer specifieke informatie over uw remsysteem.

Sommige soorten remmen kunnen niet gebruikt worden met bepaalde remhendels. Gebruik voor elke rem uitsluitend remhendels die er geschikt voor zijn, zoals die welke met uw fiets meegeleverd zijn. ‘Direct-pull’ remmen (fig. 3.42) bijvoorbeeld hebben een groter remvermogen en vereisen speciale remhendels om die kracht te verwerken.

Als uw fiets remhendels heeft waarop het remvermogen afgesteld kan worden, moet u de met uw fiets meegeleverde gebruiksaanwijzing raadplegen en volgen voordat u de remkracht bijstelt.

Velgrem met remhendelInleiding

Dit systeem omvat een van diverse soorten met de hand te bedienen remhendels en remmen, waaronder caliperremmen (fig. 3.41), direct-pull remmen (fig. 3.42), U-remmen (fig. 3.44) en cantileverremmen (fig. 3.45). Op dit systeem is de remhendel via een kabel met de rem verbonden. Als u de hendel indrukt, wordt er door de remblokjes druk uitgeoefend op de velg. Dat remt de wielrotatie, waardoor de fiets langzamer rijdt.

Dit systeem bestaat uit diverse onderdelen:• velg• remhendel• remkabel en remkast• remcaliper

Gebruik nooit velgen die speciaal voor schijfremmen bestemd zijn. Velgremmen vereisen een vlak zijoppervlak op de velg voor goede werking.

InspectieAls u niet remt, hoort de afstand tussen de remblokjes en de

velg 1–2 mm te bedragen. De remblokjes horen parallel met het velgoppervlak te liggen (fig. 3.43). Als uw remmen te strak of te los zijn afgesteld of niet op de velg gecentreerd zijn, moet u ze afstellen voordat u de fiets gebruikt.

Figuur 3.43 toont toespoor, een afstelling van de hoek van het remblokje, die bijgesteld kan worden om piepen van

de remmen te voorkomen. Voor reeds gebruikte remblokjes en op sommige van de nieuwe direct-pullremmen is toespoor soms niet nodig.

WAARSCHUWINGGebruik een fiets nooit als u niet zeker bent van de werking van de remmen of als u denkt dat er een probleem met de remkabels of hydrau-lische slang is. Slecht functionerende remmen kunnen ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Als uw remmen niet goed werken, moet u ze bijstellen of de fiets voor onderhoud naar uw fietsen-maker brengen.

Figuur 3.42 - Direct-pull rem

Kabelklembout

Montagebout rem-blokje

Centreerschroef

Armmontagebout

Figuur 3.41 - Caliperrem

Steltrommel

Centreerschroef

Montagebout remblokje

Remvrijgavehendel

Page 33: 04 Bike Owners Manual Nl

D.32 D.33HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Inspecteer de remkabels op uw fiets elke maand op tekenen van knikken, barsten, gebroken vezels en rafelige uiteinden en inspecteer de remkast op verbogen uiteinden, insnijding, uitgerekte spiralen en slijtage. Vervang alle onderdelen die bij inspectie problemen vertonen.

Inspecteer de remblokjes op uw fiets elke maand op tekenen van slijtage. Op het remoppervlak van remblokjes zijn ondiepe groeven aangebracht. Als deze groeven minder diep zijn dan 2 mm (1 mm op direct-pullremmen), moet u de remblokjes vervangen.

Haal de bouten op de remhendels om de 3 maanden aan:

• Hendelklem (fig. 3.46 en 3.48): 53-69 lb•in (6,0-7,8 Nm)

• Hendel op midden van stuur (fig. 3.47): 20-30 lb•in (2,3-3,3 Nm)

Haal de bouten op caliperremmen om de 3 maanden aan (fig. 3.41):

• Montagebouten remblokje: 40-60 lb•in (4,5-6,8 Nm)

• Remmontage op:

- Metalen seatstays: 70-85 lb•in (7,9-9,6 Nm)

- ‘Gebogen’ seatstays van koolstofvezel: 55-60 lb•in (6,2-6,8 Nm)

Haal om de 3 maanden de bouten aan op direct-pullremmen (fig. 3.42), U-remmen (fig. 3.44), of cantileverremmen(fig. 3.45):

• Montagebouten remblokje: 70-80 lb•in (7,9-9 Nm)

• Montagebouten arm: 70-85 lb•in (7,9-9,6 Nm)

AfstellingAfstellen van het bereik van de remhendel

Op sommige remhendels kunt u het bereik (de afstand tussen het stuur en de hendel) verstellen.1. Draai de bereikstelschroef (fig. 3.48). Draai de schroef

in (rechtsom) om het bereik te vergroten. Draai de schroef uit (linksom) om het bereik te verkleinen.

2. Soms moet u na het wijzigen van het bereik ook de afstand van de remblokjes bijstellen.

Afstellen van de afstand tussen de remblokjes en de velg1. Draai de steltrommel. Draai de steltrommel in

(rechtsom) om de afstand van het remblokje te vergroten. Draai de steltrommel uit (linksom) om de afstand van het remblokje te verkleinen.Op de meeste direct-pull-, cantilever- en U-remmen zit de steltrommel op de remhendel (fig. 3.48). Op de meeste calipersystemen zit de steltrommel op de rem zelf (fig. 3.41).Op een double-pull hendel (fig. 3.49) moet u de kabelspanning zo afstellen dat de achterremblokjes net zo dicht bij de velg staan als de voorremblokjes.

2. Als u de remblokjes niet goed op deze manier kunt afstellen, draait u de kabelklembout los en monteert u de kabel weer zoals beschreven onder Installeren van een remkabel, maar zonder de remkabel te verwijderen.

Figuur 3.43 - Uitlijning van de remblokjes

Remblokje in lijn met velgop-pervlak.

Het remblokje en de velg horen parallel te liggen.

Draairichting van velg.

0,5–1,0 mm toespoor

Figuur 3.44 - U-rem

Kabeldrager

CentreermoerArmmontagebout

Linkwire Montagebout remblokje

Figuur 3.45 - Cantileverrem

Linkwire

Centreerschroef

Montagebout remblokje

Armmontagebout

Figuur 3.46 - Hendelklembout

Hendelklembout

Figuur 3.47 - Remhendel mid-den op stuur

Hendelklembout

Page 34: 04 Bike Owners Manual Nl

D.34 D.35HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Centreren van een V-type-, cantilever- of roadrem1. Draai de centreerschroef (fig. 3.41, 3.42 en 3.45). Draai de

schroef in kleine stappen en controleer de centrering.2. Als de rem twee centreerschroeven heeft, moet u de

algemene veerspanning afstellen terwijl u de rem centreert.

Centreren van een U-rem1. Houd de centreermoer van 13 mm (fig. 3.44) met een

sleutel tegen.2. Draai de armmontagebout los met een inbussleutel

van 5 mm.3. Draai de centreermoer.4. Draai de bout weer aan.

Afstellen van de uitlijning van de remblokjes1. Draai de montagebout van het remblokje los.2. Volg de procedures onder Inspectie om de remblokjes

in lijn te zetten en aan te draaien. 3. Nadat de remmen zijn bijgesteld, test u de remmen

door de maximale remkracht op de hendels uit te oefenen. De kabel mag niet slippen, de remblokjes moeten onder de juiste hoek tegen de velg aanliggen en de remblokjes mogen de band niet raken.

Installeren van een remkabelHet installeren van een remkabel in een cantile-verrem vereist speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsen-maker worden uitgevoerd.

1. Let op de manier waarop de oude kabel geïnstal-leerd is, haal de ankerbout van de remkabel los en verwijder de versleten kabel.

2. Smeer de nieuwe kabel en installeer hem; leg hem daarbij op dezelfde manier als de oude kabel, en voer hem door de kabelankerbout.

3. Zorg dat het looduiteinde van de kabel goed in de remhendel is geplaatst en de kast goed in de hendel is gezet.

4. Volg zo nodig de instructies onder Afstellen van de uitlijning van de remblokjes.

5. Draai de steltrommel rechtsom zodat de schroef-draad op de steltrommel niet boven de caliper of buiten de hendel uitsteekt.

6. Houd de remblokjes tegen de velg en draai de bout aan:• Kabelklembout: 52-69 lb•in (6-8 Nm)

7. Snijd de kabel zo af dat er niet meer dan 5 mm kabel voorbij de ankerbout uitsteekt.

8. Klem een metalen dopje vast of breng een beetje soldeer aan op het kabeluiteinde om rafelen te voorkomen.

9. Volg de instructies voor Inspectie en Afstelling.Openen van de rem voor verwijderen van het wiel

Figuur 3.49 - Dual-pull rem-hendel

Figuur 3.48 - Remhendel

Stelschroef voor bereik

Hendelklembout

Steltrommel

Kabel

Figuur 3.50 - Campagnolo rem-vrijgaveknop

Remvrijgaveknop

Figuur 3.51 - Haal de pijp los

Pijp

Linkarm

Volg na installatie van een wiel de procedures voor Inspectie in het gedeelte Wielen in dit hoofdstuk om de installatie te voltooien.

• Op de meeste caliperremmen zet u de remvrijgavehendel (fig. 3.41) op OMHOOG (open). Zet de hendel OMLAAG om de rem weer te sluiten.

• Op Campagnolo Ergopower hendels drukt u de remhendel iets in en drukt u op de knop (fig. 3.50) totdat hij op gelijke hoogte met het hoofdgedeelte van de hendel staat. Laat de hendel los: de rem opent zich. Doe hetzelfde in omgekeerde volgorde om de rem weer te sluiten.

• Op cantileverremmen en U-remmen haalt u de linkwire los (fig. 3.45). Druk de remblokjes met een hand krachtig tegen de velg. Trek met de andere hand het looduiteinde van de linkwire uit de bevestigingsvork op de remarm. Laat de remblokjes los: de rem opent zich. Doe hetzelfde in omgekeerde volgorde om de rem weer te sluiten.

• Op direct-pullremmen haalt u de pijp los van de linkarm (fig. 3.42). Druk de remblokjes met een hand krachtig tegen de velg. Trek met de andere hand de pijp van de linkarm vandaan en til hem omhoog. Laat de remblokjes los als de pijp los is: de rem opent zich. Doe hetzelfde in omgekeerde volgorde om de rem weer te sluiten.

Page 35: 04 Bike Owners Manual Nl

D.34 D.35HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

SmeringSmeer de spilpunten van de remhendel en de montagespilpunten van de

remarm om de 3 maanden met lichte olie. Uw fietsenmaker kan u de juiste olie aanbevelen.

Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen met een dun laagje Wrench Force® synthetisch smeervet of een vergelijkbaar product.

RotorInleiding

Sommige velgremsystemen hebben een rotor waarmee de achterremkabel de voorbouw omzeilt zodat het stuur 360 graden gedraaid kan worden. Dit wordt gedaan door de rotor (fig. 3.52) die op de voorbouw is gemonteerd. Omdat de rotor een verbinding tussen de remhendel en de rem vormt, maakt hij deel uit van het remsysteem. Goede afstelling van de rotor is uitermate belangrijk voor een goede werking van de remmen.

InspectieControleer de werking van de rotor eenmaal per

maand. Let op de lagerunit terwijl u het stuur 360 graden draait. Hij mag niet op of neer bewegen of kantelen. Als de remhendel is ingedrukt, hoort de rotor krachtig te remmen terwijl de lagerunit parallel aan de bovenste en onderste kabelaanslag blijft staan. Als de lagerunit kantelt terwijl er wordt geremd of terwijl het stuur wordt gedraaid, moet de rotor bijgesteld worden.

AfstellingAfstellen van de rotor1. Controleer of beide onderste steltrommels op gelijke hoogte met de

onderste kabelaanslag staan (er niet boven zichtbaar zijn) en of de lagerunit op de onderste kabelaanslag rust.

Afstelling van de achterrem moet uitgevoerd worden terwijl de lagerunit op deze positie staat. De lagerunit moet parallel aan de bovenste en onderste kabelaanslag staan. 2. Als hij scheef staat, betekent dit dat een van de kabels niet strak zit.

Trek beurtelings aan beide kabeluiteinden om te zien welke kabel bij de lagerunit slap zit.

