01 Tonen, trappen en ladders 01, 2017 · 'dq nrpw ³+rruw gh nornnhq oxlghq´ 'lh wrqhq oljjhq lq...

12
Tonen, trappen, ladders en sleutels 1 Talen… De meesten onder ons kennen en gebruiken dagelijks 2 talen: onze gesproken taal van klanken en de geschreven taal van tekens. Wat we schrijven is een afgesproken taal van tekens, van grote en kleine letters (geordend in het alfabet), cijfers en leestekens. Zowel de gesproken als geschreven taal zijn afhankelijk van het land waar we leven en ook van de tijd: We spreken en schrijven geen oud-Nederlands meer; Het Griekse en cyrillische (Rusland) alfabet gebruiken we niet in België, Egyptische hiërogliefen, Chinese en Japanse tekens zijn ons vreemd; In het westen splitsen we woorden in klanken (klinkers en medeklinkers), die we als letters schrijven, maar meerdere klanken worden in de landen van Europa anders geschreven: o ‘eu’ wordt ‘ö’ in het Duits o ‘ee’ wordt ‘é’ in het Frans, ‘ei’ wordt ‘è’, enz… Muziek… Zoals de gesproken taal wordt muziek gevormd door klanken. Als we muziek willen gaan schrijven (om die daarna te kunnen lezen en zingen) zullen we ook een aantal (lees)tekens moeten gaan afspreken. We zullen tekens moeten afspreken voor o klanken, die we gaan ordenen in een systeem zoals ons alfabet, o de duur van de klank (ritme) o zinsbouw (waar begint en eindigt de zin), o dynamiek (zacht of hard) o tempo (snel of traag). o metrum (marcheren of walsen…) o harmonie (samenklank, akkoorden) Het leren schrijven en lezen van zo’n afgesproken taal van tekens, kan enkel door studie, veel oefening en regelmatig (liefst dagelijks) gebruik. Laten we beginnen… Stel dat we het bekende liedje “Broeder Jacob” willen gaan schrijven (met de bedoeling om dat lied later te kunnen lezen en reproduceren!). Een lied bestaat uit een tekst die gezongen wordt op een melodie. Een melodie is een reeks van geordende klanken. Sommige klanken zijn hoger, andere soms lager. Sommige klanken zijn kort en andere lang We noemen die klanken de tonen van ons lied. Tonen worden in de muzieknotatie voorgesteld als ‘noten’.

Transcript of 01 Tonen, trappen en ladders 01, 2017 · 'dq nrpw ³+rruw gh nornnhq oxlghq´ 'lh wrqhq oljjhq lq...

Tonen, trappen, ladders en sleutels

1

Talen…

De meesten onder ons kennen en gebruiken dagelijks 2 talen: onze gesproken taal van klanken en de geschreven taal van tekens. Wat we schrijven is een afgesproken taal van tekens, van grote en kleine letters (geordend in het alfabet), cijfers en leestekens.

Zowel de gesproken als geschreven taal zijn afhankelijk van het land waar we leven en ook van de tijd:

We spreken en schrijven geen oud-Nederlands meer; Het Griekse en cyrillische (Rusland) alfabet gebruiken we niet in België, Egyptische hiërogliefen, Chinese en Japanse tekens zijn ons vreemd; In het westen splitsen we woorden in klanken (klinkers en medeklinkers), die we als

letters schrijven, maar meerdere klanken worden in de landen van Europa anders geschreven: o ‘eu’ wordt ‘ö’ in het Duits o ‘ee’ wordt ‘é’ in het Frans, ‘ei’ wordt ‘è’, enz…

Muziek…

Zoals de gesproken taal wordt muziek gevormd door klanken. Als we muziek willen gaan schrijven (om die daarna te kunnen lezen en zingen) zullen we ook een aantal (lees)tekens moeten gaan afspreken. We zullen tekens moeten afspreken voor

o klanken, die we gaan ordenen in een systeem zoals ons alfabet, o de duur van de klank (ritme) o zinsbouw (waar begint en eindigt de zin), o dynamiek (zacht of hard) o tempo (snel of traag). o metrum (marcheren of walsen…) o harmonie (samenklank, akkoorden)

Het leren schrijven en lezen van zo’n afgesproken taal van tekens, kan enkel door studie, veel oefening en regelmatig (liefst dagelijks) gebruik.

Laten we beginnen…

Stel dat we het bekende liedje “Broeder Jacob” willen gaan schrijven (met de bedoeling om dat lied later te kunnen lezen en reproduceren!).

Een lied bestaat uit een tekst die gezongen wordt op een melodie. Een melodie is een reeks van geordende klanken. Sommige klanken zijn hoger, andere soms lager. Sommige klanken zijn kort en andere lang We noemen die klanken de tonen van ons lied.

Tonen worden in de muzieknotatie voorgesteld als ‘noten’.

Tonen, trappen, ladders en sleutels

2

Als eerste eigenschap hebben tonen een toonhoogte. Als noten worden ze geordend tegenover horizontale lijnen. Een hogere toon wordt een noot die, tegenover een horizontale lijn, hoger wordt geschreven dan een lagere.

Laten we beginnen met de eerste 4 tonen:

De volgende 4 tonen zijn een herhaling: Broeder Jacob. Broeder Jacob.

Daarna volgt 2 keer: “Slaap jij nog?” Die tonen liggen hoger. We moeten we een lijn gaan bijschrijven:

Dan komt “Hoort de klokken luiden”. Die tonen liggen in het begin opnieuw hoger. Dat wordt dus een nieuwe lijn:

Voor “bim-bam-bom” moeten we voor de “bam” veel lager. We hebben onderaan twee lijnen nodig:

Voor het volledige liedje hebben we nu vijf horizontale lijnen gebruikt. Als we enkele verticale lijnen en dubbelpunten toevoegen als herhalingstekens, wordt ons liedje:

Tonen, trappen, ladders en sleutels

3

We kunnen deze methode gaan toepassen op andere bekende liedjes. Soms hebben we vier lijnen nodig, maar meestal vijf…

De notatie van de westerse muziek gebeurt sinds de 16e eeuw op vijf lijnen.

Toonladders

De laatste toon van een lied of van gelijk welk ander muziekstuk wordt eindtoon of ‘finalis’ genoemd.

Alle andere tonen kunnen volgens hun toonhoogte, tegenover deze eindtoon geordend worden. Als we de eindtoon als laagste nemen, dan krijgen we van laag naar hoog:

We krijgen hiermee een toonladder. Elk toon is een toontrap. De voorstelling van de tonen tezamen met de horizontale lijnen noemen we notenbalk.

De ladder begint op de grond, bij de grondtoon, d.i. de eindtoon, en klimt steeds hoger tot we … opnieuw een toon krijgen die net als de grondtoon klinkt, … maar dan veel hoger. Alle andere tonen van de toonladder zijn verschillend. Als we starten van de laagste grondtoon als begintoon, dan kunnen we zeven verschillende tonen onderscheiden.

De achtste toon is opnieuw de (hoger klinkende) grondtoon. We noemen de afstand tussen de eerste en achtste tonen, het octaaf (octavus (latijn) = 8ste ).

Onze westerse muziek heeft steeds zeven tonen binnen het octaaf. We noemen die de stamtonen.

Reeds in de vroege middeleeuwen (Guido van Arezzo -1050) kregen deze stamtonen elk een aparte naam, met de bedoeling om ze gemakkelijk te kunnen zingen, onafhankelijk van de tekst van het lied.

Tonen, trappen, ladders en sleutels

4

De stamtonen werden genoemd naar de eerste lettergrepen van een toenmalig bekend religieus lied:

Ut queant laxīs Resonāre fībrīs Mīra gestōrum Famulī tuōrum, Solve pollūtī Labiī reātum, Sancte Iōhannēs.