3. Trek de kabel strak door de steltrommel. 4. Nadat beide kabels even strak zitten, draait u alle borgmoeren van de

steltrommels aan.

SmeringDe rotor hoeft niet gesmeerd te worden.

Interne of trommelremmenInleiding

Het remmechaniek van een trommelrem zit in een naaf maar wordt bediend via een hendel. De hendel is via een kabel met de rem verbonden. Dit systeem bestaat uit diverse onderdelen:• remhendel• remkabel en remkast• achternaaf

InspectieControleer maandelijks of de klembout van de remkabel

goed is aangedraaid.Inspecteer de remkabels op uw fiets elke maand op tekenen van knikken,

barsten, gebroken vezels en rafelige uiteinden en inspecteer de remkast op verbogen uiteinden, insnijding, uitgerekte spiralen en slijtage. Vervang alle onderdelen die bij inspectie problemen vertonen.

AfstellingVerminderen van de hendelbeweging1. Draai de borgmoer op de steltrommel (fig. 3.53) los en verdraai

de steltrommel.

Figuur 3.52 - Rotor

Rotor

Figuur 3.53 - Trommelrem

KabeldraagarmKabelklembout

Steltrommel

Page 36: 04 Bike Owners Manual Nl

D.36 D.37HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Draai de schroef in (rechtsom) om de baan van de hendel te vergroten. Draai de schroef uit (linksom) om de baan van de hendel te verkleinen.

2. Draai de borgmoer na het afstellen aan om deze afstelling te behouden.

Verwijderen van het achterwielOm het achterwiel te verwijderen moet u eerst de versnellings- en

remkabels loskoppelen.

Loskoppelen van de remkabelPas op dat u de achternaaf niet aanraakt: deze kan heet zijn van het remmen.

1. Duw de kabeldraagarm (fig. 3.53) naar voren en duw de kabelklembout naar achteren zodat de bout in lijn staat met het grootste gat in de draagarm.

2. Trek de kabelklembout naar buiten om hem uit de draagarm te halen. 3. Schuif de remkabelaanslag naar voren om hem van de remarm te halen. 4. Haal de rembandbout los.

Loskoppelen van de versnellingskabel1. Zet de shifter in de eerste versnelling. 2. Trek de kabelkast uit de aanslag in de versnellingskabelkast. 3. Draai de kabelmontagebout totdat de platte gedeelten van de onder-

legring in lijn liggen met de sleuf in de achtertandwielbeugel.4. Verwijder de kabel.

Van het frame verwijderen van de asAls u de asmoeren losdraait of aandraait, moet u dat geleidelijk en in kleine stappen doen om te voorkomen dat u de afstelling van de lagernaaf verstoort.

1. Draai de asmoer aan een kant van de naaf ongeveer een kwartslag los.2. Draai de asmoer aan de andere kant van de naaf ongeveer een

kwartslag los.3. Draai de asmoeren op deze manier beurtelings in kleine stappen los

totdat u de naaf uit de vork kunt schuiven.Installeren van het wiel1. Herhaal de instructies voor verwijderen van het wiel in omgekeerde

volgorde en haal daarbij de asmoeren geleidelijk aan.2. Keer de procedure om om de remkabel te bevestigen.3. Keer de procedure om om de versnellingskabel te bevestigen. 4. Controleer of de spanning van de versnellingskabel goed is afgesteld.5. Volg de procedures voor Inspectie in het gedeelte Wielen van dit hoofdstuk

om de installatie te voltooien.

KabelinstallatieVolg de instructies onder Installeren van een remkabel op pagina 34.

SmeringSmeer de spilpunten van de remhendel om de 3 maanden met Wrench Force

synthetisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbare lichte olie. Smeer de remkabelkabel altijd nadat hij is vervangen met een dun laagje

Wrench Force synthetisch smeervet of een vergelijkbaar smeermiddel.

Hydraulische schijfremmen

InleidingIn plaats van op de velg te drukken om de fiets af te remmen,

drukt dit remsysteem op een schijf die op de wielnaaf is gemonteerd (fig. 3.54). De schijf is met bouten op de naaf bevestigd en op de linkerkant van het frame of de vork is een schijfremcaliper aangebracht. Een speciale hendel die als remvloeistofreservoir functioneert, is via een hydrau-lische slang verbonden om de rem te bedienen.

Dit systeem bestaat uit diverse onderdelen: • remhendel/vloeistofreservoir• hydraulische slang• remcaliper en schijfLees de gebruiksaanwijzing van de rem die met uw fiets is

Figuur 3.54 - Schijfrem

Schijf

meegeleverd. Als u geen gebruiksaanwijzing voor de rem hebt ontvangen, kunt u er een krijgen van uw fietsenmaker, kunt u contact met ons opnemen of kunt er u een downloaden van een website: www.hayesbrake.com

Page 37: 04 Bike Owners Manual Nl

D.36 D.37HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

De onderstaande informatie dient uitsluitend als aanvulling op de gebruiksaanwijzing van de remfabrikant.

Schijfremvloeistof werkt sterk corroderend. Vermijd aanraking met de huid of met de fiets: remvloeistof tast lak aan.

Schijfremmen kunnen na gebruik zeer heet zijn, dus wees voorzichtig wanneer u ze inspecteert. Zoals bij andere draaiende onderdelen op een fiets moet u ook bij de schijf voorkomen dat u uw vingers erin plaatst.

Gebruik de remhendel niet als de schijf niet in de caliper geplaatst is. Als u aan de hendel trekt terwijl de schijf uit de rem verwijderd is, wordt de automatische remblokspeling op bijna nul gezet, zodat het niet mogelijk is om de schijf weer tussen de remblokjes te plaatsen. Raadpleeg in dat geval de gebruiksaanwijzing van de schijfrem.

InspectieDruk de remhendel voor elke rit krachtig in. Het mag niet mogelijk zijn

om de hendel helemaal tegen het stuur aan te drukken. Als u de remhendel helemaal tegen het stuur kunt drukken, moet het remsysteem ontlast worden. Voor aftappen van hydraulische vloeistof uit de remmen is special gereedschap en een speciale opleiding vereist; laat de fiets door de fietsenmaker repareren.

Zorg dat er geen olie, vet of ander vuil op de schijf zit. De schijf (fig. 3.54) maakt deel uit van het remsysteem; daarom moet u hem altijd schoonhouden. Verwijder de remblokjes van de caliper bij grondig schoonmaken. Geen reinigingsmiddel, ontvettingsmiddel of oplossmiddel gebruiken om de schijf schoon te maken. Maak de schijven schoon met isopropanol.

Controleer de schijfremblokjes eenmaal per maand op tekenen van slijtage. Als de schijfremblokjes dunner dan 1,0 mm zijn, moet u ze vervangen. Controleer of de remblokjes goed gemonteerd zijn: er moet een tussenruimte van 0,25 tot 0,75 mm met de schijf zijn als de rem niet is ingedrukt (fig. 3.55). Draai het wiel: als de remhendel niet is ingedrukt, moeten de remblokjes de schijf zo min mogelijk raken.

Haal de schijfrembouten aan (fig. 3.56):• Calipermontagebouten: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)

• Adapterbouten, met een inbussleutel van 5 mm: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)

• Adapterbouten, met een inbussleutel van 4 mm: 60-65 lb•in (6,8-7,3 Nm)

• Schijfbouten, waarmee de schijf op de naaf gemonteerd is: 45-55 lb•in (5-6,2 Nm)

• Montagebouten remhendel: 25-35 lb•in (2,8-4 Nm)

Controleer de remslang op knikken of lekkage. Vervang die delen van de hydraulische slang die problemen vertonen. Vervangen van hydraulische slangen vereist herafstelling van het remsysteem met speciale gereed-schappen en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.

AfstellingAfstellen van de afstand tussen de remhendel en het stuur1. Bepaal de plaats van de bereikschroef tussen de hendel

en het stuur, vlakbij het spilpunt van de hendel. 2. Draai de schroef in (rechtsom) om het bereik te

vergroten. Draai de schroef uit (linksom) om het bereik te verkleinen.

Uitlijnen van de rem met de schijf1. Draai de remmontagebouten los. 2. Druk de hendel helemaal in en draai de bouten

geleidelijk aan zoals beschreven onder Inspectie.Verwijderen van de remblokjes1. Verwijder het wiel.

WAARSCHUWINGSchijfremmen en remschijven worden tijdens gebruik zeer heet en kunnen brandwon-den veroorzaken. Ook kunnen de schijfranden scherp zijn en snijwonden veroorzaken. Raak de remschijf en de schijfremmen niet aan als ze heet zijn of als ze draaien.

Figuur 3.55 - Speling voor de schijfremblokjes

Figuur 3.56 - Schijfrembouten

Adapterbouten

Montagebouten

Figuur 3.57 - Verwijderen van de remblokjes

Page 38: 04 Bike Owners Manual Nl

D.38 D.39HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

2. Pak de installatielip van het remblokje (fig. 3.57) met uw vingers of een tang beet en trek hem uit.

Verwijderen van het wielVoor het verwijderen van een wiel met een schijfrem hoeft u de rem niet

te openen. Volg de instructies onder Verwijderen van een wiel op pagina 44 en schuif de schijf gewoon uit de rem.

Als u het wiel weer installeert, moet u de schijf voorzichtig tussen de remblokjes door schuiven. Als de rand van de schijf met kracht tegen de remblokjes wordt gedrukt, kunnen de blokjes schilferen of beschadigd raken, waardoor u de remblokjes zou moeten vervangen.

SmeringSmeer de remspilpunten om de 3 maanden met Wrench Force® synthetisch

kettingsmeermiddel of een vergelijkbare lichte olie. De calipers van de hydraulische schijfrem hoeven niet gesmeerd te worden.

Met kabel bediende schijfremmenInleiding

In plaats van op de velg te drukken om de fiets af te remmen, drukt dit remsysteem op een schijf die op de wielnaaf is gemonteerd (fig. 3.58). De rem wordt bediend via een remkabel met een standaard remhendel. De schijf is met bouten op de naaf bevestigd en op de linkerkant van het frame of de vork is een schijfremcaliper aangebracht. Dit systeem bestaat uit diverse onderdelen: • remhendel• remkabel en remkast• remcaliper en schijf

Schijfremmen kunnen na gebruik zeer heet zijn, dus wees voorzichtig wanneer u ze inspecteert. Zoals bij andere

draaiende onderdelen op een fiets moet u ook bij de schijf voorkomen dat u uw vingers erin plaatst.

InspectieDruk de remhendel voor elke rit krachtig in. Het mag niet mogelijk zijn om

de hendel helemaal tegen het stuur aan te drukken.Zorg dat er geen olie, vet of ander vuil op de schijf zit. De schijf (fig. 3.58)

maakt deel uit van het remsysteem; daarom moet u hem altijd schoonhouden. Verwijder de remblokjes van de caliper bij grondig schoonmaken. Geen reinigingsmiddel, ontvet-tingsmiddel of oplossmiddel gebruiken om de schijf schoon te maken. Maak de schijven schoon met isopropanol.

Controleer de schijfremblokjes eenmaal per maand op tekenen van slijtage. Als de schijfremblokjes dunner dan 1,0 mm zijn, moet u ze vervangen. Controleer of de remblokjes goed gemonteerd zijn: er moet een tussenruimte van 0,25 tot 0,75 mm met de schijf zijn als de rem niet is ingedrukt (fig. 3.59). Draai het wiel: als de remhendel niet is ingedrukt, moeten de remblokjes de schijf zo min mogelijk raken.

Haal de schijfrembouten aan (fig. 3.60):• Calipermontagebouten: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)

• Adapterbouten, met een inbussleutel van 5 mm: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)

• Adapterbouten, met een inbussleutel van 4 mm: 60-65 lb•in (6,8-7,3 Nm)

• Schijfbouten, waarmee de schijf op de naaf gemonteerd is: 45-55 lb•in (5-6,2 Nm)

• Kabelklembout: 50-70 lb•in (5,7-7,9 Nm)

WAARSCHUWINGSchijfremmen en remschijven worden tijdens gebruik zeer heet en kunnen brandwon-den veroorzaken. Ook kunnen de schijfranden scherp zijn en snijwonden veroorzaken. Raak de remschijf en de schijfremmen niet aan als ze heet zijn of als ze draaien.

Figuur 3.59 - Speling voor de schijfremblokjes

Figuur 3.58 - Schijfrem

Schijf

Page 39: 04 Bike Owners Manual Nl

D.38 D.39HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Inspecteer de remkabels op uw fiets elke maand op tekenen van knikken, barsten, gebroken vezels en rafelige uiteinden en inspecteer de remkast op verbogen uiteinden, insnijding, uitgerekte spiralen en slijtage. Vervang alle onderdelen die bij inspectie problemen vertonen.

AfstellingAfstellen van het bereik van de remhendel

Op sommige remhendels kunt u het bereik (de afstand tussen het stuur en de hendel) verstellen.

1. Draai de bereikstelschroef (fig. 3.61). Draai de schroef in (rechtsom) om het bereik te vergroten. Draai de schroef uit (linksom) om het bereik te verkleinen.

2. Soms moet u na wijzigen van het bereik tevens de afstand van de remblokjes bijstellen.

Afstellen van de afstand tussen de remblokjes en de schijf1. Draai de vaste remblokversteller (fig. 3.62). Draai

de steltrommel in (rechtsom) om de afstand van het remblokje te vergroten. Draai de steltrommel uit (linksom) om de afstand van het remblokje te verkleinen.

2. Als de remblokjes op deze manier niet goed afgesteld kunnen worden, volgt u de instructies onder Afstellen van de afstand tussen het linkerremblokje en de schijf en stelt u het rechterremblokje opnieuw af.

Afstellen van de afstand tussen het linker-remblokje en de schijf1. Draai de kabelsteltrommel. Draai de steltrommel

in (rechtsom) om de afstand van het remblokje te vergroten. Draai de steltrommel uit (linksom) om de afstand van het remblokje te verkleinen.

2. Als u de remblokjes niet goed op deze manier kunt afstellen, draait u de kabelklembout los en monteert u de kabel weer zoals beschreven onder Installeren van een remkabel op pagina 34, maar zonder de kabel te verwijderen.

3. Draai de borgmoer na de afstelling rechtsom om draaien van de steltrommel te voorkomen.

Uitlijnen van de rem met de schijf1. Draai de remmontagebouten los. 2. Schuif een visitekaartje of vergelijkbaar voorwerp tussen het rechterrem-

blokje en de schijf.3. Druk de hendel helemaal in en draai elke montagebout geleidelijk aan zoals

beschreven onder Inspectie.Verwijderen van de remblokjes1. Verwijder het wiel.2. Pak de installatielip (fig. 3.57) met uw vingers of een tang beet en trek hem uit.

Verwijderen van het wielVoor het verwijderen van een wiel met een schijfrem hoeft u de rem niet te

openen. Volg de instructies onder Verwijderen en installeren van een wiel op pagina 44 en schuif de schijf gewoon uit de rem.

Als u het wiel weer installeert, moet u de schijf voorzichtig tussen de remblokjes door schuiven. Als de rand van de schijf met kracht tegen de remblokjes wordt gedrukt, kunnen de blokjes schilferen of beschadigd raken, waardoor u de remblokjes zou moeten vervangen.

SmeringSmeer de spilpunten van de remhendel en het gedeelte van de remcaliper

dat draait als de remhendel wordt ingedrukt om de 3 maanden met lichte olie. Raadpleeg uw fietsenmaker voor een aanbevolen olie. Pas op dat er geen olie op andere onderdelen van de remmen terechtkomt.

Smeer een kabel altijd nadat hij is vervangen met een dun laagje Wrench Force® synthetisch smeervet of een vergelijkbaar smeermiddel.

KabelinstallatieVolg de instructies onder Installeren van een remkabel op pagina 34.

Figuur 3.60 - Schijfrembouten

Adapterbouten

Montagebouten

Figuur 3.62 - Knop van de vaste remblokafsteller

Vaste remblokafsteller

Figuur 3.61 - Remhendel

Stelschroef voor bereik

SteltrommelKabel

Hendelklembout

Page 40: 04 Bike Owners Manual Nl

D.40 D.41HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

TerugtrapremmenInleiding

Een terugtraprem wordt niet met de hand bediend maar door de trappers met de benen achterwaarts te bewegen. De ketting draagt de beweging van de trappers over aan de achternaaf. Het remmechaniek bevindt zich in de achter-naaf. Dit systeem bestaat uit diverse onderdelen: • achternaaf• ketting en cranks

InspectieControleer eenmaal per maand of de bevestigingsbout van

de remarm goed is aangedraaid en de remband goed op de achtervork is vastgezet (fig. 3.63).

Controleer de kettingspanning eenmaal per maand en altijd nadat het wiel geïnstalleerd is. Als de kettingspanning niet goed is, kan hij losraken en zal de rem niet werken.

AfstellingZie Aandrijving op pagina 23-24 voor afstelprocedures.

Verwijderen van het achterwielLoshalen van de remarm1. Draai de montagebout van de remarm los en verwijder hem (fig. 3.63).

Van het frame verwijderen van de asAls u de asmoeren losdraait of aandraait, moet u dat geleidelijk en in kleine stappen doen om te voorkomen dat u de afstelling van de lagernaaf verstoort.

1. Draai de asmoer aan een kant van de naaf ongeveer een kwartslag los.2. Draai de asmoer aan de andere kant van de naaf ongeveer een

kwartslag los.3. Draai de asmoeren op deze manier beurtelings in kleine stappen los totdat

beide moeren zover loszitten dat u de naaf uit de vork kunt schuiven.Fietsjes met zijwielen hebben een tweede set asmoeren onder de zijwielbeugels. Draai deze los en verwijder ze op dezelfde manier.

Installeren van het wiel1. Leg de ketting om de naaf (niet om het achtertandwiel) en schuif de

naaf in de vork.2. Duw het wiel helemaal naar voren, leg de ketting om het achtertand-

wiel en trek het wiel terug totdat de ketting goed is aangespannen.3. Houd het wiel recht in het frame, houd de kettingspanning aan en

voer de instructies voor het verwijderen van het wiel in omgekeerde volgorde uit, inclusief het stapsgewijs aandraaien van de asmoeren.

4. Span de ketting (met de kettingspanners, wanneer aanwezig) opnieuw aan wanneer nodig.

5. Stel de zijwielen (wanneer aanwezig) opnieuw af en draai de tweede set asmoeren aan.

6. Installeer de remarm en draai de montagebout van de remarm (wanneer aanwezig) aan.

7. Volg de procedures voor Inspectie in het gedeelte Wielen van dit hoofdstuk om de installatie te voltooien.

8. Draai het wiel om te zien of het goed gecentreerd is en onbelemmerd kan draaien zonder ergens tegenaan te lopen.

9. Controleer de werking van de rem.

SmeringTerugtrapremmen hoeven niet verder gesmeerd te worden. Volg de

aanbevelingen in het gedeelte Wielen voor informatie over het smeren van de naaflagers.

Figuur 3.63 - Onderdelen van de terugtraprem

Remband

Montagearm remarm

Page 41: 04 Bike Owners Manual Nl

D.40 D.41HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

WIELEN

InleidingMet de wielen (fig. 3.64) rolt de fiets soepel over de

weg, dus is hun integriteit en structurele goede staat zeer belangrijk. Ook het verband tussen de wielen en de remprestaties is uitermate belangrijk.

Deze instructies behandelen inspectie, afstelling en smering van de fietswielen.

InspectieHet beste wielonderhoud is preventief onderhoud. Wees

u bewust van de dingen die fout kunnen gaan, zodat u problemen kunt voorkomen.

Controleer voor elke rit of de snelspanners DICHT (vastgezet) zijn of controleer of de asmoeren goed zijn aangedraaid. Nadere informatie over het afstellen van de snelspanners kunt u vinden in het gedeelte Afstelling of verkrijgen van de fietsenmaker. Controleer of de wielen recht en rond zijn door ze rond te draaien. Als de velg (fig. 3.1) niet gelijkmatig draait, moet u het wiel door de fietsenmaker laten narichten. Zorg dat de banden zijn opgepompt tot de druk die op de zijkant van de band is aangegeven. Gebruik zo mogelijk een fietspomp en een manometer. Pomp de banden bij voorkeur niet op bij een tankstation. Vanwege de grotere druk en het luchtvolume van de pomp daar kan uw band springen. Inspecteer de banden op tekenen van slijtage of andere schade. Als de band scheuren of naden heeft die tot op de binnenband open zijn of als een ander deel van de bandvoering door het buitenoppervlak zichtbaar is, moet u de band vervangen. Zorg dat de velgen schoon zijn. Vuile of vette velgen verhinderen een goede werking van de remmen. Neem de velgen met een schone doek af of was ze met water en zeep, spoel ze na en laat ze drogen.

Inspecteer de wielen wekelijks op loszittende, beschadigde of gebroken spaken. Als een wiel niet in goede staat verkeert, nemen de werkzaamheid van de remmen en de sterkte van het wiel aanzienlijk af.

Controleer maandelijks of beide naaflagers goed zijn afgesteld. Til de voorkant van de fiets met uw ene hand op en probeer om de velg zijdeling naar links en naar rechts te bewegen. Kijk, luister en voel of er iets los zit in de naaflagers. Draai het wiel en let op eventuele malende of andere ongebrui-kelijke geluiden. Als de naaf los aanvoelt of geluid maakt, moet hij bijgesteld worden. Herhaal deze procedures voor het achterwiel.

Inspecteer de velgen maandelijks op tekenen van slijtage. Op fietsen voor volwassenen is het remoppervlak soms voorzien van slijtage-indicators; dat kan een doorlopende streep met inspringing of een reeks kleine ronde inspringingen op regelmatige afstand langs de velg zijn. Als het remopper-vlak zo ver is versleten dat een van deze indicators niet meer zichtbaar is, moet u de velg door uw fietsenmaker laten vervangen.

Controleer voordat u banden installeert of er een velgband is aangebracht op het hele velgoppervlak (van kant tot kant) zodat alle spaakgaten helemaal afgedekt zijn.

WAARSCHUWINGEen onjuist afgestelde naaf (waarbij er geen beweging is tussen de naaf en de as) kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Inspecteer de naven voor elke rit goed en gebruik de fiets pas nadat alle eventuele problemen verholpen zijn.

WAARSCHUWINGZorg dat de velgband alle spaakgaten en spaakkoppen afdekt. Als deze blootliggen, kunnen ze door de binnenband prikken en loopt de band plotseling leeg, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen en kunt vallen. Zorg dat de velgband alle spaakgaten goed afdekt.

Figuur 3.64 - Wielonderdelen

Band

Spaken

Naaf

Velg

Page 42: 04 Bike Owners Manual Nl

D.42 D.43HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

AfstellingAfstellen van wiellagers

Deze procedure vereist speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.

Afstellen en sluiten van de snelspannerLees en volg deze instructies zorgvuldig voor correct en veilig afstellen

van een snelspanner.

Afstellen van de spanning van een snelspanner1. Zet de hendel van de snelspanner OPEN (fig. 3.65) en plaats het wiel zo dat het de binnenkant van de vorkuiteinden goed raakt.2. Zet de hendel halverwege tussen OPEN en DICHT en draai de stelmoer van de snelspanner (fig. 3.66) vingervast aan.3. Houd de hendel in de palm van uw hand en klap de hendel zoals afgebeeld in fig. 3.67 DICHT (fig. 3.70-3.71). Wanneer de hendel halfgesloten is, hoort u enige weerstand te voelen. • Draai de snelspanner voor de wielen niet aan door de hendel als een vleugelmoer (fig. 3.68) te verdraaien: dat levert niet genoeg kracht op om het wiel op zijn plaats te houden. 4. Als de hendel zonder of met weinig weerstand DICHT kan

worden gezet, is de klemkracht onvoldoende. Draai de hendel weer OPEN, draai de stelmoer verder aan, sluit de hendel opnieuw en kijk of er nu voldoende weerstand is. Zie fig. 3.69 voor nadere informatie over het correct afstellen van de spanning van de snelspanner.