Opdat de uwen onbelemmerd zingen met sterke stemmen van Uw grote daden reinig hun lippen van de smet der zonde Heilige Johannes.

‘Ut’ was echter niet gemakkelijk om te zingen en deze naam werd snel vervangen door ‘Do’ (van

Domini). Later werd ook de ‘Si’ toegevoegd (beginletters van Sancte Iōhannēs)..

De stamtonen zijn dus in volgorde: Do, re, mi, fa, sol, la, si.

We kunnen deze tonen op de (moderne) piano gemakkelijk terugvinden als de ‘witte’ toetsen. Veel liedjes kunnen op de piano gespeeld worden met alleen maar deze witte toetsen. Zo gespeeld, heeft een heel grote groep liedjes de Do als eindtoon - ze klinken alle vrolijk en open.

Zo gespeeld, heeft een andere groep liedjes de La als eindtoon - ze klinken ingetogen en soms zelfs triest (vb. “Wayfarin’ Stranger”) . Deze groep liedjes gebruikt de toontrap:

Beide groepen van liedjes hebben gemeen, dat ze met de witte toetsen van de piano kunnen gespeeld worden.

De piano heeft echter ook zwarte toetsen, maar niet tussen de ‘Mi’ en de ‘Fa’ en tussen de ‘Si’ en de ‘Do’. De toonafstanden tussen ‘de toetsen Mi’ en ‘Fa’ en tussen ‘Si’ en ‘Do’ zijn kleiner dan tussen de andere witte toetsen. Die toonafstanden tussen de toetsen van ‘Mi’ en Fa’ en ‘Si’ en ‘Do’ noemen we halve tonen. De afstanden tussen de tonen van de andere opeenvolgende witte toetsen noemen we hele tonen.

Beide groepen van liedjes (vrolijke en triestige) hebben dus gemeen, dat ze tussen de ‘Mi’ en de ‘Fa’ en tussen de ‘Si’ en de ‘Do’ steeds een halve toon hebben (terwijl ze wel een verschillende eind- of grondtoon hebben - ‘Do’ en ‘La’).

Nog vóór de stamtonen hun zangnamen kregen (do, re mi…), werden de tonen aangeduid met een letter uit het alfabet. De laagste toon kreeg de letter ‘a’.

Tonen, trappen, ladders en sleutels

5

Met de letters a, b, c,… kunnen we niet zingen, maar we gebruiken ze om de absolute toonhoogte aan te geven. De ‘a’ wordt de absolute ‘La’, de ‘b’ de ‘si’, de ‘c’ de ‘do, enz…

Vrouwen en mannen…

Vrouwen zingen (absoluut) hoger dan mannen. Vroeger werd er alleen door mannen gezongen in een koor. Toen vrouwen later werden toegevoegd, was er in het notenschrift een nieuwe reeks van vijf horizontale lijnen nodig, hoger dan de 5 lijnen van de mannen.

De notenbalken van vrouwen en mannen, beide samen in 1 systeem wordt:

We verkrijgen op die manier de elflijnige notenbalk.

Merk op dat de centrale lijn, een do-lijn is. Deze toon (c1) wordt de centrale do genoemd. Ten opzichte van de centrale do, liggen de lijnen van vrouwen en mannen symmetrisch.

Sleutels

Met elf lijnen werken, is echter onpraktisch. Zoveel lijnen vraagt ten minste een markering.

Laat ons beginnen met de centrale do te merken :

Zo’n markering noemen we een sleutel.

In bovenstaand geval is dit de do sleutel, hier voorgesteld met de letter C.

Veel duidelijker wordt dit systeem echter niet. Bovendien hebben de vrouwen eigenlijk alleen de bovenste lijnen nodig, terwijl de mannen alleen de onderste. Zingen zij apart, dan blijven vele lijnen onbenut.

Tonen, trappen, ladders en sleutels

6

Laten we de notenbalken van vrouwen en mannen splitsen in:

en

De markering van de centrale do is in beide gevallen onpraktisch. Deze sleutel ligt ofwel volledig onder, ofwel volledig boven de notenbalk. Het liefst zouden we een merkteken aanbrengen op een lijn van de notenbalk, dat leest gemakkelijker.

We merken daarom, voor de vrouwen de tweede lijn boven de centrale do, voor de mannen de

tweede lijn onder de centrale do, respectievelijk de sol (g1) met G en de fa (f) met F.

en

Zowel de C-, F en G-markeringen worden in de moderne muziek gebruikt als sleutels. De letters C, F, en G werden door de eeuwen heen gestileerd, er werd een mooiere vorm aan gegeven:

Tonen, trappen, ladders en sleutels

7

G- of sol-sleutels die g1 fixeren:

F-of fa-sleutels, die f fixeren:

C- of do-sleutels, die c1 fixeren:

In koor…

Sinds de 19e eeuw worden volgende sleutels gebruikt in de koorpartituur:

Vioolsleutel (= sol-sleutel op de tweede lijn) voor sopraan en alt

Octaverende vioolsleutel (= sol-sleutel op de tweede lijn maar onderaan het cijfer 8 als aanduiding dat de tonen een octaal lager klinken dan genoteerd) voor tenor (*)

Bassleutel (fa-sleutel op de vierde lijn) voor bas

(*) wanneer een werk voor gemengd koor op twee notenbalken genoteerd wordt, staat de tenorpartij in de bassleutel (de reële toonhoogte).

In de koorpartituur worden alle gelijktijdig klinkende partijen van een koorwerk genoteerd boven elkaar, van laag naar hoog. Een accolade verbindt de verschillende partijen tot een systeem. De tekst komt onder de notenbalk van de betreffende partij te staan.

Tonen, trappen, ladders en sleutels

8

Oorspronkelijk werden voor sopraan, alt en tenor de toepasselijke C-sleutels gebruikt. Nu gebruiken we de sleutels zoals hierboven aangeduid.

Tonen, trappen, ladders en sleutels

9

Even samenvatten (+ nog enkele weetjes)…

Benaming van de stamtonen

a) Syllabische benaming De stamtonen worden benoemd door middel van zeven lettergrepen: do, re, mi, fa, sol, la, si. Deze toonnamen worden meestal gebruikt voor de relatieve toonhoogte (tussen ‘mi’ en ‘fa’ en tussen ‘si’ en ‘do’ zitten steeds halve tonen). In de Romaanse landen (en dus ook in België) worden de syllabische toonnamen echter (uitzonderlijk) gebruikt voor de absolute toonhoogte.

b) Alfabetische benaming De stamtonen worden benoemd met de eerste letters van het alfabet: a, b, c, d, e, f, g. De alfabetische toonnamen worden gebruikt voor de absolute toonhoogte. Voor de a1 is de absolute toonhoogte (sinds 1939) vastgesteld op 440 Hz. In de Romaanse landen is ‘a’ hetzelfde als ‘la’.

Het octaaf

Het octaaf is een auditief interval (afstand) tussen twee tonen, waarvan de geluidsfrequentie van de ene toon exact het dubbele is van de frequentie van de andere. Beide tonen lijken zeer sterk op elkaar: het lijken dezelfde tonen, maar de ene klinkt hoger dan de ander.

Octaafreeks

De hoogste toontrap binnen het octaaf is de grondtoon van de volgende, hoger klinkende octaafreeks.

(Het toonbereik van de westerse muziek omvat negen octaafreeksen.)

Hele en halve toonafstanden

De stamtoonladder bestaat uit een karakteristieke opeenvolging van hele en halve toonafstanden (kortweg hele en halve tonen).

Tonen, trappen, ladders en sleutels

10

Er zijn vijf hele tonen en twee halve tonen in een octaaf.