5. Zet de snelspannerhendels zo dat ze niet in de weg zitten van andere fietsonderdelen of -accessoires (zoals een bagagedrager of spatborden) en zodat obstakels op de weg niet achter de hendels kunnen blijven haken (fig. 3.70-3.71).

6. Test of de snelspanner goed afgesteld en gesloten is. Herhaal de afstelprocedure (inclusief de test) als u bij een van de tests van de snelspanner problemen aantreft of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.

WAARSCHUWINGEen verkeerd aangedraaide en slecht gesloten snelspanner kan ertoe leiden dat het wiel los komt te zitten of plotseling loskomt, waardoor u de macht over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de snelspanner goed is afgesteld en goed is gesloten voordat u de fiets gebruikt.

����

������

Figuur 3.67 - Correct sluiten van de hendel

����

����

����

����

Figuur 3.68 - De hendel niet draaien

Figuur 3.70 - Stand van de hendel voor

Figuur 3.71 - Stand van de hendel achter

Als er een kracht van meer dan 200 newton nodig is om de snelspanner te sluiten, moet u de hendel openen en de stelmoer iets losdraaien.

Als er een kracht van minder dan 53,4 newton nodig is om de snelspanner vanuit geheel gesloten stand te openen, moet u de hendel openen en de stelmoer iets aandraaien.

Herhaal de afstelling naar vereist.

Figuur 3.69 - Definitie van de juiste kracht voor de snelspannerhendel

����

������

Figuur 3.65 - Hendel-standen

Hendel

Figuur 3.66 - Draai de moer aan

Stelmoer van de snel-spanner

Page 43: 04 Bike Owners Manual Nl

D.42 D.43HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Test of de snelspanner goed is afgesteld• Til de fiets op en sla eenmaal

snel op de bovenkant van de band (fig. 3.72). Het wiel mag niet vallen, loszitten of heen en weer bewegen.

• Zorg dat de snelspanner-hendel niet parallel aan het wiel gedraaid kan worden (fig. 3.73).

• Als de snelspanner goed is aangedraaid en door de hendel in gesloten positie is vastgeklemd, is de klemracht voldoende voor grijpen van metaal op metaal op de raakvlakken.

• Zie figuur 3.69.

Wielmontage met asmoerenAls uw fiets voorzien is van asmoeren in plaats van snelspanners, moet u

zorgen dat de asmoeren goed zijn aangehaald:

• Voorwiel: 180-240 lb•in (20,3-27,1 Nm)

• Achterwiel: 240-300 lb•in (27,1-33,9 Nm)

Test voor elk wiel of de asmoeren goed zijn aangedraaid. Als u bij de test van de asmoeren problemen aantreft, herhaal dan deze procedures (inclusief de test) of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.

Test of de asmoeren goed zijn aangedraaid• Til de fiets op en sla eenmaal snel op de bovenkant van

de band (fig. 3.72). Het wiel mag niet vallen, loszitten of heen en weer bewegen.

Redundante borgringenOp het voorwiel van kinderfietsen en BMX-fietsen met

asmoeren moet er een speciale tandring aan weerszijden van de naaf aangebracht zijn voor correctie wielmontage. De tandring wordt aan de buitenkant van de vorkpunt geplaatst, met de tand in het overeenkomstige gat in de vorkpunt (fig. 3.74).

Pegs op BMX-fietsenSommige fietsen hebben buisvormige asverleng-

stukken, de zgn. pegs (fig. 3.75). Voor fietsen met pegs op het voorwiel moet de tandring tegen de vorkpunt aanliggen (fig. 3.11) met de peg over de tandring geplaatst. Alle andere ringen en de moer worden binnenin de peg geïnstalleerd. Draai de asmoeren in de pegs aan:

• met een 15 mm dopsleutel: 220-240 lb•in (24,9-27 Nm) • met een 19 mm dopsleutel: 350 lb•in (40 Nm)

Montage van wielen op een driewielerControleer voor het voorwiel van een driewieler of de

asklembouten (fig. 3.76) aan weerszijden van de vork goed zijn aangedraaid:

• Voorwiel: 150-280 lb•in (17-20,3 Nm)

Regelen van de bandendrukAls u de juiste bandendruk in een band niet kunt

behouden, is de binnenband waarschijnlijk lek. Het gedeelte Bandeninstallatie op pagina 46-47 omvat instructies voor het plakken van de band. Als u niet over het juiste gereed-schap beschikt, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

WAARSCHUWINGEen verkeerd aangedraaide asmoer kan ertoe leiden dat het wiel los komt te zitten of plotseling van de fiets loskomt, waardoor u de macht over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de asmoeren goed zijn aangedraaid voordat de fiets gebruikt wordt.

Figuur 3.73 - Test of het wiel goed draait

Figuur 3.72 - Test of het wiel misschien loszit

Figuur 3.74 - Tandring

Tandring

Figuur 3.75 - Peg

Peg

Asmoer en onderlegring

Figuur 3.76 - Voorwielklembou-ten op een driewieler

Klembout

Page 44: 04 Bike Owners Manual Nl

D.44 D.45HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Verwijderen en installeren van wielen, voor fietsen met een achterderailleur

Er zijn twee soorten achternaafvorken, die voor het verwijderen van het achterwiel elk hun eigen techniek vereisen:• Standaard achternaafvorken• MicroDrops op racefietsen waarop het achterwiel van achteren op de fiets

geïnstalleerd wordtDeze instructies behandelen het verwijderen en installeren van een wiel

met een standaard achternaafvork. Ga naar het volgende gedeelte voor MicroDrops.

Deze instructies behandelen het verwijderen en installeren van een wiel. Voor een deel van deze procedures wordt u verwezen naar informatie die al eerder is beschreven in de gedeelten Wielen en Remsystemen van dit hoofdstuk.

Opmerking: Voor achterwielen met terugtraprem moet u de instructies onder Verwijderen van het achterwiel voor de terugtraprem in het gedeelte Remsystemen volgen.

Figuur 3.77 - Duim op achter-derailleur

Figuur 3.78 - Draai de derailleur naar achteren

Verwijderen van een wiel met standaard achternaafvork.1. Zet de versneling op het kleinste achtertandwiel.2. Open de rem volgens de instructies onder Openen van de

rem voor uw type rem in het gedeelte Remmen. 3. Open de snelspanner of draai de asmoeren los.4. Houd voor een achterwiel de derailleurkooi (fig. 3.77)

met uw duim vast en haal de derailleurkooi los van de ketting (fig. 3.78).

5. Schuif het wiel uit de vork. Installeren van een wiel1. Draai voor een achterwiel de derailleur terug

(fig. 3.77) terwijl u de derailleurkooi met uw duim los van de ketting wikkelt (fig. 3.78). Leg de ketting om het kleinste achtertandwiel.

2. Plaats het wiel in het frame of de vork en zorg er daarbij voor dat de as helemaal in de vork wordt gestoken.

3. Installeer de snelspanner en stel hem af of draai de asmoeren aan zoals beschreven in het gedeelte Wielen.

4. Sluit de rem. 5. Test of de rem goed is afgesteld.6. Draai het wiel om te zien of het goed gecentreerd

is en onbelemmerd kan draaien zonder ergens tegenaan te lopen.

Figuur 3.79 - Trek het wiel recht naar achteren

Figuur 3.80 - Beweeg het wiel en de derailleur naar links

Verwijderen van een achterwiel uit MicroDrops1. Zet de versnelling op het kleinste achtertandwiel.2. Open de snelspanner van de achterrem. 3. Open de snelspanner van het achterwiel.4. Trek het wiel recht naar achteren totdat het uit de

MicroDrops is gekomen (fig. 3.79).5. Beweeg het achterwiel naar links (fig. 3.80) en duw de

derailleur tegelijkertijd naar de middellijn van de fiets toe om ervoor te zorgen dat de derailleurpoelies in lijn blijven met het kleinste achtertandwiel.

6. Plaats uw duim op de achterderailleurkooi en draai de kooi zodat de bovenste derailleurpoelie lager komt te liggen.

7. Draai de derailleur weer terug om de afstand tussen de derailleur en de achternaafvork te vergroten.

8. Wanneer het rechteruiteinde van de snelspanner de binnenkant van de rechterhelft van de naafvork gepasseerd is, draait u de derailleur terug (fig. 3.81).

9. Duw het wiel naar voren en omlaag om de ketting los te halen.

Installeren van een achterwiel met MicroDrops1. Draai de achterderailleur terug terwijl u de derailleur-

kooi met uw duim loswikkelt.2. Plaats het wiel in de vork en duw het omlaag en naar

voren van de naafvork.3. Leg de ketting om het kleinste achtertandwiel.

Page 45: 04 Bike Owners Manual Nl

D.44 D.45HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

4. Duw het wiel en de derailleur naar links en trek de as langs de achterderailleur.

5. Laat de achterderailleur los.6. Schuif de as in de asvork: laat het wiel door de

ketting op zijn plaats trekken.7. Sluit de snelspanner.8. Sluit de rem.9. Test de montage van het wiel en de werking van

de remmen.

Figuur 3.81 - Laat het wiel naar voren uit de ketting vallen

REFLECTORSInleiding

De reflectors op uw fiets zijn verlicht als er een licht op schijnt en kaatsen een deel van het licht terug naar de bron. Bij slecht licht helpen de reflectors uw fiets zichtbaar maken als naderend verkeer de koplampen aan heeft. Reflectors vormen een belangrijk onderdeel van de veiligheidsuitrusting van uw fiets. Verwijder de reflectors niet van uw fiets.

InspectieControleer om de 3 maanden of alle moeren en bouten waarmee de reflec-

tors voor en achter, op de pedalen en wielen gemonteerd zijn goed zijn aangedraaid. Controleer of de voor- en achterreflector zo geplaatst zijn dat het reflecterende oppervlak haaks op de grond staat en of alle reflecterende oppervlakken schoon zijn en in goede staat verkeren. De voorreflector moet recht vooruit wijzen en de achterreflector moet recht achteruit wijzen. De achterreflector moet ten minste 10 cm onder de bovenkant van het zadel gemonteerd zijn.

SmeringSmeer de wiellagers jaarlijks opnieuw. Dit vereist speciale gereedschappen

en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.Smeer de snelspanner van het wiel jaarlijks. Breng een aantal druppels

Wrench Force® synthetische smeerolie of een vergelijkbare lichte olie aan op de plaats waar de hendel in de snelspanner ronddraait.

Wielsysteem voor tubeless bandenSommige banden hebben velgen met de aanduiding “Tubeless” (zonder

binnenband). Zie Wielsysteem voor tubeless banden op pagina 47-50 voor nadere informatie over dit systeem.

Schraeder- en PrestaventielenEr worden twee soorten ventielen op fietsen gebruikt

(fig. 3.82), die voor het oppompen hun eigen methode hebben: • Schraederventiel - Verwijder het dopje, bevestig een

fietspomp met Schraederfitting en pomp de band op. Plaats het dopje weer terug: dit voorkomt dat er vuil en stof in het ventiel terechtkomt.

• Het Prestaventiel wordt ook wel een Frans ventiel genoemd. Om een band met een Prestaventiel op te pompen, verwijdert u eerst het dopje, wanneer aanwezig. Prestaventielen dichten de band zeer goed af en vereisen een hoge druk om ze te openen; druk de ventielmoer met uw duim daarom naar beneden nadat u de ventielmoer hebt losgeschroefd. Hierdoor ontsnapt er een beetje lucht. Pomp de band op met een fietspomp met Prestafitting. Draai de ventielmoer na het oppompen met de hand weer tegen de ventielsteel aan. Dat vervult dezelfde functie als het ventieldopje op een Schraederventiel.

Figuur 3.82 - De twee soorten ventielen

Schraeder Presta

Page 46: 04 Bike Owners Manual Nl

D.46 D.47HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

INSTALLATIE VAN FIETSBANDENDeze instructies zijn bestemd voor standaard wielsys-

temen waarbij de lucht in de band in een binnenband zit. Volg deze stappen voor reparatie of vervanging van een

binnenband als u een lekke band hebt of als u een versleten band vervangt.

Verwijderen van een wiel van de fiets1. Volg de instructies onder Openen van de rem in het

gedeelte Remsysteem van dit hoofdstuk.2. Volg de instructies onder Verwijderen van een wiel in

het gedeelte Wielen van dit hoofdstuk.Verwijderen van de band van het wiel

Trek de band met de hand of met behulp van banden-spanners van de velg.

Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals bijvoorbeeld een schroevendraaier om de band te verwijderen.

1. Laat de band helemaal leeglopen. 2. Druk de hiel van de band overal rondom het wiel in de

onderkant van de velgholte.3. Til tegenover het ventiel een van de hielen van de band

omhoog en uit de velg.4. Werk om het wiel heen en trek de hiel van de band overal

uit totdat de ene hiel helemaal vrij ligt (fig. 38.3).5. Trek de binnenband uit de band.6. Til de tweede bandhiel van de velg.

Installeren van een band op het wiel1. Als u een lekke band wilt repareren, plakt u het gat

in de binnenband of vervangt u de binnenband. 2. Volg de procedures onder Inspectie in het gedeelte Wielen

om de velg en de binnenkant van de band te inspecteren.Als u de buitenband of de binnenband vervangt, moet u zorgen dat de nieuwe band of binnenband dezelfde maat heeft als de oude of uw fietsenmaker raadplegen over de maten. De maat staat op de zijkant van de band vermeld.

3. Pomp de binnenband op totdat hij zijn vorm begint aan te nemen.

4. Installeer de binnenband in de buitenband. 5. Steek het ventiel van de binnenband in het gat in de velg. 6. Plaats de ene hiel van de buitenband op de velg, te

beginnen bij het ventiel (fig. 3.83).7. Duw de buitenband en de binnenband over de velg zodat

de binnenband binnen de velg komt te liggen (fig. 3.84).8. Duw nu de andere bandhiel met uw handen in de

velg, ook nu beginnend bij het ventiel. Pas op dat de binnenband niet tussen de velg en de buitenband afgeklemd wordt (3.85) wanneer u de band installeert.

9. Duw de onderkant van het ventiel in de buitenband omhoog zodat de binnenband niet tussen de hiel en de velg afgeklemd wordt.

10. Pomp de band op tot halverwege de vereiste druk en controleer of de bandhiel goed in de velg is geïnstal-leerd (fig. 3.86).

11. Laat de band weer leeglopen. Dat voorkomt dat de binnenband afgekneld wordt.

12. Pomp de band op tot de druk die op de zijkant van de buitenband is aangegeven.

Installeren van het wiel op de fiets1. Volg de instructies onder Installeren van een wiel in

het gedeelte Wielen van dit hoofdstuk.2. Volg de instructies onder Sluiten van de rem in het

gedeelte Remsysteem van dit hoofdstuk.

Figuur 3.83 - Installeer de eer-ste bandhiel

Figuur 3.84 - Leg de binnen-band rondom de velg

Figuur 3.86 - Binnenband goed geplaatst tussen de buitenband en de velg

Figuur 3.85 - Binnenband afgekneld tussen de buitenband en de velg

Page 47: 04 Bike Owners Manual Nl

D.46 D.47HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

INSTALLATIE VAN BANDEN OP EEN DRIEWIELER

Deze instructies zijn bestemd voor het achterwiel van de driewieler (fig. 3.87), waar een veerring wordt gebruikt voor montage van een standaard buiten- en binnenband en de lucht in de band is ingesloten in de binnenband.

Volg deze stappen voor reparatie of vervanging van een binnenband als u een lekke band hebt of als u een versleten band vervangt. Voor reparatie van een lekke achterband hoeft u het wiel niet van de as te nemen.

Verwijderen van de band van het wiel1. Laat de band helemaal leeglopen. 2. Draai alle velgbouten los en verwijder ze; neem de velghelften van elkaar.3. Trek de band met uw handen van de velg.

Installeren van een band op het wiel1. Als u een lekke band wilt repareren, plakt u het gat

in de binnenband of vervangt u de binnenband. 2. Volg de procedures onder Inspectie in het gedeelte

Wielen om de velg en de binnenkant van de band te inspecteren.Als u de buitenband of de binnenband vervangt, moet u zorgen dat de nieuwe band of binnenband dezelfde maat heeft als de oude of uw fietsenmaker raadplegen over de maten. De maat staat op de zijkant van de band vermeld.

3. Pomp de binnenband op totdat hij zijn vorm begint aan te nemen.

4. Installeer de binnenband in de buitenband. 5. Steek het ventiel van de binnenband in het gat in de velg.6. Zet de velghelften op elkaar vast en draai de bout aan tot 180-220 lb•in

(20,3-24,9 Nm)Pas op dat de binnen- en de buitenband niet tussen de velghelften afgekneld worden wanneer u de band installeert.

7. Pomp de band op tot halverwege de vereiste druk en controleer of de bandhiel goed in de velg is geïnstalleerd.

8. Laat de band weer leeglopen. Dat voorkomt dat de binnenband afgekneld wordt.

9. Pomp de band op tot de druk die op de zijkant van de buitenband is aangegeven.

Figuur 3.87 - Velgbouten van de driewieler

WIELSYSTEEM VOOR TUBELESS BANDEN

Sommige fietsen hebben een Bontrager wielsysteem voor tubeless banden. Dit systeem kan gebruikt worden met tubeless banden of met standaard-banden die een binnenband vereisen. Voor gebruik gebruik met tubeless banden zijn speciale onderdelen vereist:• tubeless band• tubeless velg• tubeless velgband• tubeless ventielOp sommige fietsmodellen worden ‘tubeless’ wielsets verkocht zonder dat

deze onderdelen erop geïnstalleerd zijn. Een ‘gewone’ band past op een tubeless velg, maar vereist een binnenband,

omdat hij geen ondoordringbare laag heeft om de lucht te bevatten. Dit gedeelte beschrijft de andere vereisten voor dit systeem, inclusief installa-tieinstructies.

WAARSCHUWINGEen standaard band kan zonder binnenband geen lucht bevatten en kan plotseling leeglopen, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen en kunt vallen. Gebruik met een gewone buitenband altijd een binnenband.

Page 48: 04 Bike Owners Manual Nl

D.48 D.49HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Figuur 3.90 - ‘Stapelen’ van de hielen

Als de lucht snel weglekt en u het lek niet makkelijk kunt vinden, zal het soms moeilijk zijn om de band ver genoeg op te pompen om het gaatje te localiseren. Het is echter eenvoudig om van een tubeless band over te stappen op gebruik van een gewone binnenband.

Een tubeless band moet op de velg helemaal afgedicht zijn.

Voordat u een tubeless band kunt oppompen, moeten beide hielen goed contact maken met de velgband onder op de velggroef, rondom de hele velg. Daarom moet een tubeless band strakker om de velg passen dan een gewone buitenband. Installatie met blote handen van een strakzit-tende tubeless band is soms moeilijk. Als u voor installatie of verwijdering bandenlichters gebruikt, moet u oppassen dat u de velg en de hielen van de band niet beschadigt. Als een van deze oppervlakken ruw wordt, kan er teveel lucht weglekken uit de geïnstalleerde band.

Als de bandhielen op de velgband afgedicht zijn, drukt de luchtdruk de hielen tegen de velghaken, wat voor goede afdichting zorgt. Hier is geen compressor voor nodig: een goede vloerpomp of luchtcassette is voldoende. Als er niets anders beschikbaar is, zal zelfs een gewone fietspomp werken.

Installeren van een ventiel1. Plaats de velgband voor de tubeless band in de velg en

zet de ventielgaten van de velgband en de velg in lijn. 2. Zet de gleuf in de kop van het tubeless ventiel in lijn

met de velg (fig. 3.88) en druk het ventiel door de velgband en de velg.

3. Schroef de ventielmoer (fig. 3.88) op het tubeless ventiel en draai hem met de hand aan. Er mag geen ruimte zijn tussen het ventiel en de velgband.

4. Zorg dat de velgband glad, gelijkmatig, en midden in de velggroef gemonteerd is.

Installeren van een tubeless band Het wordt aanbevolen om de band en velg met zeepsop te

smeren om het installeren van de band en plaatsen van de bandhiel te vergemakkelijken.1. Begin tegenover het ventiel en leg een van de hielen in

het midden van de velggroef.Opmerking: Als u bij het ventiel begint, komt de hiel bovenop het ventiel te liggen, waardoor u de speling verliest die nodig is om de hiel over de schouder van de velg te lichten (fig. 3.89).

2. Begin nogmaals tegenover het ventiel en installeer de tweede hiel totdat er nog 25 cm van de hiel buiten de velg ligt.

3. Verrol de band met beide hielen totdat de tweede hiel aan de onderkant van de velg ligt (fig. 3.90). Dat zorgt voor een weinig speling in de hielen.

4. Installeer de tweede hiel nu helemaal. Oppompen van een tubeless band

Opmerking: Om eventuele ruimte tussen de bandhielen en de velgband te verwijderen, houdt u beide hielen naast het ventiel met uw vingers omhoog en buiten het middenkanaal.

Vermijden van lekken in een tubeless bandUit een goed gemonteerde tubeless binnenband ontsnapt lucht, tot een

snelheid van maximaal 0,25 atm (4 psi) per dag. Als de lucht sneller uit de tubeless band ontsnapt, moet u de plaatsen die zouden kunnen lekken, inspecteren. Vuil, zand, vet en ruwheid op een van de afdichtingsopper-vlakken kunnen ertoe leiden dat een tubeless band gaat lekken. Controleer of de ventielmoer goed is aangedraaid, controleer op gaatjes en controleer alle afdichtingsoppervlakken:• raakvlak tussen band en velg• raakvlak tussen velgband en band• raakvlak tussen ventiel en velgband• raakvlak tussen velg en velgband Als er een gaatje zit in een tubeless band, kunt u dit als het kleiner dan 3

mm is plakken met een lijmloze patch op de binnenkant van de band. Als het gaatje groter dan 3 mm is of als het bandweefsel van de band beschadigd is, moet u de band vervangen. Als er lucht uit de velgband lekt, installeert u een nieuwe velgband.

Figuur 3.88 - Tubeless ventiel

Prestamoer

Tubeless ventielmoer

Figuur 3.89 - Tubeless ventiel

Te strak

Figuur 3.91 - De hiel grijpt de velghaak

Hielvergrendeling

Page 49: 04 Bike Owners Manual Nl

D.48 D.49HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

1. Begin met het oppompen van de band en pomp hem zo snel mogelijk op tot 4 atm (60 psi) totdat de bandhielen in de velghaken vallen (fig. 3.91).

De meeste banden hebben strepen of een marking op de buitenkant, vlak boven de hiel. Als de band goed geïnstalleerd is, lopen deze lijnen parallel aan de velg. 2. Als de hielen rondom de hele velg goed gemonteerd

zijn, pompt u de pomp op (of laat u hem leeglopen) tot de gewenste druk.

Verwijderen van een tubeless bandOp tubeless velgen is de onderkant van de velggroef

smal zodat beide hielen niet helemaal tegen de onderkant van de velg kunnen rusten; daarom moet u de band verrollen om de hielen te ‘stapelen’ en een van beide op de onderkant te krijgen.1. Laat de band helemaal leeglopen.2. Houd het wiel vast met de band naar u toe gericht en rol

de band met uw duimen omhoog en van de velg vandaan (fig. 3.92), waarbij u uw vingers gebruikt om de hielen te ‘stapelen’ (3.90).

3. Trek bij de velg de onderste, slappere hiel omhoog, naar buiten en van de velg vandaan (fig. 3.93).

4. Trek de losgehaalde hiel verder omhoog en uit de velg, waarbij u de band verrolt en in de richting van de naaf drukt totdat de hiel helemaal van de velg is gekomen.