(De specifieke afwisseling tussen vijf hele en twee halve tonen wordt diatoniek genoemd. Door een verdere deling van de vijf hele tonen in telkens twee halve tonen, ontstaat de chromatiek.) (Onze heptatonische toonladder heeft zeven tonen binnen het octaaf, waarvan 5 hele en 2 halve d.i. een diatonische toonladder.) (Een pentatonische toonladder heeft slechts vijf tonen binnen het octaaf.) (Een chromatische toonladder bestaat uitsluitend uit halve tonen: 5x2+2 = 12 toontrappen)

De notenbalk

Elke toon wordt voorgesteld door een noot.

De noten worden geschreven op een vijflijnig systeem: de notenbalk.

Systeem staat synoniem voor notenbalk of een combinatie van meer balken die aan elkaar gekoppeld zijn door een accolade.

(De notenbalk biedt ruimte voor elf noten: vijf lijnnoten, vier tussennoten en één noot onder en boven de balk.)

(Onder en boven de notenbalk kan de omvang worden uitgebreid door middel van hulplijnen.)

Tonen, trappen, ladders en sleutels

11

Sleutels

Vooraan de notenbalk wordt een sleutel gezet.

Deze sleutel fixeert de absolute toonhoogte van een bepaalde lijnnoot.

Er zijn drie soorten sleutels:

1. Sol sleutels, die de plaats van de toon g1 fixeren. 2. Fa-sleutels, die de plaats van de toon f fixeren. 3. Do sleutels, die de plaats van c1 fixeren.

In onze koorpartituren zijn 3 sleutels in gebruik:

1. De sol sleutel op de tweede lijn, ook de vioolsleutel genoemd, wordt gebruikt door sopraan en alt;

2. De octaverende sol-sleutel met de sol-sleutel op de tweede lijn, maar onderaan de sleutel het cijfer 8, wordt gebruikt door de tenoren. Daarmee klinken de tonen een octaaf lager dan genoteerd.

3. De fa-sleutel op de vierde lijn. Dit is de bassleutel en wordt inderdaad voornamelijk gebruikt door de bassen, maar soms ook door de tenoren.

(De do-sleutel op de derde lijn is de eigenlijke altsleutel, maar deze sleutel wordt enkel gebruikt in de instrumentale muziek, bijv. door de altviool.)

(De do-sleutel op de vierde lijn is de eigenlijke tenorsleutel, maar deze sleutel wordt enkel gebruikt in de instrumentale muziek, bijv. door de fagot.)

(De do-sleutel op de eerste lijn (sopraansleutel), de do-sleutel op de tweede lijn (mezzosopraansleutel) en de fa-sleutel op de derde lijn (baritonsleutel) zijn ‘oude’ sleutels. Ze zijn sinds de 20ste eeuw niet meer in gebruik.)

Centrale do

In de notenbalk met vooraan de vioolsleutel, staat de centrale do op de eerste hulplijn onder de notenbalk.

In de notenbalk met vooraan de bassleutel, staat de centrale do op de eerste hulplijn boven de notenbalk.

Ten opzichte van deze ‘centrale’ do (c1), liggen beide notenbalken dus symmetrisch.

Tonen, trappen, ladders en sleutels

12

Uitgaande daarvan kan een aaneengesloten 11-lijnig systeem worden gevormd, bestaande uit twee boven elkaar geplaatste notenbalken, verbonden door een denkbeeldige centrale lijn. Op die manier komt de elflijnige notenbalk tot stand.

Een beetje geschiedenis: de Gregoriaanse muzieknotatie

Hieronder vind je een voorbeeld van de muzieknotatie die sinds de middeleeuwen in de Europa gebruikt wordt voor kerkmuziek:

Merk op:

1. De do-sleutel ligt helemaal bovenaan; 2. De notenbalk heeft slechts 4 lijnen; 3. Tonen worden niet voorgesteld door ronde noten, maar door vierkante blokjes; 4. Er is geen aanduiding van ritme, maatsoort en maatstrepen ontbreken.