5. Verwijder de andere hiel, te beginnen bij het ventiel.Verwijderen van het ventiel1. Verwijder de tubeless ventielmoer (fig. 3.88) 2. Schroef de Prestamoer in het ventiel en druk het

ventiel uit de velg. Installeren van een buiten- en binnenband

Bij gebruik van een binnenband kunt u een gewone buitenband of een tubeless band gebruiken.1. Zorg dat de velgband midden in de velggroef

gemonteerd is en alle spaakgaten goed afdekt. 2. Installeer de buiten- en binnenband op de gebruike-

lijke wijze. Overgaan op gebruik van een tubeless band1. Verwijder de buiten- en de binnenband.2. Zorg dat de velgband midden in de velggroef

gemonteerd is en alle spaakgaten goed afdekt.3. Volg de instructies onder Installeren van een ventiel.4. Volg de instructies onder Installeren van een tubeless

band en Oppompen van een tubeless band.Verwijderen van de velgband

Als de velgband opnieuw gebruikt zal gaan worden, moet u oppassen dat u het ventielgat niet inkeept, scheurt of uitrekt.1. Volg de instructies onder Verwijderen van een tubeless

band en Verwijderen van het ventiel. 2. Steek een schroevendraaier met rond blad of een

vergelijkbaar gereedschap door het ventielgat in de velgband en tussen de velg en de velgband (fig. 3.94).

3. Til de velgband met de schroevendraaier omhoog en plaats een bandenlichter onder de velgband.

4. Breng de bandenlichter omhoog en rol de velgband over de tegenoverliggende velghaak met de banden-lichter (fig. 3.95)

5. Rol de velgband rondom de hele velg omhoog en uit de velg.

Installeren van de velgbandEr zijn twee soorten tubeless velgbanden: voor

symmetrische velgen en voor asymmetrische velgen (waarbij het spaakbed niet midden in de velg ligt). Zorg dat u het juiste type velgband op de velg installeert en (als u een asymmetrische velgband installeert) dat u hem in de juiste richting op de velg hebt geplaatst.

Zorg dat de velgband in goede staat verkeert zonder scheuren, gaten of vervorming bij het ventielgat of langs de randen.

Figuur 3.92 - Duw de hiel met uw duimen

Figuur 3.93 - De eerste hiel onder de tweede hiel om spe-ling te verkrijgen

Figuur 3.94 - Optillen van de velgband

Figuur 3.96 - Passen van de velgband op de velg

Figuur 3.95 - Wegrollen van de velgband

Richting van de velgband

Bandenlichter

Page 50: 04 Bike Owners Manual Nl

D.50 D.51HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

1. Zet het ventielgat in de velg in lijn met het ventielgat in de velgband. 2. Steek het tubeless ventiel voor het ventielgat in de velgband en vervol-

gens door de velg. Opmerking: De ‘U’-vorm van de velgband hoort in dezelfde richting te wijzen als de ‘U’-vorm van de velggroef (fig. 3.96).

3. Druk de velgband in de velg en werk in beide richtingen van het ventiel vandaan totdat er nog 15-25 cm van de velgband buiten de velg ligt.

4. Til de velgband met uw vingers op en rek hem iets uit zodat u hem plat in de velggroef kunt leggen.

5. Volg de juiste installatieprocedures voor installatie van een band.

OPHANGINGSSYSTEMEN: VORKENEen verende vork zorgt er net als een schokbreker voor

dat er minder verticale beweging naar de fiets of de fietser wordt overgebracht als het voorwiel over hobbels rijdt.

Verende vorken moeten regelmatig gesmeerd worden om goed te werken en om ervoor te zorgen dat de afdichting lang meegaat. Lees de gebruiksaanwijzing van de verende vork die met uw fiets is meegeleverd. Als u geen gebruiksaanwijzing voor de vork hebt ontvangen, kunt u er een krijgen van uw fietsenmaker, kunt u contact met ons opnemen of kunt er u een downloaden van een website:www.rockshox.comwww.answerproducts.com (voor Manitou vorken)www.marzocchi.com

De onderstaande informatie dient uitsluitend als aanvul-ling op de gebruiksaanwijzing van de vorkfabrikant.

InspectieControleer de werking van de verende vork voor

elke rit. Gebruik de fiets niet met een kleinere speling tussen de bovenkant van de band en de onderkant van de vorkkroon (fig. 3.97) dan vermeld in de gebruiksaan-wijzing van de verende vork die met de verende vork is meegeleverd.

AfstellingSoms is de veerkracht van de vork afstelbaar. Ook de

demping, d.i. de snelheid van de veer, is soms afstelbaar (fig. 3.98). Volg de instructies in de gebruiksaanwijzing van de verende vork die met uw verende vork is meegeleverd.

Wijziging van de ophanging is van invloed op de stuur- en remkarakte-ristieken. Nadat u iets hebt veranderd, moet u de fiets op een stille plaats voorzichtig testen totdat u vertrouwd bent met de prestaties van de fiets.

SmeringVolg de instructies voor smering en onderhoud in de gebruiksaanwijzing van de

verende vork die met uw verende vork is meegeleverd.

WAARSCHUWINGEen verkeerd afgestelde of aangedraaide verende vork kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Zorg dat de veringsbouten goed zijn aangedraaid en de bandenspeling correct is voordat u de fiets gebruikt.

Figuur 3.97 - Bandenspeling voor de verende vork

Afstellingen voor de veerkracht

Bandenspeling

Figuur 3.98 - Dempingafstelling

Dempingafstelling

Page 51: 04 Bike Owners Manual Nl

D.50 D.51HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

OPHANGINGSSYSTEMEN: ACHTERVERINGAchtervering zorgt dat er minder verticale beweging naar de fiets of de

fietser wordt overgebracht als het achterwiel over hobbels rijdt. Als uw fiets achtervering heeft, moet u de werking hiervan voor elke rit controleren. Lees de gebruiksaanwijzing van de achtervering die met uw fiets is meegeleverd. Als u geen gebruiksaanwijzing voor de achtervering hebt ontvangen, kunt u er een krijgen van uw fietsenmaker, kunt u contact met ons opnemen of kunt er u een downloaden van een website:

www.rockshox.comwww.foxshocks.com

De onderstaande informatie dient uitsluitend als aanvulling op de gebruiksaanwijzing van de veringfabrikant.

Lees de algemene informatie in Tips voor de ophanging - alle systemen en de specifieke informatie voor het type achtervering op uw fiets op de volgende pagina’s.

Tips voor de achtervering – alle systemenVoor optimale prestatie van de achtervering moet u alle onderdelen

goed onderhouden.• hoofdframe• arm• lagers• bevestigingsmateriaal• achterste schokbrekerVoor een goede werking moet al het bevestigingsmateriaal goed zijn

aangedraaid en moet de achtervering ingesteld zijn op uw gewicht, uw rijstijl en het terrein waar u fietst.

Houd de onderdelen van de ophanging schoon. Vuil, modder en andere verontreiniging kan in de onderdelen van de vering terechtkomen en voortij-dige slijtage of te grote wrijving veroorzaken. Gebruik een zachte doek, een zachte borstel en zeepsop om het ophangingssysteem schoon te maken. Spoel na met schoon water. Gebruik geen oplosmiddelen of chemische reinigings-middelen, omdat deze de smeermiddelen van de lagers en achtervering kunnen verwijderen.

Veranderingen in de instelling van de vering zijn van invloed op de stuur- en remkarakteristieken. Nadat u iets hebt veranderd, moet u de fiets op een stille plaats voorzichtig testen totdat u vertrouwd bent met de prestaties van de fiets.

Smering - alle systemenVoor de schokbreker of het spilpunt van uw fiets met complete vering is

geen smering vereist. Gebruik geen smeermiddel: dat kan de cassette of de lagers beschadigen. Was de schokbreker en het spilpunt voor optimaal resultaat en een lange levensduur met zeepsop of gewoon water.

Trek FuelOp dit systeem is de arm met het hoofdframe verbonden

via een korte tuimelarmverbinding (fig. 3.99).

InspectieInspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-

bouten van de schokbreker en de spilpuntbouten goed zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan:

• Schokbrekerbouten 133-164 lb•in (15,0-18,5 Nm)

• Spilasbouten 95-115 lb•in (10,7-13,0 Nm)

• Tuimelaarbouten 50-75 lb•in (5,7-8,5 Nm)

Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet. Probeer het achter-wiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

Afstellen van de veringIn de gebruiksaanwijzing van de vering staat hoe u de achterschokbreker

voor de meeste fietsmodellen moet afstellen. Deze informatie beschrijft met name fijnafstelling voor de Fuel.

Figuur 3.99 - Onderdelen van de Fuel ophanging

Ventiel

Verbindingsbouten

Schokbreker-steunen

Spilpunt

Tuimelaar-bouten

Page 52: 04 Bike Owners Manual Nl

D.52 D.53HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Op een gewone rit stelt u de vorken in op ongeveer 15% (12 mm) doorve-ring en de achterschokbreker op ongeveer 25% (9 mm) doorvering. Als uw rit langzamer of meer technisch is, zal meer doorvering soms gewenst zijn. Als u zeer snel of op een vlak terrein fietst, zal minder doorvering ideaal zijn. Bepaal de druk om mee te beginnen voor de doorvering in de onderstaande tabel en wijzig de instelling vervolgens in stappen van 0,25-0,5 atm (5-10 psi). Als op de schokbreker ook de demping afgesteld kan worden, stelt u die in op 2 klikken van ‘full fast’.

LBS PSI KG ATM LBS PSI KG ATM

100 67 45 4,6 180 121 85 8,7

110 74 50 5,1 190 127 90 9,1

120 81 55 5,5 200 134 95 9,7

130 87 60 6,0 210 141 100 10,2

140 94 65 6,6 220 147 105 10,6

150 101 70 7,3 230 154 110 11,1

160 107 75 7,8 240 161

170 114 80 8,2

Trek LiquidOp dit systeem is de arm met het hoofdframe verbonden via een lange tuimelarmverbinding (fig. 3.100).

InspectieInspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-

bouten van de schokbreker en de spilpuntbouten goed zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan: • Schokbrekerbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)

• Spilasbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)

• Verbindingsbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)

Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet. Probeer het achterwiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

AfstellingIn de gebruiksaanwijzing van de vering staat hoe u de achterschokbreker

voor de meeste fietsmodellen moet afstellen. Deze informatie beschrijft met name fijnafstelling voor de Liquid.

Op een gewone rit stelt u de vorken in op ongeveer 15% (19 mm) doorve-ring en de achterschokbreker op ongeveer 1/8 inch (12 mm) doorvering. Als uw rit langzamer of meer technisch is, zal meer doorvering soms gewenst zijn. Als u zeer snel of op een vlak terrein fietst, zal minder doorvering ideaal zijn. Bepaal de druk om mee te beginnen voor de doorvering in de onderstaande tabel en wijzig de instelling vervolgens in stappen van 0,25-0,5 atm (5-10 psi). Als op de schokbreker ook de demping afgesteld kan worden, stelt u die in op 2 klikken van ‘full fast’.

LBS PSI KG ATM LBS PSI KG ATM

100 100 45 6,8 170 170 80 12,1

110 110 50 7,6 180 180 85 12,9

120 120 55 8,3 190 190 90 13,7

130 130 60 9,1 200 200 95 14,4

140 140 65 9,9 210 210 100 15,2

150 150 70 10,6 220 220 105 15,9

160 160 75 11,4 230 230 110 16,7

Figuur 3.100 - Onderdelen van de Liquid ophanging

Verbindingsbouten

Ventiel

Schokbrekersteun

Spilpunt

Page 53: 04 Bike Owners Manual Nl

D.52 D.53HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Trek YOp de ‘Y’ is de arm direct op de schokbreker en het

hoofdframe gemonteerd en bevindt de crankset zich op de arm.

InspectieInspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-

bouten van de schokbreker en de spilpuntbouten goed zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan:

• Schokbrekerbouten: 61-75 lb•in (6,9-8,5 Nm)

• Spilasbouten: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)

• Verbindingsbouten: 15-20 lb•in (1,7-2,2 Nm)

Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet. Probeer het achter-wiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

AfstellingOm de doorvering te verlagen op ‘coil/over’ schokbrekers (fig. 3.101)

verdraait u de stelmoer om de veer samen te drukken. Voor een zachtere vering draait u de moer om de veer te verlengen. Als het afstelbereik van de veer op uw schokbreker niet groot genoeg is, kunt u een nieuwe veer kopen met een andere veerkracht. Raadpleeg hiervoor de fietsenmaker.

Wanneer u de zadelhoogte op de Trek Y wijzigt, mag u de onderkant van de zadelpen niet op een afstand van minder dan 38 mm van de bovenkant van de arm zetten. Als de arm de zadelpen raakt, kan uw fiets beschadigd raken.

Trek DieselOp dit veringssysteem is de arm verbonden met het hoofdframe en met een

lange tuimelarmverbinding.

InspectieInspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montagebouten van de

schokbreker en de spilpuntbouten goed zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan:

• Schokbrekerbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)

• Spilasbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)

• Verbindingsbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)

Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet. Probeer het achterwiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

AfstellingVoor optimaal gebruik van uw nieuwe Diesel moet de vering goed

ingesteld zijn. Op een gewone rit stelt u de vorken in op ongeveer 15% (20-30 mm) doorvering en de achterschokbreker op ongeveer 25% doorvering (17 mm, gemeten op de schokbreker). Dat zorgt voor een comfortabele rit. Als uw rit langzamer of meer technisch is, zal meer doorvering soms gewenst zijn. Als u zeer snel of op een vlak terrein fietst, zal minder doorve-ring op de Diesel ideaal zijn. Stel de demping in volgens de te verwachten rijsnelheid, met meer demping naarmate uw rijsnelheid toeneemt.

Figuur 3.101- Coil/over achter-schokbreker

Veerkrachtstelmoer

Page 54: 04 Bike Owners Manual Nl

D.54 D.55HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Fisher SugarOp dit systeem is de arm met de schokbreker en de

tuimelarmverbinding verbonden (fig. 3.102).

InspectieInspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-

bouten van de schokbreker en de verbindingsbouten goed zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan: • Schokbrekerbouten 133-164 lb•in (15,0-18,5 Nm)

• Verbindingsbouten 50-75 lb•in (5,7-8,5 Nm)

• Spilasbout: 95-115 lb•in (10,7-13 Nm)

Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de achterband en pak de zadelpen met uw

andere hand beet. Probeer het achterwiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de Gary Fisher-leverancier brengen.

Afstellen van de veringIn de gebruiksaanwijzing van de vering staat hoe u de achterschokbreker

voor de meeste fietsmodellen moet afstellen. Deze informatie beschrijft met name fijnafstelling voor de Sugar.

Op een gewone rit stelt u de vorken in op ongeveer 15% (12 mm) doorve-ring en de achterschokbreker op ongeveer 25% (9 mm) doorvering. Als uw rit langzamer of meer technisch is, zal meer doorvering soms gewenst zijn. Als u zeer snel of op een vlak terrein fietst, zal minder doorvering ideaal zijn. Bepaal de druk om mee te beginnen voor de doorvering in de onderstaande tabel en wijzig de instelling vervolgens in stappen van 0,25-0,5 atm (5-10 psi). Als op de schokbreker ook de demping afgesteld kan worden, stelt u die in op 2 klikken van ‘full fast’.

LBS PSI KG ATM LBS PSI KG ATM

100 75 45 5,43 180 150 85 10,26

110 85 50 6,04 190 155 90 10,86

120 95 55 6,64 200 165 95 11,47

130 105 60 7,24 210 175 100 12,07

140 110 65 7,85 220 185 105 12,67

150 120 70 8,45 230 195 110 13,28

160 130 75 9,05 240 205

170 140 80 9,66

Fisher Sugar+Dit ophangingssysteem werkt volgens hetzelfde principe als de Sugar ophanging op de vorige pagina. Inspectie, onderhoud en smering zijn hetzelfde; raadpleeg daarvoor die pagina. Het enige verschil is dat de Sugar+ extra afstelmogelijkheden heeft zoals hieronder beschreven.

AfstellingLees en volg de informatie voor afstelling van de Sugar

fiets met complete ophanging op de vorige pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de informatie over de Sugar en beschrijft hoe de mate van wielbeweging voor de ophanging wordt gewijzigd. Wijzigen van de mate van wielbeweging is ook van invloed op de veringskarakteris-tieken en de fietsgeometrie.

Figuur 3.102 - Onderdelen van de Sugar ophanging

Verbindingsbouten

Spilpunt

Schokbreker-steun

Figuur 3.103 - Onderdelen van de Sugar+ ophanging

Schokbrekerbout

Positie voor ‘long-travel’

Page 55: 04 Bike Owners Manual Nl

D.54 D.55HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Instellen van de Sugar+ op ‘long-travel’1. Volg de instructies op de vorige pagina om uw fiets af te stellen met

de Sybil-verbinding op ‘standard travel’, met de schokbreker op de bovenste stand (fig. 3.103).

2. Draai de montagemoer van de achterschokbreker enige slagen.3. Verplaats de schokbreker naar de onderste ‘long-travel’ montagegaten

van de Sybil verbinding.4. Installeer de schokbrekerbout weer en haal de moer aan zoals

beschreven onder Inspectie op de vorige pagina.5. Stel de ophangingsvork bij voor de verandering in de achtervering.Zoals bij alle onderdelen van de ophanging gelden de aanbevelingen voor

een initieel beginpunt. Probeer voor de ideale instelling kleine variaties in veerkracht en demping uit totdat u een instelling vindt die optimaal werkt voor het terrein en de wijze waarop u de fiets gebruikt.

Instellen van de Sugar+ op ‘short-travel’1. Voer de instructies onder Instellen van de Sugar+ op ‘long-travel’ in

omgekeerde volgorde uit.

Test de verandering in de afstelling van de ophanging altijd uit en raak vertrouwd met de stuurkarakteristieken en prestaties van de fiets voordat u snel of op moeilijk terrein rijdt. Leer de functie en prestaties van de wijzigingen in de ophanging door langzaam te rijden op makkelijk terrein.

Klein PalominoOp dit systeem is de arm met het hoofdframe verbonden

via een korte tuimelarmverbinding (fig. 3.104).

InspectieInspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-

bouten van de schokbreker en de spilpuntbouten goed zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan:

• Schokbrekerbouten 61-75 lb•in (6,9-8,5 Nm)

• Spilasbouten 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)

Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet. Probeer het achterwiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de Klein leverancier brengen.

Afstellen van de veringIn de gebruiksaanwijzing van de vering staat hoe u de achterschokbreker

voor de meeste fietsmodellen moet afstellen. Deze informatie beschrijft met name fijnafstelling voor de Fuel.

Op een gewone rit stelt u de vorken in op ongeveer 15% (12 mm) doorve-ring en de achterschokbreker op ongeveer 25% (9 mm) doorvering. Als uw rit langzamer of meer technisch is, zal meer doorvering soms gewenst zijn. Als u zeer snel of op een vlak terrein fietst, zal minder doorvering ideaal zijn. Bepaal de druk om mee te beginnen voor de doorvering in de onderstaande tabel en wijzig de instelling vervolgens in stappen van 0,25-0,5 atm (5-10 psi). Als op de schokbreker ook de demping afgesteld kan worden, stelt u die in op 2 klikken van ‘full fast’.

LBS PSI KG ATM LBS PSI KG ATM

100 50 45 3,4 180 90 85 6,4

110 55 50 3,8 190 95 90 6,8

120 60 55 4,2 200 100 95 7,2

130 65 60 4,5 210 105 100 7,6

140 70 65 4,9 220 110 105 8,0

150 75 70 5,3 230 115 110 8,3

160 80 75 5,7 240 120

170 85 80 6,1

Figuur 3.104 - Onderdelen van de Palomino ophanging

Schokbrekerbouten

Ventiel

Schokbrekerbouten

Spilpunten

Page 56: 04 Bike Owners Manual Nl

D.56 D.57HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Fietsframes worden gemaakt van diverse kwaliteitsmaterialen. Verzorg het fietsframe aan de hand van deze instructies voor veilig gebruik en om ervoor te zorgen dat de fiets lang meegaat.

InspectieInspecteer uw fietsframe (frame en vork) vóór elke rit op tekenen van

materiaalmoeheid. Krassen, barsten, deuken, vervorming en verkleuring zijn tekenen van door stress veroorzaakte materiaalmoeheid. Als een onderdeel tekenen van schade of materiaalmoeidheid vertoont, moet u het onderdeel vervangen voordat u de fiets gebruikt.

Frame-informatie - alle framesOp onze frames worden drie maten zadelpenbeugels gebruikt, bestemd voor

zadelpennen met een buitendiameter van 27,12 tot 27,20 mm, 29,12 tot 29,2 mm of 31,45 tot 31,60 mm. Meet voor installatie of de zadelpen voldoet aan deze tolerantie volgens de specificaties van uw frame.

Op frames van aluminium en staal moet u de zadelpen smeren om te voorkomen dat hij klem komt te zitten in het frame. De zadelpen in een frame van OCLV mag niet gesmeerd worden; in de zadelpenbeugel op frames van OCLV dient een dun laagje glasvezel als isolator om corrosie te voorkomen.

De onderdelen van aluminium of OCLV op uw fiets (inclusief framebuizen en onderdelen zoals tuimelarmen en naafvorken) zijn niet zo meegevend als staal. Pogingen tot afstelling van een onderdeel van aluminium of OCLV door het te verbuigen of te verdraaien kunnen ertoe leiden dat het onderdeel breekt. Aanpassen van de uitlijning van een frame van aluminium of OCLV wordt afgeraden.

De toleranties voor drukfittingen en de schroefdraadgrootte zijn van groot belang. Druk op een onderdeel dat te groot of slecht uitgelijnd is, kan het frame of onderdeel beschadigen. Te ver aandraaien van bouten of moeren kan de schroefdraad strippen of het onderdeel beschadigen. Zorg dat de schroef-draad van de trapas en de achterderailleur schoon en goed gesmeerd zijn voor installatie. Breng bevestigingsmateriaal met schroefdraad aanvankelijk aan met de hand, niet met een sleutel. De momentwaarde voor de schroefdraden in de trapas bedraagt 430-610 lb•in (48,6-68,9 Nm). De momentwaarde voor de schroefdraden in de achterderailleur bedraagt 70-85 lb•in (7,9-9,6 Nm).

Gebruik voor het schoonmaken van het frame geen oplosmiddelen of aggressieve chemische middelen. Verwijder stof en vuil met een zachte doek en een oplossing van water en een mild reinigingsmiddel. Gebruik van industriële oplosmiddelen voor het schoonmaken of verwijderen van verf kan de lak beschadigen.

Voor het verwijderen van de lak van een frame zijn speciale technieken en grote voorzichtigheid geboden. Agressieve schuurmiddelen verwijderen framemateriaal en kunnen de fiets verzwakken. Raadpleeg de fietsenmaker voor meer informatie.

Hoge temperaturen (zoals gebruikt voor poedercoating) en open vuur kunnen het kleefmiddel waarmee de frameonderdelen verbonden zijn, bescha-digen. Stel het frame niet bloot aan een temperatuur van meer dan 82 ºC.

Modificatie van het frame (op welke wijze dan ook) maakt de garantie ongeldig en kan onveilig zijn.

Het wijzigen van de vorken op uw fiets kan de stuurka-rakteristieken van de fiets veranderen of ongewenste stress-belasting van het frame veroorzaken. Een verende vork kan het frame extra belasten. Voeg nooit een verende vork toe aan een racefiets en wijzig nooit de stijl en/of de lengte van de vorken. Raadpleeg als u de vork op een fiets vervangt de fietsenmaker of de technische service-afdeling van Trek Bicycles om te controleren of de nieuwe vork geschikt is voor het frame van uw fiets.

ZORG VOOR UW FRAME EN VORK

WAARSCHUWINGModificeer nooit uw frameset of onderdelen ervan op welke manier dan ook, inclusief schuren, boren, vullen, het verwijderen van overtollige bevestigings-voorzieningen, installatie van ongeschikte vorken of welke andere methode dan ook. Een onjuist gemodificeerd frame of onjuist gemodificeerde vork of onderdelen kunnen ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt.

Figuur 3.105 - Kettingankerbe-schermer

Kettinganker-beschermer

24 mm

Page 57: 04 Bike Owners Manual Nl

D.56 D.57HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

Speciale vereisten voor OCLV road frames en vorken

Trek OCLV road frames moeten altijd voorzien zijn van een kettingankerbeschermer (fig. 3.105) en een kettinghouder (fig. 3.106) voor bescherming in geval van grijpen van de ketting of te ver doorschakelen voorbij het binnenste achtertandwiel. Zorg dat de onderdelen van de kettingankerbeschermer en de kettinghouder goed geïnstalleerd zijn en houd ze altijd in goede staat. Als ze van hun plaats komen of beschadigd raken, moet u door uw fietsenmaker onmiddellijk nieuwe laten installeren.

Bontrager-vorken van koolstofcomposiet zijn niet compatibel met mechanismen die rond het vorkblad klemmen, sensoren voor fietscomputers uitgezonderd. Gebruik geen mechanische bevestigingsmiddelen om andere onderdelen op deze vork te monteren. Raadpleeg uw Bontrager-dealer indien u onzeker bent over de artikelen die op deze vork kunnen worden gemonteerd.

Speciale framevoorzieningenSommige fietsen hebben een accessoirepoort

(fig. 3.107); dit is een uniek bevestigingspunt waarop u speciale accessoires kunt bevestigen. Deze accessoires omvatten aanhangers, bagagedragers etc. Raadpleeg de fietsenmaker voor nadere informatie.

FramereparatiesDe meeste vormen van frameschade kunnen in de fabriek worden gerepa-

reerd. U moet uw frame via een erkend leverancier terugsturen.

INSTRUCTIES VOOR DE VOUWFIETSSommige fietsmodellen hebben een grote

scharnier in het midden (fig. 3.108) waarmee de fiets voor opslag of transport kan worden opgevouwen. Deze instructies behandelen het opvouwen en uitvouwen van een vouwfiets.

Voorkom knellen in het vouwmechaniekWanneer u het vouwmechaniek gebruikt moet

u uw vingers en andere lichaamsdelen buiten de op te vouwen onderdelen houden. Voorkom tevens dat kabels en de behuizing worden afgekneld: dat kan de kabels beschadigen.

InspectieControleer voor elke rit of de framevergrendeling, de onderste snelspanner

en de andere snelkoppelingen goed afgesteld en vastgezet zijn. Controleer of de framevergrendeling gesloten is en het frame een rigide structuur is geworden door te proberen om het middelpunt van het frame zijdelings te bewegen. Als u voelt dat er beweging is, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

Op- en uitvouwen van de fietsVoor het opvouwen is geen gereedschap nodig; het duurt

niet meer dan een minuut. Zorg voordat u begint dat u bekend bent met de werking van snelspanners. Op pagina 42-43 staat de procedure voor gebruik van de snelspan-ners van de wielen vermeld: dit is een op vergelijkbare wijze werkend mechaniek.

Lager zetten van het zadel1. Open de snelspanner van de zadelpen en zet het zadel

op de laagste stand.

LET OPAfknellen van lichaamsdelen tussen de inklapbare onderdelen kan ernstig letsel veroorzaken. Houd uw vingers buiten bereik van de inklapmechanieken.

Figuur 3.106 - Kettinghouder

Kettinghouder

Figuur 3.107 - Accessoirepoort

Universeel bevestigings-punt

Figuur 3.108 - Vouwfiets klaar voor gebruik

Scharnier en grendel

Figuur 3.109 - Bovenste en onderste snelspanner op de stuurpen

Bovenste snelspanner

Onderste snel-spanner

Page 58: 04 Bike Owners Manual Nl

D.58 D.59HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

2. Sluit de snelspanner om de zadelpen op zijn plaats vast te zetten (het zadel fungeert als een handvat).

Inklappen van de pedalen1. Duw het uiteinde van het pedaal direct naar binnen,

naar de crank toe.2. Vouw het pedaal om.3. Herhaal dit voor het andere pedaal.

Inklappen van de stuurpen1. Draai de hendelvergrendeling (fig. 3.110) van de

onderste snelspanner vandaan.2. Houd het stuur vast om afknellen te voorkomen,

houd de kabels opzij en open de onderste snelspanner (fig. 3.109).

3. Klap het stuurgedeelte omlaag (fig. 3.111).

Figuur 3.111 - Pedalen ingeklapt, zadel omlaaggezet en stuurpen ingeklapt

Figuur 3.112 - De opgevouwen fiets

WAARSCHUWINGFietsen op een vouwfiets met speling in de onderste snelspanner of de framescharnier kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Als het vouwframe beweegt bij de stuurpen of de frameschar-nier, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.

Figuur 3.110 - Open de onderste snelspanner

Hendelvergren-deling (ontgrendeld)

Opvouwen van het frame1. Open de vergrendeling.2. Trek het uiteinde van

de grendel naar buiten (van het frame vandaan) totdat de vergrendeling opent.

3. Pas op dat u of de kabels niet gekneld raken en vouw de fiets op (fig. 3.112).

Uitvouwen van het frame1. Herhaal de stappen van de opvouwprocedure in omgekeerde volgorde.

AfstellingAls het frame of de stuurpen niet rigide is nadat u de

fiets hebt ontvouwen, kan dat betekenen dat de framever-grendeling of de snelspanner van de stuurpen afgesteld moet worden. Als u voelt dat er beweging is in een vergrendelde en vastgezette framevergrendeling of de stuurpen, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsen-maker brengen.

Page 59: 04 Bike Owners Manual Nl

D.58 D.59HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering

FIETSACCESSOIRES - Lampen, bagagedrager, spatborden en fietsbel

InleidingOm het naar en van het werk rijden te vergemak-

kelijken, hebben sommige fietsen een verzameling accessoires, waaronder een dynamo met lamp (fig. 3.113) voor beter zicht, spatborden om de fiets en fietser droog te houden, een bagagedrager, en een fietsbel voor waarschuwing en begroeting. Alle accessoires moeten in goede staat gehouden worden.

InspectieControleer elke maand of de volgende bouten en

moeren goed zijn aangedraaid:

Stelmoeren van de spatborden: 30-40 lb•in (3,5-4,5 Nm) Spatbord- en bagagedragerbouten: 50-60 lb•in (5,7-6,8 Nm)

Als uw fiets nog andere accessoires heeft, moeten ook die maandelijks geïnspecteerd worden.

LampenDe lampen op uw fiets zijn ontworpen en op uw fiets geïnstalleerd voor

extra veiligheid bij slecht licht door mist of omdat het donker is. Deze lampen worden gevoed door een dynamo, dus batterijen zijn niet nodig. Voor goede werking van uw lampen moet de dynamo goed geïnstalleerd en afgesteld zijn en tegen de band AAN lopen en moet u snel genoeg rijden om voldoende stroom op te wekken, meestal met een snelheid van 5-7 km/uur.

Om de dynamo tegen de band aan te laten lopen en de lampen aan te zetten, duwt u de dynamo naar de stand die u ziet in figuur 3.113. Hierdoor draait de dynamo en gaan de lampen branden zodra u begint te fietsen. Controleer of zowel de koplamp als het achterlicht branden wanneer u begint te fietsen. Om de lampen uit te zetten, duwt u de dynamo van de band vandaan tot u een klik hoort. Als u dat goed doet, blijft de dynamo in de stand UIT staan.

Inspecteer de lampen. Voor een optimaal resultaat moeten de lampen goed gericht zijn voor de juiste combinatie van lichtsterkte en afstand voor uw fietsstijl, en tevens op de beste plaats voor uw fiets (doorgaans recht voor de fiets) gericht zijn. De lenzen van de lampen moeten schoon zijn. Denk eraan dat het zicht afneemt als u bij donker fietst, ook als de koplamp brandt. Pas uw snelheid overeenkomstig aan voor veiligheid. Denk er ook aan dat u minder goed zichtbaar bent dan overdag, zelfs als uw fietslicht aan is. Rijd altijd defensief!

Naast het goed richten van het fietslicht en het schoonhouden van de lens voor optimaal licht zult u af en toe de gloeilampjes moeten vervangen. Het verdient aanbeveling dit om de zes maanden te doen, omdat gloeilampjes zonder nadere aankondiging stuk gaan. Als u de gloeilampjes periodiek vervangt, vermindert u het risico dat een gloeilampje doorbrandt tijdens gebruik, waardoor u zonder werkend licht zou komen te zitten.

De bedrading van de fietslichten op uw fiets is soms gedeeltelijk binnenin het frame aangebracht om de draden te beschermen. Zorg dat er niet aan deze draden getrokken wordt en ze niet ingesneden worden: door een beschadigde draad kan het fietslicht stoppen met werken.

WAARSCHUWINGWanneer u niet fietst, levert de dynamo geen stroom aan de gloeilampjes van de fietslichten zodat u voor ander verkeer minder goed zichtbaar bent. Gebruik een aanvullende lichtbron met batterij of stop alleen op goedverlichte plaatsen buiten de verkeersstroom.

Figuur 3.114 - Vervangen van het gloeilampje

Figuur 3.113 - Dynamo en koplamp

AAN

Page 60: 04 Bike Owners Manual Nl

D.60

InstallatieUw fietsenmaker kan u de juiste gloeilampjes leveren. De volt- en

wattwaarden voor het lampje staan op de fitting vermeld. De meest frequent gebruikte gloeilampjes zijn:• Koplamp - 6 V, 2,4 W• Achterlicht - 6 V, 0,6 W

Installeren van een gloeilampje1. Kijk naar de stelschroef van de lens op de achterkant van de koplamp

of het achterlicht (fig. 3.114). 2. Draai de schroef los met een kruiskopschroevendraaier. 3. Draai de lens een kwartslag rechtsom en til het lensgedeelte van

de fitting. U kunt vervolgens het gloeilampje losschroeven: pas daarbij op dat u het lampje niet breekt.

4. Zorg dat u de draad in de fitting niet van zijn plaats haalt en schroef een nieuwe gloeilampje vingervast in.

5. Plaats de lens op de fitting en draai de lens een kwartslag linksom. 6. Installeer de stelschroef van de lens met een kruiskopschroevendraaier.Controleer de werking van het nieuwe gloeilampje. Controleer of de

bedrading goed is aangebracht als het lampje niet werkt. Controleer het nieuwe lampje op eventuele beschadiging als het lampje ook daarna niet werkt.

TREK BICYCLE CORPORATIONGARANTIEVOORWAARDEN

Trek Bicycle Corporation garandeert elk nieuw fietsframe en elke rigide vork van de merken Trek, Fisher, Klein of LeMond tegen defecten in vakman-schap en materialen voor de levensduur van de oorspronkelijke eigenaar. Trek Bicycle Corporation garandeert tevens alle oorspronkelijke onderdelen, met uitzondering van verende voorvorken en achterschokbrekers, voor een periode van één jaar vanaf de aankoopdatum. Verende voorvorken en achter-schokbrekers vallen onder de garantie die wordt geboden door de oorspron-kelijke fabrikant. Lak en plakplaatjes worden voor één jaar gegarandeerd. Deze garantie is uitdrukkelijk beperkt tot de reparatie of vervanging van een defect frame of defecte vork en is het uitsluitende verhaal onder de garantie. Deze garantie heeft alleen betrekking op de oorspronkelijke eigenaar en kan niet worden overgedragen.

Claims onder deze garantie moeten via een erkend leverancier worden ingediend. Bewijs van aankoop is vereist. Er moet een garantieregistratie-kaart worden ingevuld en door Trek Bicycle Corporation ontvangen zijn voordat een garantieclaim kan worden verwerkt.

De garantie dekt geen normale slijtage, onjuiste montage of follow-up onderhoud, of de installatie van onderdelen of accessoires die niet oorspron-kelijk bedoeld zijn voor, of compatibel zijn met de fiets zoals deze wordt verkocht.

De garantie heeft geen betrekking op schade of defecten als gevolg van ongelukken, onjuist gebruik, misbruik of verwaarlozing. Wijziging van het frame of de onderdelen maakt deze garantie ongeldig.

Trek Bicycle Corporation is niet verantwoordelijk voor incidentele of gevolgschade. Sommige staten staan uitsluiting van incidentele of gevolg-schade niet toe, zodat het mogelijk is dat de bovenstaande uitsluiting voor u niet geldt. Arbeidsloon voor verandering van onderdelen wordt niet door de garantie gedekt.

De garantie geeft de consument specifieke wettelijke rechten die van plaats tot plaats kunnen verschillen. Deze garantie heeft geen invloed op de wettelijke rechten van de consument